Datum raadsvergadering / Nummer raadsvoorstel
14 november 2007 / 215/2007 Fatale termijn: besluitvorming vóór:
N.v.t.
Onderwerp
Dak- en thuisloze jongeren Programma / Programmanummer
Maatschappelijke Opvang / 9330 Portefeuillehouder
Hans van Hooft Voorstel van het College van Burgemeester en Wethouders d.d.
16 oktober 2007 Samenvatting
In het kader van het GSO-beleid hebben wij de opdracht om te komen tot een sluitende aanpak dak- en thuisloze jongeren. Dit, gecombineerd met onze wens om de zorg voor daken thuisloze jongeren te verbeteren, heeft ertoe geleid dat wij een project sluitende aanpak dak- en thuisloze jongeren zijn gestart. In dit project is met vele instellingen gewerkt aan het in beeld brengen van de knelpunten in de samenwerking en hulpverlening aan deze doelgroep. De knelpunten blijken te liggen op het terrein van: - de signalering op straat en de aansluiting op de zorg; - de kwaliteit van de opvang en de aansluiting op de zorg; - het woonaanbod. Het verbeteren van de knelpunten op genoemde terreinen, is dan ook het doel van het vervolg van het project. In dit vervolg zijn oplossingen voor de gesignaleerde knelpunten uitgewerkt, hetgeen nu leidt tot een aantal concrete voorstellen. Voorstel om te besluiten
1. Subsidie te verlenen aan: a) Iriszorg, ten behoeve van uitbreiding straathoekwerk centrum € 14.425 in 2007 en € 57.700 in 2008; b) Iriszorg, ten behoeve van inzet straathoekwerk in Dukenburg € 13.000 in 2007 en € 52.000 in 2008. c) NIM (R75), ten behoeve van vasthouden en outreachend werken, uitbreiding R75 € 40.000 in 2007 en € 78.846 in 2008; d) NIM, ten behoeve van de zorgtafel (continuering en doorontwikkeling) € 61.926 in 2007 en € 61.926 in 2008; 2. a) b)
Een subsidieaanvraag groot € 217.963 te doen bij de Provincie. Onder voorbehoud van goedkeuring van de aanvraag door de Provincie, subsidie te verlenen aan: Iriszorg, nachtopvang voor jongeren (5 plaatsen) € 20.713 in 2007 en € 82.850 in 2008 en continuering Rebound (8 plaatsen) € 22.880 in 2007 en € 91.520 in 2008.
Rvs - dak- en thuisloze jongeren - definitief.doc
3.
1
De onder beslispunt 1 en 2 genoemde organisaties verplichten om per kwartaal te rapporteren over voortgang en resultaten van het project.
Inleiding
In het kader van het GSO-beleid hebben wij de opdracht om te komen tot een sluitende aanpak dak- en thuisloze jongeren. Dit gecombineerd met onze wens om de zorg voor daken thuisloze jongeren te verbeteren, heeft ertoe geleid dat wij een project sluitende aanpak dak- en thuisloze jongeren zijn gestart. In dit project is met vele instellingen gewerkt aan het in beeld brengen van de knelpunten in de samenwerking en hulpverlening aan deze doelgroep. De knelpunten blijken te liggen op het terrein van: - de signalering op straat en de aansluiting op de zorg; - de kwaliteit van de opvang en de aansluiting op de zorg; - het woonaanbod. Het verbeteren en het wegnemen van de knelpunten op genoemde terreinen, is dan ook het doel van het vervolg van het project. In dit vervolg zijn oplossingen voor de gesignaleerde knelpunten uitgewerkt, hetgeen nu leidt tot een aantal concrete voorstellen. 1.1 Wettelijk- of beleidskader
Het wettelijke kader wordt gevormd door de WMO, meer in het bijzonder de prestatievelden 7,8 en 9. Het beleidskader is het door de Raad in december 2006 vastgestelde WMO beleidsplan voor de prestatievelden 7, 8 en 9. 1.2 Relatie met programma
Het voorstel sluit aan bij de doelstelling van het programma maatschappelijke opvang (9330) en heeft daarnaast sterke raakvlakken met het programma Jeugd (9420) en het programma Veiligheid (9120). Het voorstel is een uitwerking van één van de speerpunten van het WMO beleidsplan 7,8 en 9, waarbij het verbeteren van (de aansluiting tussen) preventie, opvang en zorg voor dak- en thuisloze jongeren centraal staat.
2
Doelstelling
3
Argumenten
Het doel van het project is een sluitende aanpak te realiseren voor de problematiek van dak- en thuisloze jongeren, onder regie van de gemeente. Doel van dit voorstel is te komen tot uitvoering van de plannen die opgesteld zijn om de knelpunten in de sluitende aanpak op te lossen.
Door uitvoering van voorgestelde activiteiten worden de knelpunten binnen de ketenaanpak dak- en thuisloze jongeren aangepakt. De knelpunten binnen de ketenaanpak dak- en thuisloze jongeren spelen zich af op het terrein van de signalering en de aansluiting op de zorg, de kwaliteit van de opvang en de aansluiting op de zorg en het woonaanbod. Doelstelling is dan ook hier verbetering in aan te brengen en
2
de knelpunten zoals deze zijn benoemd, weg te werken. Door diverse instellingen is samengewerkt aan het vinden én uitwerken van oplossingen. Voor een volledig overzicht van activiteiten wordt verwezen naar de adviezen en plannen die als bijlage bij dit voorstel zijn gevoegd. Voor een aantal activiteiten wordt aan de gemeente gevraagd een bijdrage te leveren. Deze worden hieronder kort besproken. Voor verbetering bij het knelpunt van de signalering en de aansluiting op de zorg wordt aan de gemeente een drietal plannen voorgelegd. Het begin van de keten vormt de signalering, actieve opsporing en toeleiding naar zorg. In het centrum zijn hiertoe al straathoekwerkers actief. Een knelpunt is dat er te weinig capaciteit is om alle jongeren op te sporen en met hen contact te leggen. Er is met andere woorden sprake van onvoldoende bereik. Daarnaast worden de allochtone jongeren nog onvoldoende bereikt en zijn de verwijslijnen (bijvoorbeeld richting Zorgtafel) onvoldoende bekend. Middels het plan voor realisatie van een signaaloverleg Dukenburg en uitbreiding straathoekwerk centrum willen wij hier een oplossing bieden. Om meer jongeren te bereiken stellen wij voor in het centrum het straathoekwerk uit te breiden met 22 uur. Daarnaast willen wij bij wijze van proef de werkwijze zoals deze in het centrum wordt gehanteerd, via signaaloverleg gekoppeld aan het straathoekwerk, ook in Dukenburg hanteren. De gedachte is dat ook in Dukenburg zich veel (potentieel) dak- en thuisloze jongeren bevinden, waaronder ook allochtone jongeren. De kosten voor uitbreiding van het straathoekwerk in het centrum bedragen € 57.700 op jaarbasis. De kosten voor het starten van een project signaaloverleg en de inzet van straathoekwerk in Dukenburg bedragen € 52.000 op jaarbasis. In het kader van het WMO beleidsplan voor de prestatievelden 7,8 en 9 is eerder door uw Raad besloten de Zorgtafel te continueren. In het kader van de sluitende aanpak dak- en thuisloze jongeren zien wij een belangrijke rol weggelegd voor deze Zorgtafel. Deze rol moet nog verder ontwikkeld worden. In het plan dat als bijlage bij deze nota is gevoegd staat hoe wij dit willen doen. De kosten voor de Zorgtafel zijn op jaarbasis € 61.926. Het plan vasthouden/outreachend werken voorziet in een aanpak waarbij, vanuit de contacten die het ambulant jongerenwerk en/of straathoekwerk met een jongere hebben gelegd, heel gericht hulpverlening via R75 ingezet wordt. Het plan voorziet er in de eenmaal gesignaleerde en toegeleide jongere ook "vast te houden", intensief te begeleiden en aan de hand mee te nemen waar nodig. Vanuit de inzet die op straat is gepleegd wordt gewerkt aan het verder uitbreiden van de vertrouwensbasis om hulpverlening mogelijk te maken. Voorlopig kiezen wij er voor om R75 uitbreiding te bieden tot en met eind 2008. De resultaten zullen wij evalueren: zowel qua inzet van R75 als de aansluiting en samenwerking van R75 met het jongerenwerk en straathoekwerk. De kosten voor uitbreiding inzet van R75 voor 30 jongeren bedragen € 78.846 op jaarbasis. Voor het verbeteren van de kwaliteit van de opvang en de aansluiting op de zorg is er één activiteit waarvoor een subsidie bij de gemeente wordt aangevraagd. Het betreft de realisatie van een nachtopvang voor jongeren. Nachtopvang is een laagdrempelige voorziening, waar dak- en thuislozen terechtkunnen voor basale levensbehoeften: bed, bad en brood. Op dit
3
moment wordt op twee locaties in Nijmegen nachtopvang aangeboden waar jongeren terecht kunnen. Aan de Nieuwe Dukenburgseweg voor (niet-verslaafde) dak- en thuislozen en bij de NUNN. Deze voorzieningen zijn minder geschikt om jongeren op te vangen. Het is beter om jongeren die relatief kort dakloos zijn niet in aanraking laten komen met langdurig daklozen en verslaafden. Op dit moment is er echter geen alternatief en zien wij in toenemende mate dat jongeren een plek zoeken bij de NUNN of bij de Nieuwe Dukenburgseweg. Het is beter om ze een plek te bieden in een omgeving waarin de hulpverlening is ingesteld op jongeren en waar mogelijkheden zijn om op laagdrempelige wijze jongeren verder door te geleiden naar hulp. Sancta Maria kan dit bieden. Voorgesteld wordt om hier 5 plaatsen nachtopvang voor jongeren te realiseren. Bijkomend voordeel is dat hiermee de druk op de nachtopvang de Hulsen ook wordt verlicht (bezettingsgraad > 100%). Daarnaast past het prima in de ontwikkelingen rond Sancta Maria tot een leerwerkhuis voor jongeren. De kosten gemoeid met deze voorziening van 5 plaatsen zijn: € 82.850 op jaarbasis. In het kader van het verbeteren van het woonaanbod zijn en worden met name Awbz initiatieven geïnitieerd, waaronder een woonzorgvoorziening voor tienermoeders. Voor tienermoeders is er op dit moment geen voorziening behalve het project Rebound dat is gericht op tienermoeders en dak- en thuisloze jongeren. Wij willen dit project, in ieder geval in afwachting van realisatie van een andere voorziening, continueren. De kosten van continuering Rebound bedragen € 91.520 op jaarbasis. De plannen zijn opgesteld door en in samenwerking met de betrokken instellingen en kunnen rekenen op een breed draagvlak. In het project is niet alleen in de eerste fase, maar ook in de tweede (uitwerkings)fase zeer nauw samengewerkt met de instellingen. De plannen zijn ontstaan vanuit werk- en projectgroepen en hebben daarmee een breed draagvlak. Bijkomend voordeel van deze werkwijze is geweest dat instellingen elkaar beter hebben leren kennen en beter zijn gaan samenwerken. De plannen geven hier ook nadrukkelijk uiting aan, ze hebben veelal een multidisciplinair karakter. 2. Het onderzoek “18 minners (z)onder dak” bevestigt de noodzaak om meer nog dan nu het geval is te investeren in de aanpak van de dak- en thuislozenproblematiek van jongeren. Een onderzoek naar de doelgroep dak- en thuisloze jongeren onder de 18 jaar maakte onderdeel uit van de sluitende aanpak. Aanleiding voor dit onderzoek naar de doelgroep 18vormt de vraag van gemeente en instanties naar de behoefte aan opvangmogelijkheden voor deze groep jongeren. Niet alleen kwantitatief (omvang doelgroep), maar ook kwalitatief (hulpbehoefte). In de bijlagen bij dit voorstel is het volledige onderzoek te lezen, inclusief een korte samenvatting. Het onderzoek van de afdeling O&S “18 minners (z)onder dak” toont aan dat een behoorlijke groep jongeren feitelijk of dreigend dak- of thuisloos is. In het onderzoek wordt een aantal van 40 tot 73 jongeren onder de 18 jaar genoemd. Voor ons vormt dit de bevestiging van de noodzaak tot het realiseren van een sluitende aanpak en verder wegwerken van de knelpunten in de aanpak. Dit voorstel vormt daar een belangrijk onderdeel van.
4
4
Risico’s
5
Financiën
De dekking voor realisatie van de plannen kan voor een deel (€ 129.351 in 2007 en € 250.472 in 2008= € 379.823) worden gevonden binnen het programma maatschappelijk opvang (9330) en het programma Jeugd (9420). Voor een deel willen we een aanvraag doen bij de Provincie (€ 43.593 in 2007 en € 174.370 in 2008 = € 217.963). Wij zullen hiertoe een subsidieaanvraag indienen. Indien deze subsidieaanvraag niet wordt gehonoreerd kiezen wij ervoor om de nachtopvang en de reboundvoorziening niet in het programma op te nemen. In 2008 zal worden gezocht naar financiering voor de jaren 2009 en verder.
In het onderstaande overzicht zijn de plannen waarvoor gemeentelijke bekostiging wordt gevraagd nog eens op een rijtje gezet inclusief de financiële consequenties: Doelstelling
Plan
A. Verbeteren signalering en aansluiting op de zorg
Pilot vasthouden/outreachend werken
€ 40.000
€ 78.846
Pilot signaaloverleg/Uitbreiding straathoekwerk (centrum en Dukenburg) Zorgtafel
€ 27.425
€ 109.700
€ 61.926
€ 61.926
€ 20.713
€ 82.850
€ 22.880
€ 91.520
€ 172.944
€ 424.842
B.
Verbeteren kwaliteit opvang en aansluiting van de zorg C. Verbeteren woonaanbod Totaal kosten
*
Nachtopvang jongeren (5 plaatsen)
Rebound (continuering project voor zwerfjongeren/tienermoeders, 8 plaatsen)
Kosten 2007*
Kosten 2008
daar waar bedragen afwijken van kosten op jaarbasis hebben wij gerekend met de kosten bij start vanaf 1
oktober
Zoals bij de risicoparagraaf omschreven kunnen wij een deel van de dekking vinden binnen het programma maatschappelijke opvang. Voor het jaar 2007 gaat het om een bedrag van € 89.351 te dekken uit het product internaatszorg dak- en thuislozen (60649). Daarnaast wordt voor het jaar 2007 dekking gevonden binnen het programma jeugd, product ambulant jongerenwerk (61119) dat hiertoe voldoende ruimte biedt. Voor het jaar 2008 gaat het om een bedrag van € 250.472 dat wordt gedekt vanuit het produkt internaatszorg dak en thuislozen (60649). Voor het restant van de benodigde, een bedrag van € 217.963 voor 2007 en 2008 wordt een subsidieaanvraag gedaan bij de Provincie. Indien deze aanvraag niet wordt gehonoreerd zullen wij het plan voor de nachtopvang en de reboundvoorziening niet subsidiëren.
5
6
Communicatie
7
Uitvoering en evaluatie
Er is binnen de projectstructuur uitgebreid overleg geweest met de instellingen over de adviezen en plannen. De instellingen zullen allen op de hoogte gebracht worden van de besluitvorming door de Raad. De partijen van wie de subsidieaanvraag middels dit voorstel wordt gehonoreerd zullen via de beschikkingen worden geïnformeerd. Het betreft vooralsnog projecten die doorlopen tot in 2008. Uiterlijk drie maanden voor afloop van de projectperiode zal de evaluatie gemaakt zijn, waarna besluitvorming plaatsvindt over het al dan niet continueren van de projecten.
College van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen, De Burgemeester,
De Secretaris,
mr. Th.C. de Graaf
P. Eringa
Bijlage(n):
onderzoek 18-, adviezen, plannen en subsidieaanvragen
6
DIRECTIE REGIO ZUID
Gemeente Nijmegen College van Burgemeester en Wethouders Postbus 9105 6500 HG NIJMEGEN 04
CORRESPONDENTIEADRES POSTBUS
6937
6503 GK NIJMEGEN BEZOEKADRES BREDESTRAAT
168
6543 ZZ NIJMEGEN
DATUM
15 mei 2007 AFDELING/CONTACTPERSOON
I. Hendriks KENMERK
BETREFT
Subsidieaanvraag nachtopvang jeugd 2007
Geacht college, Onder regie van de gemeente Nijmegen werken wij momenteel met een aantal collegainstellingen aan een sluitende samenwerking en een adequaat zorgaanbod voor daken thuisloze jongeren. Sancta Maria vervult hierin een belangrijke rol, als opvangvoorziening voor deze doelgroep. Naast de bestaande 24-uursopvang, is het wenselijk om bij Sancta Maria ook nachtopvang aan jongeren te bieden. Nachtopvang is een laagdrempelige voorziening, waar dak- en thuislozen terechtkunnen voor basale levensbehoeften: bed, bad en brood. Op dit moment bieden wij op twee locaties in Nijmegen nachtopvang. In het MFC voor verslaafden, aan de Nieuwe Dukenburgseweg voor niet-verslaafde dak- en thuislozen. Beide voorzieningen vinden wij ongeschikt om jongeren op te vangen. We willen jongeren die relatief kort dakloos zijn niet in aanraking laten komen met langdurig daklozen en verslaafden. Jongeren identificeren ook zich niet met deze groepen. Omdat er nu geen alternatief is, gaan jongeren nu echter wel naar de nachtopvang aan de Nieuwe Dukenburgseweg. Het is mogelijk om op korte termijn en zonder ingrijpende maatregelen een nachtopvang voor jongeren te starten in de bestaande opvang van Sancta Maria, aan de Bredestraat in Nijmegen. Hiermee creëren we een plek waar jongeren, voor wie de 24-uursopvang nog een te hoge drempel heeft, veilig kunnen slapen, een maaltijd kunnen nuttigen en hun verhaal kwijt kunnen. Via de nachtopvang komen deze jongeren in beeld en kunnen we hen proberen te motiveren om hulp en ondersteuning te aanvaarden voor hun (vaak complexe) problematiek. We schatten in dat een opvang van 5 bedden voldoende is om aan de huidige behoefte te voldoen. Omdat we de voorziening aanbieden in de bestaande bouw en organisatie van Sancta Maria en omdat het voorlopig een aanvraag voor een jaar betreft, zijn de kosten relatief beperkt. Het benodigde bedrag, tevens het bedrag dat wij
TEL .
(024) 890 20 17
hierbij willen aanvragen, bedraagt € 82.850. Hiermee kunnen wij vanaf najaar 2007, voor 1 jaar 5 plaatsen nachtopvang voor jongeren bieden, op de locatie Sancta Maria. Een onderbouwing van dit bedrag vindt u in de begroting aan het einde van deze aanvraag.
Beschrijving nachtopvang voor jongeren Doelstelling en doelgroep Het voorzien in de basale levensbehoeften (bed, bad, brood) van dak- en thuisloze jongeren tot 23 jaar, die vooralsnog geen gebruik willen maken van de overige 24 uurs voorzieningen. Contra-indicaties voor de nachtopvang zijn ernstige psychiatrische en/of harddrugsproblematiek. Openingstijden en verblijfsduur De nachtopvang is het hele jaar 7 dagen per week geopend, van 17.00 uur tot 08.00 uur (en tot 08.30 uur in het weekend) Het aantal overnachtingen per bezoeker moet nader worden bepaald. Gezien de leeftijd van de doelgroep streven we er naar om jongeren snel vanuit de nachtopvang naar een passende vorm van wonen of 24-uursopvang te leiden, alwaar ook de benodigde zorg en begeleiding geboden kan worden. Aanmelding en intake Aanmelding is mogelijk elke dag tussen 16.30 en 22.00 uur bij de begeleiders. De intake vindt summier plaats en omvat de registratie van enkele persoonsgegevens. De beoordeling voor opname vindt plaats door de dienstdoende begeleider. Facilitaire diensten - verstrekking van eenvoudige warme en broodmaaltijden, koffie/thee - douchegelegenheid - aanwezigheid van een afsluitbare kast voor het opbergen van persoonlijke spullen - gelegenheid voor kleding wassen Werkwijze De begeleiding ziet toe op naleving van de huisregels, de rust en veiligheid binnen de voorziening. Daarnaast regelen ze de huishoudelijke verzorging, zonodig het medicijnbeheer en bestaat hun taak uit het motiveren en beïnvloeden van de jongeren in het verbeteren van hun leefsituatie. Tevens signaleren zij hulpvragen en probleemsituaties en verwijzen ze in deze door naar het straathoekwerk, R75, etc. (zodat ze zonodig aangemeld kunnen worden bij de Zorgtafel).
Realisatie en begroting De nachtopvang is op korte termijn en zonder grote ingrepen/investeringen te realiseren in het hoofdgebouw van Sancta Maria. Dit zal een tijdelijke voorziening zijn, met het oog op onze toekomstplannen om in Sancta Maria een Leerwerkhuis te ontwikkelen. Wij streven er naar om nog voor de aanstaande zomervakantie een “go or no- go” besluit over deze plannen te nemen. Afhankelijk van de beschikbare middelen zal de nachtopvang later een plek krijgen in de bovengenoemde plannen.
2
Begroting De kosten voor de nachtopvang voor jongeren kunnen worden beperkt, doordat de nachtopvang opgenomen wordt in de bestaande opvang in Sancta Maria. De begroting ziet er op jaarbasis als volgt uit (prijspeil 2007):
Omschrijving
€
Personeelskosten 1,5 fte (groepsleiding, inzet wordt gecombineerd met avond-, nacht- en vroege dienst van SaM) Overhead (adm.- dir. – afdelingsman.)
60.400 9.000 -
Materiële kosten Huisvesting (schoonmaak, verzekering, energie, etc.) Huur pand Organisatiekosten (telefoon, drukwerk, kantoorkosten) Voedingskosten 5*6*365 (-/- eigen bijdrage € 5000) Waskosten Totaal
2.500 5.950 5.000 82.850
Tot slot Voor nadere informatie over deze aanvraag kunt u contact opnemen met mw. I. Hendriks, projectmanager Jeugd (06 12 44 66 84).
