Economische ontwikkelingen In het eerste kwartaal vlakte de groei van wereldeconomie iets af. De Amerikaanse economie vertraagde aanzienlijk onder invloed van de afkoelende huizenmarkt. De groei in het eurogebied daalde licht, maar bleef boven zijn trendmatige niveau. In het lopende jaar trekken de Europese en Amerikaanse groei naar verwachting weer iets aan. De afkoeling van de Amerikaanse huizenmarkt, de hoge risicotolerantie op de financiële markten en de aanhoudende betalingsbalansonevenwichtigheden blijven de belangrijkste neerwaartse risico’s voor de wereldeconomie. De hoge Nederlandse economische groei wordt breed gedragen, waarbij de spanningen op de arbeidsmarkt toenemen. De Nederlandse inflatie is opgelopen tot de gemiddelde inflatie in het eurogebied.
Groei industriële landen loopt uiteen Na een robuuste groei in 2006 is de economische groei in de geïndustrialiseerde landen in het eerste kwartaal van 2007 afgezwakt (grafiek 1). In de Verenigde Staten (vs) daalde de groei tot onder de trendmatige groei, die door de oeso op 2,7% wordt geschat. De groei in het eurogebied vlakte in het eerste kwartaal af tot 3,0%, maar bleef daarmee boven het trendmatige niveau van ongeveer 2%. Mede door een krachtige impuls van de
export kon de Japanse economie het eind 2006 bereikte groeitempo vasthouden. De export profiteerde van de dalende wisselkoers van de yen en de aanhoudend sterke groei in China (11,1% in het eerste kwartaal). China is inmiddels een even belangrijke handelspartner voor Japan geworden als de vs. In de loop van het jaar zal de economische groei in de vs en het eurogebied weer oplopen, maar lager uitkomen dan in 2006, volgens het gemiddelde van de voorspellingen van commerciële banken en onderzoeksinstituten. Voor de vs wordt uitgegaan van een groeivertraging van 3,3% tot ongeveer 2,1%, tegen een verwachte daling voor het eurogebied van 2,7% naar ongeveer 2,5%. De groeiverwachting voor Japan voor het lopende jaar is door de recente positieve ontwikkelingen opwaarts bijgesteld tot 2,2%, hetzelfde niveau als in 2006. Ook de voorlopende indicator van de oeso suggereert een vertraging van de economische groei in de geïndustrialiseerde landen, terwijl voor China de vooruitzichten goed blijven. Deze verwachtingen staan vooral aan neerwaartse risico’s bloot, samenhangend met ontwikkelingen op de financiële markten, betalingsbalansonevenwichtigheden en de Amerikaanse huizenmarkt. De afgelopen jaren zijn de risicopremies op obligatiemarkten gedaald, terwijl de aandelenkoersen de zeer
Grafiek 1 Economische groei en grootste handelspartners Japan Procentuele mutaties ten opzichte van het vorige overeenkomstige kwartaal en aandelen in procenten Grootste handelspartners Japan
Economische groei
30
6
25
4
20 2 15 0
10 5
-2 00
Verenigde Staten
01
02
03
Eurogebied
04
05
06
07
Japan
Toelichting: Aandelen zijn berekend als de som van de export en import van Japan met een land, in procenten van de som van totale export en totale import van Japan. Er is gebruik gemaakt van twaalfmaandssommen. DNB
/ Kwartaalbericht juni 2007
00
China
01
02
03
04
05
06
07
Verenigde Staten
Bron: Thomson Financial.
