Voorstel aan de Raad
Datum raadsvergadering / Nummer raadsvoorstel
24 januari 2007 /
24/2007
Fatale termijn: besluitvorming vóór:
1 februari 2007 Onderwerp
nazorg veelplegers Programma / Programmanummer
Maatschappelijke opvang / Portefeuillehouder
H. van Hooft
Voorstel van het College van Burgemeester en Wethouders d.d.
12 december 2006 Samenvatting
In het kader van het Grotestedebeleid heeft de gemeente de verplichting op zich genomen voor de regie op de nazorg van veelplegers. Het afgelopen jaar is in nauwe samenwerking met de ketenpartners een multidisciplinaire aanpak ontwikkeld voor het terugdringen van recidive en de resocialisatie van veelplegers Om met de uitvoering te kunnen beginnen dienen gereserveerde middelen beschikbaar te worden gesteld. Voorstel om te besluiten
Een bedrag van € 200.000 uit het Programma Maatschappelijke Opvang 9330, product Overige Bemoeizorg (61087) in te zetten ten behoeve van de nazorg van veelplegers in het jaar 2007.
Opgesteld door, telefoonnummer
Jan Arts, 2355
RaadsvoorstelNazorgVP-ersDEF.doc
Voorstel aan de Raad
Aan de Raad van de gemeente Nijmegen 1
Inleiding
Cijfers uit de veiligheidsmonitor van de jaren 2004 en 2005 geven het aan: de Nijmeegse justitiële veelplegeraanpak is redelijk succesvol. De aan veelplegers gerelateerde criminaliteit neemt af en het veiligheidsgevoel neemt toe. Maar de laatste monitor geeft ook aan dat het effect lijkt te zijn uitgewerkt. De eerste veelplegers komen weer vrij en pakken in veel gevallen hun oude stiel weer op. Dit ondanks de inspanningen die er zijn gepleegd op zorg- en hulpverleningsgebied. In de tweede convenantperiode Grotestedenbeleid is de capaciteit in de maatschappelijke opvang verruimd. Hetzelfde is gebeurd in de verslavingszorg. In het convenant met woningbouwcorporaties zijn afspraken gemaakt over het reserveren van een deel van de jaarlijks mutaties voor moeilijke doelgroepen. Allemaal maatregelen die ook bedoeld zijn voor de resocialisatie van veelplegers. Gebleken is dat voor een deel van de veelplegers het zorgen voor de aanwezigheid van voorzieningen niet voldoende is. De voorzieningen zijn voor hen niet beschikbaar op het moment dat ze nodig hebben, ze werken niet samen maar langs elkaar heen en eerdere ervaringen met de voorzieningen zijn op een teleurstelling uitgelopen waardoor de veelpleger afziet van een nieuw beroep. In het kader van het derde convenant Grotestedenbeleid heeft de gemeente binnen het onderdeel Veiligheid de verplichting op zich genomen om de regie te pakken op de nazorg van veelplegers . Het afgelopen ¾ jaar is samen met alle ketenpartners een integrale werkwijze ontwikkeld die voor een deel van de veelplegers een einde moet maken aan het draaideureffect en moet leiden tot resocialisatie. Voor de invoering van deze werkwijze zijn gereserveerde middelen uit het programma Maatschappelijk Opvang noodzakelijk. Daarover handelt dit voorstel. De aanpak zelf wordt in dit voorstel beknopt weergegeven. De volledige werkwijze wordt beschreven in de nota Werkwijze nazorg veelplegers Nijmegen, die een bijlage is bij dit voorstel.
1.1 Wettelijk- of beleidskader
De belangrijkste afspraken over veelplegers in het prestatieconvenant GSB III zijn: 1. Jaarlijks zal aan 50% van de aanwezige volwassen VP-ers (2004: 230) een resocialisatietraject worden aangeboden. Op basis van het toen geschatte aantal veelplegers: 115 trajecten per jaar 2. 100% van de aangeboden trajecten wordt afgerond. D.w.z. de overheid doet alles wat in haar vermogen ligt om een traject succesvol te maken; Deze ambities zijn destijds onder grote tijdsdruk, op een moment dat nog weinig kennis en informatie over veelplegers bekend was, opgesteld. De meeste grote steden hebben dezelfde redenering gevolgd. De veronderstelling dat deze ambities in de loop van de tijd bijgesteld zou moeten worden, blijkt, nu er veel meer bekend is over wat er nodig is voor een adequate aanpak, uit te komen. Het midterm review (2007) is het juiste moment om dit te doen.
RaadsvoorstelNazorgVP-ersDEF.doc
Voorstel aan de Raad
Vervolgvel
2
Op basis van de thans ontwikkelde werkwijze zijn, samen met de ketenpartners nieuwe, haalbare ambities geformuleerd. Elders in dit voorstel komen die aan de orde. 1.2 Relatie met programma
Terugdringen van overlast en onveiligheid is het centrale doel in het Programma Veiligheid. Resocialisatie van ex-gedetineerden en in het bijzonder van veelplegers is een belangrijk doel in het Programma Maatschappelijke Opvang. Beide doelen komen bij elkaar in de nu voorgestelde werkwijze. De al ontwikkelde justitiële aanpak wordt gekoppeld aan een nieuwe samenhangende zorgaanpak.
2
3
-
-
Doelstelling
Jaarlijks zal aan 40 veelplegers een nazorgtraject worden aangeboden dat in de helft van de gevallen een succes wordt. Jaarlijks wordt er voor nogmaals 40 veelplegers een restscenario ontwikkeld dat de kans op recidive aanmerkelijk verkleind en de kans op een nazorgtraject op een later moment vergroot. Argumenten
Het belangrijkste element in de ontwikkelde werkwijze is dat een overeenkomst wordt gesloten met veelplegers waarin een reëel en samenhangend zorgaanbod wordt gekoppeld aan harde voorwaarden en waarin sancties in het vooruitzicht worden gesteld indien de voorwaarden niet worden nagekomen. Daarmee wordt uitgegaan van de eigen verantwoordelijkheid van de veelpleger voor zijn eigen situatie en de verbetering daarin. Daarin worden ook dwang en drang gekoppeld aan hulpverlening. Andere belangrijke elementen in de voorgestelde werkwijze zijn: het hulpaanbod sluit aan bij de wensen en de mogelijkheden van de veelpleger. Het is gebaseerd op een gedegen analyse van de persoon en van hulpverleningspogingen in het verleden; het hulpaanbod is zo compleet mogelijk, hangt onderling samen, maar bevat alleen elementen die op het gewenste moment ook gegarandeerd beschikbaar. Kan een bepaalde vorm van hulp niet worden toegezegd, dan wordt aangegeven welke inspanningen er gedaan zullen worden om die hulp dichterbij te brengen; het hulpaanbod sluit aan op hulp en begeleiding die tijdens de detentie wordt gegeven; het hulpaanbod is ontwikkeld en wordt gedragen door alle betrokken hulpverleners. Daarmee is er naast verantwoordelijkheid voor het eigen onderdeel ook een gezamenlijke verantwoordelijkheid ontstaan voor het totale aanbod; voor het totale hulpaanbod heeft de veelpleger zoveel mogelijk één aanspreekpunt: de casemanager; eigen inzet, eigen motivatie van de veelpleger is vereist. Er wordt alleen een overeenkomst voorgelegd aan veelplegers waarvan de gezamenlijke hulpverleners vinden dat zij voldoende gemotiveerd zijn om mee te starten en verder te motiveren zijn om de hulpverlening succesvol te maken. Veelplegers moeten ook akkoord gaan met de voorwaarden. De verwachting is bij de helft van de veelplegers waarmee het overleg wordt gestart, dit uiteindelijk leidt tot een overeenkomst.
RaadsvoorstelNazorgVP-ersDEF.doc
Voorstel aan de Raad
Vervolgvel
3
4
Risico’s
Kritische factoren bij het slagen van de aanpak liggen bij: a. de regisseur b. de deelnemende ketenpartners c. de veelpleger ad. a. De regisseur. Die regierol, die de gemeente op zich heeft genomen, bevat een aantal faciliterende taken: -de organisatie en toerusting van het casusgestuurd zorgoverleg; -het vormen van de verbindende schakel tussen de justitiële aanpak (justitieel casusoverleg) en de zorgaanpak; -het vervullen van het coördinatiepunt met de penitentiaire inrichtingen; -het voorzien in ontbrekende middelen bij de ketenpartners; -het zorgen voor een tussentijdse evaluatie van individuele trajecten en van de werkwijze als geheel; In dit voorstel wordt aangegeven welke ambtelijke capaciteit daarvoor noodzakelijk is en welke financiële ruimte naar schattig nodig is, m.n. voor extra, per casus in te huren, casemanagement. Een minstens zo belangrijke onderdeel van de regierol is de inhoudelijke voorbereiding van het casusoverleg. Alle gegevens over het hulpverleningsverleden van een cliënt en over zijn actuele situatie moeten verzameld worden en worden geanalyseerd. Die analyse moet uitmonden in een cliëntprofiel dat antwoord geeft op de vragen: a. welke richting moet een op te stellen arrangement ingaan; voor welke aspecten is de cliënt het meest open, gemotiveerd; welke hulp heeft (vooralsnog) geen enkele zin) en wat zou het (hoofd)bestanddeel van het arrangement moeten zijn b. welke dienst- of hulpverleners kunnen daarbij een rol spelen en moeten betrokken worden bij het opstellen van een arrangement. Voor onderdeel is specifieke deskundigheid vereist. Deze taak laat de gemeente als regisseur uitvoeren door het Meldpunt Bijzondere Zorg, dat een gelijksoortige taak al vervuld voor andere, overlappende doelgroepen (dak – en thuislozen, verslaafden, multiprobleemgezinnen, etc.). De verantwoordelijkheid blijft daarbij liggen bij de gemeente als ketenregisseur. Een derde onderdeel van de regierol hangt samen met de overeenkomst. De daadwerkelijke ondertekening van de overeenkomst met de veelpleger geschiedt door de gemeentelijke ketenregisseur. Die ondertekent namens de ketenpartners die in het hulpaanbod een rol spelen. Dit impliceert dat de gemeente ook verantwoordelijkheid draagt voor de voortgang van de overeenkomst. In de dagelijkse situatie is het de casemanager die zich samen met de veelpleger bezig houdt met de uitvoering. Verloopt die niet volgens afspraak, omdat de veelpleger de voorwaarden niet nakomt, omdat een ketenpartner de toegezegde inzet waarmaakt, of omdat het beoogde effect niet wordt bereikt, dan koppelt de casemanager dit terug naar de ketenregisseur. Die beslist of de casus opnieuw aan de orde moet komen in het casusoverleg. Het casusoverleg beslist over aanpassing en eventueel verbreking van een
RaadsvoorstelNazorgVP-ersDEF.doc
Voorstel aan de Raad
Vervolgvel
4
overeenkomst. Is er sprake van structureel tekortschieten van een ketenpartner dan wordt dit door de ketenregisseur naar het bestuurlijke niveau getild. Overigens betreft het een intentie-overeenkomst, die zodanig is opgesteld dat de overeenkomst door een rechter niet kan worden aangemerkt als een bindend document. Ad. b. De deelnemende ketenpartners Per casus wordt vastgesteld welke inzet door welke ketenpartner wordt geleverd. De Deelnemers aan het casusoverleg zijn gemandateerd door hun instelling om daarover toezeggingen te doen. Kan een noodzakelijke vorm van hulp niet worden toegezegd omdat die niet (op het gewenste moment) beschikbaar is dan wordt geformuleerd welke inspanning wordt verricht om die hulp wel mogelijk te maken. Door de ketenpartners is er op de conferentie van 6 oktober jl. op aangedrongen, naast de afspraak over de inzet in de individuele situatie, ook een afspraak te maken over de inzet op jaarbasis. Daartoe wordt een gezamenlijk convenant opgesteld. Een vast onderdeel van elke overeenkomst is casemanagement. De keuze door wie dit casemanagement wordt geleverd is afhankelijk van de individuele situatie. Allereerst wordt daarbij aangesloten bij al aanwezig casemanagement. De taak van de casemanager wordt dan uitgebreid tot het totale hulpaanbod. Heeft een veelpleger nog geen casemanager dan wordt die geleverd door de instelling die de grootste rol speelt in het totale hulpaanbod. Extra casemanagement wordt per situatie ingekocht. Voorliggende financieringsmogelijkheden (bijv. Reclassering) worden daarbij benut. Naast ketenregisseur is de gemeente zelf ook ketenpartner: via Publiekszaken (balie Burgerzaken) als een inschrijving in het GAB en/of een identiteitsbewijs nodig is, via de unit Bijzondere Doelgroepen van de Sociale Dienst als een uitkering en re-integratie aan de orde zijn en via het bureau Schuldhulpverlening als er een schuldenproblematiek is. Door middel van de ondertekening van de individuele overeenkomst en van het convenant zegt de gemeente op deze terreinen inzet toe. Ad. c. De veelpleger Van een geslaagd traject is sprake als er geen recidive is geweest gedurende de looptijd van een overeenkomst of na een periode van 2 jaar zonder recidive. De ambitie is dat 50% van de overeenkomsten een succes wordt. Dit hangt in belangrijke mate af van de inzet van de veelpleger zelf. Belangrijk is dat er alleen een overeenkomst wordt aangegaan met veelplegers waarvan het gezamenlijke casusoverleg vindt dat ze gemotiveerd dan wel té motiveren zijn. Vervolgens zijn er de sancties die in het vooruitzicht worden gesteld wanneer de veelpleger zich niet aan de afspraken houdt. Sancties als onderworpen worden aan de adoptieaanpak van de politie, de veelplegeraanpak van het OM en de uiteindelijke mogelijkheid van een ISD-maatregel zijn druk of dwangmiddelen om de kans op succes te vergroten. 5
Financiën
Middelen zijn nodig voor:
RaadsvoorstelNazorgVP-ersDEF.doc
Voorstel aan de Raad
Vervolgvel
5
a. gemeentelijke regiefunctie; b. casemanagement; c. voorlichting en communicatie; d. verlenging inzet projectleider; e. onvoorziene zaken. ad a. Kosten gemeentelijke regiefunctie. De kosten van de regiefunctie worden bepaald door de uitwerking daarvan die de voorkeur heeft gekregen: deels zelf doen en deel (inhoudelijke onderdeel) inhuren bij het Meldpunt Bijzondere Zorg. De faciliterende en organisatorische taakonderdelen worden toegevoegd aan de taken van de justitiële ketenregisseur. Dit is mogelijk met capaciteitsuitbreiding op ondersteunend vlak: € 15.000 per jaar. Voor de taakonderdelen verzamelen, analyseren cliëntinformatie en opstellen cliëntprofiel én uitwerken van het arrangement is naar schatting (uitgaande van de geformuleerde ambitie op jaarbasis) 0,66 fte nodig, naar het niveau van een ervaren maatschappelijk werker. Op jaarbasis betekent dat € 50.000. Ad b. Casemanagement Vertrekpunt is dat niet extra wordt betaald voor al aanwezig casemanagement. Per casus wordt bij het opstellen van het arrangement bepaald of er intensivering nodig is op aanwezig casemanagement en wat de kosten daarvan zijn. Per casus wordt die ingekocht. Daarbij wordt vooralsnog uitgegaan van de actuele kostprijs van de instelling die het casemanagement verstrekt. Op basis van de pilot en gegevens van andere steden is alleen een ruwe schatting te maken hoeveel (extra) casemanagement nodig is. Voorgesteld wordt te starten met een budget van € 100.000,Ad c. Voorlichting en communicatie. De aanpak wordt vastgelegd in een brochure die ook digitaal beschikbaar komt. Deze is bedoeld voor alle ketenpartners, voor verwijzers (w.o. alle justitiële inrichtingen) en voor andere geïnteresseerden. De geraamd kosten bedragen € 8.000,Ad d. Verlenging inzet projectleider Om een naadloze overgang van de ontwikkelfase naar de uitvoeringsfase te garanderen is verlenging van het projectleiderschap noodzakelijk. De inzet wordt verlengd met 3 maanden (voor 16 uur per week): € 20.000. Ad. e. Onvoorziene kosten. Hiervoor is € 7.000 uitgetrokken. Dekking In het herverdelingsvoorstel Integrale Veiligheid 2006-2209 (nr. 06.0033843) wordt aangegeven dat de nazorg van veelplegers gefinancierd wordt uit IV-middelen. Dit voorstel regelt een herverdeling van middelen tussen IV en MO.
