Verslag van de vergadering van de Statencommissie Economie en Mobiliteit (commissie II), gehouden op woensdag 22 september 2004 van 09.00 uur tot 13.40 uur in de Statenzaal van het Provinciehuis te Groningen. Aanwezige leden: dhr W. Haasken (voorzitter; VVD), dhr M.L.J. Out (VVD), dhr J.J. Dijkstra (PvdA), dhr J.L.H. Köller (PvdA), dhr H. Nijboer (PvdA), dhr R.D. Rijploeg (PvdA), dhr F.J. van der Span (CDA), mw F.Q. Gräper-van Koolwijk (D66), dhr J. Roggema (ChristenUnie), dhr H. Staghouwer (ChristenUnie), mw I.S. Bulk (SP), dhr H.C. Moll (GroenLinks), dhr W. van der Ploeg (GroenLinks), mw D.J. Hoekzema-Buist (PvhN), dhr T.J. Zanen (PvhN). Afwezig: dhr C. Swagerman (SP), dhr M.J. Jager (CDA). Voorts aanwezig: dhr H. Bleker (gedeputeerde), dhr J.C. Gerritsen (gedeputeerde), dhr T.A. Musschenga (gedeputeerde), mw N. Gerritsen (secretaris), mw R. Hut (secretaris), mw E. Zwaag (inspreker), mw Mentinga (inspreker), mw J.J. Klompsma (inspreker), dhr H.J. Achterhof (inspreker), dhr Th. Poggemeier (Verslagbureau Groningen; verslag dhr E.J.R. ter Veldhuis). 1.
Opening en mededelingen
De voorzitter heet alle aanwezigen welkom, in het bijzonder ook de insprekers en mw N. Gerritsen, die deze commissie zal versterken. Er is een bericht van verhindering van dhr Jager. 2.
Regeling van werkzaamheden: voorstellen vreemd aan de orde van de dag;
Er zijn geen voorstellen vreemd aan de orde. -
vaststelling van de agenda.
De voorzitter stelt voor, gezien het feit dat er op een aantal agendapunten insprekers zijn, eerst de behandeling van de agendapunten te laten plaatsvinden en dan gelegenheid tot inspreken te geven. De agendapunten zullen naar voren worden gehaald. Daarmee zijn agendapunten 11 en 12 de eerste bespreekpunten. Aldus wordt besloten. 3.
Gelegenheid tot s preken voor niet-Statenleden (m.b.t. de geagendeerde onderwerpen)
Zie regeling van werkzaamheden. 4.
Vaststelling verslag van de Commissie Economie en Mobiliteit van 23 juni 2004
Het verslag wordt ongewijzigd vastgesteld. 5.
Toezeggingenlijst
Dhr Rijploeg (PvdA) heeft een tweetal opmerkingen. Allereerst ten aanzien van toezegging 1 over het gasnet. Dhr Nijboer en dhr Rijploeg hebben daar ook nog schriftelijke vragen over gesteld. Het College suggereert om een bijeenkomst te organiseren met Essent en andere beheerders om de statenleden te informeren of de gang van zaken aldaar. Dit lijkt dhr Rijploeg een goed plan, mits ook de Gasunie en andere beheerders daar bij aanwezig kunnen zijn en ook het College deelneemt aan de discussie na een korte presentatie over het onderwerp. De PvdA-fractie zou dit op prijs stellen. Ten aanzien van punten 9 en 10 van de toezeggingenlijst. De griffie heeft een Duitstalig stuk van dhr Rijploeg ontvangen om eventueel te kunnen uitdelen. Het betreft een overeenkomst tussen de minister van Verkeer en Waterstaat van Duitsland en van Nederland. Daarin wordt vermeld dat TEN-lijnen interoperabel moeten zijn als het om spoorlijnen gaat. Er is al eerder over gesproken. Hier zal door ProRail het ATB-NG worden ingevoerd (ATB-NG: Automatische Trein Beïnvloeding Nieuwe
1
Generatie). ATB is echter niet interoperabel. Dhr Rijploeg vraagt hoe dit zit en hoe het College hier mee om zal gaan. Dhr Musschenga (gedeputeerde) geeft aan dat hij het stuk, dat nu wordt uitgedeeld, zal bestuderen. Op zo kort mogelijke termijn zal het College hier op terugkomen. Er stond al een toezegging ten aanzien van het Railservicecentrum. Daar is men nu mee bezig en het zal op korte termijn verschijnen. Het lijkt de gedeputeerde een goed idee om het integraal te doen. Het College zal de opmerkingen van dhr Rijploeg ook meenemen in de discussie ten aanzien van het spoor en hij zal deze kwestie in de discussie met ProRail aan de orde stellen. Vervolgens zal de gedeputeerde hierover terugmelden aan de commissie. Dhr Rijploeg (PvdA) begrijpt dat de gedeputeerde de vraag op dit moment niet kan beantwoorden. Hij wenst echter te benadrukken dat de interoperabiliteit extra belangrijk is vanwege het goederenverkeer naar en vanuit Duitsland. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) deelt mee dat het College een bijeenkomst zal organiseren. Het verzoek van dhr Rijploeg zal worden overgebracht. Volgens de gedeputeerde wordt het in een bredere kring dan de commissie georganiseerd. Voorts merkt de gedeputeerde op dat er veel toezeggingen op de lijst staan die in verschillende stadia van ontwikkeling zijn. Hij kan deze nu doorlopen of doorgeven aan de secretaris. De voorzitter stelt voor om het laatste te doen. Er zal een upgrading komen van de toezeggingenlijst. De gedeputeerde zal dit kortsluiten met de griffie, zodat in het verslag de volgende keer zichtbaar is hoe is omgegaan met de diverse toezeggingen. Dit om te voorkomen dat nu een uitgebreide discussie ontstaat over de diverse toezeggingen. Aldus wordt besloten.
6.
Mededelingen -
gedeputeerde(n)
Dhr Gerritsen (gedeputeerde) heeft een drietal mededelingen. Het plan Heinen. De gemeente Pekela heeft een project opgestart. Tien mensen zijn daar een half jaar boventallig geplaatst bij Kappa. In eerste instantie heeft Pekela de loonkosten gesubsidieerd. Later heeft Kappa zelf een bijdrage geleverd. De provincie heeft in adviserende zin daarbij op verschillende punten een rol gespeeld. Het project is inmiddels in afronding, daarna zal een evaluatie plaatsvinden. Daarbij zal de provincie eveneens een rol spelen. Dit zal op 13 oktober samen met betrokkenen plaatsvinden. Dan zal de balans worden opgemaakt en worden gekeken hoe resultaten kunnen worden gebruikt voor vervolgacties. Op verzoek van de SP zal de gedeputeerde iets meedelen over Aldel. Onlangs hebben de gedeputeerden Musschenga en Gerritsen overleg gehad met Aldel over de stand van zaken. Het is zo dat op dit moment financieel de zaak redelijk gaat. De markt voor aluminium is goed en op dit moment zijn de resultaten goed. Men treft voorbereidingen om de productie voor een beperkt deel op te voeren. Men is bezig met investeringen die erop gericht zijn ervoor te zorgen dat het transport van elektriciteit lager wordt. Dit kan door een nieuwe leiding aan te leggen. Daarnaast is men bezig met plannen om een derde centrale op het terrein van Oosterhorn te realiseren. Dat is een investeringsproject om zelf de elektriciteitsopwekking ter hand te nemen. Ondertussen is ook nog steeds het overleg gaande met het ministerie over het importeren van elektriciteit. Het is bekend dat de capaciteit daarvan beperkt is. Daar vinden allerlei acties plaats. Op de middellange termijn is er sprake van een redelijk goed perspectief. Het is wel zo dat er een oplossing moet worden gevonden voor de ontzwaveling. Dit is iets wat al een tijd op de lijst staat. De provincie zal natuurlijk de milieueisen respecteren en blijven respecteren. Daar zijn investeringen mee gemoeid. Het is een kwestie van goed kijken wanneer deze het beste kunnen plaatsvinden voor het bedrijf. Het College zal het goed blijven volgen.
2
Toeristisch Huis Oost-Groningen. Het is inmiddels 15 september geweest. Er is een plan van aanpak opgesteld. Eerst was dat 1 juli. Nu is het plan van aanpak uitgesteld tot 15 september. De provincie heeft de bescheiden et cetera binnengekregen. Momenteel wordt de balans opgemaakt. Er ligt een ambtelijk stuk voor. De gedeputeerde verwacht dat het College de commissie dinsdag nader kan informeren over a) wat uit het plan van aanpak komt, wat de resultaten zijn; b) wat dit betekent voor het wel of niet uitbetalen van het resterende subsidievoorschot voor dit jaar. De gedeputeerde geeft aan het hier in procedurele zin bij te moeten laten. Het College zal de Staten dinsdag nader informeren. Mw Gräper-Van Koolwijk (D66) vraagt in hoeverre het College inzicht heeft of de andere deadlines, zoals genoemd in het plan van aanpak, wel gehaald gaan worden en wat dus in dat opzicht de staat van de organisatie is. Mw Bulk (SP) heeft een vraag naar aanleiding van Aldel en de eigen elektriciteitscentrale waar men mee bezig is. Er wordt stroom opgewekt via vuilverbranding, eventueel biomassa. Het levert werkgelegenheid op. Mw Bulk informeert of de provincie op dat gebied ook meepraat en meedenkt of dat Aldel dit geheel zelfstandig doet. De voorzitter heeft een vraag met betrekking tot het Toeristisch Huis Oost-Groningen. Op een goed moment werd meegedeeld dat het College de bevoorschotting had opgeschort. Dhr Haasken vraagt of niet was besloten om het totale voorschot voor het jaar dit voorjaar in één maal uit te keren. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) heeft een vraag over Aldel in aanvulling op mw Bulk. In hoeverre is Aldel betrokken bij initiatieven van de provincie, zoals Energy Valley en Costa Due? Dhr Van der Ploeg kan zich voorstellen dat daarbij een belangrijke synergie zou kunnen ontstaan. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) stelt in antwoord op de vraag van mw Gräper over de organisatie aanpassing van het Toeristisch Huis Oost-Groningen dat het onderdeel uitmaakt van het plan van aanpak, zodat de provincie inzicht heeft in de wijze waarop het loopt. Bij de brief zal de commissie hierover ook worden geïnformeerd. Dhr Haasken vraagt naar de precieze financiële gang van zaken. Het is op een gegeven moment wel in bespreking geweest om alles naar voren te halen, dus ook de subsidie van volgend jaar. Dat is niet gebeurd. De provincie heeft dit jaar tachtig procent voorschot uitbetaald. Er resteert nog twintig procent. Daar gaat het nu om. Voor volgend jaar staat dat nog. Aldel denkt zelf niet direct aan het energie opwekken via biomassa. Aldel is goed op de hoogte van de projecten Costa Due en Energy Valley en is daar ook bij betrokken. De initiatieven voor de energieopwekking richten zich op de elektriciteitscentrale en uitbreiding daarvan. Aldel neemt het initiatief om zelf de energievoorziening te verzorgen. De provincie zal wel nagaan of zij planologisch kan meewerken met allerlei zaken waar het gaat om de stroomvoorziening en transportvoorziening. Dhr Musschenga (gedeputeerde) deelt mee dat het provinciaal bestuur in hoger beroep in het ongelijk is gesteld ten aanzien van de problematiek van cyste-aaltjes in het Noord-Groningse. Het is een problematiek die al vanaf 1997 speelt. In hoger beroep is de uitspraak gekomen dat toentertijd het provinciaal bestuur daar een regel over had moeten opnemen in het bestek, namelijk dat het vervoer van grond smetvrij dient te zijn. Die regel staat er niet in. Op grond daarvan heeft de provincie het hoger beroep nu verloren, nadat de provincie eerst in het gelijk was gesteld. Het College is zich nu uiteraard aan het beraden wat er nu wel en niet dient te gebeuren en op welke manier. Het overleg met de NLTO, die woordvoerder is, zal ook worden opgestart. De statenleden die in de vorige periode al aanwezig waren weten ook dat de provincie wel financieel het een en ander heeft gedaan, onder voorwaarden en niet onder erkenning van de schuld, maar ook met het feit dat het later verrekend zou worden wanneer er toch sprake is van schade. Dit zal worden uitgezocht. Het nieuws is nog maar net binnen. Het lijkt de gedeputeerde echter goed dat de commissie deze mededeling te horen krijgt. Ten aanzien van de aanbesteding van het spoorvervoer heeft de provincie nu de laatste tekst wat Groningen betreft naar Den Haag gestuurd met de mededeling om binnen een week of drie met een voorstel te komen naar de Colleges toe voor de besluitvorming. Direct daarna zal het op de markt
3
liggen en voor aanbesteding rijp zijn. Men is zover dat de drie partijen - Friesland, het Rijk voor het stuk kernnet Groningen-Leeuwarden, en de provincie Groningen - min of meer overeenstemming hebben over teksten. Het betekent dat de zes lijnen nu gezamenlijk worden aanbesteed, weliswaar in drie parten – want dit was organisatorisch en financieel ook door het ministerie beter te behappen. Dit is geen bezwaar, als het maar in één pakket komt. Daar zijn allerlei regels voor opgesteld. Het is allemaal iets lastiger, maar wel te doen. Dan zal de nieuwe vervoerder, zoals het er nu voorstaat, toch op 16 december 2005 kunnen rijden. Daarin staan ook alle zaken genoemd die de gedeputeerde de commissie al een aantal keren vaker heeft meegedeeld. Daar is niet op ingeboet, ook niet in de onderhandelingen met het Rijk, c.q. Friesland. Dhr Köller (PvdA) heeft een vraag aan de gedeputeerde met betrekking tot de grond. Hij herinnert zich de discussie van de vorige periode. Er werd toen ook gesproken over de vraag of er enig zicht op was hoe het met allerlei grondmutaties – er wordt immers veel grond versleept; wanneer men een wagen vol zwarte grond wil hebben, zoals dit in het jargon heet, kan men twee soorten krijgen: dure en vol met stenen en boomstronken – staat. Is er enige controle op het vervoer van grond? Het geldt niet alleen voor veen, maar ook voor klei en andere grondsoorten die worden versleept en later op plekken terechtkomen waarvan men moet vaststellen dat het er niet beter op is geworden. Dhr Musschenga (gedeputeerde) merkt op dat de commissie afgelopen paar jaar geregeld voorstellen langs heeft zien komen ten aanzien van de ketenbeheer grond, hoe de grond inmiddels door de provincie wordt beheerd. Daar zijn allerlei externe partijen bij betrokken, en dat is het meest lastige. Bij de voorlichtingen en bij de besprekingen zit deze zaal elke keer barstensvol op dit onderwerp. De provincie maakt goede vorderingen om ervoor te zorgen dat datgene wat in Sellingen wordt gegraven niet in Lauwersoog wordt neergelegd, maar daar in de buurt. De provincie is hier een heel netwerk voor aan het opzetten en is hier derhalve druk mee bezig. Gesjouw met de grond is niet wenselijk. Bovendien wordt daarmee dit soort zaken als de aaltjes voorkomen. De provincie wordt er natuurlijk ook alerter op. -
Groningen Seaports
Dhr Van der Span (CDA) vraagt of er bij de gedeputeerde al iets bekend is over de mogelijke aanzet tot een havenvisie? Dit miste dhr Van der Span namelijk. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) meent zich te herinneren dat dit met een vraag van dhr Jager aan de orde is geweest. Seaports sluit aan op de landelijke havenvisie. Seaports tracht daar zo goed mogelijk in te komen. Het document is bijna gereed. Het gaat echt om enkele investeringen ervoor te sorteren om in de havenvisie op te nemen. Verder is Seaports natuurlijk bezig en heeft Seaports een jaarlijks businessplan waarin een havenvisie staat.
7.
Rondvraag
Dhr Nijboer (PvdA) heeft een vraag aan dhr Musschenga. Een tijd geleden heeft de PvdA in de commissie al gevraagd naar de situatie van de N363 in Uithuizen, de spoorwegovergang voor fietsers bij het kruispunt. Toen zei de gedeputeerde dat het moeilijk is omdat Railion vreselijk veel geld vraagt voor de spoorbomen. De fietsers wachten echter niet af, hetgeen een probleem geeft. Er zou worden getracht om het op te lossen. De vraag van dhr Nijboer is wanneer het opgelost zal zijn. Daarnaast wenst hij te vernemen waardoor het probleem bestaat. Hij ving de laatste tijd op dat het wellicht kwam doordat de provincie in het duurzaam veilig-pakket vergeten mee is te nemen dat het er in moest komen. Wanneer dit het geval is, zou dhr Nijboer dit zeer ernstig vinden. Dhr Musschenga (gedeputeerde) is het met dhr Nijboer eens dat het erg zou zijn geweest wanneer de provincie dit simpelweg vergeten zou zijn. Dit is echter niet aan de orde. Het zit hoofdzakelijk vast op financiën. Eigenlijk zou daar een beveiliging gemaakt moeten worden. Dit mag de provincie zelf niet doen. De provincie is afhankelijk van degene die op de rails daar zeggenschap over heeft. Die schrijft
4
voor hoe dit dient te gebeuren. Dan komt er een financie el bedrag uit dat op dit moment niet te behappen is. Het gaat om enkele miljoenen euro’s. Vervolgens heeft het College gekeken naar de eigen provinciale verantwoordelijkheid daarin. Hoe kan worden voorkomen wat er nu ‘clandestien’ gebeurt, hetgeen ook juridische consequenties kan hebben indien er iets gebeurt. De provincie is nu bezig om dit op te lossen. De gemeente is daar niet echt content mee, want zij heeft liever die dure oplossing. Ook de gemeente legt er echter geen cent naast. De provincie zal haar deel doen. Dan kan men zeggen dat de provincie zich van haar taak heeft gekweten. Dat is in feite ook zo. Het is een minder goede oplossing, maar de mensen nemen nu eenmaal geen veiliger omweg. De provincie zal ervoor zorgen dat het juridisch en dergelijke in orde is, goed aangegeven. Veel verder komt de provincie op dit moment niet, hetgeen te betreuren valt. De provincie stelt dat het aardig wat goedkoper kan. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) heeft een opmerking voor de commissie zelf. Het is al een tijd geleden dat Energy Valley is gestart. Er is toen een rapportage geweest, waar niet uitgebreid over is gesproken. Dhr Van der Ploeg heeft begrepen dat er al veel werk is uitgevoerd. Hij zou het interessant vinden om de projectuitvoeringsorganisatie op het Provinciehuis uit te nodigen om geïnformeerd te worden over de stand van zaken, teneinde daar wellicht iets van te leren. De voorzitter constateert dat de commissie het voorstel van dhr Van der Ploeg met instemming bejegent. De presentatie kan worden voorbereid. 8.
Ingekomen stukken (ter kennisneming): a. Brief van GS van 11 juni 2004, nr. 2004-15303, betreffende opdrachtverlening aan Marketing Groningen b. Brief van GS van 17 juni 2004, nr. 2004-14163, betreffende onderhoudssituatie A7 en N46 c. Brief van GS van 15 juli 2004, nr. 2004-16000, betreffende verkeersongevallengegevens provincie Groningen 2003 d. Brief van GS van 2 juli 2004, nr. 2004-10729, betreffende Costa Due e. Brief van GS van 7 juli 2004, nr. 2004-13801, betreffende Vaarweg Lemmer-Delfzijl, Kanaal en Bruggen Zuidhorn, Verbazing uit Noordhorn over brief aan de minister en verzoek tot correctie f. Brief van GS van 22 juli 2004, nr. 2004-13696, betreffende uitvoering plan van aanpak Toeristisch Huis Oost-Groningen (THOG) g. Brief van GS, nr. 2004-20488, betreffende jaarverslag/jaarrekening 2003 Toeristisch Huis Oost-Groningen
Dhr Out (VVD) stelt vast dat de gedeputeerde al even heeft gesproken over het Toeristisch Huis OostGroningen. Er stonden ook twee brieven op de agenda. De gedeputeerde heeft aangegeven dat er aanstaande dinsdag over gesproken gaat worden en dat de commissie een brief tegemoet kan zien. De VVD-fractie verzoekt er inderdaad spoed achter te zetten, zowel over de huidige stand van zaken alsook de analyse die daar bij hoort, zodat de commissie in de komende vergadering in oktober hier verder met elkaar over kan praten. Dhr Out vraagt derhalve beide brieven en de brief die nog moet arriveren bij de bespreekpunten te zetten voor de volgende vergadering. Mw Gräper-Van Koolwijk (D66) wenst aan te sluiten bij de opmerkingen die zijn gemaakt door de VVD-fractie. Daarnaast heeft zij een vraag over Costa Due. Costa Due en Energy Valley komen geregeld in de commissie voorbij. Er zijn wel enkele dwarsverbanden te waarnemen. De D66-fractie informeert hoe Costa Due en Energy Valley zich precies tot elkaar verhouden en hoe de commissie dit dient te beschouwen. Dhr Van der Span (CDA) heeft een opmerking met betrekking tot brief c. Het gaat over de uitkomsten van de verkeersongevallen in Groningen 2003. Het is een constatering waar de commissie op zich weinig mee kan doen, maar kijkende naar het wegbeeld dat zich opdringt wanneer men langs
5
de wegen gaat, is het een uitdaging om er in de nota Mobiliteit de nodige aandacht aan te besteden. Men kan door tamelijk eenvoudige maatregelen het wegbeeld zodanig beïnvloeden dat men als automobilist of andere weggebruiker beter weet men wat wel en niet moet doen. Dhr Van der Span treft zaken aan die ervoor zorgen dat het wegbeeld verwarrend is. De provincie heeft zich ook uitgesproken voor het terugdringen van de verkeersonveiligheid. Hier ligt derhalve best een taak. De voorzitter vraagt dhr Van der Span wat de strekking van zijn opmerking is. Dient het onderwerp de volgende vergadering te worden besproken of betreft het een opmerking die dhr Van der Span hierbij wenst te plaatsen? Dhr Van der Span (CDA) wenst dat de opmerking wordt meegenomen in de nota Mobiliteit, zodat de Staten er iets aan kunnen zien en aan kunnen doen. Er hoeft nu geen discussie over plaats te vinden. De voorzitter vraagt mw Gräper-Van Koolwijk of het haar bedoeling is om Costa Due voor de volgende vergadering te agenderen. Mw Gräper-Van Koolwijk (D66) ontkent. Zij wenst alleen te weten hoe de verhouding tussen Costa Due en Energy Valley is, teneinde te voorkomen dat de provincie tegelijkertijd op twee sporen bezig is, terwijl er zeer veel dwarsverbanden zijn. Het is dus een korte vraag aan het College. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) legt uit dat Energy Valley als een koepel van allerlei energievraagstukken en energie -initiatieven fungeert. Er zijn contacten met Costa Due. Costa Due is op dit moment bezig met de voorbereiding van subsidieaanvragen. Er is een aantal projecten dat ook raakvlakken heeft op het terrein van duurzame energie, biomassa. Die contacten zijn er en er wordt samengewerkt. De voorzitter constateert dat het verzoek van de VVD-fractie blijft staan om de volgende vergadering breder over het Toeristisch Huis Oost-Groningen te praten. Bespreekpunten 9.
