Thema: Vrijwilligers in de zorg
Levensbeschouwing en vrijwilligers: een spannende combinatie Bisschop Muskens: Zorg werkt verrijkend De kerkelijke vrijwilliger moet zichtbaar worden in de samenleving …
En verder: Drie maal daags één gebed? WMO biedt kansen voor identiteit Wat doet Hans Reinders onder antroposofen?
3 jaargang 8 september 2006
zininzorg
T I J D S C H R I F T VA N R E L I Ë F O V E R Z O R G , E T H I E K E N L E V E N S B E S C H O U W I N G
Zinnebeeld: Het verhaal van je leven Frits Mertens ................................................................ 4
COLOFON Zin in Zorg is een uitgave van Reliëf, christelijke vereniging van zorgaanbieders. Bij Reliëf zijn ruim 300 zorginstellingen met een christelijke signatuur aangesloten.
THEMA:
De missie van Reliëf is om vanuit christelijke inspiratie
Vrijwilligers in de zorg De zin van vrijwilligerswerk Vrijwilligers en organisaties met een levensbeschouwelijke identiteit Lucas Meijs ................................................................... 5
invloed uit te oefenen op het maatschappelijk debat over en de inhoud, uitvoering en organisatie van de zorg en aldus bij te dragen aan de essentie van zorg. Vanuit die missie richt Zin in Zorg zich op gezondheidszorg, ethiek en levensbeschouwing in hun onderlinge relaties. Zin in
Vrijwilligerswerk is verrijkend Interview met bisschop Muskens Frits Mertens ................................................................ 8
Zorg verschijnt vier maal per jaar. ISSN: 1389-6490 / jaargang 8
Vrijwilligerswerk als deel van het gelovig kapitaal Herman Noordegraaf .................................................. 10
Abonnementen Lidinstellingen van Reliëf ontvangen twee abonnementen. Aanvullende abonnementen kosten € 17,50 per jaar, losse abonnementen € 24,75. Losse nummers € 6,25 + porto.
NIEUWS:
Advertentietarieven op aanvraag. Informatie en opgave:
Verenigingsnieuws ....................................................... 12 Rituelen maken de mens Myriam Steemers ......................................................... 13
Reliëf, Neckardreef 6, 3562 CN Utrecht, (030) 2610454, fax (030) 2612529. E-mail:
[email protected] of via de website www.relief.nl. Abonnementen kunnen ieder moment van het jaar ingaan. Opzeggingen moeten voor 1 december gedaan worden.
INTERVIEW:
WMO biedt kansen voor identiteit Aldus Jan Douwe de Jong en Lies Walburg van Interzorg Ferwert Thijs Tromp .................................................................. 14
RECENSIE:
Hans Reinders, De gekantelde organisatie Martien Pijnenburg ..................................................... 16
R E P O R TA G E :
De hulpvrager blijft toch wel Denken vanuit de vrijwilliger bij Praktische Thuishulp Brabant Klaas Burger .................................................................. 18
Redactie J.M. Beekers F. Mertens F.G.M. Pothof M. Steemers – van Winkoop T. Tromp (eindredacteur) H.J. Veltkamp (voorzitter) Redactieadres: Reliëf, t.a.v. A.J. Oppelaar, Neckardreef 6, 3562 CN Utrecht Redactieadviesraad H.P. Meininger / H. Jochemsen / B. Blaauw, T. Rütter / W.P.H.M. Cranen / H. Bakkerode, C.J.W. Leget / J.C. Lam / F.H. Kamsteeg, M. Laterveer / E. van Reij-Pieterson / D. Vollebregt, A. van Balkom / E.B. Mulder Uitgave, layout en druk: Berne® Heeswijk
A C H T E R G R O N D : Driemaal daags één gebed? Over de dienst der genezing in de gezondheidszorg Ruard Ganzevoort ........................................................ 20
Omslag Foto: beeld uit Een uurtje per week… Praktische thuishulp Brabant noordoost en noordelijk Noord-Limburg. Gemaakt door Willem Cranen en Truus Rütter, Woord & Beeld 2006
K O R T N I E U W S : ....................................................................................... 22
ETHIEK UIT HET VUISTJE: Overplaatsing Inge van Nistelrooy ...................................................... 23 Agenda .......................................................................... 24
red a c t ioneel Zouden alle vrijwilligers in Nederland de komende drie dagen gaan staken, dan raakte de Nederlandse samenleving gegarandeerd ontwricht. Al na een halve dag is het overal chaos. Kinderen kunnen niet naar school, want op de drukke oversteekplaats staat geen klaarover. Ouderen krijgen honger en hypo’s, want de boodschappen worden niet gedaan en niemand brengt de maaltijd van Tafeltje-Dekje rond. En in mijn ziekenhuis komt de verpleging handen tekort, want ineens moeten ze zelf weer alle patiënten van en naar OK, röntgen en functieafdeling brengen. Overigens was diezelfde verpleging er allerminst gerust op, toen destijds voor dat interne patiëntenvervoer een vrijwilligersorganisatie werd opgericht. Was dat eigenlijk niet een verkapte vorm van broodroof? En stel dat een patiënt in bed, onderweg tussen twee afdelingen, ineens onwel wordt? Gelukkig is dat allemaal goed opgelost. Eénmaal per jaar, bij het jaarlijkse vrijwilligersuitje, hoor je op de verpleegafdelingen verzuchten: morgen zijn ze er gelukkig weer! In allerlei hoeken en gaten (letterlijk!) in de zorg kom je vrijwilligers tegen. Geen zorginstelling zonder vrijwilligers. Heel bijzonder? Of niks bijzonders? Meestal vinden we dat de gewoonste zaak van de wereld. Hoef je geen ingewikkelde verhalen voor te houden. ‘Want we benne in de wereld om mekaar, om mekaar, te helpen nietwaar?’ zoals Leen Jongewaard en Adèle Bloemendaal al zongen. Toch horen we om ons heen dat vrijwilligers vergrijzen, en dat het
steeds moeilijker wordt om voor vacatures opvolgers te vinden. Hoe zit dat precies? In deze Zin in Zorg, met een thematische kern over vrijwilligers in de zorg, doet professor Lucas Meijs dat uit de doeken. Nog even terug naar die vrijwillige beddenrijders in mijn ziekenhuis. Van patiënten hoor ik vaak lovende reacties. Onderweg op de gang of in de lift is er éven tijd en aandacht voor een kort gesprekje. Dat je zo opziet tegen het onderzoek van zodadelijk, bijvoorbeeld. ‘Dat kunt u bij de verpleging toch ook kwijt?’ vroeg ik eens. ‘Natuurlijk,’ was het antwoord, ‘gelukkig wel. Maar weet u, die mevrouw van het patiëntenvervoer werkt hier terwijl ze dat helemaal niet zou hóeven te doen.’ Hij sloeg de spijker op z’n kop. Want een vrijwilliger is volgens Van Dale ‘iemand die onverplicht en onbetaald in enig georganiseerd verband werkzaamheden verricht ten behoeve van anderen.’ Precies dat bedoelde mijn patiënt. Ik moet hier zijn, helaas. Zij wil hier zijn, zomaar, omdat ze daarvoor kiest. Dat doet mij goed. Dat voelt als zorg. Filosofen en theologen breken zich graag het hoofd over de vraag of de mens eigenlijk wel een vrije wil heeft. Gelukkig maar dat er vrijwilligers zijn, die uit vrije wil doen wat gedaan moet worden.
Henk Veltkamp
Ships passing in the night Dit nummer van Zin in Zorg moest volgens de
eigenbelang; het kind maakt deel uit van de
in de maand zingen we op zondagmorgen
redactie gaan over vrijwilligers. En vooral over
moeder. Een gezamenlijke vriendin die haar
gelovige liederen in het verpleeghuis. Dat is
hun motivatie. Waarom doen ze wat ze doen?
luxe leven verruild had voor een bar bestaan
voor demente bejaarden. Je kan zien dat de
De verborgen agenda was natuurlijk dat het
in Afrika: eigenbelang. Dat ik ’s ochtends de
meesten dat mooi vinden, sommigen zingen
zeker religieuze motieven zouden zijn. De
koffer van een mevrouw in de trein had getild:
zelfs mee.’ Deze antwoorden bevielen me
liefde van God, de barmhartigheid van Jezus
eigenbelang. Zelfs moeder Theresa fileerde
maar matig. Ik wilde niet weten wat ze deden,
en de vrijgevigheid van Sint Martinus, die
ze klinisch met haar sceptische scalpel. Alleen
maar waarom ze het deden. Als ik doorvroeg,
inspireren tot vrijwilligheid, toch?
bij Jezus aarzelde ze, maar dat kwam alleen
kreeg ik alleen maar meer details over het
maar door haar religieuze geweten, gevormd
‘wat’ van koffieschenken, zwemmen, rijden
Jaren geleden voerde ik een twistgesprek
door een klassiek orthodoxe opvoeding. Een
met rolstoelen en Johannes de Heer. Het
met een sceptische collega. ‘Alles wat
zinloze discussie: ships passing in the night.
‘waarom’ verdween nog verder achter de
mensen doen, doen ze uit eigenbelang,’
horizon: ships passing in the night.
was haar stelling. Op intuïtieve gronden
Voor dit nummer van Zin in Zorg besloot ik
– meer was het niet – meende ik dat ik deze
een klein empirisch onderzoek te doen. Ik
Of zou dat misschien de ‘ware vrijwilliger’
platte stelling moest bestrijden: ‘Mensen
vroeg een aantal mensen uit mijn omgeving
typeren, dat zij gewoon niet bezig zijn met
kunnen ook iets doen voor de ander, om
waarom ze eigenlijk vrijwilligerswerk deden.
de waarom-vraag en het hele dilemma van
niet, zonder bijoogmerk.’ ‘Geef eens een
‘Nou, de ene week komt Anna bij mij en dan
eigenbelang tegenover altruïsme simpelweg
voorbeeld,’ antwoordde ze uitdagend. Ik
doen we iets gezelligs, koffiedrinken en zo, en
niet boeiend vinden? Als dat zo is, heb ik nog
trok dan maar weer eens die moeder uit
de andere week gaan we zwemmen, met een
veel te leren.
de kast, die met gevaar voor eigen leven
groepje.’ Of: ‘Ik doe niet zoveel hoor, het enige
haar kind uit een brandend huis redt. Mijn
wat ik doe, is op bezoek gaan bij ouderen
collega, zelf moeder, ontmythologiseerde
van de kerk, bij wie aan de beurt is op het
dit tafereel genadeloos: ook moederliefde is
rooster. Dat stelt niet veel voor.’ En: ‘een keer
Thijs Tromp
|
3
FOTO'S: FRITS MERTENS
H e t verhaal van je leven Geboorte en dood, pijn en ziekte, genezing en ontreddering. In het ziekenhuis wordt menig patiënt én bezoeker geconfronteerd met heftige dingen. Dat vraagt erom je leven te plaatsen in een ander kader. Woorden kunnen daarbij helpen, maar beelden ook en misschien wel beter. In de Kapel van ziekenhuis Atrium in Heerlen hangen drie wandkleden van de kunstenares Femie Pasman-van Bruggen waarin ze zo’n kader verbeeldt: ‘De weg naar het licht’.
ZI NN EBE ELD 4
|
Het eerste wandkleed toont een lam. Het kijkt om, terug naar zijn verleden. Het staat voor de pijn en het lijden dat ieder mens onherroepelijk vanuit zijn verleden meedraagt. Er staat een kruik bij, met water. En een zonnetje. Dat laat het zaad groeien. Vogels vliegen door de lucht. En cirkels. Het tweede wandkleed toont ontkiemend zaad, een brandende menora (zeven-armige kandelaar). En opnieuw vogels en cirkels. Het derde wandkleed toont oogstrijpe planten, vogels, een vis, een kruik (met wijn?) en cirkels. Door de drie wandkleden heen lopen diagonale lijnen, die elkaar ontmoeten in het kruisbeeld, dat tussen het eerste en tweede wandkleed in hangt. De doorgang van leven, naar dood, naar opstanding. Vanuit het lijden (wandkleed 1), naar de opstanding (wandkleed 2), naar de oogst (wandkleed 3).
ZINNEBEELD
Femie Pasman verloor in dit ziekenhuis een van haar kinderen. De wandkleden verbeelden ook haar verhaal; haar spiritualiteit kon erdoor uitrijpen. Het lam vraagt naar het waarom van het lijden, het offer. Hij gaat door het vuur, het lijden heen. Je móet door het lijden heen. Het overkomt je. Je moet het oppakken om verder te kunnen. Het aardse lijden maakt plaats voor het lieflijke van de aarde; een graankorrel ontkiemt in vruchtbare aarde, mettertijd zal het breken als brood en delen in het feest. De menora: vierend richten mensen zich op. Cirkels: einde en begin raken elkaar in een bezield verband Mensen worden bevrijd uit beperkende kaders. Verhalen van leven. Uw leven? Mijn leven?
