1
2
Samenstelling: Vlaamse overheid Agentschap Economie Enterprise Europe Network Vlaanderen Verantwoordelijke uitgever: Bernard De Potter Administrateur-generaal Bronnen: Websites: www.vlaanderen.be; www.vlao.be; www.pmv-kmo.be; www.aandeslag.be; www.onssrszlss.fgov.be; www.vdab.be; www.ec.europa.eu, mediamagazine ’07 (Mediadesk België); www.eu-gateway.eu, www.banvlaanderen.be; www.bizidee.be; www.enterprize.be; www.nfte.be; www.werk.be; www.eif.org; Druk: digitale drukkerij Vlaamse overheid Uitgave: 2008 Depotnummer: D/2008/3241/269 2008. Vlaamse overheid – Agentschap Economie – Enterprise Europe Network Vlaanderen.
3
INLEIDING De nieuwe Subsidiewegwijzer voor ondernemingen biedt u naar jaarlijkse gewoonte een overzicht van de belangrijkste overheidsstimulansen voor ondernemingen op regionaal, federaal en Europees vlak met bijzondere aandacht voor de kmo’s. Hierbij wordt getracht om de ondernemingen wegwijs te maken in het labyrint van steunmaatregelen waarvoor zij in aanmerking kunnen komen. Iedere maatregel wordt kort geschetst met aandacht voor de begunstigden, de geldende criteria en de voordelen. Tevens vermeldt deze gids telkens het contactadres voor aanvullende inlichtingen. De redactie van deze nieuwe brochure werd afgesloten op 31 oktober 2008. Voor sommige maatregelen in de subsidiewegwijzer (BEA, ecologiepremie…) worden begin 2009 belangrijke aanpassingen verwacht. Gelieve voor deze maatregelen vanaf 2009 dan ook steeds de website www.vlaanderen.be/ondernemen te raadplegen.
Wanneer u de steunmaatregelen op maat wenst te verkrijgen, dan kunt u onze geactualiseerde subsidiedatabank raadplegen op www.vlaanderen.be/subsidiedatabank. De zestiende editie van deze gids werd samengesteld door het Enterprise Europe Network Vlaanderen. Deze entiteit werd begin 2008 opgericht door drie partners: het Agentschap Economie, het VLAO (Vlaams Agentschap Ondernemen) en het IWT (Instituut voor de aanmoediging van Innovatie door Wetenschap en Technologie in Vlaanderen). Dit netwerk behoort tot het grotere Europese Enterprise Europe Network, 600 organisaties verspreid over de Europese Unie ten dienste van de kmo’s. De bedoeling is de kmo’s in Europa een zo breed mogelijke waaier van hulpmiddelen aan te bieden, zoals: informatie en advies verschaffen aangaande Europese regelgeving, partnersearch voor Europees zakendoen, advies voor technologische samenwerking en begeleiding in innovatieve acties, ondersteuning bij deelname aan Europese projecten en financiering. Naast de drie partners (waarvan het Agentschap Economie en VLAO op 01/01/09 fusioneren tot het Agentschap Ondernemen) wordt er ook nauw samengewerkt met FIT (Flanders Investment and Trade) in functie van de realisatie van de vooropgestelde doelstellingen. Bovendien zal het consortium in opdracht van de Europese Commissie de ervaringen en opmerkingen van de kmo’s over Europese regelgeving en de repercussie ervan op hun beroepsactiviteiten, terugkoppelen naar het Directoraat-Generaal Ondernemen van de Commissie. Het Enterprise Europe Network Vlaanderen staat open voor alle ondernemingen maar is vooral bedoeld om kleinere en middelgrote ondernemingen te informeren, adviseren, begeleiden en ondersteunen. Geïnteresseerden kunnen voor aanvullende informatie uiteraard steeds terecht bij het Enterprise Europe Network Vlaanderen zelf dat ook over andere Europese materies inlichtingen verstrekt of u kunt ook onze folder aanvragen: Vlaamse overheid, Agentschap Economie, Enterprise Europe NetworkVlaanderen, Koning Albert II-laan 35 bus 12, 1030 Brussel. Ik hoop dat de geactualiseerde Subsidiewegwijzer voor Ondernemingen u voldoende inzicht verschaft in het aanbod van steunmaatregelen waarvoor u als onderneming in aanmerking kan komen. Ten slotte nodig ik u uit om aanbevelingen over het concept of de inhoud van deze subsidiewegwijzer te mailen naar
[email protected].
Bernard De Potter Administrateur-generaal
4
INHOUDSTAFEL DEEL I : STEUN BIJ ONDERNEMEN, INVESTERINGEN EN ADVIES, STEUN VOOR STARTERS 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
11.
12. 13. 14. 15. 16.
BUDGET VOOR ECONOMISCH ADVIES (BEA) GROEIPREMIE (wordt stopgezet begin 2009) STRATEGISCHE INVESTERINGS- EN OPLEIDINGSPROJECTEN SUBSIDIES VOOR DE AANLEG VAN BEDRIJVENTERREINEN EN BEDRIJFSGEBOUWEN 4.1 Bedrijventerreinen 4.2 Subsidies voor de oprichting en modernisering van bedrijvencentra & doorgangsgebouwen OPROEP ONDERNEMERSCHAP OPROEP BRUGPROJECTEN ECONOMIE-ONDERWIJS RENTETOELAGE HINDER OPENBARE WERKEN START- EN INVESTERINGSSTEUN VOOR DE VLAAMSE VISSERIJ EN AQUICULTUURSECTOR (FIVA) VLAAMS LANDBOUWINVESTERINGSFONDS (VLIF) PARTICIPATIEFONDS 10.1 Starteo/Optimeo: beroepskredieten verdeeld tussen uw bankier en het Participatiefonds 10.2 Startlening-solidaire lening: twee microkredieten met professionele begeleiding om de creatie van een eigen job te financieren 10.2.1 Startlening: voor de werkzoekende die zich vestigt als zelfstandige of die een eigen zaak opricht 10.2.2 Solidaire lening: een eigen economische activiteit creëren zonder startkapitaal 10.3 Business Angel +: co-financiering met een Business Angel van een innoverend project 10.4 Privak+ 10.5 Impulseo I 10.6 Impulseo II PARTICIPATIEMAATSCHAPPIJ VLAANDEREN NV (PMV): PMV-KMOFINANCIERINGSINSTRUMENTEN 11.1 Winwinlening 11.2 Vinnof 11.2.1 Incubatiefinanciering 11.2.2 Zaaikapitaal 11.2.3 Projectfinanciering 11.3 ARKimedes 11.4 Waarborgregeling 11.4.1 Steun voor kmo’s die hinder ondervinden van openbare werken 11.5 Fonds Vlaanderen-Internationaal 11.6 Cultuur Invest 11.7 NRC-Fonds BAN Vlaanderen BIZIDEE ENTERPRIZE NFTE VLAAMS AGENTSCHAP ONDERNEMEN – VLAO (vanaf 1/1/09 fusie met Agentschap Economie in Agentschap Ondernemen) 16.1 VLAO-Bedrijfsadvies 16.2 Design Vlaanderen
DEEL II : FISCALE STEUN 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
INVESTERINGSAFTREK NOTIONELE INTRESTAFTREK OF AFTREK VOOR RISICOKAPITAAL FISCALE RULINGS INVESTERINGSRESERVE BELASTINGSVRIJSTELLING BIJKOMEND PERSONEEL VOOR DE UITBOUW VAN HET TECHNOLOGISCH POTENTIEEL, ALS DIENSTHOOFD UITVOER OF DIENSTHOOFD INTEGRALE KWALITEITSZORG BELASTINGSVRIJSTELLING VOOR BIJKOMEND PERSONEEL MET EEN LAAG LOON BELASTINGSKREDIET VOOR ONDERZOEK EN ONTWIKKELING
5
8. 9.
GEDEELTELIJKE VRIJSTELLING VAN DOORSTORTING VAN DE BEDRIJFSVOORHEFFING VOOR WETENSCHAPPELIJK PERSONEEL GEDEELTELIJKE VRIJSTELLING VAN DOORSTORTING VAN DE BEDRIJFSVOORHEFFING OP NACHT- EN PLOEGENARBEID
DEEL III : STEUN BIJ AANWERVINGEN 1.
PARAFISCALE MAATREGELEN 1.1 De structurele vermindering van de RSZ-werkgeversbijdragen 1.2 Doelgroepvermindering 1.2.1 Oudere werknemers 1.2.2 Eerste aanwervingen 1.2.3 Collectieve arbeidsduurvermindering of vierdagenweek 1.2.4 Activa min-45-jarigen 1.2.5 Activa 45-plussers 1.2.6 Doorstromingsprogramma’s (DSP) 1.2.7 Sociale inschakelingseconomie (SINE) 1.2.8 Jong laaggeschoolde werknemers 1.2.9 Werknemers jonger dan 19 jaar 1.2.10 Werknemers ouder dan 18 jaar en jonger dan 30 jaar 1.2.11 Aanwerving van een ontslagen werknemer door herstructurering 1.3 De specifieke vermindering - Werkbonus
2.
FINANCIELE MAATREGELEN 2.1 Aanmoedigingspremies in de privésector 2.1.1 Opleidingskrediet 2.1.2 Zorgkrediet 2.1.3 Steun aan werknemers van ondernemingen in moeilijkheden of in herstructurering 2.1.4 Suppletieve regeling 2.2 Invoegbedrijven 2.3 Invoegbedrijven Dienstencheque-onderneming 2.4 Overgangsmaatregel voor de vergoeding bij de aanwerving van personen met een handicap (CAO 26) en de Inschakelingspremie (VIP) 2.5 Vlaamse Ondersteuningspremie (VOP) 2.6 Tewerkstellingspremies voor 50+ 2.7 Activa start
DEEL IV : STEUN BIJ OPLEIDINGEN 1. 2. 3. 4.
5. 6.
VLAAMSE DIENST VOOR ARBEIDSBEMIDDELING EN BEROEPSOPLEIDING (VDAB) 1.1 Individuele Beroepsopleiding in de onderneming 1.2 Instap-opleiding SECTORALE MAATREGELEN EN INITIATIEVEN PROJECTEN TER STIMULERING VAN DE EVENREDIGE ARBEIDSDEELNAME EN DIVERSITEIT IN ONDERNEMINGEN, INSTELLINGEN EN LOKALE BESTUREN (DIVERSITEITSPLANNEN, CLUSTERPLANNEN, INSTAP- EN GROEIPLANNEN) VLAAMS AGENTSCHAP VOOR ONDERNEMERSVORMING – SYNTRA VLAANDEREN 4.1 De ondernemersopleiding 4.2 Korte cursussen en bijscholingen 4.3 De leertijd PETERSCHAPSPROJECTEN STAGEBONUS EN STARTBONUS
DEEL V : STEUN VOOR ONDERZOEK EN ONTWIKKELING 1.
INSTITUUT VOOR DE AANMOEDIGING VAN INNOVATIE DOOR WETENSCHAP EN TECHNOLOGIE IN VLAANDEREN (IWT-VLAANDEREN) 1.1 O&O-projecten van bedrijven – algemeen 1.2 KMO-programma
6
2.
1.3 Eureka 1.4 Vlaamse Innovatiesamenwerkingsverbanden 1.5 Onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma van de Europese Unie - 7de Kaderprogramma 1.6 Strategisch Basisonderzoek (SBO) 1.7 TETRA-Fonds 1.8 Landbouwkundig onderzoek 1.9 Duurzame technologische ontwikkeling 1.10 LURU: steunregeling voor innovatie in de lucht- en ruimtevaartsector INNOVATIEPREMIE
DEEL VI : ENERGIE EN MILIEU 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
DE ECOLOGIEPREMIE AANMOEDIGINGSMAATREGELEN RATIONEEL ENERGIEVERBRUIK SUBSIDIES VOOR KMO’S DIE SELECTIEF AFVAL SORTEREN VLAAMSE GROENESTROOMCERTIFICATEN VOOR ZONNEPANELEN VLAAMSE WARMTEKRACHTKOPPELINGSCERTIFICATEN EN GROENESTROOMCERTIFICATEN VOOR ANDERE HERNIEUWBARE ENERGIEBRONNEN DAN ZONNEPANELEN VERHOOGDE INVESTERINGSAFTREK VOOR ENERGIEBESPARENDE INVESTERINGEN LIFE +-PROGRAMMA INTELLIGENT ENERGY FOR EUROPE
DEEL VII : STEUN BIJ EXPORT 1.
2. 3.
4. 5.
FLANDERS INVESTMENT AND TRADE (FIT) 1.1 Financiële tussenkomsten van exportgerichte initiatieven – Kleine en Middelgrote Ondernemingen 1.2 Vlaamse subsidies voor haalbaarheidsstudies 1.3 Ter beschikking stellen van Vlaamse uitrustingsgoederen NATIONALE DELCREDEREDIENST – EXPORTKREDIETVERZEKERING FINEXPO – COMITE VOOR DE FINANCIELE ONDERSTEUNING VAN DE EXPORT 3.1 Stabilisering van de rentevoet 3.2 Intrestbonificaties 3.3 Intrestbonificatie met aanvullende gift 3.4 Giften met of zonder een intrestbonificatie 3.5 Leningen van staat tot staat PRINS ALBERT FONDS 2009 JAPAN EN DE EU – EXPROM 5.1 Executive Training Programme Japan & Korea (2009-2010) 5.2 EU-Gateway- Programme (2008-2015)
DEEL VIII : EUROPESE STEUN 1.
2.
3.
STRUCTUURFONDSEN 1.1 Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) 1.1.1 Projecten EFRO – doelstelling 2 1.1.2 Projecten EFRO – doelstelling 3 1.2 Europees Sociaal Fonds (ESF) 1.3 Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) 1.4 Europees Visserijfonds EUROPESE INVESTERINGSBANK (EIB) 2.1 Individuele kredieten 2.2 Globale kredieten 2.3 Financieringsmogelijkheden met risicodeling EUROPEES INVESTERINGSFONDS (EIF) 3.1 Durfkapitaal 3.2 Marktonderzoek 3.3 Jeremie
7
4. 5. 6. 7. 8.
CENTRUM VOOR DE ONTWIKKELING VAN ONDERNEMINGEN (COO) 4.1 Samenwerking met de ACS-landen OVERIGE INITIATIEVEN TER BEVORDERING VAN INTERNATIONALE SAMENWERKING 5.1 Al-Invest IV MEDIA 2007 MARCO POLO II KADERPROGRAMMA VOOR CONCURRENTIEVERMOGEN EN INNOVATIE (KCI)
DEEL IX : SAMENWERKING MET CENTRAAL- EN OOST-EUROPA 1. 2.
SAMENWERKINGSPROGRAMMA VLAANDEREN MET CENTRAAL- EN OOST-EUROPA IPA – INSTRUMENT VOOR PRETOETREDINGSSTEUN (2007-2013)
8
DEEL I : STEUN BIJ ONDERNEMEN, INVESTERINGEN EN ADVIES, STEUN VOOR STARTERS
9
1.
BUDGET VOOR ECONOMISCH ADVIES (BEA)
Inhoud steunmaatregel Het Budget voor Economisch Advies (BEA) is een elektronisch betaalmiddel om het geheel van kennisoverdracht, mentorschap voor talentvolle ondernemers, adviezen of opleidingen die erop gericht zijn een ondernemer of onderneming te begeleiden in zijn volledige levenscyclus te betalen. Met dit nieuw geïntegreerd instrument kunnen kleine en middelgrote ondernemingen een beroep doen op de voor hen meest geschikte dienstverlening. Begin 2009 is er een fundamentele bijsturing gepland van deze steunmaatregel. Subsidieberekening De subsidie, die berekend wordt als een percentage (35%) van de in aanmerking komende kosten van de ondernemerschapsbevorderende diensten, bedraagt maximaal € 5.000 per twee kalenderjaren en wordt toegekend binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen. Per pijler wordt de subsidie beperkt tot een maximaal bedrag van € 2.500. Pijlers De onderneming kan kiezen voor vier verschillende diensten: opleiding, advies, mentorschap voor talentvolle ondernemers en de aankoop van kennis bij kenniscentra. -
Opleiding
Het onderricht, gevolgd door de werkenden in de onderneming bij de dienstverlener, erkend in de pijler opleiding, en dat uitsluitend of hoofdzakelijk gericht is op het verbeteren van het huidige of toekomstige bedrijfsfunctioneren van de onderneming. -
Advies
Schriftelijke, specifieke, waardevolle raadgevingen en aanbevelingen, verleend door de dienstverlener erkend in de pijler advies, die bestaan uit een analyse van de probleemstelling, een eigenlijk advies, en een implementatiegedeelte, eventueel gevolgd door een begeleiding bij de implementatie ervan, en die uitsluitend of hoofdzakelijk gericht zijn op het verbeteren van het huidige of toekomstige bedrijfsfunctioneren van de onderneming. -
Mentorschap voor talentvolle ondernemers
Een trajectbegeleidingsformule, verleend door de dienstverlener aanvaard in de pijler mentorschap, voor talentvolle ondernemers die risicokapitaal verkrijgen van een risicokapitaalverschaffer, en die uitsluitend of hoofdzakelijk gericht is op het verbeteren van het huidige of toekomstige bedrijfsfunctioneren van de onderneming. -
Kennisoverdracht
Overdracht van kennis door de dienstverlener, erkend in de pijler kennis. Het betreft bestaande, toepassingsgerichte kennis die betrekking heeft op producten, diensten, processen of markten zodat de onderneming ze kan aanwenden voor de vernieuwing en innovatie van haar producten, diensten, processen of markten. Begunstigden ONDERNEMINGEN Worden beschouwd als onderneming: de natuurlijke personen die koopman zijn of een zelfstandig beroep uitoefenen, de handelsvennootschappen met rechtspersoonlijkheid, burgerlijke vennootschappen met handelsvorm, de Europese economische samenwerkingsverbanden en de economische
10
samenwerkingsverbanden, die beschikken over een exploitatiezetel in het Vlaamse Gewest of zich ertoe verbinden in het Vlaamse Gewest een exploitatiezetel te vestigen. Zowel kleine als middelgrote ondernemingen, alsook een groot aantal vrije beroepen komen in aanmerking voor de maatregel voor zover ze een aanvaarbare activiteit hebben en geen vzw zijn. Vanaf 2005 is de nieuwe definitie van de Europese Commissie inzake de kmo van kracht. Kleine Ondernemingen (ko) zijn ondernemingen die voldoen aan alle volgende criteria: - minder dan 50 werknemers tewerkstellen; - een jaaromzet hebben van maximum € 10 miljoen of een jaarlijks balanstotaal van maximum € 10 miljoen; - beantwoorden aan het zelfstandigheidcriterium (*) Middelgrote ondernemingen (mo) zijn ondernemingen die voldoen aan alle volgende criteria: - minder dan 250 werknemers tewerkstellen; - een jaaromzet hebben van maximum € 50 miljoen of een jaarlijks balanstotaal van maximum € 43 miljoen; - beantwoorden aan het zelfstandigheidcriterium (*); - geen kleine onderneming zijn. (*) Of een onderneming ‘zelfstandig’ is moet tot uiting komen door de samentelling van omzet en balanstotaal van partnerondernemingen en verbonden ondernemingen. Ondernemingen waarin de overheid participeert voor 25% of meer komen niet in aanmerking. DIENSTVERLENERS Een dienstverlener in de pijlers opleiding, advies of kennisoverdracht moet erkend worden; een dienstverlener in de pijler mentorschap voor talentvolle ondernemers moet aanvaard worden. -
Dienstverleners in de pijler opleiding kunnen erkend worden onder de volgende voorwaarden: • • •
-
Dienstverleners in de pijler advies kunnen erkend worden onder de volgende voorwaarden: • • •
-
opgenomen zijn op de lijst van de publieke dienstverleners, aangebracht door de respectieve functioneel bevoegde ministers of sectorfondsen. De erkenning geldt zolang het systeem BEA loopt. op basis van een kwaliteitscertificaat waarvan de scope de kwaliteit inzake de dienstverlening van de opleiding garandeert. De duur van de erkenning wordt bepaald door de resterende geldigheidsduur van het certificaat.. een dienstverlener die een erkende peterschapsorganisator is, zoals bepaald in het besluit van de Vlaamse Regering van 5 september 2003. De erkenning is beperkt tot de duur van de subsidieperiode en geldt alleen voor de peterschapsprojecten waarvoor de dienstverlener als peterschapsorganisator werd erkend.
een privédienstverlener kan op basis van een kwaliteitscertificaat, waarvan de scope de kwaliteit inzake de dienstverlening van adviesverstrekking garandeert, een erkenning bekomen. De duur van de erkenning wordt bepaald door de resterende geldigheidsduur van het certificaat. een natuurlijk persoon kan, na het voorleggen van een positieve screening, uitgevoerd door een privaat arbeidsbemiddelingsbureau, een erkenning bekomen voor de duurtijd van twee jaar. een privédienstverlener die een andere door de Vlaamse overheid uitgereikte erkenning kan voorleggen, op voorwaarde dat de erkenning de kwaliteit van de dienstverlening voor advies garandeert en mits de minister en de functioneel bevoegde minister, die allebei voorwaarden kunnen koppelen aan de overdracht van de erkenning, akkoord gaan. De duur van de erkenning wordt bepaald door de geldigheidsduur van de door de andere Vlaamse overheid uitgereikte erkenning.
Dienstverlener in de pijler kennis:
Een instantie kan in de pijler kennis erkend worden als dienstverlener indien zij lid is van het Vlaams Innovatienetwerk of opgenomen is in de lijst van kennisinstellingen, opgesteld door de administratie Wetenschap en Innovatie. De erkenning geldt zolang het systeem van het Budget voor Economisch Advies loopt.
11
-
Dienstverlener in de pijler mentorschap voor talentvolle ondernemers:
Een natuurlijk persoon die bij overeenkomst tussen de risicokapitaalverschaffer en de onderneming werd aangewezen, kan worden aanvaard als dienstverlener voor het systeem van de BEA. Als er een familiale of emotionele band bestaat tussen een risicokapitaalverschaffer en een onderneming, kan enkel een erkende dienstverlener uit de pijler advies als mentor optreden. Een risicokapitaalverschaffer, noch zijn aangestelde, kan niet als mentor optreden voor de onderneming waaraan hij risicokapitaal verstrekt. Diversen A. Wijzigingen voor de onderneming vanaf 30 april 2008 Registratie onderneming Budget voor Economisch Advies is een e-government maatregel. De volledige afhandeling van een project verloopt via het internet. Vanaf 30 april 2008 kunt u zich niet meer aanmelden met uw login en paswoord. U moet gebruik maken van uw federaal token of uw elektronische identiteitskaart. De procedure is strenger dan voorheen maar veel veiliger. Zo wilt men voorkomen dat een subsidie wordt aangevraagd door iemand die geen band heeft met de aanvragende onderneming. De verschillende stappen die u moet nemen vindt u terug op www.beaweb.be of hierna in het kort: 1. Vanaf 30 april 2008 maakt u voor BEA gebruik van de menubalk rechts bovenaan deze website (de knoppen ‘Aanmelden | Registreren | Paswoord vergeten’). 2. Registreer uzelf met uw federaal token of e-id als ‘applicatiegebruiker’ (BEA is een ‘applicatie’). 3. Als uw registratie gelukt is, meldt u zichzelf aan. 4. Registreer de onderneming waarvoor u gemachtigd bent een dossier in te dienen. 5. Als de registratie gelukt is, meldt u deze onderneming aan. De registratie is éénmalig; de volledige procedure moet slechts 1 keer doorlopen worden. Nadien krijgt u toegang door uzelf aan te melden met uw token of e-id en uw onderneming aan te melden. Was u al een BEA-klant ? Dan hebt u de eerste keer ook nog uw oude login en paswoord nodig ! Het oude login en paswoord kunt u aanvragen via
[email protected]. Hou er rekening mee dat dit naar de maatschappelijke zetel van de onderneming wordt opgestuurd. Wijzigingen NACE-codes Vanaf 30 april 2008 maakt de BEA-toepassing gebruik van de nieuwe lijst van activiteitencodes, namelijk de NACE-codes 2008. Wat is een nace code ? De activiteit van uw onderneming wordt weergegeven aan de hand van een NACEBEL-code. Sinds 1 januari 2008 is de NACEBEL-code 2008 van toepassing! Deze wijziging vindt u terug op de website van de Federale Overheid Economie. Op www.beaweb.be vindt u een tabel die uw oude code (code 2003) converteert naar de nieuwe code (code 2008). U kent uw oude NACEBEL-code niet ? Op de website van de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO) kunt u, op basis van uw ondernemingsnummer of naam, nagaan welke 2008-code voor uw onderneming van toepassing is. U moet vanaf 30 april 2008 de nieuwe NACEBEL-code 2008 ingeven bij elke nieuwe projectaanvraag! Let ook op de omschrijving en kijk na of deze nog overeenstemt met de activiteiten van uw onderneming. Is uw NACEBEL-code 2008 een aanvaardbare activiteitencode? Voor bepaalde activiteiten kunt u geen steun ontvangen. Op www.beaweb.be vindt u een overzicht van de aanvaardbare NACEBEL-code 2008. Overige wijzigingen -
De gemachtigde van de onderneming moet zich bij elke projectaanvraag akkoord verklaren met een verklaring op eer, aan te vinken via de website.
12
-
Bij de betaling van de facturen voor geleverde prestaties via de BEA-portefeuille is het voortaan verplicht een (gewone of gestructureerde) mededeling in te geven (cfr. de factuur van de dienstverlener). Wijzigingen in de portefeuille: · bij elk project wordt de dienstverlener getoond; · de projecten worden gesorteerd op projectnummer. Indien u als onderneming aangemeld bent, krijgt u via de knop ‘mijn overzicht’ (in de rode balk op www.vlaanderen.be/ondernemen) voor deze onderneming de projecten te zien bij diverse steunmaatregelen (voorlopig enkel beperkt tot de maatregelen Ecologiepremie – Call en BEA). U hoeft hiervoor niet ingelogd te zijn in de betreffende toepassingen.
B. Wijzigingen voor de BEA dienstverlener vanaf 30 april 2008 -
Voortaan bevestigt u expliciet dat de gegevens die u bij de goedkeuring van een subsidieaanvraag getoond worden door de klant naar waarheid werden ingevuld, conform zijn met de BEA-wetgeving en dat de dienstverlening nog niet gestart is op het moment van de indiening van de subsidieaanvraag. Bij het weigeren van een projectaanvraag kunt u de reden van weigering opgeven. Bij de stopzetting van een project door de kmo krijgt u hiervan een mail met de reden van stopzetting en de melding dat u voor dat project via de BEA-portefeuille geen betaling meer moet verwachten. Wanneer een project geannuleerd wordt doordat een kmo haar aandeel te laat in de portefeuille stort, wordt u hiervan via mail op de hoogte gebracht zodat u weet dat u voor dit project geen betaling via de BEA-portefeuille moet verwachten.
C. Registratie dienstverlener Via de website www.beaweb.be vraagt een dienstverlener zijn erkenning aan. Indien hij voor een bepaalde pijler wordt erkend, wordt deze toegevoegd aan de lijst met dienstverleners van die pijler. Deze procedure werd niet gewijzigd. D. In aanmerking komende diensten Alle diensten die gericht zijn op het verbeteren van het huidig of toekomstig bedrijfsfunctioneren met uitzondering van: wettelijk verplichte diensten, adviezen van permanente of periodieke aard zoals routinematig belastingadvies, regelmatige dienstverlening op juridisch gebied, routinematig advies inzake selectie-, aanwervings- en personeelsbeleid of reclame, adviezen die behoren tot de gewone bedrijfsuitgaven van de onderneming, diensten met betrekking tot subsidies, technische analyses die geen deel uitmaken van een advies en niet-gespecialiseerde adviezen. E. In aanmerking komende kosten Voor de opleiding van werkenden in de onderneming komen, exclusief btw en de bedragen van de facturen waartegenover geen prestaties staan, volgende kosten gefactureerd door een erkende dienstverlener in de pijler opleiding in aanmerking: personeelskosten van de dienstverlener, werkingskosten van de dienstverlener, verplaatsingskosten van de docent, kosten voor cursusmateriaal en didactische benodigdheden die specifiek voor de gevolgde opleiding worden gebruikt en waarvan het gebruik een functionele relatie heeft met de gevolgde opleiding, voorzover de kosten op één factuur samen met de opleidingskosten worden gefactureerd. Voor advies, kennis en mentorschap komen de kosten, exclusief btw en de bedragen van de facturen waartegenover geen prestaties staan, die gefactureerd worden door een erkende dienstverlener in de pijler advies, kennis of door een mentor in aanmerking voor de ondernemerschapsbevorderende diensten. Kosten met betrekking tot gestandaardiseerde fysische of chemische analyses komen niet in aanmerking bij kennisoverdracht. Projectbedrag Het aanvaardbaar projectbedrag moet minstens € 100 bedragen. Is het aanvaardbaar projectbedrag kleiner of gelijk aan € 3.000, dan wordt de subsidieaanvraag pas goedgekeurd als de onderneming 65% van dat bedrag betaald heeft. Is het projectbedrag groter dan € 3.000 dan wordt de subsidieaanvraag goedgekeurd als de onderneming een bedrag heeft betaald dat ligt tussen 65% van € 3.000 en 65% van het aanvaardbare projectbedrag. Het eventuele resterende saldo kan later gestort worden.
13
Aanvraagprocedure Per overeenkomst of inschrijving kan slechts één subsidie aangevraagd worden. De aanvraag moet steeds gebeuren binnen de veertien kalenderdagen na het afsluiten van de overeenkomst of na de inschrijving en vóór de start van de ondernemerschapsbevorderende dienst. Indien een onderneming in meerdere pijlers subsidie vraagt, moet de dienstverlener per pijler verschillend zijn. Door een eerste projectaanvraag wordt een tweejarige cyclus gestart. De klant kan tijdens die twee jaar zowel aanvragen plaatsen als betalingen uitvoeren. Na deze cyclus van twee jaar start een nieuwe cyclus van twee kalenderjaren. Alle maxima blijven behouden. Alle aanvragen moeten voor het einde van de cyclus betaald zijn. Bij het afsluiten van de tweejaarlijkse cyclus vervallen alle openstaande bedragen. Indien de klant reeds een portefeuille in 2006 heeft geopend, wordt er een overgangsmaatregel voorzien. De ondernemingen die al een portefeuille in 2006 hadden, behouden hun driejaarlijkse cyclus maar deze wordt flexibeler. Zij kunnen vanaf 1 januari 2007 ook in 2007 en 2008 aanvragen plaatsen. Wettelijk kader Het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2005 tot toekenning van steun aan kleine en middelgrote ondernemingen voor ondernemerschapsbevorderende diensten. Deze regelgeving valt onder de toepassing van de de minimis-steun zoals vervat in Verordening (EG) nr. 69/2001 van de Europese Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de de minimis-steun.
Aanvullende inlichtingen Vlaamse overheid Agentschap Economie Afdeling Economisch Ondersteuningsbeleid Koning Albert II-laan 35 bus 12 1030 Brussel E-mail:
[email protected] Website: www.beaweb.be Gratis nummer 1700 (Vlaamse infolijn) Klantendienst BEA Sodexho-Pass Belgium NV Charles Lemairestraat 1 1160 Brussel Tel.: 02/547 55 65 Fax: 02/547 54 71 E-mail:
[email protected]
14
2.
GROEIPREMIE (wordt stopgezet begin 2009)
Inhoud steunmaatregel Om de economische groei in Vlaanderen te stimuleren heeft de Vlaamse overheid de ‘Groeipremie’ in het leven geroepen. De premie is bedoeld als financiële stimulans voor kleine en middelgrote ondernemingen die in het Vlaamse Gewest investeringen willen realiseren. Voor het toekennen van een groeipremie wordt gebruik gemaakt van een oproepsysteem (‘call’) waarbij tijdens een bepaalde periode steunaanvragen kunnen worden ingediend. Deze aanvragen zullen na de indieningperiode in een wedstrijdformule met elkaar worden vergeleken en aan de bestscorende projecten zal een groeipremie worden toegekend, tot uitputting van de vooraf vastgestelde budgettaire steunenveloppe. Begunstigden Zowel kleine als middelgrote ondernemingen, alsook vrije beroepen komen in aanmerking voor de groeipremie. Voorwaarden zijn dat de onderneming: - geen vzw is; - investeringen realiseert in het Vlaamse Gewest; - een aanvaardbare hoofdactiviteit (NACE-code) uitoefent; - geen overheidsparticipaties heeft van 25% of meer. Kleine ondernemingen zijn ondernemingen die voldoen aan alle volgende criteria: - minder dan 50 werkzamen tewerkstellen; - een jaaromzet hebben van maximum € 10 miljoen of een jaarlijks balanstotaal van maximum € 10 miljoen; - beantwoorden aan het zelfstandigheidcriterium*. Middelgrote ondernemingen zijn ondernemingen die voldoen aan alle volgende criteria: - minder dan 250 werkzamen tewerkstellen; - een jaaromzet hebben van maximum € 50 miljoen of een jaarlijks balanstotaal van maximum € 43 miljoen; - beantwoorden aan het zelfstandigheidcriterium*; - en geen kleine onderneming zijn. (*) Of een onderneming ‘zelfstandig’ is moet tot uiting komen door de samentelling van omzet en balanstotaal van partnerondernemingen en verbonden ondernemingen. Ondernemingen waarin de overheid participeert voor 25% of meer komen niet in aanmerking. Projecten Alle beroepsinvesteringen dienstig voor de uitoefening van de activiteit van de onderneming komen in aanmerking voor steun, voor zover ze toelaatbaar zijn door de Europese Commissie en ze aan volgende voorwaarden voldoen: -
de uitgaven moeten geboekt worden onder de rubrieken 21 tot 27 van de jaarrekening voor ondernemingen die jaarrekeningplichtig zijn; de andere ondernemingen moeten deze uitgaven opnemen in de afschrijvingstabel, met uitzondering van de grond (waarop niet wordt afgeschreven); de uitgaven moeten afgeschreven worden conform de boekhoudwetgeving en ten minste over een termijn van 3 jaar; de uitgaven moeten verworven worden tegen marktvoorwaarden van derden.
De steunvragende ondernemingen worden beoordeeld aan de hand van een aantal beleids- en bedrijfseconomische criteria. De criteria en de inhoudelijke invulling ervan, worden bepaald per oproep. De mogelijke beleidscriteria zijn: -
het tewerkstellingscriterium: de vergelijking zal worden gemaakt tussen de tewerkstelling in de onderneming drie jaar voor het indienen van het project en de tewerkstelling één jaar voor de indieningdatum. Dit criterium heeft tot doel te voorkomen dat kapitaalsintensieve investeringen de
15
-
-
arbeidsintensieve zouden wegdrukken (hoe groter de gerealiseerde aangroei ten opzichte van de aanvangstewerkstelling hoe hoger de score); duurzaam ondernemen: de ondernemingen kunnen het bewijs leveren dat zij als duurzaam ondernemer erkend zijn (aan de hand van een door de Vlaamse overheid aanvaard certificaat). Dit criterium moet de bedrijven ertoe aanzetten de bedrijfsvoering af te stemmen op de principes van het duurzaam ondernemen (de ondernemingen die dergelijk certificaat kunnen voorleggen scoren hoger); het criterium van de informatie- en communicatietechnologie (ICT): de ondernemingen die kunnen aantonen dat zij beschikken over een eigen website (URL) met communicatiemogelijkheid worden met dit criterium positief beloond; de leeftijd van de onderneming: dit criterium wil de starters en jonge ondernemingen een extra stimulans geven (hoe jonger de onderneming is hoe hoger de score).
De mogelijke bedrijfseconomische criteria zijn: -
het percentage van de autofinanciering ten opzichte van het bedrag van de investeringen: dit criterium geeft aan hoeveel eigen middelen de ondernemer potentieel in het project kan investeren en geeft een indicatie over het vertrouwen dat de ondernemer in de slaagkansen van zijn project heeft (hoe hoger dit percentage hoe beter de score).
De volgende twee criteria peilen naar de economische leefbaarheid van de onderneming: aan de hand van economische performantie-indicatoren worden de economisch best presterende ondernemingen positief gediscrimineerd: - de bruto toegevoegde waarde versus tewerkstelling; - de cashflowgeneratie voor belastingen versus de totale activa. Hoeveel steun ? Kleine ondernemingen die gunstig gerangschikt zijn krijgen een steun van 10% op de subsidieerbare investeringen; middelgrote ondernemingen 5%. In 2008 zijn drie oproepen voorzien, elk met een budgettaire enveloppe van € 15.858.000. Elke oproep wordt aangekondigd op de website of in de nieuwsbrief van het Agentschap Economie: www.agentschapeconomie.be. Het wettelijk kader Europees kader: - de EG-verordening nr. 70/2001 van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen; - de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen (98/C 74/06); - de Multisectorale Kaderregeling betreffende regionale steun voor grote investeringsprojecten (2002/C70/04). Vlaams kader: - het decreet betreffende het economisch ondersteuningsbeleid van 31 januari 2003 (B.S. van 25 maart 2003), meer in het bijzonder in artikel 2 dat de Vlaamse Regering machtigt steun te verlenen aan projecten die passen in het ondersteuningsbeleid met aandacht voor ecologische, sociale en economische aspecten, duurzaamheid, innovatie en kennisbevordering; - meer specifiek wat betreft de investeringssteun voor ondernemingen machtigt hoofdstuk II van geciteerd decreet de Vlaamse Regering steun te verlenen aan kleine ondernemingen en middelgrote ondernemingen voor investeringen in het Vlaamse Gewest en aan de grote ondernemingen enkel voor investeringen in de regionale steungebieden; - de bepalingen van dit decreet worden concreet gestalte gegeven door de besluiten van de Vlaamse Regering en uitvoeringsbesluiten; - per call wordt een ministerieel besluit uitgevaardigd dat alle modaliteiten en voorwaarden voor deze specifieke call vastlegt. Aanvraagprocedure Het project ‘Groeipremie’ is een e-government maatregel. Het aanvragen van een groeipremie voor een subsidiabel investeringsproject tot en met € 8 miljoen, kan enkel door het intekenen op een call via het internet op: www.vlaanderen.be/groeipremie. Vooraleer een onderneming kan intekenen op een call, moet ze zich registreren via voormelde website.
16
Aanvullende inlichtingen Voor vragen of problemen kan men contact opnemen met de Vlaamse overheid: - via e-mail:
[email protected] - via de post: Vlaamse overheid Agentschap Economie Afdeling Economisch Ondersteuningsbeleid Koning Albert II-laan 35 bus 12 1030 Brussel
17
3.
STRATEGISCHE INVESTERINGS- EN OPLEIDINGSPROJECTEN
Inhoud steunmaatregel Op 22/02/2008 heeft de Vlaamse Regering beslist de vroegere systemen van strategische investeringssteun en de ad hoc opleidingsteun te vervangen door een gecombineerd steunsysteem voor strategische investeringsen opleidingsprojecten. Het systeem wordt operationeel met het ministerieel uitvoeringsbesluit van 18/04/2008. In het nieuwe steunsysteem wordt de strategische waarde van de steunaanvragen getoetst aan een aantal criteria, namelijk: - bedrijfseconomische criteria die peilen naar de prestaties en de leefbaarheid van de onderneming; - sociale criteria die nagaan of de onderneming haar sociaal maatschappelijke verantwoordelijkheid neemt; - ecologische criteria die de inspanningen beoordelen die de onderneming levert om een milieuzorgsysteem uit te bouwen. De evaluatie aan de hand van deze criteria levert een score op die, samen met de grootte van de onderneming en haar vestigingsplaats, het toegekende steunpercentage bepaalt. Voor de investeringssteun ligt het steunpercentage tussen 5% en 10%, voor de opleidingssteun tussen 20% en 25%. De maximum subsidie is € 1 miljoen per aanvraag. Begunstigden Investeringssteun Voor investeringssteun komen kleine en middelgrote ondernemingen in gans het Vlaamse Gewest, en grote ondernemingen in de regionale steungebieden in aanmerking. Vanaf 2005 is de nieuwe definitie van de Europese Commissie inzake de kmo van kracht. De subsidiabele investeringen moeten meer dan € 8 miljoen bedragen. Opleidingssteun Voor opleidingssteun komen kleine, middelgrote én grote ondernemingen in gans het Vlaamse Gewest in aanmerking. De opleidingskosten moeten minstens € 450.000 bedragen. Regionale steungebieden De regionale steungebieden voor de periode 2007-2013 bestaan uit volgende 25 gemeenten: Diksmuide/Lo-Reninge/Ieper/Middelkerke/Oostende/Wervik/Ronse/Herstappe/Tongeren/As/Beringen/Genk/ Leopoldsburg/Heuden-Zolder/Bree/Lommel/Maaseik/Hechtel-Eksel/Helchteren/ Dilsen-Stokkem/Lanaken/Maasmechelen/Balen/Dessel/Mol. Projecten Alleen een aanvaardbare activiteit komt in aanmerking voor strategische investerings- en opleidingssteun. De lijst van de aanvaardbare activiteiten vindt u in bijlage 2 bij het MB van 18 april 2008. Deze lijst is gebaseerd op de nieuwe NACEBEL CODE die met ingang van 1 januari 2008 van toepassing is. De vroegere NACEBEL 2003 code kunt u aan de hand van een tabel converteren naar de NACEBEL 2008 code (en vice-versa). Budget Het budget bedraagt € 30 miljoen voor 2008. Om het systeem budgettair beheersbaar te houden zullen minimum investerings- en opleidingsdrempels worden ingebouwd en maximumsteunpercentages en -bedragen.
18
Aanvraagprocedure De aanvragen worden ingediend via een modelaanvraagformulier. Dit formulier is een Word-invulsjabloon: het is aangeraden dat de gebruiker dit eerst naar zijn eigen computer downloadt, het daarna invult, opslaat op zijn eigen computer en afdrukt. Deze papieren versie moet onderaan worden ondertekend en gedateerd en samen met de vereiste (en al beschikbare) stavingsdocumenten naar het Agentschap Economie worden opgestuurd. De subsidie zal worden uitbetaald in 3 schijven. - Een eerste schijf van 30% bij de start van het investerings- of opleidingsproject; - Een tweede schijf van 30% wanneer het project voor 60% gerealiseerd is; - Het saldo van 40% na de volledige realisatie van het project. De uitbetaling kan worden aangevraagd bij de Cel Strategische Investerings- en Opleidingssteun bij het Agentschap Economie. Aanvullende inlichtingen Vlaamse overheid Agentschap Economie Afdeling Economisch Ondersteuningsbeleid Koning Albert II-laan 35 bus 12 1030 Brussel Tel.: 02/553 37 68 (William Antheunis) en 02/553 37 65 (Daniël De Craecker) Fax: 02/553 37 88 E-mail:
[email protected] Meer informatie over het wettelijk kader, definitie ondernemingsgrootte, lijst van de aanvaardbare activiteiten en de nacebel code vindt u terug op www.ondernemen.vlaanderen.be.
19
4.
SUBSIDIES VOOR DE AANLEG VAN BEDRIJVENTERREINEN EN BEDRIJFSGEBOUWEN
4.1
BEDRIJVENTERREINEN
Inhoud steunmaatregel Met het Besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2007 houdende subsidiëring van bedrijventerreinen wil de Vlaamse Regering de aanleg van kwaliteitsvolle bedrijventerreinen verder stimuleren. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen ' gewone'bedrijventerreinen en strategische bedrijventerreinen. Deze laatste ontvangen een hoger subsidiepercentage. Nieuw in dit besluit is dat ook de studiefase voorafgaand aan de eigenlijke werken in bepaalde omstandigheden kan gesubsidieerd worden. Bovendien worden ook de beheerskosten van het terrein gesubsidieerd. Kleinhandel-en kantoorzones worden niet gesubsidieerd. Subsidiebedragen Een niet-strategisch bedrijventerrein ontvangt 30% op de kosten van de aanleg van infrastructuur. Deze infrastructuur moet wel gelegen zijn in het openbaar domein of er naartoe worden overgedragen. Terreinen van strategisch belang krijgen 60%. Wanneer een terrein strategisch is, wordt bepaald in het subsidiebesluit. Het is ofwel een verouderd bedrijventerrein, een brownfield, een wetenschapspark of een bedrijventerrein dat van strategisch belang is voor de Vlaamse economie. Het strategisch karakter van de laatste categorie moet dan wel erkend zijn door de minister in het kader van een specifiek regionaal initiatief of de wetgeving op de ruimtelijke ordening bij de bestemmingswijziging op gewestelijk niveau. Voor beide soorten terreinen kan 10% van de kostprijs van de werken gegeven worden als tegemoetkoming in de beheerskosten. Deze kosten moeten dan wel aangetoond worden. Sommige terreinen kennen een specifieke probleemsituatie. Zonder voorafgaandelijke studies of onderzoek zal het terrein waarschijnlijk niet ontwikkeld worden. Daarom kan ook het voortraject voor de heraanleg van een verouderd bedrijventerrein of een brownfield gesubsidieerd worden. Het terrein moet zich wel in een complexe probleemsituatie bevinden. Het voortraject kan bestaan uit een haalbaarheidsstudie of een procesbegeleiding. Maximaal 40% van de kosten worden gesubsidieerd met een plafond van € 250.000 per terrein. Welke werken of kosten kunnen gesubsidieerd worden? In het subsidiebesluit worden de werken of kosten opgesomd die voor subsidies in aanmerking komen. Hieronder vallen: het bouwrijp maken van het terrein, het aanleggen van wegen en openbare parkeerplaatsen, het aanleggen van rioleringsstelsels, laad- en losplatforms op het openbaar domein, het aanleggen van openbare verlichting, het aanleggen en beplanten van een bufferstrook, het archeologisch (voor)onderzoek enz… Eventueel kan de minister beslissen andere werken die bijdragen tot de verduurzaming van het terrein te subsidiëren. De algemene toezichtskosten, uitvoeringsstudies (bv. stabiliteitsstudies),… worden geraamd op 12% van de totale (subsidiabele) kosten. Hierop wordt ook subsidie gegeven. Voor het voortraject worden zowel personeelskosten, algemene kosten als studiekosten in aanmerking genomen. Begunstigden Voor de subsidies voor bedrijventerreinen en wetenschapsparken kunnen zowel publieke ontwikkelaars (intergemeentelijke samenwerkingsvorm, gemeentes, provincies, POM' s, AGB' s) als privéontwikkelaars subsidies aanvragen. Ook PPS-constructies komen in aanmerking.
20
Voorwaarden Een belangrijke nieuwe voorwaarde is de eis dat een bedrijventerrein CO2-neutraal moet zijn. Dit betekent dat het elektriciteitsverbruik van de bedrijven op het terrein door de bedrijven zelf of door de ontwikkelaarbeheerder moet gecompenseerd worden. Dit kan bijvoorbeeld door de productie van groene stroom of de aankoop van emissiekredieten. Om een kwaliteitsvolle aanleg te verzekeren worden een aantal plannen gevraagd: het inrichtingsplan, het uitgifte- en terreinbeheerplan. In het inrichtinsplan moeten verschillende onderdelen uitgewerkt worden: de CO2-neutraliteit, de landschappelijke inplanting, ecologie, veiligheid en beeldkwaliteit. Voor de herinrichting van een terrein moet een herinrichtingsplan worden opgemaakt. Dit plan schetst de verouderingsproblematiek op het terrein en de sterke en zwakke punten ervan. Het geeft ook een beschrijving van de doelstellingen en mogelijkheden en een stappenplan tot herstructurering. Het uitgifteplan bevat onder andere de evaluatiecriteria van de kandidaat-investeerders, de stedenbouwkundige verplichtingen, de bouw- en exploitatieverplichting enz… Hiervoor moeten de ontwikkelaars zich richten naar de bepalingen van het decreet van 19/12/2003 houdende bepalingen van de begroting 2004. Het beheerplan omvat minstens de maatregelen tot een duurzaam onderhoud van zowel het openbaar als het privédomein en de aspecten van het (her)inrichtingsplan met weerslag op het beheer. Om de subsidieaanvraag vlotter te doen verlopen en mogelijke problemen al op voorhand op te lossen moet de ontwikkelaar een vooroverleg organiseren. Hierop worden de gemeente, de eigenaar, de ontwikkelaar en de administratie uitgenodigd. Ook moet vooraf een terreinbezoek uitgevoerd worden. De werken aan het terrein moeten gegund worden via een openbare aanbestedingsprocedure. Aanvraagprocedure De aanvraag voor een subsidie van een bedrijventerrein gebeurt in een aantal stappen. In een eerste fase wordt een principiële subsidie toegekend na indiening van de verschillende vereiste plannen, het bestek en de raming en een aanvraagformulier. Daarna kunnen de werken aanbesteed worden. Eens deze fase afgerond wordt een definitieve subsidie toegekend. Er kan een voorschot uitbetaald worden van 60% op voorwaarde dat het bedrag van de al uitgevoerde werken 20% van het aanvaarde gunningsbedrag beloopt. De formulieren en de wetgeving kunnen gedownload worden van www.agentschapeconomie.be
Aanvullende inlichtingen Vlaamse overheid Agentschap Economie Entiteit Ruimtelijke Economie Koning Albert II-laan 35 bus 12 1030 Brussel E-mail:
[email protected]
21
4.2
SUBSIDIES VOOR DE OPRICHTING EN MODERNISERING VAN BEDRIJVENCENTRA EN DOORGANGSGEBOUWEN
Inhoud steunmaatregel De Vlaamse overheid subsidieert de oprichting en uitrusting van bedrijfsgebouwen. Het nieuwe subsidiebesluit is op 11 mei 2007 goedgekeurd. In het verleden subsidieerde de Vlaamse overheid al bedrijvencentra (voor starters) en doorgangsgebouwen (voor doorgroeiende ondernemingen) opgericht door publieke actoren. Op deze manier werd een uitgebreid netwerk opgericht. In deze bedrijfsgebouwen werden gemeenschappelijke diensten zoals een secretariaat, vergaderzalen en ontvangstruimtes aangeboden. De managementondersteuning van startende bedrijven is echter onvoldoende uitgebouwd. Hieraan wil de Vlaamse overheid verhelpen door het op poten zetten van een nieuwe subsidieregeling waarbij de kwaliteitsverbetering op het gebied van managementondersteuning van de gehuisveste ondernemingen, een voorwaarde is voor de subsidiëring van de investeringen Begunstigden De subsidieregeling wordt uitgebreid: niet alleen de Provinciale Ontwikkelingsmaatschappijen (POM' s), maar ook kmo’s kunnen van de subsidieregeling gebruik maken als ze een bedrijvencentrum willen oprichten. Privé-initiatieven worden nu dus ook gesteund. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen drie soorten centra: bedrijvencentra met basisdiensten, gespecialiseerde bedrijvencentra voor een specifieke doelgroep en strategische bedrijvencentra voor het aantrekken van buitenlandse investeringen. Aan elk van deze bedrijvencentra worden eisen gesteld inzake management en uitstraling van het gebouw. Aanvraagprocedure De subsidies worden toegekend aan de hand van een projectoproep. Deze oproep garandeert dat alleen de beste projecten worden geselecteerd. De oproep wordt maximaal 2 keer per jaar georganiseerd. De projecten worden geselecteerd aan de hand van een aantal criteria die vermeld staan in het besluit. De minister beslist over het gewicht van de criteria en de wijze van quoteren. Een jury selecteert de binnengekomen projecten. De minister bekrachtigt de rangschikking. Beschikbaar budget. Er wordt gewerkt met een vast budget. Dit budget werd voorlopig vastgelegd op € 1 miljoen. Aanvullende inlichtingen Vlaamse overheid Agentschap Economie Entiteit Ruimtelijke Economie Koning Albert II-laan 35 bus 12 1030 Brussel E-mail:
[email protected]
22
5.
OPROEP ONDERNEMERSCHAP
Inhoud steunmaatregel De Vlaamse overheid wil projecten steunen die tot doel hebben: - attitudes, competenties en vaardigheden aan te leren die ondernemingszin stimuleren; - het imago van ondernemers, bedrijven en ondernemerschap te bevorderen. Als die projecten succesvol blijken, wil het Vlaamse Gewest, in ruil voor de steun, de resultaten en concepten gebruiken voor de ontwikkeling van het beleid. Begunstigden Een ‘Oproep Ondernemerschap’ richt zich op projecten rond ondernemerschap waarbij de minister bepaalde specifieke beleidsaccenten kan leggen zoals (vb. 45+’ers en vrouwen, allochtoon ondernemerschap, geïntegreerde financiering) maar ook andere projecten kunnen ingediend worden. In principe mag iedereen een project indienen. Steun De steun wordt toegekend op basis van een wedstrijdformule in de vorm van een subsidie en dit tot uitputting van de subsidie-enveloppe. De steun wordt per project beperkt tot 50% van de aanvaardbare projectkosten en met een maximum van tweehonderd vijftigduizend euro (€ 250.000), exclusief BTW per project. De minister kan per oproep een lager absoluut maximum bepalen. De andere 50% moet van de privésector komen. Cumulatie van steun is niet toegestaan. De steunenveloppe wordt per oproep bepaald. Project Een project kan op zijn vroegst beginnen op de dag dat het projectvoorstel wordt ingediend (niet eerder dan de datum van de lancering van een oproep) en uiterlijk zes maanden nadien. De looptijd van een project is maximaal drie jaar. Beoordeling De projectvoorstellen worden op drie niveaus beoordeeld: 1. de ontvankelijkheid: een project is ontvankelijk als de aanvraag: - tijdig is ingediend, dat wil zeggen voor de indieningstermijn verstreken is die in de oproep is vastgelegd; - correct en volledig is ingevuld; - de garantie bevat dat het project volledig wordt gefinancierd door de privésector, met uitzondering van de steun die in het kader van de oproep kan worden toegekend; - een project beschrijft met een looptijd van ten hoogste drie jaar. 2. de inhoud: een jury beoordeelt de ontvankelijke projecten en rangschikt ze op basis van de volgende criteria: - de mate waarin het project inspeelt op het specifieke beleidsaccent van de minister; - de mate waarin het project inpasbaar is in en complementair is aan het economisch beleid; - de mate waarin het project beantwoordt aan een aangetoonde maatschappelijke behoefte; - de mate waarin het project zich leent voor de ontwikkeling van een economisch beleid; - de mate waarin een of meer aspecten van het project vernieuwend zijn, - de haalbaarheid van het project; - de deskundigheid van de indiener en eventuele partners die het project uitvoeren; - de efficiënte inzet van middelen;
23
-
de wijze waarop de rapportering van de resultaten en de kennisoverdracht aan de administratie worden georganiseerd.
3. de complementariteit en spreiding: bij het opstellen van de rangschikking houdt de jury bovendien rekening met: - het streven naar diversiteit en complementariteit in het aanbod van projecten; - het streven naar een geografische spreiding van het aanbod van projecten in het Vlaamse Gewest.
Aanvraagprocedure en aanvullende inlichtingen Bij het lanceren van een oproep worden de nodige informatie en de gestandaardiseerde aanvraagformulieren op de website www.vlaanderen.be/oproepondernemerschap geplaatst. Een aanvraag dient zowel elektronisch als schriftelijk ingediend te worden bij: Agentschap Economie Afdeling Economisch Ondersteuningsbeleid Oproep Ondernemerschap Koning Albert II-laan 35 bus 12 1030 Brussel E-mail:
[email protected]
24
6.
OPROEP BRUGPROJECTEN ECONOMIE – ONDERWIJS
Inhoud steunmaatregel De motoren van de Vlaamse economie zijn de huidige en toekomstige ondernemers. Te weinig Vlamingen zetten de stap naar het ondernemerschap. Daarom is het belangrijk de ondernemersgeest aan te moedigen. Het onderwijs kan daarbij een belangrijke rol vervullen. De kennisexplosie en de versnelling van de technologische ontwikkelingen hebben de kloof tussen de onderwijsen de bedrijfswereld echter dieper gemaakt. Hierdoor zijn zowel de onderwijs- als de bedrijfswereld vragende partij naar meer structurele samenwerking. Om de kloof tussen theorie en praktijk te overbruggen, wil de Vlaamse overheid met deze maatregel samenwerkingsverbanden tussen het onderwijs en de bedrijfswereld steunen die tot doel hebben het ondernemerschap bij de schoolgaande jeugd - van de kleuterschool tot aan de universiteiten – te stimuleren. Daarbij ligt de focus op sensibiliseringsprojecten en het aanleren van attitudes, competenties en vaardigheden ter stimulering van ondernemingszin. Een eerste oproep werd in 2003 gelanceerd; een tweede oproep in 2006. Deze tweede oproep, die op basis van de opgedane ervaringen tijdens de eerste oproep lichtjes werd bijgestuurd qua vormvereisten, procedure, beoordeling en rangschikking, richtte zich tot innovatieve projecten of pilootprojecten. Uit het grote aantal positieve reacties zowel in 2003 als in 2006 is toen gebleken dat de behoefte aan een dergelijk initiatief duidelijk aanwezig was. Daarom werd op 7 mei 2008 een derde oproep gelanceerd. Het wettelijk kader werd dit keer niet gewijzigd. Steun De steun wordt toegekend op basis van een wedstrijdformule. De geselecteerde brugprojecten krijgen maximaal 50% steun. De andere 50% moet van de privésector komen. Een cumulatie van steun is niet toegestaan. De steun bedraagt maximaal € 250.000 (exclusief BTW) per brugproject. De steunenveloppe wordt per oproep bepaald door de minister. Begunstigden Enkel samenwerkingsverbanden kunnen een aanvraag indienen. Als definitie van een samenwerkingsverband geldt een samenwerking tussen ten minste één erkende Vlaamse onderwijsinstelling uit het basisonderwijs, secundair onderwijs met volledig leerplan, hogeschool of universiteit, en één relevante gestructureerde partner uit het bedrijfsleven, die wordt geformaliseerd met een samenwerkingsovereenkomst tussen de partijen. Een brugproject kan bovendien op zijn vroegst beginnen op de dag dat de aanvraag wordt ingediend. Beoordeling De brugprojecten worden eerst op hun ontvankelijkheid gescreend en vervolgens ter beoordeling aan een commissie voorgelegd. 1. Een brugproject is ontvankelijk als: - de aanvraag tijdig is ingediend, dat wil zeggen voor het verstrijken van de indieningstermijn, die in de oproep is vastgelegd; - de aanvraag ondertekend is en correct en volledig ingevuld is, dat wil zeggen dat alle vragen zijn beantwoord en alle velden ingevuld; - de aanvraag het bewijs bevat van een samenwerkingsverband via een geformaliseerde en door alle betrokken partijen ondertekende samenwerkingsovereenkomst; - de aanvraag het engagement van de privésector bevat voor een inbreng ten bedrage van minstens 50%; - de aanvraag een brugproject beschrijft met een looptijd van maximaal drie jaar. 2. Een commissie beoordeelt de ontvankelijke brugprojecten en rangschikt ze op basis van de volgende gelijkwaardige criteria: - samenwerking: de mate of graad van samenwerking binnen het samenwerkingsverband en het brugproject; - inhoud: de relevantie en haalbaarheid van het brugproject in het licht van het probleem of de behoefte die aan het brugproject ten grondslag ligt; - voorbeeldfunctie: de mate waarin het brugproject toepasbaar en overdraagbaar is;
25
-
kwaliteit: de mate waarin de kwaliteit van het brugproject gegarandeerd wordt; de mate waarin het project inspeelt op de specifieke beleidsdoelstellingen van de Vlaamse minister, bevoegd voor het economisch beleid, en op het actieplan Ondernemend Onderwijs, een samenwerking tussen de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het economisch beleid. Voor de derde oproep waren dit ‘technologisch ondernemen in het lager- en kleuteronderwijs‘ en ‘afstemming en samenwerking onder bestaande initiatieven inzake ondernemen onderwijs’.
Budget Het budget voor zowel de eerste (2003), de tweede oproep (2006) als de derde oproep bedroeg telkens € 2.500.000.
Aanvraagprocedure en aanvullende inlichtingen Bij het lanceren van een oproep worden de nodige informatie en formulieren voor het indienen van een aanvraag op de website www.vlaanderen.be/ondernemen geplaatst. Een volledige aanvraag omvat een gestandaardiseerd aanvraagformulier en vier bijlagen (het projectplan, de projectbegroting, de projectorganisatie en de samenwerkingsovereenkomst). Een aanvraag dient zowel elektronisch als schriftelijk ingediend te worden bij: Agentschap Economie Afdeling Economisch Ondersteuningsbeleid Oproep brugprojecten economie onderwijs André Meyers (
[email protected]) Koning Albert II-laan 35 bus 12 1030 Brussel Tel.: 02/553 37 73 Fax: 02/553 37 88 E-mail:
[email protected] Website: www.vlaanderen.be/ondernemen
26
7.
RENTETOELAGE VOOR HINDER OPENBARE WERKEN
Inhoud steunmaatregel Openbare werken belemmeren vaak de toegang tot de zaak. Minder klanten betekent minder inkomsten. Hoe langer de werken duren, hoe groter het omzetverlies. Bestaande verplichtingen kunnen niet meer worden nagekomen. Om het tijdelijk cashflow probleem op te vangen kan de onderneming een krediet afsluiten. Overbruggingskrediet is meestal duur. Met een rechtstreekse tussenkomst in de rentelast maakt de Vlaamse overheid het afsluiten van een dergelijk krediet goedkoper. De rentetoelage bedraagt maximaal 80% van de totale rentekosten en jaarlijks 4% van het geleende bedrag. De rentetoelage kan voor een periode van maximaal 5 jaar worden toegekend. Begunstigden Tot de doelgroep van de maatregel behoren de kleine en middelgrote ondernemingen met minstens één exploitatiezetel in het Vlaamse Gewest die wordt getroffen door openbare werken. De exploitatiezetel moet beschikken over ruimtes die toegankelijk zijn voor de klanten en de leveranciers. De werken moeten op de datum van de steunaanvraag minstens 2 aaneensluitende maanden duren. Het geleden omzetverlies moet minstens 30% zijn. Enkel kredieten bij erkende kredietinstellingen komen in aanmerking. Het krediet moet verleend zijn op basis van een financieringsovereenkomst en moet dienen voor de financiering van het bedrijfskapitaal of voor de herfinanciering van korte termijn schulden. Basisvoorwaarden voor het toekennen van de rentetoelage Verstoorde bereikbaarheid door langdurige openbare werken Verstoorde bereikbaarheid door openbare werken houdt in dat voor de klanten en de leveranciers de toegang tot de ruimtes wordt belemmerd of verhinderd. Onder openbare werken wordt verstaan: de werken die uitgevoerd worden op het openbare domein of werken van openbaar nut. De toegang tot de winkel, toonzaal, praktijk-, ontvangst-, verbruiks- of verblijfsruimtes of de plaatsen waar goederen worden ontvangen of gestockeerd zoals magazijn, fabriekshal of stapelplaats moet voor de klanten en de leveranciers belemmerd of verhinderd zijn als gevolg van de openbare werken in de nabijheid van die exploitatiezetel. De openbare werken moeten minstens twee aaneensluitende maanden duren. De duurtijd van de openbare werken wordt aangetoond door een verklaring van de gemeente die het Agentschap Economie opvraagt. Na registratie van de steunaanvraag laat het Agentschap Economie door de gemeente voor de getroffen exploitatiezetel een verklaring over de verstoorde bereikbaarheid van de onderneming invullen, met opgave van de startdatum en de einddatum of vermoedelijke einddatum van de openbare werken. Vanaf 24 aaneensluitende maanden is er sprake van een extreme duurtijd van de openbare werken. Bij een extreme duur van de werkzaamheden kan de onderneming vragen de rentetoelage met terugwerkende kracht te verhogen. Na registratie van de vraag tot verhoging van de rentetoelage zal het Agentschap Economie door de gemeente een nieuwe verklaring over de verstoorde bereikbaarheid van de onderneming laten invullen.
27
Hinder onder de vorm van een aanzienlijke omzetdaling Het geleden omzetverlies moet minstens 30% bedragen. De bewijsperiode en de referentieperiode voor de omzetdaling liggen vast. Als bewijsperiode geldt het laatste jaarkwartaal voor de datum van de steunaanvraag en als referentieperiode gelden de laatste vier jaarkwartalen voor de datum van de steunaanvraag. De omzet van het bewijskwartaal wordt vergeleken met de gemiddelde omzet van de referentiekwartalen. Als de steunaanvragende onderneming beschikt over meer dan één exploitatiezetel, wordt alleen het omzetverlies van de getroffen exploitatiezetel in aanmerking genomen. Als de onderneming op de datum van de steunaanvraag nog geen vier jaarkwartalen kan voorleggen, wordt als referentieomzet het gemiddelde genomen van het aantal jaarkwartalen dat ze al actief is. Een onderneming die nog geen twee volledige jaarkwartalen actief is, zal nooit de vereiste omzetdaling kunnen aantonen. De onderneming moet het bewijs van voldoende omzetdaling opsturen naar het Agentschap Economie. De volgende gevallen kunnen zich voordoen: -
Als de onderneming tot periodieke btw-aangiften gehouden is (kwartaalaangifte of maandelijkse aangifte, afhankelijk van de grootte van haar jaaromzet), moet ze een kopie van de periodieke btwaangiften over de vastgestelde periode opsturen naar het Agentschap Economie. Het bedrag van de gerealiseerde omzet is gelijk aan de som van de uitgaande handelingen, vermeld onder kader II van de aangifte, roosters 00 tot 49. Het gaat hier om de totale omzet per kwartaal of per maand, exclusief btw.
-
Als de onderneming is vrijgesteld van periodieke btw-aangiften, moet ze de totale omzetcijfers van de vastgestelde jaarkwartalen, gestaafd aan de hand van een stuk uit de boekhouding, opsturen naar het Agentschap Economie.
-
Volgens het btw-wetboek moet slechts één periodieke aangifte worden ingediend, zelfs als de onderneming meerdere onderscheiden bedrijfszetels omvat. Als de onderneming over meer dan één exploitatiezetel beschikt, kan niet met de cijfers van de periodieke btw-aangiften worden gewerkt. De onderneming zal dan moeten zorgen voor een uitsplitsing van de totale omzetcijfers over de verschillende exploitatiezetels. In dat geval moet ze de gesplitste omzetcijfers van de vastgestelde jaarkwartalen, gestaafd aan de hand van een stuk uit de boekhouding, opsturen naar het Agentschap Economie.
Er moet een causaal verband bestaan tussen de openbare werken en het geleden omzetverlies. De onderneming moet in het aanvraagformulier verklaren dat de omzetdaling redelijkerwijs niet het gevolg is van andere redenen dan de openbare werken. Ontvankelijkheid van het krediet De rentetoelage kan alleen worden toegekend voor kredieten die aan de volgende voorwaarden voldoen: -
het krediet is verleend door een erkende kredietinstelling op basis van een financieringsovereenkomst;
-
het krediet kan dienen voor de financiering van het bedrijfskapitaal en ter herfinanciering van schulden op korte termijn, zijnde de schulden op minder dan één jaar of schulden die jaarlijks hernieuwbaar zijn, aan Belgische of buitenlandse kredietinstellingen die volgens de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen gerechtigd zijn in België kredieten te verstrekken;
-
de hoofdsom van het krediet bedraagt minimaal € 5.000 en maximaal € 500.000.
1. Aard van het krediet Het krediet moet verleend zijn op basis van een financieringsovereenkomst. Onder financieringsovereenkomst wordt verstaan: een overeenkomst tussen enerzijds een kleine of een middelgrote onderneming, en anderzijds een kredietinstelling ter financiering van investeringen of activiteiten van kleine of middelgrote ondernemingen.
28
Het krediet moet aan de volgende voorwaarden voldoen: - een vooraf vastgelegde termijn, ook op minder dan één jaar of meer dan vijf jaar; - een vaste rentevoet die hoogstens jaarlijks herzienbaar is; - een aflossing van het kapitaal in regelmatige tranches, dat wil zeggen maandelijks, trimestrieel, semestrieel of jaarlijks. Zogenaamde kredietlijnen waarbinnen de onderneming naar believen geld kan opnemen zoals een kaskrediet of een roll-over zijn niet ontvankelijk. De rentevoet bij die kredietvormen is meestal zeer variabel en wordt periodiek alleen aangerekend op het nog niet aangezuiverde saldo. De financieringsovereenkomst zal minstens de volgende gegevens moeten bevatten: - de hoofdsom van het krediet; - de totale looptijd van het krediet, in jaar of maanden; - de aangerekende jaarlijkse rentevoet; - de aanpassingsformule van de rentevoet; - het schema van de aflossingen; - het voorwerp van het krediet, dat wil zeggen dat het krediet verleend moet zijn voor hinder bij openbare werken. De onderneming moet een kopie van de ondertekende financieringsovereenkomst of kredietakkoordbrief met aflossingstabel opsturen naar het Agentschap Economie. 2. Erkende kredietinstellingen De steun wordt toegekend in de vorm van een rentetoelage op een krediet bij een erkende kredietinstelling. Onder kredietinstellingen wordt verstaan: de kredietinstellingen die overeenkomstig de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen kredieten voor eigen rekening mogen verlenen. Kredietinstellingen die in België het bankbedrijf wensen uit te voeren, moeten door de CBFA (Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen) worden erkend. De lijst van erkende kredietinstellingen vindt u op www.cbfa.be. 3. Bestemming van het krediet Het krediet moet dienen voor de financiering van het bedrijfskapitaal of voor de herfinanciering van lopende schulden op korte termijn. Het moet gaan om een overbruggingskrediet waarmee bestaande verplichtingen worden gefinancierd of lopende verbintenissen over een langere termijn worden gespreid. Voor de lopende schulden op korte termijn die met het nieuwe overbruggingskrediet worden geherfinancierd, mag nog geen rentetoelage voor hinder bij openbare werken toegekend zijn. 4. Bedrag van het krediet De hoofdsom van het krediet mag niet minder dan € 5.000 en niet meer dan € 500.000 bedragen. Bedrag en duur van de rentetoelage De rentetoelage bedraagt maximaal 80% van de totale rentekosten en jaarlijks 4% van het geleende bedrag. Bij sterk dalende of stijgende rentevoeten kan de Vlaamse Regering het percentage van 4% aanpassen. De rentetoelage die kan worden toegekend, wordt als volgt berekend. Het percentage van de rentetoelage bedraagt 80% van de aangerekende jaarlijkse rentevoet. Het verkregen percentage is echter beperkt tot 4% en wordt toegepast op de hoofdsom van het krediet. Dat resulteert in het jaarlijkse bedrag of de jaarlijkse schijf van de rentetoelage. De rentetoelage die bij de beslissing wordt toegekend, is dan de som van de jaarlijkse schijven. Als de looptijd van het krediet uitgedrukt in maanden kleiner is dan twaalf of geen veelvoud is van twaalf, wordt voor het onvolledige jaar de rentetoelage pro rata berekend.
29
Het bedrag van de rentetoelage die wordt toegekend, is geplafonneerd door de de-minimisverordening. Daarmee wordt bedoeld de Verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de de-minimissteun, en de latere wijzigingen ervan. Aan eenzelfde onderneming mag over een periode van drie belastingjaren niet meer dan € 200.000 deminimissteun worden toegekend (voor de transportsector niet meer dan € 100.000). De te beschouwen periode bestrijkt het belastingjaar waarin de rentetoelage voor hinder bij openbare werken wordt toegekend en de twee voorafgaande belastingjaren. Het plafond van de de-minimissteun geldt voor het totaal van alle als de-minimis bestempelde bedragen, gedurende die periode toegekend door welke overheid ook, inclusief het te verwachten bedrag van de rentetoelage voor hinder bij openbare werken. De onderneming moet in het aanvraagformulier verklaren dat ze over een periode van drie belastingjaren geen de-minimissteun heeft verkregen boven op het geldende plafond. Bij een extreme duurtijd van de openbare werken kan de onderneming vragen de rentetoelage met terugwerkende kracht te verhogen tot 100% van de aangerekende jaarlijkse rentevoet. De beperking tot 4% blijft wel van kracht. De rentetoelage kan voor een periode van maximaal vijf jaar worden toegekend. Als door de bank een uitstel van terugbetaling van het krediet wordt toegestaan, kan die periode met maximaal drie jaar worden verlengd. De onderneming zal in dat geval zelf de verlenging van de rentetoelage moeten vragen. Ze zal daarvan het bewijsstuk moeten opsturen naar het Agentschap Economie. Aanvraagprocedure De onderneming moet de rentetoelage aanvragen uiterlijk binnen zes maanden na het beëindigen van de openbare werken met het modelaanvraagformulier te vinden op www.vlaanderen.be/hinderopenbarewerken. Ze moet het formulier volledig invullen
[email protected].
en
doormailen
naar
het
Agentschap
Economie:
De registratiedatum van de steunaanvraag is de datum van het elektronische bericht of de mail waarmee de steunaanvraag werd ingediend. Het Agentschap Economie verstuurt een ontvangstmelding naar de onderneming.
Aanvullende inlichtingen Vlaamse overheid Agentschap Economie Afdeling Ecomisch Ondersteuningsbeleid Koning Albert II-laan 35 bus 12 1030 Brussel E-mail:
[email protected] Website: www.vlaanderen.be/hinderopenbarewerken
30
8.
STARTEN INVESTERINGSSTEUN AQUICULTUURSECTOR (FIVA)
VOOR
DE
VLAAMSE
VISSERIJ
EN
Inhoud steunmaatregel Het FIVA is het financieringsinstrument voor de Vlaamse Visserij- en aquicultuursector dat, net zoals het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) dat doet voor de land- en tuinbouw in Vlaanderen, start- en investeringssteun voor reders, viskwekers en hun coöperaties wil voorzien. Algemene voorwaarden voor start- en investeringssteun De steunregeling is bestemd voor beroepsbedrijven gericht op visserij- of viskweekactiviteiten. Op een dergelijk volwaardig bedrijf blijven de handelsactiviteiten beperkt tot het commercialiseren van de eigen vangsten of gekweekte producten. De visserij of viskweekactiviteit wordt op economisch verantwoorde wijze uitgevoerd, waarbij de arbeidsprestatie van de werkende vennoten-bedrijfsleiders op redelijke wijze wordt vergoed. De Vlaamse overheid verkiest hierbij een familiale persoonsgebonden structuur boven deze van een loutere kapitaalsvennootschap. Voorwaarden gesteld aan de bedrijfsleiders Hoofdberoep: een natuurlijke persoon is reder of viskweker in hoofdberoep wanneer hij zelf het bedrijf exploiteert, minstens 50% van zijn inkomen verwerft uit deze activiteit en er meer dan 50% van zijn arbeidsduur aan besteedt. Voor een rechtspersoon betekent dit dat het doel van de onderneming hoofdzakelijk verband houdt met de exploitatie van een visserij- of viskweekbedrijf. Bekwaamheidsvereisten bij een eerste installatie in de visserij -
getuigschrift hoger secundair onderwijs of kwalificatiegetuigschrift van het 4e leerjaar secundair onderwijs, in een afdeling visserij, aangevuld door het door het ministerie van Verkeer en Infrastructuur uitgereikt brevet van schipper of van motorist of een gelijkwaardig brevet; minimumleeftijd van 25 jaar; ervaring als schipper/ motorist.
Bij gevestigde bedrijven is het voldoende dat men 5 jaar ervaring heeft als bedrijfsleider in een visserijbedrijf en/of zich gedurende vijf jaar heeft toegelegd op de zeevisserij . Bekwaamheidsvereisten bij eerste installatie in de aquicultuursector -
-
Getuigschrift hoger secundair onderwijs of kwalificatiegetuigschrift van het 6e leerjaar secundair onderwijs, in een afdeling landbouw, tuinbouw of een aanverwante discipline, een diploma van het agrarisch hoger onderwijs van het korte of het lange type of een hoger agrarisch diploma. Getuigschrift van het hoger secundair onderwijs, hoger onderwijs van het korte of het lange type of universitair onderwijs, buiten de hierboven vernoemde opleidingen, voor zover de drager van de diploma' s of getuigschriften zich gedurende ten minste 2 jaar heeft toegelegd op de aquicultuurproductie. Bij gevestigde viskweekbedrijven is het voldoende dat men gedurende 5 jaar ervaring heeft als bedrijfsleider in een viskweekbedrijf en/of gedurende vijf jaar zich heeft toegelegd op de aquicultuursector.
Vorm van de steun Het FIVA verleent zowel steun voor verrichtingen die gefinancierd worden met leningen, als voor verrichtingen die met eigen middelen of met leasing worden gefinancierd. De steun wordt toegekend in de vorm van een rentesubsidie of van een equivalente kapitaalpremie. Daarnaast kan het FIVA de kredieten waarborgen die van een rentesubsidie genieten.
31
Aanvullende inlichtingen Financieringsinstrument voor de Vlaamse Visserij-en aquicultuursector (FIVA) Vrijhavenstraat 5 8400 Oostende Tel.: 059/43 19 17 Fax: 059/43 19 22 E-mail:
[email protected] Website: www.vlaanderen.be/landbouw
32
9.
VLAAMS LANDBOUWINVESTERINGSFONDS (VLIF)
Inhoud steunmaatregel De Vlaamse overheid geeft financiële steun aan land- en tuinbouwers die investeren in een aangepaste bedrijfsstructuur. Het doel is rendabele en competitieve bedrijven te creëren. Er ontstaan voortdurend nieuwe noden inzake investeringen ten gevolge van ontwikkelingen op het vlak van leefmilieu en dierenwelzijn, de technologie in de sector, de energiemarkt, de commercialisatie- en distributiestructuren voor land- en tuinbouwproducten, het vrijer en ruimer worden van de markt, de heroriëntatie van het EU-landbouwbeleid en andere. Vandaar de noodzaak om constant de situatie van het bedrijf te evalueren en op de gepaste tijdstippen de bedrijfsstructuur aan te passen aan de gewijzigde omstandigheden. Voorwaarden Om VLIF-steun te verkrijgen moeten vooreerst een aantal algemene voorwaarden gerespecteerd worden. Hierna volgt een overzicht: 1. Landbouwer zijn Zowel landbouwers in hoofdberoep als landbouwers in bijberoep krijgen steun. De landbouwer is een natuurlijke persoon of een vennootschap. De natuurlijke persoon moet meer dan 50% van zijn totale arbeidsduur besteden aan de werkzaamheden op het landbouwbedrijf en uit die activiteit meer dan 35% van zijn totale netto belastbare inkomen halen. De rechtspersoon moet een landbouwvennootschap zijn of een vennootschap die aan volgende cumulatieve voorwaarden voldoet: - de vorm bebben van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, een naamloze vennootschap, een coöperatieve vennootschap, een vennootschap onder firma, een commanditaire vennootschap op aandelen of een gewone commanditaire vennootschap; - hoofdzakelijk de exploitatie van een landbouwbedrijf en de verhandeling van de voortgebrachte productie als doel hebben; - opgericht zijn voor onbepaalde duur of voor minstens 20 jaar; - de aandelen zijn op naam en zijn voor minstens 51% in handen van de zaakvoerders, de bestuurders of de gedelegeerde bestuurders die meer dan 50% van hun arbeidstijd besteden aan landbouwactiviteiten in de vennootschap en meer dan 35% van hun netto belastbare inkomen uit die activiteit halen; - de zaakvoerders, de bestuurders of de gedelegeerde bestuurders zijn onder de vennoten aangewezen. Ook sociale instellingen en consumentencoöperaties met een land- of tuinbouwbedrijf kunnen zich onder bepaalde voorwaarden rangschikken als landbouwer. De activiteiten op het bedrijf vragen een arbeidprestatie van minimaal 0,5 volle arbeidskrachten (VAK). Er is geen maximum. Eén VAK komt overeen met een arbeidsprestatie van 1800 uren per jaar. Wie zich wil rangschikken als landbouwer kan hoogstens een halftijdse betrekking buiten het landbouwbedrijf hebben. De landbouwer is bekend bij het Bestuur der Directe Belastingen van het ministerie van Financiën met beroepsinkomsten uit zijn of haar landbouwactiviteiten. Hij of zij is ook aangesloten bij een sociale kas voor zelfstandigen en betaalt bijdragen aan het sociale zekerheidsstelsel van de zelfstandigen op basis van eigen beroepsinkomsten. 2. Beroepsbekwaam zijn Bij een vestiging als landbouwer wordt de beroepsbekwaamheid aangetoond door: - een diploma van een basisopleiding landbouw of aanverwant op het niveau hoger secundair, hoger nietuniversitair of universitair onderwijs; - een installatieattest en minstens 2 jaar ervaring;
33
-
een diploma van een basisopleiding die door de minister bevoegd voor het landbouwbeleid als gelijkwaardig met één van bovenvermelde niveaus wordt erkend aangevuld met 2 jaar ervaring.