Voordracht van 6 juli 2004, nr. 2004-17.579, FC, betreffende Programmabegroting 2005, nummer 2004025, bijlagen 1 t/m 4. Behandelvoorstel: deel 1. Koers 2005-2008, pagina's 13 tot en met 16 (exclusief landinrichting), 20 en 21; deel 2. Programmaplan 2005-2008, pagina's 41 tot en met 60 (exclusief landinrichting) en 81 tot en met 91
De voorzitter heeft geconstateerd dat het een gedeeld verlangen is om de behandeling van de Begroting in één termijn te doen. De behandeling kan derhalve nu in één termijn plaatsvinden, in de wetenschap dat in geval van ongenoegen dit ongetwijfeld in de plenaire statenvergadering terug zal komen Dhr Van der Span (CDA) merkt ten aanzien van Mobiliteit op dat op dit beleidsterrein voorfinanciering van grote projecten een rol speelt, hetgeen ook in de vorige statenvergadering aan de orde is geweest. Via de Regiovisie is hier veel duidelijk over geworden. Het CDA steunt dit, hetgeen ook is uitgesproken door de fractievoorzitter in zijn bijdrage in de vorige statenvergadering. Economie. Dhr Van der Span stelt dat dhr Jager dit onderwerp gewoonlijk voor het CDA in de commissie behartigt. Hij heeft contact met dhr Jager gehad en dhr Jager heeft meegedeeld dat hij zich kon vinden in de wijze waarop dat in de programmabegroting is gesteld, met andere woorden: de CDA-fractie steunt het College in dit voornemen. Mw Gräper-Van Koolwijk (D66) geeft aan dat, zoals D66 bij de Algemene Beschouwingen ook reeds heeft gezegd, de D66-fractie zich in grote lijnen kan vinden in keuzes zoals deze worden gemaakt als het gaat om het Koersverhaal. Er staan veel ambities in. Er staat duidelijk aangegeven dat de provincie zich moet inzetten op economisch beleid. Dit is natuurlijk geheel in lijn met de discussie met Den Haag. Dit is uitstekend, al heeft de D66-fractie er wel enkele kritische kanttekeningen bij geplaatst. Lang niet op alle punten die D66 in de Algemene Beschouwingen heeft aangedragen is toen
6
antwoord gegeven. Dat heeft D66 toen laten liggen, aangezien zij de mening was toegedaan dat de diepgaande discussie in de commissie thuishoort. Het kan derhalve zijn dat er sprake is van enkele herhalingen vanuit de Algemene Beschouwingen, maar mw Gräper-Van Koolwijk vraagt hier begrip voor. Het maakt de discussie iets helderder. D66 mist in het koersverhaal de inzet op het bestaande bedrijfsleven, met name het MKB. Het MKB is een grote belangrijke poot in het Groningse bedrijfsleven. Als het gaat om speerpuntsectoren en inzet dan hoort, wat D66 betreft, het MKB daar nadrukkelijk bij. Mw Gräper-Van Koolwijk verzoekt om een reactie van het College. Voorts kan D66 niet goed begrijpen hoe het koersverhaal zich verhoudt tot het begrotingsverhaal dat is uitgewerkt in het programmagedeelte. Daaruit blijkt onder andere dat bedrijvigheid het moet doen met minder midde len en dat Energy Valley inmiddels niet meer vanuit Ondernemend Groningen wordt gefinancierd, maar volledig vanuit de duurzame milieukant. Investeringen vanuit de duurzame milieukant zijn prima, alleen is D66 van mening dat Energy Valley nadrukkelijk ook een economische toekomstpoot heeft. Derhalve vraagt D66 zich af waarom het uit dat programma wordt gelicht, want dit zegt vaag iets over de inzet vanuit die dienst en hoe daarmee wordt omgegaan. Ook daarover wenst mw Gräper-Van Koolwijk een reactie van het College. Een derde punt dat D66 in het oog sprong in het begrotingsverhaal is dat kennis en technologie geen prioriteit hebben bij dit College. Het wordt in het verhaal wel genoemd, maar als men kijkt welke prioriteiten voor 2005 worden aangewezen, dan zijn kennis en technologie daaruit verdwenen. Dat D66 het daar niet mee eens is mag blijken uit het verhaal bij de Algemene Beschouwingen. Ook hierover wenst de fractie van D66 gaarne een reactie van het College. De speerpunten. De PvdA-fractie heeft hier in de Algemene Beschouwingen ook reeds enkele vragen over gesteld, zoals de vraag naar de wijze waarop deze keuzes tot stand zijn gekomen. D66 kan de keuzes wel begrijpen, maar wanneer men D66 vraagt hoe de keuzes tot stand komen, dan betreft dat ongeveer alles wat min of meer boven MKB-niveau uitkomt in Groningen. D66 vraagt zich daarom af of dit wel echt het maken van keuzes betreft en of dit werkelijk inzetten is op de sterke kanten. Het College heeft toegezegd met informatie te komen. D66 wacht deze informatie af, maar hoopt wel dat de informatie er zal zijn voor de behandeling op 6 oktober. Eigenlijk had de D66-fractie gehoopt dat de informatie voor vandaag reeds zou zijn verstrekt, maar wellicht, zo merkt mw Gräper-Van Koolwijk op, was dit al te ambitieus van D66. Het arbeidsmarktbeleid. Er staat een mooie passage in het koersverhaal, namelijk dat het College graag levenslang wenst te werken. D66 vraagt zich af wat het College daarmee bedoelt. Mw Gräper-Van Koolwijk is bekend met het feit dat het kabinet op dit moment de burgers vraagt om iets langer te werken, maar om hiervan nu meteen levenslang te maken is wellicht een beetje te veel van het goede. Men moet naar de toekomst kijken, maar in sommige gevallen is een pensioen geen slecht idee. Het MKB en de aanjagers zoals D66 deze heeft geïntroduceerd in het Beschouwingen. D66 zou concreter van het College willen vernemen wat het met het idee gaat doen en hoe het College de innovatie in het MKB gaat bevorderen. Dit dient veel meer vanuit het provinciale beleid bevorderd te worden dan alleen vanuit het SNN. De D66-fractie is de opvatting toegedaan dat economisch beleid en economische ontwikkeling van de provincie ook een zaak is van het eigen provinciale beleid. Dit blijft onderbelicht in de voorliggende Begroting. De mobiliteit. Er staan enkele mooie verhalen in en er worden enkele concrete zaken opgepakt. Met name bij Kolibri is te zien dat zaken die progressie kunnen boeken, worden opgepakt. Het transferium in Haren is daar een voorbeeld van, en ook het transferium in Hoogkerk wordt genoemd als zijnde iets wat hopelijk in 2005 kan worden gerealiseerd. In de perceptie van mw GräperVan Koolwijk liep Hoogkerk echter altijd voor op Haren. Inmiddels ligt de werkelijkheid anders. De D66-fractie wenst te vernemen wat nu precies de status is van het transferium in Hoogkerk, waar het vastloopt, en wat precies kan worden gedaan om de ontwikkelingen een zetje mee te geven en in hoeverre het reëel is om in 2005 te verwachten dat daar spijkers met koppen kunnen worden geslagen. Het openbaar vervoer. De provinciale bezuinigingen op de ochtend van de Algemene Beschouwingen vielen D66 enigszins rauw op het dak. Wellicht was dit naïef, aangezien er natuurlijk al jaren een trend is van bezuinigen op het openbaar vervoer. Het kon derhalve niet uitblijven. Hierover maakt D66 zich grote zorgen, want op het moment dat wordt gekeken naar mobiliteit en mobiliteitsontwikkeling, zou men eigenlijk verwachten dat er geïnvesteerd zou moeten worden in plaats van dat er op bezuinigd zou
7
moeten worden. Dit is een discussie die momenteel ook heftig binnen D66 wordt gevoerd, ook in de de fractie in de Tweede Kamer. D66 is echter niet de grootste partij in de Tweede Kamer, sterker nog, ook niet de grootste in de Provinciale Staten. Daarom heeft D66 er niet altijd evenveel over te zeggen. Dhr Zanen (PvhN) interrumpeert en oppert dat D66 in staat is om het kabinet naar huis te sturen. Mw Gräper-Van Koolwijk (D66) beaamt dit. De vraag is echter of dit iets oplost. Het is natuurlijk niet alleen maar dit kabinet geweest wat op het openbaar vervoer heeft bezuinigd. Het is natuurlijk een trend die al meerdere jaren geleden is ingezet. Volgens mw Gräper-Van Koolwijk is die trend al ingezet voordat D66 in het kabinet zat. Dhr Köller (PvdA) merkt op dat D66 al sinds 1966 in het kabinet is vertegenwoordigd. Mw Gräper-Van Koolwijk (D66) bekent af en toe te dromen dat D66 sinds 1966 in het kabinet heeft gezeten, maar helaas dient zij mee te delen dat dit niet altijd het geval is geweest. Wie weet voor de komende 35 jaar, maar daarover heeft volgens mw Gräper-Van Koolwijk de kiezer het laatste woord. Daar dient derhalve vooral niet op vooruitgelopen te worden. Waarover D66 zich veel zorgen maakt is de wijze waarop er wordt omgegaan met het openbaar vervoer. De vraag daarbij is ook of de bodem zo langzamerhand niet is bereikt. De voorstellen van het College kan D66 overigens in grote lijnen volgen. D66 denkt ook dat het op dit moment niet noodzakelijk is – en misschien zelfs ook niet verstandig – om daar op dit moment extra provinciale middelen voor vrij te maken. De vraag is echter wel wat er mee moet worden gedaan. De bodem is zeker bereikt als het gaat om het ontsluitende netwerk. De bereikbaarheid van de kleine kernen op het platteland moet vooral overeind blijven. Op het moment dat deze in gevaar dreigt te komen, is D66 meer dan bereid om daar extra geld voor vrij te maken. Ook belangrijk is echter, dat er niet alleen wordt gekeken naar het ontsluitende netwerk, maar ook naar het verbindende netwerk en de wijze waarop men daar mee omgaat. D66 zou het College willen verzoeken om samen met het OVbureau te kijken naar de wijze waarop het verbindende netwerk op een effectieve en efficiënte manier vormgegeven kan worden, waarbij niet alleen wordt gekeken naar de instapmogelijkheden, maar vooral ook naar de potentie van het verbindende netwerk. Welke markt er dus in feite achter ligt, hoe daar mee om te gaan en ook te kijken naar de mogelijkheden om daar bijvoorbeeld door middel van marketing een impuls aan te geven. Op het moment dat dan blijkt dat daar toch extra middelen voor nodig zijn, dan wil D66 graag nogmaals naar de financiering kijken. Dhr Staghouwer (ChristenUnie) deelt mee dat de ChristenUnie zich met betrekking tot de economie in grote lijnen kan vinden in het collegebeleid. Dhr Staghouwer werd geïntrigeerd door het punt bij het arbeidsmarktbeleid – ook reeds door mw Gräper-Van Koolwijk aangevoerd – over het ontwikkelen van projecten die het leven lang werken vorm kunnen geven. Hij zou hier gaarne iets meer van het College over vernemen. De keuze voor zes speerpuntsectoren is naar inzicht van de ChristenUnie een goede zaak. Dhr Roggema (ChristenUnie) deelt met betrekking tot mobiliteit mee dat in de Begroting een aantal zaken staat omschreven die de instemming van de fractie van de ChristenUnie kan wegdragen. Eén zaak springt eruit, te weten de benuttingsvariant Zuidelijke Ringweg. Het College maakt zich hard om dit opgenomen te krijgen in het MIT (Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport). Dit is vanzelfsprekend een goede zaak. Het is voor vele partijen een item geweest in de verkiezingstijd. Misschien is hier iets meer over te zeggen. Aan welke termijn moet hierbij worden gedacht? Wellicht is hiervoor een stappenplan op te nemen in de tijd. Dit betreft eigenlijk ook het volgende punt, namelijk het transferium Hoogkerk. Ook daarvan is mogelijk een stappenplan te geven, zodat er wat meer duidelijkheid bestaat over de vraag wanneer dit transferium eventueel gerealiseerd gaat worden. Mw Bulk (SP) erkent mw Gräper-Van Koolwijk bijna te hebben geïnterrumpeerd bij het verhaal over openbaar vervoer. Uiteindelijk kwam zij echter met een eigen afweging en uiteindelijk kwam toch het antwoord op de vraag of D66 bereid is gehoor te geven aan het verstrekken van extra middelen
8
wanneer na onderzoek van het OV-bureau mocht blijken dat er geld bij moet. De SP-fractie is eveneens van mening dat het absolute nulpunt is bereikt wat het ontsluitende netwerk betreft. Er kan absoluut niets meer af. Met betrekking tot de wijze waarop het College en het OV-bureau de bezuinigingen hebben opgevangen, stelt mw Bulk dat de SP-fractie waardering heeft voor het werk dat het OV-bureau daarvoor heeft verricht, de nauwgezetheid waarmee is omgegaan en hoe is gepoogd om de bezuinigingen zoveel mogelijk op te vangen. Daar wenst de SP verder geen commentaar op te leveren. In de Begroting 2005 is een redelijk positief beeld opgenomen wat betreft de baten van het thema mobiliteit. Mw Bulk neemt aan dat daar nog een correctie op zal komen gezien de bezuinigingen die nu worden doorgevoerd. Het is te vinden op bladzijde 89 van de programmabegroting. Verkeersveiligheid. Naar aanleiding van datgene wat dhr Van der Span opperde bij brief 8c dat het voor weggebruikers eigenlijk niet duidelijk is wat ze mogen en wat de regels zijn, stelt mw Bulk dat dhr Van der Span de weggebruikers onderschat. Veel weggebruikers weten best wat wel mag en wat niet mag, maar ze doen het simpelweg niet. Met inrichtingsvoorzieningen van wegen dient niet te ver worden gegaan, want er moet niet worden overdreven. Dhr Van der Span (CDA) wenst kort op de woorden van mw Bulk te reageren. Hij heeft zijn opmerking niet uit zijn duim gezogen, zo laat hij weten. In dit geval wordt dhr Van der Span gesteund door het onderzoek dat de ANWB heeft verricht en waar dit inderdaad als aanbeveling uit naar voren komt. Het is een onderzoek dat bij tachtig à negentig automobilisten is verzameld. Mw Bulk (SP) merkt op dat het voor een groot gedeelte een verschil is tussen weten en willen weten. Gisteravond heeft mw Bulk een plan van de SP uitgereikt over biologische landbouw, met name om gedeputeerde Bleker te enthousiasmeren. Het is een tienpuntenplan, voor tien procent biologisch. Er is een collegiaal bestuur, derhalve neemt mw Bulk aan dat het plan ook aan de collega’s wordt doorgegeven. Het plan is ook aan alle fracties uitgedeeld. Dhr Out (VVD) geeft aan dat in de Begroting 2005 duidelijk staat geschreven dat de provincie momenteel inzake de begrotingscyclus in een groeiproces verkeert. Er worden verbeteringspunten gesignaleerd en er worden aanbevelingen gedaan voor toekomstige verbeteringen. Het zou flauw zijn om zout op slakken te gaan leggen, maar dhr Out wenst enkele zaken concreet te benoemen. Hij zou het op prijs stellen daar concreet antwoord op te krijgen. Het gaat vooral over de mate waarin doelstellingen concreet en meetbaar zijn. De VVD-fractie vindt het zoveel mogelijk behouden van bestaande werkgelegenheid een mooi voorbeeld. Daar kan men alle kanten mee uit en daardoor zegt dit niets. Heel goed zijn andere kwantitatieve indicatoren die worden gegeven, bijvoorbeeld op het vlak van recreatie en toerisme. Zoveel van dit, zoveel van dat: dat zijn zaken waar de Staten het College op kunnen afrekenen. Kompas-middelen. Aangegeven wordt dat er keuzes gemaakt moeten worden over de te ondersteunen projecten op bedrijventerreinen. Deze keuzes hebben grote consequenties voor de betreffende gemeentes. De concrete vraag van dhr Out is wanneer hier duidelijkheid over komt. Hij draagt hierbij als voorbeeld de ontwikkelingen rond Westpoort en rond Leeksterveld aan, die hele grote implicaties kunnen hebben voor de betreffende gemeentes. Energy Valley. Concrete projecten zullen worden aangedragen. Dhr Van der Ploeg gaf al aan dat het goed is wanneer de commissie zich eens laat bijpraten, want de indruk van de statenleden is dat het niet meevalt om concreet te worden. De concrete vraag is dan ook wanneer deze concrete projecten zullen worden gerealiseerd. Arbeidsmarktbeleid. Een aantal fracties heeft er aandacht voor gevraagd. De gedeputeerde heeft het BOA ‘de nek omgedraaid’. Er is toegezegd dat er iets anders gaat komen. Het is ook te vinden in de lijst met gedane toezeggingen. Tot op dit moment heeft de commissie hier weinig over bereikt. Wellicht dat het BOA zeer goede zaken heeft gedaan. De VVD-fractie is zeer nieuwsgierig – en er is een uitwerking toegezegd van de punten die de commissie zijn toegezegd – naar welke actieve rol de provincie op dit moment speelt als het gaat over arbeidsmarktprojecten. Wat voor projecten zijn dit dan? Wat voor resultaten leveren die projecten op?
9
Mobiliteit. Over de N33 is het College in gesprek met het Rijk, staat te lezen. Dhr Out wenst te vernemen hoe lang dit al het geval is en hoe lang dit nog zal duren. Het wordt tijd dat de verdubbeling plaats gaat vinden. Het is mooi om daar nog steeds over in gesprek te zijn, maar de VVD-fractie zou het aardig vinden te vernemen dat het nu uiteindelijk zal gebeuren, want het is hard nodig. Het MIT wordt genoemd. Het wordt in het MIT opgenomen, maar er wordt zeer lang over gesproken en er gebeurt zeer weinig. Waarom gaat het nu wel gebeuren? Een meer technische vraag over de landbouw. Om de leefbaarheid te vergroten wordt gesproken over het ontwikkelen van ‘groene diensten’. De VVD-fractie vraagt zich af of daar ook het verruimen van de mogelijkheden om recreatieactiviteiten een plek te geven onder geschaard kan worden. Vijf concrete thema’s. Dhr Out zou hier graag vijf concrete antwoorden op krijgen. Dhr Rijploeg (PvdA) merkt op dat het kabinet Balkenende weer met de botte bijl toeslaat, deze keer op vrij veel terreinen, waaronder het openbaar vervoer. Ook vorige kabinetten – ongeveer synchroon met het aantal keren dat de VVD in het kabinet zit – hebben bezuinigd op het openbaar vervoer. Dat is deze keer in dramatische mate het geval. In Groningen worden nu nog even de bezuinigingen van de afgelopen jaren meegepakt. Het OV-bureau heeft een buitengewone prestatie geleverd om alle brokstukken opnieuw bij elkaar te rapen en er nog iets van te maken. Dhr Rijploeg heeft er grote waardering voor dat men in staat is deze toch vernederende arbeid – want het werk wordt onder de vingers afgebroken – te verrichten en er nog iets van te maken. Dhr Rijploeg heeft hierbij een aantal vragen die deels niet rechtstreeks te maken hebben met de Begroting op dit moment, maar die de volgende keer terug kunnen komen. De voorzitter onderbreekt dhr Rijploeg en vertelt dat er een brief is rondgegaan met het verzoek om de meer inhoudelijke behandeling van het onderdeel in oktober te doen. Als het daar betrekking op heeft, verzoekt de voorzitter de vragen dan ook in oktober te stellen. Dhr Rijploeg (PvdA) is zich hier van bewust. Hij zal daarom een paar vragen stellen die daarop betrekking hebben. De reistijd die gemiddeld in rekening wordt gebracht bij de mensen. De reistijd en de prijs, daarover zou de commissie eerst meer informatie moeten hebben om een goed oordeel te kunnen vellen. De reistijd zal in een aantal gevallen langer worden. Dhr Rijploeg heeft niets aangetroffen over de Stad in de gemiddelde reistijd van A naar B. De voorzitter interrumpeert en stelt dat dit toch behoorlijk inhoudelijke opmerkingen zijn. Dhr Rijploeg (PvdA) werpt tegen dat het vragen betreft. De voorzitter vraagt of dhr Rijploeg deze vragen zou kunnen bewaren tot de behandeling in oktober. Dhr Rijploeg (PvdA) antwoordt ontkennend, want hij wenst een antwoord op deze vragen te hebben om te kunnen beoordelen wat hij ten aanzien van de Begroting daarover moet vinden. Dhr Rijploeg geeft aan dat hij, mits niet in de rede gevallen, in enkele zinnen klaar zal zijn. Dhr Rijploeg vervolgt zijn betoog. De PvdA-fractie zou graag iets vernemen over hoe de reistijd uitpakt. In Gelderland zijn er criteria voor. Daarnaast wenst de PvdA informatie te krijgen over de prijs. Hoeveel mensen zullen meer moeten gaan betalen omdat ze met een Q-liner moeten gaan reizen? De werkgelegenheid. De provincie is voor het bevorderen van de werkgelegenheid. Er zullen mensen zijn die misschien niet meer op hun werk kunnen komen, bijvoorbeeld doordat een eerste bus vervalt. Hoe zit het daarmee? Dhr Rijploeg heeft hier in de stukken niets over kunnen aantreffen. De werkgelegenheid bij Arriva. Het is een publiek geheim dat de verhoudingen bij Arriva allerberoerdst zijn. Het ziekteverzuim loopt op, buschauffeurs worden gevraagd extra te werken omdat anderen ziek zijn. Het hele klimaat is bedorven. Het zou naar inzicht van dhr Rijploeg goed zijn wanneer daar aandacht aan wordt geschonken. De details komen later.
10
Mw Bulk (SP) interrumpeert en stelt dat dhr Rijploeg de vragen stelt voor de behandeling van de Begroting. Zij vraagt dhr Rijploeg wat de houding is van de PvdA als de reistijden zo negatief uitvallen. Moet er dan volgens de PvdA provinciaal geld bij? Is de PvdA dan ook bereid om deze consequentie te trekken? Dhr Rijploeg (PvdA) antwoordt dat de provincie niet over acht miljoen beschikt. Het zal dus volgens hem zeer lastig worden. Wat wel zou kunnen is dat de provincie op een slimmere manier moet proberen om te investeren in die voorzieningen waarbij het openbaar vervoer de rendabiliteit kan opvoeren. Hierbij is te denken aan het Kolibri-project, misschien ook andere zaken. Hierdoor kunnen bepaalde ritten beter worden uitgevoerd omdat ze sneller ter plekke zijn. Het stationsgebied in Groningen is een goed voorbeeld en daar is provinciaal geld in gestoken. Bussen kunnen er nu sneller wegkomen en dit is ook in de dienstregeling terug te vinden, althans in de verplaatsing van bussen. In het verplaatsen van passagiers heeft dat nog niet tot gevolgen geleid, want dat gaat niet vlugger, integendeel, men moet veel langer wachten. Dhr Musschenga (gedeputeerde) interrumpeert en stelt dat er nu zaken met elkaar worden verbonden die op de langere termijn in de pla nning zitten, terwijl de provincie op kortere termijn voor het probleem zit van de 7,5 miljoen euro, inclusief de aanbestedingswensen. Dat verhoudt zich derhalve niet tot elkaar. Dhr Rijploeg dient dit goed te beseffen. Bovendien is het volgens de gedeputeerde heel duidelijk dat het College niet gaat over de dienstregeling. Dat doet de vervoerder. De vragen ten aanzien van reistijd zijn derhalve daar aan de orde. Dat de provincie voorwerk verricht en heeft verricht is wel juist. Dhr Rijploeg (PvdA) beaamt dit. In de Begroting staat echter feitelijk al een basis voor een dienstregeling. Dhr Rijploeg zou graag zien dat er net als in Gelderland criteria komen – en dit zou hij graag als toezegging willen – waaraan dienstregelingen zouden moeten voldoen. Mw Gräper-Van Koolwijk (D66) acht de criteria die dhr Rijploeg noemt, interessant. Zij vraagt hem echter of dit niet iets is wat de provincie bij de aanbesteding had moeten regelen. Dhr Rijploeg (PvdA) antwoordt dat het probleem besloten ligt in het feit dat het bij een dienstregeling niet alleen gaat om bussen, maar ook om treinen en de aansluiting daartussen. Dat is essentieel aan elkaar verbonden. Dhr Musschenga (gedeputeerde) merkt op dat het in de Begroting staat en dat het allemaal is geregeld. Waar nu sprake van is, is een financiële aanpassing. De rest blijft overeind staan. Het Gelderse model is een CVV-model. Dhr Rijploeg (PvdA) reageert, stellende dat in Gelderland de notitie van eind jaren negentig geldt. Daarin gaat het over de totale reistijd die de gemiddelde OV-reiziger in Gelderland ten opzichte van de autovervoerder onderweg is. Dat soort criteria bedoelt dhr Rijploeg. Het gaat derhalve om mensen die bijvoorbeeld van Oudeschip naar Winschoten willen, naar bepaalde plekken in de Stad of van Ter Apel naar Emmen. Hoe lang zijn die onderweg in verhouding tot andere vormen van vervoer? In Gelderland heeft men dat zo bekeken. Dhr Rijploeg zou graag willen dat zowel trein als bus – en dat zijn twee aanbestedingen geweest… De voorzitter interrumpeert en is van mening dat het nu toch zeer inhoudelijk aan het worden is. Hij verzoekt dhr Rijploeg om daar in oktober op terug te komen. Dhr Rijploeg (PvdA) werpt tegen dat hij werd uitgedaagd door de gedeputeerde. Dhr Köller (PvdA) heeft enkele opmerkingen over de landbouw. In de programmabegroting wordt gesproken over duurzaamheid van de landbouw, versterking van de landbouw en over het feit dat de landbouw een belangrijke positie heeft ingenomen. Daar is iedereen het over eens. De duurzaamheid wordt echter met name gekoppeld aan het gezichtspunt van natuur en milieu. De insteek van dhr
11
Köller bij duurzaamheid bestaat uit drie onderdelen: maatschappelijk-sociaal, economisch en natuur en milieu. Dhr Köller wil er dan ook voor pleiten dat, wanneer er wordt gerept over duurzaamheid van de landbouw, alle drie componenten worden meegenomen en niet slechts één component. Dhr Köller is verheugd over het feit dat de commissieleden sinds een aantal weken in het bezit zijn van een meer uitgebreide rapportage met betrekking tot de plannen ten aanzien van de PMOV. De PvdA-fractie heeft dit aangeslingerd. Het is een goede ontwikkeling dat daar eindelijk initiatieven worden genomen. Er is tamelijk veel ‘ruis’ ontstaan over de biologische landbouw en over de vraag of de provincie dit nog wel zou moeten blijven stimuleren of subsidiëren. In het verhaal staat echter simpelweg ‘omschakeling naar biologische landbouw’. Dhr Köller neemt aan dat de provincie de biologische landbouw dan waarschijnlijk niet zwaar zal subsidiëren, maar dat de biologische landbouw wel wordt geïnitieerd en gestimuleerd. Dit acht de PvdA-fractie een belangrijk punt. Dhr Köller heeft begrepen dat de commissie aan het eind van 2004 een evaluatie zal ontvangen over de biologische landbouw. In de vorige commissievergadering is gesproken over een aantal projecten. Destijds merkte dhr Köller al in de commissie op dat men gerede twijfel had bij een aantal van dat soort projecten en hij vroeg zich toen af of de provincie daarmee door zou moeten gaan. Dhr Köller denkt dat het goed is dat de commissie – al geeft hij toe het verhaal van de SP nog niet onder ogen te hebben gekregen – dergelijke discussies daarbij betrekt. Dhr Dijkstra (PvdA) merkt op dat men zich waarschijnlijk kan voorstellen dat het doel van het collegeprogramma - het vergroten van de sociale samenhang en het wegwerken van sociaal-economische achterstanden - tegen de achtergrond van de kabinetsplannen welhaast een bovennatuurlijke opgave lijkt te worden. Voor dhr Dijkstra was de troonrede dan ook geen piek maar het ultieme dieptepunt in de Delta. Het hernieuwde vertrouwen en het nieuwe perspectief waar allerlei ochtendbladen hedenochtend mee kopten is er naar opvatting van dhr Dijkstra dan ook niet gelegen in de plannen van het kabinet. Wat niet is, kan natuurlijk nog komen. Er zijn aardige tegenbegrotingen opgesteld. Alle tegenbegrotingen lezende, stelt dhr Dijkstra in de richting van gedeputeerde Bleker, blijkt dat als het gaat om punten als financieringstekort, werkgelegenheidseffecten en dergelijke , ze allemaal beter uitpakken dan de plannen van het kabinet. Ook een aantal regeringspartijen had moeite met enkele onderdelen. Los van datgene wat er tijdens de Algemene Beschouwingen al is gezegd over het regionaal beleid na 2008 heeft dhr Dijkstra nog enkele kleinere punten. Het speerpuntenbeleid en de keuze van de speerpuntsectoren. Ook de PvdA-fractie wenst een iets scherpere en betere onderbouwing van die keuzes, alhoewel het natuurlijk terecht is dat een aantal sectoren, met name de sector scheepsbouw – de maakindustrie in optima forma in de Groningse regio –, benoemd is als speerpuntsector. Zo nu en dan leest dhr Dijkstra uitspraken van bestuurders over de maakindustrie in Groningen die min of meer wordt opgegeven. De PvdA betreurt het zeer dat bestuurders dergelijke signalen afgeven, want in de optiek van de PvdA heeft de provincie die industriële werkgelegenheid en dat type sectoren juist hard nodig en dient men er voor te blijven knokken. Dat is namelijk ook een deel van de bestaande bedrijvigheid in de provincie. Het gaat daarbij over de scheepsbouw, de basismetaal, maar ook de kleinmetaal, et cetera. Er wordt overigens gesproken over een extra impuls aan de speerpuntensectoren. De vraag is dan natuurlijk voor welk aangrijpingspunt er dan wordt gekozen. Bij het geven van een impuls dienen immers aangrijpingspunten voor ogen te staan. Innovatie. Dhr Dijkstra denkt dat de keuze voor het MKB voor een clusterproject de instemming van de PvdA-fractie verdient. Het komt volgens hem ook tegemoet aan de wens van D66 om meer aandacht te besteden aan het MKB. Dat daarin de relatie wordt gelegd met het hoger onderwijs lijkt de PvdA ook een uitstekende zaak. Het arbeidsmarktbeleid. Dit is een groot zorgpunt met betrekking tot de effecten die het kabinetsbeleid zal hebben en heeft voor kwetsbare groepen in de Groningse samenleving. Hierbij kan worden gedacht aan de laaggeschoolden, langdurig werkzoekenden, de ouderen die nog steeds in een vrij uitzichtloze situatie verkeren als het gaat om hun positie op de arbeidsmarkt. Ook de werkgelegenheidscijfers van een aantal gemeenten in Oost-Groningen geven aan dat er eigenlijk op dit moment nog niet sprake is van een verbetering. In dat kader noemt het College een aantal thema’s, bijvoorbeeld het thema Wet Werk en Bijstand. De PvdA-fractie is ook in dat kader benieuwd naar de uitwerking. Met elkaar is afgesproken dat de ontwikkelingen ten aanzien van die groepen,
12
ID/WiW’ers, nauwkeurig gemonitord zouden blijven, alsmede geldt dat voor de effecten van de wetgeving. De PvdA-fractie is benieuwd of dit ook zal blijven gebeuren. Het thema Jeugdwerkloosheid kan de PvdA-fractie niet terugvinden in de Begroting. Bij de Voorjaarsnota heeft de PvdA hier aandacht voor gevraagd. Toen heeft de PvdA de Taskforce nog in herinnering gebracht en gesteld dat hier ook een regionale actiebijeenkomst in samenwerking met de Taskforce georganiseerd zou moeten worden om enkele impulsen te creëren als het gaat om het creëren van instapbanen. De PvdA heeft gewezen op de problematiek rondom stages. Eigenlijk is het hele thema niet terug te vinden in de beschrijving. Voor de PvdA is het een op zichzelf staande problematiek die ook een op zichzelf staand thema zou moeten zijn. Het thema Leven lang leren en werken. De PvdA is buitengewoon benieuwd naar de uitwerking en ook de pilot-scholing. De problematiek van de laaggeschoolden ligt vooral in dit thema besloten. Vanochtend is dit ook al besproken in samenhang met de glastuinbouw. Bij die categorie is sprake van een vrij kwetsbare positie, ook kijkend naar verdringing op de arbeidsmarkt en wellicht de concurrentie met werknemers vanuit andere EU-landen. Mw Gräper noemde vanochtend reeds de Poolse werknemers. Ook in dat opzicht ligt er een noodzaak om vooral te kijken hoe men die doelgroep onder dit thema verder zou kunnen upgraden. Recreatie en toerisme. Ten aanzien van dit onderwerp sluit de PvdA zich volledig aan bij datgene wat dhr Out hierover te berde bracht, met name ten aanzien van de prestatie -indicatoren. Er zou andermaal kritisch naar gekeken dienen te worden. Collega Nijboer heeft hier ook al voorbeelden voor gegeven. Op dat punt vraagt de PvdA aandacht. Het moet anders en het moet beter. Dhr Zanen (PvhN) snijdt eerst het instrument aan waarmee het College de sectorstructuur in Groningen wil versterken, te weten de Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij. Dhr Zanen heeft verhalen gelezen over een evaluatie van alle regionale ontwikkelingsmaatschappijen, ook van de NOM, waarin is gekeken naar het functioneren, de structuur, et cetera. Daarin vie l dhr Zanen vooral op dat er een soort aanbeveling in staat dat de politieke betrokkenheid in de sfeer van de Raad van Commissarissen zou moeten worden afgebouwd. Het zou praktisch betekenen dat de gedeputeerde Economische Zaken uit het instrument zou moeten treden. Dhr Zanen maakt gewag van het feit dat hij een tijd in die kring heeft verkeerd en derhalve goed heeft kunnen bestuderen hoe gedeputeerden in dat verband opereren. Hij zou het buitengewoon betreuren wanneer die positie verloren zou gaan. Dhr Zanen vraagt het College derhalve hoe het met die nota zit en wat er in noordelijk verband mee wordt gedaan. Arbeidsmarktprojecten. Een concrete, maar zeer schrijnende concrete kwestie. Indertijd is een Vrouwenvakschool opgericht in Assen. Dit was een noordelijk gebeuren. In den lande zijn er toen ongeveer vijf opgericht. Die andere scholen kwamen enigszins in de problemen ten aanzien van het aantal cursussen dat men kon geven, enzovoorts. Ook was het misschien qua bedrijfsvoering misschien niet honderd procent. In elk geval zijn ze behoorlijk in liquiditeitsproblemen gekomen. Op een bepaald moment dreigde een faillissement. Assen werd daar in meegetrokken. Aanvankelijk waren ze een onafhankelijke stichting, maar ze zijn later om de zaak te redden in het grote geheel opgegaan. Toen is er door het ministerie van Sociale Zaken – en wellicht heeft ook het SNN hierbij een rol gespeeld – tegen een geïnteresseerde marktpartij die de zaak wel wilde overnemen gezegd dat deze marktpartij 900.000 euro zou krijgen als ze ervoor zou zorgen dat zo weinig mogelijk mensen die daar aanvankelijk werkten, zouden worden ontslagen en als op de vergelijkbare wijze wordt gewerkt als in het verleden. Dat werd toegezegd. Onlangs heeft het ministerie dat bedrag ook aan de particulier uitbetaald. Wat is er echter in dat jaar gebeurd? Alle mensen die er hebben gewerkt, zijn allemaal weg en ontslagen. De hele formule is in het ene jaar opgerold, maar ze voldoen aan de formele criteria van het project, namelijk dat ze hun best zouden doen, niemand zouden ontslaan en dat ze de formule zouden uitbouwen. Helaas was er geen belangstelling meer voor. Kortom: uiterst negatief. En dat wordt beloond met 900.000 euro! Dhr Zanen vraagt het College wat over deze zaak bekend is. Hij vindt het een ten hemelschreiende zaak. Als dat arbeidsmarktprojecten zijn waar de provincie zich mee bezighoudt, dan zit de provincie niet op de goede weg. De zes speerpuntensectoren. Dhr Zanen zou cultuur graag als zevende speerpuntensector zien. Hierover is in meerdere situaties gesproken. Het is een belangrijk punt. Wanneer men spreekt over MKB, heeft men het feitelijk over metaalbedrijfjes en scheepsbouw. De provincie is derhalve met deze sectoren bezig, en dat moet ook. Dhr Zanen is het
13
eens met de opmerking van de PvdA dat de wijze waarop, ook toen de statenleden vorige week in Den Haag waren, over maakindustrie werd gesproken als iets uit de oude doos, in deze tijd volstrekt misplaatst is. Het zou de ondergang betekenen wanneer men volledig in die filosofie zou meegaan. Bereikbaar Groningen. Dhr Zanen informeert naar de discussie over de aanbesteding van de lijn Groningen-Leer. Vanochtend is er iets gezegd over de andere aanbesteding. De provincie heeft natuurlijk belang bij een goede treinverbinding naar het oosten. De bezuinigingen op het openbaar vervoer. Deze hebben een omvang van 7,5 miljoen euro. Daar is een plan voor ontwikkeld door het OV-bureau. “Interessante start”, heeft de gedeputeerde elders gezegd. Dhr Zanen vraagt hoe ver het staat met het bureau. Is het al een enigszins geïntegreerd geheel of een samenwerking van enkele ambtenaren vanuit verschillende achtergronden? De vraag is of de Staten bereid zijn om eventueel provinciaal geld in te zetten voor het opvangen van de negatieve effecten van de bezuinigingen. Met het Programma van Eisen in het kader van de aanbesteding heeft de provincie feitelijk naar de bevolking toe gezegd dat het College voor een periode van drieënhalf jaar wil dat het openbaar vervoer aanwezig is en dat mensen zich met het openbaar vervoer kunnen verplaatsen. Wanneer het niet op manier A kan, dan op manier B. Dat was de intentie. Men zou kunnen zeggen dat het College een soort verplichting is aangegaan ten aanzien van dienstverlening, ook aan de burgers op dit vlak, wat nu onderuit gehaald dreigt te worden door de ingreep van het Rijk. Misschien dienen de Staten om die redenen te zeggen bereid te zijn om daar provinciaal geld bij te leggen om knelpunten, als deze zich echt gaan voordoen – en dhr Zanen heeft bijvoorbeeld al een email van iemand in Bedum die in alle staten is –, op te vangen. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) merkt op dat hij zich ten aanzien van Ondernemend Groningen in de eerste plaats wil aansluiten bij dhr Out als het gaat om de criteria, doelstellingen en effecten zoals deze in de Begroting staan vermeld. Er is sprake van een proces. Dit onderdeel blinkt niet uit in helderheid. Met een dergelijk verhaal kunnen de Staten het College nergens op afrekenen, want het is ofwel heel vaag, ofwel heel algemeen. Dhr Van der Ploeg is de mening toegedaan dat het College het komende jaar een slag zou moeten maken. Ten aanzien van het koersverhaal en de Begroting kan dhr Van der Ploeg zich ook vinden in de opmerking van mw Gräper dat die link er in feite nauwelijks is. Er wordt een mooi verhaal neergelegd, waarvan dhr Van der Ploeg zich afvraagt wat het nu eigenlijk voor nieuws bevat. Vervolgens zijn in de Begroting niet de prioriteiten te lezen waarvan dhr Van der Ploeg weet dat ze prioriteit zijn, bijvoorbeeld ESF, het zoveel mogelijk genereren van fondsen en projecten. Als het om arbeidsmarkt gaat, is het met name op dit punt dat de GroenLinks-fractie de mogelijkheid zou willen hebben om het College op succes dan wel falen af te rekenen. GroenLinks hoopt overigens op succes. Ten aanzien van de speerpunten zoals neergelegd in het koersverhaal. Dhr Van der Ploeg loopt al wat langer mee in het economisch beleid van het Noorden, maar dit zijn de sectoren die de provincie al zo’n twintig jaar ondersteunt, los van ICT, al heeft de provincie dit een aantal jaren geleden ook al omarmd. Dhr Van der Ploeg ontwaart kortom weinig nieuws onder de zon, terwijl het misschien juist wel tijd is om, ook met name richting het bedrijfsleven en de nieuwe ontwikkelingen die er zijn, naar de innovatieve gang van zaken te kijken. Dit wil niet zeggen dat de provincie de oude maakindustrie zou moeten laten vallen, integendeel. Wanneer het streven is om werkgelegenheid te ontwikkelen en men meer werkgelegenheid wenst dan slechts behoud daarvan, dan zal de provincie met name naar de groeisectoren moeten kijken. Wanneer naar de laatste jaren wordt gekeken is dat de zakelijke dienstverlening en de welzijn- en zorgsector. Daar liggen de groeicijfers. Dhr Van der Ploeg acht het ‘leuk’ dat iedereen in het economische veld – EZ is daar erg sterk in – een idee heeft wat ‘stuwend’ is, maar uit de praktijk van alledag, waar Groningers iets aan hebben, blijkt, als het om werk gaat, een iets ander verhaal. Dit mist dhr Van der Ploeg in de Begroting. Ten aanzien van de speerpunten zou dhr Van der Ploeg graag de discussie met het College willen aangaan, want de notitie die is toegezegd mist GroenLinks op dit punt node. Tijdens de Algemene Beschouwingen heeft de fractievoorzitter van GroenLinks het gehad over Seaports, de haven, en de wens van de fractie van GroenLinks om, als het gaat om grote infrastructurele projecten en investeringen, voorafgaand aan besluitvorming hierover een publiek debat te voeren. In tweede termijn is GroenLinks niet in de gelegenheid geweest om hierop door te gaan, maar dhr Van der Ploeg zou van het College, maar met name ook van andere fracties, over dit punt gaarne een standpunt vernemen. Dhr Van der Ploeg oppert dit als fractie van GroenLinks, maar ook
14
als vertegenwoordiger van de Staten in het AB van Seaports zou hij het op prijs stellen om daar iets meer voeding in te krijgen. Voordat grote investeringen worden gedaan, zou het op zijn plaats zijn om openbaar in de Staten, in deze commissie, een publiek debat te houden. Het CDA heeft in de Algemene Beschouwingen een element ingebracht over de Eemsmondregio en de logistieke onderzoeken ernaar, de fysische ontwikkeling, et cetera. Dhr Van der Ploeg vond de gedeputeerde enigszins kort door de bocht als het erom gaat om dit wel of niet op te pakken. Wellicht is het in dit stadium vooral zaak om tot uitwisseling van informatie te komen voordat men tot een visie komt. Op termijn dient wel worden getracht om samen met de Duitsers een dergelijke visie te ontwikkelen. Bedrijventerreinen. In de Begroting staan twee revitaliseringsprojecten als taakstelling, en drie nieuwe terreinen. Ze staan niet als zodanig concreet benoemd. Waarom niet en welke terreinen zijn het? Waarom richt men zich op nieuwe terreinen, wetende dat er een beleidswijziging aankomt, met name ten aanzien van het hele financieringsverhaal? Is dit de komende jaren nog wel houdbaar? Er wordt gesproken over het inzetten op clusterprojecten en vernieuwing, innovatie, et cetera. Dhr Van der Ploeg geeft te kennen hier al sinds jaar en dag een groot voorstander van te zijn. Hij vraagt zich af of dit nu een kwestie van input van het SNN, de NOM of de provincie sec is. Op het hele EZ-terrein vindt dhr Van der Ploeg het sowieso lastig om vast te stellen wat nog de rol van de provincie zelf is. Als het andere partijen zijn die hierin het voortouw nemen, hoe kan de provincie hier dan in sturen? Dhr Van der Ploeg verzoekt om een toelichting van het College, ook al omdat daar ten aanzien van clusters en vernieuwing ook al sinds jaar en dag initiatieven worden ontplooid. Recreatie en toerisme. Vorig jaar kwam ineens de term ‘toeristische ontwikkelingsregio’ tevoorschijn, maar nu leest dhr Van der Ploeg hier helemaal niets meer over. Hij wil daarom vragen hoe het daarmee staat. De landbouw. Over de biologische landbouw is tijdens de Algemene Beschouwingen een korte discussie geweest met het College. Dhr Bleker neemt daarin een standpunt in dat het aantal boeren dat zich daarmee bezig houdt vijftig was en nog steeds vijftig is en dat het kortom niets is opgeschoven. Dit is heel kort door de bocht. Dhr Bleker (gedeputeerde) interrumpeert en gewaagt van het feit dat bijna niet meer van een ‘bocht’ kan worden gesproken. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) merkt op dat er ook nog omschakelingsbedrijven zijn die nog niet biologisch zijn. Vast te stellen is voorts dat het aantal landbouwers afneemt, derhalve neemt biologische landbouw relatief toe, zo zou men kunnen stellen. Er is veel aan af te doen, maar uiteindelijk is het zo dat de provincie een aantal doelstellingen heeft gesteld en dat de fracties daar, ook in de vorige periode, een aanzet voor hebben gegeven. Met elkaar zijn de fracties los van het College in overleg gegaan. Dit is aanzet geweest tot dit programma. Er zijn andere overheden die er sterk op inzetten. Er dient cofinanciering aan te worden toegevoegd. Met enig vertrouwen gaat dhr Van der Ploeg derhalve de evaluatiediscussie aan. Als het gaat om de effectiviteit van het beleid kan men de fractie van GroenLinks altijd aanspreken, want ook daar is zij in geïnteresseerd. GroenLinks ziet ook graag andere methodes ingezet om van vijftig tot 55 en zestig te komen. Ten aanzien van de landbouw in bredere zin mist dhr Van der Ploeg als inzet en ook als prioriteit, de agrobusiness, met name de ketenproblematiek als manier van werken. Er is natuurlijk een aantal projecten dat als voorbeeld zou kunnen dienen: er is Bio Valley, er is een moutfabriek. Dit zijn projecten waar landbouwers zeer concreet veel profijt van hebben. Dhr Van der Ploeg mist dit als rode draad, als potentierijke kans om beleid op te voeren. De PMOV. Dhr Van der Ploeg heeft de betreffende brief gelezen. Het verbaasde hem dat er cofinancieringsmiddelen werden ingezet voor andere provinciale middelen. Het is dus grotendeels provinciaal gefinancierd. Wellicht dat het College daar een verklaring voor heeft, anders zou GroenLinks het moeten agenderen, iets wat dhr Van der Ploeg een enigszins zwaar middel acht. Er is in de Begroting ergens een reservering voor havengebonden investeringen van 2,5 miljoen euro. Deze bestaat al jaren. Dhr Van der Ploeg vraagt zich af of het niet tijd wordt om deze over te hevelen naar de Kompas-middelen, want sinds de tijd dat dit bedrag wordt gereserveerd zijn er Kompas-middelen en een fonds om aan cofinanciering voor goede projecten te doen, uitgaande van het feit dat, als er goede projecten zijn, de provincie deze daar sowieso mee gaat financieren.
