Spelen vanuit verbeelding
B.2 Speltrainingen
2 Verbaal spelen Verbale kwaliteiten kunnen onder andere worden getraind door spelvormen als: • Kleurrijk spreken: de goede verstaander heeft maar een half woord nodig, omdat meer nog dan wat iemand zegt de stemkleur, het ritme, de hoogte en de kracht van de stem haar iets over de spreker vertellen. • Beeldend vertellen: geluiden inspireren tot verhalen, de kunst van het vertellen, hoorspel, voordracht, verhalen vertellen. In ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲ ▲
dit document zijn de volgende verbale speltrainingen opgenomen: Djabbertaal (kleurrijk spreken) (groep 3-8) Op de markt (kleurrijk spreken) (groep 3-8) Voordracht (beeldend vertellen) (groep 3-8) Geluiden inspireren tot verhalen (beeldend vertellen) (groep 3-8) Verhalen vertellen (beeldend vertellen) (groep 5-8) C’est le ton qui fait la musique (kleurrijk spreken) (groep 6-8) Vertelkunst (beeldend en kleurrijk vertellen) (groep 6-8) Hoorspel (beeldend vertellen) (groep 7-8)
▲ Djabbertaal (kleurrijk spreken) (groep 3-8) Djabbertaal is spreken in klinkers en medeklinkers zonder dat het een begrijpbare taal wordt. • Je spreekt de kinderen aan in djabbertaal en vraagt hen van alles. • Je blijft doorgaan totdat enkelen terugpraten. • Dan leg je uit dat ze vandaag deze taal gaan leren, door gewoon voor de vuist weg te praten, zonder nadenken. • Ieder loopt door de ruimte en oefent voor zichzelf de fantasietaal: bestaat de taal niet alleen uit klinkers, maar heeft de taal ook medeklinkers? Hoe groot is het ‘alfabet’ dat gebruikt wordt? Besprekingsvraag ∞ Hoe kun je gemakkelijk ‘djabberen’? (Niet nadenken over wat je wilt zeggen, gewoon doen en wel luisteren of je het hele alfabet gebruikt.)
▲ Op de markt (kleurrijk spreken) (groep 3-8) Ieder neemt een voorwerp en probeert dit op de markt te verkopen aan iemand die de taal niet spreekt. Met veel handelingen en bewegingen verheldert ieder de fantasietaal. Door te bewegen en te handelen, durven kinderen gemakkelijker te praten en komen ze eerder tot een echte taal. [k5]Besprekingsvragen ∞ Waardoor werd duidelijk wat je kocht? ∞ Wat klonk er door in de djabbertaal (overtuigingskracht, stemming)?
1
Spelen vanuit verbeelding
B.2 Speltrainingen
▲ Voordracht (beeldend vertellen) (groep 3-8) Gedichten zijn vaak taaljuweeltjes die in een notendop een rijkdom aan beelden en klanken bieden. Juist omdat een gedicht relatief kort is, vraagt het veel tijd. Het verhaal dat verteld wil worden, is geconcentreerd in compacte, veelal niet-alledaagse taal. Het vraagt rust en aandacht om de beelden te zien en de klanken in en tussen de woorden te horen. Herhalen en van buiten leren zijn daarom zinvol. Kinderen voelen zich eerder aangetrokken tot rappen; gebruik rappen als opstap naar gedichten. Rappen is beknopt en vaak directer van taal, gedichten zijn vaak poëtischer en vertoeven meer bij een thema. Voorbereiding In de bibliotheek vind je gedichtenbundels; lees hier en daar steekproefsgewijs. Kies en leen enkele bundels om verder te zoeken naar bruikbaar materiaal. Of vraag een bibliothecaresse naar geschikte gedichten voor jouw leeftijdsgroep. Gedichtenfestival Laat de kinderen een gedicht kiezen en vraag hen een presentatie voor te bereiden vanuit alles wat ze eerder leerden tijdens djabbertaal, emoties laten klinken, houdingen laten spreken en stiltes laten vallen. De kinderen zorgen zo zelf voor een gedichtenfestival op een speciale dag. Laat ze posters, een decor of kostuums ontwerpen. Besprekingsvraag ∞ Kunnen jullie elkaar tops geven: ‘Dat was gaaf,’ en tips: ‘Zo kan het nog beter’?
2
Spelen vanuit verbeelding
B.2 Speltrainingen
▲ Geluiden inspireren tot verhalen (beeldend vertellen) (groep 3-8) • • • •
Je vraagt de kinderen enkele voorwerpen uit de klas te kiezen en hun oren wagenwijd open te zetten. Je brengt de verschillende voorwerpen in verschillende ritmes en sterkte tot klinken. Je vraagt de kinderen waaraan de geluiden hen doen denken, wat zou het kunnen zijn? De balpen wordt een tikkende klok, het schuiven van de stoel …, de liniaal langs de radiator … De kinderen gaan nu zelf onderzoeken welke verschillende geluiden van of met een voorwerp een andere omgeving kunnen oproepen. De verschillende manieren waarop ze voorwerpen tot klinken brengen: hard-zacht, snel-langzaam, de ritmevariaties, het combineren van voorwerpen en de afwisseling van geluid en stilte roepen verschillende associaties en sferen op: onweer, een buitenaardse wereld, een fabriek. Laat ze onderscheid maken tussen reële en irreële associaties; hierdoor ontstaan er nog meer mogelijkheden.
Besprekingsvraag ∞ Welke voorwerpgeluiden inspireren het meest en waardoor komt dat? Laat de kinderen enkele voorwerpen kiezen die hen inspireren tot een verhaal. Laat ze elkaar beeldend en met gevoel voor klank (toonhoogte, scherpte, kracht) de verhalen vertellen. Ieder vertelt een deel van het verhaal, samen bespreken ze hoe het spannender, geheimzinniger, vrolijker kan klinken. De volgende spint het verhaal verder. De geluidscollages klinken als achtergronddecor op bepaalde momenten mee, zodat er een heus hoorspel ontstaat. De kinderen oefenen een paar keer en laten vervolgens het omgevingsverhaal klinken voor hun groepsgenoten. Besprekingsvraag ∞ Kunnen jullie elkaar tops geven: ‘Dat was gaaf,’ en tips: ‘Zo kan