33037/175/4/A/1 Besluit van de deputatie van de Provincieraad, houdende vergunning aan N.V. WIENERBERGER voor het verder exploiteren en veranderen van een inrichting gelegen te ZONNEBEKE. De deputatie van de Provincieraad, Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, zoals gewijzigd bij de decreten van 7 februari 1990, van 12 december 1990, van 21 december 1990, van 22 december 1993, van 21 december 1994, van 8 juli 1996, van 21 oktober 1997, van 11 mei 1999, van 18 mei 1999, van 9 maart 2001, van 21 december 2001, van 18 december 2002, van 16 januari 2004, van 6 februari 2004, van 26 maart 2004, van 22 april 2005 , van 19 mei 2006, van 22 december 2006, van 9 november 2007, van 7 december 2007, 21 december 2007, van 12 december 2008 en van 27 maart 2009; Gelet op het besluit d.d. 6 februari 1991 van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning; gewijzigd bij besluit van de Vlaamse Executieve van 27 februari 1992, bij besluit van 28 oktober 1992, bij besluit van 27 april 1994, bij besluit van 1 juni 1995, bij besluit van 26 juni 1996, bij besluit van 22 oktober 1996, bij besluit van 12 januari 1999, bij besluit van 15 juni 1999, bij besluit van 29 september 2000, bij besluiten van 20 april 2001, besluit van 13 juli 2001, bij besluit van 7 september 2001, bij besluit van 5 oktober 2001 en bij besluit van 31 mei 2002, het besluit van 19 september 2003, het besluit van 28 november 2003, het besluit van 12 december 2003, bij besluit van 9 januari 2004, bij besluit van 6 februari 2004 het besluit van 5 december 2003, bij besluit van 14 mei 2004, bij besluit van 14 juli 2004, bij besluit van 23 april 2004, bij besluit van 4 februari 2005, bij besluit van 29 april 2005, bij besluit van 3 juni 2005, bij besluit van 15 september 2006, bij besluit van 22 september 2006, bij besluit van 8 december 2006, bij besluit van 9 februari 2007, bij besluit van 7 december 2007, bij besluit van 11 januari 2008, bij besluit van 14 december 2007, bij besluit van 7 maart 2008, bij besluit van 9 mei 2008, bij besluit 6 juni 2008, bij besluit 19 september 2008, bij besluit 12 december 2008 en bij besluit 30 april 2009, bij besluit van 13 februari 2009, bij besluit van 24 april 2009, bij besluit van 29 mei 2009, bij besluit van 18 september 2009, bij besluit van 20 november 2009 en bij besluit van 4 december 2009 en het decreet van 18 mei 1999; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (VLAREM II, Belgisch Staatsblad d.d. 31 juli 1995), gewijzigd bij besluit van 6 september 1995, bij besluit van 26 juni 1996, bij besluit van 3 juni 1997, bij besluiten van 17 december 1997, bij besluit van 24 maart 1998, bij besluit van 6 oktober 1998, bij besluit van 19 januari 1999, bij besluit van 15 juni 1999, bij besluit van 3 maart 2000, bij besluit van 17 maart 2000, bij besluit 17 juli 2000, bij besluit 13 oktober 2000, bij besluit 19 januari 2001, bij besluiten van 20 april 2001, bij besluit van 13 juli 2001, bij besluit van 18 januari 2002, bij besluit van 25 januari 2002, bij besluit van 31 mei 2002, bij besluiten van 14 maart 2003, bij besluit van 21 maart 2003, bij besluit van 19 september 2003, bij besluit van 28 november 2003, bij besluit van 5 december 2003, bij besluit van 12 december 2003, bij besluit van 9 januari 2004, bij besluit van 6 februari 2004, bij besluit van 2 april 2004, bij besluit van 26 maart 2004, bij besluit van 23 april 2004, bij besluit van 14 mei 2004, bij besluit van 4 februari 2005, bij besluit van 7 januari 2005, bij besluit van 22 juli 2005, bij besluit van 27 januari 2006, bij besluit van 15 september 2006, bij de besluiten van 8 december 2006, bij besluit van 8 december 2006, bij besluit van 22 december 2006, bij besluit van 9 februari 2007, bij besluit van 7 december 2007, bij besluit van 14 december 2007, bij besluit van 21 maart 2008, bij besluit van 7 maart 2008, bij besluit van 9 mei 2008, bij besluit 6 juni 2008, bij besluit van 19 september 2008, bij besluit van 16 januari 2009, bij besluit van 13 februari 2009 en bij besluit van 20 februari 2009 en bij besluit 24 april
1
2009, bij besluit van 30 april 2009, bij besluit van 19 juni 2009, bij besluiten van 4 september 2009 en bij besluit van 20 november 2009; Gelet op het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, inzonderheid op artikel 8, en het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 tot vaststelling van nadere regels voor de toepassing van de watertoets; Gelet op de volgende vergunning(en) en beslissingen die met betrekking tot de exploitatie van de hierna vermelde inrichting werden getroffen, en op de datum van de indiening van de hierna vermelde milieuvergunningsaanvraag van toepassing waren; Gelet op het besluit dd. 05/09/1968 van de Gouverneur waarbij vergunning verleend wordt voor het exploiteren van een aanhorigheid bij een graverij; Gelet op het besluit dd. 21/01/1971van de Gouverneur,waarbij vergunning verleend wordt voor de uitbreidingen van aanhorigheden bij een graverij; Gelet op het besluit dd. 29/06/1972 van de deputatie waarbij de vergunning verleend wordt voor een benzinereservoir voor een termijn van 30 jaar; Gelet op het besluit dd. 09/09/1976van de Gouverneur, waarbij vergunning verleend wordt voor de uitbreiding van aanhorigheden bij een graverij; Gelet op het besluit dd. 23/01/1981van de Gouverneur, waarbij vergunning verleend wordt voor de uitbreiding van aanhorigheden bij een graverij; Gelet op het besluit dd. 02/12/1982 van het CBS waarbij de vergunning verleend wordt voor het lozen van huishoudelijk afvalwater; Gelet op het besluit dd. 12/12/1986 van de Gouverneur, waarbij vergunning verleend wordt voor de uitbreiding van aanhorigheden bij een graverij; Gelet op het besluit dd. 08/11/1989 van de Gouverneur waarbij vergunning verleend wordt voor de uitbreiding van aanhorigheden bij een graverij; Gelet op het besluit dd. 17/01/1991 van de Gouverneur waarbij vergunning verleend wordt voor de exploitatie van 2 stoomketels; Gelet op het besluit dd. 28/02/1991 van de Gouverneur waarbij vergunning verleend wordt voor de uitbreidingen van aanhorigheden bij een graverij; Gelet op het besluit dd. 06/09/1994 van de Gouverneur waarbij vergunning verleend wordt voor de uitbreidingen van aanhorigheden bij een graverij; Gelet op het besluit dd. 05/02/1998 van de deputatie waarbij akte verleend wordt voor het vervangen van oude productielijnen, transformatoren en stoominstallaties voor een termijn tot 01/09/2011; Gelet op het MB. d.d. 22/07/1998 waarbij in beroep besluit dd. 05/02/1998 van de deputatie wordt bevestigd; Gelet op het besluit d.d. 22/07/1999 van de deputatie waarbij de vergunning verleend wordt voor het veranderen van een steenbakkerij voor een termijn tot 01/09/2011; Gelet op het besluit d.d. 25/11/1999 van de deputatie waarbij de vraag tot wijzigen van de bijzondere voorwaarden gedeeltelijk wordt ingewilligd; Gelet op het besluit d.d. 09/03/2000 van de deputatie waarbij akte genomen wordt van de naamsverandering in Terca Zonnebeke NV; Gelet op het besluit d.d. 17/11/2005 van de deputatie waarbij akte verleend wordt voor een BKG-inrichting voor een termijn tot 01/09/2011; Gelet op het besluit d.d. 13/12/2007 van de deputatie waarbij de vergunning verleend wordt voor het veranderen van een steenbakkerij voor een termijn tot 01/09/2011; Gelet op het MB. d.d. 13/06/2008 waarbij in beroep het besluit d.d. 13/12/2007 van de deputatie wordt gewijzigd mbt de bijzondere voorwaarden SO2 en NO2 voor een termijn tot 01/09/2011; Gelet op de melding overname ingediend op 26/02/2010 door NV Wienerberger tov Terca Zonnebeke (nog lopende);
2
Gelet op de milieuvergunningsaanvraag op 1/03/2010, ingediend door N.V. WIENERBERGER, gevestigd te Kapel Ter Bede 86 8500 Kortrijk, strekkende tot het bekomen van een milieuvergunning om een inrichting gelegen te Ieperstraat 186 te Zonnebeke, kadastraal bekend : Afdeling
Sectie
Perceelnummer
ZONNEBEKE 1 AFD/ZONNEBEKE/
A
0312/E
ZONNEBEKE 1 AFD/ZONNEBEKE/
A
0339/M
ZONNEBEKE 1 AFD/ZONNEBEKE/
A
0344/E 2
ZONNEBEKE 1 AFD/ZONNEBEKE/
A
0344/H 2
ZONNEBEKE 1 AFD/ZONNEBEKE/
A
0349/F
ZONNEBEKE 1 AFD/ZONNEBEKE/
A
0369/F
ZONNEBEKE 1 AFD/ZONNEBEKE/
A
0371/K
ZONNEBEKE 1 AFD/ZONNEBEKE/
A
0371/M
ZONNEBEKE 1 AFD/ZONNEBEKE/
A
0372/B 3
ZONNEBEKE 1 AFD/ZONNEBEKE/
A
0372/W 2
ZONNEBEKE 1 AFD/ZONNEBEKE/
A
0372/Z 2
met als voorwerp : een steenbakkerij voor de productie van snelbouwstenen verder te exploiteren en te veranderen door wijziging, uitbreiding en toevoeging Rubriek
Omschrijving
Kl.
Advies
Tijd.