Met vriendelijke groet,
W. Teering, Directeur Regio Zuid
3
Offerte voor inzet straathoekwerk Jongerenteam IrisZorg regio Zuid ten behoeve van contactlegging met dak- en thuisloze jongeren in Dukenburg Hieronder vindt u de offerte voor de inzet van straathoekwerk van het Jongerenteam Iriszorg in Dukenburg. Deze inzet is in het advies van de Werkgroep Aanpak Straathoekwerk opgenomen, na bestuurlijk overleg met betrokken instellingen. De inzet wordt geleverd in het kader van de plannen die in Dukenburg worden ontwikkeld door Tandem. De inzet wordt gekoppeld aan die van het ambulant jongerenwerk van Tandem, en zal in nauwe samenwerking met betrokken instellingen, en conform de adviezen van de Werkgroep Aanpak Straathoekwerk en het bestuurlijk overleg in dat kader worden gerealiseerd. Taken van de straathoekwerker zijn: -
het opsporen van, en contactlegging met, dak- en thuisloze jongeren in Dukenburg; het in kaart brengen van aard en omvang van de problematiek; verwijzen van jongeren naar relevante hulp; deelname aan het Signaaloverleg rond casuïstiek; deelname aan verder relevant overleg.
Jongeren worden na contactlegging en screening op leefgebieden voorgelegd in het Signaaloverleg, dat iedere vier weken bijeen komt. Dit overleg wordt voorgezeten door Tandem; deelnemers zijn: politie, Inter-Lokaal, Boerderij Meijhorst, straathoekwerk IrisZorg, Antillianenproject IrisZorg (op afroep), en Tandem ambulant jongerenwerk. Alle partners kunnen signalen inbrengen, en het straathoekwerk de opdracht geven om contact met de betreffende jongere te zoeken. Nauwe samenwerking in de opsporing en contactlegging zal plaatsvinden met de ambulant werkers van Tandem. In het Signaaloverleg wordt dan de casus beoordeeld en wordt verdere verwijzing van de jongere (naar reguliere hulp, eventueel via de Zorgtafel) aangestuurd. Naast opsporing en screening zal het traject dat de jongere doorloopt worden ‘bewaakt’ door de straathoekwerker, om terugval en uitval te voorkomen. Doel van de inzet van het straathoekwerk zal zijn om 15 tot 20 jongeren naar het Signaaloverleg te verwijzen. De inzet die wij voorstellen bedraagt 20 uur. Hiervan zijn 16 uur beschikbaar voor directe contactlegging en verwijzing van dak- en thuisloze jongeren naar relevante hulp, met het Signaaloverleg als plaats waar deze verwijzingen plaatsvinden. 4 uur zijn daarnaast nodig voor deelname aan intern en extern overleg, en voor deskundigheidsbevordering.
Offerte Inzet van een straathoekwerker t.b.v. contactlegging met dak- en thuisloze jongeren in Dukenburg 20 uur bruto per week
1
€ 52.000 per jaar.1
Prijspeil 2007, gebaseerd op een uurprijs van € 84 per direct uur en 624 directe uren op jaarbasis.
Project sluitende aanpak dak- en thuisloze jongeren Nadere uitwerking van de plannen van aanpak van: - outreachende aanpak - vasthouden - Ontwikkeling zorgtafel
Op basis van de voorgaande plannen van aanpak betreffende advies inbedding zorgtafel, plan van aanpak outreachende aanpak en vasthouden stellen we voor deze drie onderdelen waar mogelijk in samenhang aan te pakken. Het gaat om de volgende functies: - contact maken; - vasthouden; - screenen / diagnostiek tbv het uitzetten van traject / hulp; - drempelloze doorgeleiding naar passende hulp; Om de beschreven plannen en bovenstaande functies meer vorm te geven en te verankeren in de verschillende organisaties stellen we voor in een pilotfase te onderzoeken hoe de genoemde succesfactoren gerealiseerd kunnen worden, waar mogelijk en nodig in samenwerking, met als doel te voldoen aan de evaluatie criteria.
Outreachende aanpak: Onder outreachende aanpak verstaan we hier vindplaatsgericht en voor (en achter) de voordeur werken vanuit de zorginstellingen. Het gaat hierbij om: - screening - hulp bij indicatiestelling - koppeling aan juiste hulpverlener en hulpaanbod - warme overdracht Deze werkwijze wordt voor een deel al toegepast bij de verschillende zorginstellingen. Het gaat bij het verder ontwikkelen van deze aanpak om het beleidsmatig verankeren en de verdere uitwerking in afspraken / protocollen. Bij R75 is deze werkwijze reeds jarenlang met succes toegepast. De afgelopen tijd kan R75 echter onvoldoende outreachend werken gezien deze werkwijze door het groeiend aantal hulpverleningscontacten in de verdrukking is gekomen. Ook de snelle vervolghulp en intensieve werkwijze kan onvoldoende gegarandeerd worden. Met de PR van de meldingsmogelijkheid en verwijslijnen, en de uitbreiding van het straathoekwerk is de verwachting dat er nog meer jongeren voor hulp zullen komen. R75 vraagt hiervoor capaciteitsuitbreiding. Evaluatiecriteria: - hoeveel individuele hulpcontacten er tot stand zijn gekomen; dwz aantal aanmeldingen zorgtafel - verdeling van casemanagement per instelling
-
uitkomsten van de zorgprogramma’s (traject) hoeveel aanmeldingen van de zorgtafel uit zicht zijn geraakt en met hoeveel opnieuw contact is gelegd middels outreachende werkwijze
Vasthouden Onder vasthouden verstaan we hier extra inspanningen van zorginstellingen om (potentieel) dak en thuisloze jongeren vast te houden binnen de hulp. Het gaat om: - snelle vervolghulp op zorgtafel verzoek - zorgprogramma zorgtafel honoreren - uitval melden aan casemanager - andere werkwijze bij de uitvoering van de hulp (achterna bellen/sms-en en huisbezoeken en contact met netwerk van de jongere zoeken) - nazorg detentie uitproberen en ontwikkelen Deze, vooral bij R75, al ver ontwikkelde werkwijze zal binnen de projectperiode ook binnen de andere instellingen geïmplementeerd worden. (o.a. door de zorgtafelpartners kennis en ervaring mbt de doelgroep laten verspreiden in de eigen organisatie b.v. mbv (folder)materiaal vanuit de zorgtafel) Ook hierbij geldt dat deze intensieve werkwijze veel capaciteit vraagt die momenteel bij R75 niet voldoende aanwezig is. Evaluatiecriteria: - hebben er gesprekken plaats gevonden binnen de instellingen om kennis en ervaring over te dragen - protocol terugkoppeling hulptraject - ontwikkeling van contracten en implementatie om woon / zorg programma’s vast te leggen - verslag van soorten zorgprogramma’s die zijn uitgevoerd - verdeling van casemanagement per instelling - hoeveelheid woon / zorg trajecten en hoeveelheid voortijdig beëindigd zijn
Ontwikkeling zorgtafel De zorgtafel biedt in de zorgketen voor zwerfjongeren screening, diagnose en het volgen door multidisciplinaire bespreking van de problematiek. Op dit moment is er sprake van 28 aanmeldingen en er worden nog 10 a 15 aanmeldingen verwacht in 2007. Er wordt casemanagement toebedeeld en een zorgprogramma afgesproken waarin verschillende instellingen een rol hebben onder regie van de casemanager. De zorgtafel is in ontwikkeling en ook voor de komende periode wil de zorgtafel binnen dit project een aantal aspecten verder vorm geven. - heldere beschrijving van doel/werkwijze, meldingsprocedure en terugkoppeling naar de melder - implementatie van bovenstaande mbv communicatieplan - registratie en rapportage - aanpak meldingen en samenwerking MBZ - casemanagement verder ontwikkelen als werkwijze in de richting van instellingsdoorsnijdend en -overstijgend
-
-
convenanten aanpassen of voorstel van aanpassing te maken (succesfactor: convenant waarmee instellingen zich verplichten deze doelgroep met voorrang in zorg te nemen; bekendheid van werkwijze zorgtafel binnen de instellingen) betrekken van de jongere bij screening en diagnose op andere (creatieve onorthodoxe) manieren
Voor het verder ontwikkelen van het casemanagement, waar een stevige opdracht ligt voor de zorgtafel, is het wenselijk om de ingezette deskundigheidsbevordering in de vorm van externe training voort te zetten de komende projectjaren. Hiervoor is aanvullende financiering nodig. Evaluatiecriteria: - er ligt een heldere beschrijving van doel en werkwijze/ meldingsprocedure en terugkoppelingsformulier - implementatie van bovenstaande heeft plaatsgevonden - er vindt structureel registratie plaats - rapportage na 2 jaar - werkwijze aanpak meldingen is gereed en operationeel - er heeft deskundigheidsbevordering plaatsgevonden - er zijn afspraken met de betrokken instellingen over het casemanagement Voorstel is om voorgaande voor een projectperiode van 3 jaar uit te zetten. Dit betekent dat er na 1 jaar een eerste cijfermatige rapportage volgt. Na het 2 e jaar volgt een eerste inhoudelijke rapportage waarin de werkwijze en eerste protocollen beschreven zijn. Na het 3e jaar kan er nader gerapporteerd worden over de opbrengsten.
Financiële vertaling Begrote ureninzet Voor 2006 zijn de uren voor de outreachende aanpak geregeld. Vanaf januari 2007 is er een nieuwe situatie aangezien de gemeente de verantwoordelijkheid voor de OGGZ gelden overneemt. Hieronder een overzicht van de gewenste inzet en financiering: instelling
De Grift R75* GGZ MEE
Uren nodig voor outreachende aanpak zwerfjongeren 4 uur 6 uur p/wk (zorgtafel) 4 uur p/wk (zorgtafel) 4 uur p/wk (zorgtafel) 16 uur per jaar (deskundigheidsbevordering in vorm van meelopen straathoekwerk)
Voorzitterschap zorgtafel
3 uur
projectleiding en coördinatie**
5 uur
Deskundigheidsbevord ering zorgtafel tbv deelnemende instellingen Capaciteitsuitbreiding snelle vervolghulp R75
2 dagdelen per jaar inzet externe deskundige
Productie uitbreiding van 89 (incl. 27 gefinancieerd door provincie) naar 120
* R75 heeft een uitbreiding van productie nodig van 89 naar 120 op jaarbasis om snelle vervolghulp en intensieve werkwijze voor multi-problemjongeren te kunnen leveren ** Om het project en de genoemde beschrijvingen te realiseren is er 2,5 uur aan projectleiding / coördinatie toegevoegd.
Kosten v.a. januari 2007 instelling
Kosten op jaarbasis*
De Grift
15.078,00 euro
R75
16.752,06 euro
GGZ
5760,00 euro
MEE
12.148,20 euro
voorzitterschap
Projectleiding / coördinatie R75
Aanvullend te financieren? Nee, continuering productafspraken v.a. jan. 2007 Nee, continuering OGGZ inzet v.a. jan. 2007 Nee, continuering OGGZ inzet v.a. jan. 2007 Nee, continuering voorlopige inzet bemoeizorg v.a. jan. 2007 tot 1 jan. 2008; v.a. 2008 WMO?
Deskundigheidsbevordering regulier 8.376,03 Nee, continuering OGGZ inzet v.a. jan. 2007, 13.960,05
Deskundigheidsbevord 2.000,00 euro ering zorgtafel tbv deelnemende instellingen 78.845,39 Uitbreiding capaciteit R75 van 89 naar 120 (intensieve werkwijze en snelle vervolghulp)
Financiering door Gemeente (in 2006 OGGZ) Gemeente (in 2006 OGGZ) Gemeente (in 2006 OGGZ) AWBZ
(v.a. jan. 2008 gemeente?) AWBZ Gemeente (een deel in 2006 OGGZ)
Ja, uitbreiding ivm Gemeente coördinatie van project Nee, continuering Gemeente OGGZ inzet v.a. jan 2007 Ja
* Voorstel is deze inzet voor 3 projectjaren te garanderen
Gemeente
Pilot Signaaloverleg Dukenburg concept versie 3, 28 juni 2007 Doel - Delen van informatie en van signalen betreffende dak- en thuisloze jongeren tot 23 jaar in het gebied - Uitwisselen van signalen, afspraken maken wie de signalen eventueel nader onderzoekt en wie eventueel actie onderneemt. In geval het gaat over personen is de privacywetgeving aan de orde. Het gaat natuurlijk om wederzijds vertrouwen. Het moet niet zo zijn dat de informatie die men krijgt van de ander aan de jongere wordt doorgegeven. We proberen wel zo veel mogelijk met toestemming van de betreffende persoon de zaak te bespreken. Als dat niet het geval is, moet het goed afgesproken worden hoe er met de informatie wordt omgegaan en tot wanneer iemand zonder toestemming kan worden besproken. Doelgroep - dak en thuisloze jongeren tot 23 jaar of jongeren die risico lopen tot deze doelgroep te gaan horen. - Aantal jongeren Boognetwerk moet er minimaal 20 per jaar bespreken. Zou voor deze doelgroep minstens 5 kunnen zijn?
Frequentie 1 x 4 weken, daarna kan frequentie, afhankelijk van resultaten, naar 1 x 6 weken. Partners - Politie - Interlokaal (JC de Boerderij) - Interlokaal (dependance Meijhorst) - Iriszorg (straathoekwerk) - Iriszorg (TULA) - Tandem ambulant jongerenwerk - Tandem coördinatie (Boog coördinatie) Werkwijze: Er wordt gewerkt met signaalformulieren (bijlage) De partner die een signaal krijgt vult het formulier in en stuurt deze naar de partners. Vervolgens wordt het signaal besproken in het overleg en wordt op het formulier vastgelegd welke actie en wie actie onderneemt. Vaak zal het straathoekwerk de partner zijn die actie onderneemt. Hiertoe is uitbreiding van het straathoekwerk nodig. Er is een directe lijn met R75 via Iriszorg. Formulieren worden elke bijeenkomst nagelopen. Als een signaal niet meer aanwezig is of er is geen actie nodig of er is met succes doorverwezen, en een signaal hoeft niet gevolgd te worden, wordt een formulier afgesloten. De coördinator heeft de volgende taken: Taken tbv de netwerkvergaderingen - Leidt en verzorgt de netwerkvergaderingen en treft daartoe de nodige voorbereidingen - Zorgt voor verslaglegging en registratie signaalformulieren. Signaalformulieren dienen tevens als verslag en rapportage. - Heeft de gespreksleiding met als doel komen tot werkafspraken - Begeleidt het proces Taken tbv het volgen en monitoren van lopende cases
-
Onderhoudt de contacten met de partners binnen en buiten het netwerk Oefent controle uit op de gemaakte afspraken
Looptijd September 2007-augustus 2008 (1jaar) Tussenevaluatie na 1 jaar Evaluatie na 1 jaar Advies over vervolg na 1 jaar door Tandem. Evaluatiecriteria - aantal besproken signalen - aantal gesignaleerde (dak- en thuisloze) jongeren - aantal jongeren waarmee contact is gelegd (door straathoekwerk) - aantal trajecten richting doorverwijzing? - aantal doorverwijzingen
Het moet nadrukkelijk gaan om jongeren die niet in het Boognetwerk naar een traject geleid kunnen worden door problematiek of leeftijd. Doordat de Boog coördinator van Tandem ook dit overleg voorzit, is bekend welke jongeren al in het Boognetwerk worden of zijn besproken.
Kosten • Voor deelname Politie aan dit overleg moet min. 6 weken van te voren een aanvraag worden gedaan i.v.m. de planning. •
Binnen huidige inzet: deelname aan het overleg door alle partners 1 x 4 weken overleg 1,5 uur (10 bijeenkomsten)
•
Alle inzet wordt geregeld binnen de gemeentelijke opdracht voor extra ambulant jongerenwerk Tandem: - Tandem coördinatie: 1x 4 weken bijeenkomst a 1,5 uur = 15 uur Voorbereiding, verslaglegging en rapportage 3 uur per keer = 30 uur Totaal is dan 45 uur. - Tandem ambulant jongerenwerk voor deelname overleg plus inzet op straat i.s.m. Iriszorg: de verdeling van deze uren vindt plaats in overleg met de wijkmanager van DWS.
Ism Straathoekwerk vindt inzet plaats in het opzoeken van de doelgroep, deze in te brengen in het signaaloverleg van waaruit vervolgens individuele trajecten worden uitgezet. Deze trajecten worden vanuit het overleg gestuurd. • Iriszorg extra straathoekwerk:…………….. (Zal door Iriszorg worden bepaald)………………………. ………….
Offerte voor uitbreiding uren straathoekwerk Jongerenteam IrisZorg regio Zuid ten behoeve van contactlegging met dak- en thuisloze jongeren in het stadscentrum van Nijmegen Hieronder vindt u de offerte voor de uitbreiding van de uren die het straathoekwerk van het Jongerenteam Iriszorg in het stadscentrum inzet. Deze uitbreiding wordt in het advies van de Werkgroep Aanpak Straathoekwerk als advies opgenomen. Voor een motivering van deze offerte verwijzen wij hierbij gaarne naar genoemd advies. Enige aantekening is dat in het advies sprake is van het onderbrengen van een deel van het straathoekwerk bij een andere instelling dan voorheen De Grift, omdat deze instelling teveel zou focussen op verslaving. Sinds de fusie met de opvang van Passade en Arcuris is het aanbod van IrisZorg breder geworden. In bestuurlijk overleg werd uitgesproken dat de wens bestaat om het straathoekwerk geheel bij IrisZorg onder te brengen. De huidige inzet Straahoekwerk is te krap. Om de criteria zoals deze in het advies zijn opgenomen (30% méér contacten, en 50 % méér verwijzingen) uit te kunnen voeren pleiten wij voor de inzet van twee straathoekwerkers. De inzet van één straathoekwerker leverde voorheen, naast de te krappe capaciteit, problemen op rond uitvoer, terugkoppeling en veiligheid. Taken van de straathoekwerkers zijn: -
het opsporen van, en contactlegging met, dak- en thuisloze jongeren in het stadscentrum van Nijmegen; het in kaart brengen van aard en omvang van de problematiek; verwijzen naar relevante hulp; deelname aan het Signaaloverleg rond casuïstiek; deelname aan verder relevant overleg.
Jongeren worden na contactlegging en screening op leefgebieden voorgelegd in het Signaaloverleg (iedere vier weken). Dit overleg wordt voorgezeten door Tandem; deelnemers zijn: politie, straathoekwerk IrisZorg, en Tandem ambulant jongerenwerk. Alle partners kunnen signalen inbrengen, en het straathoekwerk de opdracht geven om contact met de betreffende jongere te zoeken. Nauwe samenwerking in de opsporing en contactlegging zal plaatsvinden met de ambulant werkers van Tandem. In het Signaaloverleg wordt dan de casus beoordeeld en wordt verdere verwijzing van de jongere (naar reguliere hulp, eventueel via de Zorgtafel) aangestuurd. Naast opsporing en screening zal het traject dat de jongere doorloopt worden ‘bewaakt’ door de straathoekwerker, om terugval en uitval te voorkomen. Doel van de totale inzet van het straathoekwerk zal zijn om 35 tot 40 jongeren naar het Signaaloverleg te verwijzen. De uitbreiding die wij voorstellen bedraagt 22 uur. Hiervan zijn 18 uur beschikbaar voor directe contactlegging en verwijzing van dak- en thuisloze jongeren naar relevante hulp, met het Signaaloverleg als plaats waar deze verwijzingen plaatsvinden. 4 uur zijn daarnaast nodig voor deelname aan intern en extern overleg, en voor deskundigheidsbevordering.
Offerte voor de extra inzet van een straathoekwerker ten behoeve van de contactlegging met dak- en thuisloze jongeren in het stadscentrum.
22 bruto uur per week
1
€ 57.7001
Prijspeil 2007. Gebaseerd op een uurprijs van € 84 per direct uur en 687 directe uren.
Advies signaleren en aansluiting van de zorg
1. Inleiding In de kennismakingsronde langs de instellingen constateerde de projectleider dat de signalering op straat en de aansluiting op de zorg haperde. Gemeente en projectleiding besloten een werkgroep te installeren om de problemen met betrekking tot het signaleren te analyseren. De werkgroep besprak in een aantal bijeenkomsten de problematiek en de projectleider vertaalde dit in onderliggend advies. Aan de werkgroep namen deel: De Grift R75 GGZ Tandem Politie Het Interlokaal (later toegetreden)
2. Definiëring Onder signaleren verstaan we hier: inschatten of een jongere een (potentiële) zwerfjongere zou kunnen zijn en verwijzen. Dit advies heeft met name betrekking op het signaleren op straat en de aansluiting van de zorg. De plaats van signaleren in het primaire proces voor (geïndiceerde) hulp aan zwerfjongeren ziet er momenteel als volgt uit: Signaleren
Screenen
Outreachende hulp
Indiceren
Hulp
Nazorg
3. Beschrijving van de bestaande situatie
Signaleren op straat Politie, ambulant jongerenwerk centrum (Tandem), het algemene straathoekwerk en het specifieke straathoekwerk voor zwerfjongeren van de Grift signaleren de jongeren op de straat. In het centrum kan politie het ambulant jongerenwerk inschakelen, wanneer ze groepjes overlastgevende jongeren signaleert. Individuele probleemjongeren kan men toeleiden naar de Grift of R75. De Grift en het ambulant jongerenwerk gaan zelf ook actief af op jongeren op straat, in koffieshops of kroegen. Signalen voor een individuele aanpak zijn o.a. excessief middelengebruik, schulden, geen stabiele woonplek, vermoeden van psychiatrische problematiek. Buiten het centrum signaleert politie en (ambulant) jongerenwerk en in de aanpak/attentiewijken kunnen de signalen (voor minderjarigen) vervolgens besproken worden in de Boognetwerken.
