Verslag van de vergadering van de statencommissie Landschap, Water en Milieu, gehouden op de Dag van de Verantwoording, woensdag 24 mei 2006 van 9.00 uur tot 10.00 uur in Zaal A6 van het Provinciehuis te Groningen. Aanwezige leden: dhr. A. Maarsingh (voorzitter; CDA), dhr. L. Meijndert (CDA), dhr. A.A. van Dam (CDA), mw. J.M. Drees (PvdA), dhr. K.J. Havinga (PvdA), dhr. J.W. Veluwenkamp (PvdA), dhr. D. Bultje (PvdA), W. Zorge (PvdA), dhr. E.J. Luitjens (VVD), dhr. W. Haasken (VVD), mw. I.S. Bulk (SP), mw. A.F. Bos (GroenLinks), dhr. H.C. Moll (GroenLinks), dhr. R. Stevens (ChristenUnie), mw. D.J. Hoekzema-Buist (PvhN), dhr. P.G. de Vey Mestdagh (D66), dhr. T.J. Zanen (PvhN). Niet aanwezig: dhr. B.P.A. Blom (SP). Voorts aanwezig: dhr. H. Alders (CdK), dhr. H. Bleker (gedeputeerde), mw. N. Gerritsen (secretaris), dhr. Th. Poggemeier (Verslagbureau Groningen, verslag dhr. E.J.R. ter Veldhuis). 1.
Opening en mededelingen
De voorzitter opent de vergadering en heet iedereen welkom, in het bijzonder dhr. Zorge, nieuw lid van de commissie. Dhr. Blom van de SP is verhinderd. 2.
Regeling van werkzaamheden
-
vaststellen van de agenda
De agenda wordt vastgesteld. 3.
Gelegenheid tot spreken voor niet-Statenleden (mbt geagendeerde onderwerpen)
Er hebben zich geen insprekers gemeld. 4.
Programmarekening 2005 (zie leeswijzer)
Dhr. Havinga (PvdA) verbaast het enigszins dat op de leeswijzer blz. 266/267 niet staan vermeld. Er heeft wel een monitoring plaatsgevonden op het onderdeelbeleidsveld water. Dhr. Havinga is van mening dat dit toch bij de discussie betrokken zou mogen worden. Wat hem voorts verbaast is dat er in het politieke verantwoordingsstuk en ook in het jaarverslag geen thema water besproken wordt. Dit is opvallend, want er heeft toch een aantal belangrijke zaken in 2005 plaatsgevonden, zeker als men de toelichting leest bij het thema water, schoon en veilig. In de politieke verantwoording, dus in het eerste hoofdstuk, en ook in het jaarverslag wordt over water niet gerept. Dit is verbazend en eigenlijk onjuist. De Staten hebben onder andere een algemene veiligheidsnorm van 1:100 vastgesteld. Daar is nog een redelijk politieke discussie over geweest. Over de waterkeringen zijn er discussies geweest. Daar wordt in de politieke verantwoording niet over gesproken. Het valt dhr. Havinga op dat de Progammabegroting zelf, zeker als het over het thema water gaat, behoorlijk positief door de PvdA-fractie is
1
ontvangen, ook als gekeken wordt naar de kwantiteitsgegevens, de procesindicatoren en de verantwoording daarvan. Het staat keurig en goed leesbaar aangegeven. Dat is heel anders bij ‘karakteristiek’, daar is het erg moeilijk puzzelen en zoeken om de cijfers bij elkaar te krijgen en een duidelijke verantwoording te krijgen. Dat betreft met name de hectares natuurontwikkeling. Hier en daar moet zelfs de Productenbegroting ter hand worden genomen om bepaalde cijfers naast elkaar te zetten. Als dat in dezelfde vorm als het thema water zou kunnen, zou dit een gigantische verbetering zijn. Grondwateronttrekking. Hiervoor is een reserve, die inmiddels een omvang heeft van ruim € 600.000. Wanneer men de Verantwoording leest, lijkt het – als men de monitoring erbij betrekt – alsof voor het eerst 386 ha in de verdrogingsactiviteiten zijn betrokken en zijn ontwikkeld en daarvóór niet. Dat is dus erg onduidelijk. Vanuit de monitoring blijkt dat er in 2004 geen verdrogingshectares zijn gerealiseerd, maar voor het eerst wel in 2005. Het is een punt dat de PvdAfractie al vaker aan de orde gesteld heeft, want zij acht dit een belangrijk thema. Wanneer men naar de monitoring kijkt, wordt er steeds gesproken over het feit dat de provincie in 2010 een soort tussenstand bereikt wil hebben, te weten vijftig procent van het te realiseren verdrogingsareaal van 6000 ha. Als men dan kijkt op blz. 266 bij de monitoring, wordt het verdroogd natuurgebied als totaal aangeduid met 9600 ha. Wat is dan de relatie met die 6000 ha en vijftig procent? Dit is enigszins onduidelijk. Dhr. Havinga vraagt zich af of dit nu technische vragen of inhoudelijke vragen zijn. De tijd om een en ander te bestuderen is kort geweest, het is de PvdA-fractie ook even ontgaan. Dhr. Havinga is dankbaar dat het CDA zo veel vragen heeft gesteld. De kwestie verdroging acht hij een belangrijk thema, omdat het ook in de monitor duidelijk meegenomen wordt en er daar andere cijfers worden vermeld. Natuur en landschap. Daar heeft het CDA ook vragen over gesteld, te weten vraag 17 en 18. Daar wordt nogal met cijfers gegoocheld. Het antwoord van GS sluit niet, want uiteindelijk wordt er geen antwoord gegeven op de 20 ha die nog een keer wordt genoemd, terwijl op blz. 73 te lezen is dat het om 21 ha gaat. De 13 ha die genoemd wordt, gaat over 2004. Dat hoeft wat dhr. Havinga betreft niet in een verantwoordingsstuk 2005. Misschien dat het CDA daar zelf op terugkomt. De gerealiseerde aankopen EHS van 240 ha. Het heeft kennelijk te maken met de verhouding van 60:40 of 70:30 in particulier natuurbeheer. Men moet de stukken echt doorworstelen om erachter te komen wat nu eigenlijk wordt bedoeld, 370 ha of 240 ha. Het is een hele klus om dat op een rijtje te zetten. Dhr. Havinga roept het College op om de cijfers beter naast elkaar te zetten, zodat statenleden een en ander goed uit kunnen zoeken. Er komt in 2006 een nieuw overzicht toestand van natuur en landschap. Dhr. Havinga vraagt of de gedeputeerde kan aangeven wanneer dit overzicht zal verschijnen, want inmiddels is het mei. De twee moties. Een ging over de waterkeringen. Er is in maart een motie aangenomen. Er is een aparte lijst met moties. Dhr. Havinga is benieuwd naar de stand van zaken ten aanzien van de waterkeringen, want inmiddels is het ruim een jaar geleden. Daar wordt in de Verantwoording 2005 niets over gezegd, hetgeen voorstelbaar is, maar dhr. Havinga kan zich voorstellen dat daar inmiddels wel iets over bekend is. Dat geldt ook voor de motie over de EHS, nr. 21. Wanneer is datgene wat aan de Staten verstrekt zal worden, te verwachten? In algemene zin maakt de PvdA-fractie zich nog steeds zorgen over de voortgang van de EHS. 2018 is de realisatiedatum. Dhr. Havinga is van mening dat GS duidelijk moeten zijn of zij daar wel of niet iets in zien en als dit niet het geval is, dienen GS dit duidelijk aan te geven. In feite wordt nu nog steeds gezegd dat 2018 de einddatum is. Er wordt gesuggereerd dat de provincie deze einddatum zal halen.