Coörd
2.2.5.e.2
Opslag en fysischchemische behandeling al of niet in combinatie met een mechanische behandeling, van: andere niet gevaarlijke afvalstoffen, met een opslagcapaciteit van: meer dan 1 ton (Totale eenheden: 1500 Ton)
1
AMOR
1
A
Audit
Jv. N
3
X
2.3.4.2.a.1.2
Opslag en medeverbranding van: biomassaafval: plantaardig afval, vezelachtig afval, kurkafval en onbehandeld houtafval, met een nominaal thermisch vermogen van: meer dan 5 MW (Totale eenheden: 25 Mega Watt)
1
3.2.2.a
Lozen van huishoudelijk afvalwater, niet van woongelegenheden , zonder afvalwaterzuivering sinstallatie, met biologische afbreekbare organische belasting, >20 inw equiv: lozingspunt in gemeente met def gemeent zoneringsplan: buiten zoneringsplan… (Totale eenheden: 0,3 kubieke meter per uur )
12.1.2.a
Elektriciteitsproduc tie: niet in rubrieken 20.1.5, 20.1.6 en 43.2 bedoelde inrichtingen met een geïnst. tot. elektr. vermogen van: meer dan 300 kW tem 10.000 kW, wanneer de inrichting behoort bij een noodgroep en volledig gelegen in industriegebied (Totale eenheden: 872 kilo watt)
AMOR
1
B
N
3
0
N
N
2
1
N
N
4
12.2.1
Transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van: 100 kVA tot en met 1.000 kVA (Totale eenheden: 800 kilo Volt-Ampere)
3
0
N
N
12.2.2
Transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van: meer dan 1.000 kVA (Totale eenheden: 1600 kilo Volt-Ampere)
2
1
N
N
12.2.2
Transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van: meer dan 1.000 kVA (Totale eenheden: 2000 kilo Volt-Ampere)
2
1
N
N
12.2.2
Transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van: meer dan 1.000 kVA (Totale eenheden: 1250 kilo Volt-Ampere)
2
1
N
N
12.2.2
Transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van: meer dan 1.000 kVA (Totale eenheden: 1600 kilo Volt-Ampere)
2
1
N
N
5
15.1.1
Garages, parkeerplaatsen en herstellingswerkpla atsen voor motorvoertuigen: Al dan niet overdekte ruimte, andere dan in rubriek 15.5 en rubriek 19.8, waarin gestald worden: 3 tot en met 25 autovoertuigen en/of aanhangwagens, andere dan personenwagens (Totale eenheden: 17 Stuks (aantal))
3
0
N
N
15.2
Garages, parkeerplaatsen en herstellingswerkpla atsen voor motorvoertuigen: Werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (miv carrosseriewerkzaa mheden), andere dan deze bedoeld in rubriek 15.3 en 15.5 (Totale eenheden: 1 Stuks (aantal))
3
0
N
N
15.4.1
Garages, parkeerplaatsen en herstellingswerkpla atsen voor motorvoertuigen: Niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van voertuigen en hun aanhangwagens, andere dan deze bedoeld in rubriek 15.5, volledig gelegen in een industriegebied (Totale eenheden: 2 Stuks (aantal))
3
0
N
N
6
16.3.1.2
Gassen: Koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren en airconditioninginsta llaties, met totale geïnstalleerde drijfkracht van: meer dan 200 kW (Uitz.: installaties van rubriek 15.5 en 19.8 zijn niet ingedeeld in rubriek 16.3) (Totale eenheden: 325,9 kilo watt)
2
1
N
N
16.7.2
Gassen: Opslagplaatsen voor samengeperste, vloeibaar gemaakte of in oplossing gehouden gassen in verplaatsbare recipiënten (uitz. rubriek 48) met een gezamenlijk waterinhoudsverm ogen van: meer dan 1000 l tem 10000 l (Totale eenheden: 2290 liter)
2
1
N
N
17.3.3.2.a
Gevaarlijke stoffen: Opslagplaatsen vr oxiderende, schadelijke, corrosieve en irriterende stoffen, (muv rubriek 48), met een tot. inhoudsvermogen van: meer dan 10000 kg tem 50000 kg, wanneer de inrichting voll. gelegen in industriegebied (Totale eenheden: 49862 kilogram)
2
0
N
N
7
17.3.6.2
Gevaarlijke stoffen: Opslagplaatsen voor vloeistoffen met ontvlammingspunt >55°C en <100°C, (muv rubriek 48), met tot. inhoudsvermogen van: meer dan 20000 l tem 500000 l (Totale eenheden: 23300 liter)
2
0
N
N
17.3.7.1
Gevaarlijke stoffen: Opslagplaatsen voor vloeistoffen met een ontvlammingspunt hoger dan 100° C, (muv rubriek 48), met een totaal inhoudsvermogen van: 200 l tem 50000 l (Totale eenheden: 12200 liter)
3
0
N
N
17.3.9.1
Gevaarlijke stoffen: Brandstofverdeelin stallaties voor motorvoertuigen: Inrichtingen voor de verdeling van de in rubriek 17.3.6 bedoelde vloeistoffen met maximaal 1 verdeelslang (Totale eenheden: 1 Stuks (aantal))
3
0
N
N
8
17.4
Gevaarl. stoffen: opslagpl. (muv rubriek 48, en/of verkoopspunten van in bijl. 7 bij tit. I vh Vlarem bed. gevaarl. stoffen) in verpakk. met een inhoudsverm. van max. 25 l of 25 kg, voor zover de max. opslag is ts 50kg of 50l en 5.000kg of 5000l (Totale eenheden: 500 kilogram)
3
0
N
N
19.6.1.b
Hout: Opslagplaatsen van hout e.d., muv rubriek 48 en 19.8, met een capaciteit van: wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied: meer dan 100 ton tem 800 ton of meer dan 200 m3 tot en met 1600 m3 in open lucht (Totale eenheden: 250 Ton)
3
0
N
N
20.3.5.a.3.a
Industriële inrichtingen: Inrichtingen voor het fabriceren van keramische producten dmv bakken (of verhitting) met: tot geïnst drijfkr van: meer dan 1000 kW, wanneer de inrichting volledig gelegen in industriegebied (Totale eenheden: 5740 kilo watt)
1
0
A
AMNR
P
J
9
20.3.5.b
Industriële inrichtingen: Inrichtingen voor het fabriceren van keramische producten dmv bakken (of verhitting) met: een productiecapaciteit in gewicht >75 ton/dag en/of een ovencapaciteit >4 m3 en met een plaatsingsdichtheid per oven >300 kg/m3 (Totale eenheden: 989 Ton per dag)
1
23.3.1.a
Kunststoffen: Opslag van kunststoffen en van voorwerpen uit kunststoffen, muv rubriek 41 en 48, met een capaciteit van: >10 ton tem 200 ton in een lokaal of > 100 ton tem 800 ton in open lucht, wanneer de inrichting is gelegen in industriegebied (Totale eenheden: 200 Ton)
24.4
Laboratoria andere dan bedoeld in rubrieken 24.1, 24.2, 24.3. (Totale eenheden: 1 Stuks (aantal))
AMNR Y
0
A
P
J
3
0
N
N
3
0
N
N
10
X
29.5.2.1.a
Metalen/voorwerpe n metaal: Smederijen, inricht mech behandelen metalen en vervaardigen voorwerpen, met tot geïnst drijfkracht van: 5 kW tem 200 kW, wanneer de inrichting volledig gelegen in industriegebied (Totale eenheden: 76,45 kilo watt)
3
0
N
N
29.5.7.1.a.1
Metalen/voorwerpe n metaal: Ontvetten van metalen of voorwerpen van metaal dmv: gehalogeneerde oplosmiddelen met tot inhoudsvermogen van baden en spoelbaden v: 10 l tem 1000 l, wanneer de inrichting volledig gelegen in industriegebied (Totale eenheden: 200 liter)
3
0
N
N
30.1.3
Minerale industrie: Inrichtingen voor het mechanisch behandelen van minerale producten met een geïnstalleerde drijfkracht van: meer dan 200 kW (Totale eenheden: 422 kilo watt)
1
AR
1
N
N
30.9
Minerale industrie: Steenbakkerijen (Totale eenheden: 5740 kilo watt)
1
AMNR
0
B
E
J
11
30.10.1
Minerale industrie: Inrichtingen voor de opslag of overslag van ertsen en/of andere minerale producten, muv rubriek 48, met een oppervlakte van: 1 tot en met 10 ha (Totale eenheden: 9,71 Hectare)
2
1
N
N
31.1.3
Motoren: Vast opgestelde motoren met een totaal nominaal vermogen van: meer dan 500 kW (Totale eenheden: 872 kilo watt)
1
AR
1
N
N
43.1.3
Verbrandingsinricht ingen: zonder elektriciteitsproduc tie, met een totaal warmtevermogen van: meer dan 5000 kW (Totale eenheden: 37503 kilo watt)
1
AMR
0
B
43.4
Verbrandingsinricht ingen (inclusief motoren) met een totaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW met uitzondering van installaties voor het verbranden van gevaarlijke stoffen of stadsafval (Totale eenheden: 37,5 Mega Watt)
1
AMRY
0
N
Rubriek
Product
Hoeveelheid
2.2.5.e.2
papiervezel
1500 Ton
2.3.4.2.a.1.2
opslag en meeverbranding van biomassaafval
25 Mega Watt
3.2.2.a
huishoudelijk afvalwater
0,3 kubieke meter per uur
12.1.2.a
noodstroomgroepen
872 kilo watt
12.2.1
transformatoren
800 kilo Volt-Ampere
P
J
J
12
Rubriek
Product
Hoeveelheid
12.2.2
transformatoren
2000 kilo Volt-Ampere
12.2.2
transformatoren
1600 kilo Volt-Ampere
12.2.2
transformatoren
1600 kilo Volt-Ampere
12.2.2
transformatoren
1250 kilo Volt-Ampere
15.1.1
voertuigen en/of aanhangwagens
17 Stuks (aantal)
15.2
garagewerkplaatsen met hefbrug
1 Stuks (aantal)
15.4.1
wasplaatsen
1 Stuks (aantal)
15.4.1
wielwasinstallaties
1 Stuks (aantal)
16.3.1.2
luchtcompressoren
257 kilo watt
16.3.1.2
luchtdrogers
4 kilo watt
16.3.1.2
airconditioninginstallaties
64,9 kilo watt
16.7.2
zuurstof
254 liter
16.7.2
stikstof
80 liter
16.7.2
argon
90 liter
16.7.2
acetyleen
286 liter
16.7.2
propaan
1580 liter
17.3.3.2.a
corrosieve,irriterende, schadelijke en oxiderende stoffen
49862 kilogram
17.3.6.2
mazout
23300 liter
17.3.7.1
oliën
12200 liter
17.3.9.1
verdeelslangen
1 Stuks (aantal)
17.4
gevaarlijke stoffen
500 kilogram
19.6.1.b
houten paletten
250 Ton
20.3.5.a.3.a
steenbakkerij
5740 kilo watt
20.3.5.b
keramische producten
989 Ton per dag
23.3.1.a
folies
200 Ton
24.4
laboratoria
1 Stuks (aantal)
29.5.2.1.a
metaalbewerkingsmachines
76,45 kilo watt
29.5.7.1.a.1
ontvettingsbaden
200 liter
30.1.3
slijpmachines
422 kilo watt
30.9
steenbakkerijen
5740 kilo watt
30.10.1
minerale producten
9,71 Hectare
31.1.3
noodstroomgroepen
872 kilo watt
43.1.3
stookinstallaties
37503 kilo watt
43.4
stookinstallaties
37,5 Mega Watt
Opslag:
4 tanks bovengronds
13
Zodat deze voortaan zou omvatten: Een steenbakkerij voor de productie van snelbouwstenen met: • kleivoorbereiding, totaal: 1.779,54 kW - algemeen 1.471,30 kW (kastenbeschikkers, 2 baggers, kollergangen 279,7 kW, walswerken 360 kW, fijnwalswerken 368 kW, transportbanden, stofafzuiging,…) - Keller 204,40 kW (bagger, menger, stofafzuiging, walswerk, dosering toeslagstoffen,…) - Lingl 103,84 kW (transportbanden, afwerpbruggen, bagger, kastenbeschikker,…) • 2 productielijnen met een capaciteit van totaal 361.000 ton/jaar (afgewerkt product): - aanwending van papiervezel in productieproces (max. 5 %) - aanwending van zaagmeel in productieproces (max. 2 %) met warmtevermogen van 25 MWth - Keller-lijn (capaciteit 299 ton/dag), totaal 1.375,16 kW: - voorbereiding 23,60 kW - persen 313,50 kW (menger 83,1 kW, pers 137,1 kW, snijden, transport, ..) - drogen 494,90 kW (12 droogkamers 400,5 kW, warmeluchtventilatoren, transport, …) - zetten 111,46 kW - bakken 245,40 kW (tunneloven 215 kW, TOW-transport 30,4 kW) - ontladen - verpakking 146 kW - algemeen (stofafzuiging) 40,30 kW - Lingl-lijn (capaciteit 690 ton/dag), totaal 1795 kW: - persen 657 kW (zeefrondbeschikker 115 kW, mengelaar en pers 400 kW, afvalbanden, transport, …) - drogen 354 kW (drogerij 330 kW, droogwagentransport 24 kW) - zetten 172 kW - bakken 440 kW (tunneloven 334 kW, transport, …) - ontladen en verpakking 172 kW - slijpafdeling (Lingl) en stofafzuiging 422 kW - rookgasreiniging 368 kW • lozing van max. 1.800 m³/jaar huishoudelijk afvalwater in de openbare riolering • 5 transfo’s van resp. 800 kVA, 1.250 kVA, 2 x 1.600 kVA en 2.000 kVA • 2 noodstroomgroepen met dieselmotor resp. 740 kW en 132 kW • garagewerkplaats met 1 hefbrug • wasplaats voor voertuigen en een wielwasinstallatie • stalplaats voor 17 voertuigen (11 heftrucks, 2 bestelwagens, 1 hoogtewerker, 1 veegmachine, 2 laadschoppen) • airco-installatie 64,9 kW • 4 compressoren resp 100 kW, 75 kW, 45 kW en 37 kW met 2 luchtdrogers elk 2 kW • een labo • opslagplaatsen: - papiervezel 1.500 ton - zaagmeel 800 ton - gassen in flessen 2.290 l (254 l zuurstof, 80 l stikstof, 286 l acetyleen, 90 l argon, 1.580 l propaan) - schadelijke, irriterende of corrosieve producten 49.862 kg (calciumhydroxide 25 ton (in zakken), betonmortellijm 24 ton, diversen 862 kg) - bovengrondse dubbelwandige mazouttank 15.000 l met 1 verdeelpomp - bovengrondse mazouttanks (noodgroepen) resp. 5.000 l en 100 l - bovengrondse tank stookolie 3.200 l - diverse oliën 12.200 l, waarvan 3.200 l afvalolie in bovengrondse tank - diverse producten in verpakkingen < 25 kg/l, totaal 500 kg/l - houten palletten 250 ton - kunststoffen (rekfolie, krimpfolie) 200 ton