7
Economische ontwikkelingen
Grafiek 3 Bijdragen aan bbp Verenigde Staten Procentpunten en procentuele mutaties
3 2 1 0 -1
ii 2006
iii 2006
iv 2006
BBP
Netto export
Voorraadvorming
Overheidsbestedingen
Overige particuliere investeringen
Particuliere investeringen in woningen
-2 Particuliere consumptie
hoge niveaus van 2000 begin dit jaar evenaarden. In februari daalden de aandelenkoersen wereldwijd, naar aanleiding van een aangekondigde verscherping van toezichtmaatregelen op de aandelenbeurs van Sjanghai en faillissementen onder Amerikaanse hypotheekbanken, om vervolgens in korte tijd volledig te herstellen (grafiek 2). De tijdelijk toegenomen volatiliteit van de aandelenkoersen illustreert het risico van een daling van de huidige, relatief hoge risicotolerantie onder financiële marktpartijen. Plotselinge prijsaanpassingen op financiële markten, bijvoorbeeld door een daling van de huidige hoge winstgevendheid van bedrijven tot normale niveaus, kunnen negatieve vermogenseffecten hebben op de consumptie en de investeringen onder druk zetten. Een ander risico is een schoksgewijze aanpassing van de betalingsbalansonevenwichtigheden tussen de vs enerzijds, en de Aziatische en olieproducerende landen anderzijds. Het Amerikaanse lopende rekening tekort daalde in het vierde kwartaal van 2006, maar bleef op een hoog niveau (5,8% bbp). Het Amerikaanse handelstekort, dat eind 2006 eveneens was gedaald, nam begin 2007 toe van usd 59 miljard in januari tot usd 64 miljard in maart. Dit werd veroorzaakt door een stijging van de import, waarbij de invloed van de hogere olieprijs op de prijs van oliegerelateerde importgoederen een belangrijke rol speelde. Ondanks de koersdaling van de Amerikaanse dollar tot historisch lage niveaus bleef de exportgroei gematigd, doordat koersaanpassingen met vertraging doorwerken in de ontwikkeling van handelsstromen. Daarbij is de dollar vooral gedaald ten opzichte van de euro en de valuta van andere Europese
i 2007
Toelichting: seizoenvrij op jaarbasis. Bron: Bureau of Economic Analysis.
landen, waar de consumptiegroei relatief laag is. De dollar is niet of nauwelijks gedaald ten opzichte van de valuta van landen waarmee het Amerikaanse handelstekort het grootst is.
Amerikaanse groei daalt Grafiek 2 Beurskoersen Januari 2006 = 100; weekultimo’s 150 140 130 120 110 100 90 80 06
vs
07
Eurogebied
Bron: Thomson Financial.
8
Japan
De Amerikaanse groei daalde in het eerste kwartaal sterk, tot 0,6% (geannualiseerd). Deze daling hangt gedeeltelijk samen met de afkoeling van de huizenmarkt vanaf 2005. Die afkoeling heeft vooralsnog vooral een directe invloed op de economische groei door lagere woninginvesteringen. Het aantal opgeleverde nieuwe woningen is met meer dan 25% gedaald vanaf een historisch hoogtepunt in maart 2006, terwijl de woninginvesteringen voor het vierde kwartaal op rij een negatieve bijdrage aan de bbp-groei leverden (grafiek 3). Het risico bestaat dat door vermogenseffecten ook de particuliere consumptie wordt beïnvloed. De consumptiegroei bleef in het eerste kwartaal hoog (4,4% geannualiseerd), en hield de Amerikaanse groei overeind. De overige particuliere investeringen leverden slechts een bescheiden bijdrage aan de groei in het eerste kwartaal, ondanks de hoge bedrijfswinsten en goede financieDNB
/ Kwartaalbericht juni 2007
Economische ontwikkelingen
ringscondities. De Amerikaanse economie kreeg ook minder steun van de overheidsconsumptie, terwijl de bijdrage van de uitvoer en voorraadvorming sterk negatief was. Het blijft onzeker of het dieptepunt op de huizenmarkt al is bereikt. Positieve signalen zijn de minder sterke daling van het aantal in aanbouw genomen woningen en het aantal verleende bouwvergunningen in het eerste kwartaal. Daar staat tegenover dat het aantal in aanbouw genomen woningen lager ligt dan het aantal opgeleverde woningen en dat de voorraad te koop staande woningen nog steeds hoog is. Ook zijn de afgelopen maanden een aantal problemen op de subprime hypotheekmarkt, die bestaat uit huizenbezitters met een lage kredietwaardigheid, duidelijk geworden (zie het artikel ‘De gevolgen van de hypotheekcrisis in de vs voor de financiële stabiliteit’). Het aandeel van deze hypotheken is de afgelopen jaren sterk gegroeid tegen de achtergrond van explosieve huizenprijsstijgingen en lage hypotheekrentes (grafiek 4), waarbij hypotheekverstrekkers hun kredietvoorwaarden versoepelden en risicovolle hypotheekvormen aanboden. De afkoeling van de huizenmarkt heeft geleid tot oplopen-
de betalingsachter-standen en gedwongen verkopen. In reactie hierop hebben veel banken hun kredietvoorwaarden recent aangescherpt, wat de vraag naar huizen drukt en waardoor het verzilveren van overwaarde voor huizenbezitters moeilijker is. Overwaardeverzilvering is één van de financieringsbronnen voor de Amerikaanse consumptie, die de afgelopen jaren sneller groeide dan het beschikbare inkomen. De afkoeling van de huizenmarkt hoeft niet direct tot een daling van de consumptie te leiden, omdat het vermogen van huishoudens de afgelopen jaren sterk is toegenomen door de stijgende huizenprijzen en beurskoersen. In 2006 is de overwaardeverzilvering echter teruggelopen, net als de vermogenswinst op bestaande woningen. Huishoudens gebruiken dus in toenemende mate andere vermogenscomponenten voor de financiering van hun spaartekort, zoals aandelen- en beleggingsfondsen. De sterke loongroei en de stijgende aandelenkoersen hadden begin dit jaar een positieve invloed op het Amerikaanse consumentenvertrouwen, dat na maart echter licht daalde onder invloed van de volatiliteit op de aandelenmarkten en de hoge benzineprijs door krappe raffinagecapaciteit.
