Voorstel aan de Raad
Openbare besluitenlijst 18 december 2007 no 47 DatumCollegevergadering raadsvergadering / Nummer raadsvoorstel 1 april 2009
/ 30/2009
Fatale termijn: besluitvorming vóór:
Aanwezig: Voorzitter Onderwerp Wethouders N.v.t.
Th. de Graaf P. Depla, H. van Hooft sr., L. Scholten, H. Kunst, Handboek Stadsbomen; het groene kapitaal van Nijmegen P. Lucassen, J. van der Meer P. Eringa Gemeentesecretaris Programma / Programmanummer A. Kuil GroenCommunicatie & Recreatie / 9730 M. Sofovic Verslag Portefeuillehouders
J.W.M. van der Meer/J.A.C. van Hooft sr. Voorstel van het College van Burgemeester en Wethouders d.d.
3 februari 2009 Samenvatting
Aldus vastgesteld in de vergadering van:
In het Handboek Stadsbomen leggen wij de (ruimtelijke) ambities, regels en richtlijnen rondom ons bomenbestand vast. Hiermee kunnen we de duurzame instandhouding en ontwikkeling van ons bomenbestand garanderen.
Voorstel om te besluiten
De voorzitter,
De secretaris,
1. Vaststellen van het Handboek Stadsbomen 2. Vaststellen van de nieuwe begrenzing van de Bebouwde kom Boswet en deze ter goedkeuring voorleggen aan Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland 3. Vaststellen van de geactualiseerde kaart “Groenstructuur/Lijnen”
1
Opgesteld door, telefoonnummer, e-mail
Jurgen Hell, 2954,
[email protected] raadsvoorstel Handboek Stadsbomen 20090120.doc
Voorstel aan de Raad
Aan de Raad van de gemeente Nijmegen 1
Inleiding
In het openbare gebied van de gemeente Nijmegen staan circa 57.000 bomen. Een enorm aantal, zeker als we bedenken dat dit bomenbestand ook nog eens bestaat uit circa 400 verschillende soorten. Bomen zijn een onmisbaar deel van de stedelijke omgeving. Ze leveren niet alleen een belangrijke bijdrage aan de kwaliteit van de leefomgeving, maar zijn eveneens belangrijk voor geleiding van het verkeer, het afvangen van fijnstof, de natuur en natuurbeleving. Om er voor te kunnen blijven zorgen dat bomen deel uit blijven maken van de inrichting van onze openbare ruimte, is het noodzakelijk dat we duidelijke regels hebben die aangeven hoe we in Nijmegen zorg dragen voor een duurzame instandhouding van ons bomenbestand. Tot op heden ontbrak het aan een specifiek gemeentelijk bomenbeleid. Het Handboek Stadsbomen is bedoeld voor alle burgers, ondernemers en medewerkers van de gemeente Nijmegen die te maken hebben met bomen in hun leefomgeving, bij ruimtelijke plannen of in het beheer.
1.1 Wettelijk- of beleidskader
Op 11 april 2007 is door de gemeenteraad het Groenplan “De Groene draad, kansen voor het Nijmeegse Groen” vastgesteld. Het Handboek Stadsbomen vormt een nadere uitwerking van het Groenplan ten aanzien van de instandhouding en ontwikkeling van ons bomenbestand. Dit Handboek vormt tevens een toelichting op de Algemeen Plaatselijke Verordening (APV), waarin de regels ten aanzien van bomen en groen zijn vastgelegd. Daarmee vormt dit Handboek hèt kader voor inrichtingsplannen en beheerplannen voor de openbare ruimte waar het bomen betreft. Het Handboek Stadsbomen heeft betrekking op alle bomen binnen de grenzen van de gemeente Nijmegen. Dat zijn dus niet alleen de park-, laan-, en straatbomen, maar ook bomen in tuinen en op particuliere terreinen. Voor bosopstanden, bosplantsoen en bomen in natuurgebieden gelden andere beleidskaders en wet- en regelgeving. Deze vallen buiten het kader van dit handboek. Voor bomen op gronden in eigendom van de gemeente Nijmegen die zijn gelegen buiten de eigen gemeentegrens (zoals Heumensoord), is de regelgeving van de betreffende gemeente van toepassing. Parallel aan het Handboek wordt momenteel een wijziging voorbereid van de APV ten aanzien van de kapvergunning. Het resultaat verschijnt op korte termijn als raadvoorstel.
1.2 Relatie met programma
Het Handboek Stadsbomen valt als onderdeel van het gemeentelijk groenbeleid onder de Sector Openbare Ruimte. Het groenbeleid is onderdeel van het programma Groen en Water (9730). Daar waar het specifiek het beheer en onderhoud betreft valt het Handboek onder het programma Integraal beheer Openbare Ruimte (9320).
raadsvoorstel Handboek Stadsbomen 20090120.doc
Voorstel aan de Raad
Vervolgvel
2
2
3
Doelstelling
Doelstelling van het Handboek Stadsbomen is het waarborgen van de duurzame instandhouding van het Nijmeegs bomenbestand door middel van behoud èn ontwikkeling. Argumenten
1.1 Het bomenbestand in Nijmegen bevindt zich momenteel in een cruciale fase Een groot deel van ons bomenbestand bereikt de komende jaren het eindstadium. Een aanzienlijk deel daarvan zal daarna moeten worden vervangen, aangezien ook bomen niet het eeuwige leven hebben. Alleen op deze wijze kunnen we de groene kwaliteit in onze stad duurzaam op peil te houden. 1.2 Niet alle bomen in Nijmegen zijn gelijk Het vastgestelde Groenplan “De Groene draad, kansen voor het Nijmeegse Groen” bevat een kaart van de hoofdboomstructuur (kaart Groenstructuur/Lijnen). Op deze kaart staan alle bomenlanen aangegeven die een bovenlokale bijdrage leveren aan de identiteit/kwaliteit van Nijmegen. De bomen die geen deel uitmaken van de hoofdboomstructuur, noemen we de “buurtbomen”. Dit zijn bijvoorbeeld de bomen op woonerven, speelveldjes en langs sportvelden. Buurtbomen zijn van direct belang voor de woon- en leefkwaliteit in onze buurten. Aangezien beide categorieën een verschillend belang vertegenwoordigen, zijn afzonderlijke beschermingskaders van toepassing. • In de hoofdboomstructuur wordt gestreefd naar compleetheid en gaafheid. Bomen moeten hier in goede vitaliteit tot volle wasdom kunnen komen. Om die reden geldt hier een stringent afwegingskader. • Voor buurtbomen geldt dat de boom tenminste voldoet aan de functie waarvoor hij is aangeplant (sierwaarde, afscherming, etc.) en nog toekomstwaarde heeft. Wanneer dat niet meer het geval is, de boom (ernstige) overlast veroorzaakt of niet meer aan de minimale kwaliteitseisen voldoet, is het verstandiger om deze boom te vervangen of te verwijderen. Het juiste moment wordt bepaald door aspecten zoals vitaliteit, mate van overlast, beheerkosten en ruimtelijke kwaliteit. Bovendien is bij de buurtbomen meer ruimte voor inspraak van burgers. 1.3 Er is behoefte aan duidelijke kaders en uitgangspunten ten aanzien van bomen bij ruimtelijke ontwikkelingen Om er voor te kunnen blijven zorgen dat bomen deel uit blijven maken van de inrichting van onze openbare ruimte, is het noodzakelijk dat we duidelijke regels hebben die aangeven hoe we in Nijmegen zorgdragen voor een duurzame instandhouding en ontwikkeling van ons bomenbestand. Wanneer in de aanlegfase onvoldoende rekening wordt gehouden met de boombelangen, kunnen we de gewenste levensverwachting en kwaliteit van ons bomenbestand niet waarmaken. Het investeren in een goede plantlocatie kan eigenlijk maar één keer. Alleen bij aanleg of herstructureringen in de openbare ruimte kunnen we zowel boven als ondergronds voldoende ruimte maken om een duurzame en vitale ontwikkeling van bomen te waarborgen.
raadsvoorstel Handboek Stadsbomen 20090120.doc
Voorstel aan de Raad
Vervolgvel
3
1.4 Er is behoefte aan duidelijke kaders en uitgangspunten ten aanzien van het boombeheer Met name in de naoorlogse periode en de grootschalige stadsuitbreidingen in de jaren ‘80 en ’90 is niet altijd voldoende geïnvesteerd in goede groeiomstandigheden. Vanwege deze ‘erfenis’ hebben we daardoor te maken met toenemende kosten voor het boombeheer. Dit uit zich in een toename van de gevoeligheid voor ziekten, wortelopdruk, veiligheidsrisico’s en overlast. Het Handboek Stadsbomen geeft aan welke beheerskeuzen moeten worden gemaakt om de kwaliteit van ons bomenbestand duurzaam te waarborgen tegen aanvaardbare kosten. Centrale gedachte daarin is dat een verschuiving plaatsvindt van sturing op kwantiteit (aantallen bomen) naar sturing op kwaliteit (gezondere bomen, mooiere bomen). 1.5 Er is behoefte aan een objectiever, transparanter en beter reproduceerbaar beoordelingskader voor kapvergunningen Met dit Handboek wordt een nieuw beoordelingskader voor kapvergunningen geïntroduceerd. Uitgangspunt en doelstelling van dit nieuwe beoordelingskader is dat een meer integrale en evenwichtige afweging van belangen plaatsvindt. Hiervoor geldt een aantal basisuitgangspunten: • Ten aanzien van kap is het “nee, tenzij principe” van toepassing is. Wanneer redelijkerwijs alternatieven beschikbaar zijn die de kap van een boom kunnen vermijden èn deze in verhouding staan tot de levensverwachting en waarde van de boom, wordt geen kapvergunning verleend. • Voor de gemeente gelden dezelfde regels als voor haar inwoners en bedrijven; • Bij elke kapaanvraag wordt beoordeeld of een compensatieplicht van toepassing is; • In bijzondere omstandigheden die niet binnen het beoordelingskader zijn voorzien, blijft een nadere (politieke) afweging noodzakelijk. Voor kapaanvragen voor bomen die overlast geven of voor bomen in particulier eigendom is een puntensysteem ontwikkeld. Voordeel van dit puntensysteem is de transparantie, waarmee inzicht wordt verschaft in de redenen van het verlenen/weigeren van een kapvergunning. Bovendien is het eindoordeel evenwichtiger, doordat we zowel criteria die pleiten voor behoud, als voor verwijdering, integraal wegen. VROM ondersteunt deze systematiek van vergunningverlening en ook in andere gemeenten wordt dit systeem met succes toegepast (toegevoegd als bijlage 1 van het Handboek). 1.6 Vervanging en verjonging Één van de conclusies in het Handboek Stadsbomen is dat, gezien de leeftijdopbouw van het bomenbestand, de komende jaren een deel van de Nijmeegse bomen het einde van hun levensduur bereikt. Bomen hebben nu eenmaal niet het eeuwige leven. Om ervoor te kunnen zorgdragen dat de groene structuur op peil blijft is nieuwe aanplant noodzakelijk. Daartoe maken we onderscheid tussen “vervanging” en “verjonging”. Bij “vervanging” zorgen we ervoor dat nieuwe bomen worden aangeplant op die locaties waar één of meerdere bomen zijn verdwenen. Bij “verjonging” zorgen we ervoor dat voor bomen, waarvan de aftakelingsfase is ingetreden, nieuwe bomen worden aangeplant. Verjonging is vooral preventief en planmatig van aard, vervanging is meestal een
raadsvoorstel Handboek Stadsbomen 20090120.doc
Voorstel aan de Raad
Vervolgvel
4
maatregel achteraf (curatief). Op welk moment vervanging of verjonging noodzakelijk is, hangt af van de beeldkwaliteit, het beheer, technische realiseerbaarheid en de kosten. Het vervangen van bomen in gras/beplanting is in de meeste gevallen zonder grote problemen te realiseren. Vervanging van bomen in bestaande verharding is veel ingewikkelder en erg kostbaar. Daarom streven we er naar om vervanging/verjonging van bomen in verharding zoveel mogelijk parallel uit te voeren met groot onderhoud, wegreconstructies of rioolvervanging. Op die wijze kunnen we veel kosten besparen. Ten behoeve van de oplading voor de Perspectiefnota 2010 starten we daarom een onderzoek naar de omvang van de noodzakelijke investeringen voor de vervanging en verjonging voor de komende 10 jaar. Vervolgens zal op basis hiervan een voorstel worden gedaan op welke wijze we de noodzakelijke investeringen kunnen worden gefinancierd. 2.1 De begrenzing van de “Bebouwde kom Boswet” dient te worden geactualiseerd De begrenzing van de zogenaamde “Bebouwde kom Boswet” bepaald of kapaanvragen vigeren onder de gemeentelijke APV of onder de landelijk geldende Boswet. De procedure is dat begrenzing van de “Bebouwde kom Boswet” wordt vastgesteld door de gemeenteraad en ter goedkeuring wordt voorgelegd aan Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland. De vigerende begrenzing van de “Bebouwde kom Boswet” komt niet meer overeen met de stedelijke bebouwingsgrens van Nijmegen. Derhalve wordt de begrenzing van de “Bebouwde kom Boswet” aangepast. Aangezien Nijmegen nauwelijks beschikt over buitengebied, stellen we de begrenzing gelijk aan de gemeentegrens van Nijmegen. Slechts voor een aantal bosgebieden binnen de gemeentegrens maken we een uitzondering. Hier blijft de Boswet van kracht, omdat deze beschermingskaders beter aansluiten bij de aard van het gebied (bos) en de functie (natuur/recreatie). Dit zijn: • • • • •
de bosgebieden aan de zuid-/zuidoostzijde van Nijmegen (bos ten zuiden van sportpark van Brakkenstein, bos tussen de spoorlijn en Brakkenstein, bos van Driehuizen en Mariënbosch); bosgebied Vogelenzang; bossen op de stuwwal van Hunnerberg; bosgebieden van Huis Oosterhout; houtopstanden in de Ooyse Schependom/Stadswaard.
Voor exacte beschrijving en kaart van deze gebieden wordt verwezen naar paragraaf 4.2 in het Handboek Stadsbomen, respectievelijk bijlage 3. 3.1 Actualisatie Hoofdboomstructuur In de praktijk is gebleken dat er een aantal kleine omissies in de kaart van de hoofdboomstructuur (kaart Groenstructuur/Lijnen) aanwezig is. Daarnaast hebben belangengroeperingen enkele wensen voor aanpassing van de bomenstructuur naar voren gebracht, die wij graag willen honoreren. Deze bijgestelde kaart vervangt derhalve de
raadsvoorstel Handboek Stadsbomen 20090120.doc
Voorstel aan de Raad
Vervolgvel
5
kaart Groenstructuur/Lijnen uit het Groenplan “De Groene draad, kansen voor het Nijmeegse Groen”. In bijlage 2 van het Handboek zijn de wijzigingen weergegeven. 4
5
Klimaat
Het Handboek Stadsbomen levert een bijdrage aan de doelstelling “Adaptatie”. Door een versterking van onze boomstructuur en kwaliteitsverbetering van het bomenbestand zal per saldo de biomassa toenemen. Daarmee wordt CO2 voor een langere tijd vastgelegd. Daarnaast neemt door een toename van het kroonvolume per saldo het beschaduwd oppervlak toe, wat bijdraagt aan het voorkomen van hitte-eilanden. Risico’s
De noodzakelijke vervanging en verjonging van bomen zal in de toekomst extra kosten met zich mee gaan brengen. Het onderzoek naar vervangings- en verjongingsinvesteringen, zoals is vermeld in punt 1.6, wordt in 2009 uitgevoerd. Op dit moment is nog geen prognose te geven over de omvang hiervan. De richtlijnen van het nieuwe Handboek Stadsbomen kunnen voor lopende planexploitaties en projecten mogelijk leiden tot onvoorziene extra verplichtingen. Daardoor kan het gebeuren dat extra verplichtingen niet passen binnen de vastgestelde financiële kaders of tijdsplanningen. In die gevallen zal per situatie worden bezien hoe hiermee pragmatisch kan worden omgegaan. Zowel een alternatieve invulling van (groene) ambities of het beschikbaar stellen van extra financiële middelen zijn daarbij mogelijke oplossingen.
6
7
Financiën
Het onderzoek dat is genoemd in paragraaf 1.6 (vervanging en verjonging) wordt gefinancierd uit bestaande middelen (beleidsontwikkeling product 9730-02 deelproduct 60551 S 2305 kostensoort 46021). Communicatie
• • •
•
De totstandkoming heeft plaatsgevonden in nauwe samenspraak met Nijmeegse belangenorganisaties waaronder Boomrijk Nijmegen, Milieudefensie, het IVN en de Bomenstichting. Na vaststelling van het Handboek Stadsbomen Groenplan wordt de nota opgemaakt voor publicatie. Vervolgens wordt de nota aan onze interne en externe partners toegezonden. Tevens zal de nota op onze internetsite gepubliceerd worden. Om het bewustzijn te bevorderen van de waarde van ons monumentale en bijzondere bomen wordt vanaf de inwerkingtreding van het Handboek Stadsbomen extra publicitaire aandacht besteed aan stadsbomen die de leeftijd van 100 jaar bereiken. Daarnaast zal in communicatieve zin extra aandacht worden besteed aan bomen waarvoor een rooivergunning is verleend. Dit voorstel zal in de wijziging van de APV (zie punt 1.1) nader worden uitgewerkt conform de beantwoording van schriftelijke vragen van de Raad aan het College ingevolge artikel 39 Reglement van orde/rooivergunningen (17 juni 2008, kenmerk G535/08.0014794).
raadsvoorstel Handboek Stadsbomen 20090120.doc
Voorstel aan de Raad
Vervolgvel
6
8
Uitvoering en evaluatie
Na vaststelling worden de kaders van dit Handboek van kracht. Na een half jaar wordt de werking van het nieuwe beoordelingskader kapvergunningen geëvalueerd op werking en effectiviteit. Deze evaluatie wordt uitgevoerd in samenspraak met de Nijmeegse belangengroeperingen.
College van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen, De Burgemeester,
De Secretaris,
mr. Th.C. de Graaf
P. Eringa
Bijlage(n): 1. Handboek Stadsbomen 2. Geactualiseerde kaart “Groenstructuur/Lijnen” (zie ook bijlage 2 van het Handboek) 3. Nieuwe begrenzing van de Bebouwde kom Boswet (zie ook bijlage 3 van het Handboek)
raadsvoorstel Handboek Stadsbomen 20090120.doc
Handboek Stadsbomen Het groene kapitaal van Nijmegen Definitief
Afdeling Beleidsadvies Openbare Ruimte 20 januari 2009
2
VOORWOORD Voor u ligt het “Handboek Stadsbomen; het groene kapitaal van Nijmegen”. Met recht “kapitaal” omdat onze bomen wellicht één van de meest waardevolle elementen zijn in onze openbare buitenruimte. Want het zijn niet alleen de bomen in het Kronenburgerpark, Stadspark De Goffert of de bomen langs de singels die we als ons groene kapitaal aanmerken. Juist ook de bomen in onze woonstraten, op schoolpleinen of langs speelplekken zorgen voor een aangenaam woon- en leefklimaat. We zijn dan ook met recht zuinig op dit groene kapitaal en beheren dit dan ook zo dat het letterlijk kan “groeien”. Dat betekent dat we duidelijke keuzes moeten maken en investeren op de momenten wanneer dat dit het meeste rendement oplevert. We staan voor de taak om de kwaliteit van ons waardevolle bomenbestand op peil te houden en waar mogelijk te verbeteren. Om dat te bereiken gaan we waardevolle bomen beter beschermen en gaan we nieuwe bomen planten op plekken waar deze de afgelopen decennia zijn verdwenen. Soms houdt dit ook in dat we ongezonde bomen weghalen om plaats te maken voor nieuwe exemplaren. Want bomen hebben nu eenmaal niet het eeuwige leven. Met dit Handboek Stadbomen hebben we hiervoor nu de regels, richtlijnen en ambities in handen. Zo zorgen we ervoor dat de bomen niet alleen de stad blijven verfraaien, maar ook zorgen voor schone lucht, schaduw, het vastleggen van CO2 en behoud van onze stadsnatuur. Zodat ook de generaties na ons de vruchten kunnen plukken van een goed rentmeesterschap; een mooie en gezonde stad! Namens het college van burgemeester en wethouders,
Jan van der Meer wethouder Mobiliteit, Milieu, Groen en Recreatie, stadsregio Arnhem Nijmegen
Hans van Hooft sr. wethouder Wijken, Openbare Ruimte Spelen, Maatschappelijke opvang
3
Inhoudsopgave 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.4.1 1.4.2
INLEIDING................................................................................................... 7 Het belang van bomen .................................................................................. 7 Waarom een Handboek Stadsbomen? ............................................................. 8 Doelgroep, status en afbakening .................................................................... 9 Doelstelling en uitgangspunten....................................................................... 9 Hoofdoelstelling ........................................................................................... 9 Uitgangspunten ..........................................................................................10
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.4.1 2.4.2 2.4.3
ANALYSE BOMEN IN NIJMEGEN...................................................................13 Relatie met de ondergrond............................................................................13 Samenhang met stedenbouwkundige structuur................................................13 Kwantitatieve analyse bomenbestand.............................................................15 Kwaliteit bomenbestand ...............................................................................19 Beeldkwaliteit en technische staat .................................................................19 Belangrijkste knelpunten in Nijmegen .............................................................19 Conclusies .................................................................................................22
3 3.1 3.1.1 3.1.2 3.1.3 3.2 3.2.1 3.2.2 3.3
BOOMSTRUCTUUR .....................................................................................23 Waarom een boomstructuur? ........................................................................23 Doel van een boomstructuur .........................................................................23 Actualisatie Hoofdboomstructuur ..................................................................24 Waarde van een boomstructuur.....................................................................24 Onderscheid binnen de boomstructuur ...........................................................25 De Hoofdboomstructuur...............................................................................25 De Buurtbomen...........................................................................................28 Bescherming bijzondere bomen .....................................................................30
4 4.1 4.2 4.3 4.3.1 4.3.2 4.3.3 4.3.4
BOOMBESCHERMING..................................................................................33 Inleiding.....................................................................................................33 Beschrijving wettelijk kader ..........................................................................33 Nieuw beoordelingskader kapvergunning ........................................................35 Bepaling van de aard van de aanvraag............................................................38 Stap 2: Afweging van het boombelang t.o.v. maatschappelijk belang .................38 Stap 3; Bepaling compensatieplicht ...............................................................39 Stap 4: Eindoordeel .....................................................................................41
5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6
OVERIGE WET & REGELGEVING ...................................................................43 Wet op de Ruimtelijke ordening (Bestemmingsplan)..........................................43 De Boswet; buiten de bebouwde kom ............................................................43 Monumentenwetgeving................................................................................44 Natuurwetgeving en -beleid ..........................................................................44 Telecommunicatiewet (2007) .......................................................................46 Privaatrechtelijk: Burgerlijk Wetboek ..............................................................47
6 6.1 6.2 6.2.1 6.2.2
RUIMTELIJKE ONTWIKKELINGEN EN STADSBOMEN .......................................49 Aanplant van nieuwe bomen; de juiste boom op de juiste plaats ........................49 Bestaande bomen: inpassing en bescherming ..................................................51 De initiatieffase...........................................................................................52 Ontwerpfase ..............................................................................................52
INLEIDING
Definitief
6.2.3
Uitvoeringsfase...........................................................................................54
7 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6 7.7 7.8
BEHEER EN ONDERHOUD ............................................................................55 Inleiding.....................................................................................................55 Integraal Beheer Openbare Ruimte (IBOR) .......................................................55 De zorgplicht en veiligheidscontrole; VTA .......................................................55 Vervangings- en verjongingsbeleid .................................................................56 Beheer in relatie tot overlast .........................................................................57 Beheer van wortelopdruk..............................................................................57 Ziekten en plagen........................................................................................58 Bewonersparticipatie ...................................................................................59
Bijlage 1 Puntensysteem ...........................................................................................63 Bijlage 2 Hoofdboomstructuur ...................................................................................71 Bijlage 3 Boswet en kaartmateriaal .............................................................................73 Bijlage 4 Monumentenwetgeving en archeologie...........................................................75 Bijlage 5 Kaart monumentale bomen van nationaal belang..............................................77
6
1
INLEIDING
1.1
Het belang van bomen In het openbare gebied van de gemeente Nijmegen staan circa 57.000 bomen. Een enorm aantal, zeker als we bedenken dat dit bomenbestand ook nog eens bestaat uit circa 400 verschillende soorten. Bomen zijn alom aanwezig: in lanen en singels, boomgroepen in stadsparken, bomen in het centrum en bomen in buurten, wijken en op bedrijfsterreinen. Daarnaast staan nog talloze bomen op particuliere terreinen. Oude monumentale bomen, loofbomen, naaldbomen, gedenkbomen; de diversiteit is enorm. Niet voor niets noemen we ons bomenbestand het “groene kapitaal” van Nijmegen. Openbaar groen en bomen in het bijzonder, zijn een onmisbaar deel van de stedelijke omgeving. Bomen vormen een levend contrast met de wereld van steen en asfalt die wij om ons heen hebben gecreëerd. Ze verzachten de harde contouren van onze stad en bepalen sinds jaar en dag de omgeving waarin wij ons bevinden. Bomen leveren niet alleen een belangrijke bijdrage aan de kwaliteit van de leefomgeving, maar zijn eveneens belangrijk voor het afvangen van fijnstof, geleiding van het verkeer, de natuur en de natuurbeleving. De belangrijkste criteria die de waarde van een boom bepalen verschillen eigenlijk niet wezenlijk van de waardecriteria van woningen of kantoren: de locatie, de staat van het onderhoud, de grootte en bijzonderheid zijn de meest belangrijke factoren. Het grote verschil is dat we de waarde van bomen niet in geld uitdrukken maar vooral in maatschappelijke waarde; het belang dat we toekennen aan de betekenis, de historie, de functie en de esthetische waarde. Want bomen zijn van belang voor...... ....de verfraaiing van de stad; bomen versterken de kwaliteit, de identiteit en herkenbaarheid van de openbare ruimte in de stad. Daarbij kunnen zij het beeld van bijzondere locaties, stadsbeelden en gebouwen versterken, maar ook lelijke bouwwerken camoufleren. ....het milieu en het klimaat; bomen leggen fijnstof vast waardoor de luchtkwaliteit in het stedelijk gebied verbetert. Schaduw van bomen kan gedurende warme zomerperioden de opwarming van de stad beperken. Bomen dragen ook bij aan de vermindering van het broeikaseffect. Zij compenseren een deel van de CO2 die ontstaat door ons energieverbruik. ...het verkeer; bomen zorgen voor de herkenbaarheid van wegen en de geleiding van het verkeer. Door een goede boomstructuur worden verschillen tussen de hoofdwegen en zijwegen versterkt. Dit komt de navigeerbaarheid in de stad ten goede. Bovendien hebben laanbomen een snelheidsbeperkend effect. ....de geschiedenis en cultuurhistorie; in Nijmegen zijn oude structuren nog goed herkenbaar in het stedenbouwkundige patroon van bebouwing en wegen. Voorbeelden hiervan zijn de voormalige veldwegen zoals de Groesbeekseweg of de St. Annastraat. Bomen versterken
INLEIDING
Definitief
deze historische lijnen. Maar ook solitaire bomen kunnen van cultuurhistorische waarde zijn omdat deze in het verleden zijn aangeplant als grensboom of herdenkingsboom. ...de natuur en de natuurbeleving; bomen vormen een belangrijk biotoop voor natuurwaarden in de stad. Vogels, vleermuizen en sommige vlindersoorten zijn veelal afhankelijk van één enkele boom of een bomenlaan en dragen zo bij aan de biodiversiteit van de stadsnatuur.