2
Uit de Productenbegroting blijkt dat kennelijk 6900 ha gerealiseerd zijn. De vraag is echter wat het einddoel is. Dat is ook niet echt bekend. Milieu. In de Productenbegroting staat op blz. 139 een bijzonder punt: voorkomen opslag radioactief afval in de diepe ondergrond. Daar staat als enige reactie of verantwoording: “Is meegenomen in de prestatie-indicatoren”. Dhr. Havinga weet niet wat daarmee bedoeld wordt en hij kan er ook absoluut niets over vinden. Het is wel een heel belangrijk thema. De rioolpersleiding is prominent aan de orde geweest. Onduidelijk is echter nog steeds hoe de verdeling van de bijdragen is tussen het Rijk, gemeente, waterschap en provincie. Dhr. Havinga informeert of daar reeds helderheid over is. De bodemverontreiniging. Met een aantal gemeenten zijn afspraken gemaakt. In eerste instantie vier gemeenten, later acht. Dhr. Havinga vraagt of er met de andere dertien gemeenten afspraken zijn gemaakt. Hoe ziet de werkvoorraad eruit? Hoe wordt die aangepakt? Dhr. Luitjens (VVD) geeft aan dat de conclusie van de VVD-fractie is dat de zaak wat dit hoofdstuk betreft goed is opgeschreven. De opmerking die gemaakt is over het hoofdstuk Karakteristiek en het feit dat flink gezocht moet worden naar hectares, deelt dhr. Luitjens. Het blijft echter steeds voor verbetering vatbaar. Er is sinds vorig jaar weer een slag gemaakt. Het is ook goed dat het jaarverslag van professionalisering Milieuwethandhaving, etc. er ook bij ligt en de andere aspecten rond vergunningverlening zijn in dit verslag goed te vinden. Daar is de afgelopen twee keren ook met elkaar over van gedachten gewisseld hoe een en ander zou moeten. Er is veel aanleiding om allerlei technische vragen te stellen. Die heeft het CDA gesteld, iets waar dhr. Luitjens zijn dank voor uitspreekt. Ook dhr. Havinga heeft een aantal onderwerpen naar voren gebracht die ook bij de VVD leven, vooral waar het de financiering van de rioolpersleiding betreft. Mw. Bos (GroenLinks) geeft te kennen dat dhr. Moll het thema water voor zijn rekening zal nemen. Zijzelf zal de rest behandelen. Mw. Bos kan zich aansluiten bij de opmerking van de PvdA dat het soms niet erg duidelijk is of het goed gaat of slecht gaat. Moeten al die kleine details nu worden genoemd of juist niet? Waar gaat het om? Gaat het om het geld dat uitgegeven is binnen het beleidskader en de vraag of dit overschreden wordt of niet? Of gaat het om de vraag of het geld goed is uitgegeven? Dat is een politieke vraag die gezamenlijk beantwoord zal moeten worden. Mw. Bos is eveneens verheugd over het feit dat het CDA de vele vragen heeft gesteld en zij dankt de CDA-fractie hiervoor. De Rekening is namelijk een enorme klus om daar ‘de vinger achter te krijgen’. Landinrichting. Er staat dat door kavelruil alles aantrekkelijker wordt. Kavelruil heeft voor de GroenLinks-fractie een enigszins negatieve bijklank, misschien op grond van het verleden. Er is ook al kavelruil in Middag-Humsterland. Wanneer men door het gebied rijdt, ziet met steeds meer kavels die zo glad en zo groen zijn als een biljartlaken. Daar is niets meer aan. Mw. Bos is van mening dat de provincie meer aan het reliëf moet denken. De sloten in Middag-Humsterland. Mw. Bos hoorde van iemand uit de gemeente Zuidhorn dat er nu ernstig over nagedacht wordt om de ‘vrijwillige’ sloten al dan niet te dempen. Er wordt altijd zo veel mogelijk gebruik gemaakt van de mogelijkheid om ze wel te dempen. Daar dient paal en perk aan gesteld worden. Mw. Bos verzoekt de gedeputeerde om een reactie. Dhr. Bleker (gedeputeerde) vraagt of mw. Bos doelt op de vrij dempbare sloten. Mw. Bos (GroenLinks) beaamt dit. Die hebben een zwarte, rode of blauwe kleur.
3
Dhr. Bleker (gedeputeerde) merkt op dat dit iets heel anders is. Hij begrijpt dat mw. Bos erop doelt dat het bijna elke sloot in Middag-Humsterland betreft. Mw. Bos (GroenLinks) bevestigt dit. Er wordt naar opvatting van GroenLinks wel heel erg de nadruk gelegd op de schaalvergroting in de landbouw. De GroenLinksfractie heeft daar grote moeite mee, want zij denkt dat dit negatieve bijeffecten heeft die ongewenst zijn. De EHS. Uit de Verantwoording kan niet worden opgemaakt of het nu goed of slecht gaat met de EHS. Wanneer mw. Bos het leest en toetst en alle geruchten verneemt – er was recentelijk weer een stuk van Stichting Groninger Landschap in de krant – denkt zij dat de provincie er nog lang niet is. Zij vreest dat de provincie het niet gaat halen en vraagt de gedeputeerde wat het College er verder aan zal doen. Er is een motie aangenomen – dat was ook naar aanleiding van een werkbezoek van de PvdA – die iedereen ondertekend heeft: het aanbieden van landbouwgrond aan boeren voor natuurbeheer. Mw. Bos kan niet nagaan hoe ver het daarmee staat. Ook is niet duidelijk of, indien het niet lukt, het College het jaar aanhoudt of dat wordt besloten om nog een paar jaar te verlengen. Dat is niet de bedoeling. Daar is GroenLinks pertinent op tegen. GroenLinks was al tegen deze maatregelen, maar als dat het effect zal zijn, dan is dat niet goed. Agrarisch natuurbeheer. Collectieve pakketten. Toename hectares. De vraag is of het geld daaraan goed wordt besteed. Daar zou eens goed over gediscussieerd moeten worden, want het gaat niet gepaard met een stijging van weidevogels. Dat staat er weliswaar niet in, maar dat is een gegeven. Dat is met heel veel zaken zo: er staat wel wat de provincie allemaal heeft gedaan, maar of de provincie er beter of slechter van wordt, is onbekend. Faunabeheerplan. Mw. Bos meende dat de commissie na een bepaalde periode een evaluatie zou ontvangen. Volgens haar is die periode reeds verstreken. Zij vraagt het College om een reactie. Muskusratten is mw. Bos niet tegengekomen. Groningen zou daarin echter een voortrekkersrol spelen, zo is afgesproken. Hoe staat het daarmee? Landschap. Er wordt veel geld aan besteed, maar wordt het landschap in Groningen er mooier van? Iedereen vindt het zonde wat daar allemaal gebeurt. Dhr. Bleker (gedeputeerde) verklaart van de opmerking van mw. Bos ‘nog geen soep te kunnen koken’. Hij vraagt zich af wat het College met zo’n opmerking moet. Mw. Bos (GroenLinks) antwoordt dat het Groninger landschap er over het algemeen niet op vooruit gaat in kwaliteit. Dan kan wel tien keer worden gezegd dat er een mooi plan is gemaakt voor de houtsingels in het Westerkwartier. Dat is ook mooi, maar er zijn heel veel andere zaken. Dhr. Bleker (gedeputeerde) vraagt of mw. Bos uit de rapportage opmaakt dat er sprake is van een forse teruggang in bijvoorbeeld het aantal kenmerkende landschapselementen, de lijnelementen in het landschap, de karakteristieke sloten in het landschap. Of is het simpelweg een impressie van het statenlid mw. Bos? Mw. Bos (GroenLinks) stelt dat dit er inderdaad niet goed uit te halen is, maar het is wel te zien. Dan vraagt men zich af hoe het mogelijk is dat al die dingen gebeuren. Dhr. Luitjens (VVD) merkt op dat het gaat om wat er is gebeurd in het jaar 2005, wat er voor begroot is en de prestaties die bedoeld zijn te worden gehaald en in hoeverre dat is gelukt. Dhr. Luitjens geeft aan dat wanneer hij mw. Bos hoort, alle