Frits Mertens
VRIJWILLIGERS IN DE ZORG
Thema: de stand van zaken
D e z i n van vrijwilligerswerk Vrijwilligers en organisaties met een levensbeschouwelijke identiteit Lucas Meijs Is het echt waar dat mensen met een religieuze achtergrond meer vrijwilligerswerk doen? En klopt het dat ze dat graag doen in organisaties met een levensbeschouwelijke identiteit? En is het waar dat zij zich ook langer binden aan zo’n organisatie? De redactie legde deze vragen voor aan professor Lucas Meijs, die daar een genuanceerd oordeel over heeft. Religie, levensbeschouwing, ‘ergens voor staan’ zijn relevante woorden in het vrijwilligerswerk. Ze vormen een belangrijk deel van de verklaring waarom mensen bereid zijn zich voor anderen in te zetten. Er zijn echter ook meer ‘zakelijke’ argumenten zoals het willen opdoen van nieuwe competenties, het ontmoeten van nieuwe mensen of gewoon omdat het erbij hoort. In dit artikel kijk ik naar de relatie tussen vrijwilligerswerk en religie, naar ‘religieuze’ organisaties en het management van organisaties die met religieus bewogen vrijwilligers (willen) werken. Geconstateerd wordt dat het mogelijk moet zijn om als ‘religieuze’ organisatie, vrijwilligers met een duidelijke levensbeschouwelijke of religieuze inspiratie een plaats te bieden. Dat levert in deze niche een duidelijk voordeel bij zowel werving als management en misschien zelfs wel bij de kwaliteit van de dienstverlening. Vrijwilligerswerk en religie Als we populaire kranten mogen geloven gaat het niet goed met het vrijwilligerswerk in Nederland. De belangrijkste klacht is dat er te weinig vrijwilligers zijn en dat niemand meer vrijwilligerswerk wil doen. Dat laatste is in ieder geval schromelijk overdreven. In
de sport zijn bijvoorbeeld ongeveer 1,2 miljoen vrijwilligers actief. Dat sluit niet uit dat er sportverenigingen zijn met een tekort aan vrijwilligers, maar de stelling dat mensen geen vrijwilligerswerk meer in de sport willen doen is onhoudbaar! In de zorg daarentegen staat vrijwilligerswerk meer onder druk (zie Devilee, 2005). Maar ondanks dat blijft het aantal vrijwilligers echter redelijk constant, afgezien van een zeer kleine daling in de meest recente gegevens (tabel 1). Dat betekent niet dat we ons ten aanzien van vrijwilligerswerk geen zorgen hoeven te maken. De vergrijzing van het vrijwilligersbestand en de doorgaande ontkerkelijking van Nederland voorspellen een daling van het aantal vrijwilligers in de verdere toekomst. 1980 1983 1986 1989
45% 42% 42% 42%
1993 1999 2002
41% 43% 42%
Cijfers: CBS (LSO’80-’86), CBS (DLO’89-’93 en POLS’97-’02), gewogen, in De Hart, 2005, p.23 Tabel Percentage Nederlanders boven de 18 dat vrijwilligerswerk doet.
In het algemeen geldt, ook in Nederland, dat veel vrijwilligerswerk wordt gedaan door mensen met een duidelijke religieuze levensovertuiging. Het is daarbij onduidelijk of ze dit vrijwilligerswerk doen vanwege hun levensovertuiging of als gevolg van de sociale verbanden en mores die meekomen met het behoren tot een leefgemeenschap. De belangrijkste ‘aanleiding’ voor mensen om daadwerkelijk vrijwilligerswerk te gaan doen is nog steeds simpelweg ‘gevraagd worden’. Het ‘kerkplein’ is daarvoor een belangrijke en automatische plek. Actieve kerkelijke deelname is dus een belangrijke verklarende factor! Verder constateren Dekker en De Hart (2002) dat gereformeerden het actiefst zijn, gevolgd door hervormden en dan de katholieken.
“ G e r e f o rmeerden zijn het actiefst, gevolgd door hervormden en dan de katholieken.”
Voor managers van organisaties die werken met vrijwilligers is het uiteraard van belang te weten waarom mensen vrijwilligerswerk doen. De motivatie van mensen om vrijwilligerswerk te doen is uiteenlopend. Sommige mensen doen het omdat ze er iets voor terug krijgen, terwijl anderen meer hun sociale betrokkenheid en altruïstisch gedrag benadrukken. L.F.M. Willems (1993) verrichtte onderzoek naar de verschillende functies die >>
THEMA
|
5
VRIJWILLIGERS IN DE ZORG
“ Ve e l organisaties hebben nog geen adequaat antwoord op de nieuwe v r i j w i l l i g e r. ”
vrijwilligerswerk heeft voor de vrijwilliger. Hij geeft er vier: waardeexpressieve (mensen geven uiting aan spirituele of morele waarden en normen), sociaal-aanpassend (mensen doen het omdat het past bij het sociale netwerk waarin ze meedraaien), kennis (mensen zoeken vrijwilligerswerk dat bijdraagt aan de ontwikkeling van hun expertise) en ego-defensief (mensen hebben het vrijwilligerswerk absoluut nodig voor afleiding en sociale contacten). In het algemeen zijn de waarde-expressieve en sociaal-aanpassende functies het belangrijkste in het vrijwilligerswerk, of mensen nu expliciet religieus zijn of niet. Maar de manier waarop vrijwilligers met een religieuze achtergrond hun waarde-expressieve of sociaal aanpassende motivatie onder woorden brengen, zal wel verschillen van niet-religieuze vrijwilligers. Met andere woorden, het profiel is gelijk, maar het taalkleed verschilt aanzienlijk. De religieus gemotiveerde vrijwilliger moet daarom met passend taalgebruik worden benaderd. En dat verschilt dan weer per religie! Religieuze vrijwilligersorganisaties Met het passende taalgebruik kan de stap worden gezet naar religieuze vrijwilligersorganisaties. Onder religieuze (vrijwilligers) organisaties worden hier de organisaties verstaan die zich in hun werkzaamheden oriënteren op een religieuze grondslag, zoals kerken maar bijvoorbeeld ook ‘bijzondere’ instellingen in de zorg, het onderwijs, de sport en de ontwikkelingssamenwerking. Het grote onderscheid tussen non-profit en overheidsorganisaties is dat nonprofit organisaties juist helemaal gericht en gebaseerd (kunnen) zijn op het overdragen van de eigen normen en waarden. Ook het overdragen van de interesse en liefde voor oude zeilboten, tafeltennis,
6
|
THEMA
vlinders of de natuur kan voor vrijwilligers belangrijk zijn. Handy (1988) deelt organisaties waar vrijwilligers werken in op basis van de doelstelling. Hij onderscheidt (a) dienstverleningsorganisaties, (b) campagne-organisaties: organisaties die een boodschap uitdragen en (c) organisaties voor onderlinge hulp en steun. Dienstverleningsorganisaties zijn gericht op het bedienen van een klant of cliënt buiten de organisatie. Vrijwilligers streven er net als de professionele medewerkers van deze organisaties naar om de klanten goed te bedienen. Het is daarom alleen mogelijk om als vrijwilliger toe te treden tot zo’n organisatie wanneer men over de vereiste kwalificaties beschikt. Dienstverleningsorganisaties worden gekenmerkt door een hoge mate van professionaliteit, en klantgerichtheid. De ‘campagneorganisatie’ heeft geen specifieke klanten of cliënten, maar een hele wereld om te overtuigen. Voorwaarde om als vrijwilliger te worden geaccepteerd is dat je gelooft in de goede zaak. Iedere bijdrage is dan welkom en mag eigenlijk niet worden betwist. Binnen dit soort organisaties woeden soms vrij heftige discussies over de effectiviteit van instrumenten en de juiste, normatief verantwoorde, ideologie (kerk splitsingen dus). De onderlinge hulp-organisatie bestaat omdat een bepaalde groep mensen zich verenigen op iets dat hun (ver)bindt, bijvoorbeeld een bepaalde ziekte, het verzamelen van theekoppen, een gedeelde belangstelling of een sport. Zulke organisaties richten zich op wederzijdse steun tussen de leden van de organisatie of het behalen van gezamenlijk voordeel. Solidariteit en gezelligheid zijn de belangrijkste items. Vermenging van deze drie typen is vragen om moeilijkheden. Toch gebeurt dit vaak, bijvoorbeeld bij
kerken. Fundamenteel zijn kerken campagne-organisaties, vooral de evangeliserende kerken. Veel kerken functioneren in de praktijk echter als in zichzelf gekeerde en op zichzelf gerichte onderlinge hulp-organisaties (kerk op zondag). En tegelijkertijd aanvaarden veel kerkgenootschappen en kerkleden de opdracht om daadwerkelijke hulp te verlenen in de buitenwereld; dienstverlening dus. Dit vermengen van organisatietypen ontstaat soms ook per ongeluk, bijvoorbeeld wanneer religieus geïnspireerde vrijwilligers bijvoorbeeld gaan evangeliseren (campagne), terwijl dat niet past bij de ‘professionaliteit’ van de seculiere dak- en thuislozen organisatie (dienstverlening) waarvoor ze werken. Soms is het ook een bewuste vermenging: denk aan het Leger des Heils met zijn ‘soup, soap and salvation’. Religieuze organisaties onderscheiden zich van de meeste sociale dienstverlenende organisaties omdat zij zich niet alleen sterk maken voor de behoeften van mensen in hun gemeenschap, maar ook voor een variëteit aan doelen daarnaast. De missie van de meeste organisaties heeft te maken met het uitdragen van de geloofstraditie die zij vertegenwoordigen. Daarnaast bieden deze organisaties vaak voor hun leden (staf en vrijwilligers) de mogelijkheid voor fellowship, geestelijke groei en zelfs pastorale zorg. Het proces is dus even belangrijk als de ‘objectieve’ impact (Milofsky en Cnaan, 1997). Overigens beweert men in de Verenigde Staten vaak dat ‘faith based human services’ inherent een hogere kwaliteit hebben door de religieuze bewogenheid van de medewerkers. Deze bewering wordt heftig bestreden. Voor het werven van en werken met vrijwilligers heeft dit duidelijke consequenties. Bij de werving moet aandacht worden
>>
VRIJWILLIGERS IN DE ZORG
Veel mensen zijn eenzaam, geloof me daar is niets tegen, het mág maar kom je ze tegen zeg dan op z’n minst even: ’dag’ Toon
gegeven aan de manier waarop eventuele vrijwilligers hun motieven verwoorden. Vrijwilligers bij religieuze non-profitorganisaties identificeren zich sterker met de organisatie. Dit gebeurt vooral als het geloof wordt gedeeld op het meest fundamentele en persoonlijke niveau. Organiseren van religieus vrijwilligerswerk Met de mogelijkheid om vrijwilligers langer en ‘dieper’ aan zich te binden komt de toegevoegde waarde van het organiseren van religieus vrijwilligerswerk aan de orde. De laatste tien jaar is het vrijwilligerswerk veranderd. Was het eerst een markt met een vraag naar vrijwilligers en een aanbod van mensen die wel vrijwilligerswerk willen doen, nu is het meer een markt met een vraag van mensen die wat willen doen naar passend vrijwilligerswerk! De organisaties moeten dus een aanbod hebben. Dit legt een grote druk op organisaties. Ze moeten zich gaan aanpassen aan de wensen van (potentiële) vrijwilligers. Veel organisaties hebben nog geen adequaat antwoord op de nieuwe vrijwilliger. Het ontbreekt aan beleid waarin het vrijwilligerswerk wordt aangeboden zoals potentiële vrijwilligers dat willen. Organisaties die daar beter op willen inspelen,
kunnen denken aan de volgende drie zaken. Allereerst moeten zij de wederzijdse verwachtingen helder maken. Welke bijdrage ze precies verlangen en wanneer daaraan voldaan is, wordt in het midden gelaten. Belangrijk is dat vrijwilligers ingezet worden voor werk waar ze zelf zin in hebben, zelf het nut van inzien en waar ze echt waarde aan toevoegen. Ten tweede moeten ze het vrijwilligerswerk ook goed organiseren. Vrijwilligers knappen steeds meer af op een slechte organisatie. Als derde punt geldt dat organisaties het vrijwilligers-werk moeten flexibiliseren naar het aantal uren en taken, zodat het past bij de wensen van perifere-vrijwilligers, kernvrijwilligers en alles wat daar maar tussenin kan zitten! Dit geldt ook voor organisaties die een vermeende trouwe en duidelijk herkenbare achterban hebben, zoals bijvoorbeeld organisaties in de zorg op levensbeschouwelijke grondslag. De bereidheid om vrijwilligerswerk te doen wordt in toenemende mate afhankelijk van persoonlijke interesses, leef- en werkomstandigheden en behoeften dan van oude verbanden. Oude verbanden blijven wel van invloed. Uit onderzoek van Van West en Meijs (2001) naar drie organisaties (Kerkvoogdij, ‘Vrienden van de Oude Ursulakerk’, ‘Culturele Commissie Ursula’) die functioneren rondom de ‘Oude Ursulakerk’ in Warmerhuizen blijkt dat de eigen normen en waarden vooral bij de Kerkvoogdij een rol spelen. Daarentegen blijken de ‘Vrienden van de Oude Ursulakerk’ en ‘Culturele Commissie Ursula’ een thuis te bieden aan rand- en buitenkerkelijken, inclusief Rooms Katholieken die aangeven, via dit niet-religieuze werk verbonden aan een kerk, invulling te geven aan hun wens voor zingeving. Van West en Meijs (2001) adviseren de levensbeschouwelijke omgeving daarom om te
functioneren als een: - ontmoetingsplaats van redelijk gelijkgestemde mensen - manier om vorm en gezicht te geven aan de eigen gevoelens rondom levensbeschouwing - omgeving waarbij ‘iets goeds doen’ past bij de ‘life style’ die daarbij hoort. Conclusie Juist in deze tijd van ontkerkelijking gecombineerd met een zoektocht naar zingeving kan vrijwilligerswerk in religieuze organisaties een concurrentievoordeel ontwikkelen. Vrijwilligerswerk in een religieuze zorginstelling kan gepositioneerd worden als ´echte´ zingeving. De levensbeschouwelijke omgeving is echter niet meer te gebruiken als een compensatie voor slecht (vrijwilligers)manage ment, zelfs niet voor actieve kerkgangers, zoals dat misschien 10 jaar geleden nog mogelijk was. Literatuur Dekker, P. en J. de Hart (2002), ‘Participatie’. In: Sociaal en Cultureel Rapport 2002. De kwaliteit van de quartaire sector . Den Haag: SCP. Devilee, J. (2005), Vrijwilligersorganisaties onderzocht. Over het tekort aan vrijwilligers en de wijze van werving en ondersteuning. Den Haag: SCP. Handy, Charles (1988), Understanding voluntary organizations, how to make them function effectively from the author of understanding organizations. London: Penguin Books. Meijs, Lucas C.P.M. (1997), Management van vrijwilligersorganisaties. Utrecht: NOV Publikaties. Milofsky, Carl en Ram Cnaan (1997), ‘Small Religious Nonprofits: A Neglected Topic’. In: Non-profit and voluntary sector Quarterly 26 suppl. 1997. West, André van en Lucas Meijs (2001), ‘Vrijwilligerswerk in een levensbeschouwelijke omgeving’. In: Tijdschrift voor Humanistiek 2-8: 76-85.
