Samenstelling: Vlaamse overheid Agentschap Economie Afdeling Europa Economie Euro Info Centre Verantwoordelijke uitgever: Bernard De Potter Administrateur-generaal Bronnen: Websites: www.vlaanderen.be; www.vlao.be; www.pmv-kmo.be; www.aandeslag.be; www.onssrszlss.fgov.be; www.vdab.be; www.ec.europa.eu. Druk: Uitgave: 2007 Depotnummer: D/2007/3241/235 2007. Vlaamse overheid – Agentschap Economie – Afdeling Europa Economie - Euro Info Centre.
INLEIDING De nieuwe Subsidiewegwijzer voor ondernemingen biedt u naar jaarlijkse gewoonte een overzicht van de belangrijkste overheidsstimulansen voor ondernemingen op regionaal, federaal en Europees vlak met bijzondere aandacht voor de kmo’s. Hierbij wordt gepoogd om de ondernemingen in het Vlaamse Gewest wegwijs te maken in het labyrint van steunmaatregelen waarvoor zij in aanmerking kunnen komen. Iedere maatregel wordt kort geschetst met aandacht voor de begunstigden, de geldende criteria en de voordelen. Tevens vermeldt deze gids telkens het contactadres voor aanvullende inlichtingen. De redactie van deze nieuwe brochure werd afgesloten op 10 september 2007. U kunt deze gids in zijn geheel of deel per deel (naargelang het soort steun) downloaden op www.vlaanderen.be/euroinfocentre en klikken op publicaties. De vijftiende editie van deze gids werd samengesteld door het Euro Info Centre, afdeling Europa Economie, geleid door André Van Haver. Dit informatiecentrum maakt deel uit van een netwerk van Europese centra, dat ook buiten Europa contacten heeft. Het heeft als kernopdracht de informatiestroom over Europese aangelegenheden voor kmo’s te bevorderen, met inbegrip van de maatregelen die op federaal en regionaal niveau worden genomen ter uitvoering van Europese beslissingen. Wanneer u de steunmaatregelen op maat wenst te verkrijgen, dan kunt u onze geactualiseerde subsidiedatabank raadplegen op www.vlaanderen.be/subsidiedatabank. Geïnteresseerden kunnen voor aanvullende informatie uiteraard steeds terecht bij het Euro Info Centre zelf dat ook over andere Europese materies inlichtingen verstrekt. Alle vragen over Europa, Europese wetgeving, Europese programma’s, en dergelijke worden door de medewerkers snel en efficiënt behandeld. Over de dienstverlening van het Euro Info Centre bestaat een afzonderlijke brochure die op eenvoudig verzoek gratis kan worden bekomen bij de Vlaamse overheid, Agentschap Economie, Euro Info Centre, Koning Albert II-laan 35 bus 15, 1030 Brussel. Ik hoop dat de geactualiseerde gids u voldoende inzicht verschaft in het aanbod van steunmaatregelen waarvoor u als onderneming in aanmerking kan komen.
Bernard De Potter Administrateur-generaal
INHOUDSTAFEL DEEL I : STEUN BIJ INVESTERINGEN EN ADVIES, STEUN VOOR STARTERS 1. BUDGET VOOR ECONOMISCH ADVIES (BEA) 2. DE GROEIPREMIE 3. SUBSIDIES VOOR DE AANLEG VAN BEDRIJVENTERREINEN EN BEDRIJFSGEBOUWEN 3.1 Bedrijventerreinen 3.2 Subsidies voor de oprichting en modernisering van bedrijvencentra & doorgangsgebouwen 4. OPROEP ONDERNEMERSCHAP 5. RENTETOELAGE HINDER OPENBARE WERKEN 6. START- EN INVESTERINGSSTEUN VOOR DE VLAAMSE VISSERIJ EN AQUICULTUUR (FIVA) 7. VLAAMS LANDBOUWINVESTERINGSFONDS (VLIF) 8. PARTICIPATIEFONDS 8.1 Starteo/Optimeo: beroepskredieten verdeeld tussen uw bankier en het Participatiefonds 8.2 Startlening-solidaire lening: twee microkredieten met professionele begeleiding om de creatie van een eigen job te financieren 8.2.1 Startlening: voor de werkzoekende die zich vestigt als zelfstandige of die een eigen zaak opricht 8.2.2 Solidaire lening: een eigen economische activiteit creëren zonder startkapitaal 8.3 Business Angel +: co-financiering met een Business Angel van een innoverend project 8.4 Privak+ 8.5 Impulseo 9. PARTICIPATIEMAATSCHAPPIJ VLAANDEREN NV (PMV) 9.1 KMO-financieringsinstrumenten 9.1.1 Winwinlening 9.1.2 Vinnof 9.1.3 ARKimedes 9.1.4 Waarborgregeling 9.1.4.1 Steun voor kmo’s die hinder ondervinden van openbare werken 9.1.5 Fonds Vlaanderen-Internationaal 9.1.6 Cultuur Invest 10. VLAAMS AGENTSCHAP ONDERNEMEN – VLAO 10.1 VLAO-Bedrijfsadvies 10.2 Design Vlaanderen
DEEL II : FISCALE STEUN 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
INVESTERINGSAFTREK NOTIONELE INTRESTAFTREK FISCALE RULINGS INVESTERINGSRESERVE BELASTINGSVRIJSTELLING VOOR DE UITBOUW VAN HET TECHNOLOGISCH POTENTIEEL, ALS DIENSTHOOFD UITVOER OF DIENSTHOOFD INTEGRALE KWALITEITSZORG BELASTINGSVRIJSTELLING VOOR BIJKOMEND PERSONEEL MET EEN LAAG LOON BELASTINGSKREDIET VOOR ONDERZOEK EN ONTWIKKELING GEDEELTELIJKE VRIJSTELLING VAN DOORSTORTING VAN DE BEDRIJFSVOORHEFFING VERSCHULDIGD OP PREMIES VOOR NACHT- EN PLOEGENARBEID
DEEL III : STEUN BIJ AANWERVINGEN 1.
PARAFISCALE MAATREGELEN 1.1 De structurele vermindering van de RSZ-werkgeversbijdragen 1.2 Doelgroepvermindering 1.2.1 Oudere werknemers 1.2.2 Eerste aanwervingen
1.3
2.
1.2.3 Collectieve arbeidsduurvermindering of vierdagenweek 1.2.4 Activa min-45-jarigen 1.2.5 Activa 45-plussers 1.2.6 Doorstromingsprogramma’s (DSP) 1.2.7 Sociale inschakelingseconomie (SINE) 1.2.8 Jong laaggeschoolde werknemers 1.2.9 Werknemers jonger dan 19 jaar 1.2.10 Werknemers ouder dan 18 jaar en jonger dan 30 jaar 1.2.11 Aanwerving van een ontslagen werknemer door herstructurering De specifieke verminderingen 1.3.1 Werkbonus 1.3.2 Vermindering van de werknemersbijdragen - herstructurering 1.3.3 Tegemoetkoming aan de non-profitsector tot bevordering van de werkgelegenheid 1.3.4 Bevordering van de tewerkstelling in de non-profitsector (sociale maribel) 1.3.5 Wetenschappelijk onderzoek
FINANCIELE MAATREGELEN 2.1 Aanmoedigingspremies in de privésector 2.1.1 Opleidingskrediet 2.1.2 Zorgkrediet 2.1.3 Steun aan werknemers van ondernemingen in moeilijkheden of in herstructurering 2.1.4 Suppletieve regeling 2.2 Invoegbedrijven 2.3 Invoegbedrijven Dienstencheque-onderneming 2.4 Tegemoetkoming bij de aanwerving van personen met een handicap 2.5 Inschakelingspremie 2.6 Tewerkstellingspremies voor 50+ 2.7 Activa start
DEEL IV : STEUN BIJ OPLEIDINGEN 1.
2. 3. 4.
5. 6.
VLAAMSE DIENST VOOR ARBEIDSBEMIDDELING EN BEROEPSOPLEIDING (VDAB) 1.1 Individuele Beroepsopleiding in de onderneming 1.2 Instap-opleiding 1.3 Premies bij tewerkstelling of opleiding van personen met een handicap SECTORALE MAATREGELEN EN INITIATIEVEN PROJECTEN TER STIMULERING VAN DE EVENREDIGE ARBEIDSDEELNAME EN DIVERSITEIT IN ONDERNEMINGEN, INSTELLINGEN EN LOKALE BESTUREN (DIVERSITEITSPLANNEN, CLUSTERPLANNEN, INSTAP- EN GROEIPLANNEN) VLAAMS AGENTSCHAP VOOR ONDERNEMERSVORMING – SYNTRA VLAANDEREN 4.1 Vorming 4.1.1 Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming - Leertijd 4.1.2 Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming - Ondernemersopleiding (gecertificeerde opleiding) 4.1.3 Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming - Voortgezette vorming (nietgecertificeerde opleiding) PETERSCHAPSPROJECTEN STAGEBONUS EN STARTBONUS
DEEL V : STEUN VOOR ONDERZOEK EN ONTWIKKELING 1.
INSTITUUT VOOR INNOVATIE DOOR WETENSCHAP EN TECHNOLOGIE (IWTVLAANDEREN) 1.1 O&O-projecten van bedrijven – algemeen 1.2 KMO-programma 1.3 Eureka 1.4 Vlaamse Innovatiesamenwerkingsverbanden
2. 3. 4.
1.5 Onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma van de Europese Unie - 7de Kaderprogramma 1.6 Strategisch Basisonderzoek (SBO) 1.7 TETRA-Fonds 1.8 Landbouwkundig onderzoek 1.9 Duurzame technologische ontwikkeling 1.10 Grondig technologisch advies 1.11 LURU BIZIDEE ENTERPRIZE INNOVATIEPREMIE
DEEL VI : ENERGIE EN MILIEU 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
DE ECOLOGIEPREMIE AANMOEDIGINGSMAATREGELEN REG PRESTI 5 SUBSIDIES VOOR KMO’S DIE SELECTIEF AFVAL SORTEREN VLAAMSE GROENESTROOMCERTIFICATEN VLAAMSE WARMTEKRACHTKOPPELINGSCERTIFICATEN VERHOOGDE INVESTERINGSAFTREK VOOR ENERGIEBESPARENDE INVESTERINGEN LIFE +-PROGRAMMA INTELLIGENT ENERGY FOR EUROPE
DEEL VII : STEUN BIJ EXPORT 1.
2. 3.
4.
FLANDERS INVESTMENT AND TRADE (FIT) 1.1 Financiële tussenkomsten van exportgerichte initiatieven – Kleine en Middelgrote Ondernemingen 1.2 Vlaamse subsidies voor haalbaarheidsstudies 1.3 Ter beschikking stellen van Vlaamse uitrustingsgoederen NATIONALE DELCREDEREDIENST – EXPORTKREDIETVERZEKERING FINEXPO – COMITE VOOR DE FINANCIELE ONDERSTEUNING VAN DE EXPORT 3.1 Stabilisering van de rentevoet 3.2 Intrestbonificaties 3.3 Intrestbonificatie met aanvullende gift 3.4 Leningen van staat tot staat PRINS ALBERT FONDS
DEEL VIII : EUROPESE STEUN 1.
2. 3.
4.
STRUCTUURFONDSEN 1.1 Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) 1.1.1 Projecten EFRO – doelstelling 2 1.1.2 Projecten EFRO – doelstelling 3 1.2 Europees Sociaal Fonds (ESF) 1.3 Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) 1.4 Europees Visserijfonds EUROPESE INVESTERINGSBANK (EIB) 2.1 Individuele kredieten 2.2 Globale kredieten EUROPEES INVESTERINGSFONDS (EIF) 3.1 Risicokapitaal 3.1.1 ETF-startersregeling 3.1.2 Startkapitaalactie 3.1.3 EIB & EIF-middelen 3.2 KMO-Garantiefaciliteit CENTRUM VOOR DE ONTWIKKELING VAN ONDERNEMINGEN (COO)
5. 6. 7.
4.1 Samenwerking met de ACS-landen 4.2 ProInvest: een programma voor de promotie van investeringen in de ACS-landen OVERIGE INITIATIEVEN TER BEVORDERING VAN INTERNATIONALE SAMENWERKING 5.1 Al-Invest III 5.2 Asia-Invest MEDIA 2007 MARCO POLO II
DEEL IX : SAMENWERKING MET CENTRAAL- EN OOST-EUROPA 1. 2.
SAMENWERKINGSPROGRAMMA VLAANDEREN MET CENTRAAL- EN OOST-EUROPA IPA – INSTRUMENT VOOR PRETOETREDINGSSTEUN (2007-2013)
DEEL I : STEUN BIJ INVESTERINGEN EN ADVIES, STEUN VOOR STARTERS
1.
BUDGET VOOR ECONOMISCH ADVIES (BEA)
Inhoud steunmaatregel Het Budget voor Economisch Advies (BEA) is een elektronisch betaalmiddel om het geheel van kennisoverdracht, mentorschap voor talentvolle ondernemers, adviezen of opleidingen die erop gericht zijn een ondernemer of onderneming te begeleiden in zijn volledige levenscyclus te betalen. Met dit nieuw geïntegreerd instrument kunnen kleine en middelgrote ondernemingen een beroep doen op de voor hen meest geschikte dienstverlening. Subsidieberekening De subsidie, die berekend wordt als een percentage (35%) van de in aanmerking komende kosten van de ondernemerschapsbevorderende diensten, bedraagt maximaal 5.000 euro per twee kalenderjaren en wordt toegekend binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen. Per pijler wordt de subsidie beperkt tot een maximaal bedrag van 2.500 euro. Pijlers De onderneming kan kiezen voor vier verschillende diensten: opleiding, advies, mentorschap voor talentvolle ondernemers en de aankoop van kennis bij kenniscentra. -
Opleiding
Het onderricht, gevolgd door de werkenden in de onderneming bij de dienstverlener, erkend in de pijler opleiding, en dat uitsluitend of hoofdzakelijk gericht is op het verbeteren van het huidige of toekomstige bedrijfsfunctioneren van de onderneming. -
Advies
Schriftelijke, specifieke, waardevolle raadgevingen en aanbevelingen, verleend door de dienstverlener erkend in de pijler advies, die bestaan uit een analyse van de probleemstelling, een eigenlijk advies, en een implementatiegedeelte, eventueel gevolgd door een begeleiding bij de implementatie ervan, en die uitsluitend of hoofdzakelijk gericht zijn op het verbeteren van het huidige of toekomstige bedrijfsfunctioneren van de onderneming. -
Mentorschap voor talentvolle ondernemers
Een trajectbegeleidingsformule, verleend door de dienstverlener aanvaard in de pijler mentorschap, voor talentvolle ondernemers die risicokapitaal verkrijgen van een risicokapitaalverschaffer, en die uitsluitend of hoofdzakelijk gericht is op het verbeteren van het huidige of toekomstige bedrijfsfunctioneren van de onderneming. -
Kennisoverdracht
Overdracht van kennis door de dienstverlener, erkend in de pijler kennis. Het betreft bestaande, toepassingsgerichte kennis die betrekking heeft op producten, diensten, processen of markten zodat de onderneming ze kan aanwenden voor de vernieuwing en innovatie van haar producten, diensten, processen of markten. Begunstigden (ondernemingen) Worden beschouwd als onderneming: de natuurlijke personen die koopman zijn of een zelfstandig beroep uitoefenen, de handelsvennootschappen met rechtspersoonlijkheid, burgerlijke vennootschappen met handelsvorm, de Europese economische samenwerkingsverbanden en de economische samenwerkingsverbanden, die beschikken over een exploitatiezetel in het Vlaamse Gewest of zich ertoe verbinden in het Vlaamse Gewest een exploitatiezetel te vestigen. Zowel kleine als middelgrote ondernemingen, alsook een groot aantal vrije beroepen komen in aanmerking voor de maatregel voor zover ze een aanvaarbare activiteit hebben en geen vzw zijn.
Vanaf 2005 is de nieuwe definitie van de Europese Commissie inzake de kmo van kracht. Kleine Ondernemingen (ko) zijn ondernemingen die voldoen aan alle volgende criteria: - minder dan 50 werkzamen tewerkstellen; - een jaaromzet hebben van maximum 10 miljoen euro of een jaarlijks balanstotaal van maximum 10 miljoen euro; - beantwoorden aan het zelfstandigheidcriterium (*) Middelgrote ondernemingen (mo) zijn ondernemingen die voldoen aan alle volgende criteria: - minder dan 250 werkzamen tewerkstellen; - een jaaromzet hebben van maximum 50 miljoen euro of een jaarlijks balanstotaal van maximum 43 miljoen euro; - beantwoorden aan het zelfstandigheidcriterium (*); - geen kleine onderneming zijn. (*) Of een onderneming ‘zelfstandig’ is moet tot uiting komen door de samentelling van omzet en balanstotaal van partnerondernemingen en verbonden ondernemingen. Ondernemingen waarin de overheid participeert voor 25% of meer komen niet in aanmerking. Dienstverleners Een dienstverlener in de pijlers opleiding, advies of kennisoverdracht moet erkend worden; een dienstverlener in de pijler mentorschap voor talentvolle ondernemers moet aanvaard worden. -
Dienstverleners in de pijler opleiding kunnen erkend worden onder de volgende voorwaarden: • • •
-
Dienstverleners in de pijler advies kunnen erkend worden onder de volgende voorwaarden: • • •
-
opgenomen zijn op de lijst van de publieke dienstverleners, aangebracht door de respectieve functioneel bevoegde ministers of sectorfondsen. De erkenning geldt zolang het systeem BEA loopt. op basis van een kwaliteitscertificaat waarvan de scope de kwaliteit inzake de dienstverlening van de opleiding garandeert. De duur van de erkenning wordt bepaald door de resterende geldigheidsduur van het certificaat.. een dienstverlener die een erkende peterschapsorganisator is, zoals bepaald in het besluit van de Vlaamse Regering van 5 september 2003. De erkenning is beperkt tot de duur van de subsidieperiode en geldt alleen voor de peterschapsprojecten waarvoor de dienstverlener als peterschapsorganisator werd erkend.
een privédienstverlener kan op basis van een kwaliteitscertificaat, waarvan de scope de kwaliteit inzake de dienstverlening van adviesverstrekking garandeert, een erkenning bekomen. De duur van de erkenning wordt bepaald door de resterende geldigheidsduur van het certificaat. een natuurlijk persoon kan, na het voorleggen van een positieve screening, uitgevoerd door een privaat arbeidsbemiddelingsbureau, een erkenning bekomen voor de duurtijd van twee jaar. een privédienstverlener die een andere door de Vlaamse overheid uitgereikte erkenning kan voorleggen, op voorwaarde dat de erkenning de kwaliteit van de dienstverlening voor advies garandeert en mits de minister en de functioneel bevoegde minister, die allebei voorwaarden kunnen koppelen aan de overdracht van de erkenning, akkoord gaan. De duur van de erkenning wordt bepaald door de geldigheidsduur van de door de andere Vlaamse overheid uitgereikte erkenning.
Dienstverlener in de pijler kennis:
Een instantie kan in de pijler kennis erkend worden als dienstverlener indien zij lid is van het Vlaams Innovatienetwerk of opgenomen is in de lijst van kennisinstellingen, opgesteld door de administratie Wetenschap en Innovatie. De erkenning geldt zolang het systeem van het Budget voor Economisch Advies loopt. -
Dienstverlener in de pijler mentorschap voor talentvolle ondernemers:
Een natuurlijk persoon die bij overeenkomst tussen de risicokapitaalverschaffer en de onderneming werd aangewezen, kan worden aanvaard als dienstverlener voor het systeem van de BEA. Als er een familiale of emotionele band bestaat tussen een risicokapitaalverschaffer en een onderneming, kan enkel een erkende
dienstverlener uit de pijler advies als mentor optreden. Een risicokapitaalverschaffer, noch zijn aangestelde, kan niet als mentor optreden voor de onderneming waaraan hij risicokapitaal verstrekt. Diversen Registratie dienstverlener en onderneming Budget voor Economisch Advies is een e-government maatregel. De volledige afhandeling van een project verloopt via het internet. Via de website www.beaweb.be vraagt een dienstverlener zijn erkenning aan. Indien hij voor een bepaalde pijler wordt erkend, wordt deze toegevoegd aan de lijst met dienstverleners van die pijler. Vooraleer een onderneming een subsidieaanvraag kan indienen, moet zij zich via de website registreren. Na ontvangst van een login en paswoord kan een subsidieaanvraag worden ingediend. De aanvraagprocedure verloopt overeenkomstig de instructies vermeld op de website, waarbij de aanvraag binnen de veertien kalenderdagen, nadat de overeenkomst is gesloten of de inschrijving is gebeurd, moet worden ingediend. De verdere afhandeling verloopt volledig via de website. In aanmerking komende diensten Alle diensten die gericht zijn op het verbeteren van het huidig of toekomstig bedrijfsfunctioneren met uitzondering van: wettelijk verplichte diensten, adviezen van permanente of periodieke aard zoals routinematig belastingadvies, regelmatige dienstverlening op juridisch gebied, routinematig advies inzake selectie-, aanwervings- en personeelsbeleid of reclame, adviezen die behoren tot de gewone bedrijfsuitgaven van de onderneming, diensten met betrekking tot subsidies, technische analyses die geen deel uitmaken van een advies en niet-gespecialiseerde adviezen. In aanmerking komende kosten Voor de opleiding van werkenden in de onderneming komen, exclusief btw en de bedragen van de facturen waartegenover geen prestaties staan, volgende kosten gefactureerd door een erkende dienstverlener in de pijler opleiding in aanmerking: personeelskosten van de dienstverlener, werkingskosten van de dienstverlener, verplaatsingskosten van de docent, kosten voor cursusmateriaal en didactische benodigdheden die specifiek voor de gevolgde opleiding worden gebruikt en waarvan het gebruik een functionele relatie heeft met de gevolgde opleiding, voorzover de kosten op één factuur samen met de opleidingskosten worden gefactureerd. Voor advies, kennis en mentorschap komen de kosten, exclusief btw en de bedragen van de facturen waartegenover geen prestaties staan, die gefactureerd worden door een erkende dienstverlener in de pijler advies, kennis of door een mentor in aanmerking voor de ondernemerschapsbevorderende diensten. Kosten met betrekking tot gestandaardiseerde fysische of chemische analyses komen niet in aanmerking bij kennisoverdracht. Het projectbedrag Het aanvaardbaar projectbedrag moet minstens 100 euro bedragen. Is het aanvaardbaar projectbedrag kleiner of gelijk aan 3.000 euro, dan wordt de subsidieaanvraag pas goedgekeurd als de onderneming 65% van dat bedrag betaald heeft. Is het projectbedrag groter dan 3.000 euro dan wordt de subsidieaanvraag goedgekeurd als de onderneming een bedrag heeft betaald dat ligt tussen 65% van 3.000 euro en 65% van het aanvaardbare projectbedrag. Het eventuele resterende saldo kan later gestort worden. Aanvraagprocedure Per overeenkomst of inschrijving kan slechts één subsidie aangevraagd worden. Indien een onderneming in meerdere pijlers subsidie vraagt, moet de dienstverlener per pijler verschillend zijn. Door een eerste projectaanvraag wordt een tweejarige cyclus gestart. De klant kan tijdens die twee jaar zowel aanvragen plaatsen als betalingen uitvoeren. Na deze cyclus van twee jaar start een nieuwe cyclus van twee kalenderjaren. Alle maxima blijven behouden. Alle aanvragen moeten voor het einde van de cyclus betaald zijn. Bij het afsluiten van de tweejaarlijkse cyclus vervallen alle openstaande bedragen.
Indien de klant reeds een portefeuille in 2006 heeft geopend, wordt er een overgangsmaatregel voorzien. De ondernemingen die al een portefeuille in 2006 hadden, behouden hun driejaarlijkse cyclus maar deze wordt flexibeler. Zij kunnen vanaf nu ook in 2007 en 2008 aanvragen plaatsen. Wettelijk kader Het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2005 tot toekenning van steun aan kleine en middelgrote ondernemingen voor ondernemerschapsbevorderende diensten. Deze regelgeving valt onder de toepassing van de de minimis-steun zoals vervat in Verordening (EG) nr. 69/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EGVerdrag op de de minimis-steun.
Aanvullende inlichtingen Vlaamse overheid Agentschap Economie Afdeling Economisch Ondersteuningsbeleid Koning Albert II-laan 35 bus 12 1030 Brussel E-mail:
[email protected] Website: www.beaweb.be Klantendienst BEA Sodexho-Pass Belgium NV Charles Lemairestraat 1 1160 Brussel Tel.: 02/547 55 65 Fax: 02/547 54 71 E-mail:
[email protected]
2.
GROEIPREMIE
Inhoud steunmaatregel Om de economische groei in Vlaanderen te stimuleren heeft de Vlaamse overheid de ‘Groeipremie’ in het leven geroepen. De premie is bedoeld als financiële stimulans voor ondernemingen die in het Vlaamse Gewest investeringen willen realiseren. Voor het toekennen van een groeipremie wordt gebruik gemaakt van een oproepsysteem (‘call’) waarbij tijdens een bepaalde periode steunaanvragen kunnen worden ingediend. Deze aanvragen zullen na de indieningperiode in een wedstrijdformule met elkaar worden vergeleken en aan de bestscorende projecten zal een groeipremie worden toegekend, tot uitputting van de vooraf vastgestelde budgettaire steunenveloppe. Met de hervorming van de groeipremie eind 2006 stemt de Vlaamse Regering de groeipremie af op de ecologiesteunregeling. Een betere overeenstemming van de verschillende steuninstrumenten komt de transparantie en de rechtszekerheid van de investerende bedrijven ten goede. Concreet wordt de groeipremie gericht op ondernemingen die effectief een investeringsrisico dragen. De slaagkans van de deelnemende ondernemingen verhoogt doordat een maximum steunplafond van 1 miljoen euro per dossier wordt ingevoerd en de recall (meerdere keren hetzelfde dossier indienen) verdwijnt. Het nieuwe besluit sluit dubbel gebruik uit: kmo’s die milieu- of energie-investeringen realiseren, worden verwezen naar de ecologiesteunregeling, die hogere steunbedragen toelaat. Deze nieuwe regeling treedt in werking op 1 januari 2007. Begunstigden Zowel kleine als middelgrote ondernemingen, alsook vrije beroepen komen in aanmerking voor de groeipremie. Voorwaarden zijn dat de onderneming: - geen vzw is; - investeringen realiseert in het Vlaamse Gewest; - een aanvaardbare hoofdactiviteit (NACE-code) uitoefent; - geen overheidsparticipaties heeft van 25% of meer. Kleine ondernemingen zijn ondernemingen die voldoen aan alle volgende criteria: - minder dan 50 werkzamen tewerkstellen; - een jaaromzet hebben van maximum 10 miljoen euro of een jaarlijks balanstotaal van maximum 10 miljoen euro; - beantwoorden aan het zelfstandigheidcriterium*. Middelgrote ondernemingen zijn ondernemingen die voldoen aan alle volgende criteria: - minder dan 250 werkzamen tewerkstellen; - een jaaromzet hebben van maximum 50 miljoen euro of een jaarlijks balanstotaal van maximum 43 miljoen euro; - beantwoorden aan het zelfstandigheidcriterium*; - en geen kleine onderneming zijn. Projecten Alle beroepsinvesteringen dienstig voor de uitoefening van de activiteit van de onderneming komen in aanmerking voor steun, voor zover ze toelaatbaar zijn door de Europese Commissie en ze aan volgende voorwaarden voldoen: -
de uitgaven moeten geboekt worden onder de rubrieken 21 tot 27 van de jaarrekening voor ondernemingen die jaarrekeningplichtig zijn; de andere ondernemingen moeten deze uitgaven opnemen in de afschrijvingstabel, met uitzondering van de grond (waarop niet wordt afgeschreven); de uitgaven moeten afgeschreven worden conform de boekhoudwetgeving en ten minste over een termijn van 3 jaar; de uitgaven moeten verworven worden tegen marktvoorwaarden van derden.
De steunvragende ondernemingen worden beoordeeld aan de hand van een aantal beleids- en bedrijfseconomische criteria. De criteria en de inhoudelijke invulling ervan, worden bepaald per oproep. De mogelijke beleidscriteria zijn: -
-
-
het tewerkstellingscriterium: de vergelijking zal worden gemaakt tussen de tewerkstelling in de onderneming drie jaar voor het indienen van het project en de tewerkstelling één jaar voor de indieningdatum. Dit criterium heeft tot doel te voorkomen dat kapitaalsintensieve investeringen de arbeidsintensieve zouden wegdrukken (hoe groter de gerealiseerde aangroei ten opzichte van de aanvangstewerkstelling hoe hoger de score); duurzaam ondernemen: de ondernemingen kunnen het bewijs leveren dat zij als duurzaam ondernemer erkend zijn (aan de hand van een door de Vlaamse overheid aanvaard certificaat). Dit criterium moet de bedrijven ertoe aanzetten de bedrijfsvoering af te stemmen op de principes van het duurzaam ondernemen (de ondernemingen die dergelijk certificaat kunnen voorleggen scoren hoger); het criterium van de informatie- en communicatietechnologie (ICT): de ondernemingen die kunnen aantonen dat zij beschikken over een eigen website (URL) met communicatiemogelijkheid worden met dit criterium positief beloond; de leeftijd van de onderneming: dit criterium wil de starters en jonge ondernemingen een extra stimulans geven (hoe jonger de onderneming is hoe hoger de score).
De mogelijke bedrijfseconomische criteria zijn: -
het percentage van de autofinanciering ten opzichte van het bedrag van de investeringen: dit criterium geeft aan hoeveel eigen middelen de ondernemer potentieel in het project kan investeren en geeft een indicatie over het vertrouwen dat de ondernemer in de slaagkansen van zijn project heeft (hoe hoger dit percentage hoe beter de score).
De volgende twee criteria peilen naar de economische leefbaarheid van de onderneming: aan de hand van economische performantie-indicatoren worden de economisch best presterende ondernemingen positief gediscrimineerd: - de bruto toegevoegde waarde versus tewerkstelling; - de cashflowgeneratie voor belastingen versus de totale activa. Hoeveel steun ? Kleine ondernemingen die gunstig gerangschikt zijn krijgen een steun van 10% op de subsidieerbare investeringen; middelgrote ondernemingen 5%. In 2007 zijn drie oproepen voorzien, elk met een budgettaire enveloppe van 15.858.000 euro. Elke oproep wordt aangekondigd op de website of in de nieuwsbrief van het Agentschap Economie: www.agentschapeconomie.be. Het wettelijk kader Europees kader: - de EG-verordening nr. 70/2001 van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen; - de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen (98/C 74/06); - de Multisectorale Kaderregeling betreffende regionale steun voor grote investeringsprojecten (2002/C70/04). Vlaams kader: - het decreet betreffende het economisch ondersteuningsbeleid van 31 januari 2003 (B.S. van 25 maart 2003), meer in het bijzonder in artikel 2 dat de Vlaamse Regering machtigt steun te verlenen aan projecten die passen in het ondersteuningsbeleid met aandacht voor ecologische, sociale en economische aspecten, duurzaamheid, innovatie en kennisbevordering; - meer specifiek wat betreft de investeringssteun voor ondernemingen machtigt hoofdstuk II van geciteerd decreet de Vlaamse Regering steun te verlenen aan kleine ondernemingen en middelgrote ondernemingen
-
voor investeringen in het Vlaamse Gewest en aan de grote ondernemingen enkel voor investeringen in de regionale steungebieden; de bepalingen van dit decreet worden concreet gestalte gegeven door de besluiten van de Vlaamse Regering; per call wordt een ministerieel besluit uitgevaardigd dat alle modaliteiten en voorwaarden voor deze specifieke call vastlegt.
Aanvraagprocedure Het project ‘Groeipremie’ is een e-government maatregel. Het aanvragen van een groeipremie voor een subsidiabel investeringsproject tot en met 1 miljoen euro, kan enkel door het intekenen op een call via het internet op: www.vlaanderen.be/groeipremie. Vooraleer een onderneming kan intekenen op een call, moet ze zich registreren via voormelde website.
Aanvullende inlichtingen Voor vragen of problemen kan men contact opnemen met de Vlaamse overheid: - via e-mail:
[email protected] - via de post: Vlaamse overheid Agentschap Economie Afdeling Economisch Ondersteuningsbeleid Koning Albert II-laan 35 bus 12 1030 Brussel
3.
SUBSIDIES VOOR DE AANLEG VAN BEDRIJVENTERREINEN EN BEDRIJFSGEBOUWEN
3.1
BEDRIJVENTERREINEN
Inhoud steunmaatregel Met het Besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2007 houdende subsidiëring van bedrijventerreinen wil de Vlaamse Regering de aanleg van kwaliteitsvolle bedrijventerreinen verder stimuleren. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen ' gewone'bedrijventerreinen en strategische bedrijventerreinen. Deze laatste ontvangen een hoger subsidiepercentage. Nieuw in dit besluit is dat ook de studiefase voorafgaand aan de eigenlijke werken in bepaalde omstandigheden kan gesubsidieerd worden. Bovendien worden ook de beheerskosten van het terrein gesubsidieerd. Kleinhandel-en kantoorzones worden niet gesubsidieerd. Subsidiebedragen Een niet-strategisch bedrijventerrein ontvangt 30% op de kosten van de aanleg van infrastructuur. Deze infrastructuur moet wel gelegen zijn in het openbaar domein of er naartoe worden overgedragen. Terreinen van strategisch belang krijgen 60%. Wanneer een terrein strategisch is, wordt bepaald in het subsidiebesluit. Het is ofwel een verouderd bedrijventerrein, een brownfield, een wetenschapspark of een bedrijventerrein dat van strategisch belang is voor de Vlaamse economie. Het strategisch karakter van de laatste categorie moet dan wel erkend zijn door de minister in het kader van een specifiek regionaal initiatief of de wetgeving op de ruimtelijke ordening bij de bestemmingswijziging op gewestelijk niveau. Voor beide soorten terreinen kan 10% van de kostprijs van de werken gegeven worden als tegemoetkoming in de beheerskosten. Deze kosten moeten dan wel aangetoond worden. Sommige terreinen kennen een specifieke probleemsituatie. Zonder voorafgaandelijke studies of onderzoek zal het terrein waarschijnlijk niet ontwikkeld worden. Daarom kan ook het voortraject voor de heraanleg van een verouderd bedrijventerrein of een brownfield gesubsidieerd worden. Het terrein moet zich wel in een complexe probleemsituatie bevinden. Het voortraject kan bestaan uit een haalbaarheidsstudie of een procesbegeleiding. Maximaal 40% van de kosten worden gesubsidieerd met een plafond van 250.000 euro per terrein. Welke werken of kosten kunnen gesubsidieerd worden? In het subsidiebesluit worden de werken of kosten opgesomd die voor subsidies in aanmerking komen. Hieronder vallen: het bouwrijp maken van het terrein, het aanleggen van wegen en openbare parkeerplaatsen, het aanleggen van rioleringsstelsels, laad- en losplatforms op het openbaar domein, het aanleggen van openbare verlichting, het aanleggen en beplanten van een bufferstrook, het archeologisch (voor)onderzoek enz… Eventueel kan de minister beslissen andere werken die bijdragen tot de verduurzaming van het terrein te subsidiëren. De algemene toezichtskosten, uitvoeringsstudies (bv. stabiliteitsstudies),… worden geraamd op 12% van de totale (subsidiabele) kosten. Hierop wordt ook subsidie gegeven. Voor het voortraject worden zowel personeelskosten, algemene kosten als studiekosten in aanmerking genomen. Begunstigden Voor de subsidies voor bedrijventerreinen en wetenschapsparken kunnen zowel publieke ontwikkelaars (intergemeentelijke samenwerkingsvorm, gemeentes, provincies, POM' s, AGB' s) als privéontwikkelaars subsidies aanvragen. Ook PPS-constructies komen in aanmerking. Voorwaarden
Een belangrijke nieuwe voorwaarde is de eis dat een bedrijventerrein CO2-neutraal moet zijn. Dit betekent dat het elektriciteitsverbruik van de bedrijven op het terrein door de bedrijven zelf of door de ontwikkelaarbeheerder moet gecompenseerd worden. Dit kan bijvoorbeeld door de productie van groene stroom of de aankoop van emissiekredieten. Om een kwaliteitsvolle aanleg te verzekeren worden een aantal plannen gevraagd: het inrichtingsplan, het uitgifte- en terreinbeheerplan. In het inrichtinsplan moeten verschillende onderdelen uitgewerkt worden: de CO2-neutraliteit, de landschappelijke inplanting, ecologie, veiligheid en beeldkwaliteit. Voor de herinrichting van een terrein moet een herinrichtingsplan worden opgemaakt. Dit plan schetst de verouderingsproblematiek op het terrein en de sterke en zwakke punten ervan. Het geeft ook een beschrijving van de doelstellingen en mogelijkheden en een stappenplan tot herstructurering. Het uitgifteplan bevat onder andere de evaluatiecriteria van de kandidaat-investeerders, de stedenbouwkundige verplichtingen, de bouw- en exploitatieverplichting enz… Hiervoor moeten de ontwikkelaars zich richten naar de bepalingen van het decreet van 19/12/2003 houdende bepalingen van de begroting 2004 Het beheerplan omvat minstens de maatregelen tot een duurzaam onderhoud van zowel het openbaar als het privédomein en de aspecten van het (her)inrichtingsplan met weerslag op het beheer. Om de subsidieaanvraag vlotter te doen verlopen en mogelijke problemen al op voorhand op te lossen moet de ontwikkelaar een vooroverleg organiseren. Hierop worden de gemeente, de eigenaar, de ontwikkelaar en de administratie uitgenodigd. Ook moet vooraf een terreinbezoek uitgevoerd worden. De werken aan het terrein moeten gegund worden via een openbare aanbestedingsprocedure. Aanvraagprocedure De aanvraag voor een subsidie van een bedrijventerrein gebeurt in een aantal stappen. In een eerste fase wordt een principiële subsidie toegekend na indiening van de verschillende vereiste plannen, het bestek en de raming en een aanvraagformulier. Daarna kunnen de werken aanbesteed worden. Eens deze fase afgerond wordt een definitieve subsidie toegekend. Er kan een voorschot uitbetaald worden van 60% op voorwaarde dat het bedrag van de al uitgevoerde werken 20% van het aanvaarde gunningsbedrag beloopt. De formulieren en de wetgeving kunnen gedownload worden van www.agentschapeconomie.be
Aanvullende inlichtingen Vlaamse overheid Agentschap Economie Entiteit Ruimtelijke Economie Koning Albert II-laan 35 bus 12 1030 Brussel E-mail:
[email protected]
3.2
SUBSIDIE VOOR DE OPRICHTING EN MODERNISERING VAN BEDRIJVENCENTRA EN DOORGANGSGEBOUWEN
Inhoud steunmaatregel De Vlaamse overheid subsidieert de oprichting en uitrusting van bedrijfsgebouwen. Het nieuwe subsidiebesluit is op 11 mei 2007 goedgekeurd. In het verleden subsidieerde de Vlaamse overheid al bedrijvencentra (voor starters) en doorgangsgebouwen (voor doorgroeiende ondernemingen) opgericht door publieke actoren. Op deze manier werd een uitgebreid netwerk opgericht. In deze bedrijfsgebouwen werden gemeenschappelijke diensten zoals een secretariaat, vergaderzalen en ontvangstruimtes aangeboden. De managementondersteuning van startende bedrijven is echter onvoldoende uitgebouwd. Hieraan wil de Vlaamse overheid verhelpen door het op poten zetten van een nieuwe subsidieregeling waarbij de kwaliteitsverbetering op het gebied van managementondersteuning van de gehuisveste ondernemingen, een voorwaarde is voor de subsidiëring van de investeringen Begunstigden De subsidieregeling wordt uitgebreid: niet alleen de Provinciale Ontwikkelingsmaatschappijen (POM' s), maar ook kmo’s kunnen van de subsidieregeling gebruik maken als ze een bedrijvencentrum willen oprichten. Privéinitiatieven worden nu dus ook gesteund. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen drie soorten centra: bedrijvencentra met basisdiensten, gespecialiseerde bedrijvencentra voor een specifieke doelgroep en strategische bedrijvencentra voor het aantrekken van buitenlandse investeringen. Aan elk van deze bedrijvencentra worden eisen gesteld inzake management en uitstraling van het gebouw. Aanvraagprocedure De subsidies worden toegekend aan de hand van een projectoproep. Deze oproep garandeert dat alleen de beste projecten worden geselecteerd. De oproep wordt maximaal 2 keer per jaar georganiseerd. De projecten worden geselecteerd aan de hand van een aantal criteria die vermeld staan in het besluit. De minister beslist over het gewicht van de criteria en de wijze van quoteren. Een jury selecteert de binnengekomen projecten. De minister bekrachtigt de rangschikking. Beschikbaar budget. Er wordt gewerkt met een vast budget. Dit budget werd voorlopig vastgelegd op 1 miljoen euro. Aanvullende inlichtingen Vlaamse overheid Agentschap Economie Entiteit Ruimtelijke Economie Koning Albert II-laan 35 bus 12 1030 Brussel E-mail:
[email protected]
4.
OPROEP ONDERNEMERSCHAP
Inhoud steunmaatregel De Vlaamse overheid wil projecten steunen die tot doel hebben: - attitudes, competenties en vaardigheden aan te leren die ondernemingszin stimuleren; - het imago van ondernemers, bedrijven en ondernemerschap te bevorderen. Als die projecten succesvol blijken, wil het Vlaamse Gewest, in ruil voor de steun, de resultaten en concepten gebruiken voor de ontwikkeling van het beleid. Begunstigden Deze Oproep Ondernemerschap richt zich op projecten rond allochtoon ondernemerschap, maar ook projecten rond andere thema' s kunnen worden ingediend. Steun De steun wordt toegekend op basis van een wedstrijdprocedure. De geselecteerde projecten krijgen 50% steun van de Vlaamse overheid. De andere 50% moet van de privésector komen. Cumulatie van steun is niet toegestaan. De steun bedraagt maiximaal 250.000 euro per project. Het budget voor deze Oproep voor Ondernemerschap bedraagt maximaal 1.500.000 euro. Project Een project kan op zijn vroegst beginnen op de dag dat het projectvoorstel wordt ingediend (niet eerder dan de datum van de lancering van deze oproep) en uiterlijk zes maanden nadien. De eerste oproep werd afgesloten op 31 mei 2007. De looptijd van een project is maximaal drie jaar. Beoordeling De projectvoorstellen worden op drie niveaus beoordeeld: 1. de ontvankelijkheid: een project is ontvankelijk als de aanvraag: - tijdig is ingediend, dat wil zeggen voor de indieningstermijn verstreken is die in de oproep is vastgelegd; - correct en volledig is ingevuld; - de garantie bevat dat het project volledig wordt gefinancierd door de privésector, met uitzondering van de steun die in het kader van de oproep kan worden toegekend; - een project beschrijft met een looptijd van ten hoogste drie jaar. 2. de inhoud: een jury beoordeelt de ontvankelijke projecten en rangschikt ze op basis van de volgende criteria: - de mate waarin het project inspeelt op het specifieke beleidsaccent van de minister (allochtoon ondernemerschap); - de mate waarin het project inpasbaar is in en complementair is aan het economisch beleid; - de mate waarin het project beantwoordt aan een aangetoonde maatschappelijke behoefte; - de mate waarin het project zich leent voor de ontwikkeling van een economisch beleid; - de mate waarin een of meer aspecten van het project vernieuwend zijn, - de haarbaarheid van het project; - de deskundigheid van de indiener en eventuele partners die het project uitvoeren; - de efficiënte inzet van middelen;
-
de wijze waarop de rapportering van de resultaten en de kennisoverdracht aan de administratie worden georganiseerd.
3. de complementariteit en spreiding: Bij het opstellen van de rangschikking houdt de jury bovendien rekening met: - het streven naar diversiteit en complementariteit in het aanbod van projecten; - het streven naar een geografische spreiding van het aanbod van projecten in het Vlaamse Gewest. Aanvraagprocedure en aanvullende inlichtingen U kunt via www.vlaanderen.be/oproepondernemerschap een formulier downloaden waarop u uw project beschrijft en verantwoordt. U stelt een gedetailleerde projectbegroting op en overtuigt ons ervan dat uw project kunt realiseren. U mailt het formulier naar
[email protected]. Daarnaast stuurt u een afgedrukte en ondertekende versie van het formulier en de projectbegroting naar: Agentschap Economie Afdeling Economisch Ondersteuningsbeleid Oproep Ondernemerschap Koning Albert II-laan 35 bus 12 1030 Brussel
5.
RENTETOELAGE VOOR HINDER OPENBARE WERKEN
Inhoud steunmaatregel Openbare werken belemmeren vaak de toegang tot de zaak. Minder klanten betekent minder inkomsten. Hoe langer de werken duren, hoe groter het omzetverlies. Bestaande verplichtingen kunnen niet meer worden nagekomen. Om het tijdelijk cashflow probleem op te vangen kan de onderneming een krediet afsluiten. Overbruggingskrediet is meestal duur. Met een rechtstreekse tussenkomst in de rentelast maakt de Vlaamse overheid het afsluiten van een dergelijk krediet goedkoper. De rentetoelage bedraagt maximaal 80% van de totale rentekosten en jaarlijks 4% van het geleende bedrag. De rentetoelage kan voor een periode van maximaal 5 jaar worden toegekend. Begunstigden Tot de doelgroep van de maatregel behoren de kleine en middelgrote ondernemingen met minstens één exploitatiezetel in het Vlaamse Gewest die wordt getroffen door openbare werken. De exploitatiezetel moet beschikken over ruimtes die toegankelijk zijn voor de klanten en de leveranciers. De werken moeten op de datum van de steunaanvraag minstens 2 aaneensluitende maanden duren. Het geleden omzetverlies moet minstens 30% zijn. Enkel kredieten bij erkende kredietinstellingen komen in aanmerking. Het krediet moet verleend zijn op basis van een financieringsovereenkomst en moet dienen voor de financiering van het bedrijfskapitaal of voor de herfinanciering van korte termijn schulden. Basisvoorwaarden voor het toekennen van de rentetoelage Verstoorde bereikbaarheid door langdurige openbare werken Verstoorde bereikbaarheid door openbare werken houdt in dat voor de klanten en de leveranciers de toegang tot de ruimtes wordt belemmerd of verhinderd. Onder openbare werken wordt verstaan: de werken die uitgevoerd worden op het openbare domein of werken van openbaar nut. De toegang tot de winkel, toonzaal, praktijk-, ontvangst-, verbruiks- of verblijfsruimtes of de plaatsen waar goederen worden ontvangen of gestockeerd zoals magazijn, fabriekshal of stapelplaats moet voor de klanten en de leveranciers belemmerd of verhinderd zijn als gevolg van de openbare werken in de nabijheid van die exploitatiezetel. De openbare werken moeten minstens twee aaneensluitende maanden duren. De duurtijd van de openbare werken wordt aangetoond door een verklaring van de gemeente die het Agentschap Economie opvraagt. Na registratie van de steunaanvraag laat het Agentschap Economie door de gemeente voor de getroffen exploitatiezetel een verklaring over de verstoorde bereikbaarheid van de onderneming invullen, met opgave van de startdatum en de einddatum of vermoedelijke einddatum van de openbare werken. Vanaf 24 aaneensluitende maanden is er sprake van een extreme duurtijd van de openbare werken. Bij een extreme duur van de werkzaamheden kan de onderneming vragen de rentetoelage met terugwerkende kracht te verhogen. Na registratie van de vraag tot verhoging van de rentetoelage zal het Agentschap Economie door de gemeente een nieuwe verklaring over de verstoorde bereikbaarheid van de onderneming laten invullen. Hinder onder de vorm van een aanzienlijke omzetdaling Het geleden omzetverlies moet minstens 30% bedragen. De bewijsperiode en de referentieperiode voor de omzetdaling liggen vast.
Als bewijsperiode geldt het laatste jaarkwartaal voor de datum van de steunaanvraag en als referentieperiode gelden de laatste vier jaarkwartalen voor de datum van de steunaanvraag. De omzet van het bewijskwartaal wordt vergeleken met de gemiddelde omzet van de referentiekwartalen. Als de steunaanvragende onderneming beschikt over meer dan één exploitatiezetel, wordt alleen het omzetverlies van de getroffen exploitatiezetel in aanmerking genomen. Als de onderneming op de datum van de steunaanvraag nog geen vier jaarkwartalen kan voorleggen, wordt als referentieomzet het gemiddelde genomen van het aantal jaarkwartalen dat ze al actief is. Een onderneming die nog geen twee volledige jaarkwartalen actief is, zal nooit de vereiste omzetdaling kunnen aantonen. De onderneming moet het bewijs van voldoende omzetdaling opsturen naar het Agentschap Economie. De volgende gevallen kunnen zich voordoen: -
Als de onderneming tot periodieke btw-aangiften gehouden is (kwartaalaangifte of maandelijkse aangifte, afhankelijk van de grootte van haar jaaromzet), moet ze een kopie van de periodieke btw-aangiften over de vastgestelde periode opsturen naar het Agentschap Economie. Het bedrag van de gerealiseerde omzet is gelijk aan de som van de uitgaande handelingen, vermeld onder kader II van de aangifte, roosters 00 tot 49. Het gaat hier om de totale omzet per kwartaal of per maand, exclusief btw.
-
Als de onderneming is vrijgesteld van periodieke btw-aangiften, moet ze de totale omzetcijfers van de vastgestelde jaarkwartalen, gestaafd aan de hand van een stuk uit de boekhouding, opsturen naar het Agentschap Economie.
-
Volgens het btw-wetboek moet slechts één periodieke aangifte worden ingediend, zelfs als de onderneming meerdere onderscheiden bedrijfszetels omvat. Als de onderneming over meer dan één exploitatiezetel beschikt, kan niet met de cijfers van de periodieke btw-aangiften worden gewerkt. De onderneming zal dan moeten zorgen voor een uitsplitsing van de totale omzetcijfers over de verschillende exploitatiezetels. In dat geval moet ze de gesplitste omzetcijfers van de vastgestelde jaarkwartalen, gestaafd aan de hand van een stuk uit de boekhouding, opsturen naar het Agentschap Economie.
Er moet een causaal verband bestaan tussen de openbare werken en het geleden omzetverlies. De onderneming moet in het aanvraagformulier verklaren dat de omzetdaling redelijkerwijs niet het gevolg is van andere redenen dan de openbare werken. Ontvankelijkheid van het krediet De rentetoelage kan alleen worden toegekend voor kredieten die aan de volgende voorwaarden voldoen: -
het krediet is verleend door een erkende kredietinstelling op basis van een financieringsovereenkomst;
-
het krediet kan dienen voor de financiering van het bedrijfskapitaal en ter herfinanciering van schulden op korte termijn, zijnde de schulden op minder dan één jaar of schulden die jaarlijks hernieuwbaar zijn, aan Belgische of buitenlandse kredietinstellingen die volgens de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen gerechtigd zijn in België kredieten te verstrekken;
-
de hoofdsom van het krediet bedraagt minimaal 5.000 euro en maximaal 500.000 euro.
1. Aard van het krediet Het krediet moet verleend zijn op basis van een financieringsovereenkomst. Onder financieringsovereenkomst wordt verstaan: een overeenkomst tussen enerzijds een kleine of een middelgrote onderneming, en anderzijds een kredietinstelling ter financiering van investeringen of activiteiten van kleine of middelgrote ondernemingen. Het krediet moet aan de volgende voorwaarden voldoen: - een vooraf vastgelegde termijn, ook op minder dan één jaar of meer dan vijf jaar; - een vaste rentevoet die hoogstens jaarlijks herzienbaar is;
-
een aflossing van het kapitaal in regelmatige tranches, dat wil zeggen maandelijks, trimestrieel, semestrieel of jaarlijks.
Zogenaamde kredietlijnen waarbinnen de onderneming naar believen geld kan opnemen zoals een kaskrediet of een roll-over zijn niet ontvankelijk. De rentevoet bij die kredietvormen is meestal zeer variabel en wordt periodiek alleen aangerekend op het nog niet aangezuiverde saldo. De financieringsovereenkomst zal minstens de volgende gegevens moeten bevatten: - de hoofdsom van het krediet; - de totale looptijd van het krediet, in jaar of maanden; - de aangerekende jaarlijkse rentevoet; - de aanpassingsformule van de rentevoet; - het schema van de aflossingen; - het voorwerp van het krediet, dat wil zeggen dat het krediet verleend moet zijn voor hinder bij openbare werken. De onderneming moet een kopie van de ondertekende financieringsovereenkomst of kredietakkoordbrief met aflossingstabel opsturen naar het Agentschap Economie. 2. Erkende kredietinstellingen De steun wordt toegekend in de vorm van een rentetoelage op een krediet bij een erkende kredietinstelling. Onder kredietinstellingen wordt verstaan: de kredietinstellingen die overeenkomstig de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen kredieten voor eigen rekening mogen verlenen. Kredietinstellingen die in België het bankbedrijf wensen uit te voeren, moeten door de CBFA (Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen) worden erkend. De lijst van erkende kredietinstellingen vindt u op www.cbfa.be. 3. Bestemming van het krediet Het krediet moet dienen voor de financiering van het bedrijfskapitaal of voor de herfinanciering van lopende schulden op korte termijn. Het moet gaan om een overbruggingskrediet waarmee bestaande verplichtingen worden gefinancierd of lopende verbintenissen over een langere termijn worden gespreid. Voor de lopende schulden op korte termijn die met het nieuwe overbruggingskrediet worden geherfinancierd, mag nog geen rentetoelage voor hinder bij openbare werken toegekend zijn. 4. Bedrag van het krediet De hoofdsom van het krediet mag niet minder dan 5.000 euro en niet meer dan 500.000 euro bedragen. Bedrag en duur van de rentetoelage De rentetoelage bedraagt maximaal 80% van de totale rentekosten en jaarlijks 4% van het geleende bedrag. Bij sterk dalende of stijgende rentevoeten kan de Vlaamse Regering het percentage van 4% aanpassen. De rentetoelage die kan worden toegekend, wordt als volgt berekend. Het percentage van de rentetoelage bedraagt 80% van de aangerekende jaarlijkse rentevoet. Het verkregen percentage is echter beperkt tot 4% en wordt toegepast op de hoofdsom van het krediet. Dat resulteert in het jaarlijkse bedrag of de jaarlijkse schijf van de rentetoelage. De rentetoelage die bij de beslissing wordt toegekend, is dan de som van de jaarlijkse schijven. Als de looptijd van het krediet uitgedrukt in maanden kleiner is dan twaalf of geen veelvoud is van twaalf, wordt voor het onvolledige jaar de rentetoelage pro rata berekend. Het bedrag van de rentetoelage die wordt toegekend, is geplafonneerd door de de-minimisverordening. Daarmee wordt bedoeld de Verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de de-minimissteun, en de latere wijzigingen ervan. Aan eenzelfde onderneming mag over een periode van drie belastingjaren niet meer dan 200.000 euro deminimissteun worden toegekend (voor de transportsector niet meer dan 100.000 euro).
De te beschouwen periode bestrijkt het belastingjaar waarin de rentetoelage voor hinder bij openbare werken wordt toegekend en de twee voorafgaande belastingjaren. Het plafond van de de-minimissteun geldt voor het totaal van alle als de-minimis bestempelde bedragen, gedurende die periode toegekend door welke overheid ook, inclusief het te verwachten bedrag van de rentetoelage voor hinder bij openbare werken. De onderneming moet in het aanvraagformulier verklaren dat ze over een periode van drie belastingjaren geen de-minimissteun heeft verkregen boven op het geldende plafond. Bij een extreme duurtijd van de openbare werken kan de onderneming vragen de rentetoelage met terugwerkende kracht te verhogen tot 100% van de aangerekende jaarlijkse rentevoet. De beperking tot 4% blijft wel van kracht. De rentetoelage kan voor een periode van maximaal vijf jaar worden toegekend. Als door de bank een uitstel van terugbetaling van het krediet wordt toegestaan, kan die periode met maximaal drie jaar worden verlengd. De onderneming zal in dat geval zelf de verlenging van de rentetoelage moeten vragen. Ze zal daarvan het bewijsstuk moeten opsturen naar het Agentschap Economie. Aanvraagprocedure De onderneming moet de rentetoelage aanvragen uiterlijk binnen zes maanden na het beëindigen van de openbare werken met het modelaanvraagformulier te vinden op www.vlaanderen.be/hinderopenbarewerken (punt 13). Ze moet het formulier volledig
[email protected]
invullen
en
doormailen
naar
het
Agentschap
Economie:
De registratiedatum van de steunaanvraag is de datum van het elektronische bericht of de mail waarmee de steunaanvraag werd ingediend. Het Agentschap Economie verstuurt een ontvangstmelding naar de onderneming. Aanvullende inlichtingen Vlaamse overheid Agentschap Economie Afdeling Ondersteuningsbeleid Koning Albert II-laan 35 bus 12 1030 Brussel E-mail:
[email protected] Website: www.vlaanderen.be/hinderopenbarewerken
6.
STARTEN INVESTERINGSSTEUN AQUICULTUURSECTOR (FIVA)
VOOR
DE
VLAAMSE
VISSERIJ
EN
Inhoud steunmaatregel Het FIVA is het financieringsinstrument voor de Vlaamse Visserij- en aquicultuursector dat, net zoals het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) dat doet voor de land- en tuinbouw in Vlaanderen, start- en investeringssteun voor reders, viskwekers en hun coöperaties wil voorzien. Algemene voorwaarden voor start- en investeringssteun De steunregeling is bestemd voor beroepsbedrijven gericht op visserij- of viskweekactiviteiten. Op een dergelijk volwaardig bedrijf blijven de handelsactiviteiten beperkt tot het commercialiseren van de eigen vangsten of gekweekte producten. De visserij of viskweekactiviteit wordt op economisch verantwoorde wijze uitgevoerd, waarbij de arbeidsprestatie van de werkende vennoten-bedrijfsleiders op redelijke wijze wordt vergoed. De Vlaamse overheid verkiest hierbij een familiale persoonsgebonden structuur boven deze van een loutere kapitaalsvennootschap. Voorwaarden gesteld aan de bedrijfsleiders Hoofdberoep: een natuurlijke persoon is reder of viskweker in hoofdberoep wanneer hij zelf het bedrijf exploiteert, minstens 50% van zijn inkomen verwerft uit deze activiteit en er meer dan 50% van zijn arbeidsduur aan besteedt. Voor een rechtspersoon betekent dit dat het doel van de onderneming hoofdzakelijk verband houdt met de exploitatie van een visserij- of viskweekbedrijf. Bekwaamheidsvereisten bij een eerste installatie in de visserij -
getuigschrift hoger secundair onderwijs of kwalificatiegetuigschrift van het 4e leerjaar secundair onderwijs, in een afdeling visserij, aangevuld door het door het ministerie van Verkeer en Infrastructuur uitgereikt brevet van schipper of van motorist of een gelijkwaardig brevet; minimumleeftijd van 25 jaar; ervaring als schipper/ motorist.
Bij gevestigde bedrijven is het voldoende dat men 5 jaar ervaring heeft als bedrijfsleider in een visserijbedrijf en/of zich gedurende vijf jaar heeft toegelegd op de zeevisserij . Bekwaamheidsvereisten bij eerste installatie in de aquicultuursector -
Getuigschrift hoger secundair onderwijs of kwalificatiegetuigschrift van het 6e leerjaar secundair onderwijs, in een afdeling landbouw, tuinbouw of een aanverwante discipline, een diploma van het agrarisch hoger onderwijs van het korte of het lange type of een hoger agrarisch diploma. Getuigschrift van het hoger secundair onderwijs, hoger onderwijs van het korte of het lange type of universitair onderwijs, buiten de hierboven vernoemde opleidingen, voor zover de drager van de diploma' s of getuigschriften zich gedurende ten minste 2 jaar heeft toegelegd op de aquicultuurproductie. Bij gevestigde viskweekbedrijven is het voldoende dat men gedurende 5 jaar ervaring heeft als bedrijfsleider in een viskweekbedrijf en/of gedurende vijf jaar zich heeft toegelegd op de aquicultuursector.
Vorm van de steun Het FIVA verleent zowel steun voor verrichtingen die gefinancierd worden met leningen, als voor verrichtingen die met eigen middelen of met leasing worden gefinancierd. De steun wordt toegekend in de vorm van een rentesubsidie of van een equivalente kapitaalpremie. Daarnaast kan het FIVA de kredieten waarborgen die van een rentesubsidie genieten.
Aanvullende inlichtingen Financieringsinstrument voor de Vlaamse Visserij-en aquicultuursector (FIVA) Vrijhavenstraat 5 8400 Oostende Tel.: 059/43 19 20 Fax: 059/43 19 22 E-mail:
[email protected] Website: www.vlaanderen.be/landbouw
7.
VLAAMS LANDBOUWINVESTERINGSFONDS (VLIF)
Inhoud steunmaatregel De Vlaamse overheid geeft financiële steun aan land- en tuinbouwers die investeren in een aangepaste bedrijfsstructuur. Het doel is rendabele en competitieve bedrijven te creëren. Er ontstaan voortdurend nieuwe noden inzake investeringen ten gevolge van ontwikkelingen op het vlak van leefmilieu en dierenwelzijn, de technologie in de sector, de energiemarkt, de commercialisatie- en distributiestructuren voor land- en tuinbouwproducten, het vrijer en ruimer worden van de markt, de heroriëntatie van het EU-landbouwbeleid en andere. Vandaar de noodzaak om constant de situatie van het bedrijf te evalueren en op de gepaste tijdstippen de bedrijfsstructuur aan te passen aan de gewijzigde omstandigheden. Voorwaarden Om VLIF-steun te verkrijgen moeten vooreerst een aantal algemene voorwaarden gerespecteerd worden. Hierna volgt een overzicht: 1. Landbouwer zijn Zowel landbouwers in hoofdberoep als landbouwers in bijberoep krijgen steun. De landbouwer is een natuurlijke persoon of een vennootschap. De natuurlijke persoon moet meer dan 50% van zijn totale arbeidsduur besteden aan de werkzaamheden op het landbouwbedrijf en uit die activiteit meer dan 35% van zijn totale netto belastbare inkomen halen. De rechtspersoon moet een landbouwvennootschap zijn of een vennootschap die aan volgende cumulatieve voorwaarden voldoet: - de vorm bebben van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, een naamloze vennootschap, een coöperatieve vennootschap, een vennootschap onder firma, een commanditaire vennootschap op aandelen of een gewone commanditaire vennootschap; - hoofdzakelijk de exploitatie van een landbouwbedrijf en de verhandeling van de voortgebrachte productie als doel hebben; - opgericht zijn voor onbepaalde duur of voor minstens 20 jaar; - de aandelen zijn op naam en zijn voor minstens 51% in handen van de zaakvoerders, de bestuurders of de gedelegeerde bestuurders die meer dan 50% van hun arbeidstijd besteden aan landbouwactiviteiten in de vennootschap en meer dan 35% van hun netto belastbare inkomen uit die activiteit halen; - de zaakvoerders, de bestuurders of de gedelegeerde bestuurders zijn onder de vennoten aangewezen. Ook sociale instellingen en consumentencoöperaties met een land- of tuinbouwbedrijf kunnen zich onder bepaalde voorwaarden rangschikken als landbouwer. De arbeidsbehoefte op het bedrijf bedraagt minimaal 0,5 en maximaal 10 volle arbeidskrachten (VAK) per bedrijfsleider. Op 1 januari 2007 wordt de norm van 10 VAK afgeschaft. Eén VAK komt overeen met een arbeidsprestatie van 1800 uren per jaar. Wie zich wil rangschikken als landbouwer kan hoogstens een halftijdse betrekking buiten het landbouwbedrijf hebben. De landbouwer is bekend bij het Bestuur der Directe Belastingen van het ministerie van Financiën met beroepsinkomsten uit zijn of haar landbouwactiviteiten. Hij of zij is ook aangesloten bij een sociale kas voor zelfstandigen en betaalt bijdragen aan het sociale zekerheidsstelsel van de zelfstandigen op basis van eigen beroepsinkomsten. 2. Beroepsbekwaam zijn Bij een vestiging als landbouwer wordt de beroepsbekwaamheid aangetoond door:
-
een diploma van een basisopleiding landbouw of aanverwant op het niveau hoger secundair, hoger nietuniversitair of universitair onderwijs; een installatieattest en minstens 2 jaar ervaring; een diploma van een basisopleiding die door de minister bevoegd voor het landbouwbeleid als gelijkwaardig met één van bovenvermelde niveaus wordt erkend aangevuld met 2 jaar ervaring.
Bij investeringen door gevestigde landbouwers die bovenvermelde vorming niet hebben, wordt de beroepsbekwaamheid aangetoond door: - een diploma van een basisopleiding anders dan landbouw of aanverwant op het niveau hoger secundair, hoger niet-universitair of universitair onderwijs en ten minste 2 jaar ervaring; - een diploma van een basisopleiding aangevuld met ervaring die door de minister bevoegd voor het landbouwbeleid als gelijkwaardig met bovenvermeld niveau wordt erkend. - 3 jaar ervaring en een naschoolse landbouwopleiding van minimum 100 uren; - 10 jaar ervaring. Bij de beoordeling van de ervaring wordt ervaring op een leeftijd van minder dan 16 jaar, als hobbylandbouwer of als gelegenheidsarbeidskracht niet aanvaard. 3. Levensvatbaar bedrijf Er kan alleen steun verkregen worden als het bedrijf levensvatbaar is. Dit wordt aangetoond met een berekening van het arbeidsinkomen (AI) per VAK. Het AI per VAK moet groter zijn dan het referentie-inkomen. Dit wordt jaarlijks vastgesteld en het bedraagt € 23.000 per VAK in 2006. Omdat de minimale arbeidsbehoefte 0,5 VAK bedraagt, moet het landbouwbedrijf minstens aan volgende voorwaarden voldoen om steun te kunnen krijgen: - minimaal een arbeidsprestatie van 900 uren per jaar (een halve VAK) vereisen; - een arbeidsinkomen uit de activiteiten op het bedrijf opleveren dat minstens de helft van het referentieinkomen bedraagt (€ 11.500 in 2006). 4. Vergunningen in orde en respect voor minimumnormen Er kan alleen steun verkregen worden wanneer de aanvrager beschikt over de vergunningen (stedenbouwkundige vergunning, milieuvergunning, vergunning waterwinning, en andere) die noodzakelijk zijn voor de exploitatie van het bedrijf. Bij het oprichten van bedrijfsgebouwen moeten de werken en de uiteindelijke bestemming in overeenstemming zijn met de stedenbouwkundige vergunning. De milieuvergunning moet in alle omstandigheden gerespecteerd worden, ongeacht de aard van de verrichting waarvoor de steun aangevraagd wordt. Indien er voor de beoefende activiteiten wettelijke verplichtingen zijn op het vlak van dierenwelzijn (huisvestingsvereisten, en andere) of hygiëne (sanitair attest, en andere) moeten ze gerespecteerd worden. 5. Boekhouding bijhouden Het bijhouden van bedrijfseconomische boekhouding gedurende de ganse duur van de steun is verplicht. In geval van rentesubsidie en waarborg moet de boekhouding bijgehouden worden tot zolang er een of andere vorm van steun loopt en steeds minimum 5 jaar. Indien alleen kapitaalpremie uitbetaald werd moet gedurende 5 jaar boekhouding bijgehouden worden. De bedrijfseconomische boekhouding kan vervangen worden door een vereenvoudigde boekhouding voor steunbedragen kleiner dan € 1.250 of door fiscale boekhouding bij sterk gespecialiseerde bedrijven. De schriftelijke vraag om de fiscale boekhouding te aanvaarden in plaats van de bedrijfseconomische wordt gericht aan de VLIF-hoofddienst en omstandig gemotiveerd. 6. Minimum bedrag van de investering en het krediet Het minimumbedrag van de investering die geheel of gedeeltelijk met een lening gefinancierd wordt, is
vastgesteld op € 12.500. In de andere gevallen wordt het minimumbedrag van de investering vastgesteld op de helft van dit bedrag. Er wordt geoordeeld op basis van het netto-investeringsbedrag. De omvang van het minimum kredietbedrag is niet bepaald. 7. Ligging van het bedrijf / domiciliëring Voor de aankoop van bedrijfsgebouwen en het uitvoeren van werken in onroerende staat op het grondgebied van het Vlaamse Gewest wordt de aanvraag ingeleid bij dit Gewest ook wanneer de hoofdzetel van het bedrijf gelegen is in een ander Gewest. Bij het verwerven van dieren, machines en materieel, planten, fruitaanplantingen, vruchten ten velde, voorraden en navetten wordt de aanvraag ingediend bij het Vlaamse Gewest als de hoofdzetel van de exploitatie in dit Gewest gelegen is. De hoofdzetel van het bedrijf en de maatschappelijke zetel van de vennootschap moeten steeds in België gelegen zijn. De landbouwers of de beherende vennoten, zaakvoerders, bestuurders of gedelegeerde bestuurders van de vennootschap moeten in België gedomicilieerd zijn. Vormen van steun Er is zowel steun voor verrichtingen gefinancierd met leningen als voor verrichtingen gefinancierd met eigen middelen. De vorm van de steun is verschillend naargelang het een investering (bouwen, verbouwen en uitrusten bedrijfsgebouwen, aankoop machines,….) of vestiging (overname bedrijfsbekleding) betreft waarvoor steun gevraagd wordt. Investeringssteun wordt toegekend onder de vorm van een rentesubsidie aangevuld met een investeringspremie als er voor de investering een krediet afgesloten wordt. Wanneer de investering volledig gefinancierd wordt met eigen middelen wordt de steun uitsluitend verleend onder de vorm van een premie. Op de eerste € 50.000 vestigingskosten wordt de vestigingssteun altijd toegekend onder de vorm van een vestigingspremie en vervolgens onder vorm van een rentesubsidie voor zover er voor de bijkomende kosten een lening afgesloten wordt. Daarnaast kan het VLIF waarborg verlenen op kredieten die van rentesubsidie genieten. 1. Rentesubsidie Bij een rentesubsidie betaalt het VLIF jaarlijks en gedurende een vooraf bepaalde duur op een vastgesteld bedrag een gedeelte van de rentelast. De rentesubsidie bedraagt maximaal 4% of 3% naargelang de aard van de investeringen. De duur ervan is eveneens afhankelijk van de aard van de investering en varieert tussen 5 jaar tot 15 jaar. Het bedrag waarop steun verleend wordt, is maximaal het nettoinvesteringsbedrag. Aangezien er maximum subsidiabele bedragen bestaan per VAK en per bedrijf (tot einde 2006), per bedrijfsleider (vanaf 2007) of per type van investering is het gesubsidieerde bedrag soms lager dan het nettoinvesteringsbedrag. 2. Kapitaalpremies Wanneer de investeringen gefinancierd worden met krediet wordt aanvullend bij de rentesubsidie steeds een kapitaalpremie toegekend omdat een bepaald steunvolume (gaande van 10 tot 40%) nooit exact met rentesubsidie kan uitgeput worden. Wanneer de investeringen volledig gefinancierd worden met eigen middelen wordt de steun integraal onder vorm van een kapitaalpremie toegekend. Vestigingssteun wordt altijd eerst toegekend onder vorm van een vestigingspremie naar rato van 50% steun op de eerste € 50.000 subsidiabele vestigingskosten.
De kapitaalpremies worden in twee gelijke delen uitbetaald. De betaling van de eerste helft volgt op de controle van de investerings- en betalingsbewijzen. De betaling van de tweede helft gebeurt 1 jaar na de eerste betaling. Een premie kleiner dan € 1.000 wordt in één maal uitbetaald. 3. Waarborg Wanneer rentesubsidie verleend wordt, kan de bank voor de kredieten een aanvullende borgstelling krijgen van het VLIF. Dit betekent dat eerst de zekerheden van de kredietnemer maximaal uitgeput worden. Voor deze borgstelling moet een bijdrage betaald worden (orde 0,5% van het gewaarborgde bedrag). Steun aan de vestiging Via de vestigingssteun worden jongeren aangemoedigd zich als zelfstandige landbouwer te vestigen. De steunmaatregel geldt voor alle bedrijven ongeacht de aard van de activiteit en de productiemethode. Wie van vestigingssteun wil genieten moet jonger zijn dan 40 jaar op het tijdstip van de aanvraag en zich voor het eerst vestigen als landbouwer. 1. Vestigingskosten Enkel de vestigingskosten die op het tijdstip van vestiging gemaakt worden, kunnen aanvaard worden voor het verlenen van de vestigingssteun. Het zijn kosten voor: de overname van de bedrijfsbekleding zoals vee, uitrusting, materieel, aanplantingen, voorraden, vruchten te velde en navetten; - de aankoop van vee, uitrusting, materieel en voorraden gericht op het vervolledigen van de bedrijfsbekleding; - de overname van aandelen ter gelegenheid van de vestiging als bestuurder van een vennootschap met landbouw als doel. 2. Vorm en omvang van de steun De vestigingssteun bestaat uit een vestigingspremie en een rentesubsidie en wordt als volgt verleend: eerst een vestigingspremie van 50 % op de eerste € 50.000 vestigingskosten dit wil zeggen € 25.000; vervolgens, en voor zover de bijkomende vestigingskosten gefinancierd worden met een lening, een rentesubsidie van 4% gedurende 10 jaar op € 100.000; voor de vestigingskosten hoger dan € 150.000 gefinancierd met een lening, een rentesubsidie van 4% gedurende 10 jaar op € 100.000. De overheidswaarborg bedraagt maximaal 80% van het krediet dat van rentesubsidie geniet. Steun aan de investeringen De investeringssteun wordt verleend voor investeringen die gericht zijn op een: - verlaging van de productiekosten; - verbetering en omschakeling van de productie; - verhoging van de kwaliteit; - verbetering van het leefmilieu, de hygiënische omstandigheden en/of de normen op het gebied van welzijn van de dieren; - bevordering van de diversificatie van de activiteiten op het landbouwbedrijf. Investeringssteun mag niet in strijd zijn met het beleid op andere vlakken (marktpolitiek, milieubeleid, ...) en mag de doelstellingen hiervan niet doorkruisen. Een investering moet planmatig aangepakt worden. Met een bedrijfsplan moet aangetoond worden dat de investeringen verantwoord zijn in het licht van de toestand en van de structuur van het bedrijf en dat de uitvoering van het plan zal leiden tot een duurzame verbetering van deze toestand. Een bedrijfsplan bestaat uit een aantal onderdelen. Bij het opstellen ervan speelt de landbouwer een belangrijke rol. Hij brengt alle basisgegevens aan voor dit plan. 1. Vorm en omvang van de steun De steun kan verkregen worden onder vorm van rentesubsidie en/of kapitaalpremie naargelang de financiering van de investeringen. De omvang ervan is onafhankelijk van de financiering en kan 10% tot 40% van de investering bedragen.