4
beleidsonderdelen over meerdere jaren ter discussie worden gesteld. Zo kijkt hij niet naar deze Dag van de Verantwoording. Het gaat over het jaar 2005. Dhr. Van Dam (CDA) constateert dat mw. Bos rept van ‘al die dingen die gebeuren’. Hij vraagt of mw. Bos hier een inventarisatie van heeft. Dhr. Van Dam verklaart ook regelmatig door de provincie te rijden. Hij ziet particulieren, organisaties, veel mensen die zich met veel liefde inzetten en die ook veel concrete dingen doen, ook gericht op het landschap, om het te bewaren en te verbeteren. Hij verzoekt mw. Bos om een lijst van al die zaken die zij gezien heeft, die verloren gegaan zijn, die slechter in kwaliteit zijn geworden. Mw. Bos (GroenLinks) geeft aan een algehele indruk te hebben verwoord. Wanneer de vraag is of het geld goed is besteed en het gaat over de waardevolle landschappen waar altijd tegen getoetst moet worden, is de vraag of het erop vooruit gaat, of het landschap mooier wordt. Hoe zou dhr. Van Dam deze vraag beantwoorden? Dhr. Van Dam (CDA) antwoordt dat hij deze vraag zou beamen. De voorzitter vraagt mw. Bos of de commissie het nu niet moet hebben over de Verantwoording. Als de commissie een notitie krijgt van de resultaten van Natuur en Landschap, is dat het moment om die discussie te voeren. Mw. Bos (GroenLinks) is van mening dat er wel iets harder aan getrokken mag worden. De voorzitter geeft aan de discussie enigszins toe te willen spitsen op de stukken. Mw. Bos zegt toch niet tegen het College dat door al het geld dat in 2005 is besteed het landschap is verslechterd in plaats van verbeterd? Die indruk wekt mw. Bos namelijk. Mw. Bos (GroenLinks) merkt op dat zij heeft aangegeven wat GroenLinks vindt, namelijk dat het Groninger landschap er niet mooier op wordt. Dhr. Havinga (PvdA) vindt het terecht dat de reactie ook komt. GS en PS zouden samen hand in eigen boezem moeten steken om meer kwantificeerbare effecten in programmabegrotingen en programmarekeningen op te nemen, waardoor deze discussie minder aan de orde zou zijn. Nu wordt een algemene teneur, een algemene indruk gegeven, terwijl het moeilijk meetbaar met elkaar is af te rekenen. Mw. Bos (GroenLinks) dankt de PvdA en hervat haar betoog. Zij komt terug op de schaalvergroting. Het is belangrijk dat de randvoorwaarden waaronder de schaalvergroting dient plaats te vinden, goed geformuleerd worden. Dat staat er ook, dat horen de Staten ook steeds, maar het is niet te zien. Het is ook onbekend wat precies die randvoorwaarden zijn en hoe de provincie deze in gaat vullen. Dhr. Moll (GroenLinks) wenst kort aandacht te schenken aan Schoon en Veilig Groningen. Hij heeft dezelfde observatie als dhr. Havinga, dat het stuk pretentieus begint, maar water niet bespreekt. Wanneer dhr. Moll echter doorbladert naar de bladzijden die daarbij horen, dan ziet hij de verantwoording van ‘water’. Hij is van mening dat die verantwoording er bovenuit springt, zowel qua kwantificering, als qua invulling, detaillering, inzicht geven. De pilot die er is geweest om met de commissie daarnaar te kijken en criteria te definiëren, is succesvol geweest. Dhr. Moll zou
5
wensen dat zo’n proces van GS en PS om verder te werken aan kwantificering en inzichtelijk maken ook op andere beleidsterreinen in deze commissie wordt voortgezet. Dat raakt ook aan de discussie van zo-even. Het tweede deel van Schoon en Veilig Groningen, het thema milieu. Daar kan het inzicht in de effecten vergroot worden. De prestaties staan op zich keurig opgesomd en zijn natuurlijk ook kwantitatief. Over het aantal vergunningen kan men discussiëren, maar op een bepaald moment is men volgens dhr. Moll uitgeteld. Te zien is dat bijvoorbeeld ook het aantal handhavingsbezoeken toegenomen is. Dat is uitstekend. Op dat gebied kan echter verder worden gezocht naar een manier om meer inzicht te krijgen in de effecten daarvan en natuurlijk ook in de toestand van het milieu, waar het uiteindelijk om gaat, niet alleen wat de provincie administratief – overigens noodzakelijk en ook voor een groot aantal delen wettelijk verplicht – tot stand brengt. Dat is een uitdaging om ook mee verder te gaan. Aan het eind van het verhaal – dhr. Havinga wees er al op – is er een stukje verdere analyse daarvan. Naar opvatting van GroenLinks smaakt het naar meer om die kant op te denken. Dhr. Moll is benieuwd wat het College voor ideeën heeft. Het is van belang om er gezamenlijk aan te werken. Mw. Hoekzema-Buist (PvhN) dankt de CDA-fractie eveneens voor de gestelde schriftelijke vragen, die zeer nuttig en technisch waren. Het scheelt de PvhN-fractie een heleboel werk. Met GroenLinks is mw. Hoekzema van mening dat er veel kwantitatieve getallen in staan, die goed onderbouwd zijn. Er is precies te zien wat waar is. Het is niet altijd even duidelijk, want het loopt enigszins door elkaar. Ook de PvhN-fractie zag echter meer kwalitatieve getallen. Die staan de PvhN niet steeds aan. Het is onduidelijk of de doelen met betrekking tot verdroging op de streefdatum gehaald zullen worden. Al jaren geeft de PvhN aan toch zo haar twijfels te hebben over de EHS. Daarnaast is er zorg om het gunstige verhaal over kavelruil. In het Westerkwartier doet (de houtsingelstructuur) het landschap naar opvatting van mw. Hoekzema geen goed, maar dat kan een kwestie van smaak zijn. Aan de grootschaligheid van de landbouw zouden wat de PvhN betreft meer eisen gesteld mogen worden. Het zijn allemaal kwalitatieve indrukken waar de PvhN van vindt dat ze te weinig naar voren komen in dit verhaal. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) heeft een vraag met betrekking tot particulier natuurbeheer, waar D66 natuurlijk een groot voorstander van is in de hoop dat dit extra en meer natuur oplevert. Dhr. De Vey Mestdagh wenst van de gedeputeerde te vernemen of dit ook het geval is, want dit is in de stukken niet terug te vinden. Daarnaast is er het probleem van particulier natuurbeheer versus het beheer door beherende organisaties. De D66-fractie informeert hoe de stand van zaken daar op dit moment is. Ten aanzien van het voorgenomen milieutoezicht en de handhaving waar ook GroenLinks het al over gehad heeft, blijkt dat het voorgenomen aantal bezoeken in het kader van preventief toezicht niet gehaald wordt, maar dat het in absolute zin wel meer is dan dat het was. De vraag is natuurlijk of de provincie met minder uit kan of dat er maatregelen op moeten volgen. Heeft de provincie het toezicht in 2005 wel op een goede manier kunnen doen? Mw. Bulk (SP) mist ook het verhaal over de natuurgebieden en de specificaties daarover. Er is uitgebreid over gesproken en er is een motie aangenomen over natuurorganisaties en agrarisch natuurbeheer. Mw. Bulk had er meer specificaties over verwacht. Dat geldt ook voor enkele andere zaken. In de politieke verantwoording wordt wel over de ganzen, vossen en kraaien gesproken. Voor de rest is daar niets over te vinden, alleen wordt er bij Flora- en Faunawet gezegd dat
6