Prof dr Lucas C.P.M. Meijs is bijzonder hoogleraar ‘Vrijwilligerswerk, civil society en ondernemingen’ aan de RSM Erasmus University. Vanuit Meijs Consultancy adviseert hij organisaties die met vrijwilligers werken of vrijwilligerswerk willen bevorderen. Hij is getrouwd en is voorzitter van de Hendrik van Halewijn Scouting groep waar zijn drie zonen lid zijn. www.lucasmeijs.nl
THEMA
|
7
VRIJWILLIGERS IN DE ZORG
Thema interview: Mgr. Tiny Muskens
FOTO: KATHOLIEKNEDERLAND.NL
Vr ijw illiger s wer k is ver r ijkend Frits Mertens De bisschop van Breda, mgr. Muskens is bekend geworden door zijn pleidooi voor een zorgplicht, een soort verplicht vrijwilligerswerk. Maar wat minder mensen weten is dat hij ook zelf actief is geweest als vrijwilliger in de zorg. Frits Mertens vroeg de bisschop naar het waarom van de zorgplicht en naar Muskens’ eigen ervaringen als vrijwilliger.
Mgr. Muskens, U heeft het nodige vrijwilligerswerk gedaan. Kunt u kort aangeven wat u zoal deed en hoelang? In de eerste helft 1999 deed ik elke woensdagavond vrijwilligerswerk in een huis voor dementerende bejaarden aan de Delpratsingel te Breda. Ik at met de bewoners, deed spelletjes en las voor. Soms ging ik met hen naar het park. Helaas werd ik na een half jaar zelf ziek zodat ik met dit werk moest stoppen. Kunt u ook aangeven wat uw persoonlijke drijfveren waren? In januari 1999 hield ik een lezing over de kern en de toekomst van de zorg. Deze sector kampte en kampt met een enorm tekort aan geld en personeel. Ik geloof dat de menselijkheid van een samenleving te meten is aan de mate waarin men wil zorgen voor de zwaksten. Ik pleitte toentertijd voor een zorgplicht. Naar mijn mening dient iedereen een deel van zijn leven of vrije tijd aan zorg te besteden. Ik signaleerde tegelijkertijd
8
|
THEMA
dat mensen die in de zorg werken last hebben van een gebrek aan waardering. Hun beroepen verdienen meer status omdat ze de samenleving helpen humaan te blijven. Zelf vond ik dat ik als bisschop de daad bij het woord moest voegen en zo een voorbeeldfunctie vervullen. U zegt: Iedereen dient wat van zijn tijd te geven aan zorg. Vanuit welke beweegredenen zegt u dat? Allereerst denk ik dat de samenleving humaner wordt als mensen geconfronteerd worden met de zwakke en gebrekkige mens. De ontmoeting met deze mens opent ons de ogen voor verborgen waarden als ontvankelijkheid, barmhartigheid en naastenliefde. Tegelijkertijd ontdekken mensen dat er meer is dan geldings- en prestatiedrang. De ontmoeting met de lijdende ander kan leiden tot een daadwerkelijke bekering. >>
VRIJWILLIGERS IN DE ZORG
Kunt u een of enkele gebeurtenissen noemen in het verrichten van dat vrijwilligerswerk die u bijzonder geraakt hebben? Zelf ben ik bijzonder geraakt door het werken met mensen die lijden aan de ziekte van Alzheimer. Hun concentratie vervliegt snel en je hebt geen idee wat er dan weer komt. Soms realiseren ze zich wat er met hen aan de hand is. Dan zijn ze verdrietig en radeloos. Ik vond de omgang met hen psychisch erg zwaar. Ik kreeg steeds meer bewondering voor de verpleegkundigen die dag en nacht met hen optrekken. Hun inzet heeft me erg geraakt. Wat heeft het vrijwilligerswerk voor u persoonlijk betekend? Ik ben me door het vrijwilligerswerk meer bewust geworden van de problemen waarmee de zorg kampt. De basis van de zorg ligt bij de toewijding waarmee verpleegkundigen, mannen en vrouwen, hun werk doen. In de zorg ligt te veel nadruk op het management. Er is een grote bureaucratie ontstaan. Managers willen presteren, targets halen. Daardoor krijgen verpleegkundigen een bepaalde hoeveelheid tijd om handelingen te verrichten. Er is natuurlijk niets tegen efficiency maar dit mag niet ten koste gaan van de menselijke waardigheid. ‘Alles van waarde is weerloos’ luidt de titel van een bekend gedicht van Lucebert. De mens mag niet opgeofferd worden aan de wetten van de markt. Verpleegkundigen moeten tijd overhouden voor een praatje, een extra attentie. Dit maakt hun werk mooi en waardevol. Een samenleving blijft humaan als ze dit menselijk contact mogelijk maakt. U zet de menselijke waardigheid centraal. Waar heeft dat voor u – en dan bedoel ik als gelovig mens – mee te maken?
Hoe verrijkt vrijwilligerswerk de samenleving? De vrijwillige inzet voor de ander maakt op zich de samenleving al rijker. Dit geldt ook voor vrijwilligers in sportverenigingen, kerkelijke en maatschappelijke organisaties. Wat zou er van onze samenleving overblijven als al deze vrijwilligers zouden stoppen? U zei, de mens leeft niet van brood alleen. Wat wilt u met deze verwijzing naar het Mattheüs-evangelie precies zeggen als we het hebben over vrijwillige inzet voor de medemens in nood? De mens is niet alleen een homo economicus. Hij heeft meer behoeften, vooral de wens om gekend en bemind te worden. Dit geldt zeker voor de zwaksten. Als gelovigen weten we dat we juist in hen onze Heer mogen ontmoeten. In het Mattheüs-evangelie identificeert Jezus zich juist met deze mensen. ‘Ik was ziek en gij hebt mij bezocht’, zegt hij letterlijk. De omgang met onze naaste in nood is zelfs bepalend voor ons eeuwig geluk.
“De wens om gekend en bemind te worden”
Klinkt deze toelichting ook door in uw advies ‘Iedereen dient een deel van zijn leven of vrije tijd aan zorg te besteden’? Zeker, al weet ik dat in onze samenleving niet iedereen mijn geloofsovertuiging deelt. Als je als kerkelijk leider in de samenleving optreedt moet je argumenten gebruiken die voor iedereen inzichtelijk zijn. Zo bereidt je het pad voor het Evangelie, onze diepste motivatie.
Frits Mertens is medewerker van het Titus Brandsma Instituut en redactielid van Zin in Zorg
Voor mij als gelovige heeft dit alles met God te maken. God heeft de mens geschapen naar Zijn beeld en gelijkenis. De mens is beelddrager Gods en bezit zo een onherleidbare waardigheid. Het is aan ons om de menselijke waardigheid in de samenleving tot uitdrukking te brengen. Zou u het verrichten van dat vrijwilligerswerk aanraden aan anderen? Vrijwilligerswerk verruimt je geest en maakt de samenleving leefbaarder. Mensen leven meestal in hun eigen vertrouwde omgeving en zijn druk bezig met hun werk. Door vrijwilligerswerk kom je in contact met anderen en lever je een bijdrage aan een humane samenleving. De mens leeft immers niet van brood alleen.
THEMA
|
9
VRIJWILLIGERS IN DE ZORG
Thema essay:
V r i j w i l l igerswerk als deel van het g e l o v i g kapitaal Herman Noordegraaf Kerken in Nederland zouden hun geloofskapitaal meer zichtbaar moeten maken, ook op het terrein van de zorg. Door geloof geïnspireerde vrijwilligers kunnen een waardevolle bijdrage leveren aan de samenleving, inclusief de zorginstellingen. De tijd is er rijp voor.
“De kerk is nog teveel een intern netwerk.”