RaadsvoorstelNazorgVP-ersDEF.doc
Voorstel aan de Raad
Vervolgvel
6
N.a.v. een door de Raad aangenomen amendement van Groen Links waarin het college wordt opgedragen het toezicht MFC voor 2006 te financieren uit IV-middelen heeft het college besloten een andere dekking te zoeken voor de financiering van de nazorg veelplegers. Voor het totale bedrag van € 200.000,- is dekking aanwezig binnen het programma Maatschappelijke Opvang 9330, product Overige Bemoeizorg (61087). Deze dekking is beschikbaar gekomen met de vaststelling door de Raad van de begrotingswijziging behorende bij het raadsvoorstel Regiovisie maatschappelijke zorg en Wmo-beleidsplan Prestatievelden 7-8-9 (voorstel nr 06.0032828). 6
Communicatie
7
Uitvoering en evaluatie
De ontwikkelde werkwijze heeft brede steun gekregen en zal zich nu in de Nijmeegse praktijk moeten bewijzen. Het eerste jaar is nadrukkelijk een proefjaar. N.a.v. de besluitvorming in het college is een persbericht uitgebracht. Voor ketenpartners en verwijzers komt er een brochure. De voorbereidingen voor de invoering van deze aanpak zijn al in volle gang. Indien de Raad akkoord gaat met dit voorstel zal binnen enkele weken de eerste overeenkomst met een veelpleger ondertekend kunnen worden. Zaken als het opstellen van het convenant het de ketenpartners hoeven niet eerst rond te zijn. De ketenpartners hebben op de conferentie uitgesproken dat het nu zaak is dat er snel begonnen wordt en dat dat al bezig zijnde kan. De uitvoering gedurende het eerste jaar zal gedegen worden geëvalueerd. Dit gebeurt door de gemeentelijke onderzoeksafdeling. Daartoe is ruimte gereserveerd in het onderzoeksplan. De veelplegers (zowel degenen die een overeenkomst tekenden, als de restscenario-gevallen) worden bij die evaluatie betrokken. In het eerste jaar zal ook moeten blijken of de geraamde inzet van gemeente en ketenpartners goed is ingeschat. Vooral de omvang van de extra capaciteit aan casemanagement is een belangrijke factor. Over de inzet van middelen voor de jaren 2008 en 2009 volgt een nieuw voorstel. College van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen, De Burgemeester,
De Secretaris,
mevr. dr. G. ter Horst
P. Eringa
Bijlage(n):
Nota nazorg veelplegers
RaadsvoorstelNazorgVP-ersDEF.doc
Werkwijze nazorg veelplegers Nijmegen Een multidisciplinaire aanpak voor het terugdringen van recidive en de resocialisatie van veelplegers
Nijmegen, november 2006
Werkwijze nazorg veelplegers Een multidisciplinaire aanpak voor het terugdringen van recidive en de resocialisatie van veelplegers Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Voorgeschiedenis en achtergronden 3. Opdracht en uitvoering 4. De voorgestelde werkwijze op hoofdlijnen 5. De doelgroepen, omvang, kenmerken en prioriteiten 6. De hulpbehoefte van de veelpleger 7. De wens van de samenleving 8. Van zorgarrangement naar overeenkomst 9. Rolverdeling 10. Overlegvormen en onderlinge relaties 11. Ketenpartners 12. Privacyaspecten 13. Invulling gemeentelijke bijdrage 14. Output, outcome en middelen 15. Beslispunten en actiepunten
blz blz blz blz blz blz blz blz blz blz blz blz blz blz blz
3 4 8 11 14 18 24 25 30 33 37 41 42 44 46
Bijlagen: a. gespreksleidraad b. model overeenkomst c. verslag conferentie 6 oktober 2006 d. begrippen en afkortingen
blz blz blz blz
50 51 53 57
2
1. Inleiding De samenleving ervaart de veelpleger als een lastige horzel, een terugkerend probleem dat moeilijk te bestrijden is. We praten over hen als draaideurcriminelen en overlastveroorzakers. De complexiteit van de problematiek wordt bepaald door de multiprobleemsituatie waarin de individuele veelpleger verkeerd en door de vele instellingen en instanties die er fragmentarisch mee te maken hebben. Deze complexiteit van de problematiek vraagt van gemeente die de ambitie heeft regie te voeren een grote inventiviteit en een omvangrijke investering bij het realiseren van een adequate, sluitende aanpak. Bij het formuleren van verwachtingen over succesvolheid van die aanpak past grote bescheidenheid. De aanpak van veelplegers valt of staat met een goede onderling samenhangende zorg die gebaseerd is op de behoefte van de veelpleger. De daarbij ingeburgerde term “nazorg” kan verwarring geven. De indruk wordt gewekt dat de zorg volgt op voorafgaande zorg (tijdens detentie). Voor gedetineerden met een korte strafduur is het zorgaanbod tijdens detentie in het nieuwe beleid zeer beperkt. Zorg bestaat in die situaties in praktische hulp op de 4 basisgebieden en gericht op de komende terugkeer in de gemeente van herkomst. Deze hulp is niet onbelangrijk maar volledige zorg moet dan pas komen. De indruk wordt mogelijk gewekt dat de gemeente zich alleen wil richten op veelplegers die vrijkomen uit detentie. Dat is nadrukkelijk niet de bedoeling. Juist de categorie veelplegers die al enige tijd zonder recidive verblijven in de samenleving zijn een kansrijke deelcategorie voor succesvolle zorg. Dat neemt niet weg dat bij de keuze “wie eerst” we niet heen kunnen over de afspraken over warme overdracht tussen penitentiaire inrichting en lokale samenleving. De veelplegerproblematiek wordt vaak primair benaderd vanuit de optiek van de samenleving die overlast en schade ondervindt van het gedrag van veelplegers. Veelplegers zijn bovenal ook mensen, die ooit dromen en ambities hadden (en vaak nog hebben), die ergens in hun leven de weg zijn kwijt geraakt en gaandeweg zijn afgegleden en die van de overheid mogen verwachten dat die extra zorg voor hen heeft. Ze mogen ook verwachten dat, net als bij alle andere hulpvragers, zij zeggenschap hebben over de aard van die hulp maar dat aan het verkrijgen en behouden van hulp voorwaarden verbonden zijn. De veelplegerproblematiek is niet uniek voor Nijmegen. Ook andere steden kennen het vraagstuk van de (verslaafde) veelplegers en zijn bezig met het vinden van oplossingen om deze groep te resocialiseren. Laten we vooral oppassen dat we niet allemaal apart het wiel gaan uitvinden. Maar laten we er ons ook van bewust zijn dat samenwerking tussen ketenpartners alleen duurzaam is als die lokaal draagvlak heeft. Draagvlak ontstaat door samen de aanpak te ontwikkelen, een aanpak die daardoor af kan wijken van de aanpak van andere steden. Bij het ontwikkelen van de Nijmeegse aanpak is gebruik gemaakt van de aanpak van veel andere steden: Amsterdam, Den Haag, Utrecht, Eindhoven, Tilburg, Arnhem. Den Bosch, Zutphen, Dordrecht, Zwolle, Tilburg. In de geest van het grotestedenbeleid werd deze kennis zonder enige terughoudendheid beschikbaar gesteld. Een belangrijke basis voor de nu voorgestelde aanpak werd gelegd in de pilot, waaraan de belangrijkste ketenpartners hebben deelgenomen. N.B. 10% van de veelplegers is vrouw, maar gemakshalve wordt in deze notitie gesproken over hij, hem en zijn.
3
2. Voorgeschiedenis en achtergronden In dit onderdeel wordt m.n. ingegaan op het landelijke en lokale veiligheidsbeleid voor veelplegers en op het derde convenant grotestedenbeleid waarin specifiek afspraken zijn gemaakt tussen Rijk en steden over de resocialisatie van veelplegers. 2.1. Landelijk aanpak Doel van de landelijke veelplegeraanpak: - voorkomen dat risicojongeren uitgroeien tot veelpleger; - via effectieve sancties stoppen van veelplegen; - langere vrijheidsbeneming meerderjarige veelplegers. Doelrealisatie geschiedt door: a. persoonsgerichte aanpak i.p.v. zaakgerichte aanpak (aandacht voor het totale criminele verleden i.p.v. afzonderlijk delicten). Er is recent veel onderzoek gestart naar de kenmerken en achtergronden van veelplegers. Het diagnose instrument RISc is ingevoerd. Met deze recidive inschattingsschalen kan worden vastgesteld wat de criminogene factoren zijn bij een veelpleger en wat dus het recidive risico is. De Reclassering neemt dit onderzoek af. b. ketensamenwerking (activiteiten van afzonderlijke organisaties binnen en buiten justitie op elkaar laten aansluiten).DJI is contact gaan leggen met gemeenten en heeft afspraken gemaakt voor gegevensoverdracht. Vaste contactpersonen bij gemeenten ontvangen op afgesproken informatie over uit de gemeente afkomstige delinquenten: - binnen 4 weken na binnenkomst (dan eerste screening geweest) - nadat het vonnis in eerste aanleg bekend is (circa 3 maanden) - acht weken voor einde detentie (langverblijvenden). c. trajectmatige benadering (een goede diagnose via goede registratie, casusoverleg tussen politie, OM en Raad voor Kinderbescherming over jeugdige VP-ers) Hiertoe is o.a. de capaciteit uitgebreid bij Reclassering en DJI. Aanstelling van 1800 MMD-ers (= medewerkers maatschappelijke dienstverlening). Integrale dossiervorming voor VP-ers (ketendossier). Op beleidsmatig niveau volgde aanstelling van kwartiermakers per regio. d. screening van meerderjarige VP-ers (helpt mee bij beantwoording van de vraag of het zin heeft in gedragsverandering te investeren en waar). Screening is een van de hoofdtaken van MMD-ers en gebeurt op de 4 basis deelgebieden (identiteitspapieren, onderdak, inkomen en zorg). Voor een specifieke categorie is er het al genoemde RISc. e. ISD, penitentiaire inrichtingen voor VP-ers (inrichting voor stelselmatige daders); Voor de harde kern, zeer actieve VP-ers komen 1000 specifieke detentieplaatsen (ISD). Na meerdere straffen kan OM een cliënt voordragen bij rechter-commissaris voor ISD. Tijdens straf volgt dan diagnose en begeleiding door reclassering. Na de strafdeel van het programma volgt begeleiding gecoördineerd vanuit de gemeente. Er zijn een aantal wettelijke voorwaarden om een ISD-maatregel op te leggen. De belangrijkste daarvan betreft de recidive: de verdachte moet in de 5 jaren voorafgaande aan het door hem begane feit tenminste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot en vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of een taakstraf zijn veroordeeld en er dient ernstig rekening mee te worden gehouden dat deze verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
4
Voor het arrondissement Arnhem waartoe Nijmegen behoort zijn 33 ISD plaatsen beschikbaar. Een verdeling tussen de politieregio’s Gelderland Midden en Gelderland Zuid is nog niet gemaakt. f. regionale detentie. Op dit moment verblijven de Nijmeegse veelplegers in PI’s in het hele land. Ter illustratie enkele cijfers: eind augustus 2006 ontvingen we 49 basisdocumenten of berichten van einde detentie over Nijmeegse gedetineerden. Deze zijn afkomstig uit 11 verschillende PI’s. 65% is afkomstig uit de PI’s in de directe omgeving, t.w. Arnhem, Grave en Overloon). Bij de nieuwe categorie-indeling van de gevangenissen, die recent is voorgesteld, wordt ook geprobeerd een nieuwe impuls te geven aan het al langer bestaande streven van regionale detentie. Voor de zo vurig gewenste “warme overdracht” is persoonlijk contact, vooral met de MMD-ers van de PI’s, van groot belang. Dan maakt het veel uit of het om een 10-tal MMD-ers gaat of om 100. De verwachting is echter dat het nog jaren zal duren voor regionale detentie echt is gerealiseerd. g. aandacht voor nazorg. Bij de nazorg wordt uitgegaan van de verantwoordelijkheidsverdeling: - reïntegratie binnen justitieel kader: DJI (daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen veelplegers die in aanmerking komen voor een ISD-programma en de overige delinquenten die een lichtere vorm van begeleiding krijgen. Deze bestaat uit screening, crisisinterventie, overdracht en minimale psychosociale hulpverlening en wordt uitgevoerd door de MMD-ers. - reïntegratie buiten justitieel kader: gemeente en zorginstellingen (gemeente specifiek voor veelplegers waarover in het kader van het Grotestedenbeleid afspraken zijn gemaakt 2.2 De Nijmeegse aanpak Nijmegen kent al enkele jaren een veelplegeraanpak. Deze aanpak was tot najaar 2005 gericht op de verslaafde veelplegers (SOV-trajecten). Als gevolg van het GSB-III convenant is deze aanpak uitgebreid. Voor drie deeldoelgroepen is en wordt een ketenaanpak ontwikkeld: - meerderjarige veelplegers; - minderjarige veelplegers; - zeer actieve overlastgevende personen. Voor alle drie de groepen is een operationeel casusoverleg opgezet. In die overleggen wordt op het niveau van het individu informatie van deelnemende partijen uitgewisseld, wordt een gezamenlijk plan van aanpak gemaakt en wordt de uitvoering daarvan bewaakt. Deze aanpak is in het hele arrondissement Arnhem hetzelfde. Justitieel casusoverleg meerderjarige veelplegers: Frequentie: 1x per 14 dagen Deelname: Officier van Justitie, rechercheur van districtsrecherche Stad Nijmegen, reclasseringsmedewerker van zowel Justitiële Verslavingszorg De Grift als van Reclassering Nederland. Voorzitterschap: gemeente Nijmegen. Werkwijze: Leidraad is de informatie over veelplegers (kwalitatief en kwantitatief) die afkomstig is uit de bestanden van politie en OM. Op dit moment bestaat de samenwerking nog voornamelijk uit afspraken op veiligheidsterrein. Uiteindelijk moet dit resulteren in complete plannen van aanpak wanneer ook het zorgdeel van de keten erbij betrokken is. Er wordt gewerkt met een digitaal ketendossier. Met behulp van dat dossier kan elke deelnemer aan het casusoverleg recente informatie over de besproken personen (online) verstrekken en raadplegen. Daarvoor is een privacyreglement opgesteld.
5
Casusoverleg minderjarige veelplegers: Frequentie: 1x per 4 weken. Deelname: er is aansluiting gezocht bij een al bestaande Justitieel casusoverleg, waaraan deelnemen: de Senior Projectagenten Jeugdcriminaliteit, een jeugdreclasseerder, een medewerker van de Raad voor de Kinderbescherming, een leerplichtambtenaar. Het voorzitterschap berust bij de coördinerende Jeugdofficier van Justitie. Werkwijze: Deze is gelijk aan het casusoverleg meerderjarige veelplegers. Het overleg beperkt zich evenwel niet tot veelplegers alleen. Ook risicojongeren die nog niet aan de definitie veelpleger voldoen, zijn onderwerp van overleg. Casusoverleg ernstig overlastgevende personen: Frequentie: 1 x per week (vooralsnog een pilot voor de duur van één jaar) Deelname: Vertegenwoordiger Vangnetteam, politie, OM en gemeente (o.a. werk- en inkomen, bijzondere doelgroepen). Het voorzitterschap berust bij de gemeente Nijmegen. Werkwijze: Getracht wordt op basis van een totaalbeeld van een persoon en zijn situatie te verkrijgen uit de afzonderlijke informatie van de deelnemers en uit andere bronnen. Op basis daarvan wordt een integraal plan van aanpak gemaakt. Dit plan van aanpak regardeert zowel de veiligheid- en openbare orde kant als de zorgkant. In het bijzonder wordt bij deze aanpak ook bekeken hoe met inzet van civielrechtelijke en strafrechtelijke interventies hulpverlening bij deze - over het algemeen zorgmijdende doelgroep - bewerkstelligd kan worden. N.B. De groepen meerderjarige en minderjarige veelplegers zijn landelijke gedefinieerd. Dat geldt niet voor de derde doelgroep die in Nijmegen daaraan is toegevoegd. Tijdens een inventarisatie door alle betrokken ketenpartners kwam men tot 45 personen waarvan werd gevonden dat ze tot de beoogde doelgroep behoren. Uit deze 45 werden 18 personen geselecteerd die qua problematiek een getrouwe afspiegeling van de totale populatie zijn. Met deze 18 wordt in de pilot van start gegaan. De beoogde werkwijze voor de nazorg betreft alle 3 de groepen. In de Kaders voor de Pilot Ernstig Overlastgevende Personen wordt de onderlinge relatie als volgt weergegeven:
Aanpak veelplegers
Zeer actieve veelplegers
Minderjarige veelplegers
Ernstig Overlastgevende Personen op straat
Casusoverleg
Nog in ontwikkeling/JCO
Pilot casusoverleg voor 18 personen
(Na)zorg
Project Ketenkracht
6
2.3. Grotestedenbeleid De afspraken over veelplegers in het prestatieconvenant GSB III zijn: 1. Jaarlijks zal aan 50% van de aanwezige volwassen VP-ers (2004: 230) een resocialisatietraject worden aangeboden. Op basis van het toen geschatte aantal veelplegers: 115 trajecten per jaar 2. 100% van de aangeboden trajecten wordt afgerond. D.w.z. de overheid doet alles wat in haar vermogen ligt om een traject succesvol te maken; 3. Eenderde deel van de jeugdige VP-ers krijgt jaarlijks een traject aangeboden. Dus 25 trajecten per jaar. 4. 24% van de veelplegers is allochtoon 5. 50% van de volwassen VP-ers zal gemiddeld 0,5 jaar in detentie zitten Toelichting: De ambities zijn destijds onder grote tijdsdruk, op een moment dat nog weinig kennis en informatie over VP-ers bekend was, opgesteld. De meeste grote steden hebben dezelfde redenering gevolgd. De veronderstelling dat deze ambities in de loop van de tijd bijgesteld zou moeten worden, blijkt, nu er veel meer bekend is over wat er nodig is voor een adequate aanpak, uit te komen Het midterm review (2007) is het juiste moment om dit te doen. Belangrijk is ook dat prioriteit is uitgesproken voor de zeer actieve veelplegers. Dit sluit aan bij de beleidsprioriteit bij Justitie (ISD-trajecten). Er is noch landelijk noch lokaal een definitie geformuleerd van wat verstaan wordt onder een “ resocialisatietraject” . De aanname was dat daar werkende weg een definitie voor wordt ontwikkeld. Wel was duidelijk dat hierin het aspect “maatwerk” een grote rol speelt. Bij de actualisatie van de ambities wordt ook daarop teruggekomen. Voor de hand ligt dat meerdere soorten trajecten worden onderscheiden en gedefinieerd. Er is evenmin een definitie van een afgerond traject, resp. een succesvol afgerond traject. Ambitie 4 en 5 zijn geen ambities waarop de stad wil sturen. Het waren landelijk verplichte eenheden.
7
3. Opdracht en uitvoering 3.1. Opdracht De opdracht die ten grondslag ligt aan het project Ketenkracht is als volgt verwoord: Het gaat om de afstemming en samenwerking tussen de ketens van zorg en veiligheid voor 3 groepen: - volwassen veelplegers (met daarbinnen prioriteit voor de zeer actieve veelplegers); - jeugdige veelplegers - zeer actieve overlastgevende personen (ofwel veelovertreders of ernstige overlastgevende personen). Voor alle 3 de groepen lopen er samenwerkingsafspraken op het terrein van politie en justitie (veiligheidsdeel van de keten), die vooral repressief van aard zijn. Daarnaast is er zorg en begeleiding nodig ten einde werkelijk te bereiken dat er een einde komt aan de recidive onder deze groepen. De gemeente subsidieert een aantal voorzieningen voor deze groepen, maar heeft tot nu toe geen regie gevoerd. In het kader van het nieuwe GSB-convenant (GSB III) zijn afspraken gemaakt over de gemeentelijke regievoering voor 2 groepen: - volwassen veelplegers; - jeugdige veelplegers. Gelijksoortige afspraken zijn gemaakt door de andere grote steden. De twee groepen zijn uniform gedefinieerd. De opdracht is invulling geven aan de regiefunctie t.a.v. zorg en begeleiding, aansluitend op het veiligheidstraject, aansluitend op de voorbereiding op terugkeer in de samenleving tijdens detentie en na detentie, door: - het formuleren van de keten (wat is nodig, in welke mate, wie zijn betrokken); - het activeren van alle betrokkenen om ontkokerd in de keten te gaan samenwerken; - het bewaken van de keten en de in de samenwerking gemaakte afspraken; - het formaliseren van de afspraken in netwerken en convenanten; - zonodig deelnemen aan overlegvormen vanuit veiligheidsdeel van de keten. Aandachtspunten zijn: - de aanpak voor veelplegers moet aansluiten (beleidsmatig en tactisch) op de eveneens in ontwikkeling zijnde aanpak voor verwante deelgroepen van de totale doelgroep van maatschappelijke opvang: m.n. dak- en thuisloze jongeren, doelgroep van meldpunt bijzondere zorg, huiselijk geweld, vangnet dak- en thuislozen, vangnet risicojongeren (zorgtafel); - de aanpak moet aansluiten, resp., voortborduren op de in 2004 ontwikkelde trajecten voor Strafrechtelijke Opvang Verslaafden (SOV); - de prioriteitsvolgorde voor de 3 subgroepen is: volwassen veelplegers, jeugdige veelplegers, zeer actieve overlast gevende personen. Dit sluit aan bij de vorderingen van de samenwerking op veiligheidsterrein voor deze groepen. Deze prioriteit kan gaandeweg wijzigen.
8
3.2 Uitvoering Aan de uitvoering van deze opdracht werd uitvoering gegeven volgens de aanpak zoals die staat opgenomen in de startnotitie van het Project Ketenkracht. Dit voorstel is gebaseerd op: - algemene oriëntatie op de veelplegerproblematiek, op de beleidsontwikkelingen bij Justitie en op de aanpak die van de grond kwam in andere steden; - een proef met het opstellen van resocialisatietrajecten in een multidisciplinaire werkgroep van uitvoerende medewerkers van diverse instellingen. De ervaringen van deze werkgroep en de conclusies en aanbevelingen die voortkwamen uit de laatste bijeenkomst, vormen de belangrijkste basis. Aan deze werkgroep werd deelgenomen door uitvoerende medewerkers van: - gemeente Nijmegen Burgerzaken; - gemeente Nijmegen Sociale Dienst Bijzondere Doelgroepen; - gemeente Nijmegen Bureau Schuldhulpverlening; - Passade (instelling voor Maatschappelijke Opvang en begeleid wonen); - De Grift/Arcuris (instelling voor Maatschappelijke Opvang en Verslavingszorg, w.o. verslavingszorgreclassering); - GGD afdeling OGGZ; - Reclassering Nederland; - R75 (ambulante hulpverlening jongeren); - Bureau Jeugdzorg Gelderland; - Raad voor de Kinderbescherming. De werkgroep kwam gedurende 6 weken één dagdeel bij elkaar en behandelende daarbij 6 casussen (5 meerderjarige veelplegers en 1 jeugdige veelpleger). Getracht werd zorgplannen op te stellen voor deze casussen. Daarnaast werd tijdens twee bijeenkomsten gesproken met veelplegers, waarbij vooral hun hulpverleningservaringen centraal stonden. Deze bijeenkomsten werden gehouden in PI de Berg en in De Hunnerberg (justitiële jeugdinrichting). Tijdens enkele bijeenkomsten werd gastcollege gegeven door medewerkers van andere gemeenten over hun aanpak. Op 6 oktober werd de ontwikkelde werkwijze voorgelegd aan alle ketenpartners en andere betrokkenen op een lokale conferentie. Aan de hand van stellingen werden 3 aspecten van de werkwijze bediscussieerd: - de inhoud; - de organisatorische kant; - input, output en outcome. In een plenaire nabespreking werden conclusies getrokken. Het verslag van de conferentie is als bijlage toegevoegd aan deze nota. De belangrijkste conclusies: de werkwijze dient op enkele onderdelen te worden aangepast, maar er kan worden begonnen met de uitvoering. De belangrijkste aanpassingen hebben betrekking op:
9
- de samenwerking dient te worden geformaliseeerd middels een convenant of afzonderlijke contracten tussen gemeente en ketenpartners; - er dient strikt vastgehouden te worden aan de 0-lijn, d.w.z. recidive moet onmiddellijk worden gesanctioneerd.