Bij investeringen door gevestigde landbouwers die bovenvermelde vorming niet hebben, wordt de beroepsbekwaamheid aangetoond door: - een diploma van een basisopleiding anders dan landbouw of aanverwant op het niveau hoger secundair, hoger niet-universitair of universitair onderwijs en ten minste 2 jaar ervaring; - een diploma van een basisopleiding aangevuld met ervaring die door de minister bevoegd voor het landbouwbeleid als gelijkwaardig met bovenvermeld niveau wordt erkend. - 3 jaar ervaring en een naschoolse landbouwopleiding van minimum 100 uren; - 10 jaar ervaring. Bij de beoordeling van de ervaring wordt ervaring op een leeftijd van minder dan 16 jaar, als hobbylandbouwer of als gelegenheidsarbeidskracht niet aanvaard. 3. Levensvatbaar bedrijf Er kan alleen steun verkregen worden als het bedrijf levensvatbaar is. Dit wordt aangetoond met een berekening van het arbeidsinkomen (AI) per VAK. Het AI per VAK moet groter zijn dan het referentieinkomen. Dit wordt jaarlijks vastgesteld en het bedraagt € 24.500 per VAK in 2008. Omdat de minimale arbeidsbehoefte 0,5 VAK bedraagt, moet het landbouwbedrijf minstens aan volgende voorwaarden voldoen om steun te kunnen krijgen: - minimaal een arbeidsprestatie van 900 uren per jaar (een halve VAK) vereisen; - een arbeidsinkomen uit de activiteiten op het bedrijf opleveren dat minstens de helft van het referentieinkomen bedraagt (€ 12.250 in 2008). 4. Vergunningen in orde en respect voor minimumnormen Er kan alleen steun verkregen worden wanneer de aanvrager beschikt over de vergunningen (stedenbouwkundige vergunning, milieuvergunning, vergunning waterwinning, en andere) die noodzakelijk zijn voor de exploitatie van het bedrijf. Bij het oprichten van bedrijfsgebouwen moeten de werken en de uiteindelijke bestemming in overeenstemming zijn met de stedenbouwkundige vergunning. De milieuvergunning moet in alle omstandigheden gerespecteerd worden, ongeacht de aard van de verrichting waarvoor de steun aangevraagd wordt. Indien er voor de beoefende activiteiten wettelijke verplichtingen zijn op het vlak van dierenwelzijn (huisvestingsvereisten, en andere) of hygiëne (sanitair attest, en andere) moeten ze gerespecteerd worden. 5. Boekhouding bijhouden Het bijhouden van bedrijfseconomische boekhouding gedurende de ganse duur van de steun is verplicht. In geval van rentesubsidie en waarborg moet de boekhouding bijgehouden worden tot zolang er een of andere vorm van steun loopt en steeds minimum 5 jaar. Indien alleen kapitaalpremie uitbetaald werd moet gedurende 5 jaar boekhouding bijgehouden worden. De bedrijfseconomische boekhouding kan vervangen worden door een vereenvoudigde boekhouding voor steunbedragen kleiner dan € 1.250 of door fiscale boekhouding bij sterk gespecialiseerde bedrijven. De schriftelijke vraag om de fiscale boekhouding te aanvaarden in plaats van de bedrijfseconomische wordt gericht aan de VLIF-hoofddienst en omstandig gemotiveerd. 6. Minimum bedrag van de investering en het krediet Het minimumbedrag van de investering die geheel of gedeeltelijk met een lening gefinancierd wordt, is vastgesteld op € 15.000. In de andere gevallen wordt het minimumbedrag van de investering vastgesteld op de helft van dit bedrag. Er wordt geoordeeld op basis van het netto-investeringsbedrag. De omvang van het minimum kredietbedrag is niet bepaald.
34
7. Ligging van het bedrijf / domiciliëring Voor de aankoop van bedrijfsgebouwen en het uitvoeren van werken in onroerende staat op het grondgebied van het Vlaamse Gewest wordt de aanvraag ingeleid bij dit Gewest ook wanneer de hoofdzetel van het bedrijf gelegen is in een ander Gewest. Bij het verwerven van dieren, machines en materieel, planten, fruitaanplantingen, vruchten ten velde, voorraden en navetten wordt de aanvraag ingediend bij het Vlaamse Gewest als de hoofdzetel van de exploitatie in dit Gewest gelegen is. De hoofdzetel van het bedrijf en de maatschappelijke zetel van de vennootschap moeten steeds in België gelegen zijn. De landbouwers of de beherende vennoten, zaakvoerders, bestuurders of gedelegeerde bestuurders van de vennootschap moeten in België gedomicilieerd zijn. Vormen van steun Er is zowel steun voor verrichtingen gefinancierd met leningen als voor verrichtingen gefinancierd met eigen middelen. De vorm van de steun is verschillend naargelang het een investering (bouwen, verbouwen en uitrusten bedrijfsgebouwen, aankoop machines,….) of vestiging (overname bedrijfsbekleding) betreft waarvoor steun gevraagd wordt. Investeringssteun wordt toegekend onder de vorm van een rentesubsidie aangevuld met een investeringspremie als er voor de investering een krediet afgesloten wordt. Wanneer de investering volledig gefinancierd wordt met eigen middelen wordt de steun uitsluitend verleend onder de vorm van een premie. Op de eerste € 50.000 vestigingskosten wordt de vestigingssteun altijd toegekend onder de vorm van een vestigingspremie en vervolgens onder vorm van een rentesubsidie voor zover er voor de bijkomende kosten een lening afgesloten wordt. Daarnaast kan het VLIF waarborg verlenen op kredieten die van rentesubsidie genieten. 1. Rentesubsidie Bij een rentesubsidie betaalt het VLIF jaarlijks en gedurende een vooraf bepaalde duur op een vastgesteld bedrag een gedeelte van de rentelast. De rentesubsidie bedraagt maximaal 4% of 3% naargelang de aard van de investeringen. De duur ervan is eveneens afhankelijk van de aard van de investering en varieert tussen 5 jaar tot 15 jaar. Het bedrag waarop steun verleend wordt, is maximaal het nettoinvesteringsbedrag. Aangezien er maximum subsidiabele bedragen bestaan per VAK, per bedrijfsleider of per type van investering is het gesubsidieerde bedrag soms lager dan het nettoinvesteringsbedrag. 2. Kapitaalpremies Wanneer de investeringen gefinancierd worden met krediet wordt aanvullend bij de rentesubsidie steeds een kapitaalpremie toegekend omdat een bepaald steunvolume (gaande van 10 tot 40%) nooit exact met rentesubsidie kan uitgeput worden. Wanneer de investeringen volledig gefinancierd worden met eigen middelen wordt de steun integraal onder vorm van een kapitaalpremie toegekend. Vestigingssteun wordt altijd eerst toegekend onder vorm van een vestigingspremie naar rato van 50% steun op de eerste € 50.000 subsidiabele vestigingskosten. De kapitaalpremies worden in twee gelijke delen uitbetaald. De betaling van de eerste helft volgt op de controle van de investerings- en betalingsbewijzen. De betaling van de tweede helft gebeurt 1 jaar na de eerste betaling. Een premie kleiner dan € 1.000 wordt in één maal uitbetaald.
35
3. Waarborg Wanneer rentesubsidie verleend wordt, kan de bank voor de kredieten een aanvullende borgstelling krijgen van het VLIF. Dit betekent dat eerst de zekerheden van de kredietnemer maximaal uitgeput worden. Voor deze borgstelling moet een bijdrage betaald worden (orde 0,5% van het gewaarborgde bedrag). Steun aan de vestiging Via de vestigingssteun worden jongeren aangemoedigd zich als zelfstandige landbouwer te vestigen. De steunmaatregel geldt voor alle bedrijven ongeacht de aard van de activiteit en de productiemethode. Wie van vestigingssteun wil genieten moet jonger zijn dan 40 jaar op het tijdstip van de aanvraag en zich voor het eerst vestigen als landbouwer. 1. Vestigingskosten Enkel de vestigingskosten die op het tijdstip van vestiging gemaakt worden, kunnen aanvaard worden voor het verlenen van de vestigingssteun. Het zijn kosten voor: - de overname van de bedrijfsbekleding zoals vee, uitrusting, materieel, aanplantingen, voorraden, vruchten te velde en navetten; - de aankoop van vee, uitrusting, materieel en voorraden gericht op het vervolledigen van de bedrijfsbekleding; - de overname van aandelen ter gelegenheid van de vestiging als bestuurder van een vennootschap met landbouw als doel. 2. Vorm en omvang van de steun De vestigingssteun bestaat uit een vestigingspremie en een rentesubsidie en wordt als volgt verleend: - voor de eerste € 50.000 vestigingskosten wordt een vestigingspremie van 50% verleend d.w.z. € 25.000; - voor de vestigingskosten hoger dan € 50.000 en voor zover ze gefinancierd worden met een lening, wordt een rentesubsidie van 4% gedurende 10 jaar verleend. De actuele waarde van die rentesubsidie mag maximaal € 30.000 bedragen. Het bedrag waarop rentesubsidie verleend wordt, zal jaarlijks vastgesteld worden op basis van de actualisatievoet. Bij een actualisatievoet van 5,19% (2008) kan rentesubsidie verkregen worden op maximaal € 165.707,40. In totaal kan zodoende op maximaal ongeveer € 215.000 vestigingskosten steun verkregen worden. De overheidswaarborg bedraagt maximaal 80% van het krediet dat van rentesubsidie geniet. Steun aan de investeringen De investeringssteun wordt verleend voor investeringen die gericht zijn op een: - verlaging van de productiekosten; - verbetering en omschakeling van de productie; - verhoging van de kwaliteit; - verbetering van het leefmilieu, de hygiënische omstandigheden en/of de normen op het gebied van welzijn van de dieren; - bevordering van de diversificatie van de activiteiten op het landbouwbedrijf. Investeringssteun mag niet in strijd zijn met het beleid op andere vlakken (marktpolitiek, milieubeleid, ...) en mag de doelstellingen hiervan niet doorkruisen. Een investering moet planmatig aangepakt worden. Met een bedrijfsplan moet aangetoond worden dat de investeringen verantwoord zijn in het licht van de toestand en van de structuur van het bedrijf en dat de uitvoering van het plan zal leiden tot een duurzame verbetering van deze toestand. Een bedrijfsplan bestaat uit een aantal onderdelen. Bij het opstellen ervan speelt de landbouwer een belangrijke rol. Hij brengt alle basisgegevens aan voor dit plan. 1. Vorm en omvang van de steun De steun kan verkregen worden onder vorm van rentesubsidie en/of kapitaalpremie naargelang de financiering van de investeringen. De omvang ervan is onafhankelijk van de financiering en kan 10% tot 40% van de investering bedragen.
36
De steun voor investeringen gefinancierd met een lening wordt verleend onder de vorm van een rentesubsidie aangevuld met een investeringspremie, zodat het vooropgestelde volume steun effectief verkregen wordt. In de mate dat er minder of op korte termijn geleend wordt, zal een groter deel van de steun als kapitaalpremie uitbetaald worden. De steun voor investeringen gefinancierd met eigen middelen wordt verleend onder de vorm van een investeringspremie. Bij de toekenning van de steun zal de rentesubsidie voorrang hebben op de investeringspremie. De rentesubsidie bedraagt maximaal 4% gedurende maximaal 15 jaar voor investeringen die van 40 of 30% steun genieten, 3% gedurende maximaal 15 jaar voor investeringen die van 20 genieten en 3% gedurende maximaal 5 jaar voor investeringen die van 10% steun genieten. In de periode 2007-2013 kan de investeringssteun maximaal verkregen worden op een investeringsbedrag van € 1.000.000 per bedrijfsleider. Het subsidiabele bedrag wordt beperkt tot een maximumbedrag per standplaats voor het vee of per m² bedrijfsgebouw. 2. Subsidiabele investeringen De aard van de investering is bepalend voor de omvang van de steun. Investeringen gericht op een landbouw met verbrede doelstellingen (zelf verwerken en commercialiseren, hoevetoerisme, landschapsbeheer, zorgverstrekking) en duurzame productiemethodes (bepaalde milieuinvesteringen en biologische landbouw) genieten van 40% steun. Investeringen gericht op de bereiding van samengestelde voeders op basis van zelf geteelde basisproducten, installaties en materieel voor de productie en het gebruik van hernieuwbare brandstoffen, installaties en materieel voor de productie van medicinale en aromatische planten en de vernieuwing van laagstam fruitaanplantingen met nieuwe variëteiten, genieten van 30% steun. Alle andere investeringen krijgen maximaal 20% steun (voornamelijk investeringen in onroerende goederen, gericht op de realisatie van een structuurverbetering) of 10% steun (voornamelijk materieel). Aanvraagprocedure De ‘Aanvraag om tussenkomst 1ste luik’ (beschikbaar op www.vlaanderen.be/landbouw) kan geregistreerd worden indien het de volgende gegevens bevat: - de correcte benaming van aanvrager en bedrijf; - een volledige en correcte beschrijving van de investeringen met een realistische schatting van het investeringsbedrag; - informatie over de waarschijnlijke financiering; - datum en handtekening. Stap 1 in de aanvraagprocedure is de indiening van de ‘Aanvraag om tussenkomst 1ste luik’ door de kredietinstelling of de landbouwer zelf. De registratiedatum door het VLIF = datum van indiening van het ‘1ste luik’ is de aanvaarde begindatum voor de investeringen. Facturen van vóór die datum, met uitzondering van voorschotfacturen (maximum 30% van het investeringsbedrag), worden niet aanvaard. De steun kan geweigerd worden voor de totale investering als de aanvaarde investeringsbewijzen geen betrekking hebben op een samenhangend geheel van investeringen met een projectmatig karakter. Stap 2 in de aanvraagprocedure is de indiening van de ‘Aanvraag om tussenkomst 2de luik’ (2de luik), de verklaring op erewoord en de informatiefiche. Deze formulieren zijn beschikbaar op www.vlaanderen.be/landbouw. De formulieren worden volledig en juist ingevuld en zijn vergezeld van de documenten die noodzakelijk zijn voor de afhandeling van het dossier.
37
Dit ‘2de luik’ moet bij het VLIF toekomen, met vermelding van het VLIF-dossiernummer, uiterlijk 6 maanden na registratie van het ‘1ste luik’. Zoniet vervalt de aanvraag om VLIF-tussenkomst automatisch en kan er geen VLIF-steun meer aangevraagd worden voor deze verrichting als deze al gerealiseerd is of startte. Investeringsbewijzen kunnen tot twee jaar na registratie (bij financiering met eigen middelen) of twee jaar na ondertekening kredietakte (bij financiering met krediet) overgemaakt worden. Met andere woorden dienen de investeringsbewijzen niet noodzakelijk voorhanden te zijn bij indiening van het ’2de luik’. Enkele bijkomende aandachtspunten: -
het minimum aanvaardbaar nettoinvesteringsbedrag bedraagt voortaan € 15.000, ongeacht de financiering; er wordt nog één aanvraag om steun per jaar per aanvrager aanvaard; het ‘2de luik’ staat noodzakelijkerwijs in relatie tot één ‘1ste luik’ en heeft uitsluitend betrekking op de aangemelde investeringen in het ‘1ste luik’.
Aanvullende inlichtingen Aanvragen om tussenkomst (1ste luik en 2de luik) worden in tweevoud ingediend op volgend adres: Vlaams Landbouwinvesteringsfonds Koning Albert II-laan 35 bus 41 1030 Brussel Tel.: 02/552 74 70 Fax: 02/552 74 71 E-mail:
[email protected] Website: www.vlaanderen.be/landbouw
38
10.
PARTICIPATIEFONDS
10.1
STARTEO/OPTIMEO : BEROEPSKREDIETEN VERDEELD TUSSEN UW BANKIER EN HET PARTICIPATIEFONDS
Inhoud steunmaatregel Starteo/Optimeo zijn aanvullende achtergestelde leningen bij een bankkrediet. Zij bieden een antwoord op de financieringsproblemen van de kmo’s/ko’s door de bank toe te laten een krediet toe te kennen waarbij de gevraagde waarborgen kunnen beperkt worden. Zij maken dus de toegang van de ondernemer tot het bankkrediet gemakkelijker. Starteo voor zelfstandigen, zaakvoerders of bestuurders van ondernemingen die hun activiteiten in hoofdberoep sinds minder dan 4 jaar uitoefenen. Optimeo voor bestaande ondernemingen, eenmanszaken of rechtspersonen die de uitbreiding van hun activiteiten wensen te financieren. Starteo en Optimeo zijn bestemd voor alle investeringen van zelfstandige ondernemers, vrije beroepen en kmo’s. Begunstigden Deze leningen zijn bedoeld voor zowel natuurlijke als rechtspersonen voor zover zij beantwoorden aan het kmo-criterium. Projecten Deze lening is bedoeld voor de financiering van materiële, immateriële en financiële investeringen (bijvoorbeeld het verwerven van een meerderheid van de aandelen), of ook de financiering van de behoefte aan bedrijfskapitaal die gepaard gaat met de start van de activiteit of de realisatie van het betrokken investeringsproject. Voor de investeringen in onroerende goederen komt het Fonds enkel tussen voor het beroepsgedeelte van het goed dat is bepaald via een expertise. Bovendien wordt er enkel rekening gehouden met de vastgoedbestemmingen voor beroeps- en persoonlijke ingebruikneming. Het Fonds komt niet tussen voor vastgoed dat (gedeeltelijk) beroepsmatig zal worden verhuurd. Starteo/Optimeo kunnen eveneens de overname van een activiteit financieren, zowel natuurlijke als rechtspersonen voor zover zij, inclusief de over te nemen of de overgenomen onderneming, als kmo kunnen beschouwd worden. De lening dient bestemd te zijn voor de financiering die gepaard gaat met de overdracht van een onderneming. Met dit laatste wordt bedoeld de overdracht onder bezwarende titel van een kmo of zelfstandige activiteit uitgebaat door een natuurlijke of een rechtspersoon. Omvat de overdracht een activiteit uitgeoefend door één of meerdere natuurlijke personen, dan dient het geheel van de handelszaak te worden overgenomen, of dient per overdrager het geheel van zijn aandeel in de handelszaak te worden overgenomen, waarbij de overnemer uiteindelijk de meerderheid bekomt. Betreft de overdracht een rechtspersoon, dan dient het geheel van de handelszaak of de meerderheid van de aandelen te worden overgenomen. Bij de overname van de meerderheid van de aandelen dient de overnemer bovendien het dagelijkse beheer uit te oefenen met uitsluiting van de overdragers. Diversen Voordelige financiële voordelen Starteo/Optimeo verlichten de financiële lasten van het krediet dankzij de voordelige voorwaarden en de afwezigheid van dossierkosten.
39
Maximumbedrag Het maximumbedrag van de lening van het Participatiefonds is gelijk aan het kleinste van de volgende bedragen: - het bedrag van de lening die de bank zelf verstrekt; - driemaal de eigen inbreng (Optimeo); - viermaal de eigen inbreng (Starteo); - € 250.000. Evenwel kan voor de overnames van ondernemingen via de aankoop van aandelen dit laatste plafond € 350.000 worden, beperkt tot: - het bedrag van de lening die de bank toekent; - 35% van de beroepsinvestering indien het bedrag van tussenkomst van het Participatiefonds € 250.000 overschrijdt. De eigen inbreng van de aanvrager moet minstens 10% van de globale investering bedragen. Het minimumbedrag van de tussenkomst van het Participatiefonds bedraagt € 7.500. Looptijd De looptijd van de lening is 5, 7 of 10 jaar en hangt af van de aard van te financieren investering. De looptijd van het begeleidende bankkrediet zal in geen geval korter zijn dan de looptijd van het krediet van het Participatiefonds min twee jaar. Zo zou bijvoorbeeld een lening van 7 jaar bij het Participatiefonds kunnen worden gecombineerd met een banklening terugbetaalbaar op 6 of 5 jaar Intrestvoet = intrestvoet van de bank -1,25% De rentevoet van het Participatiefonds is gelijk aan de rentevoet toegepast door de bank min 1,25%, met een minimumrentevoet die gelijk is aan de Belgium Prime Rate. Deze herziening wordt wekelijks bepaald. De rentevoet wordt vanaf de kredietopening toegepast. Deze rentevoet is vast voor de hele looptijd van de lening. Een verlaging van de rentevoet wordt toegestaan voor de eerste twee jaar. Deze verlaagde rentevoet bedraagt momenteel 3%. De definitieve basisrentevoet wordt bepaald bij het opmaken van de kredietovereenkomsten van het Participatiefonds. Deze rentevoet wordt bekomen na vergelijking van de volgende 3 rentevoeten en is de voor de klant de voordeligste rentevoet: - de rentevoet van de offerte; - de rentevoet zoals die traditioneel bepaald wordt bij het opstellen van de kredietakte; - de rentevoet van de bank. Terugbetaling Twee aflossingsmethodes zijn mogelijk : - maandelijkse of driemaandelijkse variabele aflossingen (constant kapitaal/degressieve intresten); - maandelijkse constante aflossingen (progressief kapitaal/degressieve intresten). Bovendien kan op vraag van de ondernemer eveneens een vrijstelling in kapitaalsaflossing gedurende 1 of 2 jaar worden toegestaan. Soepele waarborgpolitiek Het Participatiefonds stelt zich soepel op inzake het vragen van waarborgen. Wel wordt een akte van loonsafstand gevraagd indien de aanvragers natuurlijke personen zijn of, in geval van rechtspersonen, indien een borgstelling wordt gevraagd of indien fysieke personen medekredietnemers zijn. Voorbeelden van andere waarborgen die kunnen gevraagd worden zijn: een hypothecair mandaat (in geval van een investering in onroerende goederen), een eventueel beperkte borgstelling van de vennoten. Blokkering en achterstelling van voorschotten van vennoten zijn gebruikelijk.
40
Achtergesteld De achterstelling komt er in de praktijk op neer dat de lening van het Participatiefonds wordt gelijkgesteld met eigen vermogen. De achterstelling vermindert namelijk het risico voor de andere kredietverleners, waardoor het gewone bankkrediet gemakkelijker kan worden verkregen. Op juridisch vlak kan de achterstelling als volgt worden omschreven: de achterstelling bestaat erin dat het Participatiefonds verzaakt aan de gelijkheid van behandeling ten aanzien van andere schuldeisers. Dit houdt in dat bij samenloop en dus als meerdere schuldeisers gelijktijdig hun aanspraken laten gelden, het Participatiefonds aanvaardt dat de andere schuldeisers eerst worden terugbetaald. Dit geldt echter niet voor de zaakvoerders van de onderneming, de vennoten of bestuurders van de vereniging of vennootschap, de niet-institutionele schuldeisers die geen vordering hebben waarvan de datum vaststaat, met uitzondering van de leveranciers waarvan het bewijs van vordering de regels van het handelsrecht volgt. Gemakkelijk bereikbaar Starteo/Optimeo zijn zeer toegankelijk aangezien de ondernemer zich tot zijn bankier richt, die de aanvraag voor hem bij het Participatiefonds indient. Het Participatiefonds heeft een samenwerkingsovereenkomst gesloten met alle financiële instellingen die actief zijn op het vlak van beroepskredieten.
Aanvullende inlichtingen Participatiefonds de Lignestraat 1 1000 Brussel Tel.: 02/210 87 87 Fax: 02/210 87 79 E-mail:
[email protected] Website: http://www.fonds.org
41
10.2
STARTLENING – SOLIDAIRE LENING: TWEE MICROKREDIETEN MET PROFESSIONELE BEGELEIDING OM DE CREATIE VAN EEN EIGEN JOB TE FINANCIEREN
Inhoud steunmaatregel De microkredieten van het Participatiefonds zijn bedoeld voor werkzoekenden en personen in een moeilijke financiële situatie die zich wensen te vestigen als zelfstandige. De Startlening en de Solidaire lening bieden een antwoord op hun financieringsbehoeftes, wat ze door de band genomen niet vinden bij de klassieke spelers.
10.2.1
STARTLENING: VOOR DE WERKZOEKENDE DIE ZICH VESTIGT ALS ZELFSTANDIGE OF DIE EEN EIGEN ZAAK OPRICHT
Begunstigden Deze lening richt zich op de uitkeringsgerechtigde volledige werklozen, de niet-werkende werkzoekende ingeschreven sinds ten minste 3 maanden, en de begunstigde van een wachtuitkering of een leefloon, die zich als zelfstandige in hoofdberoep wil vestigen of een onderneming wil oprichten. Indien dit gepaard gaat met de oprichting van een vennootschap moet de aanvrager over de meerderheid van de aandelen beschikken en het dagelijkse beheer waarnemen. Zo komen bijvoorbeeld in aanmerking: - zelfstandige worden en alleen werken; - zelfstandige worden en met andere partners, al dan niet werkzoekenden, een onderneming of een feitelijke vereniging oprichten waarin hij/zij werkend vennoot wordt; - zelfstandige en werkend vennoot worden van een bestaande feitelijke vereniging of vennootschap. De startlening kan enkel worden toegekend aan natuurlijke personen. Projecten De lening is bestemd voor de financiering van materiële, immateriële en financiële (bijvoorbeeld de verwerving van een meerderheid van de aandelen) investeringen, evenals desgevallend voor de financiering van de behoefte aan bedrijfskapitaal die gepaard gaat met de start van de activiteit. Diversen Maximumbedrag Het maximumbedrag van de lening is gelijk aan het kleinste van volgende bedragen: - viermaal de inbreng in geld, hetzij via een eigen inbreng, hetzij via een aanvullende lening; - € 30.000. In principe worden er geen minimumbedragen gesteld, doch er wordt vanuit gegaan dat aanvragen van minder dan € 5.000 best op een andere manier worden gefinancierd. Looptijd De looptijd van de lening is 5, 7 of 10 jaar afhankelijk van de aard van het project. Intrestvoet De intrestvoet is vast en bedraagt 4%. De rentevoet wordt de eerste 2 jaren echter tot 3% teruggebracht indien de begunstigde effectief de begeleiding volgt die hem gratis wordt aangeboden in een van de erkende steunpunten.
42
Ondersteuning Het Participatiefonds draagt eveneens bij tot de ondersteuning van de werkzoekende aan wie een lening werd toegekend. Daarom heeft het Participatiefonds een samenwerkingsovereenkomst afgesloten met diverse instellingen gespecialiseerd in de ondersteuning van starters. Enerzijds helpen zij de aanvrager bij de realisatie van zijn kredietaanvraag. Anderzijds, zodra de begunstigde het akkoord van het Participatiefonds heeft, kan hij de eerste 18 maanden van de zelfstandige activiteit een ondersteuning volgen. Het steunpunt helpt hem in het bijzonder bij de start van zijn zelfstandige activiteit. Terugbetaling Er is een vrijstelling van kapitaalsaflossing. Deze vrijstelling loopt 1 tot 3 jaar volgens de aard van het project. Enkel de intresten berekend op het opgenomen bedrag worden terugbetaald. Na afloop van de vrijstellingsperiode wordt het kapitaal terugbetaald door middel van constante maandelijkse aflossingen. Waarborgen Geen enkele waarborg wordt gevraagd. Wat bij stopzetting van de activiteit ? Indien de stopzetting binnen de eerste 5 jaar van de activiteit valt en ze gebeurt los van de wil van de betrokkene, dan kan het Participatiefonds ze als onvrijwillig beschouwen en wordt er geen verdere terugbetaling gevraagd. De betrokkene dient wel ter zake het bewijs te leveren en dit uiterlijk binnen drie maanden na de stopzetting. De gevallen waarbij kwijtschelding gebeurt, werden uitdrukkelijk bepaald in een ministerieel besluit: bij faillissement, concordaat met boedelafstand en overlijden; ook bij overmacht of gebrek aan levensvatbaarheid van de opgezette activiteit, gemeten over een significante periode en los van de wil van de betrokkene. Indien de stopzetting voor om het even welke reden gebeurt binnen de 9 jaar volgend op de start van de activiteit, blijft het recht op werkloosheidsuitkering behouden. Cumulatie De ‘startlening’ kan gecumuleerd worden met een Starteo. In het geval van bovenvermelde lening dient de aanvrager wel te voldoen aan de gebruikelijke voorwaarden. Bovendien mag het bedrag van de twee leningen samen niet hoger liggen dan het maximumbedrag van de Starteo.
PLAN JONGE ZELFSTANDIGEN Werkzoekenden jonger dan 30 jaar die nog geen zelfstandige activiteit hebben uitgeoefend, kunnen een beroep doen op het plan ‘Jonge zelfstandigen’. -
De geïnteresseerde van wie het project werd goedgekeurd, wordt gedurende 3 tot 6 maanden gratis bijgestaan om zijn project voor te bereiden. Hij krijgt advies over zijn activiteit, de administratieve stappen en de wenselijkheid van bijkomende vorming.
-
Indien de geïnteresseerde zonder inkomen is, ontvangt hij van het Participatiefonds een maandelijkse onkostenvergoeding van € 375 tijdens de voorbereidingsfase, cumuleerbaar met een vestigingsuitkering van de RVA. De onkostenvergoeding van € 375 is eveneens cumuleerbaar met een wachtuitkering van de RVA.
-
Na afloop van de voorbereidingsfase kan hij een aanvraag voor een startlening indienen.
-
De jonge starter kan eveneens een lening van € 4.500 bekomen om gedurende de eerste maanden van zijn activiteit wat meer ruimte te scheppen voor zijn levensonderhoud. Dit speciale deel van de startlening is renteloos en dient pas vanaf het 6de jaar terugbetaald te worden.
43
-
Na de toekenning van de startlening blijft hetzelfde steunpunt hem gedurende 24 maanden bijstaan met raad en advies.
Achtergesteld De achterstelling komt er in de praktijk op neer dat de lening van het Participatiefonds wordt gelijkgesteld met eigen vermogen. De achterstelling vermindert immers het risico voor andere kredietverleners. Het gewone bankkrediet kan bijgevolg gemakkelijker bekomen worden. Op juridisch vlak kan de achterstelling van de lening als volgt worden omschreven: de achterstelling bestaat erin dat het Participatiefonds verzaakt aan de gelijkheid van behandeling ten aanzien van andere schuldeisers. Dit houdt in dat bij samenloop en dus als meerdere schuldeisers gelijktijdig hun aanspraken laten gelden, het Participatiefonds aanvaardt dat de andere schuldeisers eerst worden terugbetaald. Dit geldt evenwel niet voor de zaakvoerders van de onderneming, de vennoten of bestuurders van de vereniging of vennootschap, de niet-institutionele schuldeisers die geen vordering hebben waarvan de datum vaststaat met uitzondering van de leveranciers waarvan het bewijs van vordering de regels van het handelsrecht volgt.
44
10.2.2
SOLIDAIRE LENING: EEN EIGEN ECONOMISCHE ACTIVITEIT CREËREN ZONDER STARTKAPITAAL
Inhoud steunmaatregel De solidaire lening, ontwikkeld in 1997 door de Koning Boudewijnstichting, richt zich tot personen die een eigen economische activiteit willen ontplooien, maar die geen toegang hebben tot het bankkrediet en moeilijkheden ondervinden om het startkapitaal te bekomen wegens hun persoonlijke financiële toestand. Het gaat bijvoorbeeld om mensen die sociale steun, een leefloon of een werkloosheidsvergoeding ontvangen. Kenmerken: -
vaste rentevoet van 5% ; looptijd van 4 jaar; geen enkele waarborg vereist; maximum € 12.500; uitbreiden is mogelijk met de Solidaire lening+.
Professionele begeleiding Voor de begeleiding werkt het Participatiefonds samen met Hefboom vzw. Zij helpen de kandidaatzelfstandige voor de voorbereiding en de indiening van de aanvraag. Hefboom begeleidt de begunstigde ook gedurende de eerste 2 jaar van de activiteit. Begunstigden 1. Begin van de activiteit De Solidaire lening richt zich tot personen die een eigen economische activiteit willen ontplooien, maar moeilijkheden ondervinden om een startkapitaal te bekomen, wegens hun persoonlijke financiële toestand en die geen toegang hebben tot een bankkrediet. Concreet bijvoorbeeld mensen die de sociale steun van het OCMW, een bestaansminimum of werkloosheidsvergoeding ontvangen zonder andere inkomsten in het gezin. De asielzoekers die voor het uitoefenen van een zelfstandige activiteit administratief in orde zijn, kunnen een aanvraag voor een solidaire lening indienen. De Solidaire lening wordt enkel toegekend aan natuurlijke personen. De begunstigde van een Solidaire lening dient zich als zelfstandige in hoofdberoep te vestigen of een onderneming op te richten. Uitzonderlijk kan de Solidaire lening worden toegekend aan een begunstigde die zich vestigt als zelfstandige in bijberoep, voor zover hij zich ertoe verbindt zich te vestigen in hoofdberoep binnen twee jaar na oprichting van de economische activiteit, en indien de prognose aantoont dat de privélasten van de betrokkene gedekt zijn. In geval dat gepaard gaat met de oprichting van een vennootschap moet de referentieaandeelhouder zijn en actief deelnemen aan het dagelijkse beheer van de onderneming.
aanvrager
Zo komen bijvoorbeeld in aanmerking: - zelfstandige worden; - zelfstandige worden en met andere partners, al dan niet werkzoekenden, een vennootschap of feitelijke vereniging oprichten, waar hij/zij werkend vennoot worden; - zelfstandige en werkend vennoot worden van een bestaande feitelijke vereniging of vennootschap. 2. Uitbreiding De personen aan wie een Solidaire lening werd toegekend voor het opstarten van hun zaak, kunnen binnen twee jaar volgend op hun vestiging, een nieuwe Solidaire lening « plus » bekomen om de verdere ontwikkeling van hun zaak te verzekeren. De personen die een ander microkrediet hebben gekregen waarvan de toegangsvoorwaarden gelijkaardig zijn aan die van de Solidaire lening inzake doelpubliek en/of die geen toegang hebben tot het bankkrediet wegens hun moeilijke financiële situatie komen eveneens in aanmerking.
45
De Solidaire Lening « plus » wordt toegekend na een technische en financiële analyse van de gecreëerde zelfstandige activiteit en voor zover een werkelijk perspectief tot een duurzame ontwikkeling van de activiteiten aangetoond wordt.
46
Projecten De lening is bestemd voor de financiering van materiële, immateriële en financiële investeringen (bijvoorbeeld de verwerving van de meerderheid van de aandelen) evenals voor de financiering van de behoefte aan bedrijfskapitaal die gepaard gaat met de start van de activiteit of de realisatie van het desbetreffende investeringsproject. Maximumbedrag Het maximumbedrag van de investering is € 12.500. Looptijd De looptijd van de Solidaire lening bedraagt 4 jaar. De looptijd van de Solidaire lening « plus » bedraagt 4 of 7 jaar, in functie van de levensduur van de gerealiseerde investeringen. Rentevoet De rentevoet is vast en bedraagt 5%. Terugbetaling De terugbetaling van de solidaire lening gebeurt door middel van maandelijkse stortingen. Na 3 maand vrijstelling van aflossing, wordt het kapitaal via gelijke maandelijkse schijven terugbetaald (kapitaal + intresten). Waarborgen Geen enkele waarborg is vereist. Evenwel zal een ondersteuning van de omgeving, eventueel in de vorm van een borgstelling of een ‘peterschap’, beschouwd worden als een positief beoordelingselement voor het project. Begeleiding Om de start van zijn activiteit te vergemakkelijken en zijn slaagkansen te verhogen, wordt het krediet periodiek opgevolgd en ondersteund gedurende de eerste 24 maanden. Die opvolging en ondersteuning, die start na de toekenning van de lening, gebeurt door Hefboom. Achtergesteld De achterstelling komt er in de praktijk op neer dat de lening van het Participatiefonds wordt gelijkgesteld met eigen vermogen. De achterstelling vermindert immers het risico voor andere kredietverleners. Het gewone bankkrediet kan bijgevolg gemakkelijker bekomen worden. Op juridisch vlak kan de achterstelling van de lening als volgt worden omschreven: de achterstelling bestaat erin dat het Participatiefonds verzaakt aan de gelijkheid van behandeling ten aanzien van andere schuldeisers. Dit houdt in dat bij samenloop en dus als meerdere schuldeisers gelijktijdig hun aanspraken laten gelden, het Participatiefonds aanvaardt dat de andere schuldeisers eerst worden terugbetaald. Dit geldt evenwel niet voor de zaakvoerders van de onderneming, de vennoten of bestuurders van de vereniging of vennootschap, de niet-institutionele schuldeisers die geen vordering hebben waarvan de datum vaststaat met uitzondering van de leveranciers waarvan het bewijs van vordering de regels van het handelsrecht volgt. Cumulatie De Solidaire lening kan met geen enkele andere lening gecumuleerd worden, ook niet met een ander type lening van het Participatiefonds.
47
Sectorale beperkingen Volgens de geldende wetten voor het Participatiefonds zijn alle sectoren toegelaten. Niettemin is de verordening nr. 1998/2006 van 15/12/06 van de Europese Commissie, betreffende de toepassing van artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op de de-minimis-steun, van toepassing op het Participatiefonds. Zij legt beperkingen op voor de landbouw- en transportsector, en voor de export. Daarnaast sluit de Raad van Bestuur de pure tradingactiviteiten uit. Gelieve contact op te nemen met onze Start-up desk voor elke bijkomende inlichting betreffende dit onderwerp, (
[email protected]).
Aanvullende inlichtingen Participatiefonds de Lignestraat 1 1000 Brussel Tel.: 02/210 87 87 Fax: 02/210 87 79 E-mail:
[email protected] Website: http://www.fonds.org
48
10.3
BUSINESS ANGEL+ : CO-FINANCIERING MET EEN BUSINESS ANGEL VAN EEN INNOVEREND PROJECT
Inhoud steunmaatregel De Business Angel+ is een achtergestelde lening in aanvulling op de investering van een ondernemer en een Business Angel. Opgezet met BeBAN, is hij bedoeld voor innoverende ondernemingen die geen toegang hebben tot klassieke financieringen. Dit partnership biedt een belangrijk hefboomeffect aan de Business Angel en maakt het mogelijk het aantal opgerichte ondernemingen in dit segment te verhogen. Begunstigden Zowel natuurlijke als rechtspersonen komen in aanmerking voor zover zij kleine ondernemingen zijn. Deze lening richt zich tot ondernemers waarvan de onderneming in oprichting is of in een strategische ontwikkelingsfase voor haar toekomstige activiteit is getreden en die geen toegang hebben tot het klassieke bankkrediet omwille van de vernieuwende of technologische aard van hun project, maar die daarentegen kunnen rekenen op de financiële begeleiding van één of meer Business Angels. Indien dit gepaard gaat met de oprichting van een vennootschap, dient de aanvrager hierin over de meerderheid van de aandelen te beschikken en het dagelijkse beheer waar te nemen. Projecten De lening is bestemd voor de financiering van materiële, immateriële en financiële investeringen, evenals desgevallend voor de financiering van de behoefte aan bedrijfskapitaal die gepaard gaat met de start van de activiteit of met de realisatie van het betreffende investeringsproject. Diversen Voordelige financiële voorwaarden: Maximumbedrag Het maximumbedrag van de lening is € 125.000. De tussenkomst van het Participatiefonds moet minstens € 7.500 bedragen. Inbreng van de Business Angel(s) en de oprichters-ondernemers De inbreng gebeurt in principe in contanten. In totaal dient het bedrag van de inbreng van de Business Angel(s) en van de ondernemer(s)-oprichter(s) groter dan of gelijk aan het krediet van het Participatiefonds te zijn. De tussenkomsten van de Business Angels die meetellen in de berekening mogen niet aan derden ontleend zijn en gebeuren in principe als volgestort kapitaal. Indien ze - gedeeltelijk - als voorschotten van vennoten verwezenlijkt worden, dienen deze achtergesteld te zijn aan de lening van het Participatiefonds. Looptijd De looptijd van de lening bedraagt 5,7 of 10 jaar en is afhankelijk van de aard van te financieren investering. Terugbetaling Twee aflossingsmethodes zijn mogelijk: - maandelijkse of driemaandelijkse variabele aflossingen (constant kapitaal/degressieve intresten); - maandelijkse constante aflossingen (progressief kapitaal/degressieve intresten). Bovendien kan op vraag van de ondernemer een vrijstelling van terugbetaling van kapitaal worden toegestaan gedurende 1 tot 3 jaar.
49
Rentevoet Het Participatiefonds past zijn referentierentevoet voor de kredieten op 5,7 of 10 jaar toe, met een extra marge van 1%. Indien de vrijstelling van terugbetaling van kapitaal langer is dan 1 jaar zal de marge 1,25% bedragen. Soepele waarborgpolitiek De gevraagde waarborgen worden volgens de kenmerken van het voorgestelde project bepaald. Het gaat bijvoorbeeld om een inschrijving op het handelsfonds, een mandaat of hypothecaire inschrijving op het beroepsgebouw. De (eventueel gedeeltelijke) borgstelling van de ondernemer(s) wordt geval per geval onderzocht. De persoonlijke borg van de Business Angel wordt niet gevraagd. Achtergesteld De achterstelling komt er in de praktijk op neer dat de lening van het Participatiefonds wordt gelijkgesteld met eigen vermogen. De achterstelling vermindert immers het risico voor andere kredietverleners. Het gewone bankkrediet kan bijgevolg gemakkelijker bekomen worden. Op juridisch vlak kan de achtergesteldheid van de lening als volgt worden omschreven: de achterstelling bestaat erin dat het Participatiefonds verzaakt aan de gelijkheid van behandeling ten aanzien van andere schuldeisers. Dit houdt in dat bij samenloop en dus als meerdere schuldeisers gelijktijdig hun aanspraken laten gelden, het Participatiefonds aanvaardt dat de andere schuldeisers eerst worden terugbetaald. Dit geldt evenwel niet voor de zaakvoerders van de onderneming, de vennoten of bestuurders van de vereniging of vennootschap, de niet-institutionele schuldeisers die geen vordering hebben waarvan de datum vaststaat met uitzondering van de leveranciers waarvan het bewijs van vordering de regels van het handelsrecht volgt. Makkelijk toegankelijk Het Participatiefonds heeft een samenwerkingsovereenkomst afgesloten met alle Business Angel Netwerken, leden van BeBAN. Voorstelling van het project aan het Participatiefonds De projecten worden voorgeselecteerd door het BAN dat ze aan eventueel geïnteresseerde Business Angels voorstelt. Het Participatiefonds treedt pas op wanneer de geplande samenwerking tussen de ondernemer en de Business Angel zo goed als afgerond is.
Aanvullende inlichtingen Participatiefonds de Lignestraat 1 1000 Brussel Tel.: 02/210 87 87 Fax: 02/210 87 79 E-mail:
[email protected] Website: http://www.fonds.org
50
10.4
PRIVAK+
Inhoud steunmaatregel Dit product heeft als doel het permanent kapitaal van Private Privaks (privébeleggingsvennootschappen die niet op de beurs genoteerd zijn) te verhogen, zodat ze gemakkelijk participaties kunnen nemen in innoverende kmo’s. Met de Privak+ lening verkrijgt de Private Privak een potentieel kredietrecht van € 1.500.000 op het Participatiefonds. Concreet wordt hiermee aan de Private Privak, onder bepaalde voorwaarden, bij elke participatie in een onderneming een voorschot op termijn van maximum € 250.000 toegekend. Het bedrag van dat voorschot zal evenredig zijn met de eigen inbreng van de privak. Begunstigden Private Privaks die een participatie nemen in (innoverende) ondernemingen. Diversen Kenmerken Intrestvoet: euribor 12 maanden + 2%. Duur: maximum 12 jaar = maximum levensduur van de privak. Hoe terugbetalen ? - terugbetaling van het kapitaal: in principe, bij de opheffing van iedere participatie. Vervroegde terugbetaling mogelijk; - terugbetaling van de intresten: jaarlijks volgens de overeengekomen modaliteiten. Hernemingen van omloop mogelijk. Permanente opvolging door het Fonds zonder tussenkomst in de investeringsbeslissingen en het intern beleid van de privak. Verdeling van de risico’s: indien ‘success story’ gedeeltelijke aanwending van de verkoop van participaties voor vervroegde terugbetalingen. De privak behoudt de mogelijkheid om beroep te doen op andere bronnen van permanent kapitaal.
Aanvullende inlichtingen Participatiefonds de Lignestraat 1 1000 Brussel Tel.: 02/210 87 87 Fax: 02/210 87 79 E-mail:
[email protected] Website: http://www.fonds.org
51
10.5
IMPULSEO I
Inhoud steunmaatregel Impulseo is een financieringspakket om de installatie in een individuele praktijk of een groepspraktijk te vergemakkelijken. Het pakket is bedoeld voor erkende huisartsen die starten of die sinds minder dan vier jaar gevestigd zijn, of die minder dan 4 jaar teruggekeerd zijn uit een ontwikkelingsland. Type steun Het bestaat uit drie delen: 1.
Een financiering van het Impulsfonds voor de huisartsgeneeskunde
Deze financieringsmogelijkheid is opgenomen in het akkoord artsen-ziekenfondsen 2006-2007 onderhandeld binnen het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (RIZIV). Een jaarlijks budget wordt voorzien binnen de sector geneeskundige verzorging: - een lening van € 15.000 voor de financiering van de eerste installatie als erkende huisarts. De lening is bedoeld voor geneesheren die zich voor de eerste maal als huisarts vestigen. De installatie moet plaatsvinden na 1 juli 2006 en binnen 4 jaar na de erkenning als huisarts of binnen 4 jaar na de terugkeer uit een ontwikkelingsland. De installatiedatum is de datum van inschrijving voor deelname aan de huisartsenwachtdienst. Intresten: 0% en geen enkele waarborg is vereist. De terugbetaling is op 5 jaar, met één jaar vrijstelling van kapitaalsaflossing. een premie van € 20.000, voor de nieuwe installaties in bepaalde zones waar er een tekort is aan huisartsen. Deze eenmalige premie is specifiek bedoeld voor huisartsen die zich installeren in een zone die beantwoordt aan de volgende voorwaarden: - ofwel een zone voor positief grootstedelijk beleid afgebakend in het kader van het grootstedenbeleid; - ofwel een huisartsenzone met: • ofwel minder dan 90 huisartsen per 100.000 inwoners; • ofwel minder dan 125 inwoners per km² en minder dan 120 huisartsen per 100.000 inwoners.
-
De lijst met de zones die beantwoorden aan deze criteria bevindt zich op www.riziv.fgov.be (rubriekZorgverleners>Geneesheren>Impulsfonds) of is beschikbaar bij de huisartsenkringen. Het moet gaan om een nieuwe installatie na 1 juli 2006 binnen een prioritaire zone. Onder nieuwe installatie verstaan we: - een huisarts die zijn activiteit start, of - een huisarts die zijn activiteit reeds uitoefent, maar beslist om zich te gaan vestigen in één van de betrokken prioritaire zones. Die premie kan afzonderlijk worden aangevraagd of kan worden gecumuleerd met de lening van het Impulsfonds en/of de lening van het Participatiefonds. U hoeft die premie niet terug te betalen, behalve als u binnen de 5 jaar na vestigingsdatum uw huisartsenactiviteit stopzet of deze voortzet buiten een van de bovenvermelde zones. Het bedrag van de premie zal in dat geval worden teruggevorderd door het Impulsfonds, evenwel zonder aanrekening van intrest. Opmerking: De lening en de premie van het Impulsfonds voor de huisartsgeneeskunde zijn toegankelijk zowel voor een loontrekkende als een zelfstandige huisarts.
52
2.
Een financiering van het Participatiefonds
Een lening van maximum € 30.000, toegekend met de tussenkomst van het Impulsfonds voor de huisartsgeneeskunde. U kunt de lening van het Participatiefonds bekomen als u zich vestigt als zelfstandige huisarts. De intrest bedraagt 3% per jaar tijdens de eerste twee jaar en 4% per jaar tijdens de drie laatste jaren. Er is geen enkele waarborg vereist. De terugbetaling is op 5 jaar, met één jaar vrijstelling van kapitaalsaflossing. 3.
Gratis begeleiding door een gespecialiseerd steunpunt
Aan Impulseo is ook een gratis begeleiding verbonden. Die begeleiding wordt georganiseerd door een van de steunpunten waarmee het Participatiefonds een samenwerkingsovereenkomst heeft afgesloten. Zij helpen u bij de indiening van uw kredietaanvraag, en achteraf na uw start gedurende de eerste 18 maanden van uw activiteit. Het steunpunt zal met u de sterktes en zwaktes van uw project analyseren en u begeleiden bij uw eerste stappen als zelfstandige. Het steunpunt zal u ook advies kunnen geven en u helpen bij de keuzes va het beheer van uw onderneming. Welke investeringen? Met Impulseo kunt u zowel materiële als immateriële investeringen financieren, of er het bedrijfskapitaal mee invullen dat u nodig hebt om uw praktijk te starten. Concreet kunt u met Impulseo bijvoorbeeld de verbouwing van een kabinet, de aankoop van doktersmateriaal of van een wagen mee financieren. Het patiëntenbestand van een andere dokter overnemen, behoort eveneens tot de mogelijkheden. Aanvraagprocedure U kunt een aanvraag voor Impulseo indienen via een van de erkende steunpunten aan de hand van het formulier. Bijkomende informatie vindt u ook op www.riziv.be
Aanvullende inlichtingen Participatiefonds de Lignestraat 1 1000 Brussel Tel.: 02/210 87 87 Fax: 02/210 87 79 E-mail:
[email protected] Website: http://www.fonds.org
53
10.6
IMPULSEO II
Inhoud steunmaatregel Impulseo II is een tussenkomst aan huisartsengroeperingen in een deel van de loonkosten van de werknemer die hen bijstaat in het onthaal en praktijkbeheer. Voor die tegemoetkoming door het Impulsfonds voor de huisartsgeneeskunde heeft het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (Riziv) een overeenkomst gesloten met het Participatiefonds, dat optreedt als beheerder. Begunstigden Een groepering vanaf 2 huisartsen: Tegemoetkoming voor de helft van de reële globale loonkost, met een maximum van € 8.250/jaar als • het over een samenwerkingsakkoord gaat met minstens 2 erkende huisartsen; • de groepering minstens 500 Globaal Medische Dossiers (GMD) beheert (minimumaantal GMD’s niet van toepassing voor groeperingen met recentelijk erkende huisartsen); • de groepering minstens de helft van één voltijds equivalent te werk stelt met een arbeidsovereenkomst; • de artsen van de groepering gebruik maken van een gelabeld elektronisch medisch dossier. Een groepering vanaf 3 huisartsen: Tegemoetkoming voor de helft van de reële globale loonkost, met een maximum van € 16.500/jaar als • het over een samenwerkingsakkoord gaat met minstens 3 erkende huisartsen; • de groepering minstens 1000 Globaal Medische Dossiers (GMD) beheert (minimumaantal GMD’s niet van toepassing voor groeperingen met recentelijk erkende huisartsen); • de groepering minstens één voltijds equivalent te werk stelt met een arbeidsovereenkomst; • de artsen van de groepering gebruik maken van een gelabeld elektronisch medisch dossier. Diversen De arbeidsovereenkomst De tussenkomst van Impulseo II is van toepassing op arbeidsovereenkomsten van bepaalde of onbepaalde duur, interim-contracten, vervangingscontracten, jeugdcontracten en dergelijke meer. De schriftelijke arbeidsovereenkomst moet de taken over het onthaal en praktijkbeheer van de werknemer duidelijk beschrijven. Voor de opleiding van deze praktijkassistent zijn er geen minimumnormen voorzien. Telesecretariaat is echter uitgesloten. Het loon moet ook in overeenstemming zijn met het barema vastgesteld door het paritair comité bevoegd voor de tewerkstelling van een bediende belast met het onthaal en het praktijkbeheer in een huisartsenpraktijk. Verder is het vanzelfsprekend dat de arbeidsovereenkomst aan alle wettelijke voorwaarden moet voldoen. Een huisartsengroepering kan ook rekenen op de tussenkomst van Impulseo II wanneer de praktijkassistent in de loop van het kalenderjaar bij meerdere groeperingen is tewerkgesteld of bij meerdere groeperingen werkt en zelfs indien de groepering in de loop van hetzelfde kalenderjaar meer dan één persoon in dienst heeft. Wanneer de assistent geen volledig kalenderjaar in dienst is, is een tussenkomst mogelijk pro rata het aantal volledige maanden dat deze assistent tewerkgesteld is geweest bij de groepering. Ook indien de groepering slechts een deel van het jaar aan de voornoemde voorwaarden voldoet, is een tussenkomst verschuldigd pro rata het aantal maanden gedurende de welke aan die voorwaarden is voldaan.
54
Aanvullende inlichtingen Participatiefonds de Lignestraat 1 1000 Brussel Tel.: 02/210 87 87 Fax: 02/210 87 79 E-mail:
[email protected] Website: http://www.fonds.org
55
11.
PARTICIPATIEMAATSCHAPPIJ FINANCIERINGSINSTRUMENTEN
VLAANDEREN
NV
(PMV):
PMV-KMO-
Inhoud steunmaatregel De business unit PMV-kmo bekleedt een sleutelpositie in de markt van Vlaamse kmo-financiering. Hij faciliteert de financieringscyclus van een bedrijf, van bij het prille begin tot aan de internationale groei. PMV-kmo is bovendien marktleider op het vlak van zaaikapitaal, de culturele industrie en de internationalisering van Vlaamse kmo’s. Aanvullende inlichtingen ParticipatieMaatschappij Vlaanderen nv Oude Graanmarkt 63 1000 Brussel Tel.: 02/229 52 30 Fax: 02/229 52 31 E-mail:
[email protected] Website: http://www.pmv-kmo.be PMV-kmo beheert verschillende producten die het ondernemers gemakkelijker maken om financiering te vinden bij privérisicokapitaal- en kredietverschaffers: 11.1
WINWINLENING
Inhoud steunmaatregel Met de Winwinlening wil de Vlaamse overheid particulieren aanmoedigen om geldmiddelen ter beschikking te stellen aan startende ondernemers. Wie als vriend, kennis of familielid een Winwinlening toekent aan een startend bedrijf, zal jaarlijks een belastingkorting van 2,5% van het geleende bedrag krijgen. Voor jonge ondernemers wordt het dankzij de Winwinlening gemakkelijker om in hun directe omgeving startkapitaal te vinden. De Winwinlening is een achtergestelde lening van maximaal € 50.000. Ze moet acht jaar lopen en de som moet in één keer worden terugbetaald. Als het bedrijf de achtergestelde lening uiteindelijk niet kan terugbetalen, krijgt de investeerder 30 procent van het niet terugbetaalde bedrag terug via een eenmalige belastingvermindering. Begunstigden Op de datum dat een Winwinlening gesloten wordt, moet de kredietnemer een startende kmo’er zijn in Vlaanderen. Een kmo wordt gedefinieerd als een onderneming: - met minder dan 250 werknemers; - waarvan ofwel de jaaromzet niet hoger is dan € 50 miljoen, ofwel het balanstotaal niet hoger is dan 43 miljoen EUR; - die voldoet aan een vastgelegd zelfstandigheidscriterium. Dat wil zeggen dat de geconsolideerde cijfers, ingeval er een deelnemingsrelatie bestaat met andere ondernemingen van 25% of meer van het kapitaal of de stemrechten, moeten voldoen aan bovenvermelde criteria. Een groter aandeelhouderschap door risicokapitaalmaatschappijen, universiteiten of onderzoekscentra zonder winstoogmerk, is evenwel toegestaan. Een starter is een bedrijf dat niet langer dan drie jaar is ingeschreven bij de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO), of een zelfstandige die niet langer dan drie jaar is aangesloten bij een organisme voor de sociale zekerheid der zelfstandigen, indien de inschrijving bij de KBO niet vereist is. Een bedrijf is Vlaams als zijn voornaamste exploitatiezetel is gelegen in het Vlaamse Gewest.
56
Voorwaarden Op de datum waarop de Winwinlening gesloten wordt, moet de kredietgever voldoen aan de volgende voorwaarden: -
de kredietgever is een natuurlijk persoon die de Winwinlening sluit buiten het kader van zijn handels- of beroepsactiviteiten; de kredietgever is geen werknemer van de kredietnemer; als de kredietnemer een zelfstandige is, dan kan de kredietgever niet de echtgenoot of de wettelijk samenwonende partner van de kredietnemer zijn; als de kredietnemer de rechtsvorm van een vennootschap heeft, dan kan de kredietgever noch een zaakvoerder, bestuurder of aandeelhouder van de vennootschap, noch de echtgenoot of de wettelijk samenwonende partner van één van de zaakvoerders, bestuurders of aandeelhouders van de vennootschap zijn.
Gedurende de hele looptijd van de Winwinlening kan de kredietgever geen kredietnemer zijn bij een andere Winwinlening. De Winwinlening is een achtergestelde lening, zowel ten aanzien van de bestaande als van de toekomstige schulden van de kredietnemer. De Winwinlening heeft een vaste looptijd van acht jaar. Het totale bedrag, in hoofdsom, dat een kredietgever in het kader van één of meer Winwinleningen aan een of meer kredietnemers kan uitlenen, kan ten hoogste € 50.000 bedragen. Daarnaast kan ook het totale bedrag, in hoofdsom, dat één kredietnemer in het kader van één of meer Winwinleningen kan ontlenen van één of meer kredietgevers, ten hoogste € 50.000 bedragen. De intresten moeten jaarlijks betaald worden op de vervaldatum. Ze worden berekend door het bedrag van de Winwinlening te vermenigvuldigen met de rentevoet die is vastgelegd in de akte. Inzake roerende voorheffing is er geen afwijking voorzien van de vigerende fiscale wetgeving. Bijgevolg moet de kredietnemer de roerende voorheffing inhouden, opnemen in de aangifte 273 en aan de bevoegde ontvanger van de directe belastingen storten binnen 15 dagen na de toekenning of betaalbaarstelling van de verschuldigde intresten. De rentevoet mag niet hoger zijn dan de wettelijke rentevoet die van kracht is op de datum waarop de Winwinlening gesloten wordt, en mag niet lager zijn dan de helft van dezelfde wettelijke rentevoet. De wettelijke rentevoet bedroeg 7% in 2006, 6% in 2007 en is vanaf 1 januari 2008 opnieuw verhoogd tot 7%. De hoofdsom van de Winwinlening moet in één keer terugbetaald worden. De kredietgever kan op eerste verzoek de Winwinlening vervroegd opeisbaar stellen bij de kredietnemer in de volgende gevallen: - in geval van faillissement, kennelijk onvermogen, of vrijwillige of gedwongen vereffening van de kredietnemer; - als de kredietnemer een zelfstandige is, in geval hij zijn activiteit vrijwillig stopzet of overdraagt; - als de kredietnemer de rechtsvorm van een vennootschap heeft, in geval de vennootschap onder voorlopig bewindvoerder geplaatst wordt; - in geval van een achterstand van meer dan drie maanden in de betaling van de jaarlijkse intresten van de Winwinlening. Als de kredietnemer een zelfstandige is, kan de kredietgever, in geval van overlijden van de kredietnemer, de Winwinlening op eerste verzoek vervroegd opeisbaar stellen bij de wettelijke erfgenamen van de kredietnemer. Aanvraagprocedure U moet de akte opstellen in drie originele exemplaren, waarvan één exemplaar is bestemd voor de kredietgever, één voor de kredietnemer, en één voor ParticipatieMaatschappij Vlaanderen (PMV) nv. Het exemplaar voor PMV moet bezorgd worden binnen één maand na het afsluiten van de Winwinlening nv door middel van: - een aangetekend schrijven, te richten aan PMV, ter attentie van de heer Danny Goetschalckx, productmanager Winwinlening aan de Oude Graanmarkt 63 te 1000 Brussel;
57
-
ofwel een kopie, ingescand in Adobe pdf-formaat, te verzenden naar het e-mailadres
[email protected]; ofwel een kopie, te faxen naar ParticipatieMaatschappij Vlaanderen (PMV) op het nummer 02 229 52 61.
Binnen een maand na ontvangst van de akte gaat PMV na of aan alle voorwaarden voldaan is. Als aan alle voorwaarden voldaan is, gaat PMV over tot de registratie van de akte. De registratie bestaat uit het toekennen van een nummer aan de Winwinlening en het opnemen van de Winwinlening in een register. Binnen een week na de registratie van de akte zal PMV de kredietgever op de hoogte brengen van de registratie aan de hand van een brief. Als PMV de akte niet kan registreren omdat niet aan alle voorwaarden voldaan is, zal PMV de kredietgever daarvan op de hoogte stellen aan de hand van een brief. De brief zal de redenen vermelden waarom er geen registratie kon plaatsvinden en zal verstuurd worden binnen een week nadat het vaststond dat er geen registratie mogelijk was. Enkel de kredietgever wordt op de hoogte gesteld van de niet-registratie of registratie van de Winwinlening. Als de kredietnemer op de hoogte gesteld wil worden, moeten kredietgever en kredietnemer daartoe onderling afspraken maken. Wijzigingen van de akte van Winwinlening, zoals die voor registratie bezorgd werd aan PMV, mogen geen afbreuk doen aan de voorwaarden waaraan moet voldaan worden en moeten binnen een maand ter kennis worden gebracht van PMV. De kennisgeving gebeurt door middel van een aangetekend schrijven. Diversen Gebruik Winwinlening U mag het geld van een Winwinlening uitsluitend gebruiken voor ondernemingsdoeleinden van de kredietnemer. Dat betekent dat de kredietnemer de middelen integraal moet aanwenden binnen het kader van zijn of haar bedrijfs- of beroepsactiviteiten, als rechtspersoon of als zelfstandige, op een wijze die in het belang is van de vennootschap en rechtstreeks of onrechtstreeks bijdraagt tot de verwezenlijking van haar maatschappelijk doel. Als het een zelfstandige betreft, is dat op een wijze die hoofdzakelijk bijdraagt tot de verwezenlijking van zijn of haar bedrijfs- of beroepsactiviteiten. Fiscaal voordeel Het fiscale voordeel voor de kredietgever bij een Winwinlening bestaat enerzijds uit een jaarlijkse belastingvermindering en de mogelijkheid tot een eenmalige belastingvermindering ingeval een gedeelte van de Winwinlening niet wordt terugbetaald. Om in aanmerking te komen voor een belastingvermindering moet de kredietgever onderworpen zijn aan de personenbelasting en inwoner zijn van het Vlaamse Gewest. Jaarlijkse belastingvermindering De jaarlijkse belastingvermindering wordt berekend op basis van de bedragen die de kredietgever heeft uitgeleend in het kader van een of meer Winwinleningen. Het rekenkundige gemiddelde van alle uitgeleende bedragen op 1 januari en 31 december van het belastbare tijdperk wordt gebruikt als berekeningsgrondslag van de belastingvermindering. Die berekeningsgrondslag bedraagt ten hoogste € 50.000 per belastingplichtige. De jaarlijkse belastingvermindering bedraagt 2,5 % van de berekeningsgrondslag. De belastingvermindering wordt jaarlijks toegestaan voor de hele looptijd van de Winwinlening (8 jaar). Om de fiscale aftrek van het eerste jaar niet te verliezen, moet de begindatum van de Winwinlening in hetzelfde jaartal (belastbare tijdperk) vallen als de ondertekening van de akte (of modelformulier). In toepassing van artikel 8, paragraaf 5, van het decreet van 19 mei 2006 wordt de jaarlijkse belastingvermindering toegekend vanaf het aanslagjaar dat is verbonden aan het belastbare tijdperk waarin de Winwinlening werd gesloten. Indien de duur van de lening pas begint op 1 januari 2008 en indien de registratie werd aangevraagd met een modelformulier dat werd ondertekend in 2007, zal de berekening van het fiscale voordeel op 31 december 2007 nihil zijn. De akte wordt immers geregistreerd in 2007 en ook het recht op de jaarlijkse belastingvermindering start in het belastbare tijdperk 2007. Het uitstaande kapitaal op
58
31 december 2007 is dan echter nul! Bijgevolg is de eerste fiscale aftrek nul en die kan niet meer worden ‘ingehaald’. De kredietgever kan in dat geval dus maar genieten van een belastingvermindering gedurende zeven jaren in plaats van acht jaren. De jaarlijkse belastingvermindering wordt alleen verleend als de kredietgever de volgende bewijzen levert: - een kopie van de geregistreerde Winwinlening en een kopie van de brief die de kredietgever heeft ontvangen van PMV bij de registratie van de Winwinlening. U moet deze toevoegen aan uw aangifte in de personenbelasting voor het aanslagjaar dat is verbonden aan het belastbare tijdperk waarin de Winwinlening is gesloten; - een vermelding van het totaalbedrag van alle uitgeleende bedragen op 1 januari en op 31 december van het betreffende belastbare tijdperk. U moet dit vermelden in de daartoe opgenomen vakken van uw aangifte in de personenbelasting voor ieder volgend belastbaar tijdperk waarvoor u om de belastingvermindering verzoekt. Het fiscale voordeel wordt ontzegd voor het aanslagjaar waarvoor deze bewijzen ontbreken of waarvan de bewijzen niet correct of onvolledig zijn. Het is niet mogelijk om het gederfde fiscale voordeel over te dragen naar volgende aanslagjaren. Het fiscale voordeel vervalt vanaf het aanslagjaar dat is verbonden aan het belastbare tijdperk waarin de kredietgever de Winwinlening vervroegd opeiste of waarin de kredietgever is overleden. Eenmalige belastingvermindering De kredietgever krijgt een eenmalige belastingvermindering als: - de kredietnemer tijdens of binnen maximaal zes maanden na de looptijd van de Winwinlening failliet gaat of als hij zich bevindt in staat van kennelijk onvermogen of vrijwillige of gedwongen vereffening; - en als de kredietnemer ten gevolge daarvan een deel of het geheel van de Winwinlening niet kan terugbetalen; - en als de kredietgever de Winwinlening opeisbaar heeft gesteld. Als berekeningsgrondslag van de eenmalige belastingvermindering neemt men het bedrag van de hoofdsom dat tijdens het belastbaar tijdperk definitief is verloren gegaan. Die berekeningsgrondslag bedraagt ten hoogste € 50.000. De eenmalige belastingvermindering bedraagt 30 % van de berekeningsgrondslag. De eenmalige belastingvermindering wordt toegekend voor het aanslagjaar dat is verbonden met het belastbare tijdperk waarin vaststaat dat een gedeelte of het geheel van de hoofdsom van de Winwinlening definitief is verloren. Om de eenmalige belastingvermindering te verkrijgen, moet de kredietgever bewijs leveren met behulp van de bewijsmiddelen die staan vermeld in artikel 340 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992. Bij overlijden van de kredietgever wordt het recht op de eenmalige belastingvermindering overgedragen aan zijn of haar rechtverkrijgenden.
59
11.2
VINNOF – VLAAMS INNOVATIEFONDS
Vinnof, het Vlaamse Innovatiefonds, verstrekt risicokapitaal aan innovatieve starters in Vlaanderen. Vinnof biedt hen meer kansen door reeds in hun prille levensfase te investeren. Die financiering, aangeduid als ‘zaaikapitaal’, maakt het voor ondernemers gemakkelijker om in een volgende fase een beroep te doen op privé kapitaalverschaffers. Vinnof verstrekt geen subsidies. Het fonds investeert in ondernemingen en wil daar ook een financieel rendement op halen. De investering gebeurt in principe in de vorm van een kapitaalparticipatie. Het beoogde rendement bestaat bijgevolg typisch uit meerwaarden op aandelen. De investering van Vinnof in een onderneming is steeds van beperkte duur en situeert zich voornamelijk tijdens de opstart en de initiële groei van de onderneming. Vinnof biedt de volgende 3 financieringsproducten aan: 11.2.1
Incubatiefinanciering
Inhoud steunmaatregel De incubatiefinanciering van Vinnof biedt (pre-)starters de mogelijkheid na te gaan of en hoe ze een innovatief idee kunnen realiseren en omzetten in een economische activiteit. Incubatiefinanciering gebeurt onder de vorm van een achtergestelde lening en kan worden toegekend aan ondernemers die van het IWT een subsidie verkrijgen voor een KMO-Innovatiestudie. Begunstigden Om incubatiefinanciering van Vinnof te kunnen aantrekken, moet uw onderneming een Vlaamse startende kmo zijn, die een innovatief product of dienst wil aanbieden. Een kmo wordt gedefinieerd als een onderneming: - met minder dan 250 werknemers; - waarvan ofwel de jaaromzet niet hoger is dan € 50 miljoen, ofwel het balanstotaal niet hoger is dan € 43 miljoen; - en die voldoet aan een vastgelegd zelfstandigheidscriterium. Dat wil zeggen dat de geconsolideerde cijfers, ingeval er een deelnemingsrelatie bestaat met andere ondernemingen van 25% of meer van het kapitaal of de stemrechten, moeten voldoen aan bovenvermelde criteria. Een groter aandeelhouderschap door risicokapitaalmaatschappijen, universiteiten of onderzoekscentra zonder winstoogmerk, is evenwel toegestaan. Een starter is een bedrijf dat niet langer dan drie jaar is ingeschreven bij de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO). De commercialisering van uw product of dienst mag bovendien nog niet op grote schaal zijn opgestart. Uw onderneming wordt als Vlaams beschouwd als zij een exploitatiezetel heeft in het Vlaamse Gewest. Een product of dienst wordt als innovatief beschouwd als het een nieuwe behoefte creëert of een bestaande behoefte op een nieuwe manier invult.
60
Voorwaarden De incubatiefinanciering van Vinnof kan tot € 100.000 bedragen. Wel kan het bedrag niet hoger zijn dan de subsidie die het IWT u tegelijkertijd toekent voor een KMO-Innovatiestudie. De intrestvoet is gelijk is aan de Europese referentie-intrestvoet met betrekking tot staatssteun geldig voor België en is vast voor de looptijd van de lening. Naast de incubatiefinanciering en de subsidie voor een KMO-Innovatiestudie die het IWT u tegelijkertijd toekent, wordt verwacht dat een privépartij cashmiddelen inbrengt ten bedrage van 20% van de totale financiering. De achtergestelde lening wordt toegekend voor de duur van de KMO-Innovatiestudie waarvoor het IWT u een subsidie toekent, vermeerderd met 6 jaar. De intresten worden aangerekend op de opgenomen bedragen van de achtergestelde lening. Zij worden berekend op basis van de kalenderdagen. Gedurende de eerste periode moeten geen intresten betaald worden, ook al worden ze nadien wel aangerekend en blijven zij verschuldigd. De eerste periode is gelijk aan de looptijd van de KMOInnovatiestudie, vermeerderd met drie jaar. De verschuldigde intresten moeten worden terugbetaald, gelijkmatig gespreid over de laatste drie jaar van de looptijd van de lening. Zij komen bovenop de normale intrestbetalingen die zijn verschuldigd in de laatste drie jaar van de lening. In deze periode gebeuren de intrestbetalingen door middel van driemaandelijkse stortingen. De hoofdsom van de achtergestelde lening moet pas worden terugbetaald in de laatste drie jaar van de normale looptijd van de lening door middel van constante driemaandelijkse afbetalingen. Het is op elk tijdstip gedurende de looptijd van de lening mogelijk om vervroegd terug te betalen. Zulke vervroegde terugbetalingen verminderen uiteraard de later verschuldigde intrestlast. Aanvraagprocedure Om Incubatiefinanciering van Vinnof aan te trekken, moet u bij het IWT een subsidieaanvraag indienen voor een KMO-Innovatiestudie Type 2, 3 of 6. In het aanvraagdossier moet u vermelden dat u de IWT-subsidie wilt aanvullen met een achtergestelde lening van Vinnof. Het IWT staat in voor de afhandeling van uw dossier en zal met het oog op het verkrijgen van de lening met Vinnof contact opnemen. 11.2.2
Zaaikapitaal
Inhoud steunmaatregel Onder de vorm van Zaaikapitaal investeert Vinnof risicodragend in de opstart en initiële groei van innovatieve ondernemingen in Vlaanderen. Privékapitaalverschaffers zijn vaak niet bereid om innovatieve starters te financieren, omdat zij het risicoprofiel van die bedrijven te hoog inschatten. Het Vlaams Innovatiefonds wil innovatieve ondernemingen in Vlaanderen meer kansen bieden door in hun prille levensfase financiering aan te reiken. Die financiering, aangeduid als ‘zaaikapitaal’, moet het voor ondernemers gemakkelijker maken om in een volgende fase een beroep te doen op privékapitaalverschaffers. Begunstigden Om Zaaikapitaal rechtstreeks van Vinnof te kunnen aantrekken, moet uw bedrijf een startende microonderneming in Vlaanderen zijn. U moet bovendien een innovatief product of dienst aanbieden. Een micro-onderneming wordt gedefinieerd als een onderneming: - met minder dan 10 werknemers; - waarvan ofwel de jaaromzet niet hoger is dan € 2 miljoen, ofwel het balanstotaal niet hoger is dan € 2 miljoen;
61
-
en die voldoet aan het zelfstandigheidscriterium. Dat wil zeggen dat de geconsolideerde cijfers, ingeval er een deelnemingsrelatie bestaat met andere ondernemingen van 25% of meer van het kapitaal of de stemrechten, moeten voldoen aan bovenvermelde criteria. Een groter aandeelhouderschap door risicokapitaalmaatschappijen, universiteiten of onderzoekscentra zonder winstoogmerk, is evenwel toegestaan.
Een starter is een bedrijf dat niet langer dan drie jaar is ingeschreven bij de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO). De commercialisering van uw product of dienst mag bovendien nog niet op grote schaal zijn opgestart. Uw onderneming wordt als Vlaams beschouwd als zij een exploitatiezetel heeft in het Vlaamse Gewest. Een product of dienst wordt als innovatief beschouwd als het een nieuwe behoefte creëert of een bestaande behoefte op een nieuwe manier invult. Een Zaaikapitaalinvestering van Vinnof kan gebeuren onder de vorm van een kapitaalparticipatie, een achtergestelde lening of een hybride tussenvorm (converteerbare lening, lening met warranten,...). Voorwaarden Elke Vinnof-Zaaikapitaalinvestering moet gepaard gaan met een cash-investering vanwege een privépartij ten belope van minstens 25% van de Vinnof-investering. De Vinnof-Zaaikapitaalinvestering kan met andere woorden maximaal 80% bedragen van het totaalbedrag dat op hetzelfde moment in uw onderneming wordt geïnvesteerd. Daarnaast kan de som van alle Vinnof-investeringen in uw onderneming maximaal € 500.000 bedragen. Aanvraagprocedure Zodra Vinnof het door u ingevulde aanvraagformulier ontvangt, beginnen wij aan een investeringsanalyse. Die bestaat in eerste instantie uit een ontvankelijkheidstoets. Daarin controleren wij: - of wij van u een ondertekende aanmeldingsovereenkomst hebben ontvangen; - of het aanvraagformulier correct werd ingevuld en of wij de gevraagde bijlagen hebben ontvangen. Als het antwoord op één van bovenstaande vragen negatief is, zal Vinnof u verzoeken om ons alsnog de correcte documenten te bezorgen per e-mail via
[email protected]. Vinnof controleert ook: - of uw bedrijf formeel in aanmerking komt voor een investering, met andere woorden: is uw bedrijf een startende micro-onderneming in Vlaanderen die een innovatief product of dienst aanbiedt of wil aanbieden ? Als het antwoord op de bovenstaande vraag positief is, zal Vinnof u telefonisch of per e-mail contacteren en een afspraak maken voor een kennismakingsgesprek. Als het antwoord op de bovenstaande vraag negatief is, zal Vinnof u daarvan op de hoogte stellen per brief. Het kennismakingsgesprek duurt ongeveer één uur. Het is de bedoeling om tijdens dit gesprek meer te vernemen over uzelf en uw ondernemingsproject. Dat gebeurt op basis van het aanvraagformulier dat u ons reeds bezorgde. Na het kennismakingsgesprek zal Vinnof een eerste inhoudelijke evaluatie maken van uw aanvraag. Die evaluatie kan aanleiding geven tot: - het opvragen van bijkomende informatie. Dat gebeurt telefonisch of per e-mail en zal opnieuw aanleiding geven tot één of meer evaluaties van uw aanvraag; - de beslissing om een diepgaande analyse te maken van uw aanvraag; - de beslissing dat uw dossier niet in aanmerking komt voor een investering door Vinnof. Vinnof brengt u daarvan op de hoogte per brief. Als Vinnof beslist om een diepgaande analyse van uw aanvraag (de zogenaamde ‘due diligence’) op te starten, stelt het een ‘Vinnof Virtuele Adviesraad’ (VIVAD) samen. Die bestaat uit adviseurs en experten in één of meer relevante domeinen. Zij worden verzocht om advies te verstrekken over welbepaalde
62
investeringsaanvragen. De samenstelling van een VIVAD verschilt naargelang de specifieke kenmerken van een investeringsaanvraag. De VIVAD formuleert een investeringsadvies aan het management van Vinnof. Op basis van dat advies en van de andere informatie die werd verzameld tijdens de due diligence zal Vinnof, na één of meer gedetailleerde inhoudelijke evaluaties, beslissen om al dan niet een investeringsvoorstel te doen aan het investeringscomité. Als het management van Vinnof tijdens één van de gedetailleerde inhoudelijke evaluaties beslist om de due diligence stop te zetten en dus geen voorstel te doen aan het investeringscomité, dan brengt Vinnof u daarvan op de hoogte per brief. Als het investeringscomité een positieve beslissing neemt, zal Vinnof u een ‘term sheet’ bezorgen per post. Op basis van die term sheet worden de investeringsdocumenten opgesteld en kan de investering worden uitgevoerd. Als het investeringscomité een negatieve beslissing neemt, zal Vinnof u daarvan op de hoogte brengen per brief. 11.2.3
Projectfinanciering
Inhoud steunmaatregel Projectfinanciering biedt steun aan innovatieprojecten van Vlaamse kmo’s. Dat gebeurt met behulp van een achtergestelde lening. Zij kan worden toegekend aan ondernemers die een subsidie krijgen voor een KMOInnovatieproject of een O&O-bedrijfsproject van het Instituut voor de Aanmoediging van Innovatie door Wetenschap en Technologie in Vlaanderen (IWT). Een achtergestelde lening is een lening die bij liquidatie van de onderneming pas wordt terugbetaald als alle andere schulden zijn betaald. Een achtergestelde lening noemt men daarom wel quasi-eigen vermogen, omdat het een tussenvorm is van eigen vermogen en vreemd vermogen. In geval van een faillissement geldt wettelijk de volgende volgorde van terugbetaling: 1. preferente schulden (schulden met hypotheekrecht of pandrecht en andere in de wet genoemde preferente schulden); 2. gewone leningen (obligatieleningen, crediteuren, bankkredieten en overige gewone schulden); 3. achtergestelde leningen; 4. eigen vermogen. De kredietgever van een achtergestelde lening loopt meer risico en rekent daarom vaak een hoger intrestpercentage aan. Aan de andere kant biedt het de onderneming de mogelijkheid meer vreemd vermogen op te nemen aan een lagere intrest. Begunstigden Om in aanmerking te komen voor projectfinanciering van Vinnof, moet uw onderneming een kmo zijn waaraan het IWT een subsidie toekent voor een KMO-Innovatieproject of een O&O-bedrijfsproject. Een kmo wordt gedefinieerd als een onderneming: - met minder dan 250 werknemers; - waarvan ofwel de jaaromzet niet hoger is dan € 50 miljoen, ofwel het balanstotaal niet hoger is dan € 43 miljoen; - en die voldoet aan een vastgelegd zelfstandigheidscriterium. Dat wil zeggen dat de geconsolideerde cijfers, ingeval er een deelnemingsrelatie bestaat met andere ondernemingen van 25% of meer van het kapitaal of de stemrechten, moeten voldoen aan bovenvermelde criteria. Een groter aandeelhouderschap door risicokapitaalmaatschappijen, universiteiten of onderzoekscentra zonder winstoogmerk, is evenwel toegestaan.
