02-Int.ec.ontw.bedr-H2
26-02-2010
08:59
Pagina 16
© 2010 Noordhoff Uitgevers
2 Mondiale demografische, ecologische en culturele ontwikkelingen Meerkeuzevragen › § 2.1
2.1
Het aandeel van de ontwikkelingslanden in de wereldbevolking bedraagt ongeveer a 20%. b 40%. c 60%. d 80%.
› § 2.1
2.2
We spreken van een demografische transitie als a door een toename van de welvaart de (gewenste) gezinsgrootte afneemt. b het zwaartepunt van de wereldbevolking verschuift in de richting van de ontwikkelingslanden. c de urbanisatie toeneemt. d meer middelen voor gezinsplanning aan de bevolking ter beschikking worden gesteld.
› § 2.1
2.3
In de ontwikkelingslanden is de bevolkingsgroei relatief a laag en dalend. b laag, maar stijgend. c hoog, maar dalend. d hoog en stijgend.
› § 2.1
2.4
De VN verwacht dat rond 2050 de bevolking het meest vergrijsd zal zijn in a Noord-Amerika en het minst in Azië. b Europa en het minst in Afrika. c Noord-Amerika en het minst in Afrika. d Europa en het minst in Azië.
› § 2.1
2.5
De urbanisatiegraad is een belangrijke demografische variabele voor bijvoorbeeld een producent van verpakte merkartikelen. Van de ontwikkelingslanden is de urbanisatiegraad het hoogst in a Afrika. b Azië. c Latijns-Amerika. d Oceanië.
› § 2.1
2.6
De afhankelijkheidsratio is de verhouding tussen a de kostwinners in een gezin en het aantal gezinsleden dat van het inkomen afhankelijk is. b het aantal mensen jonger dan 15 jaar en ouder dan 64 jaar en het aantal mensen tussen 15 en 64 jaar. c het aantal mensen van 65 jaar en ouder en het aantal mensen onder de 15 jaar. d het aantal kinderen en het aantal volwassenen.
16 Oefeningen hoofdstuk 2
02-Int.ec.ontw.bedr-H2
26-02-2010
08:59
Pagina 17
© 2010 Noordhoff Uitgevers › § 2.1
2.7
Welk van de volgende alternatieven is onjuist? De vergrijzing heeft tot gevolg dat a de consumentenvoorkeuren van de bevolking veranderen. b de beschikbaarheid van arbeid afneemt. c een brain drain optreedt. d het economische draagvlak voor de gezondheidszorg afneemt.
› § 2.2
2.8
We spreken van een duurzame economische ontwikkeling als de economische groei a duurzaam hoog is. b gepaard gaat met een afname van het milieugebruik. c duurzaam gelijke tred houdt met de groei van de beroepsbevolking. d geen schade toebrengt aan maatschappij en leefomgeving.
› § 2.2
2.9
Als de wereldbevolking en de productie per hoofd in een bepaalde periode beide verdubbelen, terwijl de vervuiling per eenheid product halveert, zal het milieugebruik a halveren. b gelijk blijven. c verdubbelen. d verviervoudigen.
› § 2.3
2.10
Cultuur kunnen we omschrijven als a een hogere vorm van beschaving. b het geheel van collectieve normen en waarden waardoor mensen hun gedrag bepalen. c gedragsuitingen die de ene groep of nationaliteit onderscheidt van de andere. d de wijze waarop de economie in een land georganiseerd is.
› § 2.3
2.11
In een cultuur met een grote machtsafstand a betekent hiërarchie een ongelijkheid van rollen die om praktische redenen is ingesteld. b betekent hiërarchie een fundamentele ongelijkheid tussen onder- en bovengeschikten. c heeft de leider (de manager) een grote macht, maar zijn privileges en statussymbolen voor managers ongewenst. d moet de leider een bekwame democraat zijn.
› § 2.3
2.12
Als een Nederlander een zakenreis maakt naar Maleisië, de Verenigde Staten, Canada en Frankrijk, mag hij erop rekenen dat de medezeggenschap van werknemers het kleinst is in a Maleisië. b de Verenigde Staten. c Canada. d Frankrijk.
Oefeningen hoofdstuk 2 17
02-Int.ec.ontw.bedr-H2
26-02-2010
08:59
Pagina 18
© 2010 Noordhoff Uitgevers › § 2.3
2.13
In een collectivistische cultuur vat men de verhouding tussen werkgever en werknemer op als a een morele band, waarbij wederzijdse loyaliteit wordt verwacht. b een contract, op basis van wederzijds voordeel. c een tijdelijk samenwerkingsverband, dat elk moment kan worden opgezegd. d een langdurig samenwerkingsverband, mits de beloning naar individuele prestatie gebeurt.