Grafiek 4 Subprime hypotheken en overwaardeverzilvering Verenigde Staten Subprime hypotheken
Overwaardeverzilvering, spaarquote en vermogenswinst
Procenten
Procenten beschikbaar inkomen
15
24
14
20
13
16
12
12
10 8 6 4 2
11
8
0
10
4
-2
98
99
Betalingsachterstanden (procenten van uitstaande subprime hypotheken)
00
01
02
03
04
05
Volume subprime hypotheken (procenten van totaal), schaal rechts
Toelichting: Cijfers rechter grafiek vierkwartaalsgemiddelden.
DNB
/ Kwartaalbericht juni 2007
06
98
99
Overwaardeverzilvering
00
01
Besparingen
02
03
04
05
06
07
Vermogenswinst bestaande woningen
Bron: Federal Reserve bank of St. Louis (2006) en Wheathon (2006) en Mortgage Bankers association, imf (Survey vol 35, no.15) en Federal Reserve, Flow of funds accounts.
9
Economische ontwikkelingen
De Federal Reserve heeft de beleidsrente sinds juli 2006 constant gehouden op 5,25%. Mede als gevolg van de oplopende olieprijs liep de inflatie, gemeten aan de consumentenprijsindex, op van 2,1% (op jaarbasis) in januari tot 2,6% in april. De kerninflatie, de prijsstijging exclusief energie en voedselprijzen, daalde in dezelfde periode van 2,7% tot 2,4% (op jaarbasis). De inflatierisico’s lijken hiermee iets af te nemen, maar zijn nog niet verdwenen. Naast de ontwikkeling van de olieprijs en de depreciatie van de dollar, kan de krapte op de arbeidsmarkt door stijgende loonkosten voor inflatoire druk zorgen.
Eurogebied schakelt terug De economie van het eurogebied groeide in het eerste kwartaal met 0,6% ten opzichte van het laatste kwartaal van 2006 (grafiek 5), dat is vier keer zo hoog als de Amerikaanse groei volgens dezelfde maatstaf. In geografisch opzicht is de groei in het eurogebied breed gespreid. Tussen 2000 en 2005 was Spanje goed voor ongeveer 1/3e van de totale groei in het eurogebied, gedreven door een sterke binnenlandse vraag tegen een achtergrond van stijgende huizenprijzen. In 2006 is de groei in andere landen stevig aangetrokken, en ook in
het eerste kwartaal van 2007 leverde de rest van het eurogebied een grotere bijdrage aan de economische groei. De investeringen en voorraadvorming leverden een positieve bijdrage aan de groei, terwijl de consumptie en netto export een negatieve bijdrage leverden. De investeringsgroei versnelde onder invloed van de verder oplopende bezettingsgraad. Daarbij bevindt het producentenvertrouwen zich boven zijn langjarig gemiddelde. Gemeten van kwartaal op kwartaal is bijdrage van de uitvoer vertekend doordat in Duitsland transacties uit het derde kwartaal zijn geboekt in het laatste kwartaal van 2006. Ten opzichte van het eerste kwartaal van 2006 groeide de uitvoer met 6,3%, net zoveel als de invoer, ondanks de appreciatie van de euro. Een verklaring is dat exportprijzen met vertraging doorwerken in exportvolumes. Daarbij steeg de wisselkoers ten opzichte van belangrijkste handelspartners en gecorrigeerd voor de ontwikkeling van de loonkosten (de reële effectieve wisselkoers), aanmerkelijk minder door de gematigde loongroei in het eurogebied de afgelopen jaren. De Duitse btw-verhoging per 1 januari drukte de gemiddelde consumptiegroei in het eurogebied in het eerste kwartaal, doordat Duitse consumenten een deel van hun (grote) uitgaven al in 2006 deden. Cijfers voor Duitse detailhandels- en autoverkopen suggereren dat