10
4. De voorgestelde werkwijze op hoofdlijnen Werkwijze in 7 stappen stap 1. selectie veelplegers (conform prioriteitenbepaling) stap 2. opstellen cliëntprofiel (verzamelen en analyseren van relevante cliëntinformatie) stap 3. bespreking in casusoverleg zorg (met vaste en adhoc deelnemers) stap 4. opstellen zorgarrangement en overeenkomst (incl. voorwaarden en sanctie) stap 5. voorleggen overeenkomst aan veelpleger stap 6. ondertekening van overeenkomst stap 7. uitvoering en bewaking
Zorgarrangement Wat? 1. identiteitsbewijs/inschrijving GBA 2. inkomen/uitkering/verzekering 3. schulden 4. huisvesting 5. lichamelijke hulp 6. psychosociale hulp 7. psychiatrische hulp 8. opleidingsbehoefte 9. dagbesteding 10. werk 11. casemanagement
a. meest actuele situatie b. gewenste situatie c. vereiste actie d. door wie e. wanneer
Nadere kenmerken: Een hulpaanbod: - dat aansluit bij de wensen van de veelpleger; - dat zo compleet mogelijk is; - dat onderling samenhangt; - dat op het gewenste moment gegarandeerd beschikbaar is; - dat aansluit op hulpprogramma’s tijdens detentie; - waarbij de cliënt intensief wordt begeleid op alle onderdelen; - waarbij onderlinge communicatie over de voortgang belangrijk is; - dat zonodig voorzien wordt van justitiële drang of dwang; - dat niettemin zodanig waardevol is voor de cliënt dat hij het niet graag kwijt raakt.
Door wie opgesteld? Casusoverleg zorg - twee wekelijks; - gemeente zit voor; - vooralsnog, apart van justitieel casusoverleg, maar wel veel onderlinge informatieuitwisseling;
11
-
klein aantal vaste deelnemers, met ruime mogelijkheid voor adhoc deelname; tijdelijk apart maar op termijn aangehaakt bij bestaand casusoverleg; vaste deelname van maatschappelijke opvang, verslavingszorg, reclassering (incl. verslavingsreclassering), OGGZ (Meldpunt), woningcorporaties (werkgroep bijzondere bemiddeling), sociale dienst bijzondere groepen.
Overeenkomst
Zorgarrangement
+
→
voorwaarden sancties
overeenkomst
Voorwaarden: - geen recidive - afspraken met hulpverleners - urinecontrole - instemmen met gegevensuitwisseling - budgetbeheer, - etc. Sancties: a. op hulpverleningsgebied - vervallen van extra’s en voordelen; - bestaande waarschuwing- en sanctiemaatregelen van instellingen; - ultieme sanctie: verbreken overeenkomst, via burgemeestersbrief. b. justitie en politie - agendering voor justitieel casusoverleg; - adoptie door politie; - reguliere OM-aanpak veelplegers; - ISD.
Voor wie? Alleen te motiveren veelplegers (50%) Overige krijgen restscenario. Prioriteitsvolgorde: subcategorie 1. SOV en ISD -gevallen; 2. zeer actieve volwassen veelplegers die over 2 maanden vrijkomen uit detentie; 3. jeugdige veelplegers die over 2 maanden vrijkomen uit detentie; 4. de geselecteerde groep ernstig overlastgevers; 5. overige zeer actieve veelplegers; 6. overige jeugdige veelplegers; 7. overige volwassen veelplegers;
tot. populatie pot. doelgroep nader te bepalen allen ± 25 p/j ± 13 p/j ± 3 p/j
± 2 p/j
18 75 7 250
9 38 4 125 12
8. overige ernstige overlastgevers.
27
14
Restscenario vaste elementen: - informeren van de veelpleger over zijn status; - aanbieden van een vertrouwenspersoon; - afspraken over het onderhouden van contacten met een toezichthoudend oogmerk; - afspraken over onderlinge informatie-uitwisseling; afhankelijk van casus: - afspraken richting gedwongen opname (voorwaardelijke machtiging, observatiemachtiging, zelfbinding).
Output en outcome Output: 20 bijeenkomsten per jaar Per bijeenkomst: 2 nieuwe overeenkomsten = 40 per jaar 2 voortgangsbesprekingen (incl. bijstelling) = 40 per jaar 2 restscenario’s = 40 per jaar Op jaarbasis: 80 trajecten Outcome:
50% van de overeenkomsten is succesvol = geen recidive binnen 2 jaar
Gemeentelijke rol: Ketenregisseur van de interdisciplinaire samenwerking: d.w.z.: a. voorzitter en secretaris casusoverleg zorg b. verzamelen, analyseren cliëntinformatie en opstellen cliëntprofiel c. contactpersoon voor DJI d. uitwerken arrangement e. opstellen overeenkomst f. ondertekenen overeenkomst namens samenwerkende ketenpartners g. beheer budget casemanagement h. voortgangsbewaking overeenkomst i.s.m. casemanager
Invulling gemeentelijke rol De taakonderdelen a, c, e, f, g en h worden toegevoegd aan de aanwezige functie justitieel ketenregisseur. Ergo: er komt een overall ketenregisseur. (1 fte. +0,25 fte. secretariële ondersteuning). Organisatorische onderbrenging: Bestuursstaf Veiligheid. De taakonderdelen b. en d. worden (met behoud van de gemeentelijke verantwoordelijkheid) uitbesteed bij het Meldpunt Bijzondere Zorg.
13
5. De doelgroepen, omvang, kenmerken en prioriteiten 5.1. Definities Sinds enkele jaren worden voor jeugdige en meerderjarige veelplegers landelijk uniforme definities gehanteerd. De afspraken die gemaakt zijn in het kader van het landelijke grotestedenbeleid zijn ook op deze definities gebaseerd. De belangrijkste zijn: Zeer actieve Veelpleger (ZAV)
Veelpleger
Veelpleger minderjarig
Persoon van 18 jaar of ouder die over een periode van 5 jaar (waarvan het peiljaar het laatste jaar vormt) meer dan 10 processen verbaal tegen zich zag opgemaakt, waarvan tenminste 1 in het peiljaar Persoon van 18 jaar of ouder die in het gehele criminele verleden meer dan 10 processen verbaal tegen zich zag opgemaakt, waarvan tenminste 1 in het peiljaar Jongeren in leeftijd van 12 t/m 17 jaar die in het gehele criminele verleden meer dan 5 processen verbaal tegen zich zag opgemaakt, waarvan tenminste 1 in het peiljaar
De derde groep waarop (naast meerderjarige en minderjarige verplegers) waarop zich het Nijmeegse beleid richt, t.w. ernstig overlast overlastgevende personen, is niet exact gedefinieerd. Verwezen wordt naar wat hierover in hoofdstuk 3 al werd gezegd. Aantallen: Landelijke cijfers 2005: Aantal veelplegers (conform de definitie van Justitie): 18.500 Aandeel zeer actieve veelplegers daarin: 6.000 Aandeel jeugdige veelplegers daarin: 1.000 Nijmeegse cijfers: categorie meerderjarige veelplegers aandeel zeer actieve veelplegers jeugdige veelplegers overlast veroorzakers
raming 2004 in MOP III 230 77 75 niet geraamd
Werkelijk april 2006 332 105 10*) 45
Werkelijk augustus 2006 352 108 10*) 45
Toelichting: Sinds april 2006 is het mogelijk met de juiste kenmerken een uitdraai te maken uit het registratiesysteem van de politie. Afgesproken is dat dit 4x per jaar zal gebeuren. Daarmee worden ook fluctuaties in de aantallen zichtbaar. Fluctuaties die het gevolg zijn van instroom of uitstroom uit het bestand. Pleegt iemand geen delict in het peiljaar dan valt hij uit het bestand, pleegt iemand zijn 11e delict dan komt hij er juist in.
14
5.2. Kenmerken Er is weinig gericht onderzoek beschikbaar over de doelgroep veelplegers. Justitie is al enkele maanden bezig om de gegevens van alle delinquenten afkomstig van de door de MMD-ers ingevulde basisdocumenten te analyseren. Naar verwachting zal dit ook meer zicht opleveren op de subcategorieën die er onder die ene aanduiding schuil gaan. Want uit de beperkte onderzoeksgegevens wel duidelijk wordt is dat dé veelpleger niet bestaat. Geslacht Landelijke cijfers: 92,2% man, 7,8% % vrouw. Onder de Nijmeegse zeer actieve VP-ers zijn 14 vrouwen: 13%. Aandeel allochtonen Landelijk cijfer: 32,3% allochtoon. Van Nijmeegse zeer actieve veelplegers 29% allochtoon (is geboren in Marokko, Griekenland, Algerije, Turkije, Indonesië, Antillen, Suriname, Aruba, Chili, Afghanistan, Liberia + kind van ouders uit een van die landen. Leeftijd Landelijk cijfer: gemiddelde leeftijd 32 jaar Delicten: Vermogensdelicten, geen geweld Verkeersmisdrijven (vooral rijden onder invloed) Agressiedelicten (mishandeling, openlijke geweldpleging en vernieling) Drugsdelicten Vermogensdelicten met geweld Zedendelicten Overig
38,4% 25,6% 23,3% 4,6% 3,0% 1,4% 3,8%
Financiële schade Ongeveer 70% van de veelvoorkomende criminaliteit (inbraak, (brom)fietsdiefstal, diefstal uit auto, winkeldiefstal) komt voor rekening van veelplegers = € 660 mln. landelijk. Per veelpleger is dit € 35.500 per jaar. Met 350 veelplegers in Nijmegen is dit € 12,5 mln. per jaar. De ‘vervolgschade’ (politie, justitie, zorg) komt hier nog overheen. Relatie dak- en thuisloosheid en veelplegers, verslaving en veelplegers. Enkele cijfers uit literatuur: - 75 tot 80% van veelplegers is verslaafde aan harddrugs, en/of alcohol, en/of gokken; - 30% van veelplegers is dubbel gediagnosticeerd, d.w.z. psychiatrische problematiek en (poli)druggebruik; - 15% van de veelplegers is zwakbegaafd; - 30% van veelplegers heeft bij vrijlating geen eigen woonruimte (= residentieel, semiresidentieel of feitelijk dakloos). Instroom / uitstroom Gegevens over mutaties in het bestand nog niet voorhanden. Schatting in Nijmegen 25 volwassen VP-ers per jaar erbij.
15
Hulpverleningservaring Onder de populatie veelplegers bevindt zich een grote en nog steeds groeiende groep met een persoonsgebonden problematiek zoals een (hard)drugs- of alcoholverslaving, een psychische stoornis of dak- en thuisloosheid. Ook de combinatie van deze problemen komt veel voor. Nagenoeg alle veelplegers hebben in het verleden langdurig hulp gehad voor deze problemen. Maar elementen uit deze complexe problematiek zijn ook vaak een contra-indicatie voor hulp. Wordt er wel hulp verleend dan is het (extreem) problematisch gedrag nogal eens de oorzaak van een zeer korte hulpduur en start het ‘shoppen’ langs andere voorzieningen, vaak in verschillende gemeenten. Van continuïteit in begeleiding en zorg is dan eigenlijk al geen sprake meer, waarmee de kans op recidive toeneemt. Nieuwe ontwikkeling Deskundigen signaleren dat een nieuwe subgroep ontstaat binnen de veelplegers. Ze zijn relatief jong, autochtoon, gebruiken maar zijn niet problematisch verslaafd, willen geen werk maar wel een prettige levensstijl en schuwen geweld bij criminele activiteiten niet. 5.3. Prioriteiten Hiervoor werd al opgemerkt dat de GSB-ambitie ten aanzien van de gemeentelijke inzet bijgesteld dient worden. Maar ook dan nog is nadere prioriteitstelling nodig binnen de totale doelgroep. Voorgesteld wordt de komende jaren als volgorde te hanteren: 1. ISD- en SOV-cliënten; 2. Zeer actieve volwassen veelplegers die over 2 maanden vrijkomen uit detentie; 3. Jeugdige veelplegers die over 2 maanden vrijkomen uit detentie; 4. De geselecteerde groep ernstig overlastgevers; 5. Overige zeer actieve veelplegers; 6. Overige jeugdige veelplegers; 7. Overige volwassen veelplegers; 8. Overige ernstige overlastgevers. Toelichting: Ad 1. De tweede fase van een ISD-hulpprogramma is de open fase. De gedetineerde keert terug in een woonomgeving om daar onder intensieve begeleiding verder te re-integreren. Op het moment dat deze fase aanvangt dient er een samenhangend aanbod gereed te liggen. De wet zegt dat het verblijfsplan voor de laatste fase wordt vastgesteld door de directeur van de inrichting en het college van burgemeester en wethouders. Het is belangrijk dat het casusoverleg goed op de hoogte is van inhoud en fasering van het ISD-programma. In bepaalde gevallen kan het belangrijk zijn om hulponderdelen eerder te regelen. Bijv. huisvesting tijdens proefverlof. Deze prioriteit voor ISD-gevallen is gebaseerd op landelijke afspraken. Bij het opleggen van een ISD-maatregel wil de rechter ervan overtuigd zijn dat de lokale werkwijze ontwikkeld is om dat aanbod te garanderen. De voorganger van ISD was het SOV (Strafrechtelijk Opvang Verslaafden). Er zitten nog enkele Nijmeegse cliënten in een SOV-traject. Indien dit veelplegers zijn conform de landelijke definitie, dan geldt voor hen dezelfde prioriteit als voor ISD. Fase 3 van het SOVtraject houdt in terugkeer naar de gemeente van herkomst, waar dan een zorgtraject gereed ligt. Ad 2 en 3. De eerste dagen na de vrijlating zijn vanuit een oogpunt van recidive cruciaal. 2 maanden zijn nodig om een aanbod te ontwikkelen en daarover afspraken te maken. Beleid van Justitie is dat berichte van einde detentie tenminste 2 maanden van tevoren komt.
16
Ad. 4. Het terugdringen van maatschappelijke overlast is een belangrijk motief voor de veelplegeraanpak. Daarom komen de eerder al aangewezen 18 overlastgevers op deze plaats. Ad. 5. Eerder is al besloten dat binnen de totale groep veelplegers de zeer actieve overlastgevers prioriteit hebben. De bijbehorende aantallen: subcategorie 1. SOV- en ISD-cliënten; 2. zeer actieve volwassen veelplegers die over 2 maanden vrijkomen uit detentie; 3. jeugdige veelplegers die over 2 maanden vrijkomen uit detentie; 4. de geselecteerde groep ernstig overlastgevers; 5. overige zeer actieve veelplegers; 6. overige jeugdige veelplegers; 7. overige volwassen veelplegers; 8. overige ernstige overlastgevers.
tot. populatie pot. doelgroep nader te bepalen allen ± 25 p/j ± 13 p/j ± 3 p/j
± 2 p/j
18 75 7 250 27
9 38 4 125 14
17
6. De hulpbehoefte van de veelpleger 6.1. Algemeen Het acute probleem van de veelpleger wordt in de literatuur kortweg samengevat met ‘de gedetineerde staat na ontslag met niet meer dan een treinkaartje enkele reis gemeente van herkomst en een plastic zak met kleding op straat’. Vervolgens is het beeld dat het iemand is die cliënt is (geweest) bij vele hulpverlenende instellingen, die ieder op hun terrein de beste hulp proberen te geven, maar onderling niet samenwerken, met als gevolg dat de veelpleger verdwaalt in zorgland, verslaafd raakt aan hulpverlening of hulpmijder wordt. De werkelijkheid is natuurlijk veel genuanceerder dan beide beelden. Toch bevatten ze elementen die kloppen en die belangrijk zijn bij het ontwikkelen van een nieuwe aanpak. De acute behoeften van de veelpleger liggen op de 4 basisgebieden: - identiteitsdocumenten (inclusief inschrijving in bevolkingsregister); - inkomen (schuldhulpverlening, uitkering); - huisvesting; - (acute) zorg (verslavingszorg, gezondheidszorg w.o. tandartszorg). Justitie richt zich in haar beleid t.a.v. begeleiding op die 4 gebieden. De screening en de hulpverlening door MMD-ers is daarop gericht. De totale behoeftehiërarchie van de veelpleger is volgens de literatuur: 1. identiteitsbewijs/inschrijving GBA 2. inkomen/uitkering/schuldhulpverlening 3. huisvesting 4. lichamelijke hulp (verslaving, gebit) 5. relatie (familie, vrienden, partner) 6. psychosociale hulpverlening 7. onderwijs/werk/dagbesteding In de pilot werd gebruik gemaakt van een gespreksleidraad die gebaseerd was op de behoeftehiërarchie van de veelpleger zoals die in de literatuur voorkomt (zie bijlage). 1. Identiteitsbewijs/inschrijving GBA 2. Inkomen/uitkering/verzekering 3. Schuldensituatie 4. Huisvesting 5. Lichamelijke hulp 6. Psychosociale hulp 7. Psychiatrische hulp 8. Opleidingsbehoefte 9. Dagbesteding 10. Werk 11. Casemanagement
18
Een samenhangend hulpaanbod komt tot stand doordat voor een casus systematische wordt nagegaan of en welke hulpbehoefte aanwezig en vervulbaar is, op welk moment en in welke samenhang. 6.2. De hulpbehoefte nader uitgewerkt In dit onderdeel wordt de behoefte van de gemiddelde veelpleger op de diverse onderdelen en het daarvoor aanwezige Nijmeegse hulpaanbod nader uitgewerkt en worden leemten gesignaleerd. Dit gebeurt op de eerste 4 onderdelen in de behoeftehiërarchie. Dit houdt enerzijds verband met de (gedeeltelijke) gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de hulp- en dienstverlening op die onderdelen en is anderzijds het gevolg van het ontbreken van voldoende tijd om alle onderdelen op dezelfde wijze uit te werken. In paragraaf 15.B.2 mondt dit uit in een aantal actiepunten op de wel behandelde terreinen. Identiteitsbewijs/inschrijving GBA Verlies van identiteitsbewijs komt onder veelplegers vaak voor. Het bewijs is meestal ‘kwijt’geraakt in leven van verslaafde en/of daken thuisloze voorafgaande aan detentie (verloren, kwijtgeraakt, verhandelt). Het document is nodig om beroep te kunnen doen op gemeentelijke voorzieningen. De aanvraagprocedure is met veel waarborgen omgeven (een ambtenaar moet o.a. vaststellen dat pasfoto overeenkomt met gezicht van aanvrager en bij verlies is bewijs van aangifte verplicht). Een nieuw identiteitsbewijs kost € 40,- . Indien iemand het oude document niet kan overleggen worden extra leges in rekening gebracht. (€ 25,60). De verstrekking duurt 1 week. Dit kan verkort worden tot 24 uur wat € 25 extra aan leges kost. Het bewijs dient door de aanvrager zelf of een gemachtigde te worden afgehaald en de kosten dienen ter plekke te worden betaald. De vestrekking van een identiteitsbewijs ervan tijdens detentie is moeilijk. In een paar steden gaat een ambtenaar van bevolking 1x in de 14 dagen naar een inrichting om de aanvrage van meerder meerdere documenten tegelijk af te handelen. Het probleem van de pasfoto wordt opgelost door plaatsing van een pasfotoautomaat in de Penitentiair Inrichting. Complicerend is dat bij verlies de veelpleger persoonlijk aangifte moet doen. Dit kan alleen tijdens een proefverlof onder begeleiding. Verblijft een gedetineerde langer dan 1/2 jaar in detentie dan wordt hij ingeschreven in de gemeente waar de inrichting is gevestigd. Terugkeer naar de gemeente van herkomst betekent dan dat de gegevens overgenomen moeten worden. Bij goede communicatie kan dit in 24 uur. Wil een veelpleger niet terug naar de gemeente van herkomst (bijv. omdat hij/zij een nieuw bestaan wil opbouwen) dat kan hij/zij zich op dezelfde wijze als elke andere burger vestigen in een andere gemeente. Belangrijkste voorwaarde is dat hij/zij moet kunnen aantonen over woonruimte te beschikken in de nieuwe gemeente (huur of koopcontract of een verklaring van instemming met medebewoning). Veelplegers die uit een ISD-traject komen, kunnen alleen terug naar de oorspronkelijke gemeente. Naast verlies van identiteitsbewijs komt ook verlies van de verblijfsvergunning voor. Ook daarvan dient aangifte te worden gedaan en met het proces verbaal kan bij het IND een nieuwe vergunning worden aangevraagd. Duur van de procedure is divers, maar i.h.a. lang.
