Auteurs: Marijs, Hulleman www.internationaleeconomischeontwikkelingen.noordhoff.nl
3
isbn: 978-90-01-81695-7 © 2013 Noordhoff Uitgevers bv
Mondiale economische ontwikkelingen Meerkeuzevragen
3.1
Tot a b c d
de Triade behoren Azië, Latijns-Amerika en Centraal- en Oost-Europa. West-, Centraal- en Oost-Europa. de Verenigde Staten, de Europese Unie en Japan. de industrielanden, de ontwikkelingslanden en de emerging markets.
3.2
Het aandeel van de industrielanden in de wereldbevolking en de wereldproductie bedroeg in 2010 respectievelijk ongeveer a 15% en 50%. b 25% en 50%. c 40% en 60%. d 40% en 80%.
3.3
We zien in de praktijk de volgende verschuiving in de wereldproductie: het aandeel van de a industrielanden neemt toe, waarbij het aandeel van de Europese Unie het snelst toeneemt. b industrielanden neemt toe, ondanks het groeiende aandeel van Azië in de wereldproductie. c ontwikkelingslanden neemt toe, wat vooral is toe te schrijven aan het groeiende aandeel van Azië. d ontwikkelingslanden neemt toe, wat vooral is toe te schrijven aan het groeiende aandeel van Oost-Europa.
3.4
De a b c d
wereldhandel is gelijk aan de som van de productie in de wereld. de som van alle export en import in de wereld. de som van alle export in de wereld. het verschil tussen de export en de import in de wereld.
3.5
De a b c d
exportquote van een land kan nooit hoger zijn dan 100%. neemt toe door globalisering. is hoger naarmate de grootte van het land toeneemt. neemt af door intraregionale handel.
Opgaven hoofdstuk 3 | 1
Auteurs: Marijs, Hulleman www.internationaleeconomischeontwikkelingen.noordhoff.nl
isbn: 978-90-01-81695-7 © 2013 Noordhoff Uitgevers bv
3.6
We kunnen spreken van globalisering als de internationale handel a sneller toeneemt dan de productie en het aandeel van de intraregionale handel afneemt. b sneller toeneemt dan de productie en het aandeel van de intraregionale handel toeneemt. c minder snel toeneemt dan de productie en het aandeel van de intraregionale handel afneemt. d minder snel toeneemt dan de productie en het aandeel van de intraregionale handel toeneemt.
3.7
De a b c d
3.8
Een directe investering is erop gericht a zeggenschap in een buitenlandse onderneming te verwerven. b een joint venture aan te gaan met een buitenlandse onderneming. c een minderheidsbelang te verwerven in een buitenlandse onderneming. d direct zaken te doen met een buitenlandse afnemer.
3.9
In het afgelopen decennium is de internationale handel a minder snel toegenomen dan de wereldproductie, maar de handel heeft wel steeds meer een wereldwijd karakter gekregen. b sneller toegenomen dan de wereldproductie, maar de handel heeft nog geen wereldwijd karakter gekregen. c sneller gestegen dan de wereldproductie en heeft bovendien een wereldwijd karakter gekregen. d sneller gestegen dan de buitenlandse directe investeringen.
3.10
In de afgelopen twee decennia gold op mondiaal niveau dat (> betekent groter dan) a groei van de wereldproductie > groei van de wereldhandel > groei van de directe investeringen. b groei van de wereldhandel > groei van de wereldproductie > groei van de directe investeringen. c groei van de directe investeringen > groei van de wereldhandel > groei van de wereldproductie. d groei van de wereldhandel > groei van de directe investeringen > groei van de wereldproductie.
intraregionale handel is het hoogst in de regio West-Europa. Noord-Amerika. Latijns-Amerika. Azië.
Opgaven hoofdstuk 3 | 2
Auteurs: Marijs, Hulleman www.internationaleeconomischeontwikkelingen.noordhoff.nl
isbn: 978-90-01-81695-7 © 2013 Noordhoff Uitgevers bv
3.11
De omzet op de valutamarkt is de afgelopen jaren sterk gegroeid. De belangrijkste oorzaak voor deze groei is de sterke toename van a de internationale handel. b de internationale reserves van centrale banken. c het internationale kapitaalverkeer. d de interventies door centrale banken.