Grafiek 5 Bijdragen aan bbp eurogebied en wisselkoers euro Bijdragen aan bbp eurogebied
Wisselkoers euro
Procentpunten en procentuele mutaties
Eerste kwartaal 1999 = 100
1,00
4
130
0,75
3
120
0,50
2
0,25
1
0,00
0
-0,25
-1
-0,50
-2
80
-0,75
-3
70
110
11 2006
111 2006
1v 2006
BBP (j.o.j.), schaal rechts
BBP (k.o.k.)
Netto export
Voorraadvorming
Overheidsconsumptie
Investeringen
Particuliere consumptie
100 90
99
Nominaal t.o.v. dollar
00
01
02
Nominaal effectief
03
04
05
06
07
Reëel op basis van loonkosten
1 2007
Toelichting: bijdragen seizoenvrij. Bron: Eurostat en Thomson Financial.
10
DNB
/ Kwartaalbericht juni 2007
Economische ontwikkelingen
dit effect slechts tijdelijk is. De Duitse consumptiegroei bleef de afgelopen jaren achter bij eerdere conjunctuurcycli, waardoor het één van de landen was waar de binnenlandse vraag een relatief kleine bijdrage leverde aan het economische herstel. De afgelopen maanden is het Duitse consumentenvertrouwen sterk gestegen. In het eurogebied als geheel is het consumentenvertrouwen toegenomen vanaf midden 2005, onder invloed van de gestaag dalende werkloosheid (grafiek 6). De vooruitzichten voor de ontwikkeling van de particuliere consumptie in het eurogebied zijn derhalve positief. De hicp-inflatie steeg in het eerste kwartaal met 0,1 procent punt tot 1,9 %, en bleef op dat niveau in april en mei. De prijsopdrijvende effecten van de stijgende olieprijs werden geneutraliseerd door de appreciërende euro, en de onderliggende inflatie (zonder de bijdrage van energie en onbewerkt voedsel) was gelijk aan de totale inflatie. In de komende maanden kan de inflatie door gunstige basiseffecten tijdelijk nog verder terugvallen. In 2006 stegen de loonkosten per eenheid product met slechts 0,8%, door de gunstige combinatie van oplopende productiviteitsgroei en loonmatiging, maar op termijn is de toenemende krapte op de arbeidsmarkt een risico voor de prijsontwikkeling. In 2007 verhoogde de Raad van Bestuur van de ecb
Grafiek 6 Vertrouwensindicatoren eurogebied Procenten beroepsbevolking 9,0
2
8,5
1
8,0
0
7,5
-1
7,0
-2
6,5
-3 01
Werkloosheid
02
03
Consumentenvertrouwen (genormaliseerd), schaal rechts
04
05
06
07
Producentenvertrouwen (genormaliseerd), schaal rechts
Toelichting: Het producentenvertrouwen is gebaseerd op de maandelijkse enquête gehouden onder inkoopmanagers (pmi). Consumentenvertrouwen is afkomstig van de Europese Commissie. Normalisatie producentenvertrouwen vanaf 1997 en consumentenvertrouwen vanaf 1985. Bron: Thomson Financial en ntc Research.
DNB
/ Kwartaalbericht juni 2007
tweemaal met 0,25 procentpunt het belangrijkste rentetarief, de basisherfinancieringsrente, tot 4% in juni. Het beleid van de ecb is nog steeds aan de accommoderende zijde, gelet op de gunstige financieringscondities, de snelle groei van de kredietverlening en de overvloedige liquiditeit in het eurogebied. De geldhoeveelheid groeide de afgelopen maanden met 10 % of meer, en ook de zakelijke kredietverlening bleef hoog.
