31005/27/4/A/1 Besluit van de deputatie van de Provincieraad, houdende definitieve beslissing over milieuvergunningsaanvraag van N.V. AGC FLAT GLASS EUROPE NV- AGC SEAPANE gelegen Lisseweegse Steenweg 52 (&14) te Zeebrugge (Brugge). De deputatie van de Provincieraad, Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, zoals gewijzigd bij de decreten van 7 februari 1990, van 12 december 1990, van 21 december 1990, van 22 december 1993, van 21 december 1994, van 8 juli 1996, van 21 oktober 1997, van 11 mei 1999, van 18 mei 1999, van 9 maart 2001, van 21 december 2001, van 18 december 2002, van 16 januari 2004, van 6 februari 2004, van 26 maart 2004, van 22 april 2005 , van 19 mei 2006, van 22 december 2006, van 9 november 2007 en van 7 december 2007 en van 12 december 2008; Gelet op het besluit d.d. 6 februari 1991 van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning; gewijzigd bij besluit van de Vlaamse Executieve van 27 februari 1992, bij besluit van 28 oktober 1992, bij besluit van 27 april 1994, bij besluit van 1 juni 1995, bij besluit van 26 juni 1996, bij besluit van 22 oktober 1996, bij besluit van 12 januari 1999, bij besluit van 15 juni 1999, bij besluit van 29 september 2000, bij besluiten van 20 april 2001, besluit van 13 juli 2001, bij besluit van 7 september 2001, bij besluit van 5 oktober 2001 en bij besluit van 31 mei 2002, het besluit van 19 september 2003, het besluit van 28 november 2003, het besluit van 12 december 2003, het besluit van 9 januari 2004, het besluit van 6 februari 2004 het besluit van 5 december 2003, het besluit van 14 mei 2004, het besluit van 14 juli 2004, bij besluit van 23 april 2004, bij besluit van 4 februari 2005, bij besluit van 29 april 2005, bij besluit van 3 juni 2005, bij besluit van 15 september 2006, bij besluit van 22 september 2006, bij besluit van 8 december 2006, bij besluit van 9 februari 2007, bij besluit van 7 december 2007, bij besluit van 11 januari 2008, bij besluit van 14 december 2007, bij besluit van 7 maart 2008, bij besluit van 9 mei 2008, bij besluit 6 juni 2008, bij besluit 19 september 2008 en bij besluit 12 december 2008 en het decreet van 18 mei 1999; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (VLAREM II, Belgisch Staatsblad d.d. 31 juli 1995), gewijzigd bij besluit van 6 september 1995, bij besluit van 26 juni 1996, bij besluit van 3 juni 1997, bij besluiten van 17 december 1997, bij besluit van 24 maart 1998, bij besluit van 6 oktober 1998, bij besluit van 19 januari 1999, bij besluit van 15 juni 1999, bij besluit van 3 maart 2000, bij besluit van 17 maart 2000, bij besluit 17 juli 2000, bij besluit 13 oktober 2000, bij besluit 19 januari 2001, bij besluiten van 20 april 2001, bij besluit van 13 juli 2001, bij besluit van 18 januari 2002, bij besluit van 25 januari 2002, bij besluit van 31 mei 2002, bij besluiten van 14 maart 2003, bij besluit van 21 maart 2003, het besluit van 19 september 2003, het besluit van 28 november 2003, het besluit van 5 december 2003, het besluit van 12 december 2003, het besluit van 9 januari 2004, het besluit van 6 februari 2004, het besluit van 2 april 2004, het besluit van 26 maart 2004, het besluit van 23 april 2004, bij besluit van 14 mei 2004, bij besluit van 4 februari 2005, bij besluit van 7 januari 2005, bij besluit van 22 juli 2005, bij besluit van 27 januari 2006, bij besluit van 15 september 2006, bij de besluiten van 8 december 2006, bij besluit van 8 december 2006, bij besluit van 22 december 2006, bij besluit van 9 februari 2007 , bij besluit van 7 december 2007, bij besluit van 14 december 2007, bij besluit van 21 maart 2008, bij besluit van 7 maart 2008, bij besluit van 9 mei 2008, bij besluit 6 juni 2008 en bij besluit 19 september 2008; Gelet op het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, inzonderheid op artikel 8, en het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 tot vaststelling van nadere regels voor de toepassing van de watertoets; Gelet op de volgende vergunning(en) en beslissingen die met betrekking tot de exploitatie van de hierna vermelde inrichting werden getroffen, en op de datum van de indiening van de hierna vermelde milieuvergunningsaanvraag van toepassing waren;
1