3.12
Het a b c d
3.13
Een identiek pakket goederen kost aan het begin van het jaar in de Verenigde Staten USD 1.020 en in de eurozone EUR 1.000. De inflatie in de Verenigde Staten bedraagt 4% en de inflatie in de eurozone 1%. Aan het eind van het jaar bedraagt de koers van de euro volgens de koopkrachtpariteittheorie: a EUR 1 = USD 0,9521 b EUR 1 = USD 1,0098 c EUR 1 = USD 1,0503 d EUR 1 = USD 1,0095
3.14
Een identiek pakket goederen kost in de VS $ 1.000 en in de eurozone €850. De wisselkoers op de Amsterdamse valutamarkt luidt: EUR 1 = USD 1,12. Op basis van de koopkrachtpariteittheorie kan worden geconcludeerd dat a de euro overgewaardeerd is. b de export van Europa naar de VS zal afnemen. c de dollar overgewaardeerd is. d de dollar juist gewaardeerd is.
3.15
Volgens de koopkrachtpariteittheorie wordt een daling van de dollarkoers ten opzichte van de euro veroorzaakt door a een rentedaling in de VS en een rentestijging in de eurolanden. b een hogere inflatie in de VS dan in de eurolanden. c een hoogconjunctuur in de VS en een laagconjunctuur in de eurolanden. d een hogere inflatie in de eurolanden dan in de VS.
3.16
De vraag naar dollars op de valutamarkt van New York stijgt – overige omstandigheden gelijkblijvend – als a de Amerikaanse import stijgt. b de Amerikaanse kapitaalexport toeneemt. c de inflatie in de VS stijgt. d de Amerikaanse kapitaalimport stijgt.
agio is gelijk aan het positieve verschil tussen de verkoopkoers en de aankoopkoers van een bank. de termijnkoers en de contante koers van een valuta. de contante koers en de termijnkoers van een valuta. de verkoopkoers en de aankoopkoers van een valuta.
Opgaven hoofdstuk 3 | 3
Auteurs: Marijs, Hulleman www.internationaleeconomischeontwikkelingen.noordhoff.nl
isbn: 978-90-01-81695-7 © 2013 Noordhoff Uitgevers bv
3.17
Als het groeipotentieel van de eurozone verbetert ten opzichte van de Verenigde Staten, zal a de kapitaalinstroom in de eurozone toenemen waardoor de vraag naar euro’s toeneemt en de koers van de euro stijgt. b de kapitaalinstroom in de eurozone afnemen waardoor het aanbod van euro’s toeneemt en de koers van de euro stijgt. c de kapitaalinstroom in de eurozone toenemen waardoor het aanbod van euro’s toeneemt en de koers van de euro daalt. d de kapitaalinstroom in de eurozone afnemen waardoor de vraag naar euro’s afneemt en de koers van de euro daalt.
3.18
Als de rente in de Verenigde Staten stijgt, zal bij een gelijkblijvende rente in het eurogebied a de vraag naar dollars toenemen, waardoor de koers van de dollar stijgt. b de vraag naar dollars afnemen, waardoor de koers van de dollar stijgt. c de vraag naar dollars toenemen, waardoor de koers van de dollar daalt. d de vraag naar dollars afnemen, waardoor de koers van de dollar daalt.
3.19
De centralebankpresident van Groot-Brittannië kan de koers van het Britse pond omhoog praten door in een openbare toespraak a te suggereren dat er een renteverlaging op komst is. b te stellen dat het Britse pond overgewaardeerd is. c te stellen dat hij denkt dat het Britse pond zal appreciëren. d te stellen dat de concurrentiekracht van de Britse economie afneemt.
3.20
Het is misleidend om de concurrentie tussen landen te vergelijken met de concurrentie tussen bedrijven, omdat landen a naast concurrenten ook elkaars afzetmarkten zijn. b niet dezelfde producten maken. c dezelfde producten maken. d naar marktaandeel en bedrijven naar winst streven.