10
|
THEMA
Onlangs verscheen het rapport Faithful Cities van de Anglicaanse kerk in Engeland. Het gaat over de bijdrage die de kerken kunnen leveren om steden tot plaatsen te maken ‘waar het leven goed is voor een ieder’, plaatsen van ‘vieren en gerechtigheid’. De commissie die het rapport voorbereidde, ging niet over één nacht ijs: twee jaar van intensieve studie en het consulteren van kerken ter plekke gingen aan de publicatie vooraf. De onderzoekers zagen hoe zelfs in de meest vervallen gebieden de kerk toch op enigerlei wijze aanwezig was en met mensen optrok. Die aanwezigheid kenmerkte zich door betrokkenheid, partnerschap, gastvrijheid, geduld, aanvaarding en volharding. Dat alles werd gekleurd door geloofswaarden als menselijke waardigheid en de gelijkwaardigheid van ieder mens als beelddrager van God. Deze praktijken vormen daarmee een uitdaging voor overheidsprojecten, die gericht zijn op korte termijn resultaten en benchmarking. De opstellers van het rapport typeren deze door het geloof gevoede praktijken, motivaties en waarden als ‘faithful capital’, geloofskapitaal. Het grootste
deel daarvan wordt gevormd door de vrijwilligers. Natuurlijk zien de schrijvers ook dat de werkelijkheid niet altijd even mooi is en ook dat vele niet-gelovigen een vergelijkbare inzet kennen. Dat neemt echter niet weg dat zij laten zien hoe belangrijk en invloedrijk dit gelovig kapitaal is in de steden. Niet alleen de oorspronkelijke blanke kerken, maar ook migrantenkerken, moslimgemeenschappen, Sikhs en nog anderen zijn present in de samenleving. Veel kerkelijk werk wordt verbonden met interreligieuze activiteiten. Geloofskapitaal De term ‘geloofskapitaal’ is geïnspireerd door de uitdrukking ‘sociaal kapitaal’. Met deze term uit de sociale theorie wordt uitgedrukt dat sociale samenhang en kwaliteit van leven niet alleen door zaken als economische groei en financieel gewin worden bepaald, maar ook door het al dan niet hebben van relaties, het functioneren van netwerken en vertrouwen in elkaar. Juist door die contacten met mensen aan de basis kunnen kerken positieve en negatieve ontwikkelingen in de
stedelijke samenleving signaleren en zo nodig de politiek kritisch bevragen. Het is ook een taak van kerken om de vraag ‘wat is een goede stad’ naar voren te brengen in het publieke debat. Deze notie van gelovig kapitaal is van belang in de Nederlandse situatie en voor het nadenken over zorg. Op het jaarcongres van Reliëf in 2005 lieten Andries Baart en Annelies van Heijst, mede op grond van onderzoek naar de kerkelijke praktijken in het verleden (de zustercongregaties) en onderzoek naar kerkelijk werk in oude wijken, zien hoezeer deze inzet een eigen profiel heeft die aangeduid kan worden met de woorden die ik boven heb weergegeven: relatieopbouw, communicatie en het aansluiten bij de leefwereld als basis voor het werk. Beiden komen daarmee tot een opvatting van zorgethiek die sterk contrasteert met de huidige praktijk waarin doelgerichtheid, productdenken en meetbaarheid voorop staan. Kerken en de zorg Kerken in Nederland zouden naar mijn mening hun geloofskapitaal ook op het terrein van de zorg meer zichtbaar moeten maken om >>
VRIJWILLIGERS IN DE ZORG
het zo meer aan de samenleving, inclusief de zorginstellingen, ten goede te laten komen. Uit eerder verricht onderzoek naar activiteiten op het terrein van zorg van gemeenten van de Protestantse Kerk in Nederland en nog lopend onderzoek in Groningen en Drenthe wordt duidelijk dat kerken over een sterk intern netwerk beschikken. Huisbezoek bij ouderen, zieken, mensen met een handicap thuis of in een tehuis vormt de belangrijkste werkzaamheid op het terrein van pastoraat. Er wordt voor vervoer gezorgd voor mensen die slecht ter been zijn die toch naar de kerkdienst willen komen en als dat niet meer gaat, is er kerktelefoon. Daarnaast is er een scala van activiteiten op het terrein van ontmoeting: bijbelkringen, gespreksgroepen, ouderensociëteiten, koffieuurtjes, contactbijeenkomsten, gezamenlijke maaltijden, bijeenkomsten met Kerst en Pasen en noem maar op. Daarin kan de nadruk liggen op bezinning en gesprek, ontspanning, viering of een combinatie van deze. Dit werk wordt verricht door beroepskrachten als predikanten of pastoraal medewerkers die daarin worden ondersteund door talloze vrijwilligers. Deze kerkelijke netwerken bieden de mensen de mogelijkheid tot participatie, het instandhouden en ontwikkelen van contacten en geven ruimte om levensvragen te bespreken. Ook kunnen praktische hulpvragen naar voren komen betreffende vervoer naar het ziekenhuis, het doen van boodschappen, het even aanwezig zijn bij een hulpbehoevende zodat de partner even weg kan enzovoort.
dat dit netwerk veelal een intern netwerk is. Daardoor blijven kostbare mogelijkheden liggen. Ik zou willen pleiten voor een (verdere) ontwikkeling van partnerschappen tussen kerken en zorginstellingen. Daarin kunnen praktisch zaken aan de orde komen als de afstemming van werkzaamheden en het profiteren van elkaars ervaring en kennis. Daarnaast kan, uiteraard ook met andere betrokkenen, gewerkt worden aan de versteviging van netwerken in wijken en buurten. Dat is des te meer noodzakelijk nu de nadruk in het politieke beleid ligt op eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid. Juist mensen die aan dit laatste, door wat voor oorzaak ook, niet of slechts gedeeltelijk kunnen voldoen, dreigen buiten boord te vallen. Verder valt te denken aan het met elkaar aangaan van het gesprek over wat nu goede zorg is. Daar is uiteraard theoretische kennis voor nodig, maar ook de ervaringskennis van de vele vrijwilligers en de visie op wat goede zorg is die vaak impliciet in dat handelen zit. Een theorie als de presentietheorie is mijns inziens een geslaagde poging om deze te expliciteren en verder theoretisch te doordenken. Deze gesprekken over de zorgvisie kunnen een inhoudelijke bijdrage leveren aan het kritisch kijken naar de bijdrage van het eigen werk in kerken en bij zorgaanbieders, en een kritische inbreng in het publieke debat, inclusief het beleid op lokaal en regionaal niveau. De (gedeeltelijke) invoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning
maakt dit laatste alleen nog maar urgenter. Concrete initiatieven Kerken en zorgaanbieders zijn in de afgelopen decennia veelal uit elkaar gegroeid. Zonder zware structurering – want daarvoor ontbreekt veelal de menskracht en de tijd – zou wel gewerkt kunnen worden aan flexibele vormen van samenwerking, gericht op concrete vragen met aandacht voor reflectie (wat maakt zorg tot goede zorg?). Het kan beginnen met een kennismaking. Zelf maakte ik vorig jaar in het kader daarvan een voorbeeld mee in Rotterdam. Daar vond een zogenaamde ‘eat & meet’ bijeenkomst plaats waarin vertegenwoordigers van kerken, kerkelijke instellingen en zorginstellingen met elkaar in gesprek gingen over de vraag: ‘Is er aanleiding voor zorginstellingen en kerken om hun relatie opnieuw te bezien?’ De bijeenkomst had een verkennend karakter, waarbij praktische informatie en visie op de gewenste samenwerking tussen kerken en zorginstellingen naar voren kwam. Opvallend was dat er direct heel praktische afspraken gemaakt werden voor verdere contacten in diverse wijken als eerste kleine vervolgstappen. Zo zou in het partnerschap tussen kerken en zorgaanbieders het gelovig kapitaal ten dienste kunnen komen aan meer mensen in de samenleving! Dr H. Noordegraaf is docent voor diaconaat vanwege de Protestantse Kerk in Nederland bij de Theologische Faculteit in Leiden
De ‘eat&meet’ bijeenkomst tussen kerken en zorginstellingen in Rotterdam was een gezamenlijk initiatief van Reliëf en het Gereformeerd Centrum voor Welzijnsbehartiging te Rotterdam. Vertegenwoordigers van kerken en zorginstellingen waren uitgenodigd. Na een inleidend woord werd gezamenlijk gegeten en gesproken over wat kerken en zorginstellingen voor elkaar kunnen betekenen. Reliëf is graag bereid de
Partnerschap tussen kerk en zorginstelling Uit de onderzoeken blijkt echter
organisatie van een dergelijke ‘eat&meet’ bijeenkomst in uw regio te ondersteunen. Informatie is te verkrijgen bij Paul van Mansum (
[email protected]).
THEMA
|
11
Nieuws VERENIGINGSNIEUWS
Reliëf aangemeld: Maria Dommer
uitgebreide beschrijving van ons
in Maarssen, Leger des Heils W&W,
filmaanbod. Info: Inge van Nistelrooy
Symposium met Algemene
Regio CWZW Veluwe –IJsselstreek
(
[email protected]).
Ledenvergadering
en 2 locaties van Interzorg Plus in
Op 20 november vindt de ALV plaats,
Veenendaal. Ook mochten we
Digitale nieuwsbrief ontvangen?
voorafgegaan door een symposium
20 persoonlijke leden inschrijven uit
Sinds kort verspreidt Reliëf een
‘Weerloze waarden? Identiteit en
negen verschillende zorgorganisaties.
digitale nieuwsbrief. Viermaal per
management in de zorgorganisatie.’
Allemaal van harte welkom!
jaar wordt die verzonden. Hij bevat
Twee organisatieadviseurs van het PELGRIMVADERSKERK
onder meer de inhoud van de rubriek
organisatieadviesbureau Obelon
Nieuwe scholingsfolder
verenigingsnieuws, aangevuld met
te Rotterdam en drs. Thijs Tromp,
Reliëf heeft haar scholingsaanbod
ander nieuws van de vereniging.
stafmedewerker van Reliëf, verzorgen
op het gebied van ethiek, identiteit,
Wilt u de digitale nieuwsbrief
inleidingen rond de identiteit in de
motivatie en zingeving in de zorg
ontvangen, stuur dan een e-mail naar
zorginstelling. Aanvang: 13.00 uur. Prijs
verder uitgebreid. Het hele aanbod
[email protected].
symposium voor niet-leden € 75,00.
staat in een overzichtelijke folder,
Voor leden van Reliëf is de toegang
die u bij het bureau kunt aanvragen.
Diner Pensant over de identiteit na
gratis. Het symposium en de ALV
Bent u bijvoorbeeld op zoek naar een
een fusie
vinden plaats in de Pelgrimvaderskerk
training voor uw ethische commissie,
Op 10 oktober vindt het tweede Reliëf
te Rotterdam/Delfshaven. De Oude
of wilt u zich verder bezinnen op de
Diner Pensant plaats. Het thema:
of Pelgrimvaderskerk, gebouwd in
identiteit van uw organisatie, vraag dan
Borging van identiteit na een fusie
1417 als Sint Anthoniuskapel, is een
de nieuwe scholingsfolder aan bij het
tussen zorgaanbieders. Als locatie
van de oudste gebouwen in historisch
bureau (
[email protected] of 030-2610454).
is gekozen voor de Jagershorst
Delfshaven. In 1992 zijn de kerk en
U kunt ook terecht op de website van
in Leende, nabij Eindhoven.
bijgebouwen in oorspronkelijke staat
de vereniging www.relief.nl
Diverse sprekers die ingevoerd
hersteld. De kerk behoort tot de
zijn in het thema houden korte
Hervormde Gemeente Delfshaven,
Ethiek voor facilitair medewerkers
toespraken waarna met de inleiders
een jonge en actieve christelijke
Meestal zijn trainingen ethiek gericht
gediscussieerd wordt. Aanvang
gemeenschap.
op zorgprofessionals. Naar aanleiding
16.00 uur. Prijs € 95,00. Info: Myriam
van een recent verzoek van een van
Steemers (
[email protected])
Bestuur Reliëf bezint zich
de leden heeft Reliëf nu ook een
Op 6 en 7 juli heeft het bestuur zich
training ontwikkeld, speciaal gericht
Project transculturele zorg
beraden op de toekomst van Reliëf.
op facilitair medewerkers, zoals
We leven in een samenleving waarin
Gedurende twee dagen werd onder
huishoudelijk medewerkenden, de
de ontmoeting tussen mensen van
leiding van dhr. Bert Oostveen van
technische dienst en de receptie. Ook
verschillende culturen steeds meer
het UMC St.Radboud gewerkt aan
zij blijken veel met morele dilemma’s te
voorkomt. Ook in de zorginstellingen
een analyse van de organisatie,
worden geconfronteerd. Info: Inge van
is er sprake van multiculturaliteit.
verheldering van de sterke en de
Nistelrooy (
[email protected]).
Maar elkaar ontmoeten betekent niet
zwakke punten en werden bouwstenen
12
|
NIEUWS
automatisch ook goed samenwerken
aangedragen voor het jaarplan 2007.
Films over zin en zorg
of goed zorgen. Reliëf wil graag
Twee speerpunten uit deze bezinning
Films verbeelden en dringen
deskundigheid van zorgverleners
zijn dat Relief zich in de toekomst
onmiddellijk binnen in het denken
inzake het geven van zorg aan
nog systematischer en nadrukkelijker
en voelen van een groot publiek.
mensen uit andere religieuze
zal moeten presenteren in de
Waar duizend woorden falen, slaagt
achtergronden bevorderen. Daarom
samenleving, bij de politiek en bij de
één filmscène. Thema’s die in de
wordt een cursusaanbod ontwikkeld.
overheid en dat Reliëf het onderwerp
zorg spelen zijn prachtig verfilmd.