Gelet op het besluit d.d. 08/11/2007 van de deputatie waarbij de vergunning verleend wordt voor het verder exploiteren en veranderen van een glasverwerkend bedrijf voor een termijn van 20 jaar en voor de lozing gezuiverd bedrijfsafvalwater dat gevaarlijke stoffen bevat via 2 lozingspunten op de riolering die naar de RWZI gaat : LP 1 max. 98.000 m3/j en LP2 : 78.000 m3/j voor een termijn van 16 maanden op proef (tot 08/03/2009; Gelet op de melding overname d.d. 05/12/2007 door NV AGC Flat Glass Europe NV – AGC Seapane tov Glaverbel Seapane; Gelet op het Gunstig advies dd. 24/12/2008van het College van Burgemeester en Schepenen; Gelet op het horen van de aanvrager door de Provinciale Milieuvergunningscommissie; Gelet op het gunstig advies dd. 23/01/2009 van de afdeling van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie , bevoegd voor milieuvergunningen; Gelet op het gunstig advies dd. 22/01/2009 van de afdeling van de Vlaamse Milieumaatschappij, bevoegd voor het lozen van afvalwater en de emissie van afvalgassen in de atmosfeer; Gelet op het Gunstig advies dd. 6/02/2009 van de Provinciale Milieuvergunningscommissie Gelet op het evaluatieverslag d.d. 19/12/2008 van de afdeling Milieu-inspectie waaruit blijkt dat de vereiste studie werd ingediend. Met betrekking tot de lozing van het afvalwater op riool vormt tin de meest kritische parameter. Bij monstername op schepmonsters werden er sinds 2005 regelmatig overschrijdingen van deze parameter geconstateerd met waarden schommelend tussen 2,2 en 5,5 mg/l. De aangevraagde norm voor schepmonsters van 4 mg/l voor de lozing van tin op riool zal aan het bedrijf de nodige marge geven om in een periode van 2 jaar bijkomende aanpassingen aan de installaties te verwezenlijken met het oog op een verlaging van deze lozingsnorm. Zonder bijkomende aanpassingen kan de norm van 2 mg/l op schepmonsters moeilijk gehaald worden. De problematiek dient door de exploitant nauwgezet opgevolgd te worden zodat er één jaar na de definitieve ingebruikname van de nieuwe installaties een evaluatie kan gemaakt worden. Gelet op de ligging van de inrichting, volgens de ons beschikbare gegevens, in een gebied voor milieubelastende industrie van het gewestplan Brugge-Oostkust (d.d. 07/04/1977) waarvoor volgende voorschriften van toepassing zijn : 2. De industriegebieden : 2.0. Deze zijn bestemd voor de vestiging van industriële of ambachtelijke bedrijven. Ze omvatten een bufferzone. Voor zover zulks in verband met de veiligheid en de goede werking van het bedrijf noodzakelijk is, kunnen ze mede de huisvesting van het bewakingspersoneel omvatten. Tevens worden in deze gebieden complementaire dienstverlenende bedrijven ten behoeve van de andere industriële bedrijven toegelaten, namelijk : bankagentschappen, benzinestations, transportbedrijven, collectieve restaurants, opslagplaatsen van goederen bestemd voor nationale of internationale verkoop. 2.1. Voor de industriegebieden kunnen de volgende nadere aanwijzigingen worden gegeven : 2.1.2. de gebieden voor milieubelastende industrieën. Deze zijn bestemd voor bedrijven die om economische of sociale redenen moeten worden afgezonderd; Overwegende dat (motivering vanuit oogpunt van de stedenbouwkundige en ruimtelijke aspecten) gesteld kan worden dat de exploitatie van de inrichting, die het voorwerp van de voormelde milieuvergunningsaanvraag uitmaakt, verenigbaar is met voormelde ruimtelijke en stedenbouwkundige voorschriften; Overwegende dat een vergunning op proef verleend werd voor een termijn van 16 maanden 2
Met betrekking tot het afvalwater werden volgende bijzondere voorwaarden opgelegd in het besluit van 8/11/2007: “De haalbaarheid van de afkoppeling van bepaalde deelstromen van het bedrijfsafvalwater dient bestudeerd te worden door een erkend deskundige . In deze studie dient verder ook aandacht besteed te worden aan het hergebruik van bepaalde afvalwaterstromen en dient er – indien nodig- een voorstel uitgewerkt te worden van lozingsnormen van het resterende afvalwater die op de RWZI zal geloosd worden. Het bedrijf moet een erkend deskundige in de discipline water volgende zaken laten verder onderzoeken : a. Extra staalname aromatisch koolwaterstoffen (LP 1 : ethylbenzeen, xylenen, 1,2,4 trimethylbenzeen, naftaleen LP 2 : xylenen) b. Extra staalname (24-uur stalen) voor Sn, Pd en Ce c. Onderzoek naar beperking of nullozing aromatische koolwaterstoffen + stappenplan voor implementatie en/of uiteindelijke effluentconcentratie d. Optimalisatie Sn-verwijdering door uitbreiding huidige zuivering of verdere optimalisatie(stappenplan) en uiteindelijke effluentconcentratie e. Onderzoek naar beperking Pd-lozing. f.