Nederland: gematigde loonontwikkeling bij hoogconjunctuur In het eerste kwartaal is de Nederlandse economie gegroeid met 0,6% ten opzichte van het voorgaande kwartaal (tabel 1). Op kwartaalbasis ligt de groei nu al bijna twee jaar min of meer stabiel rond dit niveau, dat hoger is dan de potentiële groei die door het Centraal Plan Bureau is geschat. De vorig jaar bereikte hoogconjunctuur zet hiermee door (zie artikel ‘De Nederlandse economie in 2007-2009’). De dnb-conjunctuurindicator, die een inschatting geeft van de stand van de conjunctuur op basis van diverse economische variabelen, wijst eveneens op een zeer positieve economische ontwikkeling. Net als in Duitsland steunde het economische herstel in Nederland de afgelopen jaren vooral op de export, die vorig jaar met 7,4% toenam. In de eerste maanden van dit jaar vlakte de groei van de uitvoer iets af, doordat de zachte winter de uitvoer van gas drukte. De wederuitvoer groeide met 11,3% op jaarbasis, meer dan drie keer zo snel als de binnenlands geproduceerde uitvoer. De ontwikkeling van de invoer bleef in het eerste kwartaal achter bij de uitvoer, waardoor de bijdrage van de netto export aan de groei positief was. De consumptiegroei was de afgelopen maanden gematigd, doordat het warme weer zorgde voor een lager energieverbruik. Tegelijkertijd namen de uitgaven aan duurzame consumptiegoederen echter sterk toe en bleef het consumentenvertrouwen zeer hoog. De consumptie lijkt hiermee toch aan te trekken, na in de afgelopen drie jaar slechts half zo veel te zijn gegroeid als in dezelfde fase in de vorige cyclus. In het eerste kwartaal werd de belangrijkste bijdrage aan de economische groei geleverd door de particuliere investeringen, die net als in 2006 sterk groeiden. Ondanks dit gunstige investeringsklimaat is de kredietverlening van banken aan bedrijven met een groei van 7,4% in het eerste kwartaal wederom minder sterk toegenomen dan in voorgaande vier kwartalen. Dit kan worden verklaard doordat het verschil tussen de korte 11
Economische ontwikkelingen
Tabel 1 Bestedingen Nederland Procentuele mutaties respectievelijk procentpunten
2005
2006 2 2005
2006 i
ii
iii
2007 i2
iv
ii
iii
iv
i
Procentuele mutaties ten opzichte van direct voorafgaande periode
Bbp Particuliere consumptie Particuliere investeringen1 Overheidsbestedingen Uitvoer Invoer
1,5
2,9
0,2
0,6
0,7
0,7
0,6
0,9
0,7
0,6
0,6
0,7
-1,2 (2,4)
-0,1
0,4
0,9
0,4
-2,6 (0,5)
0,7
0,2
-0,1
0,5
3,7
7,2
0,7
3,3
1,8
-3,0
3,1
3,0
3,9
1,4
1,8
0,7
8,0 (1,6)
-0,7
0,9
0,5
0,4
6,5 (0,9)
0,0
1,2
0,1
0,6
5,5
7,4
-3,1
3,7
1,4
0,4
3,1
1,8
0,6
2,1
1,6
5,1
7,9
-4,1
3,9
1,5
0,8
2,8
1,8
1,1
2,6
1,5
-1,3 (0,3)
0,4
0,1
-0,1
0,2
Bijdragen aan bbp-groei; procentpunten 3
Particuliere consumptie Particuliere investeringen1 Overheidsbestedingen Voorraadvorming Netto export
0,3
-0,6 (1,2)
0,0
0,2
0,5
0,2
0,6
1,2
0,1
0,5
0,3
-0,5
0,5
0,5
0,7
0,2
0,3
0,2
2,1 (0,4)
-0,2
0,2
0,1
0,1
1,7 (0,2)