Dit werd mogelijk gemaakt door een
transculturele zorg verder zal moeten
Daarom zijn films vaak een uitstekend
subsidie. Meer informatie staat in
uitbouwen.
middel om thema’s als lijden, sterven,
de digitale nieuwsbrief (waar u zich
levensvragen, seksualiteit, intimiteit
gratis op kunt abonneren) en in de
Nieuwe leden
en omgaan met dementie aan de
cursusbrochure 2006-2007 die in
In het afgelopen kwartaal hebben
orde te stellen. Voor geïnteresseerden
september verschenen is. Info: Myriam
3 organisaties zich als nieuw lid bij
verwijzen wij naar de folder met een
Steemers (
[email protected])
R I T U E LEN MAKEN DE MENS Myriam Steemers, directeur van Reliëf Ik bezocht eens een vrouw die niet meer kon spreken, als gevolg van een hersenbloeding Toch wilde ik haar graag ontmoeten. Toen ik bij haar was bedacht ik dat wij voor de meeste dingen die in ons leven gebeuren woorden hebben, veel woorden, mooie en minder mooie woorden. Vooral voor de plezierige dingen zoals verjaardagen en jubilea, beschikken we over woorden voor het overbrengen van gelukwensen en hulde. Maar soms komen we in een situatie waar we geen woorden voor hebben. We zijn sprakeloos, met stomheid geslagen, verbijsterd, wanneer we zien hoe sommigen door het noodlot worden getroffen. Juist in de zorg worden zorgverleners geconfronteerd met lijden dat sprakeloos maakt. Waar woorden tekort schieten, is het goed zwijgend aanwezig te zijn. Maar zwijgen is soms moeilijk. Waar woorden tekort schieten kan een ritueel uitkomst bieden. Rituelen zijn bruggen. Een ritueel helpt de mens naar de overkant, naar die nieuwe vaak pijnlijke en ongewenste werkelijkheid. Er bestaan gelukkig veel rituelen waaraan we enig houvast hebben, handelingen die een kader geven voor de sprakeloosheid maar ook voor ons gedrag. Zo zijn door de eeuwen heen veel christelijke en kerkelijke rituelen ontstaan om kruispunten in het leven te markeren en om vorm te geven aan de sprakeloosheid. Ik denk hierbij vooral aan rituelen rond sterven, dood en uitvaart. In een christelijke cultuur waren rituelen even veelvuldig als vanzelfsprekend. In een postchristelijke tijd, d.w.z. in een cultuur waarin de meerderheid van de bevolking zich niet meer geïnspireerd weet door of aangetrokken voelt tot het christendom, dreigen veel rituelen hun vanzelfsprekendheid te verliezen, met alle gevolgen van dien: de sprakeloosheid en de verwarring groeien. Tegelijk kenmerkt onze tijd en zeker de zorg zich door een groeiende behoefte aan houvast en identiteit. In de samenleving zijn gaandeweg nieuwe rituelen ont-
staan: herdenkingsmarsen, stille tochten, massale herdenkingen van landelijk bekende figuren, maar ook het oplaten van witte ballonnen, het leggen van bloemen en het neerzetten van brandende kaarsen en lichtjes op een plek waar iemand op dramatische wijze om het leven kwam. Al deze rituelen zijn al behoorlijk vanzelfsprekend hoewel ze in feite zeer kort deel uitmaken van onze Nederlandse cultuur. De eerste stille tocht vond plaats in 1992 naar aanleiding van de Bijlmerramp. In de zorg daarentegen lijkt het gebruik van rituelen alleen maar af te nemen. Wanneer er geen geestelijk verzorger beschikbaar is voor de rituele begeleiding van zieken, komt daar niets voor in de plaats. Dat is meer dan jammer: ik denk dat daardoor de zorg tekort schiet. Zorgen is immers meer dan het stellen van zorgtechnische handelingen. Zorg is ook betrokken zijn op de mens die zorg behoeft. Betrokken zijn op de ander betekent ook samen vorm kunnen geven aan de eenzaamheid, het verdriet, het lijden en het veranderingsproces dat zich in een mens voltrekt. Rituelen dragen mensen als het ware naar een nieuwe werkelijkheid toe en zijn onmisbaar in de zorg. Zieken die een ingrijpende en invaliderende operatie moeten ondergaan, zieken die door hun ziekte niet meer naar huis kunnen, zieken die te horen krijgen dat hun leven ten einde loopt, zij allen behoeven ondersteuning. Rituelen zijn daarin belangrijk want ze helpen bij het geven van woorden aan die nieuwe moeilijke situatie. Mensen maken rituelen. Rituelen maken ook de mens. Door het ritueel te gebruiken kunnen we meer mens worden. Een mens is immers altijd meer dan zijn ziekte. Maar rituelen vragen naast deskundigheid ook tijd. Is die tijd er? Omwille van de zieke mens en de zorgverleners hoop ik dat er meer ruimte en meer tijd komt voor rituelen in de zorg.
NIEUWS
|
13
Interview: Jan Douwe de Jong en Lies Walburg, Interzorg Ferwert
FOTO: RELIËF
W M O B IEDT KANSEN VO O R I DENTITEIT Thijs Tromp De Stichting Zorgcombinatie Interzorg in Ferwert is een bijzondere organisatie. Dat bijzondere zit o.a. in de band die zij onderhoudt met de kerken. Maar liefst 60 kerken in het noorden van Friesland zijn formeel bij de Stichting betrokken.
En dan gaat het niet om een binding op papier. Integendeel, de kerkenraden van de kerken zijn actief betrokken bij de identiteit en de koers van de Zorgcombinatie Interzorg. Tot voor enkele jaren vormden ze met zijn allen het bestuur van de Stichting. Dat betekende dat er ruim 100 afgevaardigden op de bestuursvergadering konden worden verwacht. Deze structuur is inmiddels veranderd. Zorgcombinatie Interzorg heeft nu een Raad van Toezicht model. De kerken blijven betrokken in een identiteitscommissie met vergaande bevoegdheden rond het aangaan van samenwerkingsverbanden en de benoeming van leden
14
|
INTERVIEW
van de Raad van Toezicht. Interzorg Ferwert bestaat vijftig jaar. Naar aanleiding van het jubileum heb ik een gesprek met de bestuurder, Jan Douwe de Jong en met de al even bevlogen zorgmanager van de afdeling thuiszorg, Lies Walburg. Omdat ik rond de tijd van het avondeten in Ferwert arriveer, staan er soep en broodjes klaar. We steken meteen van wal. Viel er wat te vieren, met het vijftigjarig jubileum? Jan Douwe de Jong: We zijn trots op onze organisatie en medewerkers. We staan er financieel gezond voor, onze overhead is een van de laagste van het land, we hebben >>
een goede cultuur en de toekomstperspectieven zijn rooskleurig. Dan heb je toch reden om een mooi feest te vieren. Lies Walburg: het wonderlijke is dat onze toekomst zo lijkt op ons verleden. Hoe bedoel je dat? Nou, Interzorg is vijftig jaar geleden ontstaan vanuit de zogenaamde huiszorg, vanuit het omdenken van gemeenteleden voor elkaar. Omdenken? Oh ja, dat is Fries, ‘omtinken’, om elkaar denken en omzien naar elkaar. Zorgcombinatie Interzorg is indertijd door de kerken opgericht om daarbij te ondersteunen. Nu de WMO eraan komt, lijkt het erop alsof de tijden van vroeger weer terugkeren. Mensen kunnen minder snel een beroep doen op professionele zorg. Mantelzorgers worden geacht het gat op te vullen. Zorg wordt weer aanvullend op mantelzorg. Daarom profileren we ons ook zo actief als christelijke zorgorganisatie. We werkten altijd al nauw samen met de kerken, en dat zal in de toekomst alleen maar meer worden. Een christelijke zorgorganisatie sluit qua sfeer, houding en beleving aan op de zorg die door mantelzorgers wordt gegeven. Dat geldt in de instelling, maar misschien nog meer in de thuiszorg. De WMO biedt zo kansen om ons te profileren met onze christelijke identiteit. Reliëf is anders best kritisch op de WMO Jan Douwe de Jong: In zekere zin ook wel terecht, als je het bekijkt vanuit de vraag of de samenleving wel klaar is voor die wet. Maar er zitten ook goede kanten aan de wet, vooral voor kerken. De kerken beseffen onvoldoende dat ze voor christenen uit hun gemeenten afspraken kunnen maken met zorgaanbieders voor zorg die aansluit bij de identiteit van hun mantelzorgers. Dat geldt zeker voor ons. De kerken zijn bij ons stakeholders, ze kunnen dus kenbaar maken wat ze van de zorg verwachten. Onze zorgmanagers vragen de aangesloten kerken naar hun wensen ten aanzien van de zorg die zij van ons verwachten. Hiervoor bezoeken zij o.a. de gemeenteavonden van de aangesloten kerken. We nemen de wensen van onze stakeholders zoveel mogelijk mee en vertalen die naar het beleid van onze instelling. Uiteindelijk beslist de politiek welke zorginstellingen in hun gemeente de zorg mag gaan leveren voor haar inwoners. In de gemeenten van Noord Friesland is geregeld dat bij de aanbesteding van de zorg in elk geval de mogelijkheid geboden moet worden voor levensbeschouwelijk gekleurde zorg, die past bij de identiteit van de zorgvrager. Het is daarom niet verwonderlijk dat andere zorgaanbieders zich nu ineens ook gaan
profileren met ‘christelijke zorg’. Eigenlijk wel grappig. Grappig? Ja, als levensbeschouwelijke identiteit vanuit de vraagkant een rol gaat spelen, als de klant het weer belangrijk gaat vinden, dan zie je dat het aanbod volgt. Prima natuurlijk, zolang het maar geen nepchristelijke zorg is. Alleen maar een etiket zonder inhoud. Hoe ziet echte christelijke zorg er dan uit? Lies Walburg: Niet dat we er alleen voor christenen zijn. We geven zorg aan iedereen die daarom vraagt. Maar het is wel herkenbaar als christelijke zorg. Tsja, waar zit ‘m dat in? Ik denk vooral in de houding en de sfeer. Er is een warme en open sfeer, hartelijk en betrokken. Dat stellen onze cliënten op prijs. Ouderen willen graag zorg krijgen in een vertrouwde en veilige sfeer. Ze zijn immers al zo kwetsbaar. Als ze dan ook nog in een heel andere cultuur terecht komen wordt het er niet beter op. Die sfeer bieden we. Verzorgenden en verpleegkundigen leven echt met de bewoners en cliënten in de thuiszorg mee. Er is sprake van verregaande loyaliteit, medewerkers zetten vaak een stapje extra als dat moet. Daar zoeken we ze ook op uit. Dat heeft ook een kwetsbare kant. Als je zozeer meeleeft met je cliënten, dan raakt dat je. Daarom hechten we eraan dat medewerkers met elkaar erover kunnen praten wat de zorg met ze doet, daar creëren we ook de ruimte voor.
“De kerken beseffen onvoldoende welke kansen de WMO hun biedt.”
Hoe? Door het normaal te vinden dat aan het begin van een werkoverleg eerst over ingrijpende gebeurtenissen wordt gesproken. Maar ook door gerichte scholing, een cursus over rouwverwerking bijvoorbeeld. Jan Douwe de Jong: Niet alle werknemers her-kennen het christelijke aspect in hun manier van werken. Daarom voeren we op dit moment de Interzorg life style in. Dat is een ABC-tje, de A van aandacht, de B van betrokkenheid & bezieling en de C van compassie. We streven naar een cultuur waarin we elkaar ook op deze waarden kunnen aanspreken. Dat is de uitdaging.
Drs. T. Tromp is stafmedewerker van Reliëf
Zorgcombinatie Interzorg is een christelijk stichting voor thuiszorg, intramurale ouderenzorg, maaltijdenservice en maatschappelijk werk. Er werken circa 650 mensen waardoor Zorgcombinatie Interzorg de grootste werkgever van gemeente Ferwerderadeel en haar omgeving is. De organisatie bestaat dit jaar 50 jaar en vierde haar jubileum met een symposium over christelijke identiteit in de toekomst. Voor meer info: www.interzorg-ferwert.nl.
INTERVIEW
|
15
Gelezen De gekantelde organisatie
bijzondere is, waar het op berust en
bestuurders en managers aan de ene
hoe het kan gedijen. Met scherpzin-
kant, en die van cliënten – de klant is
nigheid en enige ironie gaat Reinders
immers koning – aan de andere kant,
De zorgwereld komt vanaf eind vo-
er in zijn inaugurele rede mee aan
waarbij eenzijdige nadruk komt te lig-
rige eeuw in woelig water terecht:
de slag. Zijn rede is een aanrader
gen op de technische competentie.
patiënten worden consumenten,
voor bestuurders, managers en zorg-
Het tweede probleem is dat de
bewoners cliënten, zorgverleners
verleners vanwege de heldere wijze
bijzondere identiteit van een zorgin-
zijn ineens zorgaanbieders, en zorg-
waarop Reinders de ambivalenties
stelling onbelangrijk wordt: uitein-
instellingen zorgondernemingen.
van vraagsturing en marktwerking
delijk gaat het volgens deze logica
De veranderingen reiken verder
in kaart brengt. Aan instellingen met
van vraagsturing en marktwerking
dan alleen de namen: ze betreffen
een bijzondere identiteit biedt hij een
erom dat de afnemers tevreden zijn
het denken over professionaliteit en
handvat om anno 2006 trouw te blij-
– vraaggestuurd – en dat het zorg-
identiteit van de zorg. Beide thema’s
ven aan zichzelf zonder in isolement
product zo doelmatig mogelijk wordt
vormen de kapstok voor deze inau-
te vervallen. In het onderstaande
verleend volgens meetbare kwali-
gurele rede die Hans Reinders on-
geef ik de kern weer van Reinders’
teitscriteria, teneinde concurrerend te
langs hield bij de aanvaarding van de
betoog die de opbouw kent van een
kunnen zijn op de markt.