14
opslagplaats minerale en afgewerkte producten 9,713 ha - afgewerkte producten: 120.000 ton - minerale producten: klei 20.400 ton (deels in open lucht), zand 9.200 ton (deels in open lucht), shiste/leisteen 9.100 ton (deels in open lucht), kleimengeling 14.400 ton, gemalen baksteen 5.100 ton, gereageerd adsorbens 70 ton, kalk 25 ton, krijt 60 ton (silo), foamglas 2.700 ton, porfier 1.000 ton, steenwol 1.800 ton, glasvezel 900 ton, - producten rookgaszuivering: 50 ton adsorbens (Ca-product) in silo, 60 ton gereageerd adsorbens in silo • diverse metaalbewerkingsmachines 76,45 kW • ontvettingsbad met ontvetter 200 l • diverse stookinstallaties, totaal 37.503 kWth - verwarming algemeen 250 kWth - droogkamers 1-10 Keller 7.560 kWth - droogkamers 11-12 Keller 4.350 kWth - heteluchtbrander drogerij Keller 2.790 kWth - tunneloven Keller 5.466 kWth - tunneldrogerij Lingl 5.200 kWth - tunneloven Lingl 11.669 kWth - verwarming garage/smidse 300 kWth - verwarming bureel 63 kWth - verwarming Lingl 105 kWth -
Gelet op het feit dat op datum van 15/03/2010 de milieuvergunningsaanvraag ontvankelijk en volledig werd verklaard; Gelet op de stukken, waarbij wordt geattesteerd dat de milieuvergunningsaanvraag de vereiste publiciteit verkreeg, conform artikel 17 van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning; Gelet op het verslag van de informatievergadering zoals bedoeld in artikel 18 van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning; Gelet op het proces-verbaal houdende de tijdens het openbaar onderzoek ingediende schriftelijke en mondelinge bezwaren en opmerkingen dd.29/04/2010 waaruit blijkt dat geen schriftelijke en mondelingen bezwaren en opmerkingen werden ingediend; een omwonende heeft laten weten misnoegd te zijn omdat hij niet werd aangeschreven in het kader van het openbaar onderzoek. Het CBS heeft hem nadien aangeschreven. Gelet op het gunstig advies dd. 10/05/2010 van het College van Burgemeester en Schepenen; Gelet op het horen van de aanvrager door de Provinciale Milieuvergunningscommissie; Gelet op het gunstig advies dd. 26/05/2010 van de afdeling van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie , bevoegd voor milieuvergunningen; Gelet op het gunstig advies dd. 4/05/2010 van de afdeling bevoegd voor natuurlijke Rijkdommen; Gelet op het gunstig advies dd. 10/05/2010 van de afdeling van de Vlaamse Milieumaatschappij, bevoegd voor het lozen van afvalwater en de emissie van afvalgassen in de atmosfeer;
15
Gelet op het gunstig advies dd. 12/05/2010 van de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij; Gelet op het gunstig advies dd. 19/04/2010 van de afdeling van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, bevoegd voor luchtverontreiniging; Gelet op het gunstig advies dd. 17/03/2010 van het Vlaams Energieagentschap; Gelet op het gunstig advies dd. 17/03/2010 van de Vlaams Energieagentschap - Cel Energie; Gelet op het gunstig advies dd. 4/06/2010 van de Provinciale Milieuvergunningscommissie
Gelet op de ligging van de inrichting, volgens de ons beschikbare gegevens, deels in een ontginningsgebied en deels in een agrarisch gebied van het gewestplan Ieper-Poperinge (d.d. 14/08/1979) waarvoor volgende voorschriften van toepassing zijn : 6. De gebieden bestemd voor ander grondgebruik : 6.3. De ontginningsgebieden. In deze gebieden dient rondom een afzonderingsgordel te worden aangelegd, waarvan de breedte vastgesteld wordt door de bijzondere voorschriften. Na de stopzetting van de ontginningen dient de oorspronkelijke of toekomstige bestemming, die door de grondkleur op het plan is aangegeven, te worden geëerbiedigd. Voorwaarden voor de sanering van de plaats moeten worden opgelegd voor de sanering van de plaats moeten worden opgelegd opdat de aangegeven bestemming kan worden gerealiseerd. "de agrarische gebieden zijn bestemd voor de landbouw in de ruime zin. Behoudens bijzondere bepalingen mogen de agrarische gebieden enkel bevatten de voor het bedrijf noodzakelijke gebouwen, de woning van de exploitanten, benevens verblijfsgelegenheid voor zover deze een integrerend deel van een leefbaar bedrijf uitmaakt, en eveneens para-agrarische bedrijven. Gebouwen bestemd voor niet aan de grond gebonden agrarische bedrijven met industrieel karakter of voor intensieve veeteelt, mogen slechts opgericht worden op ten minste 300 m van een woongebied of op ten minste 100 m van een woonuitbreidingsgebied, tenzij het een woongebied met landelijk karakter betreft. De afstand van 300 en 100 m geldt evenwel niet in geval van uitbreiding van bestaande bedrijven. De overschakeling naar bosgebied is toegestaan overeenkomstig de bepalingen van artikel 35 van het Veldwetboek, betreffende de afbakening van de landbouw- en bosgebieden. Gelet op de ligging van de inrichting in het Gewetelijk RUP “historisch gegroeid bedrijf Terca” d.d. 20/07/2006 in een zone voor bedrijfsactiviteiten van een historisch gegroeid bedrijf.
Overwegende dat (motivering vanuit oogpunt van de stedenbouwkundige en ruimtelijke aspecten) gesteld kan worden dat de verandering/verdere exploitatie van de inrichting, die het voorwerp van de voormelde milieuvergunningsaanvraag uitmaakt, verenigbaar is met voormelde ruimtelijke en stedenbouwkundige voorschriften;
16
Zonnebeke is een ontvoogde gemeente. Het advies van het College van Burgemeester en Schepenen vermeldt een gunstig advies van de gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar. Een klein gedeelte aan de oostzijde van de site is gelegen in agrarisch gebied. Het gaat om het hernieuwen van de milieuvergunning van een actief uitgebate steenbakkerij. De activiteiten passen planologisch en stedenbouwkundig binnen de bepalingen van het desbetreffende gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. De inrichting is een vergunde steenbakkerij voor de vervaardiging van snelbouwstenen en verlijmstenen. Het productieproces kan als volgt worden samengevat: - aanvoer grondstoffen en opslag ervan in openlucht of in de opslagloodsen; - voorbereiding: doseren en homogeniseren van de kleimengeling met diverse walswerken - persen: persen van kleistrengen en versnijden op maat; - drogen in tunnel- of kamerdrogerij aan een temperatuur van ca. 100°C; - zetten: ontladen van droogkarren en plaatsen op TOW (tunnelovenwagen) - bakken: in tunneloven aan een temperatuur van ca. 990°C; - ontladen TOW, verpakken en opslag van de eindproducten De aanvraag betreft voornamelijk een hernieuwing van de lopende vergunning. Tezelfdertijd wordt de vergunning geactualiseerd tengevolge van enkele beperkte veranderingen, ondermeer het aanwenden van papiervezel als toeslagstof. Het hoofdbestandeel van snelbouwstenen is klei. Meestal betreft het lokale klei, hiermee wordt klei bedoeld afkomstig uit groeves en dezelfde delfstoffenregio. Het kan ook echter ook gebeuren dat er klei wordt aangevoegd. Naast klei worden er nog andere hoofdgrondstoffen gebruikt, namelijk leem, zand en leisteen. Alle andere grondstoffen die in beperkte hoeveelheden worden gebruikt, kunnen als hulpgrondstoffen worden beschouwd. Bepaalde hulpgrondstoffen hebben het statuut van secundaire grondstof of afvalstof. (hulp)Grondstoffen Lokale klei Niet lokale klei Leisteen Porfier Zand Gedroogde kleimengsel Gemalen baksteen Gereageerd adsorbens van de rookgasreiniging Kalk (ongeblust) krijt Papiervezels onbehandeld houtafval (zaagmeel) Foamglas glasvezel steenwol Volgens de aanvrager wordt enkel zagemeel en papierslib als afvalstof beschouwd. Voor een aantal hulpstoffen werd een gebruikscertificaat afgeleverd. Leisteen Wat door de aanvrager als Leisteen wordt beschouwd, is geen leisteen maar zwarte schiste. Deze zwarte schiste is een restproduct van de ontginning van steenkool en is afkomstig van terrils. Dit materiaal bevat typisch ook een bepaalde hoeveelheid steenkool en kan hierdoor ook een beperkte energetische bijdrage leveren aan het droog- en bakproces. In het verleden werd het statuut “grondstof” verleend aan deze leisteen/zwarte schiste.
17
Gedroogd kleimengsel Dit materiaal kan, na vermalen, terug toegevoegd worden aan het kleimengsel op de site zelf. Indien het materiaal echter afgevoerd zou worden om elders verwerkt te worden of om gestort te worden betreft het een handeling op een afvalstof: een dergelijk gedroogd kleimengsel bevat immers niet alleen kleimineralen, maar ok een diverse waaier aan toeslagstoffen, die in ongebakken toestand een relevante milieuimpact kunnen hebben. Gemalen baksteen Dit materiaal is momenteel afkomstig van het eigen productieproces, maar kan in de toekomst ook komen van sloopafval. Het gaat steeds om een afvalstof. Dit kan enkel onder de rubrieken 20 en 30 vergund worden wanneer dit materiaal het statuut grondstof krijgt of wanneer het onder bepaalde voorwaarden een gebruikscertificaat zou krijgen. Zolang dit niet verleend is, kan de inzet van dit materiaal enkel onder rubriek 2 vergund worden (niet aangevraagd) Gereageerd adsorbens van de rookgasreiniging Voor dit adsorbens is een gebruikscertificaat afgeleverd voor bepaalde vestigingen van Wienerberger waaronder Zonnebeke. Het adsorbens dat ontstaat in Zonnebeke kan volgens het gebruikscertificaat enkel gebruikt worden in de processen waar snelbouwstenen geproduceerd worden. Indien het gebruikscertificaat om welke reden dan ook niet opnieuw verleend wordt, kan dit adsobens enkel worden ingezet wanneer er hiervoor een vergunning is onder rubriek 2.2.5.e.2. Papiervezel (papierslib) Het papierslib is afkomstig van verschillende papierfabrieken. De inzet van papiervezel (Carijke en S-arme toeslagstof) wordt als een BBT-maatregel beschouwd. Het gaat om een fractie die bestaat uit water, een fractie organische vezels en in mindere mate plastics. Het papierslib wordt gemengd in het te bakken materiaal en ondergaat in feite 2 reacties: - de organische fractie van de papiervezel en van de aanwezige plastics wordt verbrand en zorgt hierdoor voor een verhoogde porositeit van de snelbouwbaksteen. Vroeger werd deze porositet bekomen door het toevoegen van zaagmeel (het papierslib vervant dus in feite een deel van het zaagmeel). De inzet van papierslib brengt eveneens een zekere reductie van het energieverbruik met zich mee - de tweede reactie die plaatsvindt is de binding van de vrijgezette kalk uit de papiervezels met de S-componenten van de klei. Dit heeft als bijkomend voordeel dat de zwavelemissies gereduceerd kunnen worden. In het verleden was er het probleem van geur bij de inzet van papierslib. Om die reden zijn er een aantal beperkende voorwaarden opgenomen voor de inzet van papierslib. Er bleek een relatie tussen de geur en de aanwezige ftalaten (in de kunststof) te zijn. Het gebruik van papierslib mag geen aanleiding geven tot geurhinder. In elk geval moet de som van de gemeten gehaltes aan ftalaten lager zijn dan 250 mg/kg ds. Onbehandeld houtafval (zaagmeel) De aanvrager wenst onbehandeld houtafval in te zetten in de productie van bakstenen. Dit om enerzijds een meer poreuze te produceren, anderzijds is houtafval een alternatieve energiebron. De inzet van houtafval (als biomassa) impliceert dat de mengregel voor het verbranden van biomassa van toepassing is voor het bepalen van de emissiegrenswaarden van de steenbakkerij Het gebruik van zaagmeel is “verbranding van biomassa”.