Ecotoxiciteit bepalen van het afvalwater en de aanwezige Sn-gehaltes en literatuuronderzoek inzake ecotoxiciteit voor Pd en Ag (voor de vorm waarin ze voorkomen) teneinde een gemotiveerde norm te kunnen aanvragen voor deze parameters op basis van deze info en de gemeten effluentconcentraties. Er dient aangetoond d.m.v. analyses dat de normen voor N, Ag, Ce, Pd en Sn in dezelfde grootteorde moeten liggen als deze van LP 1. Verder dienen de vragen m.b.t. de verschillen (en optimale behandeling) in de twee lijnen uitgeklaard te worden.”
Invulling bijzonder voorwaarde: In december 2008 werd door het bedrijf een studierapport bezorgd opgesteld door het studiebureau EPAS (erkend deskundige oppervlaktewater Hugo Desmet) met als titel “Evaluatie van de afvalwaterproblematiek bij AGC Flat Glass. In deze studie wordt een evaluatie gemaakt van de afzonderlijke deelstromen van elk proces binnen zowel verzilveringslijn 1 als verzilveringslijn 2 en wordt nagegaan wat de afkoppelbaarheid van de openbare riolering is van de deelstromen. Verder wordt ook voor elke relevante parameter een lozingsnorm voorgesteld en dit zowel voor de stroom geloosd op de riolering als op het oppervlaktewater. Bij de bepaling van deze lozingsnorm werd, waar nodig, de link gelegd met de ecotoxicologische gegevens.
3
Inhoud studie: Zoals bekend produceert het bedrijf spiegels op 2 lijnen: verzilveringslijn 1 en verzilveringslijn 2. Beide lijnen hebben een analoog maar niet identiek procesverloop en kennen elk hun eigen afvalwaterstromen en eigen lozingspunt. Voor verzilveringslijn 1 worden volgende deelprocessen onderscheiden: o Voorspoeling o Polierzone 1 Ce o Polierzone 2 Ce o Waszone 1 o Sensetizing Sn o Activatie o Verzilvering Ag o Passivatie Sn o Adhesie o Voorspoeling ( ijzertrichloride) o Waszone o Lacobel Het lacobel-proces vindt plaats op de lijnen wanneer er geen spiegels geproduceerd worden maar wel gelakt glas. In de studie wordt van elk deelproces weergegeven wat het debiet en de samenstelling van het afvalwater is. Deze samenstelling werd bepaald op basis van metingen opgesteld in het kader van het opgestelde M.E.R. en in het kader van de nu uitgevoerde studie. Op basis van de samenstelling van deze deelstromen wordt bepaald of de afvalwaterstroom al dan niet kan afgekoppeld worden van de openbare riolering. Voor verzilveringslijn 2 werd eenzelfde oefening gemaakt en worden volgende deelprocessen onderscheiden: o voorspoeling o polierzone o waszone 1 o sensitizing Sn o activatie o verzilvering Ag o passivatie Sn o adhesie o waszone ( ijzertrichloride) o Lacobel o Water seapane Het lacobel-proces vindt plaats op de lijnen wanneer er geen spiegels geproduceerd worden maar wel gelakt glas. Het water van seapane (waar geen spiegels maar alleen dubbel glas geproduceerd wordt) wordt momenteel ook geloosd in de riolering. Volgende tabel wordt weergegeven in de studie : stroom Verzilveringslijn 1: Spoelen polierzone
Sensitizing, passivatie adhesie
en
Motivering
Debiet in oppwater (m³/u)
Geen verontreinigingen behalve mogelijks hoge concentratie zwevende stoffen. Norm voor tin noodzakelijk. Risico op doorslag van tin en in mindere mate de aanwezigheid van BZV zorgen dat water moet
10,6
Debiet in riool (m³/u)
3,9
4
geloosd worden op de riolering. Verdere optimalisatie van tinverwijdering nodig. Organische verontreiniging (CZV en BZV) en organische micropolluenten dwingen tot lozing op riool Risico op zilverdoorslag en aanwezigheid van hoge stikstofconcentratie, BZV en CZV vereisen lozing op riool Aanwezigheid van ijzer (en vreemde metalen zoals seleen en kobalt) vragen lozing op riool De spui van de ontharder en de demineralisatie kunnen op oppervlaktewater geloosd worden. Spui van de ferridemi moet op riool geloosd worden.