3.21
De stijging van de loonsom per werknemer in een land hoeft niet tot een daling van de concurrentiepositie te leiden als de loonstijging gepaard gaat met een a appreciatie van de valuta van het land. b een daling van de productiviteit in het land. c depreciatie van de valuta van het land. d een stijging van de overige kosten.
3.22
Welk argument hanteren de zogenoemde antiglobalisten niet tegen globalisering? Globalisering leidt tot: a beleidsconcurrentie tussen landen. b minder culturele diversiteit. c hogere landbouwprijzen voor boeren in de ontwikkelingslanden. d een ongelijkere inkomensverdeling in de wereld.
Opgaven hoofdstuk 3 | 4
Auteurs: Marijs, Hulleman www.internationaleeconomischeontwikkelingen.noordhoff.nl
isbn: 978-90-01-81695-7 © 2013 Noordhoff Uitgevers bv
3.23
Volgens critici profiteren de ontwikkelingslanden te weinig van internationale handel omdat de industrielanden a hoge handelsmuren opwerpen voor landbouw en textiel en lage voor hoogwaardige producten. b zowel hoge handelsmuren opwerpen voor landbouw en textiel als voor hoogwaardige producten. c zowel lage handelsmuren opwerpen voor landbouw en textiel als voor hoogwaardige producten. d lage handelsmuren opwerpen voor landbouw en textiel en hoge voor hoogwaardige producten.
3.24
Tot a b c d
de functies van de World Trade Organisation (WTO) behoort niet het organiseren van handelsrondes tussen de deelnemers. het beslechten van handelsconflicten tussen landen. het verlenen van tijdelijke hulp aan lidstaten met betalingsbalansproblemen. het bevorderen van een vrijere wereldhandel.
3.25
De World Trade Organisation (WTO) hanteert de meestbegunstigingsclausule. Deze clausule houdt in dat een tariefsverlaging die aan één land wordt toegestaan ook moet worden toegekend aan een aantal andere landen. Aan welke landen moet de tariefsverlaging worden toegestaan? a Aan alle WTO-deelnemers. b Alleen aan de landen die het meest profiteren van de tariefsverlaging. c Alleen aan de ontwikkelingslanden. d Alleen aan de landen die zelf hun tarieven ook verlagen.
3.26
De World Trade Organisation (WTO) hanteert de meestbegunstigingsclausule in de onderhandelingen die moeten leiden tot een vrijere wereldhandel. Op de toepassing van de meestbegunstigingsclausule is een aantal uitzonderingen gemaakt. De meestbegunstigingsclausule is niet van toepassing op tariefsverlagingen a in de landbouw. b in de textielindustrie. c die worden toegekend aan ontwikkelingslanden. d die tussen twee industriële landen onderling worden afgesproken.
3.27
Tot de functies van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) behoort a het toezicht op het monetair beleid op wereldniveau. b het beslechten van handelsconflicten tussen landen. c het verlenen van kredieten aan lidstaten met betalingsbalansproblemen. d het verstrekken van ontwikkelingshulp aan ontwikkelingslanden.
Opgaven hoofdstuk 3 | 5
Auteurs: Marijs, Hulleman www.internationaleeconomischeontwikkelingen.noordhoff.nl
isbn: 978-90-01-81695-7 © 2013 Noordhoff Uitgevers bv
3.28
Als een land een tekort op de lopende rekening heeft, kan het een beroep doen op de kredietfaciliteiten van het IMF. Aan deze kredietverlening verbindt het IMF vaak de voorwaarde dat de overheid van het ontvangende land a de belastingen verlaagt. b haar tekort vermindert. c invoertarieven instelt. d exportsubsidies verstrekt.
3.29
Tot a b c d
de functies van de Wereldbank behoort het toezicht op het monetair beleid op wereldniveau. beslechten van handelsconflicten tussen landen. verlenen van tijdelijke hulp aan lidstaten met betalingsbalansproblemen. verstrekken van leningen aan ontwikkelingslanden tegen redelijke rentepercentages.