Bernard Lievegoed Leerstoel.
gereformeerde preek: probleem,
Nu valt op beide aspecten van
analyse, reflectie.
Reinders probleemstelling wel wat
In he t kor t
Bernard Lievegoed Bernard Lievegoed (1905-1992) was
Probleem
ductie van het cliëntenperspectief is
psychiater, organisatiedeskundige,
Wat Reinders aanduidt als ‘het’
weliswaar begonnen als een externe
en aanhanger van de antroposofie
probleem zijn er eigenlijk twee: van
maatstaf, maar is in mijn ogen inmid-
van Rudolf Steiner. Tot verrassing
de professionele zorgverlener, en
dels geëvolueerd tot een interne
van velen, inclusief hemzelf, is
van de instelling. Beide vinden hun
standaard voor professioneel hande-
Reinders, van gereformeerd huize,
wortels in de nieuwe toverwoorden
len, en staat naast die van het eigen
aangesteld tot eerste hoogleraar.
in zorgland: vraagsturing en markt-
professionele oordeel. Natuurlijk
Maar de geloofsverschillen vormen,
werking.
kunnen er conflicten tussen beide
naar zijn eigen zeggen, geen belem-
Het eerste probleem is dat profes-
optreden, maar dat zit in de sfeer van
mering: er is meer overeenstemming
sionals worden beoordeeld door
de casuïstiek. Ten tweede: de bijzon-
dan verschil. Net als christelijke
anderen dan hun eigen beroepsge-
dere levensbeschouwelijke identiteit
zorginstellingen voegen ook antropo-
noten. De eigen professionele kwa-
is niet pas problematisch geworden
sofische instellingen iets bijzonders
liteitsstandaard om techniek, visie
door de logica van vraagsturing en
toe aan de zorg. Reinders ziet het als
en basishouding te integreren heeft
marktwerking, maar was dat al veel
zijn taak om te onderzoeken wat dat
plaats moeten maken voor die van
eerder als gevolg van secularisatie,
> Margreet de Jong, Verlies is verandering. Kampen: Ten Have 2005. Isbn 9025954251. 192 pag. € 15,90.
|
> P. Middelaar, Spiritualiteit en Zorgverlening. Lannoo 2006 Isbn 9020964933. 208 pag. € 14,95.
Verlies van het oude vertrouwde gaat altijd gepaard met iets nieuws;
Toen hij nog werkzaam was in de zorg zag de geestelijk verzorger
iets dat een verandering inluidt. Met dit uitgangspunt heeft Margreet
P. Middelaar hoe de zorg veranderde: zorgverleners werden en wor-
de Jong een reeks ervaringsverhalen opgetekend over het verlies van
den steeds meer gedwongen om te werken in het keurslijf van de
kinderen, partner, werk en de eigen gezondheid. Religie speelt opval-
afrekenbare handelingen. Maar mensen hebben er behoefte aan om
lend genoeg alleen een rol in de laatste paar verhalen van ouderen,
als mens gezien, gehoord en benaderd te worden. Maar het draait
zoals Tine die zich na het overlijden van haar man niet zozeer ge-
niet alleen om die ander, zorgen is niet alleen maar geven, ook de
troost weet door het geloof, maar door de mensen die als een mantel
zorgverlener zelf is in het geding. ‘Bezielde zorg kan niet zonder een
om haar heen stonden (glimlachjes van de Eeuwige).
spirituele antenne voor de eigen ziel’. Ook gaat hij in op de functie van
De verhalen spreken voor zich en de auteur beperkt haar toelichting
het vertellen van het levensverhaal en het lichaam als drager van het
tot het aanhalen bekende auteurs als Herman de Mönnink en Elisa-
levensverhaal. Zeer lezenswaardig. [MS]
beth Kübler-Ross. [AO]
16
af te dingen. Ten eerste, de intro-
GELEZEN
individualisering en allerlei fusiepro-
dat gaat ten koste van de motivatie
kan professionals daartoe verleiden:
cessen in de zorg. Maar Reinders
van professionals, en ten koste van
ze worden immers afgerekend op de
heeft gelijk als hij zou bedoelen dat
de betekenis van identiteit van een
vergroting van hun marktaandeel. Nu
vraagsturing en marktwerking die
instelling: niet ter zake is meer of een
hoeft tussen zorg en markt niet nood-
identiteit verder op scherp zetten:
bepaalde praktijk, zoals bidden voor
zakelijk een tegenstelling te bestaan,
want tenzij je als consument toeval-
het eten, voor de instelling betekenis-
stelt Reinders de lezers gerust, en
lig in dezelfde traditie staat en wilt
vol is als uitdrukking van de traditie
evenmin tussen trouw aan de eigen
staan als de instelling, wat levert
waarmee zij zich wil verbinden, maar
traditie en ‘klanten lokken’. Als je
die identiteit je dan op? Bijzondere
of de cliënt het wil: die kan ervoor
maar in de gaten houdt dat de midde-
identiteit verglijdt onder de vlag van
kiezen wel of niet te bidden. Volgens
len, lees de instelling, en de doelen,
vraagsturing en marktwerking tot een
de nieuwe logica gaat een instelling
lees de professionele zorg, goed op
verstrekking voor wie dat wil.
vooruit als ze zo snel mogelijk ver-
elkaar blijven afgestemd: de instelling
geet wie ze is en waar ze vandaan
is er voor de professionele zorg aan
Analyse
komt en in plaats daarvan verder
mensen, en niet andersom. En de
Het begrip ‘logica’ duidt op een
gaat onder het motto: ‘dit is wat wij u
instelling trekt de meeste klanten als
bepaalde manier van kijken en
kunnen leveren’.
ze haar medewerkers laat excelleren
denken. Zo heeft een manager een
in hun vak.
andere manier van kijken naar zorg
Reflectie
dan een verzorgende. De verzor-
Corruptie en prostitutie: Reinders
gende zal vooral kijken vanuit wat
schuwt deze stevige termen niet. Van
hier en nu gebeurt, en vanuit de
corruptie is sprake als je je identiteit
relatie met de cliënt en diens familie.
alleen maar instrumenteel gebruikt
De manager kijkt naar financiële en
om je marktpositie te versterken.
organisatorische condities, naar kos-
Identiteit is niet iets dat je door een
ten en doelmatigheid. Twee manieren
marketingbureau wordt aangepraat.
van kijken en denken dus die van
Identiteit vereist trouw aan waar
elkaar verschillen. Waar het nu om
je voor staat, wat Reinders aan de
gaat is niet om de manager en de
hand van het verhaal van koning
verzorgende tegen elkaar uit te spe-
Nebucadnezar en de drie hovelingen
len, maar om te beschrijven hoe die
illustreert. Aan prostitutie bezondi-
Faculteit der Godgeleerdheid van
verschillende logica’s zich tot elkaar
gen professionals zich als ze zorg
de Vrije Universiteit te Amsterdam.
verhouden. Volgens Reinders is de
en oprechtheid voorwenden om de
logica van vraagsturing en markt-
klant tevreden te stellen. De dwang
werking dominant geworden. En
van vraagsturing en marktwerking
N.a.v. J.S. Reinders, De gekantelde organisatie. Over bijzondere zorginstellingen en hun kwetsbare identiteit. Rede uitgesproken op 31 maart 2006 ter gelegenheid van de aanvaarding van de Bernard Lievegoed Leerstoel ‘Ethische aspecten van zorg en hulpverlening vanuit de antroposofie’ aan de
(Raat 14), Zeist: Heilpedagogisch Verbond. Te bestellen
[email protected].
In h et kor t
> Henk Jochemsen, Roel Kuiper, Bram de Muynck, Een theorie
Drs. M.A.M. Pijnenburg
> Ad van Heeswijk, Nico ter Linden, Rien van Uden, Hetty Zock,
over praktijken. Normatief praktijkmodel voor zorg, sociaal
Op verhaal komen. Religieuze biografie en geestelijke gezond-
werk en onderwijs. (Dixit 1), Amsterdam: Buijten &
heid. (Serie Geestelijke Volksgezondheid 2-68). Tilburg: KSGV.
Schipperheijn 2006. Isbn 9058812472. 86 pag. € 12,70.
Isbn 9075886284. 112 pag. € 13,50.
De auteurs (alle drie lector) werken een normatief praktijkmodel uit
Ter gelegenheid van haar 75e verjaardag publiceert de KSGV haar
dat de vigerende beroepspraktijk als uitgangspunt neemt. Er is een
eigen levensverhaal, aangevuld met beschouwingen van Ter Linden,
bepaalde traditie die in zekere zin bepaalt wat de essentie van het
Van Uden (over religieuze coping) en Zock (over het belang van
beroep is, welk technische vaardigheden en randvoorwaarden vereist
verhalen in geestelijke verzorging). Vooral het ‘verhaal’ van Nico ter
zijn. Maar daarmee is lang niet alles gezegd: het gaat ook om het
Linden is zeer de moeite waard. Vraag de duizendpoot die prachtig
hogere doel van een beroep: is de verpleegkundige er om het autono-
kan dansen nooit naar zijn techniek, want het gevaar is groot dat hij
me individu weer op de benen te helpen, of werkt de verpleegkundige
dan nooit meer danst. Ter Linden ontwijkt de vraag naar de techniek
vanuit een religieuze roeping? Dit boekje bestrijdt de tendens om de
door gewoon te vertellen wat hij doet in pastoraat en geestelijke bege-
levensbeschouwelijke dimensie naar het prive-domein van de profes-
leiding. Als toegift een bloemlezing met chassidische verhalen. [TT]
sional te verbannen. [TT]
GELEZEN
|
17
Reportage
D E H U LPVRAGER BLIJFT TOCH WEL Denken vanuit de vrijwilliger bij Praktische Thuishulp Brabant Klaas Burger Over de post krijg ik de DVD: Een uurtje per week… Praktische Thuishulp Brabant noordoost en noordelijk Noord-Limburg. Scène 2’ 40” tot 3’ 03”: vrouw, blond, rode lippenstift, midden dertig: ‘Ik zou het fijn vinden om met Troy en Storm te gaan zwemmen. En omdat ik dat niet alleen kan zou ik het fijn vinden als iemand mij daarin kan ondersteunen. Dat is eigenlijk mijn vraag aan de Praktische Thuishulp (PTH).’ Blond meisje in roze jurk, twee staartjes, en blond jongetje in blauw shirt, syndroom van Down, drentelen om haar heen. De voice over vertelt dat Praktische Thuishulp Brabant (PTH) veel waarde hecht aan zorgvuldige plaatsing van vrijwilligers bij hulpvragers. Ondertussen drentelen de kinderen door en knikt een vrouw, donker haar, midden dertig, de regioconsulent, begripvol naar de blonde vrouw. Prachtig!
Roland Is het allemaal zo ideaal? Ik neem contact op met twee mensen uit de film: Francien van Hout, vrijwilliger bij PTH, en Erna Gerrits, Coördinator Praktische Thuishulp. Van Hout meldde zich 15 jaar geleden aan als vrijwilliger. Ze werd geplaatst bij een moeder met twee kinderen, een had ADHD. ‘Maar de moeder had net zoveel problemen als haar kind. Als ik kwam stond de koffie klaar en moest ik naar haar luisteren. Maar ik kwam voor het kind. Ik ben ermee gestopt.’ Drie maanden hoorde ze niets, maar toen belde Erna Gerrits. ‘Of ik nog iets wilde doen. Sindsdien komt Roland hier elke week één dag uit school. Hij wordt om zes uur weer opgehaald.’ Roland Smits (18) is autistisch.