19
Vaak blijft het niet bij een eenmalig verlies. Een behoorlijke groep veelplegers raak het identiteitsbewijs met regelmaat kwijt. Op enkele plaatsen in den lande (Utrecht is het meest ver) wordt gewerkt aan een plaatsvervangend ID-bewijs. Inkomen/uitkering/verzekering Het overgrote deel van de veelplegers heeft geen werk en is aangewezen op een uitkering. Meestal is dit een bijstandsuitkering. Soms een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Een groot deel de verplegers is (ex)cliënt bij de unit bijzondere doelgroepen. Het zijn de zwervende, meestal ook verslaafde, veelplegers die als postadres een adres hebben van een instelling of van de sociale dienst zelf, komen daar terecht. De rest is cliënt van een wijkbureau. Voor beide groepen geldt dat zij, bij terugkeer uit detentie (mits ze beschikken over een geldig identiteitsbewijs) gelijk met het doen van een aanvrage een weekvoorschot kunnen ontvangen. Een voorschot wordt verstrekt indien ze niet over eigen middelen van bestaan beschikken. Hoogte van het voorschot is gerelateerd aan de vaste lasten voor levensonderhoud. Kosten van verblijf in opvangvoorzieningen worden rechtstreeks betaald aan de voorziening. Heeft iemand nog geen woonadres in Nijmegen dan krijgt hij/zij een verblijfslijst mee. Doel daarvan: vaststellen van een postadres voor de uitkering. Soms krijgt zo iemand pas een eerste voorschot als een dergelijk adres is vastgesteld, maar meestal wordt ook zonder dat er een postadres is een voorschot verstrekt. Hier gaat een betrouwbaarheidsbeoordeling aan vooraf. Ontvangen voorschotten worden in mindering gebracht op de eerste uitkering. Valt de eerste reguliere maandbetaling op een ongunstig moment dan kan, met inhouding van voorschotten, de cliënt opnieuw in problemen komen. Voor dergelijke situaties is een overbruggingsuitkering mogelijk. Voorschot wordt ook verstrekt op de kosten van een nieuw identiteitsbewijs (zie hiervoor). Regelmatig komt het voor dat dit voorschot aan andere doeleinden wordt besteed. Dan is nog één maal een voorschot mogelijk voor dit doel. Meestal komt bij een dergelijk tweede verzoek een hupverlener (meestal casemanager) mee om te voorkomen dat het opnieuw fout gaat. Bij het ontbreken van een verblijfsvergunning is de situatie problematischer. De procedure om aan een nieuwe vergunning te komen is erg lang. Het verstrekken van een voorschot is dan niet mogelijk. Een kopie van de eerste vergunning die het IND zou kunnen verstrekken wordt niet geaccepteerd. De ziektekostenverzekering hoeft voor uitkeringsontvanger geen probleem te zijn, maar in de praktijk komt het toch nogal eens voor dat iemand onverzekerd rondloopt. De premie voor de collectieve ziektekostenverzekering is afgesloten wordt ingehouden op de uitkering en gestort op een soort tussenrekening. De ziektekostenverzekeringsmaatschappij mag die premie er pas afhalen nadat de cliënt zich persoonlijk bij het kantoor heeft gemeld (deze meldingsplicht is een wettelijk voorschrift). Slordigheid is de enige denkbare reden waarom sommigen dit niet doen.
20
Schuldensituatie Er is weinig systematische informatie over aard en omvang van de schulden bij veelplegers. Een gemiddelde schuldomvang van € 25.000 lijkt aan de voorzichtige kant. Er kan onderscheid gemaakt worden in typen schulden; - “gewone”schulden vanwege het niet betaald hebben van vaste lasten, aankopen, schulden op bankpas, etc. - Justitieschulden (de zgn. CJIB-schulden; Centraal Justitieel Incassobureau), waaronder 2 hoofdcategorieën: boetes uit verkeersovertredingen, niet betaalde wegenbelasting e.d. en strafrechtelijk opgelegd boetes als straf op misdrijf en schadeloosstellingen voor slachtoffers. - duistere schulden bij medecriminelen, dealers en helers. Er zijn geen gegevens over de verhouding waarin deze typen schulden bestaan. Voor het creëren van een nieuw toekomstperspectief is het aanpakken van de schuldenproblematiek van zeer groot belang. Voor een veelpleger die weet dat hij een zeer langdurige periode (tientallen jaren soms) alleen maar kan beschikken over middelen voor persoonlijk levensonderhoud is het moeilijk om gemotiveerd te blijven. De reguliere vormen van schuldhulpverlening (schuldbemiddeling en schuldsanering) zijn maar in zeer beperkte mate oplossingen voor de schuldenproblematiek van veelplegers omdat: - er nog steeds wachttijden zijn voor deze vormen van hulp en een veelpleger kan niet lang wachten; - de slaagpercentages van deze vormen van hulp zijn laag (ongeveer 25%). Het langdurig de vereiste discipline opbrengen is voor velen moeilijk op te brengen. Recente Arnhemse cijfers wijzen op 2 tot 5 % succes bij dak- en thuislozen. Voor veelplegers is een dergelijk percentage niet bekend, maar dat ligt zeker niet hoger. Schulphulpverlening neemt daarom kansloze gevallen ook niet meer in behandeling; - CJIB -schulden zijn uitgesloten van wettelijke schuldsanering en ook van schuldsanering in den minne. Alleen voor verkeersboetes kan met de deurwaarden een afbetalingsregeling getroffen worden, maar niet met het CJIB. Al enkele jaren worden landelijke pogingen gedaan om hierin verandering te brengen. Tot nu zonder succes; - de hulpverlening krijgt geen greep op de duistere schulden. Voor veelplegers, maar ook voor veel dak- en thuislozen en verslaafden moet de aanpak veel meer gezocht worden in stabilisatie van de schuldomvang in afwachting van het moment dat de cliënt in een meer stabiele fase komt en echte schuldhulpverlening meer kans krijgt. Dan is budgetbeheer een belangrijke hulpvorm. Budgetbeheer wordt in Nijmegen in beperkte mate gedaan in het kader van een hulpverleningstraject en door de Hervormde Diaconie. De inkomsten van de cliënt worden overgemaakt op een rekening waar hij/zij geen toegang toe heeft. Daaruit worden alle vaste lasten betaald. De cliënt ontvangt wekelijks zakgeld voor de verdere kosten van levensonderhoud en zonodig ook nog begeleiding in het daarmee omgaan. Budgetbeheer lost de schuldensituatie niet op maar stabiliseert die. Budgetbeheer wordt, voorlopig nog op experimentele basis, uitgevoerd voor bepaalde wijken door de gemeente. 1 oktober 2006 is, in aanvulling daarop, een nieuwe stedelijke voorziening voor budgetbeheer van start gegaan. Voor de nazorg van veelplegers is dit een uitermate gunstige ontwikkeling.
21
Huisvesting De huisvestingsproblematiek van de veelpleger is in grote lijnen identiek aan die van de langdurig verslaafde en de dak- en thuisloze. Door hun tijdelijke of langdurige psychosociale problematiek zijn ze niet in staat zelfstandig te wonen en hebben ze hulp nodig in verschillende gradaties. Specifiek is dat sommige veelplegers door detentie dak- en thuisloos zijn geworden. Doorbetaling van de uitkering tijdens detentie is wettelijk niet mogelijk. De veelpleger die detentie niet meldt loop het risico dat ten onrechte ontvangen uitkering wordt teruggevorderd of ingehouden op een nieuwe uitkering. De veelpleger heeft dus geen inkomsten om huur en vaste lasten door te betalen tenzij hij familie, vrienden heeft die dat voor hem willen doen en verliest de woonruimte. De hulpverlening op het gebied van huisvesting kent twee hoofddoelen: - Verminderen van huisuitzettingen/voorkomen van dakloosheid (activiteiten en samenwerking in het kader van preventie); - Vergroten van uitstroom/verbeteren van doorstroom uit de opvangvoorzieningen, activiteiten en samenwerking in het kader van passende begeleiding, evenals zorg naar wonen/zorg en woonbegeleiding tijdens het wonen. Hieronder worden die doelstellingen schematisch weergegeven:
WONEN
MAATSCHAPPELIJKE BEGELEID OPVANG WONEN
Dreigend daklozen, inadequaat gehuisvesten.
AMBULANTE Woonbegeleiding
(begeleid) ZELFSTANDIG WONEN
Maatschappelijk herstel / herhuisvesting
Twee partijen werken bij die hulpverlening samen: - woningaanbieders (de woningcorporaties, met elkaar samenwerkend in de Werkgroep Bijzondere Bemiddeling) - zorgaanbieders ( Arcuris/De Grift, RIBW, Regionale instelling beschermd wonen, Passade, Hera, NUNN, Stichting Moria) Belangrijke opgave is: 22
-
vaststellen welke vorm van hulp bij huisvesting de meest geëigende is; die vorm beschikbaar proberen te krijgen.
Niet alle veelplegers hebben hulp en begeleiding nodig bij het verwerven van een adequate huisvestingsvorm. Net als bij de dreigend daklozen cq. inadequaat gehuisveste personen, bevinden zich daaronder personen met voldoende zelfredzaamheid. Maar onder de veelplegers bevinden zich ook de zorgwekkende zorgmijders die niet bereikt worden door het reguliere hulpverleningsaanbod. Het bieden van onderdak alleen is dan ook niet voldoende, de opgave ligt in het aanbieden van een geschikte vorm van huisvesting, gecombineerd met (bemoei-)zorg en begeleiding. Een deel van de personen uit die doelgroep kan op den duur weer zelfstandig wonen in een reguliere woning, al dan niet met woonbegeleiding. Een ander deel zal permanent zijn aangewezen op een vorm van onzelfstandig, begeleid of beschut wonen. Een deel van de doelgroep vraagt om een specialistische aanpak gebaseerd op psychiatrische deskundigheid (inclusief verslavingszorg en zorg voor mensen met een cognitieve beperking). Maar de aanpak beperkt zich hier niet toe en heeft ook aandacht voor andere kenmerken van de doelgroep zoals overlast, criminele activiteiten of gehospitaliseerd gedrag na ontslag uit een instelling. In het kader van deze notitie is geen poging gedaan het beschikbare aanbod af te zetten tegen de vraag. Dat vereist apart onderzoek dat verder reikt dan alleen de doelgroep veelplegers. Wel is uit de veel gesprekken gebleken dat er binnen het totale voorzieningenaanbod in Nijmegen een duidelijke leemte zit. Voor de groep die nooit meer in staat zal zijn om zelfstandig (met begeleiding) te wonen zijn er in het Nijmeegse nauwelijks voorzieningen. Nodig zijn laagdrempelige woonvoorzieningen waar mensen met een psychiatrische problematiek, meestal verslaafd, permanent kunnen verblijven, zich thuis kunnen voelen en tot rust kunnen komen. Ze hebben daar een eigen ruimte waar ze in grote mate van vrijheid hun eigen gang kunnen gaan en waar op een hoger niveau van functioneren komen geen doel meer is. Het realiseren van een dergelijke voorziening (sociaal pension) staat, net als elders in den lande, in Nijmegen opnieuw hoog op de prioriteitenlijst.
23
7. De wens van de samenleving Wat de samenleving ervaart van veelplegers is overlast. Overlast als slachtoffer van criminele activiteiten of overlast van het gedrag van de veelpleger (maar dan als dak- en thuisloze of verslaafde) in de openbare ruimte. Die overlast is niet gering. In hoofdstuk 5 werd becijferd dat de directe financiële schade voor Nijmegen ligt op € 12,5 mln. per jaar. De samenleving wil een vermindering en het liefst een volledig einde van die overlast. Men ervaart dat de ontwikkeling de goede kant op gaat. Dat het aantal woninginbraken, auto-inbraken, fietsendiefstallen en winkeldiefstallen afneemt als gevolg van de repressieve aanpak. De Veiligheidsmonitor 2005 geeft dat aan. Tegelijkertijd geeft die monitor ook aan dat de draaideur weer dreigt te gaan werken als resocialisatieproces niet echt op gang komt. De samenleving dringt m.a.w. aan op het van start gaan van de hier voorgestelde aanpak Maar de samenleving is ook kritisch op deze aanpak. Dat bleek toen uit interviews met de burgemeester de eerste contouren daarvan zichtbaar werden: Dat leverde m.n. reacties op aan de uitersten van het spectrum: - eindelijk een stad die met een aanpak komt die het probleem echt aanpak en niet aan symptoombestrijding doet of kiest voor oplossingen met een tijdelijk effect; en - “misdaad loont in Nijmegen”, daar worden de veelplegers binnenkort in de watten gelegd. De laatste categorie reacties was ver in de meerderheid. Verderop in deze nota zal blijken hoe zacht of minder zacht die watten zijn en dat er voor het verkrijgen van die watten heel veel gevraagd wordt van de veelpleger. Toch blijft dat een lastig uit te leggen verhaal. De beste uitleg is te geven met de ervaring dat de aanpak werkt. Daarvoor is het nu nog te vroeg. Dat leidt tot de keuze om in op communicatiegebied richting “de samenleving” terughoudend te zijn en pas een actieve PR- campagne te houden aan de hand van de ervaringen van het eerste jaar. Het spreekt van zelf dat betrokken instellingen en instanties wel goed geïnformeerd worden over de Nijmeegse aanpak. Daarvoor zal een digitale en fysieke brochure worden opgesteld.
24
8. Van zorgarrangement naar overeenkomst 8.1. Inleiding De meeste veelplegers hebben een indrukwekkend hulpverleningsverleden. Wat kan een nieuwe integrale aanpak daar nog aan toevoegen? Beoogd wordt een aanbod: - dat aansluit bij de wensen van de veelpleger; - dat zo compleet mogelijk is; - dat onderling samenhangt; - dat op het gewenste moment gegarandeerd beschikbaar; - dat aansluit op hulpprogramma’s tijdens detentie; - waarbij de cliënt intensief wordt begeleid op alle onderdelen; - waarbij onderlinge communicatie over de voortgang belangrijk is; - dat zonodig voorzien wordt van justitiële drang of dwang; - dat niettemin zodanig waardevol is voor de cliënt dat hij het niet graag kwijt raakt. 8.2. Arrangement Voorgesteld wordt dat er voor veelplegers een hulparrangement wordt opgesteld dat alle mogelijke gebieden waarop een hulpbehoefte, een hulpwens, of een hulpnoodzaak bestaat, worden meegenomen. Schematisch ziet een dergelijk arrangement er als volgt uit: 1. identiteitsbewijs/inschrijving GBA 2. inkomen/uitkering/verzekering 3. schulden 4. huisvesting 5. lichamelijke hulp 6. relationele hulp 7. psychosociale hulp 8. opleidingsbehoefte 9. dagbesteding 10. werk 11. casemanagement
a. meest actuele situatie b. gewenste situatie c. vereiste actie d. door wie e. wanneer
Vooral de beschikbaarheid van de hulpelementen op het gewenste moment is een belangrijk kenmerk. In gesprekken met veelplegers over hun hulpervaringen geven zij vaak aan dat de gewenste hulp te laat kwam of dat de hulp- of zorgverlener een toezegging niet waar kon maken. Kan een hulpelement niet met zekerheid geboden worden dan kan daarvoor in de plaats een inspanningsverplichting geformuleerd worden om de kans op beschikbaarheid te vergroten. Een dergelijke inspanningsverplichting dient zo concreet mogelijk te worden geformuleerd: ‘Zal zijn best doen’ is niet concreet. “Zal een verzoekbrief
25
schrijven’ of ‘zal een afspraak maken’ zijn wel concreet. Hulponderdelen waarvan nog niet te voorzien is of ze nodig zijn of beschikbaar zijn, worden niet in het arrangement opgenomen, maar worden bewaard voor een latere aanvulling. Met deze kenmerken moet het aanbod bijdragen aan een maximale motivatie van de veelpleger. Een aanbod of arrangement wordt alleen opgesteld voor gemotiveerde en beïnvloedbare cliënten. De hulpaanbieders maken gezamenlijk een inschatting van die motivatie en beïnvloedbaarheid. Ervaringen uit het verleden en informatie over de actuele psychosociale situatie (waaronder P.I.-informatie) vormen daarbij belangrijke informatiebronnen. Voor niet gemotiveerde of niet beïnvloedbare cliënten worden andersoortige afspraken gemaakt. Deze afspraken worden verderop nader uitgewerkt. Ze leiden niet tot een overeenkomst. Binnen het kader van de GSB-afspraken zullen ook deze afspraken de kwalificatie ‘traject’ krijgen. Betekent dit dat de categorie zorgmijders op voorhand wordt uitgesloten voor een nazorgtraject? Het antwoord daarop is: nee. De insteek is dat wanneer ook maar de minste of geringste motivatie en beïnvloedbaarheid wordt gezien of verwacht, er een aanbod wordt gedaan. Van de hulpverleners in het arrangement (m.n. van de casemanager) mag worden verwacht dat zij in staat zijn om met ogenschijnlijk ongemotiveerde cliënten te werken en te bewerkstellingen dat ze gedurende het hulpverleningsproces gemotiveerd raken. Betekent dit dat de categorie zorgverliezers (cliënten die door hun overlastgedrag een instelling tot het besluit hebben gebracht, geen verdere hulp of dienst te verlenen) op voorhand wordt uitgesloten voor een nazorgtraject? Ook hierop is het antwoord: nee. Het arrangement met de overeenkomst heeft voor deze groep nog nadrukkelijker het karakter van een laatste kans. Verspeelt de veelpleger deze laatste kans dan verliest hij een totaal aanbod, i.p.v. een aparte hulp of dienst. Elke ketenpartner heeft met de deelname aan deze werkwijze de intentie ook eerder afgeschreven cliënten opnieuw binnen te halen. Het individuele probleem wordt echter een gezamenlijk probleem. Dit tast niet de bevoegdheid aan van elke ketenpartner om in een concrete situatie tijdelijk of definitief hulp te weigeren. Het arrangement (en ook het restscenario) wordt volledig op papier uitgewerkt. Daartoe wordt een macro opgesteld die afgeleid is van de gespreksleidraad. Alle mogelijke hulponderdelen komen daarin voor. Wanneer een bepaald hulponderdeel niet aan de orde is, wordt dat geformuleerd. Alle betrokken dienen te weten wat wel en wat niet onderdeel uitmaakt van het arrangement. Een arrangement is niet statisch. Tijdens de uitvoeringsperiode kan blijken dat een afspraak verkeerd is geweest. Ook kan hulp die nog niet met zekerheid toegezegd kon worden, wel beschikbaar komen. Dan word een arrangement aangepast of uitgebreid. Een arrangement is eindig. De duur ervan is casusafhankelijk. De eindtijd wordt bepaald door het onderdeel met de langste uitvoeringstijd. De gemiddelde arrangementsduur ligt op1,5 jaar.