De steun voor investeringen gefinancierd met een lening wordt verleend onder de vorm van een rentesubsidie aangevuld met een investeringspremie, zodat het vooropgestelde volume steun effectief verkregen wordt. In de mate dat er minder of op korte termijn geleend wordt, zal een groter deel van de steun als kapitaalpremie uitbetaald worden. De steun voor investeringen gefinancierd met eigen middelen wordt verleend onder de vorm van een investeringspremie. Bij de toekenning van de steun zal de rentesubsidie voorrang hebben op de investeringspremie. De rentesubsidie bedraagt maximaal 4% gedurende maximaal 15 jaar voor investeringen die van 40 of 30% steun genieten, 3% gedurende maximaal 15 jaar voor investeringen die van 20 genieten en 3% gedurende maximaal 5 jaar voor investeringen die van 10% steun genieten. In de periode 2000-2006 kan de investeringssteun maximaal verkregen worden op een investeringsbedrag van € 500.000 per VAK en € 1.000.000 per bedrijf. Vanaf 1 januari 2007 en in een voortschrijdende periode van 7 jaren kan de investeringssteun maximaal verkregen worden op een investeringsbedrag van € 1.000.000 per bedrijfsleider. Het subsidiabele bedrag wordt beperkt tot een maximumbedrag per standplaats voor het vee of per m² bedrijfsgebouw. 2. Subsidiabele investeringen De aard van de investering is bepalend voor de omvang van de steun. Investeringen gericht op een landbouw met verbrede doelstellingen (zelf verwerken en commercialiseren, hoevetoerisme, landschapsbeheer, zorgverstrekking) en duurzame productiemethodes (bepaalde milieuinvesteringen en biologische landbouw) genieten van 40% steun. Investeringen gericht op de bereiding van samengestelde voeders op basis van zelf geteelde basisproducten, installaties en materieel voor de productie en het gebruik van hernieuwbare brandstoffen, installaties en materieel voor de productie van medicinale en aromatische planten en de vernieuwing van laagstam fruitaanplantingen met nieuwe variëteiten, genieten van 30% steun. Alle andere investeringen genieten van maximaal 20% steun (voornamelijk investeringen in onroerende goederen, gericht op de realisatie van een structuurverbetering) of 10% steun (voornamelijk materieel). Aanvraagprocedure Gewijzigde aanvraagprocedure vanaf 1 september 2007: Zoals voorheen mogen investeringen niet begonnen zijn vooraleer ze ter kennis gebracht worden van het VLIF. Tot en met 31 augustus kan dit nog gebeuren door middel van een inlichtingsblad. Dit inlichtingsblad wordt vanaf 1 september 2007 vervangen door een ‘Aanvraag om tussenkomst 1ste luik’ (1ste luik). Dit ‘1ste luik’ is een opwaardering van het inlichtingsblad. Het modelformulier van dit ‘1ste luik’ is beschikbaar op www.vlaanderen.be/landbouw. De ‘Aanvraag om tussenkomst 1ste luik’ kan geregistreerd worden indien het de volgende gegevens bevat: - de correcte benaming van aanvrager en bedrijf; - een volledige en correcte beschrijving van de investeringen met een realistische schatting van het investeringsbedrag; - informatie over de waarschijnlijke financiering; - datum en handtekening. Stap 1 in de aanvraagprocedure is de indiening van de ‘Aanvraag om tussenkomst 1ste luik’ door de kredietinstelling of de landbouwer zelf. De registratiedatum door het VLIF = datum van indiening van het ‘1ste luik’ is de aanvaarde begindatum voor de investeringen. Facturen van vóór die datum, met uitzondering van voorschotfacturen (maximum 30% van het investeringsbedrag), worden niet aanvaard. De steun kan geweigerd
worden voor de totale investering als de aanvaarde investeringsbewijzen geen betrekking hebben op een samenhangend geheel van investeringen met een projectmatig karakter. Stap 2 in de aanvraagprocedure is de indiening van de ‘Aanvraag om tussenkomst 2de luik’ (2de luik), de verklaring op erewoord en de informatiefiche. Deze formulieren zijn beschikbaar op www.vlaanderen.be/landbouw. De formulieren worden volledig en juist ingevuld en zijn vergezeld van de documenten die noodzakelijk zijn voor de afhandeling van het dossier. Dit ‘2de luik’ moet bij het VLIF toekomen, met vermelding van het VLIF-dossiernummer, uiterlijk 6 maanden na registratie van het ‘1ste luik’. Zoniet vervalt de aanvraag om VLIF-tussenkomst automatisch en kan er geen VLIF-steun meer aangevraagd worden voor deze verrichting als deze al gerealiseerd is of startte. Investeringsbewijzen kunnen tot twee jaar na registratie (bij financiering met eigen middelen) of twee jaar na ondertekening kredietakte (bij financiering met krediet) overgemaakt worden. Met andere woorden dienen de investeringsbewijzen niet noodzakelijk voorhanden te zijn bij indiening van het ’2de luik’. Enkele bijkomende aandachtspunten (vanaf september 2007): - het minimum aanvaardbaar nettoinvesteringsbedrag bedraagt voortaan € 15.000, ongeacht de financiering; - er wordt nog één aanvraag om steun per jaar per jaar per aanvrager aanvaard; - het ‘2de luik’ staat noodzakelijkerwijs in relatie tot één ‘1ste luik’ en heeft uitsluitend betrekking op de aangemelde investeringen in het ‘1ste luik’.
Aanvullende inlichtingen Aanvragen om tussenkomst (1ste luik en 2de luik) worden in tweevoud ingediend op volgend adres: Vlaams Landbouwinvesteringsfonds Koning Albert II-laan 35 bus 41 1030 Brussel Tel.: 02/552 74 70 Fax: 02/552 74 71 E-mail:
[email protected] Website: www.vlaanderen.be/landbouw
8.
PARTICIPATIEFONDS
8.1
STARTEO/OPTIMEO : BEROEPSKREDIETEN VERDEELD TUSSEN UW BANKIER EN HET PARTICIPATIEFONDS
Inhoud steunmaatregel Starteo/Optimeo zijn aanvullende achtergestelde leningen bij een bankkrediet. Zij bieden een antwoord op de financieringsproblemen van de kmo’s/ko’s door de bank toe te laten een krediet toe te kennen waarbij de gevraagde waarborgen kunnen beperkt worden. Zij maken dus de toegang van de ondernemer tot het bankkrediet gemakkelijker. Starteo voor zelfstandigen, zaakvoerders of bestuurders van ondernemingen die hun activiteiten in hoofdberoep sinds minder dan 4 jaar uitoefenen. Optimeo voor bestaanden ondernemingen, eenmanszaken of rechtspersonen die de uitbreiding van hun activiteiten wensen te financieren. Starteo en Optimeo zijn bestemd voor alle investeringen van zelfstandige ondernemers, vrije beroepen en kmo’s. Begunstigden Deze leningen zijn bedoeld voor zowel natuurlijke als rechtspersonen voor zover zij beantwoorden aan het kmocriterium. Projecten Deze lening is bedoeld voor de financiering van materiële, immateriële en financiële investeringen (bijvoorbeeld het verwerven van een meerderheid van de aandelen), of ook de financiering van de behoefte aan bedrijfskapitaal die gepaard gaat met de start van de activiteit of de realisatie van het betrokken investeringsproject. Voor de investeringen in onroerende goederen komt het Fonds enkel tussen voor het beroepsgedeelte van het goed dat is bepaald via een expertise. Bovendien wordt er enkel rekening gehouden met de vastgoedbestemmingen voor beroeps- en persoonlijke ingebruikneming. Het Fonds komt niet tussen voor vastgoed dat (gedeeltelijk) beroepsmatig zal worden verhuurd. Starteo/Optimeo kunnen eveneens de overname van een activiteit financieren, zowel natuurlijke als rechtspersonen voor zover zij, inclusief de over te nemen of de overgenomen onderneming, als kmo kunnen beschouwd worden. De lening dient bestemd te zijn voor de financiering die gepaard gaat met de overdracht van een onderneming. Met dit laatste wordt bedoeld de overdracht onder bezwarende titel van een kmo of zelfstandige activiteit uitgebaat door een natuurlijke of een rechtspersoon. Omvat de overdracht een activiteit uitgeoefend door één of meerdere natuurlijke personen, dan dient het geheel van de handelszaak te worden overgenomen, of dient per overdrager het geheel van zijn aandeel in de handelszaak te worden overgenomen, waarbij de overnemer uiteindelijk de meerderheid bekomt. Betreft de overdracht een rechtspersoon, dan dient het geheel van de handelszaak of de meerderheid van de aandelen te worden overgenomen. Bij de overname van de meerderheid van de aandelen dient de overnemer bovendien het dagelijkse beheer uit te oefenen met uitsluiting van de overdragers. Diversen Voordelige financiële voordelen Starteo/Optimeo verlichten de financiële lasten van het krediet dankzij de voordelige voorwaarden en de afwezigheid van dossierkosten.
Maximumbedrag Het maximumbedrag van de lening van het Participatiefonds is gelijk aan het kleinste van de volgende bedragen: - het bedrag van de lening die de bank zelf verstrekt; - driemaal de eigen inbreng (Optimeo); - viermaal de eigen inbreng (Starteo); - € 250.000. Evenwel kan voor de overnames van ondernemingen via de aankoop van aandelen dit laatste plafond € 350.000 worden, beperkt tot: - het bedrag van de lening die de bank toekent; - 35% van de beroepsinvestering indien het bedrag van tussenkomst van het Participatiefonds € 250.000 overschrijdt. De eigen inbreng van de aanvrager moet minstens 10% van de globale investering bedragen. Het minimumbedrag van de tussenkomst van het Participatiefonds bedraagt € 7.500. Looptijd De looptijd van de lening is 5, 7 of 10 jaar en hangt af van de aard van te financieren investering. De looptijd van het begeleidende bankkrediet zal in geen geval korter zijn dan de looptijd van het krediet van het Participatiefonds min twee jaar. Zo zou bijvoorbeeld een lening van 7 jaar bij het Participatiefonds kunnen worden gecombineerd met een banklening terugbetaalbaar op 6 of 5 jaar Intrestvoet = intrestvoet van de bank -1,25% De rentevoet van het Participatiefonds is gelijk aan de rentevoet toegepast door de bank min 1,25%, met een minimumrentevoet die gelijk is aan de Belgium Prime Rate. Deze herziening wordt wekelijks bepaald. De rentevoet wordt vanaf de kredietopening toegepast. Deze rentevoet is vast voor de hele looptijd van de lening. Een verlaging van de rentevoet wordt toegestaan voor de eerste twee jaar. Deze verlaagde rentevoet bedraagt momenteel 3%. De definitieve basisrentevoet wordt bepaald bij het opmaken van de kredietovereenkomsten van het Participatiefonds. Deze rentevoet wordt bekomen na vergelijking van de volgende 3 rentevoeten en is de voor de klant de voordeligste rentevoet: - de rentevoet van de offerte; - de rentevoet zoals die traditioneel bepaald wordt bij het opstellen van de kredietakte; - de rentevoet van de bank. Terugbetaling Twee aflossingsmethodes zijn mogelijk : - maandelijkse of driemaandelijkse variabele aflossingen (constant kapitaal/degressieve intresten); - maandelijkse constante aflossingen (progressief kapitaal/degressieve intresten). Bovendien kan op vraag van de ondernemer eveneens een vrijstelling in kapitaalsaflossing gedurende 1 of 2 jaar worden toegestaan. Soepele waarborgpolitiek Het Participatiefonds stelt zich soepel op inzake het vragen van waarborgen. Wel wordt een akte van loonsafstand gevraagd indien de aanvragers natuurlijke personen zijn of, in geval van rechtspersonen, indien een borgstelling wordt gevraagd of indien fysieke personen medekredietnemers zijn. Voorbeelden van andere waarborgen die kunnen gevraagd worden zijn: een hypothecair mandaat (in geval van een investering in onroerende goederen), een eventueel beperkte borgstelling van de vennoten. Blokkering en achterstelling van voorschotten van vennoten zijn gebruikelijk.
Achtergesteld De achterstelling komt er in de praktijk op neer dat de lening van het Participatiefonds wordt gelijkgesteld met eigen vermogen. De achterstelling vermindert namelijk het risico voor de andere kredietverleners, waardoor het gewone bankkrediet gemakkelijker kan worden verkregen. Op juridisch vlak kan de achterstelling als volgt worden omschreven: de achterstelling bestaat erin dat het Participatiefonds verzaakt aan de gelijkheid van behandeling ten aanzien van andere schuldeisers. Dit houdt in dat bij samenloop en dus als meerdere schuldeisers gelijktijdig hun aanspraken laten gelden, het Participatiefonds aanvaardt dat de andere schuldeisers eerst worden terugbetaald. Dit geldt echter niet voor de zaakvoerders van de onderneming, de vennoten of bestuurders van de vereniging of vennootschap, de nietinstitutionele schuldeisers die geen vordering hebben waarvan de datum vaststaat, met uitzondering van de leveranciers waarvan het bewijs van vordering de regels van het handelsrecht volgt. Gemakkelijk bereikbaar Starteo/Optimeo zijn zeer toegankelijk aangezien de ondernemer zich tot zijn bankier richt, die de aanvraag voor hem bij het Participatiefonds indient. Het Participatiefonds heeft een samenwerkingsovereenkomst gesloten met alle financiële instellingen die actief zijn op het vlak van beroepskredieten.
Aanvullende inlichtingen Participatiefonds de Lignestraat 1 1000 Brussel Tel.: 02/210 87 87 Fax: 02/210 87 79 E-mail:
[email protected] Website: http://www.fonds.org
8.2
STARTLENING – SOLIDAIRE LENING: TWEE MICROKREDIETEN MET PROFESSIONELE BEGELEIDING OM DE CREATIE VAN EEN EIGEN JOB TE FINANCIEREN
Inhoud steunmaatregel De microkredieten van het Participatiefonds zijn bedoeld voor werkzoekenden en personen in een moeilijke financiële situatie die zich wensen te vestigen als zelfstandige. De Startlening en de Solidaire lening bieden een antwoord op hun financieringsbehoeftes, wat ze door de band genomen niet vinden bij de klassieke spelers.
8.2.1
STARTLENING: VOOR DE WERKZOEKENDE DIE ZICH VESTIGT ALS ZELFSTANDIGE OF DIE EEN EIGEN ZAAK OPRICHT
Begunstigden Deze lening richt zich op de uitkeringsgerechtigde volledige werklozen, de niet-werkende werkzoekende ingeschreven sinds ten minste 3 maanden, en de begunstigde van een wachtuitkering of een leefloon, die zich als zelfstandige in hoofdberoep wil vestigen of een onderneming wil oprichten. Indien dit gepaard gaat met de oprichting van een vennootschap moet de aanvrager over de meerderheid van de aandelen beschikken en het dagelijkse beheer waarnemen. Zo komen bijvoorbeeld in aanmerking: - zelfstandige worden en alleen werken; - zelfstandige worden en met andere partners, al dan niet werkzoekenden, een onderneming of een feitelijke vereniging oprichten waarin hij/zij werkend vennoot wordt; - zelfstandige en werkend vennoot worden van een bestaande feitelijke vereniging of vennootschap. De startlening kan enkel worden toegekend aan natuurlijke personen. Projecten De lening is bestemd voor de financiering van materiële, immateriële en financiële (bijvoorbeeld de verwerving van een meerderheid van de aandelen) investeringen, evenals desgevallend voor de financiering van de behoefte aan bedrijfskapitaal die gepaard gaat met de start van de activiteit. Diversen Maximumbedrag Het maximumbedrag van de lening is gelijk aan het kleinste van volgende bedragen: - viermaal de inbreng in geld, hetzij via een eigen inbreng, hetzij via een aanvullende lening; - € 30.000. In principe worden er geen minimumbedragen gesteld, doch er wordt vanuit gegaan dat aanvragen van minder dan € 5.000 best op een andere manier worden gefinancierd. Looptijd De looptijd van de lening is 5, 7 of 10 jaar afhankelijk van de aard van het project. Intrestvoet De intrestvoet is vast en bedraagt 4%. De rentevoet wordt de eerste 2 jaren echter tot 3% teruggebracht indien de begunstigde effectief de begeleiding volgt die hem gratis wordt aangeboden in een van de erkende steunpunten.
Ondersteuning Het Participatiefonds draagt eveneens bij tot de ondersteuning van de werkzoekende aan wie een lening werd toegekend. Daarom heeft het Participatiefonds een samenwerkingsovereenkomst afgesloten met diverse instellingen gespecialiseerd in de ondersteuning van starters. Enerzijds helpen zij de aanvrager bij de realisatie van zijn kredietaanvraag. Anderzijds, zodra de begunstigde het akkoord van het Participatiefonds heeft, kan hij de eerste 18 maanden van de zelfstandige activiteit een ondersteuning volgen. Het steunpunt helpt hem in het bijzonder bij de start van zijn zelfstandige activiteit. Terugbetaling Er is een vrijstelling van kapitaalsaflossing. Deze vrijstelling loopt 1 tot 3 jaar volgens de aard van het project. Enkel de intresten berekend op het opgenomen bedrag worden terugbetaald. Na afloop van de vrijstellingsperiode wordt het kapitaal terugbetaald door middel van constante maandelijkse aflossingen. Waarborgen Geen enkele waarborg wordt gevraagd. Wat bij stopzetting van de activiteit ? Indien de stopzetting binnen de eerste 5 jaar van de activiteit valt en ze gebeurt los van de wil van de betrokkene, dan kan het Participatiefonds ze als onvrijwillig beschouwen en wordt er geen verdere terugbetaling gevraagd. De betrokkene dient wel ter zake het bewijs te leveren en dit uiterlijk binnen drie maanden na de stopzetting. De gevallen waarbij kwijtschelding gebeurt, werden uitdrukkelijk bepaald in een ministerieel besluit: bij faillissement, concordaat met boedelafstand en overlijden; ook bij overmacht of gebrek aan levensvatbaarheid van de opgezette activiteit, gemeten over een significante periode en los van de wil van de betrokkene. Indien de stopzetting voor om het even welke reden gebeurt binnen de 9 jaar volgend op de start van de activiteit, blijft het recht op werkloosheidsuitkering behouden. Cumulatie De ‘startlening’ kan gecumuleerd worden met een Starteo. In het geval van bovenvermelde lening dient de aanvrager wel te voldoen aan de gebruikelijke voorwaarden. Bovendien mag het bedrag van de twee leningen samen niet hoger liggen dan het maximumbedrag van de Starteo.
PLAN JONGE ZELFSTANDIGEN Werkzoekenden jonger dan 30 jaar die nog geen zelfstandige activiteit hebben uitgeoefend, kunnen een beroep doen op het plan ‘Jonge zelfstandigen’. -
De geïnteresseerde van wie het project werd goedgekeurd, wordt gedurende 3 tot 6 maanden gratis bijgestaan om zijn project voor te bereiden. Hij krijgt advies over zijn activiteit, de administratieve stappen en de wenselijkheid van bijkomende vorming.
-
Indien de geïnteresseerde zonder inkomen is, ontvangt hij van het Participatiefonds een maandelijkse onkostenvergoeding van 375 euro tijdens de voorbereidingsfase, cumuleerbaar met een vestigingsuitkering van de RVA. De onkostenvergoeding van 375 euro is eveneens cumuleerbaar met een wachtuitkering van de RVA.
-
Na afloop van de voorbereidingsfase kan hij een aanvraag voor een startlening indienen.
-
De jonge starter kan eveneens een lening van € 4.500 bekomen om gedurende de eerste maanden van zijn activiteit wat meer ruimte te scheppen voor zijn levensonderhoud. Dit speciale deel van de startlening is renteloos en dient pas vanaf het 6de jaar terugbetaald te worden.
-
Na de toekenning van de startlening blijft hetzelfde steunpunt hem gedurende 24 maanden bijstaan met raad en advies.
Achtergesteld De achterstelling komt er in de praktijk op neer dat de lening van het Participatiefonds wordt gelijkgesteld met eigen vermogen. De achterstelling vermindert immers het risico voor andere kredietverleners. Het gewone bankkrediet kan bijgevolg gemakkelijker bekomen worden. Op juridisch vlak kan de achterstelling van de lening als volgt worden omschreven: de achterstelling bestaat erin dat het Participatiefonds verzaakt aan de gelijkheid van behandeling ten aanzien van andere schuldeisers. Dit houdt in dat bij samenloop en dus als meerdere schuldeisers gelijktijdig hun aanspraken laten gelden, het Participatiefonds aanvaardt dat de andere schuldeisers eerst worden terugbetaald. Dit geldt evenwel niet voor de zaakvoerders van de onderneming, de vennoten of bestuurders van de vereniging of vennootschap, de nietinstitutionele schuldeisers die geen vordering hebben waarvan de datum vaststaat met uitzondering van de leveranciers waarvan het bewijs van vordering de regels van het handelsrecht volgt.
8.2.2
SOLIDAIRE LENING: EEN EIGEN ECONOMISCHE ACTIVITEIT CREËREN ZONDER STARTKAPITAAL
Begunstigden De solidaire lening richt zich op personen die een eigen economische activiteit willen ontplooien, maar die moeilijkheden ondervinden om startkapitaal te verzamelen wegens hun persoonlijke financiële toestand en die geen toegang hebben tot een bankkrediet. Concreet bijvoorbeeld mensen die de sociale steun van het OCMW, een leefloon of werkloosheidsvergoeding ontvangen zonder andere inkomsten in het gezin. De asielzoekers die voor het uitoefenen van een zelfstandige activiteit administratief in orde zijn, mogen ook een aanvraag voor een solidaire lening indienen. De begunstigde van een solidaire lening dient zich als zelfstandige in hoofdberoep te vestigen of een onderneming op te richten. Indien dit gepaard gaat met de oprichting van een vennootschap, moet de aanvrager hierin over de meerderheid van de aandelen beschikken en het dagelijkse beheer waarnemen. Zo komen bijvoorbeeld in aanmerking: - zelfstandige worden en alleen werken; - zelfstandige worden en met andere partners, al dan niet werkzoekenden, een vennootschap of feitelijke vereniging oprichten, waarin hij/zij werkend vennoot wordt; - zelfstandige en werkend vennoot worden van een bestaande feitelijke vereniging of vennootschap. De solidaire lening kan enkel toegekend worden aan natuurlijke personen. Projecten De lening is bestemd voor de financiering van materiële, immateriële en financiële investeringen (bijvoorbeeld de verwerving van de meerderheid van de aandelen) evenals voor de financiering van de behoefte aan bedrijfskapitaal die gepaard gaat met de start van de activiteit of de realisatie van het desbetreffende investeringsproject. Diversen Maximumbedrag Het maximumbedrag van de lening is € 12.000. Looptijd De looptijd van de lening bedraagt 4 jaar. Rentevoet De rentevoet is vast en bedraagt 3%. Terugbetaling De terugbetaling van de solidaire lening gebeurt door middel van maandelijkse stortingen. Na 3 maanden vrijstelling van aflossing, wordt het kapitaal via 45 gelijke maandelijkse schijven terugbetaald. De intresten worden berekend op het schuldsaldo en zijn degressief, en dienen maandelijks te worden terugbetaald. Waarborgen Geen enkele waarborg is vereist. Evenwel zal een ondersteuning van de omgeving, eventueel in de vorm van een borgstelling of een ‘peterschap’, beschouwd worden als een positief beoordelingselement voor het project. Begeleiding Een dubbele begeleiding is voorzien: - enerzijds voor het voorbereiden van de aanvraag, waarbij de aanvrager een beroep kan doen op een begeleidingsstructuur;
-
anderzijds, zodra het krediet is toegekend, voor het vervullen van de formaliteiten bij de start van de zelfstandige activiteit, het beheer in het algemeen van de onderneming en de praktische modaliteiten van de solidaire lening.
Achtergesteld De achterstelling komt er in de praktijk op neer dat de lening van het Participatiefonds wordt gelijkgesteld met eigen vermogen. De achterstelling vermindert immers het risico voor andere kredietverleners. Het gewone bankkrediet kan bijgevolg gemakkelijker bekomen worden. Op juridisch vlak kan de achterstelling van de lening als volgt worden omschreven: de achterstelling bestaat erin dat het Participatiefonds verzaakt aan de gelijkheid van behandeling ten aanzien van andere schuldeisers. Dit houdt in dat bij samenloop en dus als meerdere schuldeisers gelijktijdig hun aanspraken laten gelden, het Participatiefonds aanvaardt dat de andere schuldeisers eerst worden terugbetaald. Dit geldt evenwel niet voor de zaakvoerders van de onderneming, de vennoten of bestuurders van de vereniging of vennootschap, de nietinstitutionele schuldeisers die geen vordering hebben waarvan de datum vaststaat met uitzondering van de leveranciers waarvan het bewijs van vordering de regels van het handelsrecht volgt. Cumulatie De Solidaire lening kan met geen enkele andere lening gecumuleerd worden, ook niet met een ander type lening van het Participatiefonds.
Aanvullende inlichtingen Participatiefonds de Lignestraat 1 1000 Brussel Tel.: 02/210 87 87 Fax: 02/210 87 79 E-mail:
[email protected] Website: http://www.fonds.org
8.3
BUSINESS ANGEL+ : CO-FINANCIERING MET EEN BUSINESS ANGEL VAN EEN INNOVEREND PROJECT
Inhoud steunmaatregel De Business Angel+ is een achtergestelde lening in aanvulling op de investering van een ondernemer en een Business Angel. Opgezet met BeBAN, is hij bedoeld voor innoverende ondernemingen die geen toegang hebben tot klassieke financieringen. Dit partnership biedt een belangrijk hefboomeffect aan de Business Angel en maakt het mogelijk het aantal opgerichte ondernemingen in dit segment te verhogen. Begunstigden Zowel natuurlijke als rechtspersonen komen in aanmerking voor zover zij KO zijn. Deze lening richt zich tot ondernemers waarvan de onderneming in oprichting is of in een strategische ontwikkelingsfase voor haar toekomstige activiteit is getreden en die geen toegang hebben tot het klassieke bankkrediet omwille van de vernieuwende of technologische aard van hun project, maar die daarentegen kunnen rekenen op de financiële begeleiding van één of meer Business Angels. Indien dit gepaard gaat met de oprichting van een vennootschap, dient de aanvrager hierin over de meerderheid van de aandelen te beschikken en het dagelijkse beheer waar te nemen. Projecten De lening is bestemd voor de financiering van materiële, immateriële en financiële investeringen, evenals desgevallend voor de financiering van de behoefte aan bedrijfskapitaal die gepaard gaat met de start van de activiteit of met de realisatie van het betreffende investeringsproject. Diversen Voordelige financiële voorwaarden: Maximumbedrag Het maximumbedrag van de lening is € 125.000. De tussenkomst van het Participatiefonds moet minstens € 7.500 bedragen. Inbreng van de Business Angel(s) en de oprichters-ondernemers De inbreng gebeurt in principe in contanten. In totaal dient het bedrag van de inbreng van de Business Angel(s) en van de ondernemer(s)-oprichter(s) groter dan of gelijk aan het krediet van het Participatiefonds te zijn. De tussenkomsten van de Business Angels die meetellen in de berekening mogen niet aan derden ontleend zijn en gebeuren in principe als volgestort kapitaal. Indien ze - gedeeltelijk - als voorschotten van vennoten verwezenlijkt worden, dienen deze achtergesteld te zijn aan de lening van het Participatiefonds. Looptijd De looptijd van de lening bedraagt 5,7 of 10 jaar en is afhankelijk van de aard van te financieren investering. Terugbetaling Twee aflossingsmethodes zijn mogelijk: - maandelijkse of driemaandelijkse variabele aflossingen (constant kapitaal/degressieve interesten); - maandelijkse constante aflossingen (progressief kapitaal/degressieve interesten). Bovendien kan op vraag van de ondernemer een vrijstelling van terugbetaling van kapitaal worden toegestaan gedurende 1 tot 3 jaar. Rentevoet Het Participatiefonds past zijn referentierentevoet voor de kredieten op 5,7 of 10 jaar toe, met een extra marge van 1%. Indien de vrijstelling van terugbetaling van kapitaal langer is dan 1 jaar zal de marge 1,25% bedragen.
Soepele waarborgpolitiek De gevraagde waarborgen worden volgens de kenmerken van het voorgestelde project bepaald. Het gaat bijvoorbeeld om een inschrijving op het handelsfonds, een mandaat of hypothecaire inschrijving op het beroepsgebouw. De (eventueel gedeeltelijke) borgstelling van de ondernemer(s) wordt geval per geval onderzocht. De persoonlijke borg van de Business Angel wordt niet gevraagd. Achtergesteld De achterstelling komt er in de praktijk op neer dat de lening van het Participatiefonds wordt gelijkgesteld met eigen vermogen. De achterstelling vermindert immers het risico voor andere kredietverleners. Het gewone bankkrediet kan bijgevolg gemakkelijker bekomen worden. Op juridisch vlak kan de achtergesteldheid van de lening als volgt worden omschreven: de achterstelling bestaat erin dat het Participatiefonds verzaakt aan de gelijkheid van behandeling ten aanzien van andere schuldeisers. Dit houdt in dat bij samenloop en dus als meerdere schuldeisers gelijktijdig hun aanspraken laten gelden, het Participatiefonds aanvaardt dat de andere schuldeisers eerst worden terugbetaald. Dit geldt evenwel niet voor de zaakvoerders van de onderneming, de vennoten of bestuurders van de vereniging of vennootschap, de nietinstitutionele schuldeisers die geen vordering hebben waarvan de datum vaststaat met uitzondering van de leveranciers waarvan het bewijs van vordering de regels van het handelsrecht volgt. Makkelijk toegankelijk Het Participatiefonds heeft een samenwerkingsovereenkomst afgesloten met alle Business Angel Netwerken, leden van BeBAN. Voorstelling van het project aan het Participatiefonds De projecten worden voorgeselecteerd door het BAN dat ze aan eventueel geïnteresseerde Business Angels voorstelt. Het Participatiefonds treedt pas op wanneer de geplande samenwerking tussen de ondernemer en de Business Angel zo goed als afgerond is.
Aanvullende inlichtingen Participatiefonds de Lignestraat 1 1000 Brussel Tel.: 02/210 87 87 Fax: 02/210 87 79 E-mail:
[email protected] Website: http://www.fonds.org
8.4
PRIVAK+
Inhoud steunmaatregel Dit product heeft als doel het permanent kapitaal van Private Privaks (privébeleggingsvennootschappen die niet op de beurs genoteerd zijn) te verhogen, zodat ze gemakkelijk participaties kunnen nemen in innoverende kmo’s. Met de Privak+ lening verkrijgt de Private Privak een potentieel kredietrecht van 1.500.000 euro op het Participatiefonds. Concreet wordt hiermee aan de Private Privak, onder bepaalde voorwaarden, bij elke participatie in een onderneming een voorschot op termijn van maximum 250.000 euro toegekend. Het bedrag van dat voorschot zal evenredig zijn met de eigen inbreng van de privak. Begunstigden Private Privaks die een participatie nemen in (innoverende) ondernemingen. Diversen Kenmerken Intrestvoet: euribor 12 maanden + 2% Duur: maximum 12 jaar = maximum levensduur van de privak Hoe terugbetalen ? - terugbetaling van het kapitaal: in principe, bij de opheffing van iedere participatie. Vervroegde terugbetaling mogelijk; - terugbetaling van de intresten: jaarlijks volgens de overeengekomen modaliteiten. Hernemingen van omloop mogelijk. Permanente opvolging door het Fonds zonder tussenkomst in de investeringsbeslissingen en het intern beleid van de privak. Verdeling van de risico’s: indien ‘success story’ gedeeltelijke aanwending van de verkoop van participaties voor vervroegde terugbetalingen. De privak behoudt de mogelijkheid om beroep te doen op andere bronnen van permanent kapitaal.
Aanvullende inlichtingen Participatiefonds de Lignestraat 1 1000 Brussel Tel.: 02/210 87 87 Fax: 02/210 87 79 E-mail:
[email protected] Website: http://www.fonds.org
8.5
IMPULSEO
Inhoud steunmaatregel Impulseo is een financieringspakket om de installatie in een individuele praktijk of een groepspraktijk te vergemakkelijken. Het pakket is bedoeld voor erkende huisartsen die starten of die sinds minder dan vier jaar gevestigd zijn, of die minder dan 4 jaar teruggekeerd zijn uit een ontwikkelingsland. Type steun Het bestaat uit drie delen: 1. Een financiering van het Impulsfonds voor de huisartsgeneeskunde. Deze financieringsmogelijkheid is opgenomen in het akkoord artsen-ziekenfondsen 2006-2007 onderhandeld binnen het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (RIZIV). Een jaarlijks budget wordt voorzien binnen de sector geneeskundige verzorging: - een lening van € 15.000 voor de financiering van de eerste installatie als erkende huisarts; - een premie van € 20.000, voor de nieuwe installaties in bepaalde zones waar er een tekort is aan huisartsen. U kunt de lening en de premie afzonderlijk bekomen, of ze cumuleren. De lening en de premie van het Impulsfonds voor de huisartsgeneeskunde zijn toegankelijk zowel voor een loontrekkende als een zelfstandige huisarts. 2. Een financiering van het Participatiefonds: Een lening van max. € 30.000, toegekend met de tussenkomst van het Impulsfonds voor de huisartsgeneeskunde. U kunt de lening van het Participatiefonds bekomen als u zich vestigt als zelfstandige huisarts. 3.
Een gratis begeleiding door een gespecialiseerd steunpunt.
Impulsfonds voor de huisartsgeneeskunde De lening De lening is bedoeld voor geneesheren die zich voor de eerste maal als huisarts vestigen. De installatie moet plaatsvinden na 1 juli 2006 en binnen 4 jaar na de erkenning als huisarts of binnen 4 jaar na de terugkeer uit een ontwikkelingsland. De installatiedatum is de datum van inschrijving voor deelname aan de huisartsenwachtdienst. Maximumbedrag: € 15.000 Intresten: 0% Geen enkele waarborg vereist Terugbetaling: op 5 jaar, met één jaar vrijstelling van kapitaalsaflossing. De premie Deze eenmalige premie van € 20.000 is specifiek bedoeld voor huisartsen die zich installeren in een zone die beantwoordt aan de volgende voorwaarden : - ofwel een zone voor positief grootstedelijk beleid afgebakend in het kader van het grootstedenbeleid; - ofwel een huisartsenzone met • ofwel minder dan 90 huisartsen per 100.000 inwoners; • ofwel minder dan 125 inwoners per km² en minder dan 120 huisartsen per 100.000 inwoners. De lijst met de zones die beantwoorden aan deze criteria bevindt zich op www.riziv.fgov.be (rubriekZorgverleners>Geneesheren>Impulsfonds) of is beschikbaar bij de huisartsenkringen. Het moet gaan om een nieuwe installatie na 1 juli 2006 binnen een prioritaire zone. Onder nieuwe installatie verstaan we: - een huisarts die zijn activiteit start, of - een huisarts die zijn activiteit reeds uitoefent, maar beslist om zich te gaan vestigen in één van de betrokken prioritaire zones.
Die premie kan afzonderlijk worden aangevraagd of kan worden gecumuleerd met de lening van het Impulsfonds en/of de lening van het Participatiefonds. U hoeft die premie niet terug te betalen, behalve als u binnen de 5 jaar na vestigingsdatum uw huisartsenactiviteit stopzet of deze voortzet buiten een van de bovenvermelde zones. Het bedrag van de premie zal in dat geval worden teruggevorderd door het Impulsfonds, evenwel zonder aanrekening van intrest. Het Participatiefonds Met Impulseo kunt u ook een bijkomende lening onder zeer voordelige voorwaarden afsluiten bij het Participatiefonds: - maximumbedrag: € 30.000; - intresten: 3% per jaar tijdens de eerste twee jaar, 4% per jaar tijdens de drie laatste jaren; - geen enkele waarborg vereist; - terugbetaling: op 5 jaar, met één jaar vrijstelling van kapitaalsaflossing. Begeleiding Aan Impulseo is ook een gratis begeleiding verbonden. Die begeleiding wordt georganiseerd door een van de steunpunten waarmee het Participatiefonds een samenwerkingsovereenkomst heeft afgesloten. Zij helpen u bij de indiening van uw kredietaanvraag, en achteraf na uw start gedurende de eerste 18 maanden van uw activiteit. Het steunpunt zal met u de sterktes en zwaktes van uw project analyseren en u begeleiden bij uw eerste stappen als zelfstandige. Het steunpunt zal u ook advies kunnen geven en u helpen bij de keuzes va het beheer van uw onderneming. Welke investeringen? Met Impulseo kunt u zowel materiële als immateriële investeringen financieren, of er het bedrijfskapitaal mee invullen dat u nodig hebt om uw praktijk te starten. Concreet kunt u met Impulseo bijvoorbeeld de verbouwing van een kabinet, de aankoop van doktersmateriaal of van een wagen mee financieren. Het patiëntenbestand van een andere dokter overnemen, behoort eveneens tot de mogelijkheden.
Aanvraagprocedure U kunt een aanvraag voor Impulseo indienen via een van de erkende steunpunten aan de hand van het formulier. Bijkomende informatie vindt u ook op www.riziv.be
9.
PARTICIPATIEMAATSCHAPPIJ VLAANDEREN NV (PMV)
Inhoud steunmaatregel ParticipatieMaatschappij Vlaanderen NV (PMV) draagt bij tot de realisatie van projecten die belangrijk zijn voor de toekomst van Vlaanderen. Als investeringsmaatschappij van de overheid, neemt PMV een unieke positie in, zowel ten opzichte van privékapitaalverschaffers als tegenover andere overheidsorganisaties. Enerzijds kan PMV investeren als het privéinitiatief achterwege blijft. Privékapitaalverschaffers hebben immers vaak drempelvrees om in een onderneming of project te stappen omdat: - het verwachte rendement te laag is; - het risicogehalte te hoog is; of - de doorlooptijd te lang is. Wat belangrijk is voor PMV, is dat de (ondernemings-)projecten een hoog toekomstpotentieel hebben. PMV zal hierbij zoveel mogelijk streven naar co-financiering met privépartijen. Aldus geldt PMV als een springplank voor innovatieve ondernemers en een nieuwe generatie investeerders. Anderzijds kan PMV investeren in projecten die kaderen binnen de opdracht van de overheid (infrastructuurvoorziening, bouw van scholen- en ziekenhuizen,...), maar waarbij de deelname van privépartijen nuttig of gewenst is om: - met minder overheidsmiddelen meer te realiseren; - risico’s te spreiden en beter te beheersen - om projecten efficiënter aan te pakken. De deelname van PMV biedt de privépartijen de garantie dat bedrijfseconomische regels worden gerespecteerd; voor de overheid biedt PMV de zekerheid dat ook over haar belangen wordt gewaakt. Daarnaast biedt PMV de kans om een rendement te realiseren op het geld van de Vlaamse overheid. De bedoeling is daardoor het investeringspotentieel van PMV en de overheid te doen toenemen om nieuwe ambities met (eigen) middelen te kunnen realiseren. 9.1
KMO-FINANCIERINGSINSTRUMENTEN
Om de financieringskloof te dichten warmee kleine en middelgrote ondernemingen geconfronteerd worden, biedt PMV vanuit haar business unit PMV-kmo een brede waaier van financieringsinstrumenten aan.
9.1.1
WINWINLENING
Inhoud steunmaatregel Met de Winwinlening wil de Vlaamse overheid particulieren aanmoedigen om geldmiddelen ter beschikking te stellen aan startende ondernemers. Wie als vriend, kennis of familielid een Winwinlening toekent aan een startend bedrijf, zal jaarlijks een belastingkorting van 2,5% van het geleende bedrag krijgen. Voor jonge ondernemers wordt het dankzij de Winwinlening gemakkelijker om in hun directe omgeving startkapitaal te vinden. De Winwinlening is een achtergestelde lening van maximaal 50.000 EUR. Ze moet acht jaar lopen en de som moet in één keer worden terugbetaald. Als het bedrijf de achtergestelde lening uiteindelijk niet kan terugbetalen, krijgt de investeerder 30 procent van het niet terugbetaalde bedrag terug via een eenmalige belastingvermindering.
Begunstigden Op de datum dat een Winwinlening gesloten wordt, moet de kredietnemer een Vlaamse kmo zijn. Een kmo wordt gedefinieerd als een onderneming: -
met minder dan 250 werknemers; waarvan ofwel de jaaromzet niet hoger is dan 50 miljoen EUR, ofwel het balanstotaal niet hoger is dan 43 miljoen EUR; die voldoet aan een vastgelegd zelfstandigheidscriterium. Dat wil zeggen dat de geconsolideerde cijfers, ingeval er een deelnemingsrelatie bestaat met andere ondernemingen van 25% of meer van het kapitaal of de stemrechten, moeten voldoen aan bovenvermelde criteria. Een groter aandeelhouderschap door risicokapitaalmaatschappijen, universiteiten of onderzoekscentra zonder winstoogmerk, is evenwel toegestaan.
De kredietnemer wordt beschouwd als een starter zolang hij voor nog niet langer dan 3 jaar is ingeschreven bij de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO). Voorwaarden Op de datum waarop de Winwinlening gesloten wordt, moet de kredietgever voldoen aan de volgende voorwaarden: -
de kredietgever is een natuurlijk persoon die de Winwinlening sluit buiten het kader van zijn handels- of beroepsactiviteiten; de kredietgever is geen werknemer van de kredietnemer; als de kredietnemer een zelfstandige is, dan kan de kredietgever niet de echtgenoot of de wettelijk samenwonende partner van de kredietnemer zijn; als de kredietnemer de rechtsvorm van een vennootschap heeft, dan kan de kredietgever noch een zaakvoerder, bestuurder of aandeelhouder van de vennootschap, noch de echtgenoot of de wettelijk samenwonende partner van één van de zaakvoerders, bestuurders of aandeelhouders van de vennootschap zijn.
Gedurende de hele looptijd van de Winwinlening kan de kredietgever geen kredietnemer zijn bij een andere Winwinlening. De Winwinlening is een achtergestelde lening, zowel ten aanzien van de bestaande als van de toekomstige schulden van de kredietnemer. De Winwinlening heeft een vaste looptijd van acht jaar. Het totale bedrag, in hoofdsom, dat een kredietgever in het kader van één of meer Winwinleningen aan een of meer kredietnemers kan uitlenen, kan ten hoogste 50.000 EUR bedragen. Daarnaast kan ook het totale bedrag, in hoofdsom, dat één kredietnemer in het kader van één of meer Winwinleningen kan ontlenen van één of meer kredietgevers, ten hoogste 50.000 EUR bedragen. De intresten moeten jaarlijks betaald worden op de vervaldatum. Ze worden berekend door het bedrag van de Winwinlening te vermenigvuldigen met de rentevoet die is vastgelegd in de akte. Inzake roerende voorheffing is er geen afwijking voorzien van de vigerende fiscale wetgeving. Bijgevolg moet de kredietnemer de roerende voorheffing inhouden, opnemen in de aangifte 273 en aan de bevoegde ontvanger van de directe belastingen storten binnen 15 dagen na de toekenning of betaalbaarstelling van de verschuldigde interesten. De rentevoet mag niet hoger zijn dan de wettelijke rentevoet die van kracht is op de datum waarop de Winwinlening gesloten wordt, en mag niet lager zijn dan de helft van dezelfde wettelijke rentevoet. De wettelijke rentevoet bedroeg 7% in 2006 en is vanaf 1 januari 2007 verlaagd tot 6%. De hoofdsom van de Winwinlening moet in één keer terugbetaald worden. De kredietgever kan op eerste verzoek de Winwinlening vervroegd opeisbaar stellen bij de kredietnemer in de volgende gevallen: -
in geval van faillissement, kennelijk onvermogen, of vrijwillige of gedwongen vereffening van de kredietnemer; als de kredietnemer een zelfstandige is, in geval hij zijn activiteit vrijwillig stopzet of overdraagt;
-
als de kredietnemer de rechtsvorm van een vennootschap heeft, in geval de vennootschap onder voorlopig bewindvoerder geplaatst wordt; in geval van een achterstand van meer dan drie maanden in de betaling van de jaarlijkse intresten van de Winwinlening.
Als de kredietnemer een zelfstandige is, kan de kredietgever, in geval van overlijden van de kredietnemer, de Winwinlening op eerste verzoek vervroegd opeisbaar stellen bij de wettelijke erfgenamen van de kredietnemer. De in het kader van een Winwinlening geleende middelen mogen uitsluitend voor ondernemingsdoeleinden van de kredietnemer gebruikt worden. Aanvraagprocedure De Winwinlening moet worden vastgesteld in een (onderhandse of notariële akte, opgesteld aan de hand van een modelformulier dat u kan vinden op www.pmv-kmo.be. De akte moet in drie originele exemplaren worden opgesteld, één voor elke partij en een exemplaar voor ParticipatieMaatschappij Vlaanderen NV (PMV). Binnen een maand nadat de Winwinlening gesloten is, bezorgt de kredietgever één van de originele exemplaren van de akte door middel van een aangetekend schrijven aan PMV. Ter vervanging van het aangetekend schrijven, kan de kredietgever tevens de ondertekende originele akte: - scannen in Adobe .pdf-formaat en per e-mail aan PMV bezorgen; - per fax aan PMV bezorgen (02/229 52 61). Binnen een maand na ontvangst van een exemplaar van de akte gaat PMV na of aan alle voorwaarden voldaan is. Als aan alle voorwaarden voldaan is, gaat PMV over tot de registratie van de akte. De registratie bestaat uit het toekennen van een nummer aan de Winwinlening en het opnemen van de Winwinlening in een register. Binnen een week na de registratie van de akte zal PMV de kredietgever op de hoogte brengen van de registratie aan de hand van een brief. In geval PMV de akte niet kan registreren omdat niet aan alle voorwaarden voldaan is, zal PMV de kredietgever daarvan op de hoogte stellen aan de hand van een brief. De brief zal de redenen vermelden waarom er geen registratie kon plaatsvinden en zal verstuurd worden binnen een week nadat het vaststond dat er geen registratie mogelijk was. Enkel de kredietgever wordt op de hoogte gesteld van de niet-registratie of registratie van de Winwinlening. Als de kredietnemer op de hoogte gesteld wil worden, moeten kredietgever en kredietnemer daartoe onderling afspraken maken. Wijzigingen van de akte van Winwinlening, zoals die voor registratie bezorgd werd aan PMV, mogen geen afbreuk doen aan de voorwaarden waaraan moet voldaan worden en moeten binnen een maand ter kennis worden gebracht van PMV. De kennisgeving gebeurt door middel van een aangetekend schrijven. Diversen Het fiscale voordeel voor de kredietgever bij een Winwinlening bestaat enerzijds uit een jaarlijkse belastingvermindering en de mogelijkheid tot een eenmalige belastingvermindering ingeval een gedeelte van de Winwinlening niet wordt terugbetaald. Om in aanmerking te komen voor een belastingvermindering moet de kredietgever onderworpen zijn aan de personenbelasting en inwoner zijn van het Vlaamse Gewest. Jaarlijkse belastingvermindering De belastingvermindering wordt berekend op basis van de bedragen die de kredietgever uitgeleend heeft in het kader van een of meer Winwinleningen. Het rekenkundig gemiddelde van alle uitgeleende bedragen op 1 januari en 31 december van het belastbare tijdperk wordt als berekeningsgrondslag van de belastingvermindering genomen. Die berekeningsgrondslag bedraagt ten hoogste 50.000 EUR per belastingplichtige. De belastingvermindering bedraagt 2,5% van de berekeningsgrondslag en wordt jaarlijks toegestaan voor de hele looptijd van de Winwinlening (8 jaar).
De belastingvermindering wordt alleen verleend als de kredietgever het volgende bewijs levert: -
bij zijn aangifte in de personenbelasting voor het aanslagjaar dat verbonden is aan het belastbare tijdperk waarin de Winwinlening is gesloten, een kopie van de geregistreerde Winwinlening en een kopie van de brief die hij ontvangen heeft van PMV bij de registratie van de Winwinlening. in zijn aangifte in de personenbelasting voor ieder volgend belastbaar tijdperk waarvoor om de belastingvermindering verzocht wordt, een vermelding van het bedrag van alle uitgeleende bedragen op 1 januari en op 31 december van het betreffende belastbare tijdperk in de daartoe in het aangifteformulier opgenomen vakken.
Het fiscale voordeel wordt ontzegd voor het aanslagjaar waarvoor de bewijslevering ontbreekt, niet correct is, of onvolledig is. Er is geen mogelijkheid tot overdracht van het gederfde fiscale voordeel naar volgende aanslagjaren. Het fiscale voordeel vervalt vanaf het aanslagjaar dat verbonden is met het belastbare tijdperk waarin de kredietgever de Winwinlening vervroegd opeisbaar heeft gesteld of waarin de kredietgever overleden is. Eenmalige belastingvermindering Als tijdens of binnen maximaal zes maanden na de looptijd van de lening zich een van geval voordoet van faillissement, kennelijk onvermogen, of vrijwillige of gedwongen vereffening van de kredietnemer, en als de kredietnemer ten gevolge daarvan een deel of het geheel van de Winwinlening niet kan terugbetalen, en als de kredietgever de Winwinlening opeisbaar heeft gesteld, wordt aan de kredietgever een eenmalige belastingvermindering toegekend. Het bedrag van de hoofdsom dat tijdens het belastbaar tijdperk definitief verloren is gegaan, wordt genomen als berekeningsgrondslag van de belastingvermindering. Die berekeningsgrondslag bedraagt ten hoogste 50.000 EUR. De eenmalige belastingvermindering bedraagt 30% van de berekeningsgrondslag. De eenmalige belastingvermindering wordt toegekend voor het aanslagjaar dat verbonden is met het belastbare tijdperk waarin vaststaat dat een gedeelte of het geheel van de hoofdsom van de Winwinlening definitief verloren is. Voor het verkrijgen van de eenmalige belastingvermindering levert de kredietgever het bewijs aan de hand van de bewijsmiddelen, vermeld in artikel 340 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992. Het recht op de eenmalige belastingvermindering wordt bij overlijden van de kredietgever overgedragen aan zijn rechtverkrijgenden.
9.1.2
VINNOF – VLAAMS INNOVATIEFONDS
Het Vlaams Innovatiefonds, ‘Vinnof’ in het kort, verstrekt risicokapitaal aan innovatieve ondernemers in Vlaanderen. Vinnof werd opgericht als 100 % dochtervennootschap van ParticipatieMaatschappij Vlaanderen (PMV). Vinnof maakt deel uit van PMV-kmo, de business unit kmo-financiering van PMV. PMV heeft voor het Vlaams Innovatiefonds een bedrag van 75 miljoen EUR gereserveerd. Dat bedrag kan op initiatief van de Vlaamse Regering in de loop van 2006 opgetrokken worden tot 150 miljoen EUR. Vinnof richt zich in eerste instantie tot startende ondernemingen. Privékapitaalverschaffers zijn vaak niet bereid om innovatieve starters te financieren, omdat zij het risicoprofiel van die bedrijven te hoog inschatten. Het Vlaams Innovatiefonds wil innovatieve ondernemingen in Vlaanderen meer kansen bieden door in hun prille levensfase financiering aan te reiken. Die financiering, aangeduid als ‘zaaikapitaal’, moet het voor ondernemers gemakkelijker maken om in een volgende fase een beroep te doen op privékapitaalverschaffers. Vinnof is geen subsidieorgaan. Het fonds investeert in ondernemingen en wil daar ook een rendement op halen. De investering gebeurt onder de vorm van een kapitaalparticipatie, een achtergestelde lening of een hybride tussenvorm. Het beoogde rendement kan bestaan uit meerwaarden, dividenden of interesten. De tussenkomst van Vinnof in een onderneming is steeds van beperkte duur, tijdens de opstart en de initiële groei van de onderneming. Vinnof biedt de volgende 3 financieringsproducten aan: 1.
Incubatiefinanciering
Inhoud steunmaatregel De incubatiefinanciering van Vinnof biedt (pre-)starters de mogelijkheid na te gaan of en hoe ze een innovatief idee kunnen realiseren en omzetten in een economische activiteit. Incubatiefinanciering gebeurt onder de vorm van een achtergestelde lening en kan worden toegekend aan ondernemers die van het IWT een subsidie verkrijgen voor een Kmo-Innovatiestudie. Begunstigden Om incubatiefinanciering van Vinnof te kunnen aantrekken, moet uw onderneming een Vlaamse startende kmo zijn, die een innovatief product of dienst wil aanbieden. Een kmo wordt gedefinieerd als een onderneming: - met minder dan 250 werknemers; - waarvan ofwel de jaaromzet niet hoger is dan 50 miljoen EUR, ofwel het balanstotaal niet hoger is dan 43 miljoen EUR; - en die voldoet aan een vastgelegd zelfstandigheidscriterium. Dat wil zeggen dat de geconsolideerde cijfers, ingeval er een deelnemingsrelatie bestaat met andere ondernemingen van 25% of meer van het kapitaal of de stemrechten, moeten voldoen aan bovenvermelde criteria. Een groter aandeelhouderschap door risicokapitaalmaatschappijen, universiteiten of onderzoekscentra zonder winstoogmerk, is evenwel toegestaan. Uw onderneming wordt als een starter beschouwd zolang zij voor nog niet langer dan 3 jaar is ingeschreven bij de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO). Verder mag de commercialisatie van uw product of dienst nog niet op grote schaal zijn opgestart. Uw onderneming wordt als Vlaams beschouwd als zij een exploitatiezetel heeft in het Vlaamse Gewest. Een product of dienst wordt als innovatief beschouwd als het een nieuwe behoefte creëert of een bestaande behoefte op een nieuwe manier invult.
Voorwaarden De incubatiefinanciering van Vinnof kan tot 100.000 euro bedragen. Wel kan het bedrag niet hoger zijn dan de subsidie die het IWT u tegelijkertijd toekent voor een Kmo-Innovatiestudie. De intrestvoet is gelijk is aan de Europese referentie-intrestvoet met betrekking tot staatssteun geldig voor België en is vast voor de looptijd van de lening. Naast de incubatiefinanciering en de subsidie voor een Kmo-Innovatiestudie die het IWT u tegelijkertijd toekent, wordt verwacht dat een privépartij cashmiddelen inbrengt ten bedrage van 20% van de totale financiering. De achtergestelde lening wordt toegekend voor de duur van de Kmo-Innovatiestudie waarvoor het IWT u een subsidie toekent, vermeerderd met 6 jaar. De intresten worden aangerekend op de opgenomen bedragen van de achtergestelde lening en berekend op basis van de kalenderdagen. Alhoewel aangerekend en verschuldigd, dienen er gedurende de eerste periode, gelijk aan de looptijd van de Kmo-Innovatiestudie vermeerderd met drie jaar, geen intresten betaald te worden. De verschuldigde interesten moeten wel terugbetaald worden gelijkmatig gespreid over de laatste drie jaar van de looptijd van de lening en komen bovenop de normale interestbetalingen die verschuldigd zijn in de laatste 3 jaar van de lening. De intrestbetalingen gebeuren in deze periode door middel van driemaandelijkse stortingen. De hoofdsom van de achtergestelde lening moet pas terugbetaald worden in de laatste 3 jaar van de normale looptijd van de lening door middel van constante driemaandelijkse afbetalingen. Vervroegde terugbetaling is ook steeds mogelijk en dat op gelijk welk tijdstip gedurende de looptijd van de lening. Dergelijke vervroegde terugbetalingen verminderen dan uiteraard de latere verschuldigde interestlast. Aanvraagprocedure Om Incubatiefinanciering van Vinnof aan te trekken, moet u bij het IWT een subsidieaanvraag indienen voor een Kmo-Innovatiestudie Type 2, 3 of 6. In het aanvraagdossier moet u vermelden dat u de IWT-subsidie wilt aanvullen met een achtergestelde lening van Vinnof. Het IWT staat in voor de afhandeling van uw dossier en zal met het oog op het verkrijgen van de lening met Vinnof contact opnemen. 2.
Zaaikapitaal
Inhoud steunmaatregel Onder de vorm van Zaaikapitaal investeert Vinnof risicodragend in de opstart en initiële groei van innovatieve ondernemingen in Vlaanderen. Privékapitaalverschaffers zijn vaak niet bereid om innovatieve starters te financieren, omdat zij het risicoprofiel van die bedrijven te hoog inschatten. Het Vlaams Innovatiefonds wil innovatieve ondernemingen in Vlaanderen meer kansen bieden door in hun prille levensfase financiering aan te reiken. Die financiering, aangeduid als ‘zaaikapitaal’, moet het voor ondernemers gemakkelijker maken om in een volgende fase een beroep te doen op privékapitaalverschaffers. Begunstigden Om Zaaikapitaal rechtstreeks van Vinnof te kunnen aantrekken, moet uw onderneming een Vlaamse startende micro-onderneming zijn, die een innovatief product of dienst aanbiedt of wil aanbieden. Een micro-onderneming wordt gedefinieerd als een onderneming: - met minder dan 10 werknemers; - waarvan ofwel de jaaromzet niet hoger is dan 2 miljoen EUR, ofwel het balanstotaal niet hoger is dan 2 miljoen EUR; - en die voldoet aan een vastgelegd zelfstandigheidscriterium. Dat wil zeggen dat de geconsolideerde cijfers, ingeval er een deelnemingsrelatie bestaat met andere ondernemingen van 25% of meer van het kapitaal of de stemrechten, moeten voldoen aan bovenvermelde criteria. Een groter aandeelhouderschap door risicokapitaalmaatschappijen, universiteiten of onderzoekscentra zonder winstoogmerk, is evenwel toegestaan.
Uw onderneming wordt als een starter beschouwd zolang zij voor nog niet langer dan 3 jaar is ingeschreven bij de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO). Verder mag de commercialisatie van uw product of dienst nog niet op grote schaal zijn opgestart. Uw onderneming wordt als Vlaams beschouwd als zij een exploitatiezetel heeft in het Vlaamse Gewest. Een product of dienst wordt als innovatief beschouwd als het een nieuwe behoefte creëert of een bestaande behoefte op een nieuwe manier invult. Een Zaaikapitaalinvestering van Vinnof kan gebeuren onder de vorm van een kapitaalparticipatie, een achtergestelde lening of een hybride tussenvorm (converteerbare lening, lening met warranten,...). Voorwaarden Elke Vinnof-Zaaikapitaalinvestering moet gepaard gaan met een cash-investering vanwege een privépartij ten belope van minstens 25% van de Vinnof-investering. De Vinnof-Zaaikapitaalinvestering kan met andere woorden maximaal 80% bedragen van het totaalbedrag dat op hetzelfde moment in uw onderneming wordt geïnvesteerd. Daarnaast kan de som van alle Vinnof-investeringen in uw onderneming maximaal 500.000 EUR bedragen. Aanvraagprocedure Een Vinnof-Zaaikapitaalinvestering kan aangevraagd worden hetzij via één van de Partnerfondsen van Vinnof, hetzij rechtstreeks bij Vinnof. Een rechtstreekse investeringsaanvraag stuurt u naar PMV. Van zodra PMV uw ingevulde Vinnof-aanvraagformulier heeft ontvangen, wordt er een investeringsanalyse opgestart. Die bestaat in eerste instantie uit een ontvankelijkheidstoets. Daaropvolgend vindt een kennismakingsgesprek plaats, om meer te weten te komen over uzelf en uw investeringsproject. Na het kennismakinggesprek doet het management van Vinnof een eerste inhoudelijke evaluatie van uw aanvraag. Die evaluatie kan aanleiding geven tot het opvragen van verdere informatie bij u, de beslissing om een diepgaande analyse van uw aanvraag op te starten of de beslissing dat uw dossier niet in aanmerking komt voor een Vinnof-investering; u zal daarvan op de hoogte worden gesteld door middel van een brief. Ingeval het investeringscomité op basis van het investeringsvoorstel een positieve investeringsbelissing neemt, zal Vinnof u per post een ‘term sheet’ bezorgen. Op basis van die term sheet kunnen de investeringsdocumenten worden opgesteld en kan de investering uitgevoerd worden. 3.
Projectfinanciering
Inhoud steunmaatregel Het Vlaams Innovatiefonds kan innovatieprojecten van kmo’s financieren, in aanvulling tot een IWT-subsidie toegekend in het kader van een Kmo-Innovatieproject of een O&O-Bedrijfsproject. Projectfinanciering door Vinnof gebeurt onder de vorm van een achtergestelde lening. Een achtergestelde lening is een lening die bij liquidatie van de onderneming pas wordt terugbetaald als alle andere schulden zijn betaald. Een achtergestelde lening noemt men daarom wel quasi-eigen vermogen, omdat het een tussenvorm is van eigen vermogen en vreemd vermogen. In geval van een faillissement geldt wettelijk de volgende volgorde van terugbetaling: 1. preferente schulden (schulden met hypotheekrecht of pandrecht en andere in de wet genoemde preferente schulden); 2. gewone leningen (obligatieleningen, crediteuren, bankkredieten en overige gewone schulden); 3. achtergestelde leningen 4. eigen vermogen De kredietgever van een achtergestelde lening loopt meer risico en rekent daarom vaak een hoger intrestpercentage aan. Aan de andere kant biedt het de onderneming de mogelijkheid meer vreemd vermogen op te nemen aan een lagere interest.
Begunstigden De aanvraag voor projectfinanciering van Vinnof moet uitgaan van een kmo waaraan het IWT een subsidie toekent voor een Kmo-Innovatieproject of O&O-Bedrijfsproject. Een kmo wordt gedefinieerd als een onderneming: - met minder dan 250 werknemers; - waarvan ofwel de jaaromzet niet hoger is dan 50 miljoen EUR, ofwel het balanstotaal niet hoger is dan 43 miljoen EUR; - en die voldoet aan een vastgelegd zelfstandigheidscriterium. Dat wil zeggen dat de geconsolideerde cijfers, ingeval er een deelnemingsrelatie bestaat met andere ondernemingen van 25% of meer van het kapitaal of de stemrechten, moeten voldoen aan bovenvermelde criteria. Een groter aandeelhouderschap door risicokapitaalmaatschappijen, universiteiten of onderzoekscentra zonder winstoogmerk, is evenwel toegestaan. Voorwaarden De Vinnof-Projectfinanciering kan maximaal 800.000 EUR per kmo bedragen. Dat bedrag kan beschouwd worden als een kredietlijn, die kan aangewend worden als aanvullende financiering voor meerdere IWTprojecten van één kmo. Tot een bedrag van 300.000 EUR wordt een intrestvoet gehanteerd die gelijk is aan de Europese referentieintrestvoet met betrekking tot staatssteun geldig voor België. Die referentie-intrestvoet is beschikbaar op internet via: http://europa.eu.int/comm/competition/state_aid/others/reference_rates.html en bedroeg op 01/06/06: 4,36%. Boven 300.000 EUR en tot maximum 800.000 EUR per kmo wordt een intrest aangerekend gelijk aan voormelde Europese referentie-intrest verhoogd met 4%, hetgeen per 01/01/06 uitkomt op 7,70% (3,70% + 4%). De intrestvoet is vast voor de looptijd van de lening. De verschuldigde intresten worden bepaald op basis van het ontleend bedrag met als tijdsbasis het aantal kalenderdagen. Inbreng ondernemer De IWT-subsidie en de Projectfinanciering van Vinnof mogen samen niet meer dan 80% van de projectkosten vertegenwoordigen. Dat wil zeggen dat minstens 20% van het innovatieproject moet gefinancierd worden met eigen middelen van de onderneming. De onderneming moet tevens te beschikken over een permanent vermogen dat minstens gelijk is aan de som van IWT-subsidie en de Vinnof-Projectfinanciering. Looptijd lening, intrestbetalingen en terugbetaling hoofdsom De achtergestelde lening wordt toegekend voor de looptijd van het IWT-project, vermeerderd met 6 jaar. De interesten worden aangerekend op de opgenomen bedragen van de achtergestelde lening en berekend op basis van de kalenderdagen. Alhoewel aangerekend en verschuldigd, moeter er gedurende de eerste periode, gelijk aan de looptijd van het project vermeerderd met drie jaar, geen interesten betaald worden. De verschuldigde intresten moeten wel terugbetaald worden gelijkmatig gespreid over de laatste drie jaar van de normale looptijd van de lening en komen bovenop de normale interestbetalingen die verschuldigd zijn in de laatste 3 jaar van de lening. De intrestbetalingen gebeuren in die periode door middel van driemaandelijkse stortingen. De hoofdsom van de achtergestelde lening moet pas terugbetaald worden in de laatste 3 jaar van de normale looptijd van de lening door middel van constante driemaandelijkse afbetalingen .
Vervroegde terugbetaling is ook steeds mogelijk en dat op gelijk welk tijdstip gedurende de looptijd van de lening. Dergelijke vervroegde terugbetalingen verminderen dan uiteraard de latere verschuldigde intrestlast. Aanvraagprocedure Om Projectfinanciering van Vinnof aan te trekken, moet u bij het IWT een subsidieaanvraag indienen voor een Kmo-Innovatieproject of een O&O-Bedrijfsproject. In het aanvraagdossier moet u vermelden dat u de IWTsubsidie wilt aanvullen met een achtergestelde lening van Vinnof. Het IWT staat in voor de afhandeling van uw dossier en zal met het oog op het verkrijgen van de lening met Vinnof contact opnemen.
9.1.3
ARKIMEDES
Inhoud steunmaatregel ARKimedes verzamelt middelen bij het publiek en stelt die ter beschikking van erkende risicokapitaalverschaffers. De geselecteerde fondsen worden ARKIV' s genoemd. De opdracht van de ARKIV' s bestaat erin om in kmo’s te investeren die het meest geschikt geacht worden met het oog op een goed rendement. Een investering van een ARKIV wordt een ARK-investering genoemd. Begunstigden Ondernemingen met een exploitatiezetel in het Vlaamse Gewest en die voldoen aan de Europese kmo-definitie kunnen genieten van deze ARK-investeringen: De Europese kmo-definitie verwijst naar ondernemingen : - met minder dan 250 werknemers; - waarvan ofwel de jaaromzet € 40 miljoen niet overschrijdt; - ofwel het jaarlijks balanstotaal € 27 miljoen niet overschrijdt; - die voldoen aan het vastgelegd zelfstandigheidscriterium. Voorwaarden De ARK-investering moet gebeuren door middel van een nieuwe inbreng van geld in de doelonderneming. Die moet gebeuren via de inschrijving op een kapitaalverhoging, al dan niet in combinatie met de inschrijving op een lening. Een investering die uitsluitend neerkomt op de overname van de aandelen van een bestaande aandeelhouder komt bijgevolg niet in aanmerking. Uw onderneming gebruikt de extra financiële middelen die ze ontvangt om investeringen uit te voeren in het Vlaamse Gewest, of om er werkgelegenheid of toegevoegde waarde te creëren. De investering bedraagt, samen met eventuele andere investeringen van ARKIV' s in uw onderneming, 12 maanden vóór en na de investeringsdatum, niet meer dan 1 miljoen EUR. Aanvraagprocedure Om een investering met middelen van ARKimedes aan te trekken, moet u een businessplan met investeringsvoorstel bezorgen aan een risicokapitaalverschaffer die erkend werd als ARKIV. U hoeft daarin niet expliciet te vermelden dat u middelen van ARKimedes wil aantrekken. ARKIV' s beschikken over middelen van ARKimedes; zij kunnen zelf beslissen om al dan niet in uw onderneming te investeren en daarbij de middelen van ARKimedes aan te wenden. Een overzicht van de erkende ARKIV' s kan u vinden op de website van de Participatiemaatschappij Vlaanderen: http://www.pmv-kmo.be/pmv-1.0/view/nl/458.
9.1.4
WAARBORGREGELING
Inhoud steunmaatregel De waarborgregeling wil tegemoet komen aan het tekort aan zekerheden waarmee kmo’s vaak geconfronteerd worden als zij een krediet willen verkrijgen van een bank. Met de regeling stelt de Vlaamse overheid zich borg voor een gedeelte van het krediet dat een kmo nodig heeft. De waarborgregeling wordt aangeboden door 20 financiële instellingen die in Vlaanderen actief zijn. Jaarlijks kunnen zij een beroep op 180 miljoen EUR aan overheidswaarborgen. Als ondernemer stapt u voor de financiering van uw investeringen doorgaans naar de bank. U moet daar een sterk dossier kunnen voorleggen. U zult de bank moeten overtuigen van de slaagkansen van uw project en voldoende zekerheden moeten bieden. Het kan gebeuren dat de bank gelooft in uw project, maar u toch geen krediet kan toekennen, omdat er een gebrek aan zekerheden is. Slecht nieuws voor uw onderneming, want u kunt uw investeringsproject, of een gedeelte daarvan, niet uitvoeren. Als de bank u geen krediet kan verlenen, enkel en alleen omdat u onvoldoende zekerheden kunt bieden, is de waarborgregeling een goed alternatief. Met de nieuwe Waarborgregeling stelt de Vlaamse overheid zich borg voor een deel van het krediet dat u nodig hebt. Daardoor verlaagt het risico voor uw bank en verhoogt uw kredietwaardigheid. De hoogte van de waarborg is afhankelijk van uw kredietbehoefte en uw tekort aan zekerheden. Begunstigden Om van de Waarborgregeling te kunnen genieten, moet uw onderneming een kmo zijn. Een kmo wordt gedefinieerd als een onderneming: -
met minder dan 250 werknemers; waarvan ofwel de jaaromzet niet hoger is dan 50 miljoen EUR, ofwel het balanstotaal niet hoger is dan 43 miljoen EUR; die voldoet aan een vastgelegd zelfstandigheidscriterium. Dat wil zeggen dat de geconsolideerde cijfers, ingeval er een deelnemingsrelatie bestaat met andere ondernemingen van 25% of meer van het kapitaal of de stemrechten, moeten voldoen aan bovenvermelde criteria. Een groter aandeelhouderschap door risicokapitaalmaatschappijen, universiteiten of onderzoekscentra zonder winstoogmerk, is evenwel toegestaan.
Voorwaarden De investering moet gebeuren op het grondgebied van het Vlaamse Gewest of, buiten het grondgebied van het Vlaamse Gewest indien het gaat om de financiering van de activiteit van een in Vlaanderen gevestigde entiteit, dit wil zeggen in geval van een vennootschap moet de maatschappelijke zetel in Vlaanderen gevestigd zijn, in geval van een natuurlijk persoon, het domicilie. Eénzelfde kmo kan via de Waarborgregeling van maximum 500.000 EUR aan waarborgen gebruik maken. Dat bedrag kan overschreden worden na grondig onderzoek door Waarborgbeheer nv en mits goedkeuring door de Vlaamse minister van Economie. De waarborg kan betrekking hebben op ten hoogste 75% van het bedrag van uw krediet. Voor de waarborg moet er een éénmalige premie betaald worden. De premie wordt berekend in functie van de omvang en de looptijd van de waarborg: bedrag van de waarborg X duur van de waarborg in jaren X 0,5 %. De waarborg heeft een aanvullend karakter en komt bovenop de andere zekerheden die de bank u vraagt.
Aanvraagprocedure Uw bank is uw aanspreekpunt als u gebruik wenst te maken van de Waarborgregeling. De regeling wordt door nagenoeg alle banken aangeboden. De bank beslist of u bij de financiering van uw onderneming voor de Waarborgregeling in aanmerking komt. Een lijst van de banken die de Waarborgregeling aanbieden, vindt u op http://www.pmv-kmo.be/pmv1.0/view/nl/454.
9.1.4.1 WAARBORGREGELING VOOR KMO’S DIE HINDER ONDERVINDEN VAN OPENBARE WERKEN ? Bij openbare werken zijn handelaars soms moeilijk bereikbaar. Daardoor lijden ze inkomensverlies en krijgen ze vaak moeilijk toegang tot bankkredieten. De Vlaamse Regering wil het hen gemakkelijker maken om die moeilijke periode te overbruggen en stelt daarom volgende voorwaarden: -
er moet geen premie betaald worden; de overheidswaarborg kan gebruikt worden voor de financiering van bedrijfskapitaal of de herfinanciering van bankschulden op korte termijn; er moeten geen zekerheden worden geboden; de handelaar moet de hinder als gevolg van openbare werken kunnen aantonen. Een handelaar wordt verondersteld hinder te ondervinden als zijn onderneming in het laatste kwartaal een omzetverlies van minstens 30% heeft geleden in vergelijking met het gemiddelde van de laatste vier kwartalen voorafgaand aan de start van de openbare werken of, als de handelaar nog niet zo lang actief is, in vergelijking met het gemiddelde van de kwartalen waarin de handelaar reeds actief was voorafgaand aan de start van de openbare werken. De waarborgen die aan een krediet worden gekoppeld, hebben een looptijd van maximaal 5 jaar.
Aanvraagprocedure De aanvraag tot het bekomen van een overheidswaarborg moet gebeuren binnen de 6 maanden na beëindiging van de wegenwerken. Uw bank is uw aanspreekpunt als u gebruik wenst te maken van de Waarborgregeling. De regeling wordt door nagenoeg alle banken aangeboden. De bank beslist of u bij de financiering van uw onderneming voor de Waarborgregeling in aanmerking komt. Een lijst van de banken die de Waarborgregeling aanbieden, vindt u op http://www.pmv-kmo.be/pmv1.0/view/nl/454. Voor meer informatie kan men terecht bij: Waarborgbeheer nv PMV-kmo Hooikaai 55 1000 Brussel Tel.: 02/229 52 60 Fax: 02/229 52 61 E-mail:
[email protected] Website: www.waarborgregeling.be
9.1.5
FONDS VLAANDEREN-INTERNATIONAAL
Inhoud steunmaatregel Het Fonds Vlaanderen-Internationaal, afgekort als ‘FVI’, wil bijdragen tot het internationaliseren en de groei van Vlaamse kmo’s door risicodragend deel te nemen in de buitenlandse investeringsprojecten van die kmo’s. Een investering van het FVI gebeurt in principe op het niveau van de buitenlandse entiteit en kan bestaan uit een kapitaalparticipatie of een lening met kapitaalkarakter. De investeringen van het FVI liggen per project tussen minimum 150.000 EUR en maximum 1 miljoen EUR. Het FVI werkt marktconform en streeft een rendement na dat overeenstemt met het risicoprofiel van het project. Het FVI investeert steeds aan de zijde van een andere investeringsmaatschappij of financiële instelling. Met de Belgische Maatschappij voor Internationale Investering (BMI) werd daartoe een structureel samenwerkingsverband gesloten. Begunstigden Om voor haar buitenlandse participatie een investering van het FVI te kunnen aantrekken, moet uw onderneming een Vlaamse kmo zijn. Een kmo wordt gedefinieerd als een onderneming: -
met minder dan 250 werknemers waarvan ofwel de jaaromzet niet hoger is dan 50 miljoen EUR, ofwel het balanstotaal niet hoger is dan 43 miljoen EUR die voldoet aan een vastgelegd zelfstandigheidscriterium. Dat wil zeggen dat de geconsolideerde cijfers, ingeval er een deelnemingsrelatie bestaat met andere ondernemingen van 25% of meer van het kapitaal of de stemrechten, moeten voldoen aan bovenvermelde criteria. Een groter aandeelhouderschap door risicokapitaalmaatschappijen, universiteiten of onderzoekscentra zonder winstoogmerk, is evenwel toegestaan.
Uw onderneming wordt als Vlaams beschouwd als zij een exploitatiezetel heeft in het Vlaamse Gewest. Projecten Het FVI kan zowel tussenkomen in de financiering van nieuwe buitenlandse investeringsprojecten (zogenaamde ' greenfields' ) als in de uitbreiding van bestaande projecten of de overname van een bestaande entiteit in het buitenland, even goed als bij de oprichting van nieuwe 100% dochterondernemingen of bij ' joint ventures'met lokale partners. Niet alleen ' productieve'investeringen in de industriële sector komen in aanmerking, ook projecten uit de dienstensector komen in aanmerking. Het louter opzetten van buitenlandse verkoopskantoren behoort niet tot de doelstelling van het FVI. Het FVI kan in principe wereldwijd investeren. Niettemin gaat een zekere voorkeur uit naar de groeiregio' s of ‘opkomende markten’ in Azië, Centraal- en Oost-Europa en Latijns Amerika. Het FVI neemt uitsluitend deel aan investeringsprojecten die uitzicht bieden op groei en/of versterking van de Vlaamse exploitatiezetel van uw onderneming; investeringsprojecten mogen geen loutere ' delokalisatie'van de Vlaamse onderneming tot gevolg hebben; het begrip ' groei'wordt evenwel in de brede zin van het woord geïnterpreteerd en als indicatoren worden omzet, toegevoegde waarde, winst, tewerkstelling en investeringen in beschouwing genomen. Groei wordt in eerste instantie nagestreefd voor de Vlaamse exploitatiezetel van een onderneming; toch wordt ook de totale groei van de onderneming - dus inclusief de groei van exploitatiezetels die niet in Vlaanderen gelegen zijn - in beschouwing genomen omdat de totale groei meestal ook bijdraagt tot de versterking van de Vlaamse exploitatiezetel. Voorwaarden Er zal gestreefd worden naar blijvende positieve resultaten in die zin dat het investeringsproject, na de
beëindiging van de tussenkomst, op eigen kracht verder kan. De investeringsprojecten zullen eveneens afgetoetst worden op hun ethisch karakter (verbod op kinderarbeid, respect voor de rechten van de mens en van het milieu, enz…). De tussenkomsten van het FVI gebeuren steeds aan de zijde van een andere financiële organisatie/instelling (zoals bijvoorbeeld de BMI of een commerciële bank) die opereert tegen marktconforme voorwaarden, rekening houdend met de specifieke risico' s die verbonden zijn aan de aard van de tussenkomst. Zij kunnen de vorm aannemen van kapitaalparticipaties (steeds minderheidsparticipaties) of leningen met kapitaalkarakter (achtergestelde en/of deelnemende leningen die al dan niet converteerbaar kunnen zijn). Het betreft dus risicodragende tussenkomsten waarbij meerwaarden worden nagestreefd of (gedeeltelijke) variabele interestvoeten. De tussenkomsten zullen zich in principe op het niveau van de buitenlandse entiteit bevinden zonder garanties vanwege de Vlaamse moedermaatschappij (behoudens de contractueel bedongen terugkoopopties), uitgezonderd mogelijke achtergestelde leningen op het niveau van de Vlaamse moedermaatschappij, welke gebruikt worden voor de financiering van de buitenlandse entiteit. De investeringen van het FVI bedragen per project maximum 1 miljoen EUR. De tussenkomsten van het FVI hebben een tijdelijk karakter. Voor leningen wordt een gemiddelde gratieperiode van 2 à 3 jaar vooropgesteld met vervolgens een in de tijd gespreide terugbetaling (gemiddeld 4 à 5 jaar) rekening houdend met de daartoe relevante parameters van het investeringsproject; voor kapitaalparticipaties wordt een uitstap voorzien tijdens de maturiteitsfase van het project (gemiddeld na 5 à 10 jaar) en kan onder meer gebeuren via put en call opties naar de Vlaamse onderneming toe. De bedoeling van het FVI is om steeds marktconform te werken, i.e. niet subsidiërend, en met rendementsdoelstellingen die overeenstemmen met het risicoprofiel van het project.
9.1.6
CULTUUR INVEST
Inhoud steunmaatregel CultuurInvest is een nieuw investeringsfonds dat exclusief ondernemingen en projecten in de sector van de cultuurindustrieën wil financieren. Begunstigden Concreet behoren ondernemingen binnen volgende sectoren typisch tot de doelsector: -
nieuwe media en computergames; de audiovisuele sector en digitale vormgeving; de muziekindustrie en het concertwezen; design en designermode; de gedrukte media en grafische vormgeving; de uitgeverijen en de boekhandel; de musical en podiumkunsten; de distributie binnen de beeldende kunsten.