1.2
Waarom een Handboek Stadsbomen? Nijmegen is constant in ontwikkeling. Woningbouw, bedrijvigheid, realisatie van wegen en fietspaden, en de aanleg van uitgebreide stelsels van ondergrondse kabels en leidingen zorgen ervoor dat de openbare ruimte telkens weer in beweging is. Deze stedelijke dynamiek contrasteert met de statische belangen van bomen. Want bomen zijn niet ingesteld op deze dynamiek. Zij zijn het meest gebaat bij een stabiele, onveranderende omgeving. Om er voor te kunnen blijven zorgen dat bomen deel uitmaken van de inrichting van onze openbare ruimte, is het noodzakelijk dat we duidelijke regels hebben die aangeven hoe we in Nijmegen zorg dragen voor een duurzame instandhouding van ons bomenbestand. Tot op heden ontbrak het aan een specifiek gemeentelijk bomenbeleid. Een andere belangrijke reden voor een bomenbeleid is dat het bomenbestand in Nijmegen zich momenteel bevindt in een cruciale fase. Een groot deel van dit bestand is aangeplant tijdens de wederopbouwfase en de grootschalige stadsuitbreidingen in de jaren ’60 tot en met ’80 van de vorige eeuw. Dit betekent dat een groot deel van ons bomenbestand de komende jaren het eindstadium gaat bereiken. Een beperkt deel daarvan zal zich verder kunnen ontwikkelen tot een monumentaal exemplaar. Maar er zullen ook aanzienlijke aantallen bomen moeten worden vervangen omdat deze aan het einde van hun levensduur zijn. Alleen op deze wijze kunnen we de groene kwaliteit in onze stad op peil te houden. Omdat we gedurende de naoorlogse periode en de grootschalige stadsuitbreidingen niet altijd voldoende rekening hebben gehouden met de belangen van bomen, nemen de problemen met deze bomen toe. De gemiddelde vitaliteit van ons bomenbestand is daardoor afgenomen. Dit uit zich in een toename van ziekten, veiligheidsrisico’s, wortelopdruk en overlast. Vanwege deze ‘erfenis’ hebben we te maken met toenemende kosten voor het boombeheer, terwijl in de afgelopen jaren de budgetten voor het groenbeheer niet zijn meegegroeid. Het boombeleid van de afgelopen jaren was geënt op het behoud van zoveel mogelijk bomen (zogenaamd “kwantitatief beheer”). De dynamiek van de stad en de toename van de kosten voor boombeheer zorgt ervoor dat een bijstelling nodig is naar een meer “kwaliteitsgestuurd beheer”. Dit houdt in dat we niet zo zeer streven naar méér bomen in de stad maar wel naar een betere kwaliteit en vitaliteit daarvan. Want we hebben liever tien goed ontwikkelde bomen die zorgdragen voor de afvang van fijnstof, de vastlegging van CO2 en verfraaiing van de stad, dan twintig bomen die door onvoldoende beheerbudget een kwijnend bestaan lijden. Dat betekent dat naast behoud ook vervanging en actieve ontwikkeling van ons bomenbestand noodzakelijk is om de duurzame instandhouding van ons bomenbestand te kunnen blijven garanderen. Om ervoor zorg te kunnen dragen dat we ons bomenbestand duurzaam voor de toekomst behouden en ontwikkelen heeft de gemeenteraad van Nijmegen verzocht om dit Handboek Stadsbomen op te stellen.
8
Definitief
1.3
INLEIDING
Doelgroep, status en afbakening Op 11 april 2007 is door de gemeenteraad het Groenplan “De Groene draad, kansen voor het Nijmeegse Groen” vastgesteld. Dit Handboek Stadsbomen vormt een nadere uitwerking van het Groenplan. Het vormt tevens een toelichting en aanvulling op de Algemeen Plaatselijke Verordening (APV), waarin de regels ten aanzien van bomen en groen zijn vastgelegd. Daarmee vormt dit Handboek het kader voor inrichtingsplannen en beheerplannen voor de openbare ruimte waar het bomen betreft. Het handboek is daarnaast te definiëren als toetsingskader voor ruimtelijke plannen en initiatieven. Voor dit handboek wordt 2015 als planhorizon aangehouden. In 2011 zal de nota worden geëvalueerd en indien nodig worden bijgesteld. Het Handboek Stadsbomen heeft betrekking op alle bomen binnen de gemeentegrenzen van de gemeente Nijmegen. Dat zijn dus niet alleen de park-, laan-, en straatbomen, maar ook bomen in tuinen en op particuliere terreinen. Voor bosopstanden, bosplantsoen en bomen in natuurgebieden gelden andere beleidskaders en wet- en regelgeving. Deze vallen dus buiten het kader van dit handboek. Voor bomen op gronden in eigendom van de gemeente Nijmegen die zijn gelegen buiten de eigen gemeentegrens (zoals Heumensoord), is de regelgeving van de betreffende gemeente van toepassing. Dit Handboek Stadsbomen is bedoeld voor alle burgers, ondernemers en medewerkers van de gemeente Nijmegen die te maken hebben met bomen in hun leefomgeving, bij ruimtelijke plannen of in het beheer. Het Handboek biedt hen inzicht in de beleidsuitgangspunten van de gemeente Nijmegen ten aanzien van de bescherming, de aanplant, het beheer of juist het kappen van bomen. Dit Handboek Stadsbomen is tot stand gekomen in samenspraak met alle betrokken organisatieonderdelen van de gemeente, waaronder de afdelingen Stadbeheer, Stadsontwikkeling, het Ingenieursbureau en Bureau Vergunningen. Daarnaast zijn externe organisaties intensief betrokken waaronder Boomrijk Nijmegen, Milieudefensie, het IVN en de Bomenstichting.
1.4
Doelstelling en uitgangspunten
1.4.1 Hoofdoelstelling De gemeente heeft als eigenaar en als beheerder de verantwoordelijkheid om de duurzame instandhouding van ons bomenbestand te garanderen. Omgaan met bomen vraagt om zorgvuldig en weldoordacht handelen. Want decennia van ontwikkeling en groei van een boom kan in een korte tijd ongedaan worden gemaakt. Om deze reden heeft de gemeente Nijmegen haar beleid vastgelegd in dit Handboek Stadsbomen. Hiermee worden de (ruimtelijke) ambities, regels en richtlijnen rondom ons bomenbestand vastgelegd. Daarmee streven wij naar de instandhouding van ons groene kapitaal voor de komende generaties, zoals wij profiteren van inspanningen uit het verleden.
Hoofddoelstelling van het Handboek Stadsbomen is het waarborgen van de duurzame instandhouding van het Nijmeegs bomenbestand door middel van behoud èn ontwikkeling
9
INLEIDING
Definitief
Bovenstaande doelstelling is vertaald in vijf vragen, die we in dit Handboek afzonderlijk beantwoorden: 1. welke structuren onderscheiden we en hoe gaan we daarmee om (hoofdstuk 3)? 2. welke beschermingskaders zijn van toepassing om behoud en bescherming van ons bomenbestand te waarborgen (hoofdstuk 4)? 3. hoe gaan we om met ruimtelijke ontwikkeling en bomen (hoofdstuk 5)? 4. hoe zorgen we ervoor dat bij de aanplant van nieuwe bomen wordt gekozen voor de juiste soort op de juiste locatie (hoofdstuk 5)? 5. op welke wijze waarborgen we in het beheer de kwaliteit van het bomenbestand (hoofdstuk 6)?
1.4.2 Uitgangspunten Voor de uitwerking van de doelstelling en beantwoording van bovenstaande kernvragen gelden drie belangrijke uitgangspunten:
1. Optimale inzet van beschikbare middelen Onze inspanningen zijn erop gericht om de beschikbare middelen, die we voor de inrichting en het beheer van onze openbare ruimte ter beschikking hebben, zo optimaal mogelijk in te zetten. Investeren in bomen waarvoor we geen toekomst zien, is geen duurzame inzet van die middelen. Het adagium ”de juiste boom op de juiste plaats” zal in alle gevallen leidend blijven bij ontwerp, aanleg en beheer. Maar dat alleen is niet voldoende. Ook “investeren op het juiste tijdstip en in de juiste omvang” is voor de waarborging van de kwaliteit belangrijk. Wanneer niet aan deze voorwaarden kan worden voldaan moeten we er voor durven kiezen om geen bomen aan te planten, een boom te verwijderen, of er bewust voor kiezen dat het gewenste eindbeeld of de levensverwachting niet worden gehaald.
2. Waarborgen van een vitaal bomenbestand Om te komen tot een vitaal bomenbestand en deze voor de toekomst duurzaam in stand te kunnen houden zijn een aantal waarborgen nodig. De belangrijkste waarborgen zijn: 1. aanwezigheid van een heldere boomstructuur en een uitvoerbaar bomenbeleid; 2. een adequaat boombeschermingsregime; 3. goede groeiomstandigheden bij aanleg; 4. een consistent beheer gericht op de lange termijn. Uitgangspunt blijft dat (wanneer de boven- en ondergrondse ruimte dat toelaat) in principe in elke straat bomen onderdeel uitmaken van de inrichting van de openbare ruimte. Dat kunnen lanen zijn, maar ook verspreid staande bomen of boomgroepen. Waar echt te weinig ruimte beschikbaar is, kiezen we bewust voor het achterwege laten van bomen en kijken we of we op een andere wijze een groene invulling van de straat kunnen realiseren. Daarnaast houden we alleen die bomen in stand die een reëel toekomstperspectief hebben. Dat zijn bomen die voldoende vitaal zijn of waarvan we de vitaliteit duurzaam kunnen verbeteren. Wanneer dat niet het geval is zullen we deze boom nu of op termijn verwijderen of vervangen. Hiervoor maken we dan per situatie een afzonderlijk plan. Alleen op deze wijze kunnen we, tegen aanvaardbare beheerkosten, steven naar een duurzaam en vitaal bomenbestand.
10
Definitief
INLEIDING
3. Zorgen voor draagvlak; zorgvuldig afwegen, bewust besluiten en tijdig communiceren Ingrepen in het bomenbestand zijn erg zichtbaar in het straatbeeld en gaan veel burgers aan het hart. Soms is dit een grootschalige ingreep vanuit beheersoogpunt, maar in sommige gevallen moeten bomen ook wijken voor andere functies. In alle gevallen maakt de gemeente een afweging, waarvan het doel is dat deze per saldo een positieve uitwerking hebben op de kwaliteit van de stad en de openbare ruimte. De betrokkenheid van burgers bij het openbaar groen toont aan dat behoud en bescherming van bomen een groot draagvlak geniet. Dat betekent dat wanneer maatregelen van betekenis nodig zijn in ons bomenbestand, we deze tijdig en begrijpelijk moeten communiceren. Dit vraagt in veel gevallen om maatwerk en het nemen van verantwoordelijkheid. Zorgvuldig afwegen, bewust besluiten en tijdig communiceren staan daarbij voorop.
4. Meer bomen, meer kronen Met name de ontwikkeling van de Waalsprong zal de komende jaren resulteren in een significante toename van het aantal bomen in Nijmegen. Buiten die toename in kwantiteit gaan we er tevens voor zorgen dat de kwaliteit van ons bomenbestand verder toeneemt. Want niet alleen het aanplanten van bomen zorgt voor meer groen. Ook gezondere bomen zorgen daarvoor. Want gezonde bomen worden groter, leven langer, ontwikkelen meer blad en daarmee een vollere kroon. Dit heeft niet alleen een positief effect op de beeldkwaliteit, maar ook op de milieukwaliteit. Méér kroonvolume zorgt voor het beter afvangen van fijn stof en zorgt voor meer schaduw op warme dagen. Bovendien vragen gezonde bomen veel minder beheer dan ongezonde exemplaren. Om die reden streven we in Nijmegen eerder naar een vitaal en duurzaam bomenbestand, dan naar een omvangrijk bomenbestand.
11
2
ANALYSE BOMEN IN NIJMEGEN
2.1
Relatie met de ondergrond De landschappelijke situering van Nijmegen is zeer bijzonder te noemen: op de overgang van stuwwal en rivierengebied, van hoog naar laag, van zand naar klei en van droog naar nat. Nijmegen-Oost ligt op de stuwwal. Nijmegen-West, -Zuid en -Zuidwest zijn gelegen op de overgangszone tussen stuwwal en rivierengebied. Hier gaat het zand over in rivierklei. Plaatselijk komt in de lagere delen zoals Dukenburg en Lindenholt ook veen- en leemgronden voor. In Nijmegen-Noord bestaat de bodem voornamelijk uit klei en zavel in de voormalige komgronden en zandig materiaal op de oeverwallen. De waterhuishouding is gerelateerd aan deze bodemtypen en daarmee aan de ligging in de stad. In de hogere stadsdelen kennen we een zogenaamd “hangwaterprofiel”, terwijl de lagere delen een zogenaamd “grondwaterprofiel” hebben. Bij een hangwaterprofiel zit de gemiddelde grondwaterstand zo laag, dat de wortels van bomen vooral afhankelijk zijn van regenwater. Bij een grondwaterprofiel kunnen de wortels ook gebruik maken van het grondwater. Het bodem- en grondwaterpatroon zien we terug in de boomsoorten in de verschillende stadsdelen: wilgen, elzen en essen vinden we vooral in de lager gelegen delen van de stad (Lindenholt/Dukenburg/Neerbosch-Oost/Nijmegen-West), eiken en beuken op of tegen de stuwwal (Nijmegen-Oost, -Zuid en -Midden) en fruitboomgaarden, notenlanen en sierfruit in Nijmegen Noord.
2.2
Samenhang met stedenbouwkundige structuur De ontwikkeling van de boomstructuur kent grote parallellen met de stedenbouwkundige ontwikkeling van Nijmegen. De overeenkomsten zijn waarneembaar in onder andere de structuur, de leeftijd en het sortiment. Ruim honderd jaar terug was Nijmegen als vestingstad nog één steenmassa, afgesloten door een stevige stadswal. Direct buiten de vestingmuren en de daarbuiten gelegen bastions begon zonder enige overgang het boerenland. De stad was veel dichter bebouwd dan tegenwoordig. Door de slechting van de wallen eind 19e eeuw en de daaropvolgende stadsuitbreiding veranderde Nijmegen van garnizoenstad in een moderne woonstad voor welgestelden en arbeiders. De historische stadskern werd eind 19e eeuw uitgebreid met wijken zoals Bottendaal/Altrade en ruim aangelegde singels, pleinen en parken. Door de planmatige
ANALYSE BOMEN IN NIJMEGEN
Definitief
aanpak werden de oude binnenstad en de nieuwe uitleg goed met elkaar verknoopt tot één stad. Aan de Nijmeegse singels (zoals de Oranjesingel, Van Schaeck Mathonsingel en Nassausingel) en parken (Hunnerpark, Kronenburgerpark) is in de boomstructuur een grote verwantschap in maat, opzet en sortiment te bewonderen, waardoor het gebied zich nog steeds nadrukkelijk als een groene band rondom de oude binnenstad presenteert. Vanwege de ligging aan de rivier en door de aanleg van de spoorlijn ten westen van de stad ontwikkelt de stad zich begin 20e eeuw verder in zuidoostelijke richting. In de crisisjaren, tussen de Eerste en de Tweede Wereldoorlog worden het Goffertpark en het Maas-Waalkanaal als werkverschaffingsproject ter hand genomen. In de jaren daarna (‘20-‘40) worden arbeiderswijken gebouwd zoals Waterkwartier, Wolfskuil, Willemskwartier en het Rode Dorp. In deze wijken, opgezet volgens de tuindorpgedachte, vormt de boomstructuur -samen met privétuinen- nog steeds het belangrijkste groenelement. Overig groen is hier beperkt aanwezig. Door de zware verwoesting als gevolg van de Tweede Wereldoorlog stond Nijmegen voor de enorme opgave om het stadshart herbouwen. Tegelijkertijd moest de stad verder worden uitgebreid. Deze opgave werd, volgens de toenmalige tijdsgeest (licht, lucht en ruimte) ter hand genomen. Ook de toename van de mobiliteit speelt in deze periode een essentiële rol. De stempelwijken Heseveld, Hatertse Hei, Hatert en Neerbosch-Oost worden in deze periode gebouwd, waarbij strakke bomenlanen zich repeterend binnen de wijken manifesteren. Kenmerkend voor de stedenbouwkundige opzet van deze wijken is de ligging tussen oude veldwegen. Daarbij is de ruimte tussen de lintbebouwing langs deze veldwegen fasegewijs volgebouwd. De voormalige veldwegen (Hatertseweg, St. Annastraat, St. Jacobslaan) vormen ook hier een belangrijke oude structuur binnen het bomenbestand. Daarmee weerspiegelt de boomstructuur de voormalige landschapspatronen. De voortdurende vraag naar grootschalige woningbouw leidt echter tot steeds grootser opgezette wijken, ver verwijderd van het centrum. De stad waagt de sprong over het MaasWaalkanaal, waar Dukenburg en later Lindenholt gebouwd worden. Beide wijken zijn zeer ruim van opzet en kennen een zeer uitbundige groene ruimte. Om deze reden is in deze wijken de boomstructuur nauwelijks onderscheidend ten opzichte van de groenstructuur. Dukenburg en Lindenholt zijn als nieuwe structuur over het oude landschapspatroon gelegd, waarbij de oude structuur vrijwel geheel verloren is gegaan. Slechts op een beperkt aantal plaatsen zijn in deze wijken nog oude restanten in de boomstructuur herkenbaar, zoals de Teersdijk, de Oude Dukenburgseweg en de St. Agnetenweg. Hier zijn nog lijnen herkenbaar met bijzondere landschappelijke en cultuurhistorische betekenis.
14
Definitief
ANALYSE BOMEN IN NIJMEGEN
Het begin van de jaren ‘90 kan worden opgevat als een nieuw keerpunt in de ontwikkeling van Nijmegen. Nijmegen besluit een nieuw stadsdeel te bouwen ten noorden van de rivier; de Waalsprong. Gezien de ruimtelijke ontwikkelingen in het gebied is de groenstructuur in Nijmegen-Noord nog in ontwikkeling. Uiteindelijk zullen er vijf deelgebieden ontstaan elk met een eigen karakteristiek: • dorp Lent: behoud en inpassing van het bestaande dorpskarakter; • noordrand Lent: inpassing binnen de oude lintbebouwing (o.a. Visveldsestraat); • de Citadel: een hoogstedelijk en compact centrumgebied met daarbinnen het voormalig fort Lent; • Groot Oosterhout: groene parkachtige wijken met een Betuws karakter; • de Landschapszone: een groenzone bestaande uit natuur- en recreatieterreinen, landgoed Oosterhout, landerijen, boomgaarden en waterplassen. Het Ontwikkelingsbeeld Waalsprong
2.3
Kwantitatieve analyse bomenbestand Boomsoorten De 57.000 bomen in Nijmegen bestaan uit bijna 400 boomsoorten en variëteiten. Echter, lang niet alle boomsoorten komen evenveel voor in Nijmegen. Van circa 240 (deels bijzondere) soorten zijn in Nijmegen zelfs maar 25 exemplaren of minder aanwezig. Alhoewel Nijmegen niet streeft naar een zo groot mogelijke diversiteit, weerspiegelt het aantal soorten en variëteiten de diversiteit van het groen in de stad. De top tien van meest voorkomende boomsoorten in Nijmegen is in onderstaande grafiek weergegeven. Deze top tien omvat bijna 48% van het totale aantal bomen in Nijmegen. Uit de analyse komt naar voren dat typische straatbomen zoals zomereik, gewone es en Hollandse linde in Nijmegen relatief gezien in grote aantallen voorkomen. Toptien boomsoorten in Nijmegen (27.100 bomen = 48%)
Haagbeuk; 1.300 Gew one esdoorn; 1.600
Zom ereik; 5.400
Wilg; 1.800
Gew one beuk; 2.000
Gew one es; 4.500
Paardenkastanje; 2.100
Amerikaanse eik; 2.200 Plataan; 2.300
Hollandse linde; 3.900
15
ANALYSE BOMEN IN NIJMEGEN
Definitief
De iep komt al enkele jaren niet meer voor in de toptien. Begin 20e eeuw was de iep in Nijmegen nog de meest voorkomende boomsoort, maar de iepenziekte heeft zijn tol geëist. In Nijmegen zijn we terughoudend met het aanplanten van iepen, om nieuwe problemen te voorkomen. Het is de verwachting dat deze soort verder in aantal zal gaan afnemen, tot het moment dat meer zekerheid bestaat omtrent de ziekteresistentie van nieuwe variëteiten. Hetzelfde geldt voor de paardenkastanje: ook deze soort zal de komende jaren in aantal gaan afnemen. De vrij recente uitbraak van de kastanjebloedingsziekte heeft ervoor gezorgd dat in enkele jaren een aanzienlijk deel van de Nederlandse populatie is aangetast. Ook in Nijmegen is in relatief korte tijd bijna een derde van de kastanjepopulatie besmet (bron: Nulmeting, Cobra boomadviseurs, 2008). Omdat er nog geen zicht is op effectieve behandelingsmethoden die de verspreiding en gevolgen van de kanstanjebloedingsziekte kunnen afremmen of stoppen, planten we in Nijmegen voorlopig geen nieuwe paardenkastanjes aan.