15
Dhr Moll (GroenLinks) wenst alleen het openbaar vervoer aan te snijden. Na het afgelopen statendebat is ook gesteld dat vandaag in elk geval de vraag beantwoord moest worden of de Begroting fundamenteel zou moeten worden gewijzigd als gevolg van de bezuinigingsronde die is ingezet door het College, waar GroenLinks toen een mening over heeft gekregen. Voordat dhr Moll antwoord op die vraag geeft, zal dhr Moll eerst de redenering van GroenLinks geven. Toen het bezuinigingsverhaal aan de orde kwam – en dhr Moll heeft er uiteraard ook zelf naar gekeken – was de eerste vraag die dhr Moll zichzelf stelde of dit verhaal nog in de beleidsvisie openbaar vervoer past. Er is een nota Openbaar Vervoer in beweging. Past dit bezuinigingsverhaal daar nog in? Wanneer dit niet het geval zou zijn, zou het hoog tijd zijn voor een zeer principiële statendiscussie over de vraag wat de visie van de provincie op het openbaar vervoer is. Dhr Moll heeft de vraag natuurlijk niet helemaal kunnen beantwoorden, maar hij wenst deze vraag in elk geval ook aan het College stellen. De tweede fundamentele vraag van dhr Moll is de volgende. Er is een langetermijnvisie waar Kolibri, enzovoorts, een rol in speelt. Past de beweging die nu is ingezet in de langetermijnvisie? Het is natuurlijk zeer vervelend wanneer de provincie de mensen het openbaar vervoer uit zou jagen die ze later weer zou willen binnenhalen. De praktijk is vaak dat als iemand de bus heeft verlaten, hij zelden meer terugkeert. Zo iemand zoekt en vindt alternatieven. De alternatieven zijn niet weg als de bus terugkomt. De korte en de lange termijn dienen met elkaar te worden verbonden. Om beide vragen te beantwoorden zouden de Staten – net zoals in Friesland heeft plaatsgevonden – een iets bredere discussie over openbaar vervoer moeten voeren voordat deze bezuinigingen geïmplementeerd zouden kunnen worden. Dat zou in de ogen van dhr Moll de koninklijke weg zijn. Het zou bijvoorbeeld kunnen betekenen dat de Staten de bezuinigingen misschien een half jaar uitstellen. Dan is er wel tijd, want deze ontbreekt momenteel. De wensen moeten als het ware morgen worden ingeleverd. Het is een verhaal waar nog al wat consequenties aan vastzitten. De vraag van dhr Moll aan het College is – ten principale – hoeveel een half jaar uitstel zou kosten wanneer de Staten tijd willen nemen voor een fundamentele discussie, iets wat in de ogen van dhr Moll nodig is. Is dat 3,75 miljoen euro, kortom een simpel antwoord, of ligt dat complexer? Dit gegeven zouden de fracties natuurlijk kunnen meenemen naar de begrotingsbehandeling. Dhr Moll wil hier overigens niet direct voor pleiten, maar hij wil het wel weten, want hij maakt zich ook zorgen over het openbaar vervoer en vindt dat met dit verhaal de bodem in zicht komt. Er zijn naar inzicht van dhr Moll nog enkele andere elementen die in die discussie een rol moeten gaan spelen. Welk niveau van voorzieningen willen de Staten nog garanderen voor de mensen? Dit hoort bij de visie. Welke vervoermiddelen wenst de provincie hiervoor te gebruiken en welke aandelen van de mobiliteit? Q-liners, CVV en alles wat er tussen zit? Hoeveel middelen wil de provincie eventueel op lange termijn inzetten? Dat hoort bij de fundamentele discussie. Vandaag zou dhr Moll antwoord willen hebben van de gedeputeerde op twee vragen. Allereerst zou dhr Moll willen vernemen hoeveel geld het zou kosten als de bezuinigingen een half jaar zouden worden uitgesteld om die discussie op te zetten. Vervolgens vraagt dhr Moll of de gedeputeerde sowieso bereid is om in samenspraak met de commissie die discussie te voeren, los van het feit of de Staten zouden besluiten om de bezuinigingen uit te stellen, want ook als dit kan worden ingevoerd en de Staten er na een half jaar achter komen dat het enigszins anders moet, is er een fundamentele discussie nodig. Er moet nu niet ‘hapsnap’ worden gekozen voor het laten zitten van een bepaald deel van het bezuinigingspakket en andere delen niet. Wanneer het bezuinigings pakket per 1 januari toch wordt ingevoerd, lijkt het de fractie van GroenLinks wenselijk dat de discussie wordt gevoerd en dat in de discussie de mogelijkheid aanwezig moet zijn om een aantal zaken eventueel ook na inspectie van de effecten terug te draaien en anders in te richten, als de fundamentele discussie daar natuurlijk aanleiding voor geeft. Dhr Musschenga (gedeputeerde) interrumpeert en geeft aan dat het College een brief heeft rondgestuurd waarin wordt aangekondigd dat er in oktober inhoudelijk over wordt gesproken. De gedeputeerde zou dergelijke vraagstellingen zoveel mogelijk in die discussie willen betrekken. Er is veel onderzocht en veel bekend. Wat de gedeputeerde betreft vindt die discussie zo snel mogelijk plaats. Dat is geen antwoord op de vraag naar uitstel, die dhr Moll stelt. Dhr Moll (GroenLinks) is van mening dat de discussie over verkeer de uitgangspunten die zijn gekozen, volgt. Als de Staten zouden aangeven dat er minder CVV en andere zaken zouden moeten
16
komen, dient er misschien toch een nieuwe berekening te worden gemaakt. Bovendien zal men dan de effecten van enkele zaken willen weten. In dat geval zouden de verschillende optieken samenlopen, als dat in elk geval een eerste aanzet is van een dergelijke discussie. Dhr Moll doet echter de voorspelling dat het een eerste aanzet is, omdat voor een echte nieuwe visie op openbaar vervoer, gedragen door de Staten, meer moet worden gedaan, zeker als er ook een prijskaartje aan vast zou zitten. De voorzitter vraagt de gedeputeerde of hij hier straks op wil ingaan, zodat de commissie hier in oktober verder inhoudelijk op door kan gaan. Dhr Musschenga (gedeputeerde) wenst dat er zoveel mogelijk op tafel wordt gelegd. Dat zal een eerste impressie geven. Draagvlak in de Staten kan op zich natuurlijk zeer snel, maar het kan ook zeer lang duren. Dit ligt uiteraard aan de discussie. Dhr Moll (GroenLinks) merkt op dat natuurlijk wel gediscussieerd moet worden op basis van gegevens. Hij geeft te kennen sterk te hechten aan gegevens. Dhr Dijkstra (PvdA) stelt dat hij enigszins werd uitgedaagd door de opmerking van dhr Van der Ploeg over de maakindustrie. Het feit dat de PvdA-fractie juist kiest voor de meer traditionele industriële sectoren in de provincie heeft ook te maken met het feit dat de PvdA ook ziet dat een groot deel van de zakelijke dienstverlening sterk afhangt van hoe het in de industriële sectoren gaat in de provincie. Wanneer er derhalve wordt gesproken over de zakelijke dienstverlening en de groei daarin, wanneer er wordt gesproken over de groei in het MKB, dienen de statenleden zich naar opvatting van dhr Dijkstra wel te realiseren dat die groei grotendeels samenhangt met de vitaliteit van de industriële sectoren. Er wordt snel gesproken over het MKB als motor. De zakelijke dienstverlening groeit, maar voor een groot deel heeft deze groei te maken met het industriebeleid. De voorzitter geeft voor de beantwoording van de vragen allereerst het woord aan dhr Bleker. Dhr Bleker (gedeputeerde) stelt dat de vraag van dhr Out met nee moet worden beantwoord. ‘Groene diensten’ hebben geen relatie met recreatieontwikkeling. De vraag van dhr Köller dat duurzaamheid breder zou moeten zijn dan één component dient bevestigend te worden beantwoord. Evaluatie finale discussie over de biologische landbouw. Inderdaad, als de brede evaluatie beschikbaar is. De vraag van dhr Van der Ploeg of het College de evaluatie met vertrouwen tegemoet ziet, beantwoordt de gedeputeerde instemmend. Agrobusiness is een van de speerpuntensectoren, te vinden op bladzijde 14. College Gerritsen zal daar ongetwijfeld meer over zeggen. PMOV. Het lijkt de gedeputeerde goed dat de brief waarin het College een subsidiebeschikking formuleert naar de commissie gaat, opdat dan door de commissie kan worden beoordeeld hoe de stapeling van financiering en cofinanciering in elkaar zit en deze desgewenst kan worden besproken. Dhr Musschenga (gedeputeerde) gaat in op de vraag naar de aanbesteding van de spoorlijn Groningen-Leer. Deze lijn zit in het bestek dat het College nu aan het opstellen is ten aanzien van de andere zes lijnen. Groningen is daar leading in. De Duitsers hebben het met het College besproken. Het is een apart contract dat er wel in is opgenomen. De N33. De gedeputeerde zou ook van de minister wille n weten wanneer de verdubbeling van de N33 eindelijk doorgaat. Het is rijksinfrastructuur, derhalve is de provincie afhankelijk van het Rijk. Men is nog steeds niet bereid om de N33 op te nemen in het MIT. Het zal opnieuw onderdeel uitmaken van de nieuwe MIT-discussie, waarschijnlijk na 2014. De periode 2010-2014 zit namelijk ook al vol, zo heeft de gedeputeerde begrepen. Er is nu een nieuwe rapportage in het kader van de stuurgroep Veenkoloniën gemaakt. Het College heeft deze kans weer aangegrepen. Tussentijds worden verkeersveiligheidsmaatregelen getroffen van ongeveer 900.000 euro. De verdubbeling zit nu in de discussie met het ministerie om deze zo mogelijk gefaseerd voor elkaar te krijgen. Fasering is, wat de gedeputeerde betreft, als eerste aan bod vanaf de rotonde Gieten tot de A7 en niet vanaf Assen. Het
17
traject ten zuiden van Assen zit in de Regiovisie. Het is niet zo dat het College ten aanzien van de kwestie niets doet. Het College is echter afhankelijk van het Rijk. Hetzelfde geldt voor de zuidelijke ringweg, de benuttingsvariant. Dhr Out (VVD) interrumpeert en geeft aan dat hij niet heeft beweerd dat de gedeputeerde niets deed. Hij heeft echter geconstateerd dat er veel wordt gepraat, hetgeen hem de vraag deed stellen wat er nu concreet wordt gedaan. De gedeputeerde gaf zelf ook aan dat het nog in het MIT moet, op zijn vroegst in 2014. De gedeputeerde noemt voorts een aantal zaken die hij naar voren wenst te trekken en prioriteit hebben. Dhr Out vraagt echter wanneer de gedeputeerde nu concreet verwacht dat er iets gebeurt. Of dient de provincie tot 2014 te blijven wachten en praten? Dhr Musschenga (gedeputeerde) antwoordt dat op het moment dat het Rijk bereid is om het in het MIT op te nemen, zodat het College weet wanneer de provincie kan rekenen op rijksgelden, ook kan worden gepraat over eventuele voorfinancieringen en over welke jaren en welke gelden het gaat. Zover is het College nog niet. Wel geeft de gedeputeerde aan het ongeduld te kunnen begrijpen, want hij vermoedt zelf nog ongeduldiger te zijn dan dhr Out. Het is betreurenswaardig. De gedeputeerde had een en ander reeds voor elkaar willen hebben. Het staat in de top drie van onveilige wegen in Nederland. Het is belachelijk dat het Rijk er niet meer aandacht voor heeft. Men heeft in de rijksbegroting echter ook kunnen zien waar al het geld naar toe gaat. De provincie moet er wel over blijven praten, want het Rijk doet het niet. Voor de benuttingsvariant zuidelijke ringweg geldt hetzelfde. De gedeputeerde is met het gemeentebestuur nu zo ver dat voortgang betracht kan worden – want dit was uiteraard ook een punt, zij wilden nog steeds de Zuidtangent en alle problematiek die daarmee samenhangt, terwijl de provincie dit niet wilde. Dit gaat nu ook verder via Rijkswaterstaat naar het ministerie om de gesprekken te voeren. Ook dat blijft echter een zeer lastig item om het er door te krijgen, omdat de provincie ten aanzien van de verkeersbewegingen onvoldoende scoort ten opzichte van het westen. Daarom gaat het geld ergens anders naar toe. Wanneer men dan niet blijft praten, dan krijgt men sowieso niets. Dhr Roggema (ChristenUnie) concludeert dat er al wordt gesproken over 2014 en later. Dhr Musschenga (gedeputeerde) merkt op dat in de brief van 1997 van het kabinet is aangegeven dat in er in 2007 gesproken zou moeten worden over eventueel de Zuidtangent ten opzichte van het Kolibri-verhaal. Dat is opgeschort naar 2009, omdat de eerste fase Langman ook enigszins is verlaat. De gedeputeerde heeft ook altijd in de Staten aangegeven dat dit er waarschijnlijk uitkomt. Daarin wordt zichtbaar wat er gaat gebeuren. Het College tracht aan de voorkant van het verhaal de minister te bewegen er eerder uitspraken over te doen, omdat als men spreekt over de Zuidtangent het gaat om middelen die een miljard euro overstijgen. Het gaat in de richting van 1,3 miljard euro. De benuttingsvariant betreft een bedrag van 450 miljoen euro. In vergelijking daarmee heeft de provincie een onderhandelingspositie. Soms dient men even slim te zijn, aldus de gedeputeerde. Mw Gräper-Van Koolwijk (D66) interrumpeert en wenst een verhelderende vraag te stellen. Zij vraagt of zij het goed begrijpt dat het nu zo is dat alle regionale en lokale partijen feitelijk aangeven dat zij de benuttingsvariant van de zuidelijke ringweg verkiezen boven de Zuidtangent, ook in de discussie naar Rijkswaterstaat. Dhr Musschenga (gedeputeerde) antwoordt dat dit een iets te voorbarige conclusie is. Het stuk moet nog in het College van het gemeentebestuur worden ingebracht. De wethouder is daartoe inmid dels bereid. Stap voor stap is dit traject af te leggen. De gedeputeerde bekent af en toe wat zweet in de handen te hebben wanneer hij zich de vraag stelt of de provincie dit nog zal redden. Het College gaat echter door. Het transferium. Waarom eerst Haren en dan Hoogkerk? Dit heeft alles met plannen te maken en met geld wat er niet is. Het heeft ook alles te maken met dat aspect, waarbij ook het gemeentebestuur van Groningen voor het probleem komt te staan of er voldoende financiële middelen vrij te maken zijn. De
18
provincie is derhalve niet de enige partij die hier een rol speelt. Het is daar nu aan de orde, terwijl er de afgelopen tijd ook weer enkele ‘doorbraakjes’ zijn gepleegd. Mw Gräper-Van Koolwijk (D66) stelt vast dat de gedeputeerde aangeeft dat de drempels bij de Stad liggen. Er worden nu ‘doorbraakjes’ gepleegd. In hoeverre is het dan reëel om te verwachten dat in 2005 met de uitvoering van het transferium Hoogkerk kan worden begonnen? Als het niet zo is, waarom staat het dan wel zo concreet in de Begroting? Dhr Musschenga (gedeputeerde) legt uit dat dit zo is omdat de gedeputeerde vindt dat het absoluut in 2005 moet worden uitgevoerd, los van de discussie over de buslijn over de Peizerweg. Het feit dat deze bus nu eerdaags rijdt en men derhalve ergens uit moet stappen op een fatsoenlijke plaats, betekent dat er vaart achter gezet moet worden. Men kan niet van dit bestuur verwachten dat er een ander jaartal in de Begroting wordt neergezet, terwijl het College van mening is dat het eigenlijk nu al had moeten gebeuren. Druk op de ketel. Als het niet lukt, zal de gedeputeerde naar de Staten terugkeren en aangeven waarom het niet is gelukt. Ten aanzien van de verkeersveiligheid is het College bezig om een notitie te maken in het kader van het wegbeeld. Er is een ANWB-onderzoek geweest – een van de commissieleden heeft er zelfs aan meegedaan – en het College is nu bezig om te kijken wat er allemaal op de weg staat, wat er eventueel weg zou kunnen of anders zou kunnen om eenduidigheid te creëren, zodat op grond daarvan in elk geval de verkeersveiligheid wordt bevorderd. Iedereen weet dat de gebruikers van de weg doen wat hen goeddunkt. Niet iedereen doet dit gelukkig. Er zitten er echter een aantal bij waarmee het kwaad kersen eten is. In elk geval dient het College ervoor te zorgen dat de eenduidigheid er komt, zodat het College niets te verwijten is. In het kader van de landelijke nota Mobiliteit die binnenkort zal verschijnen heeft de provincie een taakstelling. Die taakstelling dient de provincie te hale n. Dit betekent terugdringing van doden en gewonden. Openbaar vervoer. Dit komt, zo is afgesproken, de volgende keer in beeld. De gedeputeerde probeert het de volgende keer ook met de deskundigen vanuit het OV-bureau in de commissie te doen, wanneer dit de instemming van de commissie heeft. Het gaat immers niet om de gedeputeerde, maar om de antwoorden en om de inzet. Het dient zo compleet als op dat moment mogelijk te worden gedaan. Dat betekent dat men er dan waarschijnlijk nog niet helemaal uit is, maar het is dan wel mogelijk om flink wat vooruitgang te boeken. Het is namelijk bekend op grond waarvan de provincie nu voorstellen heeft gedaan aan de vervoerder. Dat is een input die heel erg belangrijk is. Het betekent dat het College op dit moment de mening is toegedaan dat de uitgangspunten die ooit zijn geformuleerd nog steeds houdbaar zijn en dat op grond daarvan die discussie niet opnieuw hoeft te worden gevoerd. Het wordt natuurlijk wel magerder. In het plan dat de provincie aan de vervoerder heeft voorgelegd, heeft de provincie zelf voorwerk gedaan omdat het College van mening is dat de vervoerder de dienstregeling niet zomaar mag maken, want dit zou bijvoorbeeld een kaalslag op het platteland tot gevolg kunnen hebben. De gedeputeerde is verheugd over het feit dat de commissie er goed naar heeft gekeken en heeft geconstateerd dat er goede elementen in zitten. Deze elementen moeten wel worden geplaatst in het kader van trein, bus, CVV en datgene wat in de stukken staat. Dat is dan het netwerk ten aanzie n waarvan gediscussieerd moet worden over de vraag of er voldoende van overblijft. In dat kader dient op een gegeven moment te worden gekeken waar zich knelpunten bevinden, om dat wellicht financieel eventueel bij te plussen. Het is zeer sympathiek dat de commissie aangeeft dat het gat dat er nu ontstaat, zal worden aangevuld. Dat is prachtig, maar de gedeputeerde denkt niet dat dit de goede manier is op dit moment. Het gaat om te veel geld. Zelfs wanneer het College de bezuinigingen een half jaar zou uitstellen – iets wat voor de GroenLinks-fractie een belangrijke vraag is – dan zou dit de provincie ongeveer 3,5 miljoen euro kosten. Het College acht dit niet raadzaam. Eerst dient van start te worden gegaan, fine-tuning dient plaats te vinden om er mee terug te komen indien er sprake is van knelpunten. Dan zou daarover gesproken moeten worden. Dat is pas een goede manier. Het College heeft de bezuinigingen ook niet gewild. Ze zijn lang opgehouden door de meerjarenafspraken. Er valt echter niet aan te ontkomen. In de richting van dhr Rijploeg stelt de gedeputeerde dat hij de vragen die hij heeft gesteld, mee zal nemen en ook datgene wat er in Gelderland aan criteria is opgesteld, zal de provincie opvragen. Anderhalf à twee jaar geleden is daar ook de bezuinigingsslag overheen gegaan. Dit is met name richting het CVV gegaan. In Gelderland gaat men nu eigenlijk ten onder aan het succes. Het College zal de criteria meenemen. Het kan worden
19
betrokken in de discussie. Het past er nog in. Is het financieel nu rond te breien? Ja, op de manier zoals de provincie nu aan de vervoerder heeft voorgesteld. Op een goede manier, een netwerkverbinding. Ook de gedeputeerde ontvangt brieven van mensen die een straat verder moeten lopen en mensen die van de trein gebruik moeten maken, terwijl ze nu de bus pakken aan de voorkant. De gedeputeerde wil dit niet ontkennen. Waar het College echter nu voor staat heeft het nog nooit eerder voor gestaan, namelijk dat moet worden gezorgd voor een aanbod van welk soort openbaar vervoer dan ook. De provincie Groningen is de laatste in Nederland om dit op deze manier in te vullen. De gedeputeerde hoopt dat de provincie dit de komende jaren op deze manier kan volhouden. Daarnaast komt de aanbesteding trein er aan. Daarover zijn redelijke afspraken gemaakt, dus dat zal niet direct onderuit gaan. De gedeputeerde denkt dat het College met het totale concept toch iedereen op een goede manier van het openbaar vervoer gebruik kan laten maken. Mw Gräper-Van Koolwijk (D66) vraagt of er antwoorden zullen komen op de vragen die zij heeft gesteld in de richting van met name het OV-bureau en de wijze waarop men met name met de verbindende lijnen omgaat – en in dat opzicht past het enigszins in het verhaal van dhr Moll – ter voorbereiding van de volgende discussie. Dhr Musschenga (gedeputeerde) antwoordt dat deze beantwoording erbij hoort. Het maakt onderdeel uit van de wijze waarop nu de zaak is opgezet. Wat houdt men over, hoe dient het te worden gedaan, hoe moet het worden ingevuld? Het OV-bureau. Er is afgesproken dat wanneer de stukken ten aanzien van het OV-bureau zullen komen, die vastgesteld zullen moeten worden door de Staten. Men is nu reeds een half jaar gezamenlijk onderweg, maar het dient nog officieel te worden afgeconcludeerd. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) gaat in op de vraag van dhr Van der Ploeg naar Seaports en een publiek debat voor het doen van grote investeringen. Op zichzelf kunnen publieke debatten plaatsvinden. De gedeputeerde denkt dat dhr Van der Ploeg doelt op een openbare bijeenkomst of een debat in deze commissie, dat ook publiek is. Het dient naar inzicht van de gedeputeerde wel in het kader te zijn van de gemeenschappelijke regeling waar het College onderdeel van uitmaakt en object te zijn van het besluitvor mingsproces waartoe de GR gerechtigd is. De gedeputeerde denkt dat dan initiatieven moeten worden genomen, bijvoorbeeld door leden van het AB die te kennen geven de besluitvorming te willen aanhouden om eerst een publiek debat te voeren om daarna te beslissen in de context van de GR. Dat zou een mogelijkheid zijn. Het is aan de leden zelf, maar ook aan deze commissie om aan te geven dat men iets wel of niet wil. De gedeputeerde wijst erop dat, indien het debat wordt gehouden over genomen besluiten, dit natuurlijk de verwarring oproept dat men daar op terug zou kunnen komen. Dat is echter niet mogelijk. Er is een reservering voor de buitendijkse werf voor 2,5 miljoen euro. Het College heeft dit ook nog steeds in het vizier. Het College beraadt zich over een alternatieve aanwending van die reserve, omdat die buitendijkse werf op dit moment natuurlijk niet langer speelt. Moeten dit Kompasmiddelen worden? Het College heeft net tien miljoen euro in Kompas gestopt. De gedeputeerde geeft aan dat de commissie geïnformeerd zal worden als het College er een andere beslissing over heeft genomen. Dhr Köller (PvdA) merkt op dat hij dacht dat, toen de scheepshelling ter ziele ging, is afgesproken dat met name de middelen die daarvoor werden gereserveerd in het gebiedsgerichte beleid van de Eemsmondregio zou worden gestoken. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) geeft aan dat die afspraak hem niet bekend is. Het is goed dat dhr Köller er nog even aan herinnert. Dhr Köller (PvdA) raadt aan de gedeputeerde van Financiën hierover te raadplegen, want deze heeft het toegezegd. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) stelt dat wanneer er afspraken over zijn, het College zich daar aan dient te houden.