26
Is het arrangement afgerond dat wordt in het casusoverleg besproken wat dan het vervolg is Dat is bij voorkeur overdracht van de casus naar een of enkele hulpverleningsinstellingen. Voorkomen moet worden dat cliënten permanent op de caseload van het casusoverleg veelplegers blijven, waardoor de ruimte voor nieuwe gevallen verdwijnt. In een beperkt aantal gevallen kan het vervolg zijn dat een nieuw arrangement wordt afgesproken en aangeboden. 8.3. Restscenario Voor niet te motiveren veelplegers wordt een restscenario opgesteld: Dat houdt in: vaste elementen: - informeren van de veelpleger over zijn status (getracht wordt de veelpleger duidelijk te maken dat hij een belangrijke kans heeft laten liggen, wat dit betekent en hoe hij alsnog kenbaar kan maken in te zijn voor een overeenkomst); - aanbieden van een vertrouwenspersoon (als regel de hulpverlener die de meest betekenisvolle relatie heeft. Ontbreekt zo iemand dan kan dit een adoptieagent zijn); - afspraken tussen ketenpartners over het onderhouden van contacten met een toezichthoudend oogmerk en onderlinge informatie-uitwisseling daarover (belangrijk is dat een het moment waarop de verpleger gevoelig is voor hulp direct wordt aangegrepen); - aanbieden van een sociale kaart met daarin de namen en adressen van hulp- en zorg instellingen. afhankelijk van casus: - afspraken richting gedwongen opname (voorwaardelijke machtiging, observatiemachtiging, zelfbinding). Erg belangrijk is dat alle betrokken partijen geïnformeerd worden over het feit dat een bepaalde veelpleger geen hulp 8.4. Overeenkomst, voorwaarden Het arrangement wordt de veelpleger voorgelegd in de vorm van een overeenkomst. Een overeenkomst tussen veelpleger en de gemeente, met daarachter alle ketenpartners. Een overeenkomst die nadrukkelijk het karakter heeft van een laatste kans. Aan de inzet van hulpverleningsinstellingen worden eisen en voorwaarden toegevoegd waaraan de veelpleger moet voldoen wil hij aanspraak kunnen (blijven) maken op het arrangement. De belangrijkste voorwaarde is uiteraard ‘géén recidive’. Voorbeelden van andere voorwaarden zijn: bereidheid om een identiteitsbewijs in bewaring te geven, voldoen aan uitkeringsverplichtingen, acceptatie van budgetbeheer, afspraken die te maken hebben met de huisvesting, urinecontrole, verschijnen op afspraken met hulpverleners (m.n. met de casemanager), akkoord gaan met het feit dat het sociale netwerk op de hoogte is van de overeenkomst, akkoord gaan met gegevensuitwisseling over de voortgang van het hulptraject tussen alle betrokken partijen, etc., etc. Ook is het mogelijk dat het het accepteren van hulp op een bepaald aspect voorwaarde is voor het verkrijgen van hulp op een ander aspect. Een voorwaarde die in alle gevallen van toepassing is, is het accepteren van casemangement. Onder paragraaf 8.5 hierna wordt ingegaan op de sancties bij het niet nakomen van de voorwaarden. Ook deze sancties worden zoveel als mogelijk benoemd in de overeenkomst. De overeenkomst is slechts in zéér beperkte mate onderhandelbaar. Dat kan betrekking hebben op sommige aanvullende voorwaarden.
27
De overeenkomst wordt geformaliseerd met het zetten van een handtekening. Overwegingen daarbij zijn: - de veelpleger wordt voor vol aangezien, voor iemand die beslissingen kan nemen over zijn toekomst en die weet wat de consequenties zijn van zijn gedrag; - de veelpleger krijgt het signaal: ‘tot deze inzet heeft de samenleving zich verplicht, daarop kun je aanspraak maken maar dat kun je ook verliezen’. De overeenkomst wordt in principe ondertekend door de veelpleger en de gemeente namens alle deelnemende partijen en als vertegenwoordiger van de samenleving. Wanneer voor onderdelen van een arrangement een aparte handtekening van een hulpverlenende partner vereist is, komt die erbij. Dit is ook belangrijk om de status van de overeenkomst te maximaliseren. De totale overeenkomst zal desondanks altijd het karakter houden van een intentieovereenkomst. 8.5. Overeenkomst, sancties Een belangrijk onderdeel van de overeenkomst vormen de sancties. Dit aspect kon in het kader van de pilot niet volledig worden uitgewerkt. Deze uitwerking zal al werkende weg moeten ontstaan. Wel kunnen nu al enkele aanzetten worden gegeven. Er moet onderscheid gemaakt worden in sanctie die direct gekoppeld zijn aan de hulpverlening en justitiële sancties De ultieme hulpverleningssanctie is het verbreken van de overeenkomst en het verspelen van het hulparrangement. Dit wordt de veelpleger op een officiële wijze (conform het officiële afsluiten van de overeenkomst) meegedeeld. Een mogelijkheid is een zgn. burgemeestersbrief (o.a. Zwolle hanteert die). Eerder werd al opgemerkt dat bepaalde hulpvormen niet kunnen worden geweigerd (omdat dat wettelijk niet kan, of omdat een instelling in haar doelstelling heeft staan dat niemand wordt geweigerd). Maar in sommige gevallen kan het onthouden van extra’s en voordelen die in het arrangement zitten een sanctieonderdeel zijn. Aparte hulpvormen kennen hun eigen waarschuwing- en sanctiebeleid (bijv. sociale dienst, woningcorporatie). Dit wordt ingeschoven in het arrangement. Op justitieel gebied zijn er de volgende mogelijkheden in opklimmende zwaarte:
28
-
betrokkene wordt geagendeerd voor het eerstvolgende justitieel casusoverleg (de sanctieboodschap achter deze mededeling is "er is opnieuw extra aandacht voor je"; - dit kan ertoe leiden dat de politie extra op hem/haar gaat letten. D.w.z. de betrokkene wordt bij de politie voorgedragen voor het adoptiesysteem dat de politie heeft. (De sanctieboodschap is: de politie gaat extra op je letten). Voordracht voor adoptie wordt dan een sanctie-element bij het niet nakomen van de hulpverleningsovereenkomst; - dit kan er ook toe leiden dat de reguliere OM-aanpak voor veelplegers van toepassing wordt. D.w.z. bij het eerste delict wordt betrokkene opgepakt, in voorarrest gezet en binnen 2 weken voorgeleid aan de rechter-commissaris. Volgt dan een veroordeling dat wordt ook de straf meteen ten uitvoer gelegd. De sanctieboodschap hierbij is "wordt je opgepakt dan ga je meteen de cel in". Dit betekent nl. dat in een aantal gevallen de reguliere repressieve veelplegeraanpak wordt toegepast op personen die volgens de definitie geen veelpleger meer zijn. Iemand die bijv. in een ISD-traject zit en waarbij voor de extramurale fase een hulpverleningsovereenkomst wordt gesloten, is al gauw een jaar of meer "clean", dus strikt genomen geen veelpleger meer. 8.6. Samenvatting Samenvattend ziet de procesgang van het opstellen van zorgarrangementen tot en met het sluiten van de overeenkomst met de veelpleger er als volgt uit: stap 1. selectie veelplegers (conform prioriteitenbepaling) stap 2. opstellen cliëntprofiel (verzamelen en analyseren van relevante cliëntinformatie) stap 3. bespreking in casusoverleg zorg (met vaste en adhoc deelnemers) stap 4. opstellen zorgarrangement en overeenkomst (incl. voorwaarden en sanctie) stap 5. voorleggen overeenkomst aan veelpleger stap 6. ondertekening van overeenkomst
29
9. Rolverdeling Er moet onderscheid gemaakt worden tussen de rollen: - het (doen)opstellen van een arrangement; - het tot stand brengen van een overeenkomst; - het bewaken van de overeenkomst; - casemanagement tijdens de hulpverleningsperiode.
9.1. (Doen) opstellen van een arrangement: Voordat een arrangement kan worden opgesteld, moet er veel voorwerk gedaan worden. Gegevens over het hulpverleningsverleden van een cliënt en over zijn actuele situatie moeten verzameld worden en worden geanalyseerd. Dit gebeurt voorafgaande aan het zorgoverleg waarin het arrangement wordt opgesteld. De gemeente, als ketenregisseur, roept daartoe de hulp in van een medewerker van het Meldpunt Bijzondere Zorg die: a. vaststelt of recent dergelijke analyses zijn gepleegd (vaak is dat nl. het geval) en die beschikbaar probeert te krijgen. b. zonodig een analyse laat maken. Deze medewerker zoekt (indien mogelijk) contact met de veelpleger. Hem wordt verteld dat hulpverleners willen bekijken of er een gezamenlijk hulpaanbod kan worden gedaan en er wordt gepeild hoe hij daar tegenover staat. Hem wordt ook duidelijk gemaakt dat die hulpverleningsinstellingen daartoe alle informatie over hem gaan uitwisselen. Blijft de veelpleger, ook na overreding, daar bezwaar tegen maken, dan is dat het einde van het traject en wordt betrokkene een kandidaat voor een restscenario. Een analyse mondt uit in een cliëntprofiel. Een cliëntprofiel geeft o.a. antwoord op de vragen: - welke richting moet een op te stellen arrangement ingaan; voor welke aspecten is de cliënt het meest open, gemotiveerd; welke hulp heeft (vooralsnog) geen enkele zin) en wat zou het (hoofd)bestanddeel van het arrangement moeten zijn; - welke dienst- of hulpverleners kunnen daarbij een rol spelen en moeten betrokken worden bij het opstellen van een arrangement. Hoe beter dit voorwerk wordt gedaan, des te efficiënter kan er in vervolgens in een casusoverleg gewerkt worden. Tot de noodzakelijke informatie hoort nadrukkelijk ook het basisdocument vanuit de PI, zo mogelijk ook Risc’s en gedragsrapportages, en de berichtgeving over strafomvang en einde detentie. De contactfunctie voor het Nazorgproject van Justitie (MMD-Nazorg) komt daarmee ook bij het regiepunt te liggen. Het verzamelen van informatie, het analyseren daarvan en het opstellen van een cliëntprofiel hoort bij de gemeentelijke regierol. Op basis van de vraag van de veelpleger en de inzichten van alle betrokken hulpverleners wordt een meervoudig hulpaanbod geformuleerd. Dit gebeurt in een casusoverleg zorg. Het voorzitten van dat dergelijk overleg kan het beste geschieden door een onafhankelijke partij; een partij die zelf geen grote inhoudelijke bijdrage levert aan het samenhangende hulpaanbod: de gemeente. Dit is het tweede element van de gemeentelijke regierol.
30
De vaststelling van een arrangement vereist dat de deelnemers aan dat overleg namens hun instelling of organisatie de geformuleerde verplichting kan aangaan. Een convenant en/of bilaterale contractafspraken tussen gemeente en ketenpartners staan daarvoor garant. 9.2. Overleg met de veelpleger Het brengen van een arrangement tot een overeenkomst vereist overleg (en in beperkte mate onderhandeling) met de veelpleger. Dit kan het beste geschieden door de partij die de meest betekenisvolle relatie met de veelpleger heeft (vaak een al aanwezige casemanager). Is er geen sprake meer van een bestaande betekenisvolle relatie wordt deze rol het vervuld door de beoogde toekomstige casemanager. In het eerdere contact met de cliënt van de medewerker van het Meldpunt is al aangekondigd dat dit gesprek er komt. In dit gesprek moet ook worden vastgesteld of er een voldoende vertrouwensrelatie is voor het toekomstige casemangement. 9.3. Ondertekenen van de overeenkomst Hiervoor werd al aangegeven dat de gemeente, in de persoon van de ketenregisseur veelplegers, ondertekent namens alle betrokken partners. Zonodig wordt meeondertekend door andere partners. Voor de ondertekening wordt de veelpleger uitgenodigd om op het stadhuis te verschijnen. Verblijft een veelpleger in detentie dan vindt ondertekening in de gevangenis plaats. 9.4. Bewaken van de overeenkomst Eenmaal tot stand gekomen, is het zaak dat de overeenkomst periodiek wordt geëvalueerd. Indien nodig worden daar de betrokken partijen voor bij elkaar geroepen. Het ligt voor de hand dat dit gedaan wordt door de regisseur van het arrangement, omdat onafhankelijkheid ook hierbij belangrijk is. Cliëntcontact is hiervoor niet persé noodzakelijk. De cliënt is nadrukkelijk partner in het hulpverleningsproces, maar het cliëntcontact wordt onderhouden door de casemanager. 9.5. Casemanagement Cliënten met meervoudige complexe problemen zijn aangewezen op meerdere hulpverleners. Dan is het zaak dat die afzonderlijke zorg-/hulp-/dienstverlening ook tijdens de hulpverleningsfase voortdurend onderling wordt afgestemd. Deze rol, casemanagement, is een vast onderdeel van elk arrangement. Een belangrijke taak van de casemanager is het onderhouden van contacten met de cliënt en met de andere hulpverleners. Aard en intensiteit van casemanagement zijn maatwerk, maar de mimimumvariant wordt nog uitgewerkt.
31
Er wordt nadrukkelijk (nog) niet gekozen voor een casemangementmodel waarbij de casemanager bevoegdheid krijgt over de inzet van andere ketenpartners en die kan aansturen. Op een aantal plaatsen (bijv. Helmondse Jeugdzorg) wordt met een dergelijk model geëxperimenteerd. Vooralsnog wordt ervan uitgegaan dat met een gezamenlijk convenant en/of bilaterale afspraken tussen gemeente en ketenpartners, met een expliciet geformuleerd arrangement, met goede onderlinge communicatie en informatie-uitwisseling en goede afspraken over tussentijdse evaluaties volstaan kan worden. Daarmee wordt het intensieve onderhandelingstraject dat bij het Helmondse model hoort, vermeden. De cliënt is ook de belangrijkste actor tijdens het hulpverleningsproces. De casemanager onderhoudt intensief contact met de cliënt. Hij/zij is het vaste en zoveel mogelijk enige aanspreekpunt. Cliëntcontacten van andere partners komen waar mogelijk te vervallen of worden geminimaliseerd. Daarmee wordt tegemoet gekomen aan de klacht van veelplegers dat ze met teveel verschillende en wisselende hulpverleners contact moeten hebben. De opdrachtgever van de casemanager is het casusoverleg zorg, immers daar is het zorgarrangement opgesteld en daaraan hebben partners toegezegd een bijdrage te leveren. Constateert de casemanager dat een arrangement niet volgens planning verloopt dan beslist de casemanager of hij dat zelf oplost of dat de casus opnieuw moet worden geagendeerd voor het casusoverleg. Hij stemt dit af met de gemeentelijke ketenregisseur. Naar schatting de helft van de doelgroep “beschikt” over casemanagement. Er is een breed scala van aanbieders van casemanagement: - verslavingsreclassering; - maatschappelijk opvang; - RIBW; - algemene reclassering; - jeugdreclassering; - algemeen maatschappelijk werk; - vangnet; - R75. De primaire insteek is om gebruik te maken van bestaande casemanagementafspraken. Zowel hulpinhoudelijke - als efficiencyoverwegingen liggen hieraan ten grondslag. Omdat de helft van de veelplegers geen casemanagement heeft en bestaand casemanagement geïntensiveerd zal moeten worden als gevolg van de overeenkomst, is een budget voor extra casemanagement nodig. In hoofdstuk 14 wordt hier nader op ingegaan. Sommige steden hebben instellingen gevraagd om offertes uit te brengen voor casemangement. Wij kiezen ervoor dit in Nijmegen (vooralsnog) niet te doen, maar per casus casemanagement in te kopen bij de meest in aanmerking komende partner. De gemeentelijke regisseur van het arrangement hakt hierbij zonodig knopen door. Er zal tenminste één jaar ervaring nodig zijn om vast te kunnen stellen wat de behoefte is aan (extra) casemanagement. In hoofdstuk14 wordt een voorlopig budget voorgesteld.
32
10. Overlegvormen en onderlinge relaties Een arrangement kan alleen maar tot stand komen in een overleg waarbij van alle relevante partijen aan tafel zitten. Een alternatieve werkwijze waarbij de regisseur van het arrangement bilateraal overleg voert met “relevante partijen” is tijdsintensief en garandeert geen samenhangend arrangement. 3 belangrijke vragen dienen dan beantwoord te worden: 1. apart casusoverleg zorg of gecombineerd met justitieel casusoverleg; 2. casusgestuurd overleg of overleg met vaste deelnemers; 3. nieuw overleg of aanhaken bij bestaand casusoverleg op zorggebied.
10.1 Apart casusoverleg zorg of gecombineerd met justitieel casusoverleg Het is opvallend dat, terwijl overal wordt gesproken over het overbruggen van de kloof tussen justitiële/politionele en de zorgwerelden, er geen stad is die heeft gekozen voor een combinatie van het zorgoverleg en justitiële overleg. Wel zijn er steden die deze mogelijkheid op termijn open houden. In de pilot is gewerkt met een apart zorgoverleg. Bij de evaluatie is stilgestaan bij de combinatieoptie. Deze wordt, vooralsnog, afgewezen omdat: - een onwerkbaar groot aantal deelnemers aan tafel komt te zitten, die vaak geen inbreng heeft bij een aan de orde zijnde casus; - er weinig gezamenlijkheid zit in de afzonderlijke opdrachten: het bedenken van een repressieve aanpak en een zorgaanpak zijn totaal verschillende dingen; - de methodiek van zorgarrangement en overeenkomst in de praktijk nog verder ontwikkeld moet worden; - er extra lastige privacycomplicaties ontstaan. Uiteraard dient dan veel aandacht besteed te worden aan de afstemming tussen beide overleggen. Voorkomen moet worden dat door deze scheiding de zo vaak genoemde kloof tussen de justitiële wereld en de zorgwereld opnieuw in huis wordt gehaald. Dit kan o.i. door: - de gemeente als regisseur van beide overleggen; - overlappende deelname (m.n. via voorzitter en wellicht ook reclassering); - (digitale) informatie-uitwisseling. Bij de eerste evaluatie na 1/2 jaar én bij de evaluatie na 2 jaar jaar zal deze keuze opnieuw gemaakt moeten worden.