Verdeling bomenbestand Verdeling bomenbestand Parken en groengebieden; 6% Nijm egen-Noord; 6% Centrum /Nijm egen-Oost; 17% Nijm egen-West; 12%
Lindenholt; 15% Nijmegen-Zuid en -Midden; 23%
Dukenburg; 21%
Het bomenbestand is niet gelijkmatig over Nijmegen verdeeld. In bovenstaande grafiek is de verdeling van het aantal laanbomen per wijk in percentages weergegeven. De groep “bomen in parken en groengebieden” is bewust als afzonderlijke categorie opgenomen. Door deze groep afzonderlijk te vermelden wordt inzichtelijk hoe het aantal bomen in de grote parken en groengebieden zich verhoudt met het aantal laanbomen in de stad. Bovendien wordt zo voorkomen dat de grote stadsparken het beeld binnen de stadsdelen te veel beïnvloeden. De bomen in deze groep omvatten alleen de solitairen boomgroepen of boomlanen. De bomen die staan in bossen of in bosplantsoen zijn hierin niet meegenomen. Wat in positieve zin opvalt is dat de stadsdelen Zuid/Midden, Dukenburg en Lindenholt een groot bomenbestand herbergen, dit zijn dan ook de groenste wijken van Nijmegen. In negatieve zin springt Nijmegen-West eruit. Slechts 12% van het totaal aantal bomen is binnen dit stadsdeel te vinden. Dit correspondeert met de beleving van bewoners van met name Oud-West (Stads- en Wijkmonitor 2007). Slechts 51% van de respondenten van de bewoners in Oud-West geeft aan tevreden te zijn met het groen in hun stadsdeel. Aangezien Nijmegen-Noord nog volop in ontwikkeling is, geeft deze taartpunt voor dit stadsdeel (nog) geen representatief beeld. Wanneer het aantal bomen per inwoner of per hectare bepalen, ontstaat onderstaand overzicht. Wanneer we Nijmegen als totaal beschouwen beschikken we over gemiddeld over één boom per drie inwoners en bijna tien bomen per ha.
16
Definitief
ANALYSE BOMEN IN NIJMEGEN
Gebied
Aantal bomen per inwoners
Aantal bomen per ha
0,23 0,45 0,50 0,55 0,23 0,35 0,33
12,6 11,4 16,5 10,4 5,0 4,4 9,5
Centrum/Oost Zuid/midden Dukenburg Lindenholt Nijmegen-West Nijmegen-Noord Nijmegen totaal
Verdeling standplaats Bijna eenderde van onze bomen staat in de verharding. Verreweg het grootste deel, bijna tweederde, staat in bermen, gazon of beplanting. Slecht een beperkt deel staat in onze parken en groengebieden. In onderstaande afbeelding is de verdeling grafisch weergegeven. Verdeling bomen standplaats In parken en groengebieden 6% (3.350)
In verharding 30% (17.350)
In bermen, gazon of beplanting 64% (36.300)
Wanneer echter wordt gekeken naar de verdeling per wijk zien we aanzienlijke verschillen in de verhouding tussen ‘bomen in verharding’ en ‘bomen in bermen, gazon of beplanting’. In Nijmegen-Oost is de verhouding bijna gelijk, en ook Zuid/Midden kent een grote vertegenwoordiging van bomen in verharding. In Lindenholt en Nijmegen-Noord staat slechts een beperkt deel van de bomen in de verharding (11%, respectievelijk 12%). verharding
14.000
berm, gazon, beplanting
12.000 10.000 8.000 6.000 4.000 2.000
n-N oo rd
Nij me ge
Nij me ge n-W es t
ho lt Lin de n
en bu rg Du k
dd en Mi Zu i d/
Ce n
tru m/ Oo st
0
17
ANALYSE BOMEN IN NIJMEGEN
Definitief
De kosten voor het beheer van bomen in verharding zijn aanzienlijk hoger dan de kosten voor beheer van bomen in bermen, gazon of beplanting. Bomen in verharding hebben het zwaarder te verduren door verdroging, voedingstekorten, kans op beschadiging. In §2.4 wordt hierop nader ingegaan. Het gemeentelijk beleid om nieuwe bomen zoveel mogelijk te planten in bermen, groenstroken of gazon werpt in Nijmegen-Noord zijn vruchten af.
Leeftijdsopbouw
In onderstaande grafiek is de leeftijdsopbouw van het Nijmeegse bomenbestand weergegeven. 15.200 (27% )
16.000 13.400 (24% )
14.000 12.000 10.000
8.500 (15% )
8.000 5.500 (9% )
6.000
5.500 (9% )
5.000 (8% )
4.000
2.600 (4% )
2.000
700 (1% )
600 (1% ) 2
On be ke nd
>1 50 jaa r
15 0j aa r
10 0-
10 0j aa r
75 -
75 ja a r
50 -
50 ja a r
40 -
40 ja a r
30 -
30 ja a r
20 -
20 ja a r
10 -
0-
10 jaa r
Wat opvalt0 is dat met name de leeftijdscategorieën 20-30 jaar en 30-40 jaar relatief zeer sterk vertegenwoordigd zijn. Verreweg het grootste deel van deze bomen staan in Dukenburg, Grootstal, Neerbosch-Oost en Lindenholt. Tezamen vormen deze stadsdelen/wijken de grootschalige naoorlogse uitbreidingen. In de jaren ’60, ’70 en ’80 is veel geïnvesteerd in het creëren van groene wijken door aanplanten van grote aantallen bomen. Er is destijds echter verzuimd om tevens te investeren in goede groeiomstandigheden voor deze bomen. Vanwege de grote vertegenwoordiging van deze leeftijdscategorieën leggen problemen bij deze bomen dan ook een grote claim op de beschikbare beheercapaciteit en beheerbudgetten. De problemen uiten zich in twee aspecten: • een deel van deze bomen uit deze leeftijdscategorie betreft snelgroeiende pionierssoorten zoals populieren en wilgen. Deze bomen worden in de regel niet veel ouder dan 40-50 jaar. Dat betekent dat de uitval van deze soorten aanzienlijk zal gaan toenemen, met name in de wijken Lindenholt en Dukenburg, waar deze pionierssoorten veelvuldig zijn toegepast. • een deel van het bomenbestand bevindt zich in de overgangsfase van het jeugdstadium naar het volwassen stadium. Dit is een cruciale fase in de ontwikkeling van bomen, omdat in deze fase nog bijsturing van het eindbeeld door een adequaat beheerprogramma mogelijk is. Deze fase vergt een relatief grote beheersinspanning ten opzichte van de andere groeistadia, omdat veel problemen zich in dit stadium uiten. We hebben het dan over problemen zoals wortelopdruk, schaduwwerking, voedingstekorten en te grote bomen in te kleine ruimten (verkeerde standplaats).
18
Definitief
2.4
ANALYSE BOMEN IN NIJMEGEN
Kwaliteit bomenbestand
2.4.1 Beeldkwaliteit en technische staat Een groot deel van de Nijmegenaren is van mening dat Nijmegen een groene stad is. Ruim 74% is tevreden over de groenvoorzieningen (Stads- en wijkmonitor 2007). We mogen verwachten dat burgers zich in de beoordeling vooral laten leiden door de belevingswaarde van het groen. Een hoge belevingswaarde betekent niet per definitie dat het met de technische kwaliteit ook goed is gesteld. Een verminderde boomtechnische staat uit zich niet direct in een verminderde beeldkwaliteit. Dit is een geleidelijk proces; in eerste instantie nemen risico’s op onveiligheid (dood hout), instabiliteit of ziektegevoeligheid toe, zonder dat dit een zichtbaar effect heeft op de groene kwaliteit. Pas in het vervolgstadium treedt langzaam het verval in: de groei stokt, de kroon wordt ijler of er treedt scheefgroei op. Een verminderde technische staat kan vele oorzaken hebben: ziekte, slechte groeiplaats, beschadiging, onderhoudsachterstand etc. Van burgers kan niet verwacht worden dat zij een oordeel hebben over de technische staat. Veelal hebben burgers wel een duidelijke mening over de belevingswaarde. Het is de verantwoordelijkheid van de gemeente Nijmegen om zorg te dragen voor een duurzame instandhouding van het bomenbestand. Vanuit die verantwoordelijkheid is het de taak van de gemeente om ervoor te zorgen dat zowel belevingswaarde als de technische kwaliteit op peil blijven. In onderstaande paragrafen wordt niet zozeer ingegaan op de beeldkwaliteit, maar vooral op de beoordeling van de technische kwaliteit van ons bomenbestand.
2.4.2 Belangrijkste knelpunten in Nijmegen Op veel plaatsen staan de bomen in Nijmegen er redelijk goed tot goed bij. Vooral in Nijmeegse parken en groenstroken kan gesproken worden van een vitaal bomenbestand. De bomen hebben hier voldoende ruimte, licht en voedingsstoffen om uit te groeien tot volwaardige exemplaren. Meer zorgen bestaan er omtrent de groep bomen in verharding. Deze groep bomen heeft het over het algemeen zwaar te verduren in het stedelijk klimaat. Dit is dan ook geen natuurlijk habitat voor bomen: kans op vocht- en voedingstekorten, beschadiging en slechte wortelbeluchtiging zijn aspecten waarmee elke straatboom te maken kan krijgen. De situatie in Nijmegen nadert ten aanzien van deze groep een kantelpunt. De beeldkwaliteit is in de meeste gevallen nog heel behoorlijk, maar met de technische kwaliteit is over het algemeen matig gesteld. Dit blijkt uit VTA-onderzoek (Visual Tree Assessment, een methode voor onderzoek naar boomveiligheid). De problematiek ten aanzien van bomen in verharding wordt in hoofdzaak veroorzaakt door: 1. verkeerde sortimentskeuze (te grote bomen in te kleine ruimten); 2. slechte groeiplaatsomstandigheden; 3. onderhoudsachterstanden; 4. lage vervangingscyclus; 5. beschadiging en werkzaamheden door aanleg wegen, kabels en leidingen. In kort bestek worden de oorzaken en gevolgen van bovenstaande problemen toegelicht.
19
ANALYSE BOMEN IN NIJMEGEN
Definitief
Verkeerde sortimentskeuze
Problemen als gevolg van verkeerde sortimentskeuzen komen in heel Nijmegen voor. Een goed voorbeeld van deze problemen is waar te nemen in de stadsdelen Dukenburg en Lindenholt. Tijdens de ontwikkeling van deze twee grootschalige stadsuitbreidingen is in de stedenbouwkundige basisopzet gekozen voor snelgroeiende pionierssoorten, zoals wilgen, populieren en berken. Voordeel van deze soorten was, dat in een relatief korte tijd, deze wijken een groen karakter konden ontwikkelen. Keerzijde van de keuze voor pioniers was dat er onvoldoende rekening werd gehouden met het eindbeeld. Nu de bomen in deze wijken tot volle wasdom komen nemen de problemen toe: • bomen zijn te groot voor de locatie waar ze staan; • bomen staan te dicht op gevels of op erfgrenzen; • bomen zorgen voor veel schaduw, wat burgers niet altijd als prettig ervaren; • bomen zorgen voor overlast door wortelopdruk. Ook in de oudere delen van Nijmegen staan niet altijd de juiste soort op de juiste plaats. Hier hebben we veeleer te maken met een historische erfenis. De sortimentskeuze sluit hier niet meer aan bij de intensivering van het gebruik van de openbare ruimte in de afgelopen decennia. Door de sterke toename van de (auto)mobiliteit is de groeiruimte van de bomen hier steeds verder in het gedrang geraakt. Als gevolg daarvan zijn de stressomstandigheden voor bomen toegenomen, die zich uiten in problemen zoals wortelopdruk of verminderde beeldkwaliteit.
Slechte groeiplaatsomstandigheden Slechte ondergrondse groeiomstandigheden worden veroorzaakt door bodemverdichting, verdroging, te hoge grondwaterstand of voedingstekorten. Gevolgen hiervan zijn: 1. wortelopdruk; 2. matige vitaliteit/slechte kroonontwikkeling (kwarrend bestaan); 3. veiligheidsrisico’s (met gevaar voor omwaaien of takbreuk). Opdruk van bestrating door boomwortels wordt in Nijmegen gezien als een groot probleem. Voor bijna 30% van het aantal bomen in Nijmegen geldt dat zij in enige mate last hebben van wortelopdruk (bron: Nationale Bomenbank, 2006). Wortelopdruk heeft grote financiële consequenties: circa 80% van de beheerkosten in elementenverhardingen (zoals tegels en klinkers) in Nijmegen wordt veroorzaakt door opdruk van boomwortels. Opdruk wordt veroorzaakt door oppervlakkig groeiende boomwortels die net onder de verhardingsoppervlakte op zoek zijn naar vocht en voedingsstoffen. Door de diktegroei, wordt de verharding omhoog gedrukt waardoor schade ontstaat aan de bestrating. Wortelopdruk heeft meerdere negatieve gevolgen: • door het omhoog komen van bestrating ontstaan gevaarlijke situaties voor voetgangers en fietsers;
20
Definitief
• •
ANALYSE BOMEN IN NIJMEGEN
er bestaat kans op schade aan bouwwerken en erfafscheidingen; het verslechtert de hemelwaterafvoer.
Alhoewel ook zeker de oudere bomen in Nijmegen problemen veroorzaken, zijn de bomen uit de jaren ’60, ’70 en ’80 verhoudingsgewijs oververtegenwoordigd ten aanzien van het aantal geconstateerde problemen. In deze periode werd relatief weinig aandacht besteed aan de afstemming tussen de boomsoort en de kwaliteit van de groeiplaats. Gezien de leeftijd van het bomenbestand en het percentage, zal wortelproblematiek zich de komende decennia blijven manifesteren. Ten aanzien van punt 3 (veiligheidsrisico’s): tussen vitaliteit en veiligheid bestaat een directe relatie. Een afname van de vitaliteit vergroot de kans op incidenten. Uit het onderzoek van de Nationale Bomenbank in 2006 komt naar voren dat voor circa 1200 bomen in Nijmegen geldt dat deze binnen 1 tot 3 jaar moeten worden gerooid, aangezien deze op termijn een veiligheidsrisico kunnen gaan vormen voor de omgeving.
Onderhoudsachterstanden Bezuinigingen in het verleden op de budgetten voor het beheer van de openbare ruimte hebben ertoe geleid dat een deel van het bomenbestand een onderhoudsachterstand heeft opgelopen. Deze is tot op heden niet ingehaald. Dit heeft geleid tot: • verminderde vitaliteit; • groeistoornissen; • vorming van dood hout; • veiligheidsrisico’s. Door de teruglopende beheerbudgetten voor boomonderhoud heeft een accentverschuiving plaatsgevonden van structureel onderhoud naar eenmalige maatregelen/incidentenbeheer. Uit onderzoek (Nationale Bomenbank, 2006) is naar voren gekomen dat in Nijmegen bijna 19.000 bomen een zodanige snoeiachterstand kennen dat de veiligheid op termijn in het geding kan komen. In veel gevallen kan die onderhoudsachterstand niet met een eenmalige snoeibeurt worden ingehaald, aangezien problemen meervoudig van aard zijn. Naar aanleiding van de geconstateerde beheerachterstanden zijn in de afgelopen jaren een aantal inhaalslagen gemaakt: • Er zijn in 2004/2005 twee grootschalige boomwortelprogramma’s uitgevoerd om de overlast en onveiligheid van wortelopdruk te verminderen. Gezien het ingrijpende karakter is een evaluatie opgesteld waarin tevens verbetervoorstellen voor de aanpak van wortelopdruk zijn opgenomen (zie paragraaf 7.6). • In 2007 is een inhaalslag gemaakt ten aanzien van de inventarisatie van de boomveiligheid (VTA). Ruim 600 bomen zijn verwijderd aangezien deze een direct gevaar voor de omgeving vormden. Dit VTA-programma wordt de komende jaren voorgezet. • Er heeft in eind 2007 een uitgebreid snoeiprogramma plaatsgevonden waarbij we de bomenlanen langs de hoofdinfrastructuur hebben aangepakt; • Momenteel stellen we het zogenaamde Bovenwijks Beheerplan op. Naar verwachting stellen we dit in de tweede helft van 2008 vast. Met dit beheerplan wordt het beheer en instandhouding van de belangrijkste boomstructuren in Nijmegen beter gewaarborgd.
21
ANALYSE BOMEN IN NIJMEGEN
Definitief
Lage vervangingscyclus
In Nijmegen worden meer bomen gekapt dan dat er nieuwe bomen worden aangeplant. Dat hoeft dat geen probleem te zijn. Immers, het kroonvolume van de resterende bomen neemt toe waardoor de beeldkwaliteit op peil blijft. Dit houdt echter wel in dat de gemiddelde leeftijd van het totale bomenbestand toeneemt. Wanneer de gemiddelde leeftijd te ver oploopt kan een investerings- en een beheerprobleem ontstaan, omdat in een relatief korte periode een groot deel van het bomenbestand vervangen dient te worden, respectievelijk in de aftakelingsfase terecht komt. Gezien de sterke vertegenwoordiging van het aantal bomen in de leeftijdscategorie 20-30 jaar en 30-40 jaar en het feit dat een groot deel van deze soorten pionierssoorten betreft zal in Nijmegen de komende jaren actief aandacht moeten worden besteed aan een planmatige verjonging van het bomenbestand.
Beschadiging: aanrijdschade en bouwwerkzaamheden infrastructuur Door bouwwerkzaamheden en noodzakelijke onderhoudswerkzaamheden aan wegen en ondergrondse infrastructuur (zoals riolering, telecommunicatieverbindingen) worden met regelmaat boomstammen en/of het wortelgestel van bomen beschadigd. Ook bouwwerkzaamheden in de directe omgeving van bomen veroorzaken schade aan bomen, doordat in de uitvoering niet voorzichtig genoeg met de boom en de standplaats wordt omgegaan. Dit leidt tot: • kans op instabiliteit (als gevolg van het verwijderen van ankerwortels); • aantasting vitaliteit (door verminderde opnamemogelijkheden van vocht- en voedingsstoffen door wortel- of bastschade of door verdichting van de ondergrond); • en daardoor een meer kans op infecties.
2.4.3 Conclusies Bij onveranderd beleid mag verwacht worden dat de komende decennia de kwaliteit en kwantiteit van ons bomenbestand verder achteruit zal gaan. Dat geldt dan met name voor de groep bomen in verharding. Op termijn kan dit dusdanige gevolgen hebben dat deze achteruitgang niet meer is in te lopen, omdat steeds meer beheerbudget nodig zal zijn voor incidentenbeheer (zoals het wegnemen van risico’s, onaanvaardbare overlastsituaties etc.). Dit zal ten koste gaan van de budgetten voor regulier boombeheer en onderhoud. Als gevolg daarvan zal de groene kwaliteit van Nijmegen afnemen. Dit proces is alleen te doorbreken door koerswijziging van het bestaande boombeleid. In de volgende hoofdstukken wordt daarop stapsgewijs ingegaan.
22
3
BOOMSTRUCTUUR
3.1
Waarom een boomstructuur?
3.1.1 Doel van een boomstructuur Net als infrastructuur en bebouwing zijn bomen niet willekeurig over Nijmegen verspreid. Zoals ook in de voorgaande paragraaf is beschreven accentueren bomen belangrijke ruimtelijke waarden in de stad. Het samenhangende raamwerk van bomen in onze straten, singels, parken en pleinen duiden we aan als de boomstructuur. Dit groene raamwerk vormt als geheel een belangrijke waarde op het gebied van cultuurhistorie, landschappelijke waarde, ecologie of verkeersgeleiding. Een goede boomstructuur zorgt voor identiteit, verhoogt de woon- en omgevingskwaliteit en maakt dat stad overzichtelijker en herkenbaarder. Goede voorbeelden hiervan zijn de bomenlanen langs de radiaalwegen, die het historische wegenpatroon markeren en zorg dragen voor de verkeersgeleiding of de bomen langs het Maas-Waal kanaal die naast een belangrijke landschappelijke waarde ook een ecologische waarde vertegenwoordigen.
De Hoofdboomstructuur van Nijmegen (in bijlage 2 op A3-formaat opgenomen)
Zoals ook in het gemeentelijk Groenplan “De Groene Draad” is weergegeven kunnen we aan de hand van de boomstructuur een consistente beleidslijn voeren ten aanzien van behoud en ontwikkeling van de structuur. Door op planmatige wijze de aanwezige boomstructuur te behouden, te ontwikkelen en/of te vernieuwen wordt de samenhang behouden en wordt de interactie met de bebouwde omgeving en de infrastructuur in Nijmegen versterkt.
BOOMSTRUCTUUR
Definitief
Het doel van een boomstructuur is het waarborgen van een samenhangend bomenbestand ten behoeve van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving, identiteit, herkenbaarheid en oriëntatie.
In Nijmegen maken we ten aanzien van de boomstructuur onderscheid tussen de hoofdboomstructuur en de buurtbomen. Op dit onderscheid gaan we in paragraaf 3.2 in.
3.1.2 Actualisatie Hoofdboomstructuur Het in april 2007 door de gemeenteraad vastgestelde Groenplan “De Groene draad, kansen voor het Nijmeegse Groen” bevat een kaart van de hoofdboomstructuur (kaart Groenstructuur/Lijnen). In de praktijk is gebleken dat er een beperkt aantal tekortkomingen in de kaart voorkomen. Daarnaast hebben belangengroeperingen enkele wensen voor aanpassing van de bomenstructuur naar voren gebracht. Met de vaststelling van dit Handboek Stadsbomen worden deze omissies ongedaan gemaakt en worden wensen van de belangengroeperingen gehonoreerd. Daarmee vervangt deze bijgestelde kaart de vigerende kaart Groenstructuur/Lijnen uit het Groenplan. In bijlage 2 is de geactualiseerde hoofdboomstructuur in A3-formaat opgenomen. Daarin is tevens een lijst van actualisaties toegevoegd.
3.1.3 Waarde van een boomstructuur Maatschappelijke veranderingen zorgen ervoor dat steeds nieuwe stedenbouwkundige en ruimtelijke inzichten ontstaan. Straten worden heringericht, oude wijken geherstructureerd en nieuwe wijken worden gebouwd. Met de ontwikkeling van Nijmegen-Noord ontstaat zelfs een geheel nieuw stadsdeel. Zoals ook in de inleiding is geconstateerd bestaat er een sterk contrast tussen de ruimtelijke dynamiek van de stad in vergelijking met belangen van bomen. Gemiddeld worden wijken en straten elke 30 jaar heringericht of geherstructureerd. Stedenbouwkundige inzichten veranderen zelfs nog sneller: na de Tweede Wereldoorlog zijn we circa elke 15 tot 20 jaar met nieuwe stedenbouwkundige opvattingen geconfronteerd. Dat betekent dat de inrichting van de openbare ruimte zich steeds moet aanpassen aan de inzichten, wensen en eisen van het actuele tijdsbeeld. Bij goede omstandigheden bereiken bomen in het stadsklimaat globaal gezien hun optimum tussen het 50e en het 80e levensjaar. Sommige soorten zijn met 50 jaar ruim over hun top, zoals populieren en wilgen, die we meestal niet veel ouder laten worden. Daarentegen kunnen eiken en lindes een leeftijd bereiken van soms wel enkele eeuwen. De statische belangen van bomen kunnen daardoor gaan conflicteren met de dynamiek van de openbare stedelijke buitenruimte. In dit licht zijn bomen en boomstructuren vooral gebaat bij behoud en bescherming. Niettemin moeten in de schaarse ruimte van het openbaar gebied keuzes gemaakt worden om aan alle ruimtevragende functies in Nijmegen tegemoet te komen. Het is niet realistisch om aan te nemen dat we bij elke ruimtelijke ontwikkeling alle bomen kunnen ontzien. Maar
24
Definitief
BOOMSTRUCTUUR
we kunnen ons bomenbestand door middel van een solide boomstructuur wel zodanig vormgeven dat deze een volwaardige factor blijft van de stedelijke inrichting. Want doordat individuele bomen onderdeel uitmaken van een groter geheel, ontstaat een steviger beschermingskader. Tegelijkertijd zorgt een solide structuur voor voldoende flexibiliteit om, onder voorwaarden, ook nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk te maken. Een te rigide benadering, gericht op behoud en conservering, werkt in onze visie vooral contraproductief. Dit kan uitmonden in een afname van het draagvlak voor groen. Want zowel behoud, ontwikkeling als verjonging zijn nodig om de toekomstwaarde van het totale bomenbestand veilig te stellen.
3.2
Onderscheid binnen de boomstructuur In het Groenplan “De Groene Draad” zijn de groene beleidsdoelen voor de komende jaren vastgesteld en is de structuur voor het groenareaal in Nijmegen op verschillende niveaus vastgelegd. In het Groenplan is daarvoor een kaart met de gemeentelijke hoofdgroenstructuur opgenomen. Op deze kaart staan de belangrijkste groene elementen (lijnen en vlakken) in onze stad weergegeven: onze wijk- en stadsparken, de belangrijke bomenlanen, begraafplaatsen, bos en natuurgebieden. Alle groenelementen die een bovenlokale bijdrage leveren aan de identiteit/kwaliteit van Nijmegen, of één van haar wijken, maken onderdeel uit van deze hoofdgroenstructuur. De bomen die zich bevinden binnen de elementen van de hoofdgroenstructuur kunnen dan ook worden aangemerkt als de meest waardevolle bomen van Nijmegen. Deze vormen tezamen de hoofdboomstructuur. Niettemin, ook buiten de hoofdgroenstructuur staan een groot aantal bomen. Deze groep bomen, die geen bovenlokale waarde vertegenwoordigen en daardoor geen deel uitmaken van de hoofdboomstructuur, noemen we de “buurtbomen”. Dit zijn bijvoorbeeld de bomen op woonerven, bij speelgelegenheden en langs sportvelden. Buurtbomen zijn van direct belang voor de woon- en leefkwaliteit in onze buurten, maar hebben geen functie op stadsniveau. Zowel voor de hoofdboomstructuur als de buurtbomen gelden eigen specifieke beleidsdoelen, kenmerken en eigenschappen. Deze worden hieronder afzonderlijk toegelicht.