› § 2.3
2.14
In een individualistische cultuur a wordt de verhouding tussen werkgever en werknemer gezien als een morele band. b wordt de personeelskeuze beïnvloed door de groep waartoe iemand behoort. c zijn waarden en normen voor iedereen gelijk. d gaat het onderhouden van persoonlijk relaties voor de taak.
› § 2.3
2.15
Collectivistische culturen vinden we vooral in a Noord- en Zuid-Amerika. b Noord-Amerika en Europa. c Europa en Azië. d Azië en Latijns-Amerika.
› § 2.3
2.16
In een cultuur die hoog scoort op de dimensie masculiniteit a leeft men om te werken. b werkt men om te leven. c zijn persoonlijke relaties belangrijker dan materieel bezit. d worden managers geacht naar consensus te streven.
› § 2.3
2.17
In landen met een sterk feminiene cultuur zien we meestal a een uitgebreid stelsel van sociale zekerheid. b beloning naar prestatie. c felle concurrentie tussen ondernemingen en individuen. d een grote belangstelling voor het verwerven van materieel bezit.
› § 2.3
2.18
Een van de kenmerken van een cultuur met een zwakke onzekerheidsvermijding is a een innerlijke drang tot hard werken. b een grote behoefte aan regels en procedures. c een acceptatie van innovatieve ideeën. d een geringe risicobereidheid.
› § 2.3
2.19
Een manager op zakenreis door de Verenigde Staten mag er op grond van het onderzoek van Hofstede op rekenen dat Amerikaanse managers in vergelijking tot Nederlandse managers meer waarde hechten aan a marktwerking en concurrentie. b samenwerking en overleg. c marktwerking en samenwerking. d bescheidenheid en consensus.
18 Oefeningen hoofdstuk 2
02-Int.ec.ontw.bedr-H2
26-02-2010
08:59
Pagina 19
© 2010 Noordhoff Uitgevers › § 2.3
2.20
Beloning naar prestatie van een werknemer past bij uitstek bij een a feminiene cultuur. b individualistische cultuur. c cultuur met een sterke onzekerheidsvermijding. d cultuur met een kleine machtsafstand.
› § 2.3
2.21
Grote inkomensverschillen zien we vaak in een a feminiene cultuur. b cultuur met een grote machtsafstand. c collectivistische cultuur. d cultuur met een grote onzekerheidsvermijding.
› § 2.3
2.22
Vrijhandel gaat gepaard met a hoge prijzen en veel technische vooruitgang. b lage prijzen en lage efficiency. c lage prijzen en veel keuzemogelijkheden voor consumenten. d lage prijzen en weinig keuzemogelijkheden voor consumenten.
› § 2.3
2.23
Protectionisme gaat gepaard met a een hogere welvaart en een inkomensherverdeling van consumenten naar producenten. b een lagere welvaart en een inkomensherverdeling van consumenten naar producenten. c een hogere welvaart en een inkomensherverdeling van producenten naar consumenten. d een lagere welvaart en een inkomensherverdeling van producenten naar consumenten.
› § 2.3
2.24
De overheid van een land zal eerder geneigd zijn om de handelsbelemmeringen te verminderen als a de producenten als belangengroep machtig zijn. b de economie zich in een laagconjunctuur bevindt. c de economie zich in een hoogconjunctuur bevindt. d zij werkloosheidsbestrijding belangrijker vindt dan inflatiebestrijding.
› § 2.3
2.25
In het internationale handelsverkeer wordt onder dumping verstaan: export van producten a uit een ‘infant-industry’. b die met lage lonen zijn geproduceerd. c tegen een prijs die onder de kostprijs ligt. d tegen een prijs die onder de prijs op de binnenlandse markt ligt.
› § 2.3
2.26
De bescherming van de Europese landbouw tegen buitenlandse concurrentie is vooral gebaseerd op het volgende argument: a oneerlijke concurrentie. b onafhankelijkheid. c represaille. d infant industry.
› § 2.3
2.27
Strategische handelspolitiek is gericht op de bescherming van a industrieën in de verzadigingsfase van de productlevenscyclus. b innovatieve industrieën. c industrieën in de teruggangsfase van de productlevenscyclus. d industrieën die met dumping worden geconfronteerd. Oefeningen hoofdstuk 2 19
02-Int.ec.ontw.bedr-H2
26-02-2010
08:59
Pagina 20
© 2010 Noordhoff Uitgevers › § 2.3
2.28
Een productvoorschrift over de veiligheid van een product is een voorbeeld van a een importcontingent. b een non-tarifaire belemmering. c een importquotum. d een vrijwillige exportbelemmering.