18
Foamglas Foamglas is afkomstig van de productie van schuimglas en foamglas. De inzet van foamglas kan gunstig beoordeeld worden op voorwaarde dat een gebruikscertificaat verleend werd. Voor bepaalde types foamglas is in het verleden reeds een gebruikscertificaat verleend. De voorwaarden gesteld in het gebruikscertificaat moeten gerespecteerd worden. Als het een type foamglas is waarvan het gebruik niet geregeld is in het gebruikscertificaat, kan de inzet enkel wanneer de inzet van foamglas vergund wordt onder de rubriek 2.2.5.e.2. Glasvezel De inzet van glasvezel kan gunstig beoordeeld worden op voorwaarde dat een gebruikscertificaat verleend werd. Er werd in het verleden reeds een gebruikscertificaat verleend. De voorwaarden gesteld in het gebruikscertificaat moeten gerespecteerd worden. Als het een type glasvezel is waarvan het gebruik niet geregeld is in het gebruikscertificaat, kan de inzet enkel wanneer de inzet van glasvezel vergund wordt onder de rubriek 2.2.5.e.2. Steenwol De inzet van steenwol kan gunstig beoordeeld worden op voorwaarde dat een gebruikcertificaat verleend werd. Er werd in het verleden reeds een gebruikcertificaat verleend. De voorwaarden gesteld in het gebruikscertificaat moeten gerespecteerd worden. Als het een type steenwol is waarvan het gebruik niet geregeled is in het gebruikcertificaat kan de inzet enkel wanneer de inzet van steenwol vergund wordt onder de rubriek 2.2.5.e.2 Kalk (ongeblust) en krijt Zijn afkomstig van carmeuse Porfier Porfier is afkomstig uit de groeve te Quenast. In de milieuvergunningsaanvraag wordt er gemeld dat er een veegvuil opnieuw in het productieproces wordt ingezet. Het gaat om een stroom die ontstaat bij het reinigen van de hal en die samengesteld is uit de grondstoffen van het productieproces. Toetsing aan vlarem 1 De aangevraagde rubriek 20.3.5.b) is in de indelingslijst vermeld met de letter X. Het bedrijf is dus een GPBV-inrichting. Een bijlage over de geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging, overeenkomstig artikel 5.§7, is bijgevoegd. Het totale verbruik aan primaire energie bedraagt ca. 0,23 petajoule. Het betreft dus een energie-intensieve inrichting. Overeenkomstig artikel 5.§8 van titel I van het Vlarem dient bij de aanvraag voor een hernieuwing een energieplan gevoegd als bedoeld in hoofdstuk I en II van het besluit van de Vlaamse Regering dd. 16.04.2004 inzake energieplanning voor ingedeelde energieintensieve inrichtingen. Wienerberger NV divisie Zonnebeke is toegetreden tot het Benchmarking Convenant. Het energieplan werd opgesteld mede aan de hand van het doorlichtingsrapport, opgemaakt door 2 Benchmarking consultants en heeft een looptijd tot 31 december 2012. De exploitant verklaart gedurende de looptijd het energieplan jaarlijks de monitoren en over de resultaten verslag te doen aan het Vlaamse Verificatiebureau. Na de periode van 4 jaar zal het energieplan worden geactualiseerd en ter verificatie voorgelegd worden aan het Verificatiebureau. De volgende energiebesparende maatregelen zullen worden uitgevoerd: optimalisatie Keller droogschema optimalisatie Keller droogprogramma’s optimalisatie nakoeling Keller droger
19
De rubriek 20.3.5.b) is tevens vermeld met de letter Yk. Het bedrijf is dus een BKGinrichting. Overeenkomstig art artikel 5.§9 dient een door het verificatiebureau geverifieerd en door de afdeling bevoegd voor luchtverontreiniging goedgekeurd monitoringplan te worden bijgevoegd. Het monitoringplan 2010 in het kader van de CO2-emissiehandel werd door de Afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu & Gezondheid van LNE goedgekeurd zonder verdere voorwaarden of bemerkingen op 4 februari 2010. De CO2-uitstoot bedraagt ca. 25 kton per jaar.Bij het Ministerieel besluit van 7 juli 2009 werden aan het bedrijf voor de handelsperiode 2008-2012 in totaal 219.840 CO2-emissierechten toegewezen. De inrichting is vergund voor een productiecapaciteit van 361.000 ton per jaar. De inrichting valt dus onder toepassing van het besluit van de Vlaamse regering van 10/12/2004 (B.S. 17/02/2005) tot omzetting van de Europese Richtlijn 97/11/EG aangaande de milieu-effectenrapportering. De inrichting behoort tot een categorie waarvoor een gemotiveerd verzoek tot ontheffing kan bekomen worden (bijlage II): categorie 5e): “De fabricage van keramische producten door middel van bakken, namelijk dakpannen, bakstenen, vuurvaste stenen, tegels aardewerk of porselein met een productiecapaciteit van 100.000 ton per jaar of meer”. Het Mer werd bijgevoegd en goedgekeurd op 28 augustus 2009. geluid Uit geluidsmetingen ter hoogte van de meest nabijgelegen woningen (deels gemeten in 2007, deels in 2009) blijkt dat het omgevingsgeluid in grote mate bepaald wordt door het verkeer op de Ieperstraat. Op basis van de geluidsvermogenniveaus van de verschillende installaties werd tevens met een overdrachtsberekening de specifieke bijdrage berekend naar de verschillende immissiepunten. Uit de bekomen geluidscontouren blijkt dat het specifiek maximum geluidsniveau ’s nachts wordt bereikt in meetpunt 2 (woning rechts van het bedrijf) en 44,5 dB(A) bedraagt. De inrichting voldoet bijgevolg aan de geluidvoorwaarden van het Vlarem II (richtwaarden 50 - 45 - 45 dB(A). De inrichting heeft in het verleden nog geen aanleiding gegeven tot klachten van abnormale geluidshinder. Mits eenzelfde bedrijfsvoering is in de toekomst evenmin abnormale geluidshinder te verwachten. De geluidshinder is derhalve tot een aanvaardbaar niveau beperkt en kan voldoen aan de geluidsvoorwaarden van het Vlarem II. lozingen Het huishoudelijk afvalwater is afkomstig van de sanitaire installaties. Het debiet wordt geraamd op max. 1.800 m³/jaar en wordt geloosd in de riolering van de Ieperstraat via een 3-tal lozingspunten. Volgens de zoneringsplannen van de VMM zijn de kantoorgebouwen gelegen in het centraal gebied, de steenbakkerij in een collectief te optimaliseren buitengebied. Alle huishoudelijk afvalwater wordt echter geloosd naar de straatriolering die is aangesloten op de RWZI van Zonnebeke. Er wordt geen bedrijfsafvalwater geloosd. Het afvalwater afkomstig van de wasinstallatie voor de voertuigen en de wielwasinstallatie wordt afzonderlijk verzameld en gebruikt in het productieproces. De mazoutverdeelinstallatie is opgesteld onder een afdak. Het hemelwater wordt afgevoerd via een KWS-afscheider. De nodige voorzieningen worden getroffen om ook dit potentieel verontreinigd hemelwater te hergebruiken in het productieproces. Een gedeelte van de bedrijfsoppervlakte is niet verhard of verhard met een steenslagverharding (stapelplaats voor de afgewerkte producten). Het hemelwater dat op deze zone terechtkomt infiltreert rechtstreeks in de bodem (ca. 30.000 m²).
20
Het hemelwater dat terechtkomt op de daken of verharde oppervlakten wordt voor een klein gedeelte gebruikt in de productie (ca. 4.700 m³). Het overige gedeelte wordt circa voor de helft (ca. 30.000 m³) rechtstreeks afgevoerd naar oppervlaktewateren (Hanebeek) en voor de helft geloosd naar de straatriolering samen met huishoudelijk afvalwater via bestaande afvoerleidingen. Dit hemelwater zorgt voor een belangrijke hydraulische belasting van enerzijdse het rioleringsstelsel en anderzijds de RWZI. Het bedrijf heeft reeds inspanningen geleverd om de aanvoer op de openbare riolering van hemelwater afkomstig van de verharde en bebouwde oppervlakken te beperken in piekdebiet d.m.v. een buffergracht met vertraagde afvoer. Volgens het Mer is de afkoppeling van hemel- en huishoudelijk afvalwater moeilijk realiseerbaar vanwege de bestaande infrastructuur maar kan bij eventuele toekomstige aanpassingswerken onderwerp uitmaken van een haalbaarheidsstudie. Het is aangewezen terzake een haalbaarheidsstudie uit te voeren. Dit kan als bijzondere voorwaarde worden opgelegd. emissies Alle stookinstallaties werken op aardgas. De emissies van de droogovens bestaan uit waterdamp en de verdunde afgassen van het verbranden van aardgas. Om de emissies van de tunneloven zo veel mogelijk te beperken wordt in eerste instantie gebruik gemaakt van procesgeïntegreerde maatregelen, ondermeer door het bijmengen van zwavelarme grond- en toeslagstoffen, het bijmengen van calciumrijke grond- en toeslagstoffen en het toepassen van een geoptimaliseerde stookcurve. Met dit doel wordt ook zaagmeel en papiervezel als toeslagstof aangewend. Volgens artikel 5.30.1.3 van het Vlarem II dient voldaan te worden aan de volgende emissievoorwaarden: Parameter SOx HF HCl Stof VOS CO
dioxinen en furanen
voor ovens met naverbranding voor ovens zonder naverbranding voor ovens met naverbranding voor ovens zonder naverbranding uitzondering: snelbouwovens uitzondering: ring- en veldbrandovens
Rookgasemissiegrenswa arden – 18% O2 500 mg/Nm³ 5 mg/Nm³ 30 mg/Nm³ 50 mg/Nm³ 50 mg/Nm³ 150 mg/Nm³ 100 mg/Nm³ 800 mg/Nm³ 1.500 mg/Nm³ 1.500 mg/Nm³ tenzij anders bepaald in de milieuvergunning 0,1 ng TEQ/Nm³
Het betreft hier een oven voor snelbouwstenen zonder naverbranding. De rookgaszuiveringsinstallatie bestaat uit een droge reiniging met calcium-reactieproduct gevolgd door een mouwenfilter. De exploitant verklaart dat een emissiegrenswaarde voor NOx van 250 mg/Nm³ zoals voorgesteld in de Bref voor de kleiverwerkende industrie (Ceramic Manufacturing Industry), haalbaar is. Dit bevestigt de exploitant tijdens de vergadering van de provinciale milieuvergunningscommissie.