3.2.1 De Hoofdboomstructuur Opbouw hoofdboomstructuur De waarde van bomen voor de stad komt tot uiting in de karakteristiek van een hoofdboomstructuur. De karakteristieken zijn aan te duiden met de onderstaande waarderingen: • beeldbepalende waarde: de boom/laan/bomengroep valt op in omvang, vorm, kleur, zeldzaamheid of andere uiterlijke eigenschap ten opzichte van de omgeving en draagt zorg voor de identiteit, herkenbaarheid en de architectonische waarde. De beeldbepalendheid of stedenbouwkundige kwaliteit komt met name tot uiting bij laanbomen, maar ook bij accentbomen (zoals oude bomen, gedenkbomen, kapelbomen, grensbomen) en sfeerbomen (bijzondere vormen, leilinden) • landschappelijke waarde: de boom/boomstructuur heeft een toegevoegde waarde in het landschappelijk beeld (geldt vooral voor extensieve gebieden, stadsranden en buitengebied) • structurerende waarde; de boom/boomstructuur weerspiegelt het stedenbouwkundige en infrastructurele opzet. Dit ondersteunt de oriëntatie en maakt het herkennen van routes in de stad mogelijk;
25
BOOMSTRUCTUUR
•
•
Definitief
cultuurhistorische waarde: de boom/boomstructuur heeft een oorsprong in het verleden, van oudsher een belangrijke bijdrage geleverd aan wijk/stad of is aangelegd in een bijzondere periode. Een boom kan een relict zijn van landgoederen, parken en tuinen, die verdwenen zijn of inmiddels in de stad zijn opgegaan. Daarnaast kan groen op bepaalde plekken in de stad iets zeggen over de waarde die men in een bepaalde tijd aan groen toekende. ecologische waarde: de boom/boomstructuur heeft een specifieke waarde voor planten en dieren, zoals vogels, vleermuizen en vlinders.
De boomstructuur kan worden ingedeeld in lijnstructuren, vlakelementen, boomgroepen en solitaire bomen. Deze structuren hebben betekenis op regionale schaal, op stedelijk niveau of zijn belangrijk voor het groene karakter van een wijk. In totaal omvat de Hoofdboomstructuur ruim 12.000 bomen. Dat is ruim 20% van het totale bomenbestand in de gemeente Nijmegen. Lijnen De lijnvormige elementen bepalen voor een groot deel de hoofdboomstructuur. Lijnen worden voornamelijk gevormd door bomen langs wegen, die de verschillende stadsdelen en wijken ontsluiten. Maar ook cultuurhistorische lijnen zoals de Teersdijk vallen onder de hoofdboomstructuur. De hoofdboomstructuur/lijnen is opgenomen als bijlage 2. Aan de hand van de functie van de weg is een hiërarchische verdeling van het wegenpatroon weer te geven. We onderscheiden in de hoofdboomstructuur drie niveaus in de lijnvormige structuur. Deze kennen grote parallellen met de wegcategorisering: • De primaire hoofdboomstructuur (rood) worden gevormd door de stadsontsluitingswegen, zoals de radialen en ringwegen. Dit zijn wegen met een doorgaand karakter welke binnen de bebouwde kom een stroomfunctie vervullen. Buiten de stadsgrenzen gaan deze wegen over in snelwegen of belangrijke regionale ontsluitingswegen. • De secundaire hoofdboomstructuur (oranje) omvat de ontsluitingswegen. Dit zijn wegen met een meer interlokaal karakter. Deze ontsluiten de verschillende wijken en zorgen voor de afwikkeling van verkeer richting de stadsontsluitingswegen. • De wijkstructuur (geel) omvat de doorgaande wegen in de wijken. Deze wegen zorgen voor de afwikkeling van het verkeer in een wijk. Vlakken De vlakken worden gevormd door de parken en groengebieden in de stad. Voor de Hoofdboomstructuur wordt dezelfde vlakstructuur gehanteerd als in het Groenplan “De Groene Draad”. De hoofdboomstructuur/vlakken is opgenomen als bijlage 2. Punten De punten worden in de Hoofdboomstructuur gevormd door de bijzondere en monumentale bomen en boomgroepen. Elke boom, die door de gemeente Nijmegen als monumentaal of boom met een bijzondere waarde of betekenis wordt aangemerkt, maakt onderdeel uit van de hoofdboomstructuur.
26
Definitief
BOOMSTRUCTUUR
Kaders hoofdboomstructuur
Zoals in de vorige alinea is weergegeven zijn in de hoofdboomstructuur de bomen opgenomen die de meest belangrijke bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit en identiteit van onze stad en haar wijken. Boomgrootte De hoofdboomstructuur is één van de dragers van het groene beeld van Nijmegen. Om deze reden is de aanplant van een maat die in verhouding staat met de stedenbouwkundige structuur van belang. Als basisprincipe hanteren we dat we daarom alleen bomen van de 1e of 2e grootte aanplanten. In onderstaande tabel zijn de richtlijnen weergegeven. Categorie
Kleur (corresponderend met de kaart)
Primaire hoofdstructuur Secundaire hoofdstructuur Wijkstructuur
Rood Oranje Geel
Richtlijn boomgrootte (in volgroeide staat)
1e grootte ( > 15 m. hoog) 1e of 2e grootte 2e grootte (8- 15 m. hoog)
Van bovenstaande tabel kan worden afgeweken, wanneer daar van uit ruimtelijke, beheertechnische of verkeerstechnische aspecten redenen voor zijn. Een voorbeeld daarvan is dat we geen grote bomen aanplanten waar deze niet de ruimte hebben om tot volwaardige exemplaren uit te groeien. Levensverwachting Zeker voor de bomen van de Hoofdboomstructuur wordt ernaar gestreefd dat bomen tot volle wasdom kunnen komen en een optimale beeldkwaliteit kunnen bereiken. Dat betekent dat voor bomen, die onderdeel uitmaken van deze structuur, reeds in de aanlegfase rekening moet worden gehouden met de levensverwachting en toekomstwaarde van de boom. De groeiplaats dient zodanig te worden ingericht dat de boom zich gedurende de hele levenscyclus optimaal kan ontwikkelen. Naast een goede uitgangssituatie is een planmatige en goede groeibegeleiding noodzakelijk. De kwaliteit en intensiteit van het gemeentelijk boombeheer en –onderhoud dient hierop te worden afgestemd. De kwaliteit van de standplaats en het beheer dient zodanig te zijn dat de boom tenminste 50 tot 80 jaar in goede conditie blijft. Die 50 tot 80 jaar is dus geen maximale leeftijd, maar dient te worden benaderd als een minimale levensverwachting. Voor elke boom komt een moment dat de veiligheid in het geding komt of wanneer de beheerkosten niet meer in verhouding staan tot de (maatschappelijke) waarde van de boom. Dat is het moment om de boom te vervangen. Dat kan dus zijn na 80 jaar, maar ook na 95 of 120 jaar. Voor de verschillende boomcategorieën geldt de onderstaande richtlijn inzake de minimale levensverwachting. Categorie Primaire hoofdstructuur Secundaire hoofdstructuur Wijkstructuur
Kleur
Minimale levensverwachting
Rood Oranje Geel
80 jaar 50 jaar 50 jaar
Beschermingsregime Gaafheid en compleetheid van de hoofdboomstructuur zijn belangrijk om goed aan haar functie te kunnen voldoen. Daarmee geldt voor deze structuur een stringent beleid. Om die reden wordt gestreefd naar actieve versterking/vervolmaking van de hoofdboomstructuur. Aantasting van de hoofdboomstructuur betekent dat waarden op wijkof stadsniveau zoals cultuurhistorie, verkeersgeleiding of ruimtelijke samenhang negatief worden beïnvloed.
27
BOOMSTRUCTUUR
Definitief
Voor bomen in de hoofdboomstructuur geldt ten aanzien van kappen een “nee, tenzij principe”. Voor de hoofdboomstructuur geldt een zwaarder beschermingsregime voor behoud en bescherming dan voor de overige bomen in Nijmegen. Indien bomen uit de hoofdgroenstructuur worden gekapt, dient tenminste één nieuwe boom elders binnen de hoofdgroenstructuur te worden aangeplant. Op het beschermingsregime wordt in paragraaf 4.3 nader ingegaan.
3.2.2 De Buurtbomen Bomen die geen bovenlokale waarde vertegenwoordigen en daardoor geen deel uitmaken van de hoofdboomstructuur noemen we de “buurtbomen”. Van het totaal aantal bomen in Nijmegen vallen 45.000 bomen onder de categorie Buurtbomen. Dat is bijna 80% van het totale bomenbestand in de gemeente Nijmegen.
Kaders buurtbomen
Deze bomen hebben veelal een nauwe relatie met directe leefomgeving en bebouwing op wijk- of buurtniveau. Dit zijn de bomen in onder andere woonstraten, in groenvoorzieningen, bij speelgelegenheden, langs sportvelden en in buurtparkjes. Dit kunnen lanen zijn maar ook solitaire bomen of boomgroepen. Deze categorie bomen is dan ook van direct belang voor de woon- en leefkwaliteit in onze buurten. De ruimte, soortkeuze en het beheer van de buurtbomen dient daarom te zijn afgestemd op de wensen van de gebruikers. Kortom, deze bomen vertegenwoordigen in de meeste gevallen een belang van gebruikergroepen zoals omwonenden, ondernemers, spelende kinderen, recreanten en sporters. Ingrepen in de buurtbomen hebben een grote invloed op de woon- en leefkwaliteit en het groene karakter van de directe omgeving, maar minder op de groenstructuur van de totale stad. De hoofdboomstructuur functioneert voornamelijk als verbinding tussen de wijken en stadsdelen, terwijl de buurtbomen veel meer deel uitmaken van het totaal aan groen binnen de openbare ruimte van wijk. Om deze reden worden de buurtbomen benaderd als onderdeel van kwaliteit van de openbare ruimte in de wijk en niet als afzonderlijke structuur. De gemeente zorgt voor een goede inrichting en beheer van de openbare ruimte. Een goed beheer ten aanzien van de buurtbomen hoort daarbij. We streven bij buurtbomen naar een vitaal en kwalitatief goed bomenbestand, waarbinnen deze bomen de functie kunnen vervullen waarvoor deze zijn aangeplant (sierwaarde, educatieve waarde, schaduw, afscherming etc.). Echter wanneer de functie vervalt en de boom niet meer voldoet aan de wensen en eisen die omwonenden, gebruikers of gemeente aan de boom hebben gesteld, dan moeten we durven te besluiten om de boom in dat geval ook te verwijderen of te vervangen. Die kwaliteitseisen worden bepaald door aspecten zoals vitaliteit, mate van overlast, beheerkosten en ruimtelijke waarde. Bovendien is bij deze categorie bomen meer ruimte voor inspraak van burgers. Samengevat kan worden gesteld dat we ten aanzien van de buurtbomen een meer flexibel beleid hanteren, waarbij we de minimale eis stellen dat de boom moet voldoen aan de functie waarvoor deze is aangeplant en nog voldoende toekomstwaarde heeft.
28
Definitief
BOOMSTRUCTUUR
Boomgrootte De boomgrootte hangt erg af van de beschikbare ruimte. Voor een groot deel van de buurtbomen geldt dat deze zich bevinden in de wijken. Dat kunnen zowel ruim opgezette wijken zijn met veel openbare ruimte, maar ook compacte, hoogstedelijke wijken. Er is ten aanzien van de buurtbomen dan ook niet één lijn te trekken van toe te passen boomgroottes. Over het algemeen kan worden gesteld dat er maar beperkt ruimte zal zijn voor bomen van de 1e grootte. De gemeente is eveneens terughoudend met de aanplant van bomen van de 3e grootte (< 8 m. hoog). Deze worden niet aangeplant in verharding of langs wegen. Bomen van de 3e grootte kunnen niet zo hoog worden opgekroond dat er voldoende vrije ruimte overblijft voor bussen en vrachtwagens. Beschermingsregime Voor buurtbomen geldt een minder stringent beschermingskader dan voor bomen in de hoofdboomstructuur. Zoals eerder beschreven: wanneer de boom niet meer voldoet aan de functie waarvoor hij is aangeplant, ernstige overlast veroorzaakt of niet meer aan de minimale kwaliteitseisen voldoet, is het verstandiger om deze boom te verwijderen of eventueel te vervangen. Buurtbomen zijn daarmee zeker niet vogelvrij. Ook voor deze categorie geldt ten aanzien van kap het “nee, tenzij - principe”. Want ook het verwijderen van een buurtboom kan een groot verlies zijn voor de woon- en beeldkwaliteit ter plaatse. Binnen het bestand van buurtbomen hanteren we tevens niet langer het principe dat voor elke gesneuvelde boom een nieuwe boom op dezelfde locatie teruggeplaatst hoeft te worden. Dit gaan we in het vervolg per situatie bezien. Het aanwezige areaal groen in de wijk en op de locatie zelf wordt in de afweging voor vervanging meegenomen. Zeker in wijken die als stenig worden ervaren (zoals in Nijmegen-West), zullen buurtbomen, die moeten worden verwijderd, worden vervangen. Voor de buurtbomen geldt dat de locatie zoveel mogelijk in overleg met bewoners of gebruikers wordt bepaald. Levensverwachting Evenals voor de hoofdboomstructuur geldt voor de buurtbomen dat deze bomen tot volle wasdom moeten kunnen komen. Echter, vanwege herinrichting of functieverandering halen veel bomen in de praktijk niet eens een leeftijd van enkele decennia. De gemiddelde levensverwachting van jonge stadsbomen bedraagt in sommige stadscentra zelfs niet meer dan 10 jaar na aanplant (bron: Roy Nijman, Bomenstichting). In Nijmegen streven we naar een gemiddelde levensverwachting van de buurtbomen van 30 jaar na aanplant. Evenals bij bomen uit de Hoofdboomstructuur betekent dit niet dat we bomen na 30 jaar verwijderen. We blijven ernaar streven dat ook de Buurtbomen zich kunnen ontwikkelen tot volwassen exemplaren. In de praktijk zal het lang niet altijd mogelijk zijn dat bomen dit eindstadium ook kunnen bereiken, omdat bijvoorbeeld straten of pleinen worden heringericht of riolen worden vervangen. Sommige bomen zullen daardoor helaas al binnen 20 jaar worden vervangen of verwijderd. Daarnaast kiezen we voor buurtbomen ook regelmatig voor soorten met een hoge sierwaarde (zoals lijsterbessen en sierkersen) of sneller groeiende soorten (zoals berken). Deze soorten laten we meestal niet veel ouder worden dan 30-40 jaar, aangezien deze bomen op oudere leeftijd veelal gebreken vertonen. Uiteraard geldt dat wanneer het mogelijk is om deze bomen langer te behouden (tegen aanvaardbare beheerkosten en risico’s) we daar zoveel mogelijk voor kiezen.
29
BOOMSTRUCTUUR
3.3
Definitief
Bescherming bijzondere bomen Instandhouding van bijzondere/monumentale bomen, boomgroepen of laanstructuren is van belang om de herkenbaarheid van de cultuurhistorische betekenis van de stad te waarborgen. Monumentale bomen weerspiegelen, net als onze monumentale gebouwen, de geschiedenis van de stad. Bomen in een stedelijke omgeving worden gemiddeld maar enkele tientallen jaren oud. Verreweg het grootste deel van ons bomenbestand dateert dus van na de Tweede Wereldoorlog. Het aantal bomen dat de maatschappelijke en ruimtelijke ontwikkelingen van de laatste decennia heeft doorstaan is dus beperkt. Deze bomen hebben veelal een indrukwekkende omvang en worden door burgers als bijzonder ervaren. Daarmee ontstaat binnen het bomenbestand een afzonderlijke categorie bomen waarvoor een zwaarder beschermingsregime is gewenst en een zo goed mogelijke ontwikkeling en bescherming van deze bomen is gegarandeerd. In de openbare ruimte van Nijmegen zijn veel bomen aanwezig of bomen met een bijzondere historie of betekenis. Voorbeelden van deze laatste categorie zijn de bomen die zijn aangeplant ter ere van de geboorte van een troonopvolger van het Koninklijk huis (o.a. Wilhelminaboom, Julianaboom, Beatrixboom). Maar ook de kastanjes in de Marikenstraat, onderdeel van het herdenkingsmonument van het vergissingsbombardement, zijn een goed voorbeeld. De criteria voor een monumentenstatus zijn weergegeven in onderstaand kader. Criteriastelsel gemeente Nijmegen bijzondere bomen: Basisvoorwaarden De boom dient te voldoen aan alle onderstaande basisvoorwaarden: •
de geschatte leeftijd is minimaal 50 jaar; deze regel geldt echter niet voor gedenkbomen of cultuurhistorisch waardevolle elementen;
•
de boom mag niet in een onomkeerbare slechte conditie verkeren; volledig verval is niet binnen tien jaar te verwachten;
•
de boom heeft een dusdanige beeldkwaliteit dat deze karakteristiek is voor de soort.
Specifiek voorwaarden Naast de basisvoorwaarden dient de boom te voldoen aan tenminste één van onderstaande voorwaarden: Ruimtelijke betekenis 1. de boom is (mede-)bepalend en onvervangbaar voor de omgeving; 2. de boom vormt een onderdeel van een geheel intact zijnde boomgroep of uniforme laanbeplanting die een karakteristieke structuur in stad of landschap zichtbaar maken; 3. de boom is een herkenningspunt; 4. de boom is bijzonder door de uitzonderlijke hoogte, dikte, snoeiwijze of andere verschijningsvorm. 5. Monumentwaardigheid 6. de boom is voor Nijmegen een zeldzame soort, type of hoge leeftijdsklasse; 7. de boom maakt deel uit van een monumentale omgeving of een cultuurhistorisch waardevol object; 8. de boom is een gedenkboom ter gelegenheid van een belangrijke (maatschappelijke) gebeurtenis. 9. de boom maakt onderdeel uit van het Landelijk register Monumentale Bomen van de Bomenstichting Ecologische betekenis 10. de boom heeft een belangrijke functie in het ecosysteem voor zeldzame dier- en/of plantensoorten; 11. de boom vormt een belangrijke schakel in de keten van de ecologische structuur of neemt in het stedelijk gebied een positie in die in de ecologische structuur de functie van “stapsteen” vervult; 12. de boom heeft een bijzondere genetische waarde (inheems genenreservoir van de betreffende soort).
30
Definitief
BOOMSTRUCTUUR
In Nijmegen is in 1995 een inventarisatie gestart naar bijzondere/monumentale bomen. Deze inventarisatie is destijds niet geheel afgerond. Om het totaal aan bekende, maar ook minder bekende monumentale en bijzondere bomen in de openbare ruimte alsnog in beeld te krijgen dient deze inventarisatie te worden voltooid. De lijst met monumentale en bijzondere bomen zal vervolgens periodiek worden herzien, omdat er bestaande bomen wegvallen en nieuwe bomen in de loop van de tijd ook in aanmerking komen. Dit borgen we door in de beheersystematiek een categorie “monumentale bomen” op te gaan nemen. Naar verwachting vindt een herziening van de “bijzondere bomenlijst” eens per 10 jaar plaats. Particuliere monumentale bomen worden niet in de inventarisatie meegenomen.
31
4
BOOMBESCHERMING
4.1
Inleiding Eigenaren van bomen hebben niet de volledige vrijheid om met hun bomen te doen wat zij willen. De gemeente heeft door middel van de APV (Algemeen Plaatselijke Verordening) medezeggenschap over bomen die zich binnen haar gemeentegrenzen bevinden. In sommige gevallen heeft ook het Rijk en/of de Provincie Gelderland bevoegdheden. Dit hangt af van de locatie waar de boom zich bevindt. Daarnaast kennen diverse wetten en regels een directe of indirecte werking ten aanzien van bomen. Enkele voorbeelden hiervan zijn de Flora- en faunawet, de Wet op de ruimtelijke ordening en de Monumentenwetgeving. In dit hoofdstuk worden de meest relevante wettelijke kaders en het beleid beschreven in relatie tot de kapvergunningsprocedure in Nijmegen. In het volgende hoofdstuk wordt ook de flankerende wetgeving beschreven Begripsbepaling: vellen, rooien en kappen Onder vellen wordt in wettelijk opzicht verschillende activiteiten verstaan: rooien, verplanten, alsmede het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood, ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand ten gevolge kunnen hebben. In de dagelijkse taal worden de begrippen rooien en kappen vaak door elkaar gebruikt. Hiermee wordt dan hetzelfde bedoeld: het verwijderen van de boom. Formeel is er wel een verschil tussen rooien en kappen. Met “rooien” wordt de boom verwijderd inclusief wortelgestel. Bij “kappen” wordt de boom omgezaagd, maar worden niet per definitie de stobbe en de wortels verwijderd.
4.2
Beschrijving wettelijk kader Alle bomen (en overige houtopstanden) die buiten de zogenaamde “Bebouwde kom Boswet” staan, vallen onder de Boswet en daarmee onder het gezag van het Rijk. Binnen de bebouwde kom gelden de Nijmeegse regels van de APV. Voor de bomen binnen de “Bebouwde kom Boswet” heeft de gemeente een kapvergunningstelsel in het leven geroepen. De Nijmeegse regels zijn vastgelegd in de APV. Het is de wettelijke verantwoordelijkheid van de gemeente Nijmegen om een deskundig en afgewogen oordeel uit te spreken over het vellen of de instandhouding van bomen (en overige houtopstanden). In de gemeente Nijmegen kunnen volgens de APV voor het kappen van bomen twee situaties van toepassing zijn: 1. vrijgestelde houtopstanden; 2. vergunningsplichtige houtopstanden. Voor een aantal bomen geldt dat deze zonder vergunning mogen worden gekapt:
BOOMBESCHERMING
Definitief
Vrijgestelde houtopstanden volgens de APV • •
wegbeplantingen en eenrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, beide voor zover bestaande uit populieren of wilgen, tenzij deze zijn geknot; vruchtbomen geëxploiteerd uit economische motieven en windschermen om boomgaarden
•
naaldbomen, niet ouder dan twaalf jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;
• • •
kweekgoed; houtopstand die bij wijze van dunning moet worden geveld; houtopstand die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en gelegen is buiten een bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt en - ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are ofwel in geval van rijbeplanting, gerekend over het totale aantal rijen, niet meer bomen omvat dan 20;
•
houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektewet of krachtens een aanschrijving of last van Burgemeester en Wethouders.
Begrenzing APV kapvergunningen (“Bebouwde Kom Boswet”) De laatste maal dat de begrenzing van de zogenaamde “Bebouwde kom Boswet” is aangepast dateert uit 1989. Gezien de stedelijke ontwikkeling van Nijmegen is het noodzakelijk dat de begrenzing van de “Bebouwde kom Boswet” wordt aangepast. Aangezien Nijmegen nauwelijks over een eigen buitengebied beschikt met grootschalige boscomplexen, wordt de begrenzing gelijkgesteld aan de gemeentegrens van Nijmegen. Voor een beperkt aantal bosgebieden binnen de gemeentegrens geldt een uitzondering. Hier blijft de Boswet van kracht, omdat ten aanzien van deze houtopstanden de beschermingskaders (meldingsplicht, herplantplicht en kapverboden) beter aansluiten bij de aard van het gebied (bos) en de functie (natuur/recreatie). De gebieden zijn achtereenvolgens: • de bosgebieden aan de zuid/zuidoostzijde van Nijmegen (bos ten zuiden van sportpark van Brakkenstein, bos tussen de spoorlijn en Brakkenstein, bos van Driehuizen en Mariënbosch); • bosgebied Vogelenzang; • bossen op de stuwwal van Hunnerberg; • bosgebieden van Huis Oosterhout; • houtopstanden in de Ooyse Schependom/Stadswaard. De gebieden zijn op kaart weergegeven in bijlage 3.