Project CultuurInvest wil rechtstreeks investeren in ondernemingen in de doelsector met 3 ‘producten’: -
Projectfinanciering: korte termijn en overbruggingsfinanciering voor concrete projecten; Groeikapitaal: kapitaalparticipaties in meer mature groeiondernemingen; Achtergestelde leningen: quasi-kapitaal op lange termijn geïnvesteerd in de doelsector.
Financiering CultuurInvest zal van start gaan met een kapitaalbasis van 20 miljoen euro. In een tweede fase kunnen bijkomende privémiddelen opgehaald worden om de middelen van CultuurInvest tot 32,5 miljoen euro te brengen. Diversen ParticipatieMaatschappij Vlaanderen (PMV) is verantwoordelijk voor het beheer en de operationalisering van CultuurInvest. De operationalisering van CultuurInvest vraagt in eerste instantie nog heel wat werk achter de schermen (aanmelding Europa, advies Instituut voor de Nationale Rekeningen mbt ESR-impact, uitbouw managementteam, afronden financieringsafspraken, opmaak website, opmaak procedures en contractdocumentatie, ...). Voor meer info:
[email protected] Aanvullende inlichtingen ParticipatieMaatschappij Vlaanderen nv Hooikaai 55 1000 Brussel Tel.: 02/229 52 30 Fax: 02/229 52 31 E-mail:
[email protected] Website: http://www.pmv-kmo.be
10.
VLAAMS AGENTSCHAP ONDERNEMEN - VLAO
10.1
VLAO-BEDRIJFSADVIES
Inhoud steunmaatregel Het Vlaams Agentschap Ondernemen stelt de ervaring en knowhow van zijn deskundigen tot uw beschikking en begeleidt en adviseert ondernemers in talrijke domeinen:
-
Start: · maakt u wegwijs bij het opstarten van uw onderneming; · helpt u bij het opstellen van uw ondernemingsplan; · onderzoekt de haalbaarheid van uw project.
-
Financiering en steunmaatregelen: · informeert u over de steunmaatregelen en financieringsmechanismen van de overheid; · gaat actief met u op zoek naar de maatregelen waarvan u gebruik kan maken; · onderzoekt of risicokapitaal voor u een oplossing kan zijn; · brengt u in contact met risicokapitaalverschaffers in Vlaanderen.
-
Vestiging en ruimtelijke ordening: · gaat met u op zoek naar een geschikte vestiging voor uw bedrijf; · informeert u over de wetgeving rond stedenbouw en ruimtelijke ordening; · informeert u over de vergunningen die een onderneming moet aanvragen.
-
Groei: · geeft advies in het kader van de uitbreiding van uw onderneming; · adviseert u bij het maken van strategische keuzes; · helpt u bij het bepalen van de sterktes en zwaktes van uw onderneming.
-
Milieu: · informeert u over alle onderwerpen die verband houden met milieuzorg; · helpt u bij het vinden van duurzame bedrijventerreinen; · informeert u over milieuwetgeving, milieuvergunningen en milieutechnologie; · assisteert u bij het aanvragen van de vereiste vergunningen.
-
Efficiënt energiegebruik: · begeleidt ondernemingen die willen besparen op hun energiegebruik; · informeert u over efficiënt energiegebruik in uw onderneming; · helpt u bij het vinden van energie-efficiënte technologie; · zoekt voor uw onderneming gepaste energiesteunmaatregelen.
-
Innovatie: · geeft uw onderneming advies bij innovatietrajecten; · begeleidt uw organisatie bij het afstemmen op vernieuwingen; · brengt u in contact met onderzoekspartners en industriële partners; · adviseert en begeleidt bij het verkrijgen van steunmaatregelen voor innovatieactiviteiten; · informeert u over intellectuele eigendomsrechten; · begeleidt uw onderneming bij het hanteren van design als vernieuwend managementinstrument.
-
Internationaal ondernemen: · begeleidt u bij de lancering van een product of technologie op de buitenlandse markt; · helpt u bij prospectie naar potentiële partners; · organiseert bedrijvencontactdagen met buitenlandse bedrijven voor technologische, commerciële of financiële samenwerking.
-
Werk: · begeleidt u bij uw overstap naar ondernemen; · verwijst door naar andere instanties voor opleiding, begeleiding en steunmaatregelen bij de aanwerving van personeel.
Aanvullende inlichtingen Contacteer de VLAO-directie in uw provincie: ANTWERPEN Lange Lozanastraat 223 2018 ANTWERPEN Tel.: 03/240 68 73 Fax: 03/240 68 68 Email:
[email protected] LIMBURG Kunstlaan 18 3500 HASSELT Tel.: 011/30 01 00 Fax: 011/30 01 01 Email:
[email protected] OOST-VLAANDEREN Seminariestraat 2 9000 GENT Tel.: 09/267 40 00 Fax: 09/267 40 60 E-mail:
[email protected] VLAAMS-BRABANT Ubicenter, 3de verdieping Philipssite 5 3001 LEUVEN Tel.: 016/31 10 50 Fax: 016/31 10 51 E-mail:
[email protected] WEST-VLAANDEREN Baron Ruzettelaan 33 8310 ASSEBROEK-BRUGGE Tel.: 050/36 71 11 Fax: 050/37 77 23 E-mail:
[email protected] HOOFDZETEL Koloniënstraat 56 – 6de verdieping 1000 BRUSSEL Tel.: 02/227 60 20 Fax: 02/227 60 11 E-mail:
[email protected] Website: www.vlao.be
10.2
DESIGN VLAANDEREN
Inhoud steunmaatregel Design Vlaanderen promoot designers en hun ontwerpen en stimuleert bedrijven en publiek om design te gebruiken. Begunstigden Design Vlaanderen werkt voor bedrijven en: - informeert bedrijven in hun zoektocht naar designers, - begeleidt managers in het sturen van design in hun bedrijf door middel van workshops in design management, bedrijfsbezoeken en contactdagen, - toont hun nieuwe producten in zijn galerie, - stimuleert deelname aan beurzen, - geeft subsidies aan projecten die op economisch vlak design stimuleren. Design Vlaanderen werkt voor ontwerpers en: - zoekt naar nieuw talent tijdens de Lente- en Herfstselecties, - selecteert en promoot vormgevers die kwalitatief en hedendaags werken in het domein van ambachtelijke, grafische en industriële vormgeving, - toont hun werk in zijn galerie, - geeft subsidies aan ontwerpers die op creatief vlak onderzoek doen, - organiseert tentoonstellingen, colloquia, voordrachten, workshops, internationale wedstrijden, - geeft juridisch en ander advies aan individuele vormgevers en bureaus bij het opstarten van hun ateliers. Design Vlaanderen werkt voor een groot publiek en: - inventariseert het terrein van de hedendaagse vormgeving in de ruimste zin van het woord, - verstrekt actuele en accurate informatie via de databank op zijn website, - publiceert een actueel tijdschrift Kwintessens en een nieuwsbrief, - reikt de ' Henry van de Velde Prijzen'uit, - organiseert de Triënnale voor Vormgeving, - bouwt een Design Bibliotheek uit. Design Vlaanderen werkt wereldwijd: - Via tal van internationale netwerken: European Design Forum (EDF), Bureau of European Design Associations (BEDA), International Council of Societies of Industrial Design (ICSID), World Crafts Council (WCC), European Textile Network (ETN) en Design Management Institute (DMI).
Aanvullende inlichtingen Wil je meer informatie over door Design Vlaanderen erkende Vlaamse vormgevers, kijk dan verder in de Design Database. Hier vind je links naar bedrijven, ontwerpers, galeries en musea die werkzaam zijn rond hedendaagse vormgeving en design. Design Vlaanderen Kanselarijstraat 19 1000 Brussel Tel.: 02/227 49 60 E-mail:
[email protected] Website: www.designvlaanderen.be
DEEL II: FISCALE STEUN
1.
INVESTERINGSAFTREK
Inhoud steunmaatregel Een onderneming, die bij de oprichting of uitbreiding een investering uitvoert, kan onder bepaalde voorwaarden een investeringsaftrek verkrijgen. Dit is een fiscaal voordeel waarbij men een bepaald percentage van de aanschaffings- of beleggingswaarde van de investeringen uitgevoerd tijdens het belastbaar tijdperk, mag aftrekken van de belastbare winst. Het percentage past men éénmalig toe op de aanschaffings-of beleggingswaarde van de goederen. Bij de ‘gespreide’ investeringsaftrek gebeurt de berekening evenwel op het jaarlijks afschrijvingsbedrag. Indien de winst onvoldoende is, mogen de investeringsaftrekken die niet kunnen worden verricht, onder bepaalde voorwaarden overgedragen worden op de winsten van de volgende belastbare tijdperken. Projecten Concreet moet het gaan om volgende investeringen: -
octrooien; milieuvriendelijke investeringen voor onderzoek en ontwikkeling; energiebesparende investeringen; rookafzuig - of verluchtingssystemen in horeca-inrichtingen; investeringen tot aanmoediging van het hergebruik van verpakkingen van dranken en nijverheidsproducten; investeringen in beveiliging; investeringen in zeeschepen.
Volgende investeringen zijn uitgesloten van de investeringsaftrek: -
niet uitsluitend voor het beroep gebruikte activa; de investeringen die zijn gefinancierd door tussenkomst van een coördinatiecentrum en waarbij aan de kapitaalverschaffer een fictieve roerende voorheffing wordt toegekend; de gebouwen aangeschaft in het vooruitzicht van wederverkoop; de niet-afschrijfbare activa of activa afschrijfbaar op minder dan drie jaar; de bijkomende lasten indien ze niet samen met de activa waarop ze betrekking hebben, worden afgeschreven; de personenwagens en de wagens voor dubbel gebruik; als het recht van gebruik van een investeringsgoed afgestaan wordt aan een derde, wat het geval is bij verhuur. Een uitzondering wordt echter gemaakt als de gebruiker een natuurlijk persoon is, en hij het gehuurde goed gebruikt voor de uitoefening van zijn zelfstandige beroepsactiviteit.
Steunpercentages Voor de investeringen uitgevoerd in 2007 (aanslagjaar 2008) gelden volgende percentages: -
Octrooien, milieuvriendelijke investeringen voor onderzoek en ontwikkeling, energiebesparende investeringen en rookafzuig- of verluchtingssystemen in horeca-inrichtingen: 13,5%; Investeringen tot aanmoediging van het hergebruik van verpakkingen van dranken en nijverheidsproducten: 3%; Investeringen in beveiliging: 20,5%; Investeringen in zeeschepen: 30%.
Aanvraagprocedure Formulier 275 U invullen en bij de belastingsaangifte voegen. De belastingplichtige die geopteerd heeft voor de gespreide aftrek moet dit formulier elk jaar bij zijn aangifte voegen tot het volledig investeringsbedrag is afgetrokken.
Per categorie van vaste activa een opgave bijvoegen met volgende inlichtingen: - datum van aanschaffing of verwerving; - de juiste benaming; - de aanschaffings- of beleggingswaarde; - de normale gebruiksduur en de afschrijvingsduur. Voor de energiebesparende investeringen moet het attest, om bij de belastingsaangifte te voegen, via het formulier CEB-2 worden aangevraagd, op straffe van verval, binnen drie maanden na de laatste dag van het belastbaar tijdperk waarin de activa zijn verworven, bij: Vlaamse Overheid Vlaams Energie Agentschap Frank Van Droogenbroeck Vlaams Energie Agentschap North Plaza B Koning Albert II-laan 7 1210 Brussel Tel.: 02/553 46 00 Fax : 02/553 46 01 E-mail:
[email protected] Website: www.energiesparen.be Voor de milieuvriendelijke investeringen in onderzoek en ontwikkeling moet bij de aangifte van de inkomstenbelastingen van het tijdperk waarin de bedoelde bestanddelen zijn aangeschaft of tot stand gebracht, een attest worden bijgevoegd. Een aanvraagformulier tot het verkrijgen van dit attest, dat het milieuvriendelijk karakter van de investering moet bevestigen, wordt aangevraagd bij: Vlaamse Overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energiebeleid (LNE) Graaf de Ferraris-gebouw, 3de verdieping Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 Brussel Tel.: 02/553 03 11 Fax: 02/553 80 55 E-mail:
[email protected] Website: www.mina.be/efaminabel.html De verwerving van de octrooien moet gestaafd worden door: - een afschrift van het contract op grond waarvan de onderneming het octrooi of het recht tot exploitatie ervan heeft aangeschaft; - het bewijs dat het octrooi of het recht tot exploitatie ervan nooit door een andere onderneming voor het uitoefenen van haar beroepswerkzaamheid in België is gebruikt. Voor de investeringen in beveiliging is er sinds 1 april 2004 een nieuwe procedure van kracht. De procedure omvat drie fasen: aanbeveling (veiligheidscharter), uitvoeren van de investeringen en goedkeuring van de investeringen. Via de website www.vps.fgov.be moet u eerst de risicocategorie van uw onderneming bepalen aan de hand van een aantal vragen. Afhankelijk van de risicocategorie verkrijgt u een veiligheidscharter. Binnen dit charter worden investeringen aanbevolen in een welbepaalde te respecteren volgorde. Indien gewenst, kunt u bijkomend technisch advies inwinnen. Na het uitvoeren van de investeringen moet u deze laten goedkeuren. Onderaan het veiligheidscharter is een vak voorzien voor de aangifte van de gerealiseerde investeringen. Nadat u dit ingevuld heeft, stuurt u het volledige dossier naar de ambtenaar belast met adviezen inzake technopreventie van de politiezone waar de activa worden gebruikt. Dit dossier moet de ambtenaar bereiken voor 31 januari volgend op het jaar waarin de investeringen werden gerealiseerd.
De ambtenaar belast met adviezen inzake technopreventie beoordeelt de kwaliteit van de gerealiseerde investeringen en hun conformiteit met het veiligheidscharter. Bij goedkeuring of afkeuring vult de ambtenaar het daarvoor voorziene vak op het veiligheidscharter in en stuurt het dossier naar u terug. Een kopie van de goedkeuring moet u vervolgens bij uw belastingsaangifte voegen. Bijkomende inlichtingen kunt u verkrijgen bij: Vast Secretariaat voor Preventiebeleid Koningsstraat 56 1000 Brussel Tel.: 02/557 35 61 E-mail:
[email protected] Website: www.vps.fgov.be OPMERKING Door de invoering van de notionele interestaftrek werd zowel het percentage van de eenmalige als van de gespreide investeringsaftrek m.b.t gewone investeringen vanaf aanslagjaar 2007 tot 0 teruggebracht. Met betrekking tot de gespreide investeringsaftrek wordt voorzien in een overgangsregeling: de gewone gespreide investeringsaftrek voor vennootschappen blijft van toepassing m.b.t. de activa die zijn verkregen of tot stand gebracht tijdens een jaar of boekjaar dat aan het aanslagjaar 2006 of een vroeger aanslagjaar is verbonden.
Aanvullende inlichtingen FOD Financiën Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit North Galaxy-bus 25 Koning Albert II-laan 33 1030 Brussel Tel.: 0257/257 57 (call center) E-mail:
[email protected] Website: fiscus.fgov.be
2.
NOTIONELE INTRESTAFTREK
Inhoud steunmaatregel De notionele interestaftrek of ‘aftrek voor risicokapitaal’ houdt in dat ondernemingen vanaf het aanslagjaar 2007 (inkomsten 2006) een bepaald percentage van het ‘gecorrigeerd’ eigen vermogen kunnen aftrekken van de belastbare winst. Begunstigden Deze maatregel geldt zowel voor kleine, middelgrote als voor grote ondernemingen. Indien de onderneming echter een vrijgestelde investeringsreserve heeft aangelegd in een bepaald belastbaar tijdperk, dan kan de notionele interestaftrek niet worden toegepast in dat tijdperk, en ook niet in de twee daaropvolgende belastbare tijdperken. Projecten Het aftrekbare percentage bedraagt 3,781% voor het aanslagjaar 2008. Dit is de gemiddelde rentevoet van toepassing op de lineaire overheidsobligaties op 10 jaar. Voor kleine vennootschappen wordt het tarief met 0,5% verhoogd tot 4,281%. Indien de belastbare winst ontoereikend is (om de notionele interestaftrek te dragen) kan het bedrag gedurende zeven jaar worden overgedragen. Het ‘gecorrigeerd eigen vermogen’ is het eigen vermogen waarvan een aantal rubrieken worden afgetrokken. Bijvoorbeeld de waarde van de aandelen geboekt onder de financiële vaste activa moet in mindering worden gebracht van het eigen vermogen. Ook de niet-verwezenlijkte meerwaarden en de kapitaalsubsidies moeten van het eigen vermogen worden afgetrokken. Aanvraagprocedure Bij de aangifte in de vennootschapsbelasting moet de onderneming een formulier voegen. Een modelformulier wordt door het ministerie van financiën opgemaakt. OPMERKING Door de invoering van de notionele interestaftrek verdwijnt voor vennootschappen het belastingskrediet en de ‘gewone’ investeringsaftrek (zowel de éénmalige als de gespreide aftrek). Met betrekking tot de gespreide investeringsaftrek is er een overgangsmaatregel. Indien die aftrek werd verleend voor een aanslagjaar dat het aanslagjaar 2007 voorafgaat, dan blijft de investeringsaftrek lopen voor de resterende periode.
3.
FISCALE RULINGS
Inhoud steunmaatregel Belastingplichtigen hebben de mogelijkheid om aan de Federale Overheidsdienst Financiën een voorafgaande bindende beslissing te vragen voor een periode van vijf jaar betreffende de toepassing van de belastingwetten die onder zijn bevoegdheid vallen of waarvan hij de inning en de invordering verzekert. Ook buitenlandse natuurlijke of rechtspersonen die het voornemen hebben zich in België te vestigen of te investeren, kunnen hiervan gebruik maken. De Regering heeft van de hervorming van de vennootschapsbelasting gebruik gemaakt om een alternatief te vinden voor de onder vuur liggende bijzondere Belgische fiscale stelsels voor coördinatiecentra, distributiecentra en dienstencentra. Deze stelsels hebben, na de Europese aanvallen, een uitdovend karakter: de ondernemingen die al een toekenning hebben kunnen daar nog een aantal jaren van genieten, maar er worden geen nieuwe centra goedgekeurd. Via de uitbreiding van het stelsel van voorafgaande fiscale rulings heeft de federale Regering toch nog een instrument ontworpen waarmee tegemoet kan worden gekomen aan de verzuchtingen van deze groepen. Vaak hebben voorafgaandelijke rulings betrekking op transferprijzen of op de manier van samenstelling van de belastbare basis bij de taxatie van kostencentra. Aanvraagprocedure Na ontvangst van een volledige aanvraag zal de Administratie binnen de 15 werkdagen aan de aanvrager laten weten binnen welke termijn een beslissing mag verwacht worden. Alleszins dient dit te gebeuren binnen drie maanden, tenzij deze termijn onderling wordt gewijzigd.
Aanvullende inlichtingen Federale Overheidsdienst Financiën Dienst voorafgaande beslissingen in fiscale zaken Wetstraat 62 1040 Brussel Tel.: 02/237 69 40 Fax : 02/237 69 99 E-mail:
[email protected]
4.
INVESTERINGSRESERVE
Inhoud steunmaatregel Kmo’s die in aanmerking komen voor het verlaagd opklimmend tarief kunnen een deel van hun winst vrijstellen van vennootschapsbelasting mits reservering en herinvestering. Begunstigden Vennootschappen die onder toepassing vallen van het verlaagd opklimmend tarief kunnen van deze maatregel genieten. Dit zijn vennootschappen die aan de volgende voorwaarden voldoen: - de uitgekeerde winst van de vennootschap mag niet hoger zijn dan 13% van het gestorte kapitaal bij het begin van het boekjaar; - de participaties van de vennootschap mogen niet meer bedragen dan 50% van haar gestort kapitaal, verhoogd met de belastbare reserves en geboekte meerwaarden; - de vennootschap moet aan minimum één bedrijfsleider een bezoldiging van ten minste € 27.000 toegekend hebben. Wanneer het belastbaar inkomen lager is dan € 27.000, moet de vennootschap aan ten minste één bedrijfsleider een bezoldiging toekennen die niet lager is dan haar belastbaar inkomen; - de vennootschap mag geen deel uitmaken van een groep die een coördinatiecentrum heeft; - de aandelen mogen niet voor minstens 50% in handen zijn van andere vennootschappen; - het belastbaar inkomen mag niet meer bedragen dan € 322.500. Omvang van de belastingvrijstelling De vrijgestelde investeringsreserve bedraagt 50% van het belastbaar resultaat vóór aanleg van de investeringsreserve. Dit bedrag moet nog worden verminderd met: - de vrijgestelde meerwaarden op aandelen; - 25% van de meerwaarde op personenwagens; - de eventuele verminderingen van het gestort kapitaal; - de verhoging van de vorderingen van de vennootschap op aandeelhouders/bestuurders; - het resultaat van deze berekening is beperkt tot € 37.500. En 50% van dit resultaat is de van belasting vrijgestelde investeringsreserve. Voorwaarden Men kan slechts genieten van de belastingvrijstelling indien aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan: - de investeringsreserve moet voldoen aan de onaantastbaarheidsvoorwaarde. Dit betekent dat zij op één of meer afzonderlijke rekeningen van het passief moet geboekt zijn en blijven. De reserve mag wel worden ingelijfd in het kapitaal; - een bedrag gelijk aan de investeringsreserve moet worden geherinvesteerd in afschrijfbare materiële of immateriële vaste activa die recht geven op het voordeel van de investeringsaftrek; - de investeringsreserve wordt slechts vrijgesteld indien en in zoverre de belaste reserves, vóór aanleg van de investeringsreserve, op het einde van het belastbaar tijdperk hoger zijn dan de belaste reserves ná aftrek van de investeringsreserve op het einde van het vorig belastbaar tijdperk waarin het laatst het voordeel van het aanleggen van een investeringsreserve werd genoten. De herinvestering moet gebeuren binnen een termijn van drie jaar die aanvangt op de eerste dag van het belastbaar tijdperk waarvoor de investeringsreserve is aangelegd, en ten laatste bij de ontbinding van de vennootschap. Zo niet wordt de reserve aangemerkt als winst. Keuzemogelijkheid investeringsreserve/notionele interestaftrek Kmo’s, die in aanmerking komen voor het verlaagd opklimmend tarief, hebben de keuze tussen de investeringsreserve en de notionele intrestaftrek (zie verder in deze brochure). Wie kiest voor de investeringsreserve wordt in het jaar zelf waarin de investeringsreserve wordt geboekt, maar ook in de twee daarop volgende jaren uitgesloten voor het toepassen van de notionele intrestaftrek.
Deze driejarige uitsluiting geldt pas vanaf de inwerkingtreding van de notionele intrestaftrek, met name vanaf aanslagjaar 2007. Wie voor aanslagjaar 2006 heeft gekozen voor de investeringsreserve, kan voor aanslagjaar 2007 al onmiddellijk overschakelen op de notionele intrestaftrek. Aanvraagprocedure Bij de aangifte moet de vennootschap een formulier voegen voor het aanslagjaar van aanleg van de reserve en voor de erop volgende aanslagjaren, en dit tot op het moment dat de investering moet uitgevoerd zijn.
Aanvullende inlichtingen FOD Financiën Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit North Galaxy-bus 25 Koning Albert II-laan 33 1030 Brussel Tel.: 0257/257 57 (call center) E-mail:
[email protected] Website: fiscus.fgov.be
5.
BELASTINGSVRIJSTELLING BIJKOMEND PERSONEEL VOOR DE UITBOUW VAN HET TECHNOLOGISCH POTENTIEEL, ALS DIENSTHOOFD UITVOER OF DIENSTHOOFD INTEGRATIE KWALITEITSZORG
Inhoud steunmaatregel Ondernemingen kunnen een belastingvrijstelling bekomen ten belope van € 13.010 per bijkomende voltijdse personeelseenheid die in België voor één van volgende doeleinden worden tewerkgesteld: -
voor de uitbouw van het technologisch potentieel van de onderneming. als diensthoofd voor de uitvoer. als diensthoofd voor de afdeling integrale kwaliteitszorg.
Begunstigden Alle nijverheids-, landbouw- en handelsbedrijven, uitgebaat door een natuurlijk persoon of door een vennootschap, kunnen van deze vermindering genieten. Aanvraagprocedure U moet binnen de drie maanden vanaf de laatste dag van het belastbare tijdperk waarvoor u de toekenning of het behoud van de vrijstelling vraagt, een attest op naam aanvragen: -
Personeel voor de uitbouw van het technologisch potentieel:
POD Wetenschapsbeleid Productie en analyse van O&O-indicatoren Wetenschapsstraat 8 1000 Brussel Tel.: 02/238 36 70 E-mail:
[email protected] Website: www.belspo.be -
Diensthoofd uitvoer:
Agentschap voor Buitenlandse Handel Arnout van Wittenberghe Montoyerstraat 3 1000 Brussel Tel: 02/206 35 06 Fax: 02/203 18 12 E-mail:
[email protected] -
Diensthoofd Integrale Kwaliteitszorg:
* Ondernemingen met minder dan 50 werknemers: FOD Economie, Kmo, Middenstand en Energie, Algemene Directie Kmo-beleid WTC-Toren III (27e verd.) Simon Bolivarlaan 30 1000 Brussel Tel.: 02/208 52 59 Fax: 02/208 52 90 E-mail:
[email protected] * Ondernemingen met ten minste 50 werknemers: FOD Economie, Kmo, Middenstand en Energie, Algemene Directie Kwaliteit en Veiligheid Koning Albert II laan 16
1000 Brussel Tel.: 02/206 47 30 Fax: 02/206 57 44 E-mail:
[email protected] U moet het bedrag van de vrijstelling vermelden in de daartoe bestemde rubriek van uw aangifte in de inkomstenbelastingen. Bij de aangifte van uw inkomstenbelastingen voegt u tevens de vereiste attesten op naam en de nominatieve opgave. Dit dient u te doen voor elk belastbaar tijdperk waarvoor u de vrijstelling of het behoud daarvan aanvraagt. De attesten, samen met de nominatieve opgave, moeten ingediend worden binnen dezelfde termijn als voor de aangifte van de inkomstenbelastingen.
6.
BELASTINGSVRIJSTELLING VOOR BIJKOMEND PERSONEEL MET EEN LAAG LOON
Inhoud steunmaatregel De vrijstelling voor bijkomend personeel met een laag loon is een fiscale steunmaatregel van de Federale Overheidsdienst Financiën. Inzake personenbelasting, vennootschapsbelasting en belasting van niet-inwoners kan een vrijstelling van 3.720 euro (geïndexeerd bedrag voor het aanslagjaar 2006: 4.630,00 euro en 4.630 euro voor het aanslagjaar 2006) worden verleend per in België bijkomend tewerkgestelde personeelseenheid waarvan het bruto dag- of uurloon niet hoger is dan een bepaald bedrag. Voor de jaren 2003 en vorige mocht het bruto dag- en uurloon niet hoger zijn dan 79,82 euro of 10,51 euro; voor het jaar 2004 werden die bedragen respectievelijk op 81,69 euro en 10,75 euro gebracht, en vanaf 1 januari 2005 bedragen zij respectievelijk 90,32 euro en 11,88 euro. Begunstigden Deze steunmaatregel geldt voor nijverheids-, handels- en landbouwondernemingen die op 31 december 1997 of op het einde van het jaar waarin de exploitatie is aangevangen, als die aanvang op een latere datum valt, minder dan 11 werknemers (andere dan bedrijfsleiders) tewerkstellen. Ook beoefenaars van vrije beroepen, ambten, posten of andere winstgevende bezigheden komen in aanmerking voor deze fiscale steunverlening. Projecten Volgend project komt in aanmerking: - aanwerving van een bijkomende werknemer met een laag loon. Diversen De vrijstelling wordt slechts verleend op de winst of op de baten van de belastbare tijdperken die samenvallen met de jaren 1998, 1999, 2000, 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006 en 2007 of, wanneer de boekhouding niet per kalenderjaar wordt gevoerd, met het eerste boekjaar dat wordt afgesloten respectievelijk na 31 december 1998, 1999, 2000, 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006 en 2007. Het aantal in België bijkomend tewerkgestelde personeelseenheden wordt vastgesteld door het gemiddeld personeelsbestand tijdens de jaren 1998, 1999, 2000, 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006 en 2007 respectievelijk te vergelijken met dat van de jaren 1997, 1998, 1999, 2000, 2001, 2002, 2003, 2004, 2005 en 2006. Er wordt geen rekening gehouden met de personeelsaangroei die het gevolg is van de overname van werknemers welke reeds vóór 1 januari 1998 waren aangeworven: - ofwel door een onderneming waarmede de belastingplichtige zich rechtstreeks in enigerlei band van wederzijdse afhankelijkheid bevindt, - ofwel door een belastingplichtige waarvan de beroepswerkzaamheid geheel of gedeeltelijk wordt voortgezet ingevolge een gebeurtenis die niet bedoeld is in de artikelen 46 en 211 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992. Indien dergelijke vrijstelling werd verleend voor het aanslagjaar 2005 en het gemiddelde personeelsbestand van het jaar 2005 is verminderd ten opzichte van het jaar 2004, moeten de winsten of baten van het aanslagjaar 2006 worden verhoogd met 4.630,00 EUR per afgevloeid personeelslid, zonder dat die verhoging meer mag bedragen dan het gedeelte van de winst of van de baten dat voor het aanslagjaar 2005 werkelijk is vrijgesteld. Als de vermindering van het personeelsbestand evenwel het gevolg is van een overname van personeel door een nieuwe werkgever in omstandigheden als bedoeld in het derde lid hiervoor, moet de voorheen toegekende vrijstelling nochtans niet worden teruggenomen indien en in de mate dat wordt aangetoond dat de bijkomende tewerkstelling tijdens het erop volgende jaar behouden is gebleven bij de werkgever die het personeel heeft overgenomen. Deze vrijstelling voor bijkomend personeel is niet cumuleerbaar met de vrijstelling voor bijkomend personeel voor de uitbouw van het technologisch potentieel, de uitvoer of de kwaliteitszorg.
Aanvraagprocedure De belastingplichtigen dienen bij hun aangifte in de inkomstenbelastingen van het belastbare tijdperk waarvoor zij de vrijstelling vragen, een tabel 276 T te voegen. Deze tabel is beschikbaar op http://finform.fgov.be en kan eveneens bij de plaatselijke taxatiedienst worden verkregen.
Aanvullende inlichtingen FOD Financiën Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit North Galaxy-bus 25 Koning Albert II-laan 33 1030 Brussel Tel.: 0257/257 57 (call center) E-mail:
[email protected] Website: fiscus.fgov.be Circulaires in verband met de vrijstelling voor bijkomend personeel met een laag loon (Ci.RH.242/516.233 van 29 oktober 2003 en Ci.RH.242/568.417 van 1 maart 2005 en Ci.RH242/570.116 van 21/9/05) zijn beschikbaar op http://www.minfin.fgov.be onder Fisconet, rubriek directe belastingen, subrubriek circulaires. Federale Overheidsdienst Economie, Kmo, Middenstand en Energie Informatieambtenaar De heer Bert Van Humbeek City Atrium – Vooruitgangstraat 50 1210 Brussel Tel.: 02/277 82 96
7.
BELASTINGSKREDIET VOOR ONDERZOEK EN ONTWIKKELING
Inhoud steunmaatregel Vanaf aanslagjaar 2007 hebben ondernemingen de mogelijkheid om in plaats van de verhoogde investeringsaftrek te opteren voor het belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling. Het nieuwe belastingkrediet geldt voor investeringen in vaste activa die gebruikt worden ter bevordering van onderzoek en de ontwikkeling van nieuwe producten en toekomstgerichte technologieën die geen effect hebben op het leefmilieu of die beogen het negatieve effect op het leefmilieu zoveel mogelijk te beperken. Het belastingkrediet kan ook verkregen worden voor octrooien. Begunstigden Binnenlandse vennootschappen en Belgische inrichtingen van buitenlandse vennootschappen die investeringen doorvoeren die aan de voorwaarden voldoen van een verhoogde investeringsaftrek voor octrooien en onderzoek en ontwikkeling moeten vanaf aanslagjaar 2007 onherroepelijk een keuze te maken tussen de verhoogde investeringsaftrek en het belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling. Eenmaal gekozen voor het belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling, kan men niet meer genieten van de verhoogde investeringsaftrek. Projecten Er wordt een onderscheid gemaakt tussen: - het eenmalige belastingkrediet: Het normale belastingtarief (33,99%) word toegepast op een gedeelte van de aanschaffings - of beleggingswaarde (14,5% voor aanslagjaar 2007) van de materiële vaste activa die in nieuwe staat zijn verkregen of tot stand gebracht en van de nieuwe immateriële vaste activa, indien die vaste activa in België voor het uitoefenen van beroepwerkzaamheden worden gebruikt. - het gespreide belastingkrediet: De belastingplichtigen kunnen er ook voor kiezen om het belastingkrediet over de afschrijvingsperiode van de vaste activa te spreiden (niet voor octrooien). Hier bedraagt het percentage 21,5% voor aanslagjaar 2007. Aanvraagprocedure Om het belastingkrediet te kunnen verkrijgen moet de belastingplichtige bij zijn aangifte in de vennootschapsbelasting het formulier 275 W voegen. U kunt dit formulier downloaden via volgende link: www.finform.fgov.be
Aanvullende inlichtingen FOD Financiën Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit Sector Directe Belastingen North Galaxy-bus 25 Koning Albert II-laan 33 1030 Brussel Tel.: 0257/257 57 (call center) E-mail:
[email protected] Website: fiscus.fgov.be
8.
GEDEELTELIJKE VRIJSTELLING VAN DOORSTORTING VAN DE BEDRIJFSVOORHEFFING VERSCHULDIGD OP PREMIES VOR NACTH- EN PLOEGENARBEID
Inhoud steunmaatregel Een werkgever kan een fiscaal voordeel genieten voor werknemers die ploegenarbeid of nachtarbeid verrichten. Deze werknemers ontvangen daarvoor een ploegenpremie. De werkgever houdt de bedrijfsvoorheffing in op het loon van de werknemer. De werkgever wordt gedeeltelijk vrijgesteld van het doorstorten van deze bedrijfsvoorheffing Voorwaarden Voor werkgever: -
u is als werkgever onderworpen aan de personenbelasting, de vennootschapsbelasting of de rechtspersonenbelasting; in uw onderneming wordt ploegenarbeid of nachtarbeid verricht; u betaalt uw werknemers hiervoor een ploegenpremie; u heeft de bedrijfsvoorheffing op de bezoldigingen en premies ingehouden.
Voor werknemer of werkzoekende: -
uw werknemers hebben effectief ploegenarbeid of nachtarbeid verricht tijdens de periode waarop de aangifte bedrijfsvoorheffing slaat; uw werknemers zijn onderworpen aan alle regelingen van de sociale zekerheid; uw werknemers hebben effectief de ploegenpremie gekregen tijdens de periode waarop de aangifte bedrijfsvoorheffing slaat.
Voordelen Voor werkgever: U geniet een gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing die u heeft ingehouden op het loon van uw werknemer. Deze vrijstelling bedraagt 5,63% van het totale belastbare loon, inbegrepen de premies voor ploegenarbeid. De vrijstelling geldt niet voor vakantiegeld, eindejaarspremie en achterstallige bezoldigingen. Diversen Deze maatregel mag niet gecombineerd worden met: De werkgever mag niet in aanmerking komen voor de sociale Maribel en niet behoren tot het paritair comité voor de beschutte werkplaatsen. Aanvraagprocedure Voor werkgever: U moet twee afzonderlijke aangiften in de bedrijfsvoorheffing overleggen: - een eerste aangifte heeft betrekking op de aan al uw werknemers betaalde of toegekende bezoldigingen; - een tweede aangifte heeft alleen betrekking op de belastbare bezoldigingen waarin de ploegenpremies zijn begrepen. U moet bewijzen dat uw werknemer effectief ploegen- of nachtarbeid heeft verricht tijdens de periode waarvoor u de vrijstelling vraagt. U maakt daartoe een lijst met vermelding van de volledige identiteit van elke werknemer die in aanmerking komt. U vermeldt ook de periode van het jaar gedurende dewelke die werknemer ploegen- of nachtarbeid heeft verricht.
Voor werknemer of werkzoekende: De aanvraagprocedure verloopt via de werkgever.
Aanvullende inlichtingen FOD Financiën Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit Centrale diensten, directie I/5 North Galaxy-bus 25 Koning Albert II-laan 33 1030 Brussel Tel.: 02/336 23 40 Tel.: 0257/257 57 (call center) Fax: 02/366 17 66 E-mail:
[email protected] Website: fiscus.fgov.be
DEEL III : STEUN BIJ AANWERVINGEN
1.
PARAFISCALE MAATREGELEN
1.1
DE STRUCTURELE VERMINDERING WERKGEVERSBIJDRAGEN
Inhoud steunmaatregel De structurele vermindering is een systeem waarbij de RSZ-werkgeversbijdragen verminderd worden. Het systeem stelt geen bijzondere bijkomende voorwaarden waaraan de werknemer moet voldoen. Het bestaat uit een basisvermindering. Deze vermindering wordt verhoogd wanneer het gaat om een werknemer met een laag loon of met een hoog loon. Een laag loon is een kwartaalloon van 5.870,71 EUR bruto bij volledige voltijdse prestaties. Een hoog loon is een kwartaalloon groter dan 12.000 EUR bruto. Voorwaarden -
Voor werkgever:
U moet als werkgever aan geen bijzondere voorwaarden voldoen. De grootte van het voordeel verschilt wel in functie van het soort werkgever dat u bent. -
Voor werknemer of werkzoekende:
U kunt de vermindering toepassen voor iedere werknemer die onderworpen is aan alle regelingen van de sociale zekerheid. Dat geldt voor alle gewone arbeiders en bedienden uit de privésector, vanaf het jaar waarin zij 19 jaar oud zijn. Werknemers uit de openbare sector voldoen echter meestal niet aan deze voorwaarde. Voordelen -
Voor werkgever:
Het voordeel bestaat uit een basisvermindering. Indien het loon van de werknemer voldoende laag of hoog is, wordt deze aangevuld met een bijkomende vermindering. Basisvermindering Als u een werkgever bent uit een sociale maribel sector, dan heeft u geen recht op de basisvermindering. Als u een beschutte werkplaats bent, dan bedraagt de basisvermindering 471 EUR per kwartaal. In de andere gevallen bedraagt de basisvermindering 400 EUR per kwartaal. Bijkomende vermindering voor lage lonen Deze bijkomende vermindering krijgt u alleen als het refertekwartaalloon van de werknemer lager is dan een bepaald bedrag. Als de werknemer voor wie u het voordeel wil berekenen dus deeltijds werkt, of niet het volledige kwartaal werkt, dan moet u zijn werkelijke loon eerst omrekenen naar een referteloon. Als u een werkgever bent uit een sociale maribel sector, dan wordt deze bijkomende vermindering als volgt berekend: 0,2266 vermenigvuldigd met het verschil tussen 5.870,71 EUR en het referteloon. Als u een beschutte werkplaats bent, dan wordt deze bijkomende vermindering als volgt berekend: 0,1444 vermenigvuldigd met het verschil tussen 6.260,58 EUR en het referteloon. In de andere gevallen wordt deze bijkomende vermindering als volgt berekend: 0,1444 vermenigvuldigd met het verschil tussen 5.870,71 EUR en het referteloon. Bijkomende vermindering voor hoge lonen. Deze vermindering is gelijk voor alle soorten werkgevers. Zij geldt slechts indien het werkelijke brutoloon voor het kwartaal hoger is dan 12.000 EUR. Zij wordt als volgt berekend. Het verschil tussen het werkelijke loon en 12.000 EUR, wordt vermenigvuldigd met 0,06. Elke 100 EUR dat het loon hoger is dan 12.000 EUR betekent dus dat de vermindering verhoogt met 6 EUR.
De totale vermindering (basis plus bijkomende) kan nooit meer bedragen dan de werkgeversbijdragen die voor de werknemer verschuldigd zijn. Opgelet - De bedragen vastgesteld zoals hierboven, worden u slechts toegekend indien de werknemer gedurende een volledig kwartaal voltijds werkt. Werkt hij niet gedurende een volledig kwartaal of werkt hij slechts deeltijds, dan wordt het bedrag proportioneel verminderd. De precieze berekeningsregels van deze vermindering kunt u nalezen op de website van RSZ. Op die website kunt u tevens een programma downloaden waarmee u deze vermindering kunt berekenen. Diversen Deze maatregel mag niet gecombineerd worden met: Gesubsidieerde contractuelen - vermindering RSZwerkgeversbijdragen. Doorgaans wordt deze maatregel gecombineerd met ten hoogste één van de specifieke verminderingen van RSZ werkgeversbijdragen (bv. de vermindering voor oudere werknemers, voor langdurig werklozen, ...). Voor werkgevers die onder een sociale maribel sector vallen geldt tevens een bijzondere regeling. Bij de bepaling van het maximumbedrag van de werkgeversbijdragen waarop de vermindering wordt toegepast, worden de verschuldigde bijdragen verminderd met 365 EUR per kwartaal. Voor beschutte werkplaatsen geldt deze regel niet. Aanvraagprocedure Er zijn geen speciale formaliteiten. Indien u voor de vermindering in aanmerking komt mag u ze toepassen op de RSZ-aangifte.
Aanvullende inlichtingen Rijksdienst Sociale Zekerheid Victor Hortaplein, 11 1060 Brussel Tel.: 02/509 26 00 Fax: 02/509 39 64 E-mail:
[email protected] Website: www.onssrszlss.fgov.be
1.2
DOELGROEPVERMINDERING
1.2.1
OUDERE WERKNEMERS
Inhoud steunmaatregel Voor werknemers die ten minste 57 jaar oud zijn, geldt een vermindering van de werkgeversbijdragen verschuldigd aan de RSZ. Begunstigden -
Voor werkgever:
Als u een werkgever uit de privésector bent, en u behoort niet tot een sociale maribel sector (werkgevers uit de sector van de gezins- en bejaardenhulp komen echter wel in aanmerking), dan komt u voor deze vermindering in aanmerking.
Werkgevers uit de openbare sector vallen op een paar uitzonderingen na niet onder de toepassing. -
Voor werknemer of werkzoekende:
De werknemer moet minstens 57 jaar oud zijn op de laatste dag van het kwartaal. Zowel de werknemers die u nieuw in dienst neemt na die leeftijd, als werknemers die reeds bij u aan het werk waren, komen in aanmerking. Het moet gaan om een gewone arbeider of bediende, dit wil zeggen iemand die onderworpen is aan alle basisregelingen van de sociale zekerheid. Voordelen -
Voor werkgever:
De werkgeversbijdragen die u per kwartaal aan de RSZ moet betalen, verminderen met 400 EUR. Tevens heeft u recht op de structurele bijdragevermindering. De totale vermindering kan nooit meer bedragen dan de werkgeversbijdragen die voor de werknemer verschuldigd zijn. Opgelet: het bedrag van 400 EUR wordt u slechts toegekend indien de werknemer gedurende een volledig kwartaal voltijds werkt. Werkt hij niet gedurende een volledig kwartaal of werkt hij slechts deeltijds, dan wordt het bedrag proportioneel verminderd. De precieze berekeningsregels van deze vermindering kunt u nalezen op de website van de RSZ. Diversen Deze maatregel mag niet gecombineerd worden met een andere specifieke maatregel waarbij een vermindering van de RSZ werkgeversbijdragen wordt toegestaan. Doorgaans wordt deze maatregel gecombineerd met de structurele vermindering van de RSZwerkgeversbijdragen. Voor werkgevers die onder een sociale maribel sector vallen geldt tevens een bijzondere regeling. Bij de bepaling van het maximumbedrag van de werkgeversbijdragen waarop de vermindering wordt toegepast, worden de verschuldigde bijdragen verminderd met 365 EUR per kwartaal. Voor beschutte werkplaatsen geldt deze regel niet. Aanvraagprocedure De aanvraagprocedure verloopt via de werkgever. Er zijn geen speciale formaliteiten. Indien u voor de vermindering in aanmerking komt mag u ze toepassen op de RSZ-aangifte.
Aanvullende inlichtingen Rijksdienst Sociale Zekerheid Victor Hortaplein, 11 1060 Brussel Tel.: 02/509 26 00 Fax: 02/509 39 64 E-mail:
[email protected] Website: www.onssrszlss.fgov.be
1.2.2
EERSTE AANWERVINGEN
Inhoud steunmaatregel Werkgevers die een eerste, tweede of derde werknemer aanwerven, kunnen een vermindering krijgen van de aan de RSZ verschuldigde werkgeversbijdragen. Het voordeel is het grootst bij de aanwerving van de eerste werknemer, wat kleiner bij de aanwerving van een tweede werknemer, en nog wat kleiner bij de aanwerving van de derde werknemer. Voorwaarden -
Voor werkgever:
U mag in het kwartaal waarin u de werknemer aanwerft en de vier daaraan voorafgaande kwartalen, nooit meer dan twee werknemers samen tewerkgesteld hebben. Het is dus essentieel een steunmaatregel die gericht is op kleine (nieuwe) werkgevers. U moet tevens behoren tot de privésector. Opgelet: als u als werkgever de zaak van een andere werkgever voortzet (bv. een vennootschap die een eenmanszaak opvolgt), of u maakt samen met andere werkgevers deel uit van dezelfde technische bedrijfseenheid (bv. drie vennootschappen die onderling nauw samenwerken) geldt een bijkomende voorwaarde. De werknemer die u aanwerft mag niet de vervanger zijn van een werknemer die de technische bedrijfseenheid heeft verlaten. Meer uitleg hierover kunt u nalezen op de website van de RSZ: http://www.onssrszlss.fgov.be/onssrsz/nl/ige/ige_home.htm -
Voor werknemer of werkzoekende:
Alle werknemers komen in aanmerking, met uitzondering van: - jongeren tot 31 december van het jaar dat zij 18 worden; - jongeren tewerkgesteld met een leerovereenkomst; - dienstboden; - gelegenheidsarbeiders in de land- en tuinbouwsector of in de horeca; - alle andere werknemers die niet onder de sociale zekerheidswet vallen (bv. studenten die minder dan 2x23 dagen per jaar werken). Voor de aanwerving van deze werknemers komt u niet in aanmerking voor de vermindering. Zij tellen echter evenmin mee om te bepalen hoeveel werknemers u in dienst hebt. Zij verhinderen dus niet dat u het voordeel kunt toepassen voor werknemers die u na hen aanwerft. Voordelen -
Voor werkgever:
De vermindering is niet gebonden aan een bepaalde werknemer. De aanwerving van een (eerste, tweede of derde) werknemer laat een periode van 20 kwartalen aanvangen waarbinnen u de vermindering mag toepassen. U mag elk kwartaal opnieuw kiezen of u de vermindering toepast, en zo ja, voor welke werknemer. Het is dus niet vereist dat de werknemer die oorspronkelijk het recht opende, nog in dienst is. Voor een 1ste aanwerving worden de werkgeversbijdragen voor maximaal 5 kwartalen verminderd met 1000 EUR en gedurende maximaal 8 kwartalen 400 EUR. U bepaalt zelf de kwartalen dat u de vermindering wenst toe te passen, voor zover u tijdens het kwartaal ten minste één werknemer tewerkstelde. De aanwerving van de 2de werknemer opent het recht op een vermindering waarbij de werkgeversbijdragen voor maximaal 13 kwartalen verminderd worden met 400 EUR. U bepaalt zelf de kwartalen dat u de vermindering wenst toe te passen, voor zover u tijdens het kwartaal minstens 2 werknemers, al dan niet tegelijkertijd tewerkstelde.
De aanwerving van de 3de werknemer opent het recht op een vermindering waarbij de werkgeversbijdragen voor maximaal 9 kwartalen verminderd worden met 400 EUR. U bepaalt zelf de kwartalen dat u de vermindering wenst toe te passen, voor zover u tijdens het kwartaal minstens 3 werknemers, al dan niet tegelijkertijd tewerkstelde. Tevens heeft u recht op de structurele bijdragevermindering. De totale vermindering kan nooit meer bedragen dan de werkgeversbijdragen die voor de werknemer verschuldigd zijn. Opgelet: de bedragen van 1.000 en 400 EUR worden u slechts toegekend indien de werknemer gedurende een volledig kwartaal voltijds werkt. Werkt hij niet gedurende een volledig kwartaal of werkt hij slechts deeltijds, dan wordt het bedrag proportioneel verminderd. De precieze berekeningsregels van deze vermindering kunt u nalezen op Diversen Deze maatregel kan niet gecumuleerd worden met een andere specifieke maatregel waarbij een vermindering van de RSZ werkgeversbijdragen wordt toegestaan. Doorgaans wordt deze maatregel gecombineerd met de structurele vermindering van de RSZ werkgeversbijdragen. Aanvraagprocedure De aanvraagprocedure verloopt via de werkgever. Er zijn geen speciale formaliteiten. Indien u voor de vermindering in aanmerking komt mag u ze toepassen op de RSZ-aangifte.
Aanvullende inlichtingen Rijksdienst Sociale Zekerheid Victor Hortaplein 11 1060 Brussel Tel.: 02/509 26 00 Fax: 02/509 39 64 E-mail:
[email protected] Website: www.onssrszlss.fgov.be
1.2.3
DOELGROEPVERMINDERING – COLLECTIEVE ARBEIDSDUURVERMINDERING OF EEN VIERDAGENWEEK
Inhoud steunmaatregel In volgende gevallen kan de werkgever het voordeel genieten: -
bij invoering van een collectieve verlaging van de wekelijkse arbeidsduur met minstens één uur; bij invoering van de vierdagenweek.
Het voordeel bestaat uit een vermindering van de RSZ-bijdragen. Het is groter naarmate de arbeidsduur meer vermindert. Een combinatie van arbeidsduurvermindering en vierdagenweek is extra voordelig. Voorwaarden -
Voor werkgever:
U moet een werkgever zijn uit de privésector bent of een autonoom overheidsbedrijf. Werkgevers uit de openbare sector vallen op een paar uitzonderingen na niet onder deze toepassing. -
Voor werknemer of werkzoekende:
De maatregel geldt normaal enkel voor uw voltijdse werknemers. Zij moeten tot een categorie van werknemers behoren die voor onbepaalde tijd zijn overgegaan tot: - een effectieve vermindering van de arbeidsduur met minstens 1 vol arbeidsuur per week; - een vierdagenweek (4 volledige dagen of 3 volledige dagen en 2 halve dagen); - beide. Deeltijdse werknemers, die in dienst zijn op het moment dat de arbeidsduur wordt verminderd, kunnen soms ook in aanmerking komen. Dat zijn de deeltijdsen van wie u het loon moet aanpassen omdat zij een arbeidsovereenkomst hebben waarin de arbeidstijd uitgedrukt wordt in absolute uren. Als zij op geen enkele manier hun arbeid verminderen komen zij in aanmerking. Voordelen -
Voor werkgever:
De werkgeversbijdragen die u per kwartaal aan de RSZ moet betalen, verminderen met 400 EUR per kwartaal. Het aantal kwartalen waarin u het voordeel krijgt varieert als volgt: -
als u overgaat naar een 37-uren week of minder: 8 kwartalen; als u overgaat naar een 36-uren week of minder: 12 kwartalen; als u overgaat naar een 35-uren week: 16 kwartalen; als u de vierdagenweek invoert: 4 kwartalen.
Als u beide invoert krijgt de eerste 4 kwartalen 1.000 EUR vermindering. De totale vermindering kan nooit meer bedragen dan de werkgeversbijdragen die voor de werknemer verschuldigd zijn. Opgelet: het bedrag van 400 EUR, respectievelijk 1.000 EUR, wordt u slechts toegekend indien de werknemer gedurende een volledig kwartaal voltijds werkt. Werkt hij niet gedurende een volledig kwartaal of werkt hij slechts deeltijds, dan wordt het bedrag proportioneel verminderd. De precieze berekeningsregels van deze vermindering kunt u nalezen op de website van de RSZ: http://www.onssrszlss.fgov.be/onssrsz/nl/ige/ige_home.htm Diversen Deze vermindering kan niet gecumuleerd worden met een andere specifieke maatregel waarbij een vermindering van de RSZ werkgeversbijdragen wordt toegestaan.
Doorgaans wordt deze maatregel gecombineerd met de structurele vermindering van de RSZwerkgeversbijdragen. Voor werkgevers die onder een sociale maribel sector vallen geldt tevens een bijzondere regeling. Bij de bepaling van het maximumbedrag van de werkgeversbijdragen waarop de vermindering wordt toegepast, worden de verschuldigde bijdragen verminderd met 365 EUR per kwartaal. Voor beschutte werkplaatsen geldt deze regel niet. Aanvraagprocedure De aanvraagprocedure verloopt via de werkgever. Er zijn geen speciale formaliteiten. Indien uw werknemer voor de vermindering in aanmerking komt mag u ze toepassen op de RSZ-aangifte.
Aanvullende inlichtingen Rijksdienst Sociale Zekerheid Victor Hortaplein 11 1060 Brussel Tel.: 02/509 26 00 Fax: 02/509 39 64 E-mail:
[email protected] Website: www.onssrszlss.fgov.be
1.2.4
ACTIVA VOOR MIN-45-JARIGEN
Inhoud steunmaatregel Deze maatregel bevordert de herinschakeling van werkzoekenden in het normale arbeidscircuit door het toekennen van: -
een vermindering van werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid (SZ); een geactiveerde werkloosheidsuitkering (werkuitkering genaamd). De werkgever kan deze in mindering brengen van het te betalen nettoloon. De Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) betaalt deze uitkering aan de werknemer.
Voorwaarden -
Voor werkgever:
U komt in aanmerking: - als u een werkgever van de privésector bent; - als u een autonoom overheidsbedrijf, een openbare kredietinstelling, een openbare maatschappij voor personenvervoer, een openbaar uitzendbureau, een provincie of gemeente bent, afhangt van een gemeente/provincie of een vereniging van gemeenten/provincies bent én u bovendien contractueel personeel in dienst neemt; - als u een onderwijsinstelling bent én u bovendien contractueel onderhouds-, administratief of ondersteunend personeel in dienst neemt.
-
Voor werknemer of werkzoekende:
UVW = uitkeringsgerechtigde volledig werkloze INWWZ = ingeschreven als niet werkend werkzoekende Als de werknemer minder dan 25 jaar is En als hij UVW is En als hij:
dan kent de RSZ of dan kent de RVA aan de RSZ-PPO u toe: werknemer toe:
- 312 dagen INWWZ bewijst in de loop van de maand RSZ-vermindering 1 en de 18 voorgaande kalendermaanden
Geactiveerde werkloosheidsuitkering 1
En als hij GEEN UVW is En als hij:
dan kent de RSZ of RSZ-PPO u toe:
- INWWZ is én 312 dagen INWWZ bewijst in de loop van de maand en de 18 voorgaande kalendermaanden
RSZ-vermindering 1
Als de werknemer minstens 25 jaar maar minder dan 45 jaar is En als hij:
dan kent de RSZ of RSZ-PPO u toe:
- INWWZ is én 312 dagen INWWZ bewijst in de loop van de maand en de 18 voorgaande kalendermaanden
RSZ-vermindering 1
Als de werknemer minder dan 45 jaar is En als hij UVW is En als hij:
dan kent de RSZ of RSZ-PPO u toe:
dan kent de RVA aan de werknemer toe:
- 624 dagen INWWZ bewijst in de loop van de maand en de 36 voorgaande kalendermaanden
RSZ-vermindering 2
Geactiveerde werkloosheidsuitkering 1
- 936 dagen INWWZ bewijst in de loop van de maand en de 54 voorgaande kalendermaanden
RSZ-vermindering 3
Geactiveerde werkloosheidsuitkering 2
- 1560 dagen INWWZ bewijst in de loop van de maand RSZ-vermindering 4 en de 90 voorgaande kalendermaanden
Geactiveerde werkloosheidsuitkering 3
En als hij GEEN UVW is En als hij:
dan kent de RSZ of RSZ-PPO u toe:
- INWWZ is én 624 dagen INWWZ bewijst in de loop van de maand en de 36 voorgaande kalendermaanden
RSZ-vermindering 2
- INWWZ is én 936 dagen INWWZ bewijst in de loop van de maand en de 54 voorgaande kalendermaanden
RSZ-vermindering 3
- INWWZ is én 1560 dagen INWWZ bewijst in de loop van de maand en de 90 voorgaande kalendermaanden
RSZ-vermindering 4
Voordelen -
Voor werkgever:
U geniet een vermindering van de werkgeversbijdragen voor de SZ. U kunt aanspraak maken op één van de volgende 4 types vermindering. Dit is afhankelijk van de precieze voorwaarden die de werknemer vervult (zie de tabel onder ‘Voorwaarden’). SZ-vermindering:
De vermindering bedraagt per kwartaal:
1
1.000 EUR van kwartaal 1 tot 5
2
1.000 EUR van kwartaal 1 tot 9
3
1.000 EUR van kwartaal 1 tot 9 400 EUR van kwartaal 10 tot 13
4
1.000 EUR van kwartaal 1 tot 9 400 EUR van kwartaal 10 tot 21
Opgelet: de RSZ kent u het bedrag van de vermindering toe indien de werknemer gedurende een volledig kwartaal voltijds werkt. Werkt hij niet gedurende een volledig kwartaal en/of werkt hij slechts deeltijds, dan zal de RSZ of RSZ-PPO deze bedragen proportioneren. De vermindering kan evenwel nooit meer bedragen dan de bijdrage die u verschuldigd bent. -
Voor werknemer of werkzoekende:
De werknemer krijgt in bepaalde gevallen een geactiveerde werkloosheidsuitkering, werkuitkering genaamd. Hij kan aanspraak maken op één van de volgende 3 types werkuitkering. Dit is afhankelijk van de precieze voorwaarden die hij vervult (zie de tabel onder ‘Voorwaarden’). Werkuitkering:
De werkuitkering bedraagt per maand:
1
500 EUR van kalendermaand 1 tot 16
2
500 EUR van kalendermaand 1 tot 24
3
500 EUR van kalendermaand 1 tot 30
Opgelet: de RVA kent de werknemer het bedrag van 500 EUR toe indien hij voltijds werkt. Werkt hij niet voltijds, dan wordt 500 vermenigvuldigd met de contractuele tewerkstellingsbreuk. Het bedrag van de werkuitkering kan voor een bepaalde kalendermaand evenwel nooit het bedrag van het verschuldigde nettoloon overschrijden. U kan de werkuitkering in mindering brengen van het te betalen nettoloon. Diversen Deze maatregel mag niet gecombineerd worden met: Inzake vermindering van werkgeversbijdragen voor de SZ: niet cumuleerbaar met de bijdrageverminderingen toegekend in het kader van: -
tewerkstelling voor jongeren (< 30 jaar); aanwerving van de eerste drie werknemers - vermindering RSZ werkgeversbijdragen; collectieve arbeidsduurvermindering en vierdagenweek - vermindering RSZ werkgeversbijdragen; herstructureringen; de indienstneming van langdurig werkzoekenden: Doorstromingsprogramma' s (DSP), inschakelingseconomie (SINE);
Sociale
-
elke andere bijdragevermindering voor bepaalde werknemersdoelgroepen.
Inzake geactiveerde werkloosheidsuitkeringen: niet cumuleerbaar met andere activeringsmaatregelen, meer bepaald: - Doorstromingsprogramma' s (DSP); - Sociale inschakelingseconomie (SINE); - ACTIVA START (activering van werkloosheidsuitkeringen in het kader van startbanen). Doorgaans wordt deze maatregel gecombineerd met: -
de structurele vermindering van de RSZ werkgeversbijdragen; dienstencheques (= betaalmiddel voor hulp van huishoudelijke aard).
Aanvraagprocedure De aanvraagprocedure verloopt via de werkgever: 1. De werknemer moet in het bezit zijn van een werkkaart Bezit de werknemer geen werkkaart, dan kan hij, alleen of samen met u, een kaart aanvragen bij het werkloosheidsbureau (WB) van de RVA bevoegd voor zijn hoofdverblijfplaats. Dit moet gebeuren ten laatste 30 dagen na de dag van de indienstneming. U gebruikt daarvoor het formulier C63 werkkaart. U kan het formulier C63 werkkaart bij het WB krijgen. U kan het ook downloaden van de site van de RVA. Opgelet : in geval van laattijdige aanvraag zullen de voordelen wel worden toegekend, maar voor een verminderde periode. De periode wordt namelijk verminderd met een periode: - die aanvangt op de dag van indienstneming; - en die eindigt op de laatste dag van het kwartaal waarin de laattijdige aanvraag van de kaart gesitueerd is. 2. Uw RSZ-kwartaalaangifte Opent de werkkaart enkel het recht op SZ-bijdrageverminderingen, dan vermeldt u deze op uw RSZkwartaalaangifte. U hoeft de werkkaart niet over te maken aan de RSZ/RSZ-PPO. De RVA maakt de gegevens zelf over aan deze instellingen. Opent de werkkaart bovendien het recht op een werkuitkering: zie punt 3 en volgende. 3. U sluit een arbeidsovereenkomst met de werknemer Indien de werknemer een werkuitkering kan ontvangen, moet de arbeidsovereenkomst een aantal verplichte vermeldingen bevatten, meer bepaald: - dat een werkkaart is gegeven waaruit blijkt dat de werknemer in aanmerking komt voor de werkuitkering en voor welke periode; - dat u het maandelijks te betalen loon verkrijgt door de werkuitkering in mindering te brengen van het nettoloon voor de beschouwde maand. In de praktijk kan u hiervoor het formulier ‘bijlage arbeidsovereenkomst ACTIVA’ gebruiken. U kan dit formulier bij het WB krijgen. U kan het ook downloaden van de site van de RVA: www.rva.be 4. De werknemer dient een uitkeringsaanvraag in De werknemer moet de werkuitkering vragen door deze arbeidsovereenkomst én de bijlage arbeidsovereenkomst ACTIVA in te dienen. Hij maakt deze stukken over aan zijn uitbetalingsinstelling (UI) (vakbond of Hulpkas voor Werkloosheidsuitkeringen - HVW). Deze dient die stukken in bij het WB. Zijn aanvraag moet uiterlijk de laatste dag van de vierde maand volgend op de maand waarin de indienstneming gesitueerd is, toekomen op dit WB. Opgelet : in geval van laattijdige aanvraag zal de RVA de werkuitkering slechts toekennen voor een verminderde periode. De periode wordt namelijk verminderd met een periode: - die aanvangt op de dag van indienstneming; - en die eindigt op de laatste dag van de maand vóór die waarin de laattijdige aanvraag van de uitkering gesitueerd is. Was de werkkaart eveneens laattijdig aangevraagd, dan kan dit een nog latere datum zijn (zie punt 1).
Het WB zal u dan verwittigen of de werknemer al dan niet gerechtigd is op de werkuitkering. Is dit het geval, dan kan u deze uitkering in mindering brengen van het te betalen nettoloon. 5. Het loon en de werkuitkering worden maandelijks betaald Heeft het WB u verwittigd dat hij een werkuitkering zal toekennen, dan trekt u het bedrag ervan af van het nettoloon voor de bewuste kalendermaand. U betaalt slechts het saldo. U geeft de werknemer een ingevuld formulier C78ACTIVA. Deze zal dit indienen bij zijn UI die hem de maandelijkse werkuitkering zal uitbetalen. U kan een elektronische aangifte verrichten in plaats van een papieren formulier C78ACTIVA in te vullen. U bezorgt dan een print van deze aangifte aan de werknemer. Zie het portaal van de sociale zekerheid: http://socialsecurity.fgov.be/
Aanvullende inlichtingen Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) Victor Hortaplein 11 1060 Brussel Tel.: 02/509 26 00 Fax: 02/509 39 64 E-mail:
[email protected] Website: www.onssrszlss.fgov.be Rijksdienst voor Sociale Zekerheid Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten (RSZ-PPO) Jozef II straat 47 1000 Brussel Tel.: 02/239 12 11 Fax: 02/234 34 34 E-mail:
[email protected] Website: www.rszppo.fgov.be
1.2.5
ACTIVA VOOR 45-PLUSSERS
Inhoud steunmaatregel Deze maatregel bevordert de herinschakeling van werkzoekende in het normale arbeidscircuit door het toekennen van: -
een vermindering van werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid (SZ); een geactiveerde werkloosheidsuitkering (werkuitkering genaamd). De werkgever kan deze in mindering brengen van het te betalen nettoloon. De Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) betaalt deze uitkering aan de werknemer.
Voorwaarden -
Voor werkgever:
U komt in aanmerking: - als u een werkgever van de privésector ben; - als u een autonoom overheidsbedrijf, een openbare kredietinstelling, een openbare maatschappij voor personenvervoer, een openbaar uitzendbureau, een provincie of gemeente bent, afhangt van een gemeente/provincie of een vereniging van gemeenten/provincies bent én u bovendien contractueel personeel in dienst neemt; - als u een onderwijsinstelling bent én u bovendien contractueel onderhouds-, administratief of ondersteunend personeel in dienst neemt. -
Voor werknemer of werkzoekende:
UVW = uitkeringsgerechtigde volledig werkloze INWWZ = ingeschreven als niet werkend werkzoekende Als de werknemer minstens 45 jaar is En als hij:
dan kent de RSZ of RSZ-PPO u toe:
- INWWZ is én 156 dagen INWWZ bewijst in de loop van de maand en de 9 voorgaande RSZ-vermindering 1 kalendermaanden - INWWZ is én 312 dagen INWWZ bewijst in de loop van de maand en de 18 voorgaande RSZ-vermindering 2 kalendermaanden Als de werknemer minstens 45 jaar is En als hij UVW is En als hij:
dan kent de RSZ of dan kent de RVA aan de RSZ-PPO u toe: werknemer toe:
- 468 dagen INWWZ bewijst in de loop van de Geactiveerde RSZ-vermindering 2 maand en de 27 voorgaande kalendermaanden werkloosheidsuitkering En als hij GEEN UVW is En als hij:
dan kent de RSZ of RSZ-PPO u toe:
- 468 dagen INWWZ bewijst in de loop van de RSZ-vermindering 2 maand en de 27 voorgaande kalendermaanden
Voordelen
- Voor werkgever: U geniet een vermindering van de werkgeversbijdragen voor de SZ. U kunt aanspraak maken op één van de volgende 2 types vermindering. Dit is afhankelijk van de precieze voorwaarden die de werknemer vervult (zie de tabel onder ‘Voorwaarden’). RSZ-vermindering
De vermindering bedraagt per kwartaal:
1
1.000 EUR van kwartaal 1 tot 5 400 EUR van kwartaal 6 tot 21
2
1.000 EUR van kwartaal 1 tot 21
Opgelet: de RSZ kent u het bedrag van de vermindering toe indien de werknemer gedurende een volledig kwartaal voltijds werkt. Werkt hij niet gedurende een volledig kwartaal en/of werkt hij slechts deeltijds, dan zal de RSZ of RSZ-PPO deze bedragen proportioneren. De vermindering kan evenwel nooit meer bedragen dan de bijdrage die u verschuldigd bent. -
Voor werknemer of werkzoekende:
De werknemer krijgt in bepaalde gevallen een geactiveerde werkloosheidsuitkering, werkuitkering genaamd. Dit is afhankelijk van de precieze voorwaarden die hij vervult (zie de tabel onder ‘Voorwaarden’). Werkuitkering:
De werkuitkering bedraagt per maand: 500,00 EUR van kalendermaand 1 tot 30
Opgelet: de RVA kent de werknemer het bedrag van 500,00 EUR toe indien hij voltijds werkt. Werkt hij niet voltijds, dan wordt 500 vermenigvuldigd met de contractuele tewerkstellingsbreuk. Het bedrag van de werkuitkering kan voor een bepaalde kalendermaand evenwel nooit het bedrag van het verschuldigde nettoloon overschrijden. U kan de werkuitkering in mindering brengen van het te betalen nettoloon. Diversen Deze maatregel mag niet gecombineerd worden met: Inzake vermindering van werkgeversbijdragen voor de SZ: niet cumuleerbaar met de bijdrageverminderingen toegekend in het kader van: - tewerkstelling voor ouderen (>of= 57 jaar); - aanwerving van de eerste drie werknemers - vermindering RSZ werkgeversbijdragen; - collectieve arbeidsduurvermindering en vierdagenweek - vermindering RSZ werkgeversbijdragen; - herstructureringen; - de indienstneming van langdurig werkzoekenden: Doorstromingsprogramma' s (DSP), Sociale inschakelingspremie (SINE); - elke andere bijdragevermindering voor bepaalde werknemersdoelgroepen. Inzake geactiveerde werkloosheidsuitkeringen: niet cumuleerbaar met andere activeringsmaatregelen, meer bepaald: - Doorstromingsprogramma' s (DSP); - Sociale inschakelingseconomie (SINE). Doorgaans wordt deze maatregel gecombineerd met: -
de structurele vermindering van de RSZ werkgeversbijdragen; dienstencheques (= betaalmiddel voor hulp van huishoudelijke aard).
Aanvraagprocedure De aanvraagprocedure verloopt via de werkgever: 1. De werknemer moet in het bezit zijn van een werkkaart Bezit de werknemer geen werkkaart, dan kan hij, alleen of samen met u, een kaart aanvragen bij het werkloosheidsbureau (WB) van de RVA bevoegd voor zijn hoofdverblijfplaats. Dit moet gebeuren ten laatste 30 dagen na de dag van de indienstneming. U gebruikt daarvoor het formulier C63 werkkaart. U kan het formulier C63 werkkaart bij het WB krijgen. U kan het ook downloaden van de website van de RVA: www.rva.be. Opgelet: in geval van laattijdige aanvraag zullen de voordelen wel worden toegekend, maar voor een verminderde periode. De periode wordt namelijk verminderd met een periode: - die aanvangt op de dag van indienstneming; - en die eindigt op de laatste dag van het kwartaal waarin de laattijdige aanvraag van de kaart gesitueerd is. 2. Uw RSZ-kwartaalaangifte Opent de werkkaart enkel het recht op SZ-bijdrageverminderingen, dan vermeldt u deze op uw RSZkwartaalaangifte. U hoeft de werkkaart niet over te maken aan de RSZ/RSZ-PPO. De RVA maakt de gegevens zelf over aan deze instellingen. Opent de werkkaart bovendien het recht op een werkuitkering: zie punt 3 en volgende. 3. U sluit een arbeidsovereenkomst met de werknemer Indien de werknemer een werkuitkering kan ontvangen, moet de arbeidsovereenkomst een aantal verplichte vermeldingen bevatten, meer bepaald: - dat een werkkaart is gegeven waaruit blijkt dat de werknemer in aanmerking komt voor de werkuitkering en voor welke periode; - dat u het maandelijks te betalen loon verkrijgt door de werkuitkering in mindering te brengen van het nettoloon voor de beschouwde maand. In de praktijk kan u hiervoor het formulier ‘bijlage arbeidsovereenkomst ACTIVA’ gebruiken. U kan dit formulier bij het WB krijgen. U kan het ook downloaden van de website van de RVA: www.rva.be. 4. De werknemer dient een uitkeringsaanvraag in De werknemer moet de werkuitkering vragen door deze arbeidsovereenkomst én de bijlage arbeidsovereenkomst ACTIVA in te dienen. Hij maakt deze stukken over aan zijn uitbetalingsinstelling (UI) (vakbond of Hulpkas voor Werkloosheidsuitkeringen - HVW). Deze dient die stukken in bij het WB. Zijn aanvraag moet uiterlijk de laatste dag van de vierde maand volgend op de maand waarin de indienstneming gesitueerd is, toekomen op dit WB. Opgelet: in geval van laattijdige aanvraag zal de RVA de werkuitkering slechts toekennen voor een verminderde periode. De periode wordt namelijk verminderd met een periode: - die aanvangt op de dag van indienstneming; - en die eindigt op de laatste dag van de maand vóór die waarin de laattijdige aanvraag van de uitkering gesitueerd is. Was de werkkaart eveneens laattijdig aangevraagd, dan kan dit een nog latere datum zijn (zie punt 1). Het WB zal u dan verwittigen of de werknemer al dan niet gerechtigd is op de werkuitkering. Is dit het geval, dan kan u deze uitkering in mindering brengen van het te betalen nettoloon. 5. Het loon en de werkuitkering worden maandelijks betaald Heeft het WB u verwittigd dat hij een werkuitkering zal toekennen, dan trekt u het bedrag ervan af van het nettoloon voor de bewuste kalendermaand. U betaalt slechts het saldo. U geeft de werknemer een ingevuld formulier C78ACTIVA. Deze zal dit indienen bij zijn UI die hem de maandelijkse werkuitkering zal uitbetalen. U kan een elektronische aangifte verrichten in plaats van een papieren formulier C78ACTIVA in te vullen. U bezorgt dan een print van deze aangifte aan de werknemer. Zie de website van de sociale zekerheid: socialsecurity.fgov.be.
Aanvullende inlichtingen Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) Victor Hortaplein 11 1060 Brussel Tel.: 02/509 26 00 Fax: 02/509 39 64 E-mail:
[email protected] Website: www.onssrszlss.fgov.be Rijksdienst voor Sociale Zekerheid Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten (RSZ-PPO) Jozef II straat 47 1000 Brussel Tel.: 02/239 12 11 Fax: 02/234 34 34 E-mail:
[email protected] Website: www.rszppo.fgov.be
1.2.6
DOORSTROMINGSPROGRAMMA’S (DSP)
Inhoud steunmaatregel Deze maatregel biedt langdurig werklozen de mogelijkheid om beroepservaring op te doen bij openbare diensten, VZW' s of niet commerciële verenigingen. Op die manier kunnen ze hun positie op de arbeidsmarkt verbeteren en eventueel doorstromen naar een reguliere arbeidsovereenkomst. Dit gebeurt door het toekennen van: - een vermindering van werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid (SZ); - een geactiveerde werkloosheidsuitkering (integratie-uitkeringen genaamd). De werkgever kan deze in mindering brengen van het te betalen nettoloon. De Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) betaalt deze uitkering aan de werknemer Voorwaarden -
Voor de werkgever:
U komt in aanmerking: - als u een werkgever van de openbare sector bent; - als u een VZW of niet-commerciële vereniging bent; én u bovendien een doorstromingsprogramma opricht. Dit is een programma dat tegemoet komt aan de collectieve maatschappelijke noden waaraan niet of onvoldoende wordt tegemoet gekomen via het reguliere arbeidscircuit. De bevoegde minister van tewerkstelling moet zo een programma erkennen.
-
Voor werknemer of werkzoekende:
UVW = uitkeringsgerechtigde volledig werkloze. Laaggeschoold = de werknemer is niet in het bezit van een diploma of getuigschrift van het hoger secundair onderwijs. Wachtuitkeringen = uitkeringen als UVW die de werknemer ontvangt als schoolverlater (op basis van bepaalde studies). Werkloosheidsuitkeringen = uitkeringen als UVW die de werknemer ontvangt na voldoende gewerkt te hebben. ALS de werknemer minder dan 25 jaar is En ALS hij laaggeschoold is En ALS hij UVW is En ALS hij:
DAN kent de RSZ of RSZ-PPO u toe:
- sedert minstens 9 maanden uitkeringen als UVW geniet
RSZ-vermindering 1
ALS de werknemer minder dan 25 jaar is En ALS hij NIET laaggeschoold is En ALS hij UVW is En ALS hij:
DAN kent de RSZ of RSZ-PPO u toe:
- sedert minstens 12 maanden wachtuitkeringen als UVW RSZ-vermindering 1 geniet - sedert minstens 24 maanden werkloosheidsuitkeringen als RSZ-vermindering 2 UVW geniet ALS de werknemer minstens 25 jaar, maar minder dan 45 jaar is En ALS hij UVW is En ALS hij:
DAN kent de RSZ of RSZ-PPO u toe:
- sedert minstens 12 maanden wachtuitkeringen als UVW RSZ-vermindering 1 geniet - sedert minstens 24 maanden werkloosheidsuitkeringen als RSZ-vermindering 2 UVW geniet ALS de werknemer minstens 45 jaar is En ALS hij UVW is En ALS hij:
DAN kent de RSZ of RSZ-PPO u toe:
- sedert minstens 12 maanden wachtuitkeringen als UVW RSZ-vermindering 3 geniet - sedert minstens 24 maanden werkloosheidsuitkeringen als RSZ-vermindering 4 UVW geniet Deze werknemers genieten bovendien een geactiveerde werkloosheidsuitkering Gemeente met verhoogde werkloosheid = een gemeente waar de werkloosheidsgraad minstens 20% hoger ligt dan het gemiddelde van het Gewest. De werknemer moet er wonen op het ogenblik van zijn indiensttreding. U vindt een lijst van deze gemeenten op de website van de RVA. Klik op Tewerkstelling -> Doorstromingsprogramma' s -> Reglementering -> Infobladen werkgevers.