Signaaloverleg in het centrum Eens in de 6 weken bespreken politie centrum, ambulant jongerenwerk en de Grift de groepjes jongeren die overlast veroorzaken. Tandem bekijkt welke jongerenactiviteiten er mogelijk zijn. De Grift legt contact met individuele jongeren en probeert te achterhalen wat de problematiek van de jongere is en/of er (en welke) vervolghulp nodig is. Zo nodig vindt toegeleiding plaats. V06 10MW-mlv
1
Kunstproject Binnen de aanpak zwerfjongeren van de Grift is er het kunstproject. In deze dagbestedingsactiviteit voor jongeren van de straat en Sancta Maria brengt men jongeren in beweging en worden de eigen mogelijkheden van jongeren aangesproken. Voor de jongere is het een positieve ervaring met zichzelf en anderen die bijdraagt aan zingeving. Daarnaast bindt de activiteit de jongere aan de Grift medewerker, waardoor er openingen komen om ook naar andere levensterreinen te kijken en hiermee aan de slag te gaan.
Zorgtafel De zorgtafel, een project vanuit de Nim en gefinancierd met OGGZ-gelden, is een multi-disciplinair overleg om jongeren met complexe problematiek te bespreken, casemanagement toe te wijzen en de zorg te coördineren. Deelnemers zijn: R75 de Grift GGZ Mee Sancta Maria De zorgtafel komt eens in de twee weken bij elkaar. De Grift kan in het centrum gesignaleerde jongeren inbrengen en samen met andere partijen de problematiek verhelderen en een integraal hulpplan maken voor (of met) de jongere. De partij die het casemanagement op zich neemt, verzorgt tevens de screening, wanneer geïndiceerde hulp nodig is (voor psychische problematiek is dit de GGZ, voor LVG-problematiek is dit MEE).
Verwijslijnen Hieronder is schematisch weergegeven hoe bij complexe problematiek de verwijslijnen van signalen bij jongeren in het centrum lopen.
Jongeren 18+ centrum Politie Tandem Grift Jongeren 18Centrum Politie Tandem
Signaaloverleg centrum
Grift
Collega politie Boogwijk Collega Tandem Boogwijk
Boognetwerk
zorgtafel
Boognetwerk
het signaaloverleg bestaat uit politie centrum ambulant jongerenwerk centrum, straathoekwerk de Grift (1 maal in 6 weken) de zorgtafel bestaat uit de Grift, R75, GGZ, MEE, Sam (1 maal in 2 weken)
Outreachende hulp Bij outreachende hulp gaat het hier om hulp die erop gericht is om het hulpcontact zo snel mogelijk tot stand te brengen/in stand te houden bij (potentieel) dak- en thuisloze jongeren die belemmeringen ervaren om zelf hulp te vragen of snel afhaken. V06 10MW-mlv
2
De Grift biedt een vorm van outreachende hulp door inzet van straathoekwerk aan zwerfjongeren. Tevens zorgt de Grift voor een ‘warme overdracht’ naar andere hulpverlening. De GGZ werkt outreachend (3 uur per week vanuit OGGZ-gelden) door met jongeren met GGZproblematiek, die toegeleid worden door de Grift, op laagdrempelige locaties in het centrum in gesprek te gaan en te zorgen voor een goede doorgeleiding binnen de GGZ. R75 werkt outreachend door met de jongere mee te gaan naar hulpinstanties, ondersteuning te bieden bij de contacten met deze instanties en de jongere te helpen het contact met R75 vast te houden.
4. Knelpunten signaleren en aansluiting zorg
Straathoekwerk kwetsbaar In 2005 gingen de uren voor het zwerfjongerenproject van de Grift terug van 26 naar 16 uur per week en komen deze uren inmiddels uit reguliere straathoekwerkuren. De financiering van het ambulant jongerenwerk centrum werd eind 2004 voor een half jaar gestopt. In 2005 ging het aantal uren ambulant jongerenwerk centrum terug van 32 naar 20 uur per week. De gezamenlijke inzet van politie, Tandem en de Grift om multiproblemjongeren en dak- en thuisloze jongeren in het centrum te signaleren en een aanpak uit te zetten staat daarmee voortdurend onder druk. Ten tweede was tot voor kort slechts één medewerker bij de Grift belast met het straathoekwerk voor de zwerfjongeren. Continuïteit bij ziekte, aandacht vragen voor de specifieke werkwijze met deze jongeren, vergroten van knowhow binnen de eigen organisatie en het ontwikkelen van instellingsbeleid met betrekking tot deze doelgroep is moeilijk te realiseren vanuit een eenmanspost.
Straathoekwerk zwerfjongeren te eenzijdig De aanpak van jongeren op straat met individuele problemen ligt momenteel bij de Grift. Deze instelling houdt zich bezig met verslavingsproblematiek. Niet alle jongeren zullen gemakkelijk in gesprek gaan en/of hun persoonlijke problemen bespreken met een medewerker van deze organisatie. Ondanks hun laagdrempelige werkwijze zullen sommige jongeren niet in verband gebracht willen worden met verslavingsproblemen. Anderzijds verwachten jongeren mogelijk niet dat deze organisatie hen kan helpen bij problemen die op een ander vlak liggen.
Straathoekwerkinzet ontoereikend Het opsporen en aangaan van contacten met jongeren op straat kost tijd. Het is niet duidelijk hoeveel dak- en thuisloze jongeren er via het straathoekwerk van de Grift op te sporen zijn. Exacte cijfers ontbreken (deze cijfers kunnen wel door middel van een monitor beschikbaar komen, waarvoor de gemeente zich momenteel inzet). De Grift heeft, zoals uit hun registratie blijkt, jaarlijks met 25 tot 30 (potentieel) dak- en thuisloze jongeren contact, die men probeert toe te leiden naar hulp. Men schat dat het aantal dat men zou kunnen bereiken aanzienlijk hoger ligt. Er zijn meerdere plekken waar mogelijk multi-problem jongeren komen, waar men nu niet aan toe komt.
Straathoekwerk verstopt Verwijzen is lastig, omdat jongeren wantrouwend zijn naar hulp en hun probleeminzicht vaak beperkt is. De Grift schat dat men erin slaagt jaarlijks tweederde van de (potentieel) dak- en thuisloze jongeren waar men contact mee heeft succesvol te verwijzen. Dit vraagt een specifieke en arbeidsintensieve motiveringswijze. De feitelijke overdracht naar hulp is verder afhankelijk van hoe snel en adequaat de zorg voor de jongere door de betreffende organisatie wordt overgenomen en welke behandelmogelijkheden men heeft voor deze jongeren. De outreachende aanpak van R75, GGZ en MEE is nog onvoldoende om een ‘warme overdracht’ te kunnen laten slagen. V06 10MW-mlv
3
Verder zijn de behandelmogelijkheden van deze jongeren binnen de Grift ontoereikend. De drempel voor de ambulante verslavingshulp is te hoog. Het straathoekwerk is veel tijd kwijt aan het opnieuw motiveren van multi problem jongeren die vroegtijdig uit een begeleidingstraject zijn gevallen (Sancta Maria, Passade, RIBW). De specifieke zorg die naast de woonbegeleiding voorwaarde is voor het slagen van het traject is onvoldoende geregeld (met name verslavingszorg en ggz). Omdat deze jongeren moeilijk vast te houden zijn voor hulp vraagt dit een specifieke werkwijze van de zorginstellingen. Het gaat om zaken als het helpen een hulpvraag te formuleren, investeren in het vasthouden van het contact, gesprekken bij de jongere thuis voeren etc. Verder is er onvoldoende samenwerking met de woonbegeleiding, waardoor problemen met de jongere te laat gesignaleerd worden.
Geen plek voor gesprekken met jongeren De Grift mist een laagdrempelige plek waar ze gesprekken met de individuele jongeren kan voeren. Momenteel neemt de straathoekwerker de jongere voor een gesprek mee naar de restauratie van een warenhuis of spreekt met ze in de koffieshop. Deze plekken zijn niet geschikt om de jongere in contact te brengen met andere hulpverleners (o.a. R75, GGZ). Jongeren die zich willen oriënteren op mogelijkheden voor hulp zonder meteen bij een hulpinstantie aan te kloppen kunnen in het centrum nergens terecht.
Onvoldoende dagbestedingsmogelijkheden Dagbesteding komt tegemoet aan de behoeften van multi problemjongeren/zwerfjongeren om een zinvolle tijdsbesteding te hebben. Voor instellingen biedt het een mogelijkheid de jongere aan zich te binden en zicht te krijgen op de mogelijkheden bij de jongere voor werk/opleiding. Het aanbrengen van een dagritme en het meedoen aan activiteiten is een eerste stap in het traject naar werk. Het kan gaan om vrijwilligerswerk, sportactiviteiten of werkzaamheden tegen een kleine vergoeding. Sollicitatieplicht en gebrek aan financiële middelen bij de jongere staan dit in de weg. Verder is er onvoldoende aanbod. Een aantal instellingen hebben hun eigen mogelijkheden (o.a. Driestroom, GGZ, RIBW, Sociale Zaken, Sam, Passade). Er bestaat geen overzicht hiervan.
Onvoldoende (geschikte) plaatsen Voor jongeren die acuut onderdak nodig hebben lopen de partners van de zorgtafel op tegen het gebrek aan crisisplaatsen. Passade heeft slechts vijf plaatsen voor jongeren. Soms is het mogelijk jongeren bij Sancta Maria onder te brengen, maar alleen jongeren die in een groep kunnen functioneren en niet teveel problemen hebben. Jongeren met verslavingsproblematiek en/of gedragsproblemen kunnen nergens terecht.
Verwijslijnen onvoldoende bekend In de werkgroep bleek dat de politie onvoldoende op de hoogte was van het bestaan van en de mogelijkheden van de zorgtafel bij de aanpak van multi problemjongeren. Ook de verwijslijnen zijn niet geheel helder. Het Interlokaal en Tandem schatten in dat het jongerenwerk in de Nijmeegse wijken niet voldoende weet dat en hoe ze gebruik kunnen maken van de zorgtafel. Meer in het bijzonder kan in de wijken de samenwerking met R75 voor de 18 plussers beter, mits er voldoende capaciteit is.
Signalen allochtone multi problem jongeren Het Interlokaal signaleert dat groepen multi-problem jongeren (en soms hun ouders) in verschillende wijken geen gebruik maken van de voorzieningen die er zijn (Nim/R75, GGZ, Jeugdzorg, Sancta V06 10MW-mlv
4
Maria, Passade). Voor een deel gaat het om (potentieel) dak- en thuisloze jongeren. Mogelijke verklaringen voor het niet gebruikmaken van de voorzieningen zijn, dat deze jongeren de instellingen mijden of niet kennen, afhaken bij wachtlijsten, de benadering niet aansluit of dat de instellingen de jongeren geen passend (intercultureel) aanbod kunnen bieden. Duidelijk is dat de jongeren een hoge drempel ervaren naar de (witte) instellingen.
5. Oplossingen
Straathoekwerk zwerfjongeren de Grift
De Grift is onlangs in het kader van het project Sluitende aanpak dak- en thuisloze jongeren aan de slag gegaan met de knelpunten binnen het straathoekwerk voor zwerfjongeren. Zo is er sinds kort een tweede medewerker actief op straat. De twee straathoekwerkers maken nu deel uit van een team dat zich bezighoudt met jeugd en straathoekwerk. Er is een begin gemaakt met deskundigheidsbevordering om het methodisch werken binnen het straathoekwerk te verbeteren en men wil meer met jaarplannen gaan werken voor deze werksoort. Hierbij kan men in kaart brengen welke groepen jongeren aandacht verdienen en kunnen beleidskeuzes gemaakt worden (bij voorkeur in samenwerking met andere partijen, zoals gemeente, politie en R75) waar de inzet moet gaan plaatsvinden. Ook is de ‘warme overdracht’ en snelle doorgeleiding van jongeren naar het hulpaanbod van de Grift verbeterd. Bovenstaande zijn belangrijke stappen in de gewenste richting. Wat het hulpaanbod betreft is het volgende noodzakelijk: meer laagdrempelige verslavingshulp specifiek voor jongeren. Het gaat dan zowel om ‘eerste opvang’-plekken voor verslaafde jongeren binnen b.v. het Intramuraal Motivatie Centrum (AWBZ gefinancierd), als begeleid wonen voor verslaafde jongeren, als laagdrempelige ambulante verslavingshulp. Dit laatste dient ook meer in samenwerking plaats te vinden met instellingen als Sancta Maria, Passade en RIBW. Deze instellingen lopen al snel tegen hun grenzen aan als het gaat om jongeren met middelengebruik. Jongeren lopen het risico weer op straat te belanden wanneer hun onvoldoende begeleiding wordt geboden op dit terrein. Naar aanleiding van het project Sluitende aanpak dak- en thuisloze jongeren is de Grift begonnen zich hierop te oriënteren. Dit aanbod zal verder ontwikkeld moeten worden met partners als Sancta Maria, Passade en RIBW.
Capaciteit en continuïteit straathoekwerk Om een gezamenlijke aanpak van de zwerfjongerenproblematiek te kunnen garanderen is continuïteit van het straathoekwerk van de Grift en van het ambulante jongerenwerk van Tandem nodig. Om (potentieel) dak- en thuisloze jongeren op te sporen en contact met hen te leggen is meer capaciteit straathoekwerk zwerfjongeren noodzakelijk. Voor 2006 wordt het straathoekwerk zwerfjongeren van de Grift naar verwachting weer uitgebreid naar 20 uur per week (1000 uur op jaarbasis). Het is wenselijk dat naast de Grift een andere instelling (die niet geassocieerd wordt met verslavingsproblematiek) straathoekwerk zwerfjongeren gaat inzetten. Het gaat om ambulante werkers met specifieke deskundigheid op het terrein van zwerfjongerenproblematiek en motiveringsmethodieken, en kennis van de sociale kaart. Verder verdient het aanbeveling een ambitie te formuleren voor het aantal zwerfjongeren waarmee men contact heeft en het aantal jongeren dat men succesvol doorgeleidt naar hulp. Op grond van het bereik van de Grift in de afgelopen jaren en het ingeschatte niet-bereik is het advies: contact met 45 jongeren per jaar succesvolle doorgeleiding naar hulp bij 30 van de 45 jongeren per jaar Dit zou om 30 uur straathoekwerk voor zwerfjongeren per week vragen. V06 10MW-mlv
5
Outreachende aanpak De outreachende aanpak kan nog verbeterd worden. R75 werkte aanvankelijk meer op straat en zocht plekken op waar jongeren kwamen. In de loop van de tijd wisten steeds meer jongeren R75 te vinden. Nu komen er zoveel jongeren dat er geen tijd meer is om de straat op te gaan. Toch is deze aanpak nog steeds wenselijk voor zorgmijdende (potentiële) zwerfjongeren. Tevens is het nodig voor deze groep direct hulp te kunnen bieden zonder wachttijd. Ook hiervoor ontbreekt de capaciteit bij R75. Inmiddels (sinds maart 2006) zet R75 6 uur per week in voor het outreachend werken in het kader van het project de zorgtafel (OGGZ-middelen). Naast de inzet van de GGZ is er ook outreachende inzet vanuit MEE nodig. Deze partij is sinds januari 2006 aangeschoven bij de zorgtafel. Landelijk schat men het aantal zwerfjongeren met een lichte verstandelijke handicap (IQ beneden 85) op een derde (Algemene Rekenkamer, 2004). Binnen de T-team methodiek van MEE Arnhem zijn goede ervaringen opgedaan met het outreachend werken met deze doelgroep. Deze werkwijze verdient implementatie in Nijmegen. Er dienen voldoende geschikte opvangplekken te zijn als vervolg op de hulp. Het advies voor de outreachende aanpak is: project starten om werkwijze verder te ontwikkelen; 4 uur per week om experimenteel in te zetten voor R75, GGZ en MEE (voor R75 betekent dit continueren wat nu wordt ingezet vanuit OGGZ-middelen, voor GGZ betekent dit uitbreiden met OGGZ gefinancierd aanbod, voor MEE gaat het om nieuw AWBZ gefinancierd aanbod); te behalen resultaten concreet formuleren en meten.
Aanpassen werkwijzen zorginstellingen Voor de groep (zorgmijdende) multi problem jongeren die risico lopen op straat te belanden/blijven, wanneer ze niet de juiste hulp krijgen is het noodzakelijk het instellingsbeleid (R75, de Grift, GGZ, MEE) aan te passen. Dit moet op bestuurlijk niveau in convenanten geregeld worden. Het gaat om: geen wachtlijst; de jongere helpen een hulpvraag te formuleren; huisbezoeken als mogelijkheid; de jongere motiveren tot (doorgaan met) hulp; werken met contracten met de jongeren, waarin de wederzijdse afspraken worden vastgelegd van alle bij de hulp betrokken partijen; de jongeren helpen afspraken na te komen (bellen, sms-en); aansluiten bij de vragen van de jongere; de aandachtsfunctionaris inschakelen wanneer het contact dreigt te stoppen. Ditzelfde geldt voor de zorg die aan jongeren geboden dient te worden naast woonbegeleiding (Sancta Maria, Passade, RIBW). De woonbegeleiding kan alleen slagen als de zorg gegarandeerd is. Ook hier kan gewerkt worden met contracten. Het woonaanbod wordt gekoppeld aan (ook voor de jongere) bindende afspraken rond woonbegeleiding en zorg. Er dient een werkwijze ontwikkeld te worden voor contracthulpverlening (instrumenten, contractopstelling met jongere en zorgaanbieders, bewaken uitvoering).
Verder ontwikkelen zorgtafell De zorgtafel functioneert sinds 2005 en voor 2006 is eveneens subsidie toegekend. Voor dit jaar heeft de Nim (vanuit de evaluatie en contacten met de projectleiding Sluitende aanpak dak- en thuisloze jongeren) de volgende nieuwe actiepunten geformuleerd: accent op actieve toeleiding (o.a. kraakpandencirquit, allochtone jongeren); aansluiting op meldpunt bijzondere zorg; V06 10MW-mlv
6
inzetten van expertise van de zorgtafel voor jongeren binnen Sancta Maria; uitbreiden van de zorgtafel met MEE (LVG-problematiek); aansluiting realiseren tussen zorgtafel en justitioneel casusoverleg (OM)*. *In verband met het laatste punt is er inmiddels contact tussen het OM-overleg voor veelplegers en de zorgtafel. Hierin wordt gekeken naar mogelijkheden voor een gezamenlijke aanpak voor multi problem jongeren met justitiële problemen.
De actiepunten maken duidelijk dat de zorgtafel zich verder wil ontwikkelen. Anderzijds komen er alweer nieuwe vragen op de zorgtafel af en liggen er nieuwe kansen: communicatieplan; mee-ontwikkelen van verwijsprotocol politie; aanpak 18+ jongeren uit de wijken; verbeteren eigen registratie; inzetten van expertise van de zorgtafel voor jongeren in crisisopvang van Passade; sluitende overgang 18- en 18+ realiseren. Om deze ontwikkeling stapsgewijs aan te pakken en te ondersteunen is het advies: ontwikkeling zorgtafel vastleggen in een projectplan; ontwikkeling zorgtafel verbinden aan project Sluitende aanpak dak- en thuisloze jongere; ondersteuning regelen.
Bekendheid verwijslijnen Vanuit de werkgroep zijn er inmiddels afspraken gemaakt om de verwijslijnen te verhelderen. Zo zorgt de projectleider Sluitende aanpak dak- en thuisloze jongeren voor een stroomdiagram en verwijsprotocol voor 18- en 18+ voor de politie en zal de zorgtafel een kennismakingsbezoek brengen aan het politieteam centrum/benedenstad. De zorgtafel zal tevens een bezoek brengen aan jongerencentrum de Meijhorst om kennis te maken met de jongerenwerkers aldaar. Meer in brede zin is er een communicatieplan nodig voor de zorgtafel om bekendheid te geven aan haar doel, werkwijze en meldingsfunctie. De verwijslijnen voor de aanpak van (potentieel) dak- en thuisloze jongeren moeten er als volgt uit gaan zien.
V06 10MW-mlv
7
18-23 Jongeren 18 t/m 23 in centrum
Politie Tandem De Grift
Jongeren 18 t/m 23 buiten centrum
Politie Tandem
Signaaloverleg centrum
Grift
zorgtafel
R75
zorgtafel
18Jongeren 18uit aanpak of attentiewijk
Politie
Jongeren 18uit overige wijken
Politie Tandem
Tandem
Collega politie Boogwijk Collega Tandem Boogwijk
Boognetwerk
Boognetwerk Bjz Nim (lichte opvoedingshulp)
Inlooppunt In het centrum van de stad dient een inlooppunt te komen voor jongeren met het karakter van een jongereninformatiepunt. Hier kunnen jongeren zich oriënteren op mogelijkheden voor hulp en kan het straathoekwerk en het ambulante jongerenwerk (individuele) gesprekken met jongeren. Jongeren kunnen gemakkelijk contact leggen met hulpverleners (MEE,GGZ,R75), b.v. tijdens spreekuren. Verder kan de politie jongeren naar het inlooppunt verwijzen die baat kunnen hebben bij hulp of begeleiding. De werkgroep die zich binnen het project Sluitende aanpak dak- en thuisloze jongeren gaat bezighouden met het verbeteren van de informatievoorziening aan jongeren kan in haar opdracht de inrichting/uitrusting van dit informatiepunt meenemen. Tandem heeft binnen de Boogpunten al ervaring met informatievoorziening aan jongeren. Qua locatie heeft de Nim zich bereid verklaard bij het zoeken van een nieuwe lokatie voor R75 rekening te houden met het bieden van een ruimte voor het inlooppunt. Als tussenoplossing voor het ontbreken van gespreksruimte voor het straathoekwerk van de Grift, heeft R75 al toegezegd dat de Grift gesprekken met jongeren op haar locatie kan voeren.