Kapvergunningsplicht Het aanvragen van een kapvergunning is verplicht voor: 1. bomen op openbaar terrein met een stamomtrek groter dan 65 cm of bomen op particulier terrein met een stamomtrek groter dan 95 cm (gemeten op een hoogte van 1.30 meter); 2. ingrijpende maatregelen in de boomkroon bij bomen op openbaar terrein met een stamomtrek groter dan 65 cm of bomen op particulier terrein met een stamomtrek groter dan 95 cm; 3. houtopstanden die worden aangemerkt als een laan of houtwal; 4. houtopstanden groter dan 50 m2; 5. alle bomen die staan in monumentaal beschermde gebieden (o.a. Benedenstad en het Singelgebied). Punt 2 behoeft een nadere specificatie. Het uitvoeren van ingrijpende maatregelen in de kroon wordt in de APV geïnterpreteerd als een activiteit met een ontsierend effect waarvoor
34
Definitief
BOOMBESCHERMING
een vergunning dient te worden aangevraagd. Bij krooningrepen maken we een onderverdeling in kandelaberen en vormbomen/knotbomen: Gekandelaberde bomen Kandelaberen is een ingrijpende vorm van snoei, waarbij de takken van een boom tot op de stam worden afgezaagd en de boom daardoor het uiterlijk van een “kandelaar” krijgt. Alleen de eerste keer dat dit bij een boom plaatsvindt is kandelaberen, daarna wordt het aangemerkt als vormsnoei. Gezien het feit dat kandelaberen een ingrijpende effect heeft op het ruimtelijk beeld wordt kandelaberen aangemerkt als een vergunningsplichtige activiteit. Indien een vergunning wordt verleend, wordt daaraan de voorwaarde gekoppeld dat het kandelaberen wordt uitgevoerd door een ter zake deskundig hovenier of boomverzorger. Vormbomen/Knotbomen Vormbomen zijn bomen die door een bijzondere snoeiwijze of enting een bijzondere verschijningsvorm hebben (leibomen, dakbomen, zuilbomen). Knotten is een boomvorm waarbij vooral bij wilgen (maar ook lindes, eiken en populieren) nieuwe scheuten op een afgezette stam periodiek worden geoogst. Knotbomen hebben vaak een landschappelijke/cultuurhistorische betekenis. Het onderhoud aan vormbomen/knotbomen is niet vergunningsplichtig, op voorwaarde dat de bomen een bestendig beheer als vormboom of knotboom kennen, of als zodanig zijn aangeplant. Het omvormen van bestaande bomen naar knotbomen/vormbomen is wel vergunningsplichtig, aangezien veel soorten en oudere bomen deze ingreep slecht verdragen.
Noodkap
Door bijzondere omstandigheden kan een boom zo’n gevaar vormen voor zijn omgeving, dat deze zo snel mogelijk moet worden gekapt. Voor deze speciale omstandigheden is binnen de gemeente Nijmegen een afzonderlijke procedure voor noodkap vastgelegd. Bij noodkap mag de boom, in geval van “ernstige en acute gevaarszetting”, in afwijking van de APV direct worden geveld. De gemeente publiceert na het besluit in de eerst volgende editie van “De Brug” dat de boom is gekapt (of spoedig wordt gekapt).
4.3
Nieuw beoordelingskader kapvergunning Met dit Handboek wordt een nieuw beoordelingskader voor kapvergunningen geïntroduceerd. Uitgangspunt en doelstelling van dit nieuwe beoordelingskader is dat een meer evenwichtige en integrale afweging van belangen plaatsvindt. Met dit nieuwe beoordelingskader wordt de wijze van beoordeling van kapvergunningen zowel voor deskundigen als voor burgers objectiever, transparanter en beter reproduceerbaar.
Algemene uitgangspunten 1. Ten aanzien van kap is het “nee, tenzij principe” van toepassing is. Wanneer alternatieven beschikbaar zijn die de kap van een boom kunnen vermijden (zoals het aanpassen van een ruimtelijk plan of het opheffen van achterstallig onderhoud) èn deze maatregelen redelijkerwijs in verhouding staan tot de levensverwachting en waarde van de boom, wordt een kapvergunning geweigerd. 2. Voor de gemeente Nijmegen gelden dezelfde regels als voor haar inwoners en bedrijven; 3. Bij elke kapaanvraag wordt beoordeeld of een compensatieplicht van toepassing is;
35
BOOMBESCHERMING
Definitief
4. Er kunnen bijzondere omstandigheden een rol spelen, die niet binnen het beoordelingskader als criteria zijn opgenomen. In dat geval blijft een nadere afweging noodzakelijk. Ondanks het feit dat we het belangrijk vinden dat bomen deel uitmaken van de openbare ruimte is niet elke boom in Nijmegen even waardevol. Het beschermingsregime wordt in het nieuwe beoordelingskader afhankelijk van de standplaats en de eigenschappen van de boom. Aan een monumentale eikenlaan langs een hoofdweg hechten we nu eenmaal meer waarde dan aan een jonge aanplant op een woonerf. In de praktijk werd dit onderscheid al gemaakt, maar met dit nieuwe beoordelingskader is dit expliciet tot uitdrukking gebracht. Het nieuwe beoordelingskader bestaat uit de volgende vier stappen: 1. Bepaling van de aard van de aanvraag; 2. Afweging van het groene belang ten opzichte van het maatschappelijk belang; 3. Bepaling van de compensatieplicht; 4. Eindoordeel. In het stroomschema op de volgende pagina is het beoordelingskader weergegeven. De verschillende stappen van het beoordelingskader worden in de navolgende subparagrafen toegelicht. Bij het beoordelingskader hoort ook een puntensysteem. Dit puntensysteem is in bijlage 1 opgenomen.
36
Definitief
BOOMBESCHERMING
37
BOOMBESCHERMING
Definitief
4.3.1 Bepaling van de aard van de aanvraag In het nieuwe beoordelingskader is een onderscheid aangebracht ten aanzien van de reden van de kapvergunningsaanvraag. Concreet onderscheiden we drie categorieën: 1. ruimtelijke ontwikkelingen in de openbare ruimte; voorbeelden zijn bouw van woningenen bedrijven, aanleg van infrastructuur, herinrichting van de openbare ruimte, etc 2. overlast door bomen van de gemeente; voorbeelden zijn overlast door bladafval, vallende vruchten, wortelopdruk etc. 3. bomen in particulier eigendom; dit zijn alle bomen die geen gemeentelijke eigendom zijn èn geen onderdeel uitmaken van de openbare ruimte.
4.3.2 Stap 2: Afweging van het boombelang t.o.v. maatschappelijk belang Het begrip ‘maatschappelijk belang’ Zoals in paragraaf 3.2.1 is beschreven vertegenwoordigen bomen in veel gevallen een meervoudige waarde of functie: een beeldwaarde, ecologische waarde, verkeersgeleiding etc. Daarmee vertegenwoordigen bomen een maatschappelijke belang. Om deze reden wordt in de beoordeling voor een kapvergunningsaanvraag een afweging gemaakt tussen het maatschappelijk belang van de boom ten opzichte van het belang van de aanvrager. Maatschappelijke belangen uiten zich op vele wijze en in vele gedaanten. Om die reden is het binnen het kader van dit Handboek niet mogelijk om exact aan te geven welke activiteiten als maatschappelijk belang zijn aan te merken. In ieder geval is het maatschappelijk belang is te definiëren als een belang dat het belang van een individu overstijgt. In hoofdzaak kunnen we maatschappelijke belangen onderverdelen in belangen van: • sociale aard en welzijn (zoals leefbaarheid, wonen, veiligheid, gezondheid, sport en ontspanning); • financiële/economische aard (zoals werkgelegenheid en mobiliteit); • ruimtelijk/cultuurhistorische aard (zoals omgevingskwaliteit en identiteit); • milieukundige/ecologische aard (zoals natuur). Voorbeeldsituaties “Afweging maatschappelijk belang” Een voorbeeld van een maatschappelijk belang is de aanleg van een fietspad ter verbetering van de verkeersveiligheid en stimulering van het fietsgebruik. Daarentegen is de uitbouw van een particuliere woning dat niet, dit is een individueel belang. Van sommige ontwikkelingen is het maatschappelijk belang niet direct helder, zoals de uitbreiding van een bedrijf. Zo’n uitbreiding heeft in eerste instantie vooral betekenis voor de ondernemer zelf, omdat hierdoor voor hem/haar economische ontwikkelingsperspectieven ontstaan. Dit dient op zich niet direct een maatschappelijk belang. Niettemin kan uitbreiding wel een impuls betekenen voor de werkgelegenheid in de stad, wat wel weer als een maatschappelijk belang is te beoordelen. Bij dit laatste voorbeeld zullen we dus per situatie moeten oordelen of er in voldoende mate sprake is van maatschappelijke belangen.
Uitwerking per categorie 1. Ruimtelijke ontwikkelingen in de openbare ruimte Bepalend voor beoordeling van een kapvergunningsaanvraag bij ruimtelijke ontwikkelingen is de vraag of de betreffende boom onderdeel is van de hoofdboomstructuur of de buurtbomen. Zoals in paragraaf 3.2.1 is beschreven, streven we ten aanzien van de Hoofdboomstructuur naar compleetheid en gaafheid. Bomen in de Hoofdboomstructuur moeten tot volle wasdom
38
Definitief
BOOMBESCHERMING
kunnen komen. Om deze reden geldt hier een stringent beleid. Voor aantasting van de hoofdboomstructuur dient derhalve altijd sprake te zijn van een maatschappelijk belang voor de ruimtelijke ontwikkeling èn dient deze in verhouding te staan tot de aantasting van de hoofdboomstructuur. Voor het kappen van buurtbomen dient er sprake te zijn van een maatschappelijk belang die de kap rechtvaardigt. Aangezien de buurtbomen worden beschouwd als onderdeel van het openbaar groen, wordt daarbij het criterium gehanteerd dat de groene kwaliteit van de openbare ruimte niet mag worden aangetast. 2. Overlast door bomen van de gemeente Bomen vormen een verrijking van de dagelijkse leefomgeving. Enige mate van overlast is daarbij niet te voorkomen. Overlast is doorgaans een individuele beleving en daarmee een subjectief begrip. Wat de één ervaart als zichthinder of schaduwwerking kan door anderen juist wordt beleefd als een gewenste afscherming of een verkoelende schaduw. Het voorkomen van overlast is een utopie, maar we proberen deze wel te minimaliseren. Langdurige en/of ernstige overlast kan echter reden zijn om een boom te verwijderen. Een objectieve afweging bij overlast is noodzakelijk om ongewenste precedentwerking of rechtsongelijkheid te voorkomen. Om deze reden is ervoor gekozen om overlast naast de aard vooral te beoordelen naar de duur, omvang en verhouding tot het eigendom. Voor overlastsituaties is een puntensysteem in het leven geroepen. Voordeel van een puntensysteem is de transparantie, waarmee inzicht wordt verschaft in de redenen van het verlenen/weigeren van een kapvergunning. Bovendien is het eindoordeel evenwichtiger, doordat we zowel criteria die pleiten voor behoud als voor verwijdering integraal wegen. Het Ministerie van VROM ondersteunt deze systematiek van vergunningverlening. Het puntensysteem is als bijlage 1 toegevoegd. Het puntensysteem bestaat uit een waarderingstabel en een verwijderingstabel: • De waarderingstabel geeft de maatschappelijke waarde van de boom weer. Anders gezegd: welke redenen zijn er om een boom te behouden. • Daarnaast is er een verwijderingstabel, die de aspecten veiligheid, vitaliteit en overlast beoordeelt. Anders gezegd: welke redenen zijn er om de boom te verwijderen. Voor beide tabellen geldt een aantal aspecten waaraan we de vergunningsaanvraag toetsen. Aan deze aspecten is een puntenverdeling toegekend. Door middel van een weging is er onderscheid aangebracht in de zwaarte van de verschillende criteria. Zo weegt de monumentale status zwaarder dan criteria zoals educatieve waarde of de dendrologische waarde. Uiteindelijk wordt het puntentotaal vertaald in een beslissingstabel, waaruit volgt of de boom wel of niet kan worden gekapt. 3. Bomen in particulier eigendom Ook voor bomen in particulier eigendom hanteren we ditzelfde puntensysteem. Redenen waarom particulieren op hun eigen grond een boom willen verwijderen kunnen legio zijn. Dat kan te maken hebben met overlast, maar ook met zaken zoals de wens om een oprit, een garage of uitbouw van een woning te realiseren. Om deze reden wordt bij de beoordeling van een boom in particulier eigendom alleen gekeken naar de maatschappelijke waarde die de boom heeft; de waarderingstabel. Wanneer de boom meer dan 60 punten ‘scoort’ wordt de vergunning geweigerd.
4.3.3 Stap 3; Bepaling compensatieplicht Uitgangspunt in Nijmegen is dat de waarden die bij het vellen van bomen verloren gaan, worden gecompenseerd. De gemeente geeft in de kapvergunning aan of er een herplantplicht van toepassing is of op een andere wijze compensatie noodzakelijk is. Er bestaan twee typen
39
BOOMBESCHERMING
Definitief
compensatie: 1. Herplantplicht (fysieke compensatie); • de aanvrager moet ervoor zorgdragen dat er daadwerkelijk nieuwe bomen worden geplant. Bij een herplantplicht geldt het uitgangspunt dat de aanplant op of zo dicht mogelijk bij standplaats van de gekapte bomen plaatsvindt. • Aan een herplantplicht zijn voorwaarden verbonden ten aanzien van omvang, maat, sortiment, tijdstermijn etc. Deze zijn afhankelijk van de eigenschappen/waarde van de boom/bomen waarvoor een vergunning is aangevraagd. 2. Financiële compensatieplicht; • Indien de aanvrager kan aantonen dat hij/zij niet of niet op korte termijn fysiek (binnen 2 jaar) aan zijn/haar herplantplicht kan voldoen, dan heeft de gemeente de mogelijkheid een financiële compensatieplicht op te leggen. De vergoeding zal worden aangewend om nieuwe bomen of beplanting aan te brengen. Voor de compensatie gelden nog twee algemene uitgangspunten: • Een herplantplicht heeft altijd de voorkeur boven een financiële compensatieplicht. • Voor burgers is het in veel gevallen niet mogelijk om te kunnen voldoen aan de herplantplicht. Aan burgers leggen wij in die gevallen waar compensatie wordt vereist, een financiële compensatieplicht op. Bij de toepassing van de compensatieplicht wordt een onderscheid gemaakt tussen de bomen van de hoofdboomstructuur en de buurtbomen.
Uitgangspunten compensatieplicht bij bomen van de hoofdboomstructuur 1. 2. 3. 4. 5.
Voor bomen van de hoofdboomstructuur geldt altijd een compensatieplicht. Er moet overeenstemming zijn over de aard en omvang van de compensatie voordat er wordt gekapt; Voor elke gekapte boom wordt tenminste één nieuwe boom aangeplant; De compensatie vindt bij voorkeur plaats op, of zo dicht mogelijk bij, de originele standplaats. Als dat niet mogelijk is dient de compensatie elders binnen de hoofdboomstructuur plaats te vinden; De compensatie moet evenredig zijn aan de standplaats van de gekapte boom. Immers aanplant van een boom in de verharding is veel kostbaarder dan een boom in de beplanting. Indien niet gelijkwaardig kan worden vervangen kan naast de herplantplicht een aanvullende financiële compensatieplicht worden opgelegd om dit verschil teniet te doen.
Uitgangspunten compensatieplicht bij buurtbomen 1.
2. 3. 4.
40
Buurtbomen worden benaderd als onderdeel van het groen in de openbare ruimte in de wijk en niet als afzonderlijke structuur. Voor buurtbomen geldt om die reden alleen een compensatieplicht wanneer de kwaliteit van de openbare ruimte door de kap wordt aangetast. Onder aantasting wordt verstaan: • het verwijderen van één of meerdere bomen uit een laanbeplanting waardoor de aard van de laan wordt aangetast. Hieronder wordt geen dunning verstaan; • het verwijderen van beeldbepalende solitairen of boomgroepen in gazon, verharding of lage heesterbegroeiing. Waar geen of een beperkt negatief effect is te verwachten, is er geen sprake van een compensatieplicht. In de praktijk betekent dit dat in wijken met weinig bomen/groen er eerder sprake is van aantasting dan in wijken met veel groen; Er moet overeenstemming zijn over de aard en omvang van de compensatie voordat er kan worden gekapt; De compensatie vindt bij voorkeur plaats op of zo dicht mogelijk bij de kaplocatie en tenminste in dezelfde wijk. Als dat niet lukt dan tenminste in hetzelfde stadsdeel. Om
Definitief
BOOMBESCHERMING
het kwaliteitsniveau van de openbare ruimte te waarborgen vindt compensatie van buurtbomen plaats in de vorm van de aanplant van bomen, òf in de vorm van een gelijkwaardige hoeveelheid groen. Zeker in wijken met weinig groen zal de voorkeur uit blijven gaan naar de aanplant van nieuwe bomen.
4.3.4 Stap 4: Eindoordeel Wanneer de eerste drie stappen zijn doorlopen besluit de gemeente of de kapvergunning wordt verleend. Zowel de aanvrager als belanghebbenden kunnen tegen dit besluit in beroep
41
5
OVERIGE WET & REGELGEVING
5.1
Wet op de Ruimtelijke ordening (Bestemmingsplan) Het bestemmingsplan is in Nijmegen het juridisch bindende plan dat aangeeft wat er met de ruimte mag gebeuren. Het bestemmingsplan geeft dit op een plankaart weer. Daaraan zijn een aantal voorschriften en een toelichting toegevoegd. In de voorschriften staan de regels waaraan de betreffende bestemming moet voldoen. In Nijmegen is ervoor gekozen om in de bestemmingsplannen geen aparte juridische beschermingskaders voor bomen op te nemen, aangezien dit niet altijd de juiste bescherming biedt. Belangrijke, beeldbepalende (en/of monumentale) bomen die wij op bestemmingsplanniveau willen beschermen, worden in het Raamwerk Bestemmingsplan opgenomen. Het Raamwerk Bestemmingsplan is een onderdeel van de plantoelichting bij een bestemmingsplan. In het bestemmingsplan wordt rondom een waardevolle boom een bouwblok op de bestemmingsplankaart geprojecteerd. Daarmee blijft niet alleen de boom op zich, maar ook een vrije ruimte eromheen (de beschermingszone), gegarandeerd gevrijwaard van bebouwing. Op deze wijze ontstaat een effectieve beschermingszone rondom waardevolle bomen.
5.2
De Boswet; buiten de bebouwde kom De Boswet is in het leven geroepen om het bosareaal in Nederland in stand te houden. Alhoewel de Boswet de overheid een handvat biedt bij de bescherming van bos, natuur en landschapschoon, kent de wet vooral een kwalitatieve insteek. Dat betekent dat regels vooral ingaan op het vellen, (her-)planten van bomen en houtopstanden. De minister van LNV is het bevoegd gezag bij de Boswet, maar de feitelijke beoordeling van verzoeken voor velling en het toezicht op de herplant vindt plaats door de provincie. Alleen bomen (en overige houtopstanden) die buiten de “Bebouwde kom Boswet” staan, vallen onder de Boswet en daarmee onder het gezag van het Rijk. Binnen de bebouwde kom gelden, zoals is beschreven in paragraaf 4.2 voor bomen de regels van de APV. In bijlage 3 is een kaart opgenomen van de “Bebouwde kom Boswet”
Toepassing Boswet Voor alle houtopstanden met minimaal 20 bomen of 10 are aan grond, gelegen buiten de bebouwde kom, geldt dat eenieder die van plan is deze te vellen, dit minimaal één maand voorafgaand aan de werkzaamheden moet melden bij het Ministerie van LNV. Tevens is het verplicht de betreffende gronden opnieuw te beplanten. Indien dat niet mogelijk is dient hiervoor een alternatieve locatie te worden aangedragen. Onder bepaalde omstandigheden is (gedeeltelijke) financiële compensatie toegestaan. Aan de compensatieverplichting moet binnen drie jaar na velling zijn voldaan. Voor de Boswet geldt een aantal uitzonderingscategorieën, die in bijlage 3 zijn opgenomen.
OVERIGE WET & REGELGEVING
5.3
Definitief
Monumentenwetgeving Beschermde stadsbeelden Nijmegen kent één rijksbeschermd stadsgezicht en zes gemeentelijk beschermde stadsbeelden. In deze gebieden heeft de bescherming betrekking op het geheel van bebouwing, stratenpatroon, pleinen, bestrating, groenstructuren etc. De bescherming geldt zowel voor bomen in gemeentelijk als in particulier eigendom.
Beschermde monumenten Nijmegen kent ook een aantal individueel beschermde groene monumenten waaronder Kronenburgerpark, het Valkhof, Stadspark De Goffert, enkele begraafplaatsen en forten. Wijziging van een monument is vergunningsplichtig. Ingevolge artikel 11 van de Monumentenwet 1988 is het verboden een beschermd monument te beschadigen of te vernielen en is het zonder vergunning verboden een beschermd monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen. Alle aanwezige bomen vallen onder de beschermingskaders van de monumentenwetgeving, omdat bij aantasting van bomen het karakter van het monument kan worden beïnvloed. Dat betekent dat criteria als stamomtrek niet van toepassing zijn op beschermde gebieden. Om die reden dient voor elke boom in beschermde stadsgebieden een kapvergunning te worden aangevraagd. Bij voorgenomen kap in beschermde gebieden wordt aanbevolen om in een vroegtijdig stadium contact met de gemeente of met de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM). Bijlage 4 gaat nader in op het aspect monumentenwetgeving.
Archeologie
Ook archeologische waarden kunnen van invloed zijn op het planten, dan wel het rooien van bomen. Uitgangspunt bij plant- of rooiactiviteiten in gebieden met archeologische waarden is dat het bodemarchief niet verstoord worden. Hieruit kunnen dus aanvullende voorwaarden voortkomen, zoals het onberoerd laten van de ondergrondse delen. In bijlage 4 is de archeologische waardenkaart opgenomen.
5.4
Natuurwetgeving en -beleid De relevante natuurwetgeving en -beleid ten aanzien van bomen omvat voornamelijk de Flora- en faunawet. Daarnaast is in bijzondere gevallen de Natuurbeschermingswet en de Ecologische Hoofdstructuur (Streekplan) van toepassing.
Flora- en faunawet De Flora- en faunawet beschermt een groot aantal soorten, waaronder vrijwel alle inheemse gewervelde dieren en een aantal planten. Beschermde planten en dieren mogen niet gedood, verjaagd, gevangen of verontrust worden. Uitvoering van werkzaamheden in of nabij bomen kan leiden tot handelingen die in strijd zijn met deze verbodsbepalingen. Vaak kunnen plannen zo worden uitgevoerd dat overtredingen vermeden kunnen worden. Wanneer dit niet mogelijk is dan is een ontheffing nodig. De ontheffingsaanvraag moet onderbouwd zijn door een onderzoek naar het voorkomen van en de effecten op beschermde soorten. Ten aanzien van mogelijk ontheffingsplichtige activiteiten maken we een onderscheid tussen:
44
Definitief
OVERIGE WET & REGELGEVING
1. kappen van bomen 2. ruimtelijke ontwikkelingen in de nabijheid van bomen 3. beheer van bomen Ad 1 en 2.) Kappen van bomen en ruimtelijke ontwikkelingen bij bomen Bij alle ingrepen aan of rondom bomen moet worden geïnventariseerd of er geen beschermde natuurwaarden worden aangetast. Daarvoor is onderstaand handvat te gebruiken: Handvat ecologische beoordeling bij bomen •
zijn de werkzaamheden gepland in het broedseizoen?
•
Zijn er in de boom/bomen/opstand of directe omgeving mogelijk vaste verblijfplaatsen van vogels aanwezig? Hiermee wordt een (kwetsbare) groep vogels aangeduid die: o jaarrond van dezelfde boom afhankelijk zijn en waarvan dit de vaste verblijfplaats is; o of vogels die elk jaar terugkeren naar hetzelfde nest. Voorbeelden hiervan zijn boombewonende roofvogels, spechten, uilen, Roek en Holenduif. Zijn er in de boom/bomen/opstand of directe omgeving mogelijk vaste verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig of maakt/maken de boom/bomen deel uit van een vliegroute voor vleermuizen? Zijn er op of om de boom of in de directe omgeving van de bomen beschermde en/of zeldzame paddenstoelen, planten en/of diersoorten aanwezig?