21
Op de vergadering van de provinciale milieuvergunningscommissie vraagt de exploitant om voor stof de norm conform de Europese Bref op te nemen namelijk 25 mg/Nm³. De exploitant wenst voor alle vestigingen eenzelfde norm. Dit leek op het moment van de bespreking in de Provinciale Milieuvergunningscommissie aanvaardbaar, met dien verstande dat de vergunningscommissie de deputatie adviseerde om dit verder af te toetsen met de deskundige binnen LNE milieuvergunningen. Met een mail dd. 17/6 verklaart die deskundige zich niet akkoord met norm van 25 en blijft een norm van 20 mg vooropstellen : • De BREF zegt immers eveneens dat een emissieniveau van 1 à 20 mg/m3 mogelijk is • De algemene emissienorm van Vlarem bedraagt 20 • Uit de concrete stofmetingen bij het MER blijkt dat het bedrijf in Zonnebeke probleemloos waarden van 2 mg haalt Met een mail 1/7 heeft bedrijf volgende tegenargumentatie aangebracht : • In de EU bref wordt hoe dan ook een norm van 25 vooropgesteld • Uit de emissiemodelberekingen blijkt dat er totaal geen probleem is met stof in Zonnebeke, zelfs niet bij een norm van pakweg 50 mg • In identieke vestiging in Tessenderlo is ook norm van 25 mg opgenomen. Ondertussen werd een afschrift ontvangen van de milieuvergunning die de deputatie van Limburg eind 2009 heeft afgeleverd voor de Wienerberger-vestiging te Tessenderlo. In tegenstelling tot wat Wienerberger nu beweert heeft LNE-Hasselt daar wel degelijk een stofnorm van 20 mg voorgesteld, en heeft de deputatie dit ook zo opgelegd in haar vergunningsbeslissing. Dit bevestigt bijgevolg eerder het bovenvermeld standpunt van LNE-Brugge, temeer daar niet ontkend wordt dat Wienerberger Zonnebeke probleemloos die norm van 20 kan halen. Die 20 sluit ook aan bij de grote bezorgdheid die leeft binnen het provinciebestuur over de stofuitstoot in de regio. Het aanwenden van zaagmeel wordt beschouwd als meeverbranding van biomassa-afval. Het betreft niet verontreinigd onbehandeld houtafval. Voor het meeverbranden van biomassa zijn de emissievoorwaarden van artikel 5.2.3bis.4.8 en volgende van toepassing. parameter
totaal stof koolmonoxide (CO) stikstofoxiden (NOx) uitgedrukt als NO2 zwaveldioxide (SO2) dioxinen en furanen uitgedrukt in ng TEQ/Nm³
Emissiegrenswaarden voor 5 MW tot 50 MW (in mg/Nm³) – 11% O2 30 200 400 300 0,1
De emissiegrenswaarden van de afgassen dienen te worden bepaald op basis van de respectievelijke geleverde warmte van de aangewende biomassa en aardgas (mengregel). Met het bijvoegen van 2% zaagmeel bedraagt het warmteaandeel van het zaagmeel 14%. Rekening houdend met de aangepaste normen voor NOx en stof zijn bij toepassing van de mengregel de volgende emissiegrenswaarden van toepassing: Parameter SOx HF HCl
Rookgasemissiegrenswaarden – 18% O2 in mg/Nm³ 444 4,5 27,1
22
Stof CO NOx
18 1.302 231
De exploitant verklaart dat het aandeel zaagmeel kan wijzigen, zeker in geval dat papiervezel wordt ingezet. Het is derhalve niet aangewezen deze emissiegrenswaarden als bijzondere voorwaarde op te leggen. Ze dienen telkens te worden bepaald, overeenkomstig de voorschriften van het Vlarem II (artikel 5.2.3bis.4.10), naargelang het aandeel van de aangewende biomassa. De samenstelling van het kleimengsel dient, samen met de berekening van de overeenkomstige emissiegrenswaarden, bijgehouden te worden in een logboek en aan de toezichthoudende overheid kunnen worden voorgelegd. De exploitant deelt op de vergadering van de provinciale milieuvergunningscommissie mee dat zij akkoord gaan met deze werkwijze in plaats van het opleggen van effectieve emissiegrenswaarden. Het gebruik van papiervezel zal op termijn afgebouwd worden en zoveel als mogelijk vervangen worden door zaagmeel. Het is belangrijk dat het logboek up-to date wordt gehouden. Het aanwenden van papiervezel (max. 5 gewichts%) wordt beschouwd als nuttige toepassing van afvalstoffen en niet als verbranding van afvalstoffen. Uit ervaringen in een andere vestiging van dezelfde exploitant (Terca Nova – Beerse) blijkt dat het aanwenden van papiervezel aanleiding kan geven tot het ontstaan van geurhinder. Uit het onderzoek, uitgevoerd door een erkend deskundige, kon besloten worden dat de geurhinder afkomstig is van de aanwezigheid van plastiek en bovendien het gehalte aan ftalaten een goede indicatie is voor de aanwezigheid van plastiek. Op basis van de studie kan een waarde van 250 tot 750 mg totaal ftalaten per kg droge stof papiervezel toegelaten worden. Teneinde voldoende garanties te bieden wordt een gehalte van max. 250 mg ftalaten per kg DS toegelaten. Een regelmatige analyse (wekelijks) is noodzakelijk. De resultaten dienen ter beschikking gehouden te worden van de toezichthoudende overheid. De exploitant is bereid deze analyses uit te voeren. Voor het gebruik van andere afvalstoffen zoals calciumreactieproduct, foamglas, glasvezel of steenwol is de exploitant in het bezit van een gebruikscertificaat waardoor de afvalstof het statuut van secundaire grondstof krijgt. Deze stoffen worden dus niet meer beschouwd als afvalstof. Voor de beperking van de geleide stofemissies is op diverse installaties een stofafzuigsysteem (met mouwfilter) geplaatst. In de meeste gevallen wordt de gezuiverde lucht terug in de bedrijfshal geblazen, op een 2-tal plaatsen wordt de gefilterde lucht in de openlucht geëmitteerd. Overeenkomstig titel II van het Vlarem (bijlage 4.4.2) bedraagt de algemene emissiegrenswaarde voor stof 50 mg/Nm³ (20 mg/Nm³ vanaf 01.01.2012). Volgens de Bref dienen geleide stofemissies van stofvormende processen beperkt te worden tot 1 à 10 mg/Nm³. Gelet op het feit dat de installaties voorzien zijn van mouwfilters is een emissiegrenswaarde van 10 mg/Nm³ haalbaar. De exploitant dient tevens de nodige maatregelen te nemen om het ontstaan van diffuse stof-emissies te beperken. Alle grond- en toeslagstoffen worden zo veel mogelijk in de loodsen opgeslagen. Klei, zand en leisteen worden tijdens sommige perioden (bij gebrek aan voldoende plaats binnen) ook in openlucht opgeslagen. Bij intern transport of tijdens droge periodes kan stofhinder kan ontstaan. Abnormale stofhinder dient vermeden te worden door het nemen van de gepaste maatregelen.
23
Daartoe dienen: - De interne wegen zo veel mogelijk stofvrij te worden gehouden en/of bevochtigd te worden; - Stuifgevoelige materialen te worden opgeslagen in compartimenten die langs 3 zijden zijn afgesloten door scheidingswanden en waarbij de materialen niet hoger worden gestapeld dan de hoogte van de scheidingswanden, of een gelijkwaardige oplossing. Indien hoger wordt gestapeld dienen de nodige voorzieningen aanwezig te zijn om de materialen voldoende te bevochtigen zodat abnormale stofhinder wordt vermeden; - De activiteiten in de openlucht te gebeuren met de nodige discipline: er worden instructies gegeven aan vrachtwagen- en bulldozerbestuurders om de rijsnelheid aan te passen om zodoende het opwervelen van stof te vermijden; De exploitant deelt tijdens de vergadering van de provinciale milieuvergunningscommissie mee dat de diverse grondstoffen, opgeslagen in open lucht, ommuurd worden door gestapelde paletten. Dit is echter geen definitieve maatregel. Een groot deel van de grondstoffen wordt binnen opgeslagen. Een klein deel wordt buiten opgeslagen maar dit betreft eigenlijk geen stuifgevoelig materiaal. Bovenstaande voorwaarde geldt enkel voor stuifgevoelig materiaal. Indien deze materialen buiten worden opgeslagen dient deze voldoende afgeschermd worden zodat er geen abnormale stofhinder is voor de omgeving. Een evenwaardige maatregel zoals door de exploitant werd toegelicht op de vergadering van de provinciale milieuvergunningscommissie is ook aanvaardbaar. opslagplaatsen De afgewerkte materialen worden verpakt in een plastiekfolie. De opslag ervan gebeurt op een betonverharding of steenslagverharding. De interne wegenis is verhard met een betonverharding. Er is geen gevaar voor bodem- of grondwaterverontreinigingen. Abnormale stofhinder dient vermeden te worden door het regelmatig reinigen van de wegenis en de nodige discipline van de vrachtwagenbestuurders. De opslag van mazout gebeurt in bovengrondse dubbelwandige tanks. Een inkuiping is niet noodzakelijk. De opslagplaats voor de oliën is ingekuipt. De opslag van de gassen in flessen gebeurt buiten de bedrijfsgebouwen. De afstandsregels van bijlage 5.16.1 van titel II van het Vlarem kunnen worden gerespecteerd. De overige gevraagde opslagplaatsen voor grond- of toeslagstoffen betreffen overwegend vaste stoffen. Ze worden droog opgeslagen op een betonverharding in de bedrijfsgebouwen in silo’s, containers, zakken, enz. Verpakkingsfolie en houten palletten worden in open lucht opgeslagen. Bodemverontreinigingen zijn niet te verwachten. Ook het brandrisico is beperkt. afwijking algemene voorwaarden afvalverwerking De exploitant vraagt om te mogen afzien van de verplichting tot het plaatsen van een eigen geijkte weegbrug (artikel 5.2.1.2.§1 van het Vlarem II). De exploitant verklaart dat elke vrachtwagen leeg en geladen wordt gewogen op de geijkte weegbrug van de leverancier van de afvalstoffen. Bovendien wordt een volledig register bijgehouden met de vermelding van aanvoerdata, aanvoeruur, herkomst, vervoerder, aangevoerde hoeveelheid, enz. Er kan derhalve tegemoetgekomen worden aan de vraag om te mogen afzien van de verplichting tot het plaatsen van een eigen geijkte weegbrug. De exploitant vraagt om te mogen afzien van de verplichting tot het plaatsen van een omheining (artikel 5.2.1.5.§2 van het Vlarem II).
24
Alle afvalstoffen (papiervezel en zaagmeel) worden opgeslagen binnen de bedrijfsgebouwen, afgescheiden van de rest van het productieproces en andere opslagplaatsen. De opslagplaats is niet visueel zichtbaar van op de openbare weg en is niet toegankelijk voor onbevoegden. Vooraan is het terrein afgesloten door een omheining van 2 m hoog. Op andere plaatsen is het terrein afgesloten door een berm, gebouwen of een verplaatsbaar hekken. Er kan derhalve tegemoetgekomen worden aan de vraag om te mogen afzien van de verplichting tot het plaatsen van een 2 m hoge omheining. De exploitant vraagt om te mogen afzien van de verplichting tot het aanleggen van een groenscherm (artikel 5.2.1.5.§5 van het Vlarem II). Op diverse plaatsen is langs de perceelsgrenzen een helling aanwezig met beplanting van een variabele breedte. Aan zijkant rechts vooraan is een afsluiting van twee meter hoog zonder groenscherm maar palende aan een weide die eigendom is van de exploitant. Achteraan paalt het bedrijf aan de asfaltverharding en toegangsweg tot de stortplaats Inafzo. De aanplanting van een groenscherm is er onmogelijk. Bovendien worden de afvalstoffen opgeslagen binnen de bedrijfsgebouwen en zijn ze niet zichtbaar van op de openbare weg. Er kan derhalve tegemoetgekomen worden aan de vraag om te mogen afzien van de verplichting tot het aanplanten van een groenscherm. GPBV-inrichting De inrichting is een IPPC-bedrijf (productiecapaciteit > 75 ton/dag). De jaarlijkse productiecapaciteit bedraagt 361.000 ton/jaar of max. 989 ton/dag. Bij het vergunningsdossier werd, overeenkomstig art 5 §7 van titel I van het Vlarem, een nota gevoegd in verband met de geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging. De inrichting dient te worden getoetst aan de richtlijnen van de Bref “BREF for Ceramic Manufacturing Industry”. De toetsing is het voorwerp van een afzonderlijk verslag. Uit de toetsing blijkt dat de inrichting voor alle milieucompartimenten kan voldoen aan de richtlijnen voorzien in de Bref. Mer De productiecapaciteit bedraagt 361.000 ton eindproducten per jaar. De inrichting is dus mer-plichtig (> 100.000 ton/jaar). De resultaten van het milieueffectenrapport kunnen als volgt worden samengevat: Lucht: De afvalgassen van de tunneloven worden gezuiverd door middel van een droge luchtreinigingsinstallatie met mouwenfilter; Dispersieberekeningen werden uitgevoerd voor SOx-, HF-, HCl-, CO-, stof-, VOS- en NOx-emissies; de huidige luchtkwaliteit voldoet aan de luchtkwaliteitsnormen; de berekende immissiebijdragen voldoen aan de geldende normen en zijn dus aanvaardbaar; de verlaging van de emissiegrenswaarden voor SOx sedert 01.01.2010 wordt als een positief effect beschouwd; Diffuse stofemissies vanwege op- en overslag worden als zeer beperkt ingeschat; Water: - Er bestaat geen volledig gescheiden afvoer van hemelwater en sanitair water, wat als een suboptimale situatie beschouwd kan worden; - Ca. 50% van het hemelwater gaat rechtstreeks naar de Hanebeek; de rest gaat via de RWZI; - De voorwaarden van de bouwvergunning dd. 24/12/2007 betreffende lozing van hemelwater (buffering, lozingsdebiet, …) werden gerealiseerd;
25
-
Volledige afkoppeling is moeilijk realiseerbaar maar kan bij toekomstige aanpassingswerken het voorwerp uitmaken van een haalbaarheidsstudie;
Bodem: Binnen het huidig wettelijk kader zijn voldoende maatregelen opgenomen om bodem- en grondwaterverontreiniging te vermijden; Er dienen geen bijkomende milderende maatregelen te worden genomen; Geluid: Wat betreft continu geluid zijn er geen overschrijdingen van de grenswaarden te verwachten; In sommige gevallen (afhankelijk van afscherming door gestapelde bakstenen, bestuurder, ..) kan tijdens de avond- en nachturen sporadisch een lichte overschrijding optreden van de richtwaarde voor fluctuerend geluid; het wegverkeer blijft echter bepalend voor het omgevingsgeluid; Milderende maatregelen zijn niet aangewezen; Mobiliteit: Vrachtverkeer veroorzaakt geen significante problemen op gevolgde transportroutes; De impact vanwege de verbrandingsgassen van het vrachtverkeer blijkt in alle situaties verwaarloosbaar voor PM10. Voor NOx is op het kruispunt IeperstraatBriekestraat de impact beperkt. Op de overige punten is de impact niet aantoonbaar. Mens: De impact van het project op de gezondheid en het welzijn van de omwonenden is zeer beperkt; Er dringen zich geen bijkomende specifieke milderende maatregelen op. Fauna en flora: Belangrijke bijdrage aan verzurende deposities in de omgeving; de concentraties blijven beneden de normen; de impact is aanvaardbaar te noemen; Ook wat betreft de fluoride-uitstoot zijn geen effecten te verwachten. Er dienen geen bijkomende maatregelen genomen te worden. Watertoets De inrichting bevindt zich niet in (mogelijk) overstromingsgevoelig gebied en is gesitueerd in het Ijzerbekken. De betrokken percelen stromen af naar de Hanebeek. De aanvraag vindt plaats binnen bestaande vergunde gebouwen. Er wordt dan ook geen bijkomende impact verwacht op de waterhuishouding, zodat kan geconcludeerd worden dat huidige aanvraag geen bijkomend schadelijk effect zal veroorzaken.