3.30
Tot de functies van de Organisation for Economic Cooperation and Development (OECD) behoort het a toezicht op het monetair beleid van de aangesloten landen. b beslechten van handelsconflicten tussen de aangesloten landen. c verlenen van tijdelijke hulp aan lidstaten met betalingsbalansproblemen. d adviseren van de aangesloten landen bij het economische beleid.
3.31
Welke van de volgende internationale organisaties heeft tot doel een vrij betalingsverkeer in de wereldeconomie te bevorderen? a De Wereldbank. b De World Trade Organisation (WTO). c De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). d Het Internationaal Monetair Fonds (IMF).
Opgaven 3.32 Veerkracht multinationals groeit in tijden van economische krimp De grote Nederlandse multinationals zijn financieel nog niet zo gezond geweest. Toch gaan ook zij door met bezuinigen. Vooruitlopend op de derde recessie in tien jaar, die volgens het Centraal Planbureau tot in de tweede helft van dit jaar zal duren, schroefden de meeste AEX-bedrijven hun bezuinigingen eind vorig jaar opnieuw op. Van Wolters Kluwer, tot KPN, Philips en Heineken; in bijna alle bestuurskamers van de grote multinationals brandt men van verlangen om de volgende efficiencyslag te maken, zoals het in jargon heette.
Opgaven hoofdstuk 3 | 6
Auteurs: Marijs, Hulleman www.internationaleeconomischeontwikkelingen.noordhoff.nl
isbn: 978-90-01-81695-7 © 2013 Noordhoff Uitgevers bv
Behalve de grote bedrijven zelf en hun aandeelhouders is het de vraag wie er nog meer profiteert van de jaarwinsten. De kapitaalinvesteringen zijn de afgelopen drie jaar licht toegenomen tot 62 mrd, maar nog steeds niet op het niveau van 2008. Bovendien wordt het meeste geld gestoken in de opkomende landen. Want de groeimarkten liggen al lang niet meer in het oude Westen. Het gaat erom Chinezen, Indiërs, Brazilianen en Russen aan de vitamines van DSM, de deodorant van Unilever en de scheerapparaten van Philips te krijgen. Nederland is in het vierde kwartaal dan wel in een krimp van 0,7% terechtgekomen en er moet flink worden bezuinigd, de blik van de multinationals is gericht op de groeicijfers in de opkomende markten. Door de verplaatsing van de productie en de kostenbesparingen is menig baan in Nederland gesneuveld. Deze trend zal zich waarschijnlijk doorzetten. Bij Philips werkt nog een op de acht mensen in Nederland. Tien jaar geleden was dat er een op de vijf. En het elektronicaconcern wil momenteel zijn tl-buizen verhuizen naar Polen, wat 200 werknemers in Roosendaal hun baan zal kosten. Bron: Het Financieele Dagblad, 21 maart 2012. a
Welke regio’s in de wereldeconomie worden tot de ontwikkelingslanden gerekend?
b
In welke regio binnen de ontwikkelingslanden zijn de afzetverwachtingen het best?
3.33 a
3.34
Wat verstaan we onder globalisering?
b
In hoeverre is op dit moment sprake van globalisering?
c
Noem en beschrijf enkele voor- en nadelen van globalisering voor ondernemingen in de industrielanden. In de volgende tabel is de ontwikkeling van de marktkoers en de koopkrachtpariteit van de euro uitgedrukt in dollars weergegeven (de koopkrachtpariteit is berekend op basis van de prijzen van het BBP).
Opgaven hoofdstuk 3 | 7
Auteurs: Marijs, Hulleman www.internationaleeconomischeontwikkelingen.noordhoff.nl
isbn: 978-90-01-81695-7 © 2013 Noordhoff Uitgevers bv
Koers en koopkrachtpariteit1 van de euro in dollars (1999-2011)
1
Berekend op basis van het BBP en de 16 landen die in 2010 deel uitmaakten van het eurogebied Bron: ECB (www.ecb.int), OECD (www.oecd.org) a
Leg uit wat met de koopkrachtpariteit van de euro wordt bedoeld.
b
Wat kunt u op basis van de figuur concluderen over de prijsontwikkeling in de eurozone en de Verenigde Staten in de periode 1999-2011?
c
Wanneer spreken we van een overwaardering van een munt?
d
Noem en beschrijf een voor- en een nadeel van een overgewaardeerde munt voor een land.
e
Welke oorzaken zijn er voor het verschil tussen de koopkrachtpariteit (op basis van de prijzen van het BBP) en de marktkoers van de euro? Men kan de koopkrachtpariteittheorie gebruiken om de koers van de euro ten opzichte van de dollar te voorspellen.
f
Zou u deze voorspelling gebruiken voor de besluitvorming over het afdekken van een exportorder naar de VS? Verandert uw antwoord als het gaat om een directe investering in de VS?