20
Toeristische ontwikkelingsregio. Dat is een gedachte om met meer samenhang de gebieden te benaderen. Er is gespeeld met de gedachte om daar een uitvoeringsstructuur op te zetten. Het College heeft besloten om dit niet te doen, maar er in de sfeer van promotie en marketing aandacht aan te besteden. De uitvoering van TRIP Westerwolde (TRIP: Toeristisch Recreatief Inrichtingsplan) en andere projecten, Lauwersland. Er zijn natuurlijk wel zaken die voor Marketing Groningen aanknopingspunten bieden, maar zoals het College in de Begroting aangeeft, wordt meer vanuit de lijnen promotie en marketing, de vaarrecreatie en natuurlijk ook wandelen en fietsen gewerkt. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) vraagt of dit betekent dat toeristische ontwikkelingsregio’s beleidsmatig in feite geen rol meer spelen. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) antwoordt dat ze in de vorm van een uitvoeringsstructuur geen rol spelen. Het is natuurlijk wel zo dat het College daar tracht zaken in samenhang te ontwikkelen, want dat is effectiever. De gedeputeerde kan zich vinden in de woorden van dhr Out en dhr Van der Ploeg dat de indicatoren nog enigszins algemeen zijn. Hij hoopt dat de provincie nog een slag kan maken om er enige scherpte in aan te brengen. Dit zou bijvoorbeeld kunnen doordat het College met de Staten overleggen over de uitvoeringsagenda arbeidsmarktbeleid waar een aantal iets concretere zaken in staat vermeld. Deze is naar de Staten gestuurd en daarin wordt de slag gemaakt naar een aantal thema’s met concretere projecten. Mw Gräper-Van Koolwijk (D66) merkt op dat dit het resultaat is van de nieuwe stukkenstroom. Zij geeft te kennen er geen voorstander van geweest te zijn. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) stelt dat dit een andere discussie is. Het College heeft dit vastgesteld. De gedeputeerde verkeerde in de veronderstelling – de gedeputeerde erkent dat hij in dit opzicht ouderwets is – dat de statenleden dit allemaal reeds onder ogen hadden gekregen. Er is een uitvoeringsagenda vastgesteld door het College. De gedeputeerde spreekt de hoop uit dat dit enigszins aan de gestelde vragen tegemoetkomt. Er werd gevraagd naar een stuk over de speerpunten. Dit heeft de gedeputeerde toegezegd. Als dit daar echter ook speelt, dan loopt het natuurlijk niet goed. Het is goed dat deze waarschuwing is gedaan. Dhr Nijboer (PvdA) interrumpeert over de prestatie -indicatoren. Het ging met name over bedrijvigheid. Collega Dijkstra heeft ook nog iets gezegd over het ‘oefenthema’ voor deze Begroting, het thema Recreatie. Er is in de vorige commissievergadering over gesproken. Er was vrij veel kritiek op. Het zou verbeterd worden opgenomen in de Begroting. Dhr Dijkstra heeft ook gezegd dat het nog beter moet. Dhr Nijboer zou daar graag nog vóór de Begroting een aanpassing op zien. De kosten zouden worden ingevuld, de kwantitatieve prestatie -indicatoren, en er zou een uitfasering plaatsvinden naar 2005. Op het abstractieniveau bestond er nog geen overeenstemming, maar dit zijn drie zaken die destijds in de commissie vrij breed werden gedragen. Deze zou dhr Nijboer graag nog voor de Begroting in het kader van de oefening nog netjes… Dhr Gerritsen (gedeputeerde) merkt op dat dit zijns inziens op bladzijde 59 staat. Hij vraagt of dit niet goed is. Dhr Nijboer (PvdA) geeft aan dat het inderdaad niet goed is. De kosten zijn niet ingevuld, iets wat de gedeputeerde heeft toegezegd. De kwantitatieve prestatie -indicatoren zijn ook tamelijk beperkt en er zou een uitfasering komen. Er was een verschil van mening in de commissie over het abstractieniveau, maar er zou wel een uitfasering naar de kwantitatieve prestatie -indicatoren voor volgend jaar - want dit is een Begroting voor 2005 - in worden opgenomen. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) vraagt of de PvdA-fractie precieze getallen wenst over 2005. Dhr Nijboer (PvdA) bevestigt dit. Het is immers een Begroting voor 2005.
21
Dhr Gerritsen (gedeputeerde) acht dit punt helder. De NOM. Dhr Zanen merkt hierover op dat hij hecht aan de politieke bestuurlijke inbreng van commissarissen in de NOM. Dat is op zichzelf ook een punt waar het College aan hecht, omdat de NOM natuurlijk een instrument is van regionaal economisch beleid waar veel voorvalt. EZ heeft een evaluatie gedaan over hoe daar mee wordt omgegaan. Er zijn verschillende modellen, maar de gedeputeerde denkt dat een hele duidelijke bestuurlijke betrokkenheid van belang is. Het College heeft hier nog geen concreet standpunt in bepaald. Dhr Zanen (PvhN) vraagt of dit een punt is om ook een keer in deze commissie te bespreken. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) antwoordt dat dhr Zanen dat niet aan hem moet vragen. Dhr Zanen (PvhN) geeft in de richting van de voorzitter aan dat hij het goed zou vinden om dit punt eens in de commissie te bespreken. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) wenst hier direct op te reageren. De NOM en de jaarverslagen worden regelmatig besproken in het Algemeen Bestuur van het SNN, waar dhr Zanen overigens ook lid van is. Dhr Van der Ploeg acht het beter om dit punt in het SNN te behandelen. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) oppert dat de commissie dit moet uitmaken. Het gaat om een noordelijke ontwikkelingsmaatschappij. De bedrijventerreinen. Het is bekend. Bij revitalisering gaat het om de Rensel, Hoogebrug (Winschoten), Farmsumerpoort (Delfzijl). Bij nieuwe terreinen gaat het over Leeksterveld, Nesciolaan en Ter Apelkanaal. Een vraag van dhr Out in dat verlengde was hoe het College tegen een aantal zaken bij bijvoorbeeld Westpoort aankijkt. Het AB van het SNN brengt een jaarprogramma en een prioritering uit waarin wordt aangegeven hoe men daar mee om wil gaan. Er zijn namelijk Kompasmiddelen. Het College hoopt natuurlijk dat de Kompas-middelen doorlopen, maar er moeten keuzes in worden gemaakt. Dit zijn natuurlijk zeer strategische projecten. Dat gaat dus via het AB van het SNN. Dhr Out (VVD) vraagt of de gedeputeerde ook een datum kan aangeven. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) antwoordt dat hij niet paraat heeft wanneer het jaarprogramma uitkomt. Het zal in oktober gaan spelen. Dhr Van der Ploeg vraagt naar het SNN en de NOM. Wie heeft het voortouw? Voor een groot aantal zaken werkt het College in het economisch beleid natuurlijk samen met de andere provincies. Daarin spelen ook diverse clusterprojecten en in veel gevallen heeft het SNN daar het voortouw, maar dat betreft het College ook zelf, in samenwerking met anderen. Arbeidsmarktbeleid. Hier heeft de gedeputeerde al het een en ander over gezegd. Hij concludeert dat de term “leven lang leren en werken” verwarrend is. Men moet natuurlijk zeggen: “Leven lang leren…. en werken”. De gedeputeerde geeft toe dat het verwarrend is. Aan die titel moet iets worden gedaan. De Vrouwenvakschool is de gedeputeerde onbekend. De volgende vergadering zal de gedeputeerde hierover iets zeggen bij de mededelingen. Het zal worden uitgezocht hoe het allemaal zit. In de uitvoeringsagenda heeft het College ook veel aandacht besteed aan laaggeschoolden, aan inzet van ESF-middelen, Wet Werk en Bijstand, et cetera, maar ook aan de jeugdwerkloosheid. Het zijn thema’s waarvan het betreurenswaardig is dat de commissie hierover nog geen inhoudelijke informatie beschikt. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) interrumpeert en stelt dat er een relatie is met de programmabegroting. De Staten stellen de programmabegroting vast. De Staten gaan in feite niet over andere documenten en de Staten kunnen slechts sturen op de programmabegroting. Wanneer dergelijke prioriteiten niet in de programmabegroting staan vermeld, heeft het College alle vrijheid gecreëerd die het College wenst, maar die de Staten het College wellicht niet wensen te geven. Dat is de discussie die moet worden gevoerd. Daarom is de discussie over wat in de programmabegroting staat aan criteria en prestatie -indicatoren essentieel.
22
Dhr Gerritsen (gedeputeerde) geeft aan niets aan de criteria en prestatie -indicatoren af te willen doen. Zo dient zijn opvatting niet te worden geïnterpreteerd. De gedeputeerde spreekt nu over de uitvoeringsagenda, waarin aandacht is besteed aan jeugdwerkloosheid. Mw Gräper-Van Koolwijk (D66) interrumpeert en stelt dat dit punt natuurlijk ook sterk te maken heeft de discussie die dhr Van der Ploeg aanzwengelde, namelijk de vraag wie het voortouw neemt en de vraag hoe het zit met de verhouding met het SNN, en dergelijke. De PS van Groningen bepalen namelijk niet wat de Begroting van het SNN is, het SNN bepaalt niet wat de prioriteitswensen zijn. Die discussie vindt met name plaats in het AB van het SNN en niet hier. Dit is echter wel de Begroting en dit zijn wel de keuzes die de Staten maken. Daarom is het naar inzicht van mw Gräper-Van Koolwijk veel belangrijker dat het veel inzichtelijker wordt hoe de Staten vanuit de provincie daarop sturing kunnen geven. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) stelt dat het juist is dat de Staten wel of niet kunnen instemmen met alles wat in de Begroting staat en er zo sturing over hebben. Dat is de inzet hier, maar ook naar de samenwerking met het SNN. Het heeft natuurlijk allemaal met elkaar te maken. Dhr Dijkstra (PvdA) sluit zich aan bij de opmerking van dhr Van der Ploeg. Hij noemt expliciet als voorbeeld het punt van de motie die de Staten aan hebben genomen over de bestaande problematiek van de jeugdwerkloosheid. Het betreft een motie die bij de behandeling van de Voorjaarsnota is aangenomen en algemeen is gedragen. Men mag dan toch op zijn minst verwachten dat die motie op enigerlei wijze ook terugkomt in de Begroting. Daar is op dit moment geen sprake van. De gedeputeerde kan wel zeggen dat het terugkomt in de bele idsagenda en dat het jammer is dat de commissie deze nog niet heeft, maar de commissie had het punt op zijn minst hier terug moeten zien. Dhr Gerritsen (GroenLinks) erkent dat dhr Dijkstra er terecht op wijst dat het punt vermeld had moeten worden, omdat het een belangrijk speerpunt is en omdat het College de motie uitvoert. Op het punt van de maakindustrie is de gedeputeerde het zeer eens met dhr Zanen en dhr Dijkstra dat het gaat om productie en industrie. Het is alleen wel zo dat er goed moet worden nagegaan of dat ook concurrerend is en blijft. Als het gaat om standaardproducten waarvan de loonkosten op een gegeven moment een belangrijke component zijn, is dat een probleem. Derhalve dient er naar te worden gekeken of via de productiviteit zaken kunnen worden opgevoerd, of via innovatie en specialisatie. Dat is de uitdaging, ook bij de maakindustrie. De gedeputeerde is het wel eens met de gedachte dat de maakindustrie niet helemaal apart moet worden gezet en niet mag worden opgegeven. Dhr Zanen (PvhN) noemt het punt van de systeemplafonds. Dat is waarschijnlijk zeer eenvoudige maakindustrie. Deze dreigt uit Groningen naar Münster te verdwijnen. Dit kan volgens dhr Zanen qua loonniveau niet enorm verschillen. Natuurlijk is het goed dat een dergelijk bedrijf zich verder ontwikkelt, innoveert, et cetera. Dit sluiten en er verder geen aandacht aan schenken zou natuurlijk buitengewoon negatief zijn. Het gaat direct om 150 arbeidsplaatsen… Dhr Gerritsen (gedeputeerde) vervolgt zijn betoog en noemt een aantal zaken rond de speerpunten. De criteria hebben te maken met de nationale betekenis, de stuwendheid, de specialisatie, het onderscheidend vermogen en de kritische massa. Dit zijn op zichzelf niet zeer opzienbarende sectoren die opeens naar boven komen. Wel nie uw is dat het College daar aandacht aan gaat besteden. De provincie is begonnen met Energy Valley, iets wat ook is vertaald in de Begroting. Het College is met de scheepsbouw bezig. Daar heeft het College simpelweg ook een programma voor. Voorts gaat het College met een maritiem platform aan de gang. Kompas-subsidies op basis van het rapport van Nienhuis. Dit zijn enkele concretere zaken. Een aantal zaken zal ook nog verder moeten worden vertaald in de Begroting. Ook op dat punt is er een notitie aan de commissie toegezegd over de speerpunten, waarin het College aangeeft hoe het dit wenst aan te pakken. Mw Gräper maakte een verschil met het MKB. De gedeputeerde legt uit dat het MKB uit zeer veel kleinere bedrijven bestaat, die ook allemaal in deze sector zitten, niet alleen maar grote bedrijven. In de ICT-sector zitten bijvoorbeeld veel MKB-bedrijven. Dit geldt ook voor de life sciences. Dit geldt ook voor de
23
toeleverende industrie van de werven. Dat MKB maakt integraal deel uit van deze sectoren. Bij de chemie ook, maar Akzo is weer een grotere werkgever. Het is derhalve een valse tegenstelling die geen opgeld doet, aldus de gedeputeerde. Het is daarenboven ook nog zo dat het hier gaat om stuwende bedrijvigheid – dus daar waar geld wordt verdiend voor het Noorden –, dat heeft allemaal gevolgen voor de toeleverende industrie, maar bijvoorbeeld ook de zakelijke dienstverlening die daar mee samenhangt. Als de provincie dit goed gaat doen – want Groningen onderscheidt zich hierin: op een stuwende manier is het mogelijk om bezig te zijn met de structuur – dan kan geld worden verdiend om de economie en ook de zakelijke dienstverlening verder aan te jagen. Het klopt wel wat dhr Van der Ploeg over de zorg zegt, maar dat zijn ook zaken waar het geld wordt uitgegeven op basis van rijksfinanciering. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) interrumpeert en merkt op dat er ook bedrijven zijn die in Groningen zijn gevestigd als direct voortvloeisel van het AZG en het complex wat er omheen zit. Er worden lenzen in Amerika verkocht die er niet waren geweest als het AZG er niet was geweest. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) merkt over de spin-off van het AZG op dat de speerpuntsector life sciences bijvoorbeeld is benoemd. Mw Gräper-Van Koolwijk (D66) stelt dat het voor D66 erom gaat wat het betekent op het moment dat een bedrijf een speerpuntsector is, dat er platforms en overlegorganen komen. Het zijn allemaal instellingen en ontwikkelingen waar een MKB’er over het algemeen niet gemakkelijk bij aansluit, waardoor de impuls die in die sector plaats zou moeten vinden over het algemeen niet terecht komt bij de MKB’er. Bovendien is het zo dat MKB-bedrijven bepaalde kenmerken hebben, met name als gevolg van hun kleinschaligheid, waardoor een aparte benadering misschien wel wenselijk is en waardoor men de stuwende werkgelegenheid er wel uit kan halen, maar dit vergt een andere aanpak dan nu wordt voorgesteld binnen die speerpuntsectoren. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) legt uit dat het misschien op dat punt ook een kwestie is van het één doen en het ander niet laten. In het koersverhaal staat ook dat het College de innovatie wil bevorderen via de NIOF-regeling, maar haar ook laagdrempeliger wil voor het MKB. Dat het College daar acties op wil zetten speelt eveneens op het niveau van het SNN. Er is namelijk gesignaleerd dat voor de kleinere bedrijven de stap soms wat groot is. Mw Gräper-Van Koolwijk (D66) merkt op dat het dan merkwaardig is dat in het koersverhaal dergelijke intenties staan, maar wanneer wordt gekeken naar de invulling in het begrotingsgedeelte, bijvoorbeeld kennis en technologie, deze geen enkele vorm van prioriteit krijgen van het College. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) werpt tegen dat kennis en technologie ook verwerkt zijn in een aantal de speerpuntsectoren die ook al in uitvoering zijn. Het gaat bijvoorbeeld om Energy Valley en de scheepsbouw. Het voornemen is om daarmee verder te gaan, zodat dit onderwerp van gesprek kan zijn. Dat is de bedoeling van die tekst. Kennis en technologie kunnen niet op de achtergrond zijn, omdat het College uitvoerig aandacht besteedt - zowel hier als in het SNN - aan innovatie. Cultuur is een zaak die natuurlijk samenhangt met innovatie. Er is gesignaleerd dat de creatieve industrie, de culturele industrie samenhangt met innovatie en dat beide elkaar kunnen versterken. Dit is ook een onderdeel waar het College aandacht aan zal besteden in de uitwerking van de speerpunten. Dhr Out (VVD) roept in herinnering dat hij de gedeputeerde heeft gevraagd naar concrete projecten rondom Energy Valley. Ook dat is een vlak waar heel veel wordt gesproken en ook goede gesprekken zijn gevoerd, maar wanneer kunnen de Staten concrete projecten rond Energy Valley tegemoet zien? Dhr Gerritsen (gedeputeerde) denkt dat het goed is dat Energy Valley een keer een update geeft van alles wat er speelt. Het zijn zaken waar natuurlijk hard aan wordt gewerkt, omdat het College ook zeer concrete resultaten wenst. De gedeputeerde zal Energy Valley laten weten dat ze in de sfeer van voorlichting – ze hebben een nieuwsbrief – zaken laten zien.
24
Mw Gräper-Van Koolwijk (D66) memoreert aan twee vragen die zij heeft gesteld en waar zij graag antwoord op wil: de vraag waarom Energy Valley verdwenen is uit het economische programma Bedrijvigheid en de vraag naar aanleiding van de inbreng van D66 in de Algemene Beschouwingen rondom aanjagers in het MKB, om op die wijze een veel meer pragmatische link te leggen tussen innovatie en MKB’er. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) legt uit dat Energy Valley om budgettaire redenen is ondergebracht bij klimaatbeleid, want er wordt een matching gemaakt met een BANS-subsidie. De vraag betreffende de aanjagers MKB heeft de gedeputeerde zo-even getracht te beantwoorden door aan te geven dat het College in het SNN veel aandacht besteedt aan de promotie in de richting van het MKB, het laagdrempelig maken van de regelingen, het toegankelijk maken. Het SNN werkt niet apart met aanjagers. De gedeputeerde geeft te kennen terug te willen komen op de jeugdwerkloosheid. In de productbegroting staat jeugd- en arbeidsmarkt expliciet benoemd als uitwerkingspunt van het arbeidsmarktbeleid. Dhr Dijkstra (PvdA) stelt dat hij hierdoor enigszins is gerustgesteld. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) merkt op dat hij een vraag heeft gesteld aan de andere fracties. De gedeputeerde is er op ingegaan. Het betreft het Havenschap en de vraag hoe daar beslissingen moeten worden genomen. Dhr Van der Ploeg is het met de gedeputeerde eens dat dit binnen de gemeenschappelijke regeling opgepakt zou moeten worden. Nu is het zo dat de bestuursleden gekozen zijn met verplichte ruggespraak naar de achterban toe. Dit betekent dat de Staten ook heel concreet zouden aan kunnen geven wat zij wenselijk achten dat er gebeurt. De statenleden koppelen ook geregeld terug. Nu doet het geval zich voor dat er wellicht een strategisch besluit wordt gevraagd – hoewel dhr Van der Ploeg dit nog niet weet, maar de kans bestaat –, terwijl deze commissie alleen in de vorige periode daar een keer in algemene zin over is geïnformeerd. Dhr Van der Ploeg laat weten toch wel behoefte te hebben – ook als vertegenwoordiger van de Staten – om te weten of er draagvlak is voor een dergelijke richting. Dhr Van der Ploeg zoekt naar een methode om daar ook met de commissie over te spreken. Zo-even heeft dhr Van der Ploeg reeds aangegeven wat het standpunt van GroenLinks in dezen is. In elk geval deelt hij een en ander mee als vertegenwoordiger van de Staten. De voorzitter begrijpt uit de woorden van dhr Van der Ploeg dat hij op een apart moment wenst te spreken over het Havenschap. Dhr Haasken heeft echter niet het gevoel dat dit naar aanleiding van de Begroting is en dat het een strategisch moment is in het hele beleid met betrekking tot Seaports. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) geeft aan het op beide punten niet met de voorzitter eens te zijn, want bij de Algemene Beschouwingen is het concreet benoemd, alleen kwam GroenLinks ‘in de knoei’ met de tweede termijn, terwijl de gedeputeerde er in eerste termijn niet op was ingegaan. Vandaar dat dhr Van der Ploeg het naar voren brengt in de commissie. Hij zou gaarne willen weten of de commissieleden het met hem eens zijn dat een dergelijk besluit tot het wel of niet aanleggen van een Beatrixhaven eerst met de commissie zou moeten worden besproken. De vorm is een andere vraag. Mw Bulk (SP ) oppert het hier mee eens te zijn. Dhr Zanen (PvhN) stelt dat er één punt speelt, te weten de uitgesproken wens van de provincie dat er een verzelfstandiging zou moeten plaatsvinden en de wens die nu wordt geuit om heel indringend een inhoudelijk standpunt in te nemen. Misschien is het een tijdkwestie. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) merkt op dat het eerste punt een principiële discussie waard is, al wordt er met enige terugkerende regelmaat over wordt gesproken. Ten aanzien van het tweede punt geeft dhr Van der Ploeg te kennen niet precies te weten wat de agenda is, want deze wordt de leden door de directie voorgeschoteld zonder terugkoppeling.
25
De voorzitter merkt – met alle respect – op dat hij moeite heeft met deze wijze van vergaderen, want in feite wordt er nu een agendapunt toegevoegd. Dhr Van der Ploeg heeft het tijdens de Algemene Beschouwingen wel genoemd, maar hij acht het niet juist om dit op dit moment zo expliciet naar voren te halen, terwijl dhr Van der Ploeg ook aangeeft dat het nog niet eens zeker is of het op een agenda van Seaports komt. Mw Gräper-Van Koolwijk (D66) wenst een voorstel te doen. Dhr Van der Ploeg goed begrijpende dat hij als vertegenwoordiger van de Staten in Groningen Seaports af en toe tegen zaken aanloopt, is het wellicht een idee wanneer dhr Van der Ploeg aan de commissieleden of althans aan mw GräperVan Koolwijk duidelijk maakt wat de punten zijn waarvan hij het gevoel heeft dat feeling met de Staten wenselijk zou zijn. Dan kan in de volgende vergadering worden gekeken of dat voldoende aanleiding is om daar eens een keer een… De voorzitter acht dit prima, maar dit punt staat al op de agenda, te weten agendapunt 6. Dit soort onderwerpen zou daar onder passen, met het verzoek om daar een keer een apart agendapunt aan te wijden. De agenda is ook voor deze dag vastgesteld. Daar zou de voorzitter zich nu ook graag aan willen houden en een streep onder dit punt zetten. Dhr Köller (PvdA) is de mening toegedaan dat de voorzitter de plank volledig misslaat om de doodeenvoudige reden dat er in de programmabegroting ook een onderdeel Bedrijven en de vraag hoe de Staten hierin functioneren staat. Volgens dhr Köller valt dit punt daar simpelweg onder. Het valt niet onder de dagelijkse rapportage van Seaports. Datgene wat dhr Van der Ploeg voorstelt is met betrekking tot de opstelling van de commissie ten opzichte van bedrijven waar de provincie in deelneemt natuurlijk wel een gigantisch breekpunt wanneer dhr Van der Ploeg voorstelt dat de commissie over incidentele megaprojecten gaan meepraten. Dat is een trendbreuk met datgene wat onder het punt bedrijvigheid en de betrokkenheid van de provincie daarbij ter discussie staat. In die zin is het naar opvatting van dhr Köller een kwestie die hier los van het punt Seaports besproken moet worden. De voorzitter is dit met dhr Köller eens, maar het spitst zich nu toe op Seaports, en ook nog naar aanleiding van de vraag met betrekking tot een onderdeel, te weten een haven. Dhr Haasken heeft dan het gevoel dat de commissie daar nu niet aan toe is. Dhr Köller (PvdA) merkt op dat wanneer de commissie dit de volgende commissievergadering aan de orde stelt, de leden beter thuis kunnen blijven, want dan komen ze nooit meer in Brussel aan. Die dag staat namelijk een reis naar Brussel gepland. Het lijkt dhr Köller goed dat, wanneer dergelijke zaken aan de orde zijn in het AB van het Havenschap en als de bestuurders die de Staten daarin hebben afgevaardigd de behoefte hebben om daarover mededelingen te doen, dit al dan niet in de openbaarheid te doen. Dhr Kölle r heeft er jarenlang voor gepleit om daar niet meer in beslotenheid te vergaderen, maar het is eerder schering en inslag en daar zijn de heren ook debet aan. Dhr Köller vraagt zich ook af waar die plotselinge openheid vandaan komt, of zijn het gewetensbezwaren? Hij zou voorstellen om hierover in de commissie eens met de gedeputeerde over te debatteren. De voorzitter merkt op dat daar in principe alle ruimte voor is. Hij heeft er alleen moeite mee om dat nu te koppelen aan dit onderwerp en ook nog op dit tijdstip, terwijl de commissie al vanaf 9.00 uur vergadert en terwijl niemand zich volgens dhr Haasken op dit onderwerp heeft kunnen voorbereiden. Dhr Staghouwer (ChristenUnie) stelt dat het ook niet de intentie van dhr Van der Ploeg is om daar nu op deze wijze over te spreken. Hij gaat naar het inzicht van dhr Staghouwer met name om enige feedback van de commissie naar aanleiding van eventuele grote beslissingen die moeten worden gemaakt. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) bevestigt dit. Het gaat in feite om de vraag hoe de vertegenwoordigers van de statenleden opereren als het om dit soort grote beslissingen gaat. Dergelijke grote beslissingen worden niet zo vaak genomen.
26
Dhr Staghouwer (ChristenUnie) lijkt het een goed idee om dit voor de volgende vergadering te agenderen. De voorzitter gaat inventariseren en informeert bij de leden of zij vinden dat er nu over gesproken moet worden of de volgende keer. Mw Gräper-Van Koolwijk (D66) stelt dat het volgens haar niet de intentie van dhr Van der Ploeg is om daar nu over door te gaan. Volgens mw Gräper-Van Koolwijk moet de commissie – en zij denkt dat dit is wat dhr Van der Ploeg bedoelt – een keer een strategische discussie voeren over de vraag wat de commissie vindt dat de inzet van de vertegenwoordigers van de Staten in Groningen Seaports zou moeten zijn. Mw Gräper-Van Koolwijk vraagt dhr Van der Ploeg of hij de commissie dan meer ‘handen en voeten’ kan geven, zodat de discussie ook daadwerkelijk in de commissie kan worden gevoerd. Dhr Van der Span (CDA) is het hier mee eens. Hij hoopt een half A-viertje te krijgen met informatie, waarna bespreking mogelijk is. Dhr Staghouwer (ChristenUnie) (microfoon staat uit) sluit zich hierbij aan. Mw Bulk (SP) geeft te kennen reeds te hebben ingestemd. Naar aanleiding van een simpele vraag moet af en toe discussie gevoerd kunnen worden. Dhr Köller (PvdA) legt uit dat de PvdA er aan mee zal doen wanneer dhr Van der Ploeg het op een goede manier organiseert. Dhr Zanen (PvhN) deelt mee dat hij plaatsvervangend vertegenwoordiger in het bestuur is. Hij zit derhalve in hetzelfde schuitje als dhr Van der Ploeg. Waarschijnlijk dient hij hem de volgende keer zelfs te vervangen. Dhr Zanen gelooft niet dat de commissie de discussie in een nog niet bekende agenda moet blokkeren met dit op zichzelf terechte verlangen om in de commissie over inhoudelijke zaken te spreken. De voorzitter concludeert dat dit voor de volgende vergadering als agendapunt zal worden opgevoerd en dat daar nog enige voorbereiding van de kant van dhr Van der Ploeg aan vooraf dient te gaan. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) stelt dat de oproep tot enige voorbereiding van zijn kant alle vertegenwoordigers van de Staten betreft, dus inclusief de collegeleden, die ook door de Staten zijn gekozen. Nu wordt er regelmatig met elkaar gesproken en dhr Van der Ploeg neemt derhalve aan dat dit op een goede manier te regelen is. De voorzitter constateert dat de bespreking van dit agendapunt is afgehandeld.
10.
Voordracht van 22 juni 2004, nr. 2004-12.962, VV, betreffende de aanleg van een rotonde op de kruising van de provinciale N372 met de gemeentelijke Euroweg en Oldebertweg te Leek, nr. 2004026
De voorzitter constateert dat niemand het woord wenst over deze voordracht. Het zal als B-stuk in de statenvergadering worden behandeld.
11.