Overwegende dat de elementen aangebracht door de aanvrager, gehoord door de Provinciale Milieuvergunningscommissie als volgt kunnen weergegeven worden: we hebben 18 sites die vervallen op 01/09/2011; we houden ons aan het traject om te hernieuwen; Nox-norm is volgens vlarem 500 mg/Nm3; het BREF werkt ook met 250 mg/l; het voorstel voor de norm stof is 20 mg/Nm3, vlarem hanteert de norm 50 mg/Nm3, europees is de norm 25 mg/Nm3; we vragen 25 mg/Nm3 om een lijn te kunnen trekken; maatregelen zijn nodig rond stof; we vragen dat dit niet cumulatief is; als we via andere maatregelen het stof kunnen beperken vragen we om niet te moeten ommuren; De emissienormen zijn een mengregel; dit is als we een zaagmeel zouden gebruiken; we vragen om een logboek bij te houden waarvan de mengeling worden genoteerd; dit is conform het voorstel van LNE; we zullen proberen om papiervezels te gebruiken ter vervanging van het zaagmeel;
26
Voor de diffuse emissies van stof te beperken gebeuren volgende maatregelen : regelmatig reinigen terreinen, bevochtigen van de grondstof; een groot deel van de grondstoffen wordt binnen opgeslagen; een deel is ommuurd; een klein deel wordt buiten opgeslagen maar dit is eigenlijk geen stuifgevoelig materiaal; de geluidsnormen worden gehaald; Overwegende dat deze elementen niets afdoen aan de hierboven vermelde overwegingen en vaststellingen; Overwegende dat de exploitatie van het toelaatbare deel van de inrichting verenigbaar moet gemaakt worden met de omgeving, zowel wat betreft de risico’s voor de externe veiligheid als wat betreft de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de inrichting; Dat het daarom noodzakelijk is vergunningsvoorwaarden op te leggen die technisch haalbaar zijn en voldoen aan de vereiste van best beschikbare schone technologie zonder overmatig hoge kosten; dat de technische criteria en de van toepassing zijnde normen vanuit dit uitgangspunt gehanteerd worden; dat deze voorwaarden kunnen worden geconcretiseerd als omschreven in bijlage;
Overwegende dat gesteld kan worden dat de risico’s voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de inrichting veroorzaakt door de gevraagde verandering/verdere exploitatie, mits naleving van de in onderhavig besluit opgelegde milieuvergunningsvoorwaarden tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt; Overwegende dat er bijgevolg aanleiding toe bestaat de gevraagde vergunning volledig toe te staan; Gelet op het verslag van de heer Gedeputeerde Bart Naeyaert, gegeven in zitting van heden; BESLUIT Artikel 1 Aan N.V. WIENERBERGER, gevestigd te Kapel Ter Bede 86 8500 Kortrijk wordt onder de voorwaarden bepaald in onderhavig besluit vergunning verleend, om een inrichting gelegen te Ieperstraat 186 te Zonnebeke, kadastraal bekend : Afdeling
Sectie
Perceelnummer
ZONNEBEKE 1 AFD/ZONNEBEKE/
A
0312/E
ZONNEBEKE 1 AFD/ZONNEBEKE/
A
0339/M
ZONNEBEKE 1 AFD/ZONNEBEKE/
A
0344/E 2
ZONNEBEKE 1 AFD/ZONNEBEKE/
A
0344/H 2
ZONNEBEKE 1 AFD/ZONNEBEKE/
A
0349/F
ZONNEBEKE 1 AFD/ZONNEBEKE/
A
0369/F
ZONNEBEKE 1 AFD/ZONNEBEKE/
A
0371/K
ZONNEBEKE 1 AFD/ZONNEBEKE/
A
0371/M
ZONNEBEKE 1 AFD/ZONNEBEKE/
A
0372/B 3
ZONNEBEKE 1 AFD/ZONNEBEKE/
A
0372/W 2
27
Afdeling
Sectie
Perceelnummer
ZONNEBEKE 1 AFD/ZONNEBEKE/
A
0372/Z 2
met als voorwerp : een steenbakkerij voor de productie van snelbouwstenen verder te exploiteren en te veranderen door wijziging, uitbreiding en toevoeging Rubriek
Omschrijving
Kl.
Advies
Tijd.
Coörd
Audit
Jv.
2.2.5.e.2
Opslag en fysischchemische behandeling al of niet in combinatie met een mechanische behandeling, van: andere niet gevaarlijke afvalstoffen, met een opslagcapaciteit van: meer dan 1 ton (Totale eenheden: 1500 Ton)
1
AMOR
1
A
N
2.3.4.2.a.1.2
Opslag en medeverbranding van: biomassaafval: plantaardig afval, vezelachtig afval, kurkafval en onbehandeld houtafval, met een nominaal thermisch vermogen van: meer dan 5 MW (Totale eenheden: 25 Mega Watt)
1
AMOR
1
B
N
3.2.2.a
Lozen van huishoudelijk afvalwater, niet van woongelegenheden , zonder afvalwaterzuivering sinstallatie, met biologische afbreekbare organische belasting, >20 inw equiv: lozingspunt in gemeente met def gemeent zoneringsplan: buiten zoneringsplan…
3
0
N
N
28
X
Rubriek
Omschrijving
Kl.
Advies
Tijd.
Coörd
Audit
Jv.
(Totale eenheden: 0,3 kubieke meter per uur ) 12.1.2.a
Elektriciteitsproduc tie: niet in rubrieken 20.1.5, 20.1.6 en 43.2 bedoelde inrichtingen met een geïnst. tot. elektr. vermogen van: meer dan 300 kW tem 10.000 kW, wanneer de inrichting behoort bij een noodgroep en volledig gelegen in industriegebied (Totale eenheden: 872 kilo watt)
2
1
N
N
12.2.1
Transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van: 100 kVA tot en met 1.000 kVA (Totale eenheden: 800 kilo Volt-Ampere)
3
0
N
N
12.2.2
Transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van: meer dan 1.000 kVA (Totale eenheden: 1600 kilo Volt-Ampere)
2
1
N
N
12.2.2
Transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van: meer dan 1.000 kVA (Totale eenheden: 2000 kilo Volt-Ampere)
2
1
N
N
12.2.2
Transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van: meer dan 1.000 kVA (Totale
2
1
N
N
29
X
Rubriek
Omschrijving
Kl.
Advies
Tijd.
Coörd
Audit
Jv.
eenheden: 1250 kilo Volt-Ampere) 12.2.2
Transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van: meer dan 1.000 kVA (Totale eenheden: 1600 kilo Volt-Ampere)
2
1
N
N
15.1.1
Garages, parkeerplaatsen en herstellingswerkpla atsen voor motorvoertuigen: Al dan niet overdekte ruimte, andere dan in rubriek 15.5 en rubriek 19.8, waarin gestald worden: 3 tot en met 25 autovoertuigen en/of aanhangwagens, andere dan personenwagens (Totale eenheden: 17 Stuks (aantal))
3
0
N
N
15.2
Garages, parkeerplaatsen en herstellingswerkpla atsen voor motorvoertuigen: Werkplaatsen voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van motorvoertuigen (miv carrosseriewerkzaa mheden), andere dan deze bedoeld in rubriek 15.3 en 15.5 (Totale eenheden: 1 Stuks (aantal))
3
0
N
N
15.4.1
Garages, parkeerplaatsen en herstellingswerkpla atsen voor motorvoertuigen:
3
0
N
N
30
X
Rubriek
Omschrijving
Kl.
Advies
Tijd.
Coörd
Audit
Jv.
Niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van voertuigen en hun aanhangwagens, andere dan deze bedoeld in rubriek 15.5, volledig gelegen in een industriegebied (Totale eenheden: 2 Stuks (aantal)) 16.3.1.2
Gassen: Koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren en airconditioninginsta llaties, met totale geïnstalleerde drijfkracht van: meer dan 200 kW (Uitz.: installaties van rubriek 15.5 en 19.8 zijn niet ingedeeld in rubriek 16.3) (Totale eenheden: 325,9 kilo watt)
2
1
N
N
16.7.2
Gassen: Opslagplaatsen voor samengeperste, vloeibaar gemaakte of in oplossing gehouden gassen in verplaatsbare recipiënten (uitz. rubriek 48) met een gezamenlijk waterinhoudsverm ogen van: meer dan 1000 l tem 10000 l (Totale eenheden: 2290 liter)
2
1
N
N
17.3.3.2.a
Gevaarlijke stoffen: Opslagplaatsen vr oxiderende, schadelijke, corrosieve en irriterende stoffen,
2
0
N
N
31
X
Rubriek
Omschrijving
Kl.
Advies
Tijd.
Coörd
Audit
Jv.