• •
Indien tijdens de beoordeling één van bovenstaande vragen positief wordt beantwoord, kan niet onomstotelijk worden vastgesteld dat er geen natuurwaarden verloren gaan. In dat geval dient de aanvrager ervoor te zorgen dat een ter zake deskundig ecoloog1 een Flora- en faunatoets uitvoert. In de praktijk betekent dit dat vooral oudere bomen (ouder dan circa 30-40 jaar) beoordeeld dienen te worden. Om schade aan natuurwaarden te voorkomen gelden voor bomen bijzondere voorwaarden aan het tijdstip van de kap: • Bomen mogen alleen worden gekapt buiten het broedseizoen Groene Specht, een typische holenbroeder (15 maart tot en met 15 juli of in geval van watervogels 15 augustus). Dat betekent dat vergunningen wel worden verleend, maar gedurende het broedseizoen in principe niet mogen worden geëffectueerd; • Indien voor het vellen van de boom een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet noodzakelijk is, mag de velling pas plaatsvinden na verlening van deze ontheffing. Alleen in uitzonderingsgevallen kan (onder strikte voorwaarden) gedurende het broedseizoen van bovenstaande voorwaarden worden afgeweken. In dat geval dient een ter zake kundig ecoloog direct voorafgaand aan de kap de boom en directe omgeving (eventueel nogmaals) te beoordelen op de aanwezigheid van beschermde natuurwaarden (o.a. broedende vogels, vleermuizen). Wanneer er geen beschermde natuurwaarden worden aangetroffen kan de kap van de boom doorgaan. De kap dient dan wel terstond te worden uitgevoerd.
1
Een ter zake deskundig ecoloog is volgens het Ministerie van LNV universitair afgestudeerd met de specialisatie Ecologie (van West-Europa) en/of werkzaam bij een bureau aangesloten bij het Netwerk Groene Bureaus (www.netwerkgroenebureaus.nl)
45
OVERIGE WET & REGELGEVING
Definitief
Ad 3.) Beheer van bomen in relatie tot de Flora- en faunawet Het uitvoeren van regulier boombeheer (zoals snoeien, opkronen) wordt aangemerkt als zogenaamd “bestendig beheer en gebruik” waarvoor geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet nodig is. Het beheer dient wel plaats te vinden op momenten dat er geen ecologische waarden worden verstoord (dus buiten de broedtijd van vogels of kraam- c.q. paarperiode van vleermuizen).
5.5
Telecommunicatiewet (2007) Per 1 februari 2007 gelden met de inwerkingtreding van de Telecommunicatiewet nieuwe beschermingsregels voor bomen en beplanting bij aanleg of onderhoud van communicatienetwerken. Deze gewijzigde wet is een grote verbetering voor de bescherming van bomen, aangezien in de wet is opgenomen dat de vitaliteit en het voortbestaan niet nadelig mag worden beïnvloed door aanleg of onderhoud aan telecommunicatievoorzieningen. Met name de artikelen 5.10 en 5.11 hebben specifiek betrekking op bomen. Alleen in geval van spoedeisende gevallen (kans op acute storing) mag de netwerkbeheerder overgaan tot ingrepen in bomen. Hieronder wordt verstaan: het inkorten van wortels of het snoeien van takken. De kabelexploitant is tevens verplicht om de gemeente hiervan tijdig in kennis te stellen en een vergoeding te betalen voor de aangerichte schade. Telecommunicatiewet (2007) Artikel 5.10 De aanleg, instandhouding en opruiming van kabels ten dienste van een openbaar elektronisch communicatienetwerk geschiedt op zodanige wijze dat bomen en beplantingen zoveel mogelijk worden beschermd en de mogelijkheid tot groei niet wordt ontnomen. Artikel 5.11 1. Rechthebbenden op bomen of beplantingen of de beheerders van de grond waarop de bomen of beplantingen zich bevinden zijn verplicht op schriftelijk verzoek van de aanbieder van een openbaar elektronisch communicatienetwerk binnen twee weken de wortels daarvan in te korten, voor zover deze redelijkerwijs hinderlijk zijn of worden voor de instandhouding van kabels ten dienste van het netwerk waardoor de exploitatie van het netwerk in gevaar komt. 2. In geval van ernstige belemmering of storing van de communicatie kan een aanbieder van een openbaar elektronisch communicatienetwerk onmiddellijk tot het inkorten van wortels overgaan, waarna deze zo spoedig mogelijk hiervan schriftelijk aan de rechthebbende of beheerder kennis geeft, doch niet later dan de dag volgend op de werkzaamheden. 3. De aanbieder van een openbaar elektronisch communicatienetwerk vergoedt aan de rechthebbende of beheerder de schade voortvloeiend uit het inkorten van wortels.
De gemeente Nijmegen stelt momenteel een Handboek Ondergrondse Infrastructuur op. In dit handboek worden voorwaarden en uitgangspunten opgenomen waaraan leidingbeheerders zich moeten houden bij aanleg of onderhoud van leidingen. Aanvullend op het handboek zal een Verordening Ondergrondse Infrastructuur worden vastgesteld.
46
Definitief
5.6
OVERIGE WET & REGELGEVING
Privaatrechtelijk: Burgerlijk Wetboek Volgens het Burgerlijk Wetboek is de grondeigenaar ook de eigenaar van de “met de grond verenigde beplantingen”. Met andere woorden: de eigenaar van een boom is automatisch dezelfde als de betreffende grondeigenaar. Dit wetsartikel houdt in dat alle bomen in de openbare ruimte van Nijmegen per definitie eigendom zijn van de gemeente. Één van de belangrijkste regels is dat bomen niet minder dan op twee meter uit de erfgrens geplant mogen worden. In wettelijk opzicht geldt deze afstandsgrens niet voor bomen of beplantingen van de gemeente. In de loop van jaren is zeer uitgebreide jurisprudentie opgebouwd inzake bomen, eigendom en gewoonterecht. Binnen het kader van dit Handboek wordt uit praktisch oogpunt volstaan met een verwijzing naar het Burgerlijk Wetboek (Boek 5; zakelijke rechten) en de daaruit voortvloeiende jurisprudentie.
47
6
RUIMTELIJKE ONTWIKKELINGEN EN STADSBOMEN In dit hoofdstuk gaan we in op de factoren die een rol spelen bij de aanplant van nieuwe bomen èn de inpassing van bestaande bomen. Hierbij gaat het niet alleen om de technische randvoorwaarden, maar vooral ook over de keuzes die wij maken. Zo voorkomen we dat de generaties na ons opzadelen met de problemen waarmee wij nu kampen in veel naoorlogse wijken.
6.1
Aanplant van nieuwe bomen; de juiste boom op de juiste plaats Wanneer in de aanlegfase onvoldoende rekening wordt gehouden met de boombelangen, kunnen we de gestelde levensverwachting en kwaliteit van ons bomenbestand niet waarmaken. Het investeren in een goede plantlocatie kan eigenlijk maar één keer. Alleen bij aanleg of herstructureringen in de openbare ruimte kunnen we zowel boven als ondergronds voldoende ruimte maken om een duurzame en vitale ontwikkeling van bomen te waarborgen. Om die reden hanteren we het principe dat we er zoveel mogelijk naar streven om plantwerkzaamheden parallel uit te voeren met aanleg- of herstructureringsprojecten. Om tot een duurzame plantlocatie te komen kijken we in samenhang naar de volgende factoren: 1. de gebiedskenmerken (stuwwal/lage gebieden, zand/klei, nat/droog) 2. de beschikbare ruimte; 3. de standplaats; 4. de kenmerken van de boomsoort. Bovengenoemde factoren worden hieronder afzonderlijk toegelicht.
1. Gebiedskenmerken
Zoals in §2.1 is beschreven is de landschappelijke situering van Nijmegen bijzonder: op de overgang van stuwwal en rivierengebied, van hoog naar laag, van zand naar klei en van droog naar nat. Door bij de boomsoortkeuze rekening te houden met de verschillende ondergronden kan de diversiteit van het omliggende landschap in de stad tot uitdrukking worden gebracht. Zo treffen we : • eiken en beuken vooral aan op de stuwwal; • elzen, wilgen, essen en populieren aan in Dukenburg en Lindenholt; • en bloeiende straatbomen zoals sierkersen en sierperen vooral in Nijmegen-Noord. Deze diversiteit willen we graag behouden en waar mogelijk versterken. Dit heeft niet alleen tot gevolg dat de herkenbaarheid van de verschillende stadsdelen wordt vergroot. Wanneer bomen worden geplant op hun natuurlijke bodemtype neemt ook de kans op succes aanzienlijk toe. Uiteraard dient er wel rekening mee te worden gehouden dat de oorspronkelijke bodem in de stad veelal sterk geroerd is en vaak bestaat uit aangebracht materiaal. In bredere groenstroken en parken vinden we vaak nog wel de oorspronkelijke bodemstructuur terug.
2. Beschikbare ruimte
In Nijmegen kiezen we voor het principe om geen bomen aan te planten, wanneer de ontwikkeling en het beheer van de boom niet duurzaam kunnen worden gegarandeerd. Daarmee wordt bedoeld dat de boom tenminste de minimale levensverwachting moet kunnen
RUIMTELIJKE ONTWIKKELINGEN EN STADSBOMEN
Definitief
bereiken zoals die is gedefinieerd voor de hoofdboomstructuur (50 respectievelijk 80 jaar) en de buurtbomen (tenminste 30 jaar). Daar waar dat niet mogelijk is kiezen we voor andere vormen van een groene invulling, zoals bijvoorbeeld klim- of gevelbeplantingen. Echter, in het verleden zijn veel bomen in Nijmegen aangeplant waarbij deze keuze niet bewust is gemaakt (niet de juiste boom op de juiste plaats). Deze bomen veroorzaken een onevenredige beheerslast, wat ten koste gaat van het beheer van het overige groen in de stad. Alleen in bijzondere omstandigheden wijken we van dit principe af. Voorbeelden daarvan zijn: • centrumlocaties (het stadshart en stadsdeelcentra); de locatie rechtvaardigt vanwege het aantal gebruikers c.q. gebruiksdruk een kwaliteitsimpuls of kortere omlooptijd; • gebieden waar een tekort aan openbaar groen resulteert in een negatieve effect op de kwaliteit van de openbare ruimte. Voorbeelden daarvan zijn Nijmegen-West, het Willemskwartier en binnen delen van Bottendaal. In deze gevallen zullen we compromissen moeten sluiten om meer groen in de wijken te realiseren. In deze gevallen kunnen we er bewust voor kiezen om bomen aan te planten die het eindstadium wellicht niet zullen bereiken. Tegelijkertijd met dit besluit dienen de consequenties voor het beheer inzichtelijk te zijn gemaakt en dient er structureel budget te worden vrijgemaakt om de toename van de beheerkosten te dekken.
3. Standplaats Technisch gezien zijn er nauwelijks nog belemmeringen om op elke willekeurige locatie in de stad bomen te planten. Echter, hieraan hangt wel een prijskaartje, omdat de aanleg van de noodzakelijke voorzieningen (aanzienlijk) duurder is dan het planten van bomen op een conventionele methode. Uitgangspunt in Nijmegen is dat we ervoor kiezen om bomen zoveel mogelijk te planten in gazons, bermen of beplanting. Daaraan zitten een aantal grote voordelen: 1. het is goedkoper bij aanleg; 2. het biedt een grotere kans op succes; 3. het geeft minder kans op problemen zoals wortelopdruk; 4. het is goedkoper in het beheer en onderhoud. Echter, deze ideale situatie is in Nijmegen lang niet overal realiseerbaar. Dat betekent dat we in de toekomst vaker naar technische middelen moeten grijpen om de gewenste beeldkwaliteit te kunnen bereiken of handhaven. In de meeste gevallen zijn de aanleg van extra ondergrondse voorzieningen dan de meest voor de hand liggend. Dergelijke technische voorzieningen dragen bij aan een langere levensduur van bomen, betere ontwikkelingsmogelijkheden en afnemende beheerkosten ten opzichte van conventioneel geplante bomen. Voorbeelden van technische voorzieningen om de standplaatscondities te optimaliseren zijn: • boomkratten; • toepassing van wortelbunkers (gefundeerde plantlocaties)
50
Definitief
•
RUIMTELIJKE ONTWIKKELINGEN EN STADSBOMEN
en beluchtings-/vochtvoorzieningssystemen.
Vooral bij herinrichtingen in het centrumgebied van Nijmegen en langs de hoofdinfrastructuur (primaire en secundaire hoofdboomstructuur) zal toepassing van dergelijke technische systemen steeds vaker nodig zijn om de kwaliteit van de boomstructuur voor de komende decennia blijvend te kunnen handhaven. In die gevallen kiezen we derhalve liever voor wat minder bomen met de juiste ondergrondse voorzieningen, dan veel bomen die zijn geplant op de conventionele wijze. In het laatste geval lopen we het risico dat over enkele decennia nieuwe beheerproblemen ontstaan. Om die reden kiest de gemeente bij dergelijke projecten voor het principe “minder bomen, meer kwaliteit”.
4. Soortkenmerken van de boom Inheemse soorten, exoten of cultivars De keuze voor inheemse soorten, exoten of cultivars wordt sterk bepaald door de locatie waar de bomen komen te staan. In hoofdlijnen kiezen we voor inheemse soorten in landelijke gebieden en gebieden met natuurwaarden, omdat de ecologische waarde van inheemse soorten vaak groter is dan die van exoten of cultivars. Voorbeelden van dergelijke gebieden zijn de Ooyse Schependom, de Landschapszone, de uiterwaarden en de grootschalige groenzones van Lindenholt en Dukenburg. Cultivars of exoten hebben vaak specifieke eigenschappen die juist in het stedelijk milieu goed tot hun recht komen. Zij hebben vaak een hogere sierwaarde en zijn onderling minder variabel, waardoor een laanstructuur een eenvormiger beeld krijgt. Omdat deze soorten vaak beter bestand zijn tegen droogte of een gebrek aan voedingsstoffen zijn deze soorten dan ook meer geschikt voor toepassing binnen de bebouwde omgeving van Nijmegen. Diversiteit Nijmegen heeft de traditie een rijk bomenassortiment te bezitten. Dit rijke assortiment zorgt voor een extra dimensie aan de beeldkwaliteit van het bomenbestand. Het beleid van Nijmegen is er niet op gericht om een zo groot mogelijke diversiteit aan boomsoorten en cultivars te bereiken.
6.2
Bestaande bomen: inpassing en bescherming De stad is voortdurend in beweging: nieuwe gebouwen worden toegevoegd, oude gebouwen worden gesloopt, er moet een weg gereconstrueerd worden of een riool vervangen. Binnen deze dynamiek bestaat het risico dat aanwezige bomen hierbij in de verdrukking komen of worden beschadigd. Inpassing en behoud van bestaande bomen in ruimtelijke ontwikkelingen heeft, vanwege de langzame groei, meestal de voorkeur. Een ontwikkeling krijgt een meerwaarde wanneer bestaande bomen op een goede wijze zijn ingepast. De plek krijgt hiermee een uitstraling en sfeer, die door nieuwe aanplant vaak niet gerealiseerd kan worden. De kastanjes in de Marikenstraat en het appartementencomplex ‘de Beukenhof’ aan de Dommer van Polderveldtweg zijn daarvan twee zeer geslaagde voorbeelden. Niet voor niets zijn deze projecten deel verkozen tot twee van de tien meest inspirerende voorbeeldprojecten van Nederland (Bomenstichting, 2007). Om dergelijke successen ook in de toekomst te kunnen bereiken, is het noodzakelijk dat de boombelangen tijdig en volwaardig worden meegenomen in de projectontwikkeling.
51
RUIMTELIJKE ONTWIKKELINGEN EN STADSBOMEN
Definitief
In onderstaande deelparagrafen beschrijven we per fase op welke wijze het beste met belangen van bomen rekening kan worden gehouden.
6.2.1 De initiatieffase De initiatieffase kan ook wel gezien worden als de ideefase: een idee wordt uitgewerkt in een eerste concreet projectvoorstel. Vaak zijn de plancontouren dan nog erg globaal en op hoofdlijnen. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen kunnen zowel door de gemeente als door derden (projectontwikkelaars, ondernemers of burgers) worden geïnitieerd. Wanneer op of rondom ruimtelijke ontwikkelingen bomen aanwezig zijn, is het raadzaam in een zo vroeg mogelijk stadium contact op te nemen met de gemeente Nijmegen. De gemeente inventariseert dan samen met de Project Beukenhof; voorbeeld van een geslaagde initiatiefnemer op welke wijze met aanwezige inpassing bomen kan worden omgegaan. Moeten de bestaande bomen behouden blijven? Kunnen deze zonder veel bezwaren weg? Of moeten deze worden vervangen? Uit die inventarisatie in Nijmegen kunnen de volgende situaties ontstaan: 1. de aanwezige boom/bomen kunnen niet worden gehandhaafd. In dat geval zal een kapvergunning moeten worden aangevraagd. Conform de beschrijving in §4.3 wordt in dat geval een afweging gemaakt tussen het maatschappelijk belang van het initiatief en de waarde van de boom. 2. de boom kan mogelijk worden ingepast en/of gespaard. Zoals in §4.3 is beschreven is in alle gevallen het “nee, tenzij principe” van toepassing. Wanneer redelijkerwijs alternatieven beschikbaar zijn die de kap van een boom kunnen vermijden, zoals het aanpassen van een ruimtelijk plan, èn deze maatregelen redelijkerwijs in verhouding staan tot de levensverwachting en waarde van de boom, dient te worden gekozen voor deze alternatieven. 3. de boom kan worden behouden De ontwikkeling kan doorgang vinden zonder dat (grote) effecten ten aanzien van aanwezige bomen optreden. Ook in deze situatie kunnen wel aanvullende voorwaarden gelden ten aanzien van inpassing of werkwijze.
6.2.2 Ontwerpfase Zodra het initiatief is uitgewerkt in een concreet planontwerp kan een nauwkeurigere beoordeling van de effecten op boombelangen plaatsvinden. Indien bomen worden ingepast moet voldoende ruimte en voldoende voorzieningen worden getroffen om de duurzame instandhouding van de boom te waarborgen.
Zorgen voor voldoende ruimte
In het ontwerp moet rekening zijn gehouden met een beschermingszone rondom bestaande bomen. Binnen deze beschermingszone mogen geen bovengrondse en ondergrondse bouwactiviteiten plaatsvinden. Als vuistregel kan gesteld worden dat de beschermingszone
52
Definitief
RUIMTELIJKE ONTWIKKELINGEN EN STADSBOMEN
een cirkel om de boom vormt, die gelijk is aan de kroondiameter van de boom (in het eindstadium) plus tien meter. Dat betekent dat de afstand van de kroon tot een gevel bij een volgroeide boom minimaal vijf meter bedraagt. Hierdoor blijft er voldoende ruimte om de bouwactiviteit uit te kunnen voeren en is er voldoende ruimte voor lichtintreding in het nieuwe gebouw. Bij een kleinere afstand is de kans groot dat de boom in de verdrukking komt of dat gebruikers van het complex in de toekomst gaan klagen over te weinig lichttoetreding.
Voldoende voorzieningen In de ontwerpfase moeten technische condities worden geschapen om bestaande bomen te kunnen handhaven. Behoud van bestaande bomen betekent dat extra zorg nodig is ten aanzien van de groeiomstandigheden. Voorbeelden zijn het aanbrengen van extra beluchtiging, toediening van voedingsstoffen, creëren van infiltratiesystemen etc. Binnen het project moeten er voldoende financiële middelen beschikbaar zijn om waardevolle bomen te behouden. Dat omvat dus aanlegkosten evenals extra kosten voor toekomstig beheer.
Boom Effect Analyse Wat is een BEA? Als gevolg van werkzaamheden of ruimtelijke ontwikkelingen in de directe omgeving van waardevolle bomen of laanstructuren kunnen negatieve effecten optreden ten aanzien van deze bomen. Voorbeelden daarvan zijn het instellen van bronbemaling gedurende de bouw (kans op verdroging) of het ophogen van een terrein (wortelverstikking). Wanneer we negatieve effecten tijdig onderkennen, is het in de meeste gevallen mogelijk om met (veelal beperkte) planwijzigingen deze negatieve effecten te verminderen of zelfs volledig op te heffen. Om mogelijke negatieve effecten tijdig in beeld te brengen kan de gemeente een zogenaamde Boom Effect Analyse (BEA) verlangen van de initiatiefnemer. Een BEA is een landelijk gestandaardiseerd model voor het beoordelen van gevolgen voor waardevolle bomen in (voorgenomen) bouw- en aanlegsituaties en wordt uitgevoerd door een onafhankelijk deskundige. Een BEA heeft alleen een adviserende functie en heeft geen wettelijke of juridische status. De kosten van een BEA komen voor rekening van de initiatiefnemer. Waarom een BEA? Een BEA levert objectieve onderzoeksgegevens op basis waarvan de gemeente een besluit kan nemen. Dat betekent dat een weloverwogen afweging kan worden gemaakt tussen het maatschappelijk belang van de ruimtelijke ontwikkeling/werkzaamheden in relatie tot het boombelang. Globaal zijn de volgende beslissingen mogelijk: 1. het maatschappelijk belang van de ruimtelijke ontwikkeling prevaleert. Dat betekent dat we negatieve effecten op bomen accepteren. 2. het ruimtelijk plan of de uitvoeringswijze worden zodanig aangepast dat de negatieve effecten verminderen of ongedaan worden gemaakt; 3. de boombelangen prevaleren. Het ruimtelijk plan of de uitvoering kan (in de voorgestelde vorm) geen doorgang vinden. Wanneer een BEA? Een BEA laten we alleen uitvoeren wanneer de omvang en aard van het project in verhouding staan tot de maatschappelijke waarde van de boom of bomenlaan en de kosten van een BEA (globaal tussen de € 500,- tot € 2000,-). Opdracht voor een BEA geven we alleen wanneer tenminste wordt voldaan aan onderstaande criteria: • bomen die onderdeel uitmaken van de hoofdboomstructuur òf bomen die staan vermeld op de lijst van Bijzondere bomen (monumentale bomen, gedenkbomen etc.);
53
RUIMTELIJKE ONTWIKKELINGEN EN STADSBOMEN
• •
Definitief
de leeftijd bedraagt tenminste 30 jaar; de boom moet vitaal zijn (levensverwachting minimaal 10 jaar of meer).
6.2.3 Uitvoeringsfase Wanneer bomen tijdens de uitvoering risico lopen op beschadiging moeten de bomen fysiek worden beschermd. Dit omvat niet alleen stambescherming, maar bescherming van de volledige groeiplaats. Hiervoor gelden de volgende randvoorwaarden die zijn afgeleid van de “Tien geboden” van de Bomenstichting: 1. Binnen de kroonprojectie mogen geen bouw- en directieketen staan en mag geen opslag van materieel of materiaal plaatsvinden. 2. Zorg ervoor dat tijdens bouwwerkzaamheden de kroonprojectie wordt afgeschermd door middel van hekken. 3. Zorg voor goede stambescherming. Maak hiervoor bijvoorbeeld gebruik van planken bekisting van 2,50 m hoog. 4. Voorkom rijden met materieel binnen de kroonprojectie. Indien dat echt niet mogelijk is moet Zo moet het dus niet.... bouwverkeer altijd gebruik maken van rijplaten. 5. Grondaanvullingen/-opslag onder een boom is niet toegestaan. 6. Probeer nooit machinaal te ontgraven binnen de kroonprojectie, maar ontgraaf zoveel mogelijk handmatig. 7. Voorkom bodemverdichting door opslag van materiaal/materieel rondom de boom. 8. Leg de kabels en leidingen zorgvuldig aan* 9. Voorkom onnatuurlijke wisselingen in de grondwaterstand. Verhoging van de grondwaterstand leidt tot zuurstoftekort, verlaging tot uitdroging. Pas bij bronbemaling in de omgeving van bomen altijd damwanden toe, waarbij het water achter de damwand gecontroleerd wordt teruggebracht. 10. Laat alleen ter zake deskundige boomverzorgers snoeiwerk verrichten. *) Vervanging en aanleg van nieuwe kabels en leidingen dienen buiten de kroonprojectie plaats te vinden. Indien dit niet mogelijk is, is toepassing van een mantelbuis verplicht. Aanleg van kabels en leidingen op minder dan twee meter van de stam is niet toegestaan. Wanneer bestaande leidingen moeten worden vervangen en de afstand tot de stam minder dan twee meter bedraagt, dient de nieuwe leiding door middel van gestuurd boren te worden aangelegd. Daarmee kan sleufloos worden gewerkt, wat schade aan boomwortels zoveel mogelijk voorkomt.
54
7
BEHEER EN ONDERHOUD
7.1
Inleiding Een consistent beheer van bomen is nodig om de kwaliteit van ons bomenbestand ook voor de toekomst te garanderen. In dit hoofdstuk beschrijven we op welke wijze het boombeheer bij de gemeente is verankerd. Daarnaast wordt ingegaan op enkele bijzonderheden ten aanzien van het beheer van bomen.