het ‘in uitvoering’ is. Als het in het inleidende verhaal staat, verwacht mw. Bulk ook dat in het volgende verhaal enigszins specifieker wordt aangegeven wat er is gebeurd. Op blz. 75 staat dat er geen initiatieven zijn geweest om tot ontwikkeling te komen van traditionele gewassen, welke toegevoegde waarde hebben. De SP-fractie vraagt of die initiatieven vanuit het veld worden verwacht of dat de provincie daarvoor ook zelf initiatieven heeft. Dhr. Stevens (ChristenUnie) verklaart dat dit de eerste keer is dat hij terug moet kijken op een jaar dat hij bovendien als statenlid niet helemaal heeft meegemaakt. Het is naar inzicht van dhr. Stevens niet louter een financieel terugblikken maar ook een inhoudelijk terugkijken. Op enkele punten heeft hij de verslagen van de commissie Landschap, Water & Milieu van het afgelopen jaar er op nageslagen. Het positief saldo en de onderuitputting van de begroting van de provincie. Het is mooi dat de provincie een positief saldo heeft en dat de financiële positie van de provincie goed is. Tegelijkertijd kan men zich afvragen of het positieve saldo niet te groot is. Dat wordt ook treffend geïllustreerd door de prestatie-indicator realisatie nieuw beleid en de bestemmingen die doorgeschoven moeten worden naar het jaar 2006. Dit is geld dat wel beschikbaar was, maar niet werd ingezet in 2005. 2005 werd natuurlijk gekenmerkt door de rioolpersleiding. De steken die de provincie in eerste instantie heeft laten vallen op dit dossier, werden meer dan goedgemaakt door een adequate aanpak: de communicatie met de burgers is serieus genomen en ook de gekozen aanpak voor het opruimen van die leiding geeft vertrouwen. Het ILG en het visitatierapport. In 2005 heeft de provincie zich natuurlijk voorbereid op de grootste decentralisatieoperatie van dit kabinet. Er wordt een paar miljard gedecentraliseerd naar de provincies. Er is een visitatierapport verschenen. Daarin is zorg uitgesproken over de vraag of de provincie klaar is voor die grote operatie waarvan de voorbereiding in 2006 moet worden afgerond, met name de financiële structuur en de interne organisatiestructuur. Dhr. Stevens heeft het niet terug kunnen vinden in de Verantwoording, maar de ChristenUnie wenst te benadrukken dat, daar waar het gaat om een heel grote decentralisatieoperatie waar de provincie nieuwe taken krijgt, ervoor gezorgd moet worden dat de provincie er op dat punt ook klaar voor is. Dhr. Stevens werd getriggerd door een foto in het Dagblad van het Noorden. Dhr. Stevens toont de krant met een foto van een koolzaadveld. Het bijschrift bij de foto is: een man loopt op een reusachtige tafel in een gigantisch koolzaadveld. Dit moet het gebruik van biodiesel promoten. Het was helaas niet de provincie Groningen, maar Hamburg (Duitsland). Dhr. Stevens denkt dat de provincie Groningen de goede onderwerpen heeft met Costa Due en Energy Vally. Het is actueel en urgent. Hoge brandstofprijzen en broeikasproblemen zetten het onderwerp van duurzame en alternatieve energie steeds hoger op de agenda. Het is jammer dat de provincie in 2005 bijna € 200.000 niet kon besteden aan het project Energy Valley en het is ook jammer dat deze onderwerpen door GS in 2005 nog onvoldoende aan de landbouwdoelstellingen zijn gekoppeld, want in de Verantwoording wordt wel iets gezegd over de werkgelegenheid van de landbouw die niet helemaal gerealiseerd is – de doelstelling is gelijkblijvende werkgelegenheid – en er komen ook nieuwe problemen aan, met name in de suikersector dienen die zich aan. Dhr. Maarsingh heeft daar in een ander verband in de media de afgelopen week ook iets over gezegd. Naar de mening van de ChristenUnie zijn in 2005 de mogelijkheden van de alternatieve en duurzame energie te weinig in beeld gebracht
7
als oplossing voor de landbouw. De provincie Groningen is een typische landbouwprovincie. In de landbouw zijn enkele problemen. Door het koppelen van de thema’s duurzame energie en alternatieve energie zou de provincie daar volgens dhr. Stevens meer aan kunnen doen. De afgelopen week heeft de commissie wel de notitie gezien over de mestvergisters. Dhr. Stevens acht dit typisch een goed voorbeeld van het verbinden van die thema’s. Dhr. Van Dam (CDA) stelt dat het College met de Programmarekening 2005 die vandaag voorligt, over de helft van de huidige regeerperiode is. In deze periode heeft de nadruk gelegen op de uitvoering van beleid in afrekenbare doelen. Deze Programmabegroting laat volgens de CDA-fractie daar ook een goed beeld van zien. Het collegeprogramma ligt op koers. Maatschappelijke effecten en prestatieindicatoren worden helder aangegeven en als er afwijkingen zijn, worden ze ook verantwoord. De CDA-fractie stelt dit met waardering vast. Ook is er waardering voor het provinciaal apparaat dat dit heeft mogelijk gemaakt en heeft geëffectueerd. Er is ook waardering voor de tijdige en uitvoerige beantwoording van de vragen die de CDA-fractie heeft gesteld. De EHS. Aangegeven is wat is aangekocht en wat is ingericht. De antiverdrogingsmaatregel op die 386 ha heeft ertoe geleid dat versnippering van natuurgebieden verder is afgenomen. Het verwerven van gronden is afhankelijk van datgene wat verworven kan worden, wat aangeboden wordt. De CDA-fractie accepteert dit, omdat voor haar de vrijwilligheid bij het realiseren van de EHS een belangrijk en centraal thema is. Gelden die overblijven worden doorgeschoven naar het volgend jaar. Dat betekent dat wanneer er zich mogelijkheden in de toekomst voordoen, financiën geen belemmering vormen om dat ook te realiseren. Dhr. Havinga (PvdA) vraagt of dit inhoudt dat het CDA 2018 geen duidelijk eindgetal vindt. Dhr. Van Dam (CDA) antwoordt dat hij niet heeft gelezen dat dit ergens ter discussie gesteld wordt. Dhr. Havinga (PvdA) geeft aan dat het CDA uitgaat van vrijwilligheid. Als het niet gerealiseerd wordt, gaat het CDA er dan vanuit dat de vrijwilligheid de laatste jaren groter wordt om het jaartal 2018 als voltooiing van de EHS aan te kunnen houden? Dhr. Van Dam (CDA) antwoordt dat daartoe al een maatregel is genomen, waar de PvdA-fractie ook aan meegewerkt heeft, te weten de onteigening in heel speciale gevallen. Het CDA heeft in de commissie ook wel eens voorgesteld en besproken om gronden buiten de EHS aan te kopen om zo een grondpot te vormen die het mogelijk maakt om gronden binnen EHS-gebieden beter en sneller te kunnen realiseren. Daarover wordt niets vermeld. De vraag van de CDA-fractie aan het College is of dit gebeurt en of het College dit ook als een extra mogelijkheid ziet om EHS te realiseren. Dhr. Meijndert (CDA) merkt op dat ooit de motie is aangenomen betreffende de onvrijwillige verkoop van de laatste hectares. Hij vraagt of de PvdA-fractie hier afstand van neemt in de zin van dat de PvdA verder wil gaan met onteigening. Die indruk werd namelijk gewekt. Dhr. Havinga (PvdA) ontkent ten stelligste. Echter, als het al te zeer vrijwillig is en er slechts incidenteel onteigend wordt als het om kleine delen van afrondingen gaat, vreest dhr. Havinga dat 2018 niet gehaald wordt.