(muv rubriek 48), met een tot. inhoudsvermogen van: meer dan 10000 kg tem 50000 kg, wanneer de inrichting voll. gelegen in industriegebied (Totale eenheden: 49862 kilogram) 17.3.6.2
Gevaarlijke stoffen: Opslagplaatsen voor vloeistoffen met ontvlammingspunt >55°C en <100°C, (muv rubriek 48), met tot. inhoudsvermogen van: meer dan 20000 l tem 500000 l (Totale eenheden: 23300 liter)
2
0
N
N
17.3.7.1
Gevaarlijke stoffen: Opslagplaatsen voor vloeistoffen met een ontvlammingspunt hoger dan 100° C, (muv rubriek 48), met een totaal inhoudsvermogen van: 200 l tem 50000 l (Totale eenheden: 12200 liter)
3
0
N
N
17.3.9.1
Gevaarlijke stoffen: Brandstofverdeelin stallaties voor motorvoertuigen: Inrichtingen voor de verdeling van de in rubriek 17.3.6 bedoelde vloeistoffen met maximaal 1 verdeelslang (Totale eenheden: 1 Stuks (aantal))
3
0
N
N
32
X
17.4
Gevaarl. stoffen: opslagpl. (muv rubriek 48, en/of verkoopspunten van in bijl. 7 bij tit. I vh Vlarem bed. gevaarl. stoffen) in verpakk. met een inhoudsverm. van max. 25 l of 25 kg, voor zover de max. opslag is ts 50kg of 50l en 5.000kg of 5000l (Totale eenheden: 500 kilogram)
3
0
N
N
19.6.1.b
Hout: Opslagplaatsen van hout e.d., muv rubriek 48 en 19.8, met een capaciteit van: wanneer de inrichting volledig is gelegen in een industriegebied: meer dan 100 ton tem 800 ton of meer dan 200 m3 tot en met 1600 m3 in open lucht (Totale eenheden: 250 Ton)
3
0
N
N
20.3.5.a.3.a
Industriële inrichtingen: Inrichtingen voor het fabriceren van keramische producten dmv bakken (of verhitting) met: tot geïnst drijfkr van: meer dan 1000 kW, wanneer de inrichting volledig gelegen in industriegebied (Totale eenheden: 5740 kilo watt)
1
0
A
AMNR
P
J
33
20.3.5.b
Industriële inrichtingen: Inrichtingen voor het fabriceren van keramische producten dmv bakken (of verhitting) met: een productiecapaciteit in gewicht >75 ton/dag en/of een ovencapaciteit >4 m3 en met een plaatsingsdichtheid per oven >300 kg/m3 (Totale eenheden: 989 Ton per dag)
1
23.3.1.a
Kunststoffen: Opslag van kunststoffen en van voorwerpen uit kunststoffen, muv rubriek 41 en 48, met een capaciteit van: >10 ton tem 200 ton in een lokaal of > 100 ton tem 800 ton in open lucht, wanneer de inrichting is gelegen in industriegebied (Totale eenheden: 200 Ton)
24.4
Laboratoria andere dan bedoeld in rubrieken 24.1, 24.2, 24.3. (Totale eenheden: 1 Stuks (aantal))
AMNR Y
0
A
P
J
3
0
N
N
3
0
N
N
34
X
29.5.2.1.a
Metalen/voorwerpe n metaal: Smederijen, inricht mech behandelen metalen en vervaardigen voorwerpen, met tot geïnst drijfkracht van: 5 kW tem 200 kW, wanneer de inrichting volledig gelegen in industriegebied (Totale eenheden: 76,45 kilo watt)
3
0
N
N
29.5.7.1.a.1
Metalen/voorwerpe n metaal: Ontvetten van metalen of voorwerpen van metaal dmv: gehalogeneerde oplosmiddelen met tot inhoudsvermogen van baden en spoelbaden v: 10 l tem 1000 l, wanneer de inrichting volledig gelegen in industriegebied (Totale eenheden: 200 liter)
3
0
N
N
30.1.3
Minerale industrie: Inrichtingen voor het mechanisch behandelen van minerale producten met een geïnstalleerde drijfkracht van: meer dan 200 kW (Totale eenheden: 422 kilo watt)
1
AR
1
N
N
30.9
Minerale industrie: Steenbakkerijen (Totale eenheden: 5740 kilo watt)
1
AMNR
0
B
E
J
35
30.10.1
Minerale industrie: Inrichtingen voor de opslag of overslag van ertsen en/of andere minerale producten, muv rubriek 48, met een oppervlakte van: 1 tot en met 10 ha (Totale eenheden: 9,71 Hectare)
2
1
N
N
31.1.3
Motoren: Vast opgestelde motoren met een totaal nominaal vermogen van: meer dan 500 kW (Totale eenheden: 872 kilo watt)
1
AR
1
N
N
43.1.3
Verbrandingsinricht ingen: zonder elektriciteitsproduc tie, met een totaal warmtevermogen van: meer dan 5000 kW (Totale eenheden: 37503 kilo watt)
1
AMR
0
B
43.4
Verbrandingsinricht ingen (inclusief motoren) met een totaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW met uitzondering van installaties voor het verbranden van gevaarlijke stoffen of stadsafval (Totale eenheden: 37,5 Mega Watt)
1
AMRY
0
N
Rubriek
Product
Hoeveelheid
2.2.5.e.2
papiervezel
1500 Ton
2.3.4.2.a.1.2
opslag en meeverbranding van biomassaafval
25 Mega Watt
3.2.2.a
huishoudelijk afvalwater
0,3 kubieke meter per uur
12.1.2.a
noodstroomgroepen
872 kilo watt
12.2.1
transformatoren
800 kilo Volt-Ampere
P
J
J
36
Rubriek
Product
Hoeveelheid
12.2.2
transformatoren
2000 kilo Volt-Ampere
12.2.2
transformatoren
1600 kilo Volt-Ampere
12.2.2
transformatoren
1600 kilo Volt-Ampere
12.2.2
transformatoren
1250 kilo Volt-Ampere
15.1.1
voertuigen en/of aanhangwagens
17 Stuks (aantal)
15.2
garagewerkplaatsen met hefbrug
1 Stuks (aantal)
15.4.1
wasplaatsen
1 Stuks (aantal)
15.4.1
wielwasinstallaties
1 Stuks (aantal)
16.3.1.2
luchtcompressoren
257 kilo watt
16.3.1.2
luchtdrogers
4 kilo watt
16.3.1.2
airconditioninginstallaties
64,9 kilo watt
16.7.2
zuurstof
254 liter
16.7.2
stikstof
80 liter
16.7.2
argon
90 liter
16.7.2
acetyleen
286 liter
16.7.2
propaan
1580 liter
17.3.3.2.a
corrosieve,irriterende, schadelijke en oxiderende stoffen
49862 kilogram
17.3.6.2
mazout
23300 liter
17.3.7.1
oliën
12200 liter
17.3.9.1
verdeelslangen
1 Stuks (aantal)
17.4
gevaarlijke stoffen
500 kilogram
19.6.1.b
houten paletten
250 Ton
20.3.5.a.3.a
steenbakkerij
5740 kilo watt
20.3.5.b
keramische producten
989 Ton per dag
23.3.1.a
folies
200 Ton
24.4
laboratoria
1 Stuks (aantal)
29.5.2.1.a
metaalbewerkingsmachines
76,45 kilo watt
29.5.7.1.a.1
ontvettingsbaden
200 liter
30.1.3
slijpmachines
422 kilo watt
30.9
steenbakkerijen
5740 kilo watt
30.10.1
minerale producten
9,71 Hectare
31.1.3
noodstroomgroepen
872 kilo watt
43.1.3
stookinstallaties
37503 kilo watt
43.4
stookinstallaties
37,5 Mega Watt
Opslag:
4 tanks bovengronds
37
Zodat deze voortaan zou omvatten: Een steenbakkerij voor de productie van snelbouwstenen met: • kleivoorbereiding, totaal: 1.779,54 kW - algemeen 1.471,30 kW (kastenbeschikkers, 2 baggers, kollergangen 279,7 kW, walswerken 360 kW, fijnwalswerken 368 kW, transportbanden, stofafzuiging,…) - Keller 204,40 kW (bagger, menger, stofafzuiging, walswerk, dosering toeslagstoffen,…) - Lingl 103,84 kW (transportbanden, afwerpbruggen, bagger, kastenbeschikker,…) • 2 productielijnen met een capaciteit van totaal 361.000 ton/jaar (afgewerkt product): - aanwending van papiervezel in productieproces (max. 5 %) - aanwending van zaagmeel in productieproces (max. 2 %) met warmtevermogen van 25 MWth - Keller-lijn (capaciteit 299 ton/dag), totaal 1.375,16 kW: - voorbereiding 23,60 kW - persen 313,50 kW (menger 83,1 kW, pers 137,1 kW, snijden, transport, ..) - drogen 494,90 kW (12 droogkamers 400,5 kW, warmeluchtventilatoren, transport, …) - zetten 111,46 kW - bakken 245,40 kW (tunneloven 215 kW, TOW-transport 30,4 kW) - ontladen - verpakking 146 kW - algemeen (stofafzuiging) 40,30 kW - Lingl-lijn (capaciteit 690 ton/dag), totaal 1795 kW: - persen 657 kW (zeefrondbeschikker 115 kW, mengelaar en pers 400 kW, afvalbanden, transport, …) - drogen 354 kW (drogerij 330 kW, droogwagentransport 24 kW) - zetten 172 kW - bakken 440 kW (tunneloven 334 kW, transport, …) - ontladen en verpakking 172 kW - slijpafdeling (Lingl) en stofafzuiging 422 kW - rookgasreiniging 368 kW • lozing van max. 1.800 m³/jaar huishoudelijk afvalwater in de openbare riolering • 5 transfo’s van resp. 800 kVA, 1.250 kVA, 2 x 1.600 kVA en 2.000 kVA • 2 noodstroomgroepen met dieselmotor resp. 740 kW en 132 kW • garagewerkplaats met 1 hefbrug • wasplaats voor voertuigen en een wielwasinstallatie • stalplaats voor 17 voertuigen (11 heftrucks, 2 bestelwagens, 1 hoogtewerker, 1 veegmachine, 2 laadschoppen) • airco-installatie 64,9 kW • 4 compressoren resp 100 kW, 75 kW, 45 kW en 37 kW met 2 luchtdrogers elk 2 kW • een labo • opslagplaatsen: - papiervezel 1.500 ton - zaagmeel 800 ton - gassen in flessen 2.290 l (254 l zuurstof, 80 l stikstof, 286 l acetyleen, 90 l argon, 1.580 l propaan) - schadelijke, irriterende of corrosieve producten 49.862 kg (calciumhydroxide 25 ton (in zakken), betonmortellijm 24 ton, diversen 862 kg) - bovengrondse dubbelwandige mazouttank 15.000 l met 1 verdeelpomp - bovengrondse mazouttanks (noodgroepen) resp. 5.000 l en 100 l - bovengrondse tank stookolie 3.200 l - diverse oliën 12.200 l, waarvan 3.200 l afvalolie in bovengrondse tank - diverse producten in verpakkingen < 25 kg/l, totaal 500 kg/l - houten palletten 250 ton - kunststoffen (rekfolie, krimpfolie) 200 ton
38
opslagplaats minerale en afgewerkte producten 9,713 ha - afgewerkte producten: 120.000 ton - minerale producten: klei 20.400 ton (deels in open lucht), zand 9.200 ton (deels in open lucht), shiste/leisteen 9.100 ton (deels in open lucht), kleimengeling 14.400 ton, gemalen baksteen 5.100 ton, gereageerd adsorbens 70 ton, kalk 25 ton, krijt 60 ton (silo), foamglas 2.700 ton, porfier 1.000 ton, steenwol 1.800 ton, glasvezel 900 ton, - producten rookgaszuivering: 50 ton adsorbens (Ca-product) in silo, 60 ton gereageerd adsorbens in silo • diverse metaalbewerkingsmachines 76,45 kW • ontvettingsbad met ontvetter 200 l • diverse stookinstallaties, totaal 37.503 kWth - verwarming algemeen 250 kWth - droogkamers 1-10 Keller 7.560 kWth - droogkamers 11-12 Keller 4.350 kWth - heteluchtbrander drogerij Keller 2.790 kWth - tunneloven Keller 5.466 kWth - tunneldrogerij Lingl 5.200 kWth - tunneloven Lingl 11.669 kWth - verwarming garage/smidse 300 kWth - verwarming bureel 63 kWth - verwarming Lingl 105 kWth -
De norm voor stof dient nog afgetoetst te worden met de deskundige van LNE milieuvergunningen.