63
Voorwaarden De Vinnof-Projectfinanciering kan maximaal € 800.000 per kmo bedragen. Dat bedrag kan beschouwd worden als een kredietlijn, die kan aangewend worden als aanvullende financiering voor meerdere IWTprojecten van één kmo. Tot een bedrag van € 300.000 wordt een intrestvoet gehanteerd die gelijk is aan de Europese referentieintrestvoet met betrekking tot staatssteun geldig voor België. Die referentie-intrestvoet is beschikbaar op internet via: http://europa.eu.int/comm/competition/state_aid/others/reference_rates.html en bedroeg op 01/10/07: 5,42%. Vanaf een bedrag van € 300.000 en tot maximum € 800.000 per kmo wordt een intrestvoet aangerekend die gelijk is aan voormelde Europese referentie-intrest verhoogd met 4%, hetgeen per 01/10/07 uitkomt op 9,42% (5,42% + 4%). De intrestvoet is vast voor de looptijd van de lening. U betaalt de verschuldigde intresten op basis van het ontleende bedrag met het aantal kalenderdagen als tijdsbasis. Inbreng ondernemer Minstens 20 % van het innovatieproject moet gefinancierd worden met eigen middelen van de onderneming. De projectfinanciering van Vinnof en de IWT-subsidie mogen samen dus niet meer dan 80 % van de projectkosten vertegenwoordigen. De onderneming moet ook beschikken over een permanent eigen vermogen dat minstens gelijk is aan de som van de Vinnof-projectfinanciering en de IWT-subsidie. Looptijd lening, intrestbetalingen en terugbetaling hoofdsom De achtergestelde lening wordt toegekend voor de looptijd van het IWT-project, vermeerderd met 6 jaar. De intresten worden aangerekend op de opgenomen bedragen van de achtergestelde lening en berekend op basis van de kalenderdagen. Gedurende de eerste periode moeten geen intresten betaald worden, ook al worden ze nadien wel aangerekend en blijven zij verschuldigd. De eerste periode is gelijk aan de looptijd van het project, vermeerderd met drie jaar. De verschuldigde intresten moeten worden terugbetaald, gelijkmatig gespreid over de laatste drie jaar van de normale looptijd van de lening. Zij komen bovenop de normale intrestbetalingen die zijn verschuldigd in de laatste drie jaar van de lening. In deze periode gebeuren de intrestbetalingen door middel van driemaandelijkse stortingen. De hoofdsom van de achtergestelde lening moet pas terugbetaald worden in de laatste 3 jaar van de normale looptijd van de lening door middel van constante driemaandelijkse afbetalingen. Vervroegde terugbetaling is ook steeds mogelijk en dat op gelijk welk tijdstip gedurende de looptijd van de lening. Dergelijke vervroegde terugbetalingen verminderen dan uiteraard de latere verschuldigde intrestlast. Aanvraagprocedure Om projectfinanciering te bekomen van Vinnof moet u een subsidieaanvraag voor een KMOInnovatieproject of voor een O&O-bedrijfsproject indienen bij het IWT. U vermeldt in uw aanvraag dat u de IWT-subsidie wilt aanvullen met een achtergestelde lening van Vinnof. Het IWT staat in voor de afhandeling van uw dossier en zal contact opnemen met Vinnof voor het verkrijgen van de lening.
64
11.3
ARKIMEDES
Inhoud steunmaatregel Ondernemers die op zoek zijn naar risicokapitaal kunnen aankloppen bij een ARKIV. ARKIV’s zijn professionele risicokapitaalverschaffers. Deze durfkapitaalfondsen zijn erkend in het kader van de ARKimedesregeling en beschikken daardoor over extra middelen om te investeren in Vlaamse kmo’s. Voor elke euro die zij investeren, legt ARKimedes er één bovenop. Begunstigden Uw onderneming moet een kmo zijn met een exploitatiezetel in het Vlaamse Gewest (of er moet de bereidheid zijn om er binnen de twee jaar één te openen). De maatschappelijke zetel mag eventueel elders liggen. Een kmo is een onderneming: - met minder dan 250 werknemers, waarvan - ofwel de jaaromzet niet hoger is dan € 50 miljoen; - ofwel het jaarlijkse balanstotaal niet hoger is dan € 43 miljoen; - en die voldoet aan een vastgelegd zelfstandigheidscriterium. Dat komt er in essentie op neer dat niet meer dan 25% van uw bedrijf in handen mag zijn van een onderneming die niet voldoet aan de kmodefinitie. Voorwaarden -
De investering gebeurt door middel van een nieuwe inbreng van geld in uw onderneming. Dat moet gebeuren via de inschrijving op een kapitaalverhoging, al dan niet in combinatie met de inschrijving op een lening. Een investering die uitsluitend neerkomt op de overname van de aandelen van een bestaande aandeelhouder, zonder dat er bijkomende financiële middelen naar uw onderneming stromen, komt dus niet in aanmerking.
-
De extra financiële middelen die uw onderneming ontvangt, gebruikt u om te investeren in het Vlaamse Gewest of om er werkgelegenheid en toegevoegde waarde te creëren.
-
De investering bedraagt, samen met eventuele andere investeringen van ARKIV’s in uw onderneming, twaalf maanden voor en na de investeringsdatum, niet meer dan € 1,5 miljoen.
Aanvraagprocedure Om middelen van ARKimedes aan te trekken, bezorgt u een onderbouwd businessplan en een investeringsvoorstel aan een risicokapitaalverschaffer die is erkend als ARKIV. Het is niet nodig om te zeggen dat u middelen van ARKimedes wilt aantrekken. ARKIV’s beschikken reeds over middelen van ARKimedes en kunnen zelf beslissen om al dan niet te investeren in uw onderneming. Hanteert een ARKIV dezelfde investeringscriteria als traditionele risicokapitaalverschaffers? Elke risicokapitaalverschaffer hanteert verschillende investeringscriteria, afhankelijk van de investeringsfocus, de samenstelling van de investeringsportefeuille en andere factoren. Als een risicokapitaalverschaffer is erkend als ARKIV, krijgt hij bijkomende investeringsmiddelen ter beschikking van ARKimedes. Die extra kapitaalinjectie kan zorgen voor schaalvoordelen in het beheer van het investeringsfonds en op die manier een versoepeling teweegbrengen van de investeringscriteria.
65
11.4
WAARBORGREGELING
Inhoud steunmaatregel De waarborgregeling wil tegemoet komen aan het tekort aan zekerheden waarmee kmo’s vaak geconfronteerd worden als zij een krediet willen verkrijgen van een bank. Met de regeling stelt de Vlaamse overheid zich borg voor een gedeelte van het krediet dat een kmo nodig heeft. De waarborgregeling wordt aangeboden door 20 financiële instellingen die in Vlaanderen actief zijn. Als ondernemer stapt u voor de financiering van uw investeringen doorgaans naar de bank. U moet daar een sterk dossier kunnen voorleggen. U zult de bank moeten overtuigen van de slaagkansen van uw project en voldoende zekerheden moeten bieden. Het kan gebeuren dat de bank gelooft in uw project, maar u toch geen krediet kan toekennen, omdat er een gebrek aan zekerheden is. Slecht nieuws voor uw onderneming, want u kunt uw investeringsproject, of een gedeelte daarvan, niet uitvoeren. Als de bank u geen krediet kan verlenen, enkel en alleen omdat u onvoldoende zekerheden kunt bieden, is de waarborgregeling een goed alternatief. Met de nieuwe Waarborgregeling stelt de Vlaamse overheid zich borg voor een deel van het krediet dat u nodig hebt. Daardoor verlaagt het risico voor uw bank en verhoogt uw kredietwaardigheid. De hoogte van de waarborg is afhankelijk van uw kredietbehoefte en uw tekort aan zekerheden. Begunstigden Om van de Waarborgregeling te kunnen genieten, moet uw onderneming een kmo zijn. Een kmo wordt gedefinieerd als een onderneming: - met minder dan 250 werknemers; - waarvan ofwel de jaaromzet niet hoger is dan € 50 miljoen, ofwel het balanstotaal niet hoger is dan € 43 miljoen; - die voldoet aan een vastgelegd zelfstandigheidscriterium. Dat wil zeggen dat de geconsolideerde cijfers, ingeval er een deelnemingsrelatie bestaat met andere ondernemingen van 25% of meer van het kapitaal of de stemrechten, moeten voldoen aan bovenvermelde criteria. Een groter aandeelhouderschap door risicokapitaalmaatschappijen, universiteiten of onderzoekscentra zonder winstoogmerk, is evenwel toegestaan. Een lijst van uitgesloten sectoren vindt u terug op www.pmv-kmo.be. Investeringsgebied Om in aanmerking te komen voor de Waarborgregeling moet u investeren: - ofwel uw maatschappelijke zetel gelegen zijn op het grondgebied van het Vlaamse Gewest. In dit geval mag de financiering gaan over een investering zowel in Vlaanderen, als daarbuiten. Dit impliceert dat als de maatschappelijke zetel in Vlaanderen is, de financiering mag aangewend worden voor een investering in bijvoorbeeld Wallonië of in het buitenland. - ofwel uw investering, waarvoor de financiering dient, gebeuren op het grondgebied van het Vlaamse Gewest. Zo kan een entiteit met een maatschappelijke zetel buiten Vlaanderen, gebruik maken van de Waarborgregeling indien de financiering dient voor een investering op het grondgebied van het Vlaamse Gewest. Voorwaarden -
U mag de waarborg niet gebruiken om achterstallige of reeds bestaande schulden te betalen of om uw bedrijfskapitaal weder samen te stellen. Eénzelfde kmo kan via de Waarborgregeling gebruik maken van maximum € 500.000 aan waarborgen. (*) De waarborg kan ten hoogste 75% van het bedrag van uw krediet dekken. U moet voor de waarborg een éénmalige premie betalen. De premie wordt berekend in functie van de omvang en de looptijd van de waarborg. De waarborg heeft een aanvullend karakter en komt bovenop de andere zekerheden die de bank u vraagt.
66
(*) Dat bedrag kan worden overschreden na grondig onderzoek door Waarborgbeheer nv en mits goedkeuring door de Vlaamse minister van Economie. Premie De premie voor de Waarborgregeling wordt berekend volgens de volgende formule: bedrag van de waarborg x duur van de waarborg in jaren x 0,5 % U moet de premie in één keer betalen vooraleer de waarborg in werking treedt. Aanvraagprocedure Uw bank is uw aanspreekpunt als u gebruik wenst te maken van de Waarborgregeling. De regeling wordt door nagenoeg alle banken aangeboden. De bank beslist of u bij de financiering van uw onderneming voor de Waarborgregeling in aanmerking komt. Een lijst van de banken die de Waarborgregeling aanbieden, vindt u op www.pmv-kmo.be
11.4.1
WAARBORGREGELING VOOR KMO’S DIE HINDER ONDERVINDEN VAN OPENBARE WERKEN
Bij openbare werken zijn handelaars soms moeilijk bereikbaar. Daardoor hebben zij minder inkomsten en krijgen zij vaak moeilijk toegang tot bankkredieten. Om die moeilijke periode te overbruggen, krijgen kmo’s die hinder ondervinden van openbare werken soepeler voorwaarden: -
-
Zij moeten geen premie betalen. De waarborg kan worden gebruikt voor de financiering van bedrijfskapitaal of voor de herfinanciering van bankschulden op korte termijn. Zij moeten geen zekerheden bieden. De handelaar moet de hinder als gevolg van openbare werken wel kunnen aantonen. Dat wil zeggen dat zijn of haar onderneming in het laatste kwartaal een omzetverlies leed van minstens 30% in vergelijking met het gemiddelde van de laatste vier kwartalen voorafgaand aan de start van de openbare werken. Als de handelaar nog geen vier kwartalen actief is, moet men het omzetverlies vergelijken met het gemiddelde van de kwartalen waarin de handelaar reeds actief was voorafgaand aan de start van de openbare werken. De waarborgen die aan een krediet worden gekoppeld, hebben een looptijd van maximum vijf jaar. De aanvraag om een waarborg te bekomen, moet gebeuren binnen de zes maanden na beëindiging van de openbare werken.
Een lijst van de banken die de Waarborgregeling aanbieden, vindt u op www.pmv-kmo.be.
67
11.5
FONDS VLAANDEREN-INTERNATIONAAL
Inhoud steunmaatregel Het Fonds Vlaanderen-Internationaal bevordert de internationale groei van Vlaamse kmo’s door deel te nemen aan uw investeringsprojecten in het buitenland. Dat kan met een kapitaalparticipatie of door een lening met kapitaalkarakter (achtergestelde en/of deelnemende leningen die al dan niet converteerbaar zijn). Het Fonds Vlaanderen-Internationaal wil duurzaam en ethisch ondernemen. Een investering moet ook na de tussenkomst van het FVI op eigen kracht verder kunnen. Projecten worden ook getoetst op hun ethisch karakter. Kinderarbeid, schendingen van de mensenrechten en van het milieu worden niet getolereerd. Het Fonds Vlaanderen-Internationaal delokaliseert niet. Dat betekent immers dat de hele productie of een schakel uit de productieketen naar het buitenland vertrekt met een vermindering of zelfs een stopzetting van uw activiteiten in Vlaanderen tot gevolg. Het FVI investeert wél in buitenlandse projecten die uw Vlaamse exploitatiezetel versterken en doen groeien. Begunstigden Om voor haar buitenlandse participatie een investering van het FVI te kunnen aantrekken, moet uw onderneming een Vlaamse kmo zijn. Een kmo wordt gedefinieerd als een onderneming: - met minder dan 250 werknemers; - waarvan ofwel de jaaromzet niet hoger is dan € 50 miljoen, ofwel het balanstotaal niet hoger is dan € 43 miljoen; - die voldoet aan een vastgelegd zelfstandigheidscriterium. Dat wil zeggen dat de geconsolideerde cijfers, ingeval er een deelnemingsrelatie bestaat met andere ondernemingen van 25% of meer van het kapitaal of de stemrechten, moeten voldoen aan bovenvermelde criteria. Een groter aandeelhouderschap door risicokapitaalmaatschappijen, universiteiten of onderzoekscentra zonder winstoogmerk, is evenwel toegestaan. Uw onderneming wordt als Vlaams beschouwd als zij een exploitatiezetel heeft in het Vlaamse Gewest. Projecten Het FVI kan zowel tussenkomen in de financiering van nieuwe buitenlandse investeringsprojecten (zogenaamde ' greenfields' ) als in de uitbreiding van bestaande projecten of de overname van een bestaande entiteit in het buitenland, even goed als bij de oprichting van nieuwe 100% dochterondernemingen of bij ' joint ventures'met lokale partners. Niet alleen ' productieve'investeringen in de industriële sector komen in aanmerking, ook projecten uit de dienstensector komen in aanmerking. Het louter opzetten van buitenlandse verkoopskantoren behoort niet tot de doelstelling van het FVI. Het FVI kan in principe wereldwijd investeren. Niettemin gaat een zekere voorkeur uit naar de groeiregio' s of ‘opkomende markten’ in Azië, Centraal- en Oost-Europa en Latijns Amerika. Het FVI neemt uitsluitend deel aan investeringsprojecten die uitzicht bieden op groei en/of versterking van de Vlaamse exploitatiezetel van uw onderneming; investeringsprojecten mogen geen loutere ' delokalisatie' van de Vlaamse onderneming tot gevolg hebben; het begrip ' groei'wordt evenwel in de brede zin van het woord geïnterpreteerd en als indicatoren worden omzet, toegevoegde waarde, winst, tewerkstelling en investeringen in beschouwing genomen. Groei wordt in eerste instantie nagestreefd voor de Vlaamse exploitatiezetel van een onderneming; toch wordt ook de totale groei van de onderneming - dus inclusief de groei van exploitatiezetels die niet in Vlaanderen gelegen zijn - in beschouwing genomen omdat de totale groei meestal ook bijdraagt tot de versterking van de Vlaamse exploitatiezetel.
68
Voorwaarden Er zal gestreefd worden naar blijvende positieve resultaten in die zin dat het investeringsproject, na de beëindiging van de tussenkomst, op eigen kracht verder kan. De investeringsprojecten zullen eveneens afgetoetst worden op hun ethisch karakter (verbod op kinderarbeid, respect voor de rechten van de mens en van het milieu, enz…). De tussenkomsten van het FVI gebeuren steeds aan de zijde van een andere financiële organisatie/instelling (zoals bijvoorbeeld de BMI of een commerciële bank) die opereert tegen marktconforme voorwaarden, rekening houdend met de specifieke risico' s die verbonden zijn aan de aard van de tussenkomst. Het betreft dus risicodragende tussenkomsten waarbij meerwaarden worden nagestreefd of (gedeeltelijke) variabele intrestvoeten. De tussenkomsten zullen zich in principe op het niveau van de buitenlandse entiteit bevinden zonder garanties vanwege de Vlaamse moedermaatschappij (behoudens de contractueel bedongen terugkoopopties), uitgezonderd mogelijke achtergestelde leningen op het niveau van de Vlaamse moedermaatschappij, welke gebruikt worden voor de financiering van de buitenlandse entiteit. De investeringen van het FVI bedragen per project maximum € 1 miljoen. De tussenkomsten van het FVI hebben een tijdelijk karakter. Voor leningen wordt een gemiddelde gratieperiode van 2 à 3 jaar vooropgesteld met vervolgens een in de tijd gespreide terugbetaling (gemiddeld 4 à 5 jaar) rekening houdend met de daartoe relevante parameters van het investeringsproject; voor kapitaalparticipaties wordt een uitstap voorzien tijdens de maturiteitsfase van het project (gemiddeld na 5 à 10 jaar) en kan onder meer gebeuren via put en call opties naar de Vlaamse onderneming toe. De bedoeling van het FVI is om steeds marktconform te werken, i.e. niet subsidiërend, en met rendementsdoelstellingen die overeenstemmen met het risicoprofiel van het project.
69
11.6
CULTUUR INVEST
Inhoud steunmaatregel CultuurInvest is een onafhankelijk investeringsfonds dat wordt beheerd door ParticipatieMaatschappij Vlaanderen (PMV) nv. Het fonds richt zich tot ondernemers in de cultuurindustrie. Dat zijn ondernemers die producten of diensten met culturele inhoud creëren en naar de markt brengen. Zij streven naar economische zelfstandigheid en groei met behulp van een evenwichtig businessmodel. Begunstigden Concreet behoren ondernemingen binnen volgende sectoren typisch tot de doelsector: -
nieuwe media en computergames; de audiovisuele sector en digitale vormgeving; de muziekindustrie en het concertwezen; design en designermode; de gedrukte media en grafische vormgeving; de uitgeverijen en de boekhandel; de musical en podiumkunsten; de distributie binnen de beeldende kunsten.
Steun CultuurInvest investeert en verstrekt geen subsidies. Het investeringsfonds CultuurInvest beschikt vandaag over € 21,5 miljoen. CultuurInvest verstrekt leningen aan, en neemt participaties in ondernemingen. Zo kunnen projecten met beperkte looptijd gefinancierd worden via kortetermijnleningen (projectfinanciering). Daarnaast kan CultuurInvest achtergestelde leningen verstrekken voor een langere termijn. De leningen worden steeds verstrekt aan ondernemingen, nooit aan natuurlijke personen. CultuurInvest vraagt geen persoonlijke borgen aan de ondernemers waardoor het instrument duidelijk verschilt van een bancaire lening. Naast leningen kan CultuurInvest participeren in het kapitaal van de ondernemingen. Dat kan echter alleen via kapitaalsverhogingen. Beide financieringsinstrumenten zijn erop gericht om meer zuurstof te verlenen aan de culturele ondernemers en zo meer mogelijkheden te creëren. Diversen CultuurInvest wil eerst en vooral investeren in ondernemingen die zich bezighouden met de creatie van artistieke producten. Daarnaast wil CultuurInvest ook investeren in de bouwstenen voor cultuur. Dat zijn al de ondersteunende bedrijven en diensten aan artiesten en artistieke projecten.
70
11.7
NRC-FONDS
Inhoud steunmaatregel Grote innovatieprojecten vergen veel tijd en geld. Het NRC-Fonds biedt een langetermijnoplossing voor de financiering van de eenmalige kosten die zijn verbonden aan specifieke, hoogtechnologische innovatieprojecten. Op die manier kunnen hoge ontwikkelingskosten op een flexibele manier worden terugbetaald. Zo krijgt u als ondernemer extra zuurstof om uw strategische ambities waar te maken. Begunstigde Uw bedrijf is een kleine of middelgrote onderneming met een exploitatiezetel in het Vlaamse Gewest Projecten Specifieke en hoogtechnologische innovatieprojecten waarvan de ontwikkelingskosten pas na verloop van tijd geleidelijk kunnen worden terugverdiend. -
-
Ontwikkeling van een functioneel identificeerbaar eindproduct. Eindproduct heeft een strategische impact op het bedrijf. Het mag dus niet gaan over een marginale activiteit in het bedrijf of op het niveau van de groep. De afzet van het eindproduct kan reeds voldoende worden aangetoond en de klanten kunnen al worden aangeduid. Dit kan bijvoorbeeld door middel van een intentieverklaring van de klant of van de opdrachtgever. De afzet van het eindproduct en van de verbeterde versies daarvan is gespreid over een periode van meerdere jaren. Deze periode noemen we de ‘opbrengstperiode’. De afzet van het eindproduct moet een aanzienlijke bruto toegevoegde waarde creëren in het Vlaamse Gewest. Het project wordt geleid vanuit een exploitatiezetel die is gelegen in het Vlaamse Gewest en heeft hoofdzakelijk daar plaats.
Steun De financiering is een flexibele langetermijnlening aan marktconforme rentevoeten en met een gedeeltelijke default optie. -
-
De financiering bestaat uit een lening en is dus geen subsidie. De termijn wordt bepaald in functie van de duurtijd van het innovatieproject en van de afzetprognoses van het toekomstige product. De termijn kan nooit langer zijn dan vijftien jaar. Er is intrest verschuldigd op de lening. Een gratieperiode voor de betaling van (cumuleerbare) intresten en aflossingen is mogelijk. De duurtijd van de gratieperiode wordt vastgelegd in functie van de kredietwaardigheid van de onderneming en van de periode die voorafgaat aan de opbrengstperiode van het toekomstige product. Na afloop van de gratieperiode worden de intresten betaald in combinatie met de terugbetalingen van de hoofdsom. Er is ook intrest verschuldigd op niet-betaalde of achterstallige intresten. De middelen worden ter beschikking gesteld op basis van de financieringsbehoefte van het project. De opvragingen gebeuren op basis van goedgekeurde kostenstaten. De rentevoet stemt overeen met die van vergelijkbare leningen op de markt. Zij houdt rekening met de looptijd van de lening, de kredietwaardigheid van de onderneming, het projectrisico en het mogelijke verlies bij wanbetaling. De rentevoet houdt rekening met eventuele waarborgen die de onderneming biedt. Het bedrag van de lening wordt bepaald op basis van drie elementen: het door u gevraagde financieringsbedrag, de eenmalige kosten die zijn verbonden aan uw innovatieproject en die zijn aanvaard door het NRC-Fonds en de impact van de financiering op de reeds bestaande en potentiële portefeuille van het NRC-Fonds. Ook de eenmalige kosten die reeds werden gemaakt vóór het moment waarop de financieringsaanvraag werd ingediend, kunnen in aanmerking komen voor een financiering door het NRC-Fonds. Als u voor hetzelfde innovatieproject financiering of subsidies krijgt van andere Europese, federale of Vlaamse overheidsorganen, wordt het bedrag ervan in mindering gebracht van het bedrag dat in aanmerking komt voor financiering door het NRC-Fonds.
71
-
Het NRC-Fonds deelt in belangrijke mate mee in het projectrisico via een gedeeltelijke default optie. Een deel van de terugbetaling is dan afhankelijk van het commerciële succes van uw eindproduct. Bij het afsluiten van de leningovereenkomst maakt u met het NRC-Fonds afspraken over het verwachte afzetvolume van uw eindproduct en afgeleiden daarvan. Die afspraken zijn gebaseerd op uw eigen prognoses en op een analyse van het NRC-Fonds zelf. De terugbetaling van de hoofdsom is opgesplitst in twee delen: o o
Deel A bedraagt 75% van het financieringsbedrag en moet worden terugbetaald via gelijke, zesmaandelijkse aflossingen. Deze aflossingen beginnen na het einde van de gratieperiode. Deel B bedraagt 25% van het financieringsbedrag en moet worden terugbetaald op het einde van de looptijd van de lening.
Als het verwachte afzetvolume lager uitvalt dan wat is overeengekomen, kan een proportioneel gedeelte van de hoofdsom in mindering worden gebracht van het nog verschuldigde bedrag. Het bedrag dat in mindering wordt gebracht, kan echter nooit hoger zijn dan deel B. Als het verwachte afzetvolume hoger uitvalt dat wat is overeengekomen, moet u de volledige hoofdsom terugbetalen, vermeerderd met een proportioneel gedeelte van de hoofdsom. Het bedrag dat in meerdering wordt gebracht, kan echter nooit hoger zijn dan deel B.
72
12.
BAN Vlaanderen
Inhoud steunmaatregel BAN Vlaanderen is een platform met toegevoegde waarde waarbinnen startende of groeiende ondernemers op zoek naar risicokapitaal in contact worden gebracht met informele privé-investeerders, de zogenaamde Business Angels. Deze Business Angels brengen niet alleen geld in maar ook hun eigen knowhow, ervaring en contacten. Zowel aan de ondernemers als aan de business angels worden aansluitende diensten aangeboden. BAN Vlaanderen is dus géén investeringsfonds, het neemt zelf geen participaties en neemt geen investeringsbeslissingen, noch voor eigen rekening, noch voor rekening van de aangesloten investeerders. Het is daarentegen een marktplaats, waar vraag en aanbod worden samengebracht. Kerntaken -
het bewust maken van ondernemers en kandidaat investeerders van business angel financiering; het informeren, trainen, opleiden en voorbereiden van ondernemers; het informeren en voorbereiden van business angels; het in contact brengen van ondernemers met business angels (matching events); het samenbrengen van business angels met het oog op syndicaatvorming.
Diversen Het ARK-Angels Fund Het durfkapitaalfonds, Ark-Angels Fund NV werd als Belgische Private Privak, eind 2007 opgericht door BAN Vlaanderen, het netwerk van de Vlaamse Business Angels, samen met Arkimedes, het risicoinvesteringsvehikel van de Vlaamse overheid en treedt op als co-investeringsfonds voor de Vlaamse Business Angels. Het is haar doelstelling om binnen drie jaar samen met Business Angels minstens 20 innovatieve bedrijven te financieren, waarbij het fonds zich richt op groeibedrijven met een financieringsbehoefte tussen de 50.000 en de € 700.000, in de praktijk een risicovol segment. Het kapitaal bedraagt momenteel € 6,7 miljoen. Combifin project Combifin staat voor gecombineerde financiering, een geïntegreerde financieringsaanpak, waarbij ondernemers en bedrijfsleiders begeleid worden in hun keuze naar de optimale financieringsmix. Combifin is een project van BAN Vlaanderen, het Business Angels Netwerk Vlaanderen en wordt gesteund door de Vlaamse Overheid. Meer info: www.combifin.be.
Aanvullende inlichtingen BAN Vlaanderen ‘Huis de Corswarem’ Maastrichterstraat 63 3500 Hasselt Algemeen Directeur: Reginald Vossen Tel.: 011/30 02 60 E-mail:
[email protected] Coördinator: Jo Keunen Telefoon: 011/30.02.61 Fax: 011/30.02.58 E-mail:
[email protected] Website: www.banvlaanderen.be
73
BAN Vlaanderen – antenne Gent Reep 1 – 9000 Gent Coördinator: ir. Michel Vander Eecken Telefoon: 09/210 98 83 Fax: 09/210 97 90 E-mail:
[email protected] BAN Vlaanderen – antenne Kortrijk Etiennne Sabbelaan 51 – 8500 Kortrijk Coördinator: Ignace Lootvoet Telefoon: 056/28 28 33 Fax: 056/28 28 05 E-mail:
[email protected]
74
13.
BIZIDEE
Inhoud steunmaatregel Uit verschillende studies blijkt dat Vlaanderen slecht scoort op het vlak van ondernemen. Dit is niet alleen te wijten aan het ongunstige economische klimaat, maar ook aan de negatieve perceptie van ondernemerschap bij het grote publiek. Daarom heeft de Vlaamse overheid sinds 2002 haar schouders gezet onder een ondernemingsplanwedstrijd. Door een wedstrijd te organiseren die erop gericht is aspirant-ondernemers te coachen en het beste ondernemingsplan te bekronen wil Bizidee bijdragen tot de creatie van een nieuwe ondernemersdynamiek. Bizidee wil een netwerk zijn van personen die het ‘ondernemerschap’ in Vlaanderen willen uitdragen en die hun know-how wensen te delen met enthousiaste kandidaat-ondernemers. Bizidee gaat hierbij op zoek naar de perfecte link tussen de deelnemers aan de wedstrijd enerzijds en de academische wereld, de ondernemerswereld, de durfkapitaalsector en de algemene dienstensector anderzijds. Bizidee biedt de nodige omkadering en structuur bij de weg die door de aspirant-ondernemer moet worden afgelegd. Iedere deelnemer die dit wenst krijgt een doelgericht opleidingsparcours aangeboden bij de uitwerking van idee tot businessplan. Bovendien stelt Bizidee diverse gesprekspartners ter beschikking die de deelnemer zullen bijstaan in het opstellen van zijn of haar ondernemingsplan: coaches, experts, contactfora met succesvolle ondernemers, venture capitalists en met andere deelnemers. De juryleden van Bizidee tenslotte zijn topspecialisten (durfkapitaalverschaffers, bedrijfsleiders en consultants) in de beoordeling van ondernemingsplannen van startende ondernemingen. Zij geven naast een algemene boordeling ook aan iedere inzending (per onderdeel) hun persoonlijke feedback die in een volgende fase verwerkt kan worden. Kortom, een deelname aan Bizidee moet tot gevolg hebben dat de effectieve start van de onderneming zeer dichtbij komt. Begunstigden Iedereen met zin voor ondernemen en een creatief, vernieuwend en commercialiseerbaar idee mag deelnemen aan de wedstrijd. Om te mogen deelnemen aan de Ondernemingsplanwedstrijd Vlaanderen moet je uiteraard aan een aantal voorwaarden voldoen. Zo moet je ouder zijn dan 18 en van elk team moet minstens 1 lid in Vlaanderen wonen.Voor een deelnemer waarvan geen enkele individu in Vlaanderen woonachtig is, dient een schriftelijke intentieverklaring geleverd te worden aan de organisatie dat de opstart in Vlaanderen zal plaatsvinden. Voor deelnemer die reeds gestart is (het bedrijf is al opgericht en/of product of dienst is al geleverd aan klanten) ofwel tijdens de wedstrijd start, geldt dat op het moment van prijsuitreiking van de derde ronde geen contracten met betrekking tot externe professionele financiering (venture capital of bankfinanciering) voor de nieuwe activiteit mogen zijn gesloten. Teams mogen meerdere voorstellen indienen en een teamlid mag deel uitmaken van verschillende teams. Verloop wedstrijd In de eerste ronde worden drie algemene prijzen uitgereikt ter waarde van respectievelijk € 1000, 750 en 250 voor de drie meest innovatieve ideeën. Voor de studenten worden bovendien nog eens aparte prijzen uitgereikt ter waarde van € 500, 350 en 200. In de tweede ronde worden er 3 algemene en 3 studentenprijzen uitgekeerd ter waarde van respectievelijk € 1000 en € 500. In de derde ronde worden ten slotte de hoofdprijzen uitgedeeld. Het beste businessplan sleept € 25.000 in de wacht, het tweede krijgt € 10.000 en bronzen medaillewinnaar mag € 5.000 mee naar huis nemen. De drie studentenprijzen bedragen € 5.000, 2.000 en 1.000.
75
Aanvraagprocedure De gehele ondernemingsplanwedstrijd verloopt via de website www.bizidee.be.
Aanvullende inlichtingen Ondernemingsplanwedstrijd Vlaanderen vzw KBC Toren Schoenmarkt 35 2000 Antwerpen Fax: 03/203 09 25 E-mail:
[email protected] Website: http://www.bizidee.be
76
14.
ENTERPRIZE
Inhoud steunmaatregel Enterprize heeft drie doelstelling: - het ondernemerschap aanmoedigen en stimuleren door visibiliteit te verlenen aan de ondernemers; - de oprichting en ontwikkeling van bedrijven ondersteunen door gratis coaches alsook begeleiding op vlak van opleidingen, conferenties, aan de Enterprize-deelnemers voor te stellen; - veelbelovende ondernemers belonen met prijzen die hen tijdens de ontwikkeling van hun bedrijf een steuntje in de rug kunnen geven. Begunstigden Enterprize richt zich tot 4 categorieën van deelnemers : Een veelbelovende onderneming, opgericht na 1 januari 2003 (maximum 5 jaar), dat een innoverend product en/of dienst ontwikkelt. Deze onderneming wordt verzocht om documenten, betreffende de evolutie van de onderneming, voor te leggen: balans, jaarverslag,... De ondernemer met een innoverend project ter oprichting van een veelbelovende onderneming of een recent opgestarte onderneming die echter nog geen kenmerkend zakencijfer kan voorleggen. Een klein, lokaal, maar innovatief ambitieus project of een micro-onderneming met maximum 5 jaar activiteit, waarbij men zichzelf (maximum 2 personen) te werk stelt. Een project of een onderneming met maximum 5 jaar activiteit, die in haar doelstellingen een bepaalde maatschappelijke meerwaarde vooropstelt. De ondernemer brengt goederen en/of diensten op de markt op een economisch efficiënte manier, met de bedoeling een bijdrage te leveren aan een duurzame maatschappij. Het bedrijfsbeheer is transparant en gaat voor het sociale en het milieuaspect verder dan de wettelijke minimum voorwaarden. Voorwaarden De in oprichting of jonge ondernemingen die deelnemen aan Enterprize moeten aan drie criteria voldoen: - een innovatief karakter vertonen; - een reëel economisch potentieel hebben; - een Belgische hoofdzetel hebben. Evaluatieprocedure De Enterprize jury evalueert de zakenplannen op basis van volgende criteria: - het originele karakter van het project of de activiteit; - het aanbod producten of diensten en de match met de vraag van de mark; - de markt en de concurrentie; - het business model; - de verwachte financiële rentabiliteit; - het profiel van het team en haar capaciteit om het project tot een goed einde te brengen; - ... Maar eveneens: de levensvatbaarheid en het potentieel van het project of de onderneming en de ondernemingsgeest van het managementteam. Projecten en bedrijven uit de categorie ‘Sociaal Ondernemerschap’ zullen eveneens beoordeeld worden op basis van de volgende criteria: - de toepassing van de waarden van Corporate Social Responsibility (veiligheid, milieu, sociale aspecten); - de complementariteit en de synergieën van het project met bedrijven uit de klassieke economie.
77
Aanvraagprocedure Inschrijven via het inschrijvingsformulier op de website www.enterprize.be waarin het te verwezenlijken project moet beschreven worden.
Aanvullende inlichtingen Voor meer informatie en reglement over deze wedstrijd kunt u terecht op de website www.enterprize.be of bij de coördinerende instantie: EnterPrize EEBIC Joseph Wybranlaan 40 1070 Brussel Tel.: 02/529 58 11 Fax: 02/529 59 11 E-mail:
[email protected] Website: http://www.enterprize.be
78
15.
NFTE
NFTE probeert jongeren die niet aan hun trekken komen in het klassieke onderwijs of arbeidscircuit opnieuw ‘goesting’ te geven om iets te ondernemen met hun leven. Hoe ? Door hen te laten doen wat ze graag doen, door hen daarin te stimuleren en samen met hen uit te zoeken hoe ze dat alles in de ‘real world’ ook commercieel kunnen uitbuiten. Via actuele praktijkvoorbeelden en een no-nonsens benadering vertrekkende vanuit de interesses, inbreng en kennis van de cursist zelf, brengt NFTE kanszoekende jongeren een stevige basis aan bedrijfskennis bij en helpt hun tevens op weg met een eigen zaak. Eerst met een fictief bedrijf en later, als ze dat wensen, met een echte onderneming. Ook het vinden van een job als ondernemende werknemer of het terug opnemen van studies is een succes. De jongeren die de stap naar een eigen zaak zetten, kunnen na de opstart van hun eigen onderneming gebruik maken van de begeleiding en ondersteuning die NFTE Belgium aan haar ex-cursisten biedt. Zij kunnen rekenen op de steun van het NFTE kantoor, bijgestaan door een peter of meter uit het bedrijfsleven. Vanuit hun persoonlijke ervaringen en realisaties overtuigen NFTE trainers de jongeren in een open, gezellige en amusante sfeer van, en aan te steken met, de kracht van het zelfstandig ondernemerschap en de daarbij horende economische zelfstandigheid. Alle trainers volgen vooraf een theoretische en praktische vorming. De NFTE cursussen mogen enkel gegeven worden door personen met het officieel NFTETrainerscertificaat. De kwaliteit van de cursus en van de trainers is voor NFTE van uitermate groot belang.
Aanvullende inlichtingen NFTE Belgium vzw Jean Monnetlaan 1804 Vilvoorde Tel.: 02/257 68 20 Fax: 02/257 68 22 E-mail:
[email protected] Website: www.nfte.be
79
16.
VLAAMS AGENTSCHAP ONDERNEMEN – VLAO
Vanaf 1 januari 2009 zal het Agentschap Economie fusioneren met VLAO tot het Agentschap Ondernemen. 16.1
VLAO-BEDRIJFSADVIES
Inhoud steunmaatregel Het Vlaams Agentschap Ondernemen stelt de ervaring en knowhow van zijn deskundigen tot uw beschikking en begeleidt en adviseert ondernemers in talrijke domeinen:
-
Start: · maakt u wegwijs bij het opstarten van uw onderneming; · helpt u bij het opstellen van uw ondernemingsplan; · onderzoekt de haalbaarheid van uw project.
-
Financiering en steunmaatregelen: · informeert u over de steunmaatregelen en financieringsmechanismen van de overheid; · gaat actief met u op zoek naar de maatregelen waarvan u gebruik kan maken; · onderzoekt of risicokapitaal voor u een oplossing kan zijn; · brengt u in contact met risicokapitaalverschaffers in Vlaanderen.
-
Vestiging en ruimtelijke ordening: · gaat met u op zoek naar een geschikte vestiging voor uw bedrijf; · informeert u over de wetgeving rond stedenbouw en ruimtelijke ordening; · informeert u over de vergunningen die een onderneming moet aanvragen.
-
Groei: · geeft advies in het kader van de uitbreiding van uw onderneming; · adviseert u bij het maken van strategische keuzes; · helpt u bij het bepalen van de sterktes en zwaktes van uw onderneming.
-
Milieu: · informeert u over alle onderwerpen die verband houden met milieuzorg; · helpt u bij het vinden van duurzame bedrijventerreinen; · informeert u over milieuwetgeving, milieuvergunningen en milieutechnologie; · assisteert u bij het aanvragen van de vereiste vergunningen.
-
Efficiënt energiegebruik: · begeleidt ondernemingen die willen besparen op hun energiegebruik; · informeert u over efficiënt energiegebruik in uw onderneming; · helpt u bij het vinden van energie-efficiënte technologie; · zoekt voor uw onderneming gepaste energiesteunmaatregelen.
-
Innovatie: · geeft uw onderneming advies bij innovatietrajecten; · begeleidt uw organisatie bij het afstemmen op vernieuwingen; · brengt u in contact met onderzoekspartners en industriële partners; · adviseert en begeleidt bij het verkrijgen van steunmaatregelen voor innovatieactiviteiten; · informeert u over intellectuele eigendomsrechten; · begeleidt uw onderneming bij het hanteren van design als vernieuwend managementinstrument.
-
Internationaal ondernemen: · begeleidt u bij de lancering van een product of technologie op de buitenlandse markt; · helpt u bij prospectie naar potentiële partners;
80
·
-
organiseert bedrijvencontactdagen met buitenlandse bedrijven voor technologische, commerciële of financiële samenwerking.
Werk: · begeleidt u bij uw overstap naar ondernemen; · verwijst door naar andere instanties voor opleiding, begeleiding en steunmaatregelen bij de aanwerving van personeel.
Aanvullende inlichtingen Contacteer de VLAO-directie in uw provincie: ANTWERPEN Lange Lozanastraat 223 2018 ANTWERPEN Tel.: 03/260 87 00 Fax: 03/260 87 07 Email:
[email protected] LIMBURG Kunstlaan 18 3500 HASSELT Tel.: 011/29 20 00 Fax: 011/29 20 01 Email:
[email protected] OOST-VLAANDEREN Seminariestraat 2 9000 GENT Tel.: 09/267 40 00 Fax: 09/267 40 60 E-mail:
[email protected] VLAAMS-BRABANT Ubicenter, 3de verdieping Philipssite 5 3001 LEUVEN Tel.: 016/31 10 50 Fax: 016/31 10 51 E-mail:
[email protected] WEST-VLAANDEREN Baron Ruzettelaan 33 8310 ASSEBROEK-BRUGGE Tel.: 050/32 50 00 Fax: 050/32 50 01 E-mail:
[email protected] HOOFDZETEL Koloniënstraat 56 – 6de verdieping 1000 BRUSSEL Tel.: 02/227 60 20 Fax: 02/227 60 11 E-mail:
[email protected] Website: www.vlao.be
81
16.2
DESIGN VLAANDEREN
Inhoud steunmaatregel Design Vlaanderen promoot designers en hun ontwerpen en stimuleert bedrijven en publiek om design te gebruiken. Begunstigden Design Vlaanderen werkt voor bedrijven en: - informeert bedrijven in hun zoektocht naar designers; - begeleidt managers in het sturen van design in hun bedrijf door middel van workshops in design management, bedrijfsbezoeken en contactdagen; - toont hun nieuwe producten in zijn galerie; - stimuleert deelname aan beurzen; - geeft subsidies aan projecten die op economisch vlak design stimuleren. Design Vlaanderen werkt voor ontwerpers en: - zoekt naar nieuw talent tijdens de Lente- en Herfstselecties; - selecteert en promoot vormgevers die kwalitatief en hedendaags werken in het domein van ambachtelijke, grafische en industriële vormgeving; - toont hun werk in zijn galerie; - geeft subsidies aan ontwerpers die op creatief vlak onderzoek doen; - organiseert tentoonstellingen, colloquia, voordrachten, workshops, internationale wedstrijden; - geeft juridisch en ander advies aan individuele vormgevers en bureaus bij het opstarten van hun ateliers. Design Vlaanderen werkt voor een groot publiek en: - inventariseert het terrein van de hedendaagse vormgeving in de ruimste zin van het woord; - verstrekt actuele en accurate informatie via de databank op zijn website; - publiceert een actueel tijdschrift Kwintessens en een nieuwsbrief; - reikt de ' Henry van de Velde Prijzen'uit; - organiseert de Triënnale voor Vormgeving; - bouwt een Design Bibliotheek uit. Design Vlaanderen werkt wereldwijd: - Via tal van internationale netwerken: European Design Forum (EDF), Bureau of European Design Associations (BEDA), International Council of Societies of Industrial Design (ICSID), World Crafts Council (WCC), European Textile Network (ETN) en Design Management Institute (DMI).
Aanvullende inlichtingen Wil je meer informatie over door Design Vlaanderen erkende Vlaamse vormgevers, kijk dan verder in de Design Database. Hier vind je links naar bedrijven, ontwerpers, galeries en musea die werkzaam zijn rond hedendaagse vormgeving en design. Design Vlaanderen Koloniënstraat 56 – 6de verd. 1000 Brussel Tel.: 02/227 60 60 E-mail:
[email protected] Website: www.designvlaanderen.be
82
DEEL II: FISCALE STEUN
83
1.
INVESTERINGSAFTREK
Inhoud steunmaatregel Een onderneming, die bij de oprichting of uitbreiding een investering uitvoert, kan onder bepaalde voorwaarden een investeringsaftrek verkrijgen. Dit is een fiscaal voordeel waarbij men een bepaald percentage van de aanschaffings- of beleggingswaarde van de investeringen mag aftrekken van de belastbare winst. Het percentage past men éénmalig toe op de aanschaffings- of beleggingswaarde van de goederen. Bij de ‘gespreide’ investeringsaftrek gebeurt de berekening op het jaarlijks afschrijvingsbedrag. Indien de winst onvoldoende is, mogen de investeringsaftrekken die niet kunnen worden verricht, onder bepaalde voorwaarden overgedragen worden op de winsten van de volgende belastbare tijdperken. Projecten Concreet moet het gaan om volgende investeringen: - octrooien; - milieuvriendelijke investeringen voor onderzoek en ontwikkeling; - energiebesparende investeringen; - rookafzuig- of verluchtingssystemen in horeca-inrichtingen; - investeringen tot aanmoediging van het hergebruik van nijverheidsproducten; - investeringen in beveiliging; - investeringen in zeeschepen.
verpakkingen
van
dranken
en
Volgende investeringen zijn uitgesloten van de investeringsaftrek: - niet uitsluitend voor het beroep gebruikte activa; - de investeringen die zijn gefinancierd door tussenkomst van een coördinatiecentrum en waarbij aan de kapitaalverschaffer een fictieve roerende voorheffing wordt toegekend; - de gebouwen aangeschaft in het vooruitzicht van wederverkoop; - de niet-afschrijfbare activa of activa afschrijfbaar op minder dan drie jaar; - de bijkomende lasten indien ze niet samen met de activa waarop ze betrekking hebben, worden afgeschreven; - de personenwagens en de wagens voor dubbel gebruik; - als het recht van gebruik van een investeringsgoed afgestaan wordt aan een derde, wat het geval is bij verhuur. Een uitzondering wordt echter gemaakt als de gebruiker een natuurlijk persoon is, en hij het gehuurde goed gebruikt voor de uitoefening van zijn zelfstandige beroepsactiviteit. Steunpercentages Voor de investeringen uitgevoerd in 2007 (aanslagjaar 2008) en investeringen uitgevoerd in 2008 (aanslagjaar 2009) gelden volgende percentages: - octrooien, milieuvriendelijke investeringen voor onderzoek en ontwikkeling, energiebesparende investeringen en rookafzuig- of verluchtingssystemen in horeca-inrichtingen: 13,5%; - investeringen tot aanmoediging van het hergebruik van verpakkingen van dranken en nijverheidsproducten: 3%; - investeringen in beveiliging: 20,5%; - investeringen in zeeschepen: 30%. Gespreide aftrek Natuurlijke personen die op de eerste dag van het belastbare tijdperk verbonden aan aanslagjaar 2008 (inkomsten 2007) minder dan 20 werknemers tewerkstellen, kunnen de investeringsaftrek over de afschrijvingsperiode van de verkregen of tot stand gebrachte activa spreiden. In dat geval wordt de aftrek voor die activa bepaald op 10,5% van de afschrijvingen die voor elk belastbaar tijdperk van die periode worden aangenomen. De gespreide aftrek voor milieuvriendelijke investeringen voor onderzoek en ontwikkeling bedraagt 20,5% van de afschrijvingen, ongeacht het aantal werknemers.
84
Aanvraagprocedure Formulier 275 U invullen en bij de belastingsaangifte voegen. De belastingplichtige die geopteerd heeft voor de gespreide aftrek moet dit formulier elk jaar bij zijn aangifte voegen tot het volledige investeringsbedrag is afgetrokken. Per categorie van vaste activa een opgave bijvoegen met volgende inlichtingen: - datum van aanschaffing of verwerving; - de juiste benaming; - de aanschaffings- of beleggingswaarde; - de normale gebruiksduur en de afschrijvingsduur. Voor de energiebesparende investeringen moeten de attesten die ter beschikking van de administratie moeten gehouden worden, bij de volgende instantie worden aangevraagd: Vlaamse Overheid Vlaams Energieagentschap Koning Albert II-laan 20 bus 17 1000 Brussel Tel.: 02/553 46 00 Fax: 02/553 46 01 Website: www.energiesparen.be Voor de milieuvriendelijke investeringen in onderzoek en ontwikkeling moet een aanvraagformulier tot het verkrijgen van een attest, dat het milieuvriendelijke karakter van de investering moet bevestigen, worden aangevraagd bij: Vlaamse Overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energiebeleid (LNE) Milieu – integratie en - subsidiëringen Graaf de Ferraris-gebouw Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel Tel.: 02/553 03 11 Fax: 02/553 80 55 Website: http://www.lne.be/themas/subsidies/bedrijven/ downloaden.)
(U
kunt
hier
ook
het
aanvraagformulier
De verwerving van de octrooien moet gestaafd worden door: - een afschrift van het contract op grond waarvan de onderneming het octrooi of het recht tot exploitatie ervan heeft aangeschaft; - het bewijs dat het octrooi of het recht tot exploitatie ervan nooit door een andere onderneming voor het uitoefenen van haar beroepswerkzaamheid in België is gebruikt. Voor de investeringen in beveiliging is er sinds 1 april 2004 een nieuwe procedure van kracht. De procedure omvat drie fasen: aanbeveling (veiligheidscharter), uitvoeren van de investeringen en goedkeuring van de investeringen. Via de website www.vps.fgov.be moet u eerst de risicocategorie van uw onderneming bepalen aan de hand van een aantal vragen. Afhankelijk van de risicocategorie verkrijgt u een veiligheidscharter. Binnen dit charter worden investeringen aanbevolen in een welbepaalde te respecteren volgorde. Indien gewenst, kunt u bijkomend technisch advies inwinnen. Na het uitvoeren van de investeringen moet u deze laten goedkeuren. Onderaan het veiligheidscharter is een vak voorzien voor de aangifte van de gerealiseerde investeringen. Nadat u dit ingevuld heeft, stuurt u het volledige dossier naar de ambtenaar belast met adviezen inzake technopreventie van de politiezone waar de activa worden gebruikt. Dit dossier moet de ambtenaar bereiken voor 31 januari volgend op het jaar waarin de investeringen werden gerealiseerd. De ambtenaar belast met adviezen inzake technopreventie beoordeelt de kwaliteit van de gerealiseerde investeringen en hun conformiteit met het veiligheidscharter. Bij goedkeuring of afkeuring vult de ambtenaar het daarvoor voorziene vak op het veiligheidscharter in en stuurt het dossier naar u terug. Een kopie van de goedkeuring moet u vervolgens bij uw belastingsaangifte voegen.
85
Bijkomende inlichtingen kunt u verkrijgen bij: Algemene Directie Veiligheid en Preventie Waterloolaan 76 1000 Brussel Tel.: 02/557 35 98 OPMERKING Notionele intrestaftrek Door de invoering van de notionele intrestaftrek werd zowel het percentage van de eenmalige als van de gespreide investeringsaftrek met betrekking tot gewone investeringen vanaf aanslagjaar 2007 tot 0 teruggebracht. Met betrekking tot de gespreide investeringsaftrek wordt voorzien in een overgangsregeling: de gewone gespreide investeringsaftrek voor vennootschappen blijft van toepassing met betrekking tot de activa die zijn verkregen of tot stand gebracht tijdens een jaar of boekjaar dat aan het aanslagjaar 2006 of een vroeger aanslagjaar is verbonden. Belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling De aandacht wordt erop gevestigd dat vennootschappen die voor het belastbare tijdperk dat aan het aanslagjaar 2008 of aan het aanslagjaar 2007 verbonden is, hebben geopteerd voor een belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling, vanaf dat aanslagjaar niet meer in aanmerking kunnen komen voor de investeringsaftrek voor octrooien en milieuvriendelijke investeringen voor onderzoek en ontwikkeling.
Aanvullende inlichtingen FOD Financiën Administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit North Galaxy-bus 25 Koning Albert II-laan 33 1030 Brussel Tel.: 0257/257 57 (call center) E-mail:
[email protected] Website: fiscus.fgov.be
86
2.
NOTIONELE INTRESTAFTREK OF AFTREK VOOR RISICOKAPITAAL
Inhoud steunmaatregel De notionele intrestaftrek of ‘aftrek voor risicokapitaal’ houdt in dat ondernemingen vanaf het aanslagjaar 2007 (inkomsten 2006) een bepaald percentage van het ‘gecorrigeerd’ eigen vermogen kunnen aftrekken van de belastbare winst. Begunstigden Deze maatregel geldt zowel voor kleine, middelgrote als voor grote ondernemingen. Indien de onderneming echter een vrijgestelde investeringsreserve heeft aangelegd in een bepaald belastbaar tijdperk, dan kan de notionele intrestaftrek niet worden toegepast in dat tijdperk, en ook niet in de twee daaropvolgende belastbare tijdperken. Projecten Het aftrekbare percentage bedraagt 3,781% voor het aanslagjaar 2008 (inkomsten 2007). Voor kleine vennootschappen wordt het tarief met 0,5% verhoogd tot 4,281%. Voor het aanslagjaar 2009 (inkomsten 2008) bedraagt het percentage 4,307% en voor kmo’s 4,807%. Indien de belastbare winst ontoereikend is (om de notionele intrestaftrek te dragen) kan het bedrag gedurende zeven jaar worden overgedragen. Het ‘gecorrigeerd eigen vermogen’ is het eigen vermogen waarvan een aantal rubrieken worden afgetrokken. Bijvoorbeeld de waarde van de aandelen geboekt onder de financiële vaste activa moet in mindering worden gebracht van het eigen vermogen. Ook de niet-verwezenlijkte meerwaarden en de kapitaalsubsidies moeten van het eigen vermogen worden afgetrokken. Aanvraagprocedure Bij de aangifte in de vennootschapsbelasting moet de onderneming een formulier 275C voegen. Een modelformulier wordt door het ministerie van financiën opgemaakt en kan gedownload worden via www.myminfin.be. OPMERKING Door de invoering van de notionele intrestaftrek verdwijnt voor vennootschappen het belastingskrediet en de ‘gewone’ investeringsaftrek (zowel de éénmalige als de gespreide aftrek). Met betrekking tot de gespreide investeringsaftrek is er een overgangsmaatregel. Indien die aftrek werd verleend voor een aanslagjaar dat het aanslagjaar 2007 voorafgaat, dan blijft de investeringsaftrek lopen voor de resterende periode.
Aanvullende inlichtingen Algemene Administratie van de Belastingen en Invordering Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit Directie I/1 Contactpersoon: Steven Vanlierde Tel.: 02/336 53 82 E-mail:
[email protected]
87
3.
FISCALE RULINGS
Inhoud steunmaatregel Belastingplichtigen hebben de mogelijkheid om aan de Federale Overheidsdienst Financiën een voorafgaande bindende beslissing te vragen voor een periode van vijf jaar betreffende de toepassing van de belastingwetten die onder zijn bevoegdheid vallen of waarvan hij de inning en de invordering verzekert. De voorafgaande beslissing kan omschreven worden als de juridische handeling waarbij de FOD Financiën vaststelt hoe de wet zal toegepast worden op een bijzondere situatie of verrichting die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad. Begunstigden De aanvraag om voorafgaande beslissing kan uitgaan van een natuurlijke of van een rechtspersoon, al dan niet in België gevestigd, in een beroeps- of privékader. Aanvraagprocedure De aanvraag om voorafgaande beslissing moet gemotiveerd zijn en schriftelijk gericht worden aan de FOD Financiën: Federale Overheidsdienst Financiën Dienst Voorafgaande Beslissingen Maria Theresiastraat 1 1000 Brussel Tel.: 02/579 38 00 Fax: 02/579 51 01 E-mail:
[email protected] De vraag om voorafgaande beslissing moet het volgende vermelden: de identiteit van de aanvrager, en eventueel die van de betrokken partijen en derden; de beschrijving van de activiteiten van de aanvrager; de volledige beschrijving van de bijzondere situatie of verrichting (om ongegronde vragen, of vragen zonder voorwerp of te vage vragen te vermijden); de verwijzing naar de wettelijke of reglementaire bepalingen waarop de beslissing moet slaan. Bij de aanvraag moet ook, in voorkomend geval, een kopie gevoegd worden van de aanvragen die over hetzelfde onderwerp bij de fiscale lidstaten van de Europese Gemeenschap ingediend werden, of bij derde landen waarmee België een overeenkomst afgesloten heeft tot vermijding van dubbele belasting, en ook van de beslissingen die daar uit voortvloeiden. Na ontvangst van een volledige aanvraag zal de Administratie binnen de 15 werkdagen aan de aanvrager laten weten binnen welke termijn een beslissing mag verwacht worden. Alleszins dient dit te gebeuren binnen drie maanden, tenzij deze termijn onderling wordt gewijzigd.
Aanvullende inlichtingen Federale Overheidsdienst Financiën Dienst Voorafgaande Beslissingen Maria Theresiastraat 1 1000 Brussel Tel.: 02/579 38 00 Fax: 02/579 51 01 E-mail:
[email protected] Website: www.ruling.be
88
4.
INVESTERINGSRESERVE
Inhoud steunmaatregel Vennootschappen die in aanmerking komen voor het verlaagd opklimmend tarief kunnen een deel van hun winst vrijstellen van vennootschapsbelasting mits zij deze reserveren en herinvesteren. Het belastbare resultaat dient te worden verminderd met: - de vrijgestelde meerwaarden op aandelen; - 25% van de meerwaarde op personenwagens; - de verminderingen van het gestorte kapitaal; - de vermeerdering van de vorderingen van de venootschap. De investeringsreserve bedraagt dan 50% van dit verschil. Dit verschil wordt maximaal begrensd op € 37.500 zodat de maximale investeringsreserve wordt vastgesteld op € 18.750. Om in aanmerking te kunnen komen voor de investeringsreserve, moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan: - onaantastbaarheid: de investeringsreserve moet op één of meer afzonderlijke rekeningen van het passief geboekt zijn en blijven en niet tot grondslag dienen voor de berekening van de jaarlijkse dotatie aan de wettelijke reserve of van enige beloning of toekening; - de vennootschap moet een bedrag gelijk aan de investeringsreserve investeren in afschrijfbare materiële of immateriële vaste activa die recht kunnen geven op het voordeel van de investeringsaftrek. Dit moet gebeuren binnen een termijn van drie jaar die aanvangt op de eerste dag van het belastbare tijdperk waarvoor de investeringsreserve is aangelegd, en ten laatste bij de ontbinding van de vennootschap. De vrijgestelde investeringsreserve zal als belastbare winst worden aangemerkt als: - de onaantastbaarheid niet meer wordt nageleefd; - de termijn van 3 jaar verstrijkt zonder investering; - het in aanmerking genomen vast actief vervreemd wordt binnen de 3 jaar na de investering. Begunstigden De vennootschappen waarop het verlaagd opklimmend tarief van toepassing is kunnen van deze maatregel gebruik maken. Dit zijn vennootschappen die aan de volgende voorwaarden voldoen: - de belastbare basis mag niet meer bedragen dan € 322.500; - geen financiële vennootschap zijn: vennootschappen die aandelen bezitten waarvan de beleggingswaarde meer bedraagt dan 50% van het kapitaal en de belaste reserves; - de aandelen van de vennootschap mogen voor niet meer dan 50% in handen zijn van andere vennootschappen; - er mag geen dividend uitgekeerd worden dat groter is dan 13% van het gestorte kapitaal bij het begin van het boekjaar; - geen deel uitmaken van een groep waartoe een coördinatiecentrum behoort; - de vennootschap moet aan minimum één bedrijfsleider een bezoldiging van ten minste € 36.000 (aanslagjaar 2008) toegekend hebben. Wanneer een vennootschap met een belastbaar inkomen lager dan € 36.000 in aanmerking wil komen voor het verlaagd opklimmend tarief dan moet zij een bezoldiging toekennen die ten minste gelijk is aan het belastbare inkomen.
89
Aanvraagprocedure De vennootschap moet bij haar aangifte in de vennootschapsbelasting voor het aanslagjaar waarvoor de reserve wordt aangelegd en de erop volgende aanslagjaren tot wanneer de investering moet zijn verricht een ingevulde, gedagtekende en ondertekende opgave 275R voegen. Deze kunt u downloaden via de website www.myminfin.be. OPMERKING Als een kmo een investeringsreserve aanlegde, voorziet de wetgeving inzake notionele intrestaftrek vanaf 2007 in een uitsluiting gedurende drie boekjaren. Een kmo die echter voor 2006 een investeringsreserve aanlegde kan in 2007 van de notionele intrestaftrek genieten als aan alle voorwaarden is voldaan.
Aanvullende inlichtingen FOD Financiën Administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit North Galaxy-bus 25 Koning Albert II-laan 33 1030 Brussel Tel.: 02/572 57 57 (call center) E-mail:
[email protected] Website: fiscus.fgov.be
90
5.
BELASTINGVRIJSTELLING BIJKOMEND PERSONEEL VOOR DE UITBOUW VAN HET TECHNOLOGISCH POTENTIEEL, ALS DIENSTHOOFD UITVOER OF DIENSTHOOFD INTEGRALE KWALITEITSZORG
Inhoud steunmaatregel Ondernemingen kunnen in aanmerking komen voor een belastingvrijstelling voor bepaalde categorieën bijkomend personeel. De nieuw aangeworven werknemer moet voltijds in België werken: - voor de uitbouw van het technologisch potentieel van de onderneming; - als diensthoofd voor de uitvoer; - als diensthoofd voor de afdeling integrale kwaliteitszorg. Het basisbedrag van de vrijstelling bedraagt € 10.000 per bijkomende personeelseenheid. Begunstigden Alle nijverheids-, landbouw- en handelsbedrijven, uitgebaat door een natuurlijk persoon of door een vennootschap, komen voor deze vermindering in aanmerking. Aanvraagprocedure Bij uw aangifte in de inkomstenbelastingen dient u een nominatieve opgave te voegen: - uitbouw technologisch personeel: opgave 276 W2; - diensthoofd voor de uitvoer: opgave 276 W3; - diensthoofd afdeling integrale kwaliteitszorg: opgave 276 W4. Deze opgaven kunt u downloaden via www.myminfin.be. Tevens moet u moet binnen de drie maanden vanaf de laatste dag van het belastbare tijdperk voor ieder opgegeven personeelslid een attest op naam aanvragen: -
Personeel voor de uitbouw van het technologisch potentieel:
Federaal Wetenschapsbeleid Productie en analyse van O&O-indicatoren Wetenschapsstraat 8 1000 Brussel Tel.: 02/238 34 90 of 02/238 35 97 Tel. secretariaat: 02/238 35 11 E-mail:
[email protected] Website: www.belspo.be/fisc/ -
Diensthoofd uitvoer:
Agentschap voor Buitenlandse Handel Arnout van Wittenberghe Montoyerstraat 3 1000 Brussel Tel.: 02/206 35 06 Fax: 02/203 18 12 E-mail:
[email protected]
91
-
Diensthoofd Integrale Kwaliteitszorg:
FOD Economie, Kmo, Middenstand en Energie Kwaliteit en Veiligheid Afdeling Accreditatie Guido Goyens WTC III – 5de verdieping Simon Bolivarlaan 30 1000 Brussel
Aanvullende inlichtingen FOD Financiën Administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit North Galaxy-bus 25 Koning Albert II-laan 33 1030 Brussel Tel.: 02/572 57 57 (call center) E-mail:
[email protected] Website: fiscus.fgov.be
92
6.
BELASTINGVRIJSTELLING VOOR BIJKOMEND PERSONEEL MET EEN LAAG LOON
Inhoud steunmaatregel De belastingvrijstelling voor bijkomend personeel met een laag loon werd door de programmawet van juni 2008 een permanente maatregel. Oorspronkelijk had deze maatregel een tijdelijk karakter en gold deze enkel voor de jaren 1998 tot en met 2000. Na een eerste verlenging tot en met 2007, krijgt deze regeling nu via de programmawet een permanent karakter. De maatregel houdt een belastingvrijstelling in ten belope van € 4.840 voor aanslagjaar 2008 en € 4.930 voor aanslagjaar 2009 voor bijkomend personeel met een ‘beperkt’ loon in bedrijven met minder dan 11 werknemers en vrije beroepen. Begunstigden Deze steunmaatregel geldt voor nijverheids-, handels- en landbouwondernemingen die op 31 december 1997 of op het einde van het jaar waarin de exploitatie is aangevangen, als die aanvang op een latere datum valt, minder dan 11 werknemers (andere dan bedrijfsleiders) tewerkstellen. Ook beoefenaars van vrije beroepen, ambten, posten of andere winstgevende bezigheden komen in aanmerking voor deze fiscale steunverlening. De vrijstelling kan enkel genoten worden voor bijkomend tewerkgestelde werknemers die zich beneden een bepaalde loongrens bevinden, namelijk een bruto dag- of uurloon dat niet hoger is dan € 90,32 of € 11,88. Deze vrijstelling voor bijkomend personeel is niet cumuleerbaar met de vrijstelling voor bijkomend personeel voor de uitbouw van het technologisch potentieel, de uitvoer of de kwaliteitszorg. Aanvraagprocedure De belastingplichtigen moeten bij hun aangifte in de inkomstenbelastingen van het belastbare tijdperk waarvoor zij de vrijstelling vragen, een tabel 276 T voegen. Deze tabel is beschikbaar via www.myminfin.be.
Aanvullende inlichtingen FOD Financiën Administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit North Galaxy-bus 25 Koning Albert II-laan 33 1030 Brussel Tel.: 0257/257 57 (call center) E-mail:
[email protected] Website: fiscus.fgov.be
93
7.
BELASTINGSKREDIET VOOR ONDERZOEK EN ONTWIKKELING
Inhoud steunmaatregel Het belastingskrediet voor onderzoek en ontwikkeling geldt voor investeringen in vaste activa die worden gebruikt ter bevordering van onderzoek en ontwikkeling van nieuwe producten en toekomstgericht technologieën die geen effect hebben op het leefmilieu of die beogen dat negatieve effect zoveel mogelijk te beperken. Ook voor octrooien kan een belastingskrediet verkregen worden. Begunstigden Binnenlandse vennootschappen en Belgische inrichtingen van buitenlandse vennootschappen die investeringen doorvoeren die aan de voorwaarden voldoen van een verhoogde investeringsaftrek voor octrooien of milieuvriendelijke investeringen voor onderzoek en ontwikkeling. Wel is het zo dat vennootschappen die voor aanslagjaar 2007 of 2008 onherroepelijk hebben geopteerd voor het belastingkrediet, niet meer in aanmerking kunnen komen voor de investeringsaftrek voor octrooien en milieuvriendelijke investeringen voor onderzoek en ontwikkeling. Er moet dus een keuze gemaakt worden tussen het belastingkrediet en de verhoogde investeringsaftrek, en eenmaal gekozen voor het ene kan men geen gebruik meer maken van het andere. Projecten Er wordt een onderscheid gemaakt tussen: -
het eenmalige belastingkrediet:
Het normale belastingtarief (33,99%) word toegepast op een gedeelte van de aanschaffings- of beleggingswaarde (13,5% voor aanslagjaar 2008) van de vaste activa gebruikt ter bevordering van onderzoek en ontwikkeling of octrooien. -
het gespreide belastingkrediet:
De belastingplichtigen kunnen er ook voor kiezen om het belastingkrediet over de afschrijvingsperiode van de vaste activa te spreiden (niet voor octrooien). Hier bedraagt het percentage 20,5% voor aanslagjaar 2008. Aanvraagprocedure Om het belastingkrediet te kunnen verkrijgen moet de belastingplichtige bij zijn aangifte in de vennootschapsbelasting het formulier 275 W voegen. U kunt dit formulier downloaden via volgende link: www.myminfin.be
Aanvullende inlichtingen FOD Financiën Administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit Sector Directe Belastingen North Galaxy-bus 25 Koning Albert II-laan 33 1030 Brussel Tel.: 0257/257 57 (call center) E-mail:
[email protected] Website: fiscus.fgov.be
94
8.
GEDEELTELIJKE VRIJSTELLING VAN DOORSTORTING VAN BEDRIJFSVOORHEFFING VOOR WETENSCHAPPELIJK PERSONEEL
Inhoud steunmaatregel Bepaalde werkgevers kunnen worden vrijgesteld van het storten van een gedeelte van de bedrijfsvoorheffing verschuldigd op lonen die zij toekennen aan werknemers tewerkgesteld in het kader van wetenschappelijk onderzoek. Begunstigden Volgende werkgevers komen in aanmerking voor de vrijstelling: - universiteiten, hogescholen, het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek en het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek – Vlaanderen; - door de ministerraad erkende wetenschappelijke instellingen; - ondernemingen die onderzoeksprojecten doen ter uitvoering van samenwerkingsovereenkomsten afgesloten met universiteiten, hogescholen of erkende wetenschappelijke instellingen; - ondernemingen die onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma’s uitvoeren met onderzoekers met een bepaald diploma PhD of masterdiploma; - young innovative companies; dit zijn kleine bedrijven (max. 50 werknemers, max. jaaromzet van € 7.300.000 en balanstotaal van € 3.650.000) die: • 15% van hun uitgaven aan onderzoek besteden; • minder dan 10 jaar bestaan; • nieuw zijn opgericht en dus niet het gevolg zijn van een concentratie, herstructurering, overname of uitbreiding van activiteiten. Projecten Per categorie werkgevers gelden andere percentages waarvoor zij vrijgesteld zijn van doorstorting van bedrijfsvoorheffing: - universiteiten, hogescholen, het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek en het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek – Vlaanderen: 65%; - erkende wetenschappelijke instellingen: 50%; - PhD en masters in bedrijven: 25%; - samenwerking bedrijven met hogescholen, universiteiten of erkende wetenschappelijke instellingen: 50%; - young innovative companies: 50%. Aanvraagprocedure Bij de indiening van de aangifte in de bedrijfsvoorheffing (formulier 274) moet de werkgever bewijzen dat de werknemers voor wie een gedeeltelijke vrijstelling van de doorstorting van bedrijsvoorheffing geldt, inderdaad bij hem actief waren tijdens de periode waarop de aangifte betrekking heeft. De werkgever moet drie afzonderlijke aangiften in de bedrijfsvoorheffing indienen: - de eerste aangifte bevat de door de werkgever betaalde of toegekende belastbare inkomsten van werknemers die niet in deze maatregel zijn bedoeld en de verschuldigde bedrijfsvoorheffing; - de tweede aangifte bevat de door de werkgever betaald of toegekende belastbare inkomsten van de werknemers die wel in deze maatregel zijn bedoeld en de daarop ingehouden bedrijfsvoorheffing; - de derde aangifte bevat een negatief bedrag van de ingehouden bedrijfsvoorheffing. Ook moet de werkgever een nominatieve lijst (met gedetailleerde cijfers per persoon) indienen volgens dezelfde structuur als het formulier 274: niet-onderzoekers, onderzoekers, vermindering bedrijfsvoorheffing.
95
Aanvullende inlichtingen FOD Financiën Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit North Galaxy-bus 25 Koning Albert II-laan 33 1030 Brussel Tel.: 0257/257 57 (call center) E-mail:
[email protected] Website: fiscus.fgov.be of via belspo: www.belspo.be/belspo/fisc/index_nl.stm
96
9.
GEDEELTELIJKE VRIJSTELLING VAN DOORSTORTING VAN BEDRIJFSVOORHEFFING OP NACHT- EN PLOEGENARBEID
Inhoud steunmaatregel Een werkgever kan in aanmerking komen voor een fiscaal voordeel voor werknemers die ploegenarbeid of nachtarbeid verrichten. Deze werknemers ontvangen daarvoor een ploegenpremie. De werkgever houdt de bedrijfsvoorheffing in op het loon van de werknemer. De werkgever wordt gedeeltelijk vrijgesteld van het doorstorten van deze bedrijfsvoorheffing. Begunstigden Alle werkgevers onderworpen aan de personenbelasting, de vennootschapsbelasting of de rechtspersonenbelasting en in wiens onderneming ploegenarbeid of nachtarbeid wordt verricht, komen in aanmerking voor de vrijstelling, op voorwaarde dat zij hun werknemers een ploegenpremie uitbetalen en dat zij de bedrijfsvoorheffing op de bezoldigingen en premies inhouden. Projecten Werkgevers krijgen een gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing die ze hebben ingehouden op het loon van hun werknemer. Deze vrijstelling bedraagt 10,70% van het totale belastbare loon, inbegrepen de premies voor ploegenarbeid. De vrijstelling geldt niet voor vakantiegeld, eindejaarspremie en achterstallige bezoldigingen. Aanvraagprocedure De werkgever dient twee afzonderlijke aangiften in de bedrijfsvoorheffing in te dienen: - een eerste aangifte heeft betrekking op de aan al de werknemers betaalde of toegekende bezoldigingen; - een tweede aangifte heeft alleen betrekking op de belastbare bezoldigingen waarin de ploegenpremies zijn begrepen. De werkgever moet eveneens bewijzen dat de werknemer effectief ploegen- of nachtarbeid heeft verricht tijdens de periode waarvoor hij de vrijstelling vraagt. Daartoe dient een nominatieve opgave opgemaakt te worden met vermelding van de volledige identiteit van elke werknemer die in aanmerking komt als ook de periode van het jaar gedurende dewelke die werknemer ploegen- of nachtarbeid heeft verricht.
Aanvullende inlichtingen FOD Financiën Administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit North Galaxy-bus 25 Koning Albert II-laan 33 1030 Brussel Tel.: 0257/257 57 (call center) E-mail:
[email protected] Website: fiscus.fgov.be
97
DEEL III : STEUN BIJ AANWERVINGEN
98
1.
PARAFISCALE MAATREGELEN
1.1
DE STRUCTURELE VERMINDERING WERKGEVERSBIJDRAGEN
Inhoud steunmaatregel De structurele vermindering is een systeem waarbij de RSZ-werkgeversbijdragen verminderd worden. Het systeem stelt geen bijzondere bijkomende voorwaarden waaraan de werknemer moet voldoen. Het bestaat uit een basisvermindering. Deze vermindering wordt verhoogd wanneer het gaat om een werknemer met een laag loon of met een hoog loon. Een laag loon is een kwartaalloon van € 5.870,71 bruto bij volledige voltijdse prestaties. Een hoog loon is een kwartaalloon groter dan € 12.000 bruto. Voorwaarden U moet als werkgever aan geen bijzondere voorwaarden voldoen. De grootte van het voordeel verschilt wel in functie van het soort werkgever dat u bent. U kunt de vermindering toepassen voor iedere werknemer die onderworpen is aan alle regelingen van de sociale zekerheid. Dat geldt voor alle gewone arbeiders en bedienden uit de privésector, vanaf het jaar waarin zij 19 jaar oud zijn. Werknemers uit de openbare sector voldoen echter meestal niet aan deze voorwaarde. Voordelen Het voordeel bestaat uit een basisvermindering. Indien het loon van de werknemer voldoende laag of hoog is, wordt deze aangevuld met een bijkomende vermindering. Basisvermindering Als u een werkgever bent uit een sociale maribel sector, dan heeft u geen recht op de basisvermindering. Als u een beschutte werkplaats bent, dan bedraagt de basisvermindering € 471 per kwartaal. In de andere gevallen bedraagt de basisvermindering € 400 per kwartaal. Bijkomende vermindering voor lage lonen Deze bijkomende vermindering krijgt u alleen als het refertekwartaalloon van de werknemer lager is dan een bepaald bedrag. Als de werknemer voor wie u het voordeel wil berekenen dus deeltijds werkt, of niet het volledige kwartaal werkt, dan moet u zijn werkelijke loon eerst omrekenen naar een referteloon. Als u een werkgever bent uit een sociale maribel sector, dan wordt deze bijkomende vermindering als volgt berekend: 0,2267 vermenigvuldigd met het verschil tussen € 5.870,71 en het referteloon. Als u een beschutte werkplaats bent, dan wordt deze bijkomende vermindering als volgt berekend: 0,1620 vermenigvuldigd met het verschil tussen € 6.230,04 en het referteloon. In de andere gevallen wordt deze bijkomende vermindering als volgt berekend: 0,1620 vermenigvuldigd met het verschil tussen € 5.870,71 en het referteloon. Bijkomende vermindering voor hoge lonen. Deze vermindering is gelijk voor alle soorten werkgevers. Zij geldt slechts indien het werkelijke brutoloon voor het kwartaal hoger is dan € 12.000. Zij wordt als volgt berekend. Het verschil tussen het werkelijke loon en € 12.000, wordt vermenigvuldigd met 0,06. Elke € 100 dat het loon hoger is dan € 12.000 betekent dus dat de vermindering verhoogt met € 6. De totale vermindering (basis plus bijkomende) kan nooit meer bedragen dan de werkgeversbijdragen die voor de werknemer verschuldigd zijn.
99
Opgelet: De bedragen vastgesteld zoals hierboven, worden u slechts toegekend indien de werknemer gedurende een volledig kwartaal voltijds werkt. Werkt hij niet gedurende een volledig kwartaal of werkt hij slechts deeltijds, dan wordt het bedrag proportioneel verminderd. De precieze berekeningsregels van deze vermindering kunt u nalezen op de website van RSZ. Op die website kunt u tevens een programma downloaden waarmee u deze vermindering kunt berekenen. Diversen Deze maatregel mag niet gecombineerd worden met: Gesubsidieerde contractuelen - vermindering RSZwerkgeversbijdragen. Doorgaans wordt deze maatregel gecombineerd met ten hoogste één van de specifieke verminderingen van RSZ werkgeversbijdragen (vb. de vermindering voor oudere werknemers, voor langdurig werklozen, ...). Voor werkgevers die onder een sociale maribel sector vallen, geldt tevens een bijzondere regeling. Bij de bepaling van het maximumbedrag van de werkgeversbijdragen waarop de vermindering wordt toegepast, worden de verschuldigde bijdragen verminderd met € 365 per kwartaal. Voor beschutte werkplaatsen geldt deze regel niet. Aanvraagprocedure Er zijn geen speciale formaliteiten. Indien u voor de vermindering in aanmerking komt, mag u ze toepassen op de RSZ-aangifte.
Aanvullende inlichtingen Rijksdienst Sociale Zekerheid Victor Hortaplein, 11 1060 Brussel Tel.: 02/509 26 00 Fax: 02/509 39 64 E-mail:
[email protected] Website: www.onssrszlss.fgov.be
100
1.2
DOELGROEPVERMINDERING
1.2.1
OUDERE WERKNEMERS
Inhoud steunmaatregel Voor werknemers vanaf 50 jaar, geldt een vermindering van de werkgeversbijdragen verschuldigd aan de RSZ, variërend naar leeftijd en afhankelijk van het refertekwartaalloon. Begunstigden Als u een werkgever uit de privésector bent, en u behoort niet tot een sociale maribel sector (werkgevers uit de sector van de gezins- en bejaardenhulp komen echter wel in aanmerking), dan komt u voor deze vermindering in aanmerking. Werkgevers uit de openbare sector vallen op een paar uitzonderingen na niet onder de toepassing. Het moet gaan om een gewone arbeider of bediende, dit wil zeggen iemand die onderworpen is aan alle basisregelingen van de sociale zekerheid. U moet 2 gevallen onderscheiden: A. De werknemer moet minstens 50 jaar oud zijn op de laatste dag van het kwartaal en een refertekwartaalloon hebben dat lager is dan € 12.000. B. De werknemer moet minstens 57 jaar oud zijn op de laatste dag van het kwartaal en een refertekwartaalloon van € 12.000 of meer hebben. Zowel de werknemers die u nieuw in dienst neemt na die leeftijd, als werknemers die reeds bij u aan het werk waren, komen in aanmerking. Voordelen Naargelang het geval kan u de werkgeversbijdragen die u per kwartaal aan de RSZ moet betalen, verminderen met: A. [(leeftijd - 49) x 50] euro voor de werknemer {400 + [(leeftijd - 57) x 50]} euro voor de werknemer vanaf 57 jaar.
die
nog
geen
57
jaar
is
en
B. € 400. Tevens heeft u recht op de structurele bijdragevermindering. De totale vermindering kan nooit meer bedragen dan de werkgeversbijdragen die voor de werknemer verschuldigd zijn. Opgelet: deze bedragen worden u slechts toegekend indien de werknemer gedurende een volledig kwartaal voltijds werkt. Werkt hij niet gedurende een volledig kwartaal of werkt hij slechts deeltijds, dan wordt het bedrag proportioneel verminderd. De precieze berekeningsregels van deze vermindering kunt u nalezen op de website van de RSZ.
101
Diversen Deze maatregel mag niet gecombineerd worden met een andere specifieke maatregel waarbij een vermindering van de RSZ werkgeversbijdragen wordt toegestaan. Doorgaans wordt deze maatregel gecombineerd met de structurele vermindering van de RSZwerkgeversbijdragen. Voor werkgevers die onder een sociale maribel sector vallen geldt tevens een bijzondere regeling. Bij de bepaling van het maximumbedrag van de werkgeversbijdragen waarop de vermindering wordt toegepast, worden de verschuldigde bijdragen verminderd met € 365 per kwartaal. Voor beschutte werkplaatsen geldt deze regel niet. Aanvraagprocedure De aanvraagprocedure verloopt via de werkgever. Er zijn geen speciale formaliteiten. Indien u voor de vermindering in aanmerking komt, mag u ze toepassen op de RSZ-aangifte.