lacobel
zilverrecuperatie
Ijzertrichloride behandeling spui
Totaal lijn 1 verzilveringslijn 2 Spoelen polierzone
Sn selutor (spiegelproductie) adhesiewater
Ijzertrichloride waszone
en
Water seapane Concentraat R.O.
Lozing op oppervlaktewater mogelijk als zwevende stoffen onder controle gehouden worden. Norm voor tin nodig. Risico op doorslag van metalen, organische belasting en stikstof lozing op riool vereist Organische verontreiniging, organische micropolluenten en stikstof, tin lozing op riool vereist Tijdens labobel werd geen verontreiniging vastgesteld. Tijdens de spiegelproductie lozing op riool (Aanwezigheid van ijzer (en vreemde metalen zoals seleen en kobalt)) lozing op riool Geen relevante verontreiniging (norm voor tin nodig) Wordt hergebruikt, rest kan op oppervlaktewater
Totaal lijn 2 Totaal lijn 1 + lijn 2
1,3
1,6
1,4
Vwb
Vwb
10,6
8,2
4,8
3,6
2,3
2,2
0,83 1,8 7,4 18,0
8,1 16,3
Voorstel lozingsnormen oppervlaktewater: Bij de keuze van de stromen die in aanmerking komen voor het lozen op oppervlaktewater hield het bedrijf waar mogelijk rekening met de sectorale lozingsvoorwaarden voor lozing in oppervlaktewater. Volgende normen worden voorgesteld : parameter Voorstel norm pH 6,5 – 9,0 temperatuur Max. 30° C BZV (mg/l) 25 CZV (mg/l) 90 Zwevende stoffen (mg/l) 60 Ntot (mg/l) 15 5
Ptot (mg/l) 2 Sntot (mg/l) 0,15 Ce (mg/l) 0,9 Pd (µg/l) 10 As (µg/l) 30 Zn (µg/l) 500 Ag (µg/l) 70 Xyleen totaal (µg/l) 10 Ethylbenzeen (µg/l) 2 1,3,5-trimethylbenzeen (µg/l) 2 1,2,4-trimethylbenzeen (µg/l) 2 Naftaleen (µg/l) 0,2 Keuze van het oppervlaktewater waarop geloosd wordt: In de onmiddellijke omgeving van het bedrijf zijn 3 oppervlaktewateren gelegen: het Boudewijnkanaal, het Lisseweegs Vaartje en het Zijdelings vaartje. In samenspraak met de waterbeheerder opteert het bedrijf ervoor om een vergunning aan te vragen voor een lozing in het Zijdelings vaartje omdat dit de kortste weg is naar de zee. Lozing op riool: Momenteel wordt het afvalwater van het bedrijf geloosd op de openbare riolering aangesloten op de RWZI van Brugge. Hiervoor dient het afvalwater aangerijkt te worden met C-bron om aan een BZV-concentratie te komen hoger dan 100 mg/l. Door het afkoppelen van een aantal deelstromen naar het oppervlaktewater zal de BZVconcentratie van de reststroom die geloosd wordt op riolering stijgen tot “ongeveer” 100 mg/l en zal dus geen koolstofbron meer moeten toegediend worden. Het bedrijf zal dan verder kunnen blijven lozen op de openbare riolering en dit onder het stelsel “kleine impact bedrijf”. AGC Flat Glass Europe voorziet om het huidige vergunde debiet op te splitsen in 4 deelstromen: 2 deelstromen worden geloosd op oppervlaktewater (zie hoger) de overige 2 deelstromen worden via de 2 bestaande lozingspunten geloosd op de openbare riolering. De debieten die geloosd zullen worden op de openbare riolering zijn voor lozingspunt 1 20 m³/u, 286 m³/dag en 43.120 m³/jaar en voor lozingspunt 2 18 m³/u, 273 m³/dag en 40.560 m³/jaar. Voorstel lozingsnormen riool: Volgende lozingsvoorwaarden worden voorgesteld voor de lozing op de openbare riolering: parameter pH temperatuur BZV (mg/l) CZV (mg/l) Zwevende stoffen (mg/l) Ntot (mg/l) Ptot (mg/l) Sntot (mg/l) Ce (mg/l) Pd (µg/l) As (µg/l) Zn (µg/l) Ag (µg/l) M,p-xyleen (µg/l) o-xyleen (µg/l) Ethylbenzeen (µg/l) 1,3,5-trimethylbenzeen (µg/l)