18
|
REPORTAGE
FOTO: KLAAS BURGER
Met Francien van Hout en Roland loopt het op rolletjes. Maar wat als een vrijwilliger niet om kan gaan met gevoeligheden die in privé-situaties voor het oprapen liggen? Wat als je de juiste persoon voor een vrijwilligersvacature niet kan vinden? Of als je als vrijwilliger zomaar in het diepe wordt gegooid? Ik ga naar Erna Gerrits toe. Ze geeft in de film al aan dat PTH bij plaatsing van een vrijwilliger let op de affiniteit van de vrijwilliger met de doelgroep, zijn wensen qua tijd en beschikbaarheid en zijn betrouwbaarheid. Ik vraag door op de betrouwbaarheid van de vrijwilliger. Zedendelinquent ‘Soms heb je inderdaad je twijfels.’ Gerrits vertelt dat
>>
na veel gesoebat binnen PTH werd afgesproken een verklaring omtrent gedrag te vragen van de vrijwilliger. Met een zekere luchtigheid ging men hiermee om. Maar niet lang. ‘Een vrijwilliger was door ons geplaatst bij een gezin met twee gehandicapte kinderen. Niets aan de hand, alleen zijn gedragsverklaring was nog niet ingeleverd. Maar via via hoorden we dat hij zedendelinquent was. Dit kan een gerucht zijn, maar je weet maar nooit. Wij hebben hem toen om de verklaring gevraagd. Hij stopte direct met zijn vrijwilligerswerk; we hebben niets meer van hem gehoord. Je moet er niet aan denken wat er had kunnen gebeuren. Sindsdien gaan we uiterst zorgvuldig met de verklaring om: is er geen verklaring, dan geen vrijwilligerswerk.’ Uitgebreid wordt de vrijwilliger gescreend: wat wil ze, wat kan ze en waar in haar omgeving kan ze iets betekenen. Gerrits: ‘En soms kan een vrijwilliger inderdaad niets voor je betekenen, dan kan je haar doorverwijzen naar een andere organisatie.’ Maar dat zijn incidenten. Uiteindelijk worden de afspraken vastgelegd in een vrijwilligersovereenkomst. Elke drie maanden volgt een voortgangsgesprek om scheve situaties te voorkomen. ‘Een vrijwilliger is voor een maandag- en vrijdagavond beschikbaar, maar krijgt van een hulpvrager de vraag of hij ook op woensdag kan. Voor je het weet wordt de druk voor de vrijwilliger dan te groot en haakt hij af. Met zulke gesprekken proberen we dergelijke zaken vroegtijdig bespreekbaar te maken.’ Wachtlijst Langzaamaan zie ik een organisatie voor me die helemaal rond vrijwilligers is vormgegeven. Screening van hulpvrager en vrijwilliger gebeurt door een professioneel team en voor de vrijwilligers wordt werk op maat gezocht voor maximaal 5 uur per week – of indien gewenst twintig uur per maand. En inderdaad stelt Gerrits: ‘We zijn steeds meer gaan denken vanuit de vrijwilliger: het moet passen in hun leven. De hulpvrager blijft toch wel, die wil immers hulp.’ Ze geeft een voorbeeld: ‘Een vrouw wilde graag iets doen met gehandicapte kinderen, maar ze bleek alleen maar op te hoeven passen. Wij hebben toen aan de ouders gevraagd of deze vrouw niet iets eerder kon komen, ze kon dan eten met de twee kinderen en ze naar bed brengen. Probleem opgelost, vrijwilliger blij en de ouders hadden zelfs tijd om zich op te tutten voor hun avondje uit.’ Zijn er dan helemaal geen knelpunten? In uitstroomgesprekken blijkt het nog wel eens aan begeleiding te schorten, vertelt Gerrits. Daarom wordt per 15 vrijwilligers een contactpersoon aangesteld, ook vrijwilliger. En lukt het ook om voor elke hulpvrager een vrijwilliger op maat te vinden? ‘Een vrouw met een lichte verstandelijke beperking, die in haar dorpje niet zo’n goede reputatie heeft, zoekt iemand om leuke
dingen mee te doen. Ze staat al een tijdje op de wachtlijst.’ Maar meestal lukt het wel iemand te vinden. ‘In principe hebben we geen aannamecriteria. Maar in sommige gevallen moet je wel: een jongen met epilepsie moet bij een aanval direct medicijnen toegediend krijgen. We zoeken dan een gekwalificeerd vrijwilliger die we door een arts laten autoriseren. De vrijwilliger, ze komt uit de verpleging, heeft in dit geval het toedienen van de medicijnen eerst geoefend met een arts.’ En in sommige gevallen wordt het voor een vrijwilliger te zwaar – ‘dan verwijzen we door naar een professionele organisatie.’ Intramurale organisaties Zo bekeken heeft PTH natuurlijk een voordeel: er wordt alleen met vrijwilligers gewerkt, de hele organisatie is op hen gericht. Maar hoe ligt het bij organisaties waar vrijwilligers met professionele krachten samenwerken? Gerrits: ‘Ik heb het vermoeden dat bij intramurale organisaties de druk voor de vrijwilliger hoger is. Is er een vacature, en iemand meldt zich aan, dan kan die meteen aan de slag. Problemen worden zo minder snel opgespoord en de doorstroming valt hoger uit.’ Francien van Hout profiteert ondertussen van de manier van werken van PTH. Ze ervaart de middagen met Roland als bijzonder. ‘Ik denk dat wij samen gesprekken hebben die hij thuis nooit heeft, over auto’s en vriendinnen. Ik sta te strijken, hij rommelt en we praten.’ Van Hout is twee keer naar workshopdagen geweest die vanuit PTH worden georganiseerd. ‘Je kan dan workshops volgen over autisme of uit bed tillen. En je leert er andere vrijwilligers kennen.’ Maar veel contact heeft ze niet met hen. ‘Af en toe wordt ik gebeld hoe het gaat.’ Soms zit Roland achter de computer. Van Hout laat me zien wat hij laatst heeft getypt: ‘1,Renault.Laguna. Grand.Tour.1.6i.16V.Express 1,Handsfree 1,Renault 1,card.Laguna 1,afstands.ontgrendelen.B 1,bediening. vergrendelen.A 1,Renault.Laguna.Grand.Tour.1.6i.16V. Express.’ Zijn eerste doel is het halen van een rijbewijs. Tjeu, Franciens man, komt er bij staan en zegt: ‘Rijbewijs, die mijlpaal haalt ‘ie niet, wat natuurlijk aan het moment niets af doet.’
Klaas Burger is theoloog, studeert aan de kunstacademie in Den Bosch. Hij is werkzaam bij Stichting Exodus en bij Reliëf als freelancer.
Naar aanleiding van de DVD: Een uurtje per week… Praktische thuishulp Brabant noordoost en noordelijk Noord-Limburg. Gennip: Woord & Beeld 2006. Te bestellen via 024-3571327 of
[email protected].
REPORTAGE
|
19
3 M A A L DAAGS ÉÉN GEBED? Ruard Ganzevoort
In de gezondheidszorg draait het om de gezondheid en het welzijn van mensen. Dat geldt ook voor het christendom. Daar wordt recent een benadering herontdekt die nadruk legt op genezing door Gods kracht. Een natuurlijk bondgenootschap van tablet en gebed?
Deze vraag hield Harmen de Vries (geestelijk verzorger en nu predikant) zo bezig dat hij er een omvangrijk proefschrift aan wijdde. Zijn doel is uiteindelijk dat de ‘dienst der genezing’ een plaats kan krijgen in de pastorale praktijk van Nederlandse instellingen voor gezondheidszorg. Met dienst der genezing is dan bedoeld de christelijke praktijk voor en met zieken die gericht is op hun genezing. Daarbij speelt gebed een centrale rol, maar daarnaast is er ruimte voor zegening en andere rituelen. Meestal is het veel gematigder dan wat bekend staat als ‘gebedsgenezing’, maar de verwachting is nadrukkelijk wel dat God ook buiten het medisch handelen om mensen lichamelijk
“ Ta b l e t e n g e b e d h o e v e n e l k a a r dus op geen enkele wijze in de weg te staan.” kan genezen. Die overtuiging vinden we in veel religies terug, en het lijkt dan ook opvallend dat de christelijke pastorale zorg in de gezondheidszorg op dit punt vaak zo terughoudend is. Zou het kloppen wat mijn collega Dick Tieleman eens zei, dat het tablet veel gebed heeft vervangen?
20
|
ACHTERGROND
Ruimte voor gebed De Vries is de laatste om voor te stellen dat weer terug te draaien, maar hij zou wel graag zien dat er in de gezondheidszorg weer meer ruimte komt voor deze religieuze benadering. Daartoe beschrijft hij wat een zestal auteurs over de dienst der genezing hebben gezegd. Vervolgens richt hij zich op een heel specifieke casus: de particuliere zorginstelling Burrswood in Zuid-Engeland. Daar wordt al zestig jaar een nauwe verbinding gelegd tussen medische en geestelijke zorg. Men noemt het zelfs ‘A Christian Hospital and Place of Healing’. De medische zorg is in Burrswood gewoon upto-date. Het bijzondere ligt in de grote zorg die besteed wordt aan de omgeving en de schoonheid, de sfeer en de onderlinge omgang. Van medewerkers wordt meer dan het gewone verwacht en in de multidisciplinaire teambesprekingen speelt gebed een belangrijke rol. Dat leidt tot positieve ervaringen bij de patiënten. Voor De Vries is dat reden om na te denken hoe de dienst der genezing ook in de Nederlandse gezondheidszorg een plaats kan krijgen. Om dat te onderbouwen zoekt hij ijkpunten in de Bijbel en hij verwoordt de uitkomst in een voorzichtig en genuanceerd
pleidooi waar elk sektarisme uit is verdwenen. Zo voert hij in zijn slothoofdstuk een pleidooi voor de dienst der genezing binnen de gezondheidszorg. De meeste voorstanders van de dienst der genezing richten zich op evangelische of pinkstergemeenten of ze organiseren speciale religieuze bijeenkomsten voor gebedsgenezing. De Vries richt zich op reguliere instellingen voor gezondheidszorg. Dat maakt zijn benadering zo spannend, belangrijk ook voor instellingen in de gezondheidszorg. Het lijkt zo voor de hand te liggen dat de arts en de pastor elkaar kunnen aanvullen. Ze hebben beide de (ook lichamelijke) genezing op het oog, en God kan zowel via medicijnen als rechtstreeks ingrijpen. Tablet en gebed hoeven elkaar niet in de weg te staan. Toch zijn er minstens twee problemen bij deze integratie. Fundamentele problemen Het eerste probleem ligt in de multiculturele religiositeit. Het voorbeeld van Burrswood laat zien dat de integratie lukt in een setting waar alle medewerkers en de meeste patiënten zeer betrokken zijn bij het christelijk geloof. In een multireligieuze zorginstelling is dat een heel stuk moeilijker, praktisch en principieel. Gaan we bijvoorbeeld ook winti-rituelen >>
faciliteren en waarom wel of niet? Zodra men met alle religies samenwerkt, gaat men er óf van uit dat alle goden dezelfde zijn (harmoniseren), óf men benadert het religieuze eigenlijk als een psychisch fenomeen: mensen kunnen genezen omdat zij er zelf in geloven (instrumentaliseren). Daarmee wordt het eigene van de religies te kort gedaan. Er is echter nog een fundamenteler probleem, dat direct raakt aan de christelijke identiteit van zorginstellingen. Dat betreft de vraag hoe de taal van de religie en de taal van de medische zorg op elkaar aansluiten. Precies op dat punt valt er een gat in het betoog van De Vries. Hij gaat wel in op de verschillende paradigma’s, en hij noteert ook – terecht, wat mij betreft – dat er aan het medische paradigma beperkingen zitten. Daarom is het vooral van belang dat vertegenwoordigers van de verschillende disciplines elkaar leren kennen en respecteren. Het medisch paradigma heeft geen taal voor religie Nu is er natuurlijk weinig bezwaar tegen een multidisciplinaire uitwisseling en samenwerking. Dat gebeurt op allerlei manieren in de gezondheidszorg, en in die samenwerking kan het er soms heftig aan toegaan. Toch is het de vraag of een integratie met een religieuze benadering als de dienst der genezing op dezelfde manier gestalte kan krijgen. Dat heeft er mee te maken dat tussen de verschillende disciplines in de gezondheidszorg weliswaar grote verschillen bestaan, maar dat ze elkaar uiteindelijk kunnen vinden in eenzelfde rationaliteit: een natuurwetenschappelijke argumentatie waarin de zorg wordt gebaseerd op wat aantoonbaar werkt (evidence based). Dat leidt tot een medisch-technische manier van denken die, gecombineerd met
de economische rationaliteit waar het management niet om heen kan, de zorg bepaalt. Natuurlijk is er kritiek mogelijk op dit paradigma, en die kritiek wordt ook geleverd. Zo wordt er gepleit voor een zorgethisch tegenwicht tegen een al te technische medische benadering en is er discussie over economische afwegingen die de kwaliteit van leven gaan bepalen. Toch blijven dit discussies die zich uiteindelijk binnen de grenzen van het paradigma afspelen. Men is het namelijk wel oneens over de te maken keuzes, maar de manier van denken staat niet wezenlijk ter discussie. Bij religieuze paradigma van de dienst der genezing is dat wel het geval. Hier worden elementen ingebracht waar de medische en economische manier van denken simpelweg geen taal voor heeft. Dat God ingrijpt in deze werkelijkheid en mensen kan versterken of zelfs genezen, daar kan de gelovige goed mee uit de voeten, maar het past niet in het taalveld van medicus of manager. Misschien dat een medicus als gelovige de taal wel kan volgen, maar als medicus kan hij of zij er niets mee. Dat betekent dat we inderdaad soms zien dat artsen en psychiaters ook met patiënten bidden (zo ook in Burrswood), maar dat betekent eigenlijk dat ze onprofessioneel handelen. Ze verrichten immers handelingen waarvoor ze binnen hun eigen professionele paradigma geen verantwoorde onderbouwing hebben. Ze weten dus in medische zin niet wat ze aan het doen zijn. Totaal verschillende denkwerelden De kern van dit probleem ligt in de differentiatie van levenssferen die onze westerse geschiedenis kenmerkt. De moderniteit is ontstaan met de verzelfstandiging van medische zorg, sociale zorg, onderwijs en andere terreinen die
oorspronkelijk mede tot het terrein van de religie behoorden. Rationele en functionele argumenten werden bepalend, en dat hielp om het magische denken te doorbreken. Zijn we met de dienst der genezing terug in de magie, of komen we zo de eenzijdigheden van die ‘moderne tijd’ eindelijk te boven? Het antwoord op die vraag hangt mede af van het kritische gesprek tussen de disciplines. Religieuze activiteiten moeten dan zo gepresenteerd worden dat ze ook in een ander taalveld kunnen worden verstaan. Geestelijke zorg is niet alleen een religieuze begeleiding, maar ook een professionele ondersteuning bij levensvragen. Religie kan zelfs worden verstaan als een manier om te kunnen omgaan met de onzekerheden van het bestaan. Daarmee is het geheim van de religie nog niet in beeld gekomen, maar dit is het minste: religie als zingeving en als inspiratiebron ook in de zorg. Aan de andere kant zal de vraag onvermijdelijk zijn of het medischeconomische paradigma zelf niet problematisch is. Die vraag stelt De Vries wel, maar hij geeft te weinig bouwstenen voor het noodzakelijke gesprek tussen het medische paradigma en het discours van de religieuze identiteit. Tablet en gebed vullen elkaar niet zomaar aan; ze vertegenwoordigen ook een totaal verschillende denkwereld. N.a.v. H.U. de Vries, Om heil en genezing te vinden. De dienst der genezing in instellingen van gezondheidszorg. Kampen: Kok 2006 (dissertatie VU), 619 blz. € 34,90.