8
Dhr. Meijndert (CDA) erkent dat dit risico bestaat. Met onteigening blijft de PvdAfractie er toch achter staan... Dhr. Havinga (PvdA) geeft aan dat het hem erom gaat dat het CDA het risico accepteert dat 2018 geen einddatum zal zijn. Dhr. Meijndert (CDA) antwoordt dat het de vraag is of dit als een risico moet worden beschouwd. Het ging hem erom dat de PvdA geen afstand neemt van alleen de onteigening van de laatste hectares en dat dit niet wordt gekoppeld aan... Dhr. Havinga (PvdA) stelt dat er wel een politieke discussie zal ontstaan over de vraag wat voor maatregelen er uiteindelijk genomen zullen moeten worden wanneer het jaar 2018 als einddatum gehaald moet worden. Dhr. Haasken (PvdA) wenst hierover een vraag te stellen aan de PvdA-fractie. Op dit moment is het 2006. Dhr. Haasken vraagt of de tijd een argument kan zijn voor de PvdA om het instrumentarium van onteigening in te zetten. Dhr. Havinga (PvdA) antwoordt dat de PvdA-fractie heel duidelijk heeft aangegeven dat de PvdA het realiseren van de EHS in 2018 een belangrijk politiek item acht. GS doen daar op dit moment geen uitspraak over. Tussen de regels door wordt wel gesuggereerd dat het waarschijnlijk niet haalbaar zal zijn. Dhr. Havinga wenst daar simpelweg helderheid over. Is het uitgangspunt of niet? Wat wordt daar dan aan gedaan? Dhr. Van Dam (CDA) acht die vraag helder. Dat is door de CDA-fractie ook niet ter discussie gesteld: 2018 is voor het CDA nog altijd de doelstelling, de timetable waarnaar wordt gewerkt. Dhr. Havinga (PvdA) oppert dat de gedeputeerde in zijn beantwoording mee zou kunnen nemen dat er voor aankoop terreinen – dat gaat dan weliswaar om fase Igebieden – jaar op jaar € 500.000 doorgeschoven wordt. Dhr. Havinga informeert of daar dan toch niet op een slimme manier gebruik van gemaakt kan worden om fase II-gronden aan te kopen. Kan er niet meer mee gedaan worden? Dhr. Van Dam (CDA) hervat zijn betoog en wenst een opmerking te maken over Schoon en Veilig Groningen. De quick scan luchtverontreiniging is in een afrondende fase, zo wordt aangegeven. De CDA-fractie zou willen benadrukken dat daar volle aandacht voor nodig is om vertraging en problemen bij woningbouw en andere infrastructurele werken te voorkomen. In Nederland is te zien dat op basis van luchtkwaliteit heel veel grote projecten stagneren en ingewikkelde juridische procedures moeten doorlopen. Daarnaast geeft het CDA aan dat het aspect duurzaamheid nu is ingebed in veel concrete maatregelen en doelen, iets wat een goede zaak is. Kwaliteitscontrole op de grondwaterstanden moet een aantal keren per jaar plaatsvinden. Dat is in 2005 niet gedaan vanwege problemen bij TNO. De vraag is of dit ook anders kan. De provincie is toch niet enkel afhankelijk van TNO? Water is positief en ook duidelijk verantwoord. Toegegeven, het is iets moeilijker te vinden, maar het is op zich goed en in positieve zin verantwoord. De Programmarekening laat zien dat de onderwerpen die deze commissie behandelt, hebben bijgedragen aan een sociaal en economisch sterk Groningen. Het CDA is er erkentelijk voor dat ook in 2005 belangrijke stappen op die weg zijn gezet.
9
De voorzitter merkt op dat er zo-even een hele discussie ontstond over zorg betreffende de EHS. Dat heeft vooral te maken met beleid voor de toekomst, etc. De commissie zou best in een van de komende vergaderingen dat punt nog eens prominent – en dat komt ongetwijfeld omdat het natuurlijk gaat om verdeling van geld – op de agenda kunnen zetten, omdat het alle fracties erg bezighoudt. Dhr. Bleker (gedeputeerde) gaat allereerst in op het feit dat in de politieke verantwoording het thema water niet is opgenomen. Het College heeft simpelweg een keuze gemaakt. Dit moest ook. Maar uiteindelijk wordt in de Verantwoording – zoals de commissie zelf ook heeft aangegeven – juist op het punt van water vrij nauwkeurig kwantitatief aangegeven hoe het ervoor staat. Verdrogingsbestrijding en het hele punt van de kwantitatieve gegevens over natuur en landschap. De gedeputeerde deelt de opvatting dat de prestaties en ook de effecten ten aanzien van natuur- en landschapsbeleid nog beter gedefinieerd, geformuleerd en gepresenteerd kunnen worden. Daar is nog een vergelijkbare stap te maken als bijvoorbeeld op het terrein van het waterbeleid. Het nieuwe PMJP biedt daarvoor ook een goede basis. Eind 2006 verschijnt het nieuwe rapport Toestand van Natuur en Landschap. De gedeputeerde denkt dat dit rapport en het PMJP een goede basis kunnen vormen voor het punt van verantwoording door kwantitatief rapporteren over natuur- en landschapsprestaties. Het College is van plan om dat wel te doen. Mw. Drees (PvdA) merkt op dat een jaar geleden in de commissie is gesproken over verdrogingsbestrijding. Toen is er gezegd dat de kaart en het overzicht bij de jaarrekening 2005 zouden komen. Dhr. Bleker (gedeputeerde) stelt dat de kaart al eerder is geleverd. Mw. Drees (PvdA) geeft aan dat daarbij wel werd gezegd dat de kaart niet vergelijkbaar was met... Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft aan dat er een kaart is. Daarop wordt nu ook exact aangegeven in hoeveel hectares er in het afgelopen jaar de verdroging is bestreden, in elk geval waar de inrichtingsmaatregelen zijn genomen en over welke oppervlakte om de verdroging tegen te gaan. Vervolgens – en daar vraagt mw. Bos naar – is de vraag waarom het College dit doet. Dit wordt gedaan om uiteindelijk een bepaalde vegetatie tot stand te brengen. Het ontstaan van die vegetatie is een zaak van jaren, daar dient men ook duidelijk over te zijn. De prestatie ‘hectares waar de inrichting verdrogingsproof is’ is gekwantificeerd. Dhr. Havinga (PvdA) vraagt of dit de 386 ha betreft. Dhr. Bleker (gedeputeerde) antwoordt bevestigend. Dhr. Havinga (PvdA) vraagt of in 2004 en daarvoor nooit... Dhr. Bleker (gedeputeerde) antwoordt dat in 2004 en daarvoor nooit op die manier exact is gerapporteerd. Voor 2006 zal de provincie moeite krijgen om de 300 ha te halen. De gedeputeerde weet op dit moment namelijk precies hoeveel er in bestek is en hoeveel er aanbesteed is. Dhr. Bleker denkt dat de provincie niet verder zal komen dan 250 ha, ondanks alle maatregelen die daarvoor genomen worden. Daar speelt overigens ook een afwegingsmoment. Vanuit ecologisch oogpunt wil het College graag een bepaald gebied voor honderd procent inrichten, het hele gebied.