Dagbestedingsmogelijkheden creëren Tandem, RMC en R75 zijn in het kader van het project Sluitende aanpak dak- en thuisloze jongeren aan de slag gegaan met een eerste verkenning van wat er is op het terrein van dagbesteding en hoe dit aanbod uitgebreid en verbeterd kan worden. Voor jongeren die veel overlast geven/justitiële problemen hebben kan Focus (16+) ingezet worden. Daarnaast is er het Toezichtshoudersteam, eveneens voor een groep met justitiële problemen. Voor Antilliaanse jongeren vanaf 16 jaar start er binnenkort een project om ze op te sporen en activiteiten aan te bieden. Tandem en R75 signaleren echter een groep jongeren die geen ernstige overlast geeft, maar wel veel problemen heeft. Deze jongeren zijn zonder opleiding/werk/inkomen en hebben hier ook weinig kansen (VSV-groep), hebben problemen thuis en financiële problemen. Ze lopen risico om tot de overlastgevende groep te gaan horen (door verveling), criminele activiteiten te gaan vertonen (geldgebrek) of dak- en thuisloos te worden (als de thuissituatie escaleert). V06 10MW-mlv
8
Het RMC bekijkt momenteel welke mogelijkheden er zijn om de jongeren zonder startkwalificatie, die moeilijk benaderbaar zijn door het RMC beter in beeld te krijgen (ca 500 jongeren). Deze groep wil men activeren met aantrekkelijke activiteiten voor zover ze nog niet aan het werk zijn of in traject bij andere instellingen. Daarnaast is er nog een groep van ca 300 jongeren die wel ingeschreven staan bij de gemeente Nijmegen, maar niet reageren op contactpogingen van de gemeente. Van deze groep is verder niets bekend bij het RMC. Hieronder vermoedt men eveneens jongeren die baat hebben bij een actieve benadering en een laagdrempelig dagbestedingaanbod. In een pilot zou het in beeld brengen van deze jongeren, het actief benaderen en het ontwikkelen van dagbestedingsmogelijkheden met begeleiding uitgeprobeerd kunnen worden. Voor (ex) dak- en thuisloze jongeren zou de mogelijkheid/het nut van een opleiding voor ervaringsdeskundigen zinvol kunnen zijn.
Specifieke aandacht voor allochtone groepen In het kader van het project Sluitende aanpak dak- en thuisloze jongeren zijn reeds een aantal concrete acties uitgezet voor allochtone multi problem jongeren. Zoals voorlichting over de zorgtafel en R75 aan het jongerenwerk in de verschillende wijken met concentraties allochtone jongeren en een verbinding met het Boognetwerk voor 18-. Verder zal het Interlokaal meer samenwerken met R75/zorgtafel om signalen in te brengen en te bemiddelen bij het tot stand komen van het contact tussen de jongeren en de hulp. Uren voor outreachend werken van R75 kan deze groep ook ten goede komen. In de werkgroep wonen is reeds benoemd dat er behoefte is aan woon/opvangvoorzieningen die aansluiten bij de behoeften van allochtone jongeren.
Samenvatting oplossingen naar prioriteit
specifiek beleid/aanbod de Grift voor multi problem jongeren specifiek beleid zorginstellingen om zorgmijdende (potentieel) dak- en thuisloze jongeren te verzekeren van nodige hulp start/uitbreiding inzet outreachende aanpak GGZ, MEE, R75 uitbreiding inzet straathoekwerk zwerfjongeren vanuit de Grift en een andere instelling inlooppunt voor jongeren in centrum pilot inventariseren en uitbreiden dagbestedingsmogelijkheden ontwikkelplan zorgtafel in samenwerking met project Sluitende aanpak dak- en thuisloze jongeren
Financieringsmogelijkheden
wijzigingen budgetafspraken met gemeentelijk gefinancierde instellingen AWBZ-financiering (met name voor complexe LVG/GGZ/verslavingsproblematiek en langdurige (langer dan een jaar) opvang en zorg) OGGZ-gelden Gemeentelijke gelden Provinciale subsidie Fondsen (De Beide Weeshuizen)
V06 10MW-mlv
9
Advies kwaliteit van de opvang en aansluiting van de zorg
1. Vooraf Als een van de speerpunten van het project Sluitende aanpak dak- en thuisloze jongeren wil de gemeente de kwaliteit van de opvang en de aansluiting van de zorg verbeteren. Een werkgroep met betrokken instellingen is aan de slag gegaan met een analyse van de knelpunten en vervolgens zijn kansrijke oplossingen benoemd. Hieronder zijn deze in een advies neergelegd. Aan de werkgroep hebben deelgenomen: Sam Arcuris BJZ R75 De Grift GGZ MEE De Driestroom
2. Definiëring Als we hier spreken over opvang hebben we het over de opvang als eerste functie in de woonketen. Hieronder is weergegeven hoe de opvang in Nijmegen er in de praktijk uitziet voor jongeren. Functie opvang Eerste opvang Crisisopvang
24-uurs opvang Overige functies in woonketen Begeleid wonen
Instelling Arcuris Nunn Dunamis Passade Driestroom De Grift Sancta Maria
Aanbod Nachtopvang Nachtopvang Voor 18Voor 18+ (5 plekken voor jongeren) Jongeren met beperkingen Crisisbed voor een week 20 bed-, bad- en broodplaatsen met woonleer-werktrajecten voor jongeren
Passade Driestroom RIBW
n.v.t.
Zelfstandig wonen
n.v.t.
3. Beschrijving van de bestaande situatie De groep jongeren die in Nijmegen feitelijk op straat leeft, wordt klein geacht. Deze groep kan terecht bij Arcuris of de Nunn. De Nunn spreekt over enkele jongeren per maand. De Nunn probeert jongeren voor opvang door te leiden naar andere voorzieningen, zoals Sam, de Driestroom, Passade en RIBW. De jongeren die bij de nachtopvang van Arcuris gesignaleerd worden, worden eveneens zo snel mogelijk bij een andere (voor jongeren geschiktere) voorziening ondergebracht. Dit beleid is in de lijn van landelijk onderzoek.
D060217 MW-Dbu
1
Dit wijst uit dat opname in de (brede) maatschappelijke opvang in de meerderheid van de gevallen leidt tot langdurig verblijf in het dak- en thuislozencircuit (Nota zwerfjongeren, Federatie Opvang, 2003). Veel groter wordt de groep geschat die een zwervend bestaan leidt tussen allerlei instabiele woonplekken: bij vrienden of kennissen, illegale onderhuur et cetera (uitgaande van de schatting van het Centraal Planbureau over 2004 zou het in Nijmegen om 108 jongeren gaan). Deze jongeren worden voor een deel overdag en ‘s-avonds door het straathoekwerk (de Grift, Tandem) gesignaleerd en komen regelmatig in contact met de politie (circa 40% van de dakloze jongeren in Nederland, volgens gegevens van de Algemene Rekenkamer, 2004). Volgens R75 en de Grift is hun positie heel kwetsbaar, mede door allerlei andere problemen (schulden, geen inkomen, middelengebruik, psychiatrische problematiek, gedragsproblemen). Deze problemen en het ontbreken van een positief sociaal netwerk zijn een belangrijke factor in hun dakloosheid. Hun instabiele woonsituatie staat opleiding en werk in de weg. Het lukt hen niet om grip op hun leven te krijgen en perspectief te creëren.
4. Knelpunten opvang Hieronder komen de knelpunten aan de orde die in de werkgroep besproken zijn. De knelpunten hebben betrekking op de (on)mogelijkheden voor opvang in Nijmegen. Vervolgens zullen de oplossingen genoemd worden die de instellingen zien.
Onvoldoende plek Het straathoekwerk van de Grift tracht samen met R75 de multi-problem jongeren op straat, die geen stabiele woonplek hebben, onder dak te brengen. Er zijn voor 18+ (het merendeel) weinig op de leeftijd afgestemde mogelijkheden. Ook Arcuris geeft dit als probleem aan. Bij acute problemen zijn er vijf crisisplaatsen bij Passade (veelal bezet). Verder zijn er plaatsen bij Sam (20 plekken). Sam biedt met name bed-bad-brood opvang voor jongeren met niet teveel problemen en die goed in een groep functioneren. Wanneer er tevens sprake is van verslavingsen/of gedragsproblematiek wordt het nog moeilijker om een eerste opvangplek voor jongeren te vinden. Jongeren met deze problemen kunnen bij deze voorzieningen niet terecht. Het realiseren van eigen woonruimte is nog moeilijker. De financiële situatie van de jongeren (waaronder vaak schulden) belemmert jongeren om in de (dure) particuliere sector te huren. Het overige woonaanbod voor starters is te beperkt. Verder zijn verhuurders niet happig op verhuur aan deze jongeren (geen werk/opleiding). Veel van deze jongeren hebben een vorm van woonbegeleiding nodig en hulp bij hun problemen om het wonen te laten slagen. Het is niet haalbaar en niet realistisch om voor deze jongeren meteen zelfstandige woonruimte te regelen.
Onvoldoende zicht op de individuele problematiek De diversiteit van de problemen waar deze jongeren mee kampen, noodzaakt tot zorg op maat. Voorwaarde hiervoor is goed inzicht in de behoefte/mogelijkheden van de jongere. R75 signaleert dat veel jongeren (door een lang hulpverleningsverleden) wantrouwend zijn naar instellingen. Ze zijn hierdoor niet zo open over hun problemen en willen vaak geen diagnostiek. Verder hebben ze weinig inzicht in hun eigen beperkingen of ziektebeeld. Ze willen vooral praktische oplossingen: inkomen, schuldbemiddeling en een eigen woning of kamer. R75 kan aan het begin van het contact moeilijk inschatten welke woonvorm de jongere aankan en wat voor begeleiding hierbij nodig is of krijgt ze vanuit dit ambulante contact niet gemotiveerd tot specialistische hulp. Ook bij Arcuris of bij MEE melden zich jongeren waar snel een opvangplek voor gevonden moet worden, zonder dat er duidelijk is wat de jongere nodig heeft.
D060217 MW-Dbu
2
De genoemde belemmeringen staan goede screening en diagnostiek in de weg. Er is meer (observatie/onderzoek-) tijd nodig om een beeld van de jongere te krijgen en de jongere te motiveren voor de juiste opvang.
Kwaliteit van de opvang van Sam onvoldoende Wanneer deze jongeren bij Sam geplaatst worden voor een woon-leer-werktraject blijkt er vaak veel meer aan de hand te zijn. Ze komen in conflict met de bewoners of de begeleiding en kunnen het functioneren in een groep niet aan. Onderliggende problematiek, zoals beperkte verstandelijke mogelijkheden, psychiatrische problemen of middelengebruik is hier debet aan. Soms is de aard van de problematiek dusdanig dat een specialistische woonvorm (Driestroom, RIBW) nodig lijkt of een opname (psychiatrie, afkickcentrum). Sam kan momenteel (nog) niet de nodige deskundigheid inzetten om deze jongeren passende woonbegeleiding te bieden, problemen met jongeren goed te labelen of op te vangen en ze toe te leiden naar de juiste hulp. Verder is de persoonlijke trajectbegeleiding van de jongeren binnen Sam (nog) niet intensief genoeg en mist deze een methodische grondslag. Het beleid rond middelengebruik is nog onvoldoende ontwikkeld. Deze combinatie van factoren leidt ertoe dat een deel van de jongeren weer op straat belandt, waarna de zoektocht naar een juiste plek weer opnieuw kan beginnen. Er is meer specifieke expertise binnen Sam nodig en een verbetering van de kwaliteit van de traject- en woonbegeleiding om jongeren binnen Sam te houden of ze op het juiste adres te krijgen. Personele problemen en ongeschiktheid voor multi problem jongeren hebben de afgelopen tijd tot onderbezetting bij Sam geleid.
Verslavingsproblematiek/gedragsproblematiek Het middelengebruik maakt het bij dak- en thuisloze jongeren moeilijk te zien welke problemen (LVG problematiek, psychische/psychiatrische problematiek) er verder zijn en daar de juiste hulp bij te bieden. Het middelengebruik is onbewust een vorm van zelfmedicatie of bedoeld om problemen te onderdrukken. Ervaring leert dat extreem middelengebruik vaak vermindert bij een stabiele woonomgeving en goede begeleiding. In de praktijk kunnen extreem gebruikende jongeren nergens onderdak vinden, omdat middelengebruik als contra-indicatie geldt. Deze impasse dient doorbroken te worden. Er is behoefte aan een (eerste) opvang voor jongeren met middelengebruik als start van trajectbegeleiding.
Opvang 18 minners onvoldoende? Incidenteel komt de zorgtafel zwervende jongeren tegen die jonger dan 18 zijn. Deze jongeren zijn bekend bij de jeugdzorg, maar ontrekken zich aan deze hulp en worden losgelaten. Er is geen zicht op de omvang van deze groep in Nijmegen. Meer in zijn algemeenheid zijn er geen samenwerkingsafspraken van jeugdzorg en de maatschappelijke zorg om te zorgen voor een goed sluitende keten 18- en 18+ in Nijmegen. BJZ schat in dat er in de provincie Gelderland behoefte is aan woon-leer-werktrajecten voor 18 minners, die dit onvoldoende vinden binnen het huidige aanbod van de jeugdzorg. Het gaat om jongeren die (na een vaak lang jeugdzorgverleden) los willen komen van de jeugdzorg, reeds zwerven of een problematische thuissituatie hebben waar ze uit willen. In de praktijk zijn het bijvoorbeeld jongeren waarvoor een OTS-maatregel geldt of die uit een justitiële instelling of jeugdinternaat komen. Ze willen niet meer terug naar school en zo snel mogelijk op eigen benen staan. Ze hebben moeite om in een strakke structuur te functioneren. Sam heeft de afgelopen jaren subsidie van de Provincie ontvangen om 18 minners op te vangen. Deze plekken zijn onvoldoende gevuld. Het is onduidelijk of er te weinig jongeren zijn die te indiceren zijn voor dit aanbod of dat de instabiele situatie bij Sam en het ontbreken van een passend aanbod hier de oorzaak van zijn.
D060217 MW-Dbu
3
Zorgmijdende jongeren die afhaken bij jeugdzorg en gaan zwerven, lopen het risico af te glijden en pas later als dak- en thuisloze 18 plusser door de maatschappelijke zorg weer opgevangen te worden. Het is nodig om de omvang van deze groep te bepalen en zo nodig te bepalen hoe een continue zorglijn en passende opvang gerealiseerd kan worden.
Trajectbegeleiding, indicatiestelling en plaatsings/zorgbemiddeling onvoldoende geregeld Dak- en thuisloze jongeren die uit de opvang vallen, die stranden bij begeleid wonen of na detentie nergens terechtkunnen, belanden op straat. Wanneer hun sociale netwerk nog functioneert, kunnen ze bij kennissen onderdak vinden. Vaak is dit slechts een tijdelijke oplossing. Een sluitende aanpak vraagt pro-actief handelen bij dit soort (voortijdige) uitstroom uit (opvang)voorzieningen. De begeleiding van de jongere dient tijdig opgepakt te worden. Dit vraagt ketenregie op trajectniveau. Hierin is nog onvoldoende voorzien. Daarnaast zijn de functies indicatiestelling en plaatsings/zorgbemiddeling nog onvoldoende geregeld als het gaat om complexe problematiek, waarbij een langer traject met gelijktijdige en volgtijdelijke combinaties van opvang/zorg nodig is.
5. Oplossingen
Eerste opvang/observatieplekken Voor jongeren die aan het begin van een begeleidingstraject/motiveringstraject staan, is er behoefte aan een eerste, laagdrempelige opvangmogelijkheid. Het gaat om observatieplekken waar ze tot rust kunnen komen, waar diagnostiek en indicatiestelling kan plaatsvinden en waar ze gemotiveerd kunnen worden voor het juiste woon/hulpaanbod. De verwachting is dat hiermee foutplaatsingen/uitvallers bij Sam voorkomen worden en dat jongeren met specifieke problematiek sneller en met een duidelijkere hulpvraag toegeleid kunnen worden naar voorzieningen als de Grift, GGZ, RIBW en Driestroom. Voor deze observatieperiode zouden 6-8 plekken binnen Sancta Maria gecreëerd kunnen worden. Deze voorziening heeft het voordeel dat het een plek voor jongeren is en dat er nog ruimte is op deze lokatie. De werkwijze zou er als volgt uit kunnen zien:
Bespreking multi problem jongere met woonbehoefte in zorgtafel
Geen helder beeld? Observatieplek aanvragen bij Sam
Zorgtafel formuleert vragen/benoemt screeningsactiviteiten
Plaatsing voor 6 weken/toewijzing persoonlijk begeleider Sam
D060217 MW-Dbu
4
Screenings-, diagnostische activiteiten en consultatie uitvoeren via zorgtafel/observaties in de groep door Sam
Persoonlijk begeleider Sam sluit observatie af met integraal persoonsdossier
Besluit over vervolg door trajectbegeleider
Indicatie/plaats wordt geregeld, eventueel met behulp van indiceerders bij zorgtafel
Beeld nog niet helder of wachttijd voor een plaatsing? Dan verlenging van de observatieperiode met 6 weken
Overbruggingszorg voor jongeren met een GGZ- of LVG-indicatie
Voorwaarden voor deze observatieplekken zijn: Mogelijkheid deskundigheid in te zetten voor advies en onderzoek (psychologisch/intelligentie onderzoek, psychiatrisch onderzoek/consult, medisch onderzoek/consult, verslavingsdeskundigheid). Deskundige trajectbegeleiding, in staat om het sociale netwerk van de jongere in kaart te brengen, een persoonsdossier te maken en een inschatting te maken van de ondersteuning/begeleiding/plek die deze nodig heeft Professionele woonbegeleiding Garantie op plekken na observatieperiode, via conventanten geregeld. Naast deze observatieplekken blijft er crisisopvang mogelijk/nodig voor jongeren die acuut onderdak nodig hebben. In de werkgroep wonen is er een tekort aan crisisplaatsen geconstateerd. De crisisopvang bij Passade heeft behoefte aan uitgebreidere diagnostische mogelijkheden om tot een goed beeld te komen van wat de jongere aan vervolg nodig heeft. De diagnostische mogelijkheden die geadviseerd worden voor Sam, zouden eveneens inzetbaar moeten zijn voor Passade.
Opvang voor jongeren met middelengebruik Wanneer het stoppen van het middelengebruik/afkicken als voorwaarde voor opvang wordt gesteld, stagneert de trajectbegeleiding met deze jongeren. Er dienen meer mogelijkheden te komen om via de weg der geleidelijkheid trajecten met deze groep aan te gaan.
D060217 MW-Dbu
5
Jongeren die coke gebruiken, kunnen gebruik maken van het crisisbed (maximaal een week) van De Grift om uit te rusten en fysiek af te kicken (moet wel een meer op jongeren afgestemd aanbod worden). Er dient een voor jongeren geschikte time-out voorziening te zijn (b.v. a la Intramuraal Motivatie Centrum) voor jongeren die gebruiken, waar hun chaos doorbroken wordt en ze tot rust kunnen komen en waar ze geholpen worden structuur in hun dag aan te brengen. In deze time-out gaat men met hen in gesprek om te kijken welke hulp ze nodig hebben, motiveert men hen het middelengebruik terug te brengen en bekijkt men welk onderdak/opvang/woonvorm geschikt zou zijn. De time-out kan overgaan in een observatieperiode, waarbij het middelengebruik niet wordt toegestaan. Voor jongeren die problemen met hun middelengebruik blijven houden, dient toch een woonvorm beschikbaar te zijn, zodat ze geen zwervend bestaan hoeven te leiden. Vaak gaat het bij deze jongeren om gecombineerde problemen (psychiatrische-, LVG problematiek). Binnen deze sectoren dienen passende woonvormen met de juiste begeleiding/zorg ontwikkeld te worden. Er is verder onderzoek nodig om helder te krijgen of deze eerste opvang/woonvormen voor jongeren met extreem middelengebruik eveneens bij Sam gepositioneerd kan worden.
Verbetering van de kwaliteit van de opvang bij Sam Wil Sam zijn rol in de keten vervullen dan vraagt dit de nodige professionaliteit en faciliteiten. De opvang van Sam dient verbeterd te worden door: continuïteit en kwaliteit in de personele sfeer (minimaal MBO-niveau voor woonbegeleiding) kortere lijnen naar specialistische hulp (eventueel spreekuren GGZ/verslavingszorg bij Sam) het inzetten van voldoende, stevige trajectbegeleiding (minimaal HBO-niveau) het versterken van de aanpak/deskundigheid rond middelengebruik de mogelijkheid van crisisbedden (achtervang R75) werken met een crisisprotocol telefonische bereikbaarheid verbeteren Een aantal verbeteringen zijn al in gang gezet: Deelname van Sam aan het multi-disciplinaire overleg van de zorgtafel (R75, de Grift, MEE, GGZ). Implementeren van de 8-fasen methodiek voor de trajectbegeleiding. Intensivering van de trajectbegeleiding. Een aantal verbeteringen heeft Arcuris aangegeven in de toekomst te willen realiseren, wanneer de samenwerking definitief wordt: Implementeren van het Arcurisbeleid rond middelengebruik. Deskundigheidsbevordering van personeel rond middelengebruik. Samenwerking met huisartsen aangaan voor medische consulten/advies met betrekking tot de jongeren. De samenwerking met Arcuris blijkt een kwaliteitsimpuls voor Sam. Verdere samenwerking is aan te bevelen. Wanneer de professionaliteit van de opvang verbetert, komen er ook andere mogelijkheden in zicht. Zo heeft de Driestroom aangegeven onder bepaalde condities woon-leerwerkplaatsen te willen kopen voor LVG-jongeren.