PWA-vrijstelling = vrijstelling die een werknemer geniet indien hij 180 uren prestaties in een Plaatselijk werkgelegenheidsagentschap (PWA) bewijst. Deze prestaties moeten liggen in een periode van 6 kalendermaanden vóór de maand waarin hij de vrijstelling vraagt. De RVA kent de vrijstelling toe voor een hernieuwbare periode van 6 kalendermaanden ALS de werknemer woont in een gemeente met verhoogde werkloosheid En ALS het uurrooster van zijn arbeidsovereenkomst:
DAN kent de RVA aan de werknemer toe:
>= 4/5 van een voltijds uurrooster bedraagt
Geactiveerde werkloosheidsuitkering 1
>= 1/2én < 4/5 van een voltijds uurrooster bedraagt
Geactiveerde werkloosheidsuitkering 2
< 1/2 van een voltijds uurrooster bedraagt
Niets
ALS de werknemer NIET woont in een gemeente met verhoogde werkloosheid En ALS hij een PWA-vrijstelling heeft En ALS het uurrooster van zijn arbeidsovereenkomst:
DAN kent de RVA aan de werknemer toe:
>= 4/5 van een voltijds uurrooster bedraagt
Geactiveerde werkloosheidsuitkering 3
>= 1/2én < 4/5 van een voltijds uurrooster bedraagt
Geactiveerde werkloosheidsuitkering 4
< 1/2 van een voltijds uurrooster bedraagt
Niets
En ALS hij GEEN PWA-vrijstelling heeft En ALS het uurrooster van zijn arbeidsovereenkomst:
DAN kent de RVA aan de werknemer toe:
>= 4/5 van een voltijds uurrooster bedraagt
Geactiveerde werkloosheidsuitkering 5
>= 1/2én < 4/5 van een voltijds uurrooster bedraagt
Geactiveerde werkloosheidsuitkering 6
< 1/2 van een voltijds uurrooster bedraagt
Niets
Voordelen -
Voor werkgever:
U geniet een vermindering van de werkgeversbijdragen voor de SZ. U kunt aanspraak maken op één van de volgende 4 types vermindering. Dit is afhankelijk van de precieze voorwaarden die de werknemer vervult (zie de tabel onder ‘Voorwaarden’). RSZ-vermindering:
De vermindering bedraagt per kwartaal:
1
1.000 EUR van kwartaal 1 tot 5 400 EUR van kwartaal 6 tot 9
2
1.000 EUR van kwartaal 1 tot 9
3
1.000 EUR van kwartaal 1 tot 5 400 EUR van kwartaal 6 tot 13
4
1.000 EUR van kwartaal 1 tot 13
Opgelet: de RSZ kent u het bedrag van de vermindering toe indien de werknemer gedurende een volledig kwartaal voltijds werkt. Werkt hij niet gedurende een volledig kwartaal en/of werkt hij slechts deeltijds, dan zal de RSZ of RSZ-PPO deze bedragen proportioneren. De vermindering kan evenwel nooit meer bedragen dan de bijdrage die u verschuldigd bent.
-
Voor werknemer of werkzoekende:
De werknemer krijgt in bepaalde gevallen een geactiveerde werkloosheidsuitkering, integratie-uitkering genaamd. Dit is afhankelijk van de precieze voorwaarden die hij vervult (zie de tabel onder ‘Voorwaarden’). Integratie-uitkering
De integratie-uitkering bedraagt per maand:
1
545,37 EUR van maand 1 tot 36
2
433,81 EUR van maand 1 tot 36
3
371,84 EUR van maand 1 tot 36
4
297,47 EUR van maand 1 tot 36
5
322,26 EUR van maand 1 tot 24
6
247,89 EUR van maand 1 tot 24
Het bedrag van de integratie-uitkering kan voor een bepaalde kalendermaand nooit het bedrag van het verschuldigde nettoloon overschrijden. U kan de integratie-uitkering in mindering brengen van het te betalen nettoloon. Opgelet: de periode van 24 of 36 maanden is een ‘krediet’ dat de RVA slechts één keer toekent gedurende de ganse beroepsloopbaan. Is dit krediet uitgeput, dan kent de RVA de integratie-uitkering dus niet meer toe. Diversen Deze maatregel mag niet gecombineerd worden met: Inzake vermindering van werkgeversbijdragen voor de SZ: niet cumuleerbaar met de bijdrageverminderingen toegekend in het kader van: - tewerkstelling voor ouderen(>of= 57 jaar); - tewerkstelling voor jongeren (< 30 jaar); - aanwerving van de eerste drie werknemers - vermindering RSZ werkgeversbijdragen; - collectieve arbeidsduurvermindering en vierdagenweek - vermindering RSZ werkgeversbijdragen; - herstructureringen; - de indienstneming van langdurig werkzoekenden: Sociale inschakelingseconomie (SINE), ACTIVA voor min-45-jarigen, ACTIVA voor 45-plussers; - elke andere bijdragevermindering voor bepaalde werknemersdoelgroepen. Inzake geactiveerde werkloosheidsuitkeringen: niet cumuleerbaar met andere activeringsmaatregelen, meer bepaald: - ACTIVA voor min-45-jarigen, ACTIVA voor 45-plussers; - ACTIVA START (activering van werkloosheidsuitkeringen in het kader van startbanen); - Sociale inschakelingseconomie (SINE). Doorgaans wordt deze maatregel gecombineerd met: -
de structurele vermindering van de RSZ werkgeversbijdragen; dienstencheques (= betaalmiddel voor hulp van huishoudelijke aard).
Aanvraagprocedure De aanvraagprocedure verloopt via de werkgever: 1. U vraagt een erkenning van uw project U kunt slechts doorstromingsprogramma' s opstarten indien deze kaderen in een project. De bevoegde minister van tewerkstelling moet deze erkennen.
2. De werknemer moet in het bezit zijn van een attest C63.3DSP Bezit de werknemer geen attest C63.3DSP, dan kan hij dit attest aanvragen bij het werkloosheidsbureau (WB) van de RVA bevoegd voor zijn hoofdverblijfplaats. Hij gebruikt daarvoor hetzelfde formulier C63.3DSP. U kan het formulier C63.3DSP bij het WB krijgen. U kan het ook downloaden van de site van de RVA . 3. U sluit een arbeidsovereenkomst met de werknemer In de praktijk kan u hiervoor het formulier C201.3 gebruiken. U kan dit formulier bij het WB krijgen. U kan het ook downloaden van de site van de RVA . 4. Uw RSZ-kwartaalaangifte Het attest C63.3DSP opent het recht op SZ-bijdrageverminderingen. U vermeldt deze op uw RSZkwartaalaangifte. U hoeft het attest C63.3DSP niet over te maken aan de RSZ/RSZ-PPO. De RVA maakt de gegevens zelf over aan deze instellingen. 5. De werknemer dient een uitkeringsaanvraag in De werknemer moet de integratie-uitkering vragen door deze arbeidsovereenkomst C201.3 in te dienen. Hij voegt tevens een kopie van de beslissing toe waarbij het project is goedgekeurd (zie punt 1). Hij maakt deze stukken over aan zijn uitbetalingsinstelling (UI) (vakbond of Hulpkas voor Werkloosheidsuitkeringen - HVW). Deze dient die stukken in bij het WB. Zijn aanvraag moet uiterlijk de laatste dag van de arbeidsovereenkomst, toekomen op dit WB. Het WB zal u dan verwittigen of de werknemer al dan niet gerechtigd is op de integratie-uitkering. Is dit het geval, dan kan u deze uitkering in mindering brengen van het te betalen nettoloon. 6. Het loon en de integratie-uitkering worden maandelijks betaald Heeft het WB u verwittigd dat hij een integratie-uitkering zal toekennen, dan trekt u het bedrag ervan af van het nettoloon voor de bewuste kalendermaand. U betaalt slechts het saldo. U geeft de werknemer een ingevuld formulier C78.3. Deze zal dit indienen bij zijn UI die hem de maandelijkse integratie-uitkering zal uitbetalen. U kan een elektronische aangifte verrichten in plaats van een papieren formulier C78.3 in te vullen. U bezorgt dan een print van deze aangifte aan de werknemer. Zie de website van de Sociale Zekerheid.
Aanvullende inlichtingen Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) Victor Hortaplein 11 1060 Brussel Tel.: 02/509 26 00 Fax: 02/509 39 64 E-mail:
[email protected] Website: www.onssrszlss.fgov.be Rijksdienst voor Sociale Zekerheid Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten (RSZ-PPO) Jozef II straat 47 1000 Brussel Tel.: 02/239 12 11 Fax: 02/234 34 34 E-mail:
[email protected] Website: www.rszppo.fgov.be
1.2.7
SOCIALE INSCHAKELINGSECONOMIE (SINE)
Inhoud steunmaatregel Werklozen, die moeilijk te plaatsen zijn, tracht men herin te schakelen via de zogenaamde sociale inschakelingseconomie. Men stimuleert dit door: -
de RSZ-bijdragen van de werkgevers voor die werknemers te verminderen; een gedeelte van het nettoloon terug te betalen aan de werkgever. De RVA betaalt immers de werkloosheidsvergoeding van de werknemer terug aan de werkgever. Dit onder de vorm van een premie (de zgn. inschakelingsuitkering).
Voorwaarden -
Voor werkgever:
U komt in aanmerking: - als u een sociale werkplaats bent; - als u een beschutte werkplaats bent; - als u een inschakelingsbedrijf bent (de minister van Werk en de minister van Sociale Economie erkennen deze bedrijven); - als u een vennootschap met een sociaal oogmerk bent; - als u een sociaal verhuurkantoor bent (Vlaams Gewest); - als u een sociale huisvestingsmaatschappij bent (Vlaams Gewest); - als u een agentschap voor sociale huisvesting bent (Waals Gewest); - als u een openbare huisvestingsmaatschappij bent (Waals Gewest); - als u een sociaal verhuurkantoor bent (Brussels Hoofdstedelijk Gewest); - als u een openbare vastgoedmaatschappij bent (Brussels Hoofdstedelijk Gewest); - als u een OCMW bent die erkende sociale-inschakelingsinitiatieven of projecten organiseert; - als u een plaatselijk werkgelegenheidsagentschap bent; - als u een werkgever bent die plaatselijke initiatieven voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid inricht (erkend door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest); - als u een werkgever bent die nabijheidsdiensten organiseert (erkend door het Vlaams Gewest). U moet in het bezit zijn van een attest waaruit blijkt dat u een SINE-werkgever bent. Zie ‘Aanvraagprocedure’.
-
Voor werknemer of werkzoekende:
UVW = uitkeringsgerechtigde volledig werkloze Laaggeschoold = de werknemer is niet in het bezit van een diploma of getuigschrift van het hoger secundair onderwijs ALS de werknemer minder 45 jaar is En ALS hij laaggeschoold is En ALS hij UVW is DAN kent de RSZ of DAN kent de RVA aan de RSZ-PPO u toe: werknemer toe:
En ALS hij:
- 312 dagen UVW bewijst in de loop van de maand en de 18 voorgaande RSZ-vermindering 1 kalendermaanden
Geactiveerde werkloosheidsuitkering 1
- 624 dagen UVW bewijst in de loop van de maand en de 36 voorgaande RSZ-vermindering 2 kalendermaanden
Geactiveerde werkloosheidsuitkering 2
ALS de werknemer minstens 45 jaar is En ALS hij laaggeschoold is En ALS hij UVW is En ALS hij:
DAN kent de RSZ of DAN kent de RVA aan de RSZ-PPO u toe: werknemer toe:
- 156 dagen UVW bewijst in de loop van de maand en de 9 voorgaande RSZ-vermindering 3 kalendermaanden
Geactiveerde werkloosheidsuitkering 3
Voordelen -
Voor werkgever:
U geniet een vermindering van de werkgeversbijdragen voor de SZ. U kunt aanspraak maken op één van de volgende 3 types vermindering. Dit is afhankelijk van de precieze voorwaarden die de werknemer vervult (zie de tabel onder ‘Voorwaarden’). RSZ-vermindering:
De vermindering bedraagt per kwartaal:
1
1.000 EUR van kwartaal 1 tot 11
2
1.000 EUR van kwartaal 1 tot 21
3
1.000 EUR gedurende een onbeperkte periode
Opgelet: de RSZ kent u het bedrag van de vermindering toe indien de werknemer gedurende een volledig kwartaal voltijds werkt. Werkt hij niet gedurende een volledig kwartaal en/of werkt hij slechts deeltijds, dan zal de RSZ of RSZ-PPO deze bedragen proportioneren. De vermindering kan evenwel nooit meer bedragen dan de bijdrage die u verschuldigd bent. Inzake RSZ-vermindering 1 en 2: de RSZ of RSZ-PPO kan deze na afloop van het aantal toegekende kwartalen verlengen met een hernieuwbare periode van maximaal 10 (1) of 20 (2) kwartalen. Zie ‘Aanvraagprocedure’.
-
Voor werknemer of werkzoekende:
De werknemer krijgt in bepaalde gevallen een geactiveerde werkloosheidsuitkering, herinschakelingsuitkering genaamd. Dit is afhankelijk van de precieze voorwaarden die hij vervult (zie de tabel onder ‘Voorwaarden’). Herinschakelingsuitkering:
De herinschakelingsuitkering bedraagt per maand:
1
500 EUR van kwartaal 1 tot 11
2
500 EUR van kwartaal 1 tot 21
3
500 EUR gedurende een onbeperkte periode
Opgelet: de RVA kent de werknemer het bedrag van 500 EUR toe indien hij voltijds werkt. Werkt hij niet voltijds, dan wordt 500 vermenigvuldigd met de contractuele tewerkstellingsbreuk en vervolgens met 1,5. Het resultaat kan 500 EUR niet overschrijden. Het bedrag van de herinschakelingsuitkering kan voor een bepaalde kalendermaand evenwel nooit het bedrag van het verschuldigde nettoloon overschrijden. U kan de herinschakelingsuitkering in mindering brengen van het te betalen nettoloon. Inzake herinschakelingsperiode 1 en 2: de RVA kan deze na afloop van het aantal toegekende kwartalen verlengen met een hernieuwbare periode van maximaal 10 (1) of 20 (2) kwartalen. Zie ‘Aanvraagprocedure’. Aanvraagprocedure De aanvraagprocedure verloopt via de werkgever: 1. U vraagt een attest aan U moet voorafgaandelijk een attest vragen en krijgen. Daaruit moet blijken dat u wel degelijk onder het toepassingsgebied van SINE valt. Dit attest wordt afgeleverd binnen een termijn van 45 dagen door de Directeur-generaal van de Algemene Directie Werkgelegenheid en Arbeidsmarkt van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid - Ernest Blerotstraat 1, 1070 Brussel - Tel. : 02 233 47 24. U maakt een kopie van dit attest over aan de werknemer die het bij zijn aanvraag om herinschakelingsuitkering voegt (zie punt 5). 2. De werknemer moet in het bezit zijn van een attest C63 SINE Bezit de werknemer geen attest C63 SINE, dan kan hij, alleen of samen met u, dit attest aanvragen bij het werkloosheidsbureau (WB) van de RVA bevoegd voor zijn hoofdverblijfplaats. U gebruikt daarvoor hetzelfde formulier C63 SINE. U kan het formulier C63 SINE bij het WB krijgen. U kan het ook downloaden van de site van de RVA. 3. U sluit een arbeidsovereenkomst met de werknemer De arbeidsovereenkomst moet een aantal verplichte vermeldingen bevatten, meer bepaald: dat een attest C63 SINE is gegeven waaruit blijkt dat de werknemer in aanmerking komt voor de herinschakelingsuitkering en voor welke periode; dat u het maandelijks te betalen loon verkrijgt door de herinschakelingsuitkering in mindering te brengen van het nettoloon voor de beschouwde maand. In de praktijk kan u hiervoor het formulier ‘bijlage arbeidsovereenkomst SINE’ gebruiken. U kan dit formulier bij het WB krijgen. U kan het ook downloaden van de site van de RVA. 4. Uw RSZ-kwartaalaangifte Het attest C63 SINE opent het recht op SZ-bijdrageverminderingen. U vermeldt deze op uw RSZkwartaalaangifte. U hoeft het attest C63 SINE niet over te maken aan de RSZ/RSZ-PPO. De RVA maakt de gegevens zelf over aan deze instellingen.
5. De werknemer dient een uitkeringsaanvraag in De werknemer moet de herinschakelingsuitkering vragen door deze arbeidsovereenkomst én de bijlage arbeidsovereenkomst SINE in te dienen. Hij voegt tevens een kopie van het attest toe waaruit blijkt dat u een SINE-werkgever bent (zie punt 1). Hij maakt deze stukken over aan zijn uitbetalingsinstelling (UI) (vakbond of Hulpkas voor Werkloosheidsuitkeringen - HVW). Deze dient die stukken in bij het WB. Zijn aanvraag moet uiterlijk de laatste dag van de vierde maand volgend op de maand waarin de indienstneming gesitueerd is, toekomen op dit WB. Opgelet : in geval van laattijdige aanvraag zal de RVA de herinschakelingsuitkering slechts toekennen voor een verminderde periode. De periode wordt namelijk verminderd met een periode: - die aanvangt op de dag van indienstneming; - en die eindigt op de laatste dag van de maand vóór die waarin de laattijdige aanvraag van de uitkering gesitueerd is. Het WB zal u dan verwittigen of de werknemer al dan niet gerechtigd is op de herinschakelingsuitkering. Is dit het geval, dan kan u deze uitkering in mindering brengen van het te betalen nettoloon. 6. Het loon en de herinschakelingsuitkering worden maandelijks betaald Heeft het WB u verwittigd dat hij een herinschakelingsuitkering zal toekennen, dan trekt u het bedrag ervan af van het nettoloon voor de bewuste kalendermaand. U betaalt slechts het saldo. U geeft de werknemer een ingevuld formulier C78SINE. Deze zal dit indienen bij zijn UI die hem de maandelijkse herinschakelingsuitkering zal uitbetalen. U kan een elektronische aangifte verrichten in plaats van een papieren formulier C78SINE in te vullen. U bezorgt dan een print van deze aangifte aan de werknemer. Zie de website van de Sociale zekerheid. 7. Het voordeel loopt af; u vraagt een verlenging Voor de werknemer van minder dan 45 jaar, zijn de voordelen beperkt tot 11 of 21 kwartalen (zie ‘Voordelen’). Wenst u deze periode te laten verlengen, contacteer dan de bemiddelingsdienst (VDAB in Vlaanderen of BGDA in Brussel). Deze dienst zal nagaan of de werknemer kan ingeschakeld worden in de reguliere arbeidsmarkt (= buiten het ‘SINE-circuit’). Is dit het geval, dan worden de voordelen niet verlengd. Is dit niet het geval, dan zal deze dienst de RVA contacteren en meedelen dat de voordelen (SZbijdrageverminderingen en herinschakelingsuitkeringen) kunnen worden verlengd gedurende een periode die de bemiddelingsdienst vastlegt (maximaal 10 of 20 kwartalen en telkens hernieuwbaar). De RVA doet dan het nodige en zal u een schrijven overmaken waarin hij meedeelt dat de voordelen verder worden toegekend en gedurende welke periode. U volgt dan verder de procedure beschreven in punt 6. Diversen Deze maatregel mag niet gecombineerd worden met: Inzake vermindering van werkgeversbijdragen voor de SZ: niet cumuleerbaar met de bijdrageverminderingen toegekend in het kader van: -
tewerkstelling voor ouderen (>of= 57 jaar); tewerkstelling voor jongeren (< 30 jaar); aanwerving van de eerste drie werknemers - vermindering RSZ werkgeversbijdragen; collectieve arbeidsduurvermindering en vierdagenweek - vermindering RSZ werkgeversbijdragen; herstructureringen; de indienstneming van langdurig werkzoekenden: Doorstromingsprogramma' s (DSP), ACTIVA voor min45-jarigen, ACTIVA voor 45-plussers; elke andere bijdragevermindering voor bepaalde werknemersdoelgroepen.
Inzake geactiveerde werkloosheidsuitkeringen: niet cumuleerbaar met andere activeringsmaatregelen, meer bepaald: -
ACTIVA voor min-45-jarigen, ACTIVA voor 45-plussers; ACTIVA START (activering van werkloosheidsuitkeringen in het kader van startbanen);
-
Doorstromingsprogramma' s (DSP).
Doorgaans wordt deze maatregel gecombineerd met: -
de structurele vermindering van de RSZ werkgeversbijdragen; dienstencheques (= betaalmiddel voor hulp van huishoudelijke aard).
Aanvullende inlichtingen Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) Victor Hortaplein 11 1060 Brussel Tel.: 02/509 26 00 Fax: 02/509 39 64 E-mail:
[email protected] Website: www.onssrszlss.fgov.be Rijksdienst voor Sociale Zekerheid Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten (RSZ-PPO) Jozef II straat 47 1000 Brussel Tel.: 02/239 12 11 Fax: 02/234 34 34 E-mail:
[email protected] Website: www.rszppo.fgov.be
1.2.8
JONG LAAGGESCHOOLDE WERKNEMERS
Inhoud steunmaatregel Deze maatregel beoogt laaggeschoolde jonge werknemers (19 tot 26 jaar). Wie hen in dienst neemt, krijgt een vermindering van de werkgeversbijdragen. Begunstigden -
Voor werkgever:
Het blijft gelijk of u een werkgever bent uit de privésector of uit de openbare sector. Als u voldoet aan de startbaanverplichting komt u in aanmerking. -
Voor werknemer of werkzoekende:
U kan deze vermindering krijgen voor laaggeschoolde jongeren tot 26 jaar die u in dienst neemt met een startbaanovereenkomst. Voordelen -
Voor werkgever:
De werkgeversbijdragen die u aan de RSZ moet betalen, verminderen met 1.000 EUR, respectievelijk 400 EUR per kwartaal. Het aantal kwartalen dat u dit voordeel krijgt varieert volgens de situatie. 1. U neemt een laaggeschoolde jongere aan. 2. U neemt een erg laaggeschoolde jongere aan. U neemt een laaggeschoolde jongere van buitenlandse afkomst aan. U neemt een laaggeschoolde gehandicapte aan. In het geval van 1. : U hebt recht op een vermindering van 1.000 EUR voor het kwartaal van indienstneming en de 7 daarop volgende kwartalen. Nadien hebt u recht op een vermindering van 400 EUR tot en met het kwartaal dat de jongere 26 jaar wordt. In het geval van 2. : U hebt recht op een vermindering van 1.000 EUR voor het kwartaal van indienstneming en de 15 daarop volgende kwartalen. Nadien hebt u recht op een vermindering van 400 EUR tot en met het kwartaal dat de jongere 26 jaar wordt. De startbaankaart attesteert of een jongere laaggeschoold is, erg laaggeschoold, van buitenlandse afkomst en/of gehandicapt. De totale vermindering kan nooit meer bedragen dan de werkgeversbijdragen die voor de werknemer verschuldigd zijn. Opgelet: het bedrag van 1.000 EUR, respectievelijk 400 EUR, wordt u slechts toegekend indien de werknemer gedurende een volledig kwartaal voltijds werkt. Werkt hij niet gedurende een volledig kwartaal of werkt hij slechts deeltijds, dan wordt het bedrag proportioneel verminderd. De precieze berekeningsregels van deze vermindering kunt u nalezen op de website van de RSZ: http://www.onssrszlss.fgov.be/onssrsz/nl/ige/ige_home.htm Diversen Deze vermindering kan niet gecumuleerd worden met een andere specifieke maatregel waarbij een vermindering van de RSZ werkgeversbijdragen wordt toegestaan.
Doorgaans wordt deze werkgeversbijdragen.
maatregel
gecombineerd
met de
structurele
vermindering
van de
RSZ
Voor werkgevers die onder een sociale maribel sector vallen geldt tevens een bijzondere regeling. Bij de bepaling van het maximumbedrag van de werkgeversbijdragen waarop de vermindering wordt toegepast, worden de verschuldigde bijdragen verminderd met 365 EUR per kwartaal. Voor beschutte werkplaatsen geldt deze regel niet. Aanvraagprocedure -
Voor werkgever:
Indien de jongere in de loop van het kalenderjaar van indiensttreding 19 jaar wordt of ouder en geen geldige startbaankaart bezit, kan u de kaart aanvragen bij de RVA. Uw aanvraag zal enkel geldig zijn indien hij voor iedere werkzoekende afzonderlijk gebeurt. Hij wordt slechts aanvaard als op die aanvraag uw naam, deze van de jongere, zijn domicilie, zijn INSZ-nummer en de datum van zijn indienstneming, vermeld zijn. De aanvraag van een startbaankaart moet ten laatste gebeuren op de 30ste dag volgend op de dag van de indienstneming. Elke aanvraag die later toekomt maakt dat de startbaanovereenkomst pas geldig is vanaf de 1ste dag van het kwartaal dat volgt op het kwartaal waarin de aanvraag gebeurde. Als de jongere in de loop van het kalenderjaar van indiensttreding de leeftijd van 19 jaar niet bereikt moet hij geen startbaankaart voorleggen. U moet zelf deze kaart aanvragen als u de startbaanovereenkomst wil laten doorlopen (onder andere in het kader van de doelgroepvermindering laaggeschoolde jongere). Dat moet gebeuren ten laatste op 31 januari van het jaar waarin de jongere 19 wordt. U doet de aanvraag bij het bevoegde werkloosheidsbureau en vermeldt: - uw identiteit; - de identiteit van de werknemer; - de woonplaats van de werknemer; - het INSZ-nummer van de werknemer; - de datum van indienstneming. U voegt ook een kopie bij van de startbaanovereenkomst. Indien u voor de vermindering in aanmerking komt mag u ze toepassen op de RSZ-aangifte. -
Voor werknemer of werkzoekende:
Indien de jongere in de loop van het kalenderjaar van indiensttreding 19 jaar wordt of ouder, moet hij op het moment van de indienstneming een geldige startbaankaart kunnen voorleggen. Hij kan die krijgen op het werkloosheidsbureau van de RVA van zijn woonplaats. Zo toont hij aan dat hij aan de voorwaarden voldoet. De aanvraag van de startbaankaart is onontvankelijk wanneer de aanvraag gebeurt op een ogenblik waarop de jongere nog studies met een volledig leerplan volgt in het dagonderwijs.
Aanvullende inlichtingen Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) Victor Hortaplein 11 1060 Brussel Tel.: 02/509 26 00 Fax: 02/509 39 64 E-mail:
[email protected] Website: www.onssrszlss.fgov.be
1.2.9
WERKNEMERS JONGER DAN 19 JAAR
Inhoud steunmaatregel De maatregel beoogt werknemers jonger dan 19 jaar. Wie deze werknemers tewerkstelt, krijgt een vermindering van de werkgeversbijdragen. Voorwaarden -
Voor werkgever:
Het blijft gelijk of u een werkgever bent uit de privésector of uit de openbare sector. Als u voldoet aan de startbaanverplichting komt u in aanmerking. -
Voor werknemer of werkzoekende:
Deze vermindering geldt voor jongeren die gedurende het kalenderjaar nog geen 19 jaar of ouder zijn. Voordelen -
Voor werkgever:
Deze jongeren openen het recht op een bijdragevermindering van 1.000 EUR per kwartaal. De totale vermindering kan nooit meer bedragen dan de werkgeversbijdragen die voor de werknemer verschuldigd zijn. Opgelet: het bedrag van 1.000 EUR, wordt u slechts toegekend indien de jongere gedurende een volledig kwartaal voltijds werkt. Werkt hij niet gedurende een volledig kwartaal of werkt hij slechts deeltijds, dan wordt het bedrag proportioneel verminderd. De precieze berekeningsregels van deze vermindering kunt u nalezen op http://www.onssrszlss.fgov.be/onssrsz/index.htm -
Voor werknemer of werkzoekende:
Er zijn enkel voordelen voor de werkgever. Diversen Deze maatregel mag niet gecombineerd worden met: - een andere specifieke maatregel waarbij een vermindering van de RSZ werkgeversbijdragen wordt toegestaan. Aanvraagprocedure De aanvraagprocedure verloopt via de werkgever. Er zijn geen speciale formaliteiten. Indien uw werknemer voor de vermindering in aanmerking komt mag u ze toepassen op de RSZ-aangifte.
Aanvullende inlichtingen Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) Victor Hortaplein 11 1060 Brussel Tel.: 02/509 26 00 Fax: 02/509 39 64 E-mail:
[email protected] Website: www.onssrszlss.fgov.be
1.2.10
WERKNEMERS OUDER DAN 18 EN JONGER DAN 30 JAAR
Inhoud steunmaatregel De maatregel beoogt jongeren van 19 tot 30 jaar. Wie hen tewerkstelt kan een vermindering krijgen van de werkgeversbijdragen. Voorwaarden -
Voor werkgever:
U moet voldoen aan de startbaanverplichting. U mag niet behoren tot de openbare sector of vallen onder het toepassingsgebied van de sociale maribel. -
Voor werknemer of werkzoekende:
Deze vermindering geldt voor jongeren die op 1 januari van het lopende jaar minstens 19 jaar oud zijn én op het einde van het kwartaal nog geen 30 zijn. Hun refertekwartaalloon moet lager zijn dan 5870,71 EUR ( = bovenste loongrens van de lagelonencomponent van de structurele vermindering). Voordelen -
Voor werkgever:
Deze jongeren openen het recht op een bijdragevermindering van maximaal 300 EUR per kwartaal. Het bedrag vermindert geleidelijk met oplopende leeftijd van de jongere. De totale vermindering kan nooit meer bedragen dan de werkgeversbijdragen die voor de werknemer verschuldigd zijn. Opgelet: het bedrag van 300 EUR, wordt u slechts toegekend indien de werknemer gedurende een volledig kwartaal voltijds werkt. Werkt hij niet gedurende een volledig kwartaal of werkt hij slechts deeltijds, dan wordt het bedrag proportioneel verminderd. De precieze berekeningsregels van deze vermindering kunt u nalezen op de website van de RSZ: http://www.onssrszlss.fgov.be/onssrsz/index.htm -
Voor werknemer of werkzoekende:
Er zijn enkel voordelen voor de werkgever. Diversen Deze maatregel mag niet gecombineerd worden met: Deze vermindering kan niet gecumuleerd worden met een andere specifieke maatregel waarbij een vermindering van de RSZ werkgeversbijdragen wordt toegestaan. Doorgaans wordt deze maatregel gecombineerd met: - de structurele vermindering van de RSZ werkgeversbijdragen; - jonge laaggeschoolde werknemers - vermindering RSZ werkgeversbijdragen. Aanvraagprocedure De aanvraagprocedure verloopt via de werkgever. Er zijn geen speciale formaliteiten. Indien uw werknemer voor de vermindering in aanmerking komt mag u ze toepassen op de RSZ-aangifte.
Aanvullende inlichtingen Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) Victor Hortaplein 11 1060 Brussel Tel.: 02/509 26 00 Fax: 02/509 39 64 E-mail:
[email protected] Website: www.onssrszlss.fgov.be
1.2.11
AANWERVING VAN EEN ONTSLAGEN WERKNEMER DOOR HERSTRUCTURERING
Inhoud steunmaatregel De maatregel beoogt werknemers die ontslagen werden ingevolge een herstructurering. Een werkgever die zo een werknemer aanwerft komt in aanmerking voor een vermindering van de RSZ werkgeversbijdragen. Tevens kan de werknemer genieten van een vermindering van de werknemersbijdragen. Voorwaarden -
Voor werkgever:
Er zijn geen bijzondere voorwaarden waaraan u moet voldoen. Het mag echter niet gaan om de onderneming in herstructurering die de werknemer ontsloeg, of om een onderneming die behoort tot dezelfde technische bedrijfseenheid. -
Voor werknemer of werkzoekende:
De werknemer die u aanwerft moet ontslagen zijn ingevolge een herstructurering, en in het bezit zijn van een ‘verminderingskaart herstructureringen’. Ter info: De Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) reikt spontaan een ' verminderingskaart herstructureringen'uit aan werknemers die ontslagen werden in het kader van een herstructurering en die werden ingeschreven bij de tewerkstellingscel. Als zo een werkloze een arbeidsovereenkomst afsluit met een werkgever dan kan hij een werknemersbijdragevermindering krijgen, hetgeen een reële verhoging van het nettoloon als gevolg heeft. Deze vermindering is geldig tijdens het kwartaal waarin hij voor het eerst in dienst treedt evenals voor de twee kwartalen die daarop volgen. De werknemer heeft recht op deze werknemersbijdragevermindering als zijn refertemaandloon volgende loongrenzen niet overstijgt: -
indien de werknemer op moment van indiensttreding jonger is dan 30 jaar: 1.956,90 EUR; indien de werknemer op het moment van indiensttreding minstens 30 jaar is: 4.000 EUR.
De werknemer opent het recht op de werkgeversbijdragevermindering als zijn refertekwartaalloon volgende loonsgrenzen niet overstijgt: -
indien de werknemer op moment van indiensttreding jonger is dan 30 jaar: 5.870,71 EUR; indien de werknemer op het moment van indiensttreding minstens 30 jaar is: 12.000 EUR.
Voor de vermindering van de werknemersbijdragen moet het gaan om werknemers die een werknemersbijdrage van 13,07% verschuldigd zijn. Dat zijn dus alle gewone werknemers uit de privésector, en de meeste contractuele werknemers uit de openbare sector. Voordelen -
Voor werkgever:
De werkgeversbijdragen die u per kwartaal aan de RSZ moet betalen, verminderen met 1.000 EUR tijdens het kwartaal van indiensttreding en de 4 daaropvolgende kwartalen als de werknemer op de dag van indiensttreding jonger is dan 45 jaar, of met 1.000 EUR tijdens het kwartaal van indiensttreding en de 4 daaropvolgende kwartalen en vervolgens met 400 EUR gedurende 16 kwartalen, als de werknemer op de dag van indiensttreding 45 jaar is of ouder. Voor de telling van het aantal kwartalen wordt als ' kwartaal van indiensttreding'beschouwd, het kwartaal waarin de werknemer tijdens de geldigheidsperiode van de verminderingskaart voor het eerst bij u wordt tewerkgesteld. Tevens heeft u recht op de structurele bijdragevermindering.
De totale vermindering kan nooit meer bedragen dan de werkgeversbijdragen die voor de werknemer verschuldigd zijn. Opgelet: het bedrag van 1.000 EUR of 400 EUR wordt u slechts toegekend indien de werknemer gedurende een volledig kwartaal voltijds werkt. Werkt hij niet gedurende een volledig kwartaal of werkt hij slechts deeltijds, dan wordt het bedrag proportioneel verminderd. De precieze berekeningsregels van deze vermindering kunt u nalezen op de site van de RSZ: http://www.onssrszlss.fgov.be/onssrsz/nl/ige/ige_home.htm -
Voor werknemer of werkzoekende:
De werknemersbijdragen worden verminderd met 133,33 EUR per maand voor de indiensttredingen gedurende de geldigheidsduur van de ‘verminderingskaart herstructureringen’, en dit voor ten hoogste drie kwartalen. Dit bedrag geldt slechts indien de werknemer de volledige maand voltijds werkt. Werkt hij niet gedurende de volledige maand of werkt hij slechts deeltijds, dan wordt het bedrag proportioneel verminderd. Indien de werknemer tevens in aanmerking komt voor de vermindering van werknemersbijdragen voor werknemers met een laag loon, mag u beide samen toepassen. De som van beide kan echter nooit groter zijn dan de verschuldigde werknemersbijdragen (13,07% van het brutoloon). Diversen De vermindering van de werkgeversbijdragen kan niet gecumuleerd worden met een andere specifieke maatregel waarbij een vermindering van de RSZ werkgeversbijdragen wordt toegestaan. Doorgaans wordt deze maatregel gecombineerd met de structurele vermindering van de RSZ werkgeversbijdragen. Voor werkgevers die onder een sociale maribel sector vallen geldt tevens een bijzondere regeling. Bij de bepaling van het maximumbedrag van de werkgeversbijdragen waarop de vermindering wordt toegepast, worden de verschuldigde bijdragen verminderd met 365 EUR per kwartaal. Voor beschutte werkplaatsen geldt deze regel niet. De vermindering van de werknemersbijdragen kan gecumuleerd worden met de vermindering van werknemersbijdragen voor werknemers met een laag loon. Aanvraagprocedure -
Voor werkgever:
Er zijn geen speciale formaliteiten. Indien u voor de vermindering in aanmerking komt, mag u ze toepassen op de RSZ-aangifte. -
Voor werknemer of werkzoekende:
De vermindering van de werknemersbijdragen verrekent u op het moment dat u het loon aan uw werknemer uitbetaalt.
Aanvullende inlichtingen Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) Victor Hortaplein 11 1060 Brussel Tel.: 02/509 26 00 Fax: 02/509 39 64 E-mail:
[email protected] Website: www.onssrszlss.fgov.be
1.3
SPECIFIEKE VERMINDERINGEN
1.3.1
WERKBONUS
Inhoud steunmaatregel Deze maatregel beoogt werknemers met een laag loon door ervoor te zorgen dat zij een hoger nettoloon krijgen zonder dat hun brutoloon verhoogt. Alleen brutolonen kleiner dan 2.076,63 EUR per maand komen in aanmerking. Dat bedrag geldt bij volledige voltijdse tewerkstelling. Bij deeltijdse of onvolledige tewerkstelling moet het loon omgerekend worden. Voorwaarden -
Voor werknemer of werkzoekende:
Alle werknemers die een werknemersbijdrage van 13,07% verschuldigd zijn, komen in aanmerking voor deze vermindering. Dat zijn dus alle gewone werknemers uit de privésector, en de meeste contractuele werknemers uit de openbare sector. Statutaire personeelsleden van de openbare sector komen meestal niet in aanmerking. Jongeren tijdens de periode die eindigt op 31 december van het kalenderjaar waarin ze 18 jaar, komen evenmin in aanmerking. Zij betalen immers weinig of geen werknemersbijdragen. Voordelen -
Voor werknemer of werkzoekende:
De werkbonus bestaat uit een forfaitair bedrag dat geleidelijk vermindert naarmate het loon hoger is. Hij bedraagt 143 EUR wanneer het maandloon kleiner is dan 1.283,91 EUR. Voor een maandloon van 1.283,91 EUR tot 2076,63 EUR verkleint hij lineair van 143 EUR tot 0 EUR. De werkbonus kan nooit meer bedragen dan de verschuldigde werknemersbijdragen. Voor brutolonen tot ongeveer 1.050 EUR per maand betekent de werkbonus dus dat de werknemersbijdragen volledig wegvallen. Deze bedragen gelden wanneer de werknemer de volledige maand voltijds werkt. Bij onvolledige of deeltijdse tewerkstelling worden zij pro rata verminderd. De precieze berekeningsregels van deze vermindering kunt u nalezen op de website van de RSZ: http://www.onssrszlss.fgov.be/onssrsz/nl/ige/ige_home.htm Op die website kunt u tevens een programma downloaden waarmee u deze vermindering kunt berekenen. Diversen Het gaat hier om een vermindering van de werknemersbijdragen. Deze maatregel is volledig cumuleerbaar met de maatregelen die een vermindering van de werkgeversbijdragen toestaan. Aanvraagprocedure De aanvraagprocedure verloopt via de werkgever. Er zijn geen speciale formaliteiten. Indien de werknemer voor de vermindering in aanmerking komt mag u er rekening bij houden bij de vaststelling van het nettoloon, en past u ze toe op de RSZ-aangifte. Aanvullende inlichtingen Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) Victor Hortaplein 11 1060 Brussel Tel.: 02/509 26 00 Fax: 02/509 39 64 E-mail:
[email protected] Website: www.onssrszlss.fgov.be
1.3.2
VERMINDERING VAN DE WERKNEMERSBIJDRAGEN - HERSTRUCTURERING
Inhoud steunmaatregel Van 1 juli 2004 is een systeem van vermindering van de werknemersbijdragen van kracht, dat tot doel heeft werknemers die ontslagen zijn als gevolg van een herstructurering, een financiële stimulans te geven wanneer ze terug werk vinden, door hen voor een bepaalde periode een groter nettoloon te garanderen, zonder daarbij het brutoloon te verhogen. Deze maatregel kadert, samen met de doelgroepvermindering herstructurering, in de bevordering van de wedertewerkstelling van ingevolge herstructurering ontslagen werknemers. Begunstigden Het gaat om de werknemers van de privésector en van de openbare sector die een werknemersbijdrage van 13,07 % verschuldigd zijn. Enkel de nieuwe werknemers die een geldige ' verminderingskaart herstructureringen A'kunnen voorleggen komen in aanmerking. Een nieuwe tewerkstelling bij de onderneming in herstructurering zelf of bij een onderneming die behoort tot dezelfde groep of dezelfde technische bedrijfseenheid, komt niet in aanmerking voor het bekomen van deze vermindering. Deze kaarten worden door de RVA spontaan uitgereikt aan alle werknemers ontslagen in het kader van een herstructurering die ingegaan zijn op het outplacementaanbod en werden ingeschreven bij de tewerkstellingscel. Diversen Bedrag van de vermindering De vermindering bestaat uit een forfaitair bedrag van 133,33 EUR per maand (133,33 EUR x 1,08 voor de arbeiders aangegeven aan 108 %) en kan enkel tijdens de duur van de geldigheid van de ‘verminderingskaart herstructureringen B’ verkregen worden, wat maximaal 3 kwartalen is. De werkgever brengt het bedrag in mindering van de normale werknemersbijdragen (13,07% van het brutoloon) bij de betaling van het loon. De som van de werknemersbijdragevermindering lage lonen en herstructurering samen, mag de verschuldigde persoonlijke socialezekerheidsbijdragen niet overschrijden. Indien de som van de verminderingen groter is dan de verschuldigde persoonlijke bijdragen, wordt eerst de vermindering herstructurering beperkt. Het verminderingsbedrag wordt geproratiseerd in functie van de prestaties van de werknemer tijdens de maand: - voltijdse werknemers met volledige prestaties : 133,33 euro; - voltijdse werknemers met onvolledige prestaties : J/D x 133,33 euro; - deeltijdse werknemers en met deeltijdse gelijkgestelden : H/U x 133,33 euro. Waarbij: J = het aantal dagen van de werknemer aangegeven met de prestatiecodes 1, 3, 4, 5 en 20; D = het maximum aantal dagen prestaties voor de betrokken maand in het betrokken arbeidsstelsel; H = het aantal aangegeven uren met de prestatiecodes 1, 3, 4, 5 en 20; U = het aantal uren op maandbasis dat overeenstemt met D. De breuken J/D en H/U worden afgerond op twee decimalen (0,005 wordt 0,01) en het resultaat van die breuken mag nooit groter zijn dan 1. Worden voor de berekening van de vermindering met deeltijdsen gelijkgesteld: - werknemers die in de loop van de maand bij de werkgever voltijds en deeltijds werken; - voltijdse werknemers die met uren moeten worden aangegeven; het betreft werknemers met gedeeltelijke werkhervatting na ziekte of (arbeids)ongeval, met al dan niet gedeeltelijke (gereglementeerde) onderbreking van de loopbaan, met halftijds brugpensioen, werknemers bij tussenpozen (uitzendkrachten, tijdelijke arbeid, thuisarbeid), werknemers met gelimiteerde prestaties (met een contract van korte duur en voor een tewerkstelling die per dag niet de gewoonlijke dagduur bereikt) en seizoenarbeiders.
Indien het loon wordt betaald volgens een andere periodiciteit dan de maandelijkse (per week, per twee weken, per vier weken,...) berekent de werkgever de vermindering bij de laatste betaling die op de kalendermaand betrekking heeft. In dat geval is de berekening gebaseerd op de dagen en de lonen die op die kalendermaand betrekking hebben. Voor werknemers die binnen de maand met opeenvolgende overeenkomsten werken, wordt het verminderingsbedrag verrekend aan het einde van iedere overeenkomst of bij iedere betaling die betrekking heeft op die overeenkomsten. Voor voltijdse werknemers die in de loop van de maand in verschillende arbeidsregelingen werken moet u, uitsluitend voor de toepassing van deze vermindering, alle prestaties omrekenen naar één van de regimes. Aanvraagprocedure De RVA reikt spontaan een ' verminderingskaart herstructureringen A'uit aan de werknemers die ontslagen werden in het kader van een herstructurering en die ingegaan zijn op het outplacementaanbod en werden ingeschreven bij de tewerkstellingscel. Op vertoon van een afschrift van zijn arbeidsovereenkomst, kan de werknemer met een geldige ' verminderingskaart herstructureringen A'bij de RVA een ' verminderingskaart herstructureringen B'bekomen met een geldigheidsduur vanaf de datum van de eerste indiensttreding na het ontslag ingevolge herstructurering, tot het einde van het 2de kwartaal volgend op het kwartaal van eerste indiensttreding. Iedere werknemer ontslagen in het kader van een herstructurering kan slechts éénmaal een ' verminderingskaart herstructureringen B'bekomen. De werknemer kan echter steeds een kopie krijgen van deze ' verminderingskaart herstructureringen B'als hij gedurende de geldigheidsperiode van werkgever zou veranderen. De verminderingskaart ' herstructureringen B'moet aangevraagd worden bij de RVA ten laatste de 60ste dag volgend op de dag van indienstneming of desgevallend volgend op de dag van ontvangst van de ' verminderingskaart herstructureringen A' . De RVA maakt de nodige gegevens aan de RSZ over betreffende identificatie van de werknemer en geldigheidsduur van de kaart.
Aanvullende inlichtingen Rijksdienst voor Sociale Zekerheid Victor Hortaplein 11 1060 Brussel Tel.: 02/509.31.11 Fax: 02/509.30.19 Website: http://www.rsz.fgov.be
1.3.3
TEGEMOETKOMING AAN DE NON-PROFITSECTOR TOT BEVORDERING VAN DE WERKGELEGENHEID
Inhoud steunmaatregel Het koninklijk besluit van 22 september 1989 tot bevordering van de tewerkstelling in de non-profitsector, verleent in de vorm van een bijdragevermindering een financiële tegemoetkoming aan de werkgevers van de non-profitsector die zich verbinden daadwerkelijk deel te nemen aan de bevordering van de werkgelegenheid van risicogroepen. Begunstigden Het zijn de betoelaagde instellingen en diensten voor gehandicapte personen ten laste van het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten of zijn rechtsopvolgers, voorzover zij hun activiteit zonder winstoogmerk uitoefenen. Zijn uitgesloten: - de werkgevers uit de overheidssector; - de gesubsidieerde vrije onderwijsinrichtingen waaronder de universiteiten; - de diensten voor school- en beroepsoriëntering en de vrije psycho-medico-sociale centra. De betrokken instellingen moeten een collectieve arbeidsovereenkomst naleven, afgesloten voor alle instellingen die vallen onder de bevoegdheid van hetzelfde paritair comité. Deze voorwaarde geldt ook voor de instellingen die niet onder de bevoegdheid van enig paritair comité vallen. Deze collectieve arbeidsovereenkomst moet de bepalingen omvatten die zijn voorgeschreven bij artikel 2, §2, van het koninklijk besluit van 22 september 1989 tot bevordering van de tewerkstelling in de non-profitsector. Zij moeten afgesloten zijn overeenkomstig de Wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités en bovendien goedgekeurd zijn door de federale minister van Tewerkstelling en Arbeid. Diversen Bedrag van de tegemoetkoming De tegemoetkoming bedraagt 2 % van de loonmassa van de werknemers (voor de werklieden aan 108 %) van elk jaar waarin de overeenkomst wordt toegepast, verhoogd met de werkgeversbijdragen. Vanaf de tegemoetkoming voor het jaar 1998, zijn de tegemoetkomingen maximaal gelijk aan deze voor het jaar 1997. Voor deze verhoging gelden als werkgeversbijdragen, de bijdragen ten laste van de werkgever met betrekking tot: - de werkloosheid, met inbegrip van de bijzondere bijdrage van 1,60 %, verschuldigd door de werkgevers die op 30 juni van het voorgaande jaar minstens tien werknemers tewerkstelden; - de ziekte- en invaliditeitsverzekering (sector uitkeringen en sector geneeskundige verzorging); - de kinderbijslagen; - de pensioenen; - de jaarlijkse vakantie voor arbeiders, zowel de driemaandelijks verschuldigde bijdrage als de jaarlijkse bijdrage van 10,27%; - de arbeidsongevallen; - de beroepsziekten. In de mate waarin de collectieve overeenkomst niet wordt nageleefd, vermindert de tegemoetkoming proportioneel voor de betrokken maanden. De RSZ berekent deze vermindering overeenkomstig de bepalingen van het ministerieel besluit van 8 november 1990 tot uitvoering van artikel 4, alinea 3, van het koninklijk besluit van 22 september 1989 tot bevordering van de tewerkstelling in de non-profitsector. Aanvraagprocedure
De betrokken instellingen dienen bij de RSZ schriftelijk een aanvraag in. Bij deze aanvraag voegen zij een attest afgeleverd door de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, Ernest Blerotstraat 1 te 1070 Brussel, overeenkomstig artikel 1, §2, van het ministerieel besluit van 8 november 1990 tot uitvoering van het artikel 4, §3, van het koninklijk besluit van 22 september 1989. De RSZ zal het bedrag van de tegemoetkoming berekenen, na ontvangst van het attest waaruit blijkt in welke mate de collectieve arbeidsovereenkomst werd nageleefd. Voorzover de RSZ in het bezit is van het attest, wordt het bedrag van de tegemoetkoming aan de betrokken instellingen meegedeeld binnen de twee maanden na ontvangst van de aanvraag. De RSZ verduidelijkt de begunstigden hoe zij het bedrag van de tegemoetkoming kunnen verrekenen.
Aanvullende inlichtingen Rijksdienst voor Sociale Zekerheid Victor Hortaplein 11 1060 Brussel Tel.: 02/509 26 00 Fax: 02/509 39 64 E-mail:
[email protected] Website: http://www.rsz.fgov.be
1.3.4
BEVORDERING VAN DE TEWERKSTELLING IN DE NON-PROFITSECTOR (SOCIALE MARIBEL)
Inhoud steunmaatregel Een koninklijk besluit van 18 juli 2002 regelt een nieuw systeem van bijdragevermindering, hoofdzakelijk voor de non-profitsector. De betrokken sector heeft recht op een forfaitaire vermindering voor iedere werknemer die tijdens het kwartaal ten minste 50% presteert (33% vanaf 1 juli 2004 voor de sector van de beschutte werkplaatsen, 22% vóór die datum) van het aantal arbeidsdagen of arbeidsuren van een voltijdse betrekking. Het is dus geen bijdragevermindering op het niveau van de werkgever, maar wel op het niveau van de sector waarin de werkgever actief is. De bedragen die door deze maatregel vrijgemaakt worden binnen een bepaalde sector, worden aangewend om bijkomende tewerkstelling in de sector te subsidiëren. Het bedrag van de vermindering wordt door de RSZ zelf berekend en ingehouden bij de betrokken werkgevers en vervolgens doorgestort aan de daartoe opgerichte sociale fondsen. De werkgever moet evenwel met deze inhouding sociale maribel rekening houden om het maximumbedrag te bepalen dat nog in aanmerking komt voor eventuele andere verminderingen die hij nog kan toepassen. De onderstaande tekst is algemeen opgevat en behandelt alleen de invloed van de vermindering op de RSZaangifte. Precieze inlichtingen over het systeem van de sociale maribel, krijgt u bij de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, Ernest Blerotstraat 1 te 1070 Brussel (tel.: 02/233 41 11). Voorwaarden -
Voor werkgever:
A) U behoort tot één van de paritaire comités van de social profit die opgesomd zijn in het koninklijk besluit van 18 juli 2002, met name: 1) Paritair Subcomité voor de privéziekenhuizen (PC 305.01); 2) Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten (PC 305.02); 3) Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp (PC 318); 4) Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Duitstalige Gemeenschap (PC 318.01); 5) Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap (PC 318.02); 6) Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten (PC 319); 7) Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en diensten van de Vlaamse Gemeenschap (PC 319.01); 8) Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en diensten van de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Duitstalige Gemeenschap (PC 319.02); 9) Paritair Comité voor de beschutte werkplaatsen en de sociale werkplaatsen, met uitzondering van de sociale werkplaatsen (PC 327); 10) Paritair Comité voor de socio-culturele sector ( PC 329); 11) Paritair Subcomité voor de socioculturele sector van de Vlaamse Gemeenschap( PC 329.01); 12) Paritair subcomité voor de federale en bicommunautaire socioculturele organisaties (PC 329.03); 13) Paritair subcomité voor de socio-culturele sector van de Franstalige en Duitstalige Gemeenschap en het Waals Gewest (PC 329.02); 14) Paritair comité voor de gezondheidsinrichtingen en diensten, met uitzondering van de werkgevers die onder de omschrijving van het paritaire subcomité voor de tandprothese vallen (PC 330); 15) Paritair comité voor de Vlaamse welzijns- en gezondheidssector (PC 331); 16) Paritair comité voor de Franstalige, Duitstalige en bicommunautaire welzijns-en gezondheidssector (PC 332); 17) Paritair Subcomité voor de beschutte werkplaatsen gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap of door de Vlaamse Gemeenschapscommissie en de sociale werkplaatsen erkend en/of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap, met uitzondering van de sociale werkplaatsen (PC 327.01); 18) Paritair Subcomité voor de beschutte werkplaatsen gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap (PC 327.02);
19) Paritair Subcomité voor de beschutte werkplaatsen van het Waalse Gewest en van de Duitstalige Gemeenschap (327.03). De paritaire subcomités bedoeld onder 1) en 2) vallen buiten het toepassingsgebied van dit besluit vanaf de eerste dag van het kwartaal dat volgt op het kwartaal in de loop waarvan de paritaire comités bedoeld onder 14., 15. en 16. zijn geïnstalleerd. Aan te stippen valt dat het paritair comité voor het vermakelijkheidsbedrijf niet opgenomen werd. B) U bent aangesloten, bij de Rijksdienst voor sociale zekerheid voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten voor het personeel dat aangeven is onder de volgende NACE-codes : 55231; 63303; 80421; 80422; 85110; 85120; 85142 tot en met 85145; 85311 tot en met 85316; 85321 tot en met 85324; 91330; 92312; 92313; 92321; 92322; 92510; 92520; 92530; 92611, 92613 en 92621; C) U bent één van de volgende openbare diensten en instellingen, voor het personeel dat zij tewerkstellen : -
het Academisch Ziekenhuis te Gent; het C.H.U. Sart-Tilman te Luik; het Hôpital psychiatrique le Chêneaux Haies te Bergen; het Openbaar psychiatrisch centrum te Rekem; het Hôpital psychiatrique Les Marronniers te Doornik; het Openbaar psychiatrisch ziekenhuis te Geel; de Centrale Dienst voor sociale en culturele actie ten behoeve van de leden van de militaire gemeenschap; het Nationaal Instituut voor oorlogsinvaliden, oudstrijders en oorlogsslachtoffers; Kind en Gezin; l' Office de la Naissance et de l' Enfance; B.L.O.S.O.
Bovendien worden 3.293 werknemers van de diensten van de gemeenschappen beschouwd als vallende onder de toepassing van dit besluit, omdat zij bevoegd zijn voor jeugdbescherming, voor kinderopvang of voor sport en cultuur. Voordelen -
Voor werkgever:
U krijgt, per toegekende arbeidspost, een financiële tussenkomst vanwege het sectorale Fonds Sociale Maribel. Deze tussenkomst is ten hoogste gelijk aan de loonkost van de bijkomende aangeworven werknemer. Per voltijds aangeworven werknemer, wordt de tussenkomst van een fonds beperkt tot het bedrag bepaald door de toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomst of het toepasselijke raamakkoord. De CAO' s en raamakkoorden mogen geen tussenkomst voorzien die hoger liggen dan 64.937,84 EUR per jaar (dit bedrag kan geïndexeerd worden). Diversen Er bestaat geen cumulatieverbod tussen de financiering van een arbeidsplaats vanuit de sociale Maribel en enige andere maatregel. Er bestaan wel onverenigbaarheden op het vlak van de cumulatie van bijdrageverminderingen. Deze onverenigbaarheden hebben enkel een invloed op de financiering van de fondsen sociale Maribel. Zo is er een onverenigbaarheid met SINE, Activa en doorstromingsprogramma. Dit speelt echter geen rol met betrekking tot de aanwerving, met toegekende middelen sociale Maribel, door individuele werkgevers, van personen die in aanmerking komen voor een SINE, activa of doorstromingsprogramma. Aanvraagprocedure De aanvraagprocedure verloopt via de werkgever. Het sectoraal Fonds Sociale Maribel bepaalt de aanvraagprocedure in een werkdocument.
Aanvullende inlichtingen Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg Ernest Blerotstraat 1 1070 Brussel Tel.: 02/233 41 11 Fax: 02/233 44 88 E-mail:
[email protected] Website: www.werk.belgie.be Rijksdienst voor Sociale Zekerheid Victor Hortaplein 11 1060 Brussel Tel.: 02/509 31 11 Fax: 02/509 30 19 E-mail:
[email protected] Website: www.onssrszlss.fgov.be Rijksdienst voor Sociale Zekerheid Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten Jozef II straat 47 1000 Brussel Tel.: 02/239 12 11 Fax: 02/234 34 34 E-mail:
[email protected] Website: www.rszppo.fgov.be
1.3.5
WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK
Inhoud steunmaatregel Sedert 1996 bestaat er een systeem van bijdragevermindering waardoor bepaalde werkgevers voor iedere bijkomende netto-aanwerving voor activiteiten van wetenschappelijk onderzoek, recht hebben op een vrijstelling van werkgeversbijdragen voor zover zij de overeenkomst toepassen die zij gesloten hebben met de minister tot wiens bevoegdheid Wetenschapsbeleid behoort en met de minister tot wiens bevoegdheid Sociale Zaken behoort. Deze overeenkomsten konden enkel aangegaan worden voor maximaal twee jaar, telkens verlengbaar voor maximaal dezelfde periode. Deze reglementering voorzag tevens dat de overeenkomst of haar verlengingen geen uitwerking konden hebben na 31 december 2003. Door het koninklijk besluit van 24 januari 2007 wordt 2003 retroactief vervangen door 2006. Artikel 192 van de Programmawet van 27 december 2006 (BS van 28 december 2006) schrapt vanaf 1 januari 2007 de bepaling dat de overeenkomst of haar verlengingen geen uitwerking kunnen hebben na 31 december 2003. Begunstigden -
de universiteiten en ermee gelijkgestelde onderwijsinrichtingen; de wetenschappelijke inrichtingen beheerd door de federale Staat, de Gemeenschappen of de Gewesten of, wat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreft, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie; de inrichtingen of instellingen erkend of gesubsidieerd door de federale Staat, de Gemeenschappen of de Gewesten of, wat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreft, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.
Betrokken werknemers Het zijn de werknemers aangeworven in het kader van een overeenkomst afgesloten met de federale ministers van Sociale Zaken en van Wetenschapsbeleid en die aangesteld zijn voor wetenschappelijk onderzoek. Zij moeten een netto bijkomende aanwerving uitmaken van het aantal werknemers tewerkgesteld binnen de activiteit van wetenschappelijk onderzoek. Bedrag van de vermindering De vermindering bestaat uit een vrijstelling van de werkgeversbijdragen voor de volgende sectoren: -
de rust- en overlevingspensioenen voor werknemers; de ziekte- en invaliditeitsverzekering, sector geneeskundige verzorging; de ziekte- en invaliditeitsverzekering, sector uitkeringen; de werkloosheid, enkel de bijdrage die door iedere werkgever verschuldigd is; de kinderbijslagen; de beroepsziekten; de arbeidsongevallen; de loonmatigingsbijdrage.
De bijdrage voor werkloosheid die enkel verschuldigd is door de werkgevers die op 30 juni van het voorgaande jaar 10 of meer werknemers tewerkstelden (momenteel 1,60%) blijft verschuldigd. Aanvraagprocedure Aangezien de toepassing van de vermindering vanaf het 1ste kwartaal 2007 voor onbepaalde duur verlengd werd, vestigt de RSZ er de aandacht op dat de hiervoor voorziene wettelijke procedure moet gevolgd worden. Om een vrijstelling of een verlenging van de vrijstelling (of een verhoging van het aantal personeelsleden) te verkrijgen moet de werkgever een aanvraag richten naar het Federaal Wetenschapsbeleid (vroeger Federale Diensten voor Wetenschappelijke, Technische en Culturele Aangelegenheden – DWTC). Bovendien moet hij elk kwartaal een nominatieve lijst van de in de inventaris voor het wetenschappelijk en technisch personeel opgenomen personeelsleden overmaken aan het Federaal Wetenschapsbeleid. Op het einde van elk jaar deelt het Federaal
Wetenschapsbeleid, na onderzoek van de overgemaakte gegevens, aan de RSZ mee of de werkgever aan de voorwaarden voor het verlenen van de vrijstelling heeft voldaan. Aanvullende inlichtingen De contactpersoon bij het Federaal Wetenschapsbeleid is dhr. Pierre Moortgat (02/238 35 97
[email protected]). Bij de RSZ kunt u dhr. Dirk Vandevenne contacteren (02/509 90 84 –
[email protected]). Rijksdienst voor Sociale Zekerheid Victor Hortaplein 11 1060 Brussel Tel.: 02/509 26 11 Fax: 02/509 30 19 Website: http://www.rsz.fgov.be
2.
FINANCIELE MAATREGELEN
2.1
AANMOEDIGINGSPREMIES IN DE PRIVE-SECTOR
Inhoud steunmaatregel Met ingang van 1 januari 2002 werd het bestaande stelsel van de aanmoedigingspremies bij arbeidsduurvermindering of loopbaanonderbreking hervormd en werd de aanmoedigingspremie bij opleidingskrediet, zorgkrediet en in ondernemingen in moeilijkheden of in herstructurering ingevoerd ( besluit van de Vlaamse regering van 1 maart 2002, B.S. van 20 maart 2002). Het nieuwe premiestelsel vormt een aanvulling op de nieuwe federale regeling inzake tijdskrediet ( CAO nr. 77 van 19 december 2001). Alleen de tekst van het besluit van de Vlaamse regering van 1 maart 2002, het wijzigingsbesluit van 20 juni en het wijzigingsbesluit van 25 maart 2005 hebben rechtskracht. Begunstigden De hier beschreven maatregelen zijn van toepassing op de werknemers tewerkgesteld in de privésector in het Vlaamse gewest. Voor de werknemers uit de Vlaamse social profit sector (besluit van de Vlaamse regering van 3 mei 2002) en de personeelsleden uit de Vlaamse openbare sector en het Nederlandstalig onderwijs (besluit van de Vlaamse regering van 22 september 1998) bestaat er een apart stelsel aanmoedigingspremies met andere voorwaarden. Projecten De toekenning van de hierna vermelde aanmoedigingspremies wordt afhankelijk gemaakt van het afsluiten van sectorakkoorden (op sectorniveau) of van bedrijfsakkoorden of toetredingsakten (op ondernemingsniveau) waarin gestipuleerd moet worden tot welke maatregel(en) de betrokken sector of onderneming zal toetreden.
2.1.1
OPLEIDINGSKREDIET
Wat De werknemer die een tijdskrediet opneemt om een opleiding te volgen. Duur De werknemer heeft recht op maximum twee jaar opleidingskrediet gedurende zijn volledige beroepsloopbaan. Werknemers met een loopbaananciënniteit van minstens 20 jaar krijgen 6 maanden extra opleidingskrediet. De aanmoedigingspremie kan voor de volledige periode van de opleiding worden toegekend indien het gaat om tweedekansonderwijs of om een opleiding die toegang geeft tot de uitoefening van een knelpuntberoep. Bedrag De aanmoedigingspremie bedraagt maandelijks 150, 100 of 50 euro bruto naargelang het gaat om een volledige of gedeeltelijke onderbreking van de beroepsloopbaan. De alleenstaande werknemer, al dan niet met kinderen ten laste, krijgt maandelijks een extra premie van 37 euro bruto.
2.1.2
ZORGKREDIET
Wat De werknemer die een tijdskrediet of thematisch verlof (ouderschapsverlof, verlof voor medische bijstand, palliatief verlof) opneemt om zorg te verlenen aan een kind ten laste tot en met de leeftijd van 7 jaar (of tot en met de leeftijd van 11 jaar voor kinderen die een handicap hebben van minstens 66%), een vader/moeder ouder dan 70 jaar, een zwaar ziek gezins- of familielid of een persoon die ongeneeslijk ziek is.
Duur De werknemer heeft recht op maximum één jaar zorgkrediet gedurende zijn volledige beroepsloopbaan. Bedrag De aanmoedigingspremie bedraagt maandelijks 150, 100 of 50 euro bruto naargelang het gaat om volledige of gedeeltelijke onderbreking van de loopbaan. De alleenstaande werknemer, al dan niet met kinderen ten laste, krijgt maandelijks een extra premie van 37 euro bruto.
2.1.3
STEUN AAN WERKNEMERS VAN ONDERNEMINGEN IN MOEILIJKHEDEN OF IN HERSTRUCTURERING
Wat De werknemer, tewerkgesteld in een onderneming in moeilijkheden of in herstructurering, die zijn arbeidsduur vermindert met ten minste 10% van de voltijdse arbeidsregeling en na vermindering nog minstens halftijds werkt. De onderneming moet een federaal attest van erkenning als onderneming in moeilijkheden of in herstructurering bekomen hebben, ofwel moet de onderneming een herstructureringsplan kunnen voorleggen. Deze aanmoedigingspremie mag niet gecumuleerd worden met de onderbrekingsuitkering van de RVA. Duur De werknemer van een onderneming in moeilijkheden of in herstructurering kan de premie maximum twee jaar toegekend krijgen gedurende zijn beroepsloopbaan. Bedrag De aanmoedigingspremie bedraagt maandelijks 125, 75 of 50 euro bruto naargelang de arbeidstijd wordt verminderd met 50%, 20% of tussen 10 en 20% van de voltijdse arbeidsregeling.
2.1.4
SUPPLETIEVE REGELING
Wat De werknemer die werkt in een sector of onderneming waar geen sectorakkoord, bedrijfsakkoord of toetredingsakte inzake de aanmoedigingspremies is afgesloten, en die ofwel een tijdskrediet opneemt om tweedekansonderwijs te volgen, ofwel een ouderschapsverlof of een thematisch verlof of tijdskrediet voor het verstrekken van palliatieve zorgen of voor de verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid. Duur Idem als bij opleidingskrediet/zorgkrediet. Bedrag Idem als bij opleidingskrediet/zorgkrediet. Aanvraagprocedure De premie kan maximum zes maanden, voorafgaand aan de maand van de aanvraag, met terugwerkende kracht worden toegekend. Uitbetaling De aanmoedigingspremies worden door de administratie maandelijks uitbetaald en zijn bovendien geïndexeerd.
Aanvullende inlichtingen Alle toekenningsvoorwaarden worden toegelicht in de infobrochure die samen met het aanvraagformulier te verkrijgen zijn bij het: Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie Cel aanmoedigingspremies Koning Albert II-laan 35 bus 21 1030 Brussel Tel.: 1700 E-mail:
[email protected] Website: http://www.vlaanderen.be/werk
2.2
INVOEGBEDRIJVEN
Inhoud steunmaatregel Het invoegconcept is een subsidieconcept waarbij alle commerciële ondernemingen, ook startende, die niet alleen winst nastreven maar ook mikken op een sociale en ecologische meerwaarde, een erkenning kunnen aanvragen tot invoegbedrijf. In ruil voor die geleverde inspanningen kunnen ze rekenen op een interessante, degressieve loonsubsidie en valt een brede waaier aan ondersteunende initiatieven en maatregelen binnen de sociale economie voor hen open. Deze maatregel heeft tot doel de duurzame tewerkstelling van personen met verminderde kansen op de arbeidsmarkt in reguliere bedrijven die maatschappelijk verantwoord ondernemen. De tewerkstelling moet bijkomend zijn ten opzichte van het bestaande personeelsbestand. Begunstigden 1. WERKGEVER Alle ondernemingen die de vorm van een handelsvennootschap hebben aangenomen, kunnen een aanvraag indienen. Uitzonderingen: a) Ondernemingen binnen de steenkoolsector, de scheepsbouwsector en de vervoersector, vermeld in artikel 1 van de verordening (EG) nr.2204/2002 van de Europese Commissie van 12 december 2002 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op de werkgelegenheidssteun. Het is de NACE-code van uw bedrijf die bepaalt of u al dan niet tot één van sectoren behoort. b) Ondernemingen die erkend zijn of worden in het kader van de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van de buurtdiensten en -banen met ander woorden de ondernemingen die werken in het kader van de dienstencheques. Duur van de erkenning De erkenning als invoegbedrijf wordt verleend voor een periode van acht jaar vanaf de indiensttreding van de eerste invoegwerknemer Erkenningsvoorwaarden Om erkend te kunnen worden als invoegbedrijf moet een onderneming voldoen aan de volgende voorwaarden: a) De plaats van tewerkstelling waar de invoegwerknemers doorlopend en recurrent activiteiten uitvoeren, moet gevestigd zijn op het grondgebied van het Vlaamse Gewest. Enkel de activiteiten die goederen produceren of diensten verlenen op het grondgebied van het Vlaamse Gewest kunnen het voorwerp zijn van de subsidies. b) De onderneming moet voldoen aan de criteria inzake financiële rentabiliteit. Als de onderneming economisch afhankelijk is van slechts één bedrijf, al dan niet een moederbedrijf, dan moet ook dat laatste bedrijf financieel rendabel zijn. c) De onderneming moet de nodige tijd en middelen besteden aan de begeleiding en opleiding van de invoegwerknemers. d) De onderneming moet in haar bedrijfsvoering de principes inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen, op basis van een door haarzelf uitgetekend en bij de erkenning gevaloriseerd groeipad, incorporeren in de bedrijfsstrategie. e) De onderneming moet bereid zijn het medezeggenschap van de werknemers te bevorderen in de onderneming door de bestaande overlegorganen te respecteren en – bij ontstentenis – de nodige initiatieven te nemen om de medezeggenschap van werknemers te bevorderen. Daarnaast moeten reeds bestaande bedrijven, de leden van een economisch samenwerkingsverband waarbinnen het invoegbedrijf actief is of zal zijn, evenals de aandeelhouders die minstens 25% van de aandelen van het invoegbedrijf bezitten, kunnen aantonen dat: f) de tewerkstelling van de invoegwerknemers bijkomend is in verhouding tot het aantal eigen personeelsleden, uitgedrukt in voltijdse equivalenten, tewerkgesteld in het bedrijf of de bedrijven in kwestie in de vier kwartalen die voorafgaan aan de aanvraag. Het aantal eigen personeelsleden wordt vastgesteld door het gemiddelde te
nemen over die vier kwartalen; eigen personeelsleden zijn de personeelsleden met wie een arbeidsovereenkomst werd gesloten; g) er geen achterstallige belastingen verschuldigd zijn, noch achterstallige bijdragen, die worden geïnd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid of door een Fonds voor Bestaanszekerheid of voor rekening van dat fonds; De sommen waarvoor een afbetalingsplan bestaat dat behoorlijk in acht wordt genomen, worden niet als achterstallen beschouwd; h) ze niet in overtreding zijn met wettelijke of reglementaire bepalingen betreffende de uitoefening van hun activiteit; i) ze de collectieve overeenkomsten naleven die gesloten zijn binnen de bevoegde paritaire comités. Verbintenissen Naast het voldoen aan de erkenningsvoorwaarden moet een invoegbedrijf de volgende verbintenissen onderschrijven en naleven: a) de invoegwerknemers met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur in dienst nemen; b) de invoegwerknemers de in de sector vigerende lonen uitbetalen; als er twijfel bestaat over de toepassing van het correcte paritair comité moet dadelijk het advies van de bevoegde instantie, het ‘Toezicht op de Sociale Wetten’, te worden ingewonnen; Meer informatie over de bevoegdheden en de adressen van de regionale directies voor het ‘Toezicht op de Sociale Wetten’ vindt u terug op de website van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg: http://www.meta.fgov.be regelgeving -> CAO’s en paritaire comités ->Hoe wordt het bevoegde paritair comité bepaald? c) de wettelijke of reglementaire bepalingen betreffende de uitoefening van haar activiteit niet overtreden; d) in geen geval middelen hanteren die marktverstorend zijn op het vlak van prijszetting; e) gedurende minstens twee jaar na de laatste uitbetaling van de loonpremie voor een invoegwerknemer het aantal voltijds equivalente invoegwerknemers handhaven; f) als het aantal tewerkgestelde invoegwerknemers verminderd wordt, de administratie en de trajectbegeleider van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding hiervan op de hoogte brengen en aan de ontslagen invoegwerknemers het recht bieden om een beroep te doen op een erkend outplacementbureau; g) jaarlijks de jaarrekening en werkgelegenheidscijfers bezorgen aan de administratie, evenals een inhoudelijke rapportering waaruit blijkt dat de onderneming: - de erkenningscriteria nakomt; - de beginselen van het maatschappelijk verantwoord ondernemen incorporeert en het betreffende actieplan naleeft; - voldoende inspanningen levert voor de begeleiding en de opleiding van de invoegwerknemers. h) op verzoek van de administratie de nodige gegevens bezorgen om een monitoringsysteem uit te bouwen; i) elke wijziging van de erkenningscriteria aan de voorafgaande goedkeuring van de minister onderwerpen. 2. WERKNEMER Komen in aanmerking als invoegwerknemer: -
personen met maximum diploma HSO bij wie de trajectmatige begeleidingsactie uitwijst dat zij niet dadelijk in aanmerking komen voor de reguliere arbeidsmarkt en die de dag voor indiensttreding voldoen aan één van de volgende kenmerken: • jonger dan 50 jaar en minimum 12 maanden inactief, eventueel verlengd met een periode van maximaal 6 maanden als IBO-cursist in het invoegbedrijf of een periode van maximaal 12 maanden tewerkstelling als uitzendkracht in het invoegbedrijf; • 50 jaar of ouder en minimum 6 maanden inactief; • minimum 6 maanden leefloongerechtigde of gerechtigde op financiële maatschappelijke hulp.
-
personen met een arbeidshandicap die minimum 6 maanden inactief zijn, eventueel verlengd met: • een periode van maximaal 6 maanden als IBO-cursist in het invoegbedrijf of een periode van maximaal 2 maanden tewerkstelling als uitzendkracht in het invoegbedrijf.
-
de deeltijds werkzoekende leerling van het deeltijds BSO.
Opmerking Inactiviteit betekent: noch in loondienst, noch op zelfstandige basis hebben gewerkt, noch als cursist een individuele beroepsopleiding hebben gevolgd. Er worden een aantal periodes gelijkgesteld met een periode van inactiviteit: - de periode van tewerkstelling als doelgroepwerknemer in een sociale werkplaats, in een beschutte werkplaats, als gesco in een sociale werkplaats, gesco wepplus, gesco BKO, als wepplusser, krachtens art. 60§7 OCMW-wetgeving, als invoegwerknemer in zoverre deze periode in totaal niet meer dan 12 maanden bedraagt; - de onderbrekende gebeurtenissen, waaronder de periodes van tewerkstelling door een arbeidsovereenkomst, met een samengevoegde duur van ten hoogste vier maanden; - een periode van inactiviteit geldt ook voor personen die de leeftijd van 50 jaar bereikt hebben: de periode van maximaal 6 maanden IBO bij het toekomstige of erkende invoegbedrijf; de periode van maximaal 6 maanden tewerkstelling als uitzendkracht bij het toekomstige of erkende invoegbedrijf. Aanwerving van invoegwerknemers De toeleiding gebeurt via VDAB. De diensten van VDAB gaan na of een bepaalde werkzoekende in aanmerking komt om als invoegwerknemer tewerk gesteld te worden. Indien dit zo is, levert zij hiertoe een attest af. Pas wanneer dit attest in het bezit is van de werkgever, kan de persoon worden aangeworven als invoegwerknemer. De aanwerving van de eerste invoegwerknemer moet plaatsvinden binnen een periode van zes maanden vanaf de betekening van de erkenningsbeslissing. De indienstneming van het totale aantal toegekende voltijds equivalente invoegwerknemers, moet plaatsvinden binnen een periode van vier jaar vanaf de indiensttreding van de eerste invoegwerknemer. Voor de invoegwerknemers die niet binnen de vastgelegde aanwervingstermijn in dienst werden genomen, vervalt het recht op de toegekende premie. Subsidiebedrag Binnen het begrotingskrediet kunnen de erkende invoegbedrijven per voltijds equivalente invoegwerknemer aanspraak maken op een degressieve en in de tijd beperkte loonpremie. Deze premie bestaat uit twee delen: 1.
Een basispremie voor de tewerkstelling van kansengroepen
Deze premie bedraagt maximaal 50% van het in de erkenningsbeslissing vastgestelde refertebedrag, gespreid over 2 jaar: - eerste jaar van de tewerkstelling 35% van het refertebedrag; - tweede jaar van de tewerkstelling 15% van het refertebedrag. 2.