Prof.dr. R. Ruard Ganzevoort is hoogleraar pastorale theologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam en hoofddocent aan de Theologische Universiteit Kampen. Meer info: www.ruardganzevoort.nl
ACHTERGROND
|
21
Kort nieuws Morele vragen bij
moeilijk gemeten worden. Net alsof het
vormen geen empirisch bewijs, maar
prestatie-indicatoren
alleen maar om de technisch- instru-
zijn wel degelijk zo structureel dat ze
mentele kant van zorg gaat. De auteurs
aandacht verdienen. Of het openbaar
Het Centrum voor Ethiek en
van het rapport betreuren de polarisa-
maken van prestatiecijfers de gezond-
Gezondheid publiceerde onlangs een
tie van de discussie tussen voor- en
heidszorg ook echt verbetert, kunnen
rapport over de morele vragen bij het
tegenstanders. Voorstanders lijken
de opstellers van het rapport nog niet te
gebruik van prestatie-indicatoren. De
weinig oog te hebben voor mogelijke
zeggen. Uit de beschikbare gegevens,
overheid verlangt van zorgverleners dat
ongewenste effecten en tegenstanders
komt naar voren dat zorgverleners wel
ze de kwaliteit van hun werk inzichtelijk
zijn er bij voorbaat van overtuigd dat
gevoelig zijn voor openbaarmaking van
maken. Aan zogenoemde ‘prestatie-
het allemaal niets kan worden. Daarom
hun prestaties. Maar mogelijk heeft
indicatoren’ kunnen anderen dan zien
bepleiten zij een zakelijk debat op
het openbaar maken ook effecten
hoe goed een ziekenhuis of een arts is.
basis van empirische gegevens. Een
die de overheid niet voor ogen heeft.
Openbaar maken van de de prestatie-
aanbeveling waaraan je weinig kunt
Zorgverleners kunnen bijvoorbeeld stra-
cijfers moet ertoe leiden dat zorgverle-
afdoen. Toch wil ik er wel een opmer-
tegisch gedrag gaan vertonen: het niet
ners meer hun best gaan doen. Critici
king over maken. Toegegeven, in het
in behandeling nemen van patiënten
wijzen erop dat deze administratieplicht
debat gebruiken critici van de meten-
met een hoog risico op complicaties,
de zorg op een verkeerde manier belast
is-weten-ideologie grote woorden. Ook
of het manipuleren van prestatiecijfers.
en de motivatie van zorgverleners aan-
woordvoerders van Reliëf maken zich
Het aantasten van de motivatie van
tast. Bovendien wijzen zij er op dat er
daar aan schuldig. Maar dat doen zij
zorgprofessionals. En het aantasten
van de nadruk op prestatie-indicatoren
niet alleen op basis van theewater en
van het vertrouwen van het publiek
een verkeerd signaal uitgaat. Alleen
Fingerspitzengefühl. De medewerkers
in de zorg. Gezien deze mogelijke
de technisch instrumentele aspecten
van Reliëf trainen regelmatig profes-
ongewenste effecten, doet het CEG de
van de zorg worden gemeten. Zachte
sionals in de zorg en krijgen vanaf de
aanbeveling om zorgvuldig met verdere
aspecten als bejegening, aandacht,
werkvloer te veel signalen dat regel-
beleidsontwikkeling voort te gaan en
nabijheid, compassie etc., die mogelijk
geving en accountability het primaire
voortdurend de effecten te evalueren.
de kern van zorg uitmaken, kunnen
zorgproces onder druk zet. Die signalen
Reliëf denkt graag mee! [TT]
(ADVERTENTIE)
22
|
KORT NIEUWS
O verplaatsing Inge van Nistelrooy
CASUS
In een verzorgingshuis wordt de zorglast op één afdeling te zwaar. Er is een aantal bewoners dat intensieve en complexe zorg nodig heeft. Het team dreigt daardoor overbelast te raken. Zeker met de zomerperiode voor de deur geen aantrekkelijk perspectief. Op een andere afdeling zijn onlangs drie bewoners overleden waardoor op die afdeling ruimte is ontstaan. Besloten wordt om het ene team te ontlasten door een bewoner met een complexe zorgvraag over te plaatsen naar de minder belaste afdeling. Formeel is het te regelen en ook organisatorisch vormt het geen probleem. Iedereen wint zo aan zorgkwaliteit omdat het personeel de aandacht nu goed kan verdelen. De bewoner wordt meegedeeld en uitgelegd dat hij overgeplaatst gaat worden en zo geschiedt. Niemand klaagt, ook de verplaatste bewoner niet. Maar tijdens een training moreel beraad stelt toch iemand de vraag: kan dit zo maar?
Men heeft besloten tot overplaatsing omdat het de organisatie beter uit kwam. Dat is een reëel belang. In stand houden van goede zorg en een rechtvaardige verdeling van tijd en aandacht vormt op zich een moreel verantwoorde rechtvaardiging. Maar er heeft geen morele afweging plaats gevonden, alleen een ‘morele’ rechtvaardiging van een praktisch besluit. Een belangrijk verschil. In het moreel beraad – gehouden met de medewerkers van de ‘oude’ afdeling – kwam het hele plaatje op tafel: de meneer die overgeplaatst is, woonde er al twee jaar, in een summier ingerichte kamer, sprak weinig en klaagde al helemaal niet; geen familie, dus geen belangenbehartigers. Hij bleek een gemakkelijk ‘slachtoffer’ te zijn. Weinig spullen betekende waarschijnlijk dat hij niet zo gehecht was aan zijn omgeving. En weinig klagen betekende waarschijnlijk dat hij tevreden was? Maar wist men dat wel zeker? Hoe zorgvuldig is men met hem omgegaan? Is dit wel overeenkomstig de brochures en zorgvisie die spreken van belevingsgerichte zorg, de cliënt centraal, respect voor de autonomie van de bewoner? Wat betekenen eerlijkheid en betrouwbaarheid in dit verband? Met deze overwegingen begon de morele afweging. Hoewel de overplaatsing al een feit was, krabden de deelnemers zich alsnog achter de morele oren. Na de feiten kwam in de waardeanalyse een hele flap vol waarden tot stand, waarvan de meeste niet te rijmen waren met de overplaatsing. En die waarden had men eigenlijk helemaal niet meegewogen in de afweging! Zo stonden er bij de bewoner bijvoorbeeld: kwetsbaarheid, gehechtheid (aan kamer, medebewoners, en enkele verzorgenden), zelfbeschikking, respect. Bij de verzorging van zijn afdeling (die dus voor een belangrijk deel de gespreksdeelnemers waren) moest men toegeven dat er een dilemma was: enerzijds wilde men staan voor ‘goede zorg’ in de zin van: continuïteit, rechtvaardige verdeling van
de zorglast, kwaliteit. Anderzijds wilde men eigenlijk ook staan voor ‘goede zorg’ in de zin van: betrokkenheid, bescherming van de kwetsbare en eenzame mens, verbondenheid, eigenwaarde van de bewoners etc. En deze kant bleek een blinde vlek te zijn geweest! Om een lang verhaal kort te maken: waar eerst een snelle oplossing was gezocht, werd nu een omweg bewandeld die nieuwe perspectieven opleverde. Het belangrijkste leerdoel van het moreel beraad was hiermee al bereikt: sensibilisering. De zaak van meer kanten bekijken dan de meest vanzelfsprekende, en gevoelig worden voor datgene wat vanuit die andere perspectieven oplicht als ‘van waarde’. En er volgden concrete afspraken: er zou niet meer óver een bewoner zonder een bewoner worden beslist: inspraak, dus, zo veel als mogelijk. Ook kregen bewoners een bedenktijd. Verder werden de mogelijkheden onderzocht om eventueel oproepkrachten in te zetten bij onderbezetting op een afdeling, niet alleen bij ziekte, maar ook bij toenemende zorglast. En een aantal betrokkenen zou alsnog met deze meneer gaan praten. Hoewel de overplaatsing niet meer om te draaien was, zou men met hem bespreken hoe hij dit ervaren had, met aandacht naar hem luisteren en vragen wat men eventueel nog voor hem zou kunnen betekenen in zijn nieuwe situatie. Een goedmakertje, maar wel oprecht gemeend! Leren in de praktijk bleek een confrontatie met de eigen tunnelvisie. Hier werd geleerd op een fundamenteel niveau met praktische consequenties!
Inge van Nistelrooy is trainer en adviseur voor ethiek en identiteit bij Reliëf. Deze bijdrage is een bewerking van een artikel dat eerder verscheen in de NVBeNieuwsbrief.
ETHIEK UIT HET VUISTJE
|
23
Agenda 21 september
Meer info: www.willibrordkalender.nl.
Minisymposium identiteit van het
20 november 2006 Weerloze waarden?
ziekenhuis
12/13 oktober en 16/17 november
Identiteit en management in de
In het Sint Antonius Ziekenhuis in
Reliëf Masterclass
zorgorganisatie / Algemene
Nieuwegein ter gelegenheid van het
Deze eerste Reliëf masterclass richt
Ledenvergadering Reliëf van 13.00
afscheid van de geestelijk verzorger.
zich op leden van Raden van Bestuur
tot 16.00 uur in de Pelgrimvaderskerk
Sprekers zijn o.m. de geneesheer-
en algemeen directeuren van Reliëf
te Rotterdam – Delfshaven. M.m.w.
directeur, dhr. Haanen en mw. drs.
lidinstellingen. Programma opgesteld
de heer Johan Goudswaard van
Van Nistelrooy.
in samenwerking met het Titus
bureau Obelon en Thijs Tromp van
Brandsma Instituut. In Congreshotel
Reliëf. Info: Reliëf 030-2610454. Na
26 september 2006
Zonheuvel te Doorn. Info: mw. dr.
het symposium volgt de algemene
Daar draait het allemaal om:
M.H.W. Steemers, 030-2610454.
ledenvergadering van Reliëf.
Presentiecongres m.m.v. o.a.
18 oktober 2006
8 maart 2007
Andries Baart. Van 9.30 – 18.00 uur
Werkconferentie Moreel Beraad
Jaarcongres Reliëf 2007
in Congrescentrum De Eenhoorn,
Van 9.00 uur tot 17.30 uur in
Congreshotel Zonheuvel te DOORN.
Amersfoort. Info: 06-53964388,
Conferentiehotel ISVW te Leusden.
[email protected]
M.m.v. Bert Molewijk, Hans van
presentie!
Dartel, Jos de Waardt en Guy 7 oktober 2006
Widdershoven. Voor meer informatie:
Bewegingcongres.
Angelique Heijnen 043-3882145,
Thema: Sociale gerechtigheid en
[email protected]
levenskunst. (ADVERTENTIE)