D060217 MW-Dbu
6
Doorgaande lijn 18-/18+ Vroegsignalering en een doorgaande lijn voor 18-/18+ jongeren die (dreigend) dak- en thuisloos zijn, moet verbeterd worden. Verder is er inzicht nodig in het aantal 18- zwerfjongeren dat uit de zorg van jeugdzorg valt en de eventuele behoeften in de regio aan Sam-plaatsen voor 18-. De volgende acties zijn nodig: Onderzoek dossiers BJZ om uitvalprevalentie (jongeren die ‘verdwijnen’) uit de jeugdzorg te onderzoeken en na te gaan wat de behoeften van deze jongeren zijn. Bij zorgwekkende uitval in een pilot een aanpak ontwikkelen, eventueel met inzet van alternatieve opvangmogelijkheid à la Sancta Maria Nagaan of deskundigheid binnen jeugdzorg voldoende is om (potentiële) zwerfjongeren vroegtijdig te signaleren. Instellen 17+ risicomonitor, waarbij BJZ voor het afsluiten van het jeugdzorgcontact o.a. nagaat of de jongere een ondersteunend netwerk heeft, werk/school heeft, een laag IQ heeft, psychiatrische problemen heeft en dergelijke. Vervolgens wordt met de jongere een vervolgplan opgesteld en eventueel de relatie gelegd met de volwassenenzorg Werkwijze overdracht van 18- naar 18+ ontwikkelen
Ketenregie op trajectniveau De onlangs gestarte samenwerking tussen Sam en zorgtafel is een voorbeeld van wat nodig is om te voorkomen dat jongeren (zonder vervolgaanbod) uit de opvang vallen. Meer in zijn algemeenheid dient geregeld te worden: het bewaken hoe het totale traject (inclusief woontraject) met een jongere verloopt indicatiestellingen opvang-, woon-, zorgaanbod bepalen welke hulp woonvoorziening beschikbaar is en zorgen dat hulp/opvang kan starten herindicaties stellen het zicht houden op wachtlijsten Het ontwikkelen van een werkwijze hiervoor dient als vervolgopdracht in het project Sluitende aanpak dak- en thuisloze jongeren opgenomen te worden, en past binnen de (reeds verstrekte) opdracht een netwerkstructuur 23- te ontwikkelen.
Samenvatting oplossingen naar prioriteit
Observatieplekken en diagnostische mogelijkheden bij Sam. Kwaliteitsverbetering huidige opvang Sam Time-out voor jongeren met extreem middelengebruik Uitbreiding met 5 crisisplekken voor jongeren Een werkwijze ontwikkelen voor ketenregie op trajectniveau Onderzoek 18- zwerfjongeren en verbetermogelijkheden aanpak/vroegsignalering binnen de jeugdzorg nagaan.
Financieringsmogelijkheden
wijzigingen budgetafspraken met gemeentelijk gefinancierde instellingen AWBZ-financiering (met name voor complexe LVG/GGZ/verslavingsproblematiek en langdurige (langer dan een jaar) opvang en zorg) OGGZ-gelden Gemeentelijke gelden Provinciale subsidie Fondsen (De Beide Weeshuizen)
D060217 MW-Dbu
7
Advies woon - zorg aanbod 1. Vooraf De gemeente en de betrokken instellingen willen het aantal dak en thuisloze jongeren terugdringen door het bieden van een passende opvang, begeleiding en hulp. Dit is geen eenvoudige opgave. Het gaat om een zorgelijke groep met complexe problematiek. Er zijn veel organisaties die een rol spelen in de opvang, begeleiding en hulp en er zijn veel ontwikkelingen waarop ingespeeld moet worden. Allereerst zijn er de organisatie die de jongeren proberen te bereiken: R75, MBZ, Zorgtafel en de Grift. Daarnaast zijn er tal van organisaties die op de een of andere manier een rol spelen in voorzieningen voor opvang en begeleiding aan dak en thuisloze jongeren: SAM; LVG sector: Stg. Driestroom, Stg. Dichterbij, MEE; Arcuris, Dunamis, Passade; NIM; Bureau Jeugdzorg; Kerken; Politie en justitie; Sociale dienst; ROC; CWI; Interlokaal. De werkgroep wonen concentreert zich op het onderdeel “passende woonvoorziening bieden”. 2. Benadering van de vraag naar woonvoorzieningen De werkgroep constateerde bij de start van de werkzaamheden dat om een goed advies te geven over de voorzieningen die gerealiseerd zouden moeten worden om een sluitend en afdoende aanbod te realiseren, het nodig was om inzicht te hebben in de omvang van de vraag. Dat bleek geen eenvoudige zaak. Er bestaat nog geen goede registratie van deze woonbehoefte. De instellingen registreren natuurlijk wel afzonderlijk hun cliënten en contacten, maar hebben daarbij allen een eigen systeem en eigen terminologie. Daarnaast hebben instellingen alleen registratiegegevens van cliënten. Jongeren die nog niet in contact zijn gekomen met zorginstellingen vallen buiten elke registratie. Er is een poging gedaan inzicht te verwerven in de aantallen en de aard van de problematiek die speelt. Door RIBW, R75, Passade, MEE en de Driestroom is over het jaar 2004 geïnventariseerd met hoeveel jongeren met dak en thuisloze problematiek zij contact hebben gehad, wat de aard van de achterliggende problematiek van de jongeren was, welke woonvorm wenselijk was en welke vorm gerealiseerd kon worden. Er is geprobeerd dubbelingen in de gegevens op te sporen door postcode vergelijking. Hieruit is niet gebleken dat het waarschijnlijk is dat er veel jongeren dubbel geteld zijn. Het resultaat is een grove benadering van het aantal dak en thuisloze jongeren, de problematiek en de woonvaag. Duidelijk is ook dat een goede monitoring van de problematiek zeer noodzakelijk is. Alleen op basis van goede gegevens kan op langere termijn een afdoende structuur en aanbod gerealiseerd worden. Hierop kan echter niet gewacht worden.
Aantal jongeren met een woonvraag In 2004 werden bij RIBW, R75, Passade, MEE en de Driestroom 189 jongeren gesignaleerd waarvan er 175 een woonvraag hadden. Hieruit zijn 116 casussen bekeken, het totale aantal casussen bekijken was te tijdrovend. De casussen zijn bekeken op het profiel van de jongere, de wenselijke woonvorm en de gerealiseerde woonvorm. Voor 76 van deze jongeren werd een woonvorm gevonden. Voor de overige 40 jongeren werd geen op de behoefte aansluitende woonvorm gevonden. Voor hen werden tijdelijke gevonden: opname, crisisopvang etc. Inter-lokaal signaleerde in 2004 15 jongeren die feitelijk thuisloos. De conclusie uit deze gegevens is dat er minimaal een tekort was van 40 woonzorgarrangementen. Dit is een zeer grove benadering, immers precieze cijfers over het aantal jongeren en hun problematiek ontbreken.
Profiel van de jongeren met een woonvraag Uit de 116 bekeken casussen komt het volgende beeld naar voren:
5 6 7
verdeling profielen 45 40 35 aantal jongeren
1 2 3 4
profielen LVG met gedragsproblemen LVG met verslavingsproblemen LVG met combinatie van problemen LVG jongeren die door psychiatrische problemen niet zelfstandig kunnen wonen Normaal begaafd met gedragsproblemen Normaal begaafd met combinatie van problemen Normaal begaafde jongeren die door psychiatrische problemen niet zelfstandig kunnen wonen
30 25 20 15 10 5 0 1
2
3
4
5
6
7
profielen
De verdeling van de jongeren over de profielen komt overeen met het landelijke beeld van zwerfjongeren. Het landelijk beeld is dat ongeveer 25% tot 30 % van de dak en thuisloze jongeren licht verstandelijk gehandicapt is, een groot deel van de jongeren heeft psychiatrische klachten en het overgrote deel van de jongeren heeft meerdere problemen. 3. Woonvormen
Behoefte Vanuit de jongeren is er behoefte aan bed, bad, brood, begeleiding en een beroep. Daarvoor is het noodzakelijk dat er voldoende woonvoorzieningen zijn, met een op de behoefte van de jongeren afgestemd begeleidingsaanbod. Afhankelijk van het profiel van de jongere moet dat lichte woonbegeleiding zijn of intensieve woonbegeleiding en behandeling. Belangrijk is daarbij ook de toeleiding naar werk of dagbesteding en het trainen van zelfstandigheid. Er moet dus spraken zijn van een woon-zorgarrangement.
Voor bepaalde dak en thuisloze jongeren is het moeilijk een woonvorm te vinden. Met name voor: Allochtone jongeren, op de toch al krappe kamermarkt hebben zij weinig kans; 17/18jarigen, woning- / kamerverhuurders eisen medeondertekening en vaak borgstelling van de ouders bij het sluiten van een woonovereenkomst. Dit is voor veel jongeren geen optie. jongeren met ernstige gedragsstoornissen; jongeren met gecombineerde problemen; licht verstandelijk gehandicapte jongeren met complexe hulpvragen op meerdere levensgebieden; Jongeren worden nu nog regelmatig geplaatst in voorzieningen die onvoldoende zorg kunnen bieden. Instellingen gaan hier toe over bij gebrek aan een aansluitend aanbod. Dit zijn de zogenaamde foutplaatsingen. De woonbehoefte kan opgesplitst worden in direct noodzakelijk tijdelijke woonvoorzieningen, met begeleiding en eventuele behandeling en structurele voorzieningen met meer of minder intensieve begeleiding. Het beschikbare aanbod moet een keten vormen. De keten moet bestaan uit voorzieningen die in zwaarte van hulp en bescherming aflopen: eerste opvang en noodzakelijke hulp, wonen met intensieve begeleiding, zelfstandig wonen met intensieve begeleiding, zelfstandig wonen met lichte woonbegeleiding, zelfstandig wonen.
Huidige aanbod Het huidige aanbod bestaat uit tijdelijke woonvoorzieningen en structurele woonvoorzieningen. Tijdelijke woonvoorzieningen Passade: 54 plaatsen algemene crisisopvang, dit zijn geen gelabelde plaatsen voor jongeren. In de praktijk kunnen maar enkele jongeren geplaatst worden (3 tot 5), 8 reboundplaatsen voor jongeren, SAM : 20 plaatsen. Nieuwe ontwikkelingen De Driestroon, Standvast en het RIBW ontwikkelen een woonvorm met hulp-leer-werktraject. Dit worden 13 plaatsen waar jongeren 1 jaar kunnen verblijven. De doelgroep is 18 tot 23 jaar. Criteria die gehanteerd worden zijn: ∗ LVG niveau of psychiatrische problemen, ∗ Komend uit de crisisopvang of psychiatrie Gedurende het jaar wordt de uitstroom geregeld. Het project start op 1 juni. (zie projectplan) Structurele woonvoorzieningen Er zijn verschillende vormen van structurele woonvoorzieningen: ∗ Intramurale woonvoorzieningen, ∗ Beperkt zelfstandige woonvormen, groepswonen, ∗ Begeleid zelfstandig wonen, ∗ Daarnaast worden zowel door het RIBW als door Passade jongeren begeleidt bij het zelfstandig wonen met het vooruitzicht op volledige zelfstandigheid. Knelpunten in het huidige aanbod: Er is geen specifieke crisisopvang voor jongeren van 18 tot 23 jaar. De bestaande crisisopvangplaatsen zijn niet gelabeld. Jongeren kunnen alleen geplaatst worden wanneer zij in de groep passen. Crisisopvangplaatsen die specifiek zijn toegerust op jongeren worden dan ook gemist.
-
-
-
-
De stap van intramurale zorg naar zelfstandigheid is vaak te groot en daarbij is te weinig begeleiding voorhanden; Er is te weinig woning/kameraanbod voor jongeren. Kwetsbare jongeren waaronder allochtone jongeren hebben weinig kans op de kamermarkt. Voor een jongeren die niet meer thuis kan wonen maar met lichte begeleiding binnen korte tijd zelfstandig zou kunnen wonen ontstaat door het niet beschikbaar zijn van betaalbare kamers het risico dat de jongeren afglijdt. Jongeren onder de 18 jaar kunnen vaak niet zelfstandig een huurovereenkomst afsluiten met een verhuurder. Instellingen zoals Passade komen daarin tegemoet door als instelling een overeenkomst met de verhuurder te sluiten die na een proefperiode overgaat op de jongeren. Niet alle instellingen doen dat. Het aanbod wat er is niet toereikend in soort aanbod en hoeveelheid. Met name de crisisopvang is onvoldoende en daarnaast is er tekort aan opvang voor jongeren met verslavings- en/of gedragsproblemen. Ook de opvang en begeleiding van de GGZ voor jongeren met psychiatrische problemen die niet/nooit zelfstandig wonen aan zullen kunnen is ontoereikend. Er is meer afstemming en coördinatie nodig bij de plaatsing en zorgbemiddeling, en een eenduidige registratie van de plaatsing en opvang. Er is onvoldoende woonruimte aanbod voor tienermoeders. De gedifferentieerdheid van het “woonaanbod met zorg” is onvoldoende, te weinig flexibel en er is te weinig maatwerk mogelijk.
4. Advies Aan de hand van de nu beschikbare cijfers is er geen uitspraak te doen over hoeveel opvang/woonplekken er op lagere termijn nodig zijn in Nijmegen. Duidelijk is wel dat er een tekort is aan woon-zorgarrangementen. Naast de 40 geregistreerde jongeren waarvoor in 2004 geen passende woonvorm gevonden werd, zijn er door Inter-lokaal nog 15 jongeren gesignaleerd die feitelijk thuisloos waren. Zoals eerder gezegd is dit een grove benadering en waarschijnlijk is het tekort aan plaatsen dan ook hoger dan 40. Met het aanbod ontwikkeld door de Driestroom, Standvast en RIBW blijft er een tekort aan woonarrangementen. Om een afdoende en aansluitend aanbod woonarrangementen voor dak en thuis lozen jongeren in Nijmegen te bieden moet allereerst het bestaande aanbod in stand worden gehouden. Instellingen moeten door afstemming en samenwerking de beschikbare mogelijkheden zo effectief mogelijk inzetten. De werkgroep bijzondere bemiddeling kan wellicht een bijdragen leveren bij het vinden van woonruimte voor jongeren met een lichte begeleidingsbehoefte. Daarnaast is het nodig het voorzieningen aanbod uit te breiden met een woonvoorzieningen keten. Een woon-voorzieningenketen bestaat uit woonarrangementen voor jongeren, aansluitend bij de verschillende fasen die jongeren doorlopen in het traject naar de voor hen maximale zelfstandige woonvorm.
Voorwaarden waaraan een woon-voorzieningenketen moet voldoen Om een woon-voorzieningenketen succesvol te maken moet die voldoen aan een aantal voorwaarden. 1. Er moet altijd spraken zijn van woon-zorgarrangementen, 2. Er moeten diverse mogelijkheden zijn: verschil in volume, hoeveelheid jongeren per cluster/huis, kleine experimentele huizen, flexibel aanbod: aan de hand van de vraag moet de woon-zorgketen aangepast kunnen worden verschil in begeleiding: in soort begeleiding en in intensiteit, verschil in locatie: centrum, buitenwijk, etc.
voldoende privé voor iedere jongere, Er moet op alle levensgebieden expertise aanwezig: zorg, vrije tijd, financiën, werk/studie etc. Er moet een vangnetconstructies voor uitvallers: jongeren die falen in een woon-zorgarrangement moeten in een andere vorm een tweede kans krijgen. 5. Er moeten afspraken gemaakt worden binnen de mogelijkheden van rebound en bijzondere woonbemiddeling voor jongeren die definitieve uitstromen. 6. Mogelijkheid om huurovereenkomsten te sluiten voor jongeren, 7. Goede aansluitende keten.
3. 4.
Voorwaarden voor de ontwikkeling van een succesvolle woon-voorzieningenketen: Inhoudelijk Multidisciplinair werken, Samenwerking: 1. Afspraken over de overname van inschrijvingen tussen instellingen, 2. Afstemming tussen de verschillende aanbieders over de omvang en aard van het aanbod, Korte lijnen, snelle actie, Keten management, Casemanagement, Een heldere structuur met zorgbemiddelingbeleid en plaatsingsbeleid. Op
proces en materieel Regie (door de gemeenten), Kort en snel ontwikkelingsproces van nieuw aanbod, Combi-financiering, Uitbreiding AWBZ begeleidingsmogelijkheden, Uitbreiding faciliteiten niet geïndiceerde begeleidingsmogelijkheden.
Te ontwikkelen aanbod: Naast de voorzetting van het bestaande aanbod moet er concreet een woon-voorzieningenketen ontwikkeld. De werkgroep stelt zich het volgende voor:
Wat
Volume
Naast het bestaande aantal crisisopvangplaatsen moeten er geoormerkte crisisopvangplaatsen voor jongeren gerealiseerd worden dmv een jongerengroep. Naast deze plaatsen moet de mogelijkheid blijven om indien passend, jongeren geplaatst kunnen worden op reguliere plaatsen.
5 plaatsen
Een klein voorziening voor geclusterd wonen, met algemene voorzieningen 10 plaatsen voor jongeren en intensieve begeleiding. Dit kan een deel van een galerij zijn. Het moeten kamers zijn met daarnaast een gemeenschappelijke ruimte. Hatjes met lichte woonbegeleiding en “hangplek” met begeleider, bijvoorbeeld van 12.00 tot 20.00 uur en faciliteiten als computers
6 hatjes
Kamers /woningen met een lage huur en 3 x per week gegarandeerde woonbegeleiding
10 kamers/woningen
Big Mama / Thomas huis voor 6 jongeren
1 huis
Kamers voor jongeren, eventueel met lichte begeleiding
Vervolg op het advies van de werkgroep wonen De werkgroep adviseert om op bestuurlijk niveau met de instellingen afspraken te maken over de concrete uitwerkingen van het advies over de uitbreiding van het aanbod met een keten van woonzorgarrangementen. De werkgroep adviseert daarbij de organisatie die deelgenomen hebben aan de werkgroep te betrekken. De werkgroep wil benadrukken dat het gaat om het ontwikkelen van een samenhangende keten. De start is de crisisopvang maar er moet doorstroming mogelijk zijn naar uiteindelijk de meest haalbare zelfstandige woonvorm. In eerste instantie moet bestuurlijke overeenstemming bereikt worden over de beoogde ontwikkeling en de overige partners die daarbij betrokken moeten worden. Daarbij moet onderscheid gemaakt worden tussen partners die zorg dragen voor de uitvoering en partners die voor de ontwikkeling van onderdelen van de woon-zorgarrangementenketen de verantwoordelijkheid nemen.
Om verstopping te voorkomen moet de uitstroom uit de nieuwe woonvoorzieningen van te voren goed geregeld worden. Hierbij kunnen ook de corporaties middels de Werkgroep Bijzondere Bemiddeling een rol spelen. Verder maakt de gemeente bilaterale prestatieafspraken met de verschillende Nijmeegse corporaties op het gebied van wonen. Naast de bestuurlijke weg kan ook dit een ingang zijn om corporaties te stimuleren om meer voorzieningen voor dakloze jongeren op te zetten. Vervolgens moet een plan van aanpak gemaakt worden op het gehele project en op de verschillende deelonderwerpen van de beoogde ontwikkeling. Vragen die daarbij beantwoord moeten worden zijn: wat moet er concreet gerealiseerd worden en welke resultaten worden verwacht, welke partners zijn er nodig en hoe worden de verantwoordelijkheden afgebakend, welke financiers worden betrokken, wat zijn de termijnen waarop (deel)producten geleverd worden.
18-minners (z)onder dak omvang en hulpvraag
Directie Wijk en Stad, afdeling Onderzoek en Statistiek April 2007
Inhoudsopgave 1
Samenvatting
1.1 Inleiding 1.2 Uitkomsten 1.2.1 1.2.2 1.2.3
Omvang en samenstelling Hulpbehoefte bij de jongeren Tekortkomingen in de hulpverlening volgens de instanties
3 3 3 3 5 5
2
Inleiding
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7
Inleiding Aanleiding Probleemstelling Onderzoeksaanpak Privacy Begeleidingscommissie Mogelijke knelpunten bij de uitvoering van het onderzoek
7 8 9 10 10 10 10
3
Bevindingen
13
3.1 Inleiding 3.2 Omvang van de doelgroep 3.2.1 3.2.2 3.2.3
Aantal instanties/sleutelinformanten, van wie we informatie hebben Problemen bij het verzamelen van de informatie Omvang groep
3.3.1 3.3.2 3.3.3
Inleiding Kenmerken van de groep. Risicofactoren en risicomomenten
3.4.1 3.4.2
Inleiding Hulpbehoefte bij de jongeren
3.5.1 3.5.2
Inleiding Door instellingen ervaren knelpunten
3.3 Kenmerken en risicofactoren van de groep
3.4 Hulpbehoefte jongeren
3.5 Ervaren knelpunten bij instellingen
4
Bijlagen
4.1 Overzicht betrokken instanties
7
13 13 13 13 13
15 15 16 16
19
19 20
22
22 22
25 25
18-minners (z)onder dak Samenvatting
1
Samenvatting
1.1
Inleiding Aanleiding onderzoek Bij de gemeente en instanties speelt de vraag in hoeverre er behoefte is aan extra opvang voor zwerfjongeren beneden de 18 jaar. In dat verband hebben deze partijen in de eerste plaats behoefte aan gegevens over de omvang van deze doelgroep. Voor Nijmegen is er wel een indicatie van het aantal zwerfjongeren tot 23 jaar, althans voor zover die bij instanties bekend zijn, maar gegevens over de omvang van het aantal zwerfjongeren onder de 18 jaar ontbreken. Ook is meer zicht wenselijk op de hulpbehoefte van de zwerfjongeren beneden de 18. Daarom heeft de gemeentelijke Directie Inwoners aan de afdeling Onderzoek en Statistiek de opdracht gegeven om dit nader te onderzoeken. Bij het verzamelen van gegevens over de omvang zijn we uitgegaan van de volgende definitie: onder zwerfjongeren verstaan we jongeren die voor hun overnachting vooral zijn aangewezen op straat of op een kortdurend verblijf in laagdrempelige opvangvoorzieningen, detentie of bij familie, vrienden of kennissen. Dat houdt in dat jongeren, die wel een thuisadres hebben, maar in de praktijk op wisselende adressen slapen, tot de zwerfjongeren gerekend worden. Deze groep wordt ook wel aangeduid als jongeren in een instabiele woonsituatie. Verzameling gegevens Om de gewenste gegevens over de doelgroep te achterhalen is gesproken met 40 sleutelinformanten van in totaal 28 instellingen en met 9 zwerfjongeren van beneden of net boven de 18 jaar. Voor al die jongeren geldt dat ze voor het bereiken van de volwassen leeftijd in een instabiele woonsituatie terechtkwamen. We weten niet in hoeverre de groep van 9 zwerfjongeren representatief is voor alle zwerfjongeren onder de 18 jaar, maar het zijn wel jongeren met kenmerken die bij veel zwerfjongeren spelen. Hun antwoorden gelden daarom waarschijnlijk voor een bredere groep. Tijdens het onderzoek hebben diverse instanties melding gemaakt van tekortkomingen in de huidige hulpverlening aan zwerfjongeren beneden de 18 jaar. Ook deze worden hieronder beschreven.