33
Duidelijk is dat het justitieel casusoverleg in belangrijke mate agendazettend is voor het casusoverleg zorg. Uiteraard binnen de algemene prioriteiten zoals in hoofdstuk 5 aangegeven. Ideaal zou zijn wanneer beide overleggen op dezelfde dag vergaderen en de behandeling in het justitiële casusoverleg direct gevolgd wordt door een bespreking in het zorgoverleg. De voorbereiding die nodig is om tot een goed arrangement te komen, laat dit niet toe. Maar ook vanuit overwegingen van logistiek en communicatieve aard geniet vergaderen op dezelfde dag de voorkeur en moet dit geprobeerd worden. Verder beveelt de werkgroep aan dat beide overleggen enkele malen per jaar gezamenlijk vergaderen om de algemene voortgang van de veelplegeraanpak te bespreken, elkaar beter te leren kennen en om wederzijds misverstanden uit te praten. 10.2 Casusgestuurd overleg of overleg met vaste deelnemers; Het grote voordeel van een casusgestuurd overleg is dat alleen de partners aan tafel zitten die betrokken zijn bij een casus. Dit vereist uiteraard een goede logistieke voorbereiding, maar die tijdsinvestering weegt zeker op tegen de alternatieve situatie dat partijen aan tafel zitten die geen bijdrage kunnen leveren. Bedacht moet worden dat bij de opstelling van een arrangement toch kan blijken dat een belangrijke partner niet aan tafel zit, iets dat zich in een overleg met vaste deelnemers veel vaker zal voordoen. De meeste steden werken met een vast overleg. O.a. Zwolle heeft gekozen voor een casusafhankelijk overleg (case afhankelijke regiegroep) en heeft daar goede ervaringen mee. Maar daar functioneert naast het casusafhankelijk overleg dan wel nog een vast overleg (structurele regiegroep) waarin wordt bepaald voor welke casus een arrangement wordt opgesteld en waar de algemene voortgang van de zorgtrajecten wordt besproken. In de pilot is gewerkt met vaste deelnemers en is een beetje ervaring opgedaan met adhoc deelname (bijv. MMD-ers). Bij de nabespreking is uitgebreid bij dit punt stilgestaan. De werkgroep had een lichte voorkeur voor een overleg met vaste deelnemers. Men erkent de voordelen van een casusgestuurd overleg, maar men vreest dat er geen vaste werkwijze ontstaat. Ook denkt men dat door vaste deelname deskundigheid en routine ontwikkeld worden. Men ziet mogelijkheden om de voordelen van een casusgestuurd overleg toe te voegen aan een vast overleg, door: - goede voorbereiding van de individuele deelnemers (vooral het verzamelen van alle wenselijke informatie in de eigen instelling); - ruime mogelijkheid van adhoc deelname op voordracht van elke vaste deelnemer en te beoordelen door de voorzitter. Deze combinatie wordt voorgesteld. 10.3 Nieuw overleg of aanhaken bij bestaand casusoverleg op zorggebied. Een samenwerkingsverband waarin integrale zorgarrangementen worden opgesteld, overeenkomsten worden gesloten met cliënten en casemanagement wordt afgesproken, is niet iets nieuws in de Nijmeegse situatie. Voor bepaalde doelgroepen (verslaafden, dak- en thuislozen, probleemgezinnen) bestaat een dergelijke samenwerking. Een groot deel (tenminste 50% - 60%) van de populatie veelplegers is daar onder een andere titel (verslaafd, dak- en thuisloos, psychiatrische problematiek) al cliënt (geweest). Het ligt dan ook erg voor de hand om de taak van een dergelijk bestaand casusoverleg uit te breiden met de nazorg voor veelplegers.
34
Een extra overweging is dat hulpverlenende instellingen regelmatig aangeven dat teveel hulpverleningstijd besteed moet worden met deelname aan multidisciplinair overleg. Bestaande casusoverleggen die dan in beeld komen, zijn: - vangnetteam dak- en thuislozen voor meerderjarige veelplegers en ernstige overlastveroorzakers - de zorgtafel zwerfjongeren voor jeugdige veelplegers Tijdens de pilot sprak de werkgroep een voorkeur uit voor combinatie met een van deze samenwerkingsverbanden, maar men vreesde ook moeizame “fusiebesprekingen”. Er komt een nieuwe doelgroep bij, de nieuwe doelgroep brengt nieuwe overlegpartners met zich mee, de voorgestelde werkwijze is niet gelijk aan de huidige werkwijze van die overleggen, etc. Enkele eerste verkennende besprekingen wijzen uit dat het Vangnet een zeer reële optie is. Samenvoeging heeft belangrijke gevolgen op 3 terreinen: - de werkwijze De werkwijze van het Vangnet komt sterk overeen met de hier voorgestelde, maar het element ‘overeenkomst’ kent het Vangnet niet. Gaat dit gepraktiseerd worden voor alle cliënten van het Vangnet of alleen voor de veelplegers? - de vaste samenstelling Op dit moment zijn de casemanagers vaste deelnemers. Dat is mogelijk omdat dat er nog maar 3 zijn. Dat worden er meer zodra de doelgroep veelplegers er bij komt. Een andere vaste deelnemer is een arts. Logisch gelet op de huidige doelgroep van het Vangnet, maar voor de veelplegers is dit lang niet altijd nodig. - de frequentie van overleg Het Vangnet kent nu al een wekelijks overleg van een 0,5 dagdeel. Met de uitbreiding van de doelgroep komt er mogelijk een 0,5 dagdeel bij. Duidelijk is dat de combinaties met het Vangnet en met de zorgtafel niet op korte termijn geregeld kunnen worden. Besloten is daarom tijdelijk te beginnen met een nieuw overleg voor alle veelplegers incl. de ernstig overlastgevers, maar het overleg over realisatie van de combinaties onmiddellijk te starten. 10.4 Overige aspecten: - Deelname cliënt Door te kiezen voor een overeenkomst tussen de veelpleger en de stad wordt tot uitdrukking gebracht dat de veelpleger een belangrijke actor is in het zorgarrangement. De cliënt stemt in met het arrangement en ondertekent de overeenkomst. Het wordt belangrijk gevonden om de veelpleger in een zo vroeg mogelijk stadium te betrekken bij het opstellen van arrangement en overeenkomst. Eerder is al aangegeven dat de medewerker van het Meldpunt in de voorbereidende fase contact heeft met de veelpleger. Het volgende contact is met de beoogde casemanager en gaat over het hulpaanbod en de overeenkomst. Vervolgens is er het formele contactmoment van de ondertekening. De vervolgcontacten lopen allemaal via de casemanager. Iets anders is het gebruiken van de veelpleger als ervaringsdeskundige.
35
Enkele malen is er het afgelopen jaar gesproken met veelplegers over hun hulpverleningsverleden (door het justitiële casusoverleg en als onderdeel van de pilot). Dit werkte behoorlijk ontnuchterend en levert ook heel, praktische verbeterpunten op. Bij de evaluatie van de werkwijze zal de cliënt nadrukkelijk worden betrokken. - Beleidsmatige afstemming Een nieuwe werkwijze maakt het nodig om periodiek vast te stellen of wat beoogd wordt ook lukt. Dit zal gebeuren door de vaste deelnemers aan het casusoverleg zorg. 4x per jaar vindt er een voortgangsbespreking plaats onder leiding van een externe deskundige. Het is denkbaar dat daarbij structurele knelpunten worden vastgesteld met betrekking tot de overeengekomen inzet van ketenpartners. Die moeten naar een hoger niveau (bestuurlijk gremium) worden getild. Tijdens de eerste maanden van de uitvoeringsperiode zal nagegaan worden welk bestaand overleg daartoe kan dienen. - Evaluatieonderzoek De voorgestelde werkwijze is gebaseerd op ervaringen tijdens de pilot en inzichten van velen (binnen en buiten Nijmegen). Of de werkwijze ook werkt moet in de praktijk blijken. Besloten is de uitvoerig tijdens de eerste twee jaar intensief te volgen met onafhankelijk onderzoek. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de onderzoeksafdeling van de gemeente Nijmegen. De evaluatie wordt in tweeën geknipt: - het eerste evaluatierapport heeft betrekking op de periode 01-01-2007 tot en 01-07-2007. Daarin richt zich de aandacht vooral op de rolverdeling en de onderlinge samenwerking, zowel binnen het casusoverleg zorg als daarbuiten. Verder zal de aandacht gericht zijn op de middeleninzet. Een specifiek aandachtspunt vormt het onderdeel schuldhulpverlening. Nagegaan moet worden hoe de capaciteitsuitbreiding op het gebied van schuldhulpverlening uitpakt voor de veelplegers. Op basis daarvan volgt een raadsvoorstel over de financiële inzet voor de jaren 2008 en 2009 en de dekking daarvan. - het tweede evaluatierapport heeft betrekking op de totale periode 2007 en 2008. Daarin staan vooral de output en de outcome centraal. Deze evaluatie dient ook voor de verantwoording in het kader van het Grotestedenbeleid. Deze evaluatie volgt de basis voor een structurele voorzetting.
36
11. Ketenpartners De belangrijkste instellingen en organisaties die betrokken zijn bij de zorg voor veelplegers en overlastveroorzakers en die, afhankelijk van de individuele casus, gevraagd kunnen worden een bijdrage te leveren aan de op te stellen arrangementen, staan weergegeven in onderstaand schema. Aanvankelijk werd ervoor gekozen de start van de samenwerking te formaliseren via een intentie-uitspraak en gedurende het eerste jaar vast te stellen of een verdergaande overeenkomst nodig is (gezamenlijk convenant of bilaterale convenanten of contracten). Op de conferentie werd door een meerderheid van de ketenpartners aangegeven nu al een convenant of contract noodzakelijk te vinden. De komende maanden wordt dit opgesteld. In hoofdstuk 10 wordt ingegaan op de samenstelling van het casusoverleg zorg. De vaste deelnemers daaraan zijn in onderstaand overzicht voorzien van het symbool: naam De Grift/Arcurus
zorg/dienst verslavingszorg verslavingszorg reclassering maatschappelijk opvang begeleid - en beschermd wonen
OGGZ/Meldpunt Bijzondere zorg
toeleiding naar zorg
Reclassering Nederland
diagnose en advies begeleiding en toezicht taakstraffen
Reclassering Leger des Heils hulp aan jongeren, volwassenen en gezinnen die met justitie in aanraking zijn gekomen of dreigen te komen Woningcorporaties Portaal, woonruimte Talis, Woongenot, De Gemeenschap, Kolping, Standvast wonen
RIBW Nijmegen en Rivierenland
beschermd wonen begeleid wonen dagbesteding
gegevens Arcuris Regio Zuid, Nieuwe Dukenburgseweg 15, 6534 AD Nijmegen, 024-8908080 De Grift Gelders centrum voor verslavingszorg, Postbus 351, 6800 GM Arnhem, tel. 026-8451100 GGD Nijmegen, Postbus 1120, 6501 BC Nijmegen, tel.: (024) 329 72 97 Reclassering Nederland, unit Nijmegen, St. Jorisstraat 72, 6511 TD Nijmegen, Postbus 6543, 6503 GA Nijmegen, tel. 024-3222627. Leger des Heils Roermondsplein 20 6811 JN ARNHEM tel. 026-443 01 46 Werken samen in Werkgroep Bijzondere Bemiddeling. p/a/ De Gemeenschap, Jacques Steegemans, Postbus 1071, 6501 BB Nijmegen RIBW Nijmegen & Rivierenland Centraal Bureau, Keizer Karelplein 37
Passade
maatschappelijke opvang, crisisopvang en begeleid wonen (Renvooy, Macondo)
NIM Maatschappelijk werk
algemeen maatschappelijk werk
Bureau R75
jeugdhulpverlening
Bureau Jeugdzorg Gelderland
vrijwillige jeugdhulpverlening, spoedeisende zorg, Jeugdbescherming, Jeugdhulpverlening, Jeugdreclassering, Advies en Meldpunt Kindermishandeling, kindertelefoon.
Dienst Justitiële Inrichtingen Ministerie van Justitie Projectbureau Aansluiting Nazorg
Medewerking t.a.v. “warme overdracht” m.n. bestaande uit informatieoverdracht over veelplegers (basisdocument, bericht einde detentie) en inzet van MMD-ers op de 4 basisgebieden. Daarnaast beleidsmatig overleg via kwartiermaker Het OM is de belangrijkste partij bij het afhandelen van strafzaken. Het OM bepaalt welke zaken aan de rechter worden voorgelegd. Bovendien handelt het OM veel lichte strafzaken zelf af. - opsporing van strafbare feiten en gedragingen - handhaving van de openbare orde - noodhulpverlening Werkgevers kunnen bij CWI terecht voor
Openbaar Ministerie Arrondissementsparket Arnhem
Politie Gelderland Zuid
CWI Nijmegen
32a, 6511 NH Nijmegen, Postbus 1437, 6501 BK, tel: 024 - 382 05 00 Passade Centraal Bureau, Postadres: Postbus 1146, 6801 BC Arnhem Tel: 026-3547800 NIM Panovenlaan 1 6525 DZ Nijmegen tel. 024 329 77 33 R75 Regulierstraat 75 6511 DP Nijmegen tel.: 024 360 23 45 Jeugdreclassering Arnhemsestraatweg 348 6881 NK Velp Tel: 026 - 3684684 kantoor Jeugdzorg Gelderland, regio Nijmegen Graafseweg 104 Postbus 511 6500 AM Nijmegen tel. 024-3287400 Ministerie van Justitie Dienst Justitiële Inrichtingen Projectbureau Aansluiting Nazorg Postbus 30132 2500 GG Den Haag. tel 06 48137532 OM Arnhem Eusebiusbinnensingel 28 |6811 BX Arnhem Postbus 9032 | 6800 EP tel: 026-888 4000
Politie Gelderland Zuid Postbus 9109 6500 HL Nijmegen tel. 0900-8844 CWI Nijmegen, Postbus 9120, 38
Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV )
personeelsbemiddeling en informatie over de arbeidsmarkt. Werkzoekenden kunnen bij CWI terecht voor het vinden van werk of het aanvragen van een WW- of bijstandsuitkering. Daarnaast verleent CWI ontslagvergunningen en tewerkstellingsvergunningen, èn geeft arbeidsrechtelijke informatie. O.a. toekenning arbeidsongeschiktheidsuitkering
Stichting Dagloon Nijmegen
Vrijwilligerswerk voor dak- en thuislozen
Stichting Moria
Moria wil ertoe bijdragen dat ex-gedetineerde jongvolwassenen weer kunnen deelnemen aan het maatschappelijk leven, zonder opnieuw terug te vallen in criminaliteit. Moria biedt elke bewoner een intensieve begeleiding (w.o. huisvesting). Work-Wise Nederland is een samenwerkingsverband van 13 Justitiële Jeugdinrichtingen die een arbeidstoeleidend programma uitvoeren volgens de methodiek Work-Wise. Work-Wise begeleidt jongeren en jong volwassenen met een justitiële straf of maatregel in het vinden van een passende baan of beroepsopleiding. Ketenregie
Work-Wise
Gemeente Nijmegen
6500 HZ Nijmegen tel. 024-7516000
UWV Nijmegen Koninginnelaan 164 Postbus 42 6500 DB Nijmegen tel. 0900 – 92 94 Stichting Dagloon Nijmegen Fresiastraat 3 6542 ZG Nijmegen tel . 024-3731649 Stichting Moria Louiseweg 12 6523 NB Nijmegen 024 329 76 80
Work-Wise Nederland Postbus 94 7200 AB Zutphen tel. 0575 577080/ 77081
Gemeente Nijmegen Directie Bestuursstaf Afdeling Veiligheid K400 Postbus 9105 6500 HG Nijmegen tel. 024-3292529
39
Burgerzaken (i.a. identiteitsbewijs)
De Stadswinkel Mariënburg 75 tel. 024-3292435
Werk en inkomen (Bijzondere doelgroepen)
Mariënburg 30 tel. 024-3299222
Schuldhulpverlening
Mariënburg 30 024-3298040
40
12. Privacyaspecten Samenwerking tussen verschillende partners over de zorg en hulp aan gezamenlijke cliënten is alleen mogelijk als onderling gegevens kunnen worden uitgewisseld over die cliënten. Dan zijn ook onmiddellijk en terecht privacyaspecten aan de orde. In de voorgestelde werkwijze hebben we te maken met de volgende vormen van gegevensuitwisseling: 1. Gegevensuitwisseling tussen de deelnemers van het justitiële casusoverleg. Is al geregeld via een privacyreglement. De veelpleger wordt geïnformeerd over deze uitwisseling. Toestemming vragen is niet nodig. 2. gegevensuitwisseling tussen deelnemers aan het casusoverleg zorg. Moet geregeld worden. Landelijk is een model privacyreglement ontwikkeld dat nagenoeg integraal kan worden overgenomen. De veelpleger stemt in met deze uitwisseling gelijktijdig met het ondertekenen van de overeenkomst. 3. Gegevensuitwisseling tussen beide overleggen. a. gegevens van het justitiële casusoverleg die gaan naar het zorgoverleg. Dit kan beperkt blijven tot samengevatte informatie die de gemeentelijke ketenregisseur die deelneemt aan het justitiële casusoverleg inbrengt in het zorgoverleg. Deelnemers van het zorgoverleg hebben geen toegang tot het integrale gegevensbestand Viadesk. Hiervoor is geen privacyregeling nodig. b. gegevens van het zorgoverleg gaan naar het justitiële casusoverleg. Het zorgarrangement en de overeenkomst gaan integraal naar Viadesk. De veelpleger stemt ook daarmee in via de ondertekening van de overeenkomst. Lastiger is het met de zorganalyse die wordt gemaakt voorafgaande aan het opstellen van een arrangement en de voortgangsinformatie over de uitvoering van het arrangement. Viadesk bevat onderdelen waar deze informatie een plek kan krijgen. Nader onderzoek is nodig of daarvoor een privacyregeling nodig is en of binnen Viadesk gedeeltelijke autorisaties mogelijk zijn.
41
13. Invulling gemeentelijke bijdrage Hiervoor is al duidelijk gemaakt dat de gemeente de ketenregisseur. De taakinhoud voor die functionaris is: 1. voorzitter en secretaris casusoverleg zorg 2. deelname justitieel casusoverleg 3. verzamelen, analyseren cliëntinformatie en opstellen cliëntprofiel 4. contactpersoon voor DJI 5. uitwerken arrangement 6. opstellen overeenkomst 7. ondertekenen overeenkomst 8. beheer budget casemanagement Nadere inpassing in de gemeentelijke organisatie De overwogen opties zijn: 1. Combinatie aansturing justitiële aanpak met zorgaanpak Organisatorische onderbrenging: Bestuursstaf Veiligheid, of bij DIW, Werk en Inkomen, Bijzondere Doelgroepen). 2. Nieuwe functionaris voor zorgaanpak Organisatorische onderbrenging: DIW, Werk en Inkomen, Bijzondere Doelgroepen. 3. Gemeente huurt (delen) van ketenregierol voor de zorgaanpak in bij PI Organisatorische onderbrenging: DIW, Werk en Inkomen, Bijzondere Doelgroepen. Keuze: Gekozen wordt voor een combinatie van optie 1 en 3. Er komt een overall gemeentelijke ketenregisseur voor zowel het justitiële traject als het zorgtraject. Deze wordt organisatorisch ondergebracht bij de Bestuurstaf Veiligheid. Voor de inhoudelijke voorbereiding van het zorgoverleg (taakonderdeel 3) wordt een beroep gedaan op het Meldpunt Bijzonder zorg. Overwegingen: - bevordert brug tussen beide werelden; - voorkomt communicatieproblemen; - efficiënt; - herkenbaar voor buitenwereld; - met voldoende secretariële ondersteuning kan met 1 fte. deze taak worden vervuld; - de gemeentelijke afdeling Bijzondere Doelgroepen van DWI participeert in het zorgoverleg; - snel realiseerbaar.