Opgaven hoofdstuk 3 | 8
Auteurs: Marijs, Hulleman www.internationaleeconomischeontwikkelingen.noordhoff.nl
isbn: 978-90-01-81695-7 © 2013 Noordhoff Uitgevers bv
3.35 WTO-topman: Grenzen sluiten niet de oplossing Hoewel het begrijpelijk is dat werknemers in Europa zich juist nu zorgen maken over hun baan, is het buiten de deur houden van concurrentie uit China en andere opkomende landen niet de oplossing. De geschiedenis leert dat het hebben van een open economie de beste bescherming biedt tegen werkloosheid , zegt Pascal Lamy, directeur de Wereldhandelsorganisatie (WTO). De WTO houdt nauwgezet bij of landen zich niet bezondigen aan allerhande protectionistische maatregelen. Wij monitoren dit een paar keer per jaar. Tot nu toe zie ik wel dat de druk op overheden wordt opgevoerd om dergelijke maatregelen te nemen. Maar de meeste landen gaan nog niet over tot daadwerkelijke actie. Een trend naar protectionisme was de afgelopen jaren een grote vrees, omdat dit ook gebeurde in de jaren dertig van de vorige eeuw, toen er ook een grote bankencrisis plaatsvond. De WTO speelde een grote rol bij het voorkomen daarvan. De handelsakkoorden die sinds de Tweede Wereldoorlog zijn gesloten, zorgen ervoor dat landen minder ruimte hebben voor handelsbelemmerende maatregelen. Daar komt bij dat de wereldhandel tegenwoordig zo in elkaar steekt, dat de meeste landen slechts een klein deel uitmaken binnen een hele productieketen. Ze voeren basismaterialen in, voegen er iets aan toe en exporteren het vervolgens naar een ander land. Als een overheid de import de nek omdraait, gebeurt hetzelfde met haar export. Bron: De Telegraaf, 4 februari 2012. a
Welke functies heeft de WTO?
b
Welke principes liggen ten grondslag aan de handelsregels van de WTO? De WTO streeft naar vrijhandel. Toch staat de WTO in bepaalde omstandigheden de instelling of verhoging van importbelemmeringen toe.
c
In welke omstandigheden mogen landen volgens de WTO importheffingen instellen of verhogen?
d
Waarom is protectionisme in de landbouw zo’n belangrijk twistpunt tussen de industrielanden en de ontwikkelingslanden?