1.2
Uitkomsten
1.2.1
Omvang en samenstelling Tussen de 40 en 73 zwerfjongeren <18 jaar Op basis van onze inventarisatie ligt het aantal zwerfjongeren onder 18 jaar in Nijmegen naar schatting tussen de 40 en 73. De reden dat we geen exacter aantal kunnen noemen, heeft te maken met het feit dat een deel van de benaderde instanties en sleutelpersonen - onder meer uit privacyoverwegingen - geen namen kon of wilde noemen.
3
18-minners (z)onder dak omvang en hulpvraag
Voor het grootste deel gaat het bij de groep van 40 tot 73 om jongeren die weliswaar een thuisadres hebben, maar vaak vanwege een problematische thuissituatie ergens anders slapen. Dat kan dan voor korte of langere tijd bij familie, opa en oma, vrienden, kennissen, opvangadressen, drugspanden en kraakpanden zijn. Onduidelijk is hoeveel jongeren af en toe of regelmatig geen slaapplaats hebben, maar het lijkt om een kleine groep te gaan. Het aantal van 40 tot 73 zwerfjongeren onder de 18 jaar kan gezien worden als een indicatie voor een toename van het totale aantal zwerfjongeren in Nijmegen; in 2001 waren bij de instanties namelijk 118 zwerfjongeren in de ruimere leeftijdscategorie 12 tot 23 jaar bekend1. De instanties constateren dat er steeds meer (complexe) probleemsituaties binnen gezinnen, gezinnen met schulden en jongeren met een meervoudige problematiek zijn, en als gevolg daarvan steeds meer jongeren in een instabiele woonsituatie. Opvallend is dat alle voor het onderzoek geïnterviewde zwerfjongeren aangeven meer jongeren in een soortgelijke situatie te kennen. Weinig zwerfjongeren <18 jaar zijn bij meer instanties bekend Voor veel instanties geldt dat ze een klein aantal zwerfjongeren kennen, van wie de meesten niet (als zodanig) bij andere instanties bekend blijken te zijn. Tien procent van de zwerfjongeren, van wie we de naam weten, is bij 2,3 of 4 instanties bekend. Grotere groep loopt risico om in instabiele woonsituatie terecht te komen Diverse instanties hebben ook aantallen jongeren genoemd, die risico lopen om in een instabiele woonsituatie te geraken. Daarbij is de scheidslijn tussen een zwerfjongere in een instabiele woonsituatie en een jongere die risico loopt om in een dergelijke situatie terecht te komen niet altijd duidelijk. Afzonderlijke instanties geven aan tientallen van dergelijke risicojongeren te kennen. Maar het is niet mogelijk om een totaalcijfer te noemen. Zo geeft een VMBO-school aan 30 risicojongeren te kennen, maar we weten niet hoe dat bij de andere scholen in Nijmegen zit. Geen aanvullende kenmerken en risicofactoren gevonden De door de instanties genoemde kenmerken en risicofactoren voor de bij hen bekende zwerfjongeren zijn dezelfde als uit eerdere onderzoeken naar zwerfjongeren naar voren kwamen, bijvoorbeeld crimineel gedrag, kwetsbare thuissituatie, schulden, gedragsproblemen, verslaving, enzovoorts. Er is vrijwel altijd sprake van meervoudige problematiek. Circa 80% van de bij de instanties bekende zwerfjongeren, van wie we de naam van de instellingen gekregen hebben, heeft een Nederlandse naam; het gaat voor driekwart om jongens. Uit landelijk onderzoek komt naar voren dat 1 op de 3 zwerfjongeren die hulp ontvangen allochtoon is. Echter, voor Nijmegen is niet duidelijk in hoeverre allochtone probleemjongeren beneden de 18 jaar in eigen opvangcircuits terechtkomen. Volgens Het InterLokaal geldt voor diverse allochtone groepen dat er dergelijke opvangcircuits functioneren. Nader onderzoek is nodig om de omvang van groepen 18-minners in een instabiele woonsituatie binnen deelgroepen allochtonen te kunnen bepalen. 1
4
Ook bij deze telling is een bredere definitie van zwerfjongeren gehanteerd, inclusief jongeren in een instabiele woonsituatie: een zwerfjongere is een jongere die geen stabiele woon- of verblijfplaats heeft of verblijft in kort- of langdurende opvang voor thuisloze jongeren.
18-minners (z)onder dak Samenvatting
1.2.2
Hulpbehoefte bij de jongeren Goedkope huisvesting als eerste basisbehoefte De geïnterviewde jongeren hebben in de eerste plaats behoefte aan een plek waar ze min of meer zelfstandig kunnen wonen in plaats van telkens wisselende overnachtingplaatsen bij familie, vrienden, kennissen, internaten en dergelijke. Behalve aan begeleid wonen denken ze daarbij ook aan betaalbare gewone huisvesting in een goede woonomgeving, waar ze minder snel op het verkeerde pad raken. Dit terwijl ze weinig of geen geld/inkomen hebben en vaak schulden. Op dit moment zijn er lange wachtlijsten voor de meer gespecialiseerde huisvestingsprojecten voor zwerfjongeren met specifieke problemen. Voor de begeleid kamer wonen projecten bij Dunamis zijn er momenteel geen wachtlijsten. Wel neemt de procedure vanaf intake tot plaatsing zo’n 2 tot 3 weken in beslag. Behoefte aan ervaren, initiatiefrijke hulpverleners die goed kunnen luisteren De jongeren geven aan de hulpverlenende instanties betuttelend te vinden; ze willen dat er beter naar hen geluisterd wordt. Dit beeld zal mede samenhangen met de mate waarin de jongeren open staan voor de hulp, die ze volgens de deskundigen nodig hebben. De ervaringen met de hulpverleners zijn niet altijd positief. Zo hebben jongeren te maken gehad met onervaren hulpverleners, die weinig weten van de problematiek van zwerfjongeren wisten, en met hulpverleners, van wie weinig initiatief uitging. Behoefte aan maatwerk met een snelle doorlooptijd Voor het oplossen van de problemen van de zwerfjongeren is maatwerk nodig: de problemen lopen te zeer uiteen voor een standaardaanpak. Op momenten in het verleden dat de jongeren huisvesting of hulp nodig hadden, werden ze vaker met wachtlijsten geconfronteerd. Behalve dat ze dat vervelend vonden, zorgde het in een aantal gevallen voor terugval of voor een verergering van de problemen.
1.2.3
Tekortkomingen in de hulpverlening volgens de instanties Geen regie over de zorg bij veel zwerfjongeren Het komt vaker voor dat zwerfjongeren uit het zicht raken nadat ze bij een instantie vertrekken. Eerder is al opgemerkt dat weinig van de bij de instanties bekende zwerfjongeren bij meer instanties bekend zijn. Voor veel van de zwerfjongeren geldt dus dat er op dit moment weinig of geen regie over de zorg voor hen wordt gevoerd. De instanties constateren dat informatie over zwerfjongeren beter vastgelegd en uitgewisseld moet worden, maar dit mag niet te veel ten koste gaan van de tijd voor de hulpverlening. Onvoldoende opvangmogelijkheden voor specifieke groepen zwerfjongeren <18 jaar Voor zwerfjongeren beneden de 18 jaar met specifieke problemen zijn er op dit moment te weinig opvangvoorzieningen. Dat geldt bijvoorbeeld voor zwerfjongeren, die aan drugs verslaafd zijn, die sociaal gezien niet in een opvangvoorziening voor meer jongeren te handhaven zijn of die ernstige, complexe problemen hebben. Verder kan
5
18-minners (z)onder dak omvang en hulpvraag
voor zwerfjongeren in een acute crisissituatie niet altijd meteen een opvangplek geregeld worden. Een gevolg hiervan is dat instellingen, die aan jongeren boven de 18 jaar huisvesting bieden, ook 18-minners willen gaan opnemen. Zo heeft het RIBW samen met ‘De Driestroom’ onlangs ‘De Dwarsstraat’ - een huis voor begeleid wonen voor jongens vanaf 18 jaar - geopend. Het is de bedoeling dat hier straks ook 18-minners terecht kunnen. Een ander voorbeeld is dat IRIS-zorg op het terrein van de Limos-kazerne een opvang voor 8 drugsverslaafden van beneden de 18 jaar inricht. Verder is het de bedoeling dat er bij SAM enkele crisisopvangplaatsen komen. Verbeteringen mogelijk in preventieve sfeer Diverse instanties hebben tientallen jongeren met problemen in beeld, die dreigen af te glijden in de richting van een instabiele woonsituatie. Belangrijke risicofactoren zijn problemen met en/of bij de ouders en schulden bij de jongeren en/of de ouders. Verbeteringen zijn mogelijk in de uitwisseling van informatie tussen instanties over deze jongeren en in het aanpakken van hun problemen. Het ontbreekt diverse instanties aan tijd om alle signalen m.b.t. risicojongeren goed op te pakken. Diverse instanties pleiten voor meer straathoekwerkers, omdat zij weten waar de risicojongeren zich ophouden en contact met hen zoeken. Verdere uitbouw van multidisciplinaire aanpak gewenst Instanties vinden het een goede zaak dat er meer samenwerking en informatieuitwisseling m.b.t. probleemjongeren is opgebouwd door multidisciplinaire teams en projecten in het leven te roepen. Maar verschillende instanties geven aan nog onvoldoende tijd te hebben om alle signalen na te trekken, goed te registreren, contacten met andere instanties te leggen en begeleiding te geven. Knip in de hulpverlening voor 18-minners en 18-plussers is een knelpunt De 18-jarige leeftijd betekent dat jongeren niet meer onder de zorg van instellingen voor jeugdzorg vallen. Door verschillende instanties wordt gemeld dat deze grens zeer kunstmatig is. Het los moeten laten van probleemjongeren op 18-jarige leeftijd zien instellingen als een belangrijke risicofactor. Er is behoefte aan mogelijkheden om jongeren langer te kunnen begeleiden.
6
18-minners (z)onder dak Inleiding
2
Inleiding
2.1
Inleiding Volgens een zachte raming van de Algemene Rekenkamer2 waren er in 2001 in Nederland tussen de 2.700 en 4.700 zwerfjongeren in de leeftijdscategorie 15-25 jaar. In de periode mei 2003 - oktober 2004 steeg de schatting van het maximumaantal van circa 4.700 naar 4.9943. Benadrukt wordt dat het gaat om globale ramingen. De groep is moeilijk in kaart te brengen omdat deze voor een deel onzichtbaar is4. Dezelfde geluiden worden gehoord in het veld. De landelijke registratie van de maatschappelijke daklozenopvang tot 2002 laat eveneens een toename van het aantal zwerfjongeren, zien5. Niet bekend is in hoeverre de landelijke stijging van het aantal zwerfjongeren veroorzaakt wordt door een stijging van het aantal zwerfjongeren beneden de 18 jaar. Ook de Nijmeegse instellingen hebben de indruk dat het aantal zwerfjongeren nog steeds toeneemt. Om aan deze ongewenste situatie een einde te maken hebben overheden en organisaties de krachten gebundeld in het project ‘Dak- en thuisloze jongeren Nijmegen’6. Een groot aantal partijen, inclusief de gemeente Nijmegen, werkt daarin samen om tot een sluitende aanpak te komen op het terrein van wonen, zorg, werk, inkomen, opleiding en veiligheid en om een samenhangend beleid te ontwikkelen7. Het meest recente cijfer voor Nijmegen (2001) is dat er bij de instellingen 118 zwerfjongeren8 in de leeftijdscategorie 12 tot 23 jaar bekend zijn (Onderzoek Opvang Zwerfjongeren, Algemene Rekenkamer, 2001/2002). Het aantal zwerfjongeren beneden de 18 jaar in Nederland en in Nijmegen is niet bekend. In landelijk onderzoek van het Trimbos instituut uit 2003 naar de hulpverlening aan zwerfjongeren worden de volgende kenmerken genoemd; - een meerderheid is jongen; 2
3 4
5
6
7
8
Rapport Algemene Rekenkamer, Onderzoek Opvang Zwerfjongeren, informatie peildatum 01-11-2001. Zwerfjongeren 2005, rapport Algemene Rekenkamer, 20 december 2005 Interview met Prof. Dr. Judith Wolf: ‘Corporaties kunnen problemen van zwerfjongeren helpen indammen’, d.d. 6 januari 2006. Prof. Dr. Judith Wolf is bijzonder hoogleraar Grondslagen van de Maatschappelijke Opvang aan het Universitair Medisch Centrum St. Radboud in Nijmegen en zij is ook hoofd van het programma Opvang en Maatschappelijke Zorg bij het Utrechtse Trimbosinstituut. Digitale nieuwsbrief nr 1 Project Sluitende aanpak dak- en thuisloze jongeren in Nijmegen, augustus 2006. In Nijmegen zijn verschillende organisaties betrokken bij de problematiek rond zwerfjongeren t.w.: BJZ, jeugd GGZ, NIM, MEE, scholen, reclassering, justitie, politie, IrisZorg, straathoekwerk, de Boognetwerken, jongerenen buurtwerkers, SAM, Dunamis, R75, Tandem, school- en hulpnetwerk, afdeling Leerplicht, de Driestroom, NUNN en het ROC. Bij deze telling is de volgende definitie van een zwerfjongere gehanteerd: een zwerfjongere is een jongere tussen de 12 en 23 jaar die geen stabiele woon- of verblijfplaats heeft of verblijft in kort- of langdurende opvang voor thuisloze jongeren.
7
18-minners (z)onder dak omvang en hulpvraag
De -
eenderde is allochtoon; bijna een kwart is zwakbegaafd; 40% vormt een bedreiging voor de veiligheid van anderen; 40% heeft regelmatig contact met de politie. Nijmeegse hulpverleningsinstellingen constateren verder de volgende problemen: ze zijn vaak afkomstig uit problematische gezinnen en jeugdinternaten; bijna de helft is slachtoffer van misbruik en mishandeling; hun positie is kwetsbaar vanwege allerlei problemen (schulden, geen inkomen, middelengebruik, psychiatrische problemen, gedragsproblemen); het ontbreken van een positief sociaal netwerk.
De sociaal wetenschappelijke afdeling van de Rotterdamse dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid schetst het volgende profiel: ‘Er is sprake van een problematische thuissituatie, scheiding van de ouders en van traumatische ervaringen zoals mishandeling, verwaarlozing en seksueel misbruik. Een groot deel van de jongeren heeft al eerder contact gehad met de jeugdhulpverlening en heeft een ondertoezichtstelling gehad. Ook zijn zij eerder opgevangen in meerdere internaten en pleeggezinnen. Een kwart van de jongeren heeft te kampen met psychiatrische problemen. Driekwart van de jongeren gebruikt verdovende middelen, de helft gebruikt dagelijks softdrugs’.9
2.2
Aanleiding In het kader van het streven naar een sluitende aanpak voor zwerfjongeren, bestond er bij de gemeente en instanties de vraag in hoeverre er behoefte is aan extra opvang voor zwerfjongeren beneden de 18 jaar. Daarom heeft de Directie Inwoners aan de afdeling O&S gevraagd een onderzoek uit te voeren naar de grootte, de samenstelling, de problematiek en de hulpbehoefte van de groep Nijmeegse zwerfjongeren onder de 18 jaar. Een tweede aanleiding voor het onderzoek was de ontwikkeling van Sancta Maria (SAM). Sancta Maria is een opvanghuis voor dak- en thuisloze jongeren in Nijmegen-West en het is één van de mogelijkheden waar zwerfjongeren beneden de 18 jaar terecht kunnen. Dit zwerfjongerenpension is een particulier initiatief, waaraan kerk in actie Nijmegen veel heeft bijgedragen. Kenmerk van de doelgroep is dat zij de aansluiting met de maatschappij hebben verloren. In het onderwijssysteem zijn ze vaak mislukt, hun sociaal netwerk is bijna geheel verdwenen en vaak vechten ze tegen één of andere vorm van verslaving. Via de ambulante hulpverlening worden ze aangemeld bij het project van SAM waar ze na een intake de gelegenheid krijgen om opnieuw tot rust te komen, plannen te maken voor hun toekomst en opnieuw of voor het eerst te leren om die toekomst serieus te nemen. De dagbesteding die het project hen biedt (projecten in de tuin, in het pension, in de dierenverzorging, in de techniek of in de bouw) helpt hen om weer structuur in hun dag te brengen. Indien ze daar aan toe zijn worden ze gestimuleerd opnieuw stappen in de maatschappij te zetten, ten einde later weer zelf hun leven vorm te kunnen geven. Er is plaats voor ongeveer 20 jongeren in de leeftijd van 15-23 jaar.
9
8
Rapport ‘Bandieten, dissidenten, weglopers of verschoppelingen? Profielen van thuisloze jongeren in Rotterdam’, juli 2005.
18-minners (z)onder dak Inleiding
Bij Sancta Maria was een ontwikkeling in gang gezet voor een zogenaamd leerwerkhuis. Deze ontwikkeling stagneerde. Inmiddels is SAM ondergebracht bij Arcuris/De Grift/Passade die inmiddels gefuseerd zijn tot IrisZorg. Gegevens over de hulpbehoefte bij zwerfjongeren zijn van belang voor de verdere ontwikkeling van SAM. Op dit moment is er beperkt zicht op de zwerfjongeren beneden de 18 jaar. De jeugdzorg en de maatschappelijke opvang zijn terreinen waar de zwerfjongeren onder meer gesignaleerd worden. Bureau Jeugdzorg bereikt slechts een kleine groep zwerfjongeren onder de 18 jaar (5 à 6). Een kleine groep kan terecht bij IrisZorg of de NUNN en wordt zo snel mogelijk naar een andere (voor jongere geschiktere) voorziening ondergebracht. Maar de groep, die een zwervend bestaan leidt tussen allerlei instabiele woonplekken (bij vrienden of kennissen, illegale onderhuur, enzovoorts) is volgens de instellingen veel groter. In onderzoek naar zwerfjongeren stelde de Algemene Rekenkamer enige jaren geleden vast dat zwerfjongeren tussen wal en schip vallen, omdat zij zich bevinden op het grensvlak van de jeugdzorg en de maatschappelijke opvang. Tot 18 jaar zijn de zwerfjongeren aangewezen op de jeugdzorg en daarna op de maatschappelijke opvang. Over de jeugdzorg heeft de provincie de regie en de gemeente voert de regie over de maatschappelijke opvang.
2.3
Probleemstelling Bij de gemeente en instanties speelt de vraag in hoeverre er behoefte is aan extra opvang voor zwerfjongeren beneden de 18 jaar. In dat verband hebben deze partijen in de eerste plaats behoefte aan gegevens over de omvang van deze doelgroep. Voor Nijmegen is er wel een indicatie van het aantal zwerfjongeren van 12 tot 23 jaar, althans voor zover die bij instanties bekend zijn, maar gegevens over de omvang van het aantal zwerfjongeren onder de 18 jaar ontbreken. Ook is meer zicht wenselijk op de hulpbehoefte van de zwerfjongeren beneden de 18. Naar zwerfjongeren is in het recente verleden al veel onderzoek gedaan. Een en ander leidde tot 2004 niet tot een eenduidige definitie van een zwerfjongere. De leeftijdgrenzen variëren (bijvoorbeeld tot 23 of tot 25 jaar). En ook over de periode of mate van dakloos zijn was discussie. Tel je bijvoorbeeld een zwerfjongere mee als hij of zij in de opvang zit? Het Ministerie van VWS heeft in 2004 in overleg met partijen uit het veld een definitie van een zwerfjongere vastgesteld. De definitie luidt: ‘Zwerfjongeren zijn jongeren tot 25 jaar met meervoudige problemen, die dakloos zijn of in de opvang verblijven’. Daarbij hoort volgens het ministerie een kanttekening: jongeren die met hun ouders in de opvang verblijven, vallen niet onder deze definitie. In de probleemstelling voor ons onderzoek hebben we de volgende binnen het project “Dak- en Thuisloze jongeren Nijmegen” gehanteerde definitie gebruikt: ‘Dakloze jongeren zijn jongeren die voor hun overnachting vooral zijn aangewezen op straat of op een kortdurend verblijf in laagdrempelige opvangvoorzieningen, detentie of bij familie, vrienden of kennissen’. Dat houdt in dat jongeren, die wel een thuisadres hebben, maar in de praktijk op wisselende adressen slapen, tot de zwerfjongeren gerekend worden. Deze groep wordt ook wel aangeduid als jongeren in een instabiele woonsituatie.
9
18-minners (z)onder dak omvang en hulpvraag
2.4
Onderzoeksaanpak Voor de beantwoording van de eerste onderzoeksvraag - het in kaart brengen van de grootte en de samenstelling van de groep jongeren - wordt de volgende aanpak gekozen: • Instellingen/instanties (zie bijlage) op de hoogte stellen van de voorgenomen inventarisatie en vragen om medewerking. • Benaderen instellingen en benoemen sleutelpersoon van instelling die gegevens/informatie kan verstrekken. • Gesprekken met sleutelpersonen over de bij hen bekende 18-minners. Controleren op dubbele namen (namen die door meer instanties genoemd worden). Voor de beantwoording van de tweede onderzoeksvraag - de hulpbehoefte van de 18minners - wordt gekozen voor de volgende aanpak: • Achterhalen wat sleutelpersonen over de achtergrond en problematiek van de betreffende jongeren weten. • Via sleutelpersonen in contact komen met jongeren voor interviews. • Interviews met 18-minners over hun hulpbehoefte aan de hand van een globale gespreksleidraad. • Via deze jongeren weer andere jongeren benaderen.