Voorstel norm 6,5 – 9,5 Max. 30° C 1000 2.000 1.000 150 2 4 0,5 44 300 300 400 100 70 20 4 6
1,2,4-trimethylbenzeen (µg/l) Naftaleen (µg/l)
6 0,2
Termijn: In de studie wordt aangegeven bij de bespreking van de parameter tin dat een aanpassingsperiode van 2 jaar aangewezen om de nodige procestechnische aanpassingen uit te voeren om de concentratie van tin op schepmonsters maximaal te verlagen. Tijdens de vergadering van de provinciale milieuvergunningscommissie verklaart de exploitant dat het bedrijf, naar aanleiding van de resultaten van bovenvermelde studie, een cameraonderzoek van de eigen rioleringen heeft laten uitvoeren. Hieruit kwam naar voor dat er serieuze investeringen noodzakelijk zijn voor de aanpassing van het intern regenwaterleidingennetwerk dat gebruikt zou worden voor de afkoppeling van de afvalwaterstromen die naar oppervlaktewater zouden worden afgevoerd. Voor de afvoer van hemelwater is er een compleet nieuw rioleringsstelsel noodzakelijk. Dit werd gebudgetteerd op 160 000 euro. Momenteel is er een investeringsstop van kracht in het bedrijf. Het bedrijf vraagt, in dit kader, om gedurende 5 jaar te mogen verder lozen op de riolering. Ondertussen zal het bedrijf studies uitvoeren naar de economische haalbaardheid van de voorstellen uit het rapport en zal er ook verder gewerkt aan de optimalisatie van de Snverwijdering. De nadruk zou echter liggen op de verdere zuivering van de deelstromen met de nadruk op hergebruik. Inzake normenkader wenst het bedrijf voor lozingspunt 2 dezelfde normen als voor lozingspunt 1. Dit , omdat dezelfde activiteiten kunnen plaatsvinden op lijn 2 als op lijn 1 . Het bedrijf stelt een norm voor P van 2 mg/l voor. De exploitant verklaart zich akkoord met een norm voor Sn van 1 mg/l voor debietsgebonden monsters. Het bedrijf wenst verder voor Sn een maximumconcentratie - op schepstalen - van 4 mg/l. Het bedrijf meet kortstondige hoge waarden tijdens de opstart van de productielijnen. Verder vraagt het bedrijf 0,001 mg/l voor ethylbenzeen en 0,05 mg/l voor m+p xylenen. De expoitant is bereid jaarlijks te rapporteren aan een opvolgingscommissie. De exploitant meldt verder dat er in deze periode verder onderzoek zal uitgevoerd worden naar het hergebruik van afvalwater in het bedrijf. De exploitant denkt dat er maximaal 30 tot 50% van het afvalwater zal kunnen hergebruikt worden. De milieuvergunningscommissie en de deputatie hebben begrip voor de economische situatie van het bedrijf, maar vindt niettemin dat uitstel geen afstel mag betekenen. Het bedrijf heeft een studie laten opmaken, het is nu ook de bedoeling dat het bedrijf die studie in de praktijk omzet . De exploitant heeft zelf verklaard dat het hergebruik van het afvalwater zal bestudeerd worden. Dus er zijn mogelijkheden voor het bedrijf om het lozingsdebiet op de RWZI te reduceren. Er kan een termijn van 3 jaar toegestaan worden. De op dit vlak andersluidende adviezen kunnen bijgevolg niet volledig worden bijgetreden.