42
Aandachtspunt: - er komt aansturing en financiering van lokale zorginstellingen vanuit nieuwe gemeentelijke afdeling; - zowel de ambtelijke als de bestuurlijke aansturing en verantwoordelijkheid dienen nader te worden uitgewerkt. Nadere toelichting: De ervaring in de werkgroep en bilaterale gesprekken daarna, hebben geleerd dat taakonderdeel 3 in omvang het grootste onderdeel is en ook inhoudelijke erg belangrijk is. Een goed arrangement, een efficiënte en effectieve bespreking in het casusoverleg en een maximaal haalbare overeenkomst, staan of vallen met een goede voorbereiding. Beschikbare cliëntinformatie moet worden verzameld en geanalyseerd en overwogen moet worden of aanvullend diagnostisch onderzoek nodig en mogelijk is. Hiervoor zal in de meeste gevallen bilateraal overleg met ketenpartners nodig zijn, zeker ook met een al aanwezige casemanager. Dit alles moet uitmonden in het al meerder malen genoemde cliëntprofiel. Taakonderdeel 5 is de uitwerking en afronding van het arrangement na de bespreking in het casusoverleg. De andere taakonderdelen zijn meer praktisch, logistiek en faciliterend van aard en lijken veel op de taken van de al aanwezige functie justitieel ketenregisseur. Een splitsing is daarmee niet onlogisch. Taakonderdeel 3 is in essentie voorbereiding en toeleiding naar zorg. Het Meldpunt Bijzondere Zorg heeft in de Nijmeegse situatie die taak en het zorgoverleg dan onder de paraplu van het Meldpunt opereert geeft daar uitvoering aan. Met het Meldpunt zijn daarover gesprekken gevoerd. De mogelijkheid wordt positief tegemoet getreden. Een extra voordeel dat wordt gezien is dat de bestaande samenwerking tussen Meldpunt en Vangnet Dak- en Thuislozen uitgebreid kan worden met deze doelgroep. Meer overleg is nodig over de consequenties die dit heeft voor de werkwijze van het Meldpunt en het zorgoverleg. Dit heeft vooral te maken met het element van een overeenkomst sluiten, dat in de nu voorgestelde methodiek zit. Ook het aspect ‘verantwoordelijkheidsverdeling’ vraagt om meer overleg. De komende maanden worden gebruikt om de uitbesteding te operationaliseren.
43
14. Output, outcome en middelen In hoofdstuk 2 worden de afspraken genoemd die in het kader van het derde convenant grotestedenbeleid zijn gemaakt. Aangekondigd wordt dat in het kader van het midterm review (2007) deze afspraken bijgesteld zullen worden. Dit overleg wordt ingegaan met de volgende ambities: - het casusoverleg zorg komt tweewekelijks bij elkaar om arrangementen, overeenkomsten en restscenario’s op te stellen; - per bijeenkomst leidt dit gemiddeld tot 2 overeenkomsten en 2 restscenario’s; op jaarbasis zijn dit bij elkaar 80 trajecten; - in de resterende convenantperiode zijn op deze wijze nog 240 trajecten realiseerbaar; - ergo: ongeveer 50% van de totale doelgroep (volwassen veelplegers, jeugdige veelplegers en ernstig overlastgevende personen) krijgt een traject. Middelen zijn nodig voor: a. gemeentelijke regiefunctie, incl. administratieve ondersteuning; b. casemanagement; c. voorlichting en communicatie. d. onvoorziene zaken. ad a. Kosten gemeentelijke regiefunctie. De kosten van de regiefunctie worden bepaald door de voorkeur die wordt uitgesproken in hoofdstuk 13: de combinatieoptie. Voor de taakonderdelen 3 en 5 (verzamelen, analyseren cliëntinformatie en opstellen cliëntprofiel én uitwerken arrangement) is naar schatting (uitgaande van de geformuleerde ambitie op jaarbasis) 0,66 fte. nodig Een vergelijkbare functie is die van een ervaren maatschappelijk werker. Op jaarbasis kost die € 75.000, -, ergo € 50.000,-. Om de vorming van een overall ketenregisseur mogelijk te maken is capaciteitsuitbreiding op ondersteunend vlak nodig: 0,25 fte. secretariële ondersteuning. Kosten € 15.000,-. Verder is voor een naadloze overdracht belangrijk dat de inzet van de projectleider met 3 maanden wordt verlengd. Kosten € 20.000,ad b. Kosten extra casemangement. Vertrekpunt is dat niet extra wordt betaald voor al aanwezig casemanagement. Per casus wordt bij het opstellen van het arrangement bepaald of er intensivering nodig is op aanwezig casemanagement en wat de kosten daarvan zijn. De gemeentelijke regisseur vervult hierbij een doorslaggevende rol. Daarbij wordt vooralsnog uitgegaan van de actuele kostprijs van de instelling die het casemanagement verstrekt. Na één jaar ervaring met de uitvoering wordt het aspect casemanagement geëvalueerd, waarbij ook de kosten en onderlinge verschillen een evaluatiepunt zijn. Denkbaar is dat dan overgegaan wordt op het opvragen van offertes. Op basis van de pilot en gegevens van andere steden is alleen een ruwe schatting te maken hoeveel (extra) casemanagement nodig is. 44
Voorgesteld wordt te starten met een budget van € 100.000,Uitgangspunten: - 1x per twee weken cliëntcontact 20 uur - casusoverleg en individuele partercontracten 10 uur - registratie en rapportage 10 uur - uurprijs € 75 Kosten per cliënt: € 3.000,- per jaar. Ergo: ruimte voor 33 casussen volledige nieuw casemanagement. ad c. Kosten brochure Nijmeegse werkwijze nazorg veelplegers en digitale versie. Bedoeld voor ketenpartners en verwijzers. Oplage: 500 ex. Geraamde kosten: € 8.000,ad. d. Onvoorziene uitgaven. Geraamde kosten: € 7.000,-
45
15. Beslispunten en actiepunten A. beslispunten Aan de ketenpartners is gevraagd of zij kunnen instemmen met: A.1. de aard van het arrangement A.2. het sluiten van een overeenkomst met veelplegers A.3. het opnemen van voorwaarden en sancties in die overeenkomst A.4. het voorleggen van een overeenkomst alleen aan te motiveren veelplegers; A.5. het opstellen van restscenario’s voor de anderen en de inhoud daarvan A.6. een apart casusoverleg zorg met een vaste samenstelling aangevuld met adhoc deelnemers A.7. een casusoverleg dat z.s.m. wordt aangehaakt bij een bestaand casusoverleg A.8. de keuze voor de levering van casemangement A.9. de prioriteitenbepaling binnen de totale doelgroep A.10. de gemeente als ketenregisseur en de taakinhoud daarvan A.11. de haalbaarheid van de beoogde outcome- en outputprestaties A.12. de voorgestelde privacyaanpak A.13. de haalbaarheid van 15 november als startdatum A.14. starten met de uitvoering zonder samenwerkingsconvenant Het voorlopige antwoord daarop werd gegeven op de conferentie van 6 oktober. Bijlage c. bevat het verslag van die conferentie. Op enkele punten kwamen bedenkingen en aanpassingen. D.m.v. bilaterale overleg in de implementatieperiode en via de het convenant, resp. de bilaterale overeenkomsten zal een definitief antwoord worden verkregen van alle ketenpartners B. actiepunten B.1. actiepunten m.b.t. invoering van werkwijze Ten einde nog in 2006 operationeel te zijn moeten een aantal zaken geregeld worden. Voorgesteld wordt dat een kleine projectgroep de volgende actiepunten ter hand neemt: nr. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Omschrijving actiepunt Samenstellen projectgroep implementatie Invullen functie ketenregisseur en administratieve ondersteuning Inschakeling Meldpunt Samenstelling casusoverleg zorg Deelname, vergaderrooster, vergaderplaats, etc. casusoverleg zorg Opstellen format voor zorgarrangement Nader uitwerken sanctieonderdeel Nader onderzoek privacyaspecten gegevensuitwisseling tussen beide casusoverleggen Opstellen Raadsvoorstel Opstellen modelovereenkomst
46
11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24
Formuleren minimumeisen t.a.v. casemanagement Opstellen privacy-convenant voor het zorgoverleg Afspraak voorzitter JCO Deelname aan casusoverleg zorg Melden nieuwe contactpersoon bij Justitie en interne overdracht Opdrachtverstrekking evaluatieonderzoek resultaten nazorg gedurende 1e jaar. Nader uitwerken restscenario (privacyaspecten, gegevensuitwisseling, registratiesysteem) Opstellen sociale kaart voor alle ex-delinquenten (zo mogelijk via GSO/provincie) Onderzoek systeem voor voortgangsbewaking overeenkomsten én restscenario’s Ontwikkeling van systeem van tussentijdse resultaatoverzichten Ontwikkelen van een (digitale) nieuwsbrief Bijstellen GSB-ambities m.b.t. verplegers als onderdeel van het midterm review Opstellen brochure over Nijmeegse werkwijze Opstellen van een convenant Kiezen van een bestuurlijk gremium voor oplossen van knelpunten
47
B.2. actiepunten van hulpinhoudelijke aard hulponderdeel probleem
oplossingsrichting
actie door
hulponderdeel probleem
oplossingsrichting
actie door
identiteitsbewijs/inschrijving GBA 1. Aangifte en aanvragen van verloren identiteitsbewijs dient persoonlijk te gebeuren. 2. Verkorten procedure verkrijgen identiteitsbewijs kost extra geld. 3. Veelplegers beschikken niet over geld voor extra leges i.v.m. niet kunnen overleggen van oude document. 4. Soms ontbreken vereiste gegevens bij aangifte resp. bij aanvrage nieuw identiteitsbewijs 5. ISD-er heeft geen vestigingsmogelijkheid andere gemeente 6. Verlies van identiteitsbewijs herhaalt zich. 1. Nagaan bij PI’s wat mogelijkheden zijn voor proefverlof onder begeleiding van MMD-er hiervoor. 2. Nagaan over voorschot op uitkering ook mogelijk is voor verkorting van procedure. 3. Nagaan of vrijstelling of vergoeding van extra leges bij verlies mogelijk is. 4. Veelpleger maakt via MMD-er afspraak voor bezoek aan GBA. Daarbij vindt overleg plaats over vereiste gegevens 5. Nader onderzoek wat hieraan ten grondslag ligt en of hierin verandering is te brengen. 6. Plaatsvervangend ID-bewijs waar bijv. Utrecht mee bezig is. 1. Gemeente, publiekszaken 2. Gemeente, werk en inkomen, bijzondere doelgroepen 3. Gemeente, publiekszaken 4. Gemeente, ketenregisseur samen met MMD-ers 5. Gemeente, ketenregisseur 6. Gemeente, ketenregisseur
inkomen/uitkering/verzekering 1. Veelplegers komen vaak onaangekondigd op spreekuur voor aanvrage 2. UWV kent langdurige aanvraagperiode voor WW of WIA-uitkering 3. Verlies van verblijfsvergunning betekent lang wachten op uitkering 4. Veelplegers zijn niet verzekerd tegen ziektekosten 1. MMD-er maakt nog tijdens detentie afspraak. 2. Nagaan of voorschot mogelijk is 3. Nagaan of kopie van verblijfsvergunning acceptabel is voor voorschot 4. Melding bij zorgverzekeraar als voorwaarden opnemen in arrangement 1. Gemeente, ketenregisseur samen met MMD-er 2. Gemeente, bijzondere doelgroepen 3. Gemeente, bijzondere doelgroepen 4. Gemeente, ketenregisseur
48
hulponderdeel probleem
oplossingsrichting
actie door
hulponderdeel probleem
oplossingsrichting
actie door
schulden 1. Wachtlijst schuldhulpverlening 2. Weinig mogelijkheden voor budgetbeheer 3. Verplicht budgetbeheer is moeilijk, moet opgelegd worden door de rechter 4. De CJIB-schulden 1. Capaciteitsuitbreiding ligt in het verschiet. Wachttijdverkorting is verder mogelijk door de voorintake tijdens detentie te laten plaatsvinden; 2. Stedelijke voorziening budgetbeheer is op komst. Prioriteit voor veelplegers met een overeenkomst moet onderzocht worden; 3. Onderzoek naar verruiming van de mogelijkheden van verplicht beheer ( voorlopig beschermd bewind). 4. Via G27 druk opvoeren om (bepaalde) CJIB schulden ook voor schuldhulpverlening in aanmerking te laten komen en tenminste het tijdelijk opschorten van de terugbetaling mogelijk te maken. 1. Gemeente, bureau schuldhulpverlening 2. Gemeente, bureau schuldhulpverlening 3. Gemeente, bureau schuldhulpverlening 4. Gemeente, ketenregisseur en procesmanagement grotestedenbeleid
huisvesting 1. Veelplegers moeten voor hulp bij huisvesting concurreren met daken thuislozen en verslaafden. 2. Sociaal Pension ontbreekt. 3. Specifieke vervolgopvang na ISD voor veelplegers ontbreekt 1. Nagaan of veelplegers met een arrangement prioriteit kunnen krijgen. De voorwaarden en sancties die huurders opgelegd krijgen binnen het in ontwikkeling zijnde tweede kansbeleid moeten ingepast worden in de zorgovereenkomst van veelplegers. 2. Full speed doorgaan met realiseren ervan. 3. Onderzoek naar de mogelijkheden van vestiging van een Exodushuis. 1. Gemeente, ketenregisseur 2. Gemeente, Directie Inwoners, beleidsrealisatie 3. Gemeente, ketenregisseur
49
Bijlage a. GESPREKSLEIDRAAD ARRANGEMENT VEELPLEGERS Casus: 1. Meest actuele situatie in het algemeen, per ................... 2. Typering: a. soort veelpleger: b. motivatie: c. hulpverslaafde: d. zorgmijder: e. justitiële kader - ......
8. psychosociale hulp a. meest actuele situatie b. gewenste situatie c. vereiste actie d. door wie e. wanneer
3. identiteitsbewijs/inschrijving GBA a. meest actuele situatie b. gewenste situatie c. vereiste actie d. door wie e. wanneer
9. psychiatrische hulp a. meest actuele situatie b. gewenste situatie c. vereiste actie d. door wie e. wanneer
4. inkomen/uitkering/verzekering a. meest actuele situatie b. gewenste situatie c. vereiste actie d. door wie e. wanneer
10. opleidingsbehoefte a. meest actuele situatie b. gewenste situatie c. vereiste actie d. door wie e. wanneer
5. schuldensituatie a. meest actuele situatie b. gewenste situatie c. vereiste actie d. door wie e. wanneer
11. dagbesteding a. meest actuele situatie b. gewenste situatie c. vereiste actie d. door wie e. wanneer
6. huisvesting a. meest actuele situatie b. gewenste situatie c. vereiste actie d. door wie e. wanneer
12. werk a. meest actuele situatie b. gewenste situatie c. vereiste actie d. door wie e. wanneer
7. lichamelijke hulp a. meest actuele situatie b. gewenste situatie c. vereiste actie d. door wie e. wanneer
13. casemanagement a. meest actuele situatie b. gewenste situatie c. vereiste actie d. door wie e. wanneer
50
Bijlage b.: Eerste aanzet
Overeenkomst nazorg veelplegers
Project Ketenkracht / verbetering nazorg Veelplegers Partijen: A) Het samenwerkingsverband aanpak veelplegers, ten deze vertegenwoordigd door de gemeente Nijmegen, in de persoon van.................., in/zijn haar hoedanigheid van voorzitter van het casusoverleg zorg Nijmegen, hierna te noemen “samenwerkingsverband veelplegers”. en B) Naam cliënt : Geboortedatum: (post)adres : Hierna te noemen “cliënt”. Overwegende: Het project Ketenkracht, verbetering nazorg veelplegers richt zich op het verminderen van overlast en criminaliteit. De verwachting is dat door een overeenkomst te sluiten met de (vrijkomende) veelpleger over onder strikte voorwaarden te ontvangen samenhangende hulp en zorg en met aankondiging van sancties indien de overeenkomst niet wordt nagekomen, een ultieme poging gedaan kan worden om de veelpleger van het criminele pad af te halen. In deze aanpak wordt samengewerkt door de volgende ketenpartners: ................. ................. ................. Als onderdeel hiervan is het van belang dat aansluitend op beëindiging van detentie sprake is van een naadloze overgang bij terugkeer in de maatschappij. In het kader hiervan dient zo mogelijk aan een aantal basisvoorwaarden te worden voldaan om ten behoeve van de cliënt een acceptabele startkwalificatie te realiseren. Het gaat hierbij dan om het (laten) treffen van een aantal voorzieningen op de deelvelden identificatie, huisvesting, inkomen, zorg en dagbesteding. Hiervoor zijn afspraken gemaakt met het Ministerie van Justitie waarbij de gemeente verantwoordelijk is gesteld voor het zgn. nazorgtraject aansluitend op beëindiging van de periode van detentie. Verder wordt voor het bereiken van de doelstelling intensief samengewerkt tussen alle betrokken ketenpartners. Voor het realiseren van doelstellingen is het belangrijk dat duidelijke afspraken worden gemaakt en dat deze in een overeenkomst worden vastgelegd. Voor beide partijen geldt dat aan de afspraken in deze overeenkomst geen bindende rechten ontleend kunnen worden. Daarvoor zijn er teveel onvoorziene omstandigheden denkbaar. Partijen spannen zich niettemin tot het uiterste in om de afspraken na te komen. Ook zullen zij, indien het nakomen ervan niet mogelijk is, elkaar daar onmiddellijk over informeren.
Komen het volgende overeen: De cliënt kan aanspraak maken op een hulp- en zorgarrangement dat bestaan uit de onderdelen die worden uitgewerkt in rubriek A van deze overeenkomst. Aan dit arrangement zijn een aantal voorwaarden verbonden. Deze voorwaarden worden nader genoemd onder rubriek B van deze overeenkomst. Bij het niet nakomen van deze overeenkomst kunnen sancties worden opgelegd. Deze worden vermeld onder rubriek C. Rubiek A: HET ARRANGEMENT
51
1) 2) 3) 4) 5) 6) 7) 8) 9) 10) 11)
Ten aanzien van de plicht tot identificatie………. Ten aanzien van inkomen/uitkering/verzekering…….. Ten aanzien van schulden………. Ten aanzien van huisvesting……… Ten aanzien van lichamelijke hulp……… Ten aanzien van psychosociale hulp…….. Ten aanzien van psychiatrische hulp…….. Ten aanzien van opleiding…….. Ten aanzien van dagbesteding…….. Ten aanzien van werk……. Ten aanzien van casemanagement……..
Rubriek B: DE VOORWAARDEN Ten aanzien van terugdringing criminaliteit en overlast: • De cliënt verklaart zich niet (meer) te zullen inlaten met crimineel dan wel overlastgevend gedrag. • De cliënt zal zich houden aan afspraken met en aanwijzingen van instellingen die zich richten op resocialisatie en maatschappelijke re-integratie van de cliënt. Rubriek C: DE SANCTIES Bij het niet nakomen van de voorwaarden kunnen de volgende sancties worden opgelegd: ● ..... ● .... Rubriek D : ALGEMENE BEPALINGEN • • • • •
• • • •
Deze overeenkomst wordt in beginsel afgesloten voor de periode van …………… tot ……….. De overeenkomst gaat in na ondertekening hiervan door betrokken partijen. Indien noodzakelijk bestaat de mogelijkheid tot verlenging van de overeenkomst. Bij het realiseren van doelstellingen en voorzieningen zoals in deze overeenkomst aangegeven staat de eigen verantwoordelijkheid van de cliënt centraal. Betrokken instellingen en organisaties ondersteunen en faciliteren. Over het verloop van de overeenkomst heeft de cliënt primair contact met de hulpverlener die het casemanagement verzorgt. Dat is de vaste contactpersoon. Is de cliënt niet tevreden over zijn/haar inspanningen dan kan hij zich wenden tot de gemeentelijke ketenregisseur, ondertekenaar van deze overeenkomst. Cliënt gaat ermee akkoord dat betrokken instellingen en partijen rapporteren over de voortgang en informatie, zowel mondeling als schriftelijk, met elkaar uitwisselen. Betrokken instellingen en partijen ontvangen een kopie van deze overeenkomst tussen de cliënt en het regiepunt veelplegers. De overeenkomst eindigt op het moment dat de einddatum hiervan is bereikt en niet wordt besloten tot verlenging. De overeenkomst eindigt indien de cliënt zich niet houdt aan de in het contract opgenomen voorwaarden en afspraken.