7.2
Integraal Beheer Openbare Ruimte (IBOR) Het beleid ten aanzien van boombeheer is ondergebracht in de IBOR-systematiek (Integraal Beheer Openbare Ruimte). IBOR is een benadering waarmee het beheer en onderhoud in samenhang tussen wegen, groen, verlichting en riolering is georganiseerd. Doel is een kwaliteit in de openbare ruimte te bereiken, waar alle betrokkenen tevreden over zijn en die de ontwikkeling van Nijmegen ondersteunt. Aan de hand van de kwaliteitscatalogus IBOR. wordt de kwaliteit van de openbare ruimte in Nijmegen beoordeeld. Naast de technische waarden komen ook de gebruiks-, belevings- en nieuwwaarde aan bod. Binnen de IBORsystematiek worden bomen niet als aparte categorie weergegeven. De bomen zijn opgenomen in het Object Groen wat weer onderverdeeld is in Structuurgroen (bovenwijks), Blokgroen (directe woonomgeving) en Speelvoorzieningen. Elke wijk beschikt over een eigen Wijkbeheerplan, dat eens in de vier jaar wordt herzien. Binnen het wijkbeheerplan wordt het ambitieniveau vastgesteld dat mede afhankelijk is van de huidige situatie, maar ook van de intensiteit van het gebruik van de openbare ruimte. Omdat de wijkbeheerplannen zijn opgesteld voor de afzonderlijke wijken doen zich soms onduidelijkheden voor als er sprake is van groenelementen die zich uitstrekken over in meerdere wijken. De hoofdboomstructuur is daarvan een voorbeeld. Omdat we willen voorkomen dat deze lijnen vanuit elk afzonderlijk wijkplan worden beheerd en daardoor een ongewenst gedifferentieerd beeld ontstaat, wordt medio 2008 het zogenaamde Bovenwijks beheerplan vastgesteld. In dit Handboek Stadsbomen wordt niet nader ingegaan op het operationeel beheer ten aanzien van bomen. Daarvoor wordt verwezen naar het IBOR-beleidsplan, het Bovenwijks beheerplan en de Wijkbeheerplannen.
7.3
De zorgplicht en veiligheidscontrole; VTA Zorgplicht De gemeente heeft de plicht om te zorgen dat bomen geen bedreiging vormen voor de omgeving. De VTA-systematiek (Visual Trees Assessment: een onderzoeksmethode ten behoeve van de boomveiligheid) is hiervoor een veelvoudig gebruikt en erkend instrument. Een VTA-inspectie geeft weinig beheerinzichten, maar is puur een veiligheidscontrole. Een VTA-inspectie is een boomonderzoeksmethode waarbij de veiligheid voor de omgeving wordt onderzocht. Bomen die een gevaar vormen voor de omgeving, zoals een verhoogd risico op afbreken van takken of het omwaaien van de boom, krijgen een aparte status. In dat geval wordt een maatregelenpakket opgesteld. Dit kan betekenen dat nader onderzoek nodig is, of periodieke controle of uitvoering van een onderhoudsprogramma. De VTA-
BEHEER EN ONDERHOUD
Definitief
inspectie kan echter ook leiden tot een advies om de boom te kappen, wanneer er veiligheidsrisico’s aanwezig zijn of kunnen gaan ontstaan. In acute gevallen mondt dit uit in een noodkap. Als een gebrek wordt geconstateerd, is de eigenaar verplicht om een vervolgactie uit te voeren binnen een redelijke termijn (afhankelijk van de ernst). Afhankelijk van de standplaats in combinatie met de boomsituatie moet er met een bepaalde frequentie gecontroleerd worden van twee maal per jaar tot èèn maal per drie jaar.
7.4
Vervangings- en verjongingsbeleid De bestaande groene structuur vinden we belangrijker dan verdere uitbreiding daarvan. Dit betekent dat we prioriteit toekennen aan behoud en herstel van de bestaande groene structuur. Want in de loop van de tijd zijn uit veel Nijmeegse bomenlanen één of meerdere bomen verdwenen, meestal als gevolg van ziekte, ernstige beschadiging of veiligheidsrisico’s (takbreuk, instabiliteit). In de komende jaren gaan we steeds vaker te maken krijgen met uitval binnen ons bomenbestand. Zoals in hoofdstuk twee is geconstateerd kent Nijmegen een sterke vertegenwoordiging van bomen in de leeftijdscategorie 20-30 jaar en 30-40 jaar. Een groot deel van deze bomen bestaat uit zogenaamde pionierssoorten zoals populieren en wilgen. Deze groep bereikt de komende jaren het einde van hun levensduur. Maar ook in oudere delen van Nijmegen gaan we de komende jaren vaker geconfronteerd worden met het gegeven dat bomen of bomenlanen “op” zijn. Want bomen hebben nu eenmaal niet het eeuwige leven. Om ervoor te kunnen zorgdragen dat de groene structuur op peil blijft is nieuwe aanplant noodzakelijk. Daartoe maken we onderscheid tussen “vervanging” en “verjonging”. Bij “vervanging” zorgen we ervoor dat nieuwe bomen worden aangeplant op die locaties waar één of meerdere bomen zijn verdwenen. Bij “verjonging” zorgen we ervoor dat voor bomen, waarvan de aftakelingsfase is ingetreden, nieuwe bomen worden aangeplant. Verjonging is vooral preventief en planmatig van aard, vervanging is meestal een maatregel achteraf (curatief). Op welk moment vervanging of verjonging noodzakelijk is, hangt af van de beeldkwaliteit, het beheer, technische realiseerbaarheid en de kosten.
Beeldkwaliteit Zolang bomenlanen als doorgaande structuur herkenbaar zijn, hoeft het wegvallen van één of enkele bomen niet direct een negatief effect op de beeldkwaliteit te hebben. In de praktijk valt het vaak niet eens op dat in een laan enkele bomen ontbreken. Pas wanneer grotere “gaten” in de laanstructuur vallen, ontstaat een onregelmatig beeld. In die gevallen bekijken we of vervanging/verjonging technisch/financieel mogelijk is.
Beheer
In sommige gevallen leveren de bomen dermate veel beheerkosten, overlast of schade op (zoals bij wortelopdruk) dat het vervangen van de boom wenselijk is. Of dit uiteindelijk ook plaatsvindt is een afweging tussen beeldkwaliteit, beheer en kosten.
Technische realiseerbaarheid en kosten Het vervangen van bomen in gras/beplanting is in de meeste gevallen zonder grote problemen te realiseren. Vervanging van bomen in bestaande verharding is veel ingewikkelder en erg kostbaar. Om nieuwe bomen in bestaande verharding een goede slagingskans te bieden is het in alle gevallen nodig om een nieuwe plantplaats met
56
voedingsrijke grond aan te brengen. Voor laanbomen langs doorgaande wegen is al gauw een hoeveelheid van circa 30 tot 50 m3 nodig. Bovendien treffen we vaak kabel- en leidingtracés aan en/of staat de boom nabij het asfalt. Vanwege deze redenen wordt het vervangen van een enkele boom erg duur. Daarom streven we er naar om vervanging/verjonging van bomen in verharding zoveel mogelijk parallel uit te voeren met groot onderhoud, wegreconstructies of rioolvervanging. Op die wijze kunnen we veel kosten besparen. Om zicht te krijgen op de totale vervangings- en verjongingsbehoefte voor de komende 10 jaar starten we in 2009 een onderzoek. Met de resultaten van dit onderzoek kunnen we de omvang van de investeringen voor vervanging en verjonging bepalen.
7.5
Beheer in relatie tot overlast Alhoewel bomen een verrijking betekenen van de kwaliteit van de leefomgeving, kunnen we niet ontkennen dat bomen in sommige gevallen ook overlast veroorzaken. In paragraaf 5.3.2 is aangeven dat langdurige en/of ernstige overlast een reden kan zijn om een boom te verwijderen. Door middel van beheer kan de mate van overlast vaak worden verminderd. In sommige gevallen kan de overlast zelfs geheel worden weggenomen. De meest genoemde overlastsituaties zijn: • zichthinder; • schaduwwerking en overhangende takken; • onderworteling/wortelopdruk; • bloei- en bladafval; • plagen; • het optreden van allergieën. In bijlage 1 (Puntensysteem) staat bij de beschrijving van de meest voorkomende overlastsituaties tevens aangegeven op welke wijze de gemeente ervoor kan zorg dragen dat de mate van overlast afneemt. Op de specifieke overlast van wortelopdruk in het stedelijk gebied van Nijmegen gaan we in onderstaande paragraaf beknopt in.
7.6
Beheer van wortelopdruk Opdruk van bestrating door boomwortels wordt in Nijmegen gezien als een groot probleem. Zoals in paragraaf 2.4.2 is beschreven heeft bijna 30% van het totale bomenbestand in Nijmegen in meer of mindere mate te maken met wortelopdruk. Wortelopdruk heeft grote financiële consequenties: circa 80% van de beheerkosten in elementenverhardingen (zoals tegels en klinkers) in Nijmegen wordt veroorzaakt door opdruk van boomwortels. Opdruk wordt veroorzaakt door oppervlakkig groeiende boomwortels die net onder de verhardingsoppervlakte op zoek zijn naar vocht en voedingsstoffen. Door de diktegroei, wordt de verharding omhoog gedrukt waardoor schade ontstaat aan de bestrating. Wortelopdruk heeft meerdere negatieve gevolgen: • door het omhoog komen van bestrating ontstaan gevaarlijke situaties voor voetgangers en fietsers; • er bestaat een kans op schade aan bouwwerken en erfafscheidingen; • het verslechtert de hemelwaterafvoer.
57
BEHEER EN ONDERHOUD
Definitief
Alhoewel ook zeker de oudere bomen in Nijmegen problemen veroorzaken, zijn de bomen uit de jaren ’60, ’70 en ’80 verhoudingsgewijs oververtegenwoordigd ten aanzien van het aantal geconstateerde problemen. In deze periode werd relatief weinig aandacht besteed aan de afstemming tussen de boomsoort en de kwaliteit van de groeiplaats. In 2004 en 2005 zijn in Nijmegen twee grootschalige boomwortelprogramma’s uitgevoerd. Daarbij zijn in totaal ruim 3.800 bomen aangepakt. Doelstelling van deze twee programma’s was het oplossen van zoveel mogelijk probleemlocaties om de toegankelijkheid en de veiligheid voor voetgangers en fietsers te verbeteren. Hiervan is in 2008 een evaluatie opgesteld. Hoofdconclusie van de evaluatie is dat we wortelopdruk voor de toekomst gaan benaderen als een beheeropgave, en niet meer als een “repeterend incident”. Binnen de gemeente zijn de Wijkbeheerplannen en het Bovenwijksbeheerplan daarvoor het aangewezen instrument.
7.7
Ziekten en plagen In deze paragraaf beschrijven we niet alle mogelijke ziekten en plagen, maar beperken we ons tot de meest voorkomende of ernstige aantastingen.
Iepenziekte
De iepenziekte is een voor iepen dodelijke, maar ook zeer besmettelijke ziekte. In Nijmegen zijn in het verleden al veel iepen verdwenen. Ook nu nog moeten regelmatig iepen worden gekapt vanwege uitbraken van Iepenziekte in onder andere Weezenhof (Dukenburg). Vanwege de besmettelijkheid zijn in de APV de regels opgenomen over het omgaan met deze ziekte. Zo kan de gemeente een kapplicht opleggen in geval van geconstateerde iepenziekte en geldt er een vervoersverbod van (niet-ontschorst) iepenhout. De gemeente plant vooralsnog in de hoofdboomstructuur geen iepen meer aan. Wel kan, op experimentele schaal, plaatselijk worden gekozen voor resistente iepensoorten.
Kastanjebloedingsziekte Deze relatief nog nieuwe ziekte wordt veroorzaakt door een bacterie. De snel om zich heen grijpende bloedingsziekte treft paardenkastanjes en zorgt ervoor dat onder de bast rotting optreedt. De conditie van de boom neemt snel af en er is een grote kans dat de boom binnen een aantal jaren sterft. Bij de aanpak van deze ziekte volgen we de adviezen van de Werkgroep Aesculaap die de oorzaak en aanpak van de ziekte onderzoekt. Voorlopig heeft de werkgroep geadviseerd om aangetaste paardenkastanjes zoveel mogelijk met rust te laten en voorlopig geen nieuwe kastanjes aan te planten tot een geschikte remedie beschikbaar is.
Massaria In Nederland wordt sinds 2007 de Massariaziekte bij platanen aangetroffen. De ziekte verhoogt de kans op takbreuk, wat veiligheidsrisico’s met zich mee kan brengen. Ook voor Massaria geldt dat de ziekte zich vrij snel verspreid en een remedie ontbreekt. Tot op heden zijn 22 platanen in Nijmegen aangetast (Bron Nulmeting, Cobra Boomadviseurs, 2008).
58
Eikenprocessierups
De eikenprocessierups is de larve van een nachtvlinder die zijn eitjes legt in de toppen van eikenbomen. De brandharen van deze rups hebben kleine weerhaakjes en kunnen de huid, ogen en luchtwegen binnendringen. Daarbij komen stoffen vrij die kunnen leiden tot jeuk, huiduitslag, luchtwegproblemen en oogirritaties. In de aanpak maken we onderscheid tussen het buitengebied en het stedelijk gebied. In de stad wordt de eikenprocessierups intensief bestreden. Dit gebeurt door de rupsen op te zuigen of weg te branden. De gemeente beperkt zich hierbij tot de aanpak van haar eigen bomen. Op particuliere terreinen zijn de eigenaren zelf verantwoordelijk voor adequate bestrijding. De gemeente kan particulieren wel informeren over de gewenste aanpak. Zolang in het buitengebied de aanwezigheid van de rups niet tot overlast leidt wordt er in het buitengebied niets gedaan. Wel worden bezoekers gewaarschuwd voor de aanwezigheid van de rups. Drukke wegen en fietspaden vormen hierop een uitzondering, hier wordt de rups intensief bestreden.
Externe deskundigheid Voor ziektes en plagen die zich voor het eerste voordoen in Nijmegen, of onverwachts sterk om zich heen grijpen, raadplegen we altijd ter zake deskundige instanties voor de meest actuele informatie. Op basis daarvan wordt een plan van aanpak opgesteld. Ook wanneer sprake is van aantasting van (zeer) waardevolle bomen schakelen we daar waar nodig externe deskundigen in.
7.8
Bewonersparticipatie In Nijmegen zijn verschillende groepen bewoners actief in het beheer van het groen. De gemeente stimuleert en ondersteunt deze participatie actief met advies, middelen en materieel. Ten aanzien van het beheer van bomen door particulieren maken we hierop echter een uitzondering. De gemeente ziet geen rol weggelegd voor particulieren bij het boombeheer. Hiervoor zijn twee redenen: • boombeheer vereist vakmanschap waar burgers in de meeste gevallen niet voldoende over beschikken; • boombeheer betekent dat er vaak op hoogte gewerkt wordt met veelal gevaarlijk materieel (veiligheidsrisico’s). Wel bestaat er voor inwoners de mogelijkheid tot het adopteren van een boomspiegel. Op veel plaatsen in Nijmegen weten bewoners met de aanplant van vaste planten en bollen zeer aantrekkelijke resultaten te boeken. Wanneer bewoners melden belangstelling te hebben in het beheer van een boomspiegel, wordt een gemerkte tegel bij de boomspiegel gelegd zodat het voor de beheerploeg duidelijk is dat een dergelijke boomspiegel niet mag worden geschoffeld.
59
BEHEER EN ONDERHOUD
60
Definitief
Bijlagen
61
BEHEER EN ONDERHOUD
62
Definitief
Bijlage 1 Puntensysteem 1.1 Waarderingstabel De waarde van een boom voor de stad beoordelen we aan de hand van acht aspecten, die in ondertaande tabel zijn weergegeven. Deze acht aspecten beoordelen tezamen de maatschappelijke waarde van een boom. Zoals in hoofdstuk 4 is beschreven beoordeelt de waarderingstabel de (maatschappelijke) waarde van een boom voor de stad. In onderstaande tabel staan deze aspecten weergegeven, waarna elk item afzonderlijk wordt toegelicht. Waarderingstabel 1
2
3a
3b
4
5
6
7
8
* **
Monumentenstatus of bijzonder status - landelijk monument (Landelijk register van Monumentale bomen; Bomenstichting) - aangemerkt als gemeentelijk monument of als bijzondere boom - geen monument Status binnen boomstructuur - Onderdeel hoofdboomstructuur - Onderdeel secundaire hoofdboomstructuur - Onderdeel wijkstructuur - Straatboom (buurtbomen) - Overige bomen en particuliere bomen Esthetische waarde / Vervangbaarheid - Onvervangbaar - Beperkt vervangbaar - Vervangbaar Esthetische waarde / Zichtbaarheid vanaf de openbare weg - meer dan 50% zichtbaar - 5 tot 50% zichtbaar - niet zichtbaar Cultuurhistorie - Onderdeel van beschermd stadsgezicht* - Cultuurhistorisch waardevol - Niet waardevol Ecologisch - Onderdeel ecologische structuur/ aanwezigheid beschermde soorten/soorten van de Rode lijst** - Overige bomen Dendrologische waarde - Komt in de omgeving niet/nauwelijks voor en/of is zeldzaam volgens Nederlandse Dendrologie - Vrij zeldzaam volgens Nederlandse Dendrologie - Vrij algemeen volgens Nederlandse Dendrologie - Algemeen volgens Nederlandse Dendrologie Vitaliteit en vorm - Vitaal - Redelijk vitaal - Niet vitaal - aftrek beschadigde /onregelmatige kroon - ernstig beschadigde/ zeer onregelmatige kroon Educatieve waarde - Educatief waardevol - Educatief niet waardevol o.a. Monumentenwetgeving kan van toepassing zijn Flora- en faunawet kan van toepassing zijn
Puntenoverzicht 40 30 0 30 25 20 10 0 15 10 0 15 10 0 15 10 0 20 0 15 10 5 0 20 10 0 -5 -10 10 0 TOTAAL
Score
Bijlage 1 Puntensysteem
Definitief
1. Monumentenstatus Bomen worden aangemerkt als monumentaal wanneer deze zijn vermeld in het Landelijk Register van Monumentale Bomen van de Bomenstichting. Bomen worden tevens monumentaal aangemerkt wanneer deze zijn aangemerkt als Gemeentelijke Monumentale Boom of Bijzondere Boom. In paragraaf 3.3 zijn de criteria vermeld voor plaatsing op de gemeentelijke Bijzondere Bomenlijst weergegeven.
2. Onderdeel boomstructuur Zoals ook in hoofdstuk 2 is weergegeven garandeert de boomstructuur de samenhang om zodoende de ontstaanswijze, geografische positie, stedenbouwkundige en infrastructurele opzet te benadrukken. Elementen van de hoofdboomstructuur leveren daarmee een belangrijke bijdrage aan het imago/identiteit van onze stad. Onderbreking of aantasting verzwakt de stedenbouwkundige structuur.
3a & 3b. Esthetische waarde Criteria ten aanzien van de esthetische waarde van een boom, laan of opstand kennen altijd een subjectieve component. Om subjectieve kwalificaties zoals “mooi”, “passend”, “karakteristiek” of “beeldbepalend” te voorkomen is het aspect esthetische waarde uitgesplitst in twee onderdelen Vervangbaarheid en Zichtbaarheid. Beide begrippen worden achtereenvolgens omschreven. 3a. Esthetische waarde/Vervangbaarheid 1. een boom is “onvervangbaar” als de groeiplaats vervalt of als na het rooien als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen er beperkingen aan de optimale groeiomstandigheden ontstaan. Indien een nieuwe boom van dezelfde ordegrootte de functie van de te verwijderen boom gaat overnemen, wordt de score als “vervangbaar” aangemerkt. Indien alleen een kleinere ordegrootte (een 2e i.p.v. een 1e ordegrootte, of een 3e i.p.v. een 2e ordegrootte) boom kan worden teruggeplaatst wordt de score aangemerkt als “beperkt vervangbaar”. Vervanging van een 1e door een 3e orde grootte boom wordt eveneens als onvervangbaar aangemerkt. Een 3e orde grootte boom kan niet als een representatieve vervanging worden aangemerkt. 2. Een boom is “onvervangbaar” of “beperkt vervangbaar” wanneer door de kap de zichtbare hoeveelheid groen in ernstig mate afneemt en deze door het terugplanten van een jong exemplaar onvoldoende wordt gecompenseerd. Met name bomen in versteende wijken met weinig groen worden hierdoor extra beschermd. 3b. Esthetische waarde / Zichtbaarheid: Een boom heeft pas een maatschappelijke waarde wanneer deze zichtbaar is vanaf de openbare weg. Om deze reden wordt aan de boom geen punten toegekend wanneer deze in een achtertuin of niet-openbare binnentuin staat.
4. Cultuurhistorie •
•
64
Het Onderdeel beschermd stadsgezicht: Bomen kunnen, zoals is beschreven in paragraaf 5.3, onderdeel uitmaken van een Beschermd Stadsgezicht. Bomen maken daardoor onderdeel uit van de “compositie van de historische openbare ruimte” wat een extra bescherming rechtvaardigt. Derhalve dient altijd door de initiatiefnemer te worden getoetst of er ook een Monumentenvergunning noodzakelijk is. Cultuurhistorisch waardevol: bomen zijn waardevol als deze een oorsprong vinden in het verleden en het rijke Nijmeegse verleden zichtbaar maken. Dit zijn veelal bomen die van oudsher een belangrijke markering betekenen van historische wegstructuren of onderdeel uitmaken van een historisch deel van Nijmegen (bijvoorbeeld een voormalig landgoed, park, singel, boerenerf, kerkpad). Informatie hierover is te vinden op historische kaarten
Definitief
Bijlage 1 Puntensysteem
en oude foto’s van Nijmegen. Dit kunnen dus ook bomen zijn die geen onderdeel uitmaken van een “monument” of “beschermd stadsgezicht”.
5. Ecologisch
Als een boom of boomgroep een ecologische waarde vertegenwoordigt, kan alleen onder bepaalde omstandigheden een rooivergunning worden verleend. Gedegen kennis van natuur en natuurwetgeving is maatgevend bij deze beoordeling. • Aan de boom is een ecologische waarde toegekend indien de boom/bomen/opstanden deel uitmaken van de ecologische structuur van Nijmegen. • Aan de boom wordt tevens een ecologische waarde toegekend indien op of rondom de boom soorten worden aangetroffen die zijn weergegeven op een Rode Lijst van bedreigde planten- of diersoorten. Bestaande beleidskaders c.q. wet- en regelgeving bieden voldoende waarborgen voor de instandhouding (Flora- en faunawet, Natura 2000, EHS, Boswet). Om deze reden vormt het aspect ecologie geen nader afwegingscriterium. In paragraaf 5.4; Natuurwetgeving is nader ingegaan op de wettelijke natuurbeschermingskaders. 6. Dendrologische waarde Dendrologie betekent “boomkunde” of de leer van houtige gewassen. Het betreft daarbij de in cultuur genomen gewassen en de geselecteerde cultivars, die al dan niet zijn veredeld. Indien de boom in dendrologisch opzicht zeldzaam is in zijn soort/cultivar, dan vertegenwoordigt deze boom een bijzondere waarde binnen Nederland of Nijmegen. Dendrologische waarde kan een reden zijn om een boom (die ouder is dan 50 jaar) te plaatsen op de lijst van Gemeentelijke Monumentale bomen. Dit beoordelingsaspect omvat ook de bomen die niet op de gemeentelijke lijst van monumentale bomen zijn geplaatst. Ten aanzien van het aspect Dendrologie zijn de volgende categorieën van toepassing: • komt in de omgeving van Nijmegen niet/nauwelijks voor en/of is zeldzaam volgens de Nederlandse Dendrologie; • vrij zeldzaam volgens de Nederlandse Dendrologie; • vrij algemeen volgens de Nederlandse Dendrologie; • (zeer) algemeen volgens de Nederlandse Dendrologie; Meer algemene informatie over dendrologie kan worden verkregen bij de Nederlandse Dendrologische Vereniging (www.dendrologie.nl). 7. Vitaliteit en gaafheid De levensverwachting of vitaliteit kan impliciet een doorslaggevende factor vormen voor een vergunningsaanvraag. Als de boom er zo slecht aan toe is, dat de veiligheid niet gegarandeerd kan worden of de boom significante schade zou kunnen veroorzaken en er geen kans is op verbetering van zijn toestand, kan het raadzaam zijn deze als voorzorg te rooien. De levensverwachting van een boom hangt af van de boomsoort, de standplaatscondities, het gevoerde beheer en van de gevoeligheid voor ziektes of plagen. De gemeente maakt een inschatting van de verwachte levensduur van een boom. Bij twijfel over de conditie van een boom kan hij een extern bomendeskundige inschakelen. In de afweging wordt meegenomen dat, wanneer de vitaliteit kan worden verbeterd door beheer- of standplaatsverbetering, er geen grond is voor een rooivergunning. De kosten van de noodzakelijke maatregelen moeten echter wel in verhouding staan tot de waarde van de boom. • Vitaal; levensverwachting meer dan 20 jaar • redelijk vitaal: levensverwachting tussen 10 - 20 jaar
65
Bijlage 1 Puntensysteem
•
Definitief
niet vitaal; levensverwachting minder dan 10 jaar, zonder reëel kans op herstel.