Een premie voor bijkomende tewerkstelling
Micro- en kleine ondernemingen krijgen bijkomend nog een aanvullende loonpremie van 15% gedurende 2 jaar; middelgrote ondernemingen krijgen 7,5% gedurende 2 jaar. Een grote onderneming krijgt geen premie voor bijkomende tewerkstelling. Samenvattende tabel: Begunstigden Micro- en kleine ondernemingen Middelgrote onderneming Grote onderneming
% v/d loonkost ifv refertebedrag Jaar 1 Jaar 2 50% 30% 42,50% 22,50% 35% 15%
De vaststelling van het refertebedrag per voltijds equivalente invoegwerknemer varieert naar gelang van de hoogte van de totale loonkosten. Als referentiebasis voor de totale loonkosten (= het loon plus de sociale bijdragen) wordt de laagste loonschaal per functiecategorie voor de leeftijd 21 jaar of bij afwezigheid van functiecategorieën de laagste loonschaal voor de leeftijd 21 jaar genomen, vastgesteld bij algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in het bevoegde paritair comité. Bij ontstentenis van een
specifieke collectieve arbeidsovereenkomst zowel op bedrijfsniveau als op sectorniveau worden de loonsvoorwaarden gevolgd zoals bepaald in cao nr. 43, afgesloten op 2 mei 1988 in de Nationale Arbeidsraad. Voor de vaststelling van het refertebedrag wordt uitgegaan van de van toepassing zijnde loonschalen op de datum van de aanvraag tot toekenning van een aantal invoegwerknemers. Bij een uitbreiding wordt uitgegaan van de van toepassing zijnde loonschaal op de datum van de beslissing van de minister die betrekking heeft op deze bijkomende aanwerving. Onder totale loonkosten vallen zowel het loon als de sociale bijdragen. Met het loon wordt bedoeld: a) het loon in geld waarop de invoegwerknemer ingevolge zijn dienstbetrekking recht heeft, met uitzondering van de vergoedingen wegens beëindiging van de overeenkomst; b) het vakantiegeld dat toegekend wordt door of ter uitvoering van de op 28 juni 1971 gecoördineerde wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers of door de collectieve arbeidsovereenkomsten die gesloten worden in de Nationale Arbeidsraad en algemeen verbindend verklaard zijn bij koninklijk besluit; c) de financiële bijdrage van de werkgever in de vervoerskosten van de werknemers zoals vastgelegd in het van toepassing zijnde paritair comité of bij ontstentenis hiervan de bijdrage zoals bepaald in cao nr. 19ter met een maximum van 291 euro. Onder sociale bijdragen wordt begrepen: het geheel van de sociale zekerheidsbijdragen, zowel de gewone als de bijzondere bijdragen, die door de werkgever is verschuldigd als gevolg van de arbeidsovereenkomst tussen de werkgever en de invoegwerknemer: a) Gewone bijdragen: Voor werknemers onderworpen aan het geheel der regelingen van pensioenen, ziekte- en invaliditeitsverzekering, kinderbijslagen, werkloosheid, arbeidsongevallen, beroepsziekten en jaarlijkse vakantie bestaan de sociale zekerheidsbijdragen uit: - een globale bijdrage die bestaat uit een werknemersbijdrage van 13,07% en een werkgeversbijdrage van 24,79%; - een bijdrage jaarlijkse vakantie; - een loonmatigingsbijdrage; - een bijdrage betaald educatief verlof; - een bijdrage kinderopvang; - een bijdrage tijdelijke werkloosheid en oudere werklozen. b) Bijdrage voor herverdeling sociale lasten c) Bijzondere bijdragen ten laste van de werkgever: - basisbijdrage voor Fonds voor Sluiting van Ondernemingen; - bijzondere bijdrage voor Fonds voor Sluiting van Ondernemingen. d) Bijzondere bijdragen ten laste van de werknemer: - inhouding op het dubbel vakantiegeld; - bijzondere bijdrage voor de sociale zekerheid. Kosten die niet in aanmerking komen: - de kosten voor het sociaal secretariaat; - allerhande vergoedingen voor o.a. kledij, nachtwerk,… tenzij dit voorzien is in de collectieve arbeidsovereenkomst. De referentiebasis en de corresponderende premie worden gehandhaafd gedurende de volledige periode van de uitbetaling van de premie. Een invoegwerknemer heeft alleen recht op een premie voor de werkelijk verrichte en daarmee gelijkgestelde arbeidsprestaties. Bij deeltijdse tewerkstelling wordt de toegekende premie pro rata verrekend. Per voltijds equivalente invoegwerknemer neemt de subsidieperiode een aanvang op het ogenblik van de indiensttreding van de eerste invoegwerknemer-titularis. Die periode wordt wel verlengd met de termijn die verlopen is tussen de uitdiensttreding en de vervanging.
Uitbetaling De Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) betaalt de loonpremies. De onderneming vult bij de aanwerving van iedere invoegwerknemer een door de VDAB ter beschikking gesteld inlichtingenblad in en bezorgt dat aan de VDAB. Telkens als zich een wijziging in de verstrekte gegevens voordoet, moet de werkgever dadelijk een vervangend inlichtingenblad bezorgen. De VDAB stelt maandelijks het bedrag vast en stort dat als voorschot voor de tiende van de lopende kalendermaand. Er volgt een trimestriële afrekening volgens de werkelijk geleverde prestaties waarna eventueel een verrekening gebeurt bij de volgende maandelijkse storting. Als een invoegwerknemer vóór het einde van de subsidieperiode van twee jaar vervangen wordt door een andere invoegwerknemer is de subsidie alleen verschuldigd voor de nog te lopen periode. Er werden in de wetgeving uitzonderingen voorzien voor vervangers tijdens de eerste vier erkenningsjaren in het geval dat de invoegwerknemer vertrekt om één van de volgende redenen: - pensionering; - vrijwillig vertrek; - permanente arbeidsongeschiktheid waardoor hij definitief verhinderd wordt het overeengekomen werk te hervatten. - ontslag om een bepaalde reden aanvaard door de minister na advies van de vakbondsdelegatie, indien aanwezig, en na advies van de adviescommissie. In deze vier gevallen start de basispremie opnieuw voor twee jaar. De premie voor bijkomende tewerkstelling loopt gewoon door. Indien u een werknemer vervangt om één van de drie eerste redenen zal u dit op de individuele fiche van de vervanger moeten aanduiden en hier ook de bewijsstukken van voor leggen aan de plaatselijke VDAB. Indien het om een andere reden gaat, moet er een schriftelijke vraag worden bezorgd aan de afdeling tewerkstelling. Vanaf het vijfde jaar van de erkenning als invoegbedrijf is in alle gevallen de subsidie enkel verschuldigd voor de nog resterende subsidieperiode. Procedure tot erkenning Documenten De aanvrager of onderneming die een erkenning als invoegbedrijf wenst en die invoegwerknemers wil aanwerven, richt een aanvraag tot de administratie met een formulier dat de administratie ter beschikking stelt. Bij de aanvraag moeten steeds de volgende stukken gevoegd worden: - de statuten of ontwerpstatuten van de onderneming; - een plan voor de opleiding en de begeleiding van de invoegwerknemers; - een actieplan betreffende het incorporeren van MVO in de bedrijfsstrategie van de onderneming; - een loonkostenberekening op basis van het bevoegde paritair comité; - een ondernemingsplan; - een financieel plan voor de komende 4 jaar met inbegrip van een resultatenprognose, een balansprognose en een liquiditeitsplan. Een bestaande onderneming moet bij de aanvraag bovendien de volgende documenten voegen: - de meest recente jaarrekening met toelichting; - een advies van de ondernemingsraad of van de vakbondsafvaardiging als die aanwezig is. Aanvragen waarbij een van voormelde stukken ontbreken, worden als niet ontvankelijk beschouwd en bijgevolg niet in procedure gezet. Adviesprocedure De aanvraag die formeel ontvankelijk werd verklaard wordt doorgestuurd voor advies aan: - het Regionaal Sociaal-economisch Overlegcomité (RESOC) in wiens ambtsgebied het merendeel van de invoegwerknemers doorlopend en recurrent activiteiten uitvoeren.
Het RESOC brengt een op stukken (= aanvraagformulier) gebaseerd gemotiveerd advies uit ten aanzien van de minister binnen dertig kalenderdagen, te rekenen vanaf de dag waarop de adviesaanvraag werd verstuurd. Dit advies heeft betrekking op de beschikbaarheid van de invoegwerknemers, op het belang van het project in het kader van de regionale werkgelegenheidspolitiek en op het eventueel samenvallen of de eventuele concurrentie van de werkzaamheden met andere regionale sociale-economie-initiatieven. -
het doorlichtingsteam: een door de minister erkend team van deskundigen in de adviesverlening in de sector van de sociale economie Het doorlichtingsteam brengt een gemotiveerd adviesrapport uit ten aanzien van de minister binnen dertig kalenderdagen, te rekenen vanaf de dag waarop de adviesaanvraag werd verstuurd. Daartoe onderzoekt het de aanvraag op elk van de erkenningscriteria en de verbintenissen en geeft het op elk punt een exhaustieve uitleg met appreciatie. Als het doorlichtingsteam aanvullende informatie die noodzakelijk is voor het onderzoek aan de onderneming vraagt en niet dadelijk kan verkrijgen; of als de onderneming het doorlichtingsteam niet kan ontvangen binnen een termijn van veertien dagen na het verzenden van de aanvraag, wordt de adviesperiode op grond van een gemotiveerd verzoek van het doorlichtingsteam door de administratie geschorst. De schorsing wordt opgeheven zodra het doorlichtingsteam meldt dat de noodzakelijke informatie werd verkregen.
De administratie bundelt het advies van het RESOC en het rapport van het doorlichtingsteam en legt het voor aan de adviescommissie. De adviescommissie formuleert een advies over de erkenning dat door de administratie samen met alle beschikbare informatie aan de minister wordt voorgelegd. Erkenningsbeslissing De minister beslist op basis van alle beschikbare informatie om een invoegbedrijf al dan niet te erkennen en om het gevraagde aantal invoegwerknemers geheel of gedeeltelijk toe te kennen. De erkenningsbeslissing omvat naast de eigenlijke erkenning het aantal toegekende voltijdse equivalente invoegwerknemers. Per toegekende voltijdse equivalent wordt de loonpremie op jaarbasis vermeld. Diversen Bijkomende ondersteuning 1. Managementondersteuning Personen of ondernemingen die een invoegbedrijf wensen op te starten kunnen voor bedrijfsontwikkeling of bedrijfsondersteuning terecht bij een van de erkende regionale incubatiecentra, ook startcentra genaamd. De startcentra zijn eerste aanspreekpunt voor initiatiefnemers. Zij bevorderen op een pro-actieve wijze het ontstaan van ondernemingsideeën en -projecten en ontwikkelen deze in samenwerking met partners. Daarnaast zijn zij ook het eerste aanspreekpunt voor bestaande ondernemers. Zij bieden begeleiding en advies aan en kunnen door hun netwerking ondernemingen en initiatieven versterken. 2. Adviesverlening Personen of ondernemingen die een invoegbedrijf wensen op te starten kunnen eenmalig een financiële tegemoetkoming krijgen voor een haalbaarheidsstudie. Indien dit onderzoek leidt tot de oprichting van een invoegbedrijf bedraagt de tussenkomst van het Vlaamse Gewest maximaal 75% van de advieskosten met een maximum van 7.500 EUR per bedrijfsadvies. Indien het onderzoek niet leidt tot de oprichting van een invoegbedrijf bedraagt de financiële tegemoetkoming maximaal 50% van de advieskosten met een maximum van 2.500 EUR per bedrijfsadvies. Jaarlijks wordt aan invoegbedrijven een basisopvolgingspakket aangeboden door een erkend adviesbureau. Deze basisopvolging is gratis tot één jaar na de periode dat zij invoegsubsidies ontvangt. Een basisopvolgingspakket is een sterkte zwakte-analyse. Ze omvat zowel een bedrijfseconomische en organisatorische analyse als een analyse op het vlak van de inhoudelijke criteria die in de regelgeving worden bepaald evenals aanbevelingen op deze terreinen. Ze is bedoeld als instrument ter verbetering van het functioneren als invoegbedrijf.
Een erkend invoegbedrijf kan ten slotte een financiële tegemoetkoming krijgen bij ad hoc adviesverlening door een erkend adviesbureau in de sociale economie. Deze tegemoetkoming bedraagt maximaal 50% van de advieskosten met een maximum van 7.500 EUR per bedrijfsadvies. 3. Risicokapitaalfonds Trividend Via het Vlaams Participatiefonds voor de sociale economie wordt risicokapitaal verstrekt via participaties en achtergestelde leningen aan ondernemingen in de sociale economie en ondernemingen die initiatieven in de sociale economie wensen op te starten. Trividend Vooruitgangstraat 333 bus 12 1030 Brussel Tel.: 02/274 14 51 Fax: 02/205 17 39 E-mail:
[email protected] Website: www.trividend.be Aanvullende inlichtingen Vlaamse Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie Koning Albert II-laan 35 bus 21 1030 Brussel Gecofoon: 0800-141 87 Fax: 02/553 43 68 E-mail:
[email protected] Website: www.vlaanderen.be/werk
2.3
INVOEGBEDRIJVEN – DIENSTENCHEQUE-ONDERNEMING
Inhoud steunmaatregel Alle ondernemingen die de vorm van een handelsvennootschap hebben aangenomen en die erkend zijn in het kader van de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van de buurtdiensten en -banen (met andere woorden de ondernemingen die werken in het kader van de dienstencheques), kunnen een aanvraag indienen. De erkenning als invoegbedrijf of invoegafdeling wordt verleend voor een periode van tien jaar vanaf de indiensttreding van de eerste invoegwerknemer. Erkenningsvoorwaarden Om erkend te kunnen worden als invoegbedrijf of invoegafdeling moet een onderneming voldoen aan de volgende voorwaarden: -
-
de plaats van tewerkstelling waar de invoegwerknemers doorlopend en recurrent activiteiten uitvoeren, moet gevestigd zijn op het grondgebied van het Vlaamse Gewest. Enkel de activiteiten die goederen produceren of diensten verlenen op het grondgebied van het Vlaamse Gewest kunnen het voorwerp zijn van de subsidies; de onderneming moet voldoen aan de criteria inzake financiële rentabiliteit. Als de onderneming economisch afhankelijk is van slechts één bedrijf, al dan niet een moederbedrijf, dan moet ook dat laatste bedrijf financieel rendabel zijn; de onderneming moet de nodige tijd en middelen besteden aan de begeleiding en opleiding van de invoegwerknemers; de onderneming moet in haar bedrijfsvoering de principes inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen, op basis van een door haarzelf uitgetekend en bij de erkenning gevaloriseerd groeipad, incorporeren in de bedrijfsstrategie; de onderneming moet bereid zijn het medezeggenschap van de werknemers te bevorderen in de onderneming door de bestaande overlegorganen te respecteren en – bij ontstentenis – de nodige initiatieven te nemen om de medezeggenschap van werknemers te bevorderen; de tewerkstelling van de invoegwerknemers is bijkomend in verhouding tot het aantal eigen personeelsleden, uitgedrukt in voltijdse equivalenten, tewerkgesteld in het bedrijf in de vier kwartalen die voorafgaan aan de aanvraag. Het aantal eigen personeelsleden wordt vastgesteld door het gemiddelde te nemen over die vier kwartalen; eigen personeelsleden zijn de personeelsleden met wie een arbeidsovereenkomst werd gesloten.
Verbintenissen Naast het voldoen aan de erkenningsvoorwaarden moet een invoegbedrijf of invoegafdeling de volgende verbintenissen onderschrijven en naleven: - binnen de drie jaar volgend op de datum van betekening van de erkenningsbeslissing het minimum aantal van 3 voltijdse equivalenten invoegwerknemers tewerkstellen; - binnen de drie jaar volgend op de datum van betekening van de erkenningsbeslissing minstens 30 % invoegwerknemers tewerkstellen op het totale personeelsbestand; - indien onderaanneming in het vooruitzicht wordt gesteld, de activiteiten voor minstens drie verschillende bedrijven uitvoeren; - de invoegwerknemers met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur in dienst nemen; - de invoegwerknemers de in de sector vigerende lonen uitbetalen; als er twijfel bestaat over de toepassing van het correcte paritair comité moet dadelijk het advies van de bevoegde instantie, het ‘Toezicht op de Sociale Wetten’, te worden ingewonnen; Meer informatie over de bevoegdheden en de adressen van de regionale directies voor het ‘Toezicht op de Sociale Wetten’ vindt u terug op de website van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg: http://www.meta.fgov.be (regelgeving→ CAO’s en paritaire comités→ Hoe wordt het bevoegde paritair comité bepaald ? - de wettelijke of reglementaire bepalingen betreffende de uitoefening van haar activiteit niet overtreden; - in geen geval middelen hanteren die marktverstorend zijn op het vlak van prijszetting; - gedurende minstens vier jaar na de laatste uitbetaling van de loonpremie voor een invoegwerknemer het aantal voltijds equivalente invoegwerknemers handhaven;
-
-
als het aantal tewerkgestelde invoegwerknemers verminderd wordt, de administratie en de trajectbegeleider van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding hiervan op de hoogte brengen en aan de ontslagen invoegwerknemers het recht bieden om een beroep te doen op een erkend outplacementbureau; jaarlijks de jaarrekening en werkgelegenheidscijfers bezorgen aan de administratie, evenals een inhoudelijke rapportering waaruit blijkt dat de onderneming: • de erkenningscriteria nakomt; • de beginselen van het maatschappelijk verantwoord ondernemen incorporeert en het betreffende actieplan naleeft; • voldoende inspanningen levert voor de begeleiding en de opleiding van de invoegwerknemers. op verzoek van de administratie de nodige gegevens bezorgen om een monitoringsysteem uit te bouwen; elke wijziging van de erkenningscriteria aan de voorafgaande goedkeuring van de minister onderwerpen.
Begunstigden Enkel personen die voldoen aan onderstaande voorwaarden komen in aanmerking voor het statuut van invoegwerknemer: a) persoon met hoogstens een diploma hoger secundair onderwijs bij wie de trajectmatige begeleidingsactie uitwijst dat hij niet dadelijk toeleidbaar is naar de reguliere arbeidsmarkt en die de dag voor zijn aanwerving beantwoordt aan een van de volgende kenmerken: - hij is jonger dan 50 jaar en minstens twaalf maanden inactief; - hij is 50 jaar of ouder en ministens zes maanden inactief; - hij is minstens zes maanden leefloongerechtigde of gerechtigde op financieel maatschappelijke hulp; b) persoon die minstens zes maanden inactief is en behoort tot de doelgroep van de arbeidsgehandicapten; Arbeidsgehandicapte= - werkzoekende met een erkenning als persoon met een handicap bij het Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap en die recht hebben op bijstand inzake tewerkstelling; - werkzoekende ex-leerling van het buitengewoon secundair onderwijs; - werkzoekende die, na attestering door een arts, bij de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding geregistreerd is met een gedeeltelijke of een zeer beperkte geschiktheid; c) de deeltijds werkzoekende leerling van het deeltijds beroepssecundair onderwijs zoals geregeld bij het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende inrichting van het deeltijds beroepssecundair onderwijs, zoals laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 5 maart 2004. Onder inactiviteit wordt begrepen: noch in loondienst, noch op zelfstandige basis hebben gewerkt, noch als cursist een individuele beroepsopleiding (IBO) hebben gevolgd. De minister bepaalt de periodes die met een periode van inactiviteit worden gelijkgesteld; Met trajectbegeleiding wordt het geheel van acties bedoeld, georganiseerd door de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) of door de door deze dienst erkende derden waarbij de werkzoekende volgens een stappenplan door een trajectbegeleider naar een duurzame tewerkstelling wordt begeleid. Samenvattende tabel:
Trajectbegeleiding Max HSO Inactief
-50 jaar
+50 jaar
Ja Ja 12 maanden
Ja Ja 6 maanden
6 maanden leefloongerechtigd ja ja 1 dag
Arbeidsgehandicapt
Deeltijds lerende
/ neen 6 maand
/ / 1 dag
Aanwerving van invoegwerknemers De toeleiding gebeurt via VDAB. De diensten van VDAB gaan na of een bepaalde werkzoekende in aanmerking komt om als invoegwerknemer tewerk gesteld te worden. Indien dit zo is, levert zij hiertoe een attest af. Pas wanneer dit attest in het bezit is van de werkgever, kan de persoon worden aangeworven als invoegwerknemer. De aanwerving van de eerste invoegwerknemer moet plaatsvinden binnen een periode van zes maanden vanaf de betekening van de erkenningsbeslissing. De indienstneming van het totale aantal toegekende voltijds equivalente invoegwerknemers, moet plaatsvinden binnen een periode van vier jaar vanaf de indiensttreding van de eerste invoegwerknemer. Voor de invoegwerknemers die niet binnen de vastgelegde aanwervingstermijn in dienst werden genomen, vervalt het recht op de toegekende premie. Subsidiebedrag Binnen het begrotingskrediet kunnen de erkende invoegbedrijven en -afdelingen dienstencheque-ondernemingen per voltijds equivalente invoegwerknemer aanspraak maken op een jaarlijkse loonpremie van 1.650 euro per voltijds equivalente invoegwerknemer. Deze subsidie wordt toegekend voor 4 jaar bij een erkenning als invoegbedrijf en voor 3 jaar bij een erkenning als invoegafdeling. Een invoegwerknemer heeft alleen recht op een premie voor de werkelijk verrichte en daarmee gelijkgestelde arbeidsprestaties. Bij deeltijdse tewerkstelling wordt de toegekende premie pro rata verrekend. Per voltijds equivalente invoegwerknemer neemt de subsidieperiode een aanvang op het ogenblik van de indiensttreding van de eerste invoegwerknemer-titularis. Die periode wordt wel verlengd met de termijn die verlopen is tussen de uitdiensttreding en de vervanging. Uitbetaling De Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) betaalt de loonpremies. De onderneming vult bij de aanwerving van iedere invoegwerknemer een door de VDAB ter beschikking gesteld inlichtingenblad in en bezorgt dat aan de VDAB. Telkens als zich een wijziging in de verstrekte gegevens voordoet, moet de werkgever dadelijk een vervangend inlichtingenblad bezorgen. De VDAB stelt maandelijks het bedrag vast en stort dat als voorschot voor de tiende van de lopende kalendermaand. Er volgt een trimestriële afrekening volgens de werkelijk geleverde prestaties waarna eventueel een verrekening gebeurt bij de volgende maandelijkse storting. Procedure tot erkenning Documenten De aanvrager of onderneming die een erkenning als invoegbedrijf wenst en die invoegwerknemers wil aanwerven, richt een aanvraag tot de administratie met een formulier dat de administratie ter beschikking stelt. Bij de aanvraag moeten steeds de volgende stukken gevoegd worden: - de statuten of ontwerpstatuten van de onderneming; - een plan voor de opleiding en de begeleiding van de invoegwerknemers; - een actieplan betreffende het incorporeren van MVO in de bedrijfsstrategie van de onderneming; - een ondernemingsplan; - een financieel plan voor de komende 4 jaar met inbegrip van een resultatenprognose, een balansprognose en een liquiditeitsplan. Een bestaande onderneming moet bij de aanvraag bovendien de volgende documenten voegen: - de meest recente jaarrekening met toelichting; - een advies van de ondernemingsraad of van de vakbondsafvaardiging als die aanwezig is. Aanvragen waarbij een van voormelde stukken ontbreken, worden als niet ontvankelijk beschouwd en bijgevolg niet in procedure gezet.
Adviesprocedure De aanvraag die formeel ontvankelijk werd verklaard wordt doorgestuurd voor advies aan: - het Regionaal Sociaal-economisch Overlegcomité (RESOC) in wiens ambtsgebied het merendeel van de invoegwerknemers doorlopend en recurrent activiteiten uitvoeren. Het RESOC brengt een op stukken (= aanvraagformulier) gebaseerd gemotiveerd advies uit ten aanzien van de minister binnen dertig kalenderdagen, te rekenen vanaf de dag waarop de adviesaanvraag werd verstuurd. Dit advies heeft betrekking op de beschikbaarheid van de invoegwerknemers, op het belang van het project in het kader van de regionale werkgelegenheidspolitiek en op het eventueel samenvallen of de eventuele concurrentie van de werkzaamheden met andere regionale sociale-economie-initiatieven. -
het doorlichtingsteam: een door de minister erkend team van deskundigen in de adviesverlening in de sector van de sociale economie. Het doorlichtingsteam brengt een gemotiveerd adviesrapport uit ten aanzien van de minister binnen dertig kalenderdagen, te rekenen vanaf de dag waarop de adviesaanvraag werd verstuurd. Daartoe onderzoekt het de aanvraag op elk van de erkenningscriteria en de verbintenissen en geeft het op elk punt een exhaustieve uitleg met appreciatie. Als het doorlichtingsteam aanvullende informatie die noodzakelijk is voor het onderzoek aan de onderneming vraagt en niet dadelijk kan verkrijgen; of als de onderneming het doorlichtingsteam niet kan ontvangen binnen een termijn van veertien dagen na het verzenden van de aanvraag, wordt de adviesperiode op grond van een gemotiveerd verzoek van het doorlichtingsteam door de administratie geschorst. De schorsing wordt opgeheven zodra het doorlichtingsteam meldt dat de noodzakelijke informatie werd verkregen.
De administratie bundelt het advies van het RESOC en het rapport van het doorlichtingsteam en legt het voor aan de adviescommissie. De adviescommissie formuleert een advies over de erkenning dat door de administratie samen met alle beschikbare informatie aan de minister wordt voorgelegd. Erkenningsbeslissing De minister beslist op basis van alle beschikbare informatie om een invoegbedrijf al dan niet te erkennen en om het gevraagde aantal invoegwerknemers geheel of gedeeltelijk toe te kennen. De erkenningsbeslissing omvat naast de eigenlijke erkenning het aantal toegekende voltijdse equivalente invoegwerknemers. Per toegekende voltijdse equivalent wordt de loonpremie op jaarbasis vermeld. Diversen Bijkomende ondersteuning 1. Managementondersteuning Personen of ondernemingen die een invoegbedrijf wensen op te starten kunnen voor bedrijfsontwikkeling of bedrijfsondersteuning terecht bij een van de erkende regionale incubatiecentra, ook startcentra genaamd. De startcentra zijn eerste aanspreekpunt voor initiatiefnemers. Zij bevorderen op een pro-actieve wijze het ontstaan van ondernemingsideeën en -projecten en ontwikkelen deze in samenwerking met partners. Daarnaast zijn zij ook het eerste aanspreekpunt voor bestaande ondernemers. Zij bieden begeleiding en advies aan en kunnen door hun netwerking ondernemingen en initiatieven versterken. 2. Adviesverlening Personen of ondernemingen die een invoegbedrijf wensen op te starten kunnen eenmalig een financiële tegemoetkoming krijgen voor een haalbaarheidsstudie. Indien dit onderzoek leidt tot de oprichting van een invoegbedrijf bedraagt de tussenkomst van het Vlaamse Gewest maximaal 75% van de advieskosten met een maximum van 7.500 EUR per bedrijfsadvies. Indien het onderzoek niet leidt tot de oprichting van een invoegbedrijf bedraagt de financiële tegemoetkoming maximaal 50% van de advieskosten met een maximum van 2.500 EUR per bedrijfsadvies.
Jaarlijks wordt aan invoegbedrijven een basisopvolgingspakket aangeboden door een erkend adviesbureau. Deze basisopvolging is gratis tot één jaar na de periode dat zij invoegsubsidies ontvangt. Een basisopvolgingspakket is een sterkte zwakte-analyse. Ze omvat zowel een bedrijfseconomische en organisatorische analyse als een analyse op het vlak van de inhoudelijke criteria die in de regelgeving worden bepaald evenals aanbevelingen op deze terreinen. Ze is bedoeld als instrument ter verbetering van het functioneren als invoegbedrijf. Een erkend invoegbedrijf kan tenslotte een financiële tegemoetkoming krijgen bij ad hoc adviesverlening door een erkend adviesbureau in de sociale economie. Deze tegemoetkoming bedraagt maximaal 50% van de advieskosten met een maximum van 7.500 EUR per bedrijfsadvies. 3. Risicokapitaalfonds Trividend Via het Vlaams Participatiefonds voor de sociale economie wordt risicokapitaal verstrekt via participaties en achtergestelde leningen aan ondernemingen in de sociale economie en ondernemingen die initiatieven in de sociale economie wensen op te starten. Trividend Vooruitgangstraat 333 bus 12 1030 Brussel Tel.: 02/274 14 51 Fax: 02/205 17 39 E-mail:
[email protected] Website: www.trividend.be
Aanvullende inlichtingen Vlaamse Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie Koning Albert II-laan 35 bus 21 1030 Brussel Gecofoon: 0800-141 87 Fax: 02/553 43 68 E-mail:
[email protected] Website: www.vlaanderen.be/werk
2.4
TEGEMOETKOMING BIJ DE AANWERVING VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP
Inhoud steunmaatregel Werkgevers kunnen een loonsubsidie krijgen wanneer zij een persoon met een handicap aanwerven. Deze subsidie wordt berekend op basis van het rendementsverlies dat een bedrijf lijdt door de aanwerving. Voorwaarden -
Voor werkgever: • • • •
-
u behoort tot de privésector; u stelt een persoon met een handicap tewerk krachtens een arbeidsovereenkomst waardoor deze onderworpen is aan de sociale zekerheid; u mag geen werknemers ontslaan met de bedoeling deze te laten vervangen door werknemers die in aanmerking komen voor deze loonsubsidie; u voldoet aan de wettelijke verplichtingen die u als werkgever moet nakomen.
Voor werknemer of werkzoekende:
De werknemer moet erkend zijn als persoon met een handicap door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap voor de afdeling werk. Voordelen -
Voor werkgever:
U ontvangt een loonsubsidie in de mate dat het rendement van de betrokken werknemer lager ligt dan het normale. De Inspectie op de Sociale Wetten stelt jaarlijks het rendementsverlies vast. Op basis hiervan wordt de hoogte van de tussenkomst door de VDAB bepaald. Deze bedraagt minimaal 5% en maximaal 50% van het loon. ‘Het loon’ betekent hier het betaalde brutoloon, vermeerderd met de patronale bijdragen. De loonsubsidies, die u op basis van andere maatregelen ontving voor deze werknemer, worden afgetrokken van het bedrag waarop het percentage wordt toegepast. De loontussenkomst is jaarlijks hernieuwbaar en herzienbaar. Diversen Deze maatregel mag niet gecombineerd worden met: -
Vlaamse inschakelingspremie (tewerkstelling van arbeidsgehandicapten); loonpremie voor het tewerkstellen van werkzoekenden via het Werkervarings-plus-plan (WEP-plus) en gesco-wepplus; loonpremie voor de tewerkstelling van werkzoekenden in een sociale werkplaats; loonpremie voor de tewerkstelling van personen met een handicap in een beschutte werkplaats.
Doorgaans wordt deze maatregel gecombineerd met: -
tegemoetkoming voor aanpassing van arbeidspost; ACTIVA voor min-45-jarigen, ACTIVA voor 45-plussers; startbanen; loonpremie voor de tewerkstelling van werkzoekenden in invoegbedrijven.
Wanneer men de omvang van de tussenkomst in het kader van de CAO 26 berekent, wordt wel rekening gehouden met de andere loontussenkomsten. Aanvraagprocedure -
Voor werkgever:
-
u dient een aanvraag tot het bekomen van de loontussenkomst in bij de provinciale VDAB-dienst voor personen met een handicap. De sociale inspectie bepaalt het rendementsverlies; de VDAB bepaalt het percentage van de loontussenkomst; binnen de eerste 14 dagen van elke maand moet u het aanvraagdocument voor de uitbetaling van de tussenkomst sturen naar de provinciale VDAB-dienst voor personen met een handicap; de dienst betaalt maandelijks de premie.
Aanvullende inlichtingen VDAB – Training en Opleiding Keizerslaan 11 1000 Brussel Tel.: 0800 30 700 Fax: 02/506 15 90 E-mail:
[email protected] Website: www.vdab.be/personenmeteenhandicap Regionale VDAB diensten PmH: Antwerpen Brugge Gent Hasselt Leuven
Somersstraat 22 Spanjaardstraat 17 Minnemeers 2 Trichterheideweg 9 Sint-Maartenstraat 5
2018 8000 9000 3500 3000
Antwerpen Brugge Gent Hasselt Leuven
03/202 19 43 050/44 04 04 09/265 01 30 011/26 48 72 016/29 86 81
2.5
VlAAMSE INSCHAKELINGSPREMIE
Inhoud steunmaatregel Werkgevers, die personen met een handicap aanwerven, kunnen een inschakelingspremie aanvragen. Deze premie heeft tot doel de integratie van personen met een handicap in het gewone arbeidscircuit te bevorderen. Voorwaarden -
Voor werkgever: • • • •
-
u behoort tot de privésector; u stelt een persoon met een handicap tewerk krachtens een arbeidsovereenkomst waardoor deze onderworpen is aan de sociale zekerheid; u mag geen werknemers ontslaan met de bedoeling deze te laten vervangen door werknemers die in aanmerking komen voor deze loonsubsidie; u voldoet aan de wettelijke verplichtingen die u als werkgever moet nakomen.
Voor werknemer of werkzoekende:
De werknemer moet erkend zijn als persoon met een handicap door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap voor de afdeling werk. Voordelen -
Voor werkgever:
U ontvangt een inschakelingspremie die 30% van het referteloon bedraagt. Het referteloon is het minimumregelingsloon vastgesteld door het paritair comité, vermeerderd met de patronale bijdragen. De loonsubsidies die u op basis van andere maatregelen ontving voor deze werknemer, worden afgetrokken van het bedrag waarop het percentage wordt toegepast. Diversen Deze maatregel mag niet gecombineerd worden met: -
CAO 26 (tewerkstelling van arbeidsgehandicapten); loonpremie voor het tewerkstellen van werkzoekenden via het Werkervarings-plus-plan (WEP-plus)en gesco-wepplus; loonpremie voor de tewerkstelling van werkzoekenden in een sociale werkplaats; loonpremie voor de tewerkstelling van personen met een handicap in een beschutte werkplaats.
Doorgaans wordt deze maatregel gecombineerd met: -
tegemoetkoming voor aanpassing van arbeidspost; ACTIVA voor min-45-jarigen, ACTIVA voor 45-plussers; startbanen; loonpremie voor de tewerkstelling van werkzoekenden in invoegbedrijven.
Wanneer men de omvang van de Vlaamse inschakelingspremie berekent, wordt wel rekening gehouden met de andere loontussenkomsten. Aanvraagprocedure -
Voor werkgever: • •
u dient een aanvraag tot het bekomen van de Vlaamse inschakelingspremie in bij de provinciale VDABdienst voor personen met een handicap; de VDAB bepaalt of u in aanmerking komt;
• •
uiterlijk binnen de eerste 14 dagen van het kwartaal, dat volgt op dat waarin de arbeidsprestaties werden verricht, moet u het aanvraagdocument voor de uitbetaling van de inschakelingspremie sturen naar de provinciale VDAB-dienst voor personen met een handicap; de dienst betaalt per kwartaal de premie.
Aanvullende inlichtingen VDAB – Training en Opleiding Keizerslaan 11 1000 Brussel Tel.: 0800 30 700 Fax: 02/506 15 90 E-mail:
[email protected] Website: www.vdab.be/personenmeteenhandicap
2.6
TEWERKSTELLINGSPREMIE VOOR 50+
Inhoud steunmaatregel De werkgever werft een 50-plusser aan met een contract van onbepaalde duur. Hij kan dan in aanmerking komen voor een vermindering in de loonkost gedurende maximaal vier kwartalen. Voor deze maatregel moet de werkgever wel gevestigd te zijn in het Vlaamse Gewest. Voorwaarden -
Voor werkgever:
U moet voldoen aan volgende positieve en negatieve voorwaarden: Positieve voorwaarden: - u bent een privéonderneming (u valt met andere woorden onder het toepassingsgebied van de CAO-wet van 5 december 1968); - u hebt een exploitatiezetel in het Vlaams Gewest of u verbindt er zich toe een exploitatiezetel in het Vlaams Gewest te vestigen binnen de vijf kwartaal vanaf de aanwerving die plaats vond in het kader van deze maatregel; - u leeft de geldende loon- en arbeidsvoorwaarden na. Negatieve voorwaarden: - u mag geen werknemers ontslaan met de uitsluitende bedoeling ze te vervangen door personen die recht geven op de tewerkstellingspremie; - u bent geen openbare instelling; - u behoort niet tot de steenkoolsector en de scheepsbouw (toepassing van Verordening nr 2204/2002 van de Commissie van 12 december 2002); - uw loonkosten werden, gedurende het jaar dat voorafgaat aan de aanvraag van de tewerkstellingspremie, niet voor meer dan vijftig procent gefinancierd met subsidies verleend door de federale of Vlaamse Overheid; - in de zes maanden voorafgaand aan de indiensttreding mag de werknemer niet bij dezelfde of een andere onderneming van dezelfde groep in dienst geweest zijn. Opmerking: Onder subsidies worden de financiële tegemoetkomingen toegekend door de federale en/of Vlaamse overheid bedoeld. Het gaat om tegemoetkomingen die bij wet, decreet of besluit worden voorzien. Europese, lokale en provinciale tegemoetkomingen worden niet in aanmerking genomen. De subsidie kan de vorm aannemen van onder meer: - een loonsubsidie; - een werkingstoelage die onder andere moet besteed worden aan loonkost; - RIZIV-tegemoetkomingen. De RSZ-bijdrageverminderingen vallen niet onder het begrip subsidie. Vergoedingen die de federale of Vlaamse overheid betaalt als tegenprestatie voor de uitvoering van overheidsopdrachten zijn geen subsidies. -
Voor werknemer of werkzoekende:
De werknemer moet voldoen aan volgende voorwaarden: -
50 jaar of ouder zijn; gedurende de 14 dagen voorafgaand aan de indiensttreding moet hij ingeschreven zijn bij de VDAB als niet werkende werkzoekende; hij moet aangeworven zijn met een contract van onbepaalde duur; in de zes maanden voorafgaand aan de indiensttreding mag de werknemer niet bij dezelfde of een andere onderneming van dezelfde technische bedrijfseenheid in dienst geweest zijn. Een individuele beroepsopleiding in het bedrijf voorafgaand aan de tewerkstelling is wel mogelijk. Ook uitzendwerk kan als men voor de aanwerving 14 dagen is ingeschreven als niet werkend werkzoekende bij de VDAB;
-
hij moet minstens vijf opeenvolgende kwartalen tewerkgesteld worden bij het bedrijf.
Voordelen -
Voor werkgever:
U krijgt naargelang de grootte van het werkelijk betaald brutoloon van de werknemer per kwartaal een tegemoetkoming van de VDAB. De tewerkstellingspremie bedraagt: Brutoloon per kwartaal 2.400 - 6.000 EUR 6.000 - 10.500 EUR Vanaf 10.500 EUR
Tewerkstellingspremie per kwartaal 1.200 EUR 2.100 EUR 3.000 EUR
De premie wordt toegekend voor een maximale periode van 4 opeenvolgende kwartalen, te rekenen vanaf het kwartaal volgend op het kwartaal van indiensttreding. De tewerkstellingspremie wordt alleen toegekend voor de periodes waarvoor de onderneming loon verschuldigd is en uitbetaald heeft (dus niet tijdens periodes van langdurige ziekte, technische werkloosheid, ...). De premie wordt vrijgesteld van vennootschapsbelasting. -
Voor werknemer of werkzoekende:
De werknemer krijgt een contract van onbepaalde duur. Diversen Deze maatregel mag niet gecombineerd worden met: -
Dienstencheques (= betaalmiddel voor hulp van huishoudelijke aard)
Doorgaans wordt deze maatregel gecombineerd met: -
ACTIVA voor min-45jarigen, ACTIVA voor 45-plussers; oudere werknemers - vermindering RSZ werkgeversbijdragen; werkhervattingstoeslag voor 50-plussers; aanwerving van de eerste drie werknemers - vermindering RSZ werkgeversbijdragen; CAO 26 (tewerkstelling van arbeidsgehandicapten); ….
Op voorwaarde dat: - het totaal aan subsidies niet groter wordt dan de loonkost; - aan de voorwaarden van beide maatregelen is voldaan (zo is cumul met bvb startbanen niet wettelijk verboden maar ook niet mogelijk omdat beide maatregelen totaal andere leeftijdsvoorwaarden hanteren). Aanvraagprocedure -
Voor werkgever: • u moet zich als werkgever laten registreren in de gegevensdatabank van de VDAB; • via Mijn VDAB op de VDAB-website vult u het aanvraagformulier tot het bekomen van een tewerkstellingspremie in. De tewerkstellingspremie moet binnen de twee maanden na de aanwerving aangevraagd worden; • de VDAB keurt de aanvraag goed of af; • bij goedkeuring zal de VDAB per kwartaal de verschuldigde premie storten.
-
Voor werknemer of werkzoekende:
(de werknemer moet ervoor zorgen dat hij gedurende 14 dagen voor de indiensttreding is ingeschreven bij de VDAB als niet werkende werkzoekende).
Aanvullende inlichtingen VDAB – Training en Opleiding Keizerslaan 11 1000 Brussel Tel.: 0800 30 700 Fax: 02/506 17 61 E-mail:
[email protected] t.a.v. dhr. Willy Vermeir of Edwin De Pauw Website: www.vdab.be
2.8
ACTIVA START
Inhoud steunmaatregel Deze maatregel bevordert de herinschakeling van jonge laaggeschoolde werkzoekenden (jonger dan 26 jaar) in het normale arbeidscircuit door het toekennen van een geactiveerde werkloosheidsuitkering (werkuitkering genaamd). De werkgever kan deze in mindering brengen van het te betalen nettoloon. De Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) betaalt deze uitkering aan de werknemer Voorwaarden -
Voor werkgever:
U komt in aanmerking als u een werkgever van de privésector bent, doch niet onder de non-profitsector valt. U komt dus niet in aanmerking: - indien u een werkgever van de publieke sector bent; - indien u een werkgever van de non-profitsector bent (privé of publiek). U dient bovendien een voltijdse arbeidsovereenkomst te sluiten met een voorziene mimimumduur van 6 maanden, gerekend van datum tot datum. Die voltijdse arbeidsovereenkomst moet bovendien een startbaanovereenkomst zijn. Voor werknemer of werkzoekende: IWZ = ingeschreven als werkzoekende. Erg laaggeschoold = de werknemer heeft hoogstens een getuigschrift van de tweede graad (= 4e jaar) van het secundair onderwijs. Laaggeschoold = de werknemer heeft geen diploma of getuigschrift van het hoger secundair onderwijs. Buitenlandse afkomst = de werknemer bezit de nationaliteit niet van één van de landen van de Europese Unie (+ uitzonderingen). De werknemer komt in aanmerking: -
als hij minder dan 26 jaar is; en ALS hij IWZ is en beschikbaar voor de voltijdse arbeidsmarkt; en ALS hij niet meer leerplichtig is én geen dagonderwijs meer volgt; en ALS hij in de laatste 12 maanden niet van een activeringsvoordeel heeft genoten (= loonsubsidie) in het kader van een tewerkstelling met ACTIVA, doorstromingsprogramma of SINE; en ALS hij: • erg laaggeschoold is; • laaggeschoold is en bovendien: · ofwel gehandicapt; · ofwel van buitenlandse afkomst.
Voordelen -
Voor werkgever:
Er zijn enkel voordelen voor de werknemer of de werkzoekende. -
Voor werknemer of werkzoekende:
De werknemer krijgt een geactiveerde werkloosheidsuitkering, werkuitkering genaamd. De werkuitkering bedraagt per maand: 350 EUR van kalendermaand 1 tot 6. Het bedrag van de werkuitkering kan voor een bepaalde kalendermaand evenwel nooit het bedrag van het verschuldigde nettoloon overschrijden.
U kan de werkuitkering in mindering brengen van het te betalen nettoloon. Diversen Deze maatregel mag niet gecombineerd worden met: - ACTIVA voor min-45-jarigen, ACTIVA voor 45-plussers; - Doorstromingsprogramma' s (DSP); - Sociale inschakelingseconomie (SINE). Doorgaans wordt deze maatregel gecombineerd met: - bijdragevermindering sociale zekerheid voor werkgevers in het kader van startbanen Aanvraagprocedure -
Voor werkgever:
1. De werknemer moet in het bezit zijn van een werkkaart ‘Activa Start’ Bezit de werknemer geen werkkaart, dan kan hij, alleen of samen met u, een kaart aanvragen bij het werkloosheidsbureau (WB) van de RVA bevoegd voor zijn hoofdverblijfplaats. Dit moet gebeuren ten laatste 30 dagen na de dag van de indienstneming. U gebruikt daarvoor het formulier C63 startbaan. U kan het formulier C63 startbaan bij het WB krijgen. U kan het ook downloaden van de website van de RVA. Opgelet: in geval van laattijdige aanvraag zal de RVA de werkuitkering wel toekennen, maar voor een verminderde periode. De periode wordt namelijk verminderd met een periode: - die aanvangt op de dag van indienstneming; - en die eindigt op de laatste dag van het kwartaal waarin de laattijdige aanvraag van de kaart gesitueerd is. 2. U sluit een arbeidsovereenkomst met de werknemer Indien de werknemer een werkuitkering kan ontvangen, moet de arbeidsovereenkomst een aantal verplichte vermeldingen bevatten, meer bepaald: - dat een werkkaart is gegeven waaruit blijkt dat de werknemer in aanmerking komt voor de werkuitkering en voor welke periode; - dat u het maandelijks te betalen loon verkrijgt door de werkuitkering in mindering te brengen van het nettoloon voor de beschouwde maand. In de praktijk kan u hiervoor het formulier ‘bijlage arbeidsovereenkomst ACTIVA START’ gebruiken. U kan dit formulier bij het WB krijgen. U kan het ook downloaden van de website van de RVA. 3. De werknemer dient een uitkeringsaanvraag in De werknemer moet de werkuitkering vragen door deze arbeidsovereenkomst én de bijlage arbeidsovereenkomst ACTIVA START in te dienen. Hij maakt deze stukken over aan zijn uitbetalingsinstelling (UI) (vakbond of Hulpkas voor Werkloosheidsuitkeringen - HVW). Deze dient die stukken in bij het WB. Zijn aanvraag moet uiterlijk de laatste dag van de vierde maand volgend op de maand waarin de indienstneming gesitueerd is, toekomen op dit WB. Opgelet: in geval van laattijdige aanvraag zal de RVA de werkuitkering slechts toekennen voor een verminderde periode. De periode wordt namelijk verminderd met een periode: - die aanvangt op de dag van indienstneming; - en die eindigt op de laatste dag van de maand vóór die waarin de laattijdige aanvraag van de uitkering gesitueerd is. Was de werkkaart eveneens laattijdig aangevraagd, dan kan dit een nog latere datum zijn (zie punt 1). Het WB zal u dan verwittigen of de werknemer al dan niet gerechtigd is op de werkuitkering. Is dit het geval, dan kan u deze uitkering in mindering brengen van het te betalen nettoloon.
4. Het loon en de werkuitkering worden maandelijks betaald Heeft het WB u verwittigd dat hij een werkuitkering zal toekennen, dan trekt u het bedrag ervan af van het nettoloon voor de bewuste kalendermaand. U betaalt slechts het saldo. U geeft de werknemer een ingevuld formulier C78ACTIVA START. Deze zal dit indienen bij zijn UI die hem de maandelijkse werkuitkering zal uitbetalen.
Aanvullende inlichtingen RVA Keizerslaan 7 1000 Brussel Tel.: 02/515 41 11 Fax: 02/514 11 06 Website: www.rva.be
DEEL IV : STEUN BIJ OPLEIDINGEN
1.
VLAAMSE DIENST VOOR ARBEIDSBEMIDDELING EN BEROEPSOPLEIDING (VDAB)
1.1
INDIVIDUELE BEROEPSOPLEIDING IN DE ONDERNEMING
Inhoud steunmaatregel De Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) organiseert een aantal beroepsopleidingen waar ondernemingen steun voor kunnen ontvangen. Eén van die opleidingen is de individuele beroepsopleiding in de onderneming. Deze opleiding is een vorm van opleiding die in principe gereserveerd blijft voor beroepen waarvoor er geen arbeidskrachten beschikbaar zijn en waarvoor geen beroepsopleidingscentra van de VDAB opgericht zijn. Een individuele opleiding kan afgesloten worden met het oog op de aanpassing en de vervolmaking van de beroepsbekwaamheden van een werkloze of met het oog op het aanleren van een beroep aan een werkloze om die toe te laten na afloop van de opleiding door de onderneming aangeworven te worden. Iedereen kan een individuele beroepsopleiding in de onderneming volgen. Er zijn geen specifieke doelgroepen. Begunstigden Kleine, middelgrote en grote ondernemingen (starters en niet-starters), vzw' s en administratieve overheden kunnen een individuele opleiding in de onderneming organiseren. De exploitatiezetel waar de IBO plaatsvindt moet gevestigd zijn in het Vlaams Gewest of in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Projecten Volgende projecten komen in aanmerking: - opleiding voor uitkeringsgerechtigde werklozen in beroepen waarvoor er geen arbeidskrachten beschikbaar zijn; - opleiding van werkzoekenden; - opleiding in beroepen en functies waarvoor er een tekort bestaat op de arbeidsmarkt; - opleiding van laaggeschoolde en langdurige werklozen in gewone economische bedrijven; - opleiding van laaggeschoolde personen bedreigd met langdurige werkloosheid (minder dan hoger secundair onderwijs of geen derde graad beroepsonderwijs); - opleiding van personen bedreigd met uitsluiting van de arbeidsmarkt (personen met een handicap, migranten, zeer langdurige werklozen, bestaansminimumtrekkers en niet-gedomicilieerden, exgedetineerden, politiek vluchtelingen wiens aanvraag tot erkenning ontvankelijk werd verklaard en beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt); - opleiding van vrouwen in het kader van het gelijke-kansen-beleid (herintredende vrouwen, werkloze vrouwen met geringe beroepskwalificaties); - … Diversen De opleidingsduur bedraagt minimum 1 en maximum 6 maand en wordt vastgelegd op basis van een gedetailleerd opleidingsprogramma dat in gemeenschappelijk overleg tussen de onderneming en het lokaal klantencentrum van de VDAB wordt vastgelegd, rekening houdend met de reeds verworven competenties van de cursist. Dit programma wordt aan het contract gehecht. Na advies van de Sociaal-economische Raad van de Regio (SERR) kan, omwille van de pedagogische noodzaak, de duurtijd vastgelegd worden tot maximum 12 maanden voor een laaggeschoolde en tevens langdurige uitkeringsgerechtigde werkloze. Tijdens de opleiding ontvangt de cursist, naast zijn werkloosheidsuitkeringen of leefloon vanwege de VDAB een productiviteitspremie. Het bedrag van de premie wordt vastgelegd op basis van het ' normaal loon'dat voor het aangeleerde beroep is vastgelegd. Deze premie wordt uitgedrukt als het verschil tussen het normale loon in het beroep en de uitkering waar de cursist recht op heeft uit hoofde van werkloosheid of leefloon.
Indien de cursist geen uitkering geniet uit hoofde van werkloosheid of leefloon wordt het bedrag van de productiviteitspremie uitgedrukt als een percentage van het verschil tussen het normaal loon in het beroep en een compensatievergoeding. Deze compensatievergoeding is ten laste van de VDAB en bedraagt 9,60 euro per dag in een regime van de zesdagenweek. Het bedrag kan worden gewijzigd door de Vlaamse regering na advies van het beheerscomité. De onderneming is aan de VDAB maandelijks een bedrag verschuldigd dat het verschil tussen het normale loon in het beroep en de gemiddelde werkloosheidsuitkering. De gemiddelde werkloosheidsuitkering wordt door de Raad van Bestuur vastgelegd. De werkgever verbindt er zich toe de cursist, die in de onderneming een beroepsopleiding heeft gevolgd, onmiddellijk na het einde van de opleiding in het aangeleerd beroep in loondienst te werk te stellen met een contract van onbepaalde duur en voor een duur ten minste gelijk aan de duur van de opleiding.
Aanvullende inlichtingen VDAB – Training en Opleiding Keizerslaan 11 1000 Brussel Tel.: 02/506 29 20 Fax: 02/506 29 52 Website: www.vdab.be
1.2
INSTAP-OPLEIDING
Inhoud steunmaatregel Een instap-opleiding is een bedrijfsgerichte afwerking van een beroepsopleiding of studie. De opleiding duurt 2 maanden en moet starten binnen de 4 maanden na het einde van de beroepsopleiding of studie. Begunstigden Om in aanmerking te komen voor een instap-opleiding moet men uitkeringsgerechtigd volledig werkloos, leefloongerechtigd of door de RVA erkend zijn in het kader van het jongerenactiva opleidingsplan. Men moet bovendien: - een beroepsopleiding, georganiseerd of erkend door de VDAB, van minstens 400 uur gevolgd hebben binnen de 9 maanden voor de instapopleiding; - of ingeschreven zijn bij de VDAB als schoolverlater en maximaal een diploma of studiebewijs hebben van: · eerste graad algemeen secundair onderwijs; · derde graad technisch of kunstsecundair onderwijs; · vierde graad beroepssecundair onderwijs; · middenstandsopleiding; · deeltijds beroepssecundair onderwijs; · alternerend beroepsonderwijs; · buitengewoon secundair onderwijs. De instap-opleiding moet starten: - binnen de 4 maanden na het einde van de beroepsopleiding; - binnen de 4 maanden na inschrijving als werkzoekende als men schoolverlater is. Diversen Voordelen als werkgever Tijdens de instap-opleiding betaal je geen RSZ of loon, enkel een productiviteitspremie die wordt berekend als het verschil tussen het normale loon en de gemiddelde werkloosheidsuitkering. Je betaalt wel de verplaatsingskosten van de cursist en verzekert hem of haar tegen arbeidsongevallen. Na de opleiding neem je de persoon in dienst met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur. De overeenkomst wordt schriftelijk vastgelegd. Er is geen opleidingsprogramma vereist. Voordelen als werkzoekende Als werkzoekende krijg je na de instap-opleiding een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur. Tijdens de opleiding wordt de uitkering aangevuld met een productiviteitspremie, zodat het normale loon in het beroep benaderd wordt. Aanvullende inlichtingen Bel naar 0800 30 700 voor meer informatie of ga langs bij een VDAB-kantoor in je buurt. Een aanvraagformulier voor een instap-opleiding vind je op www.vdab.be, eveneens kan je op dezelfde site een simulatie maken van de kostprijs van een instap-opleiding in je onderneming. Indien je bedrijf gevestigd is in het Brussels Hoofdstelijk Gewest dan kan je voor de aanvraag van een instapopleiding contact opnemen met de heer Gino Asselman (tel.: 02/505 15 26 – fax: 02/505 77 41 – e-mail:
[email protected]) VDAB – Training en Opleiding Keizerslaan 11 1000 Brussel Tel.: 02/506.29.20 Fax: 02/506.29.52
1.3
PREMIES BIJ TEWERKSTELLING VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP
Inhoud steunmaatregel Deze maatregelen kennen premies toe bij tewerkstelling of opleiding van personen met een handicap. Er zijn premies voor de aanpassing van de arbeidspost, voor de aanschaf van arbeidsgereedschap en werkkledij, en als tussenkomst in de verplaatsingskosten van en naar het werk. Begunstigden Welke werkgevers ? Tewerkstellingen bij privébedrijven en bij openbare werkgevers komen voor deze maatregelen in aanmerking Welke werknemers ? Komen in aanmerking: alle personen met een handicap die door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap zijn erkend voor de afdeling werk. Voordelen Volgende premies kunnen betaald worden: -
Aanpassing aan de arbeidspost: in geval er een aanpassing aan de arbeidspost is vereist die niet gebruikelijk is in de beroepstak en deze aanpassing noodzakelijk is voor de uitoefening van de taken. De tegemoetkoming wordt betaald aan de werkgever en dekt het prijsverschil tussen een gebruikelijk model en een aangepast model.
-
Tussenkomst in arbeidsgereedschap en arbeidskledij: in geval het gereedschap en/of de kledij niet gebruikelijk zijn in de beroepstak en indien de werkgever zelf niet verplicht is om voor deze kosten in te staan. Enkel bijkomende kosten in vergelijking met die voor een valide werknemer worden vergoed. Ze worden betaald aan de gehandicapte persoon en blijven zijn/haar eigendom ook bij eventuele verandering van werkgever.
-
Verplaatsingskosten van en naar het werk: er worden tussenkomsten betaald indien de gehandicapte werknemer onmogelijk zonder begeleider van het openbaar vervoer kan gebruik maken of indien hij/zij zich omwille van zijn/haar handicap met eigen vervoer moet verplaatsen. De hoogte van de tussenkomsten zijn afhankelijk van de tussenkomsten van de werkgever en verschillen naargelang het gaat om openbaar vervoer, verplaatsing van de gehandicapte met eigen vervoermiddel, vervoer door een derde of een collectieve ophaaldienst.
Aanvraagprocedure De aanvragen voor het bekomen van de premies gebeuren bij de regionale VDAB-dienst PH: www.vdab.be/personenmeteenhandicap
Aanvullende inlichtingen VDAB – Training en Opleiding Keizerslaan 11 1000 Brussel Tel.: 0800 30 700 Fax: 02/506 15 90 E-mail:
[email protected] Website: www.vdab.be/personenmeteenhandicap
2.
SECTORALE MAATREGELEN EN INITIATIEVEN
Inhoud steunmaatregel De sectoren bieden een ruime waaier aan maatregelen en initiatieven, onder andere kosteloze opleidingen, opleidingspremies, hulp bij stages, opleidingen voor opleidingsverantwoordelijken, ontslagbegeleiding, enz… die gericht zijn op werknemers, werkzoekenden of werkgevers. Begunstigden Momenteel heeft de Vlaamse regering 25 sectorconvenants afgesloten waarvan 24 met de sociale partners van sectoren op basis van de paritaire comités (één convenant is niet met traditionele sectoren afgesloten namelijk de convenants met de lokale besturen). Door het afsluiten van een convenant nemen de sociale partners van de sector en de Vlaamse regering engagementen op in een aantal maatschappelijke domeinen. Deze engagementen hebben betrekking op het verhogen van de arbeidsmarktdeelname van de kansengroepen en het diversiteitsbeleid, het verbeteren van de aansluiting tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt, het bevorderen van opleiding, competentiemanagement en loopbaanontwikkeling en het bieden van begeleiding van herstructurering. De sectoren kunnen ook nog bijkomende modules onderschrijven zoals mobiliteit, vermijden van werkstress,… Alle informatie in verband met de sectorconvenants kunt u vinden op: http://www2.vlaanderen.be/ned/sites/werk/sectoren_situering.htm
Aanvullende inlichtingen Een overzicht van de websites, adressen en contactpersonen van de 25 sectoren waarmee de Vlaamse regering een sectorconvenant heeft afgesloten kunt u aanvragen bij het Euro Info Centre. Vlaamse overheid Agentschap Economie Euro Info Centre Koning Albert II-laan 35 bus 15 1030 Brussel Tel.: 02/553 38 77 Fax: 02/502 47 02 E-mail:
[email protected] Website: www.vlaanderen.be/euroinfocentre
3.
PROJECTEN TER STIMULERING VAN DE EVENREDIGE ARBEIDSDEELNAME EN DIVERSITEIT IN ONDERNEMINGEN, INSTELLINGEN EN LOKALE BESTUREN (DIVERSITEITSPLANNEN, CLUSTERPLANNEN, INSTAP- EN GROEIPLANNEN)
Inhoud steunmaatregel Een centraal uitgangspunt van het Vlaams werkgelegenheidsbeleid is het verhogen van de werkzaamheidsgraad en het streven naar evenredige arbeidsdeelname. Evenredige arbeidsdeelname is gericht op het aanbieden van kansen op de arbeidsmarkt aan groepen die mede omwille van heersende stereotypen, vooroordelen en discriminatie of het hebben van bepaalde kenmerken, geconfronteerd worden met uitsluiting op (delen van) de arbeidsmarkt. Een diversiteitsplan is een geheel van maatregelen en acties, met oog voor het managen van verschil, die op een planmatige manier direct en indirect discriminerende drempels wegnemen en/of voorzieningen scheppen waardoor de verticale en horizontale mobiliteit (instroom, doorstroom en opleiding) van leden van de kansengroepen op de arbeidsmarkt worden vergroot. In elk plan wordt aandacht besteed aan een combinatie van de volgende drie punten: - het aangeven van streefcijfers voor instroom, doorstroom, retentie of opleiding van kansengroepen; - het waarderen van veranderende verschillen met het oog op interne sensibilisering en het creëren van draagvlak voor het gevoerde of te voeren diversiteitsbeleid; - het verankeren van de resultaten van het diversiteitsplan met het oog op het continueren en verbeteren van het ontwikkelde beleid. Voor het introduceren en bestendigen van diversiteit en evenredige arbeidsdeelname in ondernemingen en organisaties, geeft de Vlaamse regering de mogelijkheid tot subsidiëring van volgende te onderscheiden categorieën diversiteitsplannen: -
diversiteitsplannen kunnen een subsidie bekomen tot een maximum van 2/3 van de totale subsidiabele kost, met een plafond van 10.000 euro; clusterdiversiteitsplannen kunnen een subsidie bekomen tot een maximum van 2/3 van de totale subsidiabele kost, met een plafond van 3.000 euro per clusterlid; instap- en groeidiversiteitsplannen kunnen een subsidie bekomen tot een maximum van 1/2 van de totale subsidiabele kost, met een plafond van 2.500 euro.
Het aanvragende bedrijf gaat het engagement aan om ook na de subsidieperiode het diversiteitsbeleid in de organisatie voort te zetten door aan te geven welke structurele effecten het plan in kwestie beoogt en hoe dat zal worden gerealiseerd. Het bedrijf voorziet in cofinanciering van de kosten. Zowel loonkosten als werkingskosten ter voorbereiding en uitvoering van het plan komen in aanmerking voor financiering voor zover ze gemaakt zijn binnen de subsidieperiode. Begunstigden Kleine en grote ondernemingen, instellingen en lokale besturen (en voor clusterdiversiteitsplannen ook sectorfondsen, beroepsfederaties, en dergelijke) kunnen aankloppen voor ondersteuning en begeleiding van een instapdiversiteitsplan, diversiteitsplan, clusterdiversiteitsplan of groeidiversiteitsplan. Ook social-profitbedrijven komen in aanmerking. Aanvraagprocedure Aanvragen tot het opstarten van een plan dienen voor advies voorgelegd te worden aan de SERR (de advies - en overlegstructuren van het socio-economisch streekbeleid) van de regio waar de betreffende organisatie is gelegen. Hiervoor kan men contact opnemen met de projectontwikkelaars van de SERR (of RESOC). Het aanvraagformulier en de details van de regelgeving zijn te vinden op: http://www2.vlaanderen.be/ned/sites/werk/diversiteit_plannen.htm
Aanvullende inlichtingen Vlaamse overheid Departement Werk en Sociale Economie Afdeling Werkgelegenheidsbeleid Beleidscel EAD Koning Albert II-laan 35 bus 20 1030 Brussel Tel.: 02/553 43 33 Fax: 02/553 40 10 Website: www.vlaanderen.be/werk
4.
VLAAMS AGENTSCHAP VOOR ONDERNEMERSVORMING - SYNTRA VLAANDEREN
4.1
VORMING
4.1.1
VLAAMS AGENTSCHAP VOOR ONDERNEMERSVORMING - LEERTIJD
Inhoud steunmaatregel Het Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming werd op 1 april 2006 opgericht. Het is de rechtsopvolger van het Vlaams Instituut voor het Zelfstandig Ondernemen (VIZO) voor wat betreft de bevordering van het zelfstandig ondernemen door vorming en begeleiding. De vorming van zelfstandigen en kmo’s gebeurt in de 5 SYNTRA (21 lesplaatsen). Er zijn drie niveaus van opleiding te onderscheiden: de leertijd, de ondernemersopleiding en de voortgezette vorming. De leertijd is de initiële beroepsopleiding voor leerjongeren vanaf 15-16 jaar die via een leerovereenkomst met een ondernemingshoofd-opleider een basis verwerven om als medewerker in het bedrijf te functioneren. De leertijd omvat een praktische opleiding in een bedrijf of bij een zelfstandige gedurende 4 dagen per week en 1 dag theoretische opleiding in een SYNTRA-lesplaats. Met het getuigschrift leertijd voldoet men voor de meeste gereglementeerde beroepen aan de vestigingsvoorwaarden inzake beroepskennis. Begunstigden Zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen komen in aanmerking voor het begeleiden van een leerjongere. Het ondernemingshoofd-opleider moet aan de volgende voorwaarden voldoen: - 25 jaar geworden zijn en ten minste 5 jaar beroepspraktijk hebben, waarvan 2 jaar als ondernemingshoofd (23 jaar voor wie een diploma ondernemersopleiding heeft); - beschikken over een ondernemingsnummer (handelsregister en de vestigingswet); - waarborgen bieden dat hij een degelijke praktijkopleiding kan en wil geven; - zich aansluiten bij een externe dienst voor preventie en bescherming op het werk en zorgen voor een arbeidsongevallenverzekering. Projecten Volgend project komt in aanmerking: - leerovereenkomst of leerverbintenis voor jongeren (al dan niet leerplichtig). Diversen Het ondernemingshoofd-opleider geeft een leervergoeding aan de leerjongere. Voor jongeren onder 18 jaar bedraagt deze 269,01 euro voor het eerste jaar, 358,68 euro voor het tweede jaar en 448,36 euro voor het derde jaar. Voor leerjongeren boven de 18 jaar zijn de bedragen respectievelijk 358,68 euro, 403,53 en 448,36 euro per maand. Deze bedragen worden elk jaar aan de index aangepast. De erkende leerovereenkomsten vallen gedeeltelijk onder de toepassing van de sociale zekerheid tot en met 31 december van het jaar waarin zij 18 jaar worden. Alleen de regelingen betreffende jaarlijkse vakantie, de arbeidsongevallen en de beroepsziekten zijn van toepassing op deze leerlingen. De erkende leerovereenkomst is volledig onderworpen aan de sociale zekerheid vanaf 1 januari na de 18de verjaardag. In dat geval moet zowel de leerling (13.07 %) als het ondernemingshoofd-opleider (24.86 % gewone bijdragen + 7.48 % loonmatigingsbijdragen) RSZ-bijdragen betalen. De leerling zal zijn RSZ-bijdragen kunnen recupereren via de werkbonus en dit voor zover zijn leervergoeding niet meer bedraagt dan 1.094 euro voltijds op maandbasis Het ondernemingshoofd-opleider zal de meerkost (32,34 %) die de volledige onderwerping met zich meebrengt volledig kunnen recupereren via de structurele vermindering en de nieuwe doelgroepvermindering jongeren (voor leervergoeding tot ±1.000 euro op maandbasis). De volledige onderwerping opent momenteel voor de
leerling enkel bijkomende rechten op het vlak van de pensioenen, arbeidsongeschiktheids- en moederschapsverzekering, niet op het vlak van de werkloosheid.
Aanvullende inlichtingen Meer informatie voor jongeren en ondernemers kan bekomen worden via www.leertijd.be Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming - SYNTRA Vlaanderen Afdeling Sectorale werking Kanselarijstraat 19 1000 Brussel Tel.: 02/227 63 93 Fax: 02/227 63 91 E-mail:
[email protected] Website: http://www.syntra.be
4.1.2
VLAAMS AGENTSCHAP VOOR ONDERNEMERSVORMING – ONDERNEMERSOPLEIDING (gecertificeerde opleiding)
Inhoud steunmaatregel De ondernemersopleiding is een twee- of driejarige opleiding voor (jong-)volwassenen die zich willen voorbereiden op de uitoefening van een zelfstandig beroep. De ondernemersopleiding bestaat uit cursussen bedrijfsbeheer of bedrijfsmanagement die de toekomstige bedrijfsleider voorbereiden op het beleid van een kmo en de cursussen beroepskennis die het werk van de zelfstandige in een theoretisch kader plaatsen. De beroepskennis heeft betrekking op een 300-tal beroepen. De ondernemersopleiding kan ook gekoppeld worden aan een stageovereenkomst. Het ondernemingshoofd-opleider kan op die manier een toekomstig werknemer vormen. Steeds meer ondernemersopleidingen worden aangeboden onder de vorm van een modulair ondernemerstraject dat korter of langer kan zijn in functie van reeds verworven voorkennis. Begunstigden Zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen komen in aanmerking voor deze opleidingen. Bijna alle sectoren komen in aanmerking. Via de opleiding voldoen de kandidaat-zelfstandigen aan de reglementeringen die noodzakelijk zijn om zich voor bepaalde beroepen te vestigen (vestigingswet, programmawet). Voor de stageovereenkomst dient het ondernemingshoofd-opleider aan dezelfde voorwaarden te voldoen als voor de leerovereenkomst (cfr. 4.1.1 Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming - Leertijd). Projecten Volgende projecten komen in aanmerking: - opleiding van kandidaat zelfstandigen en ondernemers; - opleiding van startende zelfstandigen en ondernemers; - opleiding gericht op beroepskennis; - opleidingen gericht op de toepassing van de telematica, informatica en logistiek; - opleidingen gericht op het algemeen bedrijfsbeheer, het management en de organisatie van de onderneming; - opleidingen in het kader van de binnenvaart; - stageovereenkomst in combinatie met ondernemersopleiding; - … Diversen In de opleiding bedrijfsbeheer staat de start en de uitbouw van een (eigen) kmo-bedrijf centraal. De opleiding omvat de cursus basiskennis bedrijfsbeheer, die al dan niet in versnelde vorm georganiseerd wordt. De cursus wordt afgesloten met het getuigschrift basiskennis bedrijfsbeheer waarmee aan de wettelijke vestigingsverplichtingen wordt voldaan. In de aansluitende cursus wordt de basiskennis aangevuld met meer doorgedreven inzicht in het verantwoord ondernemerschap. Voor wie bedrijfsleider is of een leidinggevende functie in een kmo heeft met een hogere vooropleiding worden cursussen bedrijfsmanagement voor de kmo georganiseerd. De ondernemersopleiding kan gekoppeld worden aan een praktische opleiding in een onderneming met name de stageovereenkomst. Bij deze overeenkomst betaalt het ondernemingshoofd-opleider een stagevergoeding. Voor een stagiair met onvoldoende vooropleiding is dat 447,99 euro (+ kinderbijslag) voor het eerste jaar, 631,79 euro voor het tweede jaar en 746,64 euro voor het derde jaar. Voor stagiairs met voldoende vooropleiding zijn de bedragen respectievelijk 631,79 euro, 746,64 en 746,64 euro. De cursisten-stagiairs worden vanaf 1 januari na hun 18de verjaardag volledig onderworpen aan de RSZ. Deze volledige onderwerping zal echter geen financiële nadelige gevolgen hebben noch voor de cursist-stagiair noch voor het betrokken ondernemingshoofd-opleider zolang men niet afwijkt van de door het Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming vastgestelde minimum stagevergoedingen.
Aanvullende inlichtingen Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming - SYNTRA Vlaanderen Afdeling Sectorale werking Kanselarijstraat 19 1000 Brussel Tel.: 02/227 63 93 Fax: 02/227 63 91 E-mail:
[email protected] Website: http://www.syntra.be
4.1.3
VLAAMS AGENTSCHAP VOOR ONDERNEMERSVORMING - VOORTGEZETTE VORMING (niet-gecertificeerde opleiding)
Inhoud steunmaatregel Onder de noemer voortgezette vorming realiseren de SYNTRA, de organisaties van zelfstandigen en kmo’s en de beroepsorganisaties een brede waaier van verdere opleidings- en vormingsinitiatieven. Een initiatief onder de noemer voortgezette vorming is de ' vervolmaking'onder de vorm van studiedagen en seminaries met als doel de beroepswaarde van de deelnemers te verhogen en zich aan de technische, economische en sociale evolutie aan te passen. Begunstigden Zowel zelfstandigen als kleine en middelgrote ondernemingen en hun naaste medewerkers komen in aanmerking voor betoelaagde opleidingen in de voortgezette vorming. Projecten Volgende projecten komen in aanmerking: - opleiding van werknemers, naaste medewerkers; - opleidingsprogramma' s internationale economische relaties of exportaangelegenheden; - opleidingen gericht op de toepassing van de telematica, informatica en logistiek; - opleidingen gericht op het algemeen bedrijfsbeheer, het management en de organisatie van de onderneming; - opleidingen gericht op verbetering marktinzicht; - opleidingen gericht op kostprijsverbetering, prijsvorming; - andere opleidingsinitiatieven; - …
Aanvullende inlichtingen Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming - SYNTRA Vlaanderen Afdeling Sectorale werking Kanselarijstraat 19 1000 Brussel Tel.: 02/227 63 93 Fax: 02/227 63 91 E-mail:
[email protected] Website: http://www.syntra.be
5.
PETERSCHAPSPROJECTEN
Inhoud steunmaatregel Peterschapsprojecten zijn projecten waarbij enerzijds beslissingsnemers van deelnemende ondernemingen gedurende een bepaalde periode op regelmatige tijdstippen in groepen begeleid worden door een of meer peters om door ervaringsuitwisseling de bedrijfsvoering van de deelnemende ondernemingen te professionaliseren en waarbij anderzijds bedrijfsgerichte activiteiten worden georganiseerd om de netwerkvorming en de ervaringsuitwisseling tussen alle deelnemende ondernemingen en peters te stimuleren. Begunstigden Elke organisatie, publiek of privé, die een professionele band heeft met het bedrijfsleven in het beoogde werkingsgebied kan het initiatief nemen voor het organiseren van een peterschapsproject en naar aanleiding van een oproep, door de minister bevoegd voor economie, een subsidieaanvraag indienen. Zelfstandige ondernemers, bedrijfsleiders of beslissingsnemers van ondernemingen kunnen deelnemen aan het project. Deelnemers kunnen via budget voor economisch advies (BEA) een deel van de kosten vergoed krijgen. Projecten Projecten die gericht zijn op technologische innovatie komen niet in aanmerking, evenals projecten die gericht zijn op minder dan 60 deelnemers. Kenmerken van een peterschapsproject zijn: - ervaringsuitwisseling tussen ondernemers staat centraal in het project; - de ervaringsuitwisseling draagt bij tot de professionalisering van de bedrijfsvoering van de deelnemende ondernemingen; - er is een periode afgebakend waarbinnen ondernemers op regelmatige basis onder leiding van peters bijeenkomen in groepen om aan ervaringsuitwisseling te doen; - elke groep krijgt minstens één peter toegewezen die hen begeleid en die zijn kennis en ervaring ter beschikking stelt van de groep; - de netwerkvorming en ervaringsuitwisseling over de groepen heen, wordt gestimuleerd door bedrijfsgerichte activiteiten. Diversen Maximaal twee keer per jaar kan de minister bevoegd voor economie een oproep voor peterschapsprojecten lanceren. Organisatoren van peterschapsprojecten die worden geselecteerd in het kader van de oproep worden erkend als peterschapsorganisator. Een lijst met lopende projecten is beschikbaar op onderstaande website.
Aanvullende inlichtingen Vlaamse overheid Agentschap Economie Afdeling Europa Economie Koning Albert II-laan 35 bus 12 1030 Brussel Tel.: 02/553 38 79 Fax: 02/502 47 02 Website: http://www.vlaanderen.be/peterschapsprojecten
6.
STAGEBONUS EN STARTBONUS
Inhoud steunmaatregel Als een werkgever een deeltijds leerplichtige jongere opleidt of tewerkstelt, heeft hij recht op een stagebonus. Naast deze premie geniet u ook van een fiscale korting. De maatregel wil jongeren meer kansen bieden om een deeltijdse vorming te combineren met een praktijkopleiding of werkervaring. Op die manier krijgen ze een echte, volwaardige alternerende opleiding en verhogen ze hun latere kansen op de arbeidsmarkt. Per jongere kan een werkgever beide voordelen voor maximaal drie opleidingsjaren krijgen. De jongere van zijn kant heeft recht op een gelijkwaardige startbonus. Voorwaarden -
Voor werkgever:
U moet een jongere aanwerven met een arbeids- of opleidingsovereenkomst in het kader van een alternerende opleiding. Zo' n jongere mag geen voltijds secundair onderwijs volgen, maar wel deeltijds onderwijs, een deeltijdse vorming of de leertijd in het kader van de Middenstandsopleiding. De jongere moet nog leerplichtig zijn wanneer de overeenkomst begint. De overeenkomst mag ten vroegste beginnen op 1 juli 2006. Voor een bepaald opleidingsjaar heeft u enkel recht op de stagebonus als de arbeids- of opleidingsovereenkomst gedurende minstens 3 maanden uitgevoerd werd in de loop van dat opleidingsjaar. Om voor een bepaald belastingjaar het voorzien fiscaal voordeel te krijgen, moet u kunnen aantonen dat u voor de betrokken jongere(n) effectief de stagebonus verkregen heeft van de RVA in de loop van dat belastingjaar. Als ‘opleidingsovereenkomst’ komen in aanmerking: • een leerovereenkomst; • een opleidingsovereenkomst in een Brugproject; • een beroepsinlevingsovereenkomst; • een inschakelingsovereenkomst (Franse Gemeenschap). -
Voor werknemer of werkzoekende:
De jongere moet met u een arbeids- of opleidingsovereenkomst sluiten in het kader van een alternerende opleiding. Hij mag geen voltijds secundair onderwijs volgen, maar wel deeltijds onderwijs, een deeltijdse vorming of de leertijd in het kader van de Middenstandsopleiding. De jongere moet nog leerplichtig zijn wanneer de overeenkomst begint. De overeenkomst mag ten vroegste beginnen op 1 juli 2006. Als ‘opleidingsovereenkomst’ komen in aanmerking: • een leerovereenkomst; • een opleidingsovereenkomst in een Brugproject; • een beroepsinlevingsovereenkomst; • een inschakelingsovereenkomst (Franse Gemeenschap). Om voor een bepaald opleidingsjaar de startbonus te kunnen krijgen, moet de jongere dat opleidingsjaar met succes voltooid hebben. Voordelen -
Voor werkgever:
Gedurende maximaal 3 opleidingsjaren krijgt u een forfaitaire premie (de stagebonus). Voor een eerste of tweede opleidingsjaar bedraagt die premie 500 EUR. Voor een derde opleidingsjaar gaat het om 750 EUR.