Opgaven › § 2.1
2.29
Ongeveer 3,5 miljard mensen wonen op dit moment in steden. Dat is de helft van de wereldbevolking. Volgens de Verenigde Naties neemt het aantal stedelingen de komende decennia verder toe. De VN verwacht dat in 2050 bijna 7 van de 10 wereldburgers in stedelijke gebieden leeft. Volgens de Wereldbank is urbanisatie belangrijk omdat steden in veel gevallen de motoren zijn van de economie in een land. a Wat verstaan we onder de urbanisatiegraad? b Welke voor- en nadelen brengt een snelle urbanisatie voor een ontwikke-
lingsland met zich mee? c Welke gevolgen heeft een toename van de verstedelijking in de ontwikke-
lingslanden voor een Nederlandse voedingsmiddelenfabrikant die verpakte merkartikelen in deze landen wil afzetten? › § 2.2
2.30
Multinationals gezamenlijk tegen klimaatverandering Een groep multinationals is aan een campagne begonnen om zijn leveranciers te dwingen hun productie van broeikasgassen te rapporteren. Daarmee willen ze laten zien dat ze wel degelijk actie ondernemen in de strijd tegen het broeikaseffect. Tenminste zes van de grootste bedrijven ter wereld, waaronder Unilever, Procter & Gamble, Tesco en Nestlé, zullen vandaag aankondigen dat ze gezamenlijk
hun leveranciers onder druk zullen zetten om gegevens te leveren over hun productie van broeikasgassen. De stap komt op een het moment dat er toenemende bezorgdheid heerst dat de strengere klimaatwetgeving de milieukosten van bedrijven drastisch opdrijft. Vele Amerikaanse bedrijven rekenen er op dat landelijke klimaatwetgeving, die ondermeer belastingen op de productie van broeikasgassen zou kunnen inhou-
den, de komende jaren onvermijdelijk is. En wereldleiders zijn bezig met de voorbereiding van een verdrag dat het Kyoto Protocol, dat in 2012 afloopt, moet opvolgen. De stijgende energiekosten die gepaard gaan met strengere wetgeving zal alle ondernemingen in de productieketen beïnvloeden, dus sommige bedrijven nemen bij voorbaat stappen om de kosten te aan het eind van de keten te verlagen. En omdat consumenten steeds bezorgder zijn over klimaatverandering proberen bedrijven hun toewijding aan het milieu te benadrukken. ■
Bron: De Telegraaf, 8 oktober 2007
a Wat zijn de belangrijkste oorzaken voor een gebrek aan duurzaamheid op
milieugebied in de ontwikkelingslanden en de industrielanden? b Op welke gebieden zullen de ontwikkelingslanden en de industrielanden
maatregelen moeten nemen? c Welke gevolgen heeft de grotere aandacht voor duurzaamheid voor het
beleid van ondernemingen?
20 Oefeningen hoofdstuk 2
02-Int.ec.ontw.bedr-H2
26-02-2010
08:59
Pagina 21
© 2010 Noordhoff Uitgevers › § 2.3
2.31
‘Nederlanders zijn veel losser dan Duitsers’ Twintig minuten duurt de persconferentie waar de Rotterdamse ondernemer Hans van de Lande aankondigt dat prijsvechter Ryanair zijn Duitse luchthaven Niederrhein, nabij Venlo, in het vliegschema opneemt. Daar gingen anderhalf jaar Duitse verrassingen aan vooraf. De transformatie van de voormalige militaire basis Laarbruch van de Britse luchtmacht naar de civiele luchthaven Niederrhein is in die achttien maanden allesbehalve gemakkelijk gegaan, zo vertelt Van de Lande. Nog maar enkele weken geleden was er bijna sprake van een staking. Meerdere Duitse bedrijven wilden de werkzaamheden waar ze voor waren ingehuurd, bijvoorbeeld bouwen grondwerken, stilleggen. Het kostte Van de Lande enige tijd om te doorgronden wat de Duitsers dwarszat, maar toen begreep de Rotterdammer ineens het probleem. Ze wilden echt geld. En wel direct. Van de Lande: ‘Meestal staat op een rekening van een Nederlands bedrijf dat je binnen 30