De exploitant wordt er op gewezen dat hij een verlenging van zijn contract met Aquafin inzake de C-brondosering dient te verkijgen. Inzake de voorgestelde lozingsnormen kan enkel akkoord gegaan worden met de opname van de voorgestelde norm voor P zowel voor LP1 als voor LP2. Gelet op het feit dat er een vergunning van korte duur gevraagd wordt en gelet op de omstandigheden waarin de verhoogde normen gemeten worden, kan op een verhoging van de maximale norm voor Sn in schepstalen evenals op de gevraagde normen voor ethylbenzeen en m+p xylenen niet ingegaan worden. Het bedrijf dient alle milderende maatregelen zoals voorgesteld in het MER uit te voeren en dient de optimalisatie van de Sn-verwijdering verder te onderzoeken.
Op LP2 gelden de opgelegde normen van LP1 enkel voor zover dezelfde activiteiten op lijn 2 gebeuren als op lijn 1. De exploitant dient een register bij te houden waarin duidelijk gemeld 7
wordt welke activiteiten/processen er dagelijks op beide lijnen gebeuren. Dit register dient gedagtekend. Dit register ligt ter inzage van de toezichthoudende overheid. Het is aangewezen dat de lozingsproblematiek van het bedrijf van nabij opgevolgd worden. Het bedrijf dient 2-maandelijks het afvalwater van beide lozingspunten te analyseren op alle vergunde parameters. Het bedrijf rapporteert jaarlijks aan de vergunningverlenende overheid over de gemeten lozingsconcentraties en de stand van zaken van het uitgevoerde onderzoek. Het register dient mee opgestuurd te worden teneinde de meetresultaten te kunnen interpreteren. Uiterlijk 1,5 jaar na het verlenen van de vergunning nodigt het bedrijf de vergunningverlenende overheid, evenals de adviesinstanties en de afdeling milieu-inspectie uit voor een tussentijdse evaluatie.
Overwegende dat de elementen aangebracht door de aanvrager, gehoord door de Provinciale Milieuvergunningscommissie als volgt kunnen weergegeven worden:Studie werd uitgevoerd. Er is camera-onderzoek gebeurt van rioleringen. Hieruit blijkt dat u een nieuw buizenstelsel voor hemelwater moet aangelgd woren. (160000 euro). Er is een totale budgetteringsstop. Bedrijf wil verder lozen op riolering. Bedrijf heeft geen weet van klachten van de Rwzi. Exploitant wenst een vergunning voor de duur van 5 jaar. Er zullen ondertussen verdere studies gebeuren van tinverwijdering. Er zullen ook studies gebeuren van economische haalbaarheid. Inzake normenkader uitgaande van LP1 voor P wordt 2mg/l voorgesteld, Tin 1mg/l (4 als piek) debietsgebonden en Ethylbenzeen 0.01 mg/l m-p syleen momenteel 0.01mg/l, exploitant kan leven met 0.05 mg/l. Exploitant wenst jaarlijks te rapporteren aan een opvolgingscommissie. Op brede lozingspunten staat er een monsternametoestel. Exploitant wenst hergebruik na te gaan. Overwegende dat deze elementen niets afdoen aan de hierboven vermelde overwegingen en vaststellingen; Overwegende dat de exploitatie van het toelaatbare deel van de inrichting verenigbaar moet gemaakt worden met de omgeving, zowel wat betreft de risico’s voor de externe veiligheid als wat betreft de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de inrichting; Dat het daarom noodzakelijk is vergunningsvoorwaarden op te leggen die technisch haalbaar zijn en voldoen aan de vereiste van best beschikbare schone technologie zonder overmatig hoge kosten; dat de technische criteria en de van toepassing zijnde normen vanuit dit uitgangspunt gehanteerd worden; dat deze voorwaarden kunnen worden geconcretiseerd als omschreven in bijlage; Overwegende dat gesteld kan worden dat de risico’s voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de inrichting veroorzaakt door de gevraagde exploitatie, mits naleving van de in onderhavig besluit opgelegde milieuvergunningsvoorwaarden tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden en dit voor een bijkomende termijn van 3 jaar; Overwegende dat er bijgevolg aanleiding toe bestaat de gevraagde vergunning volledig toe te staan; Gelet op het verslag van de heer Gedeputeerde Bart Naeyaert, gegeven in zitting van heden;