10
Soms mist men de laatste 40 à 50 ha van dat gebied. Dan kan men tot St. Juttemis wachten tot die 40 à 50 ha komt en niet tot inrichtingsmaatregelen overgaan. Men kan er echter ook voor kiezen om die 85 procent van de oppervlakte toch maar in te richten. Daarmee wordt namelijk wel een prestatie geleverd. Dat zijn afwegingen waarvoor men geplaatst kan worden als men heel goed op die cijfers stuurt. De ecologen zijn over het algemeen van mening dat pas tot inrichting moet worden overgegaan als het totale gebied ingericht kan worden. Als de gedeputeerde de Staten echter elk jaar weer moet verantwoorden over hectares, dan is hij geneigd om er dan maar voor te kiezen om de tachtig procent van een gebied die ingericht kan worden, in te richten. Dan zal men in 2040 wel zien of die laatste twintig procent ook nog erbij gevoegd kan worden. Dat dilemma ontstaat derhalve wel. Dhr. Bleker is het eens met de stelling dat er ten aanzien van de rapportage nog het een en ander te winnen is. De EHS. De provincie heeft op dit moment geen geldproblemen. Het College hoeft geen nee te zeggen als er grond wordt aangeboden. Particulier natuurbeheer behoort ook tot de mogelijkheden. Dhr. De Vey Mestdagh vroeg of particulier natuurbeheer meer en snellere realisatie van de EHS oplevert. Het antwoord daarop luidt bevestigend. Er zijn gronden – ook afgelopen jaar – waarop particulier natuurbeheer is overeengekomen, want daar zijn aanvragen voor ingediend. Het betreft gronden die niet te verwerven waren. Recent – het gaat om circa 15 tot 20 ha – hebben zich ook particulieren aangeboden met gronden die grenzen aan de EHS en waarvan men aangeeft graag in particulier natuurbeheer te willen. Dat kan alleen maar als het ook begrensd wordt als EHS. De ambtelijke adviezen op dat punt zijn in een aantal gevallen positief, omdat het een goede versterking van de EHS op vrijwillige basis betekent. Daar ziet men een uitbreiding van de EHS in totale oppervlakte door de introductie van het particulier natuurbeheer. Het College is in goed overleg met de terreinbeherende organisaties naar aanleiding van de motie die eerder is ingediend over de wijze waarop particulier natuurbeheer en beheer door de terreinbeherende organisaties goed is af te stemmen. De verwachting van de gedeputeerde is dat men daar in de loop van de zomer op een goede manier uit komt. Er doen zich overigens interessante coalities voor op dit terrein. Bij particulier natuurbeheer moet soms ook worden gedacht aan particulieren in de vorm van dorpsverenigingen. Er hebben zich inmiddels twee dorpsverenigingen gemeld, een in het Westerkwartier en een in de buurt van Beerta, die samen met een agrarische natuurvereniging een groot oppervlak toekomstige natuur in eigendom hebben en willen beheren. Dit zijn heel interessante coalities. De gedeputeerde ziet de woordvoerder van D66 lachen, iets wat hij zich kan voorstellen. Rado is meegenomen in POP II. De rioolpersleiding. Er is in beginsel overeenstemming over de verdeling van de lasten waar het gaat om de regionale en locale overheden. Het College verwacht eind juni besluitvorming van het kabinet over de besteding van de FES-middelen. Dan is ook duidelijk in welke mate het ministerie van VROM kan bijdragen. De bodemsanering, de werkvoorraden. Dit loopt voortvarend, iets wat ook in de rapportage te zien is. Er heeft zich alweer een groot aantal gemeenten aangemeld voor de volgende ronde. Hierover zal het College in de volgende rapportage verantwoorden. Kavelruil. De gedeputeerde begrijpt niet waarom kavelruil in verband wordt gebracht met landschap en met reliëf, want het gaat om dezelfde kavels met hetzelfde reliëf, met dezelfde sloten, met dezelfde houtsingels die in andere eigendom komen, waardoor de eigendommen van een agrariër of terreinbeheerder op een logischer manier aan elkaar geknoopt worden. Het is niet zo dat wanneer men kavels ruilt, men meteen ook bomen mag kappen of sloten mag dempen. Waar het gaat om Middag-Humsterland stelt dhr. Bleker in de richting van mw. Bos dat aan het beleid dat daar al tien jaar wordt gevoerd ten aanzien van de vraag welke
11
sloten wel gedempt mogen worden en welke niet en de vraag welke sloten gedempt mogen worden wanneer men ze compenseert, geen punt en geen komma is veranderd. Het wordt tot op de meter nauwkeurig door de gemeenten en de provincie bepaald. Dhr. Van Dam (CDA) geeft aan dat het hoogstens tot op de centimeter wordt bepaald. Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft in de richting van mw. Bos aan dat dit geen nieuw beleid is. Mw. Bos (GroenLinks) merkt op dat dit ook niet de vraag was. Dhr. Bleker (gedeputeerde) informeert wat de vraag dan was. Mw. Bos (GroenLinks) stelt dat er sloten zijn die ‘vogelvrij’ zijn. Dhr. Bleker (gedeputeerde) beaamt dat er ‘vrij dempbare sloten’ zijn. Mw. Bos (GroenLinks) merkt op dat het afhangt van de boer of die sloten gedempt worden of niet. Nu vernam mw. Bos dat dit nogal vaak gebeurt. Dat is jammer. Het betreft immers een nationaal landschap, waar extra aandacht aan wordt besteed. Mw. Bos hoorde dat men in de gemeente Zuidhorn van plan was daar iets aan te doen. De vraag van mw. Bos was of de gedeputeerde dit ook heeft gehoord. Dhr. Bleker (gedeputeerde) antwoordt ontkennend. Mw. Bos (GroenLinks) betreurt dit. Dhr. Bleker (gedeputeerde) herneemt zijn betoog en snijdt het onderwerp schaalvergroting in de landbouw aan. Daarvoor moeten goede randvoorwaarden zijn, dit is de gedeputeerde met mw. Bos eens. Zij merkte echter op dat deze randvoorwaarden onbekend zijn, iets wat de gedeputeerde hogelijk verbaast. Er is een Landschapsontwikkelingsplan Noord-Groningen. Het College heeft de commissie geïnformeerd over de pilot Bouwblokvergroting in Noord-Groningen met landschappelijke inpassing, etc. Daar zit dat allemaal in. Het College is derhalve heel actief aan het begeleiden van schaalvergroting, met name waar het gaat om bouwblokken, op een zodanige manier dat ook aan landschappelijke randvoorwaarden wordt voldaan. Gaat het goed met de EHS in 2018? De twaalf provincies, waaronder ook de provincie Groningen, zeggen dat ze moeten blijven streven naar realisatie van de EHS in 2018. Dat is in 1993 afgesproken tussen het kabinet en de provincies. Daar houdt het College zich aan. Het College is wel heel nuchter: er moet wel voldoende geld zijn. Voorlopig heeft de provincie Groningen nog geen probleem, wat aangekocht kan worden, daar is ook geld voor. Het PMJP duidt erop dat er in de komende jaren misschien knelpunten ontstaan. Als dat het geval is, dan zal het College aan de bel trekken, iets wat ook met het IPO en minister Veerman is afgesproken. In de tweede plaats kan men wel geld hebben, maar moet men ook de grond kunnen kopen. In het Westerkwartier en in Midden-Groningen zijn blokken van om en nabij de 300 à 400 ha die naar oordeel van de landinrichtingscommissie de komende dertig jaar niet verworven kunnen worden om de doodeenvoudige reden dat daar superbedrijven op zitten. In het Westerkwartier zit een bedrijf dat groeit van anderhalf naar misschien wel twee miljoen liter melk. Dat zijn bedrijven waar
12
ondernemers op zitten van dertig jaar. Die willen de grond niet verkopen, en daarnaast is de grond niet te betalen. Daar staan opstallen van miljoenen op. Dhr. Havinga (PvdA) stelt voor om dit te noteren en met elkaar af te spreken. De beschrijving van hoe het nu gaat, suggereert steeds dat de provincie het toch in 2018 zal realiseren. Dhr. Bleker (gedeputeerde) erkent dat de landinrichtingscommissie ook voorstelt om een keer de balans op te maken, want de provincie kan wel elk jaar bij die boer langs gaan met iemand van BBL (Bureau Beheer Landbouwgronden) en Dienst Landelijk Gebied met de vraag of hij de boerderij wil verkopen, als men geluk heeft krijgt men een kop koffie en een plak koek, maar voor de rest krijgt men nul op rekest. Dat is kortom een tamelijk frustrerende bezigheid. Dat wil dus niets zeggen over de vraag of men geen geld heeft. Men moet zich dan afvragen of men daar de komende jaren mee doorgaat of dat men de conclusie trekt dat het daar niet kan – dat is wat de voorzitter van de landinrichtingscommissie in Midden-Groningen tegen de gedeputeerde zegt: “Wij hebben het voor tachtig procent voor elkaar. Laten wij die tachtig procent goed op orde brengen en er een streep onder zetten. Laten de mensen in 2030 of 2040 nog eens kijken of er nog iets moet gebeuren”. Wie kan nu in 1992 precies bedenken hoe het in 2018 moet? Mw. Bos (GroenLinks) stelt dat de provincie nu de gemakkelijke hectares heeft gedaan. Nu is men aanbeland in de tweede helft van de periode. In 1989/1990 is het natuurbeleidsplan vastgesteld. Nu komt de provincie in de moeilijke periode. Hoe moet de provincie daarmee omgaan? Dhr. Bleker (gedeputeerde) antwoordt dat er dan slim moet worden gedacht en dat moet worden gekeken of men met zo’n moderne agrariër een deal kan sluiten om een strook te gebruiken van de 80 à 90 bunder waar hij zijn bedrijf op heeft, teneinde een verbinding te leggen tussen het ene EHS-gebied en het andere EHSgebied. Dat soort zaken moet met elkaar worden overlegd. De gedachte dat men alles zou kunnen verwerven en inrichten is in een aantal gevallen een illusie. Mw. Bos (GroenLinks) merkt op dat de commissie straks iets te horen krijgt, ook naar aanleiding van die motie. Het ging ook over ruilen. Wat aan elkaar ligt is beter voor de natuur. Mw. Bos vraagt of de gedeputeerde daar ook rekening mee houdt. Dhr. Bleker (gedeputeerde) beaamt dit. De voorzitter merkt op dat men nu toch weer enigszins bezig is om te kijken naar de toekomst. Hij roept op zich te beperken tot het stuk dat aan de orde is en in de komende vergadering aandacht te besteden aan de actuele punten. Dhr. Bleker (gedeputeerde) herneemt zijn betoog. Ten aanzien van agrarisch natuurbeheer – de feiten zijn aangegeven – vindt de komende jaren een discussie plaats over de precieze effecten. Faunabeheerplan. Het lijkt de gedeputeerde goed om dit in de loop van 2007 weer eens tegen het licht te houden. Er is zo veel nieuwe regelgeving vanwege landelijke vrijstellingen dat het een beetje achterhaald is om dat nu specifiek voor Groningen te evalueren. Muskusratten. Groningen loopt voorop, ook in het onderzoek. Mw. Bos (GroenLinks) vraagt wanneer de commissie hier iets over zal lezen.