2.5
Privacy Gelet op de gevoeligheid van de informatie zullen in de rapportage alle gegevens over personen geanonimiseerd worden verwerkt. De door de instellingen beschikbaar gestelde gegevens zullen na afronding van het onderzoek worden vernietigd.
2.6
Begeleidingscommissie Voor het onderzoek is een begeleidingscommissie samengesteld bestaande uit: Rob Boon (Bureau Jeugdzorg), Monique Willems (Spectrum, Centrum voor Maatschappelijke Ontwikkeling Gelderland), Vera Stekelink (hoofd Beleidsontwikkeling Directie Inwoners, gemeente Nijmegen), André van Ginkel (beleidsontwikkeling Directie Inwoners, gemeente Nijmegen) en Rik Verdellen (beleidsontwikkeling Directie Inwoners, gemeente Nijmegen).
2.7
Mogelijke knelpunten bij de uitvoering van het onderzoek Voorafgaand aan het onderzoek hebben we aangegeven dat we bij het bepalen van de omvang en samenstelling van de groep zwerfjongeren beneden de 18 jaar in Nijmegen afhankelijk waren van diverse factoren, onder meer: • De bereidheid van instellingen/sleutelinformanten om persoonlijke gegevens over de zwerfjongeren te verstrekken. We moeten de instellingen/informanten erop wijzen dat alleen de onderzoeker de gevraagde gegevens in handen krijgt en dat er uiteindelijk niet op persoonsniveau en ook niet per instelling gerapporteerd wordt. Het gaat om het vaststellen van de totale omvang van de doelgroep, verdeeld naar een aantal kenmerken. • De bekendheid van de namen van de zwerfjongeren (om na te kunnen gaan in hoeverre verschillende instanties dezelfde jongeren noemen). • De bekendheid van de leeftijd van de zwerfjongeren (om de 18-minners te kunnen onderscheiden van de 18-plussers).
10
18-minners (z)onder dak Inleiding
•
De mate waarin personen/instellingen buiten het hulpverleningscircuit namen en kenmerken van zwerfjongeren kunnen geven. Uit een eerste verkenning van lokaal onderzoek op dit vlak bleek dat er geen voorbeelden waren van andere steden, die het aantal zwerfjongeren in hun stad goed hebben kunnen vaststellen. Ook hebben we vooraf een voorbehoud gemaakt waar het gaat om het in beeld kunnen brengen van de hulpbehoefte via de jongeren zelf. Voor zover er gegevens over zwerfjongeren bekend zijn, gaat het om een diverse groep. Voor een goed beeld van de behoefte aan hulp bij de jongeren zelf zou dan met jongeren uit verschillende deelgroepen zwerfjongeren gesproken moeten worden. Het is echter de vraag of het lukt om jongeren uit al die deelgroepen daartoe bereid te vinden.
11
18-minners (z)onder dak Bevindingen
3
Bevindingen
3.1
Inleiding Doelstelling van dit onderzoek is het inzichtelijk maken van de omvang van de groep zwerfjongeren onder de 18 jaar en na te gaan wat de hulpbehoefte van deze groep jongeren is.
3.2
Omvang van de doelgroep
3.2.1
Aantal instanties/sleutelinformanten, van wie we informatie hebben Om de gewenste gegevens over de doelgroep te achterhalen is gesproken met 40 sleutelinformanten van in totaal 28 instellingen. De meeste gesprekken vonden bij de instelling zelf plaats. In een enkel geval bleef het bij telefonische informatie.
3.2.2
Problemen bij het verzamelen van de informatie Bij het verzamelen van gegevens vormde het al dan niet ter beschikking stellen/hebben van aantallen en namen om de omvang van de groep vast te stellen een probleem. Sommige instanties/sleutelfiguren konden alleen aantallen of schattingen van aantallen geven. Om privacyredenen werden geen namen en soms alleen de initialen ter beschikking gesteld. De instanties/sleutelfiguren hadden onvoldoende tijd om alle dossiers na te gaan. Voor zover mogelijk hebben we gecontroleerd op dubbele namen: gekeken is welke namen/initialen bij meer instanties bekend zijn om een zo goed mogelijke schatting van het aantal zwerfjongeren te kunnen geven. Behalve dat door instanties aantallen en deels namen/initialen zijn genoemd, zijn er ook schattingen gegeven van het aantal jongeren dat risico loopt om in een instabiele woonsituatie te belanden. Daarbij is de scheidslijn tussen een risicojongere en een jongere in een instabiele woonsituatie niet altijd goed aan te geven.
3.2.3
Omvang groep Uiteindelijk heeft de inventarisatie van de omvang van de groep zwerfjongeren twee groepen opgeleverd: een groep mét namen en een groep zónder namen. De eerste groep bestaat uit 40 verschillende namen. Het gaat om 10 meisjes en 30 jongens; 80% heeft een ‘Nederlandse’ naam. Een deel van die 40 (10%) is door meerdere (2, 3 of 4) instanties/sleutelinformanten genoemd. Het aantal van de tweede groep (zonder naam) was aanvankelijk 39. Aan de instanties/sleutelinformanten, die om privacyredenen geen namen noemden, is vervolgens gevraagd of er personen uit de eerste lijst met namen bij zaten. Dat was 6 keer het geval. Dus hielden we een tweede groep van 33 over: niet bekend is welk deel daarvan bij meer instanties bekend is.
13
18-minners (z)onder dak omvang en hulpvraag
Al met al kunnen we zeggen dat er in Nijmegen naar schatting tussen de 40 en 73 zwerfjongeren onder de 18 zijn. Voor beide groepen geldt dat er weinig jongeren zijn die echt op straat leven en ‘onder de brug’ slapen. De meeste jongeren hebben een ‘adres’, maar verblijven wisselend bij (één van) de ouders, grootouders, familieleden, vrienden, pleeggezinnen, internaten, opvanghuizen en kraakpanden. De jongeren, waarmee in het kader van het onderzoek gesproken is, vullen dit aan met slapen in drugspanden, parken, auto’s, schuurtjes en ‘gewoon op straat’. Overdag hangen zij rond in de wijk of in het centrum waar zij andere jongeren ontmoeten die in dezelfde situatie zitten/zaten. Aan de geïnterviewde zwerfjongeren is gevraagd of zij jongeren kennen, die in een soortgelijke situatie zitten als zijzelf. Bijna allemaal kennen ze wel een aantal jongeren in dezelfde situatie: problemen thuis, dan weer hier, dan weer daar, schulden, blowen, depressieve gevoelens, enzovoorts. Sommige kennen er meer dan tien. Behalve jongeren in een instabiele woonsituatie, zien de instanties grotere groepen jongeren die risico lopen om in een dergelijke situatie te geraken als ze niet worden opgevangen of niet goed worden begeleid. Hier volgen enkele voorbeelden van over risicojongeren genoemde cijfers: - Een VMBO-school met veel leerlingen uit het Willemskwartier, de Kolping en de Meijhorst stelt dat er zeker 30 leerlingen zijn die weliswaar thuis wonen, maar voor wie de school nog de enige structuur in hun leven is. Als het ook met de school om welke reden dan ook niet goed gaat, is de kans groot dat zo’n leerling verder afglijdt. Niet bekend is of ook op andere scholen vergelijkbare groepen risicojongeren zitten. - Dunamis meldt dat het bij 100 van de jaarlijkse 300 aanmeldingen voor crisisopvang gaat om 18-minners in een instabiele woonsituatie. Let wel: het gaat om de situatie bij de binnenkomst bij Dunamis. - Bij de politie zijn 24 jeugdige veelplegers10 en 112 jeugdige meerplegers11 uit Nijmegen onder de 18 jaar bekend. Daarnaast kent de politie nog 172 jeugdige beginners uit Nijmegen. Niet bekend is welk deel van deze groepen jongeren tot de groep zwerf- of risicojongeren behoren. Uit de gegevens uit het BPS (Bedrijfsprocessensysteem) van de Politie Gelderland Zuid voor een periode van 3 maanden over jongeren tot 18 jaar blijkt dat in die periode tientallen jongeren beneden de 18 jaar in aanraking met de politie kwamen; 1 daarvan heeft de code ‘zonder vaste woon- of verblijfplaats’ (= de code voor zwervers). Dat wil zeggen dat vrijwel al die jongeren een woon- of verblijfplaats hebben (bijvoorbeeld thuis, in een internaat, een opvangadres, begeleid wonen). Bij een deel is er sprake van een instabiele woonsituatie, maar in hoeverre het ‘in aanraking komen met de politie’ oorzaak of het gevolg is van een instabiele woonomgeving, kan vooralsnog niet worden aangegeven. - In de Hunnerberg kent men civielrechtelijke en strafrechtelijke plaatsingen. Vanuit het Arrondissement Arnhem zijn er de afgelopen 12 maanden 95 jongens en meisjes geplaatst. Bij civielrechtelijke plaatsingen betreft het voor 95% meisjes als gevolg van een onveilige thuissituatie en loverboy-problematiek. De gesloten setting 10
5 processen verbaal, waarvan de laatste in peiljaar 2007; alle processen verbaal moeten de (kinder)rechter gehaald hebben. 11 3 processen verbaal, waarvan de laatste in peiljaar 2005; alle processen verbaal moeten de (kinder)rechter gehaald hebben.
14
18-minners (z)onder dak Bevindingen
-
in de Hunnerberg vormt dan hun bescherming om niet bereikbaar te zijn voor het ‘oude milieu’ en om daarna niet weer terug te vallen in dat oude milieu. Er kan niet worden aangegeven bij hoeveel van deze jongeren ook sprake is van zwerfgedrag. Let wel: in de Hunnerberg worden jongeren uit heel Nederland geplaatst en Nijmeegse jongeren kunnen ook elders in het land geplaatst worden. Volgens Het InterLokaal geldt voor diverse allochtone groepen dat er eigen opvangcircuits functioneren voor jongeren met problemen. Nader onderzoek is nodig naar de omvang van groepen 18-minners in een instabiele woonsituatie binnen deelgroepen allochtonen.
Op basis van de genoemde gegevens over het aantal jongeren dat risico loopt om zwerfjongere te worden, kunnen we geen raming doen van het totale aantal risicojongeren. Zo weten we niet in hoeverre de genoemde groepen elkaar overlappen en ook hebben we niet alle instanties over hun inschatting van het aantal risicojongeren kunnen spreken (het tellen van risicojongeren was geen doel van dit onderzoek). Diverse instanties denken dat er meer zwerf- en risicojongeren zijn dan het aantal dat nu bij de instanties in beeld is. Verschillende informanten spreken van ‘het topje van de ijsberg’ en ‘het moeten er veel meer zijn’. Voor het beter en eerder in beeld krijgen van risicojongeren worden de volgende suggesties genoemd: - Het verbeteren van de samenwerking en informatie-uitwisseling in de diverse multidisciplinaire teams en projecten, waarin overleg over probleemjongeren plaatsvindt. - Extra investeren in straathoekwerk; straathoekwerkers kennen de plaatsen waar risicojongeren komen en spreken hen aan. - Nadere afspraken over het registreren van risico- en zwerfjongeren.
3.3
Kenmerken en risicofactoren van de groep
3.3.1
Inleiding In haar rede ‘Een kwestie van uitburgering’, zegt Dr. Judith Wolf dat zich in de marge van de samenleving uiteenlopende groepen kwetsbare mensen ophouden. Het gaat om mishandelde en bedreigde vrouwen, tienermoeders, getraumatiseerde kinderen die met hun ouder(s) naar de opvang komen, mensen met problematische schulden, zorgbehoevende ouderen, mensen die zijn verwikkeld in een uitzettingsprocedure, mensen die weggaan uit bijvoorbeeld psychiatrische ziekenhuizen, (kinder-)tehuizen, asielzoekerscentra en gevangenissen, mensen zonder verblijfstatus, straatprostituees, multiprobleemgezinnen, dakloze mensen, mensen met psychische problemen en harddrugsverslaafden die nogal een overlast veroorzaken. Met die opsomming, zoals die zo vaak wordt gegeven, is het beeld nog niet compleet. De opsomming maakt duidelijk dat de noemer waarop groepen kwetsbare mensen worden onderscheiden steeds van een andere orde is. Door een groep aan de hand van één of enkele opvallende kenmerken te benoemen, verdwijnen vele anderen naar de achtergrond. De labels suggereren al gauw absolute verschillen, terwijl de grenzen tussen groepen veel rafeliger zijn. De overlap maakt het tellen van de groepen verre van gemakkelijk en het optellen ervan vrijwel onmogelijk12. 12
Een kwestie van uitburgering, Dr. Judith R.L.M. Wolf, 7 november 2002
15
18-minners (z)onder dak omvang en hulpvraag
Zo zijn er ook groepen jongeren met diverse problemen die “uitburgeraars” zijn of dreigen te worden. De ontwikkeling van de omvang van deze problematiek hangt samen met een aantal maatschappelijke ontwikkelingen, aldus dr. Judith Wolf 13: ‘Samenlevingsvormen worden steeds complexer en zo zie je steeds meer gescheiden mensen die weer nieuwe relaties krijgen. Niet zelden ontstaan er fricties waarbij de ouder kiest voor de nieuwe partner en minder voor het kind. Verder is de schooluitval substantieel, is er sprake van sterke individualisering en zijn mensen meer dan vroeger op zichzelf teruggeworpen en moet ieder, bij wijze van spreken, zijn eigen levensplan maken. De maatschappij wordt ingewikkelder en veeleisender. Kwetsbare mensen kunnen nog moeilijk aanklampen. Zwerfjongeren komen voor een belangrijk deel uit verkreukelde situaties. Ze zijn dikwijls affectief verwaarloosd en mishandeld, komen uit uiteengevallen gezinnen en een fors deel van hen heeft een kindertehuisverleden achter de rug. Vóór ze vijftien of twintig jaar oud zijn, zijn ze fors beschadigd.’ In ons onderzoek hebben de instanties/sleutelfiguren diverse kenmerken van zwerfjongeren en risicofactoren genoemd, die aansluiten bij het bovenstaande beeld.
3.3.2
Kenmerken van de groep. -
-
3.3.3
Veel zwerfjongeren hebben problemen met wonen, hun financiën, de politie, drugsen alcoholgebruik en dergelijke. Bij de meesten is sprake van een combinatie van problemen. De meeste zwerfjongeren hebben weliswaar een thuisadres, maar vaak is de school nog de enige structuur die zij hebben. Thuis zijn er problemen als verslaving bij de ouder(s), criminaliteit, schulden, verwaarlozing, mishandeling of het domweg niet gewenst zijn. Veel jongeren, die zijn gaan zwerven, hebben al op heel jonge leeftijd met problemen in de gezinssituatie te maken. Op school praten zij er niet over, omdat zij zich voor hun thuissituatie schamen: ‘als kind praat je daar niet over’ en ‘op school was ik een lieverdje, dus werden er geen vragen gesteld over thuis’. Een groot deel van de jongeren komt uit gezinnen waarvan de ouders gescheiden zijn. Ook gedragsproblemen bij de jongeren zelf of bij de ouder(s) leiden vaak tot botsingen en tot een situatie dat het thuis geen thuis meer voor hen is.
Risicofactoren en risicomomenten De thuissituatie Veel jongeren raken in de problemen als gevolg van een problematische thuissituatie. Ruzies, geweld en onvoldoende aandacht, verzorging, warmte en veiligheid zijn slechts enkele voorbeelden. Tot het moment waarop bijvoorbeeld de jeugdzorg, de school of een andere instelling ingeschakeld wordt, is vaak al het een en ander gebeurd. Vaak zijn problemen jarenlang verstopt geweest, waardoor hulpverlening achteraf heel moeilijk is. In geval van dergelijke problemen kan er naar een andere thuissituatie gezocht worden. In een crisissituatie kan dat uithuisplaatsing zijn. Ook kunnen jongeren voor korte of langere tijd ondergebracht worden bij familie, zonder interventie van instanties.
13
16
Interview met Dr. Judith Wolf, 8 januari 2006 in Aedes-Magazine 23
18-minners (z)onder dak Bevindingen
Affectieve verwaarlozing is een van de hoofdoorzaken van thuisloosheid van jongeren. Door die verwaarlozing kunnen jongeren formele en informele netwerken moeilijk in standhouden en hebben ze niet geleerd om zich te binden. Scholen constateren dat veel van de jongeren bij wie dit speelt moeite hebben met regels, omdat er thuis geen regels zijn. Zij zijn snel gefrustreerd, er is sprake van lage tolerantie en zij hebben een ‘kort lontje’. Veel jongeren in een instabiele woonsituatie komen uit disharmonieuze gezinnen (echtscheiding; overlijden van ouder(s)). Echtscheiding heeft een grote impact op het leven van kinderen. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek liep het aantal echtscheidingen in 2006 op tot ruim 33.000. Bij 61% van de echtscheidingen in 2005 waren minderjarige kinderen betrokken. Er is in Nederland veel onderzoek verricht naar (de gevolgen van) de opvoeding van kinderen in specifieke gezinssituaties. Uit dit onderzoek blijkt dat twee kenmerken duidelijk negatieve effecten op de kinderen hebben: echtscheiding en (langdurige) armoede. Bij echtscheiding hebben kinderen, afhankelijk van verstandhouding tussen de ex-partners en de mogelijkheid om contact te blijven houden met de andere ouder, meer kans op problemen. Armoede heeft een negatief effect op de sociale, cognitieve en emotionele ontwikkeling van kinderen in (gebroken) gezinnen14. Schulden Problemen thuis kunnen ook ontstaan als gevolg van de financiële situatie. Het hebben van schulden en het langdurig moeten rondkomen met een laag inkomen hebben effect op de sfeer in de gezinssituatie. ‘Er is geen enkele marge om iets extra’s te doen voor de kinderen terwijl de meeste ouders het toch erg belangrijk vinden dat hun kinderen op school aan de gangbare zaken mee kunnen doen zoals een schoolreisje, feestje en af en toe met vrienden een frietje kunnen gaan eten om niet in een uitzonderingspositie te geraken’.15 De verleiding om toch aan dat mobieltje of petje te komen via ‘vrienden’ is dan heel groot. Soms leiden schulden tot een dusdanige situatie dat uithuisplaatsing van de jongere aan de orde is. De jongeren die opgroeien in gezinnen met schulden worden als de meest moeilijke groep kansarme jongeren gezien. Zij hebben geen enkele compensatiemogelijkheid. De school is de enige stabiele factor die ze hebben. Uit lokale en landelijke cijfers blijkt dat er een toename van de schuldenproblematiek is. In Nijmegen blijkt dat het aantal aanmeldingen16 voor schuldhulpverlening flink gestegen is, namelijk van circa 1.000 per jaar vóór 2003 naar ruim 2.000 in 2005. Deze cijfers sluiten aan bij het landelijke beeld van een stijgende schuldenproblematiek in de periode 2003-2005. In 2006 trad er landelijk en in Nijmegen weer een kentering op, maar het aantal meldingen voor schuldhulpverlening in Nijmegen is nog altijd een stuk hoger dan vóór 2003. 14
Jeugd & Beleid in Nederland; overzicht van tien jaar ontwikkelingen (NIWZ, 2001) 15 Beleving laag inkomen - Hoe ervaren minima hun financiële situatie? Rapport Onderzoek en Statistiek, september 2004/augustus 2005 16 Het aantal aanmeldingen is voor Nijmegen en omgeving: in 75 á 85% van de gevallen gaat het om Nijmegenaren
17
18-minners (z)onder dak omvang en hulpvraag
Ook voor jongeren kunnen schulden een psychische belasting vormen. Ze kunnen hen het gevoel geven niet uit een vicieuze cirkel te komen. Zij zoeken dan vaak lotgenoten met soortgelijke problemen. Steeds meer jongeren kampen met financiële problemen. In de afgelopen jaren is de gemiddelde schuld van jongeren tussen de 15 en 25 jaar toegenomen van 190 in 2001 naar 410 euro in 2006. Dit is één van de conclusies die het incassobureau Intrum Justitia trekt, na een analyse op ruim 1,5 miljoen consumentenvorderingen. Intrum Justitia constateert verder dat de schuldenprobematiek vooral is toegenomen bij jongeren in de leeftijdscategorie 15-25 jaar en bij 65-plussers. Jongeren tussen de 15 en 25 jaar komen vooral in de schulden door onbetaalde telefoonrekeningen, internetaankopen en snel toenemende onderwijskosten.17 Gedragsproblemen Veel zwerfjongeren hebben psychologische of psychiatrische problematiek en/of traumatische ervaringen. De achtergronden en problemen, waarmee zij worstelen, zijn zeer divers. Problemen in de thuissituatie hebben veelal betrekking op veelvuldige conflicten met ouders/verzorgers. Ook complexe problemen bij de ouders remmen de ontwikkeling van een kind. Of zoals dat door een van de informanten wordt genoemd: ‘Ouders zijn het probleem, niet de jongere of de kinderen’. Over het algemeen hebben zwerfjongeren meer psychosociale problemen dan hun leeftijdsgenoten. Psychische problemen als stemmingsstoornissen (depressies, gevoelens van onmacht, eenzaamheid en suïcidale gedachten) uiten zich in zowel emotionele als waarneembare gedragsproblemen (vandalisme, diefstal, weglopen en zwerven, drugsgebruik). Er is veel onwetendheid bij ouders als er bijvoorbeeld sprake is van een gedragsstoornis bij hun kind: zij snappen dan niet wat men hun kind aan de hand is. De kinderen worden daarvan dan de dupe. Verslaving Alcohol- en drugsverslaving van (één van) de ouders spelen vaak een rol bij de jongeren die in de problemen komen. Vaak worden de kinderen van verslaafde ouders daar al heel jong mee geconfronteerd. ‘Als de kinderbijslag kwam was het feest’. Het leidt vaak ook tot overmatig alcohol- en drugsgebruik bij de jongeren zelf. Veel zwerfjongeren blowen. Criminaliteit Jongeren in een instabiele woonsituatie lopen meer risico om in de criminaliteit te belanden. Dat geld zeker voor jongeren, van wie de ouders in het criminele circuit zitten. Voor een jongere is het dan heel moeilijk om daarbuiten te blijven. Jongeren, die uit het criminele circuit willen, moeten vaak hun toevlucht nemen tot opvang in een andere plaats.