Brief van Werkgroep "De Brug" Noordhorn van 17 juni 2004 betreffende Afwijzing rondweg en vaste brug, nr. brief2004-16562, (besloten tijdens de Statenvergadering d.d. 7 juli 2004)
27
De voorzitter deelt mee dat dhr Achterhof zich heeft gemeld als inspreker. Dhr Haasken geeft het woord aan dhr Achterhof. Dhr Achterhof (inspreker) houdt zijn betoog, dat hier integraal wordt weergegeven. “Geachte leden van deze commissie, Allereerst wil ik u aangeven dat ik naast voorzitter van de werkgroep De Brug tevens vice-voorzitter ben van Vereniging Dorpsbelangen Noordhorn en mede in die hoedanigheid hier zit. Uit de brief van 17 juni jl. heeft u kunnen opmaken hoe de werkgroep De Brug is ontstaan alsmede het doel van de werkgroep, en wil hierop dan ook niet verder op ingaan tenzij u daar straks wellicht nog vragen over heeft. Naar aanleiding van ontwikkelingen omtrent verbreding van het Van Starkenborghkanaal en plannen ten zuiden van het Van Starkenborghkanaal, te weten Oostrand-ontwikkeling Zuidhorn, verplaatsing Zonnehuis en planvorming voor het nieuw te realiseren weggedeelte van de N355 met mogelijk nieuwe kanaalkruising, heeft de vereniging Dorpsbelangen Noordhorn er bij de gemeente Zuidhorn op aangedrongen een onafhankelijke studie te laten uitvoeren naar de identiteit van Noordhorn. Het vergelijkbare studie is in een eerder stadium ook gedaan voor Zuidhorn. In het woord ‘onafhankelijk’ schuilde met name dat de studie zich moest richten op de kwaliteiten van ons dorp, losstaande van eerder genoemde ontwikkelingen. De beroering die in ons dorp onder meer is ontstaan na presentatie van de identiteitsstudie, is met name veroorzaakt door de wijze waarop de studie werd gepresenteerd en het feit dat de studie aantoonde wat men in Noordhorn al vermoedde, namelijk dat nadat jaren terug de ontwikkelingen van het industrieterrein Mokkenburg de zuid(-oost)kant van het dorp, met onder meer de historische Schipsloot, onherstelbaar heeft beschadigd, zullen ook de ontwikkelingen ten zuiden van het kanaal wederom ten koste gaan van een uniek stuk landschap nabij Noordhorn, te weten Het Middag-Humsterland en het stroomgebied van de Oude Riet. Noordhorn geldt als poort van het Middag-Humsterland. Het College van B & W van de gemeente Zuidhorn lijkt de identiteitsstudie te omarmen om zo ook hun eigen voorkeursvariant, variant 7, naar voren te kunnen schuiven. Deze week kon worden geconstateerd dat de raadsfracties het niet allemaal eens zijn met de mensen die in het College zitting hebben. Onafhankelijkheid van de identiteitsstudie wordt door velen binnen het dorp dan ook in twijfel getrokken. De twijfel van onafhankelijkheid wordt versterkt als blijkt dat er een brief vanuit dit Provinciehuis naar de betreffende minister is gestuurd, met de mededeling dat ontwikkelingen rond wegtracé en kanaalkruising in wijde omgeving breed worden gedragen (ik verwijs daarbij naar brief 8e van de ingekomen stukken op uw agenda). Namens vereniging Dorpsbelangen en werkgroep De Brug wil ik een dringend beroep op u doen alle zorgvuldigheid in acht te nemen bij het doorlopen van de procesgang in het kader van planvorming wegtracé N355, de kanaalkruising. Wij juichen de door de provincie op te starten vrijwillige MER-studie toe. Echter wel met de restrictie dat wij vinden dat naast de genoemde varianten 6, 7, 8 en de 0+ variant (voortkomende uit deelstudie B vanuit de provincie) nadrukkelijk gekeken moet worden naar alternatieve varianten (zoals deze voorkwamen in deelstudie A, maar zijn afgevallen), alsmede met varianten met een aquaduct of een lage snelle klapbrug. Tevens wil ik naast de reeds in mijn brief van 17 juni jl. genoemde uitgangspunten zoals deze door de inwoners van Noordhorn zijn geformuleerd - zelfs nog breder dan de inwoners van Noordhorn, want er waren ook inwoners uit Den Ham aanwezig -, nog op een aantal punten onder uw aandacht brengen, te weten: - Hoe zinvol is de door de provincie Groningen gewenste opwaardering van de N355 naar een ontsluitingsweg categorie A, terwijl deze weg van Groningen tot Leeuwarden op vele plaatsen niet voldoet aan de criteria gesteld aan een ontsluitingsweg categorie A. Of heeft dit misschien te maken met het feit dat we over verschillende provincies praten en heeft de provincie Friesland helemaal geen behoefte aan opwaardering van de provinciale weg? - de wegintensiteit, een belangrijk item, ook in het kader van de verbreding van het Van Starkenborghkanaal, binnen de door rijkswaterstaat gestelde criteria inzake opwaardering kanalen, nog steeds ruimte laat voor een lage snelle klapbrug op de huidige locatie, terwijl deze niet meer in beeld is bij de huidige planvorming. Waarbij de vraag gerechtvaardigd lijkt of de wegintensiteit in de toekomst wel toeneemt als de geplande opwaardering van de weg Grijpskerk, A7 via Boerakker daadwerkelijk plaatsvindt c.q. tot zijn recht komt en de doorstroming van het verkeer voorbij Zuidhorn naar richting Groningen niet wordt verbeterd. Ik heb dat vanochtend helaas weer kunnen ervaren. - de huidige ligging van N355 door gemeente- en provinciebestuurders en ambtenaren misschien wordt gezien als een splijtzwam voor Noordhorn, waarbij echter veel Noordhorners de genoemde varianten 6, 7
28
en 8 juist ervaren als een soort inktvis, welke het dorp deels of geheel met zijn tentakels gaat omklemmen en verstikken; - dat de aanbevelingen opgenomen in de identiteitsstudie ter verbetering en instandhouding van de kwaliteiten en leefbaarheid van het dorp Noordhorn geen wisselgeldposten betreffen bij planontwikkelingen rond de N355, maar op zich zelfstaande zaken betreffen die vanuit zowel gemeente als provincie ook nu al volledige aandacht en inspanning verdienen. Tot slot: wetende dat de provincie nog naar Noordhorn komt alvorens de startnotitie van de MER-studie op te stellen, hoop ik dat er voldoende aandacht en gelegenheid zal zijn de mening van de Noordhorners en hun omgeving te horen, te wegen en daadwerkelijk mee te laten bepalen in de beslissingen. Indien er nog vragen zijn wil ik deze graag beantwoorden.”
De voorzitter dankt de inspreker. Er zijn geen vragen van de commissieleden aan dhr Achterhof. De voorzitter snijdt de behandeling in eerste termijn aan. Dhr Moll (GroenLinks) stelt dat het mede op verzoek van GroenLinks is dat de brief op de agenda staat, omdat GroenLinks het nodig achtte om de signalen die uit Noordhorn komen in elk geval in de statencommissie weerklank te laten krijgen en dit in elk geval goed in te laten werken. Op zich lijkt het verhaal formeel gezien heel helder. Zowel Staten als Zuidhorn hebben besluiten genomen over de toekomst van Zuidhorn en dergelijke zaken. Overigens is de GroenLinks-fractie daar kritisch in geweest, iets wat dhr Moll niet wil verhelen. Het besluit is echter met een meerderheid van de Staten aangenomen. In de tweede plaats moet er ook iets met de vaarweg gebeuren. Daar is men het in de Staten eigenlijk ook al heel lang over eens. Nu is er het idee van een MER-studie, zij het ook een vrijwillige MER-studie. In principe zou men kunnen stellen dat in de vrijwillige MER-studie alles langskomt, waarna opnie uw een volledige politieke afweging gemaakt kan worden. Dat is het formele verhaal. Toch hoort de GroenLinks-fractie allerlei signalen. Daarom zou zij van het College iets willen horen over de mogelijkheid dat er zaken reeds geregeld zouden zijn, dat er toezeggingen zijn gedaan en dat de discussie rond de vrijwillige MER niet zo open is als het lijkt. Dhr Moll zou derhalve van het College twee zaken wensen te vernemen. In de eerste plaats – iets wat dhr Moll niet anders verwacht, want hij verwacht dat het College eerlijk met de commissie communiceert – dat het College ook hier bereid is te zeggen dat, gegeven besluiten die al zijn genomen, de variantkeuzes open liggen. In de tweede plaats denkt dhr Moll dat de Staten, in elk geval de GroenLinks-fractie – en hij hoopt dat hierover in de commissie overeenstemming bestaat – hun betrokkenheid bij de MER-studie willen waarmaken en dat de Staten aan het College vragen om de startnotitie, al is deze vrijwillig, ook aan de commissie voor te leggen. De commissie kan dan aan de hand van de startnotitie mede vaststellen in hoeverre de varianten die op tafel liggen en worden bestudeerd het hele spectrum representeren waar de maatschappelijke discussie over gaat. Dhr Moll denkt dat de commissie op basis daarvan misschien niet het besluit zal nemen dat GroenLinks zou willen, maar dat hierover voor iedereen helder en transparant besluiten genomen kunnen worden. Het verhaal van dhr Achterhof onderstreept nog eens de noodzaak van het feit dat de Staten hun verantwoordelijkheid moeten waarmaken en dat zij ook moeten duidelijk maken dat de Staten met een fair spel bezig zijn. Dhr Nijboer (PvdA) wenst een opmerking te maken over de informatie naar de bevolking. Uit de brief die de commissie voor de zomer reeds ontving bleek al dat mensen totaal verbaasd waren over het brede draagvlak vanuit de bevolking. Dit werd bij de minister voorgewend, terwijl het niet zo werd ervaren. Er komt een technische reactie over van de provincie. Dhr Nijboer zou het toch hebben gewaardeerd – en zijns inziens de mensen ook – wanneer er meer helderheid naar de mensen toe was geschapen, bijvoorbeeld een tijdsschema wanneer de startnotitie klaar is en wat de procedure is naar de bevolking toe. Nu lijkt het namelijk – zoals dhr Moll aangeeft – dat B&W en GS al vooringenomen voor de MER behalve een voorkeurvariant zaken al min of meer hebben besloten, iets wat dhr Nijboer overigens niet gelooft. De Staten zullen namelijk – en dat is dhr Nijboer met dhr Moll eens – over de betreffende startnotitie moeten praten. Dan komen ook alle inhoudelijke argumenten terug. Dhr Nijboer geeft te kennen er geen enkele behoefte aan te hebben om te stellen dat de PvdA-fractie kiest voor een aquaduct of een tunnel of iets van dien aard, want dat komt allemaal op dat moment. Voor de mensen in Noordhorn is het, zo denkt dhr Nijboer, ook helder dat dan de afweging komt wat echt onderzocht moet worden en wat niet. Wel wenst hij de gedeputeerde mee te geven om gehoor te geven aan de oproep om de bevolking serieus te nemen en duidelijkheid te verschaffen over de vraag 29
wanneer de startnotitie ongeveer klaar is – iets wat dhr Nijboer ook graag wenst te vernemen. Dan loopt de procedure zoals deze moet lopen en komen alle inhoudelijke voors en tegens aan de orde. Dhr Out (VVD) lijkt het evident dat de geluiden van de bevolking serieus genomen moeten worden. De overtuiging van de VVD-fractie is dat dit ook gebeurt. Nederland biedt volgens dhr Out ook zeer veel mogelijkheden om in allerlei gremia de eigen mening duidelijk te maken. De MER wordt vrijwillig uitgevoerd. Dhr Out zet hier vraagtekens bij. Hij denkt dat er ook geleerden zijn die het als niet-vrijwillige MER zouden willen bestempelen. In elk geval vindt de MER plaats, en dit is in de ogen van dhr Out het belangrijkste. In hoeverre, zo vraagt de VVD-fractie zich af, worden er nu toch zaken gedaan die een groot voorbeslag leggen op de mogelijkheden om de verschillende tracés open te houden. Dhr Out deelt vanzelfsprekend in de Oostrand-beslissingen die in Zuidhorn worden genomen. Daar is het gremium ook voor om dat in Zuidhorn te doen. Maar bijvoorbeeld ook ten aanzien van de grondopslag. Hoe kan nu worden voorkomen dat de grondopslag ongemerkt al, voordat de MER is uitgevoerd, een soort voorbeslag gaat leggen op de besluitvorming? Dhr Out wenst gaarne van de gedeputeerde te vernemen hoe hij hier tegenaan kijkt. Hoe kan worden voorkomen dat stappen die bij de provincie liggen, zoals grondopslag, een voorbeslag nemen op de mogelijke uitkomsten van de MER? Mw Bulk (SP) stelt dat bij het gebied op dit moment verschillende overheden nauw betrokken zijn, elk vanuit een andere insteek. Het Rijk wil de vaarweg, de gemeente wil rondom Zuidhorn nog meer en de provincie zit er ongeveer tussen in. Al met al schept dat een heleboel verwarring. De SP-fractie wil het verzoek van GroenLinks om de vrijwillige startnotitie MER ook in de commissie te bespreken steunen. Is er nog wel een open discussie mogelijk, omdat er wellicht al zaken zijn vastgelegd door een andere overheid dan bijvoorbeeld de provincie? Dit zou de SP gaarne van de gedeputeerde horen. Mw Bulk kan zich de verwarring bij de bewoners ook voorstellen ten aanzien van de vraag wat wordt meegenomen en wat niet wordt meegenomen. Alternatieve varianten zouden wat de SP betreft meegenomen kunnen worden. Mw Bulk heeft een vraag aan de PvdA. Dhr Nijboer merkte op dat de PvdA-fractie nog wel een standpunt in zou nemen over de vraag of het een aquaduct wordt. Wil de PvdA dan ook dat die variant wordt meegenomen? Dhr Nijboer (PvdA) legt uit dat in de startnotitie alle mogelijke opties aan bod komen. Dan wordt besloten om twee à drie varianten verder te onderzoeken in een MER. Alle voors en tegens worden daarin afgewogen. Nadat de startnotitie is vastgesteld wordt bepaald welke varianten worden gekozen om verder uit te werken, samen met een nulvariant. Daar komt dus ook de vraag aan de orde – met de argumenten die in de startnotitie staan – of er ook een aquaduct zal worden onderzocht of niet. Dhr Nijboer zegt daar daarom nu nog niets over. Dat komt dan aan de orde of het onderzocht zal worden en wat de voors en tegens zijn. De commissie heeft er op dit moment ook helemaal geen stukken onder liggen die een dergelijke uitspraak zouden rechtvaardigen. Mw Bulk (SP) neemt aan dat de PvdA-fractie wel aandacht wil besteden aan de mogelijkheden van een aquaduct. Er dient toch enigszins te worden gekeken naar de vraag hoeveel het zou kosten en of het überhaupt mogelijk is. Dhr Nijboer (PvdA) legt uit dat bij de startnotitie al dat soort basale afwegingen aan de orde zullen komen. Dhr Moll (GroenLinks) maakt uit de woorden van dhr Nijboer op dat hij de startnotitie al heeft gezien. Mw Bulk (SP) hoopt dat het bij de startnotitie inderdaad aan de orde zal komen. Dhr Roggema (ChristenUnie) merkt op dat er nog geen eenduidigheid over deze belangrijke zaak lijkt te bestaan. De ChristenUnie heeft er alle begrip voor dat er een goede ontsluiting komt ten aanzien van Noordhorn. Dit moet uiteraard opnieuw worden meegewogen met alle belangrijke factoren en effecten die uit de MER-studie naar voren komen. De fractie van de ChristenUnie gaat er vanuit, dat de startnotitie ook in de commissie zal worden besproken.
30
Dhr Van der Span (CDA) geeft aan weinig toe te kunnen voegen aan datgene wat reeds is gezegd. De CDA-fractie is ook benaderd door Zuidhorn en Noordhorn. De fractie heeft zich daarover laten informeren en is van mening dat hierover in het Provinciehuis ook de nodige aandacht aan moet worden besteed. Mw Gräper–Van Koolwijk (D66) deelt mee dat D66 zich in het verleden altijd voorstander heeft betoond van ondertunneling of aquaducten om met name de aantasting van het landschap zo tot een minimum te beperken en ook vanuit het idee dat daarmee duurzamere investeringen worden gepleegd, omdat natuurlijk niet duidelijk is wat de ontwikkelingen in de binnenvaart in de toekomst zullen zijn. Daarover zijn hier – en mw Gräper-Van Koolwijk acht het zeer terecht dat dhr Moll dit zei – diverse discussies gevoerd in deze zaal, met niet altijd honderd procent de uitkomst die D66 graag had gewenst, maar wel besluiten van democratische meerderheden. Tot op heden gaat de D66-fractie er vanuit dat, op het moment dat er vrijwillige MER wordt uitgevoerd, dit een MER is die in alle openheid wordt uitgevoerd. Daarmee is dus de discussie rondom de verschillende varianten open, anders dient men daar naar opvatting van D66 geen geld in te steken. Wanneer het College een andere opvatting is toegedaan, zullen de Staten het College hierover nader aan de tand voelen. D66 voert de discussie ook graag. Mw Gräper-Van Koolwijk wenst een voorschot te nemen op de discussie die zoeven werd gevoerd door dhr Nijboer en mw Bulk: D66 is er voorstander van dat het aquaduct of de ondertunneling in de MER is terug te vinden, want D66 graag wil zien hoe deze zich uite indelijk in volledig uitgewerkte vorm verhoudt tot de brug, met name vanwege de reeds genoemde argumenten. Dhr Musschenga (gedeputeerde) constateert dat er veel wordt gezegd, maar dat het zich tot een aantal zaken beperkt. De inspreker heeft het over een aantal provinciale zaken en een aantal gemeentelijke zaken. De gedeputeerde geeft aan dat duidelijk uit elkaar moet worden gehouden wie een identiteitsvisie opstelt en waar de provincie over gaat. Dit zijn op zich gescheiden trajecten die door het gemeentebestuur van Zuidhorn ook worden gelopen en waar de afgelopen week een besluitvorming in de raad is geweest, waarbij de plannen Oostrand Zuidhorn zijn aangenomen. Dit betekent dat dit een zaak is van het gemeentebestuur. Ten aanzien van het tracé en de grondberging, zoals dat hier in het verleden in de Staten is besproken en besloten – dhr Moll heeft dat terecht opgemerkt – is de provincie gekomen tot en met het water, maar nog niet verder. Daar zijn besluiten over genomen: het tracé, de hoogte en de brug. Het betekent dat de provincie nu bezig is om de rest in te vullen. Daar moet de provincie derhalve een startnotitie voor maken en daar wordt een vrijwillige MER voor ingericht. Vrijwillig, en wel omdat het College bepaalde ideeën heeft bij complexiteit, la ndschappelijke inpassingen die gevoelig liggen en dat soort zaken. Officieel is het niet nodig om dit te doen, maar vanwege al dat soort zaken heeft het College besloten om die extra slag te maken. De Staten mogen er derhalve van uitgaan dat het op een goede en zorgvuldige manier gebeurt, anders hoeft de provincie er inderdaad niet aan te beginnen. Daarin komen alle denkbare varianten aan bod. Die zullen daarin worden beschreven en zullen op een gegeven moment – de een wat eerder dan de ander – afvallen. Dit zal worden gemotiveerd. Daar zullen de Staten in het eerste kwartaal van 2005 over spreken, want dan zal het voorliggen. De Staten krijgen dus de gelegenheid om erover te spreken. Over een week of drie heeft het College een plan van aanpak MER in bestuur lijk overleg met de gemeente Zuidhorn, eind oktober met de klankbordgroep waar in feite alle bewoners in vertegenwoordigd zijn om daar te spreken. Voor alle duidelijkheid geeft de gedeputeerde aan dat het traject over het water rondom en rond Noordhorn nu van start moet gaan. Dit zal op een zorgvuldige en goede manier gebeuren, die ook te volgen is, zodat later ook kan worden beoordeeld of het wel of niet goed is gebeurd. Het betekent dat wordt gestreefd naar een breed draagvlak en dat de zaken goed moeten worden voorbereid en besproken. De gedeputeerde hoopt dat men van de andere kant ook bereid is om te spreken over datgene wat is onderzocht, hoe het er uitziet, wat wel gekozen zou moeten worden en wat niet gekozen zou moeten worden, wat het ene kost en wat het andere kost. Daarin zitten ook varianten als een aquaduct. Ook daar wordt over opgeschreven hoe daar tegen aan moet worden gekeken. Procedureel komt het er nu aan. De gedeputeerde kan best begrijpen dat ten aanzien van discussies over de Oostrand – waar vele discussies over zijn geweest, ook in het Provinciehuis: het wegtracé naar het Zonnehuis en dergelijke zaken – enige verwarring ontstaat. De provincie heeft het echter bestuurlijk goed in afspraken vastgelegd. De provincie trekt
31
samen op met het gemeentebestuur. Dat geldt ook voor de andere zaken die mw Bulk aankaart. Bij Zuidhorn, richting Groningen, zijn er vele zaken die nu bij wijze van spreken op de rails staan. Voorbeelden zijn het wegtracé Groningen-Zuidhorn, de problematiek van Aduard, de brug die daar moet worden vervangen, laad- en loskade, 30 kilometer, hoe moet dit worden gedaan? De gedeputeerde geeft aan dat hij tegenwoordig veelvuldig met het gemeentebestuur om de tafel zit om dit goed te stroomlijnen, om het goed in het zicht te houden en er goede besluiten over te nemen. Zo af en toe – en dat is op dit moment het geval – geeft de gedeputeerde het gemeentebestuur iets ter overdenking mee en om het te bespreken met de bevolking. Het is een wisselwerking. In tweede termijn Dhr Achterhof (inspreker) wenst in te gaan op het nemen van beslissingen, ook binnen het Provinciehuis, in kader van de grondberging en het Zonnehuis. Dit is nu juist de angst, of datgene wat de inwoners van Noordhorn kunnen constateren, namelijk dat al die deelbeslissingen maken dat de plek van de kanaalkruising en daaraan gekoppeld het wegtracé eigenlijk al vaststaat. De weg is feitelijk onomkeerbaar. Dit is ook de discussie geweest binnen de gemeenteraad van Zuidhorn. Daar is nu wel de beslissing omtrent wegtracé en kanaalkruising naar voren geschoven. De Oostrand is goedgekeurd. Ook binnen de gemeenteraad zijn echter twee raadsvergaderingen nodig geweest om uit te discussiëren welke beslissingen genomen zouden moeten worden. Grondberging heeft een belangrijke functie bij de opbouw of inrichting van de Oostrand en daarmee de ligging van wegtracé en kanaalkruising. Aan deze bezorgdheid wenst dhr Achterhof uiting te geven. Daarnaast heeft dhr Achterhof kunnen constateren dat ook in de commissie leeft dat in elk geval een aquaduct of tunnelvariant mee moet worden genomen in een MER-studie. Er werd even geopperd dat het sowieso zou gebeuren, maar dhr Achterhof heeft hier zijn twijfels over. In de kanaalstudies die tot op heden zijn uitgevoerd, waar dhr Duursma meer over kan vertellen en meer van weet, vallen die opties als het ware af. Dhr Moll (GroenLinks) stelt dat op zich al is gememoreerd – ook door hemzelf – dat er al veel besluiten door de Staten zijn genomen, maar zijn perceptie van besluitvorming is dat niet is besloten of het aquaduct zou moeten worden gekozen. In vele gevallen werd deze optie door andere partijen als niet realistisch genoemd. Als variant is het aquaduct echter nog nooit echt afgevallen. Daarom verdient het nog steeds een plaats in de MER-studie. Dhr Moll geeft te kennen zich af en toe eenzaam te hebben gevoeld wanneer hij voor het aquaduct pleitte, samen met D66. GroenLinks zal afwachten hoe het in de stukken komt. Het College heeft aangegeven dat het aquaduct in elk geval in de MER-studie zal staan. Het blijft in de discussie. Ook in andere gevallen heeft dhr Moll geleerd – en dat zal de gedeputeerde zich ook herinneren – dat er soms lang gediscussieerd moet worden over het landschap en dat er dan soms hele mooie alternatieve oplossingen worden aangedragen, aldus dhr Moll. Hij blijft hoopvol. Dhr Out (VVD) merkt op dat dhr Achterhof aan de grondberging refereerde en het voorbesluit wat daar uit voort zou kunnen vloeien. Dhr Out heeft het ook aan de gedeputeerde gevraagd, maar heeft er niet veel over gehoord, behalve dat er in het verleden besluiten zijn genomen. Hij wenst van de gedeputeerde toch een visie daarop te vernemen, of het inderdaad de reden kan zijn dat er in de startnotitie wordt gezegd dat het afvalt omdat het besluit al is genomen. Voorts roerde dhr Achterhof iets aan dat dhr Out zeer interessant vindt, want de provincie Groningen houdt wel bij de grens op, maar de weg niet. Dit betreft ontsluitingsweg A. Wanneer men kijkt hoe het richting Hardegarijp, Buitenpost, Noord Burgem is en men kijkt naar de inzet om het een ontsluitingsweg A te laten zijn, dan is dit een mooie gelegenheid om de gedeputeerde te vragen hoe hij met zijn Friese collega’s er voor zorgt dat het geheel goed wordt, in plaats van dat alleen het Groningse deel goed wordt. Mw Gräper-Van Koolwijk (D66) reageert op de woorden van dhr Achterhof. Zij heeft zelf ervaren dat er niet in deelbesluiten een besluit is genomen over Zuidhorn, sterker nog, zij heeft het idee dat heel veel zaken enigszins zijn aangehouden om er integraal een besluit over te kunnen nemen. Mw Gräper-Van Koolwijk is het eens met dhr Moll dat er een besluit genomen is tot aan het water, zoals de gedeputeerde zelf ook toegeeft. Vanaf het water naar de andere kant van het water lagen nog zeer
32
vele zaken open. Die discussie wordt nog gevoerd. De Staten voeren deze discussie ook. De discussie zou worden gevoerd na de MER. Mw Gräper-Van Koolwijk is van mening dat nu de startnotitie moet worden afgewacht. Zij hoopt dat dan een goede discussie kan worden gevoerd over de vraag hoe de oversteek van het water kan worden genomen. Dhr Musschenga (gedeputeerde) acht dit laatste terecht. In de startnotitie wordt het een en ander opgenomen. Daarin zullen uiteindelijk keuzes overblijven waarmee men doorgaat. Wat afvalt zal worden beargumenteerd. Daar hoort de gedeputeerde de statenleden graag over spreken. Er dienen geen misverstanden te zijn over besluiten die reeds door de Staten zijn genomen over het wegtracé en de brug van 9,5 meter die daar moet komen. Dat besluit is een paar jaar geleden genomen. Het had ook alles te maken met de grondberging die daarmee annex was, waarbij het College toentertijd ook voor de Staten hebben neergelegd hoe een en ander er uit zou kunnen zien, hoe dit aangekleed zou kunnen worden. Straks zal het een financiële afweging worden wat wel en wat niet kan. De gedeputeerde heeft het hierbij nog altijd over de zuidzijde, tegen de Oostrand aan. Alle besluitvormingen aan de noordkant van het kanaal zijn toen niet genomen en moeten derhalve nu worden genomen. Wanneer er een MER is dan is men verplicht – vanuit de MER-systematiek, maar een MER-commissie wil dit ook simpelweg zien – dat wordt uitgegaan van de nuloptie, de nulplusoptie en alle denkbare varianten. Wanneer dit niet wordt gedaan, zal de MER worden afgekeurd, en terecht. Er zijn in het verleden echter al wel besluiten genomen. Op onderdelen zijn er ook nadere besluiten genomen, bijvoorbeeld ter ontsluiting van het Zonnehuis en dat soort zaken. Deze besluiten zijn allemaal door de Staten genomen. De gedeputeerde overlegt veelvuldig met zijn Friese collega over de wegenstructuur. Het komt af en toe voor - niet alleen naar Friesland toe, maar ook naar andere provincies toe - dat de wegindeling aan gene zijde van de provinciegrens iets verschilt. Er wordt getracht om dit op elkaar af te stemmen, maar het heeft alles te maken met middelen, de bereidheid en soms zelfs met inzichten hoe men tegen een weg aankijkt en met de intensiteit die op de weg plaatsvindt. Het kan dus direct aan de overkant van de grens, doordat er bijvoorbeeld een dwarsverbinding ligt die veel wordt gebruikt, gans anders zijn voor de doorgaande verbinding dan bijvoorbeeld op dit stuk in Groningen. De procedures ten aanzien van de noordkant van het tracé moeten nog worden genomen. Er zijn daar allerlei varianten denkbaar. Dat zal worden beschreven. Daar zal de discussie over worden gevoerd. De gedeputeerde weet ‘donders goed’ hoe het in dat gebied bij de bevolking ligt. De voorzitter dankt de gedeputeerde voor de beantwoording. Hij dankt dhr Achterhof voor de wijze waarop hij de commissie heeft willen informeren en sluit het agendapunt af.
12.
Brief van GS van 15 juli 2004, nr. brief2004-17465, betreffende glastuinbouw Eemsmond/info werkgelegenheid en arbeidsaanbod richting lede n PS
De voorzitter merkt op dat zich een tweetal inspreker voor dit agendapunt hebben gemeld. Hij geeft het woord als eerste aan mw Zwaag. Mw Zwaag begint haar betoog, dat hier integraal wordt weergegeven. “Dank u wel mijnheer de voorzitter en leden van deze statencommissie voor de mogelijkheid iets te zeggen over een onderwerp wat ons in Oudeschip dagelijks bezig houdt: de mogelijke ontwikkeling van grootschalige glastuinbouw belichte groenteteelt Eemshaven/Oudeschip. Oudeschip, een kleine kern van de gemeente Eemsmond, gelegen aan de Middendijk en al eerder met 'opheffing' bedreigd door de komst van de Eemshaven, maar sinds een jaar of tien aan de beterende hand en nu wordt de leefbaarheid van het dorp door dit plan opnieuw bedreigd. Ik zal ons eerst even voorstellen: Naast mij zit mevrouw Etty Meyer, mijn naam is Elly Zwaag en wij wonen met veel plezier in Oudeschip. We hebben een onze brief aan uw fracties geschreven en daarin heeft u kennis kunnen nemen van onze zorgen en vragen over dit grootschalige project. Van een aantal van u hebben wij een reactie gekregen en het meest opvallende is dat u als uit één mond toezegt een weloverwogen afweging te zullen maken tussen
33
milieu en economische factoren, maar ons in het ongewisse laat over de prijsverhouding, factoren die voor u van belang zijn en van welke onderzoeksgegevens u uitgaat waarop u uw beslissing neemt. Vandaar dat wij deze mogelijkheid benutten om de volgende zaken onder uw aandacht te brengen. In ieder gesprek komt lichthinder als belangrijkste reden naar voren om tegen dit plan te zijn, en natuurlijk is dit een heel belangrijk item, zeg nou zelf: Wilt u 's nachts baden in het licht? En wat te denken van het verlies van het kostbaarste bezit van Nederland en dat Groningen in haar bezit heeft: het laatste restje nachtelijke duisternis! Straks moet ook u met de kinderen of kleinkinderen op het computerscherm onze prachtige sterhemel bewonderen! Er zijn meer redenen om tegen te zijn: onder andere wateroverlast, chemische verontreiniging van het water, de uitstoot van C02 en de effecten op de opwarming van de aarde, de Wadden, Eems en Dollard, de vogeltrek, de verkleining van het leefgebied van allerlei dieren, de aantasting van onze directe leefomgeving. U kunt daar uitgebreid kennis van nemen door onder andere onze geschreven bezwaarschriften op de startnotitie te lezen. Op één milieufactor, die m.b.t. de toename van geluid wil ik nu nog even ingaan. We raken onze stilte kwijt door het geluid van de warmtekrachtkoppelingcentrales, de afvoersystemen en ventilatoren, het toegenomen vrachtverkeer, om over het oorverdovende geluid tijdens een heftige regen- of hagelbui op een glazen dak nog maar te zwijgen! De bedrijvigheid in de Eemshaven trekt aan en zorgt ook voor geluidstoename. De Oostpolder is de buffer tussen haven en Oudeschip, maar daar staan nu de kassen gepland! Heeft u onderzocht of de realisatie van het kassenplan invloed heeft op de ontwikkeling van de Eemshaven en welke mogelijke gevolgen dat heeft voor de werkgelegenheid en de aard daarvan? Wij delen Uw zorg omtrent de werkloosheid, het gemiddeld lagere inkomensniveau en kwakkelende economie en we zijn voor het creëren van kwalitatief goede banen en structurele werkgelegenheid. In de startnotitie wordt uitgegaan van zo'n 1500 tot 2000 banen, maar bent u in het bezit van goed onderbouwde gegevens, gebaseerd op onafhankelijk onderzoek die inzicht geven in de aard en het niveau van het werk en de te verwachten banen op korte en op langere termijn en hoe en door wie deze banen moeten worden vervuld? O ja, en belangstellende tuinders, voorlopig lijken wij te worden gebruikt voor gunstige onderhandelingsposities elders in het land. We hebben 21 juni jl. van de heer Bleker informatie gekregen: het is duidelijk dat hij de kassen wil, maar de kosten, de investeringen die de realisatie van deze plannen met zich meebrengen zijn niet in kaart gebracht, te denken valt aan: de voorbereidende kosten voor het opstellen en presentatie van de startnotitie, de onderzoeken die in het kader van de MER moeten worden uitgevoerd, de acquisitie van tuinders, het verwerven van de gronden, aanleg en onderhoud van de infrastructuur, het reguleren van de verkeersstromen, de mogelijke subsidies of andere faciliteiten voor tuinders, de eventuele (gemeentelijke) subsidies aan medewerkers glastuinbouw met een minimum salaris, of uitkeringen als gevolg van ontslag door bijvoorbeeld verdergaande automatisering. Ook is niet aangegeven wie welke kosten voor haar rekening neemt. Wij vragen van u als onze volksvertegenwoordigers dat u de resultaten van de onderzoeken in het kader van de MER zowel als die van de financieel-economische onderzoeken en de belangen en argumenten van de bewoners van Oudeschip meeneemt in uw afwegingen. Wij zijn er van overtuigd dat de nog te besteden gelden beter voor andere doeleinden bijvoorbeeld scholing kan worden gebruikt. Dank U wel voor Uw tijd en aandacht. Met vriendelijke groet, mede namens een groep verontruste Oudeschipsters.”