8. Educatieve waarde Een boom wordt als educatief waardevol aangemerkt indien deze staat op c.q. zichtbaar is vanaf een terrein dat verbonden is aan een educatieve functie (school, kinderboerderij, aboretum).
1.2 De verwijderingstabel De verwijderingstabel beoordeelt de redenen om een boom te verwijderen. In onderstaande tabel staan de redenen weergegeven, waarna elk item afzonderlijk wordt toegelicht.
Verwijderingstabel 1
Veiligheid Acuut gevaar Gevaar aanwezig maar niet acuut
2
3a
3b
3c
3d
Geen gevaar Ziekteverschijnselen Geconstateerde aantasting Overlast; tijdsduur - meer dan 26 weken per jaar - 12 tot 26 weken - 5 tot 12 weken - minder dan 5 weken Overlast; uren per dag - meer dan 8 uur - 4 tot 8 uur - 2 tot 4 uur - minder dan 2 uur Overlast; afstand tot object - minder dan 2 meter - 2 tot 5 meter - 5 tot 10 meter - meer dan 10 meter Verhouding overlast tot tuin/huis/omgeving - zeer dominant - dominant - aanwezig - ondergeschikt
Puntenoverzicht
Score
Einde beoordeling: noodkapprocedure Einde beoordeling: nadere afweging vervolg beoordeling
Einde beoordeling: noodkapprocedure Einde beoordeling: nadere afweging vervolg beoordeling
Einde beoordeling: nadere afweging
Einde beoordeling: nadere afweging
30 20 10 5 30 20 10 0 15 10 5 0 15 10 5 0 TOTAAL
1. Veiligheid Bomen mogen geen direct of indirect risico voor de omgeving opleveren ten aanzien van mogelijk letsel of materiële schade. Indien de veiligheid, naar beoordeling van de gemeente in onvoldoende mate kan worden gegarandeerd en er sprake is van acuut gevaar, dan kan de boom in het kader van een noodprocedure (zie paragraaf 4.2) worden gerooid. Wij verlenen geen rooivergunning wanneer met maatregelen en/of beheer het gevaar duurzaam kan worden opgeheven en de kosten van deze maatregelen in verhouding staan tot de waarde/vitaliteit van de boom. Wanneer de boom een grote waarde vertegenwoordigd en de kans op schade of letsel met preventieve voorzieningen kan worden verminderd
66
Definitief
Bijlage 1 Puntensysteem
(bijvoorbeeld het aanbrengen van een afzetting) is een nadere afweging noodzakelijk. Wanneer beslist wordt dat eventuele voorzieningen acceptabel worden geacht, wordt de beoordeling van de boom door middel van het puntensysteem afgerond. Ook bijzondere gevallen zoals bijvoorbeeld zichthinder vanuit een inrit is een veiligheidsaspect (verkeersveiligheid) en dient te worden beoordeeld op potentiële risico’s. Indien de situatie ter plaatse als onveilig kan worden beschouwd en andere maatregelen niet afdoende zijn om zicht op het verkeer te verbeteren (beheer, plaatsing spiegels, verwijderen onderbegroeiing) kan dit een reden zijn om tot verlening van een rooivergunning over te gaan. Bovenstaande geldt als afwegingskader voor bomen in gemeentelijk eigendom. Voor particuliere bomen met een verhoogd risico wordt, wanneer er geen duurzame maatregelen kunnen worden genomen, alleen in heel bijzondere gevallen een rooivergunning geweigerd. Uit jurisprudentie is naar voren gekomen dat de gemeente (mede-)aansprakelijk is voor schade/letsel wanneer een rooivergunning, welke is aangevraagd in verband met het veiligheidsrisico, is geweigerd.
2. Ziekteverschijnselen De aanwezigheid van een ziekte kan ernstige gevolgen hebben voor de vitaliteit van een boom. Een boom die is aangetast door een ziekte kan nog vitaal ogen, maar op korte of langere termijn afsterven. Echter niet alle boomziekten hoeven te leiden tot afsterving. Afhankelijk van de aard van de ziekte, het ziektestadium en de mate van aantasting oordeelt de gemeente of er: • onevenredige veiligheidrisico’s aanwezig zijn of kunnen ontstaan; • besmettingsrisico’s voor andere bomen aanwezig zijn of kunnen ontstaan; • de beeldkwaliteit van de boom ernstig en blijvend wordt aangetast. Indien nodig schakelen wij bij twijfel voor de beoordeling een extern boomdeskundige in voor een second-opinion. Een bijzondere omstandigheid geldt voor de iepenziekte. Volgens de APV kan de gemeente eigenaren van geïnfecteerde bomen verplichten om binnen een bepaalde tijd de iep(en) te vellen op zodanige wijze dat verspreiding van de iepenziekte wordt voorkomen. Dit kan onder andere door de boom te ontschorsen en de schors te vernietigen. Voor nadere regels omtrent de iepenziekte wordt verwezen naar de APV.
3. Overlast Bomen vervullen meerdere functies en vormen een verrijking van de dagelijkse leefomgeving. Enige mate van overlast is daarmee niet te voorkomen. Langdurige en/of ernstige overlast kan echter reden zijn om een boom te verwijderen. Overlast door bomen is doorgaans een individuele beleving en derhalve een vaak subjectief begrip. Wat de één ervaart als een zichthinder of schaduwwerking kan door anderen juist wordt beleefd als een wenselijke afscherming of een verkoelende schaduw. Een objectieve afweging bij overlast is noodzakelijk om ongewenste precedentwerking of rechtsongelijkheid te voorkomen. Om deze reden is ervoor gekozen om overlast naast de aard vooral te beoordelen naar de duur, omvang en verhouding tot het eigendom. Daarvoor gelden de volgende criteria: A. tijdsduur; B. uren per dag; C. afstand tot object; D. verhouding boom tot tuin/huis;
67
Bijlage 1 Puntensysteem
Definitief
De meest genoemde overlastsituaties, die als onderbouwing van een aanvraag voor een rooivergunning worden genoemd, zijn: 1. schaduwwerking en overhangende takken; 2. zichthinder; 3. onderworteling/wortelopdruk; 4. bloei-, bladafval; 5. plagen; 6. het optreden van allergieën. Hieronder worden in het kort bovengenoemde argumenten en bijzondere gevallen toegelicht. Dit overzicht is niet volledig, er kunnen zich nog andere omstandigheden voordoen waardoor overlast wordt veroorzaakt.
1. Schaduwwerking en overhangende takken Schaduwwerking kan een reden zijn tot het rooien van een boom wanneer de lichttoetreding van een woning de woonkwaliteit significant nadelig beïnvloed. Overhangende takken leveren over het algemeen te weinig schaduw op om als overlast te worden aangemerkt. Het is bewoners (privaatrechtelijk) toegestaan om overhangende takken binnen hun perceelseigendom te verwijderen zolang deze de vitaliteit en beeldkwaliteit van de boom niet schaadt. Voor overlastgevende, overhangende taken geldt dat de gemeente deze op verzoek van de bewoners zal verwijderen.
2. Zichthinder Zichthinder vanuit woningen/bedrijven op de begane grond zal in de praktijk vrijwel nooit een reden zijn voor het rooien van een boom. De omvang van een boomstam is daarvoor eenvoudigweg te klein. Voor appartementen kan de overlast groter zijn, zeker als de afstand van de kroon tot het woongedeelte beperkt is. Zichthinder vanuit een tuin wordt niet als overlast aangemerkt. In bijzondere gevallen kan de gemeente een extra snoeibeurt uitvoeren. Echter het effect van een snoeibeurt is vaak maar tijdelijk. Door snoei worden bomen gestimuleerd om nieuwe takken en bladeren te vormen, waardoor na enige tijd de zichthinder weer toeneemt. Om die reden is de gemeente terughoudend met de aanpak van zichthinder.
3. Blad-/bloeiafval Bladval is een onontkoombaar gevolg van de aanwezigheid van bomen. Bij sommige bomen kan daarnaast nog val van bloesem of vruchtdracht optreden. Voor zowel blad-, bloesem- of vruchtval geldt dat dit slechts gedurende beperkte tijd plaatsvindt. Wanneer alleen voor dit aspect een vergunningsaanvraag wordt gedaan, zal in het puntensysteem dit argument vanwege het tijdsaspect onvoldoende zijn voor verlening van een rooivergunning. Bij significante overlast (plotselinge bladophoping na een najaarstorm) kan worden bekeken of plaatsing van bladkorven of een extra veegbeurt soelaas kan bieden. Dat geldt eveneens ook voor bomen met vruchtdracht (esdoorns, eiken, kastanjes, hazelaars etc.). Gemeenten zijn volgens een uitspraak van de Hoge Raad niet aansprakelijk voor optredende schade aan auto’s door vallende vruchten. Het is aan de eigenaar te beslissen of het risico voor schade wordt genomen door een auto te parkeren onder een vruchtdragende boom.
4. Onderworteling/wortelopdruk Binnen Nijmegen is wortelopdruk één van de aandachtspunten. Wortelopdruk/onderworteling wordt als overlast aangemerkt indien de overlast niet door middel van eenmalige maatregelen of beheer kan worden opgeheven en de wortelopdruk leidt tot onevenredige materiële schade
68
Definitief
Bijlage 1 Puntensysteem
of onveiligheid. Evenals voor overhangende takken geldt bij onderworteling dat het voor burgers is toegestaan om, binnen de eigen perceelsgrenzen, wortels van bomen te verwijderen zolang deze ingreep de vitaliteit en stabiliteit van de betreffende boom niet schaadt.
5. Plagen Veelal is het optreden van plagen incidenteel en geografisch niet voorspelbaar. Een plaag kent bovendien veelal een beperkte tijdsduur en tast vrijwel nooit de vitaliteit van gezonde bomen aan. De overlast van een aantal plaagsoorten zoals bijvoorbeeld de aanwezigheid van Eikenprocessierupsen kan door middel van bestrijding door de gemeente worden teruggedrongen. Een van de meest voorkomen plagen is overlast door honingdauw. Vooral boomsoorten zoals lindes en esdoorns hebben hier last van. Deze kleverige substantie wordt ’s zomers uitgescheiden door bladluizen. Als zich in de honingdauw zich een zwarte schimmel vestigt noemen we dit roetdauw. Honingdauw/roetdauw kan uit de boom druipen op onder andere auto’s, terrassen en schilderwerk. Alhoewel honingdauw geen schade oplevert en eenvoudig afwasbaar is, is het beeld van donkere vlekken niet altijd even fraai. Omdat de overlast geen schade oplevert, doen we als gemeente niets aan de bestrijding van luizen. We houden bij de keuze van de soort boom wel rekening met dergelijke overlast. Daarnaast kunnen vogels zoals vogels overlast geven door herrie en het achterlaten van uitwerpselen. Als de overlast buitengewoon groot is, kan in overleg met de gemeente worden besloten om de dieren te stimuleren om een andere rust- en verblijfplaats op te zoeken. Omdat vogels beschermd zijn volgens de Flora- en faunawet is dit echter niet zondermeer toegestaan. Per situatie zullen we daarom bekijken welke remedie de grootste slagingskans heeft. Het probleem van overlastgevende vogels is soms hardnekkig. De kans bestaat dat het probleem na enige tijd weer terugkomt.
6. Allergieën Stuifmeel is één van de grootste bronnen van allergieën door bomen. Stuifmeel verspreid zich snel en kan van ver worden aangevoerd. Het rooien van een individuele boom biedt daarom nauwelijks soelaas. Allergieën bieden om deze reden geen grond voor het verlenen van een vergunning. Ook in het beheer en onderhoud kan aan de verspreiding van stuifmeel helaas niets worden gedaan.
1.3 Beslissingstabel Wanneer zowel de score voor de waarderingstabel als de score voor verwijderingstabel is bepaald ontstaat een eindadvies voor de gemeente. In verreweg de meeste gevallen zal de gemeente het advies uit het puntensysteem overnemen. Maar, zoals eerder is vermeld, mag het puntensysteem niet leiden tot starheid in de beoordeling. Er kunnen in bijzondere gevallen situaties ontstaan waarbij een nadere afweging noodzakelijk blijft Beslissingstabel Score waarderingstabel
Score verwijderingstabel
Eindadvies
groter of gelijk aan 60 punten
minder dan 50 punten
Weigeren
1
minder dan 60 punten
minder dan 50 punten
Weigeren
2
groter of gelijk aan 60 punten
groter of gelijk aan 50 punten
Nadere afweging
minder dan 60 punten
groter of gelijk aan 50 punten
Verlenen
3
4
69
Bijlage 1 Puntensysteem
Definitief
Toelichting eindadvies: 1. Aan de boom wordt een grote maatschappelijke waarde toegekend. De beoordeling van de mate van overlast is beperkt. De rooivergunningsaanvraag wordt geweigerd. 2. De boom scoort onvoldoende punten ten aanzien van zowel de verwijderingstabel als ten aanzien van de waarderingstabel. Aangezien er geen overwegende redenen zijn om de boom te rooien is toepassing blijft het “nee-tenzij principe” van toepassing. Derhalve zal de rooiaanvraag worden afgewezen. 3. Aan de boom wordt een dermate grote waarde toegekend dat rooien als onwenselijk wordt beoordeeld. Echter uit de beoordeling van de verwijderingstabel volgt tevens dat ter plaatse een significante overlastsituatie aanwezig is. In deze bijzondere gevallen is een nadere afweging noodzakelijk om de verhouding met het maatschappelijk belang te beoordelen. 4. Aan de boom wordt geen grote maatschappelijke waarde toegekend. Er is een grote mate van overlast aanwezig. De rooivergunningsaanvraag kan worden gehonoreerd.
70
Definitief
Bijlage 2 Hoofdboomstructuur
Bijlage 2 Hoofdboomstructuur De volgende wijzigingen zijn aangebracht ten opzichte van de kaart Groenstructuur/Lijnen uit het groenplan “De Groene Draad”: Wijziging • de Tweede Oude Heselaan (Wolfskuil) is opgewaardeerd tot primaire hoofdboomstructuur • de Eerste Oude Heselaan (Biezen) is opgewaardeerd tot secundaire hoofdboomstructuur • de Heyendaalseweg tussen de Verlengde Groenestraat en de Houtlaan is opgewaardeerd tot primaire hoofdstructuur. • de Van Oldenbarneveltstraat en Stijn Buysstraat (Bottendaal) zijn opgewaardeerd tot secundaire hoofdboomstructuur • de historische eikenlanen parallel aan de Van Boetsbergweg (noordzijde) en de Van Appelterenweg (westzijde) zijn toegevoegd als primaire hoofdboomstructuur (Dukenburg) • de Winkelsteegseweg is opgewaardeerd tot secundaire hoofdboomstructuur • Inmiddels is de groenstructuur van de Waalsprong zover ontwikkeld dat (een deel van) de hoofdboomstructuur is vastgelegd. Toevoegingen • de Nieuwe Nonnendaalseweg is toegevoegd als wijkniveau (Wolfskuil) • de Willemsweg is toegevoegd als secundaire hoofdboomstructuur (Nijeveld) • het deel Heyendaalseweg tussen de Groenwoudseweg en de Verlengde Groenestraat is toegevoegd als primaire hoofdboomstructuur • de Van Trieststraat is toegevoegd als wijkniveau (Bottendaal) • de Dr. Jan Berendstraat is als wijkniveau verlengd tot aan de Jan van Galenstraat (Bottendaal) • de Dwarsstraat/Van Goorstraat is toegevoegd als wijkniveau (Bottendaal) • Oude Dukenburgseweg tussen de 13e straat en het Maas-Waalkanaal is toegevoegd als primaire hoofdboomstructuur (Dukenburg) • de Staddijk is tot aan de A73 toegevoegd als primaire hoofdboomstructuur (Dukenburg) • de Couwenbergstraat is toegevoegd als secundaire hoofdboomstructuur (Hatert) • de padenstructuur in Vogelenzang zijn opgenomen als secundaire hoofdboomstructuur Verwijderingen • de Van Dulckenstraat (Bottendaal) • de Topaasstraat (Hatert)
71
Bijlage 2 Hoofdboomstructuur
72
Definitief
Bijlage 3 Boswet en kaartmateriaal
Boswet De Boswet is beschreven in paragraaf 5.2. In onderstaand kader zijn de uitzonderingen van de Boswet weergegeven. Uitzonderingen Boswet De • • • • • • • • • • • •
“voorgenomen velling” hoeft niet te worden gemeld bij LNV als het gaat om: onderhoud dat gericht is op de groei van de overblijvende houtopstand (dunning); hak- of griendhout dat periodiek geveld wordt; houtopstanden op erven en in tuinen; houtopstanden gelegen binnen de bebouwde kom volgens de Boswet; wegbeplantingen en eenrijige beplantingen die bestaan uit populieren of wilgen, op of langs landbouwgronden; Italiaanse populier, linde, paardenkastanje en treurwilg; vruchtbomen en windschermen om boomgaarden; fijnsparren niet ouder dan 12 jaar, die op de hiervoor bestemde terreinen als kerstbomen worden geteeld; kweekgoed; houtopstanden die worden geveld binnen de uitvoering van een goedgekeurd bestemmingsplan; houtopstanden die een zelfstandige eenheid vormen en niet groter zijn dan 10 are, dan wel als rijbeplanting niet meer dan 20 bomen bevatten en; houtopstanden waarvoor vrijstelling is verleend binnen de Regeling meldings- en herplantplicht.
Op de volgende pagina is de kaart weergeven van gebieden binnen de gemeente Nijmegen waar de boswet van kracht is.
Bijlage 3 Boswet en kaartmateriaal
74
Definitief
Bijlage 4 Monumentenwetgeving en archeologie Monumentenwetgeving
De Benedenstad is een Rijksbeschermd stadsgezicht. De bescherming is onder andere gericht op het middeleeuwse stratenpatroon, maar ook veel van de (spaarzaam overgebleven) historische bebouwing is beschermd. In het gebied liggen een aantal belangrijke stadsparken: Kronenburgerpark, Valkhof en Hunnerpark. Verder zijn er zes gemeentelijk beschermde stadsbeelden. 1. de 19e-eeuwse schil; 2. het Waterkwartier; 3. het Willemskwartier; 4. de Wolfskuil; 5. Hengstdal; de Bomenbuurt; 6. Hengstdal; de Spoorbuurt. Inmiddels is een 7e en een 8e Beschermd Stadsbeeld in voorbereiding: 7. de Indische buurt in Galgenveld 8. de Afrika- en Bouwmeesterbuurt in Heseveld
Beschermde monumenten Nijmegen kent ook een aantal individueel beschermde (groene) rijks- en/of gemeentelijke monumenten: 1. Valkhof; 2. Kronenburgerpark; 3. Kloostertuin Albertinum; 4. Begraafplaats Altrade; 5. Begraafplaats Stenenkruisstraat; 6. Joodse begraafplaats; 7. Park Brakkenstein; 8. Stadspark De Goffert; 9. Bomenlaan René Descartesdreef; 10. Huis Oosterhout; 11. Fort Beneden-Lent. Wijziging van een monument is vergunningsplichtig. Ingevolge artikel 11 van de Monumentenwet 1988 is het verboden een beschermd monument te beschadigen of te vernielen en is het zonder vergunning verboden een beschermd monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen. Daarmee is tevens het herstellen of gebruiken van een beschermd monument, op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht, zonder vergunning verboden. Ook vallen de aanwezige bomen of boomopstanden onder dit beschermingskader, omdat bij aantasting van bomen het karakter van het monument kan worden beïnvloed. Dit betekent dat voor alle “wezenlijke ingrepen” een vergunning moet worden aangevraagd bij het College van Burgemeester en Wethouders. Burgemeester en Wethouders dienen binnen drie maanden, maar ten hoogste binnen zes maanden, de vergunning te beschikken. Binnen de vergunningprocedure toetst de gemeentelijke Commissie Beeldkwaliteit of de wijzigingen verenigbaar zijn met de monumentale kwaliteiten. Bij rijksmonumenten toetst tevens de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM) van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW). Wanneer sprake is van bomen in Beschermde stadsbeelden of bij Beschermde Monumenten is het raadzaam om tijdig
Bijlage 4 Monumentenwetgeving en archeologie
Definitief
contact op te nemen met de gemeentelijke afdeling Architectuur en Monumenten, respectievelijk de RACM. Indien nodig, dient tevens tijdig een ter zake deskundig landschapsarchitect en/of historicus te worden betrokken bij het inrichtings- of herstelplan. Omgang met beheer, verjonging en omvorming De kwaliteit van de bomen binnen een als monument aangemerkt gebied kan door ouderdom of door verminderde (bodem-)omstandigheden zodanig zijn achteruitgegaan, dat ingrijpen noodzakelijk is. Interessant is de vraag of deze ingrepen een aantasting van het ontwerp zijn of juist een kans om de instandhouding te waarborgen? De RACM hanteert het uitgangspunt, dat in de gevallen waarbij het oorspronkelijke ontwerp en het beplantingsplan bekend zijn en men inzicht heeft in de kwaliteit van de bomen, er een actief beheer kan plaatsvinden. Daarbij kan verjonging het ontwerp in zijn waarde laten en in veel gevallen versterken. Niettemin is voor dit soort ingrepen wel een monumentenvergunning vereist. Archeologie Op de volgende pagina de Archeologische Waardenkaart opgenomen.
76
Bijlage 5 Kaart monumentale bomen van nationaal belang (Monumentenbestand Bomenstichting; actualisatie najaar 2007)
Directie Concern Bestuurscommunicatie Communicatie Advies
PERSBERICHT Korte Nieuwstraat 6 6511 PP Nijmegen Telefoon (024) 329 91 11 Telefax
(024) 323 59 92
E-mail
[email protected]
Postadres Postbus 9105 6500 HG Nijmegen Datum
Nummer persbericht
2 februari 2009
081111R
Handboek Stadsbomen: de juiste boom op de juiste plaats Extra communicatie bij het bekendmaken van kapvergunningen, een onderzoek naar de kosten van het vervangen en verjongen van het Nijmeegse bomenstand, publicitaire aandacht voor bomen die de leeftijd van 100 jaar bereiken. Deze en andere afspraken zijn opgenomen in het vandaag door burgemeester en wethouders vastgestelde Handboek Stadsbomen. Het Handboek Stadsbomen heeft betrekking op alle bomen binnen de grenzen van de gemeente Nijmegen. Dat zijn dus niet alleen park-, laan-, en straatbomen, maar ook bomen in tuinen en op particuliere terreinen. In het openbare gebied van de gemeente Nijmegen staan circa 57.000 bomen, onderverdeeld in zo’n 400 soorten. Tot op heden ontbrak het aan een specifiek gemeentelijk bomenbeleid. Het Handboek Stadsbomen moet daar een einde aan maken. Daarnaast waren er een aantal concrete redenen voor het opstellen van het Handboek: 1) Een groot deel van het bomenbestand in de gemeente bereikt de komende jaren het eindstadium van zijn levensloop, en moet vervangen worden. 2) Om ervoor te kunnen zorgen dat bomen deel uit blijven maken van de inrichting van de openbare ruimte is er bij ruimtelijke ontwikkelingen behoefte aan duidelijke kaders en uitgangspunten 3) Als gevolg van de toename van ziektes, wortelopdruk en andere problemen met de kwaliteit van bomen is er behoefte aan duidelijke kaders en uitgangspunten ten aanzien van het boombeheer. 4) Er is behoefte aan een beter beoordelingskader voor kapvergunningen Het nu vastgestelde Handboek moet indachtig het motto ‘de juiste boom op de juiste plaats’ bijdragen aan de duurzame instandhouding en ontwikkeling van het bomenbestand in Nijmegen. In het handboek wordt daarom ook expliciet uitgesproken dat er prioriteit wordt gegeven aan het vervangen van bomen die hun eindstadium hebben bereikt en dat er meer aandacht komt voor de kwaliteit van bomen. Het boek is niet alleen bedoeld voor gemeentemedewerkers maar ook burgers en ondernemers. Daarnaast dient het als toelichting op de Algemeen Plaatselijke Verordening (APV) waarin de regels ten aanzien van bomen en groen zijn
Voor de redactie: Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Persvoorlichting, doorkiesnummer 2380
Gemeente Nijmegen Directie Concern Bestuurscommunicatie Communicatie Advies
Vervolgvel
1
vastgelegd. Het Handboek is opgesteld in nauw overleg met Bomenrijk Nijmegen, Milieudefensie, de Bomenstichting en IVN Nijmegen.
Voor de redactie: Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Persvoorlichting, doorkiesnummer 2380
Fout! Verwijzingsbron niet gevonden.