8
BESLUIT Artikel 1 § 1. De door de deputatie op 8/11/2007 aan N.V. AGC FLAT GLASS EUROPE NV- AGC SEAPANE afgeleverde milieuvergunning op proef voor het lozen van gezuiverd bedrijfsafvalwater dat gevaarlijke stoffen bevat van de vestiging te Lisseweegse Steenweg 14 8380 Zeebrugge wordt onder de hierna vermelde voorwaarden omgezet in een definitieve vergunning voor een bijkomende termijn van 3 jaar, te rekenen vanaf heden. Artikel 2 Voor de artikel 1 bedoelde vergunning gelden volgende voorwaarden opgelegd in het besluit 08/11/2007 van de deputatie waarbij vergunning wordt verleend voor het verder exploiteren, uitbreiden en wijzigen van een glasverwerkend en glasproducerend bedrijf voor een termijn tot 8/03/2009, voor zover deze nog niet uitgevoerd zijn; Bijzondere voorwaarde nr. 5 van het besluit van de deputatie dd. 08/11/2007 wordt vervangen door :
BZV Nt
LP 1 > 100 mg/l 60 mg/l
Pt As t Ag t
2 mg/l 0.2 mg/l 0.2 mg/l
Zn t Ce t
0.5 mg/l 0.9 mg/l
Pd t
0.021 mg/l
Sn t
2 mg/l voor schepstalen
Sn t
1 mg/l voor debietgebonden stalen
ethylbenzeen m+p xylenen o-xylenen 1,3,5 trimethylbenzeen 1,2,4 trimethylbenzeen Naftaleen
0.004 mg/l 0.01 mg/l 0.07 mg/l 0.002 mg/l
LP 2 > 100 mg/l 60 mg/l (= punt 1 om ook de specialiteitenlijn maximaal als verzilverlijn te kunnen inschakelen) 2 mg/l 0.06 mg/l 0.2 mg/l (= punt 1 om ook de specialiteitenlijn maximaal als verzilverlijn te kunnen inschakelen) 0.3 mg/l 0.8 mg/l (= punt 1 om ook de specialiteitenlijn maximaal als verzilverlijn te kunnen inschakelen) 0.021 mg/l (= punt 1 om ook de specialiteitenlijn maximaal als verzilverlijn te kunnen inschakelen) 2 mg/l voor schepstalen (= punt 1 om ook de specialiteitenlijn maximaal als verzilverlijn te kunnen inschakelen) 1 mg/l voor debietgebonden stalen (= punt 1 om ook de specialiteitenlijn maximaal als verzilverlijn te kunnen 0.003 mg/l 0.002 mg/l -
0.003 mg/l
-
0.0002 mg/l
0.0002 mg/l
Op LP2 gelden de opgelegde normen van LP1 enkel voor zover dezelfde activiteiten op lijn 2 gebeuren als op lijn 1. De exploitant dient een register bij te houden waarin duidelijk gemeld wordt welke activiteiten/processen er dagelijks op beide lijnen gebeuren. Dit register dient gedagtekend. Dit register ligt ter inzage van de toezichthoudende overheid. 9
Het bedrijf dient 2-maandelijks het afvalwater van beide lozingspunten te analyseren op alle vergunde parameters. Het bedrijf rapporteert jaarlijks aan de vergunningverlenende overheid, LNE-afdeling milieuvergunningen en afdeling milieu-inspectie, de VMM en het CBS over de lozingsconcentraties en de stand van zaken van het uitgevoerde onderzoek. Het register dient mee opgestuurd te worden. Uiterlijk 1,5 jaar na het verlenen van de vergunning nodigt het bedrijf de vergunningverlenende overheid, evenals de adviesinstanties en de afdeling milieu-inspectie uit voor een tussentijdse evaluatie. Het bedrijf moet een erkend deskundige in de discipline water volgende zaken laten verder onderzoeken : a. Extra staalname aromatisch koolwaterstoffen (LP 1 : ethylbenzeen, xylenen, 1,2,4 trimethylbenzeen, naftaleen LP 2 : xylenen) b. Extra staalname (24-uur stalen) voor Sn, Pd en Ce c. Onderzoek naar beperking of nullozing aromatische koolwaterstoffen + stappenplan voor implementatie en/of uiteindelijke effluentconcentratie d. Optimalisatie Sn-verwijdering door uitbreiding huidige zuivering of verdere optimalisatie(stappenplan) en uiteindelijke effluentconcentratie e. Onderzoek naar beperking Pd-lozing. f.
Ecotoxiciteit bepalen van het afvalwater en de aanwezige Sn-gehaltes en literatuuronderzoek inzake ecotoxiciteit voor Pd en Ag (voor de vorm waarin ze voorkomen) teneinde een gemotiveerde norm te kunnen aanvragen voor deze parameters op basis van deze info en de gemeten effluentconcentraties.
voor zover dit nog niet bestudeerd werd in de uitgevoerde studies.