Artikel 2 § 1. De in artikel 1 bedoelde vergunde inrichting dient in gebruik genomen binnen een termijn van 200 kalenderdagen te rekenen vanaf de datum bepaald in artikel 3,1. § 2. In de mate dat voor de inrichting die het voorwerp uitmaakt van de in artikel 1 bedoelde vergunning, krachtens het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996 en het decreet van 27 maart 2009, een stedenbouwkundige vergunning nodig is, wordt onderhavige milieuvergunning geschorst, zolang de stedenbouwkundige vergunning niet is verleend. In afwijking van het bepaalde § 1 wordt de aanvangsdatum van de milieuvergunning in dat geval verdaagd tot de dag dat deze stedenbouwkundige vergunning definitief is verworven. § 3. Wordt de in § 2 bedoelde stedenbouwkundige vergunning geweigerd, dan vervalt de in artikel 1 bedoelde milieuvergunning van rechtswege op de dag van de weigering van de stedenbouwkundige vergunning in laatste aanleg.
39
Artikel 3 De in artikel 1 bedoelde vergunning wordt verleend voor een termijn van 20 jaar. 1. die aanvangt op
08/07/2010
behoudens wanneer :
a) onderhavige milieuvergunning is geschorst omdat de stedenbouwkundige vergunning, vereist krachtens artikel 42 van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996 en het decreet van 27 maart 2009, op datum van onderhavige milieuvergunning niet definitief is verleend; de exploitant dient de datum waarop de stedenbouwkundige vergunning werd verleend bij ter post aangetekend schrijven mee te delen aan de overheid die de milieuvergunning heeft verleend; b) onderhavige milieuvergunning overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, § 3 van rechtswege vervalt; in dat geval is geen enkele vergunningstermijn toegestaan; 2. die eindigt op -
08/07/2030
behoudens wanneer :
de inrichting overeenkomstig het bepaalde in sub 1. a), later werd in gebruik genomen; in dat geval wordt de einddatum van onderhavige vergunning met een termijn overeenstemmend met deze latere in gebruikname naar later verschoven, behalve wanneer de einddatum samenvalt met de eerder verleende lopende vergunning(en).
Artikel 4 De in artikel 1 bedoelde vergunning is afhankelijk van de strikte naleving van de volgende voorwaarden : De algemene en sectorale voorwaarden voor nieuwe/bestaande inrichtingen van titel II van het Vlarem. Ter informatie volgt hierna een niet-limitatieve opsomming van toepasselijke algemene en sectorale bepalingen uit titel II van het Vlarem (waarvan, in voorkomend geval, enkel de aangeduide artikelen van toepassing zijn) : V01: V02: V03: V04: V05: V07: V13: V20: V35: V37:
Algemene milieuvoorwaarden - algemeen: Hoofdstuk 4.1 en bijlage 4.1.8 Algemene milieuvoorwaarden - geluid: Hoofdstuk 4.5 en bijlagen 2.2.1, 2.2.2, 4.5.1, 4.5.2, 4.5.3, 4.5.4, 4.5.5 en 4.5.6 Algemene milieuvoorwaarden - oppervlaktewater: Hoofdstuk 4.2 en bijlagen 4.2.5.1, 4.2.5.2 en 4.2.5.4 Algemene milieuvoorwaarden - grond- en bodemwater: Hoofdstuk 4.3 en bijlage 4.2.5.1 Algemene milieuvoorwaarden - lucht: Hoofdstuk 4.4. en bijlagen 4.4.1, 4.4.2, 4.4.3, 4.4.4 en 4.4.5 Verwerking van afvalstoffen - algemeen: Afdeling 5.2.1 en subafdeling 5.2.3.1 Opslag en behandeling van bepaalde ongevaarlijke vaste afvalstoffen: subafdeling 5.2.2.4 Verbranding- en meeverbrandingsinstallaties: afdeling 5.2.3.bis Elektriciteit: Hoofdstuk 5.12 Garages, parkeerplaatsen en herstellingswerkplaatsen voor motorvoertuigen: Hoofdstuk 5.15
40
V38: V40: V44: V46:
V57: V59: V61:
V63 V67: V68: V69:
Gassen - algemeen: Afdeling 5.16.1 Gassen - koelinrichtingen - compressoren: Afdeling 5.16.3 Gassen - opslagplaatsen in verplaatsbare recipiënten: Afdeling 5.16.5 en bijlage 5.16.1, bijlage 5.16.2 Opslag van gevaarlijke stoffen - ondergrondse en bovengrondse houders: Afdelingen 5.17.1, 5.17.2 en 5.17.3 en bijlagen 5.17.1, 5.17.2, 5.17.3, 5.17.4, 5.17.5, 5.17.6 en 5.17.7 Brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen: Afdeling 5.17.5 Hout: algemeen: Afdeling 5.19.1 Luchtverontreiniging - thermische centrales, stookinstallaties en verbrandingsovens: Hoofdstuk 5.20 (uitgezonderd Afdeling 5.20.2, 5.20.3 en 5.20.5) en Hoofdstuk 5.43 Kunststoffen: Hoofdstuk 5.23 Metalen: Hoofdstuk 5.29 Bouwmaterialen en minerale produkten: Hoofdstuk 5.30 en bijlage 5.30.1 Motoren met inwendige verbranding: Hoofdstuk 5.31
Bijzondere voorwaarden a) Er wordt een haalbaarheidsstudie uitgevoerd omtrent de afkoppeling en gescheiden afvoer van het hemelwater en het huishoudelijk afvalwater waarbij onderzocht wordt of het technisch haalbaar is zonder buitensporige kosten de afkoppeling te realiseren. b) Onverminderd de andere bepalingen van het Vlarem II worden voor de afgassen van de tunneloven voor de parameters NOx en stof de volgende emissiegrenswaarden vastgesteld: NOx : 250 mg/Nm³ stof : 20 mg/Nm³ c) De samenstelling van het kleimengsel, in het bijzonder het aandeel aan zaagmeel, samen met de berekening van de overeenkomstige emissiegrenswaarden bepaald overeenkomstig de voorschriften van het Vlarem II (mengregel), worden bijgehouden in een logboek en ter beschikking gehouden van de toezichthoudende overheid. Het logboek dient up-to date gehouden worden. d) De samenstelling van de papiervezel wordt wekelijks gecontroleerd (of bij een nieuwe levering indien de periode tussen 2 leveringen méér dan een week bedraagt). Het gehalte aan ftalaten bedraagt max. 250 mg per kg droge stof. e) Onverminderd het Vlarem II wordt de emissiegrenswaarde voor stof bij de afzuiging van stofvormende processen, andere dan de tunneloven, vastgesteld op 10 mg/Nm³.
41
f)
g) h)
Onverminderd andere bepalingen van het Vlarem II worden de volgende maatregelen genomen om abnormale stofhinder voor de omgeving te beperken, of gelijkwaardige maatrgelen: De interne wegenis wordt stofvrij gehouden en/of bevochtigd. Stuifgevoelige materialen worden opgeslagen in compartimenten die langs 3 zijden zijn afgesloten door scheidingswanden en waarbij de materialen niet hoger worden gestapeld dan de hoogte van de scheidingswanden of een evenwaardige maatregelen. Indien hoger wordt gestapeld dienen de nodige voorzieningen aanwezig te zijn om de materialen voldoende te bevochtigen. De activiteiten in de open lucht gebeuren met de nodige discipline: er worden instructies gegeven aan vrachtwagen- en bulldozerbestuurders om de rijsnelheid aan te passen om zodoende het opwervelen van stof te vermijden. Het plaatsen en het gebruik van een weegbrug is niet verplicht. het plaatsen van een omheining en de aanplanting van een groenscherm langsheen de zijden van het bedrijfsterrein is niet verplicht.
Dit doet niets af van de strikte naleving van de volgende voorwaarden: Besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (VLAREM II, Belgisch Staatsblad dd. 31 juli 1995), gewijzigd bij besluit van 6 september 1995, bij besluit van 26 juni 1996, bij besluit van 3 juni 1997, bij besluiten van 17 december 1997, bij besluit van 24 maart 1998, bij besluit van 6 oktober 1998, bij besluit van 19 januari 1999, bij besluit van 15 juni 1999, bij besluit van 3 maart 2000, bij besluit van 17 maart 2000 , bij besluit van 17 juli 2000, bij besluit van 13 oktober 2000, bij besluit van 19 januari 2001 bij besluiten van 20 april 2001, bij besluit van 13 juli 2001, bij besluit van 18 januari 2002, bij besluit van 25 januari 2002, bij besluit van 31 mei 2002, bij besluiten van 14 maart 2003, bij besluit van 21 maart 2003, het besluit van 19 september 2003, het besluit van 28 november 2003, het besluit van 5 december 2003, het besluit van 12 december 2003, het besluit van 9 januari 2004, het besluit van 6 februari 2004, het besluit van 2 april 2004, bij besluit van 26 maart 2004 en bij besluit van 23 april 2004, bij besluit van 14 mei 2004, bij besluit van 4 februari 2005, bij besluit van 7 januari 2005, bij besluit van 22 juli 2005, bij besluit van 27 januari 2006, bij besluit van 15 september 2006, bij de besluiten van 8 december 2006, , bij besluit van 8 december 2006, bij besluit van 22 december 2006, bij besluit van 9 februari 2007, bij besluit van 7 december 2007, bij besluit van 14 december 2007, bij besluit van 21 maart 2008, bij besluit van 7 maart 2008, bij besluit van 9 mei 2008, bij besluit 6 juni 2008 en bij besluit van 19 september 2008, bij besluiten van 16 januari 2009, bij besluit van 13 februari 2009, bij besluit van 20 februari 2009, van 24 april 2009, bij besluit van 30 april 2009, bij besluit van 19 juni 2009, bij besluiten van 4 september 2009 en bij besluit van 20 november 2009. In het geval van verandering (uitbreiding) van een lopende vergunning gelden voor de tot op heden nog niet vergunde inrichtingen in principe steeds de voorwaarden voor nieuwe inrichtingen van titel II van het Vlarem (met uitzondering van de inplantingsregels indien vergroting minder dan 100 % bedraagt), en dit voor zover de sectorale voorwaarden geen afwijkende regeling bevatten. De in de vroegere vergunningen reeds opgelegde voorwaarden blijven eveneens van kracht.
Artikel 5 Onderhavige vergunning doet geen afbreuk aan de rechten van derden.
42
Artikel 6 § 1. Voor elke verandering van de vergunde inrichting gelden de bepalingen van hoofdstuk III bis van titel I van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning. § 2. Elke overname van de inrichting door een andere exploitant dient voor de datum van inwerkingtreding van de overname gemeld aan de vergunning verleende overheid, overeenkomstig de bepalingen van artikel 42 van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning. Een hernieuwing van de vergunning moet worden aangevraagd overeenkomstig de bepalingen van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning uiterlijk tussen de 18de en de 12de maand voor het verstrijken van de vergunningstermijn van de lopende vergunning.
Waren aanwezig:
de heer Paul Breyne, provinciegouverneur-voorzitter de heren Dirk De Fauw en Patrick Van Gheluwe, mevrouw Marleen Titeca-Decraene, de heren Gunter Pertry, Bart Naeyaert en Guido Decorte, leden de heer Hilaire Ost, Provinciegriffier
Brugge, 08/07/2010
De provinciegriffier Hilaire OST
De provinciegouverneur-voorzitter Paul BREYNE
AANDACHT ! Ingevolge de koppeling van de bouw- aan de milieuvergunning vervalt de krachtens het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996 en het decreet van 27 maart 2009 verleende stedenbouwkundige vergunning in geval onderhavige milieuvergunning in beroep zou worden geweigerd, op de dag van de definitieve weigering van de milieuvergunning. Tegen onderhavige beslissing kan beroep worden aangetekend bij de Vlaamse Regering, overeenkomstig de bepalingen van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning. Dit beroep dient binnen de 30 kalenderdagen na verzending (voor de exploitant en de betrokken adviesinstanties en besturen) of aanplakking (derden) bij ter post aangetekend schrijven ingediend, gericht aan de Vlaamse Minister bevoegd voor het leefmilieu, op het adres van de Afdeling Milieuvergunningen van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie (Graaf de Ferrarisgebouw (4de + 6de verdieping), Koning Albert II-laan 20 bus 8 te 1000 BRUSSEL) of van het Kabinet van de Vlaamse Minister. Tot staving van de ontvankelijkheid dient bij het beroepschrift een voor eensluidend verklaard afschrift van het attest van verzending resp. van aanplakking en een bewijs van betaling van de verschuldigde dossiertaks gevoegd te worden.
43