0,0
0,3
0,0
0,2
-0,3
-0,2
-0,5
-0,1
-0,3
0,9
-0,4
-0,5
0,0
0,2
0,1
0,7
0,2
0,5
0,1
0,0
-0,3
0,5
0,1
-0,3
-0,2
0,2
1 Exclusief voorraadvorming. 2 De getallen tussen haakjes zijn gecorrigeerd voor veranderingen in het zorgstelsel.
en lange rente kleiner is geworden, waardoor de groei van de korte kredietverlening is afgevlakt. De groei van de kredietverlening met een lange looptijd was in het eerste kwartaal 9,3%. Ook de productie van de verwerkende industrie, die de afgelopen jaren achterbleef bij die in het eurogebied (grafiek 7), nam sterk toe. In eerdere perioden van economisch herstel was de industriële productie juist een aanjager van de groei. De machinebouw- en transportmiddelenindustrie profiteerden van de sterke toename van de investeringen in machines en installaties in 2006 (18%). Ook de productie in de meeste andere bedrijfstakken groeide, met uitzondering van de dalende productie van aardgas in de tweede helft van 2006. De groei van de productie lijkt voorlopig niet ten einde. Het producentenvertrouwen blijft zeer positief, en zowel de binnen- als buitenlandse orderpositie ligt op een hoog niveau. Met de onstuimige groei begint de productiecapaciteit te knellen. Het aantal ondernemers dat zich belemmerd voelt door een te geringe productiecapaciteit is sterk toegenomen, hoewel de bezettingsgraad laag blijft in vergelijking met de vorige hoogconjunctuur (grafiek 8). Ook het aantal ondernemers dat een tekort aan personeel noemt als belangrijkste pro12
3 Door statistische verschillen tellen de bijdragen niet op tot de bbp-groei. Bron: cbs.
Grafiek 7 Industriële productie Index derde kwartaal 2003=100
112 110 108 106 104 102 100 03
Nederland, verwerkende industrie
04
Eurogebied, verwerkende industrie
05
06
07
Nederland, Industriële productie exclusief bouwnijverheid
Toelichting: Driemaandsvoortschrijdende gemiddelden. Bron: cbs en Thomson Financial.
DNB
/ Kwartaalbericht juni 2007
Economische ontwikkelingen
Grafiek 8 Bezettingsgraad, werkloosheid en productiebelemmeringen Nederland Procenten en procenten beroepsbevolking
Bezettingsgraad en productiebelemmering
Werkloosheid en productiebelemmering 10
9
8
8
6
7
4
6
2
5
80
0
4
78
-2
10
88
8
86
6
84
4
82
2 0 98
99
00
01
02
03
04
05
06
07
ProductieBezettingsbelemmering graad, door gebrek schaal rechts aan capaciteit
3 98
99
00
01
02
03
04
05
06
07
ProductieWerkloosheid, belemmering schaal rechts door personeelstekort
Bron: cbs en eigen berekeningen.
ductiebelemmering is toegenomen, terwijl de werkloosheid verder is gedaald. De vacaturegraad ligt op een vergelijkbaar niveau als in de jaren 1999-2001, toen de arbeidsmarkt zeer krap was. Toenemende druk op de arbeidsmarkt Vanaf de tweede helft van 2005 is de beroepsbevolking met ongeveer 190.000 mensen meer uitgebreid dan de bevolking tussen de 15 en 64 jaar is toegenomen. Dit additionele arbeidsaanbod is voor een belangrijk deel te danken aan de hogere participatie van ouderen (grafiek 9). De afgelopen jaren is de netto arbeidsparticipatie van 55 t/m 64-jarigen vrijwel continu toegenomen, terwijl de participatie van de 15 tot 54-jarigen een cyclisch patroon volgde. De stijging van de participatie is echter niet voldoende om de toegenomen vraag naar arbeid op te vangen: de werkzame beroepsbevolking is vanaf de tweede helft van 2005 bijna twee keer zo veel gestegen als de beroepsbevolking. Bij een continuering van de sterke vraag naar arbeid zal de druk op de arbeidsmarkt verder toenemen, aangezien het potentiële arbeidsaanbod kleiner is dan in de jaren negentig. In het begin van de huidige cyclus lag de werkloosheid 2 procentpunt lager, en de arbeidsparticipatie 6 procentpunt hoger dan in de vorige cyclus. Door de vergrijzing is de groei van de beroepsgeschikte bevolDNB