13
Dhr. Bleker (gedeputeerde) antwoordt dat de afspraak bestaat dat de commissie hierover in de tweede helft van dit jaar gerapporteerd krijgt. De gedeputeerde geeft te kennen er een interessante discussie over te hebben gevoerd. Zijn inzichten in de muskusrat zijn geweldig toegenomen. Gisteren, zo verhaalt dhr. Bleker, was hij bij Den Bosch-Capitals. Daar werd hij zelfs over de muskusratten aangesproken. Overal in Europa, zelfs in Den Bosch, wordt over de muskusratten gesproken. Terreinbeherende organisaties. Deze zomer komt men eruit. De ontheffingen Flora- en Faunawet staan in de Productbegroting genoemd. Initiatieven waar het gaat om biobrandstof of nieuwe gewassen moeten door het veld worden genomen. De provincie is geen boer, het College verwacht de initiatieven derhalve van onderop. Dhr. Stevens gaf aan dat het College onvoldoende aan bio-energie heeft gedaan, omdat het geld niet uitgegeven is. Het College heeft de vergistingsregelingnotitie uitgebracht. Er komt een notitie over biomassa. De koolzaadoliemolen die vorig jaar is geopend, werd mede-gesubsidieerd. De gedeputeerde stelt dat hij de foto op de voorpagina van het Dagblad ook mooi vindt, maar dat de gegevens van de provincie getrouwer zijn dan die foto. Hij vindt niet dat de provincie Groningen reden heeft zich daarvoor te schamen. Dhr. Stevens (ChristenUnie) geeft aan dat hij denkt dat er veel gebeurt in de provincie. Daar moet men zich ook in het geheel niet voor schamen. Maar wanneer wordt gekeken naar de verantwoording op dit thema, dan maakt het College dit onvoldoende zichtbaar. Dhr. Bleker (gedeputeerde) erkent dit aarzelend. Hij hervat zijn betoog en snijdt het onderwerp gronden buiten de EHS aan. In de richting van dhr. Van Dam geeft de gedeputeerde aan dat het College meer dan 1000 ha grond buiten de EHS heeft. Ook daar geldt weer de vraag of er geruild kan worden. Voor een ruil zijn twee partijen nodig. Dat instrument wordt echter wel actief ingezet. De quick scan. Er is, zoals het er nu naar uitziet, geen sprake van vertraging van grote projecten in Groningen. De provincie Groningen kent de gelukkige omstandigheid dat de luchtkwaliteit redelijk goed is. De motie over de waterkeringen. De normen zijn in 2005 vastgesteld. Er is afgesproken dat de IPO-discussie over de normdifferentiatie wordt afgewacht en dat er dan een reactie van GS komt op het punt van de normdifferentiatie-suggestie die de PvdA in de motie heeft verwoord. Het College verwacht dit nog in de tweede helft van 2006 te kunnen doen. Mw. Bos (GroenLinks) roert het Faunabeheerplan aan. Er was toch gezamenlijk afgesproken dat er na twee jaar geëvalueerd zou worden? Die twee jaar zijn allang verstreken. Nu zegt de gedeputeerde dat het 2007 wordt en praat hij er overheen... Dhr. Bleker (gedeputeerde) erkent dat hij er misschien wel een beetje overheen praat. Er zou dit jaar geëvalueerd moeten worden. De gedeputeerde stelt voor om, gelet op de grote wijzigingen die er in landelijke regelgeving zijn geweest, hier niet een evaluatie voor de sier te maken, maar volgend jaar als de landelijke regelgeving ook is uitgewerkt te kijken wat een noordelijk flora- en faunabeleid precies nog inhoudt. Dhr. Alders (CdK) geeft aan dat er enkele opmerkingen zijn gemaakt en vragen zijn gesteld met betrekking tot het onderwerp handhaving. Dhr. Moll heeft erover gesproken. Dhr. De Vey Mestdagh heeft gevraagd of men zich zorgen moet maken.
14
Als gesteld moet worden dat de provincie in mindere mate haar doelstellingen haalt, zou dat zo lijken. De Commissaris wenst hier enkele opmerkingen over te maken. Allereerst de vraag of alle bedrijven die onder het toezicht van de provincie vallen elk jaar worden bezocht. Het antwoord luidt bevestigend. In het handhavingsprogramma is echter een frequentie gekozen die hoger is. Daarmee kan uiteindelijk worden geconcludeerd dat de provincie tachtig procent haalt van datgene wat als doel werd gesteld. De angst zou er in zitten wanneer de provincie niet elk jaar bij elk bedrijf dat onder toezicht van de provincie valt, zou komen. Dat is niet het geval. In april heeft de Commissaris de commissie een uitgebreide brief gestuurd over de resultaten van het dossieronderzoek door de ambtelijk regisseur professionalisering Milieuwethandhaving. Daarin is het kwalitatieve kader te vinden waarmee deze cijfers gelezen moeten worden. Wat blijkt daaruit? De afgelopen jaren, sinds 2002, heeft de provincie een geweldige sprong voorwaarts gemaakt in het professionaliseren van de handhaving. Het handhavingsprogramma is vastgesteld, de kaders zijn vastgesteld – hoe wordt met gedogen en dergelijke omgegaan. Er is een handhavingsprogramma gekomen. Wanneer men er zo naar kijkt, heeft de provincie Groningen alles op orde. Alle individuele onderdelen die nodig zijn om tot een zeer adequaat beleid te komen, zijn er. Zijn ze ook voldoende met elkaar verbonden? Werken ze als een keten? Nee, nog niet. Daarin is te zien dat er net te veel ruimte is om af te wijken van het schema dat is vastgesteld, soms omdat de provincie andere prioriteiten stelt. Dhr. Alders verklaart dat de rioolpersleiding heel wat capaciteit in beslag heeft genomen, iets wat absoluut noodzakelijk was. Het gevolg was wel dat er minder capaciteit beschikbaar was voor het andere. Dit moet ook gewoon bij de naam worden genoemd. Dat moet dan ook als zodanig gerapporteerd worden, want ook in het provinciale programma en de strategie zijn afwijkingen wel degelijk mogelijk, maar die moeten als zodanig geregistreerd worden. Daar moet een bewust besluit over worden genomen, inclusief de implicaties die dat heeft voor datgene wat men dat jaar voornemens was. Op dat onderdeel heeft de provincie het niet goed voor elkaar. Dat heeft de Commissaris gemeld in de brief van april. Er is een heel programma opgezet wat daaraan moet gebeuren. Wanneer men dus naar die cijfers kijkt – want het hoofdstuk handhaving bevat ongekend veel cijfers – dan is de kwalitatieve omgeving, de vraag of de provincie helemaal aan het einde van het verbetertraject is gekomen, noodzakelijk om dat te kunnen beoordelen. Dhr. Alders kan wel opgaande trends laten zien – onafhankelijk van wie is de toezichthouder is – dat het geven van waarschuwingen en het kiezen van instrumenten veel meer geobjectiveerd gebeuren. Daarin moeten nog wel de laatste stappen worden gezet. Vandaar dat de Commissaris verwijst naar de brief van het College van 10 april. De voorzitter bedankt GS voor de beantwoording van de vragen. Een ding is wel duidelijk geworden, namelijk dat de commissie groot belang hecht aan kwantificeren, meten, inzichtelijk maken op verschillende dossiers van resultaten die worden bereikt. Dat is een punt voor de toekomst. Daarnaast is de zorg over een aantal dossiers uitgesproken, iets wat voor de toekomst een punt van aandacht is. Er is verder niet gesproken over de onderbenutting van het saldo en de vraag of dat nu positief of niet positief is. 5.
Sluiting
De vergadering wordt om 10.05 uur gesloten.
15
Toezeggingenlijst LWM (bijgewerkt t/m vergadering van 24/05/06)
1. 2.
Datum toezegging 08/06/05 (p. 41 verslag) PSvergadering dd 5/10/05
3.
18/01/06 (p. 29 verslag)
4.
15/02/06 (Statenverga dering)
5.
19/04/06 (p.20 verslag)
Onderwerp
Deadline
Bleker zegt een notitie toe met bijlagen over groene en blauwe diensten Bleker zegt toe dat de Staten inzicht krijgen wat aan particulier en niet-particulier natuurbeheer is gerealiseerd. In de loop van 2006 worden de Staten geïnformeerd over de discussie over natuurdoelen/uitkomsten van overleg/welke afspraken met alle betrokken partijen op dit punt zijn gemaakt, e.e.a. passend in het gebiedsplan. Ten aanzien van het PMJP: - de commissie krijgt de formele resultaten van de noordelijke samenwerking, het strategische programma en het raamconvenant Het college stelt in het RCW voor om voortaan de agenda, notulen en stukken van de RCWvergaderingen ter beschikking te stellen aan Statenleden van de Waddenprovincies (= aangenomen motie tijdens PSvergadering) Het College zal in een korte brief aan de insprekers (inzake woonboten aan het Boterdiep) melden wat de positie van het College is en wat volgens het College de proceduregang is.
derde kwartaal 2006
Portefeuillehouder Bleker
september 2006
Bleker
derde kwartaal 2006
Bleker
RCW is in ontwikkeling. Nadere duidelijkheid in november 2006
Bleker
zo snel mogelijk
Bleker
16