Voor elke jongere waarvoor u de stagebonus verkrijgt, geldt het volgend fiscaal voordeel: uw winsten en baten worden vrijgesteld van belasting ten belope van 20% van de som van de lonen of leervergoedingen die u in het belastingjaar in kwestie aan de betrokken jongere heeft uitgekeerd en die u voor dat belastingjaar als beroepskosten aftrekt. -
Voor werknemer of werkzoekende:
De jongere heeft recht op de Startbonus: premie voor minderjarigen die ‘werkend leren’. Gedurende maximaal 3 opleidingsjaren krijgt de jongere een premie (de startbonus). Voor een eerste of tweede opleidingsjaar bedraagt de premie 500 EUR. Voor een derde jaar gaat het om 750 EUR. Aanvraagprocedure -
Voor werkgever:
1. Globaal aanvraagdossier bij aanvang: Nadat u met de jongere de opleidings- of arbeidsovereenkomst gesloten hebt, moet u samen met de jongere en de begeleider van de betrokken onderwijsinstelling of opleidingsinstantie een globaal aanvraagdossier opmaken voor de stagebonus (premie voor uzelf) en de startbonus (premie voor de jongere) samen. Dit dossier bevat : -
de identificatiegegevens van uzelf en de jongere; de rekeningnummers waarop de RVA jullie bonussen mag overmaken; een kopie van de opleidings- of arbeidsovereenkomst; een attest van de betrokken onderwijs- of opleidingsinstelling, waarop volgende zaken staan: * de benaming en finaliteit van de alternerende opleiding; * de begin- en einddatum van de opleidingscyclus; * de einddatum van elk opleidingsjaar; * de tijdstippen waarop de evaluatie van elk opleidingsjaar voorzien wordt.
Als u een jongere aanwerft die in de loop van zijn alternerende opleiding reeds bij een andere werkgever in dienst was, moet een nieuw globaal aanvraagdossier ingediend worden. In dit geval vermeldt het attest van de betrokken onderwijs- of opleidingsinstelling dat het gaat om de voortzetting van een alternerende opleiding waarvoor reeds eerder een aanvraagdossier werd ingediend. Het globaal aanvraagdossier moet ondertekend worden door uzelf, de jongere en zijn wettelijke vertegenwoordiger. Uzelf, de jongere of de begeleider van de onderwijsinstelling of opleidingsinstantie bezorgt het dossier binnen de 3 maanden na de aanvang van de opleidings- of arbeidsovereenkomst aan het bevoegd werkloosheidsbureau van de RVA, zoniet komt die opleiding NIET meer in aanmerking voor de toekenning van de twee bonussen. Het bevoegd werkloosheidsbureau van de RVA is datgene dat bevoegd is voor de hoofdverblijfplaats (‘domicilie’) van de jongere. Na ontvangst van een volledig aanvraagdossier bezorgt het werkloosheidsbureau aan u en aan de jongere een document dat de tijdstippen vermeldt waarop de RVA jullie bonussen normaal gezien zal uitbetalen, rekening houdend met de datums op het attest van de onderwijs- of opleidingsinstelling. 2. Aanvraag tot uitbetaling van de stagebonus voor een bepaald opleidingsjaar: Om de stagebonus voor een bepaald opleidingsjaar te krijgen moet u een specifieke aanvraag indienen bij het bevoegd werkloosheidsbureau, binnen de 4 maanden na afloop van dat opleidingsjaar. Als u deze termijn laat voorbijgaan, dan kunt u de bonus voor dat opleidingsjaar niet meer krijgen. U moet bij uw aanvraag een attest van de onderwijs- of opleidingsinstelling voegen om aan te tonen dat de jongere het opleidingsjaar in kwestie beëindigd heeft.
Wanneer de alternerende opleiding vroegtijdig werd stopgezet, vermeldt dit attest de effectieve einddatum ervan. In dit geval begint de termijn van 4 maanden te lopen vanaf die datum. 3. Om het fiscaal voordeel te kunnen krijgen, moet u de volgende documenten ter beschikking houden van de belastingadministratie: - het bewijs dat u gedurende het belastbaar tijdperk voor de betrokken jongere(n) een stagebonus heeft verkregen van de RVA; - een nominatieve lijst van de tewerkgestelde jongeren met, voor elke jongere, vermelding van diens volledige identiteit, inclusief rijksregisternummer, en van de bruto belastbare bezoldigingen die u aan de jongere(n) hebt betaald of toegekend, met inbegrip van alle wettelijk of contractueel verschuldigde bijdragen en premies. -
Voor werknemer of werkzoekende:
Voor de jongere geldt de aanvraagprocedure voor de Startbonus: premie voor minderjarigen die ‘werkend leren’. 1. Globaal aanvraagdossier bij aanvang: Nadat u met de jongere de opleidings- of arbeidsovereenkomst gesloten hebt, moet de jongere samen met u en de begeleider van de betrokken onderwijsinstelling of opleidingsinstantie een globaal aanvraagdossier opmaken voor de stagebonus (premie voor uzelf) en de startbonus (premie voor de jongere) samen. Dit dossier bevat : - de identificatiegegevens van uzelf en jongere; - de rekeningnummers waarop de RVA jullie bonussen mag overmaken; - een kopie van de opleidings- of arbeidsovereenkomst; - een attest van de betrokken onderwijs- of opleidingsinstelling, waarop volgende zaken staan: • de benaming en finaliteit van de alternerende opleiding; • de begin- en einddatum van de opleidingscyclus; • de einddatum van elk opleidingsjaar; • de tijdstippen waarop de evaluatie van elk opleidingsjaar voorzien wordt. Als u een jongere aanwerft die in de loop van zijn alternerende opleiding reeds bij een andere werkgever in dienst was, moet een nieuw globaal aanvraagdossier ingediend worden. In dit geval vermeldt het attest van de betrokken onderwijs- of opleidingsinstelling dat het gaat om de voortzetting van een praktijkopleiding of tewerkstelling in het kader van een alternerende opleiding waarvoor reeds eerder een aanvraagdossier werd ingediend. Het globaal aanvraagdossier moet ondertekend worden door uzelf, de jongere en zijn wettelijke vertegenwoordiger. Uzelf, de jongere of de begeleider van de onderwijsinstelling of opleidingsinstantie bezorgt het dossier binnen de 3 maanden na de aanvang van de opleidings- of arbeidsovereenkomst aan het bevoegd werkloosheidsbureau van de RVA, zoniet komt die opleiding NIET meer in aanmerking voor de toekenning van de twee bonussen. Het bevoegd werkloosheidsbureau van de RVA is datgene dat bevoegd is voor de hoofdverblijfplaats (‘domicilie’) van de jongere. Na ontvangst van een volledig aanvraagdossier bezorgt het werkloosheidsbureau aan u en aan de jongere een document dat de tijdstippen vermeldt waarop de RVA jullie bonussen voor de opleiding in kwestie normaal gezien zal uitbetalen worden, rekening houdend met de datums op het attest van de onderwijs- of opleidingsinstelling. 2. Aanvraag tot uitbetaling van de startbonus voor een bepaald opleidingsjaar: Om de startbonus voor een bepaald opleidingsjaar te krijgen moet de jongere een specifieke aanvraag indienen bij zijn werkloosheidsbureau, binnen de 4 maanden na afloop van dat opleidingsjaar. Als hij deze termijn laat voorbijgaan, dan kan hij de bonus voor dat opleidingsjaar niet meer krijgen.
De jongere moet bij zijn aanvraag een attest van de onderwijs- of opleidingsinstelling voegen om aan te tonen dat hij met succes het opleidingsjaar in kwestie beëindigd heeft.
Aanvullende inlichtingen RVA Keizerslaan 7 1000 Brussel Tel.: 02/515 41 11 Fax: 02/514 11 06 Website: www.rva.be
DEEL V : STEUN VOOR ONDERZOEK EN ONTWIKKELING
1.
INSTITUUT VOOR INNOVATIE DOOR WETENSCHAP EN TECHNOLOGIE (IWT-Vlaanderen)
1.1
O&O-PROJECTEN VAN BEDRIJVEN – ALGEMEEN
Inhoud steunmaatregel Deze financiële steun is bestemd voor bedrijven die door middel van een onderzoeks- of ontwikkelingsproject een innovatie wensen door te voeren en die daartoe wetenschappelijk-technologische kennis dienen te verwerven. In deze projecten worden de volgende O&O-activiteiten gesteund: industrieel basisonderzoek en de ontwikkeling van prototypes voor nieuwe of verbeterde producten of productieprocessen of een combinatie van beide (gemengd onderzoek). Begunstigden De projectsteun die het IWT toekent in het kader van deze maatregel is bestemd voor alle in Vlaanderen gevestigde bedrijven, van kmo tot dochter van een multinational. Noodzakelijk is dat het bedrijf een exploitatiezetel in Vlaanderen heeft waar tewerkstelling en economische activiteit plaatsvindt. De mogelijkheid tot valorisatie of toepassing van de onderzoeksresultaten in Vlaanderen (creatie van toegevoegde waarde) staat centraal. Alle ondernemingstypes komen in aanmerking, behalve beoefenaars van vrije beroepen of zelfstandigen. Er zijn geen sectorale beperkingen maar onderzoek met militaire affiniteit wordt niet gesteund. De projecten worden uitgevoerd door een onderneming alleen of in samenwerking met één of meerdere ondernemingen en/of onderzoeksinstellingen (onderzoekscentra, universiteiten, hogescholen). Projecten Met industrieel basisonderzoek wordt bedoeld: wetenschappelijk-technologisch onderzoek gericht op het genereren van nieuwe kennis. Deze kennis kan achteraf gebruikt worden bij de ontwikkeling van nieuwe producten, processen of diensten, of kan de basis vormen voor het verbeteren van bestaande producten, processen of diensten. Prototype- of ontwikkelingsactiviteiten: dit type van activiteiten beoogt de omzetting van technologische kennis in ontwerpen voor nieuwe, gewijzigde of verbeterde producten, processen of diensten. Dit omvat ook het vervaardigen van een eerste prototype of eerste demonstratie- of modelprojecten voor zover de resultaten niet rechtstreeks voor commerciële doeleinden kunnen worden aangewend. Met gemengd onderzoek wordt bedoeld onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten die zowel aspecten van industrieel basisonderzoek als van ontwikkeling omvatten. Bepaalde activiteiten zoals engineering, opleidingen, marktonderzoek en investeringen, kunnen niet de kern van een IWT-project uitmaken. Steunpercentages en modaliteiten IWT-Vlaanderen verleent voor industrieel basisonderzoek een subsidie van 50% van de aanvaarde brutokosten van het project. Voor ontwikkeling en prototype-onderzoek bedraagt de subsidie 25% van de aanvaarde brutokosten van het project. Voor gemengd onderzoek is het steunpercentage 38%. Extra steun De basissteun voor O&O-bedrijfsprojecten kan verhoogd worden met telkens 10% als het project: - wordt uitgevoerd door een kmo; - wordt uitgevoerd binnen de EUREKA! Regeling; - een project voor DTO (Duurzame technologische Ontwikkeling) is; - lucht- en ruimtevaart betreft; - zich primair focust op een toepassing binnen de automobielsector. Naast de 10% extra-kmo-steun, kan een kmo nog extra steun krijgen als hij binnen een EFRO-gebied gevestigd is (5% of 15%).
De totale extra steun kan nooit hoger zijn dan 25%. Wanneer IWT-Vlaanderen beslist het project te steunen wordt een overeenkomst opgemaakt tussen het IWT en de projectpartners. Deze overeenkomst is in de eerste plaats een middelenverbintenis (de overeengekomen middelen moeten voor het beschreven project worden ingezet). Het IWT-Vlaanderen volgt de uitvoering van het project op. De betaling van de steun gebeurt in zesmaandelijkse schijven, die gekoppeld zijn aan verslaggeving. Aanvraagprocedure Voorbespreking Vooraleer een aanvraag op te stellen en in te dienen kan u zo gewenst een voorbespreking van uw projectvoorstel aanvragen met een adviseur van IWT-Vlaanderen of een sub-regionale innovatie adviseur (RISadviseur) uit uw provincie: http://www.iwt.be/steun/loket/oeno/index.html Projectvoorstellen Voorstellen voor O&O-projecten kunnen doorlopend ingediend worden bij IWT-Vlaanderen. Een projectvoorstel omvat de volgende onderdelen, in te vullen overeenkomstig de handleiding: - algemene administratieve inlichtingen over de aanvrager en eventuele andere deelnemers aan het project; - beschrijving van het innovatiedoel, nl. de probleemstelling, de verwachte, verifieerbare resultaten en de valorisatiemogelijkheden; - de positionering van het bedrijf binnen het project en de state of the art; - het werkprogramma; - de kostenraming en de gevraagde steun per partner; - de motivatie van de mogelijke economische impact van de resultaten; - profiel van de aanvrager en van de eventuele andere deelnemers aan het project. Het IWT-Vlaanderen beschikt over een gedetailleerde handleiding hiervoor, die op eenvoudige aanvraag en gratis verkrijgbaar is, of via de website: www.iwt.be
Aanvullende inlichtingen Algemene informatie is terug te vinden op de homepage van IWT-Vlaanderen (http://www.iwt.be) en via e-mail op het adres:
[email protected] IWT-Vlaanderen Peter Verstraeten Bischoffsheimlaan 25 1000 Brussel Tel.: 02/20 90 900 Fax.: 02/22 31 181 Website: http://www.iwt.be
1.2
KMO-PROGRAMMA
Inhoud steunmaatregel Het IWT-Vlaanderen (Instituut voor de aanmoediging van innovatie door Wetenschap en Technologie in Vlaanderen) heeft met het Kmo-Programma als doel het innovatiegebeuren bij de Vlaamse kleine en middelgrote ondernemingen te stimuleren. Innovatie is daarbij gedefinieerd als het tot stand brengen van een nieuw of vernieuwend product, proces of dienst die een technologische vernieuwing bij het bedrijf vereist, en waarbij de activiteiten van kennisverwerving daartoe nodig financieel gesteund worden. In het Kmo-Programma bestaan zes specifieke projecttypes, waarbij de administratieve drempel zo laag mogelijk gehouden wordt. Deze zes projecttypes zijn de KMO-Innovatiestudies (type 1, 2, 3, 4, 5 en 6) en de KmoInnovatieprojecten. Begunstigden De steun die het IWT toekent in het kader van Kmo-Innovatiestudies en Kmo-Innovatieprojecten is bestemd voor alle in Vlaanderen gevestigde kmo’s. Een kmo is hier gedefinieerd als een onderneming met minder dan 250 werknemers, én met niet meer dan 50 miljoen euro jaaromzet of niet meer dan 43 miljoen euro jaarlijks balanstotaal. Bij de berekening van deze criteria moet er geconsolideerd worden over alle ondernemingen die een deelnemingsrelatie van 25% of meer van het kapitaal of de stemrechten in bezit hebben. Noodzakelijk is ook dat het bedrijf een exploitatiezetel heeft in Vlaanderen waar tewerkstelling en economische activiteit plaatsvindt. De mogelijkheid tot valorisatie of toepassing van de onderzoeksresultaten in Vlaanderen staat centraal. Alle ondernemingstypes komen in aanmerking, behalve beoefenaars van vrije beroepen, zelfstandigen of nationale monopolies. Er zijn geen sectorale beperkingen maar onderzoek met militaire affiniteit wordt niet gesteund. De projecten kunnen worden uitgevoerd door een kmo alleen of in samenwerking met één of meer ondernemingen en/of onderzoeksinstellingen (onderzoekscentra, universiteiten, hogescholen). Voor KmoInnovatiestudies Type 1 en 3 geldt evenwel een verplichte samenwerking met derden, waarbij voor KmoInnovatiestudies Type 1 de derde partij specifiek een door IWT-Vlaanderen erkend kenniscentrum moet zijn. Projecten Kmo-Innovatiestudies Type 1 zijn grondige technologische adviezen van erkende kenniscentra. Dit advies moet een antwoord geven op een technologische vraag in verband met een mogelijke innovatie van een product, proces of dienst bij de kmo. De nadruk ligt op het realiseren van een zinvolle overdracht vanuit een erkend technisch kenniscentrum van voor de technologische probleemstelling relevante technologische kennis. Het advies moet de kmo in staat stellen om op onderbouwde wijze te beslissen om al dan niet verdere stappen voor innovatie te nemen en de wijze waarop dit best kan gebeuren te definiëren. Hieraan wordt een basissteunpercentage van 60% toegekend, met een maximum bedrag van € 6.500. Kmo-Innovatiestudies Type 2 betreffen (voor)studies van beperkte omvang die tot doel hebben na te gaan of en op welke wijze een innovatie kan worden gerealiseerd. Door middel van studieactiviteiten wordt relevante kennis opgebouwd of verworven om gericht de verdere innovatieactiviteiten voor te bereiden. Typisch voor een Kmo-Innovatiestudie Type 2 is dat de onderneming over voldoende competentie moet beschikken om de studie hoofdzakelijk in eigen beheer uit te voeren. Hieraan wordt een basissteunpercentage van 60% toegekend, met een maximum bedrag van € 22.000. Kmo-Innovatiestudies Type 3 zijn inhoudelijk gelijk aan Kmo-Innovatiestudies Type 2, waarbij de eigen inbreng van de kmo gecombineerd wordt met een noodzakelijke en substantiële externe inbreng. Deze samenwerking met derden moet een duidelijke technologische kennis en een meerwaarde opleveren. Hieraan wordt een basissteunpercentage van 60% toegekend, met een maximum bedrag van € 33.000. Kmo-Innovatiestudies Type 4 zijn gericht op het voorbereidingstraject van een Europees onderzoeksvoorstel, een Eureka projectvoorstel of een technologie-transfersamenwerking via IRC-Vlaanderen. De activiteiten die gepaard gaan met het opzetten van dergelijk project van internationale samenwerking worden gesteund. Hieraan wordt een basissteunpercentage van 60% toegekend, met een maximum bedrag van € 10.000.
Kmo-Innovatiestudies Type 5 zijn er op gericht om binnen nog niet innovatieve kmo’s de capaciteit om tot innovatie te komen significant te verhogen. Concreet worden de op innovatie gerichte activiteiten van een bij de kmo nieuw aan te werven technisch hooggeschoolde ondersteund. Hieraan wordt een basissteunpercentage van 60% toegekend, met een maximum bedrag van € 22.000 (verhoogd tot € 33.000 indien de kmo ook een beroep doet op een externe partij). Kmo-Innovatiestudies Type 6 zijn studies waarmee een startende kmo kennis verwerft om gericht innovatiegerelateerde ontwikkelings- en businessactiviteiten op te starten. Vanuit het Vlaams Innovatiefonds (VINNOF) kan voor deze studies onder de vorm van een achtergestelde lening aanvullende financiële steun gegeven worden. De startende kmo wil een bedrijfsplan voorbereiden ter ontwikkeling en commercialisatie van de geplande innovatie. Verder behoort het uitwerken van een aangepast business model, een eerste haalbaarheidsonderzoek en de voorbereiding van een vervolgproject tot de steunbare activiteiten van een studie type 6. Tot een aanvaarde begroting van € 55.000 wordt de subsidie berekend à rato van 60%, met een maximum bedrag van € 33.000. Alle aanvaarde kosten boven € 55.000 worden gesubsidieerd à rato van 35%, met een maximum van € 67.000). De maximum IWT-subsidie voor een Kmo-Innovatiestudie Type 6 kan aldus € 100.000 bedragen. Kmo-Innovatieprojecten zijn gericht op het realiseren van een technologische innovatie en het opdoen van de nodige kennis daartoe. Dit tot stand brengen van de innovatie (nieuw of vernieuwd product, proces of dienst) en de bijhorende kennisopbouw/verwerving geschiedt daarbij typisch door middel van technologische ontwikkelings- en/of implementatieactiviteiten. De resultaten van een Kmo-Innovatieproject bestaan uit een concreet, geverifieerd ontwerp (eventueel een getest prototype) van een product, proces of dienst en zijn na beëindiging van het project vrij snel toepasbaar of commercialiseerbaar. Hieraan wordt een basissteunpercentage van 35% toegekend, met een maximum bedrag van € 200.000. Bepaalde projecten komen in aanmerking voor bijkomende steun tot een maximaal steunpercentage van 50%. Diversen Zowel in Kmo-Innovatiestudies als in Kmo-Innovatieprojecten kunnen ook activiteiten van niet-technologische aard uitgevoerd worden. Deze aanverwante activiteiten moeten wel rechtstreeks verband houden met de technologische innovatie die moet uitgewerkt worden (normeringen en reglementeringen, marktaspecten, intellectuele eigendom, ...). Wanneer IWT-Vlaanderen beslist het project te steunen wordt een overeenkomst opgemaakt tussen het IWT en de projectpartners. Deze overeenkomst is een middelenverbintenis (de overeengekomen middelen moeten voor het beschreven project worden ingezet) en een valorisatieverbintenis (de projectresultaten moeten in eerste instantie in Vlaanderen worden toegepast). Het IWT-Vlaanderen volgt de uitvoering van het project op. De betaling van de steun gebeurt in twee schijven voor Kmo-Innovatiestudies en in zesmaandelijkse schijven voor KMO-Innovatieprojecten, die gekoppeld zijn aan verslaggeving. Aanvraagprocedure Vooraleer een aanvraag op te stellen en in te dienen kan u zo gewenst een voorbespreking van uw projectvoorstel aanvragen met een adviseur van IWT-Vlaanderen of een subregionale innovatieadviseur (RISadviseur) uit uw provincie: http://www.iwt.be/steun/loket/kmo/index.html. Voorstellen voor Kmo-Innovatiestudies en Kmo-Innovatieprojecten kunnen doorlopend ingediend worden bij IWT-Vlaanderen – Kmo-Programma. Per kalenderjaar kunnen per Kmo maximaal twee Kmo-Innovatiestudies Type 1, twee Kmo-Innovatiestudies Type 2 of 3, twee Kmo-Innovatiestudies Type 4 en twee KmoInnovatieprojecten voor steun aanvaard worden. Per Kmo kan maximaal één Kmo-Innovatiestudie Type 5 en één Kmo-Innovatiestudie Type 6 gesteund worden. Het projectvoorstel omvat de volgende onderdelen: - algemene administratieve inlichtingen over de aanvrager en eventuele andere deelnemers aan het project; - beschrijving van het projectvoorstel; - het valorisatiepotentieel van de projectresultaten; - financiële aspecten van het project: begroting per partner en gevraagde steun; - profiel van de aanvrager en van de eventuele andere deelnemers aan het project.
IWT-Vlaanderen beschikt voor elk projecttype in het Kmo-Programma over een gedetailleerde handleiding, die op eenvoudige aanvraag en gratis verkrijgbaar is, of via de website: www.iwt.be
Aanvullende inlichtingen Algemene informatie is terug te vinden op de homepage van IWT-Vlaanderen www.iwt.be en vragen kunnen steeds gesteld worden via e-mail op het adres:
[email protected]. IWT-Vlaanderen – Kmo-Programma Luc De Buyser Bischoffsheimlaan 25 1000 Brussel Tel.: 02/20 90 900 Fax.: 02/22 31 181 E-mail:
[email protected] Website: http://www.iwt.be
1.3
EUREKA
Inhoud steunmaatregel EUREKA is een programma ter bevordering van de internationale samenwerking op het vlak van toegepast marktgericht industrieel onderzoek en ontwikkeling. Het is een samenwerkingsverband van 38 landen en de Europese Unie. In een EUREKA-project werken minstens twee onafhankelijke partners uit twee EUREKAlanden samen. Door EUREKA wordt aan de projecten een label toegekend dat het innovatief en internationaal karakter van het project erkent. De betrokken deelnemers kunnen zich voor financiële ondersteuning van hun aandeel in het project wenden tot hun eigen nationale of regionale overheden. In Vlaanderen staat IWT hiervoor in. Begunstigden Steun in het kader van EUREKA wordt door IWT toegekend aan alle in Vlaanderen gevestigde ondernemingen (van kmo tot dochter van een multinational), en hiermee samenwerkende onderzoekscentra, universiteiten en hogescholen. Voor de ondernemingen is het noodzakelijk dat ze een exploitatiezetel hebben in Vlaanderen waar tewerkstelling en economische activiteit plaatsvindt. De mogelijkheid tot valorisatie of toepassing van de onderzoeksresultaten in Vlaanderen staat centraal. Alle ondernemingstypes, met uitzondering van zelfstandigen, beoefenaars van vrije beroepen of nationale monopolies komen in aanmerking. Er zijn geen sectorale beperkingen maar onderzoek met militaire affiniteit wordt niet gesteund. Projecten Vlaamse bedrijven en hiermee samenwerkende onderzoeksinstellingen die partner zijn in een EUREKA-project kunnen bij IWT steun aanvragen voor industrieel basisonderzoek, prototype-onderzoek, of een combinatie van beiden. Steunaanvragen in het kader van EUREKA volgen de gebruikelijke steun- en evaluatieregels van IWT. IWT voorziet in een verhoging van het basissteunpercentage van 10% wanneer de (Vlaamse) steunaanvraag kadert in een EUREKA-project met een reëel en noodzakelijk internationaal karakter en er een samenwerking is met minstens 1 partner uit een andere lidstaat van de Europese Unie. Deze toeslag is cumuleerbaar met de bestaande extra 10% voor kmo’s. Diversen EUREKA is een gebruiksvriendelijk kader voor internationale samenwerking in onderzoek en ontwikkeling. Het ' bottom up'karakter van EUREKA laat een grote vrijheid aan de deelnemende partners, die zelf bepalen met wie en waarover zij willen samenwerken. EUREKA-projecten zijn dikwijls bilaterale projecten. Het programma is daarom bijzonder populair bij kmo’s. Aanvraagprocedure De aanvraag omvat een dubbele procedure. Het EUREKA-label wordt aangevraagd via het EUREKA-netwerk en toegekend na evaluatie door de EUREKA-secretariaten van de betrokken landen. De aanvraag tot steunverlening aan de Vlaamse partners wordt ingediend bij, en behandeld door, het IWT. Voor een vlot verloop dienen beide procedures te worden gesynchroniseerd. Contacteer hiervoor, in een zo vroeg mogelijk stadium, de regionale contactpersoon voor EUREKA. Bij de evaluatie van een steunaanvraag in EUREKA-kader, onderzoekt IWT onder meer de meerwaarde van de Europese samenwerking voor de Vlaamse deelnemer(s). Deze meerwaarde is een noodzakelijke voorwaarde voor het bekomen van de financiële toeslag. Indien geen meerwaarde wordt vastgesteld, kan de steunaanvraag verder behandeld worden als een regionaal onderzoeksproject, en gesteund worden volgens het gebruikelijke steunregime.
Aanvullende inlichtingen Algemene informatie is terug te vinden op de homepage van IWT-Vlaanderen (http://www.iwt.be onderdeel EUREKA).
IWT Danny Van Steenkiste EUREKA Regionaal Contact Bischoffsheimlaan 25 1000 Brussel Tel.: 02/20 90 971 Fax: 02/22 31 181 E-mail:
[email protected] Website: http://www.iwt.be
1.4
VLAAMSE INNOVATIESAMENWERKINGSVERBANDEN
Inhoud steunmaatregel Het VIS-Programma of de Vlaamse InnovatieSamenwerkingsverbanden stimuleren innovatieactiviteiten in het Vlaamse bedrijfsleven met financiële steun van de Vlaamse overheid. Het IWT selecteert in dit kader projecten en programma' s die door netwerken van bedrijven worden ingediend. Zes soorten projecten komen aan bod: - Collectief Onderzoek of CO; - Thematische Innovatiestimulering of TIS; - Technologische Dienstverlening of TD; - Subregionale innovatiestimulering of RIS; - VIS-Haalbaarheidsstudies; - VIS-Samenwerkingsprojecten. Eén soort programma komt aan bod : - VIS-Competentiepolen Begunstigden De programma-aanvragen kunnen door Vlaamse Innovatiesamenwerkingsverbanden (VIS) ingediend worden als ze beantwoorden aan de volgende criteria: 1) het samenwerkingsverband is een groepering van bedrijven met al dan niet andere organisaties of instellingen en is representatief voor de welomschreven doelgroep van bedrijven; 2) de toetredingsvoorwaarden tot het samenwerkingsverband zijn gebaseerd op duidelijke en objectieve criteria; hetgeen moet toelaten het open karakter van het samenwerkingsverband te waarborgen; 3) de beheersorganen van het samenwerkingsverband zijn representatief voor de samenstelling ervan; 4) het samenwerkingsverband laat één of meer waarnemers, aangewezen door het IWT tot alle vergaderingen van de beheersorganen toe; 5) het samenwerkingsverband beschikt over een rechtspersoonlijkheid of zal er minstens op korte termijn over beschikken; 6) het samenwerkingsverband maakt een jaarlijks activiteitenverslag en beleidsplan, inclusief werkingsbegroting, op; 7) in die mate dat voor de uitvoering van het programma voorzien wordt in de oprichting van een afzonderlijke juridische structuur, anders dan het samenwerkingsverband zelf, moet die structuur eveneens voldoen aan de criteria, vermeld in punt 1 tot en met 6. Een aanvraag kan ook ingediend worden door: -
een collectief centrum dat middels het VIS-besluit erkend is als de facto een Vlaamse Innovatiesamenwerkingsverband; een organisatie die de facto kan optreden namens een groep van bedrijven. Het representatief karakter komt tot uiting door de niet-commerciële en neutrale positie die wordt ingenomen ten aanzien van de betrokken bedrijven.
Projecten Collectief onderzoek Collectief onderzoek is gericht op het verwerven, het bundelen en het vertalen van kennis tot bruikbare innovatietoepassingen. Deze toepassingen moeten bruikbaar zijn voor een ruime groep van bedrijven. Projecten collectief onderzoek moeten ernaar streven om de competentie van de bedrijven te verhogen en zo op termijn een aantoonbare economische meerwaarde te genereren. Het basissteunpercentage voor een project collectief onderzoek bedraagt 80% van de projectkosten. Thematische Innovatiestimulering Projecten van Thematische InnovatieStimulering ondersteunen groepen van bedrijven die te maken krijgen met een gemeenschappelijke technologische problematiek. Centraal in de aanpak staat de stimulering van
netwerkvorming tussen bedrijven onderling en van bedrijven met technologische kenniscentra. U krijgt een subsidie voor een 80% van de aanvaarde kosten. De aanvaarde kosten bestaan uit de personeelskosten van de adviseurs verbonden aan het project en een werkingskost van € 37.500 per voltijds equivalent adviseur per jaar. Technologische dienstverlening IWT verleent financiële steun voor het uitvoeren van een project Technologische Dienstverlening. Voor de uitvoering moet het samenwerkingsverband een beroep doen op één of meerdere geaccrediteerde kenniscentra, waar de technologische adviseur, gesteund door het IWT, ook tewerkgesteld wordt. De dienstverlening van het kenniscentrum bestaat enerzijds uit het verstrekken van bondige technologische adviezen voor individuele bedrijven. Anderzijds bevordert het technologische innovatie door stimuleringsactiviteiten. U krijgt een subsidie voor een percentage van de aanvaarde kosten. De aanvaarde kosten bestaan uit de personeelskosten van de adviseurs, verbonden aan het project, en een werkingskost, die € 37.500 per voltijds equivalent adviseur per jaar bedraagt. Het steunpercentage van de aanvaarde kosten bedraagt 80%. Bovendien kan men een kredietlijn voor grondige technologische adviezen van beperkte omvang aanvragen. Sub-Regionale Innovatiestimulering (RIS) De missie van de RIS-werking is: vanuit een relaisfunctie naar het Vlaams Innovatienetwerk (VIN) de bedrijven en ondernemers aanmoedigen en begeleiden om efficiënt en duurzaam te innoveren. De algemene opdracht van een project subregionale innovatiestimulering bestaat erin alle bedrijven gelegen binnen een provincie te helpen bij het ondersteunen van hun innovatieproces en het nastreven van concrete synergie tussen de bedrijven onderling en tussen de bedrijven en de technisch-wetenschappelijke wereld. Kerntaken van de werking zijn: - informatie verschaffen omtrent het VIN (actoren, producten, diensten); - sensibiliseren en stimuleren: doelgroep aanzetten tot vervolgactiviteiten inzake innovatie; - adviesverlening: innovatieadvies, management en aanpak van innovatie; - individuele innovatiebegeleiding; - ondersteunen van de netwerking binnen het VIN. De innovatieadviseurs van deze projecten zijn generalisten met praktische bedrijfservaring en ruime kennis van innovatieondersteuning in de breedste zin. Ze zijn uw lokaal aanspreekpunt voor al uw innovatie gerelateerde vragen. Belangrijk is dat deze adviseurs totaal onafhankelijk zijn: ze zijn niet gebonden aan de kennisaanbieders of commerciële organisaties. Zij treden op als persoonlijk en competent aanspreekpunt voor bedrijven en gaan op zoek naar een efficiënt antwoord op uw vragen. Als ze de vraag zelf niet kunnen beantwoorden, begeleiden ze u naar de meest geschikte oplossingaanbieder voor uw vraag. Gemiddeld zijn er een 5-tal innovatieadviseurs per provincie actief. Zij richten zich in eerste instantie tot die bedrijven waar een sluimerend innovatiepotentieel aanwezig is. Hier kunnen zij de grootste toegevoegde waarde bieden. Bedrijven die al manifest actieve innovatoren zijn, behoren niet tot hun prioritaire doelgroep (wat niet weg neemt dat ook deze bedrijven gerichte vragen kunnen stellen aan de subregionale innovatieadviseurs). Via een grondige analyse helpen zij u bij het opsporen van innovatie-opportuniteiten en begeleiden u vervolgens om een innovatieproject op te starten. Hierbij kunnen ze ten gepaste tijde andere adviseurs (technologische of thematische) inschakelen om het traject op technologische basis verder uit te diepen. De subregionale adviseurs begeleiden het bedrijf verder en zorgen voor de invulling van de (belangrijke) randaspecten om technologische innovatie ook tot een commercieel succes te maken. Een project subregionale innovatiestimulering geniet een subsidie van 100% voor wat betreft personeelskosten. Daarnaast wordt per VTE adviseur een standaard werkingskost van € 50.000 per jaar gesubsidieerd. Haalbaarheidsstudies De VIS-Haalbaarheidsstudies hebben als voornaamste doel de haalbaarheid van bepaalde belangrijke en omvangrijke initiatieven grondig voor te bereiden. Tevens wordt de mogelijkheid voorzien om de interactie tussen de bedrijven tijdens dit voorbereidingstraject sterk te stimuleren. Wat komt voor steun in aanmerking: - de uitvoering van verkenningsstudies; - de uitvoering van foresightstudies;
-
het opmaken van roadmaps; grondige behoeftenanalyses.
De loutere voorbereiding van een project in de reguliere kanalen (O&O-project, VIS-project, SBO-project) komt niet voor steun in aanmerking. Typisch steunbare activiteiten zijn : - het opzetten van een overlegplatform tussen bedrijven en kenniscentra voor het bepalen van mogelijke collectieve'initiatieven met betrekking tot technologische innovatie; - het uitvoeren van onderzoeken die tot doel hebben informatie en argumenten te verzamelen over de toekomstige noden van de doelgroep in relatie met de te verwachten technologische en (macro-) economische evoluties; - het uitwerken van een samenwerkingsactieplan om tegemoet te komen aan deze uitdagingen; - het onderzoeken van de haalbaarheid van dit plan; - desgevallend het formuleren van een gedetailleerd initiatief om dit actieplan te implementeren. Een maximale begroting van € 200.000 is vereist, in uitzonderlijke en goed gemotiveerde gevallen kan een hogere begroting aanvaard worden. Het steunpercentage is conform het VIS-besluit en bedraagt derhalve maximaal 80% van de aanvaarde begroting. Samenwerkingsprojecten VIS-Samenwerkingsprojecten hebben als voornaamste doel: - de performantie van het Vlaams Innovatienetwerk te verbeteren; - de professionaliteit van de diensten aangeboden vanuit het Vlaams Innovatienetwerk te verbeteren. Wat komt voor steun in aanmerking: - de ontwikkeling van instrumenten (tools); - de ontwikkeling van methodes en procedures; - de inschakeling van diensten geleverd door externe organisaties; - het uitvoeren van studies ten bate van het Vlaams Innovatienetwerk; - een maximale begroting van € 100.000, in uitzonderlijke en goed gemotiveerde gevallen kan een hogere begroting aanvaard worden; - de opdracht wordt in principe, via een offerte-aanvraag, uitbesteed aan een derde partij. De regels van de overheidsopdrachten dienen hierbij gerespecteerd; - de aanvaarde begroting bestaat uit : • de volledige kosten van de uitvoerder indien dit een derde partij is, extern aan het VIN; • de marginale kosten van de uitvoerder, indien deze actief is als VIN-organisatie, met uitsluiting van activiteiten waarvoor reeds steun ontvangen wordt in andere IWT gesteunde projecten. - het steunpercentage is conform het VIS-besluit en bedraagt derhalve maximaal 80% van de aanvaarde begroting. Compentetiepolen Competentiepolen zijn gedefinieerd als initiatieven die een substantiële ‘kennissokkel’ willen uitbouwen inzake innovatie ten behoeve van belangrijke bedrijfssegmenten in Vlaanderen. De activiteiten van een competentiepool zijn in de eerste plaats gericht op collectief onderzoek en/of op de verspreiding van kennis. Deze activiteiten moeten uiteraard technologisch/wetenschappelijk ‘state of the art’ te zijn, maar moeten vrij directe en nuttige resultaten opleveren voor de innovatie bij bedrijven in Vlaanderen. De steunaanvraag is in de eerste plaats bedoeld voor opstartfase van competentiepolen. Voor de steunverlening zal gebruik gemaakt worden van de programmamodaliteit uit het VIS-besluit (20 juli 2006). De steun is vastgesteld op maximaal 80% voor activiteiten van collectieve aard. Ook projecten met een meer coöperatief karakter kunnen gesteund worden. Het steunpercentage voor dit type projecten dient in overeenstemming gebracht te worden met de steunpercentages in de steunmodaliteit O&O-bedrijfsprojecten. Diversen Wanneer IWT-Vlaanderen beslist het project te steunen wordt een overeenkomst opgemaakt tussen het IWT en de projectpartners. Deze overeenkomst is een middelenverbintenis (de overeengekomen middelen moeten voor het beschreven project worden ingezet). Het IWT-Vlaanderen volgt de uitvoering van het project op.
Aanvraagprocedure Projecten kunnen ingediend worden bij openstelling van een in principe jaarlijkse orpoep voor de verschillende projecttypes. IWT-Vlaanderen beschikt voor elk projecttype in het VIS-programma over een gedetailleerde handleiding, die op verkrijgbaar is via de website: www.iwt.be
Aanvullende inlichtingen Algemene informatie is terug te vinden op de homepage van IWT-Vlaanderen (http://www.iwt.be) en via e-mail op het adres:
[email protected]. IWT-Vlaanderen – VIS-Programma Bischoffsheimlaan 25 1000 Brussel Tel.: 02/20 90 900 Fax.: 02/22 31 181 E-mail:
[email protected] Website: http://www.iwt.be
1.5
ONDERZOEKS- EN ONTWIKKELINGSPROGRAMMA' S VAN DE EUROPESE UNIE – 7de KADERPROGRAMMA
Inhoud steunmaatregel De Europese Unie stelt omvangrijke financiële middelen ter beschikking voor de bevordering van onderzoek-, technologische ontwikkeling- en demonstratieprojecten in diverse domeinen en sectoren. Het is de bedoeling om door het stimuleren van de grensoverschrijdende samenwerking inzake onderzoek en technologische ontwikkeling (O&O) het concurrentievermogen van de Europese industriële ondernemingen op de wereldmarkt te vergroten. Een andere doelstelling is het bevorderen van de samenwerking tussen industriële ondernemingen, universiteiten en onderzoekscentra. De steunverlening verloopt hoofdzakelijk via de zogenaamde ' Kaderprogramma' s voor Onderzoek, Ontwikkeling en Technologische Demonstratie' . Dit zijn meerjarenprogramma' s die de prioriteiten alsook de financiële omvang van diverse actielijnen op middellange termijn aangeven. Zij vormen het beleidsinstrument voor het Europese O&O-beleid. Het Zevende Kaderprogramma, waarvoor een totaal budget is voorzien van 50,521 miljard euro, loopt van 2007 tot 2013. De voordelen van deelname aan Europese programma' s beperken zich niet louter tot financiële steun. Ook de internationale contacten, de waardevolle knowhow, en de toegang tot nieuwe markten die hierbij worden verkregen, zijn zeker niet zonder belang. Begunstigden Het Europese Kaderprogramma en zijn specifieke programma' s staan open voor iedereen (openbare en particuliere instellingen), gevestigd in de 27 lidstaten van de Europese Unie (EU), ongeacht de vorm van de rechtspersoonlijkheid. Dit kunnen dus individuen, industriële en commerciële ondernemingen (inclusief kmo’s), universiteiten, onderzoeksinstellingen en organisaties voor technologieverspreiding zijn. Projecten Het Zevende Kaderprogramma is opgebouwd rond vier specifieke programma' s: samenwerking, ideeën, mensen en capaciteit, elk met hun eigen thematische onderverdelingen: 1. Samenwerking: - gezondheid; - voeding, landbouw en biotechnologie; - ICT; - nanowetenschappen, - technologieën, materialen en nieuwe productietechnologieën; - energie; - milieu (incl. klimaatverandering); - transport (incl. luchtvaart); - socio-economische wetenschappen en geesteswetenschappen; - ruimte; - veiligheid. 2. Ideeën: - Europese Onderzoeksraad (ERC) 3. Mensen: - initiële opleiding van onderzoekers; - levenslange opleiding en loopbaanontwikkeling; - industrie-academia trajecten; - internationale dimensie; - specifieke acties. 4. Capaciteit: - Onderzoeksinfrastructuur;
-
Onderzoek ten behoeve van kmo’s; Onderzoekspotentieel; Kennisregio' s; Wetenschap in de maatschappij; Ondersteuning van de samenhangende ontwikkeling van het onderzoeksbeleid; Internationale samenwerkingsactiviteiten.
Aanvraagprocedure Naar aanleiding van een officiële oproep voor een bepaald programma kunnen projectvoorstellen ingediend worden bij de diensten van de Europese Commissie; hierbij dienen bepaalde termijnen in acht te worden genomen. Het ingediende projectvoorstel moet aan de specifieke criteria en modaliteiten voldoen, die voor het betrokken programma zijn vastgesteld, bijvoorbeeld: - het onderzoek moet een precommercieel karakter hebben; - er moet transnationale samenwerking zijn tussen ondernemingen, onderzoeksinstellingen of universiteiten uit een andere lidstaat; - het geplande onderzoek moet nieuw zijn. Het indienen van projecten moet gebeuren volgens een gedetailleerde procedure, die strikt te volgen is om onontvankelijkheid te vermijden. De gelanceerde oproepen kunnen geconsulteerd worden via volgende link: http://cordis.europa.eu/fp7/dc/index.cfm Aanvullende inlichtingen Algemene informatie vindt u op de website van het EU-kaderprogramma, die niet alleen de recentste informatie bevat over de komende oproepen, de lopende projecten, onderzoekspartners en projectresultaten maar ook alle nodige documenten voor het indienen van een projectvoorstel (handleidingen, aanvraagdocumenten, evaluatiehandleiding, en dergelijke): http://www.cordis.lu/fp7. Voor meer informatie over het Europese Kaderprogramma en begeleiding bij het indienen van een projectvoorstel kunt u ook terecht bij: IWT-Vlaanderen Alain Deleener Bischoffsheimlaan 25 1000 Brussel Tel.: 02/209 09 25 Fax: 02/223 11 81 E-mail:
[email protected] Website: http://www.vlaanderen.be/6kp
1.6
STRATEGISCH BASISONDERZOEK (SBO)
Inhoud steunmaatregel Het financieringskanaal voor strategisch basisonderzoek (SBO) is gericht op de uitbouw van ruime kennisplatformen met brede toepassings- en verdere ontwikkelingsmogelijkheden. Strategisch basisonderzoek is kwalitatief hoogwaardig en op langere termijn gericht onderzoek dat het opbouwen van wetenschappelijke of technologische capaciteit beoogt die de basis vormt voor economische en/of maatschappelijke toepassingen in Vlaanderen. Strategisch basisonderzoek situeert zich tussen het algemeen kennisverruimend onderzoek enerzijds en de specifiek georiënteerde onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten anderzijds. Een SBO-project heeft een generische dimensie waardoor de onderzoeksresultaten van belang kunnen zijn voor verschillende toepassingsgebieden en voor verschillende economische (deel)sectoren of/en maatschappelijke doelgroepen in Vlaanderen. De bedoeling is immers niet om direct te kunnen verhelpen aan een punctueel probleem of een specifiek knelpunt op kortere termijn van slechts één of enkele actoren. Wel wordt het leveren van een meer generische onderzoeksbijdrage met het oog op een bredere toepasbaarheid met meerdere concrete utilisaties en/of een meer structurele meerwaarde op termijn, beoogd. Het gewenste vervolgtraject van een geslaagd SBO-project omvat bilaterale projecten met de economische of/en maatschappelijke actoren met inbegrip van de totstandkoming van nieuwe spin-off bedrijven, diensten of organisaties. Van de uitvoerders van een SBO-project wordt verwacht dat zij een actieve inspanning leveren met het oog op de verdere effectieve benutting van de onderzoeksresultaten door (bestaande of toekomstige) economische of maatschappelijke actoren. Deze gevraagde inspanning naar het verdere valorisatietraject overstijgt de klassieke mechanismen voor de verspreiding van academische onderzoeksresultaten (publicaties, congresbijdragen, deelname aan netwerken met academische vakgenoten). Begunstigden Het SBO-kanaal is geconcipieerd als een open en toegankelijk instrument voor alle Vlaamse O&O-actoren. Een Vlaamse O&O-actor wordt hierbij gedefinieerd als een in het Vlaamse Gewest gevestigde O&O-actor (universiteit, hogeschool, bedrijf, collectief centrum, onderzoeksinstelling, ...) evenals een in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gevestigde Vlaamse universiteit of Vlaamse hogeschool. De primaire bedoeling is om de nodige expertise te mobiliseren en te combineren ongeacht de aard van de O&O-actor waar deze expertise voorhanden is. Een Vlaamse O&O-actor kan ook een projectvoorstel indienen met één of meerdere O&O-actoren van buiten Vlaanderen. De onderzoeksbijdrage van niet in Vlaanderen gevestigde O&O-actoren kan mee gesteund worden voor zover deze cumulatief maximaal 20 procent van de voorgestelde projectbegroting bedraagt. Het is immers de bedoeling dat voldoende expertise binnen Vlaanderen wordt opgebouwd, naast voordelen van kennistransfer van buiten Vlaanderen. Projecten Het financieringskanaal is horizontaal en staat open voor alle domeinen. Hierdoor is het zeer geschikt om multidisciplinaire generische onderzoeksprojecten tot ontplooiing te laten komen. Omdat strategisch basisonderzoek een adequate ‘kritische massa’ aan mensen en middelen vereist, wordt daarbij ook gestreefd naar projecten met een afdoende omvang en duur die bovendien de beste beschikbare krachten bundelen. De projectduur bedraagt in principe vier jaar. De basisbegroting voor een project is vastgelegd op minimaal € 185.000 en maximaal € 500.000 per jaar. In het SBO-kanaal wordt verder een belangrijke aanmoediging ingebouwd tot samenwerking en consortiumvorming over instellingsgrenzen heen. Indien het project in consortiumverband wordt uitgevoerd, kan de projectbegroting worden verhoogd tot een maximum van € 500.000 per jaar vermenigvuldigd met het aantal rechtspersonen die als projectaanvrager optreden op voorwaarde dat de deelprojectbegroting van deze projectaanvragers minimaal 15% van de totale projectbegroting bedraagt. Bij grote consortia met telkens substantiële bijdragen van onderzoekspartners kan dit aanleiding geven tot zeer grote projectbudgetten. Het is immers de expliciete bedoeling om dusdanig tot een afdoende kritische massa te komen, nodig om de grensverleggende onderzoeksambities daadwerkelijk te kunnen waarmaken. Steunpercentages.
Het steunpercentage voor een SBO-projectvoorstel of een gedeelte van een SBO-projectvoorstel uitgevoerd door een openbare hoger-onderwijsinstelling of een openbaar onderzoekscentrum bedraagt 100% van de aanvaardbare kosten. Voor het bepalen van de steun aan een projectvoorstel of gedeelte van een projectvoorstel uitgevoerd door een andere projectaanvrager (bijvoorbeeld een bedrijf), gelden de regels voor de ondersteuning van het industrieel basisonderzoek zoals vastgelegd in het besluit van de Vlaamse regering van 5 oktober 2001 tot regeling van de steun aan projecten van technologisch onderzoek en ontwikkeling van het bedrijfsleven in Vlaanderen. Voor een dergelijke O&O-actor bedraagt het steunpercentage tussen 50% en 75 % van de aanvaardbare kosten. Aanvraagprocedure Projectvoorstellen kunnen worden ingediend in het kader van een jaarlijkse oproep voor projectvoorstellen. De projectselectie wordt uitgevoerd in meerdere fasen. Op basis van het ingediende projectvoorstel wordt eerst een grondige voorselectie uitgevoerd. Daarna volgt een diepgaande, inhoudelijke evaluatie, met o.m. externe deskundigen. De procedure en de modaliteiten zijn nader beschreven in het SBO-oproepdocument.
Aanvullende inlichtingen Informatie over het SBO-steunkanaal is terug te vinden op de homepage van IWT-Vlaanderen (http://www.iwt.be/sbo.htm). Voor bijkomende inlichtingen kunt u steeds telefonisch, per fax of e-mail terecht bij : IWT-Vlaanderen SBO-financieringskanaal Paul Schreurs Bischoffsheimlaan 25 1000 BRUSSEL Tel.: 02/209 09 45 Fax: 02/223 11 81 E-mail:
[email protected] Website: http://www.iwt.be
1.7
TETRA-FONDS
Inhoud steunmaatregel Het TETRA-Fonds vervangt vanaf 2004 het vroegere HOBU-Fonds, dat al 7 jaar loopt. Het programma steunt projecten van technologie-verkenning, -vertaling en -verspreiding. Elk project omvat dus zowel onderzoek van problemen als transfer van resultaten. Alle technologieën en toepassingen kunnen aan bod komen, op voorwaarde dat ze economisch en eventueel ook maatschappelijk toepasbaar zijn. Studies met bv. uitsluitend sociale, economische, juridische of medische onderwerpen passen niet in dit programma. Een project kan wel deelaspecten hiervan bevatten. Begunstigden Alle hogescholen en universiteiten in Vlaanderen, die een technologisch probleem kunnen oplossen dat bedrijven en andere organisaties interesseert. Projecten Vlaamse hogescholen of universiteiten stellen zelf projecten voor. Na selectie en goedkeuring betoelaagt de Vlaamse overheid via IWT-Vlaanderen 92,5% van de kosten (cijfers 2004, 2005). De resultaten worden benut bij bedrijven, organisaties en het eigen onderwijs. Aan elk project is een gebruikerscommissie verbonden met geïnteresseerde partners, mogelijks ook universitaire labo' s, onderzoekscentra of (hightech) ondernemingen. Deze gebruikerscommissie betaalt de resterende 7,5% van de kosten. De meeste TETRA-projecten hebben een looptijd van twee jaar. Om de vier maanden organiseert elk project een opvolgvergadering voor zijn gebruikerscommissie. Bedrijven of instellingen kunnen interessante testcases aanbrengen. Het IWT moedigt de uitbreiding van bestaande gebruikerscommissies aan. Bedrijven en andere organisaties kunnen steeds aansluiten bij een lopend project op voorwaarde dat de andere leden geen bezwaren hebben. Organisaties die bereid zijn om een beperkte financiële bijdrage te leveren aan een project, kunnen zich wenden tot de projectleider van hun keuze voor meer informatie en een eventuele vraag tot aansluiting. Bedrijven kunnen contact opnemen met hogescholen of universiteiten om nieuwe projecten te bespreken die een bepaalde groep ernstig zou kunnen interesseren. Zo kunnen zij zich voorbereiden op een toekomstige oproep. Een overzicht van de goedgekeurde HOBU- en TETRA-projecten en andere informatie over het TETRA-Fonds vindt u op de website van IWT-Vlaanderen: www.iwt.be. In de periode 1997-2004 werden 182 projecten gesteund. Over die jaren heen konden gemiddeld 35% van de aanvragen gehonoreerd worden. Jaarlijks besteedde IWT-Vlaanderen zo’n 6 miljoen euro aan deze projecten. Naast de hogescholen zelf zijn meer dan 1300 verschillende organisaties betrokken (geweest) in de gebruikerscommissies van de goedgekeurde projecten. Verscheidene organisaties hebben geparticipeerd aan meer dan één project. Dit heeft geleid tot in totaal 2200 participaties van meestal twee jaar vanwege bedrijven (2/3 kmo’s), universiteiten, beroepsfederaties, andere hogescholen dan aanvrager, vzw’s, ... Vele kmo’s werden aldus - soms voor de eerste maal - betrokken bij innovatieve en overheidsgesteunde projecten. De projecten zelf werden ernstig en grondig uitgevoerd; de resultaten hebben geleid tot vernieuwingen in het onderwijs én bij de bedrijven. Het HOBU-fonds kende ook een zeer belangrijk effect inzake een betere samenwerking tussen universiteiten en hogescholen. Aanvraagprocedure Eenmaal per jaar wordt een oproep gelanceerd voor het indienen van nieuwe projecten. Op basis van bovenstaande criteria beslist IWT-Vlaanderen, in samenspraak met commissies van deskundigen, welke projecten steun toegewezen krijgen. De uitvoering van een project gebeurt bij de aanvragende projectconsortia. De hoofdcriteria die het IWT hanteert bij de selectie, zijn:
-
de technologisch-wetenschappelijke kwaliteit van het voorstel; het valorisatiepotentieel, zowel algemeen als specifiek voor kmo’s in Vlaanderen; de diffusie van de praktische resultaten, zowel binnen de onderwijsopdracht als naar de Vlaamse bedrijven, in het bijzonder de traditionele kmo’s.
Aanvullende inlichtingen Algemene informatie is terug te vinden op http://www.iwt.be, in het bijzonder bij www.iwt.be/tetra en www.iwt.be/hobu. Van elk goedgekeurd project is tevens een individuele fiche beschikbaar op www.iwt.be/fiche. IWT-Vlaanderen TETRA-Fonds Bruno Krekels Bischoffsheimlaan 25 1000 Brussel Tel.: 02/209 29 03 Fax: 02/223 11 81 E-mail:
[email protected] Website: http://www.iwt.be
1.8.
LANDBOUWKUNDIG ONDERZOEK
Inhoud steunmaatregel Op 18 februari 2005 heeft de Vlaamse regering haar goedkeuring gegeven aan een nieuw reglementair besluit voor de projectmatige financiering van het toegepast collectief onderzoek voor de land- en tuinbouwsector. Deze steunverlening kadert in de overheveling van het landbouwonderzoek naar de Gewesten ingevolge het Lambermont-akkoord. Het programma Landbouwkundig Onderzoek beoogt het verwerven, bundelen en vertalen van wetenschappelijk-technologische kennis naar innovatieve toepassingen voor de Vlaamse land- en tuinbouw. Begunstigden Voor deze steunmaatregel komen in aanmerking de onderzoeksgroepen van de Vlaamse instellingen van hoger onderwijs, de onderzoeksinstellingen en de voor de Vlaamse land- en tuinbouw erkende praktijkcentra. Zij kunnen zelfstandig een projectvoorstel indienen, dan wel in een gestructureerd samenwerkingsverband. Voor elke aanvraag dient een gebruikerscommissie samengesteld te worden die een representatieve vertegenwoordiging moet zijn van de land- en tuinbouwsector waartoe het project zich richt. Projecten De projecten hebben een collectief karakter: ze moeten gericht zijn op de bevordering van de sector en niet op het oplossen van problemen van individuele land- en tuinbouwbedrijven. De onderzoeksresultaten dienen dan ook een aantoonbare economische en -voor zover relevant- ook een sociale en ecologische meerwaarde te creëren. Een project in het programma Landbouwkundig Onderzoek duurt maximum 4 jaar. In dat geval is er na 2 jaar een tussentijdse evaluatie voorzien. De gebruikerscommissie komt om de zes maanden samen voor de opvolging en eventuele bijsturing van het project. Er wordt een zekere prioriteit gegeven aan projecten die: - een substantiële bijdrage leveren aan Duurzame Technologische Ontwikkeling (DTO); - op korte termijn een oplossing willen bieden aan voor de land- en tuinbouw belangrijke problemen en/of waarvan de resultaten in een direct bruikbare vorm moeten doorstromen naar de praktijk (zgn. praktijkonderzoek). Steunpercentage en modaliteiten Het steunpercentage bedraagt minimaal 80 en maximaal 100% van de aanvaardbare kosten. Er is geen maximum steunbedrag per project voorzien. Aanvraagprocedure Ieder jaar organiseert het IWT in het najaar een oproep om projectvoorstellen in te dienen tegen een welbepaalde datum. Deze verschijnt in het magazine van het IWT, de Innovatiekrant, en wordt ook gepubliceerd op de website. Zolang een oproep loopt, kan u voor concrete informatie en alle details de handleiding voor het indienen van projectaanvragen in het programma Landbouwkundig Onderzoek raadplegen. Voor de evaluatie van de projectvoorstellen wordt beroep gedaan op colleges van onafhankelijke experten uit binnen- en buitenland. De hoofdcriteria die het IWT hanteert bij de beoordeling zijn zowel de wetenschappelijktechnologische kwaliteit als het valorisatiepotentieel van een projectvoorstel. Daar de relevantie van het project voor de Vlaamse land- en tuinbouw een belangrijk selectiecriterium is, nemen ook vertegenwoordigers van de Vlaamse Landbouwadministratie deel aan de colleges.
Aanvullende inlichtingen Algemene informatie is terug te vinden op de homepage van IWT-Vlaanderen (http://www.iwt.be) en via e-mail op het adres:
[email protected].
IWT-Vlaanderen Ferdi Soors of Fredy Van Wassenhove Bischoffsheimlaan 25 1000 Brussel Tel.: 02/209 09 00 Fax: 02/223 11 81 E-mail:
[email protected] Website: http://www.iwt.be
1.9
DUURZAME TECHNOLOGISCHE ONTWIKKELING
Inhoud steunmaatregel DTO is een aanvullende steunregeling t.o.v. andere IWT-steunmaatregelen waarin het geïntegreerd werd, om onderzoek- en ontwikkelingsprojecten gericht op duurzame technologische ontwikkeling te stimuleren. Een project dat aanspraak wenst te maken op DTO-steun, zal in de eerste plaats moeten voldoen aan de basis selectiecriteria voor IWT-steun aan O&O- en Kmo-projecten, met name een voldoende wetenschappelijktechnologische kwaliteit en een voldoende valorisatiepotentieel dienen te worden aangetoond. Indien het project tevens aan bijkomende DTO-voorwaarden voldoet, kan het aanspraak maken op bijkomende extra DTO-steun en/of bijkomende steun voor DTO-studie-activiteiten. Begunstigden Voor ondernemingen die financiële steun aanvragen via Kmo-innovatiestudie Type 2/3, type 5, type 6, Kmoinnovatieprojecten of O&O bedrijfssteun is er, als ze voldoen aan de DTO-regeling, een extra steun van 10%. Bovendien worden deze projecten prioritair gesteund, op voorwaarde dat ze kwalitatief ‘voldoende’ scoren. Projecten Projecten waarvan de innovatiedoelstelling (deels) gericht is op duurzame technologische ontwikkeling, kunnen genieten van extra-steunvoordelen in de reeds bestaande steunmaatregelen voor onderzoek en technologische innovatie beheerd door het IWT-Vlaanderen. Een project is gericht op duurzame technologische ontwikkeling als één of meerdere van volgende 7 doelstellingen wordt gerealiseerd: -
grondstoffenbesparing; energiebesparing; reductie van de emissies; vermindering van afval en van andere milieuhinder (geluid, geur, licht, elektromagnetische straling, ...); ontwikkeling en gebruik van hernieuwbare grondstoffen- en energiebronnen; hergebruik en recycleerbaarheid van grondstoffen (sluiten van de kringloop); verhogen van de levensduur van producten of processen.
Motivering Om extra steun te krijgen voor projecten met DTO-innovatiedoelstellingen zijn er drie mogelijke motivaties: -
-
Indien een BBT-studie (Best Beschikbare Technologie) of BREF-studie (Europese BBT-studie) beschikbaar is, is het voldoende om aan te tonen dat het project een verbetering van BBT nastreeft en dat deze doelstelling haalbaar is. Er moet hierbij tevens een voldoende (DTO-) valorisatiepotentieel aanwezig zijn. Indien geen BBT-studie beschikbaar is, kan met de ecopuntenmethode worden uitgerekend hoeveel milieukosten dankzij de nieuwe technologie vermeden zouden worden op 10 jaar tijd (t.o.v. de referentie). Indien deze vermeden kosten een factor 4 hoger zijn dan de subsidie, kent IWT-Vlaanderen de extra DTOsteun ook toe. Indien uitzonderlijk de voorgaande methodes ontoereikend zijn, kunnen ook andere gekwantificeerde argumentaties aanvaard worden. Wanneer bijvoorbeeld kan aangetoond worden dat het project opgesteld werd om aan toekomstige strengere milieunormen te voldoen, is dit eveneens aanvaardbaar als argumentatie. Hierbij is dan wel een significante technologische sprong vereist en de normen moeten van toepassing worden na afloop van het project. Ook in dit geval moet het valorisatiepotentieel voldoende hoog zijn, waardoor de geclaimde milieuvoordelen ook in absolute termen voldoende groot uitvallen.
Voor Kmo-innovatiestudies is het, gezien de relatief beperkte budgettaire inpakt van de extra DTO-steun, voldoende dat de DTO-innovatiedoelstellingen naar behoren aangepakt worden. Een beperkte a-priori motivering van de mogelijke milieuvoordelen is voldoende voor dit type projecten.
Omvang steun In het kader van ’Kmo-Innovatiestudies Type 2 en 3, Type 5 en 6, Kmo-Innovatieprojecten en aanvragen voor O&O-projecten van bedrijven, wordt een extra-subsidie toegekend van 10% (in totaal tussen 35% en 75% subsidie van de projectkosten, al naargelang de aard van het onderzoek). Bovendien genieten deze projecten van prioriteitsstelling ten aanzien van het beschikbaar budget, op voorwaarde dat ze kwalitatief ‘voldoende’ scoren: DTO-studie-activiteiten kunnen aan een basissteun van 50% gesteund worden. DTO-studie-activiteiten worden gedefinieerd als onderbouwende studies met betrekking tot de 7 weerhouden doelstellingen, waardoor de milieuimpact van een technologische innovatie a priori kan ingeschat worden (voorbeelden hiervan zijn levenscyclus analyse (LCA)-studies.) DTO-studie-activiteiten kunnen maximaal 10% van de totale begroting uitmaken. In Kmo-studies type 2, 3 en 5 kunnen deze activiteiten tot 50% van de begroting uitmaken. Aanvraagprocedure Het indienen van DTO-projecten gebeurt met de handleiding die u kan terugvinden op de webstek van IWTVlaanderen. Aanvullende inlichtingen IWT-Vlaanderen Kathleen Goris Bischoffsheimlaan 25 1000 Brussel Tel.: 02/209 09 89 Fax : 02/223 11 81 E-mail:
[email protected] Website: http://www.iwt.be/dto
1.10
GRONDIG TECHNOLOGISCH ADVIES VAN BEPERKTE OMVANG (GTA)
Inhoud steunmaatregel Een GTA kadert binnen een project Technologische Dienstverlening, goedgekeurd door het IWT. Een GTA is een gelijkaardig instrument als de Kmo-innovatiestudie type 1 in het IWT Kmo-programma, maar is beperkter in omvang (begroting bedraagt maximaal € 7.500). Bedrijven die een beroep doen op een technologische adviseerdienst voor het uitvoeren van een grondig technologisch advies kunnen hierbij een financieel voordeel bekomen. Het beoogde advies betreft een advies van beperkte omvang op maat van het bedrijf omtrent een mogelijke innovatie van een product, proces of dienst. GTA streeft kennisoverdracht na vanuit een technologische adviseerdienst, verbonden aan een geaccrediteerd kenniscentrum naar de kmo. Begunstigden Elke onderneming met exploitatiezetel in Vlaanderen kan in principe beroep doen op een technologische adviseerdienst voor een GTA. De adviseerdiensten kunnen zelf selectiecriteria opleggen. Projecten Het grondig technologisch advies, uitgevoerd door een technologische adviseerdienst, verbonden aan een geaccrediteerd kenniscentrum, moet voldoen aan volgende inhoudelijke criteria: - de aanwezigheid en relevantie van een duidelijke technologische vraagstelling die om een technologisch advies door een kenniscentrum vraagt; - de technologische vraag houdt verband met een mogelijke innovatie van een product, proces of dienst; - de expertise van het kenniscentrum voor de gevraagde adviesverlening; - de kennisverwervende aard van de geplande activiteiten in de studie; - het kenniscentrum verricht studiewerk op maat van de noden van het bedrijf. Begroting: maximum € 7.500 (equivalent aan een 10-tal werkdagen). Omvang steun De kosten voor de adviezen worden voor minimaal 20% gefactureerd aan de kmo. Ingeval het bedrijf niet voldoet aan de Kmo-criteria worden de adviezen voor minimaal 50% gefactureerd aan de onderneming. De maximale subsidie bestaat dus uit 80% van de kosten van de adviezen voor kmo’s en 50% voor grote ondernemingen. Aanvraagprocedure De technologische adviesdienst beslist omtrent het GTA-karakter van een bepaald advies. Een lijst van de bestaande adviseerdiensten vindt u op : http://www.iwt.be/downloads/documenten/vis/VIS_TD_GTA_info_2007.pdf Aanvullende inlichtingen Voor meer informatie kan men terecht bij: IWT-Vlaanderen Annie Renders Bisschoffsheimlaan 25 1000 Brussel Tel.: 02/209 09 52 Fax : 02/223 11 81 E-mail:
[email protected] Website: http://www.iwt.be
1.11
LURU: STEUNREGELING VOOR INNOVATIE IN DE LUCHT- EN RUIMTEVAARTSECTOR
Inhoud steunmaatregel De LuRu-steunregeling is een aanvullende maatregel bij de ondersteuning van Airbus – of ESA – programma’s. De LuRu-steun werd geïntegreerd in de IWT-steun voor O&O-projecten, Kmo-Innovatiestudies en KmoInnovatieprojecten. Begunstigden Alle kmo’s en grote bedrijven die financiële steun aanvragen via Kmo-Innovatiestudie Type 2, 3, 5 of 6, via een Kmo-Innovatieproject of via een O&O bedrijfsproject. Projecten -
LuRu kwalificatietraject: ondersteunt het deel van het innovatietraject dat uitgevoerd wordt met het oog op kwalificatie in de civiele vliegtuigbouw of de commerciële ruimtevaart. LuRu lanceringstraject: ondersteuning van het deel van het innovatietraject dat kadert in concrete samenwerking met betrekking tot civiele vliegtuigbouw of de commerciële ruimtevaart.
Omvang steun Voor de LuRu kwalificatietrajecten is er een extra steun van 10% bovenop de basissubsidies van het IWT. In het geval van de LuRu lanceringstrajecten is er geen extra steunpercentage van 10% voorzien maar wordt het steunbare innovatietraject verruimd ten opzichte van wat normaal aanvaard wordt.
Aanvullende inlichtingen Voor meer informatie over de aanvraagprocedure en modaliteiten kan men terecht bij: IWT-Vlaanderen Annie Renders Bischoffsheimlaan 25 1000 Brussel Tel.: 02/209 09 52 Fax : 02/223 11 81 E-mail:
[email protected] Website: http://www.iwt.be/steun/prior/luru
2.
BIZIDEE
Inhoud steunmaatregel Bizidee wil, door de organisatie van een ondernemingsplanwedstrijd, verder helpen bij de creatie van een nieuwe ondernemingsdynamiek. Hiertoe richt Bizidee zich tot Vlaamse studenten, vorsers, jonge en ervaren professionals, die zes maanden de tijd krijgen om zich te buigen over de vraag hoe zij een innovatief idee kunnen omzetten naar een sterk uitgewerkt ondernemingsplan. De wedstrijd, die jaarlijks georganiseerd wordt, bestaat uit drie fases: - in de eerste fase dienen de deelnemers hun meest innovatieve idee voor een onderneming in; - tijdens de tweede fase testen ze dat idee op hun haalbaarheid; - gedurende de laatste fase komen ze tot het uiteindelijke ondernemingsplan. Deelnemers kunnen zich in iedere fase inschrijven. Wel wordt er per fase een rangschikking opgemaakt met prijzen voor de best geklasseerden. De winnaar van de derde fase ontvangt een prijs van € 25.000, de tweede en derde respectievelijk € 10.000 en € 5.000. Studenten worden in een afzonderlijke categorie ingedeeld, waarbij lagere prijzen worden toegekend. Vanaf de tweede fase kunnen deelnemers tevens gratis begeleiding vragen van experts en peters uit tal van sectoren, die hen zullen begeleiden en als klankbord kunnen fungeren gedurende de rest van de wedstrijd. Voor aspirant-ondernemers die pas in de derde fase inschrijven, is samenwerking met een peter verplicht. Aanvraagprocedure De gehele ondernemingsplanwedstrijd verloopt via de website www.bizidee.be, waar tevens het stramien van businessplan (speciaal opgesteld voor deze wedstrijd) van het McKinsey & Company Handboek gratis kan gedownload worden.
Aanvullende inlichtingen Verantwoordelijke voor de organisatie van de wedstrijd is: Ondernemingsplanwedstrijd Vlaanderen vzw Moutstraat 52 9000 Gent Tel.: 09/242 52 38 Fax: 09/242 51 52 E-mail:
[email protected] Website: http://www.bizidee.be Deze wedstrijd wordt tevens ondersteund door de Vlaamse overheid.
3.
ENTERPRIZE
Inhoud steunmaatregel EnterPrize is de voortzetting van het Fonds Jonge Ondernemers. Deze nationale wedstrijd heeft als doel vernieuwende ideeën en jonge ondernemers die getuigen van ondernemingszin te erkennen en te belonen. Projecten De ondernemingsprojecten en ondernemingen die opgericht zijn na 1 januari 2003 kunnen deelnemen, indien aan volgende drie criteria wordt voldaan: - het moet gaan om een innovatief project; - het moet een zeker economisch potentieel bevatten; - een Belgische hoofdzetel hebben. Binnen de wedstrijd zijn er vier categorieën: - beste projecten: voor innoverende ondernemingsprojecten; - beste ondernemingen: voor alle jonge, innoverende bedrijven opgericht na 1 januari 2003; - sociale economie: voor bedrijven of projecten waarvan één van de missies de sociale reïntegratie van kansarmen is; - micro-economie: voor eenmanszaken en kleine ondernemingen. Uit de eerste twee categorieën worden drie laureaten gekozen en uit de twee laatste categorieën één laureaat. Diversen Prijzen De 8 laureaten krijgen prijzen voor een totale waarde van meer dan € 150.000: 15.000 euro cash, 7 computers, 120 uren strategisch advies, 120 uren juridisch advies, 120 uren financieel advies, 50 uren HR advies, 1 uitzendkracht gedurende 1 maand, 1 jaar gratis ter beschikking stelling van lokalen en vergaderzalen, 7 opleidingspakketten, de presentatie van uw project of onderneming aan privéinvesteerders,... Evaluatieprocedure Na het invullen van een inschrijvingsformulier op de website www.enterprize.be waarin het te verwezenlijken project wordt beschreven, dienen de kandidaten te beslissen of ze een beroep wensen te doen op een gratis coach (hiervoor moet een bijkomend aanvraagformulier worden ingevuld). Zo snel mogelijk na de inschrijving ontvangt elke kandidaat een mail waarin wordt bekendgemaakt of haar dossier werd weerhouden. De deelnemers waarvan het dossier werd aanvaard, ontvangen samen met de bevestiging van hun deelname, een login die hen toegang biedt tot de workzone op de website waar het bedrijfsplan moet worden ingediend met of zonder coach (voor de Nederlandstalige inschrijvingen is dit de Vlerick School). Op basis van dit bedrijfsplan wordt een eerste selectie doorgevoerd. De geselecteerde ondernemers moeten dit plan persoonlijk verdedigen voor een jury samengesteld uit professionals uit de bedrijfswereld. De criteria voor de evaluatie van de projecten zijn onder meer: - de originaliteit van het project of de activiteit; - het aanbod van producten/diensten en de afstemming ervan op de markt; - de markt en de concurrentie waarop deze activiteit betrekking heeft; - het businessmodel; - het teamprofiel, … Ten slotte worden hieruit 8 laureaten geselecteerd.
Aanvullende inlichtingen Voor meer informatie over deze wedstrijd kunt u terecht op de website www.enterprize.be of bij de coördinerende instantie: EnterPrize EEBIC Joseph Wybranlaan 40 1070 Brussel Tel.: 02/529 58 11 Fax: 02/529 59 11 E-mail:
[email protected] Website: http://www.enterprize.be
4.
INNOVATIEPREMIE
Inhoud steunmaatregel De eenmalige innovatiepremie is een maatregel die in 2006 ingevoerd wordt als experiment en verlengd werd tot eind 2008. Via deze maatregel kan een werkgever een financiële vergoeding toekennen aan een werknemer die innovatie voorstelt met een reële waardetoevoeging voor het bedrijf. Deze financiële vergoeding wordt vrijgesteld van sociale zekerheidsbijdragen en is niet belastbaar als aan de voorwaarden wordt voldaan. Begunstigden Deze tegemoetkoming kan toegekend worden aan alle werknemers van een onderneming die door een arbeidsovereenkomst verbonden zijn met die onderneming. Zelfstandig bedrijfsleiders zijn dus uitgesloten. Projecten Om voor de premie in aanmerking te komen moet het idee aan volgende voorwaarden voldoen: - de nieuwigheid moet een daadwerkelijke meerwaarde betekenen met betrekking tot de normale activiteiten van de werkgever die de premie toekent; - de innovatie mag niet het voorwerp uitmaken van een voorafgaande offerteaanvraag of vraag tot bestek voor de aanschaf van producten of processen die door een derde aan diegene die de premie toekent werd gericht; - de innovatie moet door de werkgever in zijn onderneming worden ingevoerd of het voorwerp zijn van een prototype, een aanvraag voor de vervaardiging van een prototype of er moeten interne onderrichtingen aanwezig zijn die erop wijzen welke wijzigingen de innovatie zal teweegbrengen in de normale activiteiten van de onderneming. De premie zelf moet voldoen aan volgende voorwaarden: - de premie mag niet toegekend worden ter vervanging of ter omzetting van in uitvoering van de arbeidsovereenkomst verschuldigd loon, premie of voordeel in natura of enig ander voordeel of een aanvulling hierbij, al dan niet bijdrageplichtig voor de sociale zekerheid; - de premie mag enkel toegekend worden aan werknemers die via een arbeidsovereenkomst gebonden zijn aan de werkgever die de premie toekent; - de totale som van de gedurende één kalenderjaar uitgekeerde premies bedraagt gezamenlijk niet meer dan 1% van het geheel van de loonmassa van de onderneming; - de premie is van toepassing op maximaal 10% van het aantal werknemers (hoogstens 3 voor bedrijven met minder dan 30 werknemers); - per innovatie mogen niet meer dan 10 werknemers de premie genieten; - het bedrag van de premies uitbetaald per werknemer mag per kalenderjaar niet meer bedragen dan een maandloon. Omvang steun De aan de werknemers betaalde of toegekende eenmalige innovatiepremies worden vrijgesteld van de personenbelasting of de belasting der niet inwoners en van de sociale zekerheidsbijdragen voor zover aan alle voorwaarden voldaan is. Aanvraagprocedure Wenst u een beroep te doen op dit systeem van innovatiepremie, dan moeten criteria, procedures, en de identificatie van het project waarop de premie betrekking heeft, bekend gemaakt worden binnen de onderneming en aan de minister van Economie meegedeeld worden. Er moet ook een mededeling aan de RSZ gebeuren van de bedragen en de namen van de begunstigden van deze premie in de maand volgend op de toekenning van de premie. De communicatie van de gegevens aan de dienst Normalisatie en Competitiviteit van de FOD Economie, Kmo, Middenstand en Energie moet gebeuren via formulieren die beschikbaar zijn via de website: http://economie.fgov.be/enterprises/innovation_grant/home_nl.htm
Aanvullende inlichtingen FOD Economie, Kmo, Middenstand en Energie WTC III Dienst Normalisatie en Competitiviteit (5de verdieping) Simon Bolivarlaan 30 1000 Brussel Tel.: 02/277 74 40 Fax: 02/277 54 42 E-mail:
[email protected] Website: http://economie.fgov.be/enterprises/innovation_grant/home_nl.htm
DEEL VI : ENERGIE EN MILIEU
1.