Aanvullende inlichtingen Rijksdienst Sociale Zekerheid Victor Hortaplein, 11 1060 Brussel Tel.: 02/509 26 00 Fax: 02/509 39 64 E-mail:
[email protected] Website: www.onssrszlss.fgov.be
102
1.2.2
EERSTE AANWERVINGEN
Inhoud steunmaatregel Werkgevers die een eerste, tweede of derde werknemer aanwerven, kunnen een vermindering krijgen van de aan de RSZ verschuldigde werkgeversbijdragen. Het voordeel is het grootst bij de aanwerving van de eerste werknemer, wat kleiner bij de aanwerving van een tweede werknemer, en nog wat kleiner bij de aanwerving van de derde werknemer. Voorwaarden U mag in het kwartaal waarin u de werknemer aanwerft en de vier daaraan voorafgaande kwartalen, nooit meer dan twee werknemers samen tewerkgesteld hebben. Het is een steunmaatregel die gericht is op kleine (nieuwe) werkgevers. U moet tevens behoren tot de privésector. Opgelet: als u als werkgever de zaak van een andere werkgever voortzet (vb. een vennootschap die een eenmanszaak opvolgt), of u maakt samen met andere werkgevers deel uit van dezelfde technische bedrijfseenheid (vb. drie vennootschappen die onderling nauw samenwerken) geldt een bijkomende voorwaarde. De werknemer die u aanwerft mag niet de vervanger zijn van een werknemer die de technische bedrijfseenheid heeft verlaten. Meer uitleg hierover kunt u nalezen op de website van de RSZ. Alle werknemers komen in aanmerking, met uitzondering van: - jongeren tot 31 december van het jaar dat zij 18 worden; - jongeren tewerkgesteld met een leerovereenkomst; - dienstboden; - gelegenheidsarbeiders in de land- en tuinbouwsector of in de horeca; - alle andere werknemers die niet onder de sociale zekerheidswet vallen (vb. studenten die minder dan 2x23 dagen per jaar werken). Voor de aanwerving van deze werknemers komt u niet in aanmerking voor de vermindering. Zij tellen echter evenmin mee om te bepalen hoeveel werknemers u in dienst hebt. Zij verhinderen dus niet dat u het voordeel kunt toepassen voor werknemers die u na hen aanwerft. Voordelen De vermindering is niet gebonden aan een bepaalde werknemer. De aanwerving van een (eerste, tweede of derde) werknemer laat een periode van 20 kwartalen aanvangen waarbinnen u de vermindering mag toepassen. U mag elk kwartaal opnieuw kiezen of u de vermindering toepast, en zo ja, voor welke werknemer. Het is dus niet vereist dat de werknemer die oorspronkelijk het recht opende, nog in dienst is. Voor een 1ste aanwerving worden de werkgeversbijdragen voor maximaal 5 kwartalen verminderd met € 1000 en gedurende maximaal 8 kwartalen 400 EUR. U bepaalt zelf de kwartalen dat u de vermindering wenst toe te passen, voor zover u tijdens het kwartaal ten minste één werknemer tewerkstelde. De aanwerving van de 2de werknemer opent het recht op een vermindering waarbij de werkgeversbijdragen voor maximaal 13 kwartalen verminderd worden met € 400. U bepaalt zelf de kwartalen dat u de vermindering wenst toe te passen, voor zover u tijdens het kwartaal minstens 2 werknemers, al dan niet tegelijkertijd tewerkstelde. De aanwerving van de 3de werknemer opent het recht op een vermindering waarbij de werkgeversbijdragen voor maximaal 9 kwartalen verminderd worden met € 400. U bepaalt zelf de kwartalen dat u de vermindering wenst toe te passen, voor zover u tijdens het kwartaal minstens 3 werknemers, al dan niet tegelijkertijd tewerkstelde.
103
Tevens heeft u recht op de structurele bijdragevermindering. De totale vermindering kan nooit meer bedragen dan de werkgeversbijdragen die voor de werknemer verschuldigd zijn. Opgelet: de bedragen van € 1.000 en € 400 worden u slechts toegekend indien de werknemer gedurende een volledig kwartaal voltijds werkt. Werkt hij niet gedurende een volledig kwartaal of werkt hij slechts deeltijds, dan wordt het bedrag proportioneel verminderd. De precieze berekeningsregels van deze vermindering kunt u nalezen op de website van de RSZ. Diversen Deze maatregel kan niet gecumuleerd worden met een andere specifieke maatregel waarbij een vermindering van de RSZ werkgeversbijdragen wordt toegestaan. Doorgaans wordt deze maatregel gecombineerd met de structurele vermindering van de RSZ werkgeversbijdragen. Aanvraagprocedure De aanvraagprocedure verloopt via de werkgever. Er zijn geen speciale formaliteiten. Indien u voor de vermindering in aanmerking komt mag u ze toepassen op de RSZ-aangifte.
Aanvullende inlichtingen Rijksdienst Sociale Zekerheid Victor Hortaplein 11 1060 Brussel Tel.: 02/509 26 00 Fax: 02/509 39 64 E-mail:
[email protected] Website: www.onssrszlss.fgov.be
104
1.2.3
DOELGROEPVERMINDERING – COLLECTIEVE ARBEIDSDUURVERMINDERING OF EEN VIERDAGENWEEK
Inhoud steunmaatregel In volgende gevallen kan de werkgever in aanmerking komen voor een vermindering van de RSZ-bijdragen. Het is groter naarmate de arbeidsduur meer vermindert. Een combinatie van arbeidsduurvermindering en vierdagenweek is extra voordelig: -
bij invoering van een collectieve verlaging van de wekelijkse arbeidsduur met minstens één uur; bij invoering van de vierdagenweek.
Voorwaarden U moet een werkgever zijn uit de privésector bent of een autonoom overheidsbedrijf. Werkgevers uit de openbare sector vallen op een paar uitzonderingen na niet onder deze toepassing. De maatregel geldt normaal enkel voor uw voltijdse werknemers. Zij moeten tot een categorie van werknemers behoren die voor onbepaalde tijd zijn overgegaan tot: - een effectieve vermindering van de arbeidsduur met minstens 1 vol arbeidsuur per week; - een vierdagenweek (4 volledige dagen of 3 volledige dagen en 2 halve dagen); - beide. Deeltijdse werknemers, die in dienst zijn op het moment dat de arbeidsduur wordt verminderd, kunnen soms ook in aanmerking komen. Dat zijn de deeltijdsen van wie u het loon moet aanpassen omdat zij een arbeidsovereenkomst hebben waarin de arbeidstijd uitgedrukt wordt in absolute uren. Als zij op geen enkele manier hun arbeid verminderen komen zij in aanmerking. Voordelen De werkgeversbijdragen die u per kwartaal aan de RSZ moet betalen, verminderen met € 400 per kwartaal. Het aantal kwartalen waarin u het voordeel krijgt, varieert als volgt: -
als u overgaat naar een 37-uren week of minder: 8 kwartalen; als u overgaat naar een 36-uren week of minder: 12 kwartalen; als u overgaat naar een 35-uren week: 16 kwartalen; als u de vierdagenweek invoert: 4 kwartalen.
Als u beide invoert krijgt de eerste 4 kwartalen € 1.000 vermindering. De totale vermindering kan nooit meer bedragen dan de werkgeversbijdragen die voor de werknemer verschuldigd zijn. Opgelet: het bedrag van € 400, respectievelijk € 1.000, wordt u slechts toegekend indien de werknemer gedurende een volledig kwartaal voltijds werkt. Werkt hij niet gedurende een volledig kwartaal of werkt hij slechts deeltijds, dan wordt het bedrag proportioneel verminderd. De precieze berekeningsregels van deze vermindering kunt u nalezen op de website van de RSZ. Diversen Deze vermindering kan niet gecumuleerd worden met een andere specifieke maatregel waarbij een vermindering van de RSZ werkgeversbijdragen wordt toegestaan. Doorgaans wordt deze maatregel gecombineerd met de structurele vermindering van de RSZwerkgeversbijdragen. Voor werkgevers die onder een sociale maribel sector vallen, geldt tevens een bijzondere regeling. Bij de bepaling van het maximumbedrag van de werkgeversbijdragen waarop de vermindering wordt
105
toegepast, worden de verschuldigde bijdragen verminderd met € 365 per kwartaal. Voor beschutte werkplaatsen geldt deze regel niet. Aanvraagprocedure De aanvraagprocedure verloopt via de werkgever. Er zijn geen speciale formaliteiten. Indien uw werknemer voor de vermindering in aanmerking komt, mag u ze toepassen op de RSZ-aangifte.
Aanvullende inlichtingen Rijksdienst Sociale Zekerheid Victor Hortaplein 11 1060 Brussel Tel.: 02/509 26 00 Fax: 02/509 39 64 E-mail:
[email protected] Website: www.onssrszlss.fgov.be
106
1.2.4
ACTIVA VOOR MIN-45-JARIGEN
Inhoud steunmaatregel Deze maatregel bevordert de herinschakeling van werkzoekenden in het normale arbeidscircuit door het toekennen van: -
een vermindering van werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid (SZ); een geactiveerde werkloosheidsuitkering (werkuitkering genaamd). De werkgever kan deze in mindering brengen van het te betalen nettoloon. De Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) betaalt deze uitkering aan de werknemer.
Voorwaarden U komt in aanmerking: - als u een werkgever van de privésector bent; - als u een autonoom overheidsbedrijf, een openbare kredietinstelling, een openbare maatschappij voor personenvervoer, een openbaar uitzendbureau, een provincie of gemeente bent, afhangt van een gemeente/provincie of een vereniging van gemeenten/provincies bent én u bovendien contractueel personeel in dienst neemt; - als u een onderwijsinstelling bent én u bovendien contractueel onderhouds-, administratief of ondersteunend personeel in dienst neemt.
107
UVW = uitkeringsgerechtigde volledig werkloze INWWZ = ingeschreven als niet werkend werkzoekende Als de werknemer minder dan 25 jaar is En als hij UVW is En als hij:
dan kent de RSZ of dan kent de RVA aan de RSZ-PPO u toe: werknemer toe:
- 312 dagen INWWZ bewijst in de loop van de RSZ-vermindering 1 maand en de 18 voorgaande kalendermaanden
Geactiveerde werkloosheidsuitkering 1
En als hij GEEN UVW is En als hij:
dan kent de RSZ of RSZ-PPO u toe:
- INWWZ is én 312 dagen INWWZ bewijst in de loop van de maand en de 18 voorgaande kalendermaanden
RSZ-vermindering 1
Als de werknemer minstens 25 jaar maar minder dan 45 jaar is En als hij:
dan kent de RSZ of RSZ-PPO u toe:
- INWWZ is én 312 dagen INWWZ bewijst in de loop van de maand en de 18 voorgaande kalendermaanden
RSZ-vermindering 1
Als de werknemer minder dan 45 jaar is En als hij UVW is En als hij:
dan kent de RSZ of RSZ-PPO u toe:
dan kent de RVA aan de werknemer toe:
- 624 dagen INWWZ bewijst in de loop van de maand en de 36 voorgaande kalendermaanden
RSZ-vermindering 2
Geactiveerde werkloosheidsuitkering 1
- 936 dagen INWWZ bewijst in de loop van de maand en de 54 voorgaande kalendermaanden
RSZ-vermindering 3
Geactiveerde werkloosheidsuitkering 2
- 1560 dagen INWWZ bewijst in de loop van de maand en de 90 voorgaande kalendermaanden
RSZ-vermindering 4
Geactiveerde werkloosheidsuitkering 3
En als hij GEEN UVW is En als hij:
dan kent de RSZ of RSZ-PPO u toe:
- INWWZ is én 624 dagen INWWZ bewijst in de loop van de maand en de 36 voorgaande kalendermaanden
RSZ-vermindering 2
- INWWZ is én 936 dagen INWWZ bewijst in de loop van de maand en de 54 voorgaande kalendermaanden
RSZ-vermindering 3
- INWWZ is én 1560 dagen INWWZ bewijst in de loop van de maand en de 90 voorgaande kalendermaanden
RSZ-vermindering 4
108
Voordelen U komt in aanmerking voor een vermindering van de werkgeversbijdragen voor de SZ. U kunt aanspraak maken op één van de volgende 4 types vermindering. Dit is afhankelijk van de precieze voorwaarden die de werknemer vervult (zie de tabel onder ‘Voorwaarden’). SZ-vermindering:
De vermindering bedraagt per kwartaal:
1
1.000 EUR van kwartaal 1 tot 5
2
1.000 EUR van kwartaal 1 tot 9
3
1.000 EUR van kwartaal 1 tot 9 400 EUR van kwartaal 10 tot 13
4
1.000 EUR van kwartaal 1 tot 9 400 EUR van kwartaal 10 tot 21
Opgelet: de RSZ kent u het bedrag van de vermindering toe indien de werknemer gedurende een volledig kwartaal voltijds werkt. Werkt hij niet gedurende een volledig kwartaal en/of werkt hij slechts deeltijds, dan zal de RSZ of RSZ-PPO deze bedragen proportioneren. De vermindering kan evenwel nooit meer bedragen dan de bijdrage die u verschuldigd bent. De werknemer krijgt in bepaalde gevallen een geactiveerde werkloosheidsuitkering, werkuitkering genaamd. Hij kan aanspraak maken op één van de volgende 3 types werkuitkering. Dit is afhankelijk van de precieze voorwaarden die hij vervult (zie de tabel onder ‘Voorwaarden’). Werkuitkering:
De werkuitkering bedraagt per maand:
1
500 EUR van kalendermaand 1 tot 16
2
500 EUR van kalendermaand 1 tot 24
3
500 EUR van kalendermaand 1 tot 30
Opgelet: de RVA kent de werknemer het bedrag van € 500 toe indien hij voltijds werkt. Werkt hij niet voltijds, dan wordt 500 vermenigvuldigd met de contractuele tewerkstellingsbreuk. Het bedrag van de werkuitkering kan voor een bepaalde kalendermaand evenwel nooit het bedrag van het verschuldigde nettoloon overschrijden. U kan de werkuitkering in mindering brengen van het te betalen nettoloon. Diversen Deze maatregel mag niet gecombineerd worden met: Inzake vermindering van werkgeversbijdragen voor de SZ: niet cumuleerbaar met de bijdrageverminderingen toegekend in het kader van: - tewerkstelling voor jongeren (< 30 jaar); - aanwerving van de eerste drie werknemers - vermindering RSZ werkgeversbijdragen; - collectieve arbeidsduurvermindering en vierdagenweek - vermindering RSZ werkgeversbijdragen; - herstructureringen; - de indienstneming van langdurig werkzoekenden: Doorstromingsprogramma' s (DSP), Sociale inschakelingseconomie (SINE); - elke andere bijdragevermindering voor bepaalde werknemersdoelgroepen.
109
Inzake geactiveerde werkloosheidsuitkeringen: niet cumuleerbaar met andere activeringsmaatregelen, meer bepaald: - Doorstromingsprogramma' s (DSP); - Sociale inschakelingseconomie (SINE); - ACTIVA START (activering van werkloosheidsuitkeringen in het kader van startbanen). Doorgaans wordt deze maatregel gecombineerd met: -
de structurele vermindering van de RSZ werkgeversbijdragen; dienstencheques (= betaalmiddel voor hulp van huishoudelijke aard).
Aanvraagprocedure De aanvraagprocedure verloopt via de werkgever: 1. De werknemer moet in het bezit zijn van een werkkaart Bezit de werknemer geen werkkaart, dan kan hij, alleen of samen met u, een kaart aanvragen bij het werkloosheidsbureau (WB) van de RVA bevoegd voor zijn hoofdverblijfplaats. Dit moet gebeuren ten laatste 30 dagen na de dag van de indienstneming. U gebruikt daarvoor het formulier C63 werkkaart. U kan het formulier C63 werkkaart bij het WB krijgen. U kan het ook downloaden van de site van de RVA. Opgelet: in geval van laattijdige aanvraag zullen de voordelen wel worden toegekend, maar voor een verminderde periode. De periode wordt namelijk verminderd met een periode: - die aanvangt op de dag van indienstneming; - en die eindigt op de laatste dag van het kwartaal waarin de laattijdige aanvraag van de kaart gesitueerd is. 2. Uw RSZ-kwartaalaangifte Opent de werkkaart enkel het recht op SZ-bijdrageverminderingen, dan vermeldt u deze op uw RSZkwartaalaangifte. U hoeft de werkkaart niet over te maken aan de RSZ/RSZ-PPO. De RVA maakt de gegevens zelf over aan deze instellingen. Opent de werkkaart bovendien het recht op een werkuitkering: zie punt 3 en volgende. 3. U sluit een arbeidsovereenkomst met de werknemer Indien de werknemer een werkuitkering kan ontvangen, moet de arbeidsovereenkomst een aantal verplichte vermeldingen bevatten, meer bepaald: - dat een werkkaart is gegeven waaruit blijkt dat de werknemer in aanmerking komt voor de werkuitkering en voor welke periode; - dat u het maandelijks te betalen loon verkrijgt door de werkuitkering in mindering te brengen van het nettoloon voor de beschouwde maand. In de praktijk kan u hiervoor het formulier ‘bijlage arbeidsovereenkomst ACTIVA’ gebruiken. U kan dit formulier bij het WB krijgen. U kan het ook downloaden van de site van de RVA: www.rva.be. 4. De werknemer dient een uitkeringsaanvraag in De werknemer moet de werkuitkering vragen door deze arbeidsovereenkomst én de bijlage arbeidsovereenkomst ACTIVA in te dienen. Hij maakt deze stukken over aan zijn uitbetalingsinstelling (UI) (vakbond of Hulpkas voor Werkloosheidsuitkeringen - HVW). Deze dient die stukken in bij het WB. Zijn aanvraag moet uiterlijk de laatste dag van de vierde maand volgend op de maand waarin de indienstneming gesitueerd is, toekomen op dit WB. Opgelet: in geval van laattijdige aanvraag zal de RVA de werkuitkering slechts toekennen voor een verminderde periode. De periode wordt namelijk verminderd met een periode: - die aanvangt op de dag van indienstneming; - en die eindigt op de laatste dag van de maand vóór die waarin de laattijdige aanvraag van de uitkering gesitueerd is. Was de werkkaart eveneens laattijdig aangevraagd, dan kan dit een nog latere datum zijn (zie punt 1). Het WB zal u dan verwittigen of de werknemer al dan niet gerechtigd is op de werkuitkering. Is dit het geval, dan kan u deze uitkering in mindering brengen van het te betalen nettoloon.
110
5. Het loon en de werkuitkering worden maandelijks betaald Heeft het WB u verwittigd dat hij een werkuitkering zal toekennen, dan trekt u het bedrag ervan af van het nettoloon voor de bewuste kalendermaand. U betaalt slechts het saldo. U geeft de werknemer een ingevuld formulier C78ACTIVA. Deze zal dit indienen bij zijn UI die hem de maandelijkse werkuitkering zal uitbetalen. U kan een elektronische aangifte verrichten in plaats van een papieren formulier C78ACTIVA in te vullen. U bezorgt dan een print van deze aangifte aan de werknemer. Zie het portaal van de sociale zekerheid: http://socialsecurity.fgov.be/.
Aanvullende inlichtingen Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) Victor Hortaplein 11 1060 Brussel Tel.: 02/509 26 00 Fax: 02/509 39 64 E-mail:
[email protected] Website: www.onssrszlss.fgov.be Rijksdienst voor Sociale Zekerheid Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten (RSZ-PPO) Jozef II straat 47 1000 Brussel Tel.: 02/239 12 11 Fax: 02/234 34 34 E-mail:
[email protected] Website: www.rszppo.fgov.be
111
1.2.5
ACTIVA VOOR 45-PLUSSERS
Inhoud steunmaatregel Deze maatregel bevordert de herinschakeling van werkzoekende in het normale arbeidscircuit door het toekennen van: - een vermindering van werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid (SZ); - een geactiveerde werkloosheidsuitkering (werkuitkering genaamd). De werkgever kan deze in mindering brengen van het te betalen nettoloon. De Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) betaalt deze uitkering aan de werknemer. Voorwaarden U komt in aanmerking: - als u een werkgever van de privésector ben; - als u een autonoom overheidsbedrijf, een openbare kredietinstelling, een openbare maatschappij voor personenvervoer, een openbaar uitzendbureau, een provincie of gemeente bent, afhangt van een gemeente/provincie of een vereniging van gemeenten/provincies bent én u bovendien contractueel personeel in dienst neemt; - als u een onderwijsinstelling bent én u bovendien contractueel onderhouds-, administratief of ondersteunend personeel in dienst neemt. UVW = uitkeringsgerechtigde volledig werkloze INWWZ = ingeschreven als niet werkend werkzoekende Als de werknemer minstens 45 jaar is En als hij:
dan kent de RSZ of RSZ-PPO u toe:
- INWWZ is én 156 dagen INWWZ bewijst RSZ-vermindering in de loop van de maand en de 9 voorgaande 1 kalendermaanden - INWWZ is én 312 dagen INWWZ bewijst RSZ-vermindering in de loop van de maand en de 18 2 voorgaande kalendermaanden Als de werknemer minstens 45 jaar is En als hij UVW is En als hij:
dan kent de RSZ of dan kent de RVA aan de RSZ-PPO u toe: werknemer toe:
- 468 dagen INWWZ bewijst in de loop van RSZ-vermindering de maand en de 27 voorgaande 2 kalendermaanden
Geactiveerde werkloosheidsuitkering
En als hij GEEN UVW is En als hij:
dan kent de RSZ of RSZ-PPO u toe:
- 468 dagen INWWZ bewijst in de loop van RSZ-vermindering de maand en de 27 voorgaande 2 kalendermaanden
112
Voordelen U komt in aanmerking voor een vermindering van de werkgeversbijdragen voor de SZ. U kunt aanspraak maken op één van de volgende 2 types vermindering. Dit is afhankelijk van de precieze voorwaarden die de werknemer vervult (zie de tabel onder ‘Voorwaarden’). RSZ-vermindering
De vermindering bedraagt per kwartaal:
1
1.000 EUR van kwartaal 1 tot 5 400 EUR van kwartaal 6 tot 21
2
1.000 EUR van kwartaal 1 tot 21
Opgelet: de RSZ kent u het bedrag van de vermindering toe indien de werknemer gedurende een volledig kwartaal voltijds werkt. Werkt hij niet gedurende een volledig kwartaal en/of werkt hij slechts deeltijds, dan zal de RSZ of RSZ-PPO deze bedragen proportioneren. De vermindering kan evenwel nooit meer bedragen dan de bijdrage die u verschuldigd bent. De werknemer krijgt in bepaalde gevallen een geactiveerde werkloosheidsuitkering, werkuitkering genaamd. Dit is afhankelijk van de precieze voorwaarden die hij vervult (zie de tabel onder ‘Voorwaarden’). Werkuitkering:
De werkuitkering bedraagt per maand: 500,00 EUR van kalendermaand 1 tot 30
Opgelet: de RVA kent de werknemer het bedrag van € 500 toe indien hij voltijds werkt. Werkt hij niet voltijds, dan wordt 500 vermenigvuldigd met de contractuele tewerkstellingsbreuk. Het bedrag van de werkuitkering kan voor een bepaalde kalendermaand evenwel nooit het bedrag van het verschuldigde nettoloon overschrijden. U kan de werkuitkering in mindering brengen van het te betalen nettoloon. Diversen Deze maatregel mag niet gecombineerd worden met: Inzake vermindering van werkgeversbijdragen voor de SZ: niet cumuleerbaar met de bijdrageverminderingen toegekend in het kader van: - tewerkstelling voor ouderen (>of= 57 jaar); - aanwerving van de eerste drie werknemers - vermindering RSZ werkgeversbijdragen; - collectieve arbeidsduurvermindering en vierdagenweek - vermindering RSZ werkgeversbijdragen; - herstructureringen; - de indienstneming van langdurig werkzoekenden: Doorstromingsprogramma' s (DSP), Sociale inschakelingspremie (SINE); - elke andere bijdragevermindering voor bepaalde werknemersdoelgroepen. Inzake geactiveerde werkloosheidsuitkeringen: niet cumuleerbaar met andere activeringsmaatregelen, meer bepaald: - Doorstromingsprogramma' s (DSP); - Sociale inschakelingseconomie (SINE). Doorgaans wordt deze maatregel gecombineerd met: -
de structurele vermindering van de RSZ werkgeversbijdragen; dienstencheques (= betaalmiddel voor hulp van huishoudelijke aard).
113
Aanvraagprocedure De aanvraagprocedure verloopt via de werkgever: 1. De werknemer moet in het bezit zijn van een werkkaart Bezit de werknemer geen werkkaart, dan kan hij, alleen of samen met u, een kaart aanvragen bij het werkloosheidsbureau (WB) van de RVA bevoegd voor zijn hoofdverblijfplaats. Dit moet gebeuren ten laatste 30 dagen na de dag van de indienstneming. U gebruikt daarvoor het formulier C63 werkkaart. U kan het formulier C63 werkkaart bij het WB krijgen. U kan het ook downloaden van de website van de RVA: www.rva.be. Opgelet: in geval van laattijdige aanvraag zullen de voordelen wel worden toegekend, maar voor een verminderde periode. De periode wordt namelijk verminderd met een periode: - die aanvangt op de dag van indienstneming; - en die eindigt op de laatste dag van het kwartaal waarin de laattijdige aanvraag van de kaart gesitueerd is. 2. Uw RSZ-kwartaalaangifte Opent de werkkaart enkel het recht op SZ-bijdrageverminderingen, dan vermeldt u deze op uw RSZkwartaalaangifte. U hoeft de werkkaart niet over te maken aan de RSZ/RSZ-PPO. De RVA maakt de gegevens zelf over aan deze instellingen. Opent de werkkaart bovendien het recht op een werkuitkering: zie punt 3 en volgende. 3. U sluit een arbeidsovereenkomst met de werknemer Indien de werknemer een werkuitkering kan ontvangen, moet de arbeidsovereenkomst een aantal verplichte vermeldingen bevatten, meer bepaald: - dat een werkkaart is gegeven waaruit blijkt dat de werknemer in aanmerking komt voor de werkuitkering en voor welke periode; - dat u het maandelijks te betalen loon verkrijgt door de werkuitkering in mindering te brengen van het nettoloon voor de beschouwde maand. In de praktijk kan u hiervoor het formulier ‘bijlage arbeidsovereenkomst ACTIVA’ gebruiken. U kan dit formulier bij het WB krijgen. U kan het ook downloaden van de website van de RVA: www.rva.be. 4. De werknemer dient een uitkeringsaanvraag in De werknemer moet de werkuitkering vragen door deze arbeidsovereenkomst én de bijlage arbeidsovereenkomst ACTIVA in te dienen. Hij maakt deze stukken over aan zijn uitbetalingsinstelling (UI) (vakbond of Hulpkas voor Werkloosheidsuitkeringen - HVW). Deze dient die stukken in bij het WB. Zijn aanvraag moet uiterlijk de laatste dag van de vierde maand volgend op de maand waarin de indienstneming gesitueerd is, toekomen op dit WB. Opgelet: in geval van laattijdige aanvraag zal de RVA de werkuitkering slechts toekennen voor een verminderde periode. De periode wordt namelijk verminderd met een periode: - die aanvangt op de dag van indienstneming; - en die eindigt op de laatste dag van de maand vóór die waarin de laattijdige aanvraag van de uitkering gesitueerd is. Was de werkkaart eveneens laattijdig aangevraagd, dan kan dit een nog latere datum zijn (zie punt 1). Het WB zal u dan verwittigen of de werknemer al dan niet gerechtigd is op de werkuitkering. Is dit het geval, dan kan u deze uitkering in mindering brengen van het te betalen nettoloon. 5. Het loon en de werkuitkering worden maandelijks betaald Heeft het WB u verwittigd dat hij een werkuitkering zal toekennen, dan trekt u het bedrag ervan af van het nettoloon voor de bewuste kalendermaand. U betaalt slechts het saldo. U geeft de werknemer een ingevuld formulier C78ACTIVA. Deze zal dit indienen bij zijn UI die hem de maandelijkse werkuitkering zal uitbetalen. U kan een elektronische aangifte verrichten in plaats van een papieren formulier C78ACTIVA in te vullen. U bezorgt dan een print van deze aangifte aan de werknemer. Zie de website van de sociale zekerheid: socialsecurity.fgov.be.
114
Aanvullende inlichtingen Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) Victor Hortaplein 11 1060 Brussel Tel.: 02/509 26 00 Fax: 02/509 39 64 E-mail:
[email protected] Website: www.onssrszlss.fgov.be Rijksdienst voor Sociale Zekerheid Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten (RSZ-PPO) Jozef II straat 47 1000 Brussel Tel.: 02/239 12 11 Fax: 02/234 34 34 E-mail:
[email protected] Website: www.rszppo.fgov.be
115
1.2.6
DOORSTROMINGSPROGRAMMA’S (DSP)
Inhoud steunmaatregel Deze maatregel biedt langdurig werklozen de mogelijkheid om beroepservaring op te doen bij openbare diensten, vzw' s of niet commerciële verenigingen. Op die manier kunnen ze hun positie op de arbeidsmarkt verbeteren en eventueel doorstromen naar een reguliere arbeidsovereenkomst. Dit gebeurt door het toekennen van: - een vermindering van werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid (SZ); - een geactiveerde werkloosheidsuitkering (integratie-uitkeringen genaamd). De werkgever kan deze in mindering brengen van het te betalen nettoloon. De Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) betaalt deze uitkering aan de werknemer Voorwaarden U komt in aanmerking: - als u een werkgever van de openbare sector bent; - als u een VZW of niet-commerciële vereniging bent; én u bovendien een doorstromingsprogramma opricht. Dit is een programma dat tegemoet komt aan de collectieve maatschappelijke noden waaraan niet of onvoldoende wordt tegemoet gekomen via het reguliere arbeidscircuit. De bevoegde minister van tewerkstelling moet zo een programma erkennen.
116
UVW = uitkeringsgerechtigde volledig werkloze. Laaggeschoold = de werknemer is niet in het bezit van een diploma of getuigschrift van het hoger secundair onderwijs. Wachtuitkeringen = uitkeringen als UVW die de werknemer ontvangt als schoolverlater (op basis van bepaalde studies). Werkloosheidsuitkeringen = uitkeringen als UVW die de werknemer ontvangt na voldoende gewerkt te hebben. ALS de werknemer minder dan 25 jaar is En ALS hij laaggeschoold is En ALS hij UVW is En ALS hij:
DAN kent de RSZ of RSZPPO u toe:
- sedert minstens 9 maanden uitkeringen als UVW geniet
RSZ-vermindering 1
ALS de werknemer minder dan 25 jaar is En ALS hij NIET laaggeschoold is En ALS hij UVW is En ALS hij:
DAN kent de RSZ of RSZPPO u toe:
- sedert minstens 12 maanden wachtuitkeringen als UVW RSZ-vermindering 1 geniet - sedert minstens 24 maanden werkloosheidsuitkeringen als RSZ-vermindering 2 UVW geniet ALS de werknemer minstens 25 jaar, maar minder dan 45 jaar is En ALS hij UVW is En ALS hij:
DAN kent de RSZ of RSZPPO u toe:
- sedert minstens 12 maanden wachtuitkeringen als UVW RSZ-vermindering 1 geniet - sedert minstens 24 maanden werkloosheidsuitkeringen als RSZ-vermindering 2 UVW geniet ALS de werknemer minstens 45 jaar is En ALS hij UVW is En ALS hij:
DAN kent de RSZ of RSZPPO u toe:
- sedert minstens 12 maanden wachtuitkeringen als UVW RSZ-vermindering 3 geniet - sedert minstens 24 maanden werkloosheidsuitkeringen als RSZ-vermindering 4 UVW geniet Deze werknemers krijgen bovendien een geactiveerde werkloosheidsuitkering.
117
Gemeente met verhoogde werkloosheid = een gemeente waar de werkloosheidsgraad minstens 20% hoger ligt dan het gemiddelde van het Gewest. De werknemer moet er wonen op het ogenblik van zijn indiensttreding. U vindt een lijst van deze gemeenten op de website van de RVA. Klik op Tewerkstelling -> Doorstromingsprogramma' s -> Reglementering -> Infobladen werkgevers. PWA-vrijstelling = vrijstelling die een werknemer krijgt indien hij 180 uren prestaties in een Plaatselijk werkgelegenheidsagentschap (PWA) bewijst. Deze prestaties moeten liggen in een periode van 6 kalendermaanden vóór de maand waarin hij de vrijstelling vraagt. De RVA kent de vrijstelling toe voor een hernieuwbare periode van 6 kalendermaanden ALS de werknemer woont in een gemeente met verhoogde werkloosheid En ALS het uurrooster van zijn arbeidsovereenkomst: DAN kent de RVA aan de werknemer toe: >= 4/5 van een voltijds uurrooster bedraagt
Geactiveerde werkloosheidsuitkering 1
>= 1/2én < 4/5 van een voltijds uurrooster bedraagt
Geactiveerde werkloosheidsuitkering 2
< 1/2 van een voltijds uurrooster bedraagt
Niets
ALS de werknemer NIET woont in een gemeente met verhoogde werkloosheid En ALS hij een PWA-vrijstelling heeft En ALS het uurrooster van zijn arbeidsovereenkomst: DAN kent de RVA aan de werknemer toe: >= 4/5 van een voltijds uurrooster bedraagt
Geactiveerde werkloosheidsuitkering 3
>= 1/2én < 4/5 van een voltijds uurrooster bedraagt
Geactiveerde werkloosheidsuitkering 4
< 1/2 van een voltijds uurrooster bedraagt
Niets
En ALS hij GEEN PWA-vrijstelling heeft En ALS het uurrooster van zijn arbeidsovereenkomst: DAN kent de RVA aan de werknemer toe: >= 4/5 van een voltijds uurrooster bedraagt
Geactiveerde werkloosheidsuitkering 5
>= 1/2én < 4/5 van een voltijds uurrooster bedraagt
Geactiveerde werkloosheidsuitkering 6
< 1/2 van een voltijds uurrooster bedraagt
Niets
Voordelen U krijgt een vermindering van de werkgeversbijdragen voor de SZ. U kunt aanspraak maken op één van de volgende 4 types vermindering. Dit is afhankelijk van de precieze voorwaarden die de werknemer vervult (zie de tabel onder ‘Voorwaarden’). RSZ-vermindering:
De vermindering bedraagt per kwartaal:
1
1.000 EUR van kwartaal 1 tot 5 400 EUR van kwartaal 6 tot 9
2
1.000 EUR van kwartaal 1 tot 9
3
1.000 EUR van kwartaal 1 tot 5 400 EUR van kwartaal 6 tot 13
4
1.000 EUR van kwartaal 1 tot 13
Opgelet: de RSZ kent u het bedrag van de vermindering toe indien de werknemer gedurende een volledig kwartaal voltijds werkt. Werkt hij niet gedurende een volledig kwartaal en/of werkt hij slechts deeltijds, dan zal de RSZ of RSZ-PPO deze bedragen proportioneren.
118
De vermindering kan evenwel nooit meer bedragen dan de bijdrage die u verschuldigd bent. De werknemer krijgt in bepaalde gevallen een geactiveerde werkloosheidsuitkering, integratie-uitkering genaamd. Dit is afhankelijk van de precieze voorwaarden die hij vervult (zie de tabel onder ‘Voorwaarden’). Integratie-uitkering
De integratie-uitkering bedraagt per maand:
1
545,37 EUR van maand 1 tot 36
2
433,81 EUR van maand 1 tot 36
3
371,84 EUR van maand 1 tot 36
4
297,47 EUR van maand 1 tot 36
5
322,26 EUR van maand 1 tot 24
6
247,89 EUR van maand 1 tot 24
Het bedrag van de integratie-uitkering kan voor een bepaalde kalendermaand nooit het bedrag van het verschuldigde nettoloon overschrijden. U kan de integratie-uitkering in mindering brengen van het te betalen nettoloon. Opgelet: de periode van 24 of 36 maanden is een ‘krediet’ dat de RVA slechts één keer toekent gedurende de ganse beroepsloopbaan. Is dit krediet uitgeput, dan kent de RVA de integratie-uitkering dus niet meer toe. Diversen Deze maatregel mag niet gecombineerd worden met: Inzake vermindering van werkgeversbijdragen voor de SZ: niet cumuleerbaar met de bijdrageverminderingen toegekend in het kader van: - tewerkstelling voor ouderen(>of= 57 jaar); - tewerkstelling voor jongeren (< 30 jaar); - aanwerving van de eerste drie werknemers - vermindering RSZ werkgeversbijdragen; - collectieve arbeidsduurvermindering en vierdagenweek - vermindering RSZ werkgeversbijdragen; - herstructureringen; - de indienstneming van langdurig werkzoekenden: Sociale inschakelingseconomie (SINE), ACTIVA voor min-45-jarigen, ACTIVA voor 45-plussers; - elke andere bijdragevermindering voor bepaalde werknemersdoelgroepen. Inzake geactiveerde werkloosheidsuitkeringen: niet cumuleerbaar met andere activeringsmaatregelen, meer bepaald: - ACTIVA voor min-45-jarigen, ACTIVA voor 45-plussers; - ACTIVA START (activering van werkloosheidsuitkeringen in het kader van startbanen); - Sociale inschakelingseconomie (SINE). Doorgaans wordt deze maatregel gecombineerd met: -
de structurele vermindering van de RSZ werkgeversbijdragen; dienstencheques (= betaalmiddel voor hulp van huishoudelijke aard).
119
Aanvraagprocedure De aanvraagprocedure verloopt via de werkgever: 1. U vraagt een erkenning van uw project U kunt slechts doorstromingsprogramma' s opstarten indien deze kaderen in een project. De bevoegde minister van tewerkstelling moet deze erkennen. 2. De werknemer moet in het bezit zijn van een attest C63.3DSP Bezit de werknemer geen attest C63.3DSP, dan kan hij dit attest aanvragen bij het werkloosheidsbureau (WB) van de RVA bevoegd voor zijn hoofdverblijfplaats. Hij gebruikt daarvoor hetzelfde formulier C63.3DSP. U kan het formulier C63.3DSP bij het WB krijgen. U kan het ook downloaden van de site van de RVA . 3. U sluit een arbeidsovereenkomst met de werknemer In de praktijk kan u hiervoor het formulier C201.3 gebruiken. U kan dit formulier bij het WB krijgen. U kan het ook downloaden van de site van de RVA. 4. Uw RSZ-kwartaalaangifte Het attest C63.3DSP opent het recht op SZ-bijdrageverminderingen. U vermeldt deze op uw RSZkwartaalaangifte. U hoeft het attest C63.3DSP niet over te maken aan de RSZ/RSZ-PPO. De RVA maakt de gegevens zelf over aan deze instellingen. 5. De werknemer dient een uitkeringsaanvraag in De werknemer moet de integratie-uitkering vragen door deze arbeidsovereenkomst C201.3 in te dienen. Hij voegt tevens een kopie van de beslissing toe waarbij het project is goedgekeurd (zie punt 1). Hij maakt deze stukken over aan zijn uitbetalingsinstelling (UI) (vakbond of Hulpkas voor Werkloosheidsuitkeringen HVW). Deze dient die stukken in bij het WB. Zijn aanvraag moet uiterlijk de laatste dag van de arbeidsovereenkomst, toekomen op dit WB. Het WB zal u dan verwittigen of de werknemer al dan niet gerechtigd is op de integratie-uitkering. Is dit het geval, dan kan u deze uitkering in mindering brengen van het te betalen nettoloon. 6. Het loon en de integratie-uitkering worden maandelijks betaald Heeft het WB u verwittigd dat hij een integratie-uitkering zal toekennen, dan trekt u het bedrag ervan af van het nettoloon voor de bewuste kalendermaand. U betaalt slechts het saldo. U geeft de werknemer een ingevuld formulier C78.3. Deze zal dit indienen bij zijn UI die hem de maandelijkse integratie-uitkering zal uitbetalen. U kan een elektronische aangifte verrichten in plaats van een papieren formulier C78.3 in te vullen. U bezorgt dan een print van deze aangifte aan de werknemer. Zie de website van de Sociale Zekerheid.
Aanvullende inlichtingen Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) Victor Hortaplein 11 1060 Brussel Tel.: 02/509 26 00 Fax: 02/509 39 64 E-mail:
[email protected] Website: www.onssrszlss.fgov.be Rijksdienst voor Sociale Zekerheid Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten (RSZ-PPO) Jozef II straat 47 1000 Brussel Tel.: 02/239 12 11 Fax: 02/234 34 34 E-mail:
[email protected] Website: www.rszppo.fgov.be
120
1.2.7
SOCIALE INSCHAKELINGSECONOMIE (SINE)
Inhoud steunmaatregel Werklozen, die moeilijk te plaatsen zijn, tracht men herin te schakelen via de zogenaamde sociale inschakelingseconomie. Men stimuleert dit door: -
de RSZ-bijdragen van de werkgevers voor die werknemers te verminderen; een gedeelte van het nettoloon terug te betalen aan de werkgever. De RVA betaalt immers de werkloosheidsvergoeding van de werknemer terug aan de werkgever. Dit onder de vorm van een premie (de zogenaamde inschakelingsuitkering).
Voorwaarden U komt in aanmerking: - als u een sociale werkplaats bent; - als u een beschutte werkplaats bent; - als u een inschakelingsbedrijf bent (de minister van Werk en de minister van Sociale Economie erkennen deze bedrijven); - als u een vennootschap met een sociaal oogmerk bent; - als u een sociaal verhuurkantoor bent (Vlaams Gewest); - als u een sociale huisvestingsmaatschappij bent (Vlaams Gewest); - als u een agentschap voor sociale huisvesting bent (Waals Gewest); - als u een openbare huisvestingsmaatschappij bent (Waals Gewest); - als u een sociaal verhuurkantoor bent (Brussels Hoofdstedelijk Gewest); - als u een openbare vastgoedmaatschappij bent (Brussels Hoofdstedelijk Gewest); - als u een OCMW bent die erkende sociale-inschakelingsinitiatieven of projecten organiseert; - als u een plaatselijk werkgelegenheidsagentschap bent; - als u een werkgever bent die plaatselijke initiatieven voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid inricht (erkend door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest); - als u een werkgever bent die nabijheidsdiensten organiseert (erkend door het Vlaams Gewest); - als u een werkgever bent die initiatieven tot ontwikkeling van de werkgelegenheid in de sector van de buurtdiensten met een maatschappelijk doel organiseert (Waals Gewest); - als u een werkgever bent die lokale diensteneconomie-initiatieven organiseert (Vlaams Gewest); - als u een werkgever bent die een bedrijf voor vorming door arbeid organiseert (Waals Gewest); - als u een werkgever bent die een atelier voor opleiding door tewerkstelling organiseert (Franse Gemeenschapscommissie in Brussel-Hoofdstad). U moet in het bezit zijn van een attest waaruit blijkt dat u een SINE-werkgever bent. Zie ‘Aanvraagprocedure’.
121
UVW = uitkeringsgerechtigde volledig werkloze Laaggeschoold = de werknemer is niet in het bezit van een diploma of getuigschrift van het hoger secundair onderwijs ALS de werknemer minder 45 jaar is En ALS hij laaggeschoold is En ALS hij UVW is DAN kent de RSZ DAN kent de RVA aan de of RSZ-PPO u toe: werknemer toe:
En ALS hij:
- 312 dagen UVW bewijst in de loop Geactiveerde van de maand en de 18 voorgaande RSZ-vermindering 1 werkloosheidsuitkering 1 kalendermaanden - 624 dagen UVW bewijst in de loop Geactiveerde werkloosheidsvan de maand en de 36 voorgaande RSZ-vermindering 2 uitkering 2 kalendermaanden ALS de werknemer minstens 45 jaar is En ALS hij laaggeschoold is En ALS hij UVW is En ALS hij:
DAN kent de RSZ DAN kent de RVA aan de of RSZ-PPO u toe: werknemer toe:
- 156 dagen UVW bewijst in de loop Geactiveerde werkloosheidsvan de maand en de 9 voorgaande RSZ-vermindering 3 uitkering 3 kalendermaanden
Voordelen U krijgt een vermindering van de werkgeversbijdragen voor de SZ. U kunt aanspraak maken op één van de volgende 3 types vermindering. Dit is afhankelijk van de precieze voorwaarden die de werknemer vervult (zie de tabel onder ‘Voorwaarden’). RSZ-vermindering:
De vermindering bedraagt per kwartaal:
1
1.000 EUR van kwartaal 1 tot 11
2
1.000 EUR van kwartaal 1 tot 21
3
1.000 EUR gedurende een onbeperkte periode
Opgelet: de RSZ kent u het bedrag van de vermindering toe indien de werknemer gedurende een volledig kwartaal voltijds werkt. Werkt hij niet gedurende een volledig kwartaal en/of werkt hij slechts deeltijds, dan zal de RSZ of RSZ-PPO deze bedragen proportioneren. De vermindering kan evenwel nooit meer bedragen dan de bijdrage die u verschuldigd bent. Inzake RSZ-vermindering 1 en 2: de RSZ of RSZ-PPO kan deze na afloop van het aantal toegekende kwartalen verlengen met een hernieuwbare periode van maximaal 10 (1) of 20 (2) kwartalen. Zie ‘Aanvraagprocedure’.
122
De werknemer krijgt in bepaalde herinschakelingsuitkering genaamd.
gevallen
een
geactiveerde
werkloosheidsuitkering,
Dit is afhankelijk van de precieze voorwaarden die hij vervult (zie de tabel onder ‘Voorwaarden’). Herinschakelingsuitkering:
De herinschakelingsuitkering bedraagt per maand:
1
500 EUR van kwartaal 1 tot 11
2
500 EUR van kwartaal 1 tot 21
3
500 EUR gedurende een onbeperkte periode
Opgelet: de RVA kent de werknemer het bedrag van € 500 toe indien hij voltijds werkt. Werkt hij niet voltijds, dan wordt 500 vermenigvuldigd met de contractuele tewerkstellingsbreuk en vervolgens met 1,5. Het resultaat kan € 500 niet overschrijden. Het bedrag van de herinschakelingsuitkering kan voor een bepaalde kalendermaand evenwel nooit het bedrag van het verschuldigde nettoloon overschrijden. U kan de herinschakelingsuitkering in mindering brengen van het te betalen nettoloon. Inzake herinschakelingsperiode 1 en 2: de RVA kan deze na afloop van het aantal toegekende kwartalen verlengen met een hernieuwbare periode van maximaal 10 (1) of 20 (2) kwartalen. Zie ‘Aanvraagprocedure’. Aanvraagprocedure De aanvraagprocedure verloopt via de werkgever: 1. U vraagt een attest aan U moet voorafgaandelijk een attest vragen en krijgen. Daaruit moet blijken dat u wel degelijk onder het toepassingsgebied van SINE valt. Dit attest wordt afgeleverd binnen een termijn van 45 dagen door de directeur-generaal van de Algemene Directie Werkgelegenheid en Arbeidsmarkt van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid - Ernest Blerotstraat 1, 1070 Brussel - Tel. : 02 233 47 24. U maakt een kopie van dit attest over aan de werknemer die het bij zijn aanvraag om herinschakelingsuitkering voegt (zie punt 5). 2. De werknemer moet in het bezit zijn van een attest C63 SINE Bezit de werknemer geen attest C63 SINE, dan kan hij, alleen of samen met u, dit attest aanvragen bij het werkloosheidsbureau (WB) van de RVA bevoegd voor zijn hoofdverblijfplaats. U gebruikt daarvoor hetzelfde formulier C63 SINE. U kan het formulier C63 SINE bij het WB krijgen. U kan het ook downloaden van de site van de RVA. 3. U sluit een arbeidsovereenkomst met de werknemer De arbeidsovereenkomst moet een aantal verplichte vermeldingen bevatten, meer bepaald: - dat een attest C63 SINE is gegeven waaruit blijkt dat de werknemer in aanmerking komt voor de herinschakelingsuitkering en voor welke periode; - dat u het maandelijks te betalen loon verkrijgt door de herinschakelingsuitkering in mindering te brengen van het nettoloon voor de beschouwde maand. In de praktijk kan u hiervoor het formulier ‘bijlage arbeidsovereenkomst SINE’ gebruiken. U kan dit formulier bij het WB krijgen. U kan het ook downloaden van de site van de RVA. 4. Uw RSZ-kwartaalaangifte Het attest C63 SINE opent het recht op SZ-bijdrageverminderingen. U vermeldt deze op uw RSZkwartaalaangifte. U hoeft het attest C63 SINE niet over te maken aan de RSZ/RSZ-PPO. De RVA maakt de gegevens zelf over aan deze instellingen.
123
5. De werknemer dient een uitkeringsaanvraag in De werknemer moet de herinschakelingsuitkering vragen door deze arbeidsovereenkomst én de bijlage arbeidsovereenkomst SINE in te dienen. Hij voegt tevens een kopie van het attest toe waaruit blijkt dat u een SINE-werkgever bent (zie punt 1). Hij maakt deze stukken over aan zijn uitbetalingsinstelling (UI) (vakbond of Hulpkas voor Werkloosheidsuitkeringen - HVW). Deze dient die stukken in bij het WB. Zijn aanvraag moet uiterlijk de laatste dag van de vierde maand volgend op de maand waarin de indienstneming gesitueerd is, toekomen op dit WB. Opgelet: in geval van laattijdige aanvraag zal de RVA de herinschakelingsuitkering slechts toekennen voor een verminderde periode. De periode wordt namelijk verminderd met een periode: - die aanvangt op de dag van indienstneming; - en die eindigt op de laatste dag van de maand vóór die waarin de laattijdige aanvraag van de uitkering gesitueerd is. Het WB zal u dan verwittigen of de werknemer al dan niet gerechtigd is op de herinschakelingsuitkering. Is dit het geval, dan kan u deze uitkering in mindering brengen van het te betalen nettoloon. 6. Het loon en de herinschakelingsuitkering worden maandelijks betaald Heeft het WB u verwittigd dat hij een herinschakelingsuitkering zal toekennen, dan trekt u het bedrag ervan af van het nettoloon voor de bewuste kalendermaand. U betaalt slechts het saldo. U geeft de werknemer een ingevuld formulier C78SINE. Deze zal dit indienen bij zijn UI die hem de maandelijkse herinschakelingsuitkering zal uitbetalen. U kan een elektronische aangifte verrichten in plaats van een papieren formulier C78SINE in te vullen. U bezorgt dan een print van deze aangifte aan de werknemer. Zie de website van de Sociale zekerheid. 7. Het voordeel loopt af; u vraagt een verlenging Voor de werknemer van minder dan 45 jaar, zijn de voordelen beperkt tot 11 of 21 kwartalen (zie ‘Voordelen’). Wenst u deze periode te laten verlengen, contacteer dan de bemiddelingsdienst (VDAB in Vlaanderen of BGDA in Brussel). Deze dienst zal nagaan of de werknemer kan ingeschakeld worden in de reguliere arbeidsmarkt (= buiten het ‘SINE-circuit’). Is dit het geval, dan worden de voordelen niet verlengd. Is dit niet het geval, dan zal deze dienst de RVA contacteren en meedelen dat de voordelen (SZbijdrageverminderingen en herinschakelingsuitkeringen) kunnen worden verlengd gedurende een periode die de bemiddelingsdienst vastlegt (maximaal 10 of 20 kwartalen en telkens hernieuwbaar). De RVA doet dan het nodige en zal u een schrijven overmaken waarin hij meedeelt dat de voordelen verder worden toegekend en gedurende welke periode. U volgt dan verder de procedure beschreven in punt 6. Diversen Deze maatregel mag niet gecombineerd worden met: Inzake vermindering van werkgeversbijdragen voor de SZ: niet cumuleerbaar met de bijdrageverminderingen toegekend in het kader van: - tewerkstelling voor ouderen (>of= 57 jaar); - tewerkstelling voor jongeren (< 30 jaar); - aanwerving van de eerste drie werknemers - vermindering RSZ werkgeversbijdragen; - collectieve arbeidsduurvermindering en vierdagenweek - vermindering RSZ werkgeversbijdragen; - herstructureringen; - de indienstneming van langdurig werkzoekenden: Doorstromingsprogramma' s (DSP), ACTIVA voor min-45-jarigen, ACTIVA voor 45-plussers; - elke andere bijdragevermindering voor bepaalde werknemersdoelgroepen. Inzake geactiveerde werkloosheidsuitkeringen: niet cumuleerbaar met andere activeringsmaatregelen, meer bepaald: - ACTIVA voor min-45-jarigen, ACTIVA voor 45-plussers; - ACTIVA START (activering van werkloosheidsuitkeringen in het kader van startbanen); - Doorstromingsprogramma' s (DSP).
124
Doorgaans wordt deze maatregel gecombineerd met: -
de structurele vermindering van de RSZ werkgeversbijdragen; dienstencheques (= betaalmiddel voor hulp van huishoudelijke aard).
Aanvullende inlichtingen Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) Victor Hortaplein 11 1060 Brussel Tel.: 02/509 26 00 Fax: 02/509 39 64 E-mail:
[email protected] Website: www.onssrszlss.fgov.be Rijksdienst voor Sociale Zekerheid Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten (RSZ-PPO) Jozef II straat 47 1000 Brussel Tel.: 02/239 12 11 Fax: 02/234 34 34 E-mail:
[email protected] Website: www.rszppo.fgov.be
125
1.2.8
JONG LAAGGESCHOOLDE WERKNEMERS
Inhoud steunmaatregel Deze maatregel beoogt laaggeschoolde jonge werknemers (19 tot 26 jaar). Wie hen in dienst neemt, krijgt een vermindering van de werkgeversbijdragen. Begunstigden Het blijft gelijk of u een werkgever bent uit de privésector of uit de openbare sector. Als u voldoet aan de startbaanverplichting komt u in aanmerking. De startbaanverplichting is de verplichting die werkgevers hebben om een bepaald aantal jongeren in dienst te hebben. Meer informatie vindt u op de portaalsite van de sociale zekerheid. Kleinere werkgevers zijn vrijgesteld van deze verplichting. U kan deze vermindering krijgen voor laaggeschoolde jongeren tot 26 jaar die u in dienst neemt met een startbaanovereenkomst. Onder startbaanovereenkomst moet worden verstaan elke overeenkomst zoals hieronder opgedeeld in verschillende types, gesloten met een jongere die op de datum van indiensttreding een geldige startbaankaart heeft (in het geval hij in de loop van het kalenderjaar 19 jaar wordt of ouder): - een minstens halftijdse arbeidsovereenkomst; - een combinatie van een deeltijdse arbeidsovereenkomst (minstens halftijds) en een door de jongere gevolgde opleiding, met ingang van de dag waarop de jongere begint met de uitvoering van de arbeidsovereenkomst; - een industriële leerovereenkomst, een leerovereenkomst middenstandsopleiding, een stageovereenkomst opleiding tot ondernemingshoofd, een overeenkomst socioprofessionele inschakeling en elke andere vorm van opleidings- of inschakelingsovereenkomst door de Koning bepaald. Zolang de werkgever de jongere ononderbroken verder in dienst houdt onder één van de drie vermelde types van overeenkomsten, blijft dit beschouwd als een tewerkstelling in het kader van een startbaanovereenkomst tot de laatste dag van het kwartaal waarin de jongere de leeftijd van 26 jaar bereikt. De jongere, bij wie de uitvoering van de startbaanovereenkomst aanvangt vóór 1 januari van het jaar waarin hij 19 wordt, moet niet voldoen aan de voorwaarde dat hij ingeschreven moet zijn als werkzoekende. Voordelen De werkgeversbijdragen die u aan de RSZ moet betalen, verminderen met € 1.000, respectievelijk € 400 per kwartaal. Het aantal kwartalen dat u dit voordeel krijgt varieert volgens de situatie. 1. 2. 3. 4.
U neemt een laaggeschoolde jongere aan. U neemt een erg laaggeschoolde jongere aan. U neemt een laaggeschoolde jongere van buitenlandse afkomst aan. U neemt een laaggeschoolde gehandicapte aan.
In het geval van 1. : U hebt recht op een vermindering van € 1.000 voor het kwartaal van indienstneming en de 7 daarop volgende kwartalen. Nadien hebt u recht op een vermindering van € 400 tot en met het kwartaal dat de jongere 26 jaar wordt.
126
In het geval van 2, 3 of 4. : U hebt recht op een vermindering van € 1.000 voor het kwartaal van indienstneming en de 15 daarop volgende kwartalen. Nadien hebt u recht op een vermindering van € 400 tot en met het kwartaal dat de jongere 26 jaar wordt. De startbaankaart attesteert of een jongere laaggeschoold is, erg laaggeschoold, van buitenlandse afkomst en/of gehandicapt. De startbaankaart is een kaart uitgereikt door het werkloosheidsbureau van de RVA van de woonplaats van de jongere, die attesteert dat de jongere jonger is dan 26 jaar, op datum van aanvraag ingeschreven is als werkzoekende, laaggeschoold of erg laaggeschoold is en eventueel van buitenlandse afkomst is of gehandicapt. De totale vermindering kan nooit meer bedragen dan de werkgeversbijdragen die voor de werknemer verschuldigd zijn. Opgelet: het bedrag van € 1.000, respectievelijk € 400, wordt u slechts toegekend indien de werknemer gedurende een volledig kwartaal voltijds werkt. Werkt hij niet gedurende een volledig kwartaal of werkt hij slechts deeltijds, dan wordt het bedrag proportioneel verminderd. De precieze berekeningsregels van deze vermindering kunt u nalezen op de website van de sociale zekerheid. Diversen Deze vermindering kan niet gecumuleerd worden met een andere specifieke maatregel waarbij een vermindering van de RSZ werkgeversbijdragen wordt toegestaan. Doorgaans wordt deze maatregel gecombineerd met de: - structurele vermindering van de RSZ werkgeversbijdragen; - werknemers ouder 18 en jonger dan 30 jaar – vermindering RSZ werkgeversbijdragen. Voor werkgevers die onder een sociale maribel sector vallen geldt tevens een bijzondere regeling. Bij de bepaling van het maximumbedrag van de werkgeversbijdragen waarop de vermindering wordt toegepast, worden de verschuldigde bijdragen verminderd met € 365 per kwartaal. Voor beschutte werkplaatsen geldt deze regel niet. Aanvraagprocedure Indien de jongere in de loop van het kalenderjaar van indiensttreding 19 jaar wordt of ouder en geen geldige startbaankaart bezit, kan u de kaart aanvragen bij de RVA. Uw aanvraag zal enkel geldig zijn indien hij voor iedere werkzoekende afzonderlijk gebeurt. Hij wordt slechts aanvaard als op die aanvraag uw naam, deze van de jongere, zijn domicilie, zijn INSZ-nummer en de datum van zijn indienstneming, vermeld zijn. De aanvraag van een startbaankaart moet ten laatste gebeuren op de 30ste dag volgend op de dag van de indienstneming. Elke aanvraag die later toekomt maakt dat de startbaanovereenkomst pas geldig is vanaf de 1ste dag van het kwartaal dat volgt op het kwartaal waarin de aanvraag gebeurde. Als de jongere in de loop van het kalenderjaar van indiensttreding de leeftijd van 19 jaar niet bereikt, moet hij geen startbaankaart voorleggen. U moet zelf deze kaart aanvragen als u de startbaanovereenkomst wil laten doorlopen (onder andere in het kader van de doelgroepvermindering laaggeschoolde jongere). Dat moet gebeuren ten laatste op 31 januari van het jaar waarin de jongere 19 wordt. U doet de aanvraag bij het bevoegde werkloosheidsbureau en vermeldt: - uw identiteit; - de identiteit van de werknemer; - de woonplaats van de werknemer; - het INSZ-nummer van de werknemer; - de datum van indienstneming. U voegt ook een kopie bij van de startbaanovereenkomst. Indien u voor de vermindering in aanmerking komt, mag u ze toepassen op de RSZ-aangifte.
127
Indien de jongere in de loop van het kalenderjaar van indiensttreding 19 jaar wordt of ouder, moet hij op het moment van de indienstneming een geldige startbaankaart kunnen voorleggen. Hij kan die krijgen op het werkloosheidsbureau van de RVA van zijn woonplaats. Zo toont hij aan dat hij aan de voorwaarden voldoet. De aanvraag van de startbaankaart is onontvankelijk wanneer de aanvraag gebeurt op een ogenblik waarop de jongere nog studies met een volledig leerplan volgt in het dagonderwijs.
Aanvullende inlichtingen Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) Victor Hortaplein 11 1060 Brussel Tel.: 02/509 26 00 Fax: 02/509 39 64 E-mail:
[email protected] Website: www.onssrszlss.fgov.be
128
1.2.9
WERKNEMERS JONGER DAN 19 JAAR
Inhoud steunmaatregel De maatregel beoogt werknemers jonger dan 19 jaar. Wie deze werknemers tewerkstelt, krijgt een vermindering van de werkgeversbijdragen. Voorwaarden Het blijft gelijk of u een werkgever bent uit de privésector of uit de openbare sector. Als u voldoet aan de startbaanverplichting komt u in aanmerking. Deze vermindering geldt voor jongeren die gedurende het kalenderjaar nog geen 19 jaar of ouder zijn. Voordelen Deze jongeren openen het recht op een bijdragevermindering van € 1.000 per kwartaal. De totale vermindering kan nooit meer bedragen dan de werkgeversbijdragen die voor de werknemer verschuldigd zijn. Opgelet: het bedrag van € 1.000, wordt u slechts toegekend indien de jongere gedurende een volledig kwartaal voltijds werkt. Werkt hij niet gedurende een volledig kwartaal of werkt hij slechts deeltijds, dan wordt het bedrag proportioneel verminderd. De precieze berekeningsregels van deze vermindering kunt u nalezen op de portaalsite van de sociale zekerheid. Er zijn enkel voordelen voor de werkgever. Diversen Deze maatregel mag niet gecombineerd worden met: -
een andere specifieke maatregel waarbij een vermindering van de RSZ werkgeversbijdragen wordt toegestaan.
Aanvraagprocedure De aanvraagprocedure verloopt via de werkgever. Er zijn geen speciale formaliteiten. Indien uw werknemer voor de vermindering in aanmerking komt, mag u ze toepassen op de RSZ-aangifte.
Aanvullende inlichtingen Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) Victor Hortaplein 11 1060 Brussel Tel.: 02/509 26 00 Fax: 02/509 39 64 E-mail:
[email protected] Website: www.onssrszlss.fgov.be
129
1.2.10
WERKNEMERS OUDER DAN 18 EN JONGER DAN 30 JAAR
Inhoud steunmaatregel De maatregel beoogt jongeren van 19 tot 30 jaar. Wie hen tewerkstelt kan een vermindering krijgen van de werkgeversbijdragen. Voorwaarden U moet voldoen aan de startbaanverplichting. U mag niet behoren tot de openbare sector of vallen onder het toepassingsgebied van de sociale maribel. Deze vermindering geldt voor jongeren die op 1 januari van het lopende jaar minstens 19 jaar oud zijn én op het einde van het kwartaal nog geen 30 zijn. Hun refertekwartaalloon moet lager zijn dan € 5.870,71 ( = bovenste loongrens van de lagelonencomponent van de structurele vermindering). Het refertekwartaalloon is het kwartaallloon dat de werknemer zou krijgen wanneer hij gedurend een volledig kwartaal voltijds zou werken. Voordelen Deze jongeren openen het recht op een bijdragevermindering van maximaal € 300 per kwartaal. Het bedrag vermindert geleidelijk met oplopende leeftijd van de jongere. De totale vermindering kan nooit meer bedragen dan de werkgeversbijdragen die voor de werknemer verschuldigd zijn. Opgelet: het bedrag van € 300, wordt u slechts toegekend indien de werknemer gedurende een volledig kwartaal voltijds werkt. Werkt hij niet gedurende een volledig kwartaal of werkt hij slechts deeltijds, dan wordt het bedrag proportioneel verminderd. De precieze berekeningsregels van deze vermindering kunt u nalezen op de portaalsite van de sociale zekerheid. Er zijn enkel voordelen voor de werkgever. Diversen Deze maatregel mag niet gecombineerd worden met: Deze vermindering kan niet gecumuleerd worden met een andere specifieke maatregel waarbij een vermindering van de RSZ werkgeversbijdragen wordt toegestaan. Doorgaans wordt deze maatregel gecombineerd met: -
de structurele vermindering van de RSZ werkgeversbijdragen; jonge laaggeschoolde werknemers - vermindering RSZ werkgeversbijdragen.
Aanvraagprocedure De aanvraagprocedure verloopt via de werkgever. Er zijn geen speciale formaliteiten. Indien uw werknemer voor de vermindering in aanmerking komt, mag u ze toepassen op de RSZ-aangifte.
130
Aanvullende inlichtingen Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) Victor Hortaplein 11 1060 Brussel Tel.: 02/509 26 00 Fax: 02/509 39 64 E-mail:
[email protected] Website: www.onssrszlss.fgov.be
131
1.2.11
AANWERVING VAN EEN ONTSLAGEN WERKNEMER DOOR HERSTRUCTURERING
Inhoud steunmaatregel De maatregel beoogt werknemers die ontslagen werden ingevolge een herstructurering. Een werkgever die zo een werknemer aanwerft komt in aanmerking voor een vermindering van de RSZ werkgeversbijdragen. Tevens kan de werknemer een vermindering van de werknemersbijdragen krijgen. Voorwaarden Er zijn geen bijzondere voorwaarden waaraan u moet voldoen. Het mag echter niet gaan om de onderneming in herstructurering die de werknemer ontsloeg, of om een onderneming die behoort tot dezelfde technische bedrijfseenheid. De werknemer die u aanwerft moet ontslagen zijn ingevolge een herstructurering, en in het bezit zijn van een ‘verminderingskaart herstructureringen’. Ter info: De Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) reikt spontaan een ' verminderingskaart herstructureringen'uit aan werknemers die ontslagen werden in het kader van een herstructurering en die werden ingeschreven bij de tewerkstellingscel. Als zo een werkloze een arbeidsovereenkomst afsluit met een werkgever dan kan hij een werknemersbijdragevermindering krijgen, hetgeen een reële verhoging van het nettoloon als gevolg heeft. Deze vermindering is geldig tijdens het kwartaal waarin hij voor het eerst in dienst treedt evenals voor de twee kwartalen die daarop volgen. De werknemer heeft recht op deze werknemersbijdragevermindering als zijn refertemaandloon volgende loongrenzen niet overstijgt: -
indien de werknemer op moment van indiensttreding jonger is dan 30 jaar: € 1.956,90; indien de werknemer op het moment van indiensttreding minstens 30 jaar is: € 4.000.
De werknemer opent het recht op de werkgeversbijdragevermindering als zijn refertekwartaalloon volgende loonsgrenzen niet overstijgt: -
indien de werknemer op moment van indiensttreding jonger is dan 30 jaar: € 5.870,71; indien de werknemer op het moment van indiensttreding minstens 30 jaar is: € 12.000.
Voor de vermindering van de werknemersbijdragen moet het gaan om werknemers die een werknemersbijdrage van 13,07% verschuldigd zijn. Dat zijn dus alle gewone werknemers uit de privésector, en de meeste contractuele werknemers uit de openbare sector. Voordelen De werkgeversbijdragen die u per kwartaal aan de RSZ moet betalen, verminderen met € 1.000 tijdens het kwartaal van indiensttreding en de 4 daaropvolgende kwartalen als de werknemer op de dag van indiensttreding jonger is dan 45 jaar, of met € 1.000 tijdens het kwartaal van indiensttreding en de 4 daaropvolgende kwartalen en vervolgens met € 400 gedurende 16 kwartalen, als de werknemer op de dag van indiensttreding 45 jaar is of ouder. Voor de telling van het aantal kwartalen wordt als ' kwartaal van indiensttreding'beschouwd, het kwartaal waarin de werknemer tijdens de geldigheidsperiode van de verminderingskaart voor het eerst bij u wordt tewerkgesteld. Tevens heeft u recht op de structurele bijdragevermindering.
132
De totale vermindering kan nooit meer bedragen dan de werkgeversbijdragen die voor de werknemer verschuldigd zijn. Opgelet: het bedrag van € 1.000 of € 400 wordt u slechts toegekend indien de werknemer gedurende een volledig kwartaal voltijds werkt. Werkt hij niet gedurende een volledig kwartaal of werkt hij slechts deeltijds, dan wordt het bedrag proportioneel verminderd. De precieze berekeningsregels van deze vermindering kunt u nalezen op de portaalsite van de sociale zekerheid. De werknemersbijdragen worden verminderd met € 133,33 per maand voor de indiensttredingen gedurende de geldigheidsduur van de ‘verminderingskaart herstructureringen’, en dit voor ten hoogste drie kwartalen. Dit bedrag geldt slechts indien de werknemer de volledige maand voltijds werkt. Werkt hij niet gedurende de volledige maand of werkt hij slechts deeltijds, dan wordt het bedrag proportioneel verminderd. Indien de werknemer tevens in aanmerking komt voor de vermindering van werknemersbijdragen voor werknemers met een laag loon, mag u beide samen toepassen. De som van beide kan echter nooit groter zijn dan de verschuldigde werknemersbijdragen (13,07% van het brutoloon). Diversen De vermindering van de werkgeversbijdragen kan niet gecumuleerd worden met een andere specifieke maatregel waarbij een vermindering van de RSZ werkgeversbijdragen wordt toegestaan. Doorgaans wordt deze maatregel gecombineerd met de structurele vermindering van de RSZ werkgeversbijdragen. Voor werkgevers die onder een sociale maribel sector vallen geldt tevens een bijzondere regeling. Bij de bepaling van het maximumbedrag van de werkgeversbijdragen waarop de vermindering wordt toegepast, worden de verschuldigde bijdragen verminderd met € 365 per kwartaal. Voor beschutte werkplaatsen geldt deze regel niet. De vermindering van de werknemersbijdragen kan gecumuleerd worden met de vermindering van werknemersbijdragen voor werknemers met een laag loon. Aanvraagprocedure Er zijn geen speciale formaliteiten. Indien u voor de vermindering in aanmerking komt, mag u ze toepassen op de RSZ-aangifte. De vermindering van de werknemersbijdragen verrekent u op het moment dat u het loon aan uw werknemer uitbetaalt.
Aanvullende inlichtingen Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) Victor Hortaplein 11 1060 Brussel Tel.: 02/509 26 00 Fax: 02/509 39 64 E-mail:
[email protected] Website: www.onssrszlss.fgov.be
133
1.3 DE SPECIFIEKE VERMINDERING - WERKBONUS Inhoud steunmaatregel Deze maatregel beoogt werknemers met een laag loon door ervoor te zorgen dat zij een hoger nettoloon krijgen zonder dat hun brutoloon verhoogt. Alleen brutolonen kleiner dan € 2.160,51 per maand komen in aanmerking. Dat bedrag geldt bij volledige voltijdse tewerkstelling. Bij deeltijdse of onvolledige tewerkstelling moet het loon omgerekend worden. Voorwaarden Alle werknemers die een werknemersbijdrage van 13,07% verschuldigd zijn, komen in aanmerking voor deze vermindering. Dat zijn dus alle gewone werknemers uit de privésector, en de meeste contractuele werknemers uit de openbare sector. Statutaire personeelsleden van de openbare sector komen meestal niet in aanmerking. Jongeren tijdens de periode die eindigt op 31 december van het kalenderjaar waarin ze 18 jaar, komen evenmin in aanmerking. Zij betalen immers weinig of geen werknemersbijdragen. Voordelen De werkbonus bestaat uit een forfaitair bedrag dat geleidelijk vermindert naarmate het loon hoger is. Hij bedraagt € 143 wanneer het maandloon kleiner is dan € 1.335,78. Voor een maandloon van € 1.335,78 tot € 2.160,51 verkleint hij lineair van € 143 tot € 0. De werkbonus kan nooit meer bedragen dan de verschuldigde werknemersbijdragen. Voor brutolonen tot ongeveer € 1.050 per maand betekent de werkbonus dus dat de werknemersbijdragen volledig wegvallen. Deze bedragen gelden wanneer de werknemer de volledige maand voltijds werkt. Bij onvolledige of deeltijdse tewerkstelling worden zij pro rata verminderd. De precieze berekeningsregels van deze vermindering kunt u nalezen op de portaalsite van de sociale zekerheid. Op die website kunt u tevens een programma downloaden waarmee u deze vermindering kunt berekenen. Diversen Het gaat hier om een vermindering van de werknemersbijdragen. Deze maatregel is volledig cumuleerbaar met de maatregelen die een vermindering van de werkgeversbijdragen toestaan. Aanvraagprocedure De aanvraagprocedure verloopt via de werkgever. Er zijn geen speciale formaliteiten. Indien de werknemer voor de vermindering in aanmerking komt mag u er rekening bij houden bij de vaststelling van het nettoloon, en past u ze toe op de RSZ-aangifte. Aanvullende inlichtingen Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) Victor Hortaplein 11 1060 Brussel Tel.: 02/509 26 00 Fax: 02/509 39 64 E-mail:
[email protected] Website: www.onssrszlss.fgov.be
134
2.
2.1
FINANCIELE MAATREGELEN
AANMOEDIGINGSPREMIES IN DE PRIVE-SECTOR
Inhoud steunmaatregel Met ingang van 1 januari 2002 werd het bestaande stelsel van de aanmoedigingspremies bij arbeidsduurvermindering of loopbaanonderbreking hervormd en werd de aanmoedigingspremie bij opleidingskrediet, zorgkrediet en in ondernemingen in moeilijkheden of in herstructurering ingevoerd (besluit van de Vlaamse regering van 1 maart 2002, B.S. van 20 maart 2002). Het nieuwe premiestelsel vormt een aanvulling op de nieuwe federale regeling inzake tijdskrediet (CAO nr. 77 van 19 december 2001). Alleen de tekst van het besluit van de Vlaamse regering van 1 maart 2002, het wijzigingsbesluit van 20 juni en het wijzigingsbesluit van 25 maart 2005 hebben rechtskracht. Begunstigden De hier beschreven maatregelen zijn van toepassing op de werknemers tewerkgesteld in de privésector in het Vlaamse gewest. Voor de werknemers uit de Vlaamse social profit sector (besluit van de Vlaamse regering van 3 mei 2002) en de personeelsleden uit de Vlaamse openbare sector en het Nederlandstalig onderwijs (besluit van de Vlaamse regering van 22 september 1998) bestaat er een apart stelsel aanmoedigingspremies met andere voorwaarden. Projecten De toekenning van de hierna vermelde aanmoedigingspremies wordt afhankelijk gemaakt van het afsluiten van sectorakkoorden (op sectorniveau) of van bedrijfsakkoorden of toetredingsakten (op ondernemingsniveau) waarin gestipuleerd moet worden tot welke maatregel(en) de betrokken sector of onderneming zal toetreden.
2.1.1
OPLEIDINGSKREDIET
Wat De werknemer die een tijdskrediet opneemt om een opleiding te volgen. Duur De werknemer heeft recht op maximum twee jaar opleidingskrediet gedurende zijn volledige beroepsloopbaan. Werknemers met een loopbaananciënniteit van minstens 20 jaar krijgen 6 maanden extra opleidingskrediet. De aanmoedigingspremie kan voor de volledige periode van de opleiding worden toegekend indien het gaat om tweedekansonderwijs of om een opleiding die toegang geeft tot de uitoefening van een knelpuntberoep. Bedrag De aanmoedigingspremie bedraagt maandelijks € 150, 100 of 50 bruto naargelang het gaat om een volledige of gedeeltelijke onderbreking van de beroepsloopbaan. De alleenstaande werknemer, al dan niet met kinderen ten laste, krijgt maandelijks een extra premie van € 37 bruto.
2.1.2
ZORGKREDIET
Wat De werknemer die een thematisch verlof (ouderschapsverlof, verlof voor medische bijstand, palliatief verlof) opneemt of een tijdskrediet neemt om zorg te verlenen aan een kind ten laste tot en met de leeftijd van 7 jaar (of tot en met de leeftijd van 11 jaar voor kinderen die een handicap hebben van minstens 66%), een
135
vader/moeder ouder dan 70 jaar of een zwaar ziek gezins- of familielid of een persoon die ongeneeslijk ziek is, heeft recht op een zorgkrediet. Duur De werknemer heeft recht op maximum één jaar zorgkrediet gedurende zijn volledige beroepsloopbaan. Bedrag De aanmoedigingspremie bedraagt maandelijks € 150, 100 of 50 bruto naargelang het gaat om volledige of gedeeltelijke onderbreking van de loopbaan. De alleenstaande werknemer, al dan niet met kinderen ten laste, krijgt maandelijks een extra premie van € 37 bruto.
2.1.3
STEUN AAN WERKNEMERS VAN ONDERNEMINGEN IN MOEILIJKHEDEN OF IN HERSTRUCTURERING
Wat De werknemer, tewerkgesteld in een onderneming in moeilijkheden of in herstructurering, die zijn arbeidsduur vermindert met ten minste 10% van de voltijdse arbeidsregeling en na vermindering nog minstens halftijds werkt. De onderneming moet een federaal attest van erkenning als onderneming in moeilijkheden of in herstructurering bekomen hebben, ofwel moet de onderneming een herstructureringsplan kunnen voorleggen. Deze aanmoedigingspremie mag niet gecumuleerd worden met de onderbrekingsuitkering van de RVA. Duur De werknemer van een onderneming in moeilijkheden of in herstructurering kan de premie maximum twee jaar toegekend krijgen gedurende zijn beroepsloopbaan. Bedrag De aanmoedigingspremie bedraagt maandelijks € 125, 75 of 50 bruto naargelang de arbeidstijd wordt verminderd met 50%, 20% of tussen 10 en 20% van de voltijdse arbeidsregeling.
2.1.4
SUPPLETIEVE REGELING
Wat De werknemer die werkt in een sector of onderneming waar geen sectorakkoord, bedrijfsakkoord of toetredingsakte inzake de aanmoedigingspremies is afgesloten, en die ofwel een tijdskrediet opneemt om tweedekansonderwijs te volgen of voor de verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid of voor het verstrekken van palliatieve zorgen ofwel een thematisch verlof opneemt (ouderschapsverlof, verlof voor medische bijstand, palliatief verlof). Duur Idem als bij opleidingskrediet/zorgkrediet. Bedrag Idem als bij opleidingskrediet/zorgkrediet. Aanvraagprocedure De premie kan maximum zes maanden, voorafgaand aan de maand van de aanvraag, met terugwerkende kracht worden toegekend. Uitbetaling De aanmoedigingspremies worden door de administratie maandelijks uitbetaald en zijn bovendien geïndexeerd.
136
Aanvullende inlichtingen Alle toekenningsvoorwaarden worden toegelicht in de infobrochure die samen met het aanvraagformulier te verkrijgen zijn bij het: Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie Cel aanmoedigingspremies Koning Albert II-laan 35 bus 21 1030 Brussel Tel.: 1700 E-mail:
[email protected] Website: http://www.werk.be
137
2.2
INVOEGBEDRIJVEN
Inhoud steunmaatregel Invoegbedrijven zijn ondernemingen die bereid zijn kansengroepen een duurzame tewerkstelling te garanderen met aandacht voor opleiding en begeleiding in een arbeidsomgeving waar maatschappelijk verantwoord ondernemen centraal staat. Meer en meer blijkt dat ondernemen meer is dan enkel het nastreven van economische doelstellingen. Werkgevers gaan de dialoog aan met iedereen die invloed uitoefent of ondervindt van de onderneming (stakeholders) om zo tot een goed evenwicht te komen tussen sociale, maatschappelijke, economische en ecologische doelstellingen. Dit evenwicht blijkt op lange termijn immers voordelig zowel voor de onderneming zelf als voor haar werknemers, de maatschappij en het milieu. De Vlaamse regering wil deze ontwikkeling stimuleren door het verlenen van subsidies aan invoegbedrijven. Het Vlaamse Gewest ondersteunt de invoegbedrijven met een loonsubsidie voor de tewerkgestelde personen. Begunstigden !"# $%&
$
Alle ondernemingen die de vorm van een handelsvennootschap hebben aangenomen, kunnen een aanvraag indienen. Uitzonderingen: a) Ondernemingen binnen de steenkoolsector, de scheepsbouwsector en de vervoersector, vermeld in artikel 1 van de verordening (EG) nr.2204/2002 van de Europese Commissie van 12 december 2002 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op de werkgelegenheidssteun. Het is de NACE-code van uw bedrijf die bepaalt of u al dan niet tot één van sectoren behoort. b) Ondernemingen die erkend zijn of worden in het kader van de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van de buurtdiensten en -banen met ander woorden de ondernemingen die werken in het kader van de dienstencheques. Duur van de erkenning De erkenning als invoegbedrijf wordt verleend voor een periode van acht jaar vanaf de indiensttreding van de eerste invoegwerknemer Erkenningsvoorwaarden Om erkend te kunnen worden als invoegbedrijf moet een onderneming voldoen aan de volgende voorwaarden: a) De plaats van tewerkstelling waar de invoegwerknemers doorlopend en recurrent activiteiten uitvoeren, moet gevestigd zijn op het grondgebied van het Vlaamse Gewest. Enkel de activiteiten die goederen produceren of diensten verlenen op het grondgebied van het Vlaamse Gewest kunnen het voorwerp zijn van de subsidies. b) De onderneming moet voldoen aan de criteria inzake financiële rentabiliteit. Als de onderneming economisch afhankelijk is van slechts één bedrijf, al dan niet een moederbedrijf, dan moet ook dat laatste bedrijf financieel rendabel zijn. c) De onderneming moet de nodige tijd en middelen besteden aan de begeleiding en opleiding van de invoegwerknemers. d) De onderneming moet in haar bedrijfsvoering de principes inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen, op basis van een door haarzelf uitgetekend en bij de erkenning gevaloriseerd groeipad, incorporeren in de bedrijfsstrategie. e) De onderneming moet bereid zijn het medezeggenschap van de werknemers te bevorderen in de onderneming door de bestaande overlegorganen te respecteren en – bij ontstentenis – de nodige initiatieven te nemen om de medezeggenschap van werknemers te bevorderen.