dagen moet betalen, je krijgt dan ook nog eens 2% korting. In de praktijk betaal je echter pas na drie maanden.’ Lachend vervolgt hij: ‘En dan trek je die korting van 2% er ook nog eens af.’ Van de Lande wilde dat net zo gaan doen met de Duitse rekeningen, al had hij ook wel gezien dat daar meestal een veel kortere betalingstermijn gold, veelal vijf tot tien dagen. Maar dat nam hij niet echt serieus. De Duitsers weigerden echter om voor bank te spelen. De dreiging om met werken te stoppen was voor de Nederlandse ondernemer toen ras voldoende om snel de rekeningen te betalen. Van de Lande kent nog meer verschillen tussen de Duitsers en de Nederlanders. Zo schrok hij in de beginfase van de vele details die de Duitse overheden en aannemersbedrijven wilden weten voor allerlei werkzaamheden. Elke leiding, elke muur en bijna elk schroefje moest op een tekening staan. Van de Lande: ‘We moesten daardoor heel veel verschillende ingenieurs inhuren. Dat kost
nogal wat. In Nederland gaat zoiets heel anders, daar gaat het veel globaler.’ Achteraf is hij erg blij geweest met die Duitse ‘Gründlichkeit’ in de bestekken. De Rotterdammer: ‘Ik denk dat het per saldo niets extra heeft gekost. Want vergeet niet, in Nederland heb je vaak achteraf te maken met meerwerk. Daar hadden we nu geen last van omdat elk detail van te voren is afgesproken.’ Na achttien maanden en de eerste grote klant durft hij de stelling aan dat Duitsers over het algemeen ook ‘minder ondernemend zijn dan Nederlanders’. De directeur: ‘Nederlanders zijn wat losser uit de pols, ze durven meer aan te pakken, ze zijn creatiever.’ Van de Lande ziet zichzelf als bewijs van die stelling. ‘Tenslotte hadden ze een Nederlander nodig om de huidige plannen voor de luchthaven te maken en te realiseren.’ De combinatie van Nederlandse creativiteit en zuinigheid en de Duitse vlijt en degelijkheid is inmiddels beloond door Ryanair met een langlopend contract voor twee dagelijkse vluchten tussen de nieuwe luchthaven en het Londense Stanstead. Jaarlijks moet dat tot 200 000 passagiers leiden. Ryanair koos Niederrhein niet zomaar. ■
Bron: Het Financieele Dagblad, 30 januari 2003
a Op welke cultuurdimensie(s) van Hofstede verschillen de Nederlandse en de
Duitse cultuur het sterkst? b Op welke cultuurdimensie heeft het artikel vooral betrekking? c Volgens Hofstede is de Nederlandse cultuur bij uitstek geschikt voor dienst-
verlening, terwijl de Duitse cultuur zeer geschikt is voor industriële massaproductie. Welke rol speelt cultuur hierbij? › § 2.3
2.32
Klacht China tegen heffing VS op papier Genève, 15 sept. China heeft bij Wereldhandelsorganisatie WTO een klacht ingediend tegen een ‘antidumping’ heffing van de VS op papier uit China. Dit hebben Chinese regeringsfunctionarissen gisteren bekend gemaakt. De klacht betreft een heffing van 23 tot 100 procent op de prijs van Chinees papier. Het is
de eerste klacht bij de WTO van Peking tegen de VS in vijf jaar. De VS hadden in mei tot de heffing besloten na protesten van papierfabrikanten dat Chinese handelaren het papier dankzij subsidies onder de kostprijs verkopen. Het is de eerste heffing van de VS tegen China in 20 jaar. ■
Bron: NRC Handelsblad, 15 september 2007
Oefeningen hoofdstuk 2 21
02-Int.ec.ontw.bedr-H2
26-02-2010
08:59
Pagina 22
© 2010 Noordhoff Uitgevers
a Wat verstaat de WTO onder dumping? b Wat moeten de Verenigde Staten aantonen als ze anti-dumpingheffingen
willen invoeren?