Mw Klompsma begint haar betoog, dat hier integraal wordt weergegeven. “Geachte leden van de Commissie, dames en heren, mijn naam is J.J. Klompsma. Ik spreek tot u namens Op Goede Grond (OGG), een vereniging van mensen die de openheid van het grootschalige polderlandschap van de Oostpolder willen bewaren. Aanstonds gaat u over tot agendapunt 12, de bespreking van de brief van GS aan de leden van Provinciale Staten. De bijlagen hiervan vragen om kritische kanttekeningen. Die bijlagen gaan over een bepaald aspect van het glastuinbouwgebied van 435 hectare dat de gemeente Ee msmond en deze provincie willen ontwikkelen in de zo-even genoemde Oostpolder ten noorden van Oudeschip. Het projectgebied ligt in het uiterste noordoosten van onze provincie, daar waar het Hoogeland begint. Oudeschip kunt u vinden in het fotoboek dat onlangs is uitgebracht naar aanleiding van het bezoek van Hare Majesteit aan Warffüm onder
34
het hoofdstuk: Parels van de gemeente Eemsmond. Een uiterst lieflijk plaatje van de nog immer zeer fotogenieke l8e -eeuwse Middendijk, wat jongvee daarop en het onbezoedelde blauwe uitspansel daarboven. Inderdaad een parel. Dan dat aspect van het voorgenomen industriële glastuinbouwgebied. Dat aspect geeft tegelijkertijd de motivatie van de initiatiefnemers weer: werkgelegenheid. Dat is werkelijk een nobel streven, te rangschikken onder: de Beste Bedoelingen. Alleen, zoals zo vaak met de beste bedoelingen het geval is, ze ontberen realiteitsgehalte. Ik bedoel dit: Het rapport van Vermeulen van Praktijkonderzoek Plant en Omgeving gaat uit van een volledige bezetting van het gebied vanaf het allereerste begin. Het gaat dus impliciet uit van het uit economisch oogpunt achterlijke principe dat geen enkele tuinder daarna zal willen uitbreiden. Elf bladzijden tekst en vijf bladzijden met kleurige schema's. Nu zegt omvang op zich n iet zoveel, maar als ook nog eens nergens een voetnoot staat met een verwijzing naar een bron voor het aangevoerde cijfermateriaal, zegt ons dat wat. Het is een doodgewone folder. Een folder waarin ons het wenkend perspectief van 1381 manjaren wordt geboden. Vooral dat laatste ene manjaar is indrukwekkend. Waar komen toch steeds die 4 a 5 werknemers per hectare vandaan? In alle PPO- en aanverwante documenten die te vinden zijn over de werkgelegenheid in de glastuinbouw staat dat getal genoemd. Dat nu is een mantra. Als je het maar vaak genoeg noemt en leest en zegt, wordt het waar. Maar wat is waar? Waar is wat de sector er zelf over zegt, dames en heren. Een citaat: “Omdat er een aantoonbaar tekort aan personeel was in Nederland en de EU. werd ruim 75% van de vacatures in 2002 en 2003 legaal ingevuld met doorgaans Poolse werknemers”, citaat mr. F.A.M, de Wijs, secretaris Sociale Zaken ZLTO. Dit is waar: De toekomstvisie van glastuinder Tiny Aerts, lid van LTO Nederland vakgroep Tuinbouw: “...negentig procent van de arbeid (zal) worden overgenomen door de techniek. Zo is de plukrobot voor komkommers, paprika's en tomaten al rijp voor de praktijk.” Dit is waar: Uit: Marktvisie sector Groente, maart 2003, p. 11: “Beperking van de arbeidsvraag door robotisering maakt de sector minder kwetsbaar voor arbeidskosten en verhoogt de kwaliteit van de resterende arbeid. Concepten voor jaarrond produceren versterken de investeringsbasis voor arbeidsbesparende maatregelen, in alle schakels van de keten.” Dit is waar: Wetenschappers van de Amerikaanse Ohio State University in Columbus hebben een robot ontwikkeld voor het plukken van tomaten. Het stond te lezen in Agrarian Answers van 17 augustus 2004. Bovendien: Is de oogstobot voor komkommers van het Instituut voor Milieu- en Agritechniek (IMAG) praktijkrijp. Het oogsten van vruchtengroenten zoals komkommers, tomaten en paprika behoort tot de meest arbeidsintensieve handelingen. Dit is waar: Bericht van AVAG. Platform toeleveranciers glastuinbouw (www.avag.nl): “Binnen de glastuinbouw neemt de mate van mechanisatie en automatisering in hoog tempo toe. Het is voor het rendement van de sector van groot belang om het aandeel arbeid in de productie van voedingstuinbouw en sierteeltproducten nog verder terug te dringen.” Dit is waar: “Veertig procent van de teelt- en handelsbedrijven in de tuinbouw verwacht dat de werkgelegenheid in deze sector over vijf jaar zal afnemen. Automatisering, mechanisatie en robotisering zijn volgens een deel van de ondernemers verantwoordelijk voor de daling van de menselijke arbeidsinzet.” Aldus J. van der Veen, voorzitter van het Productschap Tuinbouw (PT), in zijn nieuwjaarsrede op 7 januari 2003. Dit, dames en heren is de Vrije Markt in optima forma. En dat is iets heel anders dan het streven van beleidsmakers naar het vergroten van de werkgelegenheid. Al deze zaken zijn gewoon op het Internet te vinden. Tik robotisering en glastuinbouw in. Kijk eens bij "Tomation" leer alles over tomaatbladplukrobots. Alles erop gezet door de sector zelf. En kom me dan alsjeblieft nooit meer aan met gewasverzorgingsmedewerkers, oogstmedewerkers. Kom nou, nog even doorslapen dames en heren en de robots doen het werk van 1381 mensen. Kortom: In de sector is sprake van een beleid op grond van permanente kostenoriëntatie, van schaalvergroting en automatisering waarbij uit alle macht wordt gewerkt aan het naar beneden brengen van de kostenfactor arbeid. En wie ons vertelt dat dat niet zo'n vaart zal lopen, heeft zich niet in de materie verdiept. Of juist wel. Morgen is de openbare raadsvergadering van de gemeente Terneuzen. Honderden hectares beoogd glastuinbouwgebied in drie polders van Zeeuws-Vlaanderen.
35
Twee grote tomatentelers hebben (toevallig in dezelfde tijd dat de Grote Gegadigde voor de Eemsmondse kassen zich afmeldde) al gezegd zich er te willen vestigen. En dat terwijl de bestemming nog niet eens is vastgesteld. Maar ja, veel meer zonne-uren, hè? Scheelt 50 kWh per vierkante meter. Toch 2,5 miljoen kWh voor één kas van 5 hectare. Reken zelf maar uit hoeveel dat voor 250 hectare is. De startnotitie is opgesteld door Witteveen+Bos. En weet u om hoeveel arbeidsplaatsen het gaat? Maar liefst 1500!! Hoe zouden ze daar nu op zijn gekomen, daar in Terneuzen? Dames en heren, ik weet niet of alle stellingen al betrokken en de hakken in het zand gezet zijn. Ik hoop het niet. Weet waar u het over heeft, straks bij punt 12. Laat u niet in slaap zoemen door mantra's en huiver bij de gedachte aan het uitgeven van 400.000 euro aan vaag onderzoek voor een project dat op de korte termijn alleen de desbetreffende ondernemers tot voordeel zal strekken. De werkzoekenden hebben het nakijken. Ik heb gezegd. Dank u wel”
De voorzitter constateert dat er geen vragen aan beide inspreeksters zijn en gaat over tot de behandeling in eerste termijn. Mw Gräper-Van Koolwijk (D66) merkt op dat, zoals D66 ook al bij de Voorjaarsnota heeft gezegd, het belangrijk is dat zaken in de juiste volgorde plaatsvinden. Mede met GroenLinks en de SP heeft D66 zich toen verzet tegen het gevoel dat alles enigszins in elkaar werd gedraaid om het tempo op te voeren. De stukken die vandaag worden besproken roepen hetzelfde gevoel bij de D66-fractie op, namelijk snel in elkaar gedraaide informatie. De vragen van D66 zijn ook al door de insprekers gesteld. Waar is het stuk van PPO op gebaseerd? Het ziet er heel leuk, snel en gelikt uit, maar D66 krijgt niet het gevoel dat het op iets is gebaseerd. Er zijn geen bronnen vermeld. Hoe zijn ze tot hun verwachtingen gekomen? In hoeverre zijn zaken als automatisering meegenomen in de plannen? Zijn het cijfers op basis van wat er nu letterlijk gebeurt? De sheets van het CWI voldoen naar opvatting van D66 al helemaal niet. Sheets zijn er over het algemeen om een verhaal te ondersteunen. Wanneer het verhaal zelf achterwege blijft, hebben sheets niet zoveel zin. Voor D66 voldoet dit niet aan de vragen die zijn gesteld tijdens de behandeling van de Voorjaarsnota en de informatie is zeker niet voldoende om een oordeel over de plannen te kunnen vellen. Daarnaast is gebleken dat in de gemeente inmiddels een startnotitie van de MER is verschenen en besproken. D66 vraagt zich af waarom de startnotitie niet, zoals gebruikelijk is bij gemeenschappelijke projecten als zo-even de brug in Noordhorn ook aan de Staten is aangeboden en waarom de commissie deze niet kan bespreken. Dit zou naar inzicht van mw Gräper-Van Koolwijk een goede zaak zijn. Via andere trajecten heeft zij in de stukken mogen kijken. Daaruit blijkt wel dat het om een iets ander beeld gaat dan dat de statenleden tot op heden hadden. Het blijkt om zeer, zeer hoge kassen te gaan die ver boven de dijk uitkomen. Dat soort zaken heeft natuurlijk ook invloed, naast de lichtvervuiling waar altijd over wordt gesproken. D66 wenst kortom veel meer informatie voordat een oordeel kan worden geveld. In tegenstelling tot wat in het journalistiek verslag staat, is D66 zeer kritisch over de glastuinbouw in de Eemshaven. D66 staat echter open voor de discussie en wil de discussie graag ten volle voeren met zowel voor- als tegenstanders van de gla stuinbouw. Eerlijkheidshalve dient mw Gräper-Van Koolwijk hierbij wel op te merken dat de voorstanders D66 tot op heden bijzonder weinig hebben kunnen overtuigen. Dhr Van der Span (CDA) stelt dat met betrekking tot het onderwerp het aspect van de hoge werkloosheid in de provincie Groningen voor het CDA van groot belang is en bij de bespreking moet worden betrokken. Een aantal vragen dat nu extra wordt opgeworpen met betrekking tot de consequenties van de glastuinbouw voor het gebied is erg technisch. Dhr Van der Span zou op deze vragen graag enige antwoorden willen hebben. Dhr Van der Span geeft aan agrariër noch kweker te zijn en er dus niet zo van op de hoogte te zijn. Wel is zijn buurman een kweker. Dhr Van der Span verzekert dat hij daar elke dag ‘hele volksstammen mensen’ aan het werk ziet. Hij zou van het College graag antwoorden vernemen hoe dat zit met het werkgelegenheidsaspect. Lichthinder is over gesproken, maar naar opvatting van dhr Van der Span is dit een technisch verhaal. Daar is iets aan te doen. Het is belangrijk hoe met de omgeving wordt omgegaan. Kassen kunnen drie à drieënhalf meter hoog zijn, maar er zijn ook kassen die bijna wolkenkrabbers genoemd moeten worden. Hierover zou de CDA-fractie graag nadere informatie vernemen.
36
Dhr Staghouwer (ChristenUnie) geeft aan dat de fractie van de ChristenUnie positief is over de ontwikkelingen die in het Eemshavengebied plaatsvinden. Voorts is men positief over het onderzoek. Uiteraard is de ChristenUnie ook zeer kritisch over de lichteffecten. De lichteffecten dienen zoveel mogelijk te worden beperkt en eigenlijk tot nul te worden gereduceerd. Voorts is de ChristenUnie kritisch over het rapport. In het rapport wordt een wel heel eenzijdig beeld gegeven over een aantal zaken. Het ziet er allemaal zeer rooskleurig uit, maar de ChristenUnie vraagt zich in alle eerlijkheid af of deze informatie allemaal wel juist is en niet op lucht is gestoeld. De ChristenUnie is wel positief over de effecten als die zo zouden zijn als omschreven. Het betekent voor de bewoners in het gebied natuurlijk ook een duidelijke stimulans om ook een stuk werkgelegenheid te kunnen krijgen. Uit gesprekken met bewoners uit het gebied is de ChristenUnie ook gebleken dat de mensen daar best heel positief over zijn. Er zijn niet alleen negatieve geluiden, maar ook positieve geluiden. Dhr Staghouwer stelt dat moet worden beseft dat het gebied Eemshaven is geprojecteerd om dat stuk werkgelegenheid te kunnen realiseren. De ChristenUnie is echter wel kritisch over met name de in het rapport aangehaalde teelten. Deze zijn buitengewoon eenzijdig. Trostomaten worden genoemd. Hoe komt dit tot stand? Dhr Staghouwer dacht altijd dat de markt de vraag bepaalt. Dit komt naar inzicht van de fractie van de ChristenUnie niet genoeg naar voren. Daarnaast is er de druk op het wegennet. Er wordt gesproken over heel veel overslag en heel veel productie. Daar zijn nog geen goede oplossingen voor bedacht. Een concrete vraag is of er überhaupt wel belangstelling is. Er wordt wel geroepen dat er belangstelling is, maar is dit werkelijk zo? Samengevat is de ChristenUnie positief over het onderzoek en positief over de effecten die glastuinbouw zou hebben op de werkgelegenheid, maar de ChristenUnie blijft kritisch. Mw Bulk (SP) roept in herinnering dat de SP, D66 en GroenLinks destijds hebben gestemd tegen het bedrag dat beschikbaar wordt gesteld voor de verdere ontwikkeling van de glastuinbouw. Net als D66 is de SP van mening dat het hele ‘gedoe’ in elkaar wordt gedraaid, dat de volgorde der dingen niet wordt aangehouden zoals het zou horen. De SP -fractie is van mening dat eerst de MER afgewacht moet worden en dan pas verder moet worden gekeken. De SP ziet de MER dan ook met spanning tegemoet. Ten aanzien van de onderzoeken heeft mw Bulk een korte opmerking over lichtdichtheid. Er zijn al zeer veel onderzoeken naar geweest. Uit het mooie boek ‘Prachtige kassen’ is ook duidelijk dat het totaal lichtdicht kan, dus als het al door mocht gaan, zou de provincie sowieso daar vanuit moeten gaan. De SP vond de werkgelegenheidscijfers erg onduidelijk en heeft derhalve ook gevraagd om duidelijker cijfers. Het zou nu ook duidelijk moeten zijn, maar dit is niet het geval. Er liggen cijfers voor van het Praktijkonderzoek Plant en Omgeving, een onderzoek dat pro-glastuinbouw is. Daarbij wordt uitgegaan van zes werknemers per hectare. Zo komt men bij 230 hectare uit op 1380. Mw klompsma had het over 1381, maar mw Bulk heeft het afgerond. Arbeidsnormen Tuinbouw uit 1994, land- en tuinbouwcijfers van het CBS/LEI (Landbouw Economisch Instituut) gaan uit van vier tot vijf werknemers per hectare. Mw Bulk spreekt hier over dezelfde soort glastuinbouw. Dit resulteert in vier werknemers op 920 arbeidsplaatsen, bij vijf op 1150. De praktijk in Berlicum. Daar werken twee werknemers per hectare. Dan komt men uit op 460. Zeer verschillende cijfers, kortom. De trend is afnemend door aan de ene kant langere werktijden, en aan de andere kant de verregaande automatisering. De cijfers per hectare zullen derhalve alleen maar afnemen. Bovendien zal het opleidingsniveau dat wordt gevraagd omhoog gaan, van LTO naar MBO. Daarnaast zijn er cijfers over de werkgelegenheid die de bouw oplevert. Praktijkonderzoek Plant en Omgeving gaat uit van een bouwtijd van vijf jaar, ergens anders wordt tien jaar genoemd. Dit geeft verschillen in werkgelegenheidscijfers. Bovendien is het vaak zo dat de glastuinbouwer zijn eigen mensen meeneemt en zijn eigen installatiebedrijven meeneemt en dat de regio in principe alleen iets te maken heeft met de wegaanleg. De SP heeft om meer duidelijkheid gevraagd. Deze duidelijkheid heeft het College absoluut niet gegeven. Het betreft heel hoge kassen, wat hier absoluut nog niet bekend is. Het wordt hoog tijd dat de MER in de commissie kan worden geraadpleegd en besproken. Dhr Köller (PvdA) geeft aan dat de glastuinbouw de Staten al jaren ‘achtervolgt’. In de verslagen van de Staten uit de beginjaren 1960 las dhr Köller enorme verhalen over de tuinbouw en de vraag hoe met de sector omgegaan zou moeten worden in de provincie Groningen. Het zijn zeer boeiende stukken. Er staan ook zaken in die nu nog steeds van toepassing zijn. Dhr Köller heeft ook al eens gezegd dat de knoop toch eens een keer moet worden doorgehakt of de provincie er mee door wil gaan of niet. Indien
37
de Staten dit willen, dan dienen de Staten daar ook geld voor beschikbaar te stellen en dan dient er onderzoek naar te worden gepleegd of het hier in de provincie mogelijk is. Dhr Köller denkt dat het project bij de Eemsmond, waar de Staten bij de Voorjaarsnota geld voor beschikbaar hebben gesteld, kans van slagen heeft. Daarom staat de PvdA positief ten opzichte van de glastuinbouw aldaar. Dat wil niet zeggen dat men klakkeloos moet zeggen: “Jongens, kwak die kassen er maar neer en leve de lol”. Dhr Köller is zich wel degelijk bewust van alle ins en outs die bij dat soort grootschalige operaties aan de orde zijn. Hij doet gewag van het feit dat hij ook in een dorp woont dat ooit bijna van de kaart was geveegd. Dat was in dezelfde periode toen ook ter sprake stond dat Oudeschip van de kaart zou worden geveegd. In beide gevallen hebben de inwoners gewonnen en bestaat het dorp nog steeds. Dhr Köller is niet de mening toegedaan dat alles moet wijken voor de glastuinbouw. Hij zegt heel gevoelig te zijn voor dit soort afwegingen. Met name uit de discussies die dhr Köller heeft gehad met de mensen in Oudeschip – en dit waren heftige en harde discussies – is toch duidelijk gebleken dat er een aantal punten zijn in het verhaal – lichthinder en daar annex aan de duisternis, wateroverlast, uitstoot van allerlei broeikasgassen, kortom het hele milieu – die wel degelijk de aandacht van de statenleden moeten hebben en dat deze ook op een manier moeten worden bejegend zodat het zoveel mogelijk tegemoet komt aan de mensen die daar wonen. Geluid is hetzelfde verhaal. De bedrijvigheid neemt toe, maar dhr Köller denkt niet dat dit een punt is waar de Staten zich druk om moeten maken, want de provincie wil graag bedrijvigheid. Bedrijvigheid en de overlast daarvan kan volgens dhr Köller wel beperkt worden. Daar moet niet zo zwaar aan worden getild. De werkgelegenheid is voor de PvdA-fractie altijd van doorslaggevende aard geweest met betrekking tot de glastuinbouw. Nu heeft bijna de hele commissie al kritiek geleverd op het rapport van PPO. Dat er geen bronnen in vermeld staan zal dhr Köller een zorg zijn, want de mensen die het hebben bedacht, hebben er werkelijk naar gezocht, zich op realiteit gebaseerd en niet geciteerd uit andere rapporten van meneer Huppeldepup… Mw Gräper-Van Koolwijk (D66) merkt in de richting van dhr Köller op dat op het moment dat de mensen het simpelweg hebben opgezocht, het niet heel veel moeite is – sterker nog, vanuit wetenschappelijk oogpunt zijn ze dit verplicht – om er een voetnoot onder te plaatsen waar ze de gegevens aan ontlenen. Dhr Köller (PvdA) constateert dat ze dit niet hebben gedaan. Dit heeft hem verder niet gestoord. Er wordt massaal gevallen over het feit dat er geen voetnoten onder staan. Dit beschouwt dhr Köller als het minst belangrijke aan een rapport. Mw Gräper-Van Koolwijk (D66) wenst haar opmerking te nuanceren. Zij had kritiek op het feit dat er niet wordt uitgelegd waarom er voor het glas wordt gekozen en dat er niet wordt uitgelegd hoe men komt tot het aantal werknemers per hectare. Dergelijke gegevens zou mw Gräper-Van Koolwijk gaarne meer uitgelegd krijgen dan dat ze als een soort feit worden gepresenteerd. Dhr Köller (PvdA) werpt tegen dat dit iets heel anders is dan een voetnoot. Ook dhr Köller beseft dat kassen niet van roestvrij staal gemaakt kunnen worden. Mw Bulk (SP) vraagt dhr Köller of ook hij niet van mening is dat het Praktijkonderzoek, om het voorzichtig uit te drukken, gekleurd is. Zij staan positief tegenover glastuinbouw. Dan kan men er wel enkele werknemers per hectare aftrekken. Het rapport is positief gekleurd. Dhr Köller (PvdA) merkt op dat het rapport zowel gekleurd als echt gekleurd is. Hij is het wel met mw Bulk eens dat men bij al dit soort cijfers een bepaalde marge aan dient te houden. Dhr Köller geeft aan lang genoeg in de Staten te zitten om te weten hoe er wordt ‘gerotzooid’ en wordt gerekend met multipliers. Wanneer men bijvoorbeeld het verleden neemt van een geïnvesteerd bedrag en kijkt hoeveel werkgelegenheid dit oplevert. Het is inderdaad simpelweg een momentopname. Op het moment dat men zegt het te gaan doen, is er een berekening op los te laten wat elke investering ongeveer – met een bepaalde marge – aan werkgelegenheid oplevert. Dat de wereld daarna andersom gaat draaien en dat robotten door de kassen heenlopen, is iets wat naar opvatting van dhr Köller op dit moment nog niet kan worden ingeschat.
38
Mw Bulk (SP) stelt dat het niet over de toekomst gaat, maar over dit moment. Nu draait de wereld al anders dan in het rapport wordt genoemd. Dhr Köller (PvdA) ontkent dit. Hij is van mening dat men daar voor zichzelf naar moet kijken en zich afvragen of het reëel is of niet. Het is een Praktijkonderzoek, derhalve kan worden aangenomen dat de mensen uit de praktijk afkomstig zijn. Er komen cijfers uit die dhr Köller in elk geval meevallen. In het begin had dhr Köller het idee dat het allemaal wel machinaal zou zijn, maar als hij kijkt naar de hoeveelheid werkgelegenheid die in het rapport wordt genoemd en er zijn eigen marginaliteit er op loslaat, acht hij dit een substantiële uitbreiding van de werkgelegenheid voor het gebied. Dit stemt dhr Köller tevreden en is de reden waarom de PvdA-fractie positief staat tegenover de plannen. Mw Gräper-Van Koolwijk (D66) oppert in de richting van dhr Köller dat hij stelt dat het cijfers voor nu zijn en dat nog zal moeten blijken wat de toekomst zal bieden, maar op het moment dat de provincie nu investeringen doet, doet de provincie dat voor de toekomst. Dan zijn de verwachtingen met name rondom automatisering – die heel reëel zijn en ook al in een vergevorderd stadium zijn – serieuze zaken die mee moeten worden genomen in dat soort onderzoeken. Op het moment dat wordt geïnvesteerd voor werkgelegenheid, moet er toch ook een bepaalde zekerheid bestaan dat de werkgelegenheid er uit gaat komen? Dhr Rijploeg (PvdA) vraagt mw Gräper-Van Koolwijk of het niet zo is dat D66 altijd voor hightechinvesteringen is. Als het die kant op gaat, naar meer automatisering, dan is dat toch alleen maar prachtig? Mw Gräper-Van Koolwijk (D66) antwoordt dat zij absoluut voor hightech-investeringen, technologie en verbeteringen is, maar op het moment dat zij de afweging moet maken of er een industriecomplex moet komen in een bepaald gebied tegen de rand van de Waddenzee, dat grote effecten heeft voor de omgeving, dan is mw Gräper-Van Koolwijk de mening toegedaan dat er een serieuze afweging moet worden gemaakt. Als het gaat om innovatie en technologie, kan zij zich voorstellen dat er genoeg andere gebieden zijn in de provincie, bijvoorbeeld rondom Hoogezand waar dat soort innovaties heel goed terecht kunnen komen. Dhr Köller (PvdA) stelt dat het punt is dat er niets nieuws aan wordt toegevoegd. Het betoog van de tweede inspreekster ging zo snel en zat zo boordevol informatie dat dhr Köller het idee kreeg dat alles straks wordt gerobotiseerd. Dhr Köller vindt het allemaal zeer interessant en hij zal de komende dagen ook echt gaan zoeken om te kijken hoe dat allemaal in elkaar zit. Het is gigantisch interessant, maar dhr Köller acht het op dit moment een brug te ver – om in het jargon van deze tijd te blijven – om daar nu een mening op te baseren. Hij is bereid met de bewoners van Oudeschip – dhr Köller is het met iedereen eens die zegt dat de MER en alles wat daar annex aan is ook in de commissie ter tafel moet komen – de discussie aan te gaan, maar dit laat onverlet dat de PvdA-fractie consistent positief blijft ten opzichte van de glastuinbouw in de provincie Groningen. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) merkt op dat het van tweeën één is. Ofwel de PvdA en dhr Köller zijn bereid om een open discussie aan te gaan en zijn bereid om het eerste besluit om het sowieso door te zetten ter discussie te stellen, of de PvdA en dhr Köller doen dit niet. Het kan niet allebei. Dhr Köller (PvdA) legt uit dat hij met de mensen in de omgeving heeft gepraat. Daar is echt geen keihard njet, daar is een mogelijkheid om in discussie de hinder en de overlast en de zaken die met name door de eerste inspreekster zijn verteld te beperken. Als op basis van de mening van de PvdA daar voldoende aandacht aan wordt besteed, dan is het voor de PvdA nog steeds een positief besluit. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) vraagt dhr Köller of er bij de PvdA een keihard ‘ja’ ligt. Of is de PvdA bereid dit ter discussie te stellen?