Opgaven hoofdstuk 3 | 9
Auteurs: Marijs, Hulleman www.internationaleeconomischeontwikkelingen.noordhoff.nl
isbn: 978-90-01-81695-7 © 2013 Noordhoff Uitgevers bv
Vraagstukken V3.1 China en Brazilië vervangen VS en EU Na de eerste wereldcrisis - die van de jaren dertig van de vorige eeuw - is er nu de tweede wereldcrisis, die van het einde van het eerste decennium van de 21ste eeuw. De tweede wereldcrisis zal net als de tweede wereldoorlog - waaruit de VS en de Sovjet-Unie als supermachten voortkwamen - tot een machtsverschuiving in de wereld leiden. De grote winnaars zijn de BRIC-landen (Brazilië, Rusland, India en China) die zich hebben ontpopt als de nieuwe economische supermachten. Dit jaar konden ze de kroon op hun werk zetten. De G8 – de groep van acht landen - hief zichzelf min of meer op en werd vervangen door de G20. 'China is de VS voorbij gestreefd als dynamo van optimisme, experimenteerzucht en groei', schreef Time in november. Ondanks de crisis slagen de Chinezen erin een hoge groei te handhaven. In november was de industriële productie 19 procent hoger geworden. China klom dit jaar op tot de vierde economie in de wereld en haalde daarmee Groot-Brittannië in. En het zal niet lang meer duren voordat ook Duitsland en Japan worden ingehaald. Het aantal nieuwe ondernemingen in het land explodeerde. In China werden twee keer zoveel aandelen geëmitteerd als in de VS. China is inmiddels niet alleen de grootste staalproducent ter wereld, het is ook de grootste autoproducent. Dit jaar produceerde het land 12 miljoen auto's die vooral in eigen land werden verkocht. De auto-export is nog gering. Maar inmiddels zijn wel bekende westerse merken als Volvo en MG Rover in Chinese handen gekomen. De export van onderdelen naar andere westerse fabrikanten vervijfvoudigde. Zelfs BMW is nu voor een deel een Chinese auto. De gevolgen van de crisis zijn voor Brazilië met 190 miljoen inwoners beperkt geweest. Loonstijgingen en het uitblijven van massale ontslagen maakten dat de consumptie niet stilviel. In Brazilië ging geen enkele bank over de kop. In 2009 had het land een kapitaaloverschot van 13,1 miljard dollar, terwijl het land in het verleden altijd zijn kapitaal zag wegstromen naar de VS. Bron: de Volkskrant, 31 december 2009. a
Welke landen vormen samen de G-8?
b
De G-8 wordt in de media ook wel aangeduid als de groep grootste economieën ter wereld. Is dit inderdaad het geval?
c
Welke redenen zijn er voor de opkomst van vooral Azië in de wereldeconomie?
d
Welke gevolgen hebben de beschreven ontwikkelingen voor het beleid van westerse ondernemingen?
Opgaven hoofdstuk 3 | 10
Auteurs: Marijs, Hulleman www.internationaleeconomischeontwikkelingen.noordhoff.nl
V3.2
isbn: 978-90-01-81695-7 © 2013 Noordhoff Uitgevers bv
In de volgende tabel zijn enkele macro-economische kerngegevens voor het Verenigd Koninkrijk en het eurogebied weergegeven. Verenigd Koninkrijk
Eurogebied
2011 2012 2013 2011 BBP (groei in %) 0,7 0,6 1,5 1,5 Inflatie (%) 4,5 2,6 1,7 2,7 Lopende rekening -2,3 -1,8 -1,4 -0,2 (%BBP) Korte rente (%, 0,8 0,8 0,8 1,4 jaarultimo) Bron: ABN AMRO, Global Macro view, April 2012
2012 -0,5 2,3 0,2
2013 1,0 1,3 0,5
0,9
1,1
Ten slotte is nog bekend dat de wisselkoers van de euro ten opzichte van het pond op 31 december 2011 gelijk is aan: € 1 = £ 0,84. De koopkrachtpariteit van de euro ten opzichte van het pond bedraagt op 31 december 2011: €1 = £ 0,83 (bron: OECD). a
Is de euro op 31 december 2011 over- of ondergewaardeerd ten opzichte van het Britse pond? Motiveer je antwoord.
b
Benader de koopkrachtpariteit van de euro ten opzichte van het Britse pond op 31 december 2012 en 2013.
c
Welke invloed heeft het saldo op de lopende rekening van beide gebieden op de koersontwikkeling in 2012 en 2013?
d
Welke invloed heeft het verschil in economische groei tussen beide gebieden op de koersontwikkeling in 2012 en 2013?
e
Welke invloed heeft de renteontwikkeling in beide gebieden op de koersontwikkeling in 2012 en 2013?