Vraagstukken › § 2.1
V2.1
Sociale stabiliteit China bedreigd door vergrijzing De vergrijzing van de Chinese bevolking vormt een bedreiging voor de sociale stabiliteit en de economische ontwikkeling van het land. Dat stelt het Amerikaanse Instituut voor Strategische en Internationale Studies. In een vandaag verschenen rapport wordt becijferd dat China in 2050 meer dan 438 miljoen ouderen heeft boven de zestig jaar. Meer dan honderd miljoen inwoners zullen tegen die tijd ouder
zijn dan tachtig jaar. Tegenover elke oudere boven de zestig zullen 1,6 werkende volwassenen staan. In het midden van de jaren zeventig stonden tegenover elke bejaarde nog 7,7 werkenden. De vergrijzing dreigt een grote last voor de jongeren te vormen en een destabiliserende factor voor een samenleving die toch al onder druk staat van snelle modernisering van de economie, aldus het rapport. (Reuters) ■
Bron: NRC Handelsblad, 22 april 2009
a Wat verstaan we onder de demografische transitie? b Waarom zien we met name op het platteland in de ontwikkelingslanden
grote gezinnen? c Wat verstaan we onder de afhankelijkheidsratio (voor ouderen)? d De afhankelijkheidsratio (voor ouderen) in China neemt snel toe. Welke
problemen levert dat op voor een opkomend industrieland als China? › § 2.2
V2.2
In het jaarverslag van Heineken NV over 2008 staat de volgende passage over duurzaamheid: Heineken streeft naar duurzame bedrijfsprocessen als onderdeel van een langlopend strategisch raamwerk met een bredere horizon dan alleen het boekjaar. We zijn ons bewust van de belangrijke rol die Heineken vervult in de samenleving en in de gemeenschappen waarin we actief zijn. Daarom proberen we onze activiteiten op verantwoorde wijze vorm te geven met speciale aandacht voor aspecten waar we een positieve bijdrage kunnen leveren door samenwerking met belanghebbenden op lokaal niveau. We concentreren onze denkprocessen en handelingen op gebieden waar we een reële impact kunnen hebben op de omgeving en waar de veranderende omgeving een reële impact heeft op ons.
a Wat verstaan we onder duurzaam ondernemen? b Welke aspecten van duurzaamheid spelen een rol bij een bierbrouwer als
Heineken? c Hoe zou het komen dat bedrijven die duurzaam ondernemen op lange
termijn een hoger rendement kunnen realiseren?
22 Oefeningen hoofdstuk 2
02-Int.ec.ontw.bedr-H2
26-02-2010
08:59
Pagina 23
© 2010 Noordhoff Uitgevers › § 2.3
V2.3
‘Ongelukkige combinatie’ De luchtvaartmaatschappijen Air France en KLM vormen een ‘zeer ongelukkige combinatie’, vindt emeritus-hoogleraar Geert Hofstede (75), die zich in zijn werkzame leven veel heeft beziggehouden met de economische betekenis van cultuurverschillen. ‘De culturen van beide bedrijven gaan zeker botsen’, verwacht Hofstede. KLM is een echt Nederlands bedrijf, Air France is een echt Frans bedrijf en ‘dan ook nog een bedrijf waarin de staat grote invloed heeft.’ De Nederlandse cultuur is gericht op het bereiken van consensus, terwijl in de Franse cultuur de werkelijkheid op een strikt rationele wijze wordt benaderd volgens de cartesiaanse denkwijze.
‘Dat de kloof tussen werkelijkheid en ideaal vaak groot is, dat accepteren Fransen heel makkelijk. Nederlanders niet, die willen dan de ideeën aanpassen aan de realiteit’, zegt Hofstede. ‘De Fransen zullen dus feiten anders duiden dan Nederlanders.’ Dit hoeft op zichzelf geen ramp te zijn, maar in deze fusie spelen volgens Hofstede twee problemen. Allereerst neemt nu een groot bedrijf uit een groot land een klein bedrijf uit een klein land over. ‘Unilever en Koninklijke/Shell zijn succesvolle fusies, doordat het bedrijf uit het kleinste land de meerderheid van de aandelen bezit. Daardoor is er binnen die bedrijven een evenwicht ontstaan,
dat in de combinatie Air France en KLM zal ontbreken.’ Een ander probleem is volgens Hofstede dat de bestuursvoorzitter van KLM, Van Wijk, heeft aangetoond niet te kunnen omgaan met cultuurverschillen. ‘De fusie met Alitalia is mislukt doordat de Italianen een belofte over vliegveld Malpensa braken, beweert KLM. Niet waar, zeiden de Italianen, en ze hebben gelijk gekregen van een arbitragecommissie’, aldus Hofstede. ‘In elk geval kun je zeggen dat de feiten door de verschillende partijen anders zijn geduid. Nu praat KLM weer met een Zuid-Europese maatschappij en wat zegt Van Wijk: “Cultuurverschillen houden we buiten de gesprekken.” Alsof dat mogelijk is, alsof de cultuur niet zit ingebakken in de manier van werken.’ ■
Bron: NRC Handelsblad, 26 september 2003
a Op welke cultuurdimensies van Hofstede verschillen de Nederlandse en de
Franse cultuur het sterkst? b Hoe zouden deze cultuurverschillen tot uiting kunnen komen in de gefu-
seerde onderneming Air France/KLM?
Oefeningen hoofdstuk 2 23