39
Dhr Köller (PvdA) antwoordt dat een keihard ‘ja’ of ‘nee’ op dit moment niet aan de orde is. Er wordt nu een discussie gevoerd. De PvdA-fractie staat positief ten opzichte van de glastuinbouw. Dhr Köller kan op dit moment niet zeggen of er bij de PvdA sprake is van een honderd procent ‘ja’. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) constateert dat er op dit moment geen keihard ‘ja’ van de PvdA is. Dhr Köller (PvdA) legt uit dat de discussie gaande is. Er is een aantal afspraken gemaakt, ook met het College, ook met de mensen die daar wonen, om te komen tot een optimale uitvoering van dat programma. Als blijkt dat het niet aan de criteria van de PvdA voldoet, zal er een heel andere situatie ontstaan. Dan kan men ook terug. Men dient niet ten eeuwigen dage altijd ‘ja’ te blijven zeggen, en in de richting van dhr Van der Ploeg geeft dhr Köller aan dat men ook niet ten eeuwigen dage altijd ‘nee’ zou moeten blijven zeggen. De voorzitter stelt dat het antwoord van dhr Köller duidelijk is. Hij roept op enige discipline te betrachten, aangezien er nog enkele agendapunten - waaronder de Begroting - moeten worden behandeld. Hij geeft het woord aan dhr Zanen. Dhr Köller (PvdA) maakt ernstig bezwaar tegen het besluit van de voorzitter. Dhr Köller bepaalt zelf wanneer hij stopt. Hij wenst nog één opmerking te maken. De voorzitter geeft aan dat dhr Köller in tweede termijn de gelegenheid krijgt om te spreken. Hij geeft het woord aan dhr Zanen. Dhr Zanen (PvhN) merkt op dat de PvhN met verbazing kijkt naar wat zich hier nu afspeelt. Het begin van de aandacht voor de glastuinbouw is naar inzicht van dhr Zanen gelegen in het moment dat in het Westland tuinders enigszins in de knel kwamen qua ruimte om hun bedrijven verder te ontwikkelen. De verwachting was dat, wanneer er in Noord-Nederland faciliteiten ontwik keld zouden worden, er wellicht een stroom van tuinders naar het Noorden zou verkassen. Een van de zaken die dhr Zanen altijd heeft betreurd is dat de noordelijke provincies het eigenlijk niet goed eens zijn geworden over waar dat zou moeten. Het is altijd verdeeld gebleven over een aantal gebieden: Sexbierum, Sappemeer, Zuidoost-Drenthe. Daar heeft het een zekere omvang gekregen. In het Eemsmondgebied heeft het ook altijd enigszins gespeeld. Dhr Zanen denkt dat het niet voor niets is dat in het Westland een geweldige concentratie van tuinders is geweest en dat dat de succesfactor van dat gebied is geweest. Wanneer men de glastuinbouw over kleine gebieden verspreidt, is de kans op succes volgens dhr Zanen vrij beperkt. Dat speelt hier volgens dhr Zanen eveneens. Wanneer hier een groep ondernemers zou staan die te kennen geeft te willen investeren, dan zou men als overheid kunnen vragen waarom ze zich hier willen vestigen en niet verderop. Daar hebben ze misschien argumenten voor. Vervolgens kan men stellen dat er een hoop kanttekeningen zijn te plaatsen bij dit soort investeringen – en die zijn hier ook genoemd –, te weten het aspect van de nachtelijke duisternis, lawaai, het landschap, uitstoot van CO2 door stoken en de kwaliteit van de arbeid. Dat punt heeft dhr Zanen bij de behandeling van de Begroting in eerste termijn ook genoemd. Wanneer men voor glastuinbouw kiest om de werkgelegenheid te bevorderen – dat zou voor de provincie een argument kunnen zijn om er voor te zijn, mits de overige aspecten enigszins beheersbaar zijn – dan dient men te kijken wat voor soort werkgelegenheid er dan ontstaat. Heeft deze werkgelegenheid enige duurzaamheid? Daar zijn naar opvatting van dhr Zanen enkele reële opmerkingen over gemaakt, namelijk over de vrij snelle ontwikkeling in die sector op het vlak van de inzet van arbeid. Hierdoor zou de provincie op termijn enorm veel overhoop gehaald kunnen hebben, terwijl er een vrij beperkt resultaat is geboekt. Als het gaat om de huidige arbeid moet men naar inzicht van dhr Zanen kijken naar de praktijken die bestaan in de andere gebieden waar tuinbouw is. Als het gaat om de onderkant van de arbeidsmarkt, dus parttime, seizoenmatige inzet, dan kan dit niet toereikend zijn als kern van de mensen die in deze sector werken. In dat geva l zou de provincie op een verkeerde manier werkgelegenheid stimuleren. Dhr Bleker (gedeputeerde) interrumpeert en geeft aan de genuanceerde redenering van dhr Zanen te begrijpen. Als het nu zo is dat in een gebied er een redelijk fors aanbod is aan arbeid in de wat lager geschoolde segmenten en vervolgens doet zich een gelegenheid voor – via de glastuinbouw – om ook
40
vraag naar dat soort arbeid te genereren, en er is ook redelijk zicht op dat dit niet arbeid is voor een paar jaar, maar dat de vraag naar arbeid ook op de langere duur blijft, is dan uit sociale overwegingen zo’n investering – als die andere punten onder controle zijn – voor de PvhN te overwegen? Dhr Zanen (PvhN) stelt dat het niet zo is dat deze mensen daar komen en dat er dan niet heel andere zaken zouden kunnen gebeuren, zoals bijvoorbeeld met bollen pellen, et cetera, is gebeurd. Dat er heel andere processen in gang worden gezet, dat bijvoorbeeld scholieren worden ingezet, dat Polen hier komen vanwege het loonniveau. Al dat soort mechanismen gaan dan spelen. Daardoor zou het kunnen dat het de provincie op deze manier niet lukt om de mensen die in dat gebied wonen aan het werk te helpen en andere processen wel in gang worden gezet. De vraag is of de provincie deze ontwikkeling wel moet stimuleren. Dhr Zanen vindt dat de Staten deze vraag toch echt - ook naar aanleiding van deze informatie, want die is best interessant moeten beantwoorden. Als de Staten zouden besluiten voor de glastuinbouw, dan zou de MER-studie zeer spoedig gezamenlijk moeten worden besproken. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) geeft aan dat hij vanochtend eigenlijk had willen voorstellen om dit agendapunt af te voeren, omdat de commissie nog in verwachting is van een notitie van het College, waarbij op een integrale manier het hele proces en de initiatieven die het College onderneemt zouden worden beschreven. Aangezien er insprekers waren heeft dhr Van der Ploeg van dit voornemen afgezien. Dhr Van der Ploeg bekent dat de discussie hem toch wel enigszins blij maakt, in die zin dat GroenLinks de fracties hier aanwezig al in mei bij de Voorjaarsnota heeft opgeroepen om met hun standpunten naar voren te komen. Dit komt langzaam op gang. Dhr Van der Ploeg is bovendien verheugd dat de meeste fracties aangeven dat ze de discussie open willen houden ten aanzien van de verdere plannen en niet keihard ‘nee’ of ‘ja’ zeggen. Ten aanzien van de ontlokking van dhr Köller stelt dhr Van der Ploeg dat GroenLinks geen principieel tegenstander is van de glastuinbouw en heeft dit ook nooit beweerd. Dhr Köller (PvdA) vraagt of het in de toekomst nog ‘ja’ kan worden. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) antwoordt dat glastuinbouw in algemene zin voor GroenLinks inderdaad ‘ja’ kan worden, maar ten aanzien van deze grootschalige plannen ligt er een keihard ‘nee’ van de fractie van GroenLinks. De plannen zoals deze voorliggen worden door GroenLinks afgewezen. Dhr Köller (PvdA) concludeert dat GroenLinks ‘nee’ zegt tegen de plannen en dat dit nooit ‘ja’ kan worden. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) antwoordt dat ten aanzien van de weg die het College bewandelt… Dhr Köller (PvdA) interrumpeert en stelt het niet over de weg, maar over de aanleg te hebben. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) stelt te spreken over de plannen die het College voorlegt aan de Staten en waar het College geld voor heeft gevraagd. Deze plannen wijst GroenLinks categorisch af. Ze zijn te grootschalig, de dreiging van licht. Er zijn bovendien veel te veel onduidelijkheden. De argumenten heeft dhr Van der Ploeg allemaal al eerder genoemd. Hij wenst ze niet te herhalen, omdat die discussie nog weer terugkomt en er op dit moment eigenlijk alleen een onderzoek voorligt. Dhr Köller (PvdA) concludeert dat er voor dhr Van der Ploeg verder geen discussie hoeft te komen. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) geeft aan dat hij juist een discussie wenst. Dit zou dhr Köller toch bekend moeten zijn. Dhr Köller (PvdA) oppert dat wanneer dhr Van der Ploeg discussie wil, op de manier zoals hij begon, het dus een open discussie is waarin alles nog mogelijk is. Dhr Van der Ploeg spijkert het echter dicht en toch wil hij discussiëren. Dhr Köller vraagt zich dan af waarover.
41
Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) verzoekt dhr Köller goed te luisteren. Wanneer dhr Van der Ploeg aangeeft dat de fractie van GroenLinks de grootschalige plannen zoals die zijn voorgelegd afwijst, betekent dat dat er ergens ruimte is naar kleinschaliger invulling van plannen. Dit heeft GroenLinks steeds gezegd en daarbij de voorwaarde eraan gekoppeld dat als de Staten hierover gaan discussiëren, GroenLinks ook zekerheid wenst te hebben over de vraag of er ook daadwerkelijk tuinders zijn die zich daar graag willen vestigen. Het antwoord van het College in de Algemene Beschouwingen was op dat punt heel erg duidelijk en ook verrassend, voor GroenLinks en voor anderen. De laatste maanden was er namelijk juist veel geschermd met grote tuinders die belangstelling hadden. Dhr Köller (PvdA) vraagt door wie. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) antwoordt dat dit bijvoorbeeld de burgemeester van Eemsmond was. Dhr Köller (PvdA) merkt op dat de Staten daar niet over gaan. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) beaamt dit. Het betreft echter wel de partners van het College. Dhr Van der Ploeg neemt aan dat er heel veel overleg wordt gevoerd. Als potentiële tuinders afvallen is dat voor sommigen heel vervelend, maar het is feitelijk wel een gebeurtenis die van belang is voor dit soort plannen, en met name ten aanzien van de planning en voor de invulling van het proces. Dan gaat het over geld, over onderzoek, wat wel en wat niet wordt gedaan. In mei heeft het College in deze commissie aangegeven dat het geen onomkeerbare stappen zal ondernemen. Dan gaat het er inderdaad om wat de detaillering daarvan is. Dhr Van der Ploeg verwacht in de notitie te lezen wat er concreet aan onderzoek wordt gedaan, wat het proces is, wat de rol is van de provincie. Daar wacht de fractie van GroenLinks nog steeds op. Ondertussen roert het volk zich in deze commissie, en terecht. Dhr Van der Ploeg snijdt vervolgens het onderzoek zelf aan, omdat dit op de agenda staat. Hij geeft te kennen het met interesse te hebben gelezen. Hij moet constateren dat het mogelijk is om nog kritischer te zijn dan hij al was. De analyse van dhr Van der Ploeg kwam ook tot een naar beneden stelling van het aantal werknemers per hectare. Dit is, voor zover dhr Van der Ploeg dit kan analyseren, gebaseerd op voornamelijk historische cijfers en statistieken. Dhr Köller heeft er altijd een mooie kreet bij: “Je hebt leugens en je hebt statistieken”. Dhr Köller (PvdA) interrumpeert en wenst correct te worden geciteerd. Hij heeft het over “leugens, grote leugens en statistieken”. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) noemt als voorbeeld de tabel op bladzijde 14. Daar staan 138 manjaren bij ondernemers en bedrijfsleiding. Een gemiddeld nieuw bedrijf zit op twintig hectare, dan gaat het over elf bedrijven. In deze sector zijn dat familiebedrijven. Dan gaat het om circa 13 per bedrijf. Dit lijkt dhr Van der Ploeg wat veel. Onder Oogst, verwerking en veiling rijden staat 462 manjaren, terwijl ervan wordt uitgegaan dat er juist heel veel direct aan klanten wordt geleverd en de producten dus helemaal niet naar de veiling gereden hoeven te worden. Toch heeft dhr Peter Vermeulen het op een integere manier getracht te doen op basis van historische cijfers, naar opvatting van dhr Van der Ploeg. Het is inderdaad jammer dat er geen bronvermeldingen zijn. Uiteindelijk zal men ook bij andere cijfers tot de conclusie komen dat er wel degelijk werkgelegenheidseffecten zijn die interessant zijn voor die regio. Dat is voor dhr Van der Ploeg politiek gezien ook niet de grote discussie. Het is echter wel zo – en dat is ook in feite wat anderen hier hebben gezegd – dat de commissie de juiste informatie boven tafel zou moeten hebben en dan ook zou moeten kijken naar de dynamiek van deze sector. Er zijn vele vragen te stellen, en GroenLinks zal dit de komende periode ook doen, maar op dit moment acht dhr Van der Ploeg het even genoeg. De voorzitter wenst namens de VVD-fractie nog enkele opmerkingen te maken. Voor een deel kan dhr Haasken zich vinden in de woorden van dhr Köller en dhr Staghouwer waar zij spraken over de werkgelegenheid en de wens vanuit die werkgelegenheid te komen tot de opzet van glastuinbouw in de provincie. Daarbij is deze regio ook altijd in beeld geweest. Dhr Haasken acht het daarom zeer goed
42
dat het College het initiatief heeft genomen om te kijken naar de milieuruimte die er is voor die werkgelegenheid. Volgens dhr Haasken is dat nu aan de orde. Daarvoor wordt nu een MER opgesteld, om te bepalen of er überhaupt milieuruimte is. Als die er is, dient dit ook duidelijk te worden en zou de gedeputeerde aan de slag moeten om te gaan acquireren, om te kijken of het inderdaad mogelijk is om de glastuinbouwbedrijven hier te krijgen, weliswaar op basis van de nieuwste praktijken, de voortschrijdende inzichten, om de effecten op de omgeving zo klein mogelijk te doen zijn. Daar dient de MER-studie ook uitslag op geven, want de MER-studie gaat natuurlijk over de omgevingsaspecten. Dhr Haasken is de opvatting toegedaan dat dan de praktijk moet worden ingericht naar de beste inzichten van dat moment. Daar zijn de ondernemers voor nodig. Dat zal ook hun inzet zijn, is de overtuiging van dhr Haasken. Dat creatieve proces, die uitdaging, dient er ook in te zitten. Dat is dus iets anders dan een keihard ‘nee’ op dit moment tegen de plannen zoals deze er nu liggen. Dhr Bleker (gedeputeerde) merkt op dat het POP, vastgesteld in december 2000, aangeeft dat het gebied waar het hier over gaat, door het provinciaal bestuur wordt aangemerkt als een gebied geschikt voor grootschalige glastuinbouwontwikkeling. Dat staat sinds 20 december 2000 in de ‘moeder van alle beleidsdocumenten’, het POP, vastgesteld door de Provinciale Staten met dien verstande dat volgens de gedeputeerde toen GroenLinks – en misschien ook de SP – destijds ook op dat onderdeel hebben gesteld het er niet mee eens te zijn. Vervolgens doet het College wat de voorzitter zegt, namelijk wanneer men daar überhaupt ontwikkeling wil, moeten de ruimtelijke condities worden gecreëerd. Dat is een bestemmingsplanwijziging. Het gaat om een dermate grootschalige ingreep dat daar een goede MER voor nodig is. Eind vorig jaar hebben de provincie en de gemeente besloten – de gemeente, die bevoegd gezag is, voorop – om dat traject in te zetten, waarmee uiteindelijk ook kan worden bepaald wat er dan binnen milieurandvoorwaarden verantwoord mogelijk is in dat gebied nabij de Eemshaven. En daar volgt het College de koninklijke weg. Een notitie richtlijnen MER en uiteindelijk komt er dan een MER. Dit is natuurlijk te beschouwen als een ruimtelijk ordenings-, milieutechnische procedure, maar dat is het niet. Als er namelijk een positieve uitkomst is, dan wordt daarmee een voorwaarde gecreëerd voor de feitelijke ontwikkeling. De mensen in het gebied die er positief tegenover staan en die er negatief tegenover staan, mensen die er wonen en mensen die er grond hebben, die willen dus veel meer weten. Het College is ook al een paar keer met de mensen in het gebied in discussie geweest. Het College is ook op dit dossier een groot voorstander van een open dialoog. Het rapport dat er nu ligt over werkgelegenheidseffecten is een rapport dat is toegezegd in de eerste bijeenkomst op een besneeuwde avond in Oudeschip in het voormalige schoolgebouw , dat bomvol met mensen was. Er was een groot ongeloof over de werkgelegenheidseffecten. Toen heeft het College aangegeven met een rapport te zullen komen en hiervoor een speciale avond voor te zullen organiseren, om met de mensen over het rapport te debatteren in een open dialoog. De open dialoog is er geweest. De opsteller van het rapport heeft zich verantwoord. Op een heleboel vragen die hier zijn gesteld, zijn reacties gekomen. Het College gaat hier ook mee door, want het laatste woord over omvang en kwaliteit van werkgelegenheid is nog niet gezegd. De gedeputeerde geeft te kennen wetenschappelijke rapporten interessant te vinden, maar vooral een groot voorstander te zijn van het maatschappelijke debat over wetenschappelijke rapporten. Het College zal dit blijven voeren. Op het moment dat het College staat voor de keuze niet alleen de ruimtelijke voorwaarden te creëren maar ook verdere stappen te zetten, dat maatschappelijke debat uitwijst dat het met die werkgelegenheid in verhouding te weinig voorstelt, dan is ook het College in de richting van de Staten duidelijk, want dan zal het College zich afvragen of het dan wijs is om overheidsinvesteringen te doen als voorwaarde. Natuurlijk. Maar dat is geen reden om nu aan te geven de voorbereidingen van de MER te staken en de voorbereiding te staken om te kijken hoe dan eventueel de operationele organisatie wordt opgezet als het gaat om de werving, de exploitatie, om te kijken naar wat voor soort investeringen er eventueel in de publieke zin nodig zijn. Dat moet het College wel doen, want het College wil doen wat in het koersverhaal staat. Die MER-procedure en de bestemmingsplanprocedure wordt door de gemeente keurig gevolgd. Tegelijkertijd voert het College het debat over werkgelegenheid. Als er een avond is waarop de tegenstanders zeggen dat ze drie deskundigen hebben die een ander verhaal hebben, dan is het College ook bereid om met die drie deskundigen en de opsteller van het rapport het debat nog eens aan te gaan. Geen enkel probleem. Op enig moment moet echter worden vastgesteld waar de MER in uitmondt. Als daar een groen licht komt, dan is vervolgens de vraag aan de orde welke stappen er verder gezet dienen te worden. Dat kan aankoop van gronden zijn. Dat kan publieke inrichting van het
43
gebied zijn, ontsluit ing van wegen. Als het gaat om dat soort zaken zal het College separaat bij de Staten terugkomen. Het gaat nu om de middelen om zowel ten aanzien van de MER als ten aanzien van nader inzicht in bijvoorbeeld werkgelegenheidseffecten als om de vraag waar de publieke infrastructuur uit bestaat. Het gaat er in elk geval om de zaken met elkaar helder te krijgen. De gedeputeerde geeft aan dat niet moet worden verwacht dat de provincie er met 400.000 euro klaar mee is als het gaat om een investering van mede de overheid. Daar is sprake van een heel ander verhaal. Overigens dacht de gedeputeerde dat D66 ook voor het POP heeft gestemd op dit onderdeel. Mw Gräper-Van Koolwijk (D66) merkt op dat het gaat om het feit dat bij de Voorjaarsnota, waar de discussie is gevoerd over de 400.000 euro en een discussie is gevoerd over de kwaliteit van de werkgelegenheid, de gedeputeerde toentertijd heeft toegezegd dat er een uitgebreid rapport zou komen over de kwaliteit van de werkgelegenheid. Mw Gräper-Van Koolwijk verneemt nu van de gedeputeerde dat hij mede van mening is dat de twee rapporten die nu voorliggen – want het gaat niet alleen om het PPO-verhaal, maar ook om het CWI-verhaal – in elk geval niet voldoende zijn om die kwaliteit van de werkgelegenheid uitgediscussieerd te hebben. Dit waren toch voorwaarden om vervolgens die vervolgstap te zetten? Dit heeft de gedeputeerde toentertijd, bij de behandeling van de Voorjaarsnota, ook zelf zo aangegeven. Dhr Bleker (gedeputeerde) legt uit dat voor het College duidelijk is dat op basis van dit rapport, op basis van de CWI-gegevens en ook op basis van een rapport dat enkele weken geleden over de feitelijke werkgelegenheidsontwikkeling bij in Friesland is gepresenteerd, in ieder geval de verwachting gerechtvaardigd is dat het om een substantiële en ook voor het gebied interessante en relevante arbeidsvraag gaat. Dat heeft het College op basis van de stukken die nu voorliggen wel kunnen concluderen. Mw Gräper-Van Koolwijk (D66) vraagt waarom de commissie het rapport over Friesland niet heeft ontvangen. Wanneer de gedeputeerde aangeeft dat dit een belangrijk argument is voor hem om te zeggen dat het om substantiële werkgelegenheid gaat, vraagt mw Gräper zich af waarom de commissie het rapport niet heeft ontvangen. Dhr Bleker (gedeputeerde) legt uit dat dit volgens hem simpelweg met de timing heeft te maken. Er is echter geen enkel beletsel om dit rapport binnen een paar dagen ook naar de commissie te sturen. Het rapport is aan de bewoners en andere betrokkenen uitgereikt op de avond in Oosteinde. Dat is een beschrijving van de feitelijke situatie zoals die zich de afgelopen jaren heeft voorgedaan in Bergerden. Dit kan de commissie van het College krijgen. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) merkt op dat de gedeputeerde sprak over een aantal zaken die er zouden gebeuren. In de Begroting leest dhr Van der Ploeg over het opstellen van een concreet inrichtingsplan, maar ook een begin maken met de aanleg van de basisinfrastructuur in 2005. De ontwikkelingsorganisatie zou in 2005 al gestart moeten zijn. Dat zijn toch stappen die dhr Van der Ploeg verder acht dan de onomkeerbare stappen waar eerder sprake van was. Dhr Bleker (gedeputeerde) stelt dat het laatste in elk geval zo is, waar het gaat om de aanleg van basisinfrastructuur. Wanneer het College hier nu toe zou besluiten, dan zou de gedeputeerde geen recht doen aan datgene wat hij eerder heeft gezegd, namelijk dat het College nog geen onomkeerbare stappen doet. Wel voorbereidingen. Om wat voor soort inrichtingen en ontsluiting gaat het? Feitelijke beslissingen over investeringen van publieke infrastructuur zullen niet worden genomen dan nadat de MER is afgerond en nadat de Staten – dit kan ook niet anders – hebben beschikt over de meest recente informatie ter onderbouwing en een oordeel kunnen bepalen over de aanvaardbaarheid van dat soort van investeringen. Er dient echter wel een beeld te worden geschetst. Wat voor soort bedragen, wat voor publieke infrastructuur, hoe zit het met de grondexploitatie, wat dient daarvoor te worden geregeld, enzovoorts. Dat wenst het College in beeld te brengen zodat de Staten op dat moment ook het volledige palet op tafel hebben. De gedeputeerde erkent dat de discussie over voetnoten een traumatische herinnering ophaalde. Hij heeft een proefschrift geschreven met weliswaar voetnoten, maar niet met een
44
literatuurlijst aan het eind. Dit is de gedeputeerde ernstig kwalijk genomen. Desalniettemin werd de gedeputeerde toegelaten tot het wetenschappelijke echelon. Dit wil maar zeggen dat zelfs in die kringen voetnoten en literatuurlijsten betrekkelijk zijn, net als bij dhr Köller. De gedeputeerde vindt dat hier zeer nuchter mee omgegaan dient te worden. De Staten krijgen rapportage, of het nu een rapportage is van een universitair instituut of van een niet universitair instituut – het gaat in dit geval om een universitair instituut –, er wordt met eigen gezond verstand naar die cijfers en de onderbouwingen gekeken, en daar wordt eenvoudigweg het maatschappelijke en politieke debat over gevoerd. Men laat zich derhalve geen knollen voor citroenen verkopen. Hoeveel voetnoten, tabellen, doktoren of professoren er ook aan hebben meegewerkt, en hoeveel internetsites en internationale artikelen ook worden aangehaald, het behoort allemaal tot de categorie ‘gewone informatie’ en die komt beschikbaar. Op enig moment trekt het College daar conclusies uit waar het gaat om vervolgstappen. De Staten trekken hun conclusies daar ook uit. Op dat punt heeft het College niets te verbergen. Mw Gräper-Van Koolwijk (D66) wenst een reactie te geven die mw Gräper ook in de richting van dhr Köller maakte, dat het haar niet specifiek om die voetnoten te doen was, maar dat het vooral ging om het ontbreken van uitleg waarom bijvoorbeeld wordt gekozen voor de gewassen zoals deze worden genoemd, waarom er bijvoorbeeld wordt gekozen voor het genoemde aantal mensen per hectare. Mw Gräper bekent niet alle onderzoeken na te slaan die in voetnoten worden genoemd. Het gaat er echter om wat voor soort uitleg er in de tekst wordt gegeven. Dhr Bleker (gedeputeerde) legt uit dat het gebied is bedoeld voor grootschalige glastuinbouwontwikkeling. Dit heeft het College ook met de noordelijke partners Friesland en Drenthe afgesproken, want Groningen wil niet in dezelfde vijver vissen als bijvoorbeeld Emmen, waar zich bedrijven hebben gevestigd van tussen de tien en vijftien hectare. Wanneer het gaat om grootschalige glastuinbouw, gaat het in het algemeen over belichte groenteteelt in de hoek van de paprika, de komkommer en de tomaat. Het College heeft derhalve met name gevraagd om te kijken wat voor soort werkgelegenheid in die hoek zit. Het gaat dus niet over potplanten. Dat zijn kleinere bedrijven. Wanneer zich een potplantondernemer meldt voor de Eemsmond, is de reactie op het Provinciehuis of het niet verstandiger zou zijn om naar Hoogezand of naar Emmen te kijken. Dat zijn de afspraken die het College in noordelijk verband heeft gemaakt. De provincie is afhankelijk van de vraag hoe dat type van teelten, belichte groenteteelten, in die sectoren zich nationaal en internationaal ontwikkelt. Het College heeft aanwijzingen – maar het zijn niet meer dan aanwijzingen – dat zich in de rest van het land bewegingen zouden kunnen voordoen, omdat het ook ruimtevergende teelten zijn, in andere richtingen dan alleen Breda en het Westland. Dat is de reden dat het College het onderzoeksbureau heeft gevraagd om daar vooral naar te kijken. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) acht het op zich heel verstandig dat er in noordelijk verband afspraken worden gemaakt over dit soort zaken, maar hij wenst hierop iets dieper in te gaan in verband met de relatie Berlicum. Ook daar is namelijk grootschalige groenteteelt: komkommers, maar ook tomaten en paprika’s. Dhr Van der Ploeg vraagt of daar ook concrete afspraken zijn. Dhr Bleker (gedeputeerde) legt uit dat in SNN-verband de actieve ontwikkeling van de locatie Eemsmond gezamenlijk is geaccordeerd. Dit heeft met name bij Drenthe en Friesland even pijn gedaan. Men is er uiteindelijk wel uitgekomen waar het gaat om het type ontwikkeling. Het is echt de grootschalige ontwikkeling waar het College het Eemsmondgebied ook met name geschikt voor acht. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) vraagt of concurrentie tussen tuinders die kiezen tussen Berlicum en Eemsmond in de toekomst denkbaar is. Dhr Bleker (gedeputeerde) stelt dat dit nu al zo is en ook zo zal blijven. Er is derhalve een vorm van concurrentie. Afgelopen twee maand zijn er in Nederland een paar grote locaties afgevallen, maar er komen ook weer nieuwe plannen bij. Het College wordt duidelijk dat indien de provincie deze ontwikkeling echt wil, er meer moet worden gedaan dan in het POP opschrijven dat het gebied geschikt is. Dan dient het bestemmingsplantechnisch op orde te zijn en dient ook de situatie te worden
45
gecreëerd dat als zich een tuinder meldt, er ook op zeer korte termijn feitelijk gronden te verwerven zijn, want tuinders is volk van vrij snelle beslissingen. Dat is de reden dat het College de mening is toegedaan dat er verdere stappen moeten worden gezet. Onomkeerbare stappen worden echter niet gezet. Het punt van de MER. Dit is formeel honderd procent bevoegd gezag. Het is een inrichtingsMER, het is geen onderzoek of het bij de Eemsmond, bij Delfzijl of in de Veenkoloniën moet. Bevoegd gezag is de gemeente Eemsmond. Punten als licht, water, lawaai, hinder voor de leefbaarheid, voor andere gewassen in de omgeving zijn allemaal aspecten die in die MER aan de orde komen. Zelfs de vogels en de vogeltrek worden meegenomen. Het is een complete set van punten die in de MER straks wordt gerapporteerd. De relatie met de habitat vogelrichtlijnen. Lichtuitstraling en de vraag wat er nog aan lichtuitstraling is. Er is natuurlijk ook een begrotingsvergadering geweest. Daar heeft de gedeputeerde namens het College gezegd dat er in ieder geval een behoorlijke vorm van bovenafscherming moet plaatsvinden. Er kan niet worden volstaan met alleen maar zijafscherming. Het moet gaan om een substantiële bovenafscherming van licht. De verwachting is dat dit technologisch ook tot de mogelijkheden behoort. De gedeputeerde begrijpt dat wanneer dat goed is geregeld, een heleboel problemen bij de bewoners in het gebied zullen zijn opgelost, tenzij men de gedeputeerde volledig op het verkeerde pad heeft gezet. Men heeft altijd het punt van het licht sterk benadrukt. Als men er in slaagt om dat goeddeels weg te nemen, neemt de gedeputeerde aan dat ook bij de bewoners de opstelling ten aanzien van de glastuinbouw opnieuw bezien zal worden, net als bij GroenLinks. Dit stemt de gedeputeerde tot vreugde. De voorzitter dankt de gedeputeerde voor de beantwoording. Hij geeft de insprekers ieder twee minuten de gelegenheid om te reageren op datgene wat in eerste termijn is gezegd. Mw Zwaag kwalificeert het als roerend dat dhr Bleker zo de nadruk legt op de MER. Het rapport moet worden gebruikt als advies en heeft ook niet meer waarde dan een adviserende. In een andere vergadering in deze zaal is gesproken over cumulatie van effecten en ook nu heeft mw Zwaag het idee dat niet genoeg wordt gekeken naar de economisch-financiële factoren en dat de werkloosheid ook niet genoeg is onderzocht. Wanneer mw Zwaag bij de Kamer van Koophandel komt om te informeren hoe zij een eigen bedrijf moet starten, dan is een van de eerste zaken die men aan mw Zwaag vraagt wat zij van zins is te produceren en wat zij heeft in te brengen en hoeveel zij denkt te gaan verdienen. Dit geldt natuurlijk ook voor een huishoudboekje van de provincie en van de gemeente. Er moet worden uitgegaan van een positief saldo en mw Zwaag hoopt dat daar verder nader en gedegen onderzoek naar wordt gedaan. Wat betreft de werkgelegenheid wenst mw Zwaag erop te wijzen dat dhr Bleker de inwoners op 21 juni nog een tweede avond heeft toegezegd en dat de RUG ook een onafhankelijk onderzoek start naar de aantallen toekomstige aspirant-werknemers in de glastuinbouw. Mw Klompsma gaat in de opmerking van dhr Staghouwer, die stelde dat de Eemshaven was bedoeld voor werkgelegenheid. Zij wijst erop dat het plan niet is gesitueerd in de Eemshaven, maar in de polder tussen de Eemshaven en Oudeschip. In de Eemshaven zelf is nog 800 hectare over voor de werkgelegenheid. Het rapport van Ecorys, waar dhr Bleker het over had. Daarin wordt – en dat is zeker een curieus feit – gewag gemaakt van de MER die hier plaatsheeft als van een versnelde MER. Dit staat ook in het blaadje van stichting Acquisitie Glastuinbouw Noord-Nederland. Dhr Bleker sprak over de glastuinders waar men toch wel de bestemming voor moet regelen. Ook dat is niet het geval in Terneuzen, waar zich nu al de enorm grote tomatenkwekers Van Vliet en Van der Lans hebben gevestigd voordat de bestemming is vastgesteld. Morgen heeft in Terneuzen de openbare raadsvergadering plaats waar de startnotitie wordt gepresenteerd. Men kan gekscherend of niet over Internet doen, mw Klompsma kan iedereen aanraden om te kijken hoe de gemeente Terneuzen dit aanpakt met goede voorlichting aan de burgers. Mw Mentinga stelt allereerst dat het PPO-rapport in juni in Oosteinde is gepresenteerd. De inwoners hebben dhr Vermeulen toen gevraagd hoe hij aan de cijfers, de indeling van de glastuinbouw – de 230 hectare – komt. Hij heeft toen heel duidelijk gezegd dat hij dat zelf heeft ingevuld. Alle cijfers zijn derhalve gebaseerd op een eigen invulling.