V3.3 Globalisering leidt in grote delen van de wereld tot economische groei, maar biedt niet iedereen evenveel voordelen en vergroot de kloof tussen arm en rijk. Dat stelt de World Commission on the Social Dimension of Globalisation van de Verenigde Naties in een gisteren gepubliceerd rapport. De commissie bestaat uit onder andere de Finse president Tarja Halonen, president Benjamin Mkapa van Tanzania, voormalig chef-econoom van de Wereldbank Joseph Stiglitz, politici uit onder meer de Verenigde Staten, India, Rusland, en directieleden van onder andere Microsoft en Toshiba. Deze commissie van de VN deed de afgelopen twee jaar onderzoek naar de mogelijkheden van globalisering en wat die globalisering tot dusver in de praktijk heeft bereikt. ‘Er zijn diepgewortelde en hardnekkige ongelijkheden in de huidige werking van de mondiale economie, die ethisch onacceptabel en politiek onhoudbaar zijn’, aldus de commissie. ‘Door de ogen van een grote
Opgaven hoofdstuk 3 | 11
Auteurs: Marijs, Hulleman www.internationaleeconomischeontwikkelingen.noordhoff.nl
isbn: 978-90-01-81695-7 © 2013 Noordhoff Uitgevers bv
meerderheid van mannen en vrouwen, is globalisering niet tegemoetgekomen aan hun eenvoudige en legitieme streven naar een goede baan en een betere toekomst voor hun kinderen.’ Globalisering kan goed doen, stelt de commissie. ‘Het heeft de deur geopend tot kansen, bevorderde open maatschappijen en economieën en juichte een vrije handel van goederen, ideeën en kennis toe.’ Zo heeft globalisering ervoor gezorgd dat Oost-Azië uit een economisch dal kon kruipen. Maar tegelijkertijd zijn de Afrikaanse landen beneden de Sahara armer geworden. ‘Er is een kloof tussen kansen en toegang tot kansen’, zei president Mkapa bij de presentatie van het rapport. Beleidsmakers die menen dat de voordelen van globalisering moeten worden gedeeld, zullen zich hard moeten maken voor eerlijke en meer transparante regels over internationale handel en rechten van werknemers respecteren. De commissie ziet een mogelijkheid dit doel te bereiken door bijvoorbeeld de tarieven op landbouwproducten te verlagen. ‘Gelijke regels voor ongelijke spelers staat voor een ongelijke uitkomst.’ De commissie pleit ook voor meer samenwerking tussen landen. Instellingen zoals de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds moeten meer belang geven aan de behoeftes en meningen van ontwikkelingslanden. Bovendien zijn economische hervormingen nodig, waardoor die landen gemakkelijker kunnen exporteren naar de westerse wereld. Daarnaast pleit de commissie voor een verhoging van ontwikkelingshulp aan de armste landen. Bron: NRC Handelsblad, 25 februari 2004 a
Leg uit waarom globalisering tot een hogere economische groei in de wereld kan leiden.
b
Tegenstanders van globalisering bepleiten dat arme ontwikkelingslanden eerst de armoede moeten bestrijden voordat ze zich blootstellen aan de harde concurrentie op de wereldmarkt. Is deze gedachte in overeenstemming met de comparatieve-kostentheorie? De commissie over de sociale dimensie van globalisering levert in het artikel kritiek op de internationale handelsregels van de WTO: ‘Gelijke regels voor ongelijke spelers staat gelijk aan een ongelijke uitkomst.’
c
Leg uit wat de commissie hiermee kan bedoelen.
d
Volgens de voorstanders van vrijhandel zijn niet globalisering en de handelsregels van de WTO het probleem voor de ontwikkelingslanden, maar het handelsbeleid in de industrielanden. Leg dit uit. Antiglobalisten verzetten zich tegen wat ze noemen ‘de vernietiging van de mensheid en de planeet door de wereldmarkt.’ Zij vrezen dat globalisering gepaard gaat met: • de verdwijning van culturele diversiteit; • toenemende inkomensongelijkheid in de wereld; • vernietiging van het milieu;
Opgaven hoofdstuk 3 | 12
Auteurs: Marijs, Hulleman www.internationaleeconomischeontwikkelingen.noordhoff.nl
•
isbn: 978-90-01-81695-7 © 2013 Noordhoff Uitgevers bv
ondermijning van de verzorgingsstaten in westerse landen.
e
Leg uit waarom globalisering gepaard zou kunnen gaan met de vier genoemde problemen.
f
Probeer argumenten te geven die de genoemde problemen juist tegenspreken.
Opgaven hoofdstuk 3 | 13