138
Daarnaast moeten reeds bestaande bedrijven, de leden van een economisch samenwerkingsverband waarbinnen het invoegbedrijf actief is of zal zijn, evenals de aandeelhouders die minstens 25% van de aandelen van het invoegbedrijf bezitten, kunnen aantonen dat: f) de tewerkstelling van de invoegwerknemers bijkomend is in verhouding tot het aantal eigen personeelsleden, uitgedrukt in voltijdse equivalenten, tewerkgesteld in het bedrijf of de bedrijven in kwestie in de vier kwartalen die voorafgaan aan de aanvraag. Het aantal eigen personeelsleden wordt vastgesteld door het gemiddelde te nemen over die vier kwartalen; eigen personeelsleden zijn de personeelsleden met wie een arbeidsovereenkomst werd gesloten; g) er geen achterstallige belastingen verschuldigd zijn, noch achterstallige bijdragen, die worden geïnd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid of door een Fonds voor Bestaanszekerheid of voor rekening van dat fonds; De sommen waarvoor een afbetalingsplan bestaat dat behoorlijk in acht wordt genomen, worden niet als achterstallen beschouwd; h) ze niet in overtreding zijn met wettelijke of reglementaire bepalingen betreffende de uitoefening van hun activiteit; i) ze de collectieve overeenkomsten naleven die gesloten zijn binnen de bevoegde paritaire comités. Verbintenissen Naast het voldoen aan de erkenningsvoorwaarden moet een invoegbedrijf de volgende verbintenissen onderschrijven en naleven: a) de invoegwerknemers met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur in dienst nemen; b) de invoegwerknemers de in de sector vigerende lonen uitbetalen; als er twijfel bestaat over de toepassing van het correcte paritair comité moet dadelijk het advies van de bevoegde instantie, het ‘Toezicht op de Sociale Wetten’, te worden ingewonnen; Meer informatie over de bevoegdheden en de adressen van de regionale directies voor het ‘Toezicht op de Sociale Wetten’ vindt u terug op de website van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg: http://www.meta.fgov.be regelgeving -> CAO’s en paritaire comités ->Hoe wordt het bevoegde paritair comité bepaald? c) de wettelijke of reglementaire bepalingen betreffende de uitoefening van haar activiteit niet overtreden; d) in geen geval middelen hanteren die marktverstorend zijn op het vlak van prijszetting; e) gedurende minstens twee jaar na de laatste uitbetaling van de loonpremie voor een invoegwerknemer het aantal voltijds equivalente invoegwerknemers handhaven; f) als het aantal tewerkgestelde invoegwerknemers verminderd wordt, de administratie en de trajectbegeleider van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding hiervan op de hoogte brengen en aan de ontslagen invoegwerknemers het recht bieden om een beroep te doen op een erkend outplacementbureau; g) jaarlijks de jaarrekening en werkgelegenheidscijfers bezorgen aan de administratie, evenals een inhoudelijke rapportering waaruit blijkt dat de onderneming: - de erkenningscriteria nakomt; - de beginselen van het maatschappelijk verantwoord ondernemen incorporeert en het betreffende actieplan naleeft; - voldoende inspanningen levert voor de begeleiding en de opleiding van de invoegwerknemers. h) op verzoek van de administratie de nodige gegevens bezorgen om een monitoringsysteem uit te bouwen; i) elke wijziging van de erkenningscriteria aan de voorafgaande goedkeuring van de minister onderwerpen. '"# $%(
$
De toeleiding van invoegwerknemers gebeurt via de VDAB. De diensten van VDAB gaan na of een bepaalde werkzoekende in aanmerking komt om als invoegwerknemer tewerk gesteld te worden. Indien dit zo is, levert zij hiertoe een attest af. Pas wanneer dit attest in het bezit is van de werkgever, kan de persoon worden aangeworven als invoegwerknemer. Het gaat om personen die voldoen aan volgende criteria: - een persoon met hoogstens een diploma hoger secundair onderwijs bij wie de trajectmatige begeleidingsactie uitwijst dat hij niet dadelijk te plaatsen is op de reguliere arbeidsmarkt. Bovendien beantwoordt deze persoon op de dag voor zijn aanwerving aan een van volgende kenmerken: o hij is jonger dan 50 jaar en minstens twaalf maanden inactief, of o hij is 50 jaar of ouder en minstens zes maanden inactief, of o hij is minstens zes maanden gerechtigd op leefloon of op financiële maatschappelijke hulp. - een persoon die minstens zes maanden inactief is en behoort tot de doelgroep van de arbeidsgehandicapten; - de deeltijds werkzoekende leerling van het deeltijds beroepssecundair onderwijs (zoals geregeld bij het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende inrichting van het deeltijds
139
beroepssecundair onderwijs, zoals laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 5 maart 2004). Onder inactiviteit wordt begrepen: niet in loondienst of op zelfstandige basis hebben gewerkt en geen individuele beroepsopleiding hebben gevolgd. Subsidiebedrag Binnen het begrotingskrediet kunnen de erkende invoegbedrijven per voltijds equivalente invoegwerknemer aanspraak maken op een degressieve en in de tijd beperkte loonpremie. Deze premie bestaat uit twee delen: a) Een basispremie voor de tewerkstelling van kansengroepen Deze premie bedraagt maximaal 50% van het in de erkenningsbeslissing vastgestelde refertebedrag, gespreid over 2 jaar: - eerste jaar van de tewerkstelling 35% van het refertebedrag; - tweede jaar van de tewerkstelling 15% van het refertebedrag. b) Een premie voor bijkomende tewerkstelling Micro- en kleine ondernemingen krijgen bijkomend nog een aanvullende loonpremie van 15% gedurende 2 jaar; middelgrote ondernemingen krijgen 7,5% gedurende 2 jaar. Een grote onderneming krijgt geen premie voor bijkomende tewerkstelling. Samenvattende tabel: Begunstigden
% v/d loonkost ifv refertebedrag Jaar 1
Jaar 2
Micro- en kleine ondernemingen
50%
30%
Middelgrote onderneming
42,50%
22,50%
Grote onderneming
35%
15%
De vaststelling van het refertebedrag per voltijds equivalente invoegwerknemer varieert naar gelang van de hoogte van de totale loonkosten. Als referentiebasis voor de totale loonkosten (= het loon plus de sociale bijdragen) wordt de laagste loonschaal per functiecategorie voor de leeftijd 21 jaar of bij afwezigheid van functiecategorieën de laagste loonschaal voor de leeftijd 21 jaar genomen, vastgesteld bij algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in het bevoegde paritair comité. Bij ontstentenis van een specifieke collectieve arbeidsovereenkomst zowel op bedrijfsniveau als op sectorniveau worden de loonsvoorwaarden gevolgd zoals bepaald in cao nr. 43, afgesloten op 2 mei 1988 in de Nationale Arbeidsraad. Voor de vaststelling van het refertebedrag wordt uitgegaan van de van toepassing zijnde loonschalen op de datum van de aanvraag tot toekenning van een aantal invoegwerknemers. Bij een uitbreiding wordt uitgegaan van de van toepassing zijnde loonschaal op de datum van de beslissing van de minister die betrekking heeft op deze bijkomende aanwerving. Onder totale loonkosten vallen zowel het loon als de sociale bijdragen. Met het loon wordt bedoeld: a) het loon in geld waarop de invoegwerknemer ingevolge zijn dienstbetrekking recht heeft, met uitzondering van de vergoedingen wegens beëindiging van de overeenkomst; b) het vakantiegeld dat toegekend wordt door of ter uitvoering van de op 28 juni 1971 gecoördineerde wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers of door de collectieve arbeidsovereenkomsten die gesloten worden in de Nationale Arbeidsraad en algemeen verbindend verklaard zijn bij koninklijk besluit; c) de financiële bijdrage van de werkgever in de vervoerskosten van de werknemers zoals vastgelegd in het van toepassing zijnde paritair comité of bij ontstentenis hiervan de bijdrage zoals bepaald in cao nr. 19ter met een maximum van € 291.
140
Onder sociale bijdragen wordt begrepen: het geheel van de sociale zekerheidsbijdragen, zowel de gewone als de bijzondere bijdragen, die door de werkgever is verschuldigd als gevolg van de arbeidsovereenkomst tussen de werkgever en de invoegwerknemer: a) Gewone bijdragen: Voor werknemers onderworpen aan het geheel der regelingen van pensioenen, ziekte- en invaliditeitsverzekering, kinderbijslagen, werkloosheid, arbeidsongevallen, beroepsziekten en jaarlijkse vakantie bestaan de sociale zekerheidsbijdragen uit: - een globale bijdrage die bestaat uit een werknemersbijdrage van 13,07% en een werkgeversbijdrage van 24,79%; - een bijdrage jaarlijkse vakantie; - een loonmatigingsbijdrage; - een bijdrage betaald educatief verlof; - een bijdrage kinderopvang; - een bijdrage tijdelijke werkloosheid en oudere werklozen. b) Bijdrage voor herverdeling sociale lasten c) Bijzondere bijdragen ten laste van de werkgever: - basisbijdrage voor Fonds voor Sluiting van Ondernemingen; - bijzondere bijdrage voor Fonds voor Sluiting van Ondernemingen. d) Bijzondere bijdragen ten laste van de werknemer: - inhouding op het dubbel vakantiegeld; - bijzondere bijdrage voor de sociale zekerheid. Kosten die niet in aanmerking komen: -
de kosten voor het sociaal secretariaat; allerhande vergoedingen voor o.a. kledij, nachtwerk,… tenzij dit voorzien is in de collectieve arbeidsovereenkomst.
De referentiebasis en de corresponderende premie worden gehandhaafd gedurende de volledige periode van de uitbetaling van de premie. Een invoegwerknemer heeft alleen recht op een premie voor de werkelijk verrichte en daarmee gelijkgestelde arbeidsprestaties. Bij deeltijdse tewerkstelling wordt de toegekende premie pro rata verrekend. Per voltijds equivalente invoegwerknemer neemt de subsidieperiode een aanvang op het ogenblik van de indiensttreding van de eerste invoegwerknemer-titularis. Die periode wordt wel verlengd met de termijn die verlopen is tussen de uitdiensttreding en de vervanging. Uitbetaling De dienst ‘Betalingen’ van het Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie’ betaalt de loonpremies. De onderneming vult bij de aanwerving van iedere invoegwerknemer een door deze dienst ter beschikking gesteld inlichtingenblad in en bezorgt dat aan de VDAB. Telkens als zich een wijziging in de verstrekte gegevens voordoet, moet de werkgever dadelijk een vervangend inlichtingenblad bezorgen. De dienst ‘Betalingen’ stelt maandelijks het bedrag vast en stort dat als voorschot voor de tiende van de lopende kalendermaand. Er volgt een trimestriële afrekening volgens de werkelijk geleverde prestaties waarna eventueel een verrekening gebeurt bij de volgende maandelijkse storting. Als een invoegwerknemer vóór het einde van de subsidieperiode van twee jaar vervangen wordt door een andere invoegwerknemer is de subsidie alleen verschuldigd voor de nog te lopen periode. Er werden in de wetgeving uitzonderingen voorzien voor vervangers tijdens de eerste vier erkenningsjaren in het geval dat de invoegwerknemer vertrekt om één van de volgende redenen: - pensionering;
141
-
vrijwillig vertrek; permanente arbeidsongeschiktheid waardoor hij definitief verhinderd wordt het overeengekomen werk te hervatten. - ontslag om een bepaalde reden aanvaard door de minister na advies van de vakbondsdelegatie, indien aanwezig, en na advies van de adviescommissie. In deze vier gevallen start de basispremie opnieuw voor twee jaar. De premie voor bijkomende tewerkstelling loopt gewoon door. Indien u een werknemer vervangt om één van de drie eerste redenen zal u dit op de individuele fiche van de vervanger moeten aanduiden en hier ook de bewijsstukken van voor leggen aan de plaatselijke VDAB. Indien het om een andere reden gaat, moet er een schriftelijke vraag worden bezorgd aan de afdeling tewerkstelling. Vanaf het vijfde jaar van de erkenning als invoegbedrijf is in alle gevallen de subsidie enkel verschuldigd voor de nog resterende subsidieperiode. Procedure tot erkenning Documenten De aanvrager of onderneming die een erkenning als invoegbedrijf wenst en die invoegwerknemers wil aanwerven, richt een aanvraag tot de administratie met een formulier dat de administratie ter beschikking stelt. Bij de aanvraag moeten steeds de volgende stukken gevoegd worden: - de statuten of ontwerpstatuten van de onderneming; - een plan voor de opleiding en de begeleiding van de invoegwerknemers; - een actieplan betreffende het incorporeren van MVO in de bedrijfsstrategie van de onderneming; - een loonkostenberekening op basis van het bevoegde paritair comité; - een ondernemingsplan; - een financieel plan voor de komende 4 jaar met inbegrip van een resultatenprognose, een balansprognose en een liquiditeitsplan. Een bestaande onderneming moet bij de aanvraag bovendien de volgende documenten voegen: - de meest recente jaarrekening met toelichting; - een advies van de ondernemingsraad of van de vakbondsafvaardiging als die aanwezig is. Aanvragen waarbij een van voormelde stukken ontbreken, worden als niet ontvankelijk beschouwd en bijgevolg niet in procedure gezet. Adviesprocedure De aanvraag die formeel ontvankelijk werd verklaard wordt doorgestuurd voor advies aan: - het Regionaal Sociaal-economisch Overlegcomité (RESOC) in wiens ambtsgebied het merendeel van de invoegwerknemers doorlopend en recurrent activiteiten uitvoeren. Het RESOC brengt een op stukken (= aanvraagformulier) gebaseerd gemotiveerd advies uit ten aanzien van de minister binnen dertig kalenderdagen, te rekenen vanaf de dag waarop de adviesaanvraag werd verstuurd. Dit advies heeft betrekking op de beschikbaarheid van de invoegwerknemers, op het belang van het project in het kader van de regionale werkgelegenheidspolitiek en op het eventueel samenvallen of de eventuele concurrentie van de werkzaamheden met andere regionale sociale-economie-initiatieven. -
het doorlichtingsteam: een door de minister erkend team van deskundigen in de adviesverlening in de sector van de sociale economie Het doorlichtingsteam brengt een gemotiveerd adviesrapport uit ten aanzien van de minister binnen dertig kalenderdagen, te rekenen vanaf de dag waarop de adviesaanvraag werd verstuurd. Daartoe onderzoekt het de aanvraag op elk van de erkenningscriteria en de verbintenissen en geeft het op elk punt een exhaustieve uitleg met appreciatie. Als het doorlichtingsteam aanvullende informatie die noodzakelijk is voor het onderzoek aan de onderneming vraagt en niet dadelijk kan verkrijgen; of als de onderneming het doorlichtingsteam niet kan ontvangen binnen een termijn van veertien dagen na het verzenden van de aanvraag, wordt de adviesperiode op grond van een gemotiveerd verzoek van het doorlichtingsteam door de administratie geschorst. De schorsing wordt opgeheven zodra het doorlichtingsteam meldt dat de noodzakelijke informatie werd verkregen.
142
De administratie bundelt het advies van het RESOC en het rapport van het doorlichtingsteam en legt het voor aan de adviescommissie. De adviescommissie formuleert een advies over de erkenning dat door de administratie samen met alle beschikbare informatie aan de minister wordt voorgelegd.
143
Erkenningsbeslissing De minister beslist op basis van alle beschikbare informatie om een invoegbedrijf al dan niet te erkennen en om het gevraagde aantal invoegwerknemers geheel of gedeeltelijk toe te kennen. De erkenningsbeslissing omvat naast de eigenlijke erkenning het aantal toegekende voltijdse equivalente invoegwerknemers. Per toegekende voltijdse equivalent wordt de loonpremie op jaarbasis vermeld. Diversen Bijkomende ondersteuning 1. Managementondersteuning Personen of ondernemingen die een invoegbedrijf wensen op te starten kunnen voor bedrijfsontwikkeling of bedrijfsondersteuning terecht bij een van de erkende regionale incubatiecentra, ook startcentra genaamd. De startcentra zijn eerste aanspreekpunt voor initiatiefnemers. Zij bevorderen op een pro-actieve wijze het ontstaan van ondernemingsideeën en -projecten en ontwikkelen deze in samenwerking met partners. Daarnaast zijn zij ook het eerste aanspreekpunt voor bestaande ondernemers. Zij bieden begeleiding en advies aan en kunnen door hun netwerking ondernemingen en initiatieven versterken. 2. Adviesverlening Personen of ondernemingen die een invoegbedrijf wensen op te starten kunnen eenmalig een financiële tegemoetkoming krijgen voor een haalbaarheidsstudie. Indien dit onderzoek leidt tot de oprichting van een invoegbedrijf bedraagt de tussenkomst van het Vlaamse Gewest maximaal 75% van de advieskosten met een maximum van € 7.500 per bedrijfsadvies. Indien het onderzoek niet leidt tot de oprichting van een invoegbedrijf bedraagt de financiële tegemoetkoming maximaal 50% van de advieskosten met een maximum van € 2.500 per bedrijfsadvies. Jaarlijks wordt aan invoegbedrijven een basisopvolgingspakket aangeboden door een erkend adviesbureau. Deze basisopvolging is gratis tot één jaar na de periode dat zij invoegsubsidies ontvangt. Een basisopvolgingspakket is een sterkte zwakte-analyse. Ze omvat zowel een bedrijfseconomische en organisatorische analyse als een analyse op het vlak van de inhoudelijke criteria die in de regelgeving worden bepaald evenals aanbevelingen op deze terreinen. Ze is bedoeld als instrument ter verbetering van het functioneren als invoegbedrijf. Een erkend invoegbedrijf kan ten slotte een financiële tegemoetkoming krijgen bij ad hoc adviesverlening door een erkend adviesbureau in de sociale economie. Deze tegemoetkoming bedraagt maximaal 50% van de advieskosten met een maximum van € 7.500 per bedrijfsadvies. 3. Risicokapitaalfonds Trividend Via het Vlaams Participatiefonds voor de sociale economie wordt risicokapitaal verstrekt via participaties en achtergestelde leningen aan ondernemingen in de sociale economie en ondernemingen die initiatieven in de sociale economie wensen op te starten. Trividend Vooruitgangstraat 333 bus 12 1030 Brussel Tel.: 02/274 14 51 Fax: 02/205 17 39 E-mail:
[email protected] Website: www.trividend.be
144
Aanvullende inlichtingen Vlaamse Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie Koning Albert II-laan 35 bus 21 1030 Brussel Gecofoon: 0800-141 87 Fax: 02/553 43 68 E-mail:
[email protected] Website: www.vlaanderen.be/werk
145
2.3
INVOEGBEDRIJVEN – DIENSTENCHEQUE-ONDERNEMING
Inhoud steunmaatregel Alle ondernemingen die de vorm van een handelsvennootschap hebben aangenomen en die erkend zijn in het kader van de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van de buurtdiensten en -banen (met andere woorden de ondernemingen die werken in het kader van de dienstencheques), kunnen een aanvraag indienen. De erkenning als invoegbedrijf of invoegafdeling wordt verleend voor een periode van tien jaar vanaf de indiensttreding van de eerste invoegwerknemer. Erkenningsvoorwaarden Om erkend te kunnen worden als invoegbedrijf of invoegafdeling moet een onderneming voldoen aan de volgende voorwaarden: - de plaats van tewerkstelling waar de invoegwerknemers doorlopend en recurrent activiteiten uitvoeren, moet gevestigd zijn op het grondgebied van het Vlaamse Gewest. Enkel de activiteiten die goederen produceren of diensten verlenen op het grondgebied van het Vlaamse Gewest kunnen het voorwerp zijn van de subsidies; - de onderneming moet voldoen aan de criteria inzake financiële rentabiliteit. Als de onderneming economisch afhankelijk is van slechts één bedrijf, al dan niet een moederbedrijf, dan moet ook dat laatste bedrijf financieel rendabel zijn; - de onderneming moet de nodige tijd en middelen besteden aan de begeleiding en opleiding van de invoegwerknemers; - de onderneming moet in haar bedrijfsvoering de principes inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen, op basis van een door haarzelf uitgetekend en bij de erkenning gevaloriseerd groeipad, incorporeren in de bedrijfsstrategie; - de onderneming moet bereid zijn het medezeggenschap van de werknemers te bevorderen in de onderneming door de bestaande overlegorganen te respecteren en – bij ontstentenis – de nodige initiatieven te nemen om de medezeggenschap van werknemers te bevorderen; - de tewerkstelling van de invoegwerknemers is bijkomend in verhouding tot het aantal eigen personeelsleden, uitgedrukt in voltijdse equivalenten, tewerkgesteld in het bedrijf in de vier kwartalen die voorafgaan aan de aanvraag. Het aantal eigen personeelsleden wordt vastgesteld door het gemiddelde te nemen over die vier kwartalen; eigen personeelsleden zijn de personeelsleden met wie een arbeidsovereenkomst werd gesloten. Verbintenissen Naast het voldoen aan de erkenningsvoorwaarden moet een invoegbedrijf of invoegafdeling de volgende verbintenissen onderschrijven en naleven: - binnen de drie jaar volgend op de datum van betekening van de erkenningsbeslissing het minimum aantal van 3 voltijdse equivalenten invoegwerknemers tewerkstellen; - binnen de drie jaar volgend op de datum van betekening van de erkenningsbeslissing minstens 30 % invoegwerknemers tewerkstellen op het totale personeelsbestand; - indien onderaanneming in het vooruitzicht wordt gesteld, de activiteiten voor minstens drie verschillende bedrijven uitvoeren; - de invoegwerknemers met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur in dienst nemen; - de invoegwerknemers de in de sector vigerende lonen uitbetalen; als er twijfel bestaat over de toepassing van het correcte paritair comité moet dadelijk het advies van de bevoegde instantie, het ‘Toezicht op de Sociale Wetten’, te worden ingewonnen; Meer informatie over de bevoegdheden en de adressen van de regionale directies voor het ‘Toezicht op de Sociale Wetten’ vindt u terug op de website van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg: http://www.meta.fgov.be (regelgeving→ CAO’s en paritaire comités→ Hoe wordt het bevoegde paritair comité bepaald ? - de wettelijke of reglementaire bepalingen betreffende de uitoefening van haar activiteit niet overtreden; - in geen geval middelen hanteren die marktverstorend zijn op het vlak van prijszetting; - gedurende minstens vier jaar na de laatste uitbetaling van de loonpremie voor een invoegwerknemer het aantal voltijds equivalente invoegwerknemers handhaven; - als het aantal tewerkgestelde invoegwerknemers verminderd wordt, de administratie en de trajectbegeleider van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding hiervan op de
146
-
-
hoogte brengen en aan de ontslagen invoegwerknemers het recht bieden om een beroep te doen op een erkend outplacementbureau; jaarlijks de jaarrekening en werkgelegenheidscijfers bezorgen aan de administratie, evenals een inhoudelijke rapportering waaruit blijkt dat de onderneming: • de erkenningscriteria nakomt; • de beginselen van het maatschappelijk verantwoord ondernemen incorporeert en het betreffende actieplan naleeft; • voldoende inspanningen levert voor de begeleiding en de opleiding van de invoegwerknemers. op verzoek van de administratie de nodige gegevens bezorgen om een monitoringsysteem uit te bouwen; elke wijziging van de erkenningscriteria aan de voorafgaande goedkeuring van de minister onderwerpen.
Begunstigden Enkel personen die voldoen aan onderstaande voorwaarden komen in aanmerking voor het statuut van invoegwerknemer: a) persoon met hoogstens een diploma hoger secundair onderwijs bij wie de trajectmatige begeleidingsactie uitwijst dat hij niet dadelijk toeleidbaar is naar de reguliere arbeidsmarkt en die de dag voor zijn aanwerving beantwoordt aan een van de volgende kenmerken: - hij is jonger dan 50 jaar en minstens twaalf maanden inactief; - hij is 50 jaar of ouder en ministens zes maanden inactief; - hij is minstens zes maanden leefloongerechtigde of gerechtigde op financieel maatschappelijke hulp. b) persoon die minstens zes maanden inactief is en behoort tot de doelgroep van de arbeidsgehandicapten; Arbeidsgehandicapte= - werkzoekende met een erkenning als persoon met een handicap bij het Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap en die recht hebben op bijstand inzake tewerkstelling; - werkzoekende ex-leerling van het buitengewoon secundair onderwijs; - werkzoekende die, na attestering door een arts, bij de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding geregistreerd is met een gedeeltelijke of een zeer beperkte geschiktheid. c) de deeltijds werkzoekende leerling van het deeltijds beroepssecundair onderwijs zoals geregeld bij het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende inrichting van het deeltijds beroepssecundair onderwijs, zoals laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 5 maart 2004. Onder inactiviteit wordt begrepen: noch in loondienst, noch op zelfstandige basis hebben gewerkt, noch als cursist een individuele beroepsopleiding (IBO) hebben gevolgd. De minister bepaalt de periodes die met een periode van inactiviteit worden gelijkgesteld; Met trajectbegeleiding wordt het geheel van acties bedoeld, georganiseerd door de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) of door de door deze dienst erkende derden waarbij de werkzoekende volgens een stappenplan door een trajectbegeleider naar een duurzame tewerkstelling wordt begeleid. Samenvattende tabel:
Trajectbegeleiding Max HSO Inactief
-50 jaar
+50 jaar
Ja Ja 12 maanden
Ja Ja 6 maanden
6 maanden leefloongerechtigd ja ja 1 dag
Arbeidsgehandicapt
Deeltijds lerende
/ neen 6 maand
/ / 1 dag
147
Aanwerving van invoegwerknemers De toeleiding gebeurt via VDAB. De diensten van VDAB gaan na of een bepaalde werkzoekende in aanmerking komt om als invoegwerknemer tewerk gesteld te worden. Indien dit zo is, levert zij hiertoe een attest af. Pas wanneer dit attest in het bezit is van de werkgever, kan de persoon worden aangeworven als invoegwerknemer. De aanwerving van de eerste invoegwerknemer moet plaatsvinden binnen een periode van zes maanden vanaf de betekening van de erkenningsbeslissing. De indienstneming van het totale aantal toegekende voltijds equivalente invoegwerknemers, moet plaatsvinden binnen een periode van vier jaar vanaf de indiensttreding van de eerste invoegwerknemer. Voor de invoegwerknemers die niet binnen de vastgelegde aanwervingstermijn in dienst werden genomen, vervalt het recht op de toegekende premie. Vervanging van invoegwerknemers Een uit dienst getreden invoegwerknemer kan, met behoud van de toegekende premie, worden vervangen als die vervanging plaatsvindt binnen de zes maanden te rekenen vanaf de dag van de uitdiensttreding van de te vervangen invoegwerknemer. Als de invoegwerknemer niet binnen de vervangingstermijn in dienst werd genomen, vervalt het recht op de toegekende premie voor de openstaande arbeidsplaats. Een verlenging van deze termijn is niet mogelijk. Subsidiebedrag Binnen het begrotingskrediet kunnen de erkende invoegbedrijven en -afdelingen dienstenchequeondernemingen per voltijds equivalente invoegwerknemer aanspraak maken op een jaarlijkse loonpremie van € 1.650 per voltijds equivalente invoegwerknemer. Deze subsidie wordt toegekend voor 4 jaar bij een erkenning als invoegbedrijf en voor 3 jaar bij een erkenning als invoegafdeling. Een invoegwerknemer heeft alleen recht op een premie voor de werkelijk verrichte en daarmee gelijkgestelde arbeidsprestaties. Bij deeltijdse tewerkstelling wordt de toegekende premie pro rata verrekend. Per voltijds equivalente invoegwerknemer neemt de subsidieperiode een aanvang op het ogenblik van de indiensttreding van de eerste invoegwerknemer-titularis. Die periode wordt wel verlengd met de termijn die verlopen is tussen de uitdiensttreding en de vervanging. Uitbetaling De dienst ‘Betalingen’ van het Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie betaalt de loonpremies. De onderneming vult bij de aanwerving van iedere invoegwerknemer een door de deze dienst ter beschikking gesteld inlichtingenblad in en bezorgt dat aan de VDAB. Telkens als zich een wijziging in de verstrekte gegevens voordoet, moet de werkgever dadelijk een vervangend inlichtingenblad bezorgen. De dienst ‘Betalingen’ stelt maandelijks het bedrag vast en stort dat als voorschot voor de tiende van de lopende kalendermaand. Er volgt een trimestriële afrekening volgens de werkelijk geleverde prestaties waarna eventueel een verrekening gebeurt bij de volgende maandelijkse storting. Procedure tot erkenning Documenten De aanvrager of onderneming die een erkenning als invoegbedrijf wenst en die invoegwerknemers wil aanwerven, richt een aanvraag tot de administratie met een formulier dat de administratie ter beschikking stelt. Bij de aanvraag moeten steeds de volgende stukken gevoegd worden: - de statuten of ontwerpstatuten van de onderneming; - een plan voor de opleiding en de begeleiding van de invoegwerknemers; - een actieplan betreffende het incorporeren van MVO in de bedrijfsstrategie van de onderneming; - een ondernemingsplan;
148
-
een financieel plan voor de komende 4 jaar met inbegrip van een resultatenprognose, een balansprognose en een liquiditeitsplan.
Een bestaande onderneming moet bij de aanvraag bovendien de volgende documenten voegen: - de meest recente jaarrekening met toelichting; - een advies van de ondernemingsraad of van de vakbondsafvaardiging als die aanwezig is. Aanvragen waarbij een van voormelde stukken ontbreken, worden als niet ontvankelijk beschouwd en bijgevolg niet in procedure gezet. Adviesprocedure De aanvraag die formeel ontvankelijk werd verklaard wordt doorgestuurd voor advies aan: - het Regionaal Sociaal-economisch Overlegcomité (RESOC) in wiens ambtsgebied het merendeel van de invoegwerknemers doorlopend en recurrent activiteiten uitvoeren. Het RESOC brengt een op stukken (= aanvraagformulier) gebaseerd gemotiveerd advies uit ten aanzien van de minister binnen dertig kalenderdagen, te rekenen vanaf de dag waarop de adviesaanvraag werd verstuurd. Dit advies heeft betrekking op de beschikbaarheid van de invoegwerknemers, op het belang van het project in het kader van de regionale werkgelegenheidspolitiek en op het eventueel samenvallen of de eventuele concurrentie van de werkzaamheden met andere regionale sociale-economie-initiatieven. -
het doorlichtingsteam: een door de minister erkend team van deskundigen in de adviesverlening in de sector van de sociale economie. Het doorlichtingsteam brengt een gemotiveerd adviesrapport uit ten aanzien van de minister binnen dertig kalenderdagen, te rekenen vanaf de dag waarop de adviesaanvraag werd verstuurd. Daartoe onderzoekt het de aanvraag op elk van de erkenningscriteria en de verbintenissen en geeft het op elk punt een exhaustieve uitleg met appreciatie. Als het doorlichtingsteam aanvullende informatie die noodzakelijk is voor het onderzoek aan de onderneming vraagt en niet dadelijk kan verkrijgen; of als de onderneming het doorlichtingsteam niet kan ontvangen binnen een termijn van veertien dagen na het verzenden van de aanvraag, wordt de adviesperiode op grond van een gemotiveerd verzoek van het doorlichtingsteam door de administratie geschorst. De schorsing wordt opgeheven zodra het doorlichtingsteam meldt dat de noodzakelijke informatie werd verkregen.
De administratie bundelt het advies van het RESOC en het rapport van het doorlichtingsteam en legt het voor aan de adviescommissie. De adviescommissie formuleert een advies over de erkenning dat door de administratie samen met alle beschikbare informatie aan de minister wordt voorgelegd. Erkenningsbeslissing De minister beslist op basis van alle beschikbare informatie om een invoegbedrijf al dan niet te erkennen en om het gevraagde aantal invoegwerknemers geheel of gedeeltelijk toe te kennen. De erkenningsbeslissing omvat naast de eigenlijke erkenning het aantal toegekende voltijdse equivalente invoegwerknemers. Per toegekende voltijdse equivalent wordt de loonpremie op jaarbasis vermeld. Diversen Bijkomende ondersteuning 1. Managementondersteuning Personen of ondernemingen die een invoegbedrijf wensen op te starten kunnen voor bedrijfsontwikkeling of bedrijfsondersteuning terecht bij een van de erkende regionale incubatiecentra, ook startcentra genaamd. De startcentra zijn eerste aanspreekpunt voor initiatiefnemers. Zij bevorderen op een pro-actieve wijze het ontstaan van ondernemingsideeën en -projecten en ontwikkelen deze in samenwerking met partners. Daarnaast zijn zij ook het eerste aanspreekpunt voor bestaande ondernemers. Zij bieden begeleiding en advies aan en kunnen door hun netwerking ondernemingen en initiatieven versterken.
149
2. Adviesverlening Personen of ondernemingen die een invoegbedrijf wensen op te starten kunnen eenmalig een financiële tegemoetkoming krijgen voor een haalbaarheidsstudie. Indien dit onderzoek leidt tot de oprichting van een invoegbedrijf bedraagt de tussenkomst van het Vlaamse Gewest maximaal 75% van de advieskosten met een maximum van € 7.500 per bedrijfsadvies. Indien het onderzoek niet leidt tot de oprichting van een invoegbedrijf bedraagt de financiële tegemoetkoming maximaal 50% van de advieskosten met een maximum van € 2.500 per bedrijfsadvies. Jaarlijks wordt aan invoegbedrijven een basisopvolgingspakket aangeboden door een erkend adviesbureau. Deze basisopvolging is gratis tot één jaar na de periode dat zij invoegsubsidies ontvangt. Een basisopvolgingspakket is een sterkte zwakte-analyse. Ze omvat zowel een bedrijfseconomische en organisatorische analyse als een analyse op het vlak van de inhoudelijke criteria die in de regelgeving worden bepaald evenals aanbevelingen op deze terreinen. Ze is bedoeld als instrument ter verbetering van het functioneren als invoegbedrijf. Een erkend invoegbedrijf kan tenslotte een financiële tegemoetkoming krijgen bij ad hoc adviesverlening door een erkend adviesbureau in de sociale economie. Deze tegemoetkoming bedraagt maximaal 50% van de advieskosten met een maximum van € 7.500 per bedrijfsadvies. 3. Risicokapitaalfonds Trividend Via het Vlaams Participatiefonds voor de sociale economie wordt risicokapitaal verstrekt via participaties en achtergestelde leningen aan ondernemingen in de sociale economie en ondernemingen die initiatieven in de sociale economie wensen op te starten. Trividend Vooruitgangstraat 333 bus 12 1030 Brussel Tel.: 02/274 14 51 Fax: 02/205 17 39 E-mail:
[email protected] Website: www.trividend.be
Aanvullende inlichtingen Vlaamse Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie Koning Albert II-laan 35 bus 21 1030 Brussel Gecofoon: 0800-141 87 Fax: 02/553 43 68 E-mail:
[email protected] Website: www.vlaanderen.be/werk
150
2.4
OVERGANGSMAATREGEL VOOR DE VERGOEDING BIJ DE AANWERVING VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP (CAO 26) EN DE VLAAMSE INSCHAKELINGSPREMIE (VIP)
Inhoud steunmaatregel Werkgevers die een tussenkomst in de loonkost kregen in het kader van de Vlaamse Inschakelingspremie (VIP) of CAO 26, schakelen vanaf 1/10/08 over naar de regeling van de Vlaamse ondersteuningspremie (VOP). Hoe een VOP aanvragen? De overgang naar VOP gebeurt automatisch. Na ieder kwartaal moet je binnen het kwartaal de uitbetaling van de tegemoetkoming aanvragen. Hoeveel bedraagt de premie? Voor wie op 1-10-2008 een VIP krijgt: Periode van tewerkstelling Van 1-10-2008 tot 30-09-2012 Van 1-10-2012 tot einde tewerkstelling
% van referteloon 30% 20% (geplafonneerd)
Voor wie op 1-10-2008 in het kader van CAO 26 een rendementsverlies van meer dan 30% krijgt: Periode van tewerkstelling % van referteloon Van 1-10-2008 tot 30-09-2012 % van de CAO 26 Van 1-10-2012 tot einde tewerkstelling 20% (geplafonneerd) Voor wie op 1-10-2008 in het kader van CAO 26 een rendementsverlies van 20% tot 30% krijgt: Periode van tewerkstelling % van referteloon Van 1-10-2008 tot 30-09-2012 30% Van 1-10-2012 tot einde tewerkstelling 20% (geplafonneerd) Voor wie op 1-10-2008 in het kader van CAO 26 een rendementsverlies van minder dan 20% krijgt: Periode van tewerkstelling % van referteloon Van 1-10-2012 tot einde tewerkstelling 20% (geplafonneerd) Referteloon = het loon (waarop de RSZ berekend wordt) + verplichte werkgeversbijdragen RSZ – de verminderingen op de werkgeversbijdragen RSZ. Plafond = tweemaal het gewaarborgd gemiddelde minimummaandinkomen (GGMM) voor een werknemer vanaf 21 jaar. Uitzonderingen: Op basis van een gemotiveerde aanvraag kan VDAB na het eerste jaar tijdelijk een hogere tegemoetkoming geven (tot maximaal 60% van het niet-geplafonneerd referteloon). Bij uitzendarbeid geldt een aparte overgangsregeling.
Aanvullende inlichtingen VDAB Keizerslaan 11 1000 Brussel Tel.: 0800 30 700 Fax: 02/506 15 90 E-mail:
[email protected] Website: www.vdab.be/personenmeteenhandicap
151
2.5
VLAAMSE ONDERSTEUNINGSPREMIE (VOP)
Inhoud steunmaatregel Als je een persoon met een arbeidshandicap in dienst neemt of een van je medewerkers krijgt een arbeidshandicap, dan kan je een premie krijgen die kan oplopen tot 60% van de loonkost. Begunstigden -
de natuurlijke personen of privaatrechtelijke rechtspersonen; alle onderwijsinstellingen; de provincies, gemeenten, OCMW’s en de door hen opgerichte verzelfstandigde agentschappen of verenigingen.
Opmerking: voor uitzendkantoren en zelfstandigen is er een aparte regelgeving. Beschutte werkplaatsen komen niet in aanmerking. Welke werknemers kunnen er aanspraak op maken? Alle werknemers voor wie je een loon en sociale zekerheid betaalt én die beantwoorden aan een van de volgende profielen: -
-
wie recht heeft op een loonkostensubsidie vanuit het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH); wie vanuit het VAPH het recht heeft op tehuiswerkenden, verblijf in een pleeggezin, of beschermd, begeleid of zelfstandig wonen; wie onderwijsvorm OV3 of OV4 volgde en niet verder studeerde; wie in het onderwijs toegang had tot ION (inclusief onderwijs) voor type 2-leerlingen, GON (geïntegreerd onderwijs) voor Type 4- of Type 6-begeleiding in het secundair onderwijs gehad hebben; wie volgens de federale dienst sociale zekerheid op de zelfredzaamheidschaal volwassenen een erkenning heeft van: · minimum 4 punten bij fysieke, verstandelijke, psychische of auditieve handicap; · minimum 9 punten bij visuele handicap. wie recht heeft op bijkomende kinderbijslag; wie een problematiek heeft die toegang geeft tot deze tegemoetkoming. De problematiek moet gediagnosticeerd zijn door een specialist en die moet verklaren dat er geen behandeling meer mogelijk is; wie het recht gekregen heeft van VDAB op grond van een multi-elementenadvies.
Opgepast: Je mag geen werknemers ontslaan om ze te vervangen door een werknemer met een arbeidshandicap die recht heeft op een VOP. Bovendien mag je geen werknemers ontslaan om ze nadien opnieuw aan te werven om een VOP te verkrijgen. Aanvraagprocedure Je doet met een elektronisch formulier een basisaanvraag. Je kan ook een aanvraag indienen door naar de servicelijn te bellen op 0800 30 700 (elke werkdag van 8 tot 20 uur) of naar een werkwinkel in jouw buurt te stappen. Dit formulier wordt overgemaakt aan de provinciale dienst arbeidshandicap van de vestigingsplaats van je bedrijf. Na ieder kwartaal moet je binnen het kwartaal de uitbetaling van de tegemoetkoming aanvragen.
152
Hoeveel bedraagt de premie ? Algemeen Periode van tewerkstelling 1ste tot en met 5de kwartaal 6de tot en met het 17de kwartaal 18de kwartaal tot einde tewerkstelling
% van geplafonneerd referteloon 40% 30% 20%
Referteloon = het loon (waarop de RSZ berekend wordt) + verplichte werkgeversbijdragen RSZ – de verminderingen op de werkgeversbijdragen RSZ. Plafond = tweemaal het gewaarborgd gemiddelde minimummaandinkomen (GGMM) voor een werknemer vanaf 21 jaar. Uitzonderingen: Wanneer aan de VOP een gespecialiseerde individuele opleiding (GIBO) voorafgaat, wordt de startdatum van deze GIBO aanzien als datum van aanwerving. Op basis van een gemotiveerde aanvraag kan VDAB na het eerste jaar tijdelijk een hogere tegemoetkoming geven (tot maximaal 60% van het niet-geplafonneerd referteloon). Bij specifieke problematieken kan VDAB vanaf het eerste jaar tijdelijk een hogere tegemoetkoming geven (tot maximaal 60% van het niet-geplafonneerd referteloon). Voor de lopende loonkostensubsidies (CAO 26 en VIP) geldt een overgangsregeling.
Aanvullende inlichtingen VDAB Keizerslaan 11 1000 Brussel Tel.: 0800 30 700 Fax: 02/506 15 90 E-mail:
[email protected] Website: www.vdab.be/personenmeteenhandicap
153
2.6
TEWERKSTELLINGSPREMIE VOOR 50+
Inhoud steunmaatregel De werkgever werft een 50-plusser aan met een contract van onbepaalde duur. Hij kan dan in aanmerking komen voor een vermindering in de loonkost gedurende maximaal vier kwartalen. Voor deze maatregel moet de werkgever wel gevestigd te zijn in het Vlaamse Gewest. Voorwaarden U moet voldoen aan volgende positieve en negatieve voorwaarden: Positieve voorwaarden: - u bent een privéonderneming (u valt met andere woorden onder het toepassingsgebied van de CAO-wet van 5 december 1968); - u hebt een exploitatiezetel in het Vlaams Gewest of u verbindt er zich toe een exploitatiezetel in het Vlaams Gewest te vestigen binnen de vijf kwartaal vanaf de aanwerving die plaats vond in het kader van deze maatregel; - u leeft de geldende loon- en arbeidsvoorwaarden na. Negatieve voorwaarden: - u mag geen werknemers ontslaan met de uitsluitende bedoeling ze te vervangen door personen die recht geven op de tewerkstellingspremie; - u bent geen openbare instelling; - u behoort niet tot de steenkoolsector en de scheepsbouw (toepassing van Verordening nr 2204/2002 van de Commissie van 12 december 2002); - uw loonkosten werden, gedurende het jaar dat voorafgaat aan de aanvraag van de tewerkstellingspremie, niet voor meer dan vijftig procent gefinancierd met subsidies verleend door de federale of Vlaamse overheid; - in de zes maanden voorafgaand aan de indiensttreding mag de werknemer niet bij dezelfde of een andere onderneming van dezelfde groep in dienst geweest zijn. Opmerking: Onder subsidies worden de financiële tegemoetkomingen toegekend door de federale en/of Vlaamse overheid bedoeld. Het gaat om tegemoetkomingen die bij wet, decreet of besluit worden voorzien. Europese, lokale en provinciale tegemoetkomingen worden niet in aanmerking genomen. De subsidie kan de vorm aannemen van onder meer: - een loonsubsidie; - een werkingstoelage die onder andere moet besteed worden aan loonkost; - RIZIV-tegemoetkomingen. De RSZ-bijdrageverminderingen vallen niet onder het begrip subsidie. Vergoedingen die de federale of Vlaamse overheid betaalt als tegenprestatie voor de uitvoering van overheidsopdrachten zijn geen subsidies. De werknemer moet voldoen aan volgende voorwaarden: - 50 jaar of ouder zijn; - de dag voorafgaand aan de indiensttreding moet hij ingeschreven zijn bij de VDAB als niet werkende werkzoekende; - hij moet aangeworven zijn met een contract van onbepaalde duur; - in de zes maanden voorafgaand aan de indiensttreding mag de werknemer niet bij dezelfde of een andere onderneming van dezelfde technische bedrijfseenheid in dienst geweest zijn. Een individuele beroepsopleiding in het bedrijf voorafgaand aan de tewerkstelling is wel mogelijk. Ook uitzendwerk kan als men voor de aanwerving 1 dag is ingeschreven als niet werkend werkzoekende bij de VDAB; - hij moet minstens vijf opeenvolgende kwartalen tewerkgesteld worden bij het bedrijf.
154
Voordelen U krijgt naargelang de grootte van het werkelijk betaald brutoloon van de werknemer per kwartaal een tegemoetkoming van de VDAB. De tewerkstellingspremie bedraagt: Brutoloon per kwartaal 2.400 - 6.000 EUR 6.000 - 10.500 EUR Vanaf 10.500 EUR
Tewerkstellingspremie per kwartaal 1.200 EUR 2.100 EUR 3.000 EUR
De premie wordt toegekend voor een maximale periode van 4 opeenvolgende kwartalen, te rekenen vanaf het kwartaal volgend op het kwartaal van indiensttreding. De tewerkstellingspremie wordt alleen toegekend voor de periodes waarvoor de onderneming loon verschuldigd is en uitbetaald heeft (dus niet tijdens periodes van langdurige ziekte, technische werkloosheid, ...). De premie wordt vrijgesteld van vennootschapsbelasting. De werknemer krijgt een contract van onbepaalde duur. Diversen Deze maatregel mag niet gecombineerd worden met: -
Dienstencheques (= betaalmiddel voor hulp van huishoudelijke aard)
Doorgaans wordt deze maatregel gecombineerd met: -
ACTIVA voor min-45jarigen, ACTIVA voor 45-plussers; oudere werknemers - vermindering RSZ werkgeversbijdragen; werkhervattingstoeslag voor 50-plussers; aanwerving van de eerste drie werknemers - vermindering RSZ werkgeversbijdragen; vergoeding tewerkstelling - gehandicapten; ….
Op voorwaarde dat: - het totaal aan subsidies niet groter wordt dan de loonkost; - aan de voorwaarden van beide maatregelen is voldaan (zo is cumul met bvb startbanen niet wettelijk verboden maar ook niet mogelijk omdat beide maatregelen totaal andere leeftijdsvoorwaarden hanteren). Aanvraagprocedure • • • •
u moet zich als werkgever laten registreren in de gegevensdatabank van de VDAB; via Mijn VDAB op de VDAB-website vult u het aanvraagformulier tot het bekomen van een tewerkstellingspremie in. De tewerkstellingspremie moet binnen de drie maanden na de aanwerving aangevraagd worden; de VDAB keurt de aanvraag goed of af; bij goedkeuring zal de VDAB per kwartaal de verschuldigde premie storten.
155
De werknemer moet zich voor de indiensttreding inschrijven bij de VDAB als niet werkende werkzoekende.
Aanvullende inlichtingen VDAB – Training en Opleiding Keizerslaan 11 1000 Brussel Tel.: 0800 30 700 Fax: 02/506 17 61 E-mail:
[email protected] t.a.v. dhr. Willy Vermeir of Edwin De Pauw Website: www.vdab.be
156
2.7
ACTIVA START
Inhoud steunmaatregel Deze maatregel bevordert de herinschakeling van jonge laaggeschoolde werkzoekenden (jonger dan 26 jaar) in het normale arbeidscircuit door het toekennen van een geactiveerde werkloosheidsuitkering (werkuitkering genaamd). De werkgever kan deze in mindering brengen van het te betalen nettoloon. De Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) betaalt deze uitkering aan de werknemer Voorwaarden U dient een voltijdse arbeidsovereenkomst te sluiten met een voorziene mimimumduur van 6 maanden, gerekend van datum tot datum. Die voltijdse arbeidsovereenkomst moet bovendien een startbaanovereenkomst zijn.
IWZ = ingeschreven als werkzoekende. Erg laaggeschoold = de werknemer heeft hoogstens een getuigschrift van de tweede graad (= 4e jaar) van het secundair onderwijs. Laaggeschoold = de werknemer heeft geen diploma of getuigschrift van het hoger secundair onderwijs. Buitenlandse afkomst = de werknemer bezit de nationaliteit niet van één van de landen van de Europese Unie (+ uitzonderingen). De werknemer komt in aanmerking: - als hij minder dan 26 jaar is; - en ALS hij IWZ is en beschikbaar voor de voltijdse arbeidsmarkt; - en ALS hij niet meer leerplichtig is én geen dagonderwijs meer volgt; - en ALS hij in de laatste 12 maanden niet van een activeringsvoordeel heeft genoten (= loonsubsidie) in het kader van een tewerkstelling met ACTIVA, doorstromingsprogramma of SINE; - en ALS hij: • erg laaggeschoold is; • laaggeschoold is en bovendien: · ofwel gehandicapt; · ofwel van buitenlandse afkomst. Voordelen Er zijn enkel voordelen voor de werknemer of de werkzoekende. De werknemer krijgt een geactiveerde werkloosheidsuitkering, werkuitkering genaamd. De werkuitkering bedraagt per maand: € 350 van kalendermaand 1 tot 6. Het bedrag van de werkuitkering kan voor een bepaalde kalendermaand evenwel nooit het bedrag van het verschuldigde nettoloon overschrijden. U kan de werkuitkering in mindering brengen van het te betalen nettoloon. Diversen Deze maatregel mag niet gecombineerd worden met: -
ACTIVA voor min-45-jarigen, ACTIVA voor 45-plussers;
157
-
Doorstromingsprogramma' s (DSP); Sociale inschakelingseconomie (SINE).
Doorgaans wordt deze maatregel gecombineerd met: -
bijdragevermindering sociale zekerheid voor werkgevers in het kader van startbanen
Aanvraagprocedure 1. De werknemer moet in het bezit zijn van een werkkaart ‘Activa Start’ Bezit de werknemer geen werkkaart, dan kan hij, alleen of samen met u, een kaart aanvragen bij het werkloosheidsbureau (WB) van de RVA bevoegd voor zijn hoofdverblijfplaats. Dit moet gebeuren ten laatste 30 dagen na de dag van de indienstneming. U gebruikt daarvoor het formulier C63 startbaan. U kan het formulier C63 startbaan bij het WB krijgen. U kan het ook downloaden van de website van de RVA. Opgelet: in geval van laattijdige aanvraag zal de RVA de werkuitkering wel toekennen, maar voor een verminderde periode. De periode wordt namelijk verminderd met een periode: - die aanvangt op de dag van indienstneming; - en die eindigt op de laatste dag van het kwartaal waarin de laattijdige aanvraag van de kaart gesitueerd is. 2. U sluit een arbeidsovereenkomst met de werknemer Indien de werknemer een werkuitkering kan ontvangen, moet de arbeidsovereenkomst een aantal verplichte vermeldingen bevatten, meer bepaald: - dat een werkkaart is gegeven waaruit blijkt dat de werknemer in aanmerking komt voor de werkuitkering en voor welke periode; - dat u het maandelijks te betalen loon verkrijgt door de werkuitkering in mindering te brengen van het nettoloon voor de beschouwde maand. In de praktijk kan u hiervoor het formulier ‘bijlage arbeidsovereenkomst ACTIVA START’ gebruiken. U kan dit formulier bij het WB krijgen. U kan het ook downloaden van de website van de RVA. 3. De werknemer dient een uitkeringsaanvraag in De werknemer moet de werkuitkering vragen door deze arbeidsovereenkomst én de bijlage arbeidsovereenkomst ACTIVA START in te dienen. Hij maakt deze stukken over aan zijn uitbetalingsinstelling (UI) (vakbond of Hulpkas voor Werkloosheidsuitkeringen - HVW). Deze dient die stukken in bij het WB. Zijn aanvraag moet uiterlijk de laatste dag van de vierde maand volgend op de maand waarin de indienstneming gesitueerd is, toekomen op dit WB. Opgelet: in geval van laattijdige aanvraag zal de RVA de werkuitkering slechts toekennen voor een verminderde periode. De periode wordt namelijk verminderd met een periode: - die aanvangt op de dag van indienstneming; - en die eindigt op de laatste dag van de maand vóór die waarin de laattijdige aanvraag van de uitkering gesitueerd is. Was de werkkaart eveneens laattijdig aangevraagd, dan kan dit een nog latere datum zijn (zie punt 1). Het WB zal u dan verwittigen of de werknemer al dan niet gerechtigd is op de werkuitkering. Is dit het geval, dan kan u deze uitkering in mindering brengen van het te betalen nettoloon. 4. Het loon en de werkuitkering worden maandelijks betaald Heeft het WB u verwittigd dat hij een werkuitkering zal toekennen, dan trekt u het bedrag ervan af van het nettoloon voor de bewuste kalendermaand. U betaalt slechts het saldo. U geeft de werknemer een ingevuld formulier C78ACTIVA START. Deze zal dit indienen bij zijn UI die hem de maandelijkse werkuitkering zal uitbetalen.
158
Aanvullende inlichtingen RVA Keizerslaan 7 1000 Brussel Tel.: 02/515 41 11 Fax: 02/514 11 06 Website: www.rva.be
159
DEEL IV : STEUN BIJ OPLEIDINGEN
160
1.
VLAAMSE DIENST VOOR ARBEIDSBEMIDDELING EN BEROEPSOPLEIDING (VDAB)
1.1
INDIVIDUELE BEROEPSOPLEIDING IN DE ONDERNEMING
Inhoud steunmaatregel De Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) organiseert een aantal beroepsopleidingen waar ondernemingen steun voor kunnen ontvangen. Eén van die opleidingen is de individuele beroepsopleiding in de onderneming. Een individuele opleiding kan afgesloten worden met het oog op de aanpassing en de vervolmaking van de beroepsbekwaamheden van een werkloze of met het oog op het aanleren van een beroep aan een werkloze om die toe te laten na afloop van de opleiding door de onderneming aangeworven te worden. Iedereen kan een individuele beroepsopleiding in de onderneming volgen. Er zijn geen specifieke doelgroepen. Begunstigden Kleine, middelgrote en grote ondernemingen (starters en niet-starters), vzw' s en administratieve overheden kunnen een individuele opleiding in de onderneming organiseren. De exploitatiezetel waar de IBO plaatsvindt, moet gevestigd zijn in het Vlaamse Gewest of in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Projecten Volgende projecten komen in aanmerking: - opleiding voor uitkeringsgerechtigde werklozen; - opleiding van werkzoekenden die geen uitkering krijgen; - opleiding van laaggeschoolde en langdurige werklozen in gewone economische bedrijven; - opleiding van laaggeschoolde personen bedreigd met langdurige werkloosheid (minder dan hoger secundair onderwijs of geen derde graad beroepsonderwijs); - opleiding van personen bedreigd met uitsluiting van de arbeidsmarkt (personen met een handicap, migranten, zeer langdurige werklozen, bestaansminimumtrekkers en niet-gedomicilieerden, exgedetineerden, politiek vluchtelingen van wie de aanvraag tot erkenning ontvankelijk werd verklaard en die beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt); - opleiding van vrouwen in het kader van het gelijke-kansen-beleid (herintredende vrouwen, werkloze vrouwen met geringe beroepskwalificaties); - … Diversen De opleidingsduur bedraagt minimum 1 en maximum 6 maand en wordt vastgelegd op basis van een gedetailleerd opleidingsprogramma dat in gemeenschappelijk overleg tussen de onderneming en de VDAB wordt vastgelegd, rekening houdend met de reeds verworven competenties van de cursist. Dit programma wordt aan het contract gehecht. Na advies van de Sociaal-economische Raad van de Regio (SERR) kan, omwille van de pedagogische noodzaak, de duurtijd vastgelegd worden tot maximum 12 maanden voor een laaggeschoolde en tevens langdurige uitkeringsgerechtigde werkloze. Tijdens de opleiding ontvangt de cursist, naast een uitkering of leefloon vanwege de VDAB een productiviteitspremie. Het bedrag van de premie wordt vastgelegd op basis van het ' normaal loon'dat voor het aangeleerde beroep is vastgelegd. Deze premie wordt uitgedrukt als het verschil tussen het normale loon in het beroep en de uitkering waar de cursist recht op heeft uit hoofde van werkloosheid of leefloon. Indien de cursist geen uitkering geniet uit hoofde van werkloosheid of leefloon wordt het bedrag van de productiviteitspremie uitgedrukt als een percentage van het verschil tussen het normale loon in het beroep en een compensatievergoeding. Deze compensatievergoeding is ten laste van de VDAB en bedraagt € 9,60 per dag in een regime van de zesdagenweek. Het bedrag kan worden gewijzigd door de Vlaamse regering na advies van de Raad van Bestuur van de VDAB.
161
De onderneming is aan de VDAB maandelijks een bedrag verschuldigd dat het verschil tussen het normale loon in het beroep en de gemiddelde werkloosheidsuitkering. De gemiddelde werkloosheidsuitkering wordt door de Raad van Bestuur vastgelegd. De werkgever verbindt er zich toe de cursist, die in de onderneming een beroepsopleiding heeft gevolgd, onmiddellijk na het einde van de opleiding in het aangeleerde beroep in loondienst te werk te stellen met een contract van onbepaalde duur en voor een duur tenminste gelijk aan de duur van de opleiding.
Aanvullende inlichtingen VDAB Keizerslaan 11 1000 Brussel Tel.: 02/506 29 20 Fax: 02/506 29 52 Website: www.vdab.be
162
1.2
INSTAP-OPLEIDING
Inhoud steunmaatregel Een instap-opleiding is een bedrijfsgerichte afwerking van een beroepsopleiding of studie. De opleiding duurt 2 maanden en moet starten binnen de 4 maanden na het einde van de beroepsopleiding of studie. Begunstigden Om in aanmerking te komen voor een instap-opleiding moet men uitkeringsgerechtigd volledig werkloos, leefloongerechtigd of door de RVA erkend zijn in het kader van het jongerenactiva opleidingsplan. Men moet bovendien: - een beroepsopleiding, georganiseerd of erkend door de VDAB, van minstens 400 uur gevolgd hebben binnen de 9 maanden voor de instapopleiding; - of ingeschreven zijn bij de VDAB als schoolverlater en maximaal een diploma of studiebewijs hebben van: · eerste graad algemeen secundair onderwijs; · derde graad technisch of kunstsecundair onderwijs; · vierde graad beroepssecundair onderwijs; · middenstandsopleiding; · deeltijds beroepssecundair onderwijs; · alternerend beroepsonderwijs; · buitengewoon secundair onderwijs. De instap-opleiding moet starten: - binnen de 4 maanden na het einde van de beroepsopleiding; - binnen de 4 maanden na inschrijving als werkzoekende als men schoolverlater is. Diversen Voordelen als werkgever Tijdens de instap-opleiding betaal je geen RSZ of loon, enkel een productiviteitspremie die wordt berekend als het verschil tussen het normale loon en de gemiddelde werkloosheidsuitkering. Je betaalt wel de verplaatsingskosten van de cursist en verzekert hem of haar tegen arbeidsongevallen. Na de opleiding neem je de persoon in dienst met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur. De overeenkomst wordt schriftelijk vastgelegd. Er is geen opleidingsprogramma vereist. Voordelen als werkzoekende Als werkzoekende krijg je na de instap-opleiding een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur. Tijdens de opleiding wordt de uitkering aangevuld met een productiviteitspremie, zodat het normale loon in het beroep benaderd wordt. Aanvullende inlichtingen Bel naar 0800/30700 voor meer informatie of ga langs bij een VDAB-kantoor in je buurt. Een aanvraagformulier voor een instap-opleiding vind je op www.vdab.be, eveneens kan je op dezelfde site een simulatie maken van de kostprijs van een instap-opleiding in je onderneming. Indien je bedrijf gevestigd is in het Brussels Hoofdstelijk Gewest dan kan je voor de aanvraag van een instapopleiding contact opnemen met de heer Gino Asselman (tel.: 02/505 15 26 – fax: 02/505 77 41 – e-mail:
[email protected]) VDAB – Training en Opleiding Keizerslaan 11 1000 Brussel Tel.: 02/506.29.20 Fax: 02/506.29.52
163
2.
SECTORALE MAATREGELEN EN INITIATIEVEN
Inhoud steunmaatregel De sectoren bieden een ruime waaier aan maatregelen en initiatieven, onder andere kosteloze opleidingen, opleidingspremies, hulp bij stages, opleidingen voor opleidingsverantwoordelijken, ontslagbegeleiding, enz… die gericht zijn op werknemers, werkzoekenden of werkgevers. Begunstigden Momenteel heeft de Vlaamse regering 25 sectorconvenants afgesloten waarvan 24 met de sociale partners van sectoren op basis van de paritaire comités (één convenant is niet met traditionele sectoren afgesloten namelijk de convenants met de lokale besturen). Door het afsluiten van een convenant nemen de sociale partners van de sector en de Vlaamse regering engagementen op in een aantal maatschappelijke domeinen. Deze engagementen hebben betrekking op het verhogen van de arbeidsmarktdeelname van de kansengroepen en het diversiteitsbeleid, het verbeteren van de aansluiting tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt, het bevorderen van opleiding, competentiemanagement en loopbaanontwikkeling en het bieden van begeleiding van herstructurering. De sectoren kunnen ook nog bijkomende modules onderschrijven zoals mobiliteit, vermijden van werkstress,… Alle informatie in verband met de sectorconvenants kunt u vinden op: http://www2.vlaanderen.be/ned/sites/werk/sectoren_situering.htm
Aanvullende inlichtingen Een overzicht van de websites, adressen en contactpersonen van de 25 sectoren waarmee de Vlaamse regering een sectorconvenant heeft afgesloten kunt u aanvragen bij het. Vlaamse overheid Agentschap Economie Enterprise Europe Network Koning Albert II-laan 35 bus 12 1030 Brussel Tel.: 02/553 38 77 Fax: 02/553 38 20 E-mail:
[email protected] Website: http://www.vlaanderen.be/enterprise-europe
164
3.
PROJECTEN TER STIMULERING VAN DE EVENREDIGE ARBEIDSDEELNAME EN DIVERSITEIT IN ONDERNEMINGEN, INSTELLINGEN EN LOKALE BESTUREN (DIVERSITEITSPLANNEN, CLUSTERPLANNEN, INSTAP- EN GROEIPLANNEN)
Inhoud van de maatregel Een centraal uitgangspunt van het Vlaamse werkgelegenheidsbeleid is het verhogen van de werkzaamheidsgraad en het streven naar evenredige arbeidsdeelname. Evenredige arbeidsdeelname is gericht op het aanbieden van kansen op de arbeidsmarkt aan groepen die mede omwille van heersende stereotypen, vooroordelen en discriminatie of het hebben van bepaalde kenmerken, geconfronteerd worden met uitsluiting op (delen van) de arbeidsmarkt. Een diversiteitsplan is een geheel van maatregelen en acties, met oog voor het managen van verschil, die op een planmatige manier direct en indirect discriminerende drempels wegnemen en/of voorzieningen scheppen waardoor de verticale en horizontale mobiliteit (instroom, doorstroom, retentie en opleiding) van leden van de kansengroepen op de arbeidsmarkt worden vergroot. De prioritaire kansengroepen in dit verband zijn mensen van allochtone herkomst, mensen met een arbeidshandicap en ouder wordende werknemers (50+). In elk plan wordt aandacht besteed aan een combinatie van de volgende drie punten: - het aangeven van streefcijfers voor instroom, doorstroom, retentie en/of opleiding van kansengroepen; - het waarderen van veranderende verschillen met het oog op interne sensibilisering en het creëren van draagvlak voor het gevoerde of te voeren diversiteitsbeleid; - het verankeren van de resultaten van het diversiteitsplan met het oog op het continueren en verbeteren van het ontwikkelde beleid. Voor het introduceren en bestendigen van diversiteit en evenredige arbeidsdeelname in ondernemingen en organisaties via een diversiteitplan geeft de Vlaamse regering volgende ondersteuning: - diversiteitsplannen kunnen een subsidie bekomen tot een maximum van 2/3 van de totale subsidiabele kost, met een plafond van € 10.000; - clusterdiversiteitsplannen kunnen een subsidie bekomen tot een maximum van 2/3 van de totale subsidiabele kost, met een plafond van € 3.000 per clusterlid; - instap- en groeidiversiteitsplannen kunnen een subsidie bekomen tot een maximum van 1/2 van de totale subsidiabele kost, met een plafond van € 2.500. - gratis ondersteuning bij de ontwikkeling en uitvoering van elk diversiteitplan door een projectontwikkelaar Het aanvragende bedrijf gaat het engagement aan om ook na de subsidieperiode het diversiteitsbeleid in de organisatie voort te zetten door aan te geven welke structurele effecten het plan in kwestie beoogt en hoe dat zal worden gerealiseerd. Het bedrijf voorziet in cofinanciering van de kosten. Zowel loonkosten als werkingskosten ter voorbereiding en uitvoering van het plan komen in aanmerking voor financiering voor zover ze gemaakt zijn binnen de subsidieperiode. Begunstigden Kleine en grote ondernemingen, instellingen en lokale besturen (en voor clusterdiversiteitsplannen ook sectorfondsen, beroepsfederaties, en dergelijke) kunnen aankloppen voor ondersteuning en begeleiding van een instapdiversiteitsplan, diversiteitsplan, clusterdiversiteitsplan of groeidiversiteitsplan. Ook socialprofitbedrijven komen in aanmerking. Aanvraagprocedure Aanvragen tot het opstarten van een plan dienen voor advies voorgelegd te worden aan de SERR (de SociaalEconomische Raad van de Regio) van de regio waar de betreffende organisatie is gelegen. Hiervoor kan men contact opnemen met de projectontwikkelaars van de SERR (of RESOC). Het aanvraagformulier en de details van de regelgeving zijn te vinden op: www.werk.be/beleid/div/.
165
Aanvullende inlichtingen Vlaamse overheid Departement Werk en Sociale Economie Afdeling Werkgelegenheidsbeleid Helpdesk EAD Koning Albert II-laan 35 bus 20 1030 Brussel Tel.: 02/553 43 33 Fax: 02/553 40 10 Website: www.werk.be
166
4.
VLAAMS AGENTSCHAP VOOR ONDERNEMERSVORMING - SYNTRA VLAANDEREN
Het Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming – SYNTRA VLAANDEREN is een publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap (EVA) van de Vlaamse overheid. Het Agentschap erkent en subsidieert het SYNTRA-opleidingsnetwerk voor zelfstandigen en kmo’s. SYNTRA staat voor 24 campussen in Vlaanderen. Ze zijn samen goed voor een honderdtal praktische opleidingen en trainingen, toegespitst op de dagelijkse realiteit van de onderneming. Het zwaartepunt bij de SYNTRA-opleidingen is de praktijk. Hiervoor doet SYNTRA een beroep op lesgevers die zelf dagelijks in de praktijk van hun eigen onderneming staan. Diverse studies hebben aangetoond dat een degelijke opleiding een belangrijke factor is om het slagen van een onderneming te verzekeren. Of je nu een vak wilt leren, een (nieuwe) zaak beginnen of met je bedrijf nieuwe wegen wil verkennen… met SYNTRA sta je sterker. Opleiding bij SYNTRA kan via verschillende sporen: de ondernemersopleiding; korte cursussen en bijscholingen; de leertijd.
4.1
DE ONDERNEMERSOPLEIDING
Inhoud steunmaatregel Ondernemen is niet alleen een passie, maar ook een vak apart. Wie zich als zelfstandige wil vestigen of een eigen bedrijf wil opstarten, heeft er alle belang bij om dat vak perfect te beheersen. De ondernemersopleiding van SYNTRA beperkt het risico op beginnersfouten en verhoogt de kansen op succes. SYNTRA biedt ondernemers in spe zowel een cursus bedrijfsbeheer als specifieke beroepsvorming. Al dan niet aangevuld met een stage. Aan de hand van praktijklessen leer je van een vakman de nodige specifieke vakkennis. De beroepskennis heeft betrekking op een 350-tal beroepen. In het deel bedrijfsbeheer krijg je inzicht in het financieel en commercieel beleid van een eigen zaak Zo worden toekomstige bedrijfsleiders voorbereid op het leiden en beheren van een kmo. De cursus wordt afgesloten met het getuigschrift basiskennis bedrijfsbeheer waarmee aan de wettelijke vestigingsverplichtingen wordt voldaan. In de aansluitende cursus wordt de basiskennis aangevuld met meer doorgedreven inzicht in het verantwoord ondernemerschap. Voor wie bedrijfsleider is of een leidinggevende functie in een kmo heeft met een hogere vooropleiding worden cursussen bedrijfsmanagement voor de kmo georganiseerd. De lessen vinden ' s avonds plaats, één tot twee keer per week. Op het einde van de opleiding ontvang je een officieel diploma, erkend door de Vlaamse overheid waarmee men aan de vereisten van de vestigingswet voldoet. Cursisten die de opleiding met succes afronden kunnen dus meteen aan de slag. De ondernemersopleidingen zijn modulair uitgebouwd en duren 1 tot 3 jaar, afhankelijk van de voorkennis en de beroepskeuze. Begunstigden Starters, zelfstandigen, kmo-ondernemers en hun medewerkers komen in aanmerking voor deze opleidingen. Via de opleiding voldoen de kandidaat-zelfstandigen aan de vestigingswet en programmawet. Voor de stageovereenkomst moet het ondernemer-opleider aan dezelfde voorwaarden te voldoen als voor de leerovereenkomst (cfr. Leertijd).
167
Opleidingen Naast de opleidingen gericht op het algemeen bedrijfsbeheer, het management en de organisatie van de onderneming biedt SYNTRA ondernemersopleidingen in 28 sectoren: Administratie & onthaal Bouw Cultuur & podiumkunsten Dieren Elektro Financiën & Verzekeringen Gezondheid & sport Grafische & Audio-visuele technieken Groensector Horeca Informatica Kunst & antiek, ambachten Maatschappijgerichte vorming Management & bedrijfsbeheer Meubel & houtbewerking Mode & Kledij Ontwerpen Personenverzorging Reinigingsdiensten & schoonmaak Talen & redactie Technologie voor medische diagnostiek Toerisme & recreatie Transport & logistiek Vastgoed Veiligheid, preventie & milieu Verkoop & marketing Voeding Voertuigen & Metaal Stage De ondernemersopleiding kan gekoppeld worden aan een praktische opleiding in een onderneming met name de stageovereenkomst. Bij deze overeenkomst betaalt de ondernemer-opleider een stagevergoeding. De stagevergoeding hangt af van de ervaring en de vooropleiding van de stagiair: weinig of geen vooropleiding: jaar 1: minimum € 467,63 (+ kinderbijslag) jaar 2: minimum € 658,93 jaar 3: minimum € 778,73 voldoende vooropleiding: jaar 1: minimum € 658,93 jaar 2: minimum € 778,73 jaar 3: minimum € 778,73 De cursisten-stagiairs worden vanaf 1 januari na hun 18de verjaardag volledig onderworpen aan de RSZ. In dat geval moet zowel de cursist-stagiair (13,07%) als het ondernemer-opleider (23,72% gewone bijdragen + 7,48% loonmatigingsbijdragen) RSZ-bijdragen betalen. De cursist-stagiair zal zijn RSZ-bijdragen kunnen recupereren via de werkbonus en dit voor zover zijn stagevergoeding niet meer bedraagt dan € 1.094 voltijds op maandbasis. Het ondernemer-opleider zal de meerkost die de volledige onderwerping met zich meebrengt volledig kunnen recupereren via de structurele vermindering en de nieuwe doelgroepvermindering jongeren (voor stagevergoeding tot ± € 1.000 op maandbasis).
168
De volledige onderwerping opent momenteel voor de cursist-stagiair enkel bijkomende rechten op het vlak van de pensioenen, arbeidsongeschiktheids- en moederschapsverzekering, niet op het vlak van de werkloosheid. Meer info en een overzicht van het cursusaanbod vindt u op www.syntra.be.
4.2
KORTE CURSUSSEN EN BIJSCHOLINGEN
Inhoud steunmaatregel Het SYNTRA-netwerk organiseert een grote waaier aan bijscholingen en korte cursussen voor zelfstandigen, kmo-ondernemers en hun medewerkers. Als ondernemer heeft men immers permanent nood aan bijscholingen om bij te blijven met de evoluties in uw sector: nieuwe technieken, veranderende reglementering, updates van computersoftware,… SYNTRA biedt (gecertificeerde) bijscholingen in 28 sectoren (kijk voor de lijst bij de rubriek ‘ondernemersopleidingen’). De bijscholingen zijn zowel gericht op vakkennis als op management-knowhow: gecertificeerde bijscholingen die aansluiten op een ondernemersopleiding; korte programma’s voor specifieke beroepen en beroepstechnieken; algemene programma’s over actuele thema’s; thema’s uit bedrijfsbeheer, management, personeelsbeleid, hrm,... ; seminaries over nieuwe reglementering; specifieke taalcursussen; … Begunstigden Zelfstandigen, kmo-ondernemers en hun naaste medewerkers komen in aanmerking voor deze opleidingen. Diversen Bij een gecertificeerde bijscholing ontvangt men, na slagen voor het examen, een officieel erkend getuigschrift van de Vlaamse overheid, uitgereikt door SYNTRA Vlaanderen. Enkele voorbeelden: erkend veiligheidscoördinator in de bouw, preventie-adviseur, milieucoördinator, habilitatie voor gasinstallateurs,… Meer info en een overzicht van het cursusaanbod vindt u op www.syntra.be.
4.3
DE LEERTIJD
Inhoud steunmaatregel De formule van de leertijd laat zelfstandige ondernemers toe om leerjongeren vanaf 15 jaar aan te werven en op te leiden. Vier dagen per week draait de leerjongen of -meisje volop mee in het bedrijf. De vijfde dag volgt hij of zij een aanvullende, praktijkgerichte cursus bij SYNTRA. In ruil voor een leervergoeding en een minimum aan andere kosten haalt de onderneming een leergierige, gemotiveerde jongere en bekwame toekomstige medewerker binnen. De leertijd duurt maximaal drie jaar. Kandidaat-leerjongeren kunnen kiezen uit een 200-tal beroepen en worden begeleid door een leertrajectbegeleider die meteen ook al het papierwerk voor zijn rekening neemt. Met het getuigschrift leertijd voldoet men voor de meeste gereglementeerde beroepen aan de vestigingsvoorwaarden inzake beroepskennis.
169
Begunstigden Zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen komen in aanmerking voor het begeleiden van een leerjongere. De ondernemer-opleider moet aan de volgende voorwaarden voldoen: - 25 jaar geworden zijn en ten minste 5 jaar beroepspraktijk hebben, waarvan 2 jaar als ondernemingshoofd (23 jaar voor wie een diploma ondernemersopleiding heeft); - beschikken over een ondernemingsnummer; - waarborgen bieden dat hij een degelijke praktijkopleiding kan en wil geven; - zich aansluiten bij een externe dienst voor preventie en bescherming op het werk en zorgen voor een arbeidsongevallenverzekering. Diversen: leervergoeding 2008 Het ondernemer-opleider betaalt de leerjongere een leervergoeding. Deze bedragen worden jaarlijks aan de index aangepast. Eerste jaar leertijd Tweede jaar leertijd Derde jaar leertijd
-18 jaar € 280,57 € 374,10 € 467,63
+18 jaar € 374,10 € 420,86 € 467,63
De erkende leerovereenkomsten vallen gedeeltelijk onder de toepassing van de sociale zekerheid tot en met 31 december van het jaar waarin zij 18 jaar worden. Alleen de regelingen betreffende jaarlijkse vakantie, de arbeidsongevallen en de beroepsziekten zijn van toepassing op deze leerlingen. De erkende leerovereenkomst is volledig onderworpen aan de sociale zekerheid vanaf 1 januari na de 18de verjaardag. In dat geval moet zowel de leerling (13,07 %) als het ondernemer-opleider (23,72 % gewone bijdragen + 7,48 % loonmatigingsbijdragen) RSZ-bijdragen betalen. De leerling zal zijn RSZ-bijdragen kunnen recupereren via de werkbonus en dit voor zover zijn leervergoeding niet meer bedraagt dan € 1.094 voltijds op maandbasis. Het ondernemer-opleider zal de meerkost die de volledige onderwerping met zich meebrengt volledig kunnen recupereren via de structurele vermindering en de nieuwe doelgroepvermindering jongeren (voor leervergoeding tot ± € 1.000 op maandbasis). De volledige onderwerping opent momenteel voor de leerling enkel bijkomende rechten op het vlak van de pensioenen, arbeidsongeschiktheids- en moederschapsverzekering, niet op het vlak van de werkloosheid. Meer info vindt u op www.leertijd.be.
Aanvullende inlichtingen Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming - SYNTRA Vlaanderen Afdeling Sectorale werking Kanselarijstraat 19 1000 Brussel Tel.: 02/227 63 93 Fax: 02/217 46 12 E-mail:
[email protected] Website: http://www.syntravlaanderen.be
170
5.
PETERSCHAPSPROJECTEN
Inhoud steunmaatregel Peterschapsprojecten zijn projecten waarbij enerzijds beslissingsnemers van deelnemende ondernemingen gedurende een bepaalde periode op regelmatige tijdstippen in groepen begeleid worden door een of meer peters om door ervaringsuitwisseling de bedrijfsvoering van de deelnemende ondernemingen te professionaliseren en waarbij anderzijds bedrijfsgerichte activiteiten worden georganiseerd om de netwerkvorming en de ervaringsuitwisseling tussen alle deelnemende ondernemingen en peters te stimuleren. Begunstigden Elke organisatie, publiek of privé, die een professionele band heeft met het bedrijfsleven in het beoogde werkingsgebied kan het initiatief nemen voor het organiseren van een peterschapsproject en naar aanleiding van een oproep, door de minister bevoegd voor economie, een subsidieaanvraag indienen. Zelfstandige ondernemers, bedrijfsleiders of beslissingsnemers van ondernemingen kunnen deelnemen aan het project. Deelnemers kunnen via budget voor economisch advies (BEA) een deel van de kosten vergoed krijgen. Projecten Projecten die gericht zijn op technologische innovatie komen niet in aanmerking, evenals projecten die gericht zijn op minder dan 60 deelnemers. Kenmerken van een peterschapsproject zijn: - ervaringsuitwisseling tussen ondernemers staat centraal in het project; - de ervaringsuitwisseling draagt bij tot de professionalisering van de bedrijfsvoering van de deelnemende ondernemingen; - er is een periode afgebakend waarbinnen ondernemers op regelmatige basis onder leiding van peters bijeenkomen in groepen om aan ervaringsuitwisseling te doen; - elke groep krijgt minstens één peter toegewezen die hen begeleid en die zijn kennis en ervaring ter beschikking stelt van de groep; - de netwerkvorming en ervaringsuitwisseling over de groepen heen, wordt gestimuleerd door bedrijfsgerichte activiteiten. Diversen Maximaal twee keer per jaar kan de minister bevoegd voor economie een oproep voor peterschapsprojecten lanceren. Organisatoren van peterschapsprojecten die worden geselecteerd in het kader van de oproep worden erkend als peterschapsorganisator. Een lijst met lopende projecten is beschikbaar op onderstaande website.
Aanvullende inlichtingen Vlaamse overheid Agentschap Economie Afdeling Ondersteuningsbeleid Koning Albert II-laan 35 bus 12 1030 Brussel Tel.: 02/553 38 79 Fax: 02/502 47 02 Website: http://www.vlaanderen.be/peterschapsprojecten
171
6.
STAGEBONUS EN STARTBONUS
Inhoud steunmaatregel Als een werkgever een deeltijds leerplichtige jongere opleidt of tewerkstelt, heeft hij recht op een stagebonus. Naast deze premie krijgt u ook een fiscale korting. De maatregel wil jongeren meer kansen bieden om een deeltijdse vorming te combineren met een praktijkopleiding of werkervaring. Op die manier krijgen ze een echte, volwaardige alternerende opleiding en verhogen ze hun latere kansen op de arbeidsmarkt. Per jongere kan een werkgever beide voordelen voor maximaal drie opleidingsjaren krijgen. De jongere van zijn kant heeft recht op een gelijkwaardige startbonus. Voorwaarden U moet een jongere aanwerven met een arbeids- of opleidingsovereenkomst in het kader van een alternerende opleiding. Zo' n jongere mag geen voltijds secundair onderwijs volgen, maar wel deeltijds onderwijs, een deeltijdse vorming of de leertijd in het kader van de Middenstandsopleiding. De jongere moet nog leerplichtig zijn wanneer de overeenkomst begint. De overeenkomst mag ten vroegste beginnen op 1 juli 2006. Als ‘opleidingsovereenkomst’ komen in aanmerking: een leerovereenkomst; een opleidingsovereenkomst in een Brugproject; een beroepsinlevingsovereenkomst; een inschakelingsovereenkomst (Franse Gemeenschap). Voor een bepaald opleidingsjaar heeft u enkel recht op de stagebonus als de arbeids- of opleidingsovereenkomst gedurende minstens 3 maanden uitgevoerd werd in de loop van dat opleidingsjaar. Om voor een bepaald belastingjaar het voorzien fiscaal voordeel te krijgen, moet u kunnen aantonen dat u voor de betrokken jongere(n) effectief de stagebonus verkregen heeft van de RVA in de loop van dat belastingjaar. De jongere moet met u een arbeids- of opleidingsovereenkomst sluiten in het kader van een alternerende opleiding. Hij mag geen voltijds secundair onderwijs volgen, maar wel deeltijds onderwijs, een deeltijdse vorming of de leertijd in het kader van de Middenstandsopleiding. De jongere moet nog leerplichtig zijn wanneer de overeenkomst begint. De overeenkomst mag ten vroegste beginnen op 1 juli 2006. Om voor een bepaald opleidingjaar de startbonus te kunnen krijgen, moet de jongere dat opleidingsjaar met succes voltooid hebben. Voordelen Gedurende maximaal 3 opleidingsjaren krijgt u een forfaitaire premie (de stagebonus). Voor een eerste of tweede opleidingsjaar bedraagt die premie € 500. Voor een derde opleidingsjaar gaat het om € 750.