10
Dit doet niets af van de strikte naleving van de volgende voorwaarden: Besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (VLAREM II, Belgisch Staatsblad dd. 31 juli 1995), gewijzigd bij besluit van 6 september 1995, bij besluit van 26 juni 1996, bij besluit van 3 juni 1997, bij besluiten van 17 december 1997, bij besluit van 24 maart 1998, bij besluit van 6 oktober 1998, bij besluit van 19 januari 1999, bij besluit van 15 juni 1999, bij besluit van 3 maart 2000, bij besluit van 17 maart 2000 , bij besluit van 17 juli 2000, bij besluit van 13 oktober 2000, bij besluit van 19 januari 2001 bij besluiten van 20 april 2001, bij besluit van 13 juli 2001, bij besluit van 18 januari 2002, bij besluit van 25 januari 2002, bij besluit van 31 mei 2002, bij besluiten van 14 maart 2003, bij besluit van 21 maart 2003, het besluit van 19 september 2003, het besluit van 28 november 2003, het besluit van 5 december 2003, het besluit van 12 december 2003, het besluit van 9 januari 2004, het besluit van 6 februari 2004, het besluit van 2 april 2004, bij besluit van 26 maart 2004 en bij besluit van 23 april 2004, bij besluit van 14 mei 2004, bij besluit van 4 februari 2005, bij besluit van 7 januari 2005, bij besluit van 22 juli 2005, bij besluit van 27 januari 2006, bij besluit van 15 september 2006, bij de besluiten van 8 december 2006, , bij besluit van 8 december 2006, bij besluit van 22 december 2006, bij besluit van 9 februari 2007, bij besluit van 7 december 2007, bij besluit van 14 december 2007, bij besluit van 21 maart 2008, bij besluit van 7 maart 2008, bij besluit van 9 mei 2008, bij besluit 6 juni 2008 en bij besluit 19 september 2008. Artikel 4 Onderhavige vergunning doet geen afbreuk aan de rechten van derden. Artikel 5 § 1. Voor elke verandering van de vergunde inrichting gelden de bepalingen van hoofdstuk III bis van titel I van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning. § 2. Elke overname van de inrichting door een andere exploitant dient voor de datum van inwerkingtreding van de overname gemeld aan de vergunning verleende overheid, overeenkomstig de bepalingen van artikel 42 van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning. Een hernieuwing van de vergunning moet worden aangevraagd overeenkomstig de bepalingen van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning uiterlijk tussen de 18de en de 12de maand voor het verstrijken van de vergunningstermijn van de lopende vergunning. Brugge, de 19/02/2009 Waren aanwezig: de HH. Paul BREYNE, Gouverneur-voorzitter; de Heer Jan DURNEZ, de heer Patrick VAN GHELUWE, de heer Dirk DE FAUW, mevrouw Marleen TITECA-DECRAENE, de heer Gunter PERTRY, de heer Bart NAEYAERT, leden; de Heer Hilaire OST, Provinciegriffier
De provinciegriffier,
De provinciegouverneur-voorzitter,
Hilaire Ost
Paul Breyne
11
AANDACHT ! Ingevolge de koppeling van de bouw- aan de milieuvergunning vervalt de krachtens het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, verleende bouwvergunning in geval onderhavige milieuvergunning in beroep zou worden geweigerd, op de dag van de definitieve weigering van de milieuvergunning. Tegen onderhavige beslissing kan beroep worden aangetekend bij de Vlaamse Regering, overeenkomstig de bepalingen van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning. Dit beroep dient binnen de 30 kalenderdagen na verzending (voor de exploitant en de betrokken adviesinstanties en besturen) of aanplakking (derden) bij ter post aangetekend schrijven ingediend, gericht aan de Vlaamse Minister bevoegd voor het leefmilieu, op het adres van de Afdeling Milieuvergunningen van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie (Graaf de Ferrarisgebouw (4de + 6de verdieping), Koning Albert II-laan 20 bus 8 te 1000 BRUSSEL) of van het Kabinet van de Vlaamse Minister. Tot staving van de ontvankelijkheid dient bij het beroepschrift een voor eensluidend verklaard afschrift van het attest van verzending resp. van aanplakking en een bewijs van betaling van de verschuldigde dossiertaks gevoegd te worden.
12