46
Over de werkgelegenheidscijfers van het CWI: er wordt gesteld dat 45 procent laaggeschoold is, dus is 55 procent hooggeschoold en dus niet geschikt voor de glastuinbouw. De voorzitter entameert de tweede termijn. Mw Gräper-Van Koolwijk (D66) wenst in eerste instantie nadrukkelijk te stellen dat de Staten om goede redenen bij de vaststelling van het POP ervoor hebben gekozen om het gebied van de Eemshaven aan te wijzen als een glastuinbouwgebied. Dit wil niet zeggen dat, nu er inmiddels bijna vijf jaar zijn verstreken, de discussie niet opnieuw kan worden gevoerd op het moment dat er ontwikkelingen zijn, bijvoorbeeld op het gebied van automatisering, waardoor men deze beslissing nog eens tegen het licht moet houden. D66 is dan ook niet nadrukkelijk tegen. Dit is ook altijd in de richting van de bewoners van Oudeschip nadrukkelijk gecommuniceerd. Het is een afweging die moet worden gemaakt. Daarin kan D66 zich volgens mw Gräper-Van Koolwijk – en D66 gaat er van uit dat het ook een meerderheid in de Staten is – aansluiten bij datgene wat er wordt gezegd. Het gaat er om of de overheidsinvesteringen die in het gebied worden gedaan met als doel het creëren van werkgelegenheid – iets wat in dat gebied heel belangrijk is – dusdanig positief zijn, dat de negatieve effecten voor het milieu er tegen opwegen. Dat daarbij wordt gestreefd naar nul lichthinder lijkt de D66-fractie vanzelfsprekend, want er is in de commissie niet voor niets in juni een discussie gevoerd over de toekomst van de Waddenzee en het belang van de Waddenzee voor de natuur. Het gaat echter natuurlijk niet alleen daar om. Het gaat er ook om dat het kassen van zes tot zeven meter betreft, iets wat sterk afwijkt van het beeldniveau dat mw Gräper-Van Koolwijk voor ogen had toen het POP aan de orde was. Toen had Mw Gräper-Van Koolwijk de kassen zoals die staan in Sappemeer voor ogen, met een hoogte van twee tot drie meter. Het is daarmee een heel ander beeld in het landschap en de vraag rijst hoe ze daar in kunnen passen. Het gaat er om dat de investeringen die de provinciale overheid doet de resultaten opleveren die men wenst. Van belang daarbij is met name de werkgelegenheid. D66 is – en dat heeft mw Gräper-Van Koolwijk reeds in eerste termijn aangegeven – niet echt overtuigd door het rapport van de PPO, mede omdat te weinig wordt uitgelegd waarom bepaalde zaken zijn gekozen zoals ze zijn gekozen. De gedeputeerde geeft aan dat dit in ander onderzoek duidelijk is. Dat onderzoek ziet D66 graag tegemoet. Mw Gräper-Van Koolwijk geeft echter aan ook zeer kritische vragen te hebben gesteld over het tweede rapport. De Staten wilden namelijk niet alleen inzicht in de hoeveelheid werkgelegenheid, maar ook inzicht in de vraag of het werkgelegenheid betreft die past bij de arbeidsmarkt in de Eemsmondregio. Het gaat om de kwaliteit van de werkgelegenheid. Sheets komen pas tot hun recht op het moment dat men er het verhaal omheen hoort. En op het moment dat het College op basis van die vraag met deze sheets aankomt, voldoet dat in elk geval niet aan de vraag die mw Gräper-Van Koolwijk heeft gesteld bij de behandeling van de Voorjaarsnota. De sheets zeggen D66 niets. Op het moment dat men aankomt met zoveel MBO’ers en die MBO’ers zijn allemaal MEAO geschoold, dan heeft men daar niet zo heel veel aan in de glastuinbouw. Er moet nog wel wat informatie achter vandaan komen. Ook de discussie zoals deze toentertijd is gevoerd bij de Voorjaarsnota over de vraag hoe het dan gaat. De provincie wil geen werkgelegenheid creëren voor Polen. Als de provincie dat wil dan is dat prima, maar dan moet de provincie naar inzicht van mw Gräper-Van Koolwijk in Polen investeren. Dat is echter niet de discussie die nu voorligt. De provincie wil investeren in het gebied voor de werkgelegenheid in dat gebied. Hoe dit uitpakt blijkt absoluut niet uit het verhaal van het CWI. De D66-fractie zou graag van de gedeputeerde de toezegging willen krijgen dat de commissie hierover veel verder wordt geïnformeerd dan wat de commissie tot op heden heeft gekregen. De startnotitie. De gedeputeerde geeft aan dat de gemeente Eemsmond daarin het bevoegd gezag is. Dat is logisch en ook een goede zaak. Gezien de discussie die in de commissie wordt gevoerd en gezien het feit dat de provincie hier een bepaalde rol in speelt, ook bijvoorbeeld in de richting van de toekomst, was mw Gräper-Van Koolwijk hier echter toch enigszins verbaasd over. Misschien is het niet helemaal terecht dat de provincie het niet doet, maar dan zou D66 ook daarin graag van de gedeputeerde de toezegging willen krijgen dat de Staten informatie krijgen over wat nu precies de procedure is, op welk moment de Staten waarover kunnen discussiëren, het moment waarop welke beslissingen worden genomen, om ook precies te weten wat dhr Van der Ploeg ook terecht zei, namelijk op welk moment er beslissingen worden genomen die niet meer omkeerbaar zijn en hoe de Staten daarbij hun democratische invloed kunnen uitoefenen. Dat overzicht ontbreekt momenteel.
47
Dhr Van der Span (CDA) geeft aan dat wanneer hij naar de toekomst kijkt en een kweker ziet die via LOFAR in zijn studeerkamer via zijn PC beslist wanneer hij welke robot zijn werk laat doen in de kas, en dit allemaal is geautomatiseerd, dan denkt dat het een tijd betreft waarin men wel graag weer hernieuwd over de werkgelegenheid op het Hogeland wil spreken. Op dit moment is de technologie wel zover, maar de praktijk nog niet. Dhr Van der Span denkt daarom dat, met het oog op de werkgelegenheid, de manier waarop de gedeputeerde deze zaak zeker ook weer hernieuwd over het voetlicht brengt voor de CDA-fractie voldoende is om te kunnen zeggen dat het CDA het beleid van het College ondersteunt. Dhr Staghouwer (ChristenUnie) constateert dat er veel is gesproken over werkgelegenheid. Wat echter nog niet aan de orde is geweest en naar opvatting van dhr Staghouwer een zeer belangrijk punt is, is de indirecte werkgelegenheid. Het gaat natuurlijk niet alleen om werk in de kas, maar ook alles wat wordt besteed in het gebied en alles wat geïnvesteerd moet worden in dit gebied. Dit heeft zeer zeker ook gevolgen voor de totale werkgelegenheid in de provincie Groningen. Dhr Staghouwer denkt dat de procedure die door de gedeputeerde is geschetst helder is. In aanvulling op mw Gräper-Van Koolwijk roept dhr Staghouwer de commissie op om het stappenplan af te wachten, om daarna te kunnen beslissen. Mw Bulk (SP) wenst in de richting van dhr Van der Span op te merken dat automatiseringsontwikkelingen zeer snel gaan, dus kunnen ze voordat het eerste glas er is al verder zijn voortgeschreden. Mw Bulk kan het pleidooi van D66 van harte ondersteunen. Voor het overige wenst zij dhr Bleker enige helderheid geven. De SP heeft in het POP hier niet tegen gestemd, sterker nog, het staat in het verkiezingsprogramma van de SP dat de partij glastuinbouw in de Eemshaven wel ziet zitten. Op een gegeven moment ziet men echter de plannen en de grootschaligheid, waar de SP bedenkingen tegen heeft. Het gaat inderdaad om de verhouding van wat wordt opgeofferd en wat men er voor terugkrijgt. Die afweging moet eerlijk te maken zijn. Op dit moment is dat niet mogelijk. Dhr Bleker (gedeputeerde) interrumpeert en stelt dat wanneer er zo’n positieve houding was van de SP, het meest geëigende moment om dit te heroverwegen het moment is waarop via de MER-studie inderdaad alle ins en outs aan de orde komen van de effecten op landschap, natuur, leefbaarheid, licht, et cetera. Dat is dan toch het geëigende moment? Het College tracht de koninklijke weg te volgen, maar dat mag het College in dit geval ook van de SP verwachten. Mw Bulk (SP) beaamt dat de MER-studie het moment is. Daarom wenst de SP de MER in de commissie te zien om er in de commissie uitgebreid over te kunnen spreken. Er was een vraag of het hier gaat om een versnelde MER. Ten aanzien van de MER stelt mw Bulk nog het volgende. Er is eerder geld beschikbaar gesteld voor de ontwikkeling van de glastuinbouw. Volgens mw Bulk was de MER al uit dat bedrag betaald en was het nieuw bedrag voor andere zaken. Dhr Köller (PvdA) stelt dat er weinig nieuwe informatie is gegeven, behalve een opmerking van D66 die hij niet helemaal kan plaatsen. D66 heeft het over het wegstrepen van positieve effecten tegen negatieve effecten. Dit is niet de insteek van dhr Köller. De insteek van dhr Köller is simpelweg dat de Staten moeten proberen om zoveel mogelijk de negatieve effecten weg te werken en niet dat positieve zaken hoog worden opgehemeld teneinde er negatieve zaken tegen te kunnen wegstrepen. De wereld werkt naar inzicht van dhr Köller niet op deze wijze. Mw Gräper-Van Koolwijk (D66) reageert, stellende dat zij dit zo niet heeft gezegd. Zij heeft aangegeven dat er een goede afweging moet worden gemaakt van de verschillende zaken. Dit betekent dat het niet een kwestie is van plussen en minnen tegen elkaar afstrepen, maar men dient goed te weten wat de opbrengsten zijn van zo’n investering voordat men andere zaken misschien ten bate van deze investering laat gebeuren. Dhr Köller (PvdA) denkt dat hierover in de Staten algemene overeenstemming bestaat. Er wordt in de commissie nog een aantal keren gerefereerd aan het POP. In het POP stond glastuinbouw in het
48
Eemsmondgebied aangegeven. Ineens wordt er nu een terugtrekkende beweging gemaakt dat de glastuinbouw niet zo grootschalig mag zijn. Er staan in het POP natuurlijk meer zaken. Er zijn ook plaatsen aangewezen voor windmolens, maar wel op basis van het moment dat het POP werd vastgesteld. Toen bestond er een regeling dat de windmolens maximaal 45 meter hoog mochten zijn. Nu kunnen de windmolens desnoods 240 meter hoog zijn. Er wordt een besluit genomen en gesteld dat dergelijke ontwikkelingen in dat gebied mogelijk zijn. Vervolgens die nt men op basis van de discussie hier randvoorwaarden vast te stellen waarbinnen men invulling wenst te geven aan datgene wat drie jaar geleden is afgesproken. Dat moet naar inzicht van dhr Köller gaan gebeuren. Voorts is hij er mordicus op tegen om te gaan onderzoeken om te onderzoeken. Hij is het volledig met de gedeputeerde eens, ook over de voetnoten en dergelijke zaken. Het gaat om het eigen gezonde verstand en om de eigen manier van invulling hoe men ten opzichte van activiteiten staat. In de eerste plaats dient men daar zijn mening over te vormen. Onderzoeken en dat soort zaken, inclusief de voetnoten, zijn altijd een soort ‘steuntjes’ en misschien een zekere vorm van ondersteuning van de eigen mening, maar ze mogen nooit de eigen mening gaan domineren. Dat is zeer onjuist, want dan heeft men zelf geen mening meer maar laat men zijn oren hangen naar allerlei onderzoeken, naar professoren. Dhr Köller noemt een voorbeeld. Enkele statenvergaderingen geleden was bij de ingekomen stukken de kokkelvisserij aan de orde. Die kokkels hebben geen schijn van kans wanneer men een brief heeft waar 27 professoren/doctoren onder staan en 80 doctoren/doctorandussen. Dan kan de kokkel ‘het wel schudden’. Dhr Köller wenst hiermee niet te beweren dat dit soort mensen het niet mogen onderstrepen, maar het gaat een eigen leven leiden. De eigen mening dient men te laten prevaleren. Niet onderzoeken om te onderzoeken. Mw Gräper-Van Koolwijk (D66) vraagt dhr Köller of hij het met haar eens is dat informatie heel erg belangrijk is om de politieke afweging te kunnen maken. Mw Gräper-Van Koolwijk is het eens met de opmerking van dhr Köller dat onderzoeken niet alles zijn. Sterker nog, zij heeft wel eens gezegd dat voor elke mening een onderzoek te vinden is. Waar het om gaat – en dan gaat het met name om het verhaal van mw Gräper-Van Koolwijk ten aanzien van het CWI-rapport dat de commissie heeft gekregen – is dat de statenleden moeilijk inzicht kunnen krijgen in de werkgelegenheidcijfers van het CWI op zelfstandige basis, dus vin dt mw Gräper-Van Koolwijk het zeer verstandig wanneer het College met aanvullende informatie komt. Dhr Köller (PvdA) stelt dat hij dit nog het minst belangrijke zou vinden. Iedereen weet wel hoe het met de werkgelegenheidssituatie in het Noorden is gesteld en met name ook in dat gebied. Daar hoeft de provincie niet meer onderzoek naar te plegen om uiteindelijk de laatste nog te tellen. Mw Gräper-Van Koolwijk (D66) wenst een verhaal te vertellen uit de praktijk als dhr Köller wenst te weten hoe die cijfers zitten. Zij heeft in het gebied jarenlang gewerkt bij een uitzendbureau en heeft daar onder andere ook voor agrarische ondernemers mensen moeten zoeken. Dit bleek buitengewoon lastig te zijn. Zo simpel ligt het dus niet. Dhr Köller (PvdA) gaat in op de informatieverstrekking. De gedeputeerde gaf al aan dat de MER een zaak is van de gemeente. Dhr Köller is van mening dat dit bij de gemeente dient te blijven. Dit laat echter onverlet dat de Staten deze informatie kunnen krijgen. Dhr Köller denkt dat door de gedeputeerde duidelijk gemaakt moet worden in welke vervolgstadia de Staten nog wel beslissingsbevoegdheid hebben. De MER kan echter nooit meer zijn dan een onderliggend stuk, inclusief voetnoten. Dhr Zanen (PvhN) stelt dat op basis van de informatie in de MER de Staten ook zouden kunnen besluiten om af te zien van verdere betrokkenheid van ontwikkelen van deze zaak. Dat is precies waarom het rapport in de commissie zal worden besproken. De aanleiding is de vrij stellige formulering in het POP ten aanzie n van de grootschalige glastuinbouwontwikkeling. Van daaruit opereert de gedeputeerde. Dat is logisch. De PvhN heeft dit niet meegemaakt, toen was de partij er nog niet. Wanneer dhr Zanen het goed heeft beluisterd, dan staat de afspraak in noordelijk verband met Drenthe, met betrekking tot Zuidoost-Drenthe. De relatie naar Sexbierum, Berlicum is minder scherp. Het lijkt erop alsof, als zich tuinders aan zouden bieden die in deze sfeer van grootschalige
49
glastuinbouw willen gaan investeren, ze in het Noorden met meerdere mogelijkheden worden geconfronteerd. Dhr Zanen vraagt of dit de verschillende partijen niet enigszins uit elkaar speelt. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) geeft aan dat de opmerking van dhr Zanen eerder kan worden beschouwd als een vaststelling. De gedeputeerde heeft het zelf ook toegegeven. Er is simpelweg concurrentie op dit concrete punt. Anderen hebben verwezen naar de POP-discussie, ook de gedeputeerde. Inderdaad, op het moment dat het grote deel van de Staten, exclusief GroenLinks, voor een dergelijke reservering kiest, is het aan het College om daar vervolgens stappen op te ondernemen. In die zin begrijpt dhr Van der Ploeg dit proces volkomen. Vervolgens zijn echter wel een aantal veranderingen zichtbaar. Bovendien staat er in het POP ook nog iets anders, namelijk dat de provincie een aantal gebieden in Groningen waar het nog donker is, donker wenst te houden en dat daar ’s nachts de sterren zichtbaar moeten zijn. Dit is nu juist in dat gebied. Er zitten derhalve enkele tegenstrijdigheden in het POP waar rekening mee moet worden gehouden. In de uitwerking van de plannen komt men zichzelf natuurlijk ook tegen. De PvdA-fractie wenst met name naar de negatieve kanten te kijken. Eén van de negatieve kanten zou wel eens die grootschaligheid kunnen zijn. De PvdA gaat dan, zo neemt dhr Van der Ploeg aan, ook op dat punt kijken of er enkele mogelijkheden zijn om de scherpe negatieve kanten die er zijn – dat mag duidelijk zijn – te veranderen. Als er één conclusie gerechtvaardigd is dan is het dat de cijfers uit dit rapport een overschatting zijn, en dat is nog een understatement, aldus dhr Van der Ploeg. De commissie zal er nadere informatie over krijgen. Ook dan zou kunnen blijken dat het nog steeds veel werkgelegenheid zou kunnen zijn, maar GroenLinks wacht die informatie af. Er is een voortgangsrapportage toegezegd, in deze vergadering dan wel in de vergadering van oktober. Dhr Van der ploeg vraagt zich af wat de stand van zaken op dit punt is en hoe de commissie hier mee omgaat. De voorzitter sluit zich aan bij de oproep van mw Gräper-Van Koolwijk om een stappenplan te ontvangen van het College. Dhr Bleker (gedeputeerde) stelt dat het College gehoor zal geven aan deze oproep. Het College zal aangeven wat het formele stappenplan is waar het gaat om de MER en om de bestemmingsplanwijziging en waar de provincie een rol in speelt. Dit zal zich concentreren op de beoordeling van de bestemmingsplanwijziging. Zo duidelijk dient het College er ook over te zijn. Daarnaast zal in het stappenplan worden aangegeven hoe het College de ontwikkeling van het gebied – de grondverwerving en dat soort zaken – zou kunnen gaan doen, welke besluiten er op dat punt worden genomen, en ten aanzien van de infrastructuur zal het College ook het stappenplan aangeven, waarbij het uitgangspunt blijft – zoals de gedeputeerde al eerder heeft aangegeven – dat er geen onomkeerbare stappen worden gezet dan nadat de MER voor de gemeente voldoende is geweest om de bestemmingsplanwijzigingsprocedure in gang te zetten en nadat de Staten, gelezen hebbend de MER-studie, van oordeel zijn dat ook de verdere medewerking van het College waar het gaat om onomkeerbare stappen gerechtvaardigd is. Dan heeft het College ook de tijd om nadere informatie te geven. De informatie die de commissie nu heeft, is uitvloeisel van de maatschappelijke discussie die het College ook met het gebied voert. Het College heeft aan het CWI in het gebied gevraagd om deze cijfers te leveren. Deze cijfers geven wel iets aan, stelt de gedeputeerde in de richting van mw Gräper. Wanneer er wordt gezegd dat er circa 650 werkzoekenden zijn met een lagere opleidingsgraad dan VBO/MAVO, zegt dit iets over circa 650 mensen met nauwelijks scholing die wel werk zoeken in dat gebied, in de wetenschap dat een deel van het huidige werk in de glastuinbouw geschikt is voor mensen met nauwelijks vooropleiding en die dus als het ware op het bedrijf worden geschoold. Het zegt dus wel iets over de zaak. Datzelfde geldt voor VBO/MAVO. Er is derhalve sprake van een fors aanbod aan arbeidskrachten van circa 2000-2500 mensen volgens deze cijfers van het CWI in de CWI-regio Noord-Groningen. Dit zegt de gedeputeerde wel iets. Een van de insprekers zei dat, wanneer het aan de gedeputeerde ligt, de glastuinbouw er zal komen. Het College heeft dan ook wel een drive. Wanneer men dit soort cijfers ziet en men kijkt naar Delfzijl en Appingedam en naar de renovatiewijken en de herstructureringswijken, dan weet men dat daar jonge mensen al lange tijd met een relatief lage opleiding naar werk op zoek zijn. Mag het dan ook dat wordt geprobeerd om binnen
50
de milieurandvoorwaarden, als zich reële kansen voordoen om vraag naar werk te creëren, zich daar voor in te zetten? Die drive is er ook. De inwoners weten dit ook van het College. Het College wil proberen om dit op de koninklijke weg binnen de milieurandvoorwaarden te doen. Er is gelegenheid tot toetsing. Mw Gräper-Van Koolwijk (D66) geeft te kennen het volledig met de gedeputeerde eens te zijn dat de provincie moet investeren om dergelijke mensen aan het werk te helpen. Mw Gräper-Van Koolwijk vermoedt dat alle partijen in de Staten zich hier achter kunnen scharen. Waar het echter om gaat is, lezende ook het rapport van PPO, is dat de vraag binnen de glastuinbouw met name seizoensgebonden is, veel parttime geric ht. Scholieren en huisvrouwen worden specifiek genoemd. Het is natuurlijk de vraag of dat type mensen in die 650 werkzoekenden zitten. Wanneer het 650 mensen zijn die fulltime aan het werk willen, gaat het dus om een heel andere categorie mensen. Dhr Bleker (gedeputeerde) deelt mee dat het College dit nader in beeld zal brengen. Met de Groene School in Winsum zijn inmiddels eerste contacten om samen met het CWI te kijken – en in het najaar moet dit verder vorm krijgen –, wanneer het om het aanbod van arbeid gaat en de afstemming met de vraag, welke mogelijkheden voor scholing en dergelijk er dan zouden zijn. Getallen zit ook een verhaal achter. Dat dient wel te worden bezien. Dhr Zanen (PvdA) wenst de informatie aan te stippen, want door de filippica van de PvdA zou men wetenschap haast terzijde schuiven. Er was sprake van een rapport van de RUG, zo deelde een inspreekster mede. Is dat iets wat de gedeputeerde bekend is? Gaat het College ook iets met dit rapport doen? Wellicht is het die informatie die nog aanvullend kan komen. Dhr Bleker (gedeputeerde) legt uit dat het College ook met gemotiveerde tegenstanders discussieert. Het initiatief is volgens de gedeputeerde het laten doen van een soort van ‘tegenonderzoek’. Als het rapport er is, zal het College het debat hierover ook weer aangaan. De commissie zal het stuk uit Friesland krijgen. Daarin is ook te lezen waar de arbeid vandaan komt. Komt dat uit de regio zelf of komt de arbeid verder weg? Worden het straks allemaal Stadjers die in de Eemsmond gaan werken, komt de arbeid uit de regio zelf of worden het Polen? Er zijn ervaringen over in Friesland. Dat heeft het College allemaal bij elkaar. Het College zal er geen wetenschappelijke analyse op toepassen. Het College doet wat dhr Köller zegt. Het College reikt het de Staten aan en kijkt er zelf ook naar. Het College komt zelf met een gezond oordeel en de Staten hebben ook hun eigen oordeel. Het College gaat er niet een soort van turboanalyse op toepassen, want dat schiet volstrekt niet op. De voorzitter stelt vast dat de commissie uitvoerig over het onderwerp heeft gesproken. De commissie zal het op een aantal momenten terugkrijgen. In elk geval zal de commissie een stappenplan ontvangen. Ook de uitkomsten van de MER zullen waarschijnlijk aanleiding vormen. Dhr Van der Ploeg (GroenLinks) geeft aan dat hij een expliciete vraag heeft gesteld. Er staat een toezegging voor een voortgangsrapportage in september dan wel oktober. Dhr Van der Ploeg informeert bij de gedeputeerde hoe het daar mee staat. En het stappenplan, wanneer kan de commissie dit verwachten? Dhr Bleker (gedeputeerde) vraagt, gehoord deze discussie, of het College iets meer tijd mag nemen om ook alle ingrediënten waar naar wordt gevraagd op te nemen. De gedeputeerde stelt voor om er januari van te maken. De voorzitter dankt de insprekers voor hun inbreng sluit het agendapunt af.
13.
Voordracht van 29 juni 2004 betreffende verlenging van de Tijdelijke subsidieregeling stimulering vuilwatertanks provincie Groningen, nr. 2004024
51
Dhr Staghouwer (ChristenUnie) merkt op dat hij vragen heeft gesteld over de inventarisatie van de lozingspunten in de provincie, want het gaat om een subsidie voor de eigenaren. Naar informatie die dhr Staghouwer heeft ontvangen wordt er echter te weinig aandacht geschonken aan het kunnen lozen van de vuilwatertanks. Daar zou, naast het stimuleren van het gebruik van vuilwatertanks en de verstrekking van subsidie, ook aandacht aan besteed dienen te worden. Dhr Staghouwer zou graag een inventarisatie van de lozingspunten willen ontvangen. Dhr Gerritsen (gedeputeerde) constateert tot zijn verbazing dat het een stuk betreft dat zijn portefeuille regardeert. Hij geeft te kennen de vraag gaarne te willen beantwoorden via het verslag. Deze informatie volgt hierbij: Het Rijk heeft enige jaren geleden afspraken gemaakt met de provincies omtrent de aanpak van lozingen door de recreatievaart. Daarbij is afgesproken dat het Rijk de bouw van walstations zou stimuleren en de provincies zouden zorgen voor het stimuleren van de inbouw van vuilwatertanks in de boten. Het Rijk heeft daartoe in 2000 een landelijk project opgezet om ca. 200 walstations te bouwen waar vuilwater en bilgewater (oliehoudend afvalwater) apart geloosd kan worden. De Stichting Recreatietoervaart Nederland (SRN) te Driebergen heeft dit project uitgevoerd. Dit landelijke project is inmiddels afgerond. Vanuit de provincie hebben wij o.a. ondernemers, de gemeenten en de watersportverenigingen op deze subsidiemogelijkheden gewezen, zodat bij de herinrichting of nieuwbouw van jachthavens deze faciliteit kon worden meegenomen. Ook hebben wij mede de coördinatie verzorgd, zodat er een min of meer evenwichtige spreiding van deze walstations over de provincie zou kunnen ontstaan. In de provincie zijn inmiddels, volgens onze la atste gegevens, 18 walstations aanwezig. 14.
Sluiting
De voorzitter dankt Rita Hut, die ruim een jaar geleden het secretariaat van deze commissie op zich heeft genomen. Hij geeft aan bijzonder veel hulp te hebben gehad van mw Hut. Hij noemt bijvoorbeeld de voorbereiding van de hoorzitting die hier heeft plaatsgevonden naar aanleiding van het debacle NNBT. Mw Hut is altijd zeer dienstbaar geweest aan de commissie en de samenwerking was altijd plezierig, aldus dhr Haasken. De voorzitter sluit de vergadering om 13.40 uur.
52
Toezeggingen commissie II Economie en Mobiliteit (22 september 2004) 1.
Over het onderhoud van het gasnet zegt het College een schriftelijke antwoord toe. Het College zegt in de vergadering van 22 september toe hierover een bijeenkomst organiseren. (21 januari 2004, 19 mei 2004, 23 juni 2004 en 22 september 2004)
2.
De reeds eerder gedane toezegging evaluatie erfgoedlogies wordt nagekomen (schriftelijk bij het verslag). (14 april 2004, gedeputeerde Gerritsen) Reactie afdeling EZ: het onderzoek is afgerond. Circa begin oktober aanstaande ontvangen PS een GS-brief waarin wordt ingegaan op de resultaten van het onderzoek en de daarin opgenomen aanbevelingen
3.
Onderzocht wordt de mogelijkheid van een tuchtprocedure richting de accountant m.b.t. het NNBT. (Gerritsen, 3 december 2003) Toezegging blijft staan. (21 januari en 14 april 2004)
4.
Toegezegd wordt dat onderzocht zal worden of de provincie voortaan bij subsidierelaties de accountant gaat benoemen. (Gerritsen, 3 december 2003) : Reactie afdeling EZ: In het rapport 'Professionalisering subsidierelaties', dat eind april jl. door GS aan PS is voorgelegd, wordt hierop ingegaan. De werkgroep subsidierelaties (opsteller van genoemd rapport) is van mening dat de provincie bij subsidierelaties niet de accountant moet benoemen. Er wordt uitgegaan van de betrouwbaarheid en de professionaliteit van accountants. Wel eist de provincie voortaan in alle gevallen een goedkeurende accountantsverklaring en neemt geen genoegen met een beoordelingsverklaring of een samenstellingsverklaring van de betreffende accountant. Noot secretaris: toezegging kan van de lijst af.
5.
Ten aanzien van het onderwerp arbeidsmarktbeleid wordt door het College toegezegd de visie op het onderzoek van BMC, de visie van het College op hoe deze in de toekomst met het arbeidsmarktbeleid wenst om te gaan en de reacties van de partners op de brief weer te geven. (gedeputeerde Gerritsen, 21 januari 2004) Het College heeft in het debat van december eveneens gewag gemaakt van een plan van aanpak met betrekking tot het arbeidsmarktbeleid. Het College zal de Staten hierover nader informeren. (gedeputeerde Gerritsen, 25 februari 2004) Reactie afdeling EZ: de uitvoeringsagenda met bijlage komt in de oktobervergadering op de agenda. De toezegging kan van de lijst af.
6.
Het komen tot een brede regeling logies/ontbijt accommodaties wordt opgepakt in de vorm van een project. (afkomstig van de 'oude' toezeggingenlijst, gedeputeerde Gerritsen, 25 februari 2004). Reactie afdeling EZ: zie nummer 2 van deze lijst: op deze toezegging zal worden ingegaan in de hierboven genoemde brief van GS aan PS.
7.
De Staten ontvangen op korte termijn schriftelijk bericht over het Railservicecentrum. (gedeputeerde Musschenga, 14 april 2004). De onderzoeksresultaten zullen direct na de zomer beschikbaar zijn. (gedeputeerde Musschenga, 23 juni 2004 en 22 september 2004)
8.
De commissie wordt geïnformeerd over de mogelijk te verwachten problemen bij de invoering van ATB bij de treinen op noordelijke spoorlijnen. (gedeputeerde Musschenga, 19 mei 2004)
9.
Een afschrift van de brief aan de inwoners van Noordhorn wordt verstrekt. (gedeputeerde Musschenga, 19 mei 2004)
10.
Met betrekking tot het arbeidsmarktbeleid is sprake van incidentele kosten die te maken hebben met de afwikkeling van BOA. De Staten zullen hierover worden geïnformeerd zodra
53
alles definitief is afgewikkeld. (gedeputeerde Gerritsen, 19 mei 2004). Reactie afdeling EZ: de afwikkeling kan pas geschieden als de Equal projecten zijn afgerond, dit zal media 2005 zijn. De definitieve afronding volgt in de zomer van 2005. 11.
Met betrekking tot Groningen op de ladder geldt dat het project is afgerond, maar de financiële afwikkeling nog niet. Het College zal de commis sie in een later stadium informeren over de precieze financiële afwikkeling. (gedeputeerde Gerritsen, 19 mei 2004). Reactie afdeling EZ: de financiële afwikkeling ligt momenteel bij het SNN.
12.
Over de stand van zaken ten aanzien van de projecten die in het verleden bij het BOA waren ondergebracht en door het BOA zijn uitgevoerd zal worden gerapporteerd. (gedeputeerde Gerritsen, 19 mei 2004). Reactie afdeling EZ: Hierover zal de volgende commissievergadering worden gerapporteerd.
13.
De Statenleden kunnen via het verslag worden geïnformeerd over de vraag of de leerstoel van dhr. Ockels al is ingesteld. (gedeputeerde Gerritsen, 19 mei 2004) Noot van de secretaris: volgt (19 mei 2004 en 23 juni 2004)
14.
De organisatie en kostenstructuur van het project 'Science & Business Matching' za l worden doorgelicht en de beoogde effecten worden aangescherpt. Ook de verhouding tot de Kamer van Koophandel wordt uitgewerkt. Dit zal na verwachting na de zomer gebeuren (gedeputeerde Gerritsen, 23 juni 2004)
15.
Inzicht zal worden gegeven in de financ iële consequenties van de fusie met betrekking tot het O.V. (gedeputeerde Musschenga, 23 juni 2004)
16.
De gedeputeerde zegt toe met de collega’s van de Gemeenschappelijke Regeling inzake het OV-bureau te zullen bespreken wanneer en hoe teruggekoppeld gaat worden en hierover zal worden teruggerapporteerd. (gedeputeerde Musschenga, 23 juni 2004)
17.
Op voorstel van GroenLinks nodigt de commissie de projectorganisatie van Energy Valley uit om een presentatie te geven over de stand van zaken. (22 september 2004).
18.
De brief waarin het College een subsidiebeschikking formuleert inzake PMOV wordt naar de commissie gestuurd. Door de commissie kan zodoende worden beoordeeld hoe de stapeling van financiering en cofinanciering in elkaar zit en deze desgewenst kan worden besproken. (gedeputeerde Bleker, 22 september 2004)
19.
Gedeputeerde Gerritsen beraadt zich over een alternatieve aanwending van de reserve van 2,5 miljoen euro voor de buitendijkse werf. De commissie wordt geïnformeerd als het college er een andere beslissing over heeft genomen. (gedeputeerde Gerritsen, 22 september 2004)
20.
Gedeputeerde Gerritsen komt in de oktobervergadering van de commissie terug op de Vrouwenvakschool in Assen (gedeputeerde Gerritsen, 22 september 2004)
21.
De commissie krijgt het rapport van Fryslan inzake feitelijke werkgelegenheidsontwikkeling bij glastuinbouw alsmede het stappenplan. Dit stappenplan komt in januari beschikbaar. Tevens brengt het college de werkgelegenheidcijfers in beeld ten aanzien van diverse doelgroepen. (gedeputeerde Bleker, 22 september 2004)
54