DE ECOLOGIEPREMIE
Inhoud steunmaatregel Een vernieuwde ecologiepremie De ecologiepremie, de steunmaatregel waarmee de Vlaamse overheid ondernemingen wil stimuleren om hun productieproces milieuvriendelijker en energiezuiniger te organiseren, werd grondig hervormd. Vanwege het succes van de maatregel en omdat de vraag naar steun ruimschoots het beschikbare budget overtreft, heeft de Vlaamse Regering op 16 mei 2007 beslist om de ecologiesteun te organiseren via een gesloten budgetsysteem en een oproep met wedstrijdformule. Een oproep Jaarlijks zullen er drie op elkaar aansluitende oproepen worden georganiseerd waarop ondernemingen met hun investeringsproject kunnen intekenen. Per oproep kan een onderneming één aanvraag indienen. Een wedstrijdformule De ingediende aanvragen zullen op een objectieve wijze beoordeeld en vervolgens gerangschikt worden. Het voor de oproep beschikbare subsidiebedrag zal verdeeld worden over de gunstig gerangschikte investeringsprojecten tot de beschikbare budgettaire enveloppe is opgebruikt. Begunstigden Alle kleine, middelgrote of grote ondernemingen met een aanvaardbare activiteit die ecologische investeringen realiseren in het Vlaamse Gewest, komen in aanmerking voor een ecologiepremie. Projecten Welke investeringen komen in aanmerking? U kunt kiezen uit een lijst met een 130-tal technologieën die in aanmerking komen voor een ecologiepremie. Die lijst bevat een beschrijving van de technologie, de ecologische meerkosten, de in aanmerking komende investeringscomponenten en de performantiefactor. Diversen Een objectieve beoordeling van uw investeringsprogramma Aan elke technologie van de limitatieve technologieënlijst werd een performantiefactor toegekend die aangeeft in welke mate de technologie bijdraagt tot de realisatie van de Kyotodoelstellingen of het milieubeleidsplan van de Vlaamse overheid. Ondernemingen die investeren in de meest performante technologieën scoren daarbij goed en verhogen hun kans om in aanmerking te komen voor een ecologiepremie. Om een ruimere differentiatie in de rangschikking te verkrijgen, worden een aantal aanvullende criteria gehanteerd zoals de cashflow-ratio, de toetreding tot het auditconvenant en het beschikken over een milieuzorgsysteem. Bij de beoordeling wordt het zwaarste gewicht toegekend aan de kwalitatieve beoordeling van de technologie, de aanvullende criteria zijn daarbij niet doorslaggevend. Hoeveel bedraagt de ecologiepremie? De ecologiepremie bedraagt 10% voor grote ondernemingen en 20% voor kleine en middelgrote ondernemingen en kan oplopen tot 1,5 miljoen euro per aanvraag. De steun wordt berekend op basis van de ecologische meerkosten van de in aanmerking komende investeringscomponenten. Hoeveel bedraagt het budget? In 2007 wordt één opgroep gelanceerd. In 2008 zijn er drie oproepen gepland. Het budget per oproep bedraagt 25 miljoen euro.
Aanvraagprocedure U kunt uw aanvraag alleen elektronisch indienen: www.vlaanderen.be/ecologiepremie www.vlaanderen.be/ondernemen. Aanmelden en inloggen kan met uw federaal token of uw elektronische identiteitskaart.
Aanvullende inlichtingen Voor meer informatie kunt u terecht op onze website: www.vlaanderen.be/ecologiepremie www.vlaanderen.be/ondernemen U kunt ook mailen naar
[email protected] Vlaamse overheid Agentschap Economie Afdeling Economisch Ondersteuningsbeleid Koning Albert II-laan 35 bus 12 1030 Brussel Tel.: 02/553 37 70 Fax: 02/553 37 88
2.
AANMOEDIGINGSMAATREGELEN REG
Inhoud steunmaatregel Ter bevordering van het rationeel energiegebruik (REG) werd door de Vlaamse overheid met de diverse energiedistributienetbeheerders voor 2007 een aantal actieplannen afgesproken. Voorbeelden van acties gericht naar ondernemingen zijn onder andere: - premie newlighting; - premie voor relighting en newlighting voor het plaatsen van dimbare ballasten en daglichtcontrollers; - premie voor relighting en newlighting: aanwezigheidsdetectie en domotica; - premie voor zonneboiler; - premie voor warmtepomp; - premie voor rechtstreekse aardgasverwarming (luchtverhitters, warmeluchtgeneratoren, stralingstoestellen); - premie voor condensatietechnieken; - premie voor frequentieomvormer; - premie voor hoogrendementsmotoren; - premie voor ventilatiesysteem met warmterecuperatie; - premie voor plaatsen van dakisolatie; - premie voor muurisolatie; - premie voor superisolerende beglazing ter vervanging van enkel glas of dubbel glas; - premie voor snelle energie-audit; - premie voor grondige energie-audit; - premie voor 1-thema-audit; - premie voor meetapparatuur; - premie voor technologische haalbaarheidsstudies. Voor meer informatie over wat in aanmerking komt en voor de grootte van de premies: contacteer uw energiedistibutienetbeheerder. Premies van de gemeenten Sommige gemeenten geven steun voor de plaatsing van fotovoltaïsche zonnepanelen en voor de plaatsing van zonneboilers. Beide subsidies liggen meestal tussen € 250 en € 750.
Aanvullende inlichtingen Meer informatie over de acties van de zuivere en gemengde energiedistributienetbeheerders kunt u terugvinden op de website van uw energiedistributienetbeheerder, de website van Eandis (www.eandis.be) of bij: Vlaams Energieagentschap North Plaza B Koning Albert II-laan 7 1210 Brussel Tel.: 02/553 46 00 Fax: 02/553 46 01 E-mail:
[email protected] Website: www.energiesparen.be Voor de premies toegekend door de gemeenten kunt u best navraag doen bij uw gemeentebestuur.
3.
PRESTI 5
Inhoud steunmaatregel Presti 5 heeft tot doel eco-efficiënt produceren te stimuleren door een grote verscheidenheid aan lokale, regionale of sectorale projecten te subsidiëren. De uitvoering van de projecten moet leiden tot gedragsverandering en reductie van afvalstoffen. Dit kan door het geven van een beter inzicht in de noodzaak en de mogelijkheden van afvalvoorkoming, of door uitwerking van concrete maatregelen. Begunstigden Het programma staat open voor projecten uitgevoerd door de: beroepsfederaties, kamers voor handel en nijverheid, interprofessionele organisaties, regionale ontwikkelingsmaatschappijen, werkgeversverenigingen, socio-culturele groeperingen, onderwijs- en onderzoeksinstellingen, milieuverenigingen alsook bedrijven. Deze projecten dienen zich uiteraard te situeren op het grondgebied van het Vlaamse Gewest. Projecttypes en projectthema's De inhoud van een project wordt gekaderd binnen een gekozen projecttype en een gekozen projectthema. Verschillende types van preventieprojecten zijn mogelijk: -
Onderzoeksproject Actieplanning Proefproject Demonstratieproject Ervaringsuitwisseling Informatievoorziening & Sensibilisering Advisering
Binnen elk type van project kan rond een bepaald thema worden gewerkt: -
Meten = weten Milieukosten Milieuzorg & Milieubeheer Maatregelen & Technieken Ketenbeheer Productontwikkeling
Preventiemaatregelen kunnen rond verschillende milieuaspecten worden uitgewerkt (afval, water, lucht, …). Volgende onderwerpen kunnen aan bod komen: rationeel watergebruik, rationeel energiegebruik, rationeel grond- en hulpstoffengebruik, afvalpreventie, bestrijding van luchtemissies en geurhinder, milieugerichte productontwikkeling, milieuvriendelijk verpakken, procesgeïntegreerde maatregelen. De geest van het PRESTI 5-programma bestaat erin de kennis en ervaringen rond eco-efficiënt produceren die voorhanden zijn, te verspreiden. Elk preventieproject moet daarom een verspreidingsfase van de ondernomen acties en resultaten bevatten. De uitvoering van een goedgekeurd project kan maximum 18 maanden duren. Omvang steun Het project kan voor maximum 65% van de projectkosten worden gesubsidieerd. Aanvraagprocedure Jaarlijks worden een aantal projecttypes en -thema' s, die in aanmerking komen voor subsidie, alsook de prioritaire doelgroep en de oproepperiode, door de minister in een jaarprogramma vastgelegd. Door dit flexibel karakter kan beter ingespeeld worden op de noden en de behoeften van de doelgroep én op de beleidsprioriteiten ter voorkoming van afval. Dit jaarprogramma kan geraadpleegd worden op de website www.presti.be.
Aanvullende inlichtingen Voor de indiening van een project of bijkomende informatie kunt u terecht bij: OVAM PRESTI-team Stationsstraat 110 2800 Mechelen Tel.: 015/28 45 46 - 015/28 43 90 Fax: 015/41 30 72 E-mail:
[email protected] Website: www.presti.be
4.
SUBSIDIES VOOR KMO’S DIE SELECTIEF AFVAL SORTEREN
Inhoud steunmaatregel Kmo’s die bedrijfsmatig verpakkingsafval sorteren met het oog op recyclage kunnen bij VAL-I-PAC terecht voor een financiële vergoeding. VAL-I-PAC is het officieel orgaan voor de uitvoering van de terugname en informatieplicht van bedrijfsmatig verpakkingsafval. Begunstigden Om als kmo recht te hebben op deze subsidies, moet de verpakking: - afkomstig zijn van bedrijfsmatig verpakkingsafval; - ontstaan zijn op Belgisch grondgebied; - selectief gesorteerd worden met het oog op recyclage; - opgehaald worden door een operator die officieel erkend is door VAL-I-PAC. De ontpakkers moeten in geen geval lid zijn of worden van VAL-I-PAC om recht te hebben op een subsidie. Omvang steun De financiële ondersteuning gebeurt op 2 manieren. Het recyclageforfait is bedoeld om de recyclage te stimuleren van bedrijfsmatig verpakkingsafval dat ontstaan is op Belgisch grondgebied, namelijk kunststof en hout. Voor elke ton verzameld verpakkingsafval die gerecycleerd wordt, betaalt VAL-I-PAC een forfaitair bedrag aan de ontpakkers (€ 50 per ton recycleerbare kunststof of € 10 per ton recycleerbaar hout). Het containerforfait is bedoeld om de selectieve inzameling van bedrijfsmatig verpakkingsafval te stimuleren door tussenkomst in de huur van selectieve containers, zakken of andere inzamelsystemen. Deze subsidies variëren in functie van het type container: -
€ 110 per jaar per afzetcontainer vanaf 8 m³; € 60 per jaar per kleine rolcontainer, 660 tot 999 liter; € 110 per jaar per grote rolcontainer, 1000 liter tot 8 m³; € 0,5 per zak > 500 liter voor selectieve inzameling van piepschuim (EPS); € 0,5 per zak > 200 liter voor selectieve inzameling van plastic folie; € 20 per jaar per plastic bak, 500 tot 680 liter; € 60 per jaar per inzamelsysteem gevaarlijk afval, 680 - 800 liter; € 60 per jaar per draadcontainer > 2,16 m³; € 20 per jaar per draadcontainer 500 liter tot 2,16 m³.
Aanvullende inlichtingen Voor meer informatie kan men terecht bij: VAL-I-PAC Koningin Astridlaan 59, bus 11 1780 Wemmel Tel.: 02/456 83 33/11 Fax: 02/456 83 20 E-mail:
[email protected] Website: www.valipac.be
5.
VLAAMSE GROENESTROOMCERTIFICATEN
Inhoud steunmaatregel Eigenaars van installaties die elektriciteit produceren in Vlaanderen op basis van hernieuwbare energiebronnen (wind, zon, biomassa, …) kunnen gratis via de VREG groenestroomcertificaten verkrijgen per 1000 kWh elektriciteitsproductie. Deze VGC kunnen verkocht worden aan elektriciteitsleveranciers in Vlaanderen. De elektriciteitsleveranciers in Vlaanderen moeten elk jaar een bepaald percentage elektriciteitsleveringen aan eindverbruikers kunnen aantonen met groenestroomcertificaten. In 2003 bedroeg dit verplicht percentage 2% en neemt toe tot 6% in 2010.
van
hun
Elektriciteitsleveranciers kunnen VGC verkrijgen door zelf elektriciteit op te wekken op basis van hernieuwbare energiebronnen of door VGC te kopen van derden. Elektriciteitsleveranciers die VGC te kort hebben moeten een boete betalen. De marktprijs van de VGC in de afgelopen verhandelperiodes kunt u opvragen bij de VREG. Er wordt een minimale marktwaarde van 60% van de boeteprijs gegarandeerd. Vanaf 1 januari 2006 kunnen VGC van de elektriciteitsopwekking uit fotovoltaïsche zonne-energieinstallaties, verkocht worden aan de energiedistributienetbeheerder voor € 450 per VGC van 1000 kWh.
Aanvullende inlichtingen Voor meer informatie over Vlaamse groenestroomcertificaten kunt u terecht bij: Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt North Plaza B Koning Albert II-laan 7 1210 Brussel Tel.: 02/553 13 53 Fax: 02/553 13 50 E-mail:
[email protected] Website: www.vreg.be
6.
VLAAMSE WARMTEKRACHTKOPPELINGSCERTIFICATEN
Inhoud steunmaatregel Kwalitatieve WKK-installaties kunnen bij de instantie VREG WKK-certificaten (WKC) verkrijgen per schijf van 1.000 kWh (1 MWh) primair bespaarde energie. Een warmtekrachtkoppeling (WKK) is een installatie die tegelijkertijd kracht (elektriciteit) en warmte opwekt. Een WKK is kwalitatief als de relatieve primaire energiebesparing minimaal 10% is ten opzichte van een vergelijkbare gescheiden opwekking van warmte (ketel) en elektriciteit (centrale) voor installaties vanaf 1000 kW. Voor kleinere WKK-installaties moet de relatieve primaire energiebesparing minstens 0% zijn. De maximale relatieve primaire energiebesparing van een WKK is ongeveer 25% voor WKK’s op fossiele brandstoffen. De gratis verkregen WKK-certificaten kunnen vanaf 2004 verkocht worden aan elektriciteitsleveranciers in Vlaanderen. De elektriciteitsleveranciers in Vlaanderen moeten vanaf 2005 elk jaar een bepaald percentage van hun elektriciteitsleveringen aan eindverbruikers kunnen aantonen met WKK-certificaten. Elektriciteitsleveranciers die WKK-certificaten te kort hebben moeten een boete betalen van € 45. De elektriciteitsleveranciers moeten uiterlijk tegen 31 maart van elk jaar de WKK-certificaten voor het voorafgaand jaar inleveren. De gemiddelde marktprijs van de VGC in de afgelopen verhandelperiodes kunt u opvragen bij de VREG. Er wordt een minimale marktwaarde van 60% van de boeteprijs gegarandeerd. Indien een WKK gebruik maakt van biobrandstoffen zoals onder andere hout, biogas en biofuel, dan kunnen aanvullend op de WKK-certificaten ook groenestroomcertificaten (GSC) verkregen worden voor de geproduceerde netto-elektriciteit (zie groenestroomcertificaten).
Aanvullende inlichtingen Voor meer informatie over Vlaamse WKK-certificaten kunt u terecht bij: Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt North Plaza B Koning Albert II-laan 7 1210 Brussel Tel.: 02/553 13 53 Fax: 02/553 13 50 E-mail:
[email protected] Website: www.vreg.be
7.
VERHOOGDE INVESTERINGSAFTREK VOOR ENERGIEBESPARENDE INVESTERINGEN
Inhoud steunmaatregel Lijst van activa die dienen voor een rationeler energiegebruik, voor de verbetering van de industriële processen uit energetische overwegingen en voor de terugwinning van energie in de industrie. Voor de toepassing van deze bijlage betekenen de termen: - ‘bestaande’ gebouwen of broeikassen: de gebouwen of broeikassen waarvan op het einde van het belastbaar tijdperk waarin de in categorie 1 of 4 vermelde investeringen zijn gedaan, de voltooiing van de bouw meer dan 5 jaar terug heeft plaatsgevonden; - ‘bestaande’ of ‘in gebruik zijnde’ apparatuur, processen, systemen, enz: de apparatuur, processen, systemen, enz. waarvan op het einde van het belastbaar tijdperk waarin de in de categorie 2, 3, 5, 6, 8 of 9 vermelde investeringen zijn gedaan, de ingebruikneming meer dan drie jaar terug heeft plaatsgehad. De investeringen die niet beantwoorden aan de van toepassing zijnde milieunormen zullen niet in aanmerking worden genomen. Investeringen waar een verplichting van toepassing is komen niet in aanmerking voor verhoogde investeringsaftrek. Zo zijn bijvoorbeeld investeringen die vallen onder de energieprestatie- en binnenklimaateisen uitgesloten. GROEP 1: BEPERKING VAN DE ENERGIEVERLIEZEN Categorie 1: beperking van de energieverliezen in bestaande gebouwen of in bestaande broeikassen Voor zover ze niet door een wettelijke bepaling zijn opgelegd en mits materialen worden gebruikt waarvan de warmtegeleidings-coëfficiënt volgens de Belgische normen NBN van de reeks B62 of volgens bijzondere Belgische normen of dito technische goedkeuringen, kleiner is dan of gelijk is aan 0,05 Watt per meter en per Kelvin, komen de volgende investeringen in aanmerking: - isoleren van buitenmuren, buitendeuren en -poorten, van schuine of platte daken, van vloeren en muren die de scheiding vormen tussen een verwarmd vertrek en een niet-verwarmd vertrek of van vloeren die de scheiding vormen tussen een verwarmd vertrek en de buitenlucht zodanig dat de warmtedoorgangscoëfficiënt (k-waarde) van de wand kleiner is dan of gelijk is aan 0,5 Watt per vierkante meter en per Kelvin, evenals het aanbrengen van de nodige bescherming of van een bekleding om het isolatiemateriaal tegen het binnendringen van stof, lucht of waterdamp te beschermen, materiaal en loonkosten voor afwerking en versiering niet inbegrepen; - vervangen van enkel vensterglas door dubbel of driedubbel vensterglas waarvan de warmtedoorgangscoëfficiënt (k-waarde) kleiner is dan of gelijk is aan 3,2 Watt per vierkante meter en per Kelvin, evenals het aanpassen van de ramen of het vervangen ervan door houten of kunststoframen of door metalen ramen met thermische onderbreking; - plaatsen van wegneembare schermen in broeikassen die een scheiding vormen tussen kweekruimte en dak. Categorie 2: beperking van het energieverlies door in gebruik zijnde apparaten, leidingen, afsluiters en kanalen te isoleren of in gebruik zijnde warme of koude vloeistofbaden af te dekken Investeringen waarbij isolatiemateriaal is gebruikt waarvan de warmtegeleidingscoëfficiënt, volgens de Belgische normen NBN van de reeks B62 of volgens bijzondere Belgische normen of dito technische goedkeuringen, kleiner is dan of gelijk is aan 0,05 Watt per meter en per Kelvin, komen in aanmerking in verhouding tot de erdoor bekomen vermindering van warmteverlies ten opzichte van de toestand die bestond vóór de investering. Categorie 3: beperking van het energieverlies in bestaande ovens Enkel de volgende investeringen komen in aanmerking: - het bijkomend isoleren van de ovens;
-
het vervangen van de isolerende of vuurvaste bekleding van de ovens, in verhouding tot de erdoor bekomen vermindering van warmteverlies.
Categorie 4: beperking van het ventilatieverlies in bestaande gebouwen De volgende investeringen komen in aanmerking: - aanbrengen van tochtsluizen, tochtgordijnen of automatisch sluitende deuren en poorten tussen de binnenen buitenkant van het verwarmd gebouw of tussen een verwarmd en een niet-verwarmd gedeelte van het gebouw; - aanbrengen van automatisch sluitende deuren tussen koel- of diepvrieskamers en de rest van het gebouw. GROEP 2: TERUGWINNEN VAN ENERGIE Categorie 5: terugwinnen van afvalwarmte De volgende investeringen, met uitzondering van het materieel en de uitrustingen die bestemd zijn voor warmtekrachtkoppeling, komen in aanmerking wanneer zij het in een bestaand systeem mogelijk maken afvalwarmte te recupereren: - plaatsen van recuperatietoestellen op thermische afvalstromen of uitstoten; - plaatsen van warmteopvangapparatuur nodig om afvalwarmte terug te winnen, productie-toestellen die de teruggewonnen warmte gebruiken niet inbegrepen; - plaatsen van geïsoleerde leidingen en circulatiepompen voor het transport van de teruggewonnen warmte; - plaatsen van geïsoleerde opslagvaten die uitsluitend dienen voor het tijdelijk opslaan van de teruggewonnen warmte; - plaatsen van apparatuur voor het opvangen en naverdampen van stoomcondensaat, evenals de installatie van spuikranen voor de aflaat van condensaat; - plaatsen van warmtepompen; - verlenging van continu-ovens voor een verdere recuperatie van de in de rookgassen aanwezige warmte, bij gelijkblijvende productiecapaciteit. Categorie 6: aanwenden van expansie-energie die vrijkomt bij bestaande productieprocessen of bij de ontspanning van fluïda onder druk gebracht voor transport In aanmerking komen, de investeringen om bestaande installaties en systemen voor het aanwenden van die expansie-energie aan te passen door het plaatsen van: - tegendrukturbines; - expansieturbines; - generatoren, met inbegrip van snelheidsreductoren, waarin de opgewekte mechanische energie wordt omgezet in elektrische energie. GROEP 3: VERBETERING VAN HET ENERGETISCH RENDEMENT Categorie 7: Warmte-krachtkoppelingsapparatuur De volgende investeringen komen in aanmerking, mits de gemiddelde rendementen van kracht ηk en warmte ηw, gelijktijdig voldoen aan: ηk +
2 ηk ηw η ≥ 50% en ≥ 25% en ≥ 25% 3 w ηk + ηw ηk + ηw
ηk is de verhouding, uitgedrukt in procenten, tussen de op jaarbasis geproduceerde mechanische of elektrische energie en de totale aan het systeem op jaarbasis toegevoerde energie, berekend op de onderste verbrandingswaarde van de brandstof. ηw is de verhouding, uitgedrukt in procenten, tussen de op jaarbasis gebruikte warmte-energie en de totale aan het systeem op jaarbasis toegevoerde energie, berekend op de onderste verbrandingswaarde van de brandstof.
-
-
installatie van krachtwerktuigen (gasturbines, diesel- en gasmotoren evenals stoomketels gecombineerd met tegendrukstoomturbines of aftapcondensatieturbines) waarin thermische energie wordt omgezet in mechanische energie; installatie van generatoren, met inbegrip van snelheidsreductoren, waarin opgewekte mechanische energie wordt omgezet in elektrische energie; installatie van warmtewisselaars of recuperatieketels (met inbegrip van branders voor verhoging van de stoomproductie) die met uitlaatgassen werken; installatie van warmtewisslaars voor het terugwinnen van de warmte van krachtwerktuigen; investeringen voor: · het opslaan van brandstof binnen de inrichting; · het transport van brandstoffen, verbrandingslucht, uitlaatgassen, koelwater, koellucht of ketelvoedingswater binnen de inrichting; installatie van: · geluidsisolatie; · rookgasreinigingsapparatuur; · apparatuur ter behandeling van ketelvoedingswater; · elektrische en elektronische apparatuur voor aansluiting op het interne elektriciteitsnet.
De sector voor productie, transport en verdeling van elektriciteit valt niet onder het toepassingsveld van deze categorie. Categorie 8: verbrandings-, verwarmings-, klimatisatie- en verlichtingsapparatuur De volgende investeringen komen in aanmerking: - de investeringen, uitsluitend uitgevoerd met het oog op het verhogen van het energetisch rendement van bestaande verbrandings-, verwarmings-, klimatisatie- en verlichtingsapparatuur; - in verhouding tot de erdoor bekomen verhoging van het energetisch rendement, de investeringen in nieuwe verbrandings-, verwarmings-, klimatisatie- en verlichtings-appartuur ter vervanging van bestaande apparatuur. Het gedeelte van de in deze categorie beoogde investeringen dat een capaciteitsverhoging tot gevolg heeft komt niet in aanmerking. Categorie 9: industriële productieprocessen De volgende investeringen komen in aanmerking: - de investeringen uitgevoerd met het oog op het verhogen van het energetisch rendement van bestaande installaties; - in verhouding tot de erdoor bekomen verhoging van het energetisch rendement, de investeringen die een wijziging van bestaande industriële processen of hun vervanging door nieuwe processen beogen. Het gedeelte van de in deze categorie beoogde investeringen dat een capaciteitsverhoging tot gevolg heeft komt niet in aanmerking. GROEP 4: ENERGETISCHE VALORISATIE VAN BIOMASSA EN AFVALSTOFFEN Categorie 10: productie en gebruik van energie door chemische, thermochemische of biochemische omzetting van biomassa en afvalstoffen In aanmerking komen, de investeringen binnen de inrichting in: - uitrusting uitsluitend voor het bewerken, opslaan en transporteren van de in- en uitgaande stoffen; - reactoren gebruikt voor de chemische, thermochemische of biochemische omzetting van de biomassa en de afvalstoffen met inbegrip van verbrandingsapparaten en aangepaste branders of vuurhaarden; - recuperatiestookketels aangesloten op verbrandingsapparaten; ketels of het verbouwen ervan en krachtwerktuigen om de verkregen brandstof te gebruiken; - warmtewisselaars; - meet-, tel- en regelapparatuur; - schoorstenen en apparatuur om rookgas en gasvormige of vloeibare effluenten te reinigen.
GROEP 5: GEBRUIK VAN HERNIEUWBARE ENERGIEëN Categorie 11: energieproductie op basis van hernieuwbare energieën In aanmerking komen, de nodige apparatuur voor de productie van mechanische, thermische of elektrische energie door aanwending of door omzetting van de hernieuwbare energieën. De investeringen in de nodige apparatuur voor de energieproductie door omzetting van biomassa komen niet in aanmerking in het kader van deze categorie. Deze vallen onder categorie 10. De investeringen in de vervanging van apparatuur voor energieproductie door aanwending of door omzetting van hernieuwbare energie vallen niet onder het toepassingsveld van deze categorie. GROEP 6: VERVOER Categorie 12: vervoer via spoor- of waterweg In aanmerking komen, de investeringen binnen de inrichting in nieuwe los- en laadinrichtingen voor vervoer via spoor- of waterweg of in nieuwe uitrustingen voor de aansluiting op het spoorwegnet of de waterweg. De voornoemde investeringen komen slechts in aanmerking in verhouding tot de toename van het relatieve deel van de jaarlijkse tonnage die via spoor- of waterweg wordt vervoerd, met de situatie vóór de investeringen als referentiesituatie genomen. De investeringen in de vervanging van materieel, uitrustingen of installaties vallen niet onder het toepassingsveld van deze categorie. Aanvraagprocedure Voor de energiebesparende investeringen moet het attest, om bij de belastingsaangifte te voegen, via het formulier CEB-2 worden aangevraagd, op straffe van verval, binnen drie maanden na de laatste dag van het belastbaar tijdperk waarin de activa zijn verworven, bij: Vlaamse Overheid Vlaams Energie Agentschap Frank Van Droogenbroeck Vlaams Energie Agentschap North Plaza B Koning Albert II-laan 7 1210 Brussel Tel.: 02/553 46 00 Fax : 02/553 46 01 E-mail:
[email protected] Website: www.energiesparen.be
Aanvullende inlichtingen FOD Financiën Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit North Galaxy-bus 25 Koning Albert II-laan 33 1030 Brussel Tel.: 02/336 23 40 02/336 24 53 02/336 62 62 Fax: 02/366 17 66 E-mail:
[email protected] Website: fiscus.fgov.be
8.
LIFE +-PROGRAMMA
Inhoud steunmaatregel LIFE (l' Instrument Financier pour L' Environnement) is opgestart in 1992 en bevindt zich momenteel reeds in de vierde fase. Het LIFE+-programma is een Europees financieringsprogramma. De algemene doelstelling bestaat erin bij te dragen tot de uitvoering, actualisering en ontwikkeling van het communautaire milieubeleid en de milieuwetgeving met het oog op duurzame ontwikkeling in de Europese Gemeenschap. De Europese Commissie startte in 2007 het Life+ -programma op. Voor de programmaperiode 2007-2013 wordt er € 1.894 miljoen voorzien. Life+ brengt een hele reeks van bestaande milieuprogramma’s samen in een enkele structuur. Deze bestaande instrumenten zijn het huidige LIFE-programma, de Forest Focus en Urban programma’s, de fondsen van DG Milieu voor milieu-ngo’s en een algemeen fonds voor de ontwikkeling en implementatie van het milieubeleid. Life+ zal focussen op de vier prioriteiten die werden vastgelegd in het Zesde Milieu-Actieprogramma (6EAP, dat loopt van 2002 tot 2012): klimaatverandering, natuur en biodiversiteit, gezondheid en levenskwaliteit en natuurlijke rijkdommen en afval. Er wordt ook aandacht besteed aan de zeven thematische strategieën van het programma. Diversen Het nieuwe Life+- programma is verdeeld in drie onderdelen: Life+ Natuur en biodiversiteit In dit onderdeel ligt de focus op de implementatie van de EU-Richtlijnen over het behoud van de natuurlijke habitats (‘Habitatrichtlijn’ 92/43/EEG) en de wilde fauna en flora (‘Vogelrichtlijn’ 79/409/EEG), en op het verdere versterken van de kennis die noodzakelijk is om het EU-beleid op het gebied van natuur en biodiversiteit te ontwikkelen, waarderen, controleren en evalueren. Life+ Milieubeleid en -beheer Dit onderdeel omvat klimaatverandering, gezondheid en levenskwaliteit en natuurlijke rijkdommen en afval, net als de strategische aanpak van beleidsontwikkeling, implementatie en handhaving. Life+ Informatie en Communicatie De focus van het programma op concrete maatregelen zal bijdragen aan het verbeteren van het Europese milieu. Daarenboven zal het versterken van netwerken, communicatie en milieubeheer ervoor helpen zorgen dat goede praktijken over heel Europa verspreid raken en tot een gezamenlijk beleid zullen leiden. Begunstigden Minstens 78% van het totale budget zal gebruikt worden om projecten te subsidiëren, terwijl de resterende 22% door de Commissie zullen uitgegeven worden aan milieumaatregelen, zoals impact assessments, communicatie, operationele subsidies voor ngo’s en uitgaven in de contaxt van de aanpak van klimaatverandering etc. Minstens 50% van het budget voor de subsidies van projecten, zal gaan naar projecten ter ondersteuning van de natuur en de biodiversiteit. De Commissie zal er bovendien op toekijken dat minstens 15% van het budget voor de subsidiëring van projecten zal toegewezen worden aan transnationale projecten. Het LIFE+ -programma wordt centraal beheerd door de Europese Commissie.
Projecten De eerste call for proposals zal hoogstwaarschijnlijk in de herfst van 2007 doorgaan. Aanvraagprocedure De aanvraagprocedure en de inhoud van de calls moet nog vastgelegd worden. Het Life+ programma zal de uitvoering, het up-to-date houden en de ontwikkeling van het EU-milieubeleid en wetgeving aanpakken, met inbegrip van de integratie van het milieu in andere beleidsdomeinen. Life+ zal zich ook toeleggen op de strijd tegen de klimaatwijziging en de achteruitgang van Europa' s biodiversiteit. Life+ zal eveneens instaan voor de promotie van gezondheid en levenskwaliteit en voor het houdbaar beheer van de ongebruikte en de natuurlijke rijkdommen.
Aanvullende inlichtingen Belgische ondernemers moeten de projecten indienen bij de heer David van Lochem van het ministerie van Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. Bij hem kan u eveneens terecht voor meer gedetailleerde informatie. Algemene informatie over het LIFE-programma kan u vinden op volgende website: http://ec.europa.eu/environment/life/ Ministerie van Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu Diensten voor het Leefmilieu Dienst Studie en Coördinatie David van Lochem Victor Hortaplein 40 bus 10 1060 Brussel Tel.: 02/524.95.04 E-mail:
[email protected]
9.
INTELLIGENT ENERGY FOR EUROPE
Inhoud steunmaatregel Het IEE-programma is een financieel instrument voor niet-technologische steunverlening op energiegebied. Het programma voorziet in de verderzetting van acties die zijn ondernomen in de programma' s ALTENER, SAVE en gedeeltelijk SYNERGY en omvat alle acties op energiegebied die bijdragen tot de communautaire doelstellingen voor energie, vervoer (energieaspecten) en duurzame ontwikkeling. In principe bedraagt de financiële steun maximaal 50% van de totale kosten. In sommige gevallen kan deze steun de totale kosten van de actie dekken zoals onder andere voor studies en andere acties bedoeld om de communautaire strategie en de communautaire beleidsmaatregelen voor te bereiden, aan te vullen en ten uitvoer te leggen en om het effect ervan te evalueren. Projecten Actiegebieden: - rationeel gebruik van energie en beheersing van de vraag (SAVE); - nieuwe en duurzame energiebronnen (ALTENER); - energieaspecten van het vervoer (STEER); - bevordering internationaal, in samenwerking met de ontwikkelingslanden, van duurzame energiebronnen en energie-efficiëntie (COOPENER). Acties: - uitvoering van strategieën, opstelling van normen, studies, enz…; - opzetten van structuren en financierings- en marktinstrumenten met inbegrip van locale en regionale planning; - bevordering van systemen en apparatuur om de overgang van demonstratie naar commerciële exploitatie mogelijk te vergemakkelijken; - ontwikkeling van structuren voor informatie en onderwijs en benutting van de resultaten; - monitoring en beoordeling van de effecten van de acties. Aanvraagprocedure Om Vlaamse bedrijven te informeren over opportuniteiten op EU-vlak inzake industrieel wetenschappelijk onderzoek en technologische ontwikkeling, verspreidt het IWT het informatieblad ‘De innovatiekrant’. Systematische toezending van dit informatieblad kan worden aangevraagd bij: IWT Bisschoffsheimlaan 25 1000 Brussel Tel.: 02/209 09 00 Fax: 02/223 11 81 E-mail:
[email protected] Website: www.iwt.be Aanvullende inlichtingen Voor begeleiding en bijkomende informatie kunt u tevens terecht bij het Vlaams Contactpunt Europees Kaderprogramma erkend door de Europese Commissie. Dit contactpunt is een samenwerkingsverband tussen IWT Vlaanderen en de Vlaamse overheid, Departement Economie, Wetenschap en Innovatie: http://www.europrogs.be/ Ook op de volgende websites van de Europese Commissie kan informatie over deze programma' s worden bekomen: http://www.cordis.lu http://ec.europa.eu/energy/index_nl.html http://ec.europa.eu/environment/funding/intro_en.htm
DEEL VII: STEUN BIJ EXPORT
1.
FLANDERS INVESTMENT AND TRADE – FIT (Vlaams Agentschap voor Internationaal Ondernemen)
1.1
FINANCIELE TUSSENKOMSTEN VAN EXPORTGERICHTE INITIATIEVEN – KLEINE EN MIDDELGROTE ONDERNEMINGEN
Inhoud steunmaatregel Flanders Investment & Trade, afgekort FIT (voorheen Export Vlaanderen), heeft van de Vlaamse regering de opdracht gekregen om financiële stimuli en subsidies toe te kennen aan Vlaamse kleine en middelgrote ondernemingen voor hun initiatieven ter bevordering van het internationaal ondernemen (Export en Investeringen). Op 27 mei 2005 (BS 26/07/2005) heeft de Vlaamse regering een nieuw besluit goedgekeurd dat de voorwaarden en de regels vaststelt inzake de toekenning van subsidies. De reglementering, die zich specifiek richt naar kleine en middelgrote Vlaamse ondernemingen, kadert in de Europese regelgeving inzake de de minimis. Begunstigden Kleine en middelgrote ondernemingen die een exploitatiezetel hebben in het Vlaamse Gewest. Dit zijn ondernemingen die aan de volgende voorwaarden voldoen : - er werken maximaal 250 werknemers; - de onderneming heeft een jaaromzet van maximaal 50 mio euro OF een balanstotaal van maximaal 43 mio euro; - niet meer dan 25% van het kapitaal of van de stemrechten is in handen van één onderneming of van verscheidene ondernemingen gezamenlijk die niet aan deze definitie beantwoorden. Ondernemingen waarvan de activiteiten uitgesplitst zijn in verschillende juridische entiteiten worden voor de toepassing van het besluit beschouwd als één onderneming, tenzij er een substantiële tewerkstelling (minstens 10 VTE) is in alle betrokken entiteiten. Projecten Subsidieerbare initiatieven Aan kleine en middelgrote ondernemingen kunnen subsidies worden toegekend voor de volgende initiatieven : - individuele prospectiereizen, deelname aan groepszakenreizen, reizen in het kader van groepsstanden, reizen om een investering in het eigen bedrijf aan te trekken, reizen voor investeringen in het buitenland die geen delocalisatie tot gevolg hebben; - deelname aan buitenlandse beurzen met een internationale uitstraling; - aankoop van een lastenboek voor internationale aanbestedingen en voor aanbestedingen van multilaterale instellingen en multilateraal gefinancierde projecten; - oprichting van een prospectiekantoor; - interne technische opleiding ter uitvoering van een afgesloten contract; - prospectiereizen naar hoofdzetels en regionale zetels van multilaterale instellingen voor projecten die buiten de Europese Economische Ruimte plaatsvinden; - aanmaak van productdocumentatie en technische vertalingen ter ondersteuning van exportinspanningen; - registratie-, homologatie- en certificatiekosten ter ondersteuning van exportinspanningen; - uitnodiging naar Vlaanderen van aankopers en decision makers uit landen buiten de Europese Economische Ruimte; - huur van een ruimte voor de organisatie van publieke presentaties, -workshops, -modeshows en -seminaries; - kosten van een onderneming die een intrek neemt in een dienstencentrum van Flanders Investment & Trade; - éénmalige initiatieven met een uitzonderlijk belang voor de bevordering van de uitvoer/investeringen en een beduidende toegevoegde waarde in Vlaanderen.
Diversen Algemene voorwaarden De belangrijkste voorwaarden om voor subsidiëring in aanmerking te komen zijn: - de goederen en/of diensten waarvoor prospectie wordt gedaan moeten bij de productie, verwerking of prestatie een duidelijke toegevoegde waarde creëren in het Vlaamse Gewest. Zijn uitgesloten van steun: de traders/tussenpersonen en handelsmaatschappijen die niet voor eigen rekening of risico werken, de sector van de banken en andere financiële instellingen, de verzekeringssector, de vastgoedsector, de openbare besturen en ondernemingen waarvan het aandelenkapitaal rechtstreeks of onrechtstreeks voor meer dan 50% in handen is van de overheid; - de initiatieven waarvoor steun wordt gevraagd moeten gericht zijn op de uitvoer naar landen die gelegen zijn buiten de Europese Economische Ruimte, met uitzondering van de deelname aan internationale beurzen, prospectiereizen naar multilaterale instellingen, de aanmaak van productdocumentatie en technische vertalingen, registratie-, homologatie- en certificatiekosten, en de huur van een ruimte voor de organisatie van publieke evenementen; - voor de meeste initiatieven is enkel steun mogelijk indien ze gericht zijn op landen waar de onderneming geen of een beperkte afzet realiseert. Aanvraagprocedure Aanvragen voor financiële steun moeten uiterlijk 15 kalenderdagen vóór het begin van het initiatief worden ingediend. Voor sommige initiatieven is voorzien in een hoogdringendheidsclausule. Steun wordt echter nooit retroactief toegekend. De gedelegeerd bestuurder van Flanders Investment and Trade beslist over de toekenning van de subsidie. De uitbetalingen gebeuren op basis van de bewijsstukken en de ingediende verslagen. Het bedrag van de steun hangt af van het initiatief en varieert van 250 euro tot 49.500 euro. Flanders Investment & Trade kent subsidies toe ten belope van maximaal 50% van de aanvaarde kosten. Opmerking: Het gedeelte van het besluit van de Vlaamse regering van 27 mei 2005 dat betrekking had op de subsidiëring van bedrijfsgroeperingen werd opgeheven, en vervangen door het besluit van de Vlaamse regering van 10 februari 2006 tot vaststelling van de voorwaarden en de regels inzake de toekenning van subsidies voor activiteiten ter bevordering van de uitvoer door bedrijfsgroeperingen en gemengde kamers. Tweemaal per jaar doet Flanders Investment and Trade een open oproep waarbij bedrijfsgroeperingen en gemengde kamers worden uitgenodigd om dossiers voor subsidieerbare projecten in te dienen.
Aanvullende inlichtingen Flanders Investment and Trade Gaucheretstraat 90 1030 Brussel Tel.: 02/504 87 11 Fax: 02/504 88 99 E-mail:
[email protected] Website: www.fitagency.be (rubriek ‘aanvraag financiële steun’)
1.2
VLAAMSE SUBSIDIES VOOR HAALBAARHEIDSSTUDIES
Inhoud steunmaatregel Vanaf april 2006 kunnen Vlaamse studiebureaus, ingenieursbureaus en consultants bij Flanders Investment and Trade een subsidie krijgen voor het maken van een haalbaarheidsstudie met een ontwikkelingswaarde en met een duidelijke spin-off voor het Vlaamse bedrijfsleven. Projecten Een haalbaarheidsstudie wordt gedefinieerd als een studie, voorafgaand aan de ontwerpstudie, die de technische, economische en financiële haalbaarheid van het project bewijst en meestal verbonden is aan andere studies zoals de financiering en de duurzaamheid van het project. Om voor een subsidie in aanmerking te komen dient het project gerealiseerd te worden in een ontwikkelingsland (OESO-lijst van verkiesbare landen). De Vlaamse Regering besliste op 31 maart definitief tot toekenning van een subsidie voor haalbaarheidsstudies voor bouw- en milieuprojecten in het buitenland met Vlaamse betrokkenheid. Onder bouwprojecten wordt verstaan: infrastructuurprojecten en alle bouwactiviteiten inclusief wegen, bruggen, gebouwen, haven- en waterwegenprojecten, openbaar vervoer, uitrusting van bedrijventerreinen en urbanisatieprojecten en ICT-toepassingen voor de bouwsector. Onder milieuprojecten: alle activiteiten rond drinkwatervoorziening, waterzuivering, slibbehandeling, bodemsanering, grondwatersanering, afvalverwerking, natuurprojecten, luchtemissies, alternatieve energie en ict-toepassingen op het vlak van het milieu. Steun De subsidie voor een haalbaarheidsstudie bedraagt 50% van de kosten van de studieopdracht, maximaal 500.000 euro op een totale kost van maximaal 1 miljoen euro. Een onderneming kan maximaal één aanvraag per kalenderjaar indienen. In de eerste plaats komen kleine en middelbare ondernemingen in aanmerking voor het indienen van een aanvraag. De studie moet gebeuren door de exploitatiezetel van de onderneming in het Vlaamse Gewest. Een evaluatiecomissie, die wordt voorgezeten door de gedelegeerd bestuurder van Flanders Investment and Trade, verleent advies over de ontvankelijke aanvragen. De ontvankelijkheid van een aanvraag wordt onderzocht door het secretariaat van deze commissie, dat wordt verzorgd door FIT. De uiteindelijke beslissing over de toekenning wordt genomen door de gedelegeerd bestuurder van FIT. Eenmaal goedgekeurd, wordt de subsidie uitbetaald in drie schijven.
Aanvullende inlichtingen Het aanvraagformulier, alsook de tekst van het betreffende besluit van de Vlaamse Regering en de lijst van in aanmerking komende landen, kunt u downloaden van de website van FIT. Flanders Investment and Trade Johan Malin, secretaris van de evaluatiecommissie Gaucheretstraat 90 1030 Brussel Tel.: 02/504 87 58 Fax: 02/504 88 92 E-mail:
[email protected] Website: www.fitagency.be
1.3
TER BESCHIKKING STELLEN VAN VLAAMSE UITRUSTINGSGOEDEREN
Inhoud steunmaatregel Een nieuw besluit van de Vlaamse overheid van 31 maart 2006 draagt de bevoegdheid voor het verlenen van subsidies ter bevordering van de uitvoer van Vlaamse uitrustingsgoederen over naar Flanders Investment and Trade. Uitrustingsgoederen worden daarbij gedefinieerd als ‘machines of uitrusting met een hoge stukwaarde voor gebruik in een fabricageproces of in de handel, of andere kapitaalgoederen’. Deze subsidieregeling werd voordien behandeld door het Agentschap Economie van de Vlaamse overheid. Projecten en steun Sinds 2000 heeft de Vlaamse overheid zijn eigen financieel instrument voor het verlenen van exportkredieten en gebonden hulp aan de ontwikkelingslanden, naast het federale subsidie-instrument ‘Finexpo’. De tussenkomsten bedragen 50% voor de minst ontwikkelde landen (‘MOL’-landen) en 35% voor de overige ontwikkelingslanden en de groeilanden. Waar Finexpo tussenkomt om de rentelasten van exportkredieten (aangegaan door de Belgische exporteur of door de buitenlandse importeur) voor de uitvoer van Belgische uitrustingsgoederen te verlichten, biedt de subsidiëring van Flanders Investment and Trade een rechtstreekse korting op de aankoopprijs voor de aankoop van de Vlaamse uitrustingsgoederen aan. FIT biedt daarmee op rechtstreekse wijze een gift aan het ontwikkelingsland dat de goederen ontvangt, en koppelt op die manier exportpromotie aan ontwikkelingssamenwerking. De uitrustingsgoederen moeten door de aanvrager rechtstreeks aan de eindverbruiker worden geleverd. Een bijkomend verschil met Finexpo is dat voor de Vlaamse subsidiëring in principe alleen kmo’s in aanmerking komen, terwijl voor het federale instrument alle bedrijven in aanmerking komen. Bij de beoordeling van de dossiers worden de volgende criteria onderzocht: -
het project is niet haalbaar op commerciële voorwaarden mede gelet op de potentiële koopkracht van de buitenlandse koper; het project heeft invloed op de tewerkstelling bij de aanvrager; de onderneming staat in concurrentie met andere aanbieders; het project verhoogt de marktkansen van de aanvrager in het land of de regio in kwestie.
De steun wordt uitbetaald in twee schijven.
Aanvullende inlichtingen U kunt een aanvraagformulier downloaden van de website van FIT waar u ook alle achtergrondinformatie vindt. Flanders Investment and Trade Johan Malin, secretaris van de evaluatiecommissie Gaucheretstraat 90 1030 Brussel Tel.: 02/504 87 58 Fax: 02/504 88 92 E-mail:
[email protected] Website: www.fitagency.be
2.
NATIONALE DELCREDEREDIENST - EXPORTKREDIETVERZEKERING
Inhoud steunmaatregel De Nationale Delcrederedienst is een autonome overheidsinstelling die tot opdracht heeft de internationale economische betrekkingen te bevorderen. ONDD verzekert risico’s verbonden aan internationale transacties en rechtstreekse investeringen in het buitenland. De Nationale Delcrederedienst is eveneens gemachtigd om wisselrisico' s te dekken, transitotransacties te verzekeren, tussenbeide te komen bij exportfinanciering, en voor rekening van de Staat elke opdracht uit te voeren die hem wordt toevertrouwd op het technische of financiële vlak of op dat van de vertegenwoordiging. De verzekering geldt voornamelijk voor de markten buiten de OESO. De verplichtingen die de Nationale Delcrederedienst op zich neemt, worden gegarandeerd door de Staat. GEDEKTE RISICO' S - Commercieel risico Het commerciële risico houdt verband met bijvoorbeeld faillissement of willekeur van de koper , situaties waar de koper niet in staat is zijn verplichtingen na te komen of zich zonder wettige reden daaraan onttrekt. - Politiek risico De bekendste politieke risico' s zijn staatsgrepen, oorlogen, onvoorziene beslissingen van de overheid. Maar er bestaan ook meer verborgen en frequentere politieke risico' s, zoals beleidsvergissingen of externe gebeurtenissen die een algemene verstoring van de economische en financiële circuits veroorzaken, bijvoorbeeld een gebrek aan sterke valuta, de staatsschuld, een te hoge schuldenlast, een devaluatie van de munt, belemmeringen voor de handel, bankcrisissen... Begunstigden Alle ondernemingen komen in aanmerking. Er zijn geen uitgesloten categorieën of sectoren. Projecten 1) Kredietverzekering op middellange en lange termijn: -
leverancierskrediet; koperskrediet; financiële leasing; prefinanciering van importtransacties; projectfinanciering; disconto zonder regres; kaderakkoorden; operationele leasing; speciale transacties met contante betaling; door de exporteur te stellen garanties; dekking van aannemersmateriaal; dekking van het koersrisico; verzekering van wederindekking op termijn; converteringsrisico van de lokale valuta; dekking in deviezen.
2) Verzekering van directe investeringen in het buitenland: Alle investeringsvormen kunnen voor verzekering in aanmerking komen. De meest voorkomende zijn : - oprichting van of deelneming in het kapitaal van een buitenlandse onderneming. De te verzekeren inbreng kan in geld of in natura gedaan worden;
-
-
met investeringen gelijk te stellen leningen. Deze leningen, die in principe niet gebonden zijn aan de levering van kapitaalgoederen, houden in dat de leninggever een ondernemingsrisico aanvaardt; dat betekent onder andere dat de leningen moeten worden verstrekt aan particuliere ondernemingen en het karakter van achtergestelde leningen moeten hebben; borgstellingen voor bankleningen. Die worden door aandeelhouders gesteld ten gunste van bankenleninggevers. Deze banken kunnen Belgisch, lokaal of buitenlands zijn; herinvestering van winsten.
De verzekering dekt het verlies dat de verzekerde lijdt door: - aantasting van het eigendomsrecht; - non-betaling. Het verlies door aantasting van het eigendomsrecht en/of non-betaling moet het rechtstreekse gevolg zijn van een van de volgende gebeurtenissen: - onteigening; - non-transfer; - oorlog; - overheidsmaatregelen; - contractbreuk. 3) Confirmatie van documentaire kredieten Deze verzekering is bedoeld om het commerciële en politieke risico te dekken dat verbonden is aan de confirmaties die u verleent aan de begunstigden van een aanvraag van een kredietopenende bank. De verzekering van de confirmaties van documentaire kredieten berust op een partnerschapsrelatie met de bank. De samenwerking berust op risk sharing – fee sharing. Bovendien zijn de verzekeringsvoorwaarden aangepast aan de constructies en de gebruiken die gelden voor documentaire kredieten. Het gedekte percentage kan variëren binnen een gezamenlijk vastgelegde marge die in principe van 30 tot 70% gaat. Uitzonderlijk kan zij worden verhoogd op grond van bijzondere omstandigheden die van geval tot geval moeten worden nagegaan. Aan de verzekerde bank kan zelfbeoordelingsbevoegdheid worden verleend om haar limieten op de kredietopenende banken vast te stellen.
Aanvullende inlichtingen Nationale Delcrederedienst Montoyerstraat 3 1000 Brussel Tel.: 02/788 88 00 Fax: 02/788 88 10 E-mail:
[email protected] Website: http://www.ondd.be Voor de verzekering van traditionele middellange en langlopende exportkredieten, speciale transacties, markttransacties, confirmatie van documentaire kredieten en directe investeringen in het buitenland: Walter Blom -
[email protected] Dominique Meessen -
[email protected] Nele De Peuter -
[email protected] Voor de verzekering van kredieten met een looptijd van minder dan twee jaar, beheerd onder een polis die is afgegeven aan een exporteur of een importeur en voor het stellen van douanegaranties of voor transportgaranties: Eric Joos -
[email protected] Sylvie Hirn -
[email protected] Christian Declerck -
[email protected]
3.
FINEXPO – COMITE VOOR DE FINANCIELE ONDERSTEUNING VAN DE EXPORT
3.1
STABILISERING VAN DE RENTEVOET
Inhoud steunmaatregel De federale ministerraad heeft op 22 mei 1997 de oprichting van FINEXPO (Comité voor de financiële ondersteuning van de export) goedgekeurd. Dat Comité zal zowel Copromex (Comité voor de Bevordering van de uitvoer van Belgische uitrustingsgoederen) als het Interdepartementaal Comité voor de staatsleningen bevatten en bepaalde taken ervan overnemen. Eén van deze taken is het tegemoetkomen in de rentelasten die voortvloeien uit de financiering van de export om de Belgische exporteurs in staat te stellen het hoofd te bieden aan de buitenlandse concurrenten. Dat kan onder andere door te zorgen voor een stabilisering van de rentevoeten. Begunstigden Kleine, middelgrote en grote ondernemingen komen in aanmerking voor een stabilisering van de rentevoet. Projecten Volgend project komt in aanmerking: - uitvoer van uitrustings- en investeringsgoederen. Aanvraagprocedure Om een stabilisering van de rentevoet te bekomen moet de exporteur een officiële aanvraag indienen bij Finexpo. Hij vult hiervoor het gemeenschappelijk aanvraagformulier Finexpo – Delcredere in. Dat moet gebeuren vóór de ondertekening van het commercieel contract. Het officiële aanvraagformulier kan gevonden worden op de website van Finexpo (http://www.finexpo.be). Uit die aanvraag moet blijken dat de exporteur in concurrentie is met andere buitenlandse leveranciers en dat hij, om de concurrentie het hoofd te kunnen bieden, nood heeft aan een stabilisering van de rentevoet. Na een grondig onderzoek zal Finexpo advies uitbrengen aan de minister bevoegd voor de Buitenlandse Handel. De minister zal dan beslissen over de toekenning van de rentestabilisatie. Als er sprake is van een krediet van meer dan 25.000.000 euro, dan is het principieel akkoord van de ministerraad vereist. Vervolgens krijgt de beslissing over de toekenning van de rentestabilisatie concreet vorm door de uitgifte van een belofte die een bepaalde uitgangsrentevoet (CIRR-rente) voor een periode van vier maanden waarborgt, te rekenen vanaf de datum van ondertekening voor akkoord door de minister. Indien de transactie binnen deze termijn wordt afgesloten, wordt aan de exporteur bij ministerieel besluit de rentestabilisatie definitief toegekend. Indien de transactie niet binnen deze termijn wordt afgesloten, kan de belofte – mits schriftelijke aanvraag – verlengd worden met telkens vier maanden. Indien een exporteur of zijn bankier een financiering in vreemde deviezen moet aanvaarden, garandeert Finexpo een vaste rentevoet op het krediet dat aan de buitenlandse partij toegekend wordt voor de financiering van het uitvoerkrediet. Deze waarborg is van kracht wanneer de bank gebruik maakt van leningen op de eurodeviezenmarkt, waarbij de rentevoet op iedere vervaldag vastgesteld wordt. De vaste rentevoet die aan de koper wordt gegarandeerd, is de commerciële intrest-referentievoet voor deviezen, kortweg CIRR genoemd (Commercial Interest Reference Rate). Deze CIRR-rentevoeten worden maandelijks door het secretariaat van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) vastgesteld en meegedeeld aan de lidstaten. Finexpo neemt bij elke semestriële aflossing het verschil ten laste tussen de gestabiliseerde rentevoet en de rentevoet waartegen de bank zich de deviezen aanschaft op de eurodeviezenmarkt, indien deze hoger is dan de
CIRR-rente. Indien de rentevoet waartegen de bank zich de deviezen aanschaft lager is dan de CIRR-rente, dan wordt het verschil gestort aan de schatkist.
Aanvullende inlichtingen Finexpo Karmelietenstraat 19 1000 Brussel Tel.: 02/501 82 53 - 02/501 89 78 - 02/501 83 98 Fax: 02/501 88 27 Website: http://www.finexpo.be
3.2
INTRESTBONIFICATIES
Inhoud steunmaatregel Naast de gewone rentestabilisaties kent Finexpo intrestbonificaties (vroeger supersubsidies) toe. Daardoor garandeert Finexpo een zeer lage rentevoet die een giftelement van minstens 35% respecteert. Bonificatiedossiers kunnen enkel in euro ingediend worden en moeten aan dezelfde eisen voldoen als de leningen van staat tot staat (commerciële niet-leefbaarheid van het project, ontwikkelingsrelevantie,…). De intrestbonificatie wordt toegekend aan projecten in de ontwikkelingslanden. Een aanbeveling van het DACcomité van de OESO stelt dat alle hulp aan Minst- Ontwikkelde-Landen ongebonden moet zijn. Projecten in de Minst-Ontwikkelde-Landen komen daardoor niet meer in aanmerking voor een intrestbonificatie aangezien dit instrument gedefinieerd wordt als gebonden hulp. Begunstigden Kleine, middelgrote en grote ondernemingen komen in aanmerking voor een intrestbonificatie. Projecten Volgend project komt in aanmerking: - de transactie dient betrekking te hebben op de export van Belgische kapitaalgoederen en diensten; - de buitenlandse concurrentie moet van die aard zijn dat financiële hulp noodzakelijk is om de desbetreffende markt te veroveren; - het project mag niet commercieel haalbaar zijn; - het project moet ontwikkelingsrelevant zijn; - de mate van Belgische incorporatie moet toereikend zijn. Aanvraagprocedure Om een intrestbonificatie te bekomen moet de exporteur een officiële aanvraag indienen bij Finexpo. Na een grondig onderzoek zal Finexpo advies uitbrengen aan de minister bevoegd voor de Buitenlandse Handel. De minister zal dan beslissen over de toekenning van de intrestbonificatie. Vervolgens krijgt de beslissing over de toekenning van de intrestbonificatie concreet vorm door de uitgifte van een belofte die een minimum uitgangsrentevoet waarborgt gedurende 1 jaar, te rekenen vanaf de datum van ondertekening voor akkoord door de minister. Indien de transactie binnen deze termijn wordt afgesloten, wordt aan de exporteur bij ministerieel besluit de intrestbonificatie definitief toegekend. Indien ze niet binnen deze termijn wordt afgesloten kan ze mits schriftelijke aanvraag tweemaal verlengd worden met telkens één jaar.
Aanvullende inlichtingen Finexpo Karmelietenstraat 19 1000 Brussel Tel.: 02/501 82 53 - 02/501 89 78 - 02/501 83 98 Fax: 02/501 88 27 Website: http://www.finexpo.be
3.3
INTRESTBONIFICATIE MET AANVULLENDE GIFT
Inhoud steunmaatregel In de Programmawet die goedgekeurd werd op 24 december 2002 is de mogelijkheid voorzien voor Finexpo ‘tot het toekennen van een aanvullende gift ten belope van ten hoogste 50% van de kredietverzekeringspremie’. Doel van dit nieuwe instrument is via de aanvullende gift de terugbetalingsperiode te verminderen en alsook de daarmee gepaard gaande Delcrederepremie, die vooral hoog is voor landen geklasseerd in categorie 5 en 6. De gift en de intrestbonificatie dienen samen een concessioneel element van ten minste 35% te respecteren. De berekening van de gift gebeurt in nauw overleg tussen Finexpo en de Nationale Delcrederedienst. Voor de intrestbonificatie garandeert Finexpo een zeer lage rentevoet die – samen met de gift – een concessioneel element van minstens 35% respecteert. Bonificatiedossiers met aanvullende gift kunnen enkel in euro ingediend worden en moeten aan dezelfde eisen voldoen als de leningen van staat tot staat en intrestbonificaties (commerciële niet-leefbaarheid van het project, ontwikkelingsrelevantie,…). De intrestbonificatie met aanvulllende gift wordt toegekend aan projecten in ontwikkelingslanden die behoren tot categorie 5 en 6 bij de Nationale Delcrederedienst (na te gaan via de website: http://www.delcredere.be). Begunstigden Kleine, middelgrote en grote ondernemingen komen in aanmerking voor een intrestbonificatie met aanvullende gift. Projecten Volgend project komt in aanmerking: - uitvoer van uitrustings- en investeringsgoederen naar ontwikkelingslanden (niet naar de MinstOntwikkelde-Landen); - het project mag niet commercieel leefbaar zijn. Aanvraagprocedure Om een intrestbonificatie met aanvullende gift te bekomen moet de exporteur een officiële aanvraag indienen bij Finexpo. Na een grondig onderzoek zal Finexpo advies uitbrengen aan de minister bevoegd voor de Buitenlandse Handel. De minister zal dan beslissen over de toekenning van de intrestbonificatie met aanvullende gift. Vervolgens krijgt de beslissing over de toekenning van de intrestbonificatie met aanvullende gift concreet vorm door de uitgifte van een belofte die een minimum uitgangsrentevoet waarborgt gedurende 1 jaar, te rekenen vanaf de datum van ondertekening voor akkoord door de minister. Indien de transactie binnen deze termijn wordt afgesloten, wordt aan de exporteur bij ministerieel besluit de intrestbonificatie met aanvullende gift definitief toegekend. Indien ze niet binnen deze termijn wordt afgesloten kan ze mits schriftelijke aanvraag tweemaal verlengd worden met telkens één jaar.
Aanvullende inlichtingen Finexpo Karmelietenstraat 19 1000 Brussel Tel.: 02/501 89 78 - 02/501 83 98 – 02/501 82 53 Fax: 02/501 88 27 Website: http://www.finexpo.be
3.4
LENINGEN VAN STAAT TOT STAAT
Inhoud steunmaatregel Staatsleningen worden door België toegekend aan ontwikkelingslanden met het oog op de concessionele financiering van de export van Belgische uitrustingsgoederen en aanverwante diensten. De staatsleningen beogen zodoende een dubbel doel: enerzijds bijdragen tot de ontwikkeling in de begunstigde landen en anderzijds de ondersteuning van de Belgische economie door de bevordering van de Belgische verre export. Sinds 1 januari 2002 zijn de Staatsleningen voor de Minst-Ontwikkelde-Landen (MOL) ongebonden. Enkel projecten met een bedrag kleiner dan 700.000 Speciale Trekkingsrechten (STR) komen nog in aanmerking voor gebonden hulp. Aanvraagprocedure De staatsleningen worden aan zeer concessionele voorwaarden toegekend: de krediettermijn bedraagt 30 jaar met een gratieperiode van 10 jaar. De intrest bedraagt 0 of 2% afhankelijk van het BNP/capita van de begunstigde landen. De staatsleningen worden omwille van het grote schenkingsdeel als ontwikkelingshulp erkend door het DAC-comité van de OESO. De staatsleningen worden bijna altijd gecombineerd met commerciële leningen. Er is dus meestal sprake van een ‘gemengde financiering’. De vraag voor een staatslening moet officieel aan het secretariaat van het Finexpo-comité voorgelegd worden. Gebonden hulp Voor projecten in niet-MOL of projecten met een bedrag kleiner dan 700.000 STR in MOL die in aanmerking komen voor een Lening van Staat tot Staat moeten de geïnteresseerde Belgische bedrijven een aanvraag indienen bij het secretariaat van Finexpo en de officiële vragenlijst toesturen (zoals voor intrestbonificaties). De geleverde antwoorden moeten toelaten onder andere de economische en ontwikkelingsrelevantie te onderzoeken van de Staatslening voor het begunstigde land. Ongebonden hulp Grotere projecten in MOL (meer dan 700.000 STR) worden via een specifieke vragenlijst ingediend door de overheid van het geïnteresseerde land of door een organisme in dat land dat staatsgarantie geniet.
Aanvullende inlichtingen Thesaurie Kunstlaan 30 1040 Brussel Tel.: 02/233 74 24 Fax: 02/233 70 83 Finexpo Karmelietenstraat 19 1000 Brussel Tel.: 02/501 84 90 – 02/501 82 53 Fax: 02/501 88 27 Website: http://www.finexpo.be
4.
PRINS ALBERT FONDS 2008
Inhoud steunmaatregel Het Prins Albert Fonds wil de ondernemerskwaliteiten van jonge professionals versterken. Het Fonds doet dit door hen de kans te geven een project (of een deel ervan) inzake internationale commerciële ontwikkeling te realiseren ten behoeve van een bedrijf opgericht in België of waarvan de sociale zetel zich in België bevindt. Het Prins Albert Fonds biedt een beurs voor 12 maanden aan. De beurs omvat één maand voorbereiding in het bedrijf in België en 11 maanden werkervaring in het buitenland (buiten West-Europa). Uiterste datum van inschrijving: 7 januari 2008. Projecten In het programma Business in Asia wordt het accent gelegd op interculturele kennis en ervaring. Niet alleen ontvangen de kandidaten een beurs om gedurende één jaar voor een Belgische onderneming te gaan werken in China en India, ze krijgen ook de gelegenheid om in die periode een drietal maanden te gaan studeren aan één van de toonaangevende business-schools in Azië. In het programma Werkbeurzen ligt het accent volledig op het leren in de praktijk. Met hun beurs kunnen de geselecteerde kandidaten één volledig jaar aan de slag gaan in alle delen van de wereld, uitgezonderd de Europese Unie, China en India. De kandidaten moeten vooraf hun keuze maken uit één van de twee formules, de vereisten zijn voor beide programma' s dezelfde. Aanvraagprocedure Een onderneming die een project wenst in te dienen bij het Prins Albert Fonds moet een voorstelling van de onderneming overmaken aan het Fonds, informatie over de plaats en het land waar de stage zal plaatsvinden alsook informatie over de verantwoordelijke stagemeester en de gewenste startdatum van de stage.
Aanvullende inlichtingen Bijkomende informatie over dit initiatief kan worden bekomen bij: Secretariaat Prins Albert Fonds Brederodestraat 21 1000 Brussel Tel.: 02/549 02 49 Fax: 02/500 54 49 E-mail:
[email protected] Website: www.prinsalbertfonds.be
DEEL VIII : EUROPESE STEUN
1.
STRUCTUURFONDSEN
1.1
EUROPEES FONDS VOOR REGIONALE ONTWIKKELING (EFRO)
Inhoud Steunmaatregel Het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) is één van de structuurfondsen die in 1975 in het leven werden geroepen door de EU met het oog op het verminderen en het uiteindelijk wegwerken van sociaaleconomische verschillen tussen de Europese lidstaten en hun regio’s. De nieuwe generatie EFRO programma’s loopt van 2007 tot 2013. Het EFRO subsidieert projecten die de ongelijkheden tussen regio’s verminderen, het concurrentievermogen vergroten, werkgelegenheid creëren en de cohesie tussen de regio’s versterken. Het EFRO concentreert zich rond 3 doelstellingen: Doelstelling 1: Convergentie. Vlaanderen komt hier niet voor in aanmerking (enkel voor lidstaten en regio’s met een ontwikkelingsachterstand en een inkomen per inwoner lager dan 75% van het Europese gemiddelde). Doelstelling 2: Regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid. Vlaanderen komt hier geheel voor in aanmerking. Doelstelling 3: Europese territoriale samenwerking, INTERREG, voor projecten die een duurzame Europese territoriale samenwerking bevorderen. Vlaanderen is actief in 4 grensoverschrijdende, 2 transnationale en 1 interregionaal INTERREG-programma. 1.1.1
Projecten EFRO - doelstelling 2
Vlaanderen heeft van de EU voor doelstelling 2 voor de periode 2007-2013 een bedrag van € 201 miljoen ontvangen. Er werd een meerjarenprogramma opgesteld met 4 prioriteiten. Elke prioriteit heeft daarenboven zijn eigen accenten. 1. Kenniseconomie en innovatie - sensibilisering; - begeleiding; - samenwerking; - internationalisering; - vernieuwende voorbeelden van kennisvalorisatie; - innovatie van de plattelandseconomie. 2. Ondernemerschap - stimuleren van ondernemerszin en -vaardigheden; - creëren van een faciliteren start- , groei- en overnamekader; - stimuleren van internationaal ondernemen. 3. Ruimtelijk – economische omgevingsfactoren - duurzame versterking van de economische poorten, economische netwerken en de internationale multimodale bereikbaarheid; - kwaliteitsvolle bedrijventerreinen en bedrijfshuisvestingsmogelijkheden; - realisatie van Vlaamse en subregionale hefboomprojecten; - benutten van verduurzamingspotenties van economische concentraties. 4. Stedelijke ontwikkeling - ondersteuning van geïntegreerde stedelijke ontwikkelingsprojecten, dien een positieve bijdrage leveren tot het economisch succes van een stad en zijn regio; - verhogen van de stedelijke vitaliteit in de grootsteden Antwerpen en Gent, met bijzondere aandacht voor de achtergestelde buurten, door het ondersteunen van kleinschalige projecten op buurt- en wijkniveau.
Doorheen deze doelstelling 2 zijn ‘gelijke kansen’, ‘duurzame ontwikkeling’ en ‘milieu’ thema’s die steeds moeten worden nagestreefd. Aan elk project kan tevens een meerwaarde gegeven worden door kennisoverdracht en samenwerking met andere Europese partners. Begunstigden De subsidies uit het EFRO zijn voornamelijk bedoeld voor projecten van publieke actoren, wat niet in de weg staat dat privéactoren ook in aanmerking kunnen komen. Dan is evenwel de reglementering inzake staatssteun van toepassing. De prioriteit stedelijke ontwikkeling is enkel gericht op de 13 Vlaamse centrumsteden en het Vlaams stedelijk gebied rond Brussel en op kleinschalige buurtprojecten in Antwerpen en Gent. Financiering De EFRO-subsidie bedraagt maximaal 40% van de totale kostprijs van een project. Cofinanciering vanwege de bevoegde minister of andere overheden is evenwel mogelijk. Voor projecten met een economische draagwijdte kan een aanvraag voor co-financiering ingediend worden bij het Agentschap Economie. De uitvoeringstermijn van een project bedraagt in principe maximaal 2 jaar. Aanvraagprocedure Op de EFRO-website van het Agentschap Economie, worden regelmatig projectoproepen gelanceerd: http://www.agentschapeconomie.be/ De projectvoorstellen kunnen dan via deze website elektronisch worden ingediend via standaardformulieren. Alle aanvragen dienen te worden gericht aan het programmasecretariaat: Agentschap Economie Afdeling Europa Economie Programmasecretariaat EFRO Doelstelling 2 Koning Albert II-laan 35, bus 12 1030 Brussel Tel.: 02/553 38 63 E-mail:
[email protected] Het programmasecretariaat bestaat ook uit provinciale en stedelijke contactpunten die begeleiding geven bij het opstellen van projectaanvragen : PROVINCIALE CONTACTPUNTEN: Provincie Antwerpen, Koningin Elizabethlei 22, 2018 Antwerpen
[email protected] (03/240 56 76) Provincie Limburg, Universiteitslaan 1, 3500 Hasselt
[email protected] (011/23 74 15) Provincie Vlaams Brabant, Provincieplein 1, 3010 Leuven
[email protected] (016/26 74 12) Provincie Oost-Vlaanderen, Seminiariestraat 2, 9000 Gent
[email protected] (09/267 86 00) Provincie West-Vlaanderen, Provinciehuis Boeverbos, Koning Leopold II-laan 41,8200 Sint-Andries
[email protected] (050/40 33 92) STEDELIJKE CONTACTPUNTEN: Antwerpen (AG Vespa), Generaal Lemanstraat 55, 2018 Antwerpen
[email protected] (03/259 28 58) correspondentie: Stadhuis, Grote Markt 1, 2000 Antwerpen
Gent (Departement Stafdiensten – Abis, Programma Strategisch Fondsenbeheer), Hof van Rijhove, Onderstraat 22, 9000 Gent
[email protected] (09/266 58 08) correspondentie: Stadhuis, Botermarkt 1, 9000 Gent
1.1.2
Projecten EFRO – doelstelling 3
Territoriale samenwerking staat voor de periode 2007 – 2013 helemaal in het teken van een versnelde realisatie van de doelstellingen uit de Lissabon en Gothenburg agenda’s. De nadruk ligt hierbij op: - het aanmoedigen van innovaties in ondernemingen, het stimuleren van ondernemerschap en de groei van de kenniseconomie; - de aantrekkelijkheid en de toegankelijkheid van lidstaten, regio’s en steden te vergroten door de vervoers- en communicatie-infrastructuur te verbeteren; - de bescherming van het milieu en het gezamenlijk beheer van natuurlijke en technologische risico’s. Vlaanderen is actief in 4 grensoverschrijdende, 2 transnationale en 1 interregionaal programma. Grensoverschrijdende programma' s Vlaanderen – Nederland (€ 95 miljoen) gericht op het realiseren van een duurzame sociaal economische ontwikkeling van de grensregio door middel van op uitvoering gericht grensoverschrijdende initiatieven. Maas – Rijn (€ 72 miljoen) gericht op het duurzaam stimuleren van de totstandkoming van een op economisch, ruimtelijk en sociaal gebeid coherente Euregio Maas – Rijn waar de grenzen geen barrières vormen en die in Europa bekend staan als een innovatieve regio waar sociale cohesie en de bescherming van het milieu worden geïntegreerd in het proces van bevordering van economie en creatie van banen. Frankrijk – Wallonië – Vlaanderen (€ 138 miljoen) gericht op het tot stand brengen van synergie tussen de potentialiteiten van de grensoverschrijdende samenwerkingszonde om de duurzame, gecoördineerde en geïntegreerd ontwikkeling van de betrokken regio’s te bevorderen, in het voordeel van de grensbevolking. Engeland – Frankrijk – Vlaanderen – Nederland (maritiem grensgebied) (€ 160 miljoen) gericht op de ontwikkeling van een competitief en duurzaam groeipotentieel van het maritieme en non-maritieme kapitaal van het programmagebied door het opbouwen en bevorderen van partnerschappen voor grensoverschrijdende samenwerking. Transnationale programma’s Noordzee Regio (€ 138 miljoen) gericht op het van de Noordzee Regio een aantrekkelijkere locatie te maken om in te leven, te werken en te investeren. Noordwest Europa (€ 355 miljoen) gericht op het maximaal profijt halen uit de samenwerking tussen sleutel actoren om territoriale kwesties doorheen het Noordwest Europa gebied (NWE) aan te pakken. Het doel hierbij is om de competitiviteit van NWE te versterken en tegelijkertijd bij te dragen tot een regionaal evenwichtig gespreide en duurzame ontwikkeling in NWE. Interregionale programma’s Interregionaal samenwerkingsprogramma Interreg IVC (€ 321 miljoen) gericht op het verbeteren van de effectiviteit van het regionaal ontwikkelingsgebied door interregionale samenwerking en bijdragen aan economische modernisering en verhoogde competitiviteit in Europa op het gebied van innovatie, kenniseconomie, milieu en risicopreventie. Begunstigden In eerste instantie richten deze programma’s zich op publieke actoren. In het kader van de grensoverschrijdende en de transnationale programma’s kunnen privéactoren eveneens projectvoorstellen formuleren of deelnemen aan projecten indien deze geen onmiddellijk commercieel en/of winstgevend karakter hebben. In het geval van privéactoren is de staatssteunregeling van toepassing. In de interregionale programma’s komen enkel publieke autoriteiten in aanmerking voor de indiening van projecten. Privéactoren met een winstoogmerk kunnen enkel deelnemen aan projecten op eigen kosten.