17
18
Bron: www.intrum.nl
18-minners (z)onder dak Bevindingen
Risicomomenten Door verschillende informanten worden risicomomenten genoemd, waarop hulpverleners extra alert zouden moeten zijn op problemen: - verhuizing naar een andere plaats; - scheiding van de ouders; - het overlijden van een dierbare; - wisseling van school; - het afbreken van de schoolopleiding; - het plotseling stoppen met sporten of andere hobby’s; - het krijgen van andere ‘verkeerde’ vrienden; - verandering van een hulpverlener, voogd of klassenleraar waarin men vertrouwen had; - het niet aansluiten van opvangtrajecten; - het 18 jaar worden en daarmee niet meer onder de verantwoordelijkheid van de jeugdzorg vallen (in paragraaf 3.5 wordt dieper op dit laatste punt ingegaan). Diverse bronnen voor signaleren van risicojongeren Inmiddels zijn er diverse multidisciplinaire teams en projecten, waarin overleg over probleemjongeren plaatsvindt. In die teams wordt informatie uitgewisseld over de bovenstaande risicofacoren en -momenten. Maar mogelijk kunnen ook andere partijen een bijdrage leveren aan de vroegtijdige signalering van jongeren in probleemsituaties. We denken bijvoorbeeld aan: • De afdelingen Werk en Inkomen en Zorg en Inkomen van de gemeente (onder meer informatie over cliënten van het bureau schuldhulpverlening) • Woningbouwverenigingen / woningbouwcorporaties (informatie over gezinnen met huurachterstand, gezinnen die overlast veroorzaken, huisuitzettingen, e.d.) • Meldpunt huiselijk geweld • RMC-trajectbureau (informatie over schooluitval) • ROC - AKA- opleiding (informatie over binnen de opleiding bekende risicojongeren) • IRIS-Zorg (onder meer informatie over kinderen/jongeren van verslaafde ouders)
3.4
Hulpbehoefte jongeren
3.4.1
Inleiding Deze paragraaf gaat in de hulpbehoefte bij de jongeren zelf. In de gesprekken met jongeren is expliciet gevraagd naar hun ervaringen en behoefte met betrekking tot de hulpverlening. Aan de jongeren is toegezegd dat alle informatie geanonimiseerd zou worden verwerkt. Met behulp van de instellingen zijn 9 jongeren geïnterviewd: 4 meisjes en 5 jongens. In eerste instanties was het de bedoeling om voor dit onderzoek alleen 18-minners te benaderen. Het bleek echter moeilijk hen bereid te vinden voor een interview, bijvoorbeeld omdat hun hoofd daar vanwege de vele problemen niet naar stond. Daarom zijn ook enkele jongeren in de leeftijdscategorie 18-20 jaar geïnterviewd, die al voor hun 18e in een instabiele woonsituatie terechtkwamen. Alle geïnterviewde jongeren konden dus uit eigen ervaring vertellen wat het is om een zwerfjongere van beneden de 18 jaar te zijn. De jongeren, waarmee gesproken is, zijn op dit moment
19
18-minners (z)onder dak omvang en hulpvraag
bijna allemaal gehuisvest in een begeleid wonen project of hebben ambulante begeleiding of wonen in een opvang voor jongeren. Ze zijn daar onder meer via Bureau Jeugdzorg, Dunamis, RIBW en SAM terechtgekomen. We weten niet in hoeverre de groep van 9 zwerfjongeren representatief is voor alle zwerfjongeren onder de 18 jaar, maar het zijn wel jongeren met kenmerken die bij veel zwerfjongeren spelen. Daarom is het waarschijnlijk dat hun antwoorden ten aanzien van de behoefte aan hulp en de knelpunten die ze bij de hulpverlening tegenkomen voor een bredere groep gelden. We kwamen onder meer de volgende kenmerken tegen: - In vrijwel alle gevallen was/is er sprake van problemen in de thuissituatie. Sommige jongeren werden al heel jong met problemen geconfronteerd, anderen toen ze zo’n 14-16 jaar waren. In de gezinnen hebben of hadden de jongeren onder meer te maken met mishandeling, criminaliteit en schulden. Vaker ook speelden er gedragsproblemen bij de ouders. - Menigeen werd geconfronteerd met alcohol- en/of drugsverslaving van de ouders en/of ging zelf gebruiken. - Gedragsproblemen van de jongere zelf leidde eveneens tot de nodige spanningen en ruzies in huis. Ouders wisten niet van het bestaan van bepaalde problemen of wisten niet hoe daarmee om te gaan. - Van bijna alle geïnterviewde jongeren waren de ouders gescheiden; soms woonde men bij de een, dan weer bij de ander. - Sommige jongeren hadden al heel jong een voogd als gevolg van een ondertoezichtstelling. In een aantal gevallen leidde dat tot uithuisplaatsing en verblijf in pleeggezinnen en internaten. - De jongeren wonen/woonden - soms al vanaf heel jonge leeftijd - op verschillende andere plaatsen dan thuis: bij familie, vrienden, pleeggezinnen, internaten, maar ook in kraakpanden, drugspanden, in auto’s, schuurtjes, parken en op straat. - Een deel meldt dat plaatsingen in begeleid wonen projecten of opvang voor jongeren nogal eens mislukten en tot terugval leidden. “Je moet je aan de regels houden anders sta je weer op straat.” Ook bedreigingen, drugs, alcohol, verkeerde vrienden en periodes waarin men wacht op hulp leidden tot terugval. - Een deel ging/gaat niet meer naar school. - De meeste jongeren hadden/hebben schulden. Deels ging/gaat het om hoge schuldbedragen. Als een jongere nog boetes van de politie moet betalen, kan er geen schuldregeling getroffen worden. De meeste van de hieronder genoemde knelpunten en wensen ten aanzien van de hulpverlening worden gedeeld door meer dan 2 jongeren. Soms is een enkele specifieke uitspraak opgenomen.
3.4.2
Hulpbehoefte bij de jongeren Behoefte aan een eigen plek Alle jongeren willen een eigen plekje waar ze zichzelf kunnen zijn en waar ze rust kunnen vinden. Ze willen voor hun overnachting niet meer afhankelijk zijn van anderen. Dat eigen plekje kan een kamer in een begeleid kamer wonen project zijn, maar ook gewone huisvesting (een kamer, flatje of huis). De betaalbaarheid is een belangrijk
20
18-minners (z)onder dak Bevindingen
punt, want veel geld hebben ze niet. Integendeel: meer jongeren moeten nog schulden aflossen. De meeste kamers zijn voor jongeren veel te duur. Voor zover ze al werk hebben, gaat het salaris grotendeels op aan het betalen van de huur, verzekeringen en aan de aflossing van schulden. Belangrijk is verder dat de woonruimte in een goede woonomgeving ligt en niet in een probleembuurt waar ze eerder op het slechte pad kunnen raken. De jongeren ervaren het moeten wachten op een plaatsing in een begeleid wonen huis als een knelpunt. In de wachtperiode bestaat het risico dat jongeren terugvallen op het oude probleemmilieu of verkeerde vrienden. Datzelfde geldt als een bepaald traject afgelopen is en het volgende traject of de volgende stap in een plan niet aansluit. Op dit moment zijn er lange wachtlijsten voor de meer gespecialiseerde huisvestingsprojecten. Voor begeleid kamer wonen projecten bij Dunamis zijn er op dit moment geen wachtlijsten. Wel neemt de procedure vanaf intake tot plaatsing zo’n 2 tot 3 weken in beslag. Ondanks alle ellende die ze meegemaakt hebben, proberen ze toch wat met hun leven te doen. Behalve eigen woonruimte, willen ze ook een opleiding gaan volgen en/of gaan werken. Bij het weer vorm willen geven aan hun leven, lopen de jongeren tegen veel problemen aan, bijvoorbeeld problemen bij het aanvragen van een uitkering en bij het saneren van schulden en geen huurcontract kunnen afsluiten. Behoefte aan ervaren, initiatiefrijke hulpverleners die goed luisteren De ervaringen, die de jongeren met hulpverleners hebben gehad, zijn over het algemeen niet erg positief. De jongeren voelden zich vaker betutteld door hulpverleners. ‘Er wordt niet echt naar jou geluisterd, naar wat jij wil’. In moeilijke periodes worden de jongeren soms voor keuzes gesteld, terwijl ze daar nog niet toe in staat zijn of ze iets anders willen. Ze kunnen de consequenties van hun keuzes nog niet overzien. Als de jongere vervolgens in zijn/haar ogen de verkeerde keuze maakt, wordt de verantwoording voor die keuze bij de jongere gelegd. Verder zijn er jongeren die te maken hebben gehad met jonge, onervaren hulpverleners (“ze weten niet waar ze het over hebben”), met hulpverleners die weinig initiatiefwijk waren (“ik moet altijd achter mijn hulpverlener aan”) en met hulpverleners die niet meer zo veel energie in de jongere staken als deze bijna 18 was. Het komt regelmatig voor dat een jongere terugvalt op een klassenleraar uit de periode dat hij/zij op school zat. Het ‘begeleid wonen’ en de hulpverlener daarbij worden positief ervaren. Geen lange wachttijden Vaker hebben jongeren lang moeten wachten op hulp of huisvesting, wat ze als bijzonder vervelend ervaren hebben. Bij diverse jongeren verergerden de problemen in de periodes dat men moest wachten of er was sprake van een terugval. Tijdens wachtperiodes hebben de jongeren er behoefte aan dat de hulpverleners regelmatig contact zoeken. Maatwerk nodig Voor een deel spelen bij de geïnterviewde jongeren soortgelijke problemen, maar er zijn ook veel verschillen tussen de situaties waarin de jongeren verzeild zijn geraakt. Dat vraagt om maatwerk bij de hulpverlening.
21
18-minners (z)onder dak omvang en hulpvraag
3.5
Ervaren knelpunten bij instellingen
3.5.1
Inleiding De gesprekken met de instellingen waren in eerste instantie gericht op het achterhalen van de omvang van het aantal zwerfjongeren beneden de 18 jaar. Tijdens de gesprekken hebben diverse medewerkers van de instellingen gewezen op knelpunten in de hulpverlening aan de betreffende groep. Omdat die knelpunten relevant zijn voor het in kaart brengen van de hulpbehoefte, besteden we er hier een aparte paragraaf aan.
3.5.2
Door instellingen ervaren knelpunten Tekort aan of ontbreken van specifieke opvangmogelijkheden Er zijn te weinig woon-/opvangplekken voor jongeren die een tijdje op verhaal moeten komen, bijvoorbeeld jongerenpensions, goedkope kamers of goedkope kleine wooneenheden. Voor bepaalde vormen van begeleid wonen zijn er lange wachtlijsten. Bepaalde groepen zwerfjongeren zijn moeilijk in begeleid wonen projecten of een opvang te plaatsen, bijvoorbeeld jongeren die verslaafd zijn en jongeren met ernstige psychiatrische problemen. Gemist wordt verder een laagdrempelig loket waar jongeren met al hun vragen terecht kunnen (informatie, uitkering, huisvesting, school en werk) en daarvoor één contactpersoon hebben. Knelpunten bij het in beeld krijgen van de doelgroep en bij de uitwisseling van informatie tussen instellingen De instanties geven aan dat de groep zwerfjongeren beneden de 18 jaar moeilijk in beeld te krijgen is. Er is in de afgelopen jaren bezuinigd op werk van instellingen, dat meer zicht op het aantal risico- en zwerfjongeren oplevert (Jongeren Informatie Punt opgeheven; minder jongerenwerk, minder straathoekwerk; een hogere caseload bij medewerkers van instellingen; het inzetten van minder hoog opgeleide medewerkers binnen instellingen op plekken waar voorheen HBO-ers zaten). Straathoekwerkers bijvoorbeeld kennen de plaatsen waar de jongeren komen. Ze zoeken de jongeren op en proberen op directe en praktische wijze hulp te bieden. Volgens diverse instellingen is er een groot grijs gebied waar het gaat om risico- en zwerfjongeren. Diverse instanties kennen grotere groepen jongeren in probleemsituaties, die het risico lopen om in een instabiele woonsituatie te belanden, maar hebben onvoldoende tijd om alle signalen m.b.t. risicojongeren nader uit te pluizen. Ook is er te weinig tijd om in alle gevallen actie te ondernemen en contact met andere instellingen te zoeken. Scholen bijvoorbeeld hebben niet altijd voldoende tijd om met alle signalen aan de slag te gaan. Inmiddels zijn er wel diverse multidisciplinaire teams en projecten, waarin overleg over probleemjongeren plaatsvindt, maar de samenwerking en informatie-uitwisseling in die teams en projecten moet nog beter worden. Goed registreren is nodig en vereist, maar het kost de medewerkers vaak veel tijd, die ten koste van de tijd voor cliënten gaat. Wettelijke regels en bepalingen worden uitgebreider en complexer. De invoering van registratiesystemen en een bureaucratische aanpak neemt (te) veel tijd in beslag en frustreert medewerkers. In de Nieuwe Wet op
22
18-minners (z)onder dak Bevindingen
de Jeugdzorg moet alles geïndiceerd worden. Dat staat soms op gespannen voet met de noodzaak van snelle interventie. Kunstmatige overgang bij het bereiken van de 18-jarige leeftijd Vanaf de 18 vallen risico- en zwerfjongeren niet meer onder instellingen voor jeugdzorg, terwijl het voor bepaalde jongeren beter zou zijn als instanties/personen hun begeleiding nog een tijd voort zouden kunnen zetten (‘in de moeilijkste fase van hun leven laat je ze los’). Er bestaat bij verschillende instanties voor jeugdzorg behoefte aan mogelijkheden en middelen om jongeren die 18 jaar worden nog enige tijd te begeleiden. De grens van 18 jaar moet niet te star gehanteerd worden. Door verschillende informanten wordt gemeld dat veel jongeren als ze 18 worden echt nog niet volwassen zijn om vorm en inhoud aan hun eigen leven te geven. Zij zitten dan nog volop in de adolescentiefase en hebben ouders en/of begeleiders nog hard nodig. Als jongere met het 18 jaar worden geen prijs meer stellen op hulpverlening door een instelling, verliest men ze al snel uit het oog. De instellingen voor maatschappelijke opvang zien ze dan vaak voor hun 20e weer terug.
23
18-minners (z)onder dak Bijlagen
4
Bijlagen
4.1
Overzicht betrokken instanties Bij de genoemde instellingen staat tussen haakjes met hoeveel medewerkers gesproken is en of het contact telefonisch was (t). In totaal is met 40 medewerkers van 28 instellingen gesproken. •
Bureau Jeugdzorg Gelderland, Regiokantoor Nijmegen (2) Hulpverlenende instantie voor kinderen, jongeren, ouders en verwijzers.
•
Politie Gelderland-Zuid (2)
•
Project ‘Veelplegersaanpak’ (2) (t)
•
Tandem, welzijnsorganisatie voor Nijmegen en omstreken jongerenwerkers / straathoekwerk (2)
•
Het Interlokaal (2) Stichting Het Inter-lokaal biedt sociaaljuridische hulp- en dienstverlening aan allochtonen.
•
Straathoekwerk Arcuris/De Grift (2) (Inmiddels met Passade gefuseerd tot IrisZorg) Straathoekwerk legt contacten met jongeren en jongvolwassenen tussen 15 en 27 jaar met vaak meervoudige problematiek waarvan drugs e/o alcoholgebruik een onderdeel is. Ze zijn alleen op hun eigen plek te bereiken.
•
De Hunnerberg (1) (t) Justitiële Jeugdinrichting voor zowel civielrechtelijke als strafrechterlijke plaatsingen
•
Halt (1) (t) Ruim 40% van alle jongeren tot 18 jaar die de politie aanhoudt voor het plegen van een strafbaar feit gaat naar Halt voor het uitvoeren van een Halt-afdoening of Stopreactie. Halt en Stop zijn een maatschappelijke reactie op strafbaar gedrag. Het doel is te voorkomen dat deze jongeren een criminele carrière ontwikkelen.
•
Kandinsky college, school voor VMBO-onderwijs (2)
•
Technische School Jonkerbosch school voor VMBO-onderwijs(1)
•
ROC - AKA-opleiding (1) De opleiding ArbeidsmarktgeKwalificeerd Assistent is een brede opleiding. Tijdens de opleiding kan een keuze gemaakt worden voor de sector Techniek, Zorg en Welzijn en Economie. Deze opleiding is drempelloos. Je kunt hier zonder diploma terecht.
•
COO (Centrum voor Onderwijs en Opvang) (1) In het COO kunnen scholieren, die het in het gewone voortgezet onderwijs tijdelijk niet redden, terecht. Nijmegen hoopt met het COO voortijdig schoolverlaten op alle
25
18-minners (z)onder dak omvang en hulpvraag
niveaus te voorkomen. In het COO kunnen leerplichtige kinderen terecht, die te veel leer- en gedragsproblemen hebben voor de gewone school. Zij krijgen in het centrum naast de gewone lessen ook intensieve opvang en begeleiding. Het doel van het opvangcentrum is dat de meeste kinderen na verloop van tijd terugkeren naar hun gewone school. Kinderen voor wie dat niet haalbaar is, kunnen op het COO een diploma halen of doorstromen naar de arbeidsmarkt. •
Stichting EigenWijs (1) EigenWijs is een leefwerkschool, onderdeel van het COO. Het is een kleinschalige school waar jongeren via het staatsexamen certificaten bij elkaar kunnen sprokkelen. Eigenwijs is een mengvorm van onderwijs, begeleiding en jeugdhulpverlening
•
De Zorgtafel en R75 (1) Overleg tussen IrisZorg, R75, GGZ, Mee en SAM waarin risicojongeren worden besproken
•
Leerplichtzaken, (1) (t) Directie Inwoners
•
RMC-trajectbureau (1) Regionaal Meld- en Coördinatiepunt voortijdige schooluitval
•
Kerken (1) Diaconie Protestantse Gemeente - kerkinactie
•
Passade (2) (inmiddels met Arcuris/De Grift gefuseerd tot IrisZorg) Stichting Passade is een instelling voor Maatschappelijke Opvang. Passade biedt crisisopvang en begeleid wonen voor gezinnen en alleenstaanden ouder dan 18 jaar.
•
SAM (2) Sancta Maria is een is een opvanghuis voor dak- en thuisloze jongeren in NijmegenWest en het is een van de mogelijkheden waar jongeren terecht kunnen (15-23 jaar).
•
NUNN (1) Nachtopvang Uit Noodzaak Nijmegen Hulp bij resocialisatie van dak- en thuislozen, nachtopvang in eigen beheer, begeleid wonen en inkomensbeheer, onderdeel van RIBW
•
GGZ afdeling Jeugd (1) GGZ Nijmegen is een gespecialiseerde instelling voor geestelijke gezondheidszorg
•
Kairos polikliniek voor jongeren en delictgevoelige jongeren (1) (t) Kairos is de polikliniek en dagkliniek van de Pompestichting. Kairos biedt ambulante forensisch psychiatrische hulp.
•
Meldpunt bijzondere Zorg is een onderdeel van de GGD Geestelijke Gezondheidsdienst (1) (t)
26
18-minners (z)onder dak Bijlagen
Doelgroep: mensen die sociaal kwetsbaar en onvoldoende zelfredzaam zijn, er is sprake van een multi-probleemsituatie, mensen die niet de zorg krijgen die ze nodig hebben om zich in de samenleving te handhaven (geen hulpvraag, slecht contact) •
Straatpastoraat (1) Sinds vijf jaar functioneert Het Straatpastoraat in Nijmegen samen met de dak- en thuislozen en zwervende asielzoekers. ‘We hebben een klein kapeltje waar we 's zondags even bij elkaar komen om 'te parkeren' in de zon, stoom af te blazen, koffie te drinken , een broodje te eten , om te horen wie er ziek zijn of in het ziekenhuis liggen of wie er 'op vakantie zijn' (d.w.z.: gevangen zitten)’.
•
Dunamis (3) Organisatie voor jeugdhulpverlening: crisisopvang, begeleid kamer wonen en vertrektraining
•
RIBW (1) Regionaal Instituut voor Beschermde Woonvormen De RIBW Nijmegen & Rivierenland werkt voor mensen die vanwege psychiatrische en/of psychosociale problematiek voor langere tijd ondersteuning nodig hebben. RIBW biedt maatschappelijke georiënteerde dienstverlening zoals verblijf, ondersteuning, begeleiding in de thuissituatie en bij dagbesteding. Speciale aandachtsgebieden zijn (maatschappelijke) zelfredzaamheid, woonvaardigheden, sociale relaties, dagbesteding en het omgaan met de eigen sterke en zwakke kanten.
•
De Driestroom, project ‘de Dwarsstraat’ (2) Stichting De Driestroom zorgt voor ondersteuning en begeleiding van kinderen met een ontwikkelingsachterstand en volwassen met een verstandelijke beperking. Het gaat daarbij om zorg en ondersteuning bij wonen, werk, dagbesteding, vrijetijdsbesteding en om specialistische hulp door therapeuten en gedragskundigen. Project ‘De Dwarsstraat’ is een gezamenlijk project van het RIBW en De Driestroom waar jongeren vanaf 18 jaar met begeleiding wonen.
•
Raad voor Kinderbescherming Arnhem (strafzaken en civiele zaken) (1) (t)
27