ONDERTEKENING
52
Ketenkracht
Verslag conferentie nazorg veelplegers 6 oktober 2006 (bijlage c.) 1. Inleiding weth. H. van Hooft Niet beschikbaar 2. Inleiding Ton Willemsen, Officier van Justitie belast met veelplegeraanpak in Den Bosch en Eindhoven. Niet opgenomen, apart verkrijgbaar. 3. Inleiding Jan Arts, projectleider nazorg veelplegers Nijmegen. Niet opgenomen, apart verkrijgbaar. 4. Subgroep 1. Inhoud (Voorzitter: Peter Brandwacht) Stellingen 1. Het klinkt mooi eigen verantwoordelijkheid en motivatie van de veelpleger, maar een deel van die groep voelt zich nergens verantwoordelijk voor en is nergens voor te motiveren. • • • •
Door teleurstellingen in het verleden is menig veelpleger niet gemotiveerd/heeft een menig veelpleger geen vertrouwen; De RISc is leading! Dit instrument is bij voorkeur het beginpunt van de nazorg(analyse); Menig veelpleger is het leven dat hij leeft, zat. Men wil wel graag een ander leven leiden; Uit vastgelegde informatie/documentatie van een betrokkene moet bekeken worden of een arrangement/overeenkomst haalbaar is; Kortom: kijken naar te motiveren veelplegers is geen goed criterium!
2. De keuze om alleen ‘te motiveren cliënten’ een aanbod te doen, stuit mij als hulpverlener tegen de borst en ook een cliënt die zijn overeenkomst niet nakomt, mogen we niet in de kou laten staan. •
Harde/heldere lijn; niet marchanderen; ofwel de 0-lijn
3. Het is beter prioriteit te geven aan de veelplegers die nu niet gedetineerd zijn dan de veelplegers die binnenkort vrijkomen. • •
het onderscheid tussen “in detentie” of “buiten detentie” is niet zo relevant; deelnemers aan de subgroep stellen voor enkele veelplegers te kiezen waarvan je succes verwacht (in het kader van: “een goed begin is het halve werk”); wellicht eerst jeugdige(n) (veelplegers) om deze personen niet te laten uitgroeien tot volwassen veelplegers;
53
5. Subgroep 2. Organisatorische kant (Voorzitter: Vera Stekelinck) Stellingen 1. Het is vaak onmogelijk toezeggingen te doen voor hulp op een moment in de toekomst Algemene conclusie is dat dit alleen kan als partijen zich 100% verbonden achten aan de afspraken. Dit kan alleen als er goede afspraken tussen partijen onderling worden gemaakt. Dit geldt niet alleen voor de afspraken die in het kader van het zorgarrangement worden gemaakt, maar ook voor de “basisafspraken”. In dit verband wordt ook gewezen op het probleem van de financiering en het feit dat bijvoorbeeld in de GGZ de capaciteit niet meer toereikend is. De gemeente zal dan ook samen met andere financiers als het zorgkantoor en de provincie, afspraken moeten maken. Hiertoe heeft de gemeente een regiestructuur in het leven geroepen. De woningcorporaties dringen sterk aan op sluitende en concrete afspraken, in de voorwaardelijke sfeer zullen nadere afspraken gemaakt moeten worden. Als voorbeeld wordt genoemd de overlastveroorzaker die terugvalt in het oude gedrag, waarbij de zorgverleners zich terugtrekken en de woningcorporatie met een probleem zit. De intentie van de ketensamenwerking zoals in de nota geschetst kan echter bij alle partijen op steun rekenen. Afgesproken wordt om de ingezette lijn werkenderwijs verder te ontwikkelen 2. Een apart casusoverleg zorg houdt volgens mij de kloof tussen de justitie-/politiewereld en de zorgwereld in stand. Er is brede consensus dat de noodzaak tot afstemming en informatie-uitwisseling bij de voorgestelde werkwijze groot is. Er zijn sterke twijfels of de voorzitter in zijn eentje als verbindende schakel kan voorzien in deze behoefte. Deze moet zich immers vooral richten op het proces. Gesteld wordt dat de ervaring leert dat kwetsbaarheid vooral zit bij de overgang tussen het justitiële traject en het nazorg traject. Als de gemeente sterk wil sturen op de relatie in de keten dan zal de verbindende keten sterker gemaakt moeten worden. Dit kan gedaan worden door bijvoorbeeld overlappende deelname en door eerder aan te schuiven vanuit het zorgtraject (casemanager) bij het justitiële traject . De deelnemers van de groep vragen de gemeente gelet op bovenstaande het in elkaar schuiven van de casusoverleggen toch nog eens te overwegen. De argumenten om dit niet te doen zijn niet erg hard. Wel dient dan, meer nog dan nu het geval is, aandacht te zijn voor de privacy. 3. Het is beter te kiezen voor een apart casusoverleg zorg dan het krampachtig proberen onder te brengen in een bestaand zorgoverleg (Vangnet). Na enige verduidelijking over de verschillende zorgoverleggen (vangnetoverleg, zorgtafel jeugd) concluderen de deelnemers dat het vooralsnog beter is om een apart casusoverleg in te richten. Juist ook om de lijn richting het justitiële overleg helder te houden. De leden onderkennen dat er in veel gevallen sprake zal zijn van overlap en wijzen dan ook hier weer op het belang van goede communicatie en delen van informatie. Als later blijkt dat de zorgoverleggen samengevoegd kunnen worden dan kan dit altijd nog gebeuren.
6. Subgroep 3. Input, output en outcome (Voorzitter Carmen Polman) Stellingen 1. Per geval afspraken maken over casemanagement is onnodig ingewikkeld. Laat de gemeente maar inkopen bij de instelling met de gunstigste prijs/kwaliteit verhouding.
54
Het begrip casemanagement is een containerbegrip. Van belang dat per contract wordt vastgelegd wat in deze casus onder casemanagement wordt verstaan (bieden van maatwerk ). Het eerder afgenomen RISc is een belangrijk diagnose instrument voor de 5 leefgebieden. Maak daar gebruik van! En benut de al bestaande vormen van casemanagement. Werkgroep is het kortom oneens met de stelling. 2. Een succesambitie van 50% van de afgesloten overeenkomsten is irreëel. De werkgroep is gelijkgestemd met betrekking tot het resultaat van de ambitie; het voorkomen van recidive. Succesambitie hangt sterk af van de specificaties in de overeenkomst. Formuleer deze zo concreet en haalbaar mogelijk. Maatwerk is essentieel! Verder wenst de werkgroep een onderscheid te maken tussen de diverse doelgroepen (veelplegers, jeugdige veelplegers en ernstige overlastveroorzakers) en de relevantie van de recidive. Kortom formuleer in het zorgoverleg - in het stadium voorafgaand aan het sluiten van het contract- met alle partners wat in deze casus relevante recidive is en welke sanctie hierop zal volgen. Wederom wordt gepleit voor maatwerk! 3. Met elkaar in zee gaan zonder convenant of contract is vragen om moeilijkheden. Bij deze stelling is de werkgroep minder eensgezind. Enerzijds wordt aangegeven dat vooral gestart moet worden en dat het afsluiten van een contract verlies van flexibiliteit met zich meebrengt. Van belang is het hebben van vaste aanspreekpunten per organisatie. Anderzijds geeft men aan dat de dienstverlening van de ene partij afhankelijk is van de output van de andere partij. Kortom de wederzijdse afhankelijkheden vragen om zakelijke afspraken. Van belang hierbij is de doorstroming in de keten. Partners dienen af te spreken dat de drie doelgroepen onder de veelplegers met prioriteit door de keten worden gevoerd (geen wachtlijsten). Verder is het van essentieel belang dat de ketenregisseur voldoende mandaat heeft om organisaties aan te spreken en knopen door te hakken. Verder nog twee algemene opmerkingen/ ideeën • •
creëer een 24-uurs aanspreekpunt voor professionals onderzoek de mogelijkheden voor een bezetting- en reserveringsysteem voor hulpverlening (klinische bedden/ opvangmogelijkheden)
7. Conclusies plenaire nabespreking Starten met uitvoering Alle aanwezigen stemmen ermee in dat er z.s.m. van start wordt gegaan. Wel dient dan tegelijk met de uitvoering aandacht te worden gegeven aan enkele voorwaarden die erg belangrijk worden gevonden. Zie volgende conclusies. Overeenkomst De eerste voorwaarde is dat er direct gekeken moet worden naar een convenant of een contract. De ketenregisseur moet een mogelijkheid hebben om ketenpartners te dwingen zich aan de afspraken te houden. Alleen een intentieafspraak wordt niet voldoende gevonden. Het contract of convenant dient ook om instemming met de werkwijze te formaliseren; een werkwijze die inhoudt dat partners gezamenlijk per casus de aanpak bepalen.
55
Justitieel casusoverleg en casusoverleg nazorg De tweede voorwaarde is dat er gekeken moet worden of de relatie tussen justitieel overleg en casusoverleg niet sterker gemaakt kan worden. Het justitiële traject is in belangrijke mate bepalend voor het zorgtraject, maar omgekeerd kan een justitietraject weer gebruikt worden als dwangmiddel in een zorgtraject. Versterken van de relatie kan door er één casusgestuurd overleg van te maken, of door op een andere wijze de verbinding te versterken. Ook een overlap via meer deelnemers dan alleen de voorzitter (bijv. de reclassering) is een optie. Maar er kan begonnen worden met een apart casusoverleg nazorg. Eén casusoverleg zorg of aparte overleggen voor de drie groepen Bij tenminste een deel van de deelnemers aan de conferentie is er twijfel of onder de 3 afzonderlijke bestaande casusoverleggen voor de 3 doelgroepen die onderscheiden worden (meerderjarige veelplegers, minderjarige verplegers en ernstig overlastgevende personen) één gezamenlijk zorgoverleg moet komen of ook aparte zorgoverleggen. Voor de overlastveroorzakers speelt dit op korte termijn niet, omdat daar een aparte pilot voor loopt. Voor de jeugdige veelplegers is een combinatie met de zorgtafel iets dat nader bekeken moet worden. Niettemin stemt de conferentie ermee in dat er gestart wordt met één zorgoverleg. Koppeling aan een bestaand overleg (m.n. Vangnet) De combinatie met het Vangnet is niet van de baan maar kan niet op de korte termijn gerealiseerd worden. De conferentie adviseert apart te starten. Motivatie De keuze om te beginnen met te motiveren veelplegers wordt onderschreven. Wel wordt eraan toegevoegd dat dit niet uitsluitend een kwestie is van de opstelling van de veelpleger, maar vooral ook een beoordeling van het dossier/profiel door het casusoverleg. Belangrijk dossieronderdeel is een RISc. Non-recidive De conferentie adviseert absoluut vast te houden aan de 0-lijn. D.w.z. recidive onmiddellijk sanctioneren. Bij het opstellen van elke overeenkomst moet stil gestaan worden bij welke sancties denkbaar en wenselijk zijn in welke situatie. De meest vergaande sanctie is dan beëindigen van de overeenkomst, maar andere sancties kunnen daaraan vooraf gaan. Casemangement Per casus dient voorafgaande aan het contract nader uitgewerkt te worden wat verstaan wordt casemanagement als onderdeel van een veelplegerarrangement. Dit casemangement betreft alle aspecten van het hulparrangement en kan de eigen taakstelling van de organisatie die casemanagement verleent, overstijgen. De rolverdeling tussen ketenregisseur en casemanager is: de ketenregisseur is verantwoordelijk voor het proces en de organisatie, de casemanager is verantwoordelijk voor de inhoud.
56
Bijlage d.: Veel gebruikte begrippen en afkortingen Let. A
Begrip/afkorting Amvb
Uitleg Algemene maatregel van bestuur
B
BOPZ
Wet Bijzondere Opname Psychiatrische Ziekenhuizen (voorheen Krankzinnigenwet)
C
Categorale opvangvoorziening
Woonvoorziening voor specifieke categorieën mensen zoals ex-gedetineerden of verslaafden Centraal Justitieel Incassobureau Statistische en dynamische kenmerken en omstandigheden van personen en hun omgeving, die bepalend zijn voor de mate waarin zij crimineel gedrag vertonen. RISc onderscheidt: 1. delictgeschiedenis 2. huidig delict 3. huisvesting en wonen 4. opleiding, werk en leren 5. inkomen en omgaan met geld 6. relaties met partner, gezins- en familieleden 7. relaties met vrienden en kennissen 8. druggebruik 9. alcoholgebruik 10. emotioneel welzijn 11. denkpatronen, gedrag en vaardigheden 12. houding Hebben ook t.a.v. recidive een voorspellende waarde. Belangrijkste liggen op de leefgebieden huisvesting, zorg, arbeid en inkomen. Centrum voor Werk en Inkomen
CJIB Criminogene factoren
CWI D
Detentieplan DJI
Onderdeel van reïntegratieplan, waarin is vastgelegd welke interventies en activiteiten in de intramurale fase plaatsvinden Dienst Justitiële Inrichtingen
DSP DSRS Duaal casemanagement
Directie Sanctie- en Preventiebeleid (vh DSRS) Directie Sancties, Reclassering en Slachtofferzorg 2 trajectbegeleiders voor een gedetineerde, een van het gevangeniswezen en een van buiten (reclassering), die deels samen optrekken ten einde kans op succesvolle terugkeer te maximaliseren
E
Extramurale sanctiemodaliteit
Straf of deel van straf die buten de gevangenis ten uitvoer wordt gelegd
F
Forensische zorg Fte
Geestelijke gezondheidszorg in strafrechtelijk kader Fulltime Formatie-eenheid
G
GBA GGD GGz GSB GW
Gemeentelijke Basisadministratie Gemeentelijke Geneeskundige Dienst Geestelijke Gezondheidszorg Grotestedenbeleid Gevangeniswezen, een directie van de dienst Justitiële inrichtingen
57
H
Harde kern jongere
HKS
Jongere in de leeftijd van 12 t/m 24 jaar, die in het peiljaar twee zware delicten heeft gepleegd en bovendien in de jaren daarvoor 3 antecedenten heeft En een jongere die in het peiljaar tenminste 3 zware delicten heeft gepleegd. Landelijk registratiesysteem van de politie, waarin o.a. zichtbaar is of persoon als veelpleger bekend staat.
I
ID-bewijs IND Intramurale executiefase ISD
Identiteitsbewijs Immigratie en Naturalisatiedienst Deel van de strafperiode in de gevangenis Inrichting voor stelselmatige daders Na meerdere straffen kan OM een cliënt voordragen bij rechter-commissaris voor plaatsing gedurende maximaal 2 jaar in een inrichting voor stelselmatige daders. Tijdens de straf volgt dan diagnose en begeleiding door reclassering. Na straf volgt begeleiding vanuit gemeente. Niet alle veelplegers komen in aanmerking. Volgens de wet dient een verdachte in de laatste 5 jaar voorafgaande aan het betreffende delict tenminste 3 maal onherroepelijk moet zijn veroordeeld tot een vrijheidsbenemende of vrijheidsbeperkende strafmaatregel. Voor gevallen waarin ISD niet mogelijk is of niet wenselijk, bepaalt een landelijke richtlijn van het OM dat een hogere onvoorwaardelijke vrijheidsstraf kan worden gevorderd, dan geïndiceerd is op grond van de algemene richtlijnen voor strafvordering.
J
Jeugdige meerpleger
Jongeren in leeftijd van 12 t/m 17 jaar die in het gehele criminele verleden twee tot en met 5 processen verbaal tegen zich zag opgemaakt, waarvan tenminste 1 in het peiljaar Jongeren in leeftijd van 12 t/m 17 jaar die in het gehele criminele verleden meer dan 5 processen verbaal tegen zich zag opgemaakt, waarvan tenminste 1 in het peiljaar Jongeren in de leeftijd van 12 tot 18 jaar die in het peiljaar en de 5 daaraan voorafgaande jaren als verdachte in BPS voorkomen met de volgende frequentie: 12 jaar, 3 keer of meer; 13 jaar, 4 keer of meer; 14 jaar, 5 keer of meer; 15 jaar, 6 keer of meer; 16 jaar, 7 keer of meer; 17 jaar, 8 keer of meer, Of 3 keer binnen 6 maanden als verdachte in BPS voorkomen. Jongere in de leeftijd van 12 t/m 17 jaar die in het gehele criminele verleden meer dan 5 processen verbaal kreeg waarvan tenminste 1 in het peiljaar. Justitiële Verslavingszorg
Jeugdige veelpleger (of minderjarige veelpleger) Jeugdige veelpleger (Den Bosch)
Jeugdige veelpleger (GSB) JVZ K L M
Meerpleger Minderjarige meerpleger MMD-er
Persoon van 18 jaar of ouder die in het gehele criminele verleden 2 tot en met 10 processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt, waarvan tenminste 1 in het peiljaar. Persoon in de leeftijd van 12 t/m 17 jaar die in het gehele criminele verleden 2 tot en met 5 processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt, waarvan tenminste 1 in het peiljaar. Medewerker Maatschappelijke Dienstverlening
58
N NUNN
Nachtopvang Uit Noodzaak Nijmegen
O
OGGZ OM
Openbare Geestelijke Gezondheidszorg Openbaar Ministerie
PQ
PI
Penitentiaire Inrichting
R
Reclassering
In het verleden had de reclassering de taak om te zorgen voor terugkeer in de maatschappij van alle gedetineerden . Deze taken zijn de laatste jaren beperkt. Overgebleven zijn: - tenuitvoerlegging taakstraffen; - verzorgen van door rechter opgelegde reclasseringscontacten (dus alleen die nog). - Uitbrengen rapportages Meerdere organisaties: - verslavingsreclassering; - stichting reclassering Nederland; - reclassering LdH; - jeugdreclassering als onderdeel van Bureaus Jeugdzorg. Reclassering kent 3 opdrachtgevers: - OM - de rechter - DJI Reintegratieprogramma’s Recidive Inschatting Schalen. Een diagnose-instrument voor de reclassering en het gevangeniswezen om te beoordelen wat het recidive-risico is, welke criminogene factoren daaraan ten grondslag liggen en wat de responsiviteit (mate van ontvankelijkheid van interventies) is. Brengt de motivatie en het leervermogen van cliënten in beeld en geeft daarmee aan welke interventies meer en minder kansrijk zijn. In 2006 voor alle gedetineerden ene feit. Reclassering stelt ze op. Strafrechtelijke opvang verslaafden. De voorloper van ISD. Blijft in elk geval tot 2006 in huidige vorm binnen ISD bestaan. Verloopt in 3 fasen: - gesloten fase: 7-9 maanden; - half open fase: 6-7 maanden; - open fase: 6-9 maanden. Onderdeel van het totale traject is het gemeentelijke rehabilitatieprogramma dat in handen is van de Grift.
RIPs RISc
S
SOV
T U
UWV
Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen
V
VP-er Veelpleger
Veelpleger Persoon van 18 jaar of ouder die in het gehele criminele verleden meer dan 10 processen verbaal tegen zich zag opgemaakt, waarvan tenminste 1 in het peiljaar Jongeren in leeftijd van 12 t/m 17 jaar die in het gehele criminele verleden meer dan 5 processen verbaal tegen zich zag opgemaakt, waarvan tenminste 1 in het peiljaar
Veelpleger minderjarig
59
W
Veiligheidsprogramma ‘Naar een veiliger samenleving’
Landelijk kabinetsprogramma. De aanpak van veelplegers is een van de 3 speerpunten uit dit programma.
Warme overdracht
Optimale aansluiting tussen justitiële inrichting en gemeentelijke instellingen
Zeer actieve Veelpleger (ZAV)
Persoon van 18 jaar of ouder die over een periode van 5 jaar (waarvan het peiljaar het laatste jaar vormt) meer dan 10 processen verbaal tegen zich zag opgemaakt, waarvan tenminste 1 in het peiljaar
XY Z
60