Financiering De grensoverschrijdende en transnationale programma’s financieren tot 50% van de totaal goedgekeurde projectkosten. In het geval van het Interregionaal samenwerkingsprogramma kan dit oplopen tot 75%. De overige financiering wordt aangedragen door de projectindieners. Voor projecten met een economische draagwijdte heeft het Agentschap Economie de mogelijkheid om als co-financierder op te treden. Aanvraagprocedure Grensoverschrijdende programma’s Het Agentschap Economie beheert en voert de grensoverschrijdende samenwerkingsprogramma’s uit in partnerschap met andere Europese lidstaten/regio’s en de Vlaamse provincies. Projectvoorstellen kunnen worden ingediend hetzij bij het centraal gemeenschappelijk secretariaat hetzij bij een regionale antenne. Transnationale programma’s Het Agentschap Economie beheert de transnationale samenwerkingsprogramma’s in partnerschap met andere EU lidstaten en regio’s. De programma’s werken met een systeem van periodieke oproepen voor de indiening van samenwerkingsvoorstellen (calls). Projectideeën en projectvoorstellen worden ingediend bij een centraal programmasecretariaat. Interregionaal programma Het Agentschap Economie beheert dit interregionale samenwerkingsprogramma in partnerschap met andere EU lidstaten. Het programma werkt met een systeem van periodieke oproepen voor de indiening van samenwerkingsvoorstellen (calls). Projectideeën en projectvoorstellen worden ingediend bij een centraal programmasecretariaat. Aanvullende inlichtingen Agentschap Economie – Afdeling Europa Economie Ellipsgebouw bus 12 Koning Albert II-laan 35 1030 Brussel Tel.: + 32 2 553 38 64 Fax: + 32 2 502 47 02 E-mail:
[email protected] Website: http://ae.vlaanderen.be Stichting Euregio Maas – Rijn Gosperstrasse 1 4700 Eupen Tel.: + 32 87 789 630 Fax: + 32 87 789 633 E-mail:
[email protected] Website: http://www.euregio-mr.org Noordzee Regio Interreg IIIB North Sea Programme Jernbanegade 22 8800 Viborg Denmark Tel.: +45 87 27 19 99 Fax: + 45 86 60 16 80 E-mail:
[email protected] Website: http://northsearegion.eu Nordwest – Europa Interreg IVB NWE Programme 24 Boulevard Carnot 59800 Lille France
Tel.: + 33 3 20 78 55 00 Fax: + 33 3 20 55 65 95 E-mail:
[email protected] Website: www.nweurope.org Interreg IVC programme 24 Boulevard Carnot 598000 Lille France Tel.: + 33 3 28 38 11 11 Fax: + 33 3 28 38 11 15 Website: www.interreg3c.net/web/fic_en
1.2
EUROPEES SOCIAAL FONDS (ESF)
Inhoud steunmaatregel Het ESF wil bijdragen tot de optimale benutting van het menselijk potentieel. Het betreft hier Europese subsidies, onderdeel van de structuurfondsen, die willen verhinderen dat een belangrijk deel van het menselijk potentieel binnen de EU verloren zou gaan voor de arbeidsmarkt. Europa spreekt zich niet meer uit over individuele projecten. Dit wordt overgelaten aan de lidstaten, in ons geval de Vlaamse Overheid. Het ESF-Agentschap Vlaanderen kreeg de opdracht van de Vlaamse regering toegewezen om het ESFprogramma in Vlaanderen en de aanverwante programma' s te beheren. De individuele projecten indgediend door promotoren dienen te beantwoorden aan de prioriteiten die in de programma' s zijn opgenomen. Begunstigden Diverse categorieën van promotoren kunnen projecten indienen: - vzw' s; - institutionele en/of publiekrechtelijke instanties; - bedrijven die hun personeel willen opleiden; - onderzoeksinstellingen. Projecten Voor de programmaperiode 2007 - 2013 werd een nieuw Vlaams ESF-programma Doelstelling 2 opgesteld met volgende prioriteiten: PRIORITEIT 1: TALENTENACTIVERING EN DUURZAME INTEGRATIE OP DE ARBEIDSMARKT Onder deze verticale prioriteit gaat het loopbaanbegeleiding en competentiebenadering.
vooral
om
opleiding,
begeleiding,
trajectwerking,
Mogelijke assen en actiedomeinen zijn: - transitie van school naar werk versoepelen (studiekeuze, leren werken, ongekwalificeerde uitstroom tegengaan,...); - transitie van inactiviteit / werkloosheid naar werk versoepelen (trajectbegeleiding en beroepsopleiding voor werkzoekenden, werkplekken, erkenning eerder verworven competenties,...); - transitie tussen beroepen en functie en van werk naar werk versoepelen (herstructurering, opleiding voor werkenden, loopbaanbegeleiding, ...). PRIORITEIT 2: BEVORDEREN VAN SOCIALE INCLUSIE VAN KANSENGROEPEN VIA MAATGERICHT WERKEN Verhoging van arbeidsdeelname en sociale inclusie staan centraal in deze verticale prioriteit, in het bijzonder voor personen met een arbeidshandicap, allochtonen, ouderen, kortgeschoolden en langdurig werklozen. Mogelijke assen en actiedomeinen zijn: - aangepaste trajecten voor kansengroepen; - niet-arbeidsmarktgerelateerde problematieken; - niet-zichtbare kansengroepen; - implementeren van een integraal loopbaanbegeleidingssysteem voor de doelgroepwerknemers; - integrale ondernemerstrajecten voor kansengroepen; - jobcoaching; - werken aan doorgroei en doorstroom in de sociale economie; - ... PRIORITEIT 3: ONDERNEMINGS - EN ORGANISATIECULTUUR FOCUSSEN OP MENS EN MAATSCHAPPIJ
In deze verticale prioriteit wordt bijzondere aandacht geschonken aan het strategische competentiebeleid binnen ondernemingen en organisaties, welzijn op het werk, de werkbaarheid van jobs en evenredige arbeidsdeelname en diversiteit. Mogelijke assen en actiedomeinen zijn: - strategisch HR - en competentiebeleid in ondernemingen; - gelijke kansen M/V beleid; - diversiteitsbeleid; - aangepaste arbeidsorganisatie aan de socio - economische evoluties; - maatschappelijk verantwoord ondernemen; - organisatiebekwaamheid en samenwerking. PRIORITEIT 4: INNOVATIE Innovatie zal met een eigen budgettaire ruimte horizontaal (horizontale prioriteit) doorheen het beleid bewegen, geconcentreerd naar de thematische dimensies in het programma. PRIORITEIT 5: TRANSNATIONALE EN INTERREGIONALE SAMENWERKING Binnen het Vlaamse EFS-programma zal de transnationale aanpak een centrale plaats krijgen. Het is een horizontale prioriteit die inhoudelijk gevoed zal worden door de eerste drie verticale prioriteiten. Diversen Cofinanciering Het ESF is nooit de enige financieringsbron van projecten. Elk project dient mede gefinancierd te worden door andere instanties, de zogenaamde ' cofinanciering' . Deze cofinanciering kan zowel publiekrechtelijk als privaatrechtelijk zijn. Omvang steun -
Prioriteit 1, 2 en 3: per project wordt maximaal 45% van de totale subsidiabele kostprijs ESF-middelen voorzien. Prioriteit 4: voor de financiering van innovatieprojecten wordt 50% vanuit de ESF-middelen voorzien. Prioriteit 5: voor de financiering van het transnationale aspect wordt 60% vanuit de ESF-middelen voorzien.
Aanvraagprocedure Binnen elke prioriteit worden een aantal oproepen georganiseerd. Deze worden gepubliceerd op de website van het ESF-agentschap: http://www.esf-agentschap.be Een project indienen gebeurt via de webapplicatie van het ESF-agentschap die het mogelijk maakt om uw project online in te dienen en op te volgen. De webapplicatie is eveneens toegankelijk via de website van het ESF-Agentschap. Aanvullende inlichtingen ESF-Agentschap Vlaanderen vzw Gasthuisstraat 31 (9de verdieping) 1000 Brussel Tel.: 02/546 22 11 Fax: 02/546 22 40 E-mail:
[email protected] Website: http://www.esf-agentschap.be
1.3
EUROPEES LANDBOUWFONDS VOOR PLATTELANDSONTWIKKELING (ELFPO)
Inhoud steunmaatregel Het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling is het financieringsinstrument voor het Europees plattelandsontwikkelingsbeleid, de 2de pijler van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Het Europees beleid inzake plattelandsontwikkeling steunt op 3 doelstellingen: -
verbetering van het concurrentievermogen van de land- en bosbouw door steun te verlenen voor herstructurering, ontwikkeling en innovatie; verbetering van het milieu en het platteland door steunverlening voor landbeheer; verbetering van de leefkwaliteit op het platteland en bevordering van diversificatie van de economische bedrijvigheid.
Om deze doelstellingen te bereiken biedt de Europese Plattelandsverordening een kader aan met maatregelen waarbinnen elke lidstaat/regio vrij is om hieraan uitvoering te geven. Vlaanderen heeft in ‘het Programma voor Plattelandsontwikkeling Vlaanderen 2007-2013’ aangegeven welke maatregelen zullen uitgevoerd worden. Per bovenstaande doelstelling is een As gedefinieerd met daarin een aantal maatregelen. Begunstigden De aard van de begunstigden van het ELFPO varieert naargelang de Assen: -
voor As 1 (concurrentievermogen) zijn dit o.a. particuliere land- en tuinbouwbedrijven en coöperaties, afzet- en verwerkingsbedrijven en erkende centra; voor As 2 (landbeheer) zijn dit voornamelijk particuliere land- en tuinbouwbedrijven en boseigenaars; voor As 3 (leefbaarheid en diversificatie) is de doelgroep heel divers en omvat o.a. particuliere land- en tuinbouwbedrijven en coöperaties, lokale besturen, publiekrechterlijke rechtspersonen, middenveldorganisaties en organisaties zonder winstoogmerk.
Projecten In het kader van dit programma zijn maatregelen gedefinieerd die deels via projecten worden uitgevoerd: -
-
opleiding en sensibilisering inzake landbouw; vestiging jonge landbouwers; bedrijfsadviessystemen voor land- en tuinbouwers; investeringen in landbouwbedrijven; verhoging van de toegevoegde waarde van land- en bosbouwproducten; deelname door landbouwers aan voedselkwaliteitsregelingen; voorlichting en afzetbevordering van Vlaamse producten erkend als BOB/BGA/GTS; compenserende betalingen: vergoeding natuur; agromilieumaatregelen bebossing van landbouwgronden; niet-productieve investeringen in bossen (subsidie voor herbebossing en ecologische bosfunctie); investeringen mbt diversificatie van landbouwactiviteiten; verlenen van zorg en activeren van zorgvragers op land- en tuinbouwbedrijven; gebiedsgerichte werking: • bevordering van toeristische activiteiten; • basisvoorzieningen voor economie en plattelandsbevolking; • dorpskernvernieuwing- en ontwikkeling; • instandhouding en opwaardering van het landelijk erfgoed; • intermediaire dienstverlening. Leader • lokale ontwikkelingsstrategieën; • samenwerkingsprojecten.
Aanvraagprocedure De algemene coördinatie van het programma wordt waargenomen door de Coördinerende Cel Europees Plattelandsbeleid (CCEP) binnen het Departement Landbouw en Visserij. Voor elke maatregel werd een verantwoordelijke beheersdienst aangeduid binnen de Vlaamse overheid. Een beheersdienst is verantwoordelijk voor de Vlaamse regelgeving terzake, voor de bekendmaking van de maatregel en voor het beheer ervan. Deze diensten situeren zich binnen het Beleidsdomein Landbouw en Visserij en het Beleidsdomein Leefmilieu, Natuur en Energie. In de loop van 2007 zal via de publicatie van een oproep in het Belgisch Staatsblad van start gegaan worden met een eerste investeringsronde.
Aanvullende inlichtingen Vlaamse overheid Departement Landbouw en Visserij Koning Albert II-laan 35 bus 40 1030 Brussel Tel.: 02/552 74 95 Fax: 02/552 74 71 E-mail:
[email protected] Website: http://www2.vlaanderen.be/ned/sites/landbouw/investeringen/
1.4
EUROPEES VISSERIJFONDS
Inhoud steunmaatregel Verordening nr. 1198/2006 van de Raad van 27 juli 2006 roept een nieuw Europees Visserijfonds (EVF) in het leven. Het Europees Visserijfonds is het nieuwe programmeringsinstrument voor de visserij in het kader van de financiële vooruitzichten van de EU voor 2007 – 2013 en vervangt het financieringsinstrument voor de oriëntatie van de visserij (FIOV). Uit het Europese Visserijfonds zal financiële steun worden verleend om de economische en sociale en millieudoelstellingen in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid te verwezenlijken: -
waarborgen van het voortbestaan van de visserijactiviteiten en de duurzame exploitatie van de visbestanden; verminderen van de druk op de visbestanden door de capaciteit van de vloot af te stemmen op de beschikbare visbestanden; bevorderen van de duurzame ontwikkeling van de visserij in de binnenwateren; ondersteunen van de ontwikkeling van economisch rendabele ondernemingen in de visserijsector; vergroten van het concurrentievermogen van de structuren voor de exploitatie van de hulpbronnen; beschermen en in stand houden van het milieu en de aquanautische hulpbronnen; aanmoedigen van duurzame ontwikkeling en verbeteren van levensomstandigheden in de gebieden met activiteiten in de visserijsector; bevorderen van gelijkheid van mannen en vrouwen in de visserijsector.
Projecten Het Europees Visserijfonds richt zich op vijf prioriteiten: 1) Maatregelen voor de aanpassing van de communautaire visserijvloot: - financiële steun voor de vissers en de eigenaars van vissersvaartuigen die getroffen zijn door de maatregelen die tot doel hadden de overbevissing tegen te gaan of de volksgezondheid te beschermen, vissersvaartuigen tijdelijk of permanent uit de vaart te nemen en vissers op te leiden, om te scholen of vervroegd te pensioneren; - bijdragen aan een verbetering van de arbeidsomstandigheden, de productkwaliteit, het energierendement en de selectiviteit van de vangst; - de vervanging van motoren; - eenmalige uitkeringen aan vissers die het slachtoffer zijn van een definitieve stopzetting van de visserij; - subsidies aan jonge vissers die hun eerste vissersvaartuig willen aankopen. De financiële steun mag niet leiden tot een verhoging van de vangstcapaciteit of van het vermogen van de motor van het vaartuig. 2) Aquacultuur, binnenvisserij, verwerking en afzet van visserij- en aquacultuurproducten: - aanmoedigen van de aankoop van uitrusting en het gebruik van technieken aan die tot doel hebben de impact van de productie op het milieu te beperken, de omstandigheden op het gebied van hygiëne en gezondheid van mens en dier alsmede de productkwaliteit te verbeteren. De steun is beperkt tot micro-ondernemingen, tot het midden- en kleinbedrijf en tot enkele grote ondernemingen. Voorrang zal niettemin worden verleend aan kleine en micro-ondernemingen. 3) Maatregelen van gemeenschappelijk belang: - projecten die bijdragen aan de duurzame ontwikkeling of de instandhouding van de visbestanden, aan de verbetering van de dienstverlening door de vissershavens, aan de versterking van de markten voor visserijproducten of aan de bevordering van partnerschappen tussen wetenschappers en actoren in de visserijsector. 4) Duurzame ontwikkeling van de visserijgebieden: - maatregelen en initiatieven die gericht zijn op diversificatie en op een sterkere economische ontwikkeling van de visserijgebieden die met een afname van de visserijactiviteiten te kampen hebben. 5) Technische bijstand:
-
financiering van acties die nodig zijn om de tenuitvoerlegging van de voorgestelde verordening voor te bereiden, op te volgen, op administratief en technisch vlak te ondersteunen, te evalueren, aan een audit te onderwerpen en te controleren.
Diversen Om voor steun uit het Europees Visserijfonds in aanmerking te komen moeten de lidstaten de Commissie een strategisch en een operationeel plan voorleggen. Het nationaal strategisch plan moet de doelstellingen en de prioriteiten van die lidstaat voor de toepassing van het gemeenschappelijk visserijbeleid bevatten. De strategische plannen dienen als basis voor de operationele plannen die ten doel hebben het beleid en de prioriteiten die door het Europees Visserijfonds medegefinancierd zullen worden te verwezenlijken. Op de lidstaten rust de verplichting het grote publiek, de eventuele begunstigden en alle belanghebbenden in te lichten over de door het Europees Visserijfonds geboden mogelijkheden zodat de transparantie van de tussenkomsten van het Fonds gewaarborgd is en de rol van de Gemeenschap duidelijk wordt. Omvang steun Het Europees Visserijfonds beschikt over 3.849 miljoen euro voor de programmeringsperiode 2007-2013. De Commissie stelt voor in deze periode tussen 538 en 556 miljoen euro per jaar toe te wijzen aan de 25 lidstaten. De bedragen worden over de lidstaten verdeeld volgens het belang van de visserijsector, het aantal personen dat in deze sector werkzaam is en de aanpassingen die voor de visserijsector en de voortzetting van de visserijactiviteiten noodzakelijk worden geacht. Aanvraagprocedure Voor meer informatie omtrent het indienen van projecten dient u zich te wenden tot het Beleidsdomein Landbouw en Visserij van de Vlaamse Overheid: http://www2.vlaanderen.be/ned/sites/landbouw/
Aanvullende inlichtingen Vlaamse overheid Departement Landbouw en Visserij Pieter Gabriëls Administratief Centrum Vrijhavenstraat 5 8400 Oostende Tel.: 059/43.19.20
2.
EUROPESE INVESTERINGSBANK (EIB)
De Europese Investeringsbank (EIB), de financieringsinstelling van de Europese Unie, is opgericht met als doel bij te dragen tot de evenwichtige ontwikkeling van de Europese Unie door het toekennen van leningen ter financiering van investeringsprojecten. De steunverlening van de EIB is in de eerste plaats bedoeld voor de ontwikkeling van de minst begunstigde regio’s. Andere doelstellingen zijn de versterking van het concurrentievermogen van het bedrijfsleven, steun aan het midden- en kleinbedrijf (kmo’s), de opzet van transeuropese netwerken voor vervoer, telecommunicatie en energie, milieubescherming en verbetering van het leefklimaat, veiligstelling van de energievoorziening, uitbreiding en modernisering van de infrastructuur in het onderwijs en de gezondheidszorg, het ter beschikking stellen van risicokapitaalfaciliteiten ten behoeve van investeringen van vernieuwende en snelgroeiende kmo’s. De EIB is een financiële instelling zonder winstoogmerk. Zij trekt haar middelen op de kapitaalmarkten aan en leent deze vervolgens weer uit tegen zo gunstig mogelijke voorwaarden. Zij kan investeringsprojecten financieren van zowel de overheid als van de opdrachtgevers in de particuliere sector, in alle sectoren van de economie. De EIB streeft er in de eerste plaats naar om als katalysator andere financieringsbronnen te stimuleren of deze aan te vullen. Zelf financiert zij niet meer dan de helft van de investeringskosten van een project en vult met haar lange termijnleningen (kortere) leningen van andere, commerciële banken aan.
2.1
INDIVIDUELE KREDIETEN
Inhoud steunmaatregel Grotere projecten ter waarde van minimum 25 miljoen euro worden gefinancierd door middel van individuele kredieten die rechtstreeks aan de betrokkenen worden toegekend. Zo werden bijvoorbeeld reeds kredieten toegekend voor waterprojecten van Aquafin, de hogesnelheidslijn van de NMBS, de vernieuwing van het productieapparaat en nieuw R&D-centrum IMEC. Afzonderlijke kredieten komen in onderhandelingen tussen de EIB, de projectopdrachtgever en in voorkomend geval zijn bank(en) tot stand. De kenmerken van de kredieten zijn aangepast aan de aard van het project, de uitvoeringsfase en de economische levensduur. De gebruikelijke looptijd van de kredieten varieert van 4 tot 20 jaar, afhankelijk van de aard en de technische levensduur van het project. Begunstigden De kredieten kunnen worden toegekend aan overheidsinstellingen of particuliere geldnemers in alle sectoren van de economie, met andere woorden privé, openbare of semi-openbare ondernemingen, coöperatieven, openbare instellingen of de lidstaat zelf komen in aanmerking (ongeacht statuut of nationaliteit). Projecten Investeringen van meer dan 25 miljoen euro op het gebied van transportinfrastructuur (zoals wegen, spoorwegen, havens en vliegvelden), telecommunicatie, industrie (bedrijfsgebouwen en -terreinen, productie, verwerking, verpakking, ...), zakelijke dienstverlening, toerisme, energie, milieu, bosbouw, onderwijs en gezondheidszorg kunnen in aanmerking komen voor een EIB-krediet. Deze kunnen niet worden gebruikt voor de aankoop van een onderneming of voor niet-zakelijk onroerend goed. Diversen De EIB besluit tot financiering van een project op basis van een onderzoek naar de intrinsieke eigenschappen ervan. Het projectonderzoek vindt in nauwe samenwerking met de projectopdrachtgever plaats en heeft betrekking op: - de beantwoording van het project aan de doelstelling voor kredietverlening van de EIB; - zijn economische relevantie, financiële gezondheid, technische uitvoerbaarheid en de invloed op het milieu; - de financiële situatie van de projectopdrachtgever, het financieringsplan en de geboden zekerheden.
De Europese Investeringsbank financiert maximaal 50% van de totale investeringskosten; de rest moet uit het eigen vermogen of van andere (externe) financieringsbronnen komen. De rente kan naar keuze vast, variabel, herzienbaar of convertibel (van variabel naar vast) zijn. De kredieten worden a pari uitgekeerd. De EIB berekent geen provisies, met uitzondering van een geringe marge ter dekking van haar administratiekosten. De EIB biedt leningen aan in één enkele valuta of in een combinatie van valuta naar gelang van de wensen van de kredietnemer en de bij de Bank beschikbare middelen. De aflossingen van hoofdsom en rente worden meestal in gelijke halfjaarlijkse of jaarlijkse termijnen betaald. De leningen worden terugbetaald in de valuta waarin ze werden verstrekt. Afhankelijk van de aard van de investering kan een aflossingsvrije periode worden overeengekomen die tot een derde van de looptijd van het project kan oplopen. De EIB oefent periodiek toezicht uit op de uitvoering van de werkzaamheden en eventueel de aanbestedingen. Na voltooiing van het project wordt een evaluatieverslag opgesteld, dat voor intern gebruik bij de EIB is bestemd. Aanvraagprocedure Verzoeken om afzonderlijke leningen, kunnen zonder formaliteiten rechtstreeks aan de EIB worden gedaan.
2.2
GLOBALE KREDIETEN
Inhoud steunmaatregel Kleine en middelgrote investeringsprojecten van minder dan 25 miljoen euro in de openbare of de particuliere sector, die niet door middel van een individueel krediet kunnen worden gefinancierd, kunnen in aanmerking komen voor een lening die uit de globale kredieten wordt verstrekt. Globale kredieten zijn kredietlijnen die de Europese Investeringsbank aan lokale banken en andere financieringsinstellingen toekent. Deze lenen de van de EIB afkomstige middelen weer uit in de vorm van kleinere leningen voor de financiering van investeringen die op basis van de criteria van de EIB zijn geselecteerd. Begunstigden De kredieten kunnen worden toegekend aan kmo’s of lagere overheden. De EIB heeft besloten om haar definitie van kmo aan te passen aan de nieuwe definitie van de Commissie die van kracht is sedert 1 januari 2005: - er werken maximaal 250 werknemers; - de onderneming heeft of een jaaromzet van maximaal 50 miljoen euro, of een balanstotaal van maximaal 43 miljoen euro; - niet meer dan 25% van het kapitaal of van de stemrechten zijn in handen van één onderneming of van verscheidene ondernemingen die niet aan deze definitie beantwoorden. Projecten Investeringen van minder dan 25 miljoen euro van kmo’s in de industrie, dienstverlening, het toerisme, de horeca en de handel in België kunnen in aanmerking komen. Niet-zakelijk onroerend goed valt buiten de financieringsmogelijkheden. Wat betreft investeringen in de overheidssector gaat het om projecten op het gebied van stadsvernieuwing, inclusief stedelijke infrastructuur, milieubescherming, onderwijs en gezondheidszorg. Diversen De leningen uit de globale kredieten worden toegekend door de bemiddelende instantie, tegen de voorwaarden die door haar zijn vastgesteld aan de hand van de criteria van de EIB. Deze instantie is ook verantwoordelijk voor het onderzoeken van de kredietaanvragen, de beoordeling van het risico en het beheer van de kredieten. U kunt banken en andere financiële instellingen die de globale kredieten in België uitvoeren vinden op: http://www.eib.org/cms/htm/en/eib.org/attachments/lending/inter_be.pdf . De EIB oefent periodiek toezicht uit op de krediettoewijzingen van de bemiddelende instanties, omdat zij er verzekerd van dient te zijn dat de toegekende fondsen worden gebruikt overeenkomstig de goedgekeurde doelstellingen van het gemeenschappelijk akkoord. Aanvraagprocedure Aanvragen voor leningen in het kader van de globale kredieten dienen rechtstreeks bij de bovengenoemde banken en de andere financiële instanties te worden ingediend.
Aanvullende inlichtingen Algemene inlichtingen over de Europese Investeringsbank: InfoDesk: Tel.: +352 43 79 31 00 Fax: +352 43 79 31 99 E-mail:
[email protected] Algemeen adres en telefoonnummer: European Investment Bank 100, boulevard Konrad Adenauer L-2950 Luxembourg Tel.: +352 43 79 1
Fax: +352 43 77 04 Website: http://www.eib.eu.int Kantoor in België: Wetstraat 227 1040 Brussel Tel.: 02/235 00 70 Fax: 02/230 58 27 Informatie over de activiteiten in België: Sabine Parisse Tel.: +352 43 79 21 46
[email protected] Specifieke inlichtingen en aanvragen voor toegang tot documenten: Information and Communications Department Secretariat General 100 boulevard Konrad Adenauer L-2950 Luxembourg Fax: +352 43 79 31 91
[email protected]
3.
EUROPEES INVESTERINGSFONDS (EIF)
Het Europees investeringsfonds (EIF) houdt zich bezig met activiteiten op drieërlei gebied, namelijk risicokapitaal, garanties en adviesdiensten: - de risicokapitaalinstrumenten van het EIF bestaan uit deelnemingen in participatiemaatschappijen en starterscentra ter ondersteuning van kmo’s, in het bijzonder die, welke zich in een vroeg stadium van ontwikkeling bevinden en op technologie gericht zijn; - de garantiefaciliteiten van het EIF bestaan uit het bieden van garanties aan financiële instellingen die kredieten verstrekken aan kmo’s; - adviesdiensten in verband met risicokapitaal, garantiefaciliteiten en complexe financiële structuren worden door het EIF verstrekt tegen markttarieven. Door het hefboomeffect van haar risicokapitaal en garantiefaciliteiten is het EIF in staat bij te dragen aan de ontwikkeling van de kmo’s in de lidstaten van de Europese Unie en de toetredingslanden. Deze bijdrage is in overeenstemming met de conclusies van de ECOFIN-Raad van 7 november 2000, die de nieuwe rol van het EIF benadrukt als de EU' s gespecialiseerd instelling ten behoeve van de kmo’s. De risicokapitaalinstrumenten en de garantiefaciliteiten, die door het EIF worden gebruikt ten behoeve de kmo’s, vormen een aanvulling op de globale kredieten die door de Europese Investeringsbank worden verstrekt aan bemiddelende financiële instellingen ter ondersteuning van kredietverlening aan kmo’s. De aandacht wordt erop gevestigd dat het EIF niet direct in kmo’s investeert, maar in plaats daarvan altijd werkt via bemiddelende tussenpersonen. Aan deze tussenpersonen worden de te verrichten activiteiten volledig gedelegeerd: het EIF is niet betrokken bij individuele investerings- en kredietbeslissingen. Kmo’s die op zoek zijn naar financiering moeten contact opnemen met een bemiddelende tussenpersoon voor het EIF in hun land of regio voor informatie over de selectiecriteria en de aanmeldingsprocedures. 3.1
RISICOKAPITAAL
3.1.1
DE ETF-STARTERSREGELING
Inhoud steunmaatregel De ETF-startersregeling maakt het mogelijk MKB-ondernemingen op te richten en in de startfase te financieren met deelnemingen – op gelijke voet met particuliere risicokapitaalbeleggers – in gespecialiseerde risicokapitaalfondsen, met name zaaikapitaalfondsen, fondsen van beperkte omvang, regionaal werkzame fondsen of fondsen die zich op specifieke bedrijfstakken of technologieën concentreren, of risicokapitaalfondsen die de exploitatie van O&O-resultaten financieren, bijvoorbeeld fondsen die aan onderzoekcentra en wetenschapsparken zijn verbonden, die op hun beurt risicokapitaal voor het MKB verschaffen. De ETF-startersregeling participeert ook in het kapitaal van starterscentra, op gelijke voet met particuliere beleggers. In dit opzicht moeten starterscentra op dezelfde manier als risicokapitaalfondsen worden behandeld. Begunstigden Financiële intermediairs voor het MKB (zoals banken, instellingen die garantiestelstels beheren, zaai- en risicokapitaalfondsen en starterscentra). Dit programma staat open voor de lidstaten van de EU, Noorwegen, IJsland en Liechtenstein.
Projecten De bedoeling is: - te investeren in gespecialiseerde risicokapitaalfondsen, met name in kleinere of in recent opgerichte fondsen, regionale fondsen, fondsen die zich op specifieke bedrijfstakken of technologieën concentreren en fondsen die de exploitatie van O & O-resultaten financieren, bijvoorbeeld fondsen die met onderzoekcentra en wetenschappelijke instellingen zijn verbonden; - de oprichting en ontwikkeling van starterscentra te ondersteunen. Diversen De investeringdoelstelling bedraagt 10 tot 25% van de middelen die door het risicokapitaalfonds of het starterscentrum zijn samengebracht. Hierbij geldt normaal gezien een maximum van 10 miljoen euro. Uitzonderlijk kan dit bedrag opgetrokken worden tot 15 miljoen euro. Risicokapitaalfondsen moeten voldoen aan de criteria die zijn vermeld in de ETF Start-up guidelines die op de internetsite van het ETF zijn gepubliceerd: http://www.eif.org/publications/etf-start-up-investmentguidelines-.htm?searchType=news&keyword=&indice=1. Aanvraagprocedure De kleine of middelgrote ondernemingen moeten zich rechtstreeks wenden tot de risicokapitaalfondsen of starterscentra die aan het programma deelnemen. Een lijst van de risicokapitaalfondsen die aan het programma deelnemen, is te vinden op de website van het EIF bij ‘Venture Capital’ en vervolgens ‘List of investments’: http://www.eif.org/venture/vinter/index.htm.
Aanvullende inlichtingen Voor het EIF: Europees Investeringsfonds 43 Avenue J.F. Kennedy L-2968 Luxemburg LUXEMBURG Tel.: (352) 42 66 88-1 Fax: (352) 42 66 88-200 E-mail:
[email protected] Website: http://www.eif.org Voor de Europese Commissie: Dietmar Maass Directoraat-generaal Economische en financiële zaken Financiële verrichtingen, programmabeheer en samenwerking met de EIB Groep Wagnergebouw, Kirchberg L-2920 Luxemburg Fax: 00352 4301 36609 E-mail:
[email protected]
3.1.2
STARTKAPITAALACTIE
Inhoud steunmaatregel Het doel van de startkapitaalactie (seed capital action) is de bevordering van de verstrekking van kapitaal voor de oprichting van nieuwe, innovatieve ondernemingen met groei- en banenpotentieel, ook in de traditionele economie, door middel van ondersteuning van zaaikapitaalfondsen, starterscentra en dergelijke organisaties (zoals fondsen met een breed beleggingsspectrum die zaaikapitaal in hun algemene investeringsprogramma’s opnemen) vanaf de eerste jaren waarin zij actief zijn. Begunstigden De begunstigden worden uitsluitend gekozen uit de fondsen, starterscentra en dergelijke organisaties waaraan het EIF steun verleent. Projecten De steun is gericht op het op lange termijn werven van nieuwe investeringsbeheerders, teneinde de capaciteit van de risicokapitaalfondsen om in zaaikapitaal te investeren, te versterken. De steun wordt verleend in de vorm van subsidies die een deel van de beheerskosten in verband met deze arbeidsintensieve investeringen dekken. Diversen De subsidies worden gebruikt om een deel van de beheerskosten te dekken van zaaikapitaalfondsen, starterscentra of soortgelijke organisaties die in hun investeringsprogramma’s zaaikapitaalinvesteringen opnemen. Voor elke geschikte extra aangeworven medewerker moet de begunstigde een subsidieovereenkomst ondertekenen. Per subsidieovereenkomst is maximaal 100.000 euro beschikbaar; het bedrag wordt uitgekeerd volgens de voorwaarden uiteengezet in de Seed Capital Action guidelines: http://www.eif.org/publications/seed-capital-action-investment-guidelines.htm?searchType=news&keyword=&indice=1. Aanvraagprocedure Geïnteresseerde risicokapitaalfondsen en/of starterscentra dienen zich tot het EIF te wenden dat zal nagaan of hun aanvraag beantwoordt aan de richtsnoeren van de startkapitaalactie (Seed Capital Action guidelines). Aanvullende inlichtingen Voor het EIF: Europees Investeringsfonds 43 Avenue J.F. Kennedy L-2968 Luxemburg LUXEMBURG Tel.: (352) 42 66 88-1 Fax: (352) 42 66 88-200 E-mail:
[email protected] Website: http://www.eif.org Voor de Europese Commissie: Dietmar Maass Directoraat-generaal Economische en financiële zaken Financiële verrichtingen, programmabeheer en samenwerking met de EIB Groep Wagnergebouw, Kirchberg L-2920 Luxemburg Fax: 00352 4301 36609 E-mail:
[email protected]
3.1.3
EIB & EIF-MIDDELEN VOOR RISICOKAPITAAL
Inhoud steunmaatregel De EIB groep (EIB en EIF) stellen eigen middelen ter beschikking als risicokapitaal. Het EIF investeert deze gelden in specifieke kapitaalfondsen die zich richten op kmo’s tot 500 werknemers. Het EIF richt zich op onafhankelijke management teams die gelden verzamelen van een grote groep investeerders om risicokapitaal ter beschikking te stellen aan deze kleine en middelgrote ondernemingen. Hierbij wordt er voorkeur gegeven aan fondsen die zich richten op de eerste fases in de ontwikkeling van bedrijven die geavanceerde technologieën implementeren of ontwikkelen, zowel in de industrie als in de dienstensector. Begunstigden Onafhankelijk beheerde fondsen die een toegevoegde waarde kunnen leveren aan de bedrijven waarin geïnvesteerd wordt. Deze faciliteit staat open voor de landen van de EU en voor uitbreidingslanden. Diversen De doelstelling is het verschaffen van tussen de 10 en 35% van de middelen die door een fonds worden samengebracht. De exacte deelname hangt af van de omvang en de eigenschappen van het fonds. Projecten De bedoeling is te investeren in projecten die zoveel mogelijk vooropgestelde objectieven nastreven. Deze objectieven zijn: - technologische en industriële innovatie gedurende de startfase, ontwikkeling en expansie; - economische groei verhogen en jobs creëren; - transfer van technologische ontwikkelingen; - stimuleren van Regionale ontwikkeling in de in aanmerking komende regio' s; - bijdragen tot een efficiënte risicokapitaalmarkt; - eventueel mag er geïnvesteerd worden in de latere fases in de ontwikkeling van kmo’s op voorwaarde dat voldaan wordt aan een of meer van de objectieven. Aanvraagprocedure De kleine of middelgrote ondernemingen moeten zich rechtstreeks wenden tot de risicokapitaalfondsen die aan het programma deelnemen. Een lijst van de risicokapitaalfondsen die aan het programma deelnemen, is te vinden op de website van het EIF bij ‘Venture Capital’ en vervolgens ‘List of investments’: http://www.eif.org/venture/vinter/index.htm.
3.2
KMO-GARANTIEFACILITEIT
Inhoud steunmaatregel De Kmo-garantiefaciliteit zal tegengaranties of, in voorkomend geval, medegaranties verstrekken voor in de lidstaten en in Noorwegen, IJsland en Liechtenstein functionerende garantiestelsels, en directe garanties in het geval van andere geschikte financiële intermediairs. Begunstigden Het programma is uitsluitend bestemd voor kmo’s, en bij voorrang voor ondernemingen met minder dan 100 werknemers. Projecten De faciliteit omvat vier onderdelen: - garanties voor leningen aan bedrijven met groeipotentieel, met maximaal 100 werknemers. Hieronder vallen door het EIF verstrekte gedeeltelijke garanties ter dekking van leningportefeuilles; - garanties ter dekking van portefeuilles van microleningen voor zeer kleine ondernemingen met maximaal 10 werknemers; - tegen- of medegaranties voor hiervoor in aanmerking komende garantiestelsels ter dekking van deelnemingen met eigen middelen in kmo’s met minder dan 250 werknemers (geen directe garanties aan risicokapitaalfondsen); - garanties ter dekking van portefeuilles van leningen voor de financiering van informatica-uitrusting, software en opleiding in verband met speciale activiteiten ter bevordering van het gebruik van internet en elektronische handel. Er wordt prioriteit gegeven aan kleine ondernemingen met maximaal 50 werknemers. Diversen Het budget wordt gebruikt voor de dekking van een deel van de eventuele verliezen in verband met de garanties die in het kader van de faciliteit worden verstrekt. Aanvraagprocedure De geïnteresseerde bedrijven moeten zich wenden tot een van de financiële instellingen die aan het programma deelnemen. Een lijst van de financiële instellingen die aan het programma deelnemen is te vinden op de website van het Europees Investeringsfonds, onder ‘Portfolio Guaranties’, ‘List of deals’: http://www.eif.org/portfolio/pinter/ Aanvullende inlichtingen Voor het EIF: Europees Investeringsfonds Avenue J.F. Kennedy 43 L-2968 Luxemburg Fax: (352) 42 66 88-200 E-mail:
[email protected] Website: http://www.eif.org Voor de Europese Commissie: Georges Floros Directoraat-generaal Economische en financiële zaken Financiële verrichtingen, programmabeheer en samenwerking met de EIB Groep Wagnergebouw, Kirchberg L-2920 Luxemburg Fax: 00352 4301 36609 E-mail:
[email protected] 4. CENTRUM VOOR DE ONTWIKKELING VAN ONDERNEMINGEN (COO)
4.1
SAMENWERKING MET DE ACS-LANDEN
Inhoud steunmaatregel In het kader van de Conventie van Lomé, een overeenkomst tussen de Europese Unie en zeventig landen in Afrika, de Caraïben en de Stille Oceaan (Pacific), werd in 1977 het Centrum voor Industriële Ontwikkeling opgericht. Dat Centrum is een ACS-EU-institutie die gefinancierd wordt door het Europees Ontwikkelingsfonds. In het kader van het Cotonou-akkoord, ondertekend op 23 juni 2000 met 77 ACS-landen en de Europese Unie, kreeg het centrum een aantal extra taken op het gebied van toerisme, telecommunicatie en transport. De naam van het centrum werd eveneens gewijzigd in Centrum voor de Ontwikkeling van Ondernemingen (COO). Het Centrum voor de Ontwikkeling van Ondernemingen biedt ondersteuning bij de oprichting, uitbreiding, diversificatie en de reorganisatie van de productie of diensten van ACS-ondernemingen. Daarnaast helpt het centrum de competitiviteit te verbeteren, de intermediaire organisaties (onder andere de beroepsorganisaties en financiële instellingen) te versterken en de expertise van consultants te ondersteunen. Het centrum moedigt de regionale integratie van de ACS-landen aan, organiseert meetings tussen bedrijven van de Europese Unie en ACS-landen, ondersteunt de partnerschappen tussen partijen in de EU en de ACSlanden en informeert over de business en investeringsmogelijkheden in de ACS-landen. Projecten Het COO ondersteunt op twee manieren ondernemingen uit de ACS-landen en intermediaire organisaties: 1) Een gestructureerde programma-aanpak voor groepen ondernemingen en intermediaire organisaties. Binnen de programma-aanpak wordt een onderscheid gemaakt tussen twee soorten programma' s, namelijk de Sectorprogramma' s en de cross-cutting programma' s. Sectorprogramma' s: - bio fuels pilot programme; - improving SMEs competitiveness in ecotourism and marketing; - promoting fair trade cotton and finished textile products for selected ACP countries; - supporting SMEs in the industrial and semi-industrial fish farming sector; - training in timber processing in sustainable forest management. Cross-cutting programma' s: - assisting venture funds and equity finance institutions broaden SMEs access to investment finance; - building African private sector capabilities in the ICT sector; - developing sub-contracting and maintenance in the infrastructure sector; - enhancing the competitiveness of selected SMEs in key sectors: regional pilot programme; - supporting SMEs in optimal energy management. 2) Ad-hoc steun aan individuele ondernemingen, intermediaire organisaties en dienstverleners van de privésector De steun aan ondernemingen is tweeledig: -
Steun bij de creatie, uitbreiding, diversificatie en/of herstructurering van ACS-ondernemingen: • structurering en advies bij initiële projecten en concepten; • haalbaarheidsstudies; • zoeken naar technologie; • identificatie van mogelijke zakenpartners; • opmaken financiële planning; • implementatie van het project.
-
Steun op lange termijn voor bestaande ACS-ondernemingen: • specifieke bijstand aan het management en technische assistentie; • marketingsadvies; • opleiding van het personeel; • audits (technisch, financieel, operationeel); • specifieke technische assistentie (kwaliteit, labels, standaarden, milieu).
Bijkomend biedt het COO ook steun aan privédienstverleners, consultancybedrijven en financieringsinstellingen opdat zij hun eigen capaciteiten kunnen versterken en zo hun werking in de ACSlanden kunnen verbeteren. Begunstigden In het algemeen komen bedrijven van een ACS-land of van een land in de Europese Unie die alleen of gezamenlijk een industrieel project in een van de ACS-landen willen opstarten in aanmerking voor de diensten van het Centrum voor de Ontwikkeling van Ondernemingen. Het gaat om bedrijven die in de opstartfase zitten of bedrijven die willen uitbreiden, diversifiëren of reorganiseren in een ACS-land. Ook consultants en consultancybedrijven die kunnen inspelen op de nieuwe behoeften van bedrijven komen in aanmerking. De volgende ACS-landen nemen deel: • Angola, Antigua en Barbuda, Bahama' s, Barbades, Belize, Benin, Botswana, Burkina faso, Burundi, Cameroun, Cap vert, Comores, Congo, Ivoorkust, Djibouti, Dominique, Erythree, Ethiopië, Fiji, Gabon, Gambië, Ghana, Grenade, Guinee, Guinee-bissau, Guinee eqautoriale, Guyane, Haïti, Jamaica, Kenya, Kiribati, Lesotho, Liberia, Madagascar, Mali, Maurice, Mauretanië, Niger, Nigeria, Oeganda, Papua Nieuw Guinea, Centraal Afrikaans Republiek, Rwanda, Salomon eilanden, Samoa, Sao Tomé en Principe, Senegal, Seychellen, Sierra Leone, Somalië, St Kitts-et-Nevis, St-Lucie, St-Vincent et les grenadines, Soedan, Suriname, Tanzania, Tsjaad, Togo, Tonga, Trinite en Tobago, Tuvalu, Vanautu, Zambia. Diversen -
Ondernemingen beschikken over minstens € 80.000 activa of hebben een jaarlijkse omzet van € 25.0000 (uitzonderingen mogelijk voor dienstverleners). Het totale bedrag van de investeringen bedraagt maximum € 10 miljoen; De maximale bijdrage van het COO per project per jaar bedraagt € 50.000 en zal nooit meer bedragen dan 20% van de jaarlijkse omzet van de onderneming. Het COO draagt maximaal 2/3 van de totale kosten bij.
Aanvraagprocedure Aanvragen kunnen rechtstreeks ingediend worden bij het Centrum zelf of bij een van de antennes van het ACS-netwerk in de ACS-landen of de Europese Unie. Indieners van een aanvraag (bedrijven of promotors) moeten duidelijk bepalen welke bijstand en steun zij verwachten van het Centrum voor de Ontwikkeling van Ondernemingen. De formulieren om een aanvraag in te dienen zijn beschikbaar op de website: http://www.cde.int
Aanvullende inlichtingen Centrum voor de Ontwikkeling van Ondernemingen Herrmann Debrouxlaan 52 1160 Brussel Tel.: 02/679 18 50 Fax: 02/679 18 70 E-mail:
[email protected] Website: http://www.cde.int
4.2
PRO-INVEST: EEN PROGRAMMA VOOR DE PROMOTIE VAN INVESTERINGEN IN DE ACS-LANDEN
Inhoud steunmaatregel Het Pro-Investprogramma is een EU-ACS-partnerschapsprogramma dat ontwikkeld en aangenomen is door de Europese Commissie ten voordele van de ACS-landen. Het programma werd officieel gelanceerd op 22 oktober 2002 in Brussel. Het doel van dit programma is de stroom van investeringen en technologieën naar bedrijven die actief zijn in de kernsectoren in de ACS-landen te bevorderen. Dat zal bereikt worden via een tweedimensionale aanpak: - steun aan intermediaire en professionele organisaties; - ontwikkeling van partnerschappen tussen Noord-Zuid- en Zuid-Zuidbedrijven. Pro-Invest wordt beheerd door het Centrum voor de Ontwikkeling van Ondernemingen onder toezicht van EuropeAid Co-operation Office van de Europese Commissie. Pro-Invest dat een budget van 110 miljoen euro heeft, wordt gefinancierd door het Europees Ontwikkelingsfonds en zal eindigen op 31/12/08. Begunstigden Intermediaire organisaties uit de ACS-landen, zoals Kamers van Koophandel en Industrie, professionele en sectorale organisaties, werkgeversorganisaties en financiële instellingen en ook regionale organisaties uit de particuliere sector die ten minste twee landen vertegenwoordigen, komen in aanmerking. Afhankelijk van het type project kan de maximale tegemoetkoming tot 250.000 euro bedragen. Bedrijven die hebben deelgenomen aan Pro-Investevenementen kunnen individuele steun (<= 50.000 euro) ontvangen voor mogelijke follow-upprojecten of partnerschappen. De tegemoetkoming via het Pro-Investprogramma is beperkt tot tweederde van de goedgekeurde kosten. Projecten -
Activiteiten op het gebied van diensten voor de ontwikkeling van het bedrijfsleven. Initiatieven op het gebied van promotie van de particuliere sector en beleidsdialoog. Sectorale partnerschapsinitiatieven organiseren.
Aanvraagprocedure Voor de intermediaire organisaties zijn er vier oproepen per jaar. Meer informatie over de oproepen is te vinden op de website van Pro-Invest: http://www.proinvest-eu.org en op de website van EuropeAid: http://ec.europa.eu./comm/europeaid/tender/index_en.htm . Voor individuele bedrijven is er elke maand een deadline.
Aanvullende inlichtingen Centrum voor de Ontwikkeling van Ondernemingen ProInvest Management Unit Patrick Keene Herrmann Debrouxlaan 52 1160 Brussel Tel.: 02/679 18 50/51 Fax: 02/679 18 70 E-mail:
[email protected] Website: http://www.proinvest-eu.org
5.
OVERIGE INITIATIEVEN TER BEVORDERING VAN INTERNATIONALE SAMENWERKING
5.1
AL-INVEST III
Inhoud steunmaatregel Het AL-Investprogramma werd in 1994 opgestart door de Europese Commissie met als doel de economische samenwerking tussen Europese en Latijns-Amerikaanse bedrijven en de investeringen en handelsrelaties tussen beide regio’s te ondersteunen. De standaardtaal is Spaans, maar de meeste informatie is ook beschikbaar in het Engels en het Portugees. Het programma is er ook op gericht: - steun te verlenen aan kmo’s in de EU en in Latijns-Amerika bij internationale activiteiten; - de investeringen door Europese kmo’s in kmo’s in Latijns-Amerika te bevorderen; - de betrekkingen tussen de twee regio’s te verbeteren door Europese technologieën en knowhow te verspreiden in landen in Latijns-Amerika; - langetermijnbetrekkingen te ondersteunen die alle betrokkenen voordeel opleveren en een duurzaam karakter hebben; - de overdracht van technologie, en de totstandkoming van joint ventures en commerciële akkoorden tussen bedrijven in de EU en in Latijns-Amerika te bevorderen. De betrokken landen zijn: - alle 27 EU-lidstaten; - 18 Latijns-Amerikaanse landen (Argentinië, Bolivië, Brazilië, Chili, Colombia, Costa Rica, Cuba, Ecuador, El Salvador, Guatemala, Honduras, Mexico, Nicaragua, Panama, Paraguay, Peru, Uruguay en Venezuela). Begunstigden Het geld van het AL-Investprogramma wordt aan de leden toegekend. In de EU worden de leden COOPECO’s genoemd en in Latijns-Amerika EUROCENTRO’s. De leden organiseren vooral seminaries, conferenties en bedrijfsontmoetingen, en ze verlenen technische ondersteuning aan bedrijven. Organisaties als Kamers van Koophandel, brancheorganisaties, instituten voor buitenlandse handel, ontwikkelingsagentschappen en particuliere adviesverleners kunnen lid worden. Bedrijven kunnen deelnemen aan de voor hen georganiseerde activiteiten of optreden als dienstverlener of expert. Een lijst van de activiteiten kunt u vinden op: http://www.al-invest3.org/ door te klikken op ‘Events’. U kunt daar ook de organisatoren opzoeken. Vervolgens kunt u op http://ec.europa.eu./comm/europeaid/projects/al-invest/network_en.cfm de contactgegevens van die organisatoren vinden door te klikken op ‘Network’ en de juiste zoekcriteria in te geven. Meestal kunt u de organisator vinden door een deel van de naam van de organisator in te voeren bij ‘Name’. Houd er wel rekening mee dat de zoekopdracht hoofdlettergevoelig is. Een alternatieve manier bestaat erin het land te kiezen waar het evenement plaatsvindt via ‘Event Country’. Projecten De projecten kunnen onderverdeeld worden in twee groepen: 1.
Voorzieningen voor kmo’s: budget 41,7 miljoen euro: · CAPYME: seminaries, workshops en training voor kmo’s over internationaliseringsstrategieën en sectorale, technische ondersteuning; · SEU/SLA: Latijns-Amerikaanse weken (SLA) / Europese weken (SEU): internationale handelsbeurzen organiseren en bezoekers bijstaan; · ES: sectorale bedrijfsontmoetingen, vaak in het kader van internationale handelsbeurzen; samen met een technisch seminarie en eventuele technische bezoeken; · FDN: hulp verlenen bij de onderhandelingen over internationale businessplannen en het sluiten van partnerschappen;
· 2.
CEP: ondersteuning van bedrijven die al een project hebben ontwikkeld. Die steun kan helpen bij de uitvoering van projecten die uit de andere activiteiten voortvloeien.
Voorzieningen voor aangesloten leden: budget 6 miljoen euro: · CAP: kennisoverdracht binnen het netwerk; · IFU: uitwisseling van personeelsleden tussen aangesloten organisaties en externe organisaties; · ACO: onderlinge steun tussen aangesloten organisaties om nieuwe dienstverlening op te starten.
Aanvraagprocedure Om steun te kunnen ontvangen moet een organisatie lid zijn van het AL INVEST III-netwerk. De aanvraagprocedure om lid te worden vindt u in de brochure op: http://www.al-invest3.org/Documents/AL_INVEST_III_-_INFO_Sheet_ENGLISH.pdf. Een lid mag per selectiecomité voor iedere activiteit slechts één voorstel indienen. Er is een handleiding beschikbaar om steun te vragen voor de verschillende activiteiten. U kunt die handleiding raadplegen op http://www.al-invest3.org/ onder de rubriek ‘Manuals’.
Aanvullende inlichtingen AL-Invest III: AL-Invest III-Consortium Kunstlaan 19, A/D B-1000 Brussel Tel.: 02/788 48 40 Fax: 02/788 48 49 E-mail:
[email protected] Websites: http://www.al-invest3.org http://ec.europa.eu./comm/europeaid/projects/al-invest/index_en.htm AL-Invest I en II: EuropeAid Co-operation Office (AIDCO) Unit E2 AL INVEST Wetstraat 200 (J54, 4-13) 1049 Brussels Belgium Fax: 02/99.10.80 E-mail:
[email protected] Website: http://ec.europa.eu./comm/europeaid/projects/al-invest/index_en.htm
5.2
ASIA-INVEST
Inhoud steunmaatregel Het Asia-Investprogramma, een initiatief van de Europese Commissie, tracht bedrijven te helpen hun bedrijfsstrategieën te internationaliseren en de samenwerking tussen bedrijven in de Europese Unie en Azië te vergemakkelijken (Zuid- en Zuidoost-Azië en China). Het Asia-Investprogramma in 1998 opgestart, is begonnen aan een tweede uitvoeringsfase voor een periode van vijf jaar: 2003-2007. Voor de periode 2006-2007 voorziet de Europese Commissie 20 miljoen euro om een nieuwe fase van het Asia-Invest Programma uit te voeren. Dit volgt op voorgaande verbintenissen van 67 miljoen euro. Dit geld wordt ingezet via projecten die vallen in drie activiteitendomeinen: - het samenbrengen van bedrijven en het vormen van partnerschappen tussen bedrijven; - ondersteuning van de Aziatische privésector; - capaciteitsopbouw van Aziatische bedrijfsorganisaties en netwerking met Europese tegenhangers. De betrokken landen zijn: - alle 27 EU-lidstaten; - 19 Aziatische landen: Afghanistan, Bangladesh, Bhutan, Cambodja, China, Timor Leste, India, Indonesië, Laos, Maleisië, Malediven, Mongolië, Nepal, Noord-Korea, Pakistan, Filipijnen, Sri Lanka, Thailand en Vietnam. Begunstigden Voorstellen voor projecten kunnen ingediend worden door non-profitorganisaties die de ontwikkeling van handel en investeringen tussen de EU en Azië stimuleren of vergemakkelijken (kamers van koophandel, sectorale handels- en bedrijfsfederaties, werkgeversorganisaties, enzovoort). For-profit bedrijven kunnen: - deelnemen aan de evenementen in het kader van Asia Interprise en Asia Partenariat. Een lijst met evenementen kunt u vinden op: http://ec.europa.eu/comm/europeaid/projects/asia-invest/html2002/events2002.htm#Events%202003 - marktonderzoeken consulteren over opportuniteiten in de regio: http://ec.europa.eu/comm/europeaid/projects/asia-invest/html2002/publications.htm - meewerken aan projecten, zonder hiervoor geld te ontvangen; - als subcontractor diensten leveren aan projecten. Projecten Er zijn zeven soorten projecten binnen de drie activiteitengebieden: -
Het samenbrengen van bedrijven en het vormen van partnerschappen tussen bedrijven · · ·
-
Asia VENTURE: kleinschalige handelsmissies tussen Europa en de minder welvarende Aziatische landen: Afghanistan, Bangladesh, Bhutan, Cambodja, Timor Leste, Laos, de Malediven, Nepal, Indonesië en Pakistan. Asia INTERPRISE: middelgrote sectorale en multisectorale handelsbijeenkomsten ter bevordering van partnerschappen tussen Europese en Aziatische bedrijven. Asia PARTENARIAT: grote multisectorele handelsbijeenkomsten in Azië om de partnerschappen tussen Aziatische en Europese bedrijven te bevorderen.
Ondersteuning van de privésector in Azië · ·
Asia-Invest TECHNISCHE BIJSTAND: capaciteitsopbouw ter voorbereiding van Aziatische bedrijven op internationale samenwerking, die overdracht van knowhow, ontwikkeling van bedrijfsorganisaties en versterking van de banden met Europese bedrijven omvat. Asia-Invest TRADE AND INVESTMENT FACILITATION STUDIES: marktonderzoeken om ondernemingen te voorzien van grondige analyses over het bedrijfsmilieu en de handelsmogelijkheden in Aziatische landen.
-
Capaciteitsopbouw van Aziatische bedrijfsorganisaties en netwerking met Europese tegenhangers · ·
Asia-Invest ALLIANCE: capaciteitsopbouw en networking voor Aziatische intermediairs, die overdracht van knowhow, zoeken van bedrijfspartners, informatienetwerken en uitwisseling van personeel met Europese tegenhangers omvat. Asia-Invest FORUM: uitwisseling van ervaringen via conferenties en workshops voor Europese en Aziatische intermediairs.
Aanvraagprocedure Voor vier soorten projecten, namelijk voor VENTURE, INTERPRISE, TECHNISCHE BIJSTAND en ALLIANCE worden er jaarlijks oproepen uitgeschreven. Belangrijke informatie over het opstellen en indienen van voorstellen vindt u terug op: http://ec.europa.eu/comm/europeaid/projects/asia-invest/html2002/howtoapply.htm. De aanvragen moeten voor de deadline ingediend worden met het standaardformulier dat te vinden is op deze website.
Aanvullende inlichtingen Europese Commissie EuropeAid Co-operation Office Asia-Invest Programme Wetstraat 41, 03/30 B-1049 Brussels Tel.: 02/298 67 37 Fax: 02/298 48 63 E-mail:
[email protected] Website: http://ec.europa.eu/comm/europeaid/projects/asia-invest
6.
MEDIA 2007
Inhoud steunmaatregel Media 2007 is de opvolger van het Media Plus programma ter ondersteuning van de Europese audiovisuele sector. Het programma loopt van 2007 tot 2013 en er werd een budget voorzien van ongeveer € 755 miljoen. Media 2007 streeft de volgende algemene doelstelling: - de Europese culturele en taalkundige diversiteit en het Europese film -en audiovisuele erfgoed in stand houden en bevorderen en dit erfgoed toegankelijk maken voor het publiek en de interculturele dialoog bevorderen; - de circulatie en het publiek van Europese audiovisuele werken binnen en buiten de EU bevorderen; - het concurrentievermogen van de Europese audiovisuele sector vergroten op een open, concurrerende en werkgelegenheidsbevorderende markt. Om die doelstellingen te bereiken is Media 2007 gericht op: - de fasen voorafgaand aan de audiovisuele productie; - de fasen na afloop van de audiovisuele productie; - proefprojecten. Projecten Fasen voor de productie -
Verwerving en verbetering van vaardigheden op audiovisueel gebied: • verbeteren van creatieve en managementvaardigheden; • aanpassen technische vaardigheden aan de digitale technologie; • ondersteunen van netwerken en mobiliteit tussen audiovisuele opleidingen; • verstrekken van beurzen aan professionals uit de nieuwe lidstaten.
-
Ontwikkeling: • steun bij de ontwikkeling van productieprojecten van onafhankelijke productiemaatschappijen
Fasen na de productie -
Distributie en verspreiding: • aanmoedigen distributeurs om in coproducties, aankoop en promotie van niet-nationale Europese films te investeren en gecoördineerde marktstrategieën op te stellen; • verbeteren van de circulatie van niet-nationale Europese films: stimuleringsmaatregelen voor de export, de distributie en de programmering in bioscopen; • bevorderen van de grensoverschrijdende verspreiding van Europese audiovisuele werken van onafhankelijke productiemaatschappijen door samenwerking tussen omroepen, producenten en onafhankelijke distributeurs aan te moedigen; • de digitalisering van Europese audiovisuele werken bevorderen; • bioscopen aanmoedigen om de mogelijkheden van digitale distributie te benutten.
-
Promotie: • de circulatie van Europese audiovisuele werken bevorderen door ervoor te zorgen dat ze toegang hebben tot Europese en internationale vakmarkten; • verbeteren van de toegang van het Europese en internationale publiek; • aanmoedigen van gezamenlijke acties van nationale instellingen voor de promotie van films en audiovisuele programma’s.
Proefprojecten -
Bevorderen van innovatie met betrekking tot informatie- en communicatietechnologie.
Begunstigden Natuurlijke personen komen in aanmerking. Volgende landen kunnen deelnemen (mits ze voldoen aan de voorwaarden en mits aanvullende kredieten): de lidstaten van de EU, de EVA-landen die lid zijn van de Europese Economische Ruimte, de kandidaatlidstaten die betrokken zijn bij een pretoetredingsstrategie, de landen van de westelijke Balkan, de landen die partij zijn bij de overeenkomst van de Raad van Europa inzake de grensoverschrijdende omroep en andere derde landen die een associatie- of samenwerkingsovereenkomst met bepalingen op audiovisueel gebied met de EU hebben gesloten. Omvang steun De financiële steun bedraagt maximaal 50% van de kosten, bij uitzondering 75%. Naar gelang van de aard van de actie kan de financiële steun worden verleend in de vorm van subsidies of beurzen.
Aanvullende inlichtingen U kunt bij de MEDIA Desk terecht voor informatie (over regels en procedures) en advies en begeleiding bij het aanvragen van steun. Door het inschakelen van de MEDIA Desks in andere landen kan de MEDIA Desk voor u bemiddelen wanneer u op zoek bent naar specifieke informatie en/of personen uit een ander Europees land. Hieronder vindt u het informatiecentrum van het MEDIA-Programma van de Europese Unie: MEDIA Desk België - Vlaamse overheid Nathalie Goethals, coördinator Jonas Tavernier, assistent Communicatie en Informatie Bijlokekaai 7F 9000 Gent Tel.: 09/235.22.65 Fax: 09/233.07.09 E-mail:
[email protected] Website: http://www.mediadesk-vlaanderen.be
7.
MARCO POLO II
Inhoud steunmaatregel Het doel van Marco Polo is het verminderen van verkeersopstoppingen en het verbeteren van de milieuimpact van het vrachtvervoer binnen de Europese Unie. Concreet betekent dit dat projecten ondersteund worden die zorgen voor een omschakeling van wegvervoer naar korte zeevaart, binnenvaart en spoorverkeer. Marco Polo II loopt van 2007 tot 2013. Er is een totaal budget uitgetrokken van € 400 miljoen. Begunstigden Alleen commerciële ondernemingen kunnen deelnemen aan het programma. Projecten moeten steeds door minstens twee partners in minstens twee landen ingediend worden. Projecten Er zijn vijf types van projecten die ondersteund kunnen worden: - Wijziging van vervoersmodus Ondersteuning bij het opstarten van dienstverlening, waarbij er tonkilometers (tkm) omgezet wordt van de weg naar de andere modi. De steun bedraagt maximaal 35% van de kosten die in aanmerking komen en de maximale looptijd bedraagt 36 maanden. - Katalysator Ondersteuning voor innovatieve projecten die structurele marktbarrières doorbreken. Het steunpercentage bedraagt maximaal 35% van de kosten die in aanmerking komen en de maximale looptijd bedraagt 60 maanden. - Samenwerking en leren Het verbeteren van samenwerking en het uitwisselen van knowhow voor de complexe transport en logistieke markt. Het steunpercentage bedraagt maximaal 50% van de kosten die in aanmerking komen en de maximale looptijd bedraagt 24 maanden. - Snelwegen op zee Innovatieve acties die een impuls geven aan hoogfrequente intermodale diensten voor zeer grootschalig goederenvervoer via de korte vaart, eventueel ondersteund door spoor- en binnenvaartverbindingen met het hinterland. Er wordt een werkelijke, meetbare en duurzame modal shift verwacht van goederenvervoer op de weg naar de korte vaart en de binnenvaart. Het steunpercentage bedraagt maximaal 35% van de kosten die in aanmerking komen en de maximale looptijd bedraagt 60 maanden. - Verkeersvermijdingsacties Acties waarbij door integratie van de productielogistiek in de vervoerslogistiek de efficiëntie van het goederenvervoer kan vergroot worden. Hierbij wordt gestreefd naar wijziging van de productie- en/of distributieprocessen, en zodoende te komen tot kortere afstanden, hogere laadfactoren, minder lege ritten, vermindering van de afvalstromen of enig ander effect dat leidt tot een aanzienlijke vermindering van het goederenvervoer over de weg. Het steunpercentage bedraagt maximaal 35% van de kosten die in aanmerking komen en de maximale looptijd bedraagt 60 maanden. Aanvraagprocedure Ieder jaar wordt er een oproep gedaan, gewoonlijk in het eerste kwartaal. De oproep wordt gepubliceerd in het officiële publicatieblad, op de website van het Marco Poloprogramma en op de website van het Vlaams Contactpunt Europese programma' s (IWT): www.europrogs.be.
Aanvullende inlichtingen Europese Commissie Directoraat-generaal voor Energie en Vervoer Tel.: 02/299 64 48 Fax: 02/296 37 65 E-mail:
[email protected] Website: http://ec.europa.eu./transport/marcopolo/index_en.htm
DEEL IX : SAMENWERKING MET CENTRAAL- EN OOST-EUROPA
1.
SAMENWERKINGSPROGRAMMA VLAANDEREN MET CENTRAAL- EN OOSTEUROPA
Inhoud steunmaatregel Op 20 juli 2007 besloot de Vlaamse regering om het Centraal- en Oost-Europabeleid aan te passen aan de situatie die ontstond na de laatste uitbreiding van de EU. Daarom wordt een onderscheid gemaakt tussen de nieuwe lidstaten enerzijds, en de landen die in de nabije toekomst zullen toetreden (Kroatië, Macedonië) en de andere potentiële kandidaat-lidstaten van de westelijke Balkan (Albanië, Bosnië-Herzegovina, Montenegro, Servië en Kosovo). Ook projecten in de buitengordel kunnen in aanmerking komen voor betoelaging. Het nieuwe Vlaamse buitenlandbeleid ten aanzien van Centraal- en Oost-Europa is dan ook gestoeld op drie pijlers: De eerste pijler, de samenwerking met de nieuwe lidstaten Bulgarije, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Polen, Roemenië, Slovenië, Slowakije en de Tsjechische Republiek omvat het zogenaamde postaccessiemodel. Dit wil zeggen het partnerschap verstevigen binnen een breder Europees verband, als evenwaardige partners zoekend naar een win/win. Voor projecten binnen deze eerste pijler voorziet Vlaanderen € 1.170.000. De tweede pijler is gericht op de samenwerking met de landen van de westelijke Balkan. Meer bepaald de toekomstige nieuwe EU-lidstaten Kroatië en Macedonië en de andere potentiële kandidaat-lidstaten Albanië, Bosnië - Herzegovina, Montenegro, Servië en Kosovo. Met een derde pijler wil Vlaanderen nauw samenwerken met landen langs de nieuwe buitengrens van de Europese Unie. De klemtoon wordt gelegd op de democratische en economische versterking, conflictpreventie en samenlevingsopbouw. De voorziene € 250.000 wordt ook in 2008 integraal voorbehouden voor initiatieven in Oekraïne. Binnen dit kader wordt ook trilaterale samenwerking aangemoedigd waardoor grensoverschrijdende samenwerking, valorisatie van vroegere projecten of de uitbouw van bredere netwerken worden mogelijk gemaakt. Begunstigden De projecten dienen betrekking te hebben op een samenwerkingsverband tussen de Vlaamse promotor (een Vlaamse administratie, een Vlaamse openbare instelling of een instelling, organisatie of onderneming die haar exploitatiezetel binnen de grenzen van het Vlaamse Gewest of een Nederlandstalige instantie met zetel in Brussel) enerzijds, en minstens een partner in één van de hierboven vermelde landen, anderzijds. Projecten Volgende economische projecten komen in aanmerking voor steun: PIJLER 1 Voorbeelden van projectvoorstellen die in aanmerking komen: - ontwikkeling van netwerken tussen Vlaanderen en de partnerlanden o.m. via samenwerking tussen intermediairs (Kamers van Koophandel, federaties,…); - organisatie van promotionele acties waardoor Vlaanderen meer aanwezig wordt gesteld in het partnerland (bv. Vlaamse week in samenwerking met diverse actoren als Toerisme Vlaanderen, Vlaams agentschap voor internationaal ondernemen, administratie Cultuur,…); - ontwikkeling van stedenbanden of relaties tussen provinciale en regionale autoriteiten via de intermediaire organisaties of het opzetten van gezamenlijke acties (bv. samenwerking tussen VVSG en soortgelijke partners in het buitenland of stedenassociaties als bijvoorbeeld Hanzesteden, seminarie van gemeenteontvangers,…). Individuele stedenjumelages worden niet gefinancierd; - valoriseren van projecten die in het verleden werden ontwikkeld (bv. indienen van projectaanvragen bij de EU als resultaat van een Vlaams project) of het overnemen van deze resultaten en Vlaamse beleidsmodellen in nationale beleids- of actieplannen van het partnerland; - acties in het kader van interregionale samenwerking (INTERREG) waarvoor aanvullende financiering moet worden gevonden. De financiële lasten van deelname van Vlaamse partners aan dergelijke
-
-
projecten mogen echter niet zomaar afgewenteld worden op de Vlaamse overheid. Ook de Vlaamse partner dient een belangrijke inbreng te doen; stimuleren van bilaterale samenwerking tussen handelskamers, eventueel na voorbereidende samenwerking in het kader van een PLATO-project of landenclubs; trilaterale samenwerking met landen van de buitengordel (samenbrengen van expertise uit Vlaanderen, een nieuwe lidstaat en een nieuw buurland – Oekraïne, Kroatië, ... – met betrekking tot voorbereiden van subsidiedossiers, wetgeving, enz…, bijvoorbeeld ondersteuning van het democratiseringsproces in Kroatië in samenwerking met Hongaarse partners, grensoverschrijdende samenwerking vanuit Polen met grensregio' s in Oekraïne, transponeren van vroegere projecten uit Centraal-Europa naar de buitengordel: bijvoorbeeld samenwerking van Vlaanderen met Hongarije uitbreiden naar Oekraïne); organisatie van filmfestivals of bredere promotionele culturele manifestaties op basis van een wederzijds partnerschap; samenwerking rond de regionale realiteit in Europa.
PIJLERS 2 EN 3 Het Vlaamse adviescomité hanteert de volgende inhoudelijke criteria bij de selectie van projecten: - beantwoordt dit project inhoudelijk aan de Vlaamse prioriteiten. (Wat betreft pijler 2 moet de preaccessiesteun bijdragen tot het EU-toetredingsproces en een succesvolle integratie van die landen in de Europese Unie vergemakkelijken. Ook zal Vlaanderen via pijler 3 met de landen van de buitengordel waar mogelijk en zinvol een samenwerkingsverband opstarten. Deze samenwerking zal tot stand komen in de vorm van capaciteitsopbouw, institutionele, democratische en economische versterking, conflictpreventie en samenlevingsopbouw); - gaat het hier om overdracht van kennis in een domein waar Vlaanderen grote expertise heeft opgebouwd; - beantwoordt het aan de EU-prioriteiten; biedt het ondersteuning voor de inspanningen die het partnerland zou moeten leveren om te voldoen aan de eisen die de EU aan het land stelt; - in hoeverre is de overheid in het partnerland (in de eerste plaats het betrokken ministerie, de lokale overheden, …) betrokken bij het tot stand komen van het project en hecht zij belang aan de realisatie ervan. Komen in aanmerking voor subsidiëring: - zendingskosten die verbonden zijn aan de voorbereiding en de uitvoering van het project; - investeringskosten, met uitzondering van infrastructurele werken, bouwprojecten of louter aankoop van investeringsgoederen, tenzij uitdrukkelijk wordt aangetoond dat deze vereist zijn voor het bereiken van de doelstellingen van het project; - personeelskosten; - werkingskosten; - uitgaven die verricht zijn in Vlaanderen voor de beoogde samenwerking: kosten inzake ontvangst en verblijf van partners uit het gastland, kosten inzake opleiding en vorming, uitrustingsuitgaven, studie- of consultancykosten. Komen niet in aanmerking voor subsidiëring: - uitsluitend levering van materialen of goederen; - louter infrastructurele of bouwactiviteiten; - eenmalige uitwisselingen, evenementen en conferenties; - studiebeurzen, studies van algemeen verkennende aard die geen projectgebonden karakter vertonen; - puur academische projecten; - humanitaire hulpacties. De maximale duur van een project is drie jaar. FINANCIËLE TEGEMOETKOMING Pijler 1: de financiële bijdrage van de Vlaamse overheid bedraagt maximaal 50% van het totale budget. Pijlers 2 en 3: de financiële tegemoetkoming kan maximaal 85% van de totale aanvaardbare kosten bedragen. De partner in Centraal- en Oost-Europa of het partnerland moeten in een cofinanciering van 15% voorzien. Privébedrijven met winstoogmerk, die een aanvraag indienen, moeten naast de inbreng vanwege het partnerland, ook zelf een minimale inbreng van 15% garanderen.
Voor trilaterale projecten (bv. Vlaanderen + een nieuwe lidstaat + een kandidaat-lidstaat) bedraagt de maximale tegemoetkoming vanwege de Vlaamse overheid 50%. De promotor moet samen met de verschillende partners instaan voor de resterende 50% (waarbij de begunstigde partner ten minste 15% inbrengt). Indien zowel de Vlaamse promotor als de begunstigde in Centraal- en Oost-Europa ondernemingen met winstoogmerk zijn, kan de tegemoetkoming maximaal 50% bedragen en de kosten verbonden aan opleiding en overdracht van technologie en op voorwaarde dat de investering voorheen is gerealiseerd door de promotor. De maximum tegemoetkoming per project wordt beperkt tot 300.000 euro; de maximale steun per jaar per project bedraagt 150.000 euro (met echter als bijkomende beperking het maximale budget dat per land ter beschikking wordt gesteld). Aanvraagprocedure Aanvragen tot tussenkomst moeten per land worden ingediend bij het departement Internationaal Vlaanderen van de Vlaamse overheid, Boudewijnlaan 30, 1000 Brussel, tel.: 02/553.59.20, http://www.vlaanderen.be/centraalenoosteuropa. De vereiste aanvraagformulieren en bijkomende inlichtingen zijn te verkrijgen bij de afdeling Buitenlandse Zaken. Vormvereisten De kandidaten voor een project moeten schriftelijk een projectdossier indienen in het Engels, in twee identieke exemplaren, volgens de bepalingen van het aanvraagformulier. Een projectvoorstel moet voorzien zijn van de naam en handtekening van de aanvrager(s), gedateerd zijn en alle gegevens bevatten die nodig zijn voor een beslissing.
Aanvullende inlichtingen Vlaamse overheid Departement Internationaal Vlaanderen Afdeling Buitenlandse Zaken Boudewijnlaan 30 1000 Brussel Tel.: 02/553 59 02 – 553 60 34 Fax: 02/502 60 37 E-mail:
[email protected] [email protected] Website: http://www.vlaanderen.be/centraalenoosteuropa
2.
IPA – INSTRUMENT VOOR PRETOETREDINGSSTEUN (2007-2013)
Inhoud steunmaatregel Verordening nr. 1085/2006 van de Raad van 17 juli 2006 tot invoering van een instrument voor pretoetredingssteun (IPA) is in werking getreden op 1 januari 2007 en vervangt allerlei programma' s en financieringsinstrumenten van de Gemeenschap voor aspirant- en kandidaat-lidstaten zoals PHARE, PHARE CBC, ISPA, SAPARD, CARDS en het financieel instrument voor Turkije. IPA is het nieuwe financiële instrument voor de periode 2007-2013 en beoogt een verbetering van de efficiëntie en de samenhang van de hulp die geboden wordt aan landen met Europese aspiraties. Begunstigden Er zijn twee groepen landen die IPA-steun kunnen krijgen: - landen die het lidmaatschap aangevraagd hebben (kandidaat-lidstaten, momenteel Kroatië, Turkije en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië); - potentiële kandidaat-lidstaten in de Balkan (Albanië, Bosnië-Herzegovina, Servië-Montenegro, Kosovo). Projecten Het IPA is opgezet om beter op de behoeften van de begunstigde landen in het kader van de pretoetreding te kunnen inspelen. Het is voornamelijk gericht op de ondersteuning van: - de institutionele opbouw en de rechtsstaat; - de mensenrechten, met inbegrip van de fundamentele vrijheden, de rechten van minderheden, de gelijkheid van mannen en vrouwen en non-discriminatie; - administratieve en economische hervormingen; - economische en sociale ontwikkeling; - verzoening en wederopbouw; - regionale en grensoverschrijdende samenwerking. Om het bovenstaande te verwezenlijken omvat het IPA 5 componenten met elk hun eigen prioriteiten: - hulp bij de overgang en versterking van de instellingen bedoeld om de capaciteits- en de institutionele opbouw te financieren; - grensoverschrijdende samenwerking bedoeld om de begunstigde landen te steunen op het gebied van de grensoverschrijdende samenwerking onderling, met de lidstaten of in het kader van transnationale of interregionale maatregelen. Beide categorieën van landen komen in aanmerking voor steun in het kader van deze eerste 2 componenten. -
regionale ontwikkeling bedoeld om het land voor te bereiden op de tenuitvoerlegging van het communautaire cohesiebeleid en meer in het bijzonder op het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en het Cohesiefonds; ontwikkeling van het menselijk potentieel betreft de voorbereiding op het cohesiebeleid en het Europees Sociaal Fonds; plattelandsontwikkeling betreft de voorbereiding op het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de daarmee verbonden beleidsterreinen alsook op het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling.
Enkel de kandidaat-landen komen in aanmerking voor steun in het kader van deze 3 laatste componenten. De steun in het kader van IPA kan onder meer de volgende vorm aannemen: - investeringen, leveringscontracten of subsidies; - administratieve samenwerking, met detachering van deskundigen uit de lidstaten; - maatregelen van de Gemeenschap in het belang van het begunstigde land; - ondersteunende maatregelen voor het tenuitvoerleggingsproces en het beheer van de programma' s; - begrotingssteun.
Omvang steun Per jaar zal gemiddeld € 1,6 miljard beschikbaar zijn voor dit instrument. Diversen Potentiële kandidaat-lidstaten werken onder centraal management waarbij de Europese Commissie als ' contracting authority'optreedt. Het is de bedoeling dat de potentiële kandidaat-lidstaten langzamerhand van centraal naar decentraal management kunnen overgaan. De kandidaat-lidstaten werken onder gedecentraliseerd management waarbij als ' contracting authority'een ' Central Finance and Contracting Unit'wordt aangewezen. Vaak is deze gehuisvest bij het ministerie van Financiën in het begunstigde land. Op die manier kunnen de kandidaat-lidstaten aantonen dat zij zelfstandig programma' s kunnen opstellen en dat zij over de nodige managementcapaciteiten beschikken.
Aanvullende inlichtingen Europese Commissie Directoraat-Generaal Uitbreiding Websites: http://ec.europa.eu/enlargement/financial_assistance/index_nl.htm http://europa.eu/scadplus/leg/nl/lvb/e50020.htm
Vlaamse overheid Agentschap Economie Afdeling Europa Economie Euro Info Centre Koning Albert II-laan 35 bus 15 B-1030 Brussel Telefoon: 02/553 38 77 02/553 37 33 Fax: 02/502 47 02 E-mail:
[email protected] Website: http://www.vlaanderen.be/euroinfocentre