/ Kwartaalbericht juni 2007
king bovendien afgezwakt en het aandeel van ouderen in de beroepsbevolking toegenomen, waarvoor de vraag en het aanbod op de arbeidsmarkt niet goed op elkaar aansluiten. Tijdens de vorige twee fasen van hoogconjunctuur leverden hogere arbeidskosten de belangrijkste bijdrage aan de inflatie. In de conjuncturele neergang die volgde, werden de lonen sterk gematigd waardoor de arbeidskosten de afgelopen drie jaar geen, of zelfs een negatieve bijdrage aan de inflatie hebben geleverd. De oplopende spanningen op de arbeidsmarkt hebben deze cyclus nog niet geleid tot forse loonstijgingen. In het eerste kwartaal van 2007 stegen de contractlonen (exclusief bijzondere beloningen) met 1,4%, een lichte daling ten opzichte van de gemiddelde stijging van 1,6% in 2006. De loonkosten, die in 2006 werden gedrukt door lagere werkgeverspremies voor arbeidsongeschiktheid en prepensioen, liepen wel op van 1,0% in 2006 naar 1,5% in het eerste kwartaal van 2007. Contractlonen reageren doorgaans met een vertraging van 1 á 2 jaar op spanningen in de arbeidsmarkt, doordat cao’s vaak voor een looptijd van meer dan een jaar worden afgesloten. Dit jaar wordt de loonontwikkeling nog gedrukt door cao’s die zijn afgesloten in 2005, toen de economische vooruitzichten nog onzeker waren. Het grootste deel van deze cao’s zal echter in de twee13
Economische ontwikkelingen
Grafiek 9 Bevolking en beroepsbevolking Nederland Bevolking en beroepsbevolking, 15-64 jaar
Netto participatiegraad
Cumulatieve verandering in duizenden ten opzichte opzichte van januari 2001
Procenten
400
75
45
70
40
65
35
300 200 100 0 60
-100 01
Bevolking
02
03
Beroepsbevolking
04
05
06
30 01
07
02
15-54 jaar
Werkzame beroepsbevolking
Toelichting: De cijfers zijn berekend uit voor seizoen gecorrigeerde driemaandsgemiddelden. Netto participatiegraad: werkzame beroepsbevolking in procenten bevolking.
03
04
05
06
07
55-64 jaar, schaal rechts
Bron: cbs.
Grafiek 10 Inflatieverschil Nederland en het eurogebied (hicp) Procentuele bijdragen aan hicp-inflatie; maandcijfers 6 5 4
ééé
3 2 1 0
-1 -2 01
Energie
02
Industriële producten, exclusief energie
03
Voedsel
04
Diensten
05
Totaal inflatieverschil
Inflatie Nederland
06
07
Inflatie eurogebied
Toelichting: De uitsplitsing van mei 2007 was op afsluitdatum nog niet bekend. Bron: Eurostat.
14
DNB
/ Kwartaalbericht juni 2007
Economische ontwikkelingen
de helft van dit jaar aflopen. In recent afgesloten cao’s zijn forse loonstijgingen overeengekomen. De contractloonstijging zal daardoor vanaf 2008 naar verwachting de loonkosten opdrijven, en daarmee opwaartse druk op de inflatie geven. Gezien de spanningen op de arbeidsmarkt en de gematigde contractloonstijging bestaat het risico op incidentele loonstijgingen dit jaar al. Inflatie loopt op tot eurogebied gemiddelde In het eerste kwartaal van 2007 is de Nederlandse inflatie op gelopen tot 1,6%. Volgens de Europese definitie (hicp-inflatie) zijn de prijzen in het eerste kwartaal met 1,5% gestegen, waarbij de Nederlandse inflatie is opgelopen van het laagste inflatieniveau in het eurogebied in januari (1,2%) naar een inflatieniveau boven het gemiddelde in mei (2%). Sinds september 2003 lag de Nederlandse inflatie onder het gemiddelde van het eurogebied, terwijl de jaren daarvoor de Nederlandse inflatie veel hoger was (grafiek 10). De invloed van de prijzenoorlog in de supermarkten is af te lezen aan de neerwaartse druk van voedselprijzen in 2004 en 2005. De vertraging waarmee de lonen reageerden op de economische neergang is zichtbaar in de langdurig prijsopdrijvende bijdrage van de dienstensector, waarvoor arbeid een belangrijke kostenpost is.
DNB
/ Kwartaalbericht juni 2007
15