172
Voor elke jongere waarvoor u de stagebonus verkrijgt, geldt het volgend fiscaal voordeel: uw winsten en baten worden vrijgesteld van belasting ten belope van 20% van de som van de lonen of leervergoedingen die u in het belastingjaar in kwestie aan de betrokken jongere heeft uitgekeerd en die u voor dat belastingjaar als beroepskosten aftrekt. De jongere heeft recht op de Startbonus: premie voor minderjarigen die ‘werkend leren’. Gedurende maximaal 3 opleidingsjaren krijgt de jongere een premie (de startbonus). Voor een eerste of tweede opleidingsjaar bedraagt de premie € 500. Voor een derde jaar gaat het om € 750. Aanvraagprocedure 1. Globaal aanvraagdossier bij aanvang (formulier 63c bonus): Nadat u met de jongere de opleidings- of arbeidsovereenkomst gesloten hebt, moet u samen met de jongere en de begeleider van de betrokken onderwijsinstelling of opleidingsinstantie een globaal aanvraagdossier opmaken voor de stagebonus (premie voor uzelf) en de startbonus (premie voor de jongere) samen. Dit dossier bevat: - de identificatiegegevens van uzelf en de jongere; - de rekeningnummers waarop de RVA jullie bonussen mag overmaken; - een kopie van de opleidings- of arbeidsovereenkomst; - een attest van de betrokken onderwijs- of opleidingsinstelling, waarop volgende zaken staan: • de benaming en finaliteit van de alternerende opleiding; • de begin- en einddatum van de opleidingscyclus; • de einddatum van elk opleidingsjaar; • de tijdstippen waarop de evaluatie van elk opleidingsjaar voorzien wordt. Als u een jongere aanwerft die in de loop van zijn alternerende opleiding reeds bij een andere werkgever in dienst was, moet een nieuw globaal aanvraagdossier ingediend worden. In dit geval vermeldt het attest van de betrokken onderwijs- of opleidingsinstelling dat het gaat om de voortzetting van een alternerende opleiding waarvoor reeds eerder een aanvraagdossier werd ingediend. Het globaal aanvraagdossier moet ondertekend worden door uzelf, de jongere en zijn wettelijke vertegenwoordiger. Uzelf, de jongere of de begeleider van de onderwijsinstelling of opleidingsinstantie bezorgt het dossier binnen de 3 maanden na de aanvang van de opleidings- of arbeidsovereenkomst aan het bevoegd werkloosheidsbureau van de RVA, zoniet komt die opleiding NIET meer in aanmerking voor de toekenning van de twee bonussen. Het bevoegd werkloosheidsbureau van de RVA is datgene dat bevoegd is voor de hoofdverblijfplaats (‘domicilie’) van de jongere. Na ontvangst van een volledig aanvraagdossier bezorgt het werkloosheidsbureau aan u en aan de jongere een document dat de tijdstippen vermeldt waarop de RVA jullie bonussen normaal gezien zal uitbetalen, rekening houdend met de datums op het attest van de onderwijs- of opleidingsinstelling. 2. Aanvraag tot uitbetaling van de stagebonus voor een bepaald opleidingsjaar: Om de stagebonus voor een bepaald opleidingsjaar te krijgen moet u een specifieke aanvraag indienen bij het bevoegd werkloosheidsbureau, binnen de 4 maanden na afloop van dat opleidingsjaar. Als u deze termijn laat voorbijgaan, dan kunt u de bonus voor dat opleidingsjaar niet meer krijgen. U moet bij uw aanvraag een attest van de onderwijs- of opleidingsinstelling voegen om aan te tonen dat de jongere het opleidingsjaar in kwestie beëindigd heeft. Wanneer de alternerende opleiding vroegtijdig werd stopgezet, vermeldt dit attest de effectieve einddatum ervan. In dit geval begint de termijn van 4 maanden te lopen vanaf die datum.
173
3. Om het fiscaal voordeel te kunnen krijgen, moet u de volgende documenten ter beschikking houden van de belastingadministratie: - het bewijs dat u gedurende het belastbaar tijdperk voor de betrokken jongere(n) een stagebonus heeft verkregen van de RVA; - een nominatieve lijst van de tewerkgestelde jongeren met, voor elke jongere, vermelding van diens volledige identiteit, inclusief rijksregisternummer, en van de bruto belastbare bezoldigingen die u aan de jongere(n) hebt betaald of toegekend, met inbegrip van alle wettelijk of contractueel verschuldigde bijdragen en premies. -
)
*
+, - * .
Voor de jongere geldt de aanvraagprocedure voor de Startbonus: premie voor minderjarigen die ‘werkend leren’. 1. Globaal aanvraagdossier bij aanvang: Nadat u met de jongere de opleidings- of arbeidsovereenkomst gesloten hebt, moet de jongere samen met u en de begeleider van de betrokken onderwijsinstelling of opleidingsinstantie een globaal aanvraagdossier opmaken voor de stagebonus (premie voor uzelf) en de startbonus (premie voor de jongere) samen. Dit dossier bevat : - de identificatiegegevens van uzelf en jongere; - de rekeningnummers waarop de RVA jullie bonussen mag overmaken; - een kopie van de opleidings- of arbeidsovereenkomst; - een attest van de betrokken onderwijs- of opleidingsinstelling, waarop volgende zaken staan: • de benaming en finaliteit van de alternerende opleiding; • de begin- en einddatum van de opleidingscyclus; • de einddatum van elk opleidingsjaar; • de tijdstippen waarop de evaluatie van elk opleidingsjaar voorzien wordt. Als u een jongere aanwerft die in de loop van zijn alternerende opleiding reeds bij een andere werkgever in dienst was, moet een nieuw globaal aanvraagdossier ingediend worden. In dit geval vermeldt het attest van de betrokken onderwijs- of opleidingsinstelling dat het gaat om de voortzetting van een praktijkopleiding of tewerkstelling in het kader van een alternerende opleiding waarvoor reeds eerder een aanvraagdossier werd ingediend. Het globaal aanvraagdossier moet ondertekend worden door uzelf, de jongere en zijn wettelijke vertegenwoordiger. Uzelf, de jongere of de begeleider van de onderwijsinstelling of opleidingsinstantie bezorgt het dossier binnen de 3 maanden na de aanvang van de opleidings- of arbeidsovereenkomst aan het bevoegd werkloosheidsbureau van de RVA, zoniet komt die opleiding NIET meer in aanmerking voor de toekenning van de twee bonussen. Het bevoegd werkloosheidsbureau van de RVA is datgene dat bevoegd is voor de hoofdverblijfplaats (‘domicilie’) van de jongere. Na ontvangst van een volledig aanvraagdossier bezorgt het werkloosheidsbureau aan u en aan de jongere een document dat de tijdstippen vermeldt waarop de RVA jullie bonussen voor de opleiding in kwestie normaal gezien zal uitbetalen worden, rekening houdend met de datums op het attest van de onderwijs- of opleidingsinstelling. 2. Aanvraag tot uitbetaling van de startbonus voor een bepaald opleidingsjaar: Om de startbonus voor een bepaald opleidingsjaar te krijgen moet de jongere een specifieke aanvraag indienen bij zijn werkloosheidsbureau, binnen de 4 maanden na afloop van dat opleidingsjaar. Als hij deze termijn laat voorbijgaan, dan kan hij de bonus voor dat opleidingsjaar niet meer krijgen. De jongere moet bij zijn aanvraag een attest van de onderwijs- of opleidingsinstelling voegen om aan te tonen dat hij met succes het opleidingsjaar in kwestie beëindigd heeft.
174
Aanvullende inlichtingen RVA Keizerslaan 7 1000 Brussel Tel.: 02/515 41 11 Fax: 02/514 11 06 Website: www.rva.be
175
DEEL V : STEUN VOOR ONDERZOEK EN ONTWIKKELING
176
1.
INSTITUUT VOOR DE AANMOEDIGING VAN INNOVATIE DOOR WETENSCHAP EN TECHNOLOGIE IN VLAANDEREN (IWT-Vlaanderen)
1.1
O&O-PROJECTEN VAN BEDRIJVEN – ALGEMEEN
Inhoud steunmaatregel Deze financiële steun is bestemd voor bedrijven die door middel van een onderzoeks- of ontwikkelingsproject een innovatie wensen door te voeren en die daartoe kennis dienen te verwerven. In deze projecten worden de volgende O&O-activiteiten gesteund: onderzoek en ontwikkeling voor nieuwe of verbeterde producten, productieprocessen of diensten of een combinatie ervan. Begunstigden De projectsteun die het IWT toekent in het kader van deze maatregel is bestemd voor alle in Vlaanderen gevestigde bedrijven, van kmo tot dochter van een multinational. Noodzakelijk is dat het bedrijf een exploitatiezetel in Vlaanderen heeft waar tewerkstelling en economische activiteit plaatsvindt. De mogelijkheid tot valorisatie of toepassing van de onderzoeksresultaten in Vlaanderen (creatie van toegevoegde waarde) staat centraal. Alle ondernemingstypes komen in aanmerking, behalve beoefenaars van vrije beroepen of zelfstandigen. Er zijn geen sectorale beperkingen maar onderzoek met militaire affiniteit wordt niet gesteund. De projecten worden uitgevoerd door een onderneming alleen of in samenwerking met één of meerdere ondernemingen en/of onderzoeksinstellingen (onderzoekscentra, universiteiten, hogescholen). Projecten Met onderzoek wordt bedoeld: onderzoek gericht op het genereren van nieuwe kennis. Deze kennis kan achteraf gebruikt worden bij de ontwikkeling van nieuwe producten, processen of diensten, of kan de basis vormen voor het verbeteren van bestaande producten, processen of diensten. Ontwikkeling: dit type van activiteiten beoogt de omzetting van kennis in ontwerpen voor nieuwe, gewijzigde of verbeterde producten, processen of diensten. Dit omvat ook het vervaardigen van een eerste prototype of eerste demonstratie- of modelprojecten voor zover de resultaten niet rechtstreeks voor commerciële doeleinden kunnen worden aangewend. Bepaalde activiteiten zoals engineering, opleidingen, marktonderzoek en investeringen, kunnen niet de kern van een IWT-project uitmaken. Steunpercentages en modaliteiten IWT-Vlaanderen verleent voor onderzoek een subsidie van 40% van de aanvaarde brutokosten van het project. Voor ontwikkeling bedraagt de subsidie 15% van de aanvaarde brutokosten van het project. Een project kan een combinatie van beide types activiteiten inhouden. Extra steun De basissteun voor O&O-bedrijfsprojecten kan verhoogd worden met telkens 10% als het project: - wordt uitgevoerd door een kmo; - wordt uitgevoerd binnen internationale samenwerking; - een project voor DTO (Duurzame Technologische Ontwikkeling) is; - lucht- en ruimtevaart betreft; - zich primair focust op een toepassing binnen de automobielsector. Wanneer IWT-Vlaanderen beslist het project te steunen wordt een overeenkomst opgemaakt tussen het IWT en de projectpartners. Deze overeenkomst is in de eerste plaats een middelenverbintenis (de overeengekomen middelen moeten voor het beschreven project worden ingezet). Het IWT-Vlaanderen volgt de uitvoering van het project op.
177
De betaling van de steun gebeurt in zesmaandelijkse schijven, die gekoppeld zijn aan verslaggeving. Aanvraagprocedure Voorbespreking Vooraleer een aanvraag op te stellen en in te dienen kan u zo gewenst een voorbespreking van uw projectvoorstel aanvragen met een adviseur van IWT-Vlaanderen of een sub-regionale innovatie adviseur (RIS-adviseur) uit uw provincie: http://www.iwt.be/steun/loket/oeno/index.html Projectvoorstellen Voorstellen voor O&O-projecten kunnen doorlopend ingediend worden bij IWT-Vlaanderen. Een projectvoorstel omvat de volgende onderdelen, in te vullen overeenkomstig de handleiding: - algemene administratieve inlichtingen over de aanvrager en eventuele andere deelnemers aan het project; - beschrijving van het innovatiedoel, nl. de probleemstelling, de verwachte, verifieerbare resultaten en de valorisatiemogelijkheden; - de positionering van het bedrijf binnen het project en de state of the art; - het werkprogramma; - de kostenraming en de gevraagde steun per partner; - de motivatie van de mogelijke economische impact van de resultaten; - profiel van de aanvrager en van de eventuele andere deelnemers aan het project. Het IWT-Vlaanderen beschikt over een gedetailleerde handleiding hiervoor, die op eenvoudige aanvraag en gratis verkrijgbaar is, of via de website: www.iwt.be Aanvullende inlichtingen Algemene informatie is terug te vinden op de homepage van IWT-Vlaanderen (http://www.iwt.be) en via email op het adres:
[email protected] IWT-Vlaanderen Leo Van de Loock Bischoffsheimlaan 25 1000 Brussel Tel.: 02/20 90 900 Fax: 02/22 31 181 Website: http://www.iwt.be
178
1.2
KMO-PROGRAMMA
Inhoud steunmaatregel Het IWT-Vlaanderen (Instituut voor de aanmoediging van innovatie door Wetenschap en Technologie in Vlaanderen) heeft met het KMO-Programma als doel het innovatiegebeuren bij de Vlaamse kleine en middelgrote ondernemingen te stimuleren. Innovatie is daarbij gedefinieerd als het tot stand brengen van een nieuw of vernieuwend product, proces of dienst die een vernieuwing bij het bedrijf vereist en kan leiden tot een substantiële economische toegevoegde waarde. De activiteiten van kennisverwerving ten behoeve van deze innovatie kunnen financieel gesteund worden. In het KMO-Programma bestaan zeven specifieke projecttypes, waarbij de administratieve drempel zo laag mogelijk gehouden wordt. Deze zeven projecttypes zijn de KMO-Innovatiestudies (type 1, 2, 3, 4, 5 en 6) en de KMO-Innovatieprojecten. Begunstigden De steun die het IWT toekent in het kader van KMO-Innovatiestudies en KMO-Innovatieprojecten is bestemd voor alle in Vlaanderen gevestigde kmo’s. Een kmo is hier gedefinieerd als een onderneming met minder dan 250 werknemers, én met niet meer dan € 50 miljoen jaaromzet of niet meer dan € 43 miljoen jaarlijks balanstotaal. Bij de berekening van deze criteria moet er geconsolideerd worden over alle ondernemingen die een deelnemingsrelatie van 25% of meer van het kapitaal of de stemrechten in bezit hebben. Noodzakelijk is ook dat het bedrijf een exploitatiezetel heeft in Vlaanderen waar tewerkstelling en economische activiteit plaatsvindt. De mogelijkheid tot valorisatie of toepassing van de onderzoeksresultaten in Vlaanderen staat centraal. Alle ondernemingstypes komen in aanmerking, behalve beoefenaars van vrije beroepen, zelfstandigen of nationale monopolies. Er zijn geen sectorale beperkingen maar onderzoek met militaire affiniteit wordt niet gesteund. De projecten kunnen worden uitgevoerd door een kmo alleen of in samenwerking met één of meer ondernemingen en/of onderzoeksinstellingen (onderzoekscentra, universiteiten, hogescholen). Voor KMOInnovatiestudies Type 1 en 3 geldt evenwel een verplichte samenwerking met derden, waarbij voor KMOInnovatiestudies Type 1 de derde partij specifiek een door IWT-Vlaanderen erkend kenniscentrum moet zijn. Projecten KMO-Innovatiestudies Type 1 zijn grondige technologische adviezen van erkende kenniscentra. Dit advies moet een antwoord geven op een technologische vraag in verband met een mogelijke innovatie van een product, proces of dienst bij de kmo. De nadruk ligt op het realiseren van een zinvolle overdracht vanuit een erkend technisch kenniscentrum van voor de technologische probleemstelling relevante technologische kennis. Het advies moet de kmo in staat stellen om op onderbouwde wijze te beslissen om al dan niet verdere stappen voor innovatie te nemen en de wijze waarop dit best kan gebeuren te definiëren. Hieraan wordt een steunpercentage van 50% toegekend, met een maximum bedrag van € 6.500. KMO-Innovatiestudies Type 2 betreffen (voor)studies van beperkte omvang die tot doel hebben na te gaan of en op welke wijze een innovatie kan worden gerealiseerd. Door middel van studieactiviteiten wordt relevante kennis opgebouwd of verworven om gericht de verdere innovatieactiviteiten voor te bereiden. Typisch voor een KMO-Innovatiestudie Type 2 is dat de onderneming over voldoende competentie moet beschikken om de studie hoofdzakelijk in eigen beheer uit te voeren. Hieraan wordt een steunpercentage van 50% toegekend, met een maximum bedrag van € 22.000. KMO-Innovatiestudies Type 3 zijn inhoudelijk gelijk aan KMO-Innovatiestudies Type 2, waarbij de eigen inbreng van de kmo gecombineerd wordt met een noodzakelijke en substantiële externe inbreng. Deze samenwerking met derden moet een duidelijke technologische kennis en een meerwaarde opleveren. Hieraan wordt een steunpercentage van 50% toegekend, met een maximum bedrag van € 33.000. KMO-Innovatiestudies Type 4 zijn gericht op het voorbereidingstraject van een Europees onderzoeksvoorstel, een Eureka projectvoorstel of een technologie-transfersamenwerking via IRC-Vlaanderen. De activiteiten die gepaard gaan met het opzetten van dergelijk project van internationale samenwerking worden gesteund. Hieraan wordt een steunpercentage van 50% toegekend, met een maximum bedrag van € 10.000.
179
KMO-Innovatiestudies Type 5 zijn er op gericht om binnen nog niet innovatieve kmo’s de capaciteit om tot innovatie te komen significant te verhogen. Concreet worden de op innovatie gerichte activiteiten van een bij de kmo nieuw aan te werven technisch hooggeschoolde ondersteund. Hieraan wordt een steunpercentage van 50% toegekend, met een maximum bedrag van € 22.000 (verhoogd tot € 33.000 indien de kmo ook een beroep doet op een externe partij). KMO-Innovatiestudies Type 6 zijn studies waarmee een startende kmo kennis verwerft om gericht innovatiegerelateerde ontwikkelings- en businessactiviteiten op te starten. Vanuit het Vlaams Innovatiefonds (VINNOF) kan voor deze studies onder de vorm van een achtergestelde lening aanvullende financiële steun gegeven worden. De voorbereiding van een bedrijfsplan, het uitwerken van een aangepast business model, een eerste haalbaarheidsonderzoek en de voorbereiding van een vervolgproject behoren tot de steunbare activiteiten van een studie type 6. Tot een aanvaarde begroting van € 66.000 wordt de subsidie berekend à rato van 50%, met een maximum bedrag van € 33.000. Alle aanvaarde kosten boven € 66.000 worden gesubsidieerd à rato van 35%, met een maximum van € 67.000). De maximum IWT-subsidie voor een KMO-Innovatiestudie Type 6 kan aldus € 100.000 bedragen. KMO-Innovatieprojecten zijn gericht op het realiseren van een technologische innovatie en het opdoen van de nodige kennis daartoe. Dit tot stand brengen van de innovatie (nieuw of vernieuwd product, proces of dienst) en de bijhorende kennisopbouw/verwerving geschiedt daarbij typisch door middel van technologische ontwikkelings- en/of implementatieactiviteiten. De resultaten van een KMO-Innovatieproject bestaan uit een concreet, geverifieerd ontwerp (eventueel een getest prototype) van een product, proces of dienst en zijn na beëindiging van het project vrij snel toepasbaar of commercialiseerbaar. Hieraan wordt een basissteunpercentage van 35% toegekend, met een maximum bedrag van € 200.000. Bepaalde projecten komen in aanmerking voor bijkomende steun (10% voor kleine ondernemingen; 10% voor samenwerking met andere ondernemingen waarbij geen van de industriële partners een aandeel van meer dan 70% van de totale projectbegroting bezit). Naast de subsidie kan voor KMO-Innovatieprojecten ook een aanvullende achtergestelde lening vanuit VINNOF toegekend worden tot een maximum van 80% van de aanvaardbare projectkosten. Diversen Zowel in KMO-Innovatiestudies als in KMO-Innovatieprojecten kunnen ook activiteiten van niettechnologische aard uitgevoerd worden. Deze aanverwante activiteiten moeten wel rechtstreeks verband houden met de innovatie die moet uitgewerkt worden (normeringen en reglementeringen, marktaspecten, intellectuele eigendom, ...). Wanneer IWT-Vlaanderen beslist het project te steunen wordt een overeenkomst opgemaakt tussen het IWT en de projectpartners. Deze overeenkomst is een middelenverbintenis (de overeengekomen middelen moeten voor het beschreven project worden ingezet) en een valorisatieverbintenis (de projectresultaten moeten in eerste instantie in Vlaanderen worden toegepast). Het IWT-Vlaanderen volgt de uitvoering van het project op. De betaling van de steun gebeurt in twee schijven voor KMO-Innovatiestudies en in zesmaandelijkse schijven voor KMO-Innovatieprojecten, die gekoppeld zijn aan verslaggeving. Aanvraagprocedure Vooraleer een aanvraag op te stellen en in te dienen kan u zo gewenst een voorbespreking van uw projectvoorstel aanvragen met een adviseur van IWT-Vlaanderen of een subregionale innovatieadviseur (RIS-adviseur) uit uw provincie: http://www.iwt.be/steun/loket/kmo/index.html. Voorstellen voor KMO-Innovatiestudies en KMO-Innovatieprojecten kunnen doorlopend ingediend worden bij IWT-Vlaanderen – KMO-Programma. Per kalenderjaar kunnen per kmo maximaal twee KMOInnovatiestudies Type 1, twee KMO-Innovatiestudies Type 2 of 3, twee KMO-Innovatiestudies Type 4 en twee KMO-Innovatieprojecten voor steun aanvaard worden. Per kmo kan maximaal één KMOInnovatiestudie Type 5 en één KMO-Innovatiestudie Type 6 gesteund worden. Het projectvoorstel omvat de volgende onderdelen: - algemene administratieve inlichtingen over de aanvrager en eventuele andere deelnemers aan het project; - beschrijving van het projectvoorstel;
180
-
het valorisatiepotentieel van de projectresultaten; financiële aspecten van het project: begroting per partner en gevraagde steun; profiel van de aanvrager en van de eventuele andere deelnemers aan het project.
IWT-Vlaanderen beschikt voor elk projecttype in het KMO-Programma over een gedetailleerde handleiding, die op eenvoudige aanvraag en gratis verkrijgbaar is, of via de website: www.iwt.be
Aanvullende inlichtingen Algemene informatie is terug te vinden op de homepage van IWT-Vlaanderen www.iwt.be en vragen kunnen steeds gesteld worden via e-mail op het adres:
[email protected]. IWT-Vlaanderen – KMO-Programma Luc De Buyser Bischoffsheimlaan 25 1000 Brussel Tel.: 02/20 90 900 Fax: 02/22 31 181 E-mail:
[email protected] Website: http://www.iwt.be
181
1.3
EUREKA
Inhoud steunmaatregel EUREKA is een intergouvernementeel initiatief voor de bevordering van de internationale samenwerking op het vlak van toegepast en marktgericht industrieel Onderzoek & Ontwikkeling. Het EUREKA netwerk omvat actueel 38 lidstaten en de Europese Unie. Het EUREKA netwerk begeleidt het opzetten van internationale samenwerkingsprojecten. Hierbij hanteert het (in tegenstelling tot het Kaderprogramma van de Europese Commissie) het ‘Bottom Up’ principe: de partners in een O&O project bepalen zèlf de inhoud, het samenwerkingsverband, en de timing van hun project. In een ‘EUREKA-project’ werken minstens twee onafhankelijke partners uit twee EUREKAlidstaten samen. Door het EUREKA netwerk wordt, mits gunstige evaluatie, aan de projecten een kwaliteitslabel toegekend dat het innovatief en internationaal karakter van het project erkent. De betrokken deelnemers kunnen zich voor financiële ondersteuning van hun aandeel in het project wenden tot hun eigen nationale of regionale overheden. In Vlaanderen staat IWT hiervoor in. Begunstigden Steun in het kader van EUREKA wordt door IWT toegekend aan alle in Vlaanderen gevestigde ondernemingen (van kmo tot dochter van een multinational), en hiermee samenwerkende onderzoekscentra, universiteiten en hogescholen. Voor de ondernemingen is het noodzakelijk dat ze een exploitatiezetel hebben in Vlaanderen waar tewerkstelling en economische activiteit plaatsvindt. De mogelijkheid tot valorisatie of toepassing van de onderzoeksresultaten in Vlaanderen staat centraal. Alle ondernemingstypes, met uitzondering van zelfstandigen, beoefenaars van vrije beroepen of nationale monopolies komen in aanmerking. Er zijn geen sectorale beperkingen maar onderzoek met militaire affiniteit wordt niet gesteund. Projecten Vlaamse bedrijven en hiermee samenwerkende onderzoeksinstellingen die partner zijn in een EUREKAproject kunnen bij IWT steun aanvragen voor industrieel onderzoek of ontwikkeling. Steunaanvragen in het kader van EUREKA volgen de gebruikelijke steun- en evaluatieregels van IWT. IWT voorziet in een verhoging van het basissteunpercentage van 10% wanneer de (Vlaamse) steunaanvraag kadert in een EUREKA-project met een reëel internationaal karakter, met een voldoende evenwicht tussen de partners (geen van de ondernemingen draagt meer dan 70% van de kosten), en een samenwerking met minstens 1 partner uit een andere lidstaat van de Europese Unie. Diversen EUREKA is een gebruiksvriendelijk kader voor internationale samenwerking in onderzoek en ontwikkeling. Het ' bottom up'karakter van EUREKA laat een grote vrijheid aan de deelnemende partners, die zelf bepalen met wie en waarover zij willen samenwerken. EUREKA-projecten zijn dikwijls bilaterale projecten. Het programma is daarom bijzonder populair bij kmo’s. Aanvraagprocedure De aanvraag omvat een dubbele procedure. Het EUREKA-label wordt aangevraagd via het EUREKAnetwerk en toegekend na evaluatie door de EUREKA-secretariaten van de betrokken landen. De aanvraag tot steunverlening aan de Vlaamse partners wordt ingediend bij, en behandeld door, het IWT. Voor een vlot verloop dienen beide procedures te worden gesynchroniseerd. Contacteer hiervoor, in een zo vroeg mogelijk stadium, de regionale contactpersoon voor EUREKA.
182
Aanvullende inlichtingen Algemene informatie is terug te vinden op de website van IWT-Vlaanderen (http://www.iwt.be/) in het onderdeel EUREKA. Informatie over deelprogramma’s van EUREKA, oproepdata, en evenementen georganiseerd door het netwerk, is te vinden via de website van het Vlaams Contactpunt voor Europese Programma’s (http://www.europrogs.be/), onderdeel EUREKA. IWT Danny Van Steenkiste EUREKA Regionaal Contact Bischoffsheimlaan 25 1000 Brussel Tel.: 02/20 90 971 Fax: 02/22 31 181 E-mail:
[email protected] Website: http://www.iwt.be
183
1.4
VLAAMSE INNOVATIESAMENWERKINGSVERBANDEN
Inhoud steunmaatregel Het VIS-Programma of de Vlaamse InnovatieSamenwerkingsverbanden stimuleren innovatieactiviteiten in het Vlaamse bedrijfsleven met financiële steun van de Vlaamse overheid. Het IWT selecteert in dit kader projecten en programma' s die door groepen van bedrijven worden ingediend. Volgende projecttypes komen aan bod: - Collectief Onderzoek of CO; - Thematische Innovatiestimulering of TIS; - Technologische Dienstverlening of TD; - Subregionale innovatiestimulering of RIS; - VIS-Haalbaarheidsstudies; - VIS-Samenwerkingsprojecten; - VIS-Competentiepolen; - VIS-Proeftuinen. Begunstigden Aanvragen kunnen door Vlaamse Innovatiesamenwerkingsverbanden (VIS) ingediend worden als ze beantwoorden aan de volgende criteria: 1) het samenwerkingsverband is een groepering van bedrijven met al dan niet andere organisaties of instellingen en is representatief voor de welomschreven doelgroep van bedrijven; 2) de toetredingsvoorwaarden tot het samenwerkingsverband zijn gebaseerd op duidelijke en objectieve criteria; hetgeen moet toelaten het open karakter van het samenwerkingsverband te waarborgen; 3) de beheersorganen van het samenwerkingsverband zijn representatief voor de samenstelling ervan; 4) het samenwerkingsverband laat één of meer waarnemers, aangewezen door het IWT tot alle vergaderingen van de beheersorganen toe; 5) het samenwerkingsverband beschikt over een rechtspersoonlijkheid of zal er minstens op korte termijn over beschikken; 6) het samenwerkingsverband maakt een jaarlijks activiteitenverslag en beleidsplan, inclusief werkingsbegroting, op; 7) in die mate dat voor de uitvoering van het programma voorzien wordt in de oprichting van een afzonderlijke juridische structuur, anders dan het samenwerkingsverband zelf, moet die structuur eveneens voldoen aan de criteria, vermeld in punt 1 tot en met 6. Een aanvraag kan ook ingediend worden door: - een collectief centrum dat middels het VIS-besluit erkend is als de facto een Vlaams Innovatiesamenwerkingsverband; - een organisatie die de facto kan optreden namens een groep van bedrijven. Het representatief karakter komt tot uiting door de niet-commerciële en neutrale positie die wordt ingenomen ten aanzien van de betrokken bedrijven. Projecten Collectief onderzoek Collectief onderzoek is gericht op het verwerven, het bundelen en het vertalen van kennis tot bruikbare innovatietoepassingen. Deze toepassingen moeten bruikbaar zijn voor een ruime groep van bedrijven. Projecten collectief onderzoek moeten ernaar streven om de competentie van de bedrijven te verhogen en zo op termijn een aantoonbare economische meerwaarde te genereren. Het basissteunpercentage voor een project collectief onderzoek bedraagt 80% van de projectkosten. Thematische Innovatiestimulering Projecten van Thematische Innovatiestimulering ondersteunen groepen van bedrijven die te maken krijgen met een gemeenschappelijke problematiek of uitdaging. Centraal in de aanpak staat de stimulering van netwerkvorming tussen bedrijven onderling en van bedrijven met technologische kenniscentra. U krijgt een subsidie voor 80% van de aanvaarde kosten. De maximale personeelsinzet is 2VTE.
184
Technologische dienstverlening IWT verleent financiële steun voor het uitvoeren van een project Technologische Dienstverlening. Voor de uitvoering moet het samenwerkingsverband een beroep doen op één of meerdere geaccrediteerde kenniscentra, waar de technologische adviseur, gesteund door het IWT, ook tewerkgesteld wordt. De dienstverlening van het kenniscentrum bestaat enerzijds uit het verstrekken van bondige technologische adviezen voor individuele bedrijven. Anderzijds bevordert het technologische innovatie door stimuleringsactiviteiten. Het steunpercentage voor projecten TD bedraagt 80% van de aanvaarde kosten, met een maximale personeelsinzet van 2VTE. Sub-Regionale Innovatiestimulering (RIS) De missie van de RIS-werking is: vanuit een relaisfunctie naar het Vlaams Innovatienetwerk (VIN) de bedrijven en ondernemers aanmoedigen en begeleiden om efficiënt en duurzaam te innoveren. De algemene opdracht van een project subregionale innovatiestimulering bestaat erin alle bedrijven gelegen binnen een provincie te helpen bij het ondersteunen van hun innovatieproces en het nastreven van concrete synergie tussen de bedrijven onderling en tussen de bedrijven en de technisch-wetenschappelijke wereld. Kerntaken van de werking zijn: - informatie verschaffen omtrent het VIN (actoren, producten, diensten); - sensibiliseren en stimuleren: doelgroep aanzetten tot vervolgactiviteiten inzake innovatie; - adviesverlening: innovatieadvies, management en aanpak van innovatie; - individuele innovatiebegeleiding; - ondersteunen van de netwerking binnen het VIN. De innovatieadviseurs van deze projecten zijn generalisten met praktische bedrijfservaring en ruime kennis van innovatieondersteuning in de breedste zin. Ze zijn uw lokaal aanspreekpunt voor al uw innovatie gerelateerde vragen. Belangrijk is dat deze adviseurs totaal onafhankelijk zijn: ze zijn niet gebonden aan de kennisaanbieders of commerciële organisaties. Zij treden op als persoonlijk en competent aanspreekpunt voor bedrijven en gaan op zoek naar een efficiënt antwoord op uw vragen. Als ze de vraag zelf niet kunnen beantwoorden, begeleiden ze u naar de meest geschikte oplossingaanbieder voor uw vraag. Gemiddeld zijn er een 5-tal innovatieadviseurs per provincie actief. Zij richten zich in eerste instantie tot die bedrijven waar een sluimerend innovatiepotentieel aanwezig is. Hier kunnen zij de grootste toegevoegde waarde bieden. Bedrijven die al manifest actieve innovatoren zijn, behoren niet tot hun prioritaire doelgroep (wat niet weg neemt dat ook deze bedrijven gerichte vragen kunnen stellen aan de subregionale innovatieadviseurs). Via een grondige analyse helpen zij u bij het opsporen van innovatie-opportuniteiten en begeleiden u vervolgens om een innovatieproject op te starten. Hierbij kunnen ze ten gepaste tijde andere adviseurs (technologische of thematische) inschakelen om het traject op technologische basis verder uit te diepen. De subregionale adviseurs begeleiden het bedrijf verder en zorgen voor de invulling van de (belangrijke) randaspecten om technologische innovatie ook tot een commercieel succes te maken. Haalbaarheidsstudies De VIS-Haalbaarheidsstudies hebben als voornaamste doel de haalbaarheid van bepaalde belangrijke en omvangrijke initiatieven grondig voor te bereiden. Tevens wordt de mogelijkheid voorzien om de interactie tussen de bedrijven tijdens dit voorbereidingstraject sterk te stimuleren. Wat komt voor steun in aanmerking: - de uitvoering van verkenningsstudies; - de uitvoering van foresightstudies; - het opmaken van roadmaps; - grondige behoeftenanalyses. De loutere voorbereiding van een project in de reguliere kanalen (O&O-project, VIS-project, SBO-project) komt niet voor steun in aanmerking.
185
De begroting is maximum € 200.000, in uitzonderlijke en goed gemotiveerde gevallen kan een hogere begroting aanvaard worden. Het steunpercentage bedraagt maximaal 80% van de aanvaarde begroting. Samenwerkingsprojecten VIS-Samenwerkingsprojecten hebben als voornaamste doel: - de performantie van het Vlaams Innovatienetwerk te verbeteren; - de professionaliteit van de diensten aangeboden vanuit het Vlaams Innovatienetwerk te verbeteren. Wat komt voor steun in aanmerking: - de ontwikkeling van instrumenten (tools); - de ontwikkeling van methodes en procedures; - de inschakeling van diensten geleverd door externe organisaties; - het uitvoeren van studies ten bate van het Vlaams Innovatienetwerk; De maximale begroting is € 100.000, in uitzonderlijke en goed gemotiveerde gevallen kan een hogere begroting aanvaard worden. De opdracht wordt in principe, via een offerte-aanvraag, uitbesteed aan een derde partij. De regels van de overheidsopdrachten dienen hierbij gerespecteerd. Het steunpercentage bedraagt maximaal 80% van de aanvaarde begroting. Competentiepolen Competentiepolen zijn gedefinieerd als initiatieven die een substantiële ‘kennissokkel’ willen uitbouwen inzake innovatie ten behoeve van belangrijke bedrijfssegmenten in Vlaanderen. De activiteiten van een competentiepool zijn in de eerste plaats gericht op collectief onderzoek en/of op de verspreiding van kennis. Deze activiteiten moeten uiteraard technologisch/wetenschappelijk ‘state of the art’ te zijn, maar moeten vrij directe en nuttige resultaten opleveren voor de innovatie bij bedrijven in Vlaanderen. De steunaanvraag is in de eerste plaats bedoeld voor opstartfase van competentiepolen. Voor de steunverlening wordt gebruik gemaakt van de programmamodaliteit uit het VIS-besluit (20 juli 2006). De steun is vastgesteld op maximaal 80% voor activiteiten van collectieve aard. Ook projecten met een meer coöperatief karakter kunnen gesteund worden. Het steunpercentage voor dit type projecten dient in overeenstemming gebracht te worden met de steunpercentages in de steunmodaliteit O&O-bedrijfsprojecten. Proeftuinen Proeftuinen van testgebruikers zijn testomgevingen, waarin bedrijven nieuwe innovatieve technologieën, producten en diensten kunnen toetsen binnen een groep van individuen, die als testers worden ingezet in hun eigen leef- en werkomgeving. De primaire doelstelling van proeftuinen is het versnellen en afstemmen van de valorisatie van innovatieve producten en diensten, wat impliciet de ontwikkeling van nieuwe markten met zich meebrengt. Het VIS-programma voor proeftuinen van testgebruikers is bedoeld voor proeftuinen waarbij het collectief karakter en de economische finaliteit centraal staan. Dat wil zeggen dat de proeftuin nuttige resultaten oplevert voor een brede groep van bedrijven. Het is echter zeer waarschijnlijk dat een proeftuin, naast deze economische doelstelling, ook belangrijke maatschappelijke doelstellingen zal hebben. De subsidie is vooral bedoeld ter ondersteuning van de kosten voor de menskracht die noodzakelijk is om de collectieve test- en diensteninfrastructuur uit te bouwen, te onderhouden en te exploiteren. De opbouw van infrastructuur kan niet de hoofdmoot vormen van de aanvraag die ter subsidiëring wordt voorgelegd. Diversen Wanneer IWT-Vlaanderen beslist het project te steunen wordt een overeenkomst opgemaakt tussen het IWT en de projectpartners. Deze overeenkomst is een middelenverbintenis (de overeengekomen middelen moeten voor het beschreven project worden ingezet). Het IWT-Vlaanderen volgt de uitvoering van het project op.
186
Aanvraagprocedure Projecten kunnen ingediend worden bij openstelling van een in principe jaarlijkse oproep voor de verschillende projecttypes. IWT-Vlaanderen beschikt voor elk projecttype in het VIS-programma over een gedetailleerde handleiding, die op verkrijgbaar is via de website: www.iwt.be
Aanvullende inlichtingen Uitgebreide informatie over elk projecttype is terug te vinden op de homepage van IWT-Vlaanderen (http://www.iwt.be) IWT-Vlaanderen – VIS-Programma Bischoffsheimlaan 25 1000 Brussel Tel.: 02/20 90 900 Fax: 02/22 31 181 Website: http://www.iwt.be
187
1.5
ONDERZOEKS- EN ONTWIKKELINGSPROGRAMMA' S VAN DE EUROPESE UNIE – 7de KADERPROGRAMMA
Inhoud steunmaatregel De EU stelt omvangrijke financiële middelen ter beschikking voor de bevordering van onderzoek-, technologische ontwikkeling- en demonstratieprojecten in diverse domeinen en sectoren. Het is de bedoeling om door het stimuleren van de grensoverschrijdende samenwerking inzake onderzoek en technologische ontwikkeling (O&O) het concurrentievermogen van de Europese industriële ondernemingen op de wereldmarkt te vergroten. Een andere doelstelling is het bevorderen van de samenwerking tussen industriële ondernemingen, universiteiten en onderzoekscentra. De steunverlening verloopt hoofdzakelijk via de zogenaamde ' Kaderprogramma' s voor Onderzoek, Ontwikkeling en Technologische Demonstratie' . Dit zijn meerjarenprogramma' s die de prioriteiten alsook de financiële omvang van diverse actielijnen op middellange termijn aangeven. Zij vormen het beleidsinstrument voor het Europese O&O-beleid. Het Zevende Kaderprogramma, waarvoor een totaal budget is voorzien van € 50,521 miljard, loopt van 2007 tot 2013. De voordelen van deelname aan Europese programma' s beperken zich niet louter tot financiële steun. Ook de internationale contacten, de waardevolle knowhow, en de toegang tot nieuwe markten die hierbij worden verkregen, zijn zeker niet zonder belang. Begunstigden Het Europese Kaderprogramma en zijn specifieke programma' s staan open voor iedereen (openbare en particuliere instellingen), gevestigd in de 27 lidstaten van de Europese Unie (EU), ongeacht de vorm van de rechtspersoonlijkheid. Dit kunnen dus individuen, industriële en commerciële ondernemingen (inclusief kmo’s), universiteiten, onderzoeksinstellingen en organisaties voor technologieverspreiding zijn. Projecten Het Zevende Kaderprogramma is opgebouwd rond vier specifieke programma' s: samenwerking, ideeën, mensen en capaciteit, elk met hun eigen thematische onderverdelingen: 1. Samenwerking: - gezondheid; - voeding, landbouw en biotechnologie; - ICT; - nanowetenschappen, - technologieën, materialen en nieuwe productietechnologieën; - energie; - milieu (incl. klimaatverandering); - transport (incl. luchtvaart); - socio-economische wetenschappen en geesteswetenschappen; - ruimte; - veiligheid. 2. Ideeën: - Europese Onderzoeksraad (ERC). 3. Mensen: - initiële opleiding van onderzoekers; - levenslange opleiding en loopbaanontwikkeling; - industrie-academia trajecten; - internationale dimensie; - specifieke acties. 4. Capaciteit: - Onderzoeksinfrastructuur; - Onderzoek ten behoeve van kmo’s; - Onderzoekspotentieel;
188
-
Kennisregio' s; Wetenschap in de maatschappij; Ondersteuning van de samenhangende ontwikkeling van het onderzoeksbeleid; Internationale samenwerkingsactiviteiten.
Aanvraagprocedure Naar aanleiding van een officiële oproep voor een bepaald programma kunnen projectvoorstellen ingediend worden bij de diensten van de Europese Commissie; hierbij dienen bepaalde termijnen in acht te worden genomen. Het ingediende projectvoorstel moet aan de specifieke criteria en modaliteiten voldoen, die voor het betrokken programma zijn vastgesteld, bijvoorbeeld: - het onderzoek moet een precommercieel karakter hebben; - er moet transnationale samenwerking zijn tussen ondernemingen, onderzoeksinstellingen of universiteiten uit een andere lidstaat; - het geplande onderzoek moet nieuw zijn. Het indienen van projecten moet gebeuren volgens een gedetailleerde procedure die strikt te volgen is om onontvankelijkheid te vermijden. De gelanceerde oproepen kunnen geconsulteerd worden via volgende link: http://cordis.europa.eu/fp7/dc/index.cfm Aanvullende inlichtingen Algemene informatie vindt u op de website van het EU-kaderprogramma, die niet alleen de recentste informatie bevat over de komende oproepen, de lopende projecten, onderzoekspartners en projectresultaten maar ook alle nodige documenten voor het indienen van een projectvoorstel (handleidingen, aanvraagdocumenten, evaluatiehandleiding, en dergelijke): http://www.cordis.lu/fp7. Voor meer informatie over het Europese Kaderprogramma en begeleiding bij het indienen van een projectvoorstel kunt u ook terecht bij: IWT-Vlaanderen Alain Deleener Bischoffsheimlaan 25 1000 Brussel Tel.: 02/209 09 25 Fax: 02/223 11 81 E-mail:
[email protected] Website: http://www.vlaanderen.be/6kp
189
1.6
STRATEGISCH BASISONDERZOEK (SBO)
Inhoud steunmaatregel Het financieringskanaal voor strategisch basisonderzoek (SBO) is gericht op de uitbouw van ruime kennisplatformen met brede toepassings- en verdere ontwikkelingsmogelijkheden. Strategisch basisonderzoek is kwalitatief hoogwaardig en op langere termijn gericht onderzoek dat het opbouwen van wetenschappelijke of technologische capaciteit beoogt die de basis vormt voor economische en/of maatschappelijke toepassingen in Vlaanderen. Strategisch basisonderzoek situeert zich tussen het algemeen kennisverruimend onderzoek enerzijds en de specifiek georiënteerde onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten anderzijds. Een SBO-project heeft een generische dimensie waardoor de onderzoeksresultaten van belang kunnen zijn voor verschillende toepassingsgebieden en voor verschillende economische (deel)sectoren of/en maatschappelijke doelgroepen in Vlaanderen. De bedoeling is immers niet om direct te kunnen verhelpen aan een punctueel probleem of een specifiek knelpunt op kortere termijn van slechts één of enkele actoren. Wel wordt het leveren van een meer generische onderzoeksbijdrage met het oog op een bredere toepasbaarheid met meerdere concrete utilisaties en/of een meer structurele meerwaarde op termijn, beoogd. Het gewenste vervolgtraject van een geslaagd SBO-project omvat bilaterale projecten met de economische of/en maatschappelijke actoren met inbegrip van de totstandkoming van nieuwe spin-off bedrijven, diensten of organisaties. Van de uitvoerders van een SBO-project wordt verwacht dat zij een actieve inspanning leveren met het oog op de verdere effectieve benutting van de onderzoeksresultaten door (bestaande of toekomstige) economische of maatschappelijke actoren. Deze gevraagde inspanning naar het verdere valorisatietraject overstijgt de klassieke mechanismen voor de verspreiding van academische onderzoeksresultaten (publicaties, congresbijdragen, deelname aan netwerken met academische vakgenoten). Begunstigden Het SBO-kanaal is geconcipieerd als een open en toegankelijk instrument voor alle Vlaamse O&O-actoren. Een Vlaamse O&O-actor wordt hierbij gedefinieerd als een in het Vlaamse Gewest gevestigde O&O-actor (universiteit, hogeschool, bedrijf, collectief centrum, onderzoeksinstelling, ...) evenals een in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gevestigde Vlaamse universiteit of Vlaamse hogeschool. De primaire bedoeling is om de nodige expertise te mobiliseren en te combineren ongeacht de aard van de O&O-actor waar deze expertise voorhanden is. Een Vlaamse O&O-actor kan ook een projectvoorstel indienen met één of meerdere O&O-actoren van buiten Vlaanderen. De onderzoeksbijdrage van niet in Vlaanderen gevestigde O&O-actoren kan mee gesteund worden voor zover deze cumulatief maximaal 20 procent van de voorgestelde projectbegroting bedraagt. Het is immers de bedoeling dat voldoende expertise binnen Vlaanderen wordt opgebouwd, naast voordelen van kennistransfer van buiten Vlaanderen. Projecten Het financieringskanaal is horizontaal en staat open voor alle domeinen. Hierdoor is het zeer geschikt om multidisciplinaire generische onderzoeksprojecten tot ontplooiing te laten komen. Omdat strategisch basisonderzoek een adequate ‘kritische massa’ aan mensen en middelen vereist, wordt daarbij ook gestreefd naar projecten met een afdoende omvang en duur die bovendien de beste beschikbare krachten bundelen. De projectduur bedraagt in principe vier jaar. De basisbegroting voor een project is vastgelegd op minimaal € 185.000 en maximaal € 500.000 per jaar. In het SBO-kanaal wordt verder een belangrijke aanmoediging ingebouwd tot samenwerking en consortiumvorming over instellingsgrenzen heen. Indien het project in consortiumverband wordt uitgevoerd, kan de projectbegroting worden verhoogd tot een maximum van € 500.000 per jaar vermenigvuldigd met het aantal rechtspersonen die als projectaanvrager optreden op voorwaarde dat de deelprojectbegroting van deze projectaanvragers minimaal 15% van de totale projectbegroting bedraagt. Bij grote consortia met telkens substantiële bijdragen van onderzoekspartners kan dit aanleiding geven tot zeer grote projectbudgetten. Het is immers de expliciete bedoeling om dusdanig tot een afdoende kritische massa te komen, nodig om de grensverleggende onderzoeksambities daadwerkelijk te kunnen waarmaken.
190
Steunpercentages. Het steunpercentage voor een SBO-projectvoorstel of een gedeelte van een SBO-projectvoorstel uitgevoerd door een openbare hoger-onderwijsinstelling of een openbaar onderzoekscentrum bedraagt 100% van de aanvaardbare kosten. Voor het bepalen van de steun aan een projectvoorstel of gedeelte van een projectvoorstel uitgevoerd door een andere projectaanvrager (bijvoorbeeld een bedrijf), gelden de regels voor de ondersteuning van het industrieel basisonderzoek zoals vastgelegd in het besluit van de Vlaamse regering van 5 oktober 2001 tot regeling van de steun aan projecten van technologisch onderzoek en ontwikkeling van het bedrijfsleven in Vlaanderen. Voor een dergelijke O&O-actor bedraagt het steunpercentage tussen 50% en 75 % van de aanvaardbare kosten. Aanvraagprocedure Projectvoorstellen kunnen worden ingediend in het kader van een jaarlijkse oproep voor projectvoorstellen. De projectselectie wordt uitgevoerd in meerdere fasen. Op basis van het ingediende projectvoorstel wordt eerst een grondige voorselectie uitgevoerd. Daarna volgt een diepgaande, inhoudelijke evaluatie, met o.m. externe deskundigen. De procedure en de modaliteiten zijn nader beschreven in het SBO-oproepdocument.
Aanvullende inlichtingen Informatie over het SBO-steunkanaal is terug te vinden op de homepage van IWT-Vlaanderen (http://www.iwt.be/sbo.htm). Voor bijkomende inlichtingen kunt u steeds telefonisch, per fax of e-mail terecht bij : IWT-Vlaanderen SBO-financieringskanaal Paul Schreurs Bischoffsheimlaan 25 1000 BRUSSEL Tel.: 02/209 09 45 Fax: 02/223 11 81 E-mail:
[email protected] Website: http://www.iwt.be
191
1.7
TETRA-FONDS
Inhoud steunmaatregel Het TETRA-fonds stimuleert technologie-gedreven kennisoverdracht tussen instellingen van hoger onderwijs en bedrijven en/of socialprofitorganisaties. De onderzoeksactiviteiten van het projecten zijn ingebed in de onderwijsopdracht van de betrokken hogescholen en universiteiten. De kennistransfer heeft een economische finaliteit; het onderzoek is gericht op toegepast onderzoek waarbij state-of-the-art technologie omgezet wordt in concrete toepassingen die na afloop van het project een aanzet geven tot een valorisatietraject bij bedrijven of socialprofitorganisaties. Begunstigden Vlaamse instellingen van hoger onderwijs, met als prioritaire doelgroep de hogescholen. Indien nodig is een samenwerking met andere onderzoeksinstellingen mogelijk (voor een beperkt budget). Bedrijven en socialprofitorganisaties kunnen contact opnemen met hogescholen of universiteiten om nieuwe projecten te bespreken waarvan zij menen dat die voor een grotere groep van nut zijn. Zo kunnen deze laatste zich voorbereiden op een toekomstige oproep. Projecten Vlaamse hogescholen of universiteiten stellen zelf projecten voor. Na selectie en goedkeuring financiert de Vlaamse overheid via IWT-Vlaanderen 92,5% van de begroting (personeels- en werkingskost). De projectresultaten zijn eigendom van de hogeschool en/of universiteit en worden na afloop van het project benut door bedrijven, socialprofitorganisaties en het onderwijs. Om de toepasbaarheid van projectresultaten te verhogen is er reeds tijdens het project een intense samenwerking met potentiële gebruikers. Een aantal bedrijven en socialprofitorganisaties die op termijn gebruiker kunnen zijn van de resultaten en de nodige organisaties om wettelijke en commerciële tussenstappen mogelijk te maken, zijn vertegenwoordigd als lid van een gebruikersgroep. Deze gebruikersgroep zorgt samen voor de financiering van de resterende 7,5%. Deze gebruikersgroep kan tijdens de loop van een project uitgebreid worden met nieuwe bedrijven of organisaties. Typisch bestaat een gebruikersgroep uit een 10-tal leden. Ook na afloop van het project kunnen nieuwe gebruikers contact opnemen met de hogeschool of universiteit om verder te werken met de projectresultaten. Een overzicht van de goedgekeurde en lopende projecten is terug te vinden via de website van het Vlaams InnovatieNetwerk (VIN): www.innovatienetwerk.be. Het TETRA-fonds is bedoeld als laag-drempelig innovatie-instrument om ook niet-hoogtechnologische kmo’s en socialprofitorganisaties in Vlaanderen toegang te geven tot innovatie. Projectvoorstellen zijn dan ook gericht op kennisoverdracht voor deze doelgroep. Een belangrijk aspect van het fonds is o.a. het netwerken van hogescholen onderling, met bedrijven en socialprofitorganisaties , met universiteiten en met andere onderzoeksorganisaties in binnen- en buitenland. Sinds 2006 is het mogelijk om via het TETRA-fonds deel te nemen aan internationale samenwerkingsprojecten via het ERA-SME programma (www.era-sme.net). De meeste TETRA-projecten hebben een looptijd van twee jaar. Sinds 2008 is het mogelijk om projecten in te dienen met een looptijd van 1 jaar ter oriëntatie en verkenning. Na afloop van dit type project wordt een projectvoorstel voor 2 jaar ingediend. Het is ook mogelijk om projecten met een langere duurtijd in te dienen (3 jaar) indien dit noodzakelijk is voor een betere overdracht van de technologie tot bruikbare resultaten voor de bedrijven en/of socialprofitorganisaties. In de periode 1997-2008 werden meer dan 300 projecten gesteund. Over die jaren heen konden gemiddeld 35% van de aanvragen gehonoreerd worden. De steun wordt jaarlijks bepaald door de Vlaamse Regering. In 2008 was er € 8,9 miljoen beschikbaar.
192
Aanvraagprocedure Er is een jaarlijkse oproep voor TETRA-projecten. De projecten worden geëvalueerd door IWT-Vlaanderen, in samenspraak met commissies met externe deskundigen. Deze externe deskundigen worden gekozen uit de bedrijfswereld, socialprofitorganisaties en academische wereld. In functie van de beschikbare middelen worden deze middelen dan toegekend aan de hoogst gerangschikte projecten. De hoofdcriteria die het IWT hanteert bij de selectie, zijn: - de technologisch-wetenschappelijke kwaliteit van het voorstel; - het valorisatiepotentieel, zowel algemeen als specifiek voor kmo’s in Vlaanderen; - de diffusie van de praktische resultaten binnen de onderwijsopdracht.
Aanvullende inlichtingen Algemene informatie is terug te vinden op http://www.iwt.be, in het bijzonder bij www.iwt.be/tetra en www.iwt.be/hobu. Van elk goedgekeurd project is tevens een individuele fiche beschikbaar op www.iwt.be/fiche. IWT-Vlaanderen TETRA-Fonds Inge Arents Bischoffsheimlaan 25 1000 Brussel Tel.: 02/788.15.64 Fax: 02/223 11 81 E-mail:
[email protected] Website: http://www.iwt.be
193
1.8.
LANDBOUWKUNDIG ONDERZOEK
Inhoud steunmaatregel Op 18 februari 2005 heeft de Vlaamse regering haar goedkeuring gegeven aan een nieuw reglementair besluit voor de projectmatige financiering van het toegepast collectief onderzoek voor de land- en tuinbouwsector. Deze steunverlening kadert in de overheveling van het landbouwonderzoek naar de Gewesten ingevolge het Lambermont-akkoord. Het programma Landbouwkundig Onderzoek beoogt het verwerven, bundelen en vertalen van wetenschappelijk-technologische kennis naar innovatieve toepassingen voor de Vlaamse landen tuinbouw. Begunstigden Voor deze steunmaatregel komen in aanmerking de onderzoeksgroepen van de Vlaamse instellingen van hoger onderwijs, de onderzoeksinstellingen en de voor de Vlaamse land- en tuinbouw erkende praktijkcentra. Zij kunnen zelfstandig een projectvoorstel indienen, dan wel in een gestructureerd samenwerkingsverband. Voor elke aanvraag dient een gebruikerscommissie samengesteld te worden die een representatieve vertegenwoordiging moet zijn van de land- en tuinbouwsector waartoe het project zich richt. Projecten De projecten hebben een collectief karakter: ze moeten gericht zijn op de bevordering van de sector en niet op het oplossen van problemen van individuele land- en tuinbouwbedrijven. De onderzoeksresultaten dienen dan ook een aantoonbare economische en - voor zover relevant - ook een sociale en ecologische meerwaarde te creëren. Een project in het programma Landbouwkundig Onderzoek duurt maximum 4 jaar. In dat geval is er na 2 jaar een tussentijdse evaluatie voorzien. De gebruikerscommissie komt om de zes maanden samen voor de opvolging en eventuele bijsturing van het project. Er wordt een zekere prioriteit gegeven aan projecten die: - een substantiële bijdrage leveren aan Duurzame Technologische Ontwikkeling (DTO); - op korte termijn een oplossing willen bieden aan voor de land- en tuinbouw belangrijke problemen en/of waarvan de resultaten in een direct bruikbare vorm moeten doorstromen naar de praktijk (zgn. praktijkonderzoek). Steunpercentage en modaliteiten Het steunpercentage bedraagt minimaal 80 en maximaal 100% van de aanvaardbare kosten. Er is geen maximum steunbedrag per project voorzien. Aanvraagprocedure Ieder jaar organiseert het IWT in het najaar een oproep om projectvoorstellen in te dienen tegen een welbepaalde datum. Deze verschijnt in het magazine van het IWT, de Innovatiekrant, en wordt ook gepubliceerd op de website. Zolang een oproep loopt, kan u voor concrete informatie en alle details de handleiding voor het indienen van projectaanvragen in het programma Landbouwkundig Onderzoek raadplegen. Voor de evaluatie van de projectvoorstellen wordt beroep gedaan op colleges van onafhankelijke experten uit binnen- en buitenland. De hoofdcriteria die het IWT hanteert bij de beoordeling zijn zowel de wetenschappelijk-technologische kwaliteit als het valorisatiepotentieel van een projectvoorstel. Daar de relevantie van het project voor de Vlaamse land- en tuinbouw een belangrijk selectiecriterium is, nemen ook vertegenwoordigers van de Vlaamse Landbouwadministratie deel aan de colleges.
194
Aanvullende inlichtingen Algemene informatie is terug te vinden op de homepage van IWT-Vlaanderen (http://www.iwt.be) en via email op het adres:
[email protected]. IWT-Vlaanderen Ferdi Soors of Fredy Van Wassenhove Bischoffsheimlaan 25 1000 Brussel Tel.: 02/209 09 00 Fax: 02/223 11 81 E-mail:
[email protected] Website: http://www.iwt.be
195
1.9
DUURZAME TECHNOLOGISCHE ONTWIKKELING
Inhoud steunmaatregel DTO is een aanvullende steunregeling en werd sinds medio 2002 geïntegreerd in de IWT-steun voor O&Obedrijfsprojecten, KMO-innovatieprojecten, KMO-innovatiestudies en in de oproep SBO, TETRA, VIS en Landbouwkundig Onderzoek, om onderzoek- en ontwikkelingsprojecten gericht op duurzame technologische ontwikkeling te stimuleren. Een project dat aanspraak wenst te maken op DTO-steun, zal in de eerste plaats moeten voldoen aan de basis selectiecriteria voor IWT-steun, met name een voldoende wetenschappelijktechnologische kwaliteit en een voldoende valorisatiepotentieel dienen te worden aangetoond. De selectiviteit in de verschillende programma' s moet ertoe leiden dat DTO-projecten preferentieel gesteund worden. DTO is immers een selectiecriterium voor O&O-bedrijfsprojecten en in de oproepen SBO, TETRA, VIS en Landbouwkundig onderzoek. DTO-bedrijfsprojecten kunnen daarenboven door een mechanisme van prioritaire projecten een hogere ranking krijgen en maken bijgevolg meer kans op subsidiëring. Een subsidiebonus van maximaal 10% voor sommige types van O&O-bedrijfsprojecten kan daarbij de attractiviteit nog verhogen. Daarnaast wordt aan de bedrijven de mogelijkheid geboden om aanvullend binnen een onderzoeksprogramma, DTO-studieactiviteiten met betrekking tot de zeven weerhouden doelstellingen te laten subsidiëren aan een basissteun van 50%. Begunstigden Voor ondernemingen die financiële steun aanvragen via O&O bedrijfssteun is er, als ze voldoen aan de DTOregeling, een extra steun mogelijk van 10%. Bovendien worden DTO-projecten prioritair gesteund, op voorwaarde dat ze kwalitatief ‘voldoende’ scoren. Projecten Projecten waarvan de innovatiedoelstelling (deels) gericht is op duurzame technologische ontwikkeling, kunnen genieten van extra-steunvoordelen in de reeds bestaande steunmaatregelen voor onderzoek en technologische innovatie beheerd door het IWT-Vlaanderen. Een project is gericht op duurzame technologische ontwikkeling als één of meerdere van volgende 7 doelstellingen wordt gerealiseerd: -
grondstoffenbesparing; energiebesparing; reductie van de emissies; vermindering van afval en van andere milieuhinder (geluid, geur, licht, elektromagnetische straling, ...); ontwikkeling en gebruik van hernieuwbare grondstoffen- en energiebronnen; hergebruik en recycleerbaarheid van grondstoffen (sluiten van de kringloop); verhogen van de levensduur van producten of processen.
Motivering Om extra steun te krijgen voor projecten met DTO-innovatiedoelstellingen zijn er drie mogelijke motivaties: -
-
-
Indien een BBT-studie (Best Beschikbare Technologie) of BREF-studie (Europese BBT-studie) beschikbaar is, is het voldoende om aan te tonen dat het project een verbetering van BBT nastreeft en dat deze doelstelling haalbaar is. Er moet hierbij tevens een voldoende (DTO-) valorisatiepotentieel aanwezig zijn. Indien geen BBT-studie beschikbaar is, kan met de ecopuntenmethode worden uitgerekend hoeveel milieukosten dankzij de nieuwe technologie vermeden zouden worden op 10 jaar tijd (t.o.v. de referentie). Indien deze vermeden kosten een factor 4 hoger zijn dan de subsidie, kent IWT-Vlaanderen de extra DTO-steun ook toe. Indien uitzonderlijk de voorgaande methodes ontoereikend zijn, kunnen ook andere gekwantificeerde argumentaties aanvaard worden. Wanneer bijvoorbeeld kan aangetoond worden dat het project opgesteld werd om aan toekomstige strengere milieunormen te voldoen, is dit eveneens aanvaardbaar als argumentatie. Hierbij is dan wel een significante technologische sprong vereist en de normen moeten van toepassing worden na afloop van het project. Ook in dit geval moet het valorisatiepotentieel voldoende hoog zijn, waardoor de geclaimde milieuvoordelen ook in absolute termen voldoende groot uitvallen.
196
Omvang steun Voor O&O-projecten kan een extra subsidie toegekend worden van 10%. Vanaf 01/01/09 kan voor KMO-Haalbaarheidsstudies en KMO-Innovatieprojecten die voldoen aan de criteria het steunplafond aanzienlijk verhoogd worden: € 25.000 + € 10.000 subsidie voor KMOHaalbaarheidsstudies en € 200.000 + € 50.000 subsidie voor KMO-Innovatieprojecten. DTO-studie-activiteiten kunnen aan een basissteun van 50% gesteund worden. DTO-studie-activiteiten worden gedefinieerd als onderbouwende studies met betrekking tot de 7 weerhouden doelstellingen, waardoor de milieu-impact van een technologische innovatie a priori kan ingeschat worden (voorbeelden hiervan zijn levenscyclus analyse (LCA)-studies). Aanvraagprocedure Het indienen van DTO-projecten gebeurt met de handleiding die u kan terugvinden op de webstek van IWTVlaanderen. Aanvullende inlichtingen IWT-Vlaanderen Kathleen Goris Bischoffsheimlaan 25 1000 Brussel Tel.: 02/788 15 73 Fax: 02/223 11 81 E-mail:
[email protected] Website: http://www.iwt.be/dto
197
1.10
LURU: STEUNREGELING VOOR INNOVATIE IN DE LUCHT- EN RUIMTEVAARTSECTOR
Inhoud steunmaatregel De LuRu-steunregeling is een aanvullende maatregel bij de ondersteuning van Airbus – of ESA – programma’s. De LuRu-steun werd geïntegreerd in de IWT-steun voor O&O-projecten, KMOInnovatiestudies en KMO-Innovatieprojecten. Begunstigden Alle kmo’s en grote bedrijven die financiële steun aanvragen via KMO-Innovatiestudie Type 2, 3, 5 of 6, via een KMO-Innovatieproject of via een O&O bedrijfsproject. Projecten -
LuRu – kwalificatietraject: ondersteunt een deel van het innovatietraject dat uitgevoerd wordt met het oog op kwalificatie in de civiele vliegtuigbouw of de commerciële ruimtevaart. Dergelijke projecten krijgen 10% extra steun bij de basissubsidies voor O&O-bedrijfsprojecten.
-
LuRu – lanceringstraject: ondersteunt een deel van het innovatietraject dat kadert in een concrete samenwerking met betrekking tot civiele vliegtuigbouw of de commerciële ruimtevaart. Concreet wil dit zeggen dat het steunbaar innovatietraject verruimd wordt in vergelijking met wat normaal aanvaard wordt bij overige bedrijfsprojecten.
Omvang steun Voor de LuRu kwalificatietrajecten is er een extra steun van 10% bovenop de basissubsidies van het IWT. In het geval van de LuRu lanceringstrajecten is er geen extra steunpercentage van 10% voorzien maar wordt het steunbare innovatietraject verruimd ten opzichte van wat normaal aanvaard wordt.
Aanvullende inlichtingen Voor meer informatie over de aanvraagprocedure en modaliteiten kan men terecht bij: IWT-Vlaanderen Annie Renders Bischoffsheimlaan 25 1000 Brussel Tel.: 02/209 09 52 Fax: 02/223 11 81 E-mail:
[email protected] Website: http://www.iwt.be/steun/prior/luru
198
2.
INNOVATIEPREMIE
Inhoud steunmaatregel De eenmalige innovatiepremie is een maatregel die in 2006 ingevoerd wordt als experiment en verlengd werd tot eind 2008. Via deze maatregel kan een werkgever een financiële vergoeding toekennen aan een werknemer die innovatie voorstelt met een reële waardetoevoeging voor het bedrijf. Deze financiële vergoeding wordt vrijgesteld van sociale zekerheidsbijdragen en is niet belastbaar als aan de voorwaarden wordt voldaan. Begunstigden Deze tegemoetkoming kan toegekend worden aan alle werknemers van een onderneming die door een arbeidsovereenkomst verbonden zijn met die onderneming. Zelfstandig bedrijfsleiders zijn dus uitgesloten. Projecten Om voor de premie in aanmerking te komen moet het idee aan volgende voorwaarden voldoen: - de nieuwigheid moet een daadwerkelijke meerwaarde betekenen met betrekking tot de normale activiteiten van de werkgever die de premie toekent; - de innovatie mag niet het voorwerp uitmaken van een voorafgaande offerteaanvraag of vraag tot bestek voor de aanschaf van producten of processen die door een derde aan diegene die de premie toekent werd gericht; - de innovatie moet door de werkgever in zijn onderneming worden ingevoerd of het voorwerp zijn van een prototype, een aanvraag voor de vervaardiging van een prototype of er moeten interne onderrichtingen aanwezig zijn die erop wijzen welke wijzigingen de innovatie zal teweegbrengen in de normale activiteiten van de onderneming. De premie zelf moet voldoen aan volgende voorwaarden: - de premie mag niet toegekend worden ter vervanging of ter omzetting van in uitvoering van de arbeidsovereenkomst verschuldigd loon, premie of voordeel in natura of enig ander voordeel of een aanvulling hierbij, al dan niet bijdrageplichtig voor de sociale zekerheid; - de premie mag enkel toegekend worden aan werknemers die via een arbeidsovereenkomst gebonden zijn aan de werkgever die de premie toekent; - de totale som van de gedurende één kalenderjaar uitgekeerde premies bedraagt gezamenlijk niet meer dan 1% van het geheel van de loonmassa van de onderneming; - de premie is van toepassing op maximaal 10% van het aantal werknemers (hoogstens 3 voor bedrijven met minder dan 30 werknemers); - per innovatie mogen niet meer dan 10 werknemers de premie krijgen; - het bedrag van de premies uitbetaald per werknemer mag per kalenderjaar niet meer bedragen dan een maandloon. Omvang steun De aan de werknemers betaalde of toegekende eenmalige innovatiepremies worden vrijgesteld van de personenbelasting of de belasting der niet inwoners en van de sociale zekerheidsbijdragen voor zover aan alle voorwaarden voldaan is. Aanvraagprocedure Wenst u een beroep te doen op dit systeem van innovatiepremie, dan moeten criteria, procedures, en de identificatie van het project waarop de premie betrekking heeft, bekend gemaakt worden binnen de onderneming en aan de minister van Economie meegedeeld worden. Er moet ook een mededeling aan de RSZ gebeuren van de bedragen en de namen van de begunstigden van deze premie in de maand volgend op de toekenning van de premie. De communicatie van de gegevens aan de dienst Normalisatie en Competitiviteit van de FOD Economie, Kmo, Middenstand en Energie moet gebeuren via formulieren die beschikbaar zijn via de website: http://economie.fgov.be/enterprises/innovation_grant/home_nl.htm
199
Aanvullende inlichtingen FOD Economie, Kmo, Middenstand en Energie WTC III Dienst Normalisatie en Competitiviteit (5de verdieping) Simon Bolivarlaan 30 1000 Brussel Tel.: 02/277 74 40 Fax: 02/277 54 42 E-mail:
[email protected] Website: http://economie.fgov.be/enterprises/innovation_grant/home_nl.htm
200
DEEL VI : ENERGIE EN MILIEU
201
1.
DE ECOLOGIEPREMIE
Inhoud steunmaatregel De ecologiepremie is een financiële tegemoetkoming vanwege de Vlaamse overheid aan ondernemingen die ecologie-investeringen doen. Ecologie-investeringen zijn milieu-investeringen en investeringen op energiegebied. Jaarlijks worden er drie op elkaar aansluitende oproepen georganiseerd waarop ondernemingen met hun investeringsproject kunnen intekenen. Per oproep kan een onderneming één aanvraag indienen. De derde call ecologiepremie van 2008 loopt vanaf 17 september tot 23 december 2008 (middernacht). Het budget bedraagt € 25 miljoen. De jaarlijkse oproepen kunt u consulteren via www.vlaanderen.be/ecologiepremie. De ingediende aanvragen worden op een objectieve wijze beoordeeld en vervolgens gerangschikt. Het voor de oproep beschikbare subsidiebedrag wordt verdeeld over de gunstig gerangschikte investeringsprojecten tot de beschikbare budgettaire enveloppe is opgebruikt. Begin 2009 zal er een grondige hervorming van deze steunmaatregel doorgevoerd worden. Begunstigden Alle kleine, middelgrote of grote ondernemingen met een aanvaardbare activiteit die ecologische investeringen realiseren in het Vlaamse Gewest, komen in aanmerking voor een ecologiepremie. Voor de bepaling van de hoogte van de ecologiepremie wordt er een onderscheid gemaakt tussen kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) en grote ondernemingen (go’s) Een kleine onderneming voldoet aan de volgende voorwaarden: minder dan 50 werkzame personen; jaaromzet of jaarlijks balanstotaal van maximaal €10 miljoen. Een middelgrote onderneming voldoet aan de volgende voorwaarden: minder dan 250 werkzame persoon; een jaaromzet van maximaal € 50 miljoen of jaarlijks balanstotaal van maximaal € 43 miljoen; geen kleine onderneming. Een grote onderneming is een onderneming die nocht klein, noch middelgroot is. Projecten Volgende ecologie-investeringen komen in aanmerking voor een ecologiepremie: milieu-investeringen: investeringen gericht op de bescherming van het milieu, dit wil zeggen elke maatregel gericht op de preventie of het herstel van aantastingen van de natuurlijke omgeving of de natuurlijke hulpbronnen dan wel op de aanmoediging van het rationaal gebruik van die hulpbronnen; investeringen op energiegebied: investeringen en maatregelen die de onderneming in staat stellen het energiegebruik in haar productiecyclus te verminderen; limitatieve technologielijst: een opsomming van een aantal technologieën die in aanmerking komen voor een ecologiepremie. U kunt de lijst die aansluit bij de desbetreffende oproep waarvoor u intekent raadplegen via www.vlaanderen.be/ecologiepremie. De ecologiepremie bedraagt 10% voor grote ondernemingen en 20% voor kleine- en middelgrote ondernemingen en kan oplopen tot maximum € 1.500.000 per aanvraag. De steun wordt berekend op de ecologische meerkost van de in aanmerking komende investeringscomponenten.
202
Aanvraagprocedure De persoon die gemachtigd is door de onderneming om een subsidieaanvraag in te dienen, moet zich kenbaar maken op via www.vlaanderen.be/ecologiepremie via zijn elektronische identiteitskaart of zijn federaal token. Meer informatie en een demo rond de registratieprocedure kan u eveneens vinden via www.vlaanderen.be/ecologiepremie.
Aanvullende inlichtingen Vlaamse Overheid Agentschap Economie Afdeling Economisch Ondersteuningsbeleid Koning Albert II – laan 35 bus 12 1030 Brussel Tel.: 02/553 37 70 (Robert Kinable, algemeen), 02/553 38 24 (Chris Todts, webapplicatie), 02/553 46 30 (ir. Paul Zeebroek, Vlaams Energie Agentschap, technologieën) E-mail:
[email protected],
[email protected],
[email protected] Website: www.vlaanderen.be/ecologiepremie
203
2.
AANMOEDIGINGSMAATREGELEN RATIONEEL ENERGIEGEBRUIK
Inhoud steunmaatregel Ter bevordering van het rationeel energiegebruik (REG) werd door de Vlaamse overheid met de diverse energiedistributienetbeheerders een aantal actieplannen afgesproken. Eandis staat in voor de promotie van het rationeel energiegebruik op het grondgebied van de gemengde distributienetbeheerders voor elektriciteit in Vlaanderen. Om energiebesparing aan te moedigen, geeft Eandis premies aan wie investeert in energiezuinige toepassingen. Begunstigden De premies ‘Ondernemingen’ zijn bedoeld voor zelfstandigen en vrije beroepen, ondernemingen, vzw’s en collectieven. De acties zijn geldig binnen het gebied van de gemengde distributienetbeheerders voor elektriciteit in Vlaanderen: Gasalwest, IMEA, Imewo, Intergem, Iveka, Iverlek en Sibelgas. De premie geldt enkel voor REG-maatregelen in een gebouw dat aangesloten is op het elektriciteitsdistributienet van bovenstaande distributienetbeheerders. Projecten Overzicht acties voorzien voor ondernemingen in 2008: Verwarming: Condensatieketel; Warmtepomp; Rechtstreekse aardgasverwarming voor gebouwen. Verlichting: Relighting; New lighting. Warm water: Zonneboiler. Isolatie en ventilatie: Ventilatiesysteem met warmterecuperatie; Plaatsing van superisolerende beglazing; Dak- en buitenmuurisolatie. Industriële toepassingen: Snelheidsregelaars; Hoogrendementsmotoren. De premie bedraagt maximum 50% van het factuurbedrag exclusief BTW. Aanvraagprocedure De premieaanvraag is geldig voor facturen met factuurdatum tussen 01/01/2008 en 31/12/2008. De aanvraagformulieren moeten worden ingediend voor 1 juli 2009 en kunnen tot 6 maanden na de aanvraag worden uitbetaald. De aanvraag kan schriftelijk of volledig online gebeuren via www.eandis.be. Wat betreft de schriftelijke aanvraag, kunnen de premieformulieren gedownload worden via www.eandis.be of bekomen worden in één van hun klantenkantoren. Deze moeten worden verstuurd aan onderstaand adres: Eandis REG-afdeling Postbus 50 9700 Oudenaarde Fax: 09/ 263 48 56
204
Aanvullende inlichtingen Vlaams Energieagentschap Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20 bus 17 1000 Brussel Tel.: 1700 E-mail:
[email protected] Website: www.energiesparen.be
205
3.
SUBSIDIES VOOR KMO’S DIE SELECTIEF AFVAL SORTEREN
Inhoud steunmaatregel Kmo’s die bedrijfsmatig verpakkingsafval sorteren met het oog op recyclage kunnen bij VAL-I-PAC terecht voor een financiële vergoeding. VAL-I-PAC is het officiële orgaan voor de uitvoering van de terugname en informatieplicht van bedrijfsmatig verpakkingsafval. Begunstigden Om als kmo recht te hebben op deze subsidies, moet de verpakking: -
afkomstig zijn van bedrijfsmatig verpakkingsafval; ontstaan zijn op Belgisch grondgebied; selectief gesorteerd worden met het oog op recyclage; opgehaald worden door een operator die officieel erkend is door VAL-I-PAC.
De ontpakkers moeten in geen geval lid zijn of worden van VAL-I-PAC om recht te hebben op een subsidie. Projecten De financiële ondersteuning gebeurt op 2 manieren. Het recyclageforfait is bedoeld om de recyclage te stimuleren van bedrijfsmatig verpakkingsafval dat ontstaan is op Belgisch grondgebied, namelijk kunststof en hout. Voor elke ton verzameld verpakkingsafval die gerecycleerd wordt, betaalt VAL-I-PAC een forfaitair bedrag aan de ontpakkers (€ 40 per ton recycleerbare kunststof of € 10 per ton recycleerbaar hout). Het containerforfait is bedoeld om de selectieve inzameling van bedrijfsmatig verpakkingsafval te stimuleren door tussenkomst in de huur van selectieve containers, zakken of andere inzamelsystemen. Deze subsidies variëren in functie van het type container: -
€ 110 per jaar per afzetcontainer vanaf 8 m³; € 60 per jaar per kleine rolcontainer, 660 tot 999 liter; € 110 per jaar per grote rolcontainer, 1000 liter tot 8 m³; € 0,5 per zak > 500 liter voor selectieve inzameling van piepschuim (EPS); € 0,5 per zak > 200 liter voor selectieve inzameling van plastic folie; € 20 per jaar per plastic bak, 500 tot 680 liter; € 60 per jaar per inzamelsysteem gevaarlijk afval, 680 - 800 liter; € 60 per jaar per draadcontainer > 2,16 m³; € 20 per jaar per draadcontainer 500 liter tot 2,16 m³.
Aanvraagprocedure Eerst moet contact opgenomen worden met een afvalophaler om uw afval correct te sorteren. U moet controleren of u aan alle voorwaarden voldoet (zie Begunstigden). U ontvangt een certificaat van VAL-IPAC, waarop u uw gegevens moet controleren en verder te vervolledigen. U stuurt dit terug naar VAL-I-PAC op onderstaand adres, waarop VAL-I-PAC de premies stort.
206
Aanvullende inlichtingen VAL-I-PAC Koningin Astridlaan 59 bus 11 1780 Wemmel Tel.: 02/456 83 10 Fax: 02/456 83 20 E-mail:
[email protected] Website: www.valipac.be
207
4.
VLAAMSE GROENESTROOMCERTIFICATEN VOOR ZONNEPANELEN
Inhoud steunmaatregel Groenestroomcertificaten worden door de VREG uitgereikt per 1.000 kWh geproduceerde elektriciteit, onafhankelijk of de stroom in het net wordt geïnjecteerd of door uzelf wordt verbruikt. Het is een virtueel certificaat dat bewaard wordt in een databank die de VREG beheert. Begunstigden Groenestroomcertificaten worden enkel uitgereikt voor de productie van elektriciteit. Zonneboilers, die worden gebruikt voor verwarming, komen niet in aanmerking voor dit type overheidssteun. Om de waarde van een groenestroomcertificaat te kunnen innen, moet u de groenestroomcertificaten die u van de VREG krijgt verkopen aan uw netbeheerder (voor recente installaties) of aan Elia (voor oudere installaties). Projecten Elia en de netbeheerders zijn wettelijk verplicht groenestroomcertificaten afkomstig uit zonnepanelen op te kopen aan een minimumprijs. Deze minimumprijs hangt af van de datum waarop de zonnepanelen in dienst werden genomen: Voor zonnepanelen die na 1 januari 2006 in dienst zijn genomen bedraagt de minimumprijs van een groenestroomcertificaat € 450. U ontvangt voor elk certificaat dat wordt uitgereikt € 450 en dit tot 20 jaar na de indienstname van de installatie. Deze minimumprijs wordt betaald door uw netbeheerder. Een installatie van 1 kilowatt kan, indien deze normaal werkt en afhankelijk van de lichtinval, dus rekenen op een gemiddelde steun van ongeveer € 350 tot €450 per jaar, gedurende 20 jaar. Voor zonnepanelen die voor 1 januari 2006 in dienst zijn genomen bedraagt de waarde van een groenestroomcertificaat € 150. U ontvangt voor elk certificaat dat wordt uitgereikt € 150 en dit tot 10 jaar na de indienstname van de installatie. Deze minimumprijs wordt betaald door Elia. Een installatie van 1 kilowatt kan, indien deze normaal werkt en afhankelijk van de lichtinval, dus rekenen op een gemiddelde steun van ongeveer € 110 tot € 150 per jaar, gedurende 10 jaar. Nadat de installatie meer dan 10 of meer dan 20 jaar in dienst is, worden nog verder groenestroomcertificaten toegekend door de VREG. Deze kunnen echter niet meer automatisch aan € 150 of € 450 worden verkocht. U kunt deze groenestroomcertificaten wel nog verhandelen op de certificatenmarkt, tegen een door u onderhandelde prijs. Aanvraagprocedure Het is van belang dat u tijdig groenestroomcertificaten aanvraagt om zo snel mogelijk na de indienstname van uw installatie recht te hebben op groenestroomcertificaten. Voor installaties tot 10kW ontvangt u groenestroomcertificaten voor de hoeveelheid elektriciteit die u hebt geproduceerd vanaf de datum waarop de VREG uw correcte en volledig ingevulde aanvraag voor groenestroomcertificaten ontvangt. Om de waarde van een groenestroomcertificaat te kunnen innen, moet dit certificaat worden verkocht aan uw netbeheerder. Die schrijft dan het geld over op uw bankrekening. U kunt zelf of via uw installateur een aanvraag indienen voor het verkrijgen van groenestroomcertificaten. Het is altijd de eigenaar van de installatie die de aanvraag moet ondertekenen. U kunt deze aanvraag indienen bij de VREG via een vereenvoudigd modelformulier, op voorwaarde dat de installatie een AC-vermogen heeft 10kW. Dit AC-vermogen vindt u terug op de papieren van uw installateur. Is dat niet het geval, neem dan contact op met uw installateur. De VREG maakt een onderscheid tussen: een modelformulier voor installaties die na 1 januari 2006 in dienst werden genomen; een modelformulier voor installaties die voor 1 januari 2006 in dienst werden genomen. Voor installaties met een geïnstalleerd AC-vermogen dat hoger is dan 10 kW moet het standaard aanvraagformulier voor groenestroomcertificaten worden ingediend.
208
Aanvullende inlichtingen Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Eletriciteits- en Gasmarkt Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20 bus 19 1000 Brussel Tel.: 02/553 13 53 Fax.: 02/553 13 50 E-mail:
[email protected] Website: www.vreg.be
209
5.
VLAAMSE WARMTEKRACHTKOPPELINGSCERTIFICATEN EN GROENESTROOMCERTIFICATEN VOOR ANDERE HERNIEUWBARE ENERGIEBRONNEN DAN ZONNEPANELEN
Inhoud steunmaatregel Warmtekrachtkoppelingscertificaten De gelijktijdige productie van elektriciteit en warmte door middel van kwalitatieve warmtekrachtkoppeling wordt door de overheid aangemoedigd, onder meer via het systeem van warmtekrachtcertificaten (WKC). Dit systeem bestaat uit twee delen. Enerzijds is er de verplichting voor elke elektriciteitsleverancier om te zorgen voor een minimumaandeel aan elektriciteit uit kwalitatieve warmtekrachtinstallaties. Anderzijds kunnen eigenaars van kwalitatieve warmtekrachtinstallaties (WKK-producenten) warmtekrachtcertificaten aanvragen bij de VREG. Groenestroomcertificaten De productie van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen wordt door de overheid aangemoedigd, onder meer via het systeem van groenestroomcertificaten. Dit systeem bestaat uit twee delen. Enerzijds kunnen producenten van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen groenestroomcertificaten krijgen. Anderzijds is er een certificatenverplichting voor elektriciteitsleveranciers. Zij moeten een bepaald aantal groenestroomcertificaten inleveren. Begunstigden Warmtekrachtkoppelingscertificaten De VREG zal enkel warmtekrachtcertificaten toekennen voor de warmtekrachtbesparing die werd gerealiseerd door gebruik te maken van een warmtekrachtinstallatie, die: - kwalitatief is; - gelegen is in het Vlaams Gewest; - voorzien is van de nodige meetapparatuur om permanent de netto elektriciteitsproductie en (voor installaties met een elektrisch/mechanisch vermogen groter dan 200 kilowattuur - kW) de netto warmteproductie en het brandstof- of energieverbruik te meten. Een warmtekrachtinstallatie met een elektrisch of mechanisch vermogen groter dan of gelijk aan 1 megawatt (MW) is kwalitatief indien ze op jaarbasis een relatieve primaire energiebesparing realiseert die groter is dan of gelijk is aan 10 procent, ten opzichte van de gescheiden productie van warmte en elektriciteit. Een warmtekrachtinstallatie met een elektrisch of mechanisch vermogen lager dan 1 MW is kwalitatief indien ze op jaarbasis een positieve relatieve primaire energiebesparing realiseert. Groenestroomcertificaten De VREG keurt enkel een volledig en correct ingevulde aanvraag groenestroomcertificaten goed wanneer is voldaan aan de volgende voorwaarden:
tot
toekenning
van
de producent toont aan dat de elektriciteit die wordt geproduceerd in de productie-installatie waarvoor de aanvraag werd ingediend, wordt opgewekt in het Vlaams Gewest; de VREG reikt enkel groenestroomcertificaten uit voor elektriciteit die door middel van hernieuwbare energiebronnen werd opgewekt in het Vlaams Gewest. Voor elektriciteit die wordt opgewekt door middel van hernieuwbare energiebronnen in de Belgische zeegebieden (offshore) kent de CREG groenestroomcertificaten toe; de producent toont aan dat de elektriciteit die wordt geproduceerd in de productie-installatie waarvoor de aanvraag werd ingediend, wordt opgewekt via een van volgende hernieuwbare energiebronnen: Zonneenergie, Windenergie, Waterkracht, Getijdenenergie, Golfslagenergie, Geothermie, Biogas, Stortgas, Rioolwaterzuiveringsgas, Biomassa of; de producent toont aan dat de elektriciteit, die wordt geproduceerd in de productie-installatie waarvoor de aanvraag werd ingediend, wordt opgewekt met een van de hierboven vermelde hernieuwbare
210
energiebronnen in hybride installaties die ook met conventionele energiebronnen werken, met inbegrip van hernieuwbare elektriciteit voor accumulatiesystemen en met uitzondering van elektriciteit die afkomstig is van dergelijke systemen; bij installaties die meer dan 100.000 kilowattuur (kWh) elektriciteit per jaar opwekken die in aanmerking komt voor de toekenning van groenestroomcertificaten, dient een erkend keuringsorgaan de installatie en de meetapparatuur te keuren (ten laste van de aanvrager). Aanvraagprocedure De aanvraag wordt bij voorkeur aangetekend verstuurd. Een aanvraag moet bestaan uit: een aanvraagformulier; een inlichtingenformulier van de OVAM (indien van toepassing); een keuringsverslag van een erkend organisme (indien van toepassing); bijlagen. Het aanvraagdossier moet in twee exemplaren worden ingediend. Ingeval de hernieuwbare energiebron een afvalstof is, moet het aanvraagdossier in drie exemplaren worden ingediend. Uit de aanvraag moet blijken dat aan alle voorwaarden voor goedkeuring van de aanvraag is voldaan. Wanneer het een aanvraag betreft tot toekenning van warmtekrachtcertificaten voor een installatie die als brandstof afvalstoffen gebruikt, al dan niet samen met andere energiebronnen, moet het aanvraagdossier eveneens een correct en volledig ingevuld inlichtingenformulier bevatten, bestemd voor de OVAM. Voor warmtekrachtinstallaties met een geïnstalleerd elektrisch of mechanisch vermogen van meer dan 1 MW, dient een erkend keuringsorgaan de installatie en de meetapparatuur te keuren (ten laste van de aanvrager). Het keuringsverslag moet worden opgenomen bij de aanvraag voor warmtekrachtcertificaten. Een definitieve keuring kan pas worden uitgevoerd wanneer de installatie in dienst is.
Aanvullende inlichtingen Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Eletriciteits- en Gasmarkt Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20 bus 19 1000 Brussel Tel.: 02/553 13 53 Fax.: 02/ 553 13 50 E-mail:
[email protected] Website: www.vreg.be
211
6.
VERHOOGDE INVESTERINGSAFTREK VOOR ENERGIEBESPARENDE INVESTERINGEN
Inhoud steunmaatregel Een onderneming, die bij de oprichting of uitbreiding een energiebesparende investering uitvoert, kan onder bepaalde voorwaarden een investeringsaftrek verkrijgen. Dit is een fiscaal voordeel waarbij men een bepaald percentage van de aanschaffings- of beleggingswaarde van de investeringen mag aftrekken van de belastbare winst. Het percentage past men éénmalig toe op de aanschaffings- of beleggingswaarde van de goederen. Bij de ‘gespreide’ investeringsaftrek gebeurt de berekening op het jaarlijks afschrijvingsbedrag. Indien de winst onvoldoende is, mogen de investeringsaftrekken die niet kunnen worden verricht, onder bepaalde voorwaarden overgedragen worden op de winsten van de volgende belastbare tijdperken. Projecten Steunpercentages Voor de energiebesparende investeringen uitgevoerd in 2007 (aanslagjaar 2008) en investeringen uitgevoerd in 2008 (aanslagjaar 2009) geldt een percentage van 13,5%. Gespreide aftrek Natuurlijke personen die op de eerste dag van het belastbare tijdperk verbonden aan aanslagjaar 2008 (inkomsten 2007) minder dan 20 werknemers tewerkstellen, kunnen de investeringsaftrek over de afschrijvingsperiode van de verkregen of tot stand gebrachte activa spreiden. In dat geval wordt de aftrek voor die activa bepaald op 10,5 % van de afschrijvingen die voor elk belastbaar tijdperk van die periode worden aangenomen. In aanmerking komende investeringen De investeringen die in aanmerking komen voor de verhoogde investeringsaftrek moeten gericht zijn naar een rationeler gebruik van energie in de industrie, en in het bijzonder naar een verbetering van industriële processen louter uit energetische overwegingen. Bovendien moeten de investeringen kunnen gerangschikt worden onder één der 12 categorieën van Bijlage I bij het aanvraagformulier. De categorieën zijn verdeeld in 6 groepen welke het hoofddoel aangeven dat moet nagestreefd worden. Dit zijn : Groep 1: beperking van de energieverliezen; Groep 2: terugwinnen van energie; Groep 3: verbetering van het energetisch rendement; Groep 4: energetische valorisatie van biomassa en afvalstoffen; Groep 5: gebruik van hernieuwbare energieën; Groep 6: vervoer via spoor- of waterweg. Onder elke categorie staat een (limitatieve) opsomming van de diverse investeringen en de middelen die mogen aangewend worden om het doel te bereiken. De lijst met investeringen in Bijlage I is in principe een limitatieve lijst. Met andere woorden: investeringen die niet vermeld staan of niet gerangschikt kunnen worden onder één der categorieën, komen niet in aanmerking. Aanvraagprocedure Om de verhoogde investeringsaftrek voor energiebesparende investeringen te bekomen moet een attest worden voorgelegd dat wordt afgeleverd door de regionale overheid (Gewest) waar de investering gebeurt. Het attest moet door de belastingplichtige worden aangevraagd door middel van een aanvraagformulier, op straffe van verval binnen de 3 maanden na de laatste dag van het belastbaar tijdperk waarin de vaste activa zijn aangeschaft of tot stand gebracht. Wanneer de investering verschillende belastbare tijdperken dekt, wordt
212
het laatste belastbaar tijdperk beschouwd als dat van de aanschaffing of totstandbrenging voor de berekening van de termijn van 3 maanden. De aanvraagformulieren kunnen bekomen worden bij: Vlaamse Overheid Vlaams Energieagentschap North Plaza B, Koning Albert II-laan 20 1000 Brussel Tel.: 02/553 46 00 Fax: 02/553 46 01 E-mail:
[email protected] Website: http://www.energiesparen.be De investeringen die in aanmerking komen voor een verhoogde investeringsaftrek voor energiebesparende investeringen moeten kunnen worden gerangschikt onder één der 12 categorieën van Bijlage I bij het aanvraagformulier. Wanneer de belastingplichtige meerdere investeringen heeft uitgevoerd die onder verschillende in de Bijlage I vermelde categorieën vallen, moet hij per categorie een aanvraagformulier indienen. Het aanvraagformulier moet behoorlijk worden ingevuld, gedagtekend, ondertekend en aangetekend worden teruggezonden naar bovenvermeld adres. Als de investering kan gerangschikt worden onder één der categorieën van Bijlage I, wordt het attest ter beslissing voorgelegd aan de Vlaamse minister die de energie onder zijn bevoegdheid heeft. Na de beslissing wordt het attest aan de belastingplichtige toegezonden. De belastingplichtige moet op zijn beurt het attest, ofwel indienen samen met de belastingsaangifte voor de periode waarin de investeringen zijn gedaan, ofwel, indien dit niet meer mogelijk is, bezorgen aan de Administratie der Directe Belastingen binnen de 30 dagen vanaf de dag waarop het attest is afgeleverd. Indien de belastingplichtige bij de ondertekening van zijn belastingaangifte niet in staat is het gewenste attest bij te voegen, kan de belastingcontroleur, in afwachting van een beslissing van de Vlaamse minister, toch een aftrek toekennen door voorlopig rekening te houden met het vooropgestelde bedrag. Wanneer de eindbeslissing niet overeenstemt met de verwachtingen van de onderneming volgt er een rectificatie van de oorspronkelijke belasting. Bij de aanvraag dient in ieder geval te worden gevoegd: een gedetailleerde technische beschrijving van de investeringen, met de nadruk op de energiebesparende aspecten; een gemotiveerde raming van de totale jaarlijkse energiebesparingen (per energiedrager) die met de investeringen worden gerealiseerd; een globale overzichtlijst van de ingediende facturen; de afschriften van de gedetailleerde facturen (voor éénsluitend verklaard door de aanvrager); (eventueel) uittreksels uit de boekhouding voor wat betreft eigen loonkosten.
Aanvullende inlichtingen FOD Financiën - Administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit North Galaxy bus 25 Koning Albert II-laan 33 1030 Brussel Tel.: 0257/257 57 (call center) E-mail:
[email protected] Website: www.fiscus.fgov.be
213
7.
LIFE +-PROGRAMMA
Inhoud steunmaatregel LIFE (l' Instrument Financier pour L' Environnement) is opgestart in 1992 en bevindt zich momenteel reeds in de vierde fase. Het LIFE+-programma is een Europees financieringsprogramma. De algemene doelstelling bestaat erin bij te dragen tot de uitvoering, actualisering en ontwikkeling van het communautaire milieubeleid en de milieuwetgeving met het oog op duurzame ontwikkeling in de Europese Gemeenschap. De Europese Commissie startte in 2007 het Life+-programma op. Voor de programmaperiode 2007-2013 wordt er € 1.894 miljoen voorzien. Life+ brengt een hele reeks van bestaande milieuprogramma’s samen in een enkele structuur. Deze bestaande instrumenten zijn het huidige LIFE-programma, de Forest Focus en Urban programma’s, de fondsen van DG Milieu voor milieu-ngo’s en een algemeen fonds voor de ontwikkeling en implementatie van het milieubeleid. Life+ zal focussen op de vier prioriteiten die werden vastgelegd in het Zesde Milieu-Actieprogramma (6EAP, dat loopt van 2002 tot 2012): klimaatverandering, natuur en biodiversiteit, gezondheid en levenskwaliteit en natuurlijke rijkdommen en afval. Er wordt ook aandacht besteed aan de zeven thematische strategieën van het programma. Begunstigden Minstens 78% van het totale budget zal gebruikt worden om projecten te subsidiëren, terwijl de resterende 22% door de Commissie zullen uitgegeven worden aan milieumaatregelen, zoals impact assessments, communicatie, operationele subsidies voor ngo’s en uitgaven in de context van de aanpak van klimaatverandering, enzovoort. Minstens 50% van het budget voor de subsidies van projecten, zal gaan naar projecten ter ondersteuning van de natuur en de biodiversiteit. De Commissie zal er bovendien op toekijken dat minstens 15% van het budget voor de subsidiëring van projecten zal toegewezen worden aan transnationale projecten. Het LIFE+-programma wordt centraal beheerd door de Europese Commissie. Projecten Het nieuwe Life+- programma is verdeeld in drie onderdelen: Life+ Natuur en biodiversiteit: in dit onderdeel ligt de focus op de implementatie van de EU-Richtlijnen over het behoud van de natuurlijke habitats (‘Habitatrichtlijn’ 92/43/EEG) en de wilde fauna en flora (‘Vogelrichtlijn’ 79/409/EEG), en op het verdere versterken van de kennis die noodzakelijk is om het EU-beleid op het gebied van natuur en biodiversiteit te ontwikkelen, waarderen, controleren en evalueren; Life+ Milieubeleid en -beheer: dit onderdeel omvat klimaatverandering, gezondheid en levenskwaliteit en natuurlijke rijkdommen en afval, net als de strategische aanpak van beleidsontwikkeling, implementatie en handhaving; Life+ Informatie en Communicatie: de focus van het programma op concrete maatregelen zal bijdragen tot het verbeteren van het Europese milieu. Daarenboven zal het versterken van netwerken, communicatie en milieubeheer ervoor helpen zorgen dat goede praktijken over heel Europa verspreid raken en tot een gezamenlijk beleid zullen leiden. De eerste call for proposals in het kader van het Life+-programma werd gepubliceerd in het Europees Publiciatieblad op 15 juli 2008. De deadline voor het indienen van voorstellen bij de bevoegde nationale instanties is 21 november 2008. Nationale instanties kunnen de voorstellen doorsturen naar de Europese Commissie tot 5 januari 2009. Van januari tot juli 2009 zal de Europese Commissie de voorstellen beoordelen en evalueren. Voor 31 december 2009 moeten alle grant agreements ondertekend worden, zodat de eerste projectvoorstellen van 2008 in januari 2010 effectief van start kunnen gaan.
214
Aanvraagprocedure Belgische ondernemers moeten de projecten indienen bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. Algemene informatie over het LIFE-programma kan u vinden op volgende website: http://ec.europa.eu/environment/life/.
Aanvullende inlichtingen FOD Volksgezondheid, Veiligheid van Voedselketen en Leefmilieu Diensten voor het Leefmilieu Dienst Studie en Coördinatie Herlinde Vanhoutte Victor Hortaplein 40 bus 10 1060 Brussel Tel.: 02/524 95 04 E-mail:
[email protected]
215
8.
INTELLIGENT ENERGY FOR EUROPE
Inhoud steunmaatregel Het IEE-programma is het financieel instrument van de Europese Unie voor niet-technologische steunverlening op energiegebied. Het programma voorziet in de verderzetting van acties die zijn ondernomen in de programma' s ALTENER, SAVE en gedeeltelijk SYNERGY en omvat alle acties op energiegebied die bijdragen tot de communautaire doelstellingen voor energie, vervoer (energieaspecten) en duurzame ontwikkeling. Begunstigden Europese projecten met minstens 3 partners uit minstens evenveel landen, voor een projectduur van maximum 3 jaar. Budgetten liggen normaal tussen € 0,5 en € 2,5 miljoen (vooral personeelskosten). Opzetten van nieuwe lokale of regionale energieagentschappen waarvoor enkel lokale/regionale publieke overheden een aanvraag kunnen indienen, maximaal 1 voorstel per autoriteit en voor projecten met een maximale duur van 3,5 jaren. Projecten IEE-II bestaat uit drie verticale actiegebieden en een horizontaal deel, de zogenoemde integrated initiatives. Het gaat om: - SAVE: het verbeteren van energie-efficiëntie en het verhogen van rationeel energiegebruik, in het bijzonder voor woningen en in de industriële sector; - ALTENER: het stimuleren van hernieuwbare energiebronnen ; - STEER: ondersteuning voor alle energieaspecten voor transport; - De integrated initiatives omvatten projecten die in meer dan één actieterrein thuishoren. Een nieuwe projectoproep zal worden gelanceerd begin 2009. Tijdens de EU Sustainable Energy Week van 9 tot 13 februari 2009 organiseert de Europese Commissie een Infoday. IEE is gericht op financiering van capaciteitsopbouw, verwerving, opbouw en verspreiding van kennis en expertise, ervaringsuitwisseling, ontwikkeling van markt en informatie, beleidsaanbevelingen, informatieverstrekking en promotie, en opleiding en training. Het IEE programma steunt geen hardware-investeringen en technische O&O projecten naar energieefficiëntie en hernieuwbare energie.
Aanvullende inlichtingen Via de www.europrogs.be website wil het IWT u informeren over de Europese programma' s op het vlak van onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie, en u een zo goed mogelijke begeleiding bieden indien u aan deze programma' s wenst deel te nemen. Hiertoe werkt het europrogs-team van het IWT in coördinatie met het departement van het Vlaams ministerie van Economie, Wetenschap en Innovatie (EWI) en het Agentschap Economie. Deze coördinatiestructuur noemt het Vlaams Contactpunt Europese programma' s. U kunt contact opnemen via: IWT Bisschoffsheimlaan 25 1000 Brussel Tel.: 02/209 09 00 Fax: 02/223 11 81 E-mail:
[email protected] Website: www.iwt.be Website Europese Commissie Intelligent Energy for Europe: http://ec.europa.eu/energy/intelligent/index_en.html
216
DEEL VII: STEUN BIJ EXPORT
217
1.
FLANDERS INVESTMENT AND TRADE – FIT (Vlaams Agentschap voor Internationaal Ondernemen)
1.1
FINANCIELE TUSSENKOMSTEN VAN EXPORTGERICHTE INITIATIEVEN – KLEINE EN MIDDELGROTE ONDERNEMINGEN
Inhoud steunmaatregel Flanders Investment & Trade, afgekort FIT (voorheen Export Vlaanderen), heeft van de Vlaamse regering de opdracht gekregen om financiële stimuli en subsidies toe te kennen aan Vlaamse kleine en middelgrote ondernemingen voor hun initiatieven ter bevordering van het internationaal ondernemen (Export en Investeringen). Op 27 mei 2005 (BS 26/07/2005) heeft de Vlaamse regering een nieuw besluit goedgekeurd dat de voorwaarden en de regels vaststelt inzake de toekenning van subsidies. De reglementering, die zich specifiek richt naar kleine en middelgrote Vlaamse ondernemingen, kadert in de Europese regelgeving inzake de de minimis. Begunstigden Kleine en middelgrote ondernemingen die een exploitatiezetel hebben in het Vlaamse Gewest. Dit zijn ondernemingen die aan de volgende voorwaarden voldoen: - er werken maximaal 250 werknemers; - de onderneming heeft een jaaromzet van maximaal € 50 mio OF een balanstotaal van maximaal € 43 mio; - niet meer dan 25% van het kapitaal of van de stemrechten is in handen van één onderneming of van verscheidene ondernemingen gezamenlijk die niet aan deze definitie beantwoorden. Ondernemingen waarvan de activiteiten uitgesplitst zijn in verschillende juridische entiteiten worden voor de toepassing van het besluit beschouwd als één onderneming, tenzij er een substantiële tewerkstelling (minstens 10 VTE) is in alle betrokken entiteiten. Projecten Subsidieerbare initiatieven Aan kleine en middelgrote ondernemingen kunnen subsidies worden toegekend voor de volgende initiatieven: - individuele prospectiereizen, deelname aan groepszakenreizen, reizen in het kader van groepsstanden, reizen om een investering in het eigen bedrijf aan te trekken, reizen voor investeringen in het buitenland die geen delocalisatie tot gevolg hebben; - deelname aan buitenlandse beurzen met een internationale uitstraling; - aankoop van een lastenboek voor internationale aanbestedingen en voor aanbestedingen van multilaterale instellingen en multilateraal gefinancierde projecten; - oprichting van een prospectiekantoor; - interne technische opleiding ter uitvoering van een afgesloten contract; - prospectiereizen naar hoofdzetels en regionale zetels van multilaterale instellingen voor projecten die buiten de Europese Economische Ruimte plaatsvinden; - aanmaak van productdocumentatie en technische vertalingen ter ondersteuning van exportinspanningen; - registratie-, homologatie- en certificatiekosten ter ondersteuning van exportinspanningen; - uitnodiging naar Vlaanderen van aankopers en decision makers uit landen buiten de Europese Economische Ruimte; - huur van een ruimte voor de organisatie van publieke presentaties, -workshops, -modeshows en seminaries; - kosten van een onderneming die een intrek neemt in een dienstencentrum van Flanders Investment & Trade; - éénmalige initiatieven met een uitzonderlijk belang voor de bevordering van de uitvoer/investeringen en een beduidende toegevoegde waarde in Vlaanderen.
218
Diversen Algemene voorwaarden De belangrijkste voorwaarden om voor subsidiëring in aanmerking te komen zijn: - de goederen en/of diensten waarvoor prospectie wordt gedaan moeten bij de productie, verwerking of prestatie een duidelijke toegevoegde waarde creëren in het Vlaamse Gewest. Zijn uitgesloten van steun: de traders/tussenpersonen en handelsmaatschappijen die niet voor eigen rekening of risico werken, de sector van de banken en andere financiële instellingen, de verzekeringssector, de vastgoedsector, de openbare besturen en ondernemingen waarvan het aandelenkapitaal rechtstreeks of onrechtstreeks voor meer dan 50% in handen is van de overheid; - de initiatieven waarvoor steun wordt gevraagd moeten gericht zijn op de uitvoer naar landen die gelegen zijn buiten de Europese Economische Ruimte, met uitzondering van de deelname aan internationale beurzen, prospectiereizen naar multilaterale instellingen, de aanmaak van productdocumentatie en technische vertalingen, registratie-, homologatie- en certificatiekosten, en de huur van een ruimte voor de organisatie van publieke evenementen; - voor de meeste initiatieven is enkel steun mogelijk indien ze gericht zijn op landen waar de onderneming geen of een beperkte afzet realiseert. Aanvraagprocedure Aanvragen voor financiële steun moeten uiterlijk 15 kalenderdagen vóór het begin van het initiatief worden ingediend. Voor sommige initiatieven is voorzien in een hoogdringendheidsclausule. Steun wordt echter nooit retroactief toegekend. De gedelegeerd bestuurder van Flanders Investment and Trade beslist over de toekenning van de subsidie. De uitbetalingen gebeuren op basis van de bewijsstukken en de ingediende verslagen. Het bedrag van de steun hangt af van het initiatief en varieert van € 250 tot € 49.500. Flanders Investment & Trade kent subsidies toe ten belope van maximaal 50% van de aanvaarde kosten. Opmerking: Het gedeelte van het besluit van de Vlaamse regering van 27 mei 2005 dat betrekking had op de subsidiëring van bedrijfsgroeperingen werd opgeheven, en vervangen door het besluit van de Vlaamse regering van 10 februari 2006 tot vaststelling van de voorwaarden en de regels inzake de toekenning van subsidies voor activiteiten ter bevordering van de uitvoer door bedrijfsgroeperingen en gemengde kamers. Tweemaal per jaar doet Flanders Investment and Trade een open oproep waarbij bedrijfsgroeperingen en gemengde kamers worden uitgenodigd om dossiers voor subsidieerbare projecten in te dienen.
Aanvullende inlichtingen Flanders Investment and Trade Gaucheretstraat 90 1030 Brussel Tel.: 02/504 87 11 Fax: 02/504 88 99 E-mail:
[email protected] Website: www.fitagency.be (rubriek ‘aanvraag financiële steun’)
219
1.2
VLAAMSE SUBSIDIES VOOR HAALBAARHEIDSSTUDIES
Inhoud steunmaatregel Vanaf april 2006 kunnen Vlaamse studiebureaus, ingenieursbureaus en consultants bij Flanders Investment and Trade een subsidie krijgen voor het maken van een haalbaarheidsstudie met een ontwikkelingswaarde en met een duidelijke spin-off voor het Vlaamse bedrijfsleven. Projecten Een haalbaarheidsstudie wordt gedefinieerd als een studie, voorafgaand aan de ontwerpstudie, die de technische, economische en financiële haalbaarheid van het project bewijst en meestal verbonden is aan andere studies zoals de financiering en de duurzaamheid van het project. Om voor een subsidie in aanmerking te komen dient het project gerealiseerd te worden in een ontwikkelingsland (OESO-lijst van verkiesbare landen). De Vlaamse Regering besliste op 31 maart 2006 definitief tot toekenning van een subsidie voor haalbaarheidsstudies voor bouw- en milieuprojecten in het buitenland met Vlaamse betrokkenheid. Onder bouwprojecten wordt verstaan: infrastructuurprojecten en alle bouwactiviteiten inclusief wegen, bruggen, gebouwen, haven- en waterwegenprojecten, openbaar vervoer, uitrusting van bedrijventerreinen en urbanisatieprojecten en ICT-toepassingen voor de bouwsector. Onder milieuprojecten: alle activiteiten rond drinkwatervoorziening, waterzuivering, slibbehandeling, bodemsanering, grondwatersanering, afvalverwerking, natuurprojecten, luchtemissies, alternatieve energie en ICT-toepassingen op het vlak van het milieu. Steun De subsidie voor een haalbaarheidsstudie bedraagt 50% van de kosten van de studieopdracht, maximaal € 500.000 op een totale kost van maximaal € 1 miljoen. Een onderneming kan maximaal één aanvraag per kalenderjaar indienen. In de eerste plaats komen kleine en middelbare ondernemingen in aanmerking voor het indienen van een aanvraag. De studie moet gebeuren door de exploitatiezetel van de onderneming in het Vlaamse Gewest. Een evaluatiecomissie, die wordt voorgezeten door de gedelegeerd bestuurder van Flanders Investment and Trade, verleent advies over de ontvankelijke aanvragen. De ontvankelijkheid van een aanvraag wordt onderzocht door het secretariaat van deze commissie, dat wordt verzorgd door FIT. De uiteindelijke beslissing over de toekenning wordt genomen door de gedelegeerd bestuurder van FIT. Eenmaal goedgekeurd, wordt de subsidie uitbetaald in drie schijven.
Aanvullende inlichtingen Het aanvraagformulier, alsook de tekst van het betreffende besluit van de Vlaamse Regering en de lijst van in aanmerking komende landen, kunt u downloaden van de website van FIT. Flanders Investment and Trade Johan Malin, secretaris van de evaluatiecommissie Gaucheretstraat 90 1030 Brussel Tel.: 02/504 87 58 Fax: 02/504 88 92 E-mail:
[email protected] Website: www.fitagency.be
220
1.3
TER BESCHIKKING STELLEN VAN VLAAMSE UITRUSTINGSGOEDEREN
Inhoud steunmaatregel Het Flanders Investement en Trade is bevoegd voor het verlenen van subsidies ter bevordering van de uitvoer van Vlaamse uirustingsgoederen. Deze subsidieregeling werd voordien behandeld door het Agentschap Economie van de Vlaamse overheid. Projecten en steun Uitrustingsgoederen worden daarbij gedefinieerd als ‘machines of uitrusting met een hoge stukwaarde voor gebruik in een fabricageproces of in de handel, of andere kapitaalgoederen’. De uitrustingsgoederen moeten rechtstreeks worden geleverd aan de eindverbruikers. Sinds 2000 heeft de Vlaamse overheid zijn eigen financieel instrument voor het verlenen van exportkredieten en gebonden hulp aan de ontwikkelingslanden, naast het federale subsidie-instrument ‘Finexpo’. De tussenkomsten bedragen 50% voor de minst ontwikkelde landen (‘MOL’-landen) en 35% voor de overige ontwikkelingslanden en de groeilanden. Waar Finexpo tussenkomt om de rentelasten van exportkredieten (aangegaan door de Belgische exporteur of door de buitenlandse importeur) voor de uitvoer van Belgische uitrustingsgoederen te verlichten, biedt de subsidiëring van Flanders Investment and Trade een rechtstreekse korting op de aankoopprijs voor de aankoop van de Vlaamse uitrustingsgoederen aan. FIT biedt daarmee op rechtstreekse wijze een gift aan het ontwikkelingsland dat de goederen ontvangt, en koppelt op die manier exportpromotie aan ontwikkelingssamenwerking. De uitrustingsgoederen moeten door de aanvrager rechtstreeks aan de eindverbruiker worden geleverd. Een bijkomend verschil met Finexpo is dat voor de Vlaamse subsidiëring in principe alleen kmo’s in aanmerking komen, terwijl voor het federale instrument alle bedrijven in aanmerking komen. Bij de beoordeling van de dossiers worden de volgende criteria onderzocht: - het project is niet haalbaar op commerciële voorwaarden mede gelet op de potentiële koopkracht van de buitenlandse koper; - het project heeft invloed op de tewerkstelling bij de aanvrager; - de onderneming staat in concurrentie met andere aanbieders; - het project verhoogt de marktkansen van de aanvrager in het land of de regio in kwestie. De steun wordt uitbetaald in twee schijven.
Aanvullende inlichtingen Het aanvraagformulier, alsook de tekst van het betreffende besluit van de Vlaamse Regering en de lijst van in aanmerking komende landen, kunt u downloaden van de website van FIT, www.fitagency.be. Flanders Investment and Trade Christophe Boone Gaucheretstraat 90 1030 Brussel Tel.: 02/504 87 58 Fax: 02/504 88 92 E-mail:
[email protected] Website: www.fitagency.be
221
2.
NATIONALE DELCREDEREDIENST - EXPORTKREDIETVERZEKERING
Inhoud steunmaatregel De Nationale Delcrederedienst is een autonome overheidsinstelling die tot opdracht heeft de internationale economische betrekkingen te bevorderen. ONDD verzekert risico’s van internationale transacties en rechtstreekse investeringen in het buitenland. De Nationale Delcrederedienst is eveneens gemachtigd om wisselrisico' s te dekken, exportfinanciering te verstrekken, en voor rekening van de Staat elke opdracht uit te voeren die hem wordt toevertrouwd op het technische of financiële gebied of op dat van de vertegenwoordiging. De verzekering geldt voornamelijk voor de markten buiten de OESO. De verplichtingen die de Nationale Delcrederedienst op zich neemt, worden gegarandeerd door de Staat. GEDEKTE RISICO' S - Commercieel risico Het commerciële risico houdt verband met bijvoorbeeld faillissement of willekeur van de koper, situaties waar de koper niet in staat is zijn verplichtingen na te komen of zich zonder wettige reden daaraan onttrekt. - Politiek risico De bekendste politieke risico' s zijn staatsgrepen, oorlogen en onvoorziene beslissingen van de overheid. Maar er bestaan ook meer verborgen en frequentere politieke risico' s, zoals beleidsvergissingen of externe gebeurtenissen die een algemene verstoring van de economische en financiële circuits veroorzaken, bijvoorbeeld deviezenschaarste, de staatsschuld, een te hoge schuldenlast, een devaluatie van de munt, handelsbelemmeringen, bankcrisissen ... Begunstigden Alle ondernemingen komen in aanmerking. Er zijn geen uitgesloten categorieën of sectoren. Projecten 1) Kredietverzekering op middellange en lange termijn: -
leverancierskrediet; koperskrediet; projectfinanciering; speciale transacties met contante betaling; financiële leasing; operationele leasing; confirmatie van documentaire kredieten.
2) Verzekering van directe investeringen in het buitenland: Alle investeringsvormen kunnen voor verzekering in aanmerking komen. De meest voorkomende zijn: - oprichting van of deelneming in het kapitaal van een buitenlandse onderneming. De te verzekeren inbreng kan in geld of in natura gedaan worden; - met investeringen gelijk te stellen leningen. Deze leningen, die in principe niet gebonden zijn aan de levering van kapitaalgoederen, houden in dat de leninggever een ondernemingsrisico aanvaardt; dat betekent onder andere dat de leningen moeten worden verstrekt aan particuliere ondernemingen en het karakter van achtergestelde leningen moeten hebben; - borgstellingen voor bankleningen. Die worden door aandeelhouders gesteld ten gunste van bankenleninggevers. Deze banken kunnen Belgisch, lokaal of buitenlands zijn; - herinvestering van winsten. De verzekering dekt het verlies dat de verzekerde lijdt door: - aantasting van het eigendomsrecht; - non-betaling.
222
Het verlies door aantasting van het eigendomsrecht en/of non-betaling moet het rechtstreekse gevolg zijn van een van de volgende gebeurtenissen: - onteigening; - non-transfer; - oorlog; - overheidsmaatregelen; - contractbreuk.
Aanvullende inlichtingen Nationale Delcrederedienst Montoyerstraat 3 1000 Brussel Tel.: 02/788 88 00 Fax: 02/788 88 10 E-mail:
[email protected] Website: http://www.ondd.be Voor de verzekering van traditionele middellange en langlopende exportkredieten, speciale transacties, markttransacties, confirmatie van documentaire kredieten en directe investeringen in het buitenland: Dominique Meessen –
[email protected] Stefaan Van Boxstael –
[email protected]
223
3.
FINEXPO – COMITE VOOR DE FINANCIELE ONDERSTEUNING VAN DE EXPORT
3.1
STABILISERING VAN DE RENTEVOET
Inhoud steunmaatregel De federale ministerraad heeft op 22 mei 1997 de oprichting van FINEXPO (Comité voor de financiële ondersteuning van de export) goedgekeurd. Dat Comité zal zowel Copromex (Comité voor de Bevordering van de uitvoer van Belgische uitrustingsgoederen) als het Interdepartementaal Comité voor de staatsleningen bevatten en bepaalde taken ervan overnemen. Eén van deze taken is het tegemoetkomen in de rentelasten die voortvloeien uit de financiering van de export om de Belgische exporteurs in staat te stellen het hoofd te bieden aan de buitenlandse concurrenten. Dat kan onder andere door te zorgen voor een stabilisering van de rentevoeten. Begunstigden Kleine, middelgrote en grote ondernemingen komen in aanmerking voor een stabilisering van de rentevoet. Projecten Volgend project komt in aanmerking: - uitvoer van uitrustings- en investeringsgoederen. Aanvraagprocedure Om een stabilisering van de rentevoet te bekomen moet de exporteur een officiële aanvraag indienen bij Finexpo. Hij vult hiervoor het gemeenschappelijk aanvraagformulier Finexpo – Delcredere in. Dat moet gebeuren vóór de ondertekening van het commercieel contract. Het officiële aanvraagformulier kan gevonden worden op de website van Finexpo (http://www.finexpo.be). Uit die aanvraag moet blijken dat de exporteur in concurrentie is met andere buitenlandse leveranciers en dat hij, om de concurrentie het hoofd te kunnen bieden, nood heeft aan een stabilisering van de rentevoet. Na een grondig onderzoek zal Finexpo advies uitbrengen aan de minister bevoegd voor de Buitenlandse Handel. De minister zal dan beslissen over de toekenning van de rentestabilisatie. Als er sprake is van een krediet van meer dan € 25.000.000, dan is het principieel akkoord van de ministerraad vereist. Vervolgens krijgt de beslissing over de toekenning van de rentestabilisatie concreet vorm door de uitgifte van een belofte die een bepaalde uitgangsrentevoet (CIRR-rente) voor een periode van vier maanden waarborgt, te rekenen vanaf de datum van ondertekening voor akkoord door de minister. Indien de transactie binnen deze termijn wordt afgesloten, wordt aan de exporteur bij ministerieel besluit de rentestabilisatie definitief toegekend. Indien de transactie niet binnen deze termijn wordt afgesloten, kan de belofte – mits schriftelijke aanvraag – verlengd worden met telkens vier maanden. Indien een exporteur of zijn bankier een financiering in vreemde deviezen moet aanvaarden, garandeert Finexpo een vaste rentevoet op het krediet dat aan de buitenlandse partij toegekend wordt voor de financiering van het uitvoerkrediet. Deze waarborg is van kracht wanneer de bank gebruik maakt van leningen op de eurodeviezenmarkt, waarbij de rentevoet op iedere vervaldag vastgesteld wordt. De vaste rentevoet die aan de koper wordt gegarandeerd, is de commerciële intrest-referentievoet voor deviezen, kortweg CIRR genoemd (Commercial Interest Reference Rate). Deze CIRR-rentevoeten worden maandelijks door het secretariaat van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) vastgesteld en meegedeeld aan de lidstaten. Finexpo neemt bij elke semestriële aflossing het verschil ten laste tussen de gestabiliseerde rentevoet en de rentevoet waartegen de bank zich de deviezen aanschaft op de eurodeviezenmarkt, indien deze hoger is dan de CIRR-rente. Indien de rentevoet waartegen de bank zich de deviezen aanschaft lager is dan de CIRRrente, dan wordt het verschil gestort aan de schatkist.
224
Aanvullende inlichtingen Finexpo Karmelietenstraat 19 1000 Brussel Tel.: 02/501 82 53 - 02/501 89 78 - 02/501 83 98 Fax: 02/501 88 27 Website: http://www.finexpo.be
225
3.2
INTRESTBONIFICATIES
Inhoud steunmaatregel Naast de gewone rentestabilisaties kent Finexpo intrestbonificaties (vroeger supersubsidies) toe. Een intrestbonificatie is een interventie door Finexpo die tot doel heeft de aan exportkredieten gekoppelde rentevoet aanzienlijk te verminderen en de rente gedurende de aflossingstermijn te stabiliseren. De interventie van Finexpo door middel van een intrestbonificatie heeft tot gevolg dat de gegarandeerde rentevoet tot 0% wordt teruggebracht. Daardoor garandeert Finexpo een zeer lage rentevoet die een giftelement van minstens 35% respecteert. Bonificatiedossiers kunnen enkel in euro ingediend worden en moeten aan dezelfde eisen voldoen als de leningen van staat tot staat (commerciële niet-leefbaarheid van het project, ontwikkelingsrelevantie,…). De intrestbonificatie wordt toegekend aan projecten in de ontwikkelingslanden. Een aanbeveling van het DAC-comité van de OESO stelt dat alle hulp aan MinstOntwikkelde-Landen ongebonden moet zijn. Projecten in de Minst-Ontwikkelde-Landen komen daardoor niet meer in aanmerking voor een intrestbonificatie aangezien dit instrument gedefinieerd wordt als gebonden hulp. Begunstigden Kleine, middelgrote en grote ondernemingen komen in aanmerking voor een intrestbonificatie. Projecten Volgend project komt in aanmerking: - de transactie dient betrekking te hebben op de export van Belgische kapitaalgoederen en diensten; - de buitenlandse concurrentie moet van die aard zijn dat financiële hulp noodzakelijk is om de desbetreffende markt te veroveren; - het project mag niet commercieel haalbaar zijn; - het project moet ontwikkelingsrelevant zijn; - de mate van Belgische incorporatie moet toereikend zijn. Aanvraagprocedure Om een intrestbonificatie te bekomen moet de exporteur een officiële aanvraag indienen bij Finexpo. Na een grondig onderzoek zal Finexpo advies uitbrengen aan de minister bevoegd voor de Buitenlandse Handel. De minister zal dan beslissen over de toekenning van de intrestbonificatie. Vervolgens krijgt de beslissing over de toekenning van de intrestbonificatie concreet vorm door de uitgifte van een belofte die een minimum uitgangsrentevoet waarborgt gedurende 1 jaar, te rekenen vanaf de datum van ondertekening voor akkoord door de minister. Indien de transactie binnen deze termijn wordt afgesloten, wordt aan de exporteur bij ministerieel besluit de intrestbonificatie definitief toegekend. Indien ze niet binnen deze termijn wordt afgesloten kan ze mits schriftelijke aanvraag tweemaal verlengd worden met telkens één jaar.
Aanvullende inlichtingen Finexpo Karmelietenstraat 19 1000 Brussel Tel.: 02/501 82 53 - 02/501 89 78 - 02/501 83 98 Fax: 02/501 88 27 Website: http://www.finexpo.be
226
3.3
INTRESTBONIFICATIE MET AANVULLENDE GIFT
Inhoud steunmaatregel In de Programmawet die goedgekeurd werd op 24 december 2002 is de mogelijkheid voorzien voor Finexpo ‘tot het toekennen van een aanvullende gift ten belope van ten hoogste 50% van de kredietverzekeringspremie’. Doel van dit instrument is via de aanvullende gift de terugbetalingsperiode te verminderen en alsook de daarmee gepaard gaande Delcrederepremie, die vooral hoog is voor landen geklasseerd in categorie 5 en 6. Dit zijn de ontwikkelingslanden waar het betalingsrisico hoog wordt ingeschat. De gift en de intrestbonificatie dienen samen een concessioneel element van ten minste 35% te respecteren. De berekening van de gift gebeurt in nauw overleg tussen Finexpo en de Nationale Delcrederedienst. Voor de intrestbonificatie garandeert Finexpo een zeer lage rentevoet die – samen met de gift – een concessioneel element van minstens 35% respecteert. Bonificatiedossiers met aanvullende gift kunnen enkel in euro ingediend worden en moeten aan dezelfde eisen voldoen als de leningen van staat tot staat en intrestbonificaties (commerciële niet-leefbaarheid van het project, ontwikkelingsrelevantie,…). De intrestbonificatie met aanvulllende gift wordt toegekend aan projecten in ontwikkelingslanden die behoren tot categorie 5 en 6 bij de Nationale Delcrederedienst (na te gaan via de website: http://www.delcredere.be). Begunstigden Kleine, middelgrote en grote ondernemingen komen in aanmerking voor een intrestbonificatie met aanvullende gift. Projecten Volgend project komt in aanmerking: - uitvoer van uitrustings- en investeringsgoederen naar ontwikkelingslanden (niet naar de MinstOntwikkelde-Landen); Aanvraagprocedure Om een intrestbonificatie met aanvullende gift te bekomen moet de exporteur een officiële aanvraag indienen bij Finexpo. Na een grondig onderzoek zal Finexpo advies uitbrengen aan de minister bevoegd voor de Buitenlandse Handel. De minister zal dan beslissen over de toekenning van de intrestbonificatie met aanvullende gift. Vervolgens krijgt de beslissing over de toekenning van de intrestbonificatie met aanvullende gift concreet vorm door de uitgifte van een belofte die een minimum uitgangsrentevoet waarborgt gedurende 1 jaar, te rekenen vanaf de datum van ondertekening voor akkoord door de minister. Indien de transactie binnen deze termijn wordt afgesloten, wordt aan de exporteur bij ministerieel besluit de intrestbonificatie met aanvullende gift definitief toegekend. Indien ze niet binnen deze termijn wordt afgesloten kan ze mits schriftelijke aanvraag tweemaal verlengd worden met telkens één jaar.
Aanvullende inlichtingen Finexpo Karmelietenstraat 19 1000 Brussel Tel.: 02/501 89 78 - 02/501 83 98 – 02/501 82 53 Fax: 02/501 88 27 Website: http://www.finexpo.be
227
3.4
GIFTEN MET OF ZONDER EEN INTRESTBONIFICATIE
Inhoud steunmaatregel Dit instrument betreft een gift met of zonder intrestbonificatie (de exporteur heeft hier de keuze). Uiteraard volgt dit nieuwe instrument ook de internationale regels en in het bijzonder de OESO-regeling (giftelement van minimum 35 %, project dat commercieel niet leefbaar is,...). Het instrument heeft twee nieuwigheden: de gift moet niet meer beperkt worden tot 50% van het bedrag van de Delcrederepremie; de gift moet niet meer verbonden worden aan een intrestbonificatie. Met andere woorden een uitvoerder mag een pure gift vragen voor zijn potentiële koper. Zoals geldt voor de andere Finexpo-instrumenten, moet het project waarvoor een gift wordt gevraagd tevens de gemeenschappelijke benadering en de richtsnoeren van de OESO voor multinationale ondernemingen naleven. Begunstigden Zowel kmo' s als grote ondernemingen kunnen beroep doen op een intrestbonificatie voor de uitvoer van Belgische goederen en diensten. Het project mag niet commercieel leefbaar zijn. Aanvraagprocedure Om een gift met of zonder intrestbonificatie te bekomen moet de exporteur een officiële aanvraag indienen bij Finexpo. Na een grondig onderzoek zal Finexpo advies uitbrengen aan de minister, toegevoegd aan de minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid. De minister zal dan beslissen over de toekenning van de gift met of zonder intrestbonificatie. Vervolgens krijgt deze beslissing concreet vorm door de uitgifte van een belofte die een minimum uitgangsrentevoet waarborgt gedurende 1 jaar, te rekenen vanaf de datum van ondertekening voor akkoord door de minister. Indien de transactie binnen deze termijn wordt afgesloten, wordt aan de exporteur bij Ministerieel Besluit de gift met of zonder intrestbonificatie definitief toegekend. Indien ze niet binnen deze termijn wordt afgesloten kan ze mits schriftelijke aanvraag twee maal verlengd worden met telkens één jaar.
Aanvullende inlichtingen Finexpo Karmelietenstraat 19 1000 Brussel Tel.: 02/501 82 53 - 02/501 89 78 - 02/501 83 98 Fax: 02/501 88 27 Website: http://www.finexpo.be
228
3.5
LENINGEN VAN STAAT TOT STAAT
Inhoud steunmaatregel Staatsleningen worden door België toegekend aan ontwikkelingslanden met het oog op de concessionele financiering van de export van Belgische uitrustingsgoederen en aanverwante diensten. De staatsleningen beogen zodoende een dubbel doel: enerzijds bijdragen tot de ontwikkeling in de begunstigde landen en anderzijds de ondersteuning van de Belgische economie door de bevordering van de Belgische verre export. Sinds 1 januari 2002 zijn de Staatsleningen voor de Minst-Ontwikkelde-Landen (MOL) ongebonden. Enkel projecten met een bedrag kleiner dan 700.000 Speciale Trekkingsrechten (STR) komen nog in aanmerking voor gebonden hulp. Aanvraagprocedure De staatsleningen worden aan zeer concessionele voorwaarden toegekend: de krediettermijn bedraagt 30 jaar met een gratieperiode van 10 jaar. De intrest bedraagt 0 of 2% afhankelijk van het BNP/capita van de begunstigde landen. De staatsleningen worden omwille van het grote schenkingsdeel als ontwikkelingshulp erkend door het DAC-comité van de OESO. De staatsleningen worden bijna altijd gecombineerd met commerciële leningen. Er is dus meestal sprake van een ‘gemengde financiering’. De vraag voor een staatslening moet officieel aan het secretariaat van het Finexpo-comité voorgelegd worden. Gebonden hulp Voor projecten in niet-MOL of projecten met een bedrag kleiner dan 700.000 STR in MOL die in aanmerking komen voor een Lening van Staat tot Staat moeten de geïnteresseerde Belgische bedrijven een aanvraag indienen bij het secretariaat van Finexpo en de officiële vragenlijst toesturen (zoals voor intrestbonificaties). De geleverde antwoorden moeten toelaten onder andere de economische en ontwikkelingsrelevantie te onderzoeken van de Staatslening voor het begunstigde land. Ongebonden hulp Grotere projecten in MOL (meer dan 700.000 STR) worden via een specifieke vragenlijst ingediend door de overheid van het geïnteresseerde land of door een organisme in dat land dat staatsgarantie geniet.
Aanvullende inlichtingen Thesaurie Kunstlaan 30 1040 Brussel Tel.: 02/233 74 24 Fax: 02/233 70 83 Finexpo Karmelietenstraat 19 1000 Brussel Tel.: 02/501 84 90 – 02/501 82 53 Fax: 02/501 88 27 Website: http://www.finexpo.be
229
4.
PRINS ALBERT FONDS 2009
Inhoud steunmaatregel Het Prins Albert Fonds wil de ondernemerskwaliteiten van jonge professionals versterken en tevens Belgische bedrijven bijstaan bij het ontwikkelen van activiteiten buiten Europa. Het Fonds doet dit door een beurs toe te kennen aan jonge professionals, een project (of een deel ervan) inzake internationale commerciële ontwikkeling te realiseren ten behoeve van een bedrijf opgericht in België of waarvan de zetel zich in België bevindt. Het Prins Albert Fonds biedt een beurs onder de vorm van een jaarsalaris voor 12 maanden aan. De beurs omvat maximaal één maand voorbereiding in het bedrijf in België en 11 maanden werkervaring in het buitenland (buiten West-Europa). De onderneming voorziet in de kosten van verblijf en transport, alsook een bijdrage aan de werkingskosten van het Fonds. Uiterste datum van inschrijving: 5 januari 2009. Projecten Het programma legt het accent volledig op het leren in de praktijk. Met hun beurs kunnen de geselecteerde kandidaten één volledig jaar aan de slag gaan in alle delen van de wereld. Voor meer informatie: www.princealbertfund.be. Aanvraagprocedure Een onderneming die een project wenst in te dienen bij het Prins Albert Fonds moet een summiere voorstelling van de onderneming overmaken, informatie over de plaats en het land waar de stage zal plaatsvinden alsook informatie over de verantwoordelijke stagemeester en de gewenste startdatum van de stage.
Aanvullende inlichtingen Bijkomende informatie over dit initiatief kan worden bekomen bij: Secretariaat Prins Albertfonds Brederodestraat 21 1000 Brussel Tel.: 02/549 02 49 Fax: 02/500 54 49 E-mail:
[email protected] Website: www.princealbertfund.be
230
5.
JAPAN EN DE EUROPESE UNIE - EXPROM
Inhoud steunmaatregel Sinds 1979 moedigt de Europese Commissie Europese bedrijven aan om te investeren in de Japanse markt. Daarvoor zette de Commissie een reeks initiatieven op om de export naar Japan te stimuleren. Deze exportsteunende maatregelen worden ondergebracht onder de naam ' EXPROM' . Projecten Volgende activiteiten zijn in dit programma voorzien: 5.1
EXECUTIVE TRAINING PROGRAMME JAPAN EN KOREA (ETP) 2009 -2010
Dit programma biedt jaarlijks jonge kaderleden van Europese ondernemingen de kans om de Japanse en Koreaanse markt te ontdekken. Via een stage, een taalcursus en een managementcursus, worden de jonge kaderleden wegwijs gemaakt in de Japanse en Koreaansemarkt. Om in aanmerking te komen moet de kandidaat burger zijn van de Europese Unie en gedurende de tijd in Japan volledig ondersteund worden door het moederbedrijf. Daarnaast zijn een universitair diploma en een grondige kennis van het Engels noodzakelijk. Via een intensieve onderdompeling in de Japanse/Koreaanse taal en bedrijfscultur krijgen de bedrijven de noodzakelijke instrumenten in handen om zich met succes te positioneren op deze markten WAT BIEDT HET PROGRAMMA ? -
1 jaar intensieve opleiding waaronder: · 3 maanden opleiding in vermaarde Europese universiteiten; · 6 maanden opleiding in een Japanse/Koreaanse universiteit; · 3 maanden stage in een bedrijf in Japan/Korea.
Beurs van € 24.000 per geselecteerde deelnemer ! WAT BRENGT HET OP VOOR DE BEDRIJVEN ? -
U verkrijgt expertise binnen uw bedrijf rond Japanse/Koreaanse zakencultuur, taal en markt; U ontwikkelt een uitgebreid netwerk zakencontacten; U bouwt een grondige kennis op van uw sector in Japan/Korea.
PRAKTISCHE DETAILS Startdatum van de opleiding: maart 2009. Deadline kandidaturen: 30 september 2008 !!! Slechts 45 plaatsen beschikbaar voor Japan en 15 voor Korea. Aanvullende inlichtingen Federatie der Kamers voor Handel en Nijverheid van België Veerle Geeraerts Louizalaan 500 1050 Brussel Tel.: 02/209.05.50 Fax: 02/209.05.68 E-mail:
[email protected] Website: www.cci.be Via website: http://www.etp.org
231
5.2
EU-GATEWAY-PROGRAMMA (2008-2015)
Inhoud steunmaatregel EU-Gateway-programma is een programma, dat wordt gefinancierd en beheerd door de Europese Commissie ter ondersteuning van EU-bedrijven bij de ontwikkeling van zakelijke samenwerking met Japanse en Koreaanse ondernemingen. Vanaf 2 juni 2008 geeft het EU-Gateway-programma professionele begeleiding en coaching aan EUbedrijven die zaken willen doen in Japan en Korea en biedt hen de mogelijkheid om deel te nemen aan business-evenementen voor één week in deze doelmarkten. De nieuwe fase van dit samenwerkingsprogramma bouwt voort op de ervaring van de campagne "Gateway to Japan”, die ongeveer 2.500 Europese bedrijven geholpen heeft bij het vinden van bedrijfspartners in Japan over de afgelopen 14 jaar. In tegenstelling tot de traditionele business evenementen, steunt dit programma EU-bedrijven bij elke stap van hun bedrijfsstrategie die gericht is naar Japan en Korea. Deelnemers aan het EU-Gateway-programma zullen worden begeleid door een team van toegewijde en ervaren professionals uit het bedrijfsleven van deze dynamische markten. Coaching zal worden voorzien vóór, tijdens en na elk evenement en zal tevens mogelijk zijn tijdens de individuele gesprekken met potentiële Japanse en Koreaanse business partners. Het programma is gericht op de organisatie van ongeveer 30 missies naar Japan en 15 naar Korea voor de komende 6 jaar. Evenementen zullen worden georganiseerd naargelang de economische sector. Het aantal deelnemende EU-bedrijven bedraagt voor Japan 40 en voor Korea 30. Business evenementen Business evenementen zijn gepland voor de volgende sectoren: Japan: - Milieu- en energie-gerelateerde technologie - Informatie- en communicatietechnologie - Gezondheidszorg en medische technologie - Bouwtechnologie - Fashion Design - Interior Design Korea: - Milieu- en energie-gerelateerde technologie - Gezondheidszorg en medische technologie - Bouwtechnologie De business evenementen omvatten de volgende activiteiten: - Coaching vóór het vertrek: geselecteerde bedrijven nemen deel aan een coachingvergadering met hun plaatselijke EU-Gateway Coach, waar zij een grondige briefing over de doelgroep en over de Business Week krijgen. -
Business Week: een week van zondag tot vrijdag in het land van bestemming. Het programma omvat: · inleiding tot de Japanse of Koreaanse markt door een Europese en een plaatselijke vertegenwoordiger van het bedrijfsleven; · Study Tour naargelang de activiteitensector; · individuele vergaderingen volgens een vooraf vastgesteld schema; · twee bedrijvendagen in een georganiseerde ruimte om eigen producten of technologieën aan geselecteerde Japanse of Koreaanse bedrijven voor te stellen; · begeleiding ter plaatse en logistieke ondersteuning tijdens de gehele Business Week; · individuele strategische en logistieke debriefing aan het einde van de Business Week.
-
Follow-up coaching: bij de terugkeer uit Japan of Korea worden de deelnemers geadviseerd over de follow-up met hun potentiële Japanse en Koreaanse business partners.
232
Steun De deelnemers krijgen coaching en logistieke steun vóór, tijdens en na hun deelname aan een EU-Gatewaybusiness evenement. De coaching-ondersteuning omvat: - op maat gemaakte voorbereiding en een briefing over de doelmarkt voor vertrek; - individuele stand-by-coaching tijdens de Business Week; - advies over de opvolging van de bedrijfscontacten na de terugkeer naar Europa; - bedrijven kunnen om bijkomende aangepaste diensten vragen, bijvoorbeeld een persoonlijke tolk voor de hele week, het afdrukken van de documentatie van het bedrijf, extra uitrusting voor de stand,... Logistieke ondersteuning omvat: - hulp bij de douane-inklaring voor de tijdelijke invoer van producten voor de Business Week; - hotelaccommodatie tijdens de Business Week; - briefings door specialisten uit een bepaalde sector; - georganiseerde bedrijfsbezoeken; - georganiseerde ontmoetingsplaatsen voor de twee bedrijven; - stand-by-helpdesk. De EU Gateway-programma steunt EU-bedrijven: - tot € 1.000 financiering voor de kosten van een hotelkamer per bedrijf; - 80% van de totale kosten voor aangepaste diensten, met een maximum van € 1.600 per onderneming; - diensten opgenomen in het programma: coaching, vergaderplaats voor de twee bedrijvendagen, studietour, coaching ter plaatse en helpdesk. Voorwaarden deelname Om te kunnen deelnemen aan een EU-Gateway Business evenement moet het bedrijf aan volgende criteria voldoen: - ten minste 5 jaar bestaan; - volledig of meerderheidsbelang beheerd door EU-kapitaal; - is gevestigd en heeft haar belangrijkste activiteiten in de Europese Unie; - actief in een van de economische sectoren die vallen onder het EU-Gateway-programma; - heeft reeds deelgenomen aan internationale samenwerking tussen ondernemingen; - een solide business strategie hebben om de Japanse en/of de Koreaanse markt te kunnen betreden; - beschikken over voldoende omzet en over voldoende personeel om te kunnen toetreden tot de Japanse en/of Koreaanse markt; Merk op dat business consultants niet in aanmerking komen. Geselecteerde EU-bedrijven hebben de kans om deel te nemen aan maximaal drie Business evenementen in Japan en Korea.
Aanvullende inlichtingen Dhr. Boudewijn Lejeune: e-mail:
[email protected] Dhr. Sebastiaan van der Peijl: e-mail:
[email protected] Meer informatie vindt u terug op www.eu-gateway.eu
233
DEEL VIII : EUROPESE STEUN
234
Inleiding Hierna volgen een aantal algemene Europese maatregelen en programma’s van de EU die voor ondernemingen van belang zijn. Let wel op het feit dat specifieke Europese acties die passen bij de thematische aanpak van deze subsidiewegwijzer bij deze steunmaatregelen worden opgenomen, zoals bijvoorbeeld het 7de Kaderprogramma bij Deel V: steun voor onderzoek en ontwikkeling.
1.
STRUCTUURFONDSEN
1.1
EUROPEES FONDS VOOR REGIONALE ONTWIKKELING (EFRO)
Inhoud Steunmaatregel Binnen de Europese Unie bestaan er grote verschillen op het gebied van economische en sociale ontwikkeling. Volgens het Verdrag van de Europese Unie heeft Europa dan ook tot taak de economische en sociale samenhang van het Europees territorium te versterken. Met het oog op het verminderen en het uiteindelijk wegwerken van deze sociaaleconomische dispariteiten zijn in 1975 de ‘Europese Structuurfondsen’ in het leven geroepen. Eén van deze structuurfondsen (naast het ESF - Europees Sociaal Fonds waarvan de activiteiten gericht zijn op de beroepsopleidingen en de stimulering van de werkgelegenheid - en het Cohesiefonds) is het EFRO ‘Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling’. Dit financieel ondersteuningsinstrument richt zich voornamelijk op het verbeteren van de convergentie, het vergroten van het economisch concurrentievermogen, het scheppen van werkgelegenheid en het versterken van de duurzame interne cohesie. Om de toegevoegde waarde van deze financiële bijstand te verhogen, werden deze financiële middelen geconcentreerd rond 3 doelstellingen: Doelstelling 1 ‘Convergentie’, voor de lidstaten en regio' s met een sociaaleconomische ontwikkelingsachterstand waarvan het inkomen per inwoner minder dan 75% van het gemiddelde inkomen in de Europese Unie bedraagt. Vlaanderen beschikt niet over een Doelstelling 1ondersteuningspakket. Doelstelling 2 ‘Regionaal Concurrentievermogen en Werkgelegenheid’, voor de lidstaten en regio' s die niet vallen onder de Doelstelling 1-criteria. Een Doelstelling 2-ondersteuningspakket is via een operationeel (meerjaren)programma van toepassing op het gehele Vlaamse grondgebied voor de periode 2007-2013. Doelstelling 3 ‘Europese territoriale samenwerking’, met het oog op het realiseren van projecten die een duurzame geïntegreerde Europese territoriale ontwikkeling bevorderen en de Europese interregionale samenwerking en uitwisseling van ervaringen ondersteund. Vlaanderen is actief in 4 grensoverschrijdende, 2 transnationale en 3 interregionale operationele (meerjaren)programma' s. Het beheer en de organisatie van de financiële controle van deze structurele bijstandverlening door het EFRO worden verricht door de afdeling Europa Economie van het Agentschap Economie. Het indienen van projectvoorstellen in het kader van doelstelling 2 ‘Regionaal Concurrentievermogen en Werkgelegenheid’ gebeurt uitsluitend elektronisch via een nieuwe webapplicatie bij het Agentschap Economie.
235
1.1.1
Projecten EFRO - doelstelling 2
Vlaanderen heeft van de EU voor doelstelling 2 voor de periode 2007-2013 een bedrag van € 201 miljoen ontvangen. Er werd een meerjarenprogramma opgesteld met 4 prioriteiten. Elke prioriteit heeft daarenboven zijn eigen accenten. 1. Kenniseconomie en innovatie - sensibilisering; - begeleiding; - samenwerking; - internationalisering; - vernieuwende voorbeelden van kennisvalorisatie; - innovatie van de plattelandseconomie. 2. Ondernemerschap - stimuleren van ondernemerszin en -vaardigheden; - creëren van een faciliteren start- , groei- en overnamekader; - stimuleren van internationaal ondernemen. 3. Ruimtelijk-economische omgevingsfactoren - duurzame versterking van de economische poorten, economische netwerken en de internationale multimodale bereikbaarheid; - kwaliteitsvolle bedrijventerreinen en bedrijfshuisvestingsmogelijkheden; - realisatie van Vlaamse en subregionale hefboomprojecten; - benutten van verduurzamingspotenties van economische concentraties. 4. Stedelijke ontwikkeling - ondersteuning van geïntegreerde stedelijke ontwikkelingsprojecten, die een positieve bijdrage leveren tot het economisch succes van een stad en zijn regio; - verhogen van de stedelijke vitaliteit in de grootsteden Antwerpen en Gent, met bijzondere aandacht voor de achtergestelde buurten, door het ondersteunen van kleinschalige projecten op buurt- en wijkniveau. Doorheen deze doelstelling 2 zijn ‘gelijke kansen’, ‘duurzame ontwikkeling’ en ‘milieu’ thema’s die steeds moeten worden nagestreefd. Aan elk project kan tevens een meerwaarde gegeven worden door kennisoverdracht en samenwerking met andere Europese partners. Begunstigden In principe komt elk project in aanmerking voor EFRO-subsidiëring, op voorwaarde dat het past binnen de prioriteiten en doelstellingen van het programma en binnen het ter beschikking staande budget. De acties kunnen uitgaan van voornamelijk publieke maar ook van privéactoren (profit en non-profit komen in aanmerking). Wat deze laatste betreft, is de toekenning van EFRO-steun gebonden aan de van kracht zijnde reglementering inzake staatssteun. De individuele projectvoorstellen worden beoordeeld op basis van vooraf vastgelegde objectieve selectiecriteria. Dit gebeurt door het Comité van toezicht, bestaand uit vertegenwoordigers van de leden van de Vlaamse Regering, de provincies, de lokale besturen en de sociale partners. Financiering De EFRO-subsidie bedraagt maximaal 40% van de totale kostprijs van een project. Cofinanciering vanwege de bevoegde minister of andere overheden is evenwel mogelijk. Voor projecten met een economische draagwijdte kan een aanvraag voor co-financiering ingediend worden bij het Agentschap Economie. De uitvoeringstermijn van een project bedraagt in principe maximaal 2 jaar. Aanvraagprocedure Projectvoorstellen worden elektronisch ingediend bij het programmasecretariaat via de nieuwe webapplicatie: https://efro2007-2013.vlaanderen.be/efro/start/start.do. Voor de prioriteiten ‘1. Kenniseconomie en Innovatie’ en ‘2. Ondernemerschap’ wordt gewerkt met een projectoproepsysteem (‘calls’). Voor de andere prioriteiten ‘3. Ruimtelijk-economische omgevingsfactoren’
236
en ‘4. Stedelijke ontwikkeling’ kunnen projectvoorstellen op elk ogenblik tijdens de programmaperiode worden ingediend. Het Agentschap Economie kan u adviseren met betrekking tot uw projectideeën en/of -voorstellen. Agentschap Economie Afdeling Europa Economie Programmasecretariaat EFRO Doelstelling 2 Koning Albert II-laan 35 bus 12 1030 Brussel Tel.: 02/553 38 63 E-mail:
[email protected] Het programmasecretariaat bestaat ook uit provinciale en stedelijke contactpunten die begeleiding geven bij het opstellen van projectaanvragen : PROVINCIALE CONTACTPUNTEN: Provincie Antwerpen, Koningin Elizabethlei 22, 2018 Antwerpen Hanne Witters –
[email protected] – tel.: 03/240 58 22 Provincie Limburg, Universiteitslaan 1, 3500 Hasselt Carla Vanherle –
[email protected] – tel.: 011/23 74 34 Robert Daniëls –
[email protected] – tel.: 011/23 74 32 Provincie Vlaams Brabant, Provincieplein 1, 3010 Leuven Frank Schoenmakers –
[email protected] – tel.: 016/26 72 19 Jeroen Ampe –
[email protected] – tel.: 016/26 72 10 Provincie Oost-Vlaanderen, Seminiariestraat 2, 9000 Gent Tony Verplaetse –
[email protected] – tel.: 09/267 86 00 Sofie Bracke –
[email protected] – tel.: 09/267 86 37 Provincie West-Vlaanderen, Provinciehuis Boeverbos, Koning Leopold II-laan 41,8200 Sint-Andries Andries Baekelandt –
[email protected] – tel.: 050/40 34 66 Ellen Cardoen –
[email protected] – tel.: 050/40 31 72 STEDELIJKE CONTACTPUNTEN: Antwerpen (AG Vespa), Generaal Lemanstraat 55, 2018 Antwerpen Ine Goris –
[email protected] – tel.: 03/259 28 10 Gent (Departement Stafdiensten – Abis, Programma Strategisch Fondsenbeheer), Hof van Rijhove, Onderstraat 22, 9000 Gent
[email protected] – tel.: 09/266 58 08 correspondentie: Stadhuis, Botermarkt 1, 9000 Gent
237
1.1.2
Projecten EFRO – doelstelling 3
Territoriale samenwerking staat voor de periode 2007 – 2013 helemaal in het teken van een versnelde realisatie van de doelstellingen uit de Lissabon en Gothenburg agenda’s. De nadruk ligt hierbij op: - het aanmoedigen van innovaties in ondernemingen, het stimuleren van ondernemerschap en de groei van de kenniseconomie; - de aantrekkelijkheid en de toegankelijkheid van lidstaten, regio’s en steden te vergroten door de vervoers- en communicatie-infrastructuur te verbeteren; - de bescherming van het milieu en het gezamenlijk beheer van natuurlijke en technologische risico’s. Vlaanderen is actief in 4 grensoverschrijdende, 2 transnationale en 1 interregionaal programma. Grensoverschrijdende programma' s Vlaanderen – Nederland (€ 95 miljoen) gericht op het realiseren van een duurzame sociaal economische ontwikkeling van de grensregio door middel van op uitvoering gericht grensoverschrijdende initiatieven. Maas – Rijn (€ 72 miljoen) gericht op het duurzaam stimuleren van de totstandkoming van een op economisch, ruimtelijk en sociaal gebeid coherente Euregio Maas – Rijn waar de grenzen geen barrières vormen en die in Europa bekend staan als een innovatieve regio waar sociale cohesie en de bescherming van het milieu worden geïntegreerd in het proces van bevordering van economie en creatie van banen. Frankrijk – Wallonië – Vlaanderen (€ 138 miljoen) gericht op het tot stand brengen van synergie tussen de potentialiteiten van de grensoverschrijdende samenwerkingszonde om de duurzame, gecoördineerde en geïntegreerd ontwikkeling van de betrokken regio’s te bevorderen, in het voordeel van de grensbevolking. Engeland – Frankrijk – Vlaanderen – Nederland (maritiem grensgebied) (€ 160 miljoen) gericht op de ontwikkeling van een competitief en duurzaam groeipotentieel van het maritieme en non-maritieme kapitaal van het programmagebied door het opbouwen en bevorderen van partnerschappen voor grensoverschrijdende samenwerking. Transnationale programma’s Noordzee Regio (€ 138 miljoen) gericht op het van de Noordzee Regio een aantrekkelijkere locatie te maken om in te leven, te werken en te investeren. Noordwest Europa (€ 355 miljoen) gericht op het maximaal profijt halen uit de samenwerking tussen sleutel actoren om territoriale kwesties doorheen het Noordwest Europa gebied (NWE) aan te pakken. Het doel hierbij is om de competitiviteit van NWE te versterken en tegelijkertijd bij te dragen tot een regionaal evenwichtig gespreide en duurzame ontwikkeling in NWE. Interregionale programma’s Interregionaal samenwerkingsprogramma Interreg IVC (€ 321 miljoen) gericht op het verbeteren van de effectiviteit van het regionaal ontwikkelingsgebied door interregionale samenwerking en bijdragen aan economische modernisering en verhoogde competitiviteit in Europa op het gebied van innovatie, kenniseconomie, milieu en risicopreventie. Begunstigden In eerste instantie richten deze programma’s zich op publieke actoren. In het kader van de grensoverschrijdende en de transnationale programma’s kunnen privéactoren eveneens projectvoorstellen formuleren of deelnemen aan projecten indien deze geen onmiddellijk commercieel en/of winstgevend karakter hebben. In het geval van privéactoren is de staatssteunregeling van toepassing. In de interregionale programma’s komen enkel publieke autoriteiten in aanmerking voor de indiening van projecten. Privéactoren met een winstoogmerk kunnen enkel deelnemen aan projecten op eigen kosten.
238
Financiering De grensoverschrijdende en transnationale programma’s financieren tot 50% van de totaal goedgekeurde projectkosten. In het geval van het Interregionaal samenwerkingsprogramma kan dit oplopen tot 75%. De overige financiering wordt aangedragen door de projectindieners. Voor projecten met een economische draagwijdte heeft het Agentschap Economie de mogelijkheid om als co-financierder op te treden. Aanvraagprocedure Grensoverschrijdende programma’s Het Agentschap Economie beheert en voert de grensoverschrijdende samenwerkingsprogramma’s uit in partnerschap met andere Europese lidstaten/regio’s en de Vlaamse provincies. Projectvoorstellen kunnen worden ingediend hetzij bij het centraal gemeenschappelijk secretariaat hetzij bij een regionale antenne. Transnationale programma’s Het Agentschap Economie beheert de transnationale samenwerkingsprogramma’s in partnerschap met andere EU lidstaten en regio’s. De programma’s werken met een systeem van periodieke oproepen voor de indiening van samenwerkingsvoorstellen (calls). Projectideeën en projectvoorstellen worden ingediend bij een centraal programmasecretariaat. Interregionaal programma Het Agentschap Economie beheert dit interregionale samenwerkingsprogramma in partnerschap met andere EU lidstaten. Het programma werkt met een systeem van periodieke oproepen voor de indiening van samenwerkingsvoorstellen (calls). Projectideeën en projectvoorstellen worden ingediend bij een centraal programmasecretariaat. Aanvullende inlichtingen Agentschap Economie – Afdeling Europa Economie Ellipsgebouw Koning Albert II-laan 35 bus 12 1030 Brussel Tel.: + 32 2 553 38 64 Fax: + 32 2 502 47 02 E-mail:
[email protected] Website: http://ae.vlaanderen.be Stichting Euregio Maas – Rijn Gosperstrasse 1 4700 Eupen Tel.: + 32 87 789 630 Fax: + 32 87 789 633 E-mail:
[email protected] Website: http://www.euregio-mr.org Noordzee Regio Interreg IIIB North Sea Programme Jernbanegade 22 8800 Viborg Denmark Tel.: +45 87 27 19 99 Fax: + 45 86 60 16 80 E-mail:
[email protected] Website: http://northsearegion.eu
239
Nordwest – Europa Interreg IVB NWE Programme 45, rue de Tournai 59000 Lille France Tel.: + 33 3 20 78 55 00 Fax: + 33 3 20 55 65 95 E-mail:
[email protected] Website: www.nweurope.org Interreg IV-C programme 45, rue de Tournai 59000 Lille France Tel.: + 33 3 28 14 41 00 Fax: + 33 3 28 14 41 09 E-mail:
[email protected] Website: www.interreg3c.net/web/fic_en URBACT II-programma URBACT Secretariat 194 Avenue President Wilson F-93217 St. Denis La Plaine, France Tel.: +33 149 174 752 Fax: +33 149 174 545 E-mail:
[email protected] Website: www.urbact.eu Interact II programma INTERACT Programme Secretariat Franz-Josefs-Kai 27 A-1010 Wien, Austria Tel.: +43 1 533 87 47 31 Fax: +43 1 533 87 47 66 E-mail:
[email protected] Website: www.interact-eu.net
240
1.2
EUROPEES SOCIAAL FONDS (ESF)
Inhoud steunmaatregel Het ESF wil bijdragen tot de optimale benutting van het menselijk potentieel. Het betreft hier Europese subsidies, onderdeel van de structuurfondsen die willen verhinderen dat een belangrijk deel van het menselijk potentieel binnen de EU verloren zou gaan voor de arbeidsmarkt. Europa spreekt zich niet meer uit over individuele projecten. Dit wordt overgelaten aan de lidstaten, in ons geval de Vlaamse Overheid. Het ESF-Agentschap Vlaanderen kreeg de opdracht van de Vlaamse regering toegewezen om het ESFprogramma in Vlaanderen en de aanverwante programma' s te beheren. De individuele projecten ingediend door promotoren dienen te beantwoorden aan de prioriteiten die in de programma' s zijn opgenomen. Begunstigden Diverse categorieën van promotoren kunnen projecten indienen: - vzw' s; - institutionele en/of publiekrechtelijke instanties; - bedrijven die hun personeel willen opleiden; - onderzoeksinstellingen. Projecten Voor de programmaperiode 2007-2013 werd een nieuw Vlaams ESF-programma Doelstelling 2 opgesteld met volgende prioriteiten: PRIORITEIT 1: TALENTENACTIVERING EN DUURZAME INTEGRATIE OP DE ARBEIDSMARKT Onder deze verticale prioriteit gaat het loopbaanbegeleiding en competentiebenadering.
vooral
om
opleiding,
begeleiding,
trajectwerking,
Mogelijke assen en actiedomeinen zijn: - transitie van school naar werk versoepelen (studiekeuze, leren werken, ongekwalificeerde uitstroom tegengaan,...); - transitie van inactiviteit/werkloosheid naar werk versoepelen (trajectbegeleiding en beroepsopleiding voor werkzoekenden, werkplekken, erkenning eerder verworven competenties,...); - transitie tussen beroepen en functie en van werk naar werk versoepelen (herstructurering, opleiding voor werkenden, loopbaanbegeleiding, erkenning eerder verworven competenties,...). PRIORITEIT 2: BEVORDEREN VAN SOCIALE INCLUSIE VAN KANSENGROEPEN VIA MAATGERICHT WERKEN Verhoging van arbeidsdeelname en sociale inclusie staan centraal in deze verticale prioriteit, in het bijzonder voor personen met een arbeidshandicap, allochtonen, ouderen, kortgeschoolden en langdurig werklozen. Mogelijke assen en actiedomeinen zijn: As 1: Werkervaring Actiedomein: Wep+ , … As 2: Aangepaste trajecten voor kansengroepen Actiedomein: niet arbeidsmarktgerelateerde problematieken, niet zichtbare kansengroepen, implementeren van een integraal looopbaanbegeleidingssysteem voor de doelgroepwerknemers, integrale ondernemerstrajecten voor kansengroepen, jobcoaching/jobhunting.
241
As 3: Werken aan doorgroei en doorstroom in de sociale economie Actiedomein: modulair opgebouwde opleidingspakketten voor doelgroepwerknemers, motivering en mobilisering voor het erkennen van verworven competenties, versterken van aangepaste begeleidingsexpertise op vlak van werkvloerbegeleiding, opleiding op de werkvloer, coaching, advisering werkpostaanpassing, functioneel assesment, verfijnen en bestendigen van de methodiek ‘supported employment’ en ‘enclavewerking’, implementeren van instrumenten van integratie en begeleiding van personen met een (arbeids) handicap in het NEC voorop stellen. PRIORITEIT 3: ONDERNEMINGS - EN ORGANISATIECULTUUR FOCUSSEN OP MENS EN MAATSCHAPPIJ In deze verticale prioriteit wordt bijzondere aandacht geschonken aan het strategische competentiebeleid binnen ondernemingen en organisaties, welzijn op het werk, de werkbaarheid van jobs en evenredige arbeidsdeelname en diversiteit. Mogelijke assen en actiedomeinen zijn: - strategisch HR - en competentiebeleid in ondernemingen; - gelijke kansen M/V beleid; - diversiteitsbeleid; - aangepaste arbeidsorganisatie aan de socio-economische evoluties; - maatschappelijk verantwoord ondernemen; - organisatiebekwaamheid en samenwerking. PRIORITEIT 4: INNOVATIE Het belang van innovatie is consequent binnen de Lissabonstrategie en het Vlaams Hervormingsprogramma voor duurzame groei en werkgelegenheidscreatie door de Europese Unie op de agenda geplaatst. Het kreeg een eigen plaats binnen de programmadoelstellingen om het als belangrijke hefboom voor het beleidsdomein te gebruiken. Het Vlaamse programma tekent hier op in door sociale innovatie consequent in te bouwen als hefboom voor de dynamiek van het Vlaamse arbeidsmarktbeleid. Innovatie zal, met eigen budgettaire ruimte, horizontaal doorheen het beleid bewegen, geconcentreerd naar de thematische dimensies in het programma. Binnen het Vlaamse ESF-programma kan innovatie een omgeving vinden die groei en vernieuwing toelaat en stimuleert. Voortbouwend op de reeds afgelegde weg in de vorige programmaperiodes wordt de gerichtheid op innovatie gewaarborgd door een aantal opties en maatregelen: Er is een aparte budgettaire ruimte die verzekert dat er blijvend inspanningen worden geleverd voor innovatie en onderzoek. Uit oogpunt de vereiste studies waar nodig een internationaal karakter te geven, kunnen innovatie en onderzoek ook een transnationale dimensie krijgen. Tegelijk wordt verzekerd dat deze financiële middelen zich verankeren aan de vooropgestelde thematische dimensies in het programma. Voor de financiering van innovatieprojecten wordt 50% vanuit de ESF-middelen voorzien. In de schoot van het Vlaams Monitoringcomité wordt een Commissie Horizontale Werking met onder meer een werkgroep Innovatie en Transnationaliteit opgericht. Samengesteld uit tal van beleidsactoren zal deze jaarlijks de thematische gerichtheid van de innovatieve acties ontwikkelen en de resultaten opvolgen. Voor innovatieve projecten wordt een systeem van permanente instapmogelijkheid voorzien binnen periodiek vastgelegde beslissingsperiodes in de loop van elk jaar. Alle relevante actoren in het ESF-programma krijgen vormings- en professionaliseringskansen aangeboden om innovatie kwaliteitsvol en succesvol te ontwikkelen via onder meer Project Cycle Management (PCM), zelfevaluatie-instrumenten en vormingsaanbod. Het actieniveau van elk innovatie project wordt overstegen in lerende netwerken, innovatieplatformen, peer reviews, themawerking om beleidsinnoverende en -invoerende aanzetten te leveren. De resultaten van elk innovatie project worden gescreend op hun meerwaarde. Dit valideringsproces bewaakt het belang van de ontwikkeling en de nodige effectiviteit. Het ESF-Agentschap Vlaanderen centraliseert alle ESF-kennis en neemt initiatieven om deze kennis permanent te delen via onder meer website, e-zines, nieuwsbrief, product-o-theek en fora in partnerschap met alle relevante beleidsactoren in Vlaanderen.
242
Het vormt tenslotte een uitdaging om in de programmaperiode 2007-2013 de overdraagbaarheid en mainstreaming van de innovatieve acties én het aanpassingsvermogen van het reguliere beleid hieraan te bewerkstelligen PRIORITEIT 5: TRANSNATIONALE EN INTERREGIONALE SAMENWERKING De nadruk op grensoverschrijdende samenwerking en kennisdeling is een belangrijk en uniek element van de Europese Lissabonstrategie en het ESF. Binnen het Vlaamse ESF-programma 2007-2013 krijgt deze transnationale aanpak dan ook een centrale plaats: als horizontale prioriteit zal de transnationaliteit inhoudelijk gevoed worden in elk van de drie verticale thematische prioriteiten, met een gewaarborgd budget op programmaniveau. Volgende meerwaarden willen wij vanuit de transnationale en interregionale samenwerking bewerkstelligen: Stimuleren en ondersteunen van innovaties door uitwisseling van onderzoek, technische en praktische technieken en ervaring. Op deze wijze willen wij formele en informele uitwisseling van ideeën en ervaringen tussen lidstaten versterken. Het zal toelaten om een bredere kijk op het werkterrein te realiseren en om beter geïnformeerd te zijn over alternatieven en vergelijkbare activiteiten. Valideren en verspreiden van kennis en ervaring, waardoor wij dubbele investeringen kunnen vermijden. Op deze wijze komt een bredere basis voor benchmarking tot stand. Immers door gezamenlijke validering wordt de communicatie tussen deelnemende overheden en organisaties verbeterd en is wederzijds begrip veel groter. Op deze wijze kunnen gemeenschappelijke standaarden worden ontwikkeld en gepromoot en wordt productontwikkeling op een hoger niveau getild. Wij willen de capaciteit van de deelnemende administraties en organisaties verhogen. Op deze wijze worden de risico’s verbonden aan sociale en beleidsinnovaties verminderd door de real-time uitwisseling van informatie in verband met succes en mislukking. In het kader van deze prioriteit willen wij verschillende types van transnationale en interregionale samenwerking mogelijk maken: Partnerschappen tussen ESF autoriteiten (Beheerautoriteit, Certificerende autoriteit, Auditautoriteit en leden van VMC). Hierbij kan het gaan om uitwisseling van ervaringen, praktijk en ideeën in verband met de voorbereiding, implementatie, monitoring en evaluatie van alles wat met het Lissabon proces te maken heeft in het algemeen en deze van het ESF in het bijzonder. Samenwerking tussen organisaties of geografische partnerschappen. Deze samenwerking kan betrekking hebben op cross border aangelegenheden in verband met de ontwikkeling van de arbeidsmarkt, maar kan ook bredere aangelegenheden van samenwerking betreffen. Samenwerking van thematische netwerking over specifieke thema’s of problemen. Hier kunnen diverse stakeholders of groepen met een specifieke belangstelling samenwerken rond diverse actuele thema’s. Samenwerking tussen diverse projecten. Deze samenwerking beoogt de samenwerking zoals deze bijvoorbeeld onder Equal is georganiseerd in de periode 2000-2006. Elke samenwerking kan diverse vormen aannemen. Hierbij willen wij geen enkele vorm uitsluiten. Het kan gaan om eenvoudige uitwisseling van kennis of ervaring, van nationale, regionale of lokale regels en procedures en ervaringen. Maar evenzeer gezamenlijke ontwikkeling van nieuwe instrumenten, methodologieën, opleidingen, procedures, enzovoort, worden hier mogelijk gemaakt. Diversen Cofinanciering Het ESF is nooit de enige financieringsbron van projecten. Elk project moet mede gefinancierd worden door andere instanties, de zogenaamde ' cofinanciering' . Deze cofinanciering kan zowel publiekrechtelijk als privaatrechtelijk zijn. Omvang steun -
Prioriteit 1, 2 en 3: per project wordt maximaal 45% van de totale subsidiabele kostprijs ESF-middelen voorzien. Prioriteit 4: voor de financiering van innovatieprojecten wordt 50% vanuit de ESF-middelen voorzien. Prioriteit 5: voor de financiering van het transnationale aspect wordt 60% vanuit de ESF-middelen voorzien.
243
Aanvraagprocedure Binnen elke prioriteit worden een aantal oproepen georganiseerd. Deze worden gepubliceerd op de website van het ESF-agentschap: http://www.esf-agentschap.be Een project indienen gebeurt via de webapplicatie van het ESF-agentschap die het mogelijk maakt om uw project online in te dienen en op te volgen. De webapplicatie is eveneens toegankelijk via de website van het ESF-Agentschap.
Aanvullende inlichtingen ESF-Agentschap Vlaanderen vzw Gasthuisstraat 31 (9de verdieping) 1000 Brussel Tel.: 02/546 22 11 Fax: 02/546 22 40 E-mail:
[email protected] Website: http://www.esf-agentschap.be
244
1.3
EUROPEES LANDBOUWFONDS VOOR PLATTELANDSONTWIKKELING (ELFPO)
Inhoud steunmaatregel Het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling is het financieringsinstrument voor het Europees plattelandsontwikkelingsbeleid, de 2de pijler van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Het Europees beleid inzake plattelandsontwikkeling steunt op 3 doelstellingen: -
verbetering van het concurrentievermogen van de land- en bosbouw door steun te verlenen voor herstructurering, ontwikkeling en innovatie; verbetering van het milieu en het platteland door steunverlening voor landbeheer; verbetering van de leefkwaliteit op het platteland en bevordering van diversificatie van de economische bedrijvigheid.
Deze drie doelstellingen worden aangevuld met een methodologische as die gewijd is aan de Leader benadering, hiervoor biedt de EU een minimumfinanciering van 5% aan. Om deze doelstellingen te bereiken biedt de Europese Plattelandsverordening een kader aan met maatregelen waarbinnen elke lidstaat/regio vrij is om hieraan uitvoering te geven. Vlaanderen heeft in ‘het Programma voor Plattelandsontwikkeling Vlaanderen 2007-2013’ aangegeven welke maatregelen zullen uitgevoerd worden. Per bovenstaande doelstelling is een As gedefinieerd met daarin een aantal maatregelen. Begunstigden De aard van de begunstigden van het ELFPO varieert naargelang de Assen: -
voor As 1 (concurrentievermogen) zijn dit o.a. particuliere land- en tuinbouwbedrijven en coöperaties, afzet- en verwerkingsbedrijven en erkende centra. Hier is een minimumfinanciering voorzien van 10% door de EU; voor As 2 (landbeheer) zijn dit voornamelijk particuliere land- en tuinbouwbedrijven en boseigenaars. Hier is een minimumfinanciering van 25% door de EU; voor As 3 (leefbaarheid en diversificatie) is de doelgroep heel divers en omvat o.a. particuliere land- en tuinbouwbedrijven en coöperaties, lokale besturen, publiekrechterlijke rechtspersonen, middenveldorganisaties en organisaties zonder winstoogmerk. Hier is een minimumfinanciering voorzien van 10% door de EU
Projecten In het kader van dit programma zijn maatregelen gedefinieerd die deels via projecten worden uitgevoerd: -
-
opleiding en sensibilisering inzake landbouw; vestiging jonge landbouwers; bedrijfsadviessystemen voor land- en tuinbouwers; investeringen in landbouwbedrijven; verhoging van de toegevoegde waarde van land- en bosbouwproducten; deelname door landbouwers aan voedselkwaliteitsregelingen; voorlichting en afzetbevordering van Vlaamse producten erkend als BOB/BGA/GTS; compenserende betalingen: vergoeding natuur; agromilieumaatregelen (Mechanische onkruidbestrijding, behoud van met uitsterven bedreigde lokale veerassen en variëteiten van hoogstamboogaarden. Introductie van vlinderbloemige gewassen in het silagevoeder, reductie van het gebruik van meststoffen en bestrijdingsmiddelen in de sierteelt, toepassen van de biologische productiemethode, beheersovereenkomst perceelsrandenbeheer, beheersovereenkomst soortenbescherming en erosiebestrijding, beheersovereenkomst water, beheersovereenkomst herstel, ontwikkeling en onderhoud van kleine landschapselementen en inrichtingsmaatregelen door landbouwers in het kader van de kaderrichtlijn water); bebossing van landbouwgronden; niet-productieve investeringen in bossen (subsidie voor herbebossing en ecologische bosfunctie); investeringen met betrekking tot diversificatie van landbouwactiviteiten;
245
-
-
verlenen van zorg en activeren van zorgvragers op land- en tuinbouwbedrijven; gebiedsgerichte werking: • bevordering van toeristische activiteiten; • basisvoorzieningen voor economie en plattelandsbevolking; • dorpskernvernieuwing- en ontwikkeling; • instandhouding en opwaardering van het landelijk erfgoed; • intermediaire dienstverlening. Leader • lokale ontwikkelingsstrategieën; • samenwerkingsprojecten.
Aanvraagprocedure De algemene coördinatie van het programma wordt waargenomen door de Coördinerende Cel Europees Plattelandsbeleid (CCEP) binnen het Departement Landbouw en Visserij. Voor elke maatregel werd een verantwoordelijke beheersdienst aangeduid binnen de Vlaamse overheid. Een beheersdienst is verantwoordelijk voor de Vlaamse regelgeving terzake, voor de bekendmaking van de maatregel en voor het beheer ervan. Deze diensten situeren zich binnen het Beleidsdomein Landbouw en Visserij en het Beleidsdomein Leefmilieu, Natuur en Energie.
Aanvullende inlichtingen Vlaamse overheid Departement Landbouw en Visserij Koning Albert II-laan 35 bus 40 1030 Brussel Tel.: 02/552 74 95 Fax: 02/552 74 71 E-mail:
[email protected] Website: http://www2.vlaanderen.be/ned/sites/landbouw/investeringen/
246
1.4
EUROPEES VISSERIJFONDS
Inhoud steunmaatregel Verordening nr. 1198/2006 van de Raad van 27 juli 2006 roept een nieuw Europees Visserijfonds (EVF) in het leven. Het Europees Visserijfonds is het nieuwe programmeringsinstrument voor de visserij in het kader van de financiële vooruitzichten van de EU voor 2007-2013 en vervangt het financieringsinstrument voor de oriëntatie van de visserij (FIOV). Uit het Europese Visserijfonds zal financiële steun worden verleend om de economische en sociale en millieudoelstellingen in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid te verwezenlijken: - waarborgen van het voortbestaan van de visserijactiviteiten en de duurzame exploitatie van de visbestanden; - verminderen van de druk op de visbestanden door de capaciteit van de vloot af te stemmen op de beschikbare visbestanden; - bevorderen van de duurzame ontwikkeling van de visserij in de binnenwateren; - ondersteunen van de ontwikkeling van economisch rendabele ondernemingen in de visserijsector; - vergroten van het concurrentievermogen van de structuren voor de exploitatie van de hulpbronnen; - beschermen en in stand houden van het milieu en de aquanautische hulpbronnen; - aanmoedigen van duurzame ontwikkeling en verbeteren van levensomstandigheden in de gebieden met activiteiten in de visserijsector; - bevorderen van gelijkheid van mannen en vrouwen in de visserijsector. Projecten Het Europees Visserijfonds richt zich op vijf prioriteiten: 1) Maatregelen voor de aanpassing van de communautaire visserijvloot: - financiële steun voor de vissers en de eigenaars van vissersvaartuigen die getroffen zijn door de maatregelen die tot doel hadden de overbevissing tegen te gaan of de volksgezondheid te beschermen, vissersvaartuigen tijdelijk of permanent uit de vaart te nemen en vissers op te leiden, om te scholen of vervroegd te pensioneren; - bijdragen aan een verbetering van de arbeidsomstandigheden, de productkwaliteit, het energierendement en de selectiviteit van de vangst; - de vervanging van motoren; - eenmalige uitkeringen aan vissers die het slachtoffer zijn van een definitieve stopzetting van de visserij; - subsidies aan jonge vissers die hun eerste vissersvaartuig willen aankopen. De financiële steun mag niet leiden tot een verhoging van de vangstcapaciteit of van het vermogen van de motor van het vaartuig. 2) Aquacultuur, binnenvisserij, verwerking en afzet van visserij- en aquacultuurproducten: - aanmoedigen van de aankoop van uitrusting en het gebruik van technieken aan die tot doel hebben de impact van de productie op het milieu te beperken, de omstandigheden op het gebied van hygiëne en gezondheid van mens en dier alsmede de productkwaliteit te verbeteren. De steun is beperkt tot micro-ondernemingen, tot het midden- en kleinbedrijf en tot enkele grote ondernemingen. Voorrang zal niettemin worden verleend aan kleine en micro-ondernemingen. 3) Maatregelen van gemeenschappelijk belang: - projecten die bijdragen aan de duurzame ontwikkeling of de instandhouding van de visbestanden, aan de verbetering van de dienstverlening door de vissershavens, aan de versterking van de markten voor visserijproducten of aan de bevordering van partnerschappen tussen wetenschappers en actoren in de visserijsector. 4) Duurzame ontwikkeling van de visserijgebieden: - maatregelen en initiatieven die gericht zijn op diversificatie en op een sterkere economische ontwikkeling van de visserijgebieden die met een afname van de visserijactiviteiten te kampen hebben.
247
5) Technische bijstand: - financiering van acties die nodig zijn om de tenuitvoerlegging van de voorgestelde verordening voor te bereiden, op te volgen, op administratief en technisch vlak te ondersteunen, te evalueren, aan een audit te onderwerpen en te controleren. Diversen Om voor steun uit het Europees Visserijfonds in aanmerking te komen, moeten de lidstaten de Commissie een strategisch en een operationeel plan voorleggen. Het nationaal strategisch plan moet de doelstellingen en de prioriteiten van die lidstaat voor de toepassing van het gemeenschappelijk visserijbeleid bevatten. De strategische plannen dienen als basis voor de operationele plannen die ten doel hebben het beleid en de prioriteiten die door het Europees Visserijfonds medegefinancierd zullen worden, te verwezenlijken. Op de lidstaten rust de verplichting het grote publiek, de eventuele begunstigden en alle belanghebbenden in te lichten over de door het Europees Visserijfonds geboden mogelijkheden zodat de transparantie van de tussenkomsten van het Fonds gewaarborgd is en de rol van de Gemeenschap duidelijk wordt. Omvang steun Het Europees Visserijfonds beschikt over € 3.849 miljoen voor de programmeringsperiode 2007-2013. De Commissie stelt voor in deze periode tussen € 538 en € 556 miljoen per jaar toe te wijzen aan de 25 lidstaten. De bedragen worden over de lidstaten verdeeld volgens het belang van de visserijsector, het aantal personen dat in deze sector werkzaam is en de aanpassingen die voor de visserijsector en de voortzetting van de visserijactiviteiten noodzakelijk worden geacht. Aanvraagprocedure Voor meer informatie omtrent het indienen van projecten dient u zich te wenden tot het Beleidsdomein Landbouw en Visserij van de Vlaamse Overheid: http://www2.vlaanderen.be/ned/sites/landbouw/.
Aanvullende inlichtingen Vlaamse overheid Departement Landbouw en Visserij Pieter Gabriëls Administratief Centrum Vrijhavenstraat 5 8400 Oostende Tel.: 059/43.19.20
248
2.
EUROPESE INVESTERINGSBANK (EIB)
De Europese Investeringsbank (EIB), de financieringsinstelling van de Europese Unie, is opgericht met als doel bij te dragen tot de evenwichtige ontwikkeling van de Europese Unie door het toekennen van leningen ter financiering van investeringsprojecten. De steunverlening van de EIB is in de eerste plaats bedoeld voor de ontwikkeling van de minst begunstigde regio’s. Andere doelstellingen zijn de versterking van het concurrentievermogen van het bedrijfsleven, steun aan het midden- en kleinbedrijf (kmo’s), de opzet van transeuropese netwerken voor vervoer, telecommunicatie en energie, milieubescherming en verbetering van het leefklimaat, veiligstelling van de energievoorziening, uitbreiding en modernisering van de infrastructuur in het onderwijs en de gezondheidszorg, het ter beschikking stellen van risicokapitaalfaciliteiten ten behoeve van investeringen van vernieuwende en snelgroeiende kmo’s. De EIB is een financiële instelling zonder winstoogmerk. Zij trekt haar middelen op de kapitaalmarkten aan en leent deze vervolgens weer uit tegen zo gunstig mogelijke voorwaarden. Zij kan investeringsprojecten financieren van zowel de overheid als van de opdrachtgevers in de particuliere sector, in alle sectoren van de economie. De EIB streeft er in de eerste plaats naar om als katalysator andere financieringsbronnen te stimuleren of deze aan te vullen. Zelf financiert zij niet meer dan de helft van de investeringskosten van een project en vult met haar lange termijnleningen (kortere) leningen van andere, commerciële banken aan.
2.1
INDIVIDUELE KREDIETEN
Inhoud steunmaatregel Grotere projecten ter waarde van minimum € 25 miljoen worden gefinancierd door middel van individuele kredieten die rechtstreeks aan de betrokkenen worden toegekend. Zo werden bijvoorbeeld reeds kredieten toegekend voor waterprojecten van Aquafin, de hogesnelheidslijn van de NMBS, de vernieuwing van het productieapparaat en nieuw R&D-centrum IMEC. Afzonderlijke kredieten komen in onderhandelingen tussen de EIB, de projectopdrachtgever en in voorkomend geval zijn bank(en) tot stand. De kenmerken van de kredieten zijn aangepast aan de aard van het project, de uitvoeringsfase en de economische levensduur. De gebruikelijke looptijd van de kredieten varieert van 4 tot 20 jaar, afhankelijk van de aard en de technische levensduur van het project. Begunstigden De kredieten kunnen worden toegekend aan overheidsinstellingen of particuliere geldnemers in alle sectoren van de economie, met andere woorden privé, openbare of semi-openbare ondernemingen, coöperatieven, openbare instellingen of de lidstaat zelf komen in aanmerking (ongeacht statuut of nationaliteit). Projecten Investeringen van meer dan € 25 miljoen op het gebied van transportinfrastructuur (zoals wegen, spoorwegen, havens en vliegvelden), telecommunicatie, industrie (bedrijfsgebouwen en -terreinen, productie, verwerking, verpakking, ...), zakelijke dienstverlening, toerisme, energie, milieu, bosbouw, onderwijs en gezondheidszorg kunnen in aanmerking komen voor een EIB-krediet. Deze kunnen niet worden gebruikt voor de aankoop van een onderneming of voor niet-zakelijk onroerend goed. Diversen De EIB besluit tot financiering van een project op basis van een onderzoek naar de intrinsieke eigenschappen ervan. Het projectonderzoek vindt in nauwe samenwerking met de projectopdrachtgever plaats en heeft betrekking op: - de beantwoording van het project aan de doelstelling voor kredietverlening van de EIB; - zijn economische relevantie, financiële gezondheid, technische uitvoerbaarheid en de invloed op het milieu; - de financiële situatie van de projectopdrachtgever, het financieringsplan en de geboden zekerheden.
249
De Europese Investeringsbank financiert maximaal 50% van de totale investeringskosten; de rest moet uit het eigen vermogen of van andere (externe) financieringsbronnen komen. De rente kan naar keuze vast, variabel, herzienbaar of convertibel (van variabel naar vast) zijn. De kredieten worden a pari uitgekeerd. De EIB berekent geen provisies, met uitzondering van een geringe marge ter dekking van haar administratiekosten. De EIB biedt leningen aan in één enkele valuta of in een combinatie van valuta naar gelang van de wensen van de kredietnemer en de bij de Bank beschikbare middelen. De aflossingen van hoofdsom en rente worden meestal in gelijke halfjaarlijkse of jaarlijkse termijnen betaald. De leningen worden terugbetaald in de valuta waarin ze werden verstrekt. Afhankelijk van de aard van de investering kan een aflossingsvrije periode worden overeengekomen die tot een derde van de looptijd van het project kan oplopen. De EIB oefent periodiek toezicht uit op de uitvoering van de werkzaamheden en eventueel de aanbestedingen. Na voltooiing van het project wordt een evaluatieverslag opgesteld, dat voor intern gebruik bij de EIB is bestemd. Aanvraagprocedure Verzoeken om afzonderlijke leningen, kunnen zonder formaliteiten rechtstreeks aan de EIB worden gedaan.
250
2.2
GLOBALE KREDIETEN
Inhoud steunmaatregel Kleine en middelgrote investeringsprojecten van minder dan € 25 miljoen in de openbare of de particuliere sector, die niet door middel van een individueel krediet kunnen worden gefinancierd, kunnen in aanmerking komen voor een lening die uit de globale kredieten wordt verstrekt. Globale kredieten zijn kredietlijnen die de Europese Investeringsbank aan lokale banken en andere financieringsinstellingen toekent. Deze lenen de van de EIB afkomstige middelen weer uit in de vorm van kleinere leningen voor de financiering van investeringen die op basis van de criteria van de EIB zijn geselecteerd. Begunstigden De kredieten kunnen worden toegekend aan kmo’s of lagere overheden. De EIB heeft besloten om haar definitie van kmo aan te passen aan de nieuwe definitie van de Commissie die van kracht is sedert 1 januari 2005: - er werken maximaal 250 werknemers; - de onderneming heeft of een jaaromzet van maximaal € 50 miljoen, of een balanstotaal van maximaal € 43 miljoen; - niet meer dan 25% van het kapitaal of van de stemrechten zijn in handen van één onderneming of van verscheidene ondernemingen die niet aan deze definitie beantwoorden. Projecten Investeringen van minder dan € 25 miljoen van kmo’s in de industrie, dienstverlening, het toerisme, de horeca en de handel in België kunnen in aanmerking komen. Niet-zakelijk onroerend goed valt buiten de financieringsmogelijkheden. Wat betreft investeringen in de overheidssector gaat het om projecten op het gebied van stadsvernieuwing, inclusief stedelijke infrastructuur, milieubescherming, onderwijs en gezondheidszorg. Diversen De leningen uit de globale kredieten worden toegekend door de bemiddelende instantie, tegen de voorwaarden die door haar zijn vastgesteld aan de hand van de criteria van de EIB. Deze instantie is ook verantwoordelijk voor het onderzoeken van de kredietaanvragen, de beoordeling van het risico en het beheer van de kredieten. U kunt banken en andere financiële instellingen die de globale kredieten in België uitvoeren vinden op: http://www.eib.org/cms/htm/en/eib.org/attachments/lending/inter_be.pdf . De EIB oefent periodiek toezicht uit op de krediettoewijzingen van de bemiddelende instanties, omdat zij er verzekerd van dient te zijn dat de toegekende fondsen worden gebruikt overeenkomstig de goedgekeurde doelstellingen van het gemeenschappelijk akkoord. Aanvraagprocedure Aanvragen voor leningen in het kader van de globale kredieten dienen rechtstreeks bij de bovengenoemde banken en de andere financiële instanties te worden ingediend.
Aanvullende inlichtingen Algemene inlichtingen over de Europese Investeringsbank: InfoDesk: Tel.: +352 43 79 31 00 Fax: +352 43 79 31 99 E-mail:
[email protected]
251
Algemeen adres en telefoonnummer: European Investment Bank 100, boulevard Konrad Adenauer L-2950 Luxembourg Tel.: +352 43 79 1 Fax: +352 43 77 04 Website: http://www.eib.org Kantoor in België: Wetstraat 227 1040 Brussel Tel.: 02/235 00 70 Fax: 02/230 58 27 Informatie over de activiteiten in België: Sabine Parisse Tel.: +352 43 79 21 46 E-mail:
[email protected] Specifieke inlichtingen en aanvragen voor toegang tot documenten: Information and Communications Department Secretariat General 100 boulevard Konrad Adenauer L-2950 Luxembourg Fax: +352 43 79 31 91 E-mail:
[email protected]
252
2.3
FINANCIERINGSMOGELIJKHEDEN MET RISICODELING
Inhoud steunmaatregel Het financieringsmechanisme met risicodeling is bedoeld als een aanvulling op het Zevende Kaderprogramma. De Europese Commissie zal via het Zevende Kaderprogramma een bedrag van € 1 miljard ter beschikking stellen. Daarnaast zal de Europese Investeringsbank ook een bedrag van € 1 miljard ter beschikking stellen. De combinatie van deze maatregelen moet ervoor zorgen dat projecten waarvan het financieringsrisico hoger ligt dan het gemiddelde van de EIB ook kunnen gesteund worden. Begunstigden De kredieten kunnen worden toegekend aan kmo’s, privé of publieke bedrijven, onderzoeksinstituten, universiteiten, organisatoren van projecten, stichtingen of andere legale instituties en bedrijven die zich bezig houden met onderzoeksinfrastructuur. Projecten Bij het financieringsmechanisme met risicodeling kan men een onderscheid maken tussen 2 verschillende vormen van steun: Directe steun van het financieringsmechanisme met risicodeling. Hierbij wordt het volgende aangeboden: gezamenlijk schuldfinanciering; project financiering; zaaikapitaal. Indirecte steun verkregen via intermediairen: kredietlijnen met risicodeling; waarborgregeling. De indirecte steun wordt toegekend door een bemiddelende instantie, tegen de voorwaarden die door haar zijn vastgesteld aan de hand van de criteria van de EIB. U kan deze bemiddelende instantie terug vinden op: http://www.eib.org/about/news/the-intermediary-banks-and-financing-institutions-for-credit-lines.htm Diversen De volgende algemene voorschriften zijn van toepassing op alle begunstigden van deze steunmaatregel: uitvoering van een in aanmerking komend project: de begunstigde implementeert een project dat voldoet aan de criteria die werden vastgesteld voor het financieringsmechanisme met risicodeling; financiële verplichtingen: de ontvanger van de steunmaatregel moet aantonen dat hij over voldoende cash flow beschikt zodoende dat hij de intresten en het geleende kapitaal kan terug betalen en dit ook voor andere financiële verplichtingen; wettelijke verplichtingen: de begunstigde moet kunnen aantonen dat de organisatie een legale entiteit is, dat de nationale wetgeving wordt gevolgd en de statuten worden gerespecteerd. Aanvraagprocedure Aanvragen voor het verkrijgen van deze steunmaatregel kunnen zonder formaliteiten rechtstreeks aan de EIB worden gedaan.
253
Aanvullende inlichtingen Algemene inlichtingen over de Europese Investeringsbank: InfoDesk: Tel.: +352 43 79 31 00 Fax: +352 43 79 31 99 E-mail:
[email protected] Algemeen adres en telefoonnummer: European Investment Bank 100, boulevard Konrad Adenauer L-2950 Luxembourg Tel.: +352 43 79 1 Fax: +352 43 77 04 Website: http://www.eib.org
254
3.
EUROPEES INVESTERINGSFONDS (EIF)
Het Europees investeringsfonds (EIF) houdt zich bezig met activiteiten op drieërlei gebied, namelijk risicokapitaal, garanties en adviesdiensten: - de risicokapitaalinstrumenten van het EIF bestaan uit deelnemingen in participatiemaatschappijen en starterscentra ter ondersteuning van kmo’s, in het bijzonder die, welke zich in een vroeg stadium van ontwikkeling bevinden en op technologie gericht zijn; - de garantiefaciliteiten van het EIF bestaan uit het bieden van garanties aan financiële instellingen die kredieten verstrekken aan kmo’s; - adviesdiensten in verband met risicokapitaal, garantiefaciliteiten en complexe financiële structuren worden door het EIF verstrekt tegen markttarieven. Door het hefboomeffect van haar risicokapitaal en garantiefaciliteiten is het EIF in staat bij te dragen aan de ontwikkeling van de kmo’s in de lidstaten van de Europese Unie en de toetredingslanden. Deze bijdrage is in overeenstemming met de conclusies van de ECOFIN-Raad van 7 november 2000, die de nieuwe rol van het EIF benadrukt als de EU' s gespecialiseerd instelling ten behoeve van de kmo’s. De risicokapitaalinstrumenten en de garantiefaciliteiten, die door het EIF worden gebruikt ten behoeve van de kmo’s, vormen een aanvulling op de globale kredieten die door de Europese Investeringsbank worden verstrekt aan bemiddelende financiële instellingen ter ondersteuning van kredietverlening aan kmo’s. De aandacht wordt erop gevestigd dat het EIF niet direct in kmo’s investeert, maar in plaats daarvan altijd werkt via bemiddelende tussenpersonen. Aan deze tussenpersonen worden de te verrichten activiteiten volledig gedelegeerd: het EIF is niet betrokken bij individuele investerings- en kredietbeslissingen. Kmo’s die op zoek zijn naar financiering moeten contact opnemen met een bemiddelende tussenpersoon voor het EIF in hun land of regio voor informatie over de selectiecriteria en de aanmeldingsprocedures.
3.1
DURFKAPITAAL
Inhoud steunmaatregel De durfkapitaalinstrumenten van het EIF bestaan uit het beleggen in aandelen in durfkapitaalfondsen die ondersteuning bieden aan het MKB, met name deze die in hun vroege stadia van ontwikkeling, en deze die zich op technologie richten. Ter ondersteuning van haar taak, heeft het EIF aanzienlijke middelen beschikbaar voor investeringen, met een van de huidige portefeuille van ruim € 4,4 miljard geïnvesteerd in 266 durfkapitaalfondsen en een doelstelling om te investeren aanzienlijk meer in de regio in de komende jaren. De EIF durfkapitaalinstrumenten worden hoofdzakelijk ondersteund door de middelen van haar belangrijkste aandeelhouders: kapitaal van de EIB-groep, namelijk de EIB en het EIF, vormen het leeuwenaandeel van de EIFinvesteringen; kapitaal van de Europese Commissie, is toegewezen in het kader van de High Growth & Innovative SME Facility (GIF), onder 2 programma’s namelijk GIF 1 en GIF 2. EIF maakt ook investeringen in durfkapitaal met middelen die ter beschikking worden gesteld van het EIF via mandaten van niet-aandeelhouder bronnen: EIF Dachfonds, dat EIF beheert voor rekening van het Duitse federale ministerie van Economie en Technologie (BMWi) en het Europees herstelprogramma (ERP); NEOTEC, een joint venture tussen het EIF en de Spaanse regering een entiteit; Dahlia, een pan-Europees fund-of-funds, gezamenlijk gesponsord door het EIF en Natixis Private Equity. Meer info op www.eif.org/venture/activity/index.htm.
255
3.2
MARKTONDERZOEK
Inhoud Steunmaatregel Het EIF is betrokken bij een aantal nieuwe projecten die risicokapitaal aanbieden ter ondersteuning van de financiering van het MKB op het gebied van innovatie, onderzoek en ontwikkeling. Het EIF speelt een belangrijke rol door middel van projecten die zich uitstrekken tot nieuwe gebieden, zowel in termen van geografische locatie als in termen van technologische gebieden: Twee projecten situeren zich in nieuwe gebieden, namelijk Turkije en Portugal: • •
Istanbul Venture Capital Initiative (iVCi) is een nieuw Turks fund-of-funds dat optreedt ter ondersteuning van de ontwikkeling van het risicokapitaal in Turkije; Portugal Venture Capital Initiative (PVCi) is een fund-of-funds gericht op privé equity-en durfkapitaalfondsen in Portugal.
EIF en clean tech EIF is een voorstander voor de opkomende sectoren in eco-innovatie of in schone technologieën. Ecoinnovatie is gedefinieerd als innovatie die gericht is op belangrijke en aantoonbare vooruitgang met duurzame ontwikkeling als doel, door middel van het verminderen van de effecten op het milieu of door het bereiken van een efficiëntere en een meer verantwoord gebruik van natuurlijke hulpbronnen, met inbegrip van energie. Het EIF-venture capital mandaat van de EU, GIF, is gericht op het ondersteunen van technologische innovaties. De Global Energy Efficiency and Renewable Energy Fund (GEEREF) is een nieuw project voor het leveren van wereldwijde investeringen in energie-efficiëntie- en hernieuwbare energieprojecten in ontwikkelingslanden en economieën in overgang.
Aanvullende inlichtingen Europees Investeringsfonds 96, boulevard Konrad Adenauer L-2968 Luxembourg LUXEMBOURG Tel : +352 42 66 88 1 Fax : +352 42 66 88 200 E-mail:
[email protected] Website: www.eif.org
256
3.3
JEREMIE
Inhoud steunmaatregel Het JEREMIE-programma (Jeremie staat voor ‘Gezamenlijke Europese middelen voor MKB’s’) is een initiatief van de Europese Commissie en van het Europees Investeringsfonds in samenwerking met de Europese Investeringsbank. Het programma biedt regionale autoriteiten de kans om een gedeelte van de regionale ontwikkelingsfondsen die ze van de EU hebben gekregen samen met aanvullende financiering van financiële instellingen te investeren om de toegang tot financieringsmiddelen voor MKB’s te verbeteren. De geldmiddelen van Jeremie zullen voor specifieke acties gebruikt worden om financiële instrumenten, zoals durfkapitaalfondsen, microkredieten en programma’s voor leninggaranties, te stimuleren. De Jeremie middelen zijn voornamelijk afkomstig uit EU-structuurfondsen voor de programmaperiode 20072013, de gelden uitgegeven door de Europese Commissie aan EU-lidstaten en hun regio’s voor het MKB. Nationale en regionale beheersautoriteiten van de EU-lidstaten kunnen ervoor kiezen om deel te nemen aan Jeremie. De beheersautoriteiten kunnen ook beslissen over de voorwaarden van Jeremie, zoals beleggingsstrategie en de daarmee samenhangende financiële instrumenten, de beschikbare financiële middelen of de selectie van de financiële instelling die de Jeremie initiatieven zal beheren. Jeremie is geen instelling maar een middel dat ter beschikking wordt gesteld aan de EU-lidstaten via het cohesiebeleid van de EU, en het wordt beheerd door een geselecteerde financiële instellingen, zoals het EIF. Begunstigden Het Jeremie-initiatief heeft betrekking op alle 27 EU-lidstaten en is niet beperkt tot de regio’s die vallen onder de Convergentiedoelstelling. Er zijn geen specifieke sectoren in Jeremie (met uitzondering van de sectoren die zijn uitgesloten door de EFRO-verordening). Aanvraagprocedure De Jeremie fondsen worden niet rechtstreeks verleend aan kmo’s. Kmo’s kunnen niet rechtstreeks contact opnemen met het EIF of met de Europese Commissie maar de aanvraag gebeurt via de financiële tussenpersonen aangesteld in hun land.
Aanvullende inlichtingen Regional Business Development Division - Jeremie team European Investment Fund 96, boulevard Konrad Adenauer l-2968 Luxembourg Tel.: +352 42 66 88 295 Fax: +352 42 66 88 280 E-mail:
[email protected] Website: www.eif.org/jeremie België Regional Business Development Division – Jeremie Team Wetstraat 227 1040 Brussel Tel.: 02/235 00 71 Fax: 02/230 58 27
257
4.
CENTRUM VOOR DE ONTWIKKELING VAN ONDERNEMINGEN (COO)
4.1
SAMENWERKING MET DE ACS-LANDEN
Inhoud steunmaatregel In het kader van de Conventie van Lomé, een overeenkomst tussen de Europese Unie en zeventig landen in Afrika, de Caraïben en de Stille Oceaan (Pacific), werd in 1977 het Centrum voor Industriële Ontwikkeling opgericht. Dat Centrum is een ACS-EU-institutie die gefinancierd wordt door het Europees Ontwikkelingsfonds. In het kader van het Cotonou-akkoord, ondertekend op 23 juni 2000 met 77 ACS-landen en de Europese Unie, kreeg het centrum een aantal extra taken op het gebied van toerisme, telecommunicatie en transport. De naam van het centrum werd eveneens gewijzigd in Centrum voor de Ontwikkeling van Ondernemingen (COO). Het Centrum voor de Ontwikkeling van Ondernemingen biedt ondersteuning bij de oprichting, uitbreiding, diversificatie en de reorganisatie van de productie of diensten van ACS-ondernemingen. Daarnaast helpt het centrum de competitiviteit te verbeteren, de intermediaire organisaties (onder andere de beroepsorganisaties en financiële instellingen) te versterken en de expertise van consultants te ondersteunen. Het centrum moedigt de regionale integratie van de ACS-landen aan, organiseert meetings tussen bedrijven van de Europese Unie en ACS-landen, ondersteunt de partnerschappen tussen partijen in de EU en de ACSlanden en informeert over de business en investeringsmogelijkheden in de ACS-landen. Projecten Het COO ondersteunt op twee manieren ondernemingen uit de ACS-landen en intermediaire organisaties: 1) Een gestructureerde programma-aanpak voor groepen ondernemingen en intermediaire organisaties. Binnen de programma-aanpak wordt een onderscheid gemaakt tussen twee soorten programma' s, namelijk de Sectorprogramma' s en de cross-cutting programma' s. Sectorprogramma' s: - bio fuels pilot programme; - improving SMEs competitiveness in ecotourism and marketing; - promoting fair trade cotton and finished textile products for selected ACP countries; - supporting SMEs in the industrial and semi-industrial fish farming sector; - training in timber processing in sustainable forest management. Cross-cutting programma' s: - assisting venture funds and equity finance institutions broaden SMEs access to investment finance; - building African private sector capabilities in the ICT sector; - developing sub-contracting and maintenance in the infrastructure sector; - enhancing the competitiveness of selected SMEs in key sectors: regional pilot programme; - supporting SMEs in optimal energy management. 2) Ad-hoc steun aan individuele ondernemingen, intermediaire organisaties en dienstverleners van de privésector De steun aan ondernemingen is tweeledig: -
Steun bij de creatie, uitbreiding, diversificatie en/of herstructurering van ACS-ondernemingen: • structurering en advies bij initiële projecten en concepten; • haalbaarheidsstudies; • zoeken naar technologie; • identificatie van mogelijke zakenpartners; • opmaken financiële planning; • implementatie van het project.
258
-
Steun op lange termijn voor bestaande ACS-ondernemingen: • specifieke bijstand aan het management en technische assistentie; • marketingsadvies; • opleiding van het personeel; • audits (technisch, financieel, operationeel); • specifieke technische assistentie (kwaliteit, labels, standaarden, milieu).
Bijkomend biedt het COO ook steun aan privédienstverleners, consultancybedrijven en financieringsinstellingen opdat zij hun eigen capaciteiten kunnen versterken en zo hun werking in de ACSlanden kunnen verbeteren. Begunstigden In het algemeen komen bedrijven van een ACS-land of van een land in de Europese Unie die alleen of gezamenlijk een industrieel project in een van de ACS-landen willen opstarten in aanmerking voor de diensten van het Centrum voor de Ontwikkeling van Ondernemingen. Het gaat om bedrijven die in de opstartfase zitten of bedrijven die willen uitbreiden, diversifiëren of reorganiseren in een ACS-land. Ook consultants en consultancybedrijven die kunnen inspelen op de nieuwe behoeften van bedrijven komen in aanmerking. De volgende ACS-landen nemen deel: • Angola, Antigua en Barbuda, Bahama' s, Barbades, Belize, Benin, Botswana, Burkina faso, Burundi, Cameroun, Cap vert, Comores, Congo, Ivoorkust, Djibouti, Dominique, Erythree, Ethiopië, Fiji, Gabon, Gambië, Ghana, Grenade, Guinee, Guinee-bissau, Guinee eqautoriale, Guyane, Haïti, Jamaica, Kenya, Kiribati, Lesotho, Liberia, Madagascar, Mali, Maurice, Mauretanië, Niger, Nigeria, Oeganda, Papua Nieuw Guinea, Centraal Afrikaans Republiek, Rwanda, Salomon eilanden, Samoa, Sao Tomé en Principe, Senegal, Seychellen, Sierra Leone, Somalië, St Kitts-et-Nevis, St-Lucie, St-Vincent et les grenadines, Soedan, Suriname, Tanzania, Tsjaad, Togo, Tonga, Trinite en Tobago, Tuvalu, Vanautu, Zambia. Diversen -
Ondernemingen beschikken over minstens € 80.000 activa of hebben een jaarlijkse omzet van € 25.0000 (uitzonderingen mogelijk voor dienstverleners). Het totale bedrag van de investeringen bedraagt maximum € 10 miljoen. De maximale bijdrage van het COO per project per jaar bedraagt € 50.000 en zal nooit meer bedragen dan 20% van de jaarlijkse omzet van de onderneming. Het COO draagt maximaal 2/3 van de totale kosten bij.
Aanvraagprocedure Aanvragen kunnen rechtstreeks ingediend worden bij het Centrum zelf of bij een van de antennes van het ACS-netwerk in de ACS-landen of de Europese Unie. Indieners van een aanvraag (bedrijven of promotors) moeten duidelijk bepalen welke bijstand en steun zij verwachten van het Centrum voor de Ontwikkeling van Ondernemingen. De formulieren om een aanvraag in te dienen, zijn beschikbaar op de website: http://www.cde.int
Aanvullende inlichtingen Centrum voor de Ontwikkeling van Ondernemingen Herrmann Debrouxlaan 52 1160 Brussel Tel.: 02/679 18 11 Fax: 02/675 26 03 E-mail:
[email protected] Website: http://www.cde.int
259
5.
OVERIGE INITIATIEVEN TER BEVORDERING VAN INTERNATIONALE SAMENWERKING
5.1
AL-INVEST IV
Inhoud steunmaatregel Het AL-Investprogramma werd in 1994 opgestart door de Europese Commissie met als doel de economische samenwerking tussen Europese en Latijns-Amerikaanse bedrijven en de investeringen en handelsrelaties tussen beide regio’s te ondersteunen. De standaardtaal is Spaans, maar de meeste informatie is ook beschikbaar in het Engels en het Portugees. Het programma is er ook op gericht: - steun te verlenen aan kmo’s in de EU en in Latijns-Amerika bij internationale activiteiten; - de investeringen door Europese kmo’s in kmo’s in Latijns-Amerika te bevorderen; - de betrekkingen tussen de twee regio’s te verbeteren door Europese technologieën en knowhow te verspreiden in landen in Latijns-Amerika; - langetermijnbetrekkingen te ondersteunen die alle betrokkenen voordeel opleveren en een duurzaam karakter hebben; - de overdracht van technologie, en de totstandkoming van joint ventures en commerciële akkoorden tussen bedrijven in de EU en in Latijns-Amerika te bevorderen. De betrokken landen zijn: - alle 27 EU-lidstaten; - 18 Latijns-Amerikaanse landen (Argentinië, Bolivië, Brazilië, Chili, Colombia, Costa Rica, Cuba, Ecuador, El Salvador, Guatemala, Honduras, Mexico, Nicaragua, Panama, Paraguay, Peru, Uruguay en Venezuela). Het programma Al-Invest IV loopt van 2009 tot 2012. Er zal een bedrag van € 50 miljoen ter beschikking worden gesteld. € 40 miljoen zal worden gebruikt als steun om het beoogde doel te bereiken. De andere € 10 miljoen zal ter beschikking worden gesteld voor de dienstverlening. Begunstigden De begunstigden voor deze maatregel zijn publieke of privéorganisaties, kamers van koophandel, organisaties die het internationaal ondernemersschap bevorderen of organisaties die partners zijn van internationale of nationale organisaties zowel Europese als Latijn-Amerikaanse organisaties.
Aanvullende inlichtingen AL-Invest IV European Commission Europe Aid Co-operation Office Unit B/2 J-54 4/38 Avenue du Bourget 1 1049 Brussel E-mail:
[email protected] Website: http://ec.europa.eu/europeaid/al-invest
260
6.
MEDIA 2007
Inhoud steunmaatregel MEDIA 2007 is de opvolger van het Media Plus programma ter ondersteuning van de Europese audiovisuele sector. Het programma loopt van 2007 tot 2013 en er werd een budget voorzien van ongeveer € 755 miljoen. Een duidelijke prioriteit wordt verleend aan de distributie en promotie van Europese films buiten hun land van herkomst. MEDIA 2007 houdt een vereenvoudiging in van de administratie van het programma maar zeker niet van de doelstellingen: - een sterkere audivisuele sector die de culturele identiteit en het erfgoed van Europa weerspiegelt; - een bredere verspreiding van de Europese audiovisuele werken in de Europese Unie en daarbuiten; - een meer concurrerende Europese audiovisuele sector door eenvoudigere toegang tot financiering, met name ten behoeve van kmo’s, en door het gebruik van digitale technologieën. MEDIA 2007 richt zich vooral op de pre- en postproductiefases van het filmmaken. De productie zelf wordt niet gefinancierd. Er zijn vijf actiepunten: - Opleiding (techniek van het scenarioschrijven, economisch en financieel beheer, digitale technologieën) - ontwikkeling (individuele projecten, catalogi, nieuw talent, coproductie, andere financiering) - distributie (distributeurs, verkoopagenten, omroeporganisaties, biscoopexploitanten, digitaliseringsbedrijven) - promotie: (markttoegang, festivals, gezamenlijke evenementen, erfgoed) - 2 horizontale acties (toegang tot financiering en introductie van digitale technologieën) MEDIA 2007 voorziet op meerdere manieren in financiële steun aan de audiovisuele sector: 1. Steunmaatregelen aan producenten Het MEDIA 2007 programma steunt onafhankelijke Europese audiovisuele productiebedrijven die projecten met een Europese dimensie willen ontwikkelen. MEDIA 2007 bundelt haar steun aan producenten in drie pijlers: ten eerste is er steun aan de ontwikkeling van projecten, ten tweede helpt ze bij de financiering en ten derde is er steun voor televisieproducties. 1.1 Ontwikkeling De projectsteunmaatregelen van het MEDIA 2007 programma zijn opgevat om de noden van drie soorten productiebedrijven te lenigen. 1.1.1 Individuele projecten MEDIA 2007 ondersteunt kleinere productiebedrijven met beperkte financiële mogelijkheden die wensen te investeren in de ontwikkeling van één enkel project. Het kan gaan om projecten in de categorieën fictie, creatieve documentaire, animatie en multimedia. 1.1.2 Gebundelde projecten: Slate funding/Slate funding second stage Slate funding is bestemd voor middelgrote productiebedrijven met ervaring op internationaal niveau die de financiële middelen hebben om de gelijktijdige ontwikkeling van een pakket (slate) van verschillende projecten te overwegen. Slate funding kan voor een pakket van minstens 3 en hoogstens 6 projecten. Het kan gaan om projecten in de categorieën fictie, creatieve documentaire, animatie en multimedia. Bedrijven die genoten van Slate funding in 2005, 2006 of 2007 kunnen een Slate funding second stage aanvragen voor een nieuw pakket projecten. 1.1.3 Interactieve projecten Deze steunmaatregelen voor productiehuizen heeft als doel de ontwikkeling van online en off-line interactieve projecten te ondersteunen die bestemd zijn voor de Europese en mondiale markt.
261
1.2 Toegang tot financieringsinstrumenten (i2i) i2i, een programma van de EC in samenwerking met de Europese Investeringsbank, heeft tot doel de toegang van onafhankelijke producenten tot externe financieringsmogelijkheden te vereenvoudigen door een deel van de risico- en financieringskosten van een productie en/of van een deel van de garanties die door banken en financiële instellingen gevraagd worden, te dragen. 1.3 TV Productie Met deze steunmaatregel wil het MEDIA 2007 programma onafhankelijke Europese audiovisuele productiebedrijven aanmoedigen om in samenwerking met minstens drie omroepen uit verschillende EUlidstaten, projecten (fictie, documentaire of animatie) voor televisie te ontwikkelen. 2. Ondersteuning aan distributie MEDIA 2007 wil de circulatie van Europees audiovisuele werk over de verschillende deelnemende lidstaten stimuleren. Daarom levert ze financiële ondersteuning aan distributeurs van Europese films en Europese sales agents. 2.1 Steun aan distributeurs van Europese films Media biedt steunmechanismen voor selectieve en voor automatische distributie. Met de steunmaatregel voor selectieve distributie wil men verdelers aanmoedigen om te investeren in de promotie en adequate distribute van niet-nationale Europese films. Tegelijkertijd wil men de samenwerking tussen Europese distributeurs onderling en de samenwerking tussen distributeurs en sales agents of producenten verbeteren. Digitale distributie wordt aangemoedigd in de vorm van een subsidie. De steunmaatregel voor automatische distributie neemt de vorm aan van een subsidie die wordt berekend aan de hand van het aantal betalende bezoekers per kalenderjaar voor niet-nationaele Europese films. 2.2 Steun aan Sales Agents Met de steun aan Europese sales agents wil men deze aanzetten om te investeren in Europese bioscoopfilms, zodat de internationale verdeling van deze films wordt bevorderd. De maatregel beoogt ook de relatie tussen de productie- en distributiesector te verbeteren. 3. Steun aan promotie Alle soorten van promotie die als doel hebben de Europese onafhankelijke producenten en verdelers toegang te verlenen en te laten participeren aan Europese en andere internationale evenementen worden door het MEDIA 2007 programma ondersteund. 3.1 Promotie op professionele markten Er is steun voor individuele bedrijven/organisaties en voor Europese netwerken van nationale instellingen (publiek of privé), die gespecialiseerd zijn in promotie voor het organiseren/oprichten van: - acties die erop gericht zijn de toegang van professionals tot professionele audiovisuele markten en beurzen binnen Europa te vergemakkelijken. Het betreft markten voor de koop en verkoop van gerealiseerde audiovisuele werken. - Coproductiemarkten waar audiovisuele projecten in ontwikkelings-, research- of cofinancieringsfase worden aangeboden aan (co) producenten, financiers, investeerders, kopers en comissioning editors. - Databases, websites of portals met informatie over de audiovisuele en cinematografische industrie, bedoeld voor gebruik door professionals. - Gemeenschappelijke Europese activiteiten van nationale en/of pan-Europese organisaties die zich richten op de promotie en circulatie van Europese audiovisuele en/of cinematografische werken. 3.2 Wereldwijde promotie van Europese films 4. Ondersteuning aan festivals Het is de ambitie van het MEDIA 2007 programma de promotie en verspreiding van Europese audiovisuele werken op beurzen, markten en audiovisuele festivals binnen en buiten Europa te vereenvoudigen en te stimuleren. Daarom zijn er naast ondersteunende maatregelen voor festivals, ook maatregelen voor markten en andere fora voor professionals. 5. Ondersteuning aan opleidingen MEDIA 2007 blijft opleidingen ondersteunen vanuit een dubbel perspectief: enerzijds beoogt de steun de verbetering van de opleidingen zelf en anderzijds wil MEDIA 2007 de opleidingen in een pan-Europees spectrum plaatsen door netwerking aan te moedigen.
262
5.1 Steun voor opleidingsinitiatieven Doel is om kennis en vaardigheden te verspreiden om producten voor de Europese en internationale markt te kunnen ontwikkelen. Daarnaast ook het bevorderen van de samenwerking tussen opleidingsinstellingen onderling en met de sector zelf, zodat kennis en ervaring worden uitgewisseld. Begunstigden: gespecialiseerde opleidingscentra, film- en televisiescholen, universiteiten, audiovisuele bedrijven,… 5.2 Steun voor netwerkvorming en mobiliteit van Europese trainingsprofessionals Deze maatregel beoogt enerzijds het verbeteren van de Europese dimensie van audiovisuele trainingsactiviteiten. Anderzijds wil men uitwisseling en samenwerking bevorderen door de ondersteuning van netwerken van Europese trainingsinstituten. Ten slotte wil men de mobiliteit van studenten en docenten in Europa aanwakkeren. De maatregel is bedoeld voor consortia die samengesteld zijn uit één of meer instellingen en organisaties in de categorieën opgesomd in 5.1. 6. Steun voor Vertoningen Steun voor vertoningen is bestemd voor een netwerk van Europese bioscopen dat gezamenlijke activiteiten onderneemt op het gebied van vertoning en promotie van Europese films. De coördinerende organisatie van het netwerk zal zorg moeten dragen voor een communicatie- en informatiesysteem tussen de betrokken bioscopen. Met de steun wil men vanuit MEDIA 2007 netwerkvorming tussen bioscopen aanmoedigen. Bovendien wil men niet-nationale Europese films promoten en hun aandeel in het filmaanbod bevorderen. Ten slotte wil men een stimulans geven voor de ontwikkeling van educatieve activiteiten en meer belangstelling bij jonge bioscoopbezoekers creëren. 7. Steun voor Nieuwe Technologieën In aanvulling op de talrijke steunmaatregelen die men ter beschikking stelt voor de Europese audiovisuele industrie wil men zich vanuit MEDIA 2007 ook verzekeren van het engagement van de begunstigden van de steunmaatregelen om de laatste technologieën en trends op te volgen en toe te passen in hun bedrijfspraktijk. Vandaag zijn er voor dit doel twee aanmoedigingsmechanisme: 7.1 Steun voor VoD en DCD De belangrijkste doelstelling van deze steunmaatregel is het stimuleren van de ontwikkeling en exploitatie van catalogi van Europese werken, zodat deze digitaal over de grenzen heen verdeeld kunnen worden en een groter publiek kunnen bereiken. 7.2 Pilootprojecten De steun aan Pilootprojecten heeft als doel het MEDIA 2007 Programma snel te laten inspelen op marktontwikkelingen door de nadruk te leggen op de introductie en het gebruik van nieuwe informatie- en communicatietechnologieën. Projecten die ondere deze maatregel vallen zijn: - nieuwe manieren van distributie en promotie van Europese content via non-lineaire diensten; - het ontwikkelen van databases om de toegang en de exploitatie van archieven en catalogi te verbeteren. Begunstigden Natuurlijke personen komen in aanmerking. Volgende landen kunnen deelnemen (mits ze voldoen aan de voorwaarden en mits aanvullende kredieten): de 27 lidstaten van de EU, de EVA-landen die lid zijn van de Europese Economische Ruimte, de kandidaatlidstaten die betrokken zijn bij een pretoetredingsstrategie, de landen van de westelijke Balkan, de landen die partij zijn bij de overeenkomst van de Raad van Europa inzake de grensoverschrijdende omroep en andere derde landen die een associatie- of samenwerkingsovereenkomst met bepalingen op audiovisueel gebied met de EU hebben gesloten. Omvang steun De financiële steun bedraagt maximaal 50% van de kosten, bij uitzondering 75%. Naar gelang van de aard van de actie kan de financiële steun worden verleend in de vorm van subsidies of beurzen.
263
Aanvullende inlichtingen U kunt bij de MEDIA Desk terecht voor informatie (over regels en procedures) en advies en begeleiding bij het aanvragen van steun. Door het inschakelen van de MEDIA Desks in andere landen kan de MEDIA Desk voor u bemiddelen wanneer u op zoek bent naar specifieke informatie en/of personen uit een ander Europees land. MEDIA Desk België - Vlaamse overheid Nathalie Goethals, coördinator Handelskaai 18/B3 1000 Brussel Tel.: 02/226.06.55 Fax: 02/219.19.36 E-mail:
[email protected] Website: http://www.mediadesk-vlaanderen.be
264
7.
MARCO POLO II
Inhoud steunmaatregel Het doel van Marco Polo is het verminderen van verkeersopstoppingen en het verbeteren van de milieuimpact van het vrachtvervoer binnen de Europese Unie. Concreet betekent dit dat projecten ondersteund worden die zorgen voor een omschakeling van wegvervoer naar korte zeevaart, binnenvaart en spoorverkeer. Marco Polo II loopt van 2007 tot 2013. Er is een totaal budget uitgetrokken van € 400 miljoen. Begunstigden Alleen commerciële ondernemingen kunnen deelnemen aan het programma. Projecten moeten steeds door minstens twee partners in minstens twee landen ingediend worden. Projecten Er zijn vijf types van projecten die ondersteund kunnen worden: - Wijziging van vervoersmodus Ondersteuning bij het opstarten van dienstverlening, waarbij er tonkilometers (tkm) omgezet wordt van de weg naar de andere modi. De steun bedraagt maximaal 35% van de kosten die in aanmerking komen en de maximale looptijd bedraagt 36 maanden. - Katalysator Ondersteuning voor innovatieve projecten die structurele marktbarrières doorbreken. Het steunpercentage bedraagt maximaal 35% van de kosten die in aanmerking komen en de maximale looptijd bedraagt 60 maanden. - Samenwerking en leren Het verbeteren van samenwerking en het uitwisselen van knowhow voor de complexe transport en logistieke markt. Het steunpercentage bedraagt maximaal 50% van de kosten die in aanmerking komen en de maximale looptijd bedraagt 24 maanden. - Snelwegen op zee Innovatieve acties die een impuls geven aan hoogfrequente intermodale diensten voor zeer grootschalig goederenvervoer via de korte vaart, eventueel ondersteund door spoor- en binnenvaartverbindingen met het hinterland. Er wordt een werkelijke, meetbare en duurzame modal shift verwacht van goederenvervoer op de weg naar de korte vaart en de binnenvaart. Het steunpercentage bedraagt maximaal 35% van de kosten die in aanmerking komen en de maximale looptijd bedraagt 60 maanden. - Verkeersvermijdingsacties Acties waarbij door integratie van de productielogistiek in de vervoerslogistiek de efficiëntie van het goederenvervoer kan vergroot worden. Hierbij wordt gestreefd naar wijziging van de productie- en/of distributieprocessen, en zodoende te komen tot kortere afstanden, hogere laadfactoren, minder lege ritten, vermindering van de afvalstromen of enig ander effect dat leidt tot een aanzienlijke vermindering van het goederenvervoer over de weg. Het steunpercentage bedraagt maximaal 35% van de kosten die in aanmerking komen en de maximale looptijd bedraagt 60 maanden. Aanvraagprocedure Ieder jaar wordt er een oproep gedaan, gewoonlijk in het eerste kwartaal. De oproep wordt gepubliceerd in het officiële publicatieblad, op de website van het Marco Poloprogramma en op de website van het Vlaams Contactpunt Europese programma' s (IWT): www.europrogs.be.
265
Aanvullende inlichtingen Europese Commissie Directoraat-generaal voor Energie en Vervoer Tel.: 02/299 64 48 Fax: 02/296 37 65 E-mail:
[email protected] Website: http://ec.europa.eu./transport/marcopolo/index_en.htm
266
8.
KADERPROGRAMMA VOOR CONCURRENTIEVERMOGEN EN INNOVATIE (KCI) (20072013)
Inhoud steunmaatregel Om aan de doelstellingen van de vernieuwde Lissabon-strategie te voldoen wordt er een kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (KCI) voor de periode 2007-2013 goedgekeurd. Het kaderprogramma ondersteunt acties ter bevordering van het concurrentie- en innovatievermogen binnen de Europese Unie. In het bijzonder moedigt het programma het gebruik van informatietechnologieën, milieutechnologieën en hernieuwbare energiebronnen aan. Het KCI bestaat uit drie specifieke programma’s. De belangen van het midden- en kleinbedrijf (MKB) en de eco-innovatie vormen gemeenschappelijke prioriteiten die in het hele kaderprogramma zijn terug te vinden. •
•
•
Het Programma voor ondernemerschap en innovatie brengt diverse activiteiten ter bevordering van ondernemerschap, het concurrentievermogen van de industrie en innovatie onder één hoed. Dit programma is speciaal gericht op het Midden- en Klein Bedrijf. Het vergemakkelijkt de toegang van het Midden- en Klein Bedrijf tot financiering en investeringen in hun start- en groeifase. Het biedt de ondernemingen ook toegang tot informatie en tot advies over de werking en de mogelijkheden van de interne markt. Hierbij vervullen de Europese diensten ter ondersteuning van het bedrijfsleven een belangrijke rol. Ook ondersteunt het de bevordering van de eco-innovatie door een volledige benutting van het potentieel van de milieutechnologieën aan te moedigen. Het Programma voor ondernemerschap en innovatie is gebaseerd op bepaalde instrumenten die worden gefinancierd door het meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap, het kaderprogramma voor onderzoek, het LIFE-programma en het programma voor het concurrentievermogen van de industrie dat afloopt op 31 december 2006. Het Programma ter ondersteuning van het ICT-beleid is gericht op de bevordering van de toepassing en exploitatie van informatie- en communicatietechnologieën (ICT). Het programma maakt deel uit van de nieuwe strategie ‘i2010: Europese informatiemaatschappij’ en omvat de instrumenten die voorheen werden gefinancierd door de programma' s eTEN, eContenu en Modinis. Het Programma ‘Intelligente Energie – Europa’ (EN) draagt bij tot een snellere verwezenlijking van de doelstellingen op het gebied van duurzame energie. Het verzekert de voortzetting van het programma ‘Intelligente Energie – Europa’ (2003-2006) dat op 31 december 2006 afliep.
Het KCI zorgt voor een eenvoudige en samenhangende uitvoering van zijn doelstellingen. Zo kunnen er uitvoeringsinstrumenten (financiële instrumenten, projecten, netwerken en analyse) worden toegepast voor elk van de specifieke programma' s. Het KCI steunt niet alleen op de beproefde en goedgekeurde acties, maar introduceert ook nieuwe instrumenten. Verscheidene communautaire financiële instrumenten dragen bij tot de ondersteuning van de ondernemingen. De faciliteit voor snelgroeiende, innovatieve MKB-bedrijven (FSIM) begunstigt zo het aanbod van zaai- en startkapitaal voor het MKB in het beginstadium en - nieuw door het KCI ingevoerd element - het aanbod van "vervolgkapitaal" in de uitbreidingsfase. De MKB-garantiefaciliteit vergemakkelijkt de toegang van het MKB tot de financiering met vreemd vermogen (leningen of lease), tot microkredieten en tot aandelenkapitaal of quasi-aandelenkapitaal. Deze faciliteit omvat eveneens een nieuw mechanisme voor de securitisatie van portefeuilles voor bankleningen, waardoor extra vreemd vermogen voor leningen aan het MKB kan worden gemobiliseerd. Budget Het kaderprogramma duurt zeven jaar, namelijk van 1 januari 2007 tot 31 december 2013. Het budget bedraagt € 3,621 miljard voor de gehele duur van het programma. Volgens een indicatieve verdeling wordt 60% van het totale budget (€ 2,170 miljard) toegekend aan het programma voor ondernemerschap en innovatie. Een vijfde van dat bedrag (€ 430 miljoen) wordt bestemd voor de bevordering van eco-innovatie. 20% (€ 730 miljoen) van het totale budget wordt voorts bestemd voor het programma ter ondersteuning van het ICT-beleid en de resterende 20% (€ 730 miljoen) voor het programma ‘Intelligente Energie – Europa’.
267
Begunstigden Het programma richt zich in hoofdzaak tot de kmo’s. Aanvraagprocedure De EU organiseert op regelmatige tijdstippen oproepen voor de verscheidene specifieke programma’s. Diversen Het KCI versterkt en ontwikkelt ook de ondersteunende diensten voor de ondernemingen en de innovatie. Deze diensten verstrekken de ondernemingen informatie over het beleid, de wetgeving en de Gemeenschapsprogramma' s, met name wat de interne markt en de kaderprogramma' s voor onderzoek betreft. De diensten verschaffen de ondernemingen eveneens informatie over de overdracht van innovatie, technologie en kennis. Zij verzekeren overigens feedback van de ondernemingen met het oog op de effectbeoordelingen en de ontwikkeling van het beleid.
Aanvullende inlichtingen Website: http://ec.europa.eu/cip
268
DEEL IX : SAMENWERKING MET CENTRAAL- EN OOST-EUROPA
269
1.
SAMENWERKINGSPROGRAMMA VLAANDEREN MET CENTRAAL- EN OOSTEUROPA
Inhoud steunmaatregel Op 20 juli 2007 besloot de Vlaamse Regering om het Centraal- en Oost-Europabeleid aan te passen aan de situatie die ontstond na de laatste uitbreiding van de EU. Daarom wordt een onderscheid gemaakt tussen de nieuwe lidstaten enerzijds, en de landen die in de nabije toekomst zullen toetreden (Kroatië, Macedonië) en de andere potentiële kandidaat-lidstaten van de westelijke Balkan (Albanië, Bosnië-Herzegovina, Montenegro, Servië en Kosovo). Ook projecten in de buitengordel kunnen in aanmerking komen voor betoelaging. Het nieuwe Vlaamse buitenlandbeleid ten aanzien van Centraal- en Oost-Europa is sindsdien dan ook gestoeld op drie pijlers: De eerste pijler, de samenwerking met de nieuwe lidstaten Bulgarije, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Polen, Roemenië, Slovenië, Slowakije en de Tsjechische Republiek omvat het zogenaamde postaccessiemodel. Dit wil zeggen dat het de bedoeling is hierbij het partnerschap te verstevigen binnen een breder Europees verband, als evenwaardige partners zoekend naar een win/win. Voor projecten binnen deze eerste pijler voorzag Vlaanderen in 2008 € 1.170.000. De tweede pijler is gericht op de samenwerking met de landen van de westelijke Balkan. Meer bepaald de toekomstige nieuwe EU-lidstaten Kroatië en Macedonië en de andere potentiële kandidaat-lidstaten Albanië, Bosnië - Herzegovina, Montenegro, Servië en Kosovo. In 2008 was hiervoor € 1.700.000 beschikbaar. Met een derde pijler wil Vlaanderen nauw samenwerken met landen langs de nieuwe buitengrens van de Europese Unie. De klemtoon wordt gelegd op de democratische en economische versterking, conflictpreventie en samenlevingsopbouw. De voorziene € 250.000 werd ook in 2008 integraal voorbehouden voor initiatieven in Oekraïne. Binnen dit kader wordt ook trilaterale samenwerking aangemoedigd waardoor grensoverschrijdende samenwerking, valorisatie van vroegere projecten of de uitbouw van bredere netwerken in verschillende landen tegelijk worden mogelijk gemaakt. Begunstigden De projecten dienen betrekking te hebben op een samenwerkingsverband tussen de Vlaamse promotor (een Vlaamse administratie, een Vlaamse openbare instelling of een instelling, organisatie of onderneming die haar exploitatiezetel binnen de grenzen van het Vlaamse Gewest of een Nederlandstalige instantie met zetel in Brussel) enerzijds, en minstens een partner in één van de hierboven vermelde landen, anderzijds. Projecten Volgende economische projecten komen in aanmerking voor steun: PIJLER 1 Voorbeelden van projectvoorstellen die in aanmerking komen: - ontwikkeling van netwerken tussen Vlaanderen en de partnerlanden onder meer via samenwerking tussen koepelorganisaties (Kamers van Koophandel, federaties,…); - organisatie van promotionele acties waardoor Vlaanderen meer aanwezig wordt gesteld in het partnerland (vb. Vlaamse week in samenwerking met diverse actoren als Toerisme Vlaanderen, Vlaams agentschap voor internationaal ondernemen, administratie Cultuur,…); - ontwikkeling van stedenbanden of relaties tussen provinciale en regionale autoriteiten via de intermediaire organisaties of het opzetten van gezamenlijke acties (vb. samenwerking tussen VVSG en soortgelijke partners in het buitenland of stedenassociaties als bijvoorbeeld Hanzesteden, seminarie van gemeenteontvangers, …). Individuele stedenjumelages worden niet gefinancierd; - valoriseren van projecten die in het verleden werden ontwikkeld (vb. indienen van projectaanvragen bij de EU als resultaat van een Vlaams project) of het overnemen van deze resultaten en Vlaamse beleidsmodellen in nationale beleids- of actieplannen van het partnerland;
270
-
-
-
acties in het kader van interregionale samenwerking (INTERREG) waarvoor aanvullende financiering moet worden gevonden. De financiële lasten van deelname van Vlaamse partners aan dergelijke projecten mogen echter niet zomaar afgewenteld worden op de Vlaamse overheid. Ook de Vlaamse partner dient een belangrijke inbreng te doen; stimuleren van bilaterale samenwerking tussen handelskamers, eventueel na voorbereidende samenwerking in het kader van een PLATO-project of landenclubs; trilaterale samenwerking met landen van de buitengordel (samenbrengen van expertise uit Vlaanderen, een nieuwe lidstaat en een nieuw buurland – Oekraïne, Kroatië, ... – met betrekking tot de voorbereiding van subsidiedossiers, wetgeving, enz…, bijvoorbeeld ondersteuning van het democratiseringsproces in Kroatië in samenwerking met Hongaarse partners, grensoverschrijdende samenwerking vanuit Polen met grensregio' s in Oekraïne, transponeren van vroegere projecten uit Centraal-Europa naar de buitengordel: bijvoorbeeld samenwerking van Vlaanderen met Hongarije uitbreiden naar Oekraïne); organisatie van filmfestivals of bredere promotionele culturele manifestaties op basis van een wederzijds partnerschap; samenwerking rond de regionale realiteit in Europa.
PIJLERS 2 EN 3 Het Vlaamse adviescomité hanteert de volgende inhoudelijke criteria bij de selectie van projecten: - beantwoordt dit project inhoudelijk aan de Vlaamse prioriteiten. (Wat betreft pijler 2 moet de preaccessiesteun bijdragen tot het EU-toetredingsproces en een succesvolle integratie van die landen in de Europese Unie vergemakkelijken. Ook zal Vlaanderen via pijler 3 met de landen van de buitengordel waar mogelijk en zinvol een samenwerkingsverband opstarten. Deze samenwerking zal tot stand komen in de vorm van capaciteitsopbouw, institutionele, democratische en economische versterking, conflictpreventie en samenlevingsopbouw); - gaat het hier om overdracht van kennis in een domein waar Vlaanderen grote expertise heeft opgebouwd; - beantwoordt het aan de EU-prioriteiten; biedt het ondersteuning voor de inspanningen die het partnerland zou moeten leveren om te voldoen aan de eisen die de EU aan het land stelt; - in hoeverre is de overheid in het partnerland (in de eerste plaats het betrokken ministerie, de lokale overheden, …) betrokken bij het tot stand komen van het project en hecht zij belang aan de realisatie ervan. Komen in aanmerking voor subsidiëring: - zendingskosten die verbonden zijn aan de voorbereiding en de uitvoering van het project; - investeringskosten, met uitzondering van infrastructurele werken, bouwprojecten of louter aankoop van investeringsgoederen, tenzij uitdrukkelijk wordt aangetoond dat deze vereist zijn voor het bereiken van de doelstellingen van het project; - personeelskosten; - werkingskosten; - uitgaven die verricht zijn in Vlaanderen voor de beoogde samenwerking: kosten inzake ontvangst en verblijf van partners uit het gastland, kosten inzake opleiding en vorming, uitrustingsuitgaven, studie- of consultancykosten. Komen niet in aanmerking voor subsidiëring: - uitsluitend levering van materialen of goederen; - louter infrastructurele of bouwactiviteiten; - eenmalige uitwisselingen, evenementen en conferenties; - studiebeurzen, studies van algemeen verkennende aard die geen projectgebonden karakter vertonen; - puur academische projecten; - humanitaire hulpacties. De maximale duur van een project is drie jaar.
271
FINANCIËLE TEGEMOETKOMING Pijler 1: de financiële bijdrage van de Vlaamse overheid bedraagt maximaal 50% van het totale budget. Pijlers 2 en 3: de financiële tegemoetkoming kan maximaal 85% van de totale aanvaardbare kosten bedragen. De partners in Centraal- en Oost-Europa of het partnerland moeten in een cofinanciering van 15% voorzien. Privébedrijven met winstoogmerk, die een aanvraag indienen, moeten naast de inbreng vanwege het partnerland, ook zelf een minimale inbreng van 15% garanderen. Voor trilaterale projecten – zowel binnen pijlers 2 en 3 als binnen pijler 1 (vb. Vlaanderen + een nieuwe lidstaat + een kandidaat-lidstaat) – bedraagt de maximale tegemoetkoming vanwege de Vlaamse overheid 50%. De promotor moet in alle gevallen samen met de verschillende partners instaan voor de resterende 50% (waarbij de begunstigde partner ten minste 15% inbrengt). Indien zowel de Vlaamse promotor als de begunstigde in Centraal- en Oost-Europa ondernemingen met winstoogmerk zijn, kan de tegemoetkoming maximaal 50% bedragen en de kosten verbonden aan opleiding en overdracht van technologie en op voorwaarde dat de investering voorheen is gerealiseerd door de promotor. De maximum tegemoetkoming per project wordt beperkt tot € 300.000; de maximale steun per jaar per project bedraagt € 150.000 (met echter als bijkomende beperking het maximale budget dat per land ter beschikking wordt gesteld). Aanvraagprocedure Aanvragen tot tegemoetkoming moeten worden ingediend bij het departement Internationaal Vlaanderen van de Vlaamse overheid, Boudewijnlaan 30, 1000 Brussel, tel.: 02/553.59.20, http://www.vlaanderen.be/centraalenoosteuropa. De vereiste aanvraagformulieren en bijkomende inlichtingen zijn te verkrijgen bij de afdeling Buitenlandse Zaken. Vormvereisten De kandidaten voor een project moeten schriftelijk een projectdossier indienen in het Engels, in twee identieke exemplaren, volgens de bepalingen van het aanvraagformulier. Een projectvoorstel moet voorzien zijn van de naam en handtekening van de aanvrager(s), gedateerd zijn en alle gegevens bevatten die nodig zijn voor een beslissing.
Aanvullende inlichtingen Vlaamse overheid Departement Internationaal Vlaanderen Afdeling Buitenlandse Zaken Boudewijnlaan 30 1000 Brussel Tel.: 02/553 59 02 – 553 60 34 Fax: 02/502 60 37 E-mail:
[email protected] [email protected] Website: http://www.vlaanderen.be/centraalenoosteuropa
272
273
2.
IPA – INSTRUMENT VOOR PRETOETREDINGSSTEUN (2007-2013)
Inhoud steunmaatregel Verordening nr. 1085/2006 van de Raad van 17 juli 2006 tot invoering van een instrument voor pretoetredingssteun (IPA) is in werking getreden op 1 januari 2007 en vervangt allerlei programma' s en financieringsinstrumenten van de Gemeenschap voor aspirant- en kandidaat-lidstaten zoals PHARE, PHARE CBC, ISPA, SAPARD, CARDS en het financieel instrument voor Turkije. IPA is het nieuwe financiële instrument voor de periode 2007-2013 en beoogt een verbetering van de efficiëntie en de samenhang van de hulp die geboden wordt aan landen met Europese aspiraties. Begunstigden Er zijn twee groepen landen die IPA-steun kunnen krijgen: - landen die het lidmaatschap aangevraagd hebben (kandidaat-lidstaten, momenteel Kroatië, Turkije en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië); - potentiële kandidaat-lidstaten in de Balkan (Albanië, Bosnië-Herzegovina, Servië-Montenegro, Kosovo). Projecten Het IPA is opgezet om beter op de behoeften van de begunstigde landen in het kader van de pretoetreding te kunnen inspelen. Het is voornamelijk gericht op de ondersteuning van: - de institutionele opbouw en de rechtsstaat; - de mensenrechten, met inbegrip van de fundamentele vrijheden, de rechten van minderheden, de gelijkheid van mannen en vrouwen en non-discriminatie; - administratieve en economische hervormingen; - economische en sociale ontwikkeling; - verzoening en wederopbouw; - regionale en grensoverschrijdende samenwerking. Om het bovenstaande te verwezenlijken omvat het IPA 5 componenten met elk hun eigen prioriteiten: - hulp bij de overgang en versterking van de instellingen bedoeld om de capaciteits- en de institutionele opbouw te financieren; - grensoverschrijdende samenwerking bedoeld om de begunstigde landen te steunen op het gebied van de grensoverschrijdende samenwerking onderling, met de lidstaten of in het kader van transnationale of interregionale maatregelen. Beide categorieën van landen komen in aanmerking voor steun in het kader van deze eerste 2 componenten. -
regionale ontwikkeling bedoeld om het land voor te bereiden op de tenuitvoerlegging van het communautaire cohesiebeleid en meer in het bijzonder op het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en het Cohesiefonds; ontwikkeling van het menselijk potentieel betreft de voorbereiding op het cohesiebeleid en het Europees Sociaal Fonds; plattelandsontwikkeling betreft de voorbereiding op het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de daarmee verbonden beleidsterreinen alsook op het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling.
Enkel de kandidaat-landen komen in aanmerking voor steun in het kader van deze 3 laatste componenten. De steun in het kader van IPA kan onder meer de volgende vorm aannemen: - investeringen, leveringscontracten of subsidies; - administratieve samenwerking, met detachering van deskundigen uit de lidstaten; - maatregelen van de Gemeenschap in het belang van het begunstigde land; - ondersteunende maatregelen voor het tenuitvoerleggingsproces en het beheer van de programma' s; - begrotingssteun.
274
Projecten De steun wordt verleend via meerjarenprogramma' s of jaarprogramma' s die per land en per afdeling, of eventueel per groep landen of per thema, zijn opgesteld volgens de in indicatieve meerjarenplannen vastgestelde prioriteiten. De steun die wordt verleend kan onder andere worden gebruikt voor het financieren van investeringen, leveringscontracten, subsidies, inclusief rentesubsidies, bijzondere leningen, leninggaranties en financiële steun, begrotingssteun en andere specifieke vormen van begrotingshulp, alsmede van participaties in het kapitaal van internationale financiële instellingen of regionale ontwikkelingsbanken. De procedures voor overheidsopdrachten en subsidieovereenkomsten die worden gefinancierd staan open voor alle natuurlijke personen en rechtspersonen uit de EU-lidstaten, (potentiële) kandidaat-lidstaten, landen die voor het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument in aanmerking komen, lidstaten van de Europese Economische Ruimte, alle ander landen mits wederkerige toegang tot hun buitenlandse hulp is vastgesteld, en internationale organisaties. De hoogte van de bijdrage wordt per geval bepaald. Aanvragen kunnen worden ingediend bij de Europese Commissie.
Aanvullende inlichtingen Europese Commissie Directoraat-Generaal Uitbreiding Websites: http://ec.europa.eu/enlargement/financial_assistance/index_nl.htm http://europa.eu/scadplus/leg/nl/lvb/e50020.htm
275
276
Vlaamse overheid Agentschap Economie Enterprise Europe Network Vlaanderen Koning Albert II-laan 35 bus 12 B-1030 Brussel Telefoon: 02/553 39 22 02/553 38 77 02/553 37 02 02/553 37 01 02/553 37 33 02/553 09 18 Fax: 02/553 38 20 E-mail:
[email protected] Website: http://www.vlaanderen.be/enterprise-europe
Disclaimer: De Subsidiewegwijzer voor Ondernemingen is bedoeld als leidraad voor ondernemers. Zij heeft geen wettelijke waarde en is geenszins bindend voor het Enterprise Europe Network.
277
www.vlaanderen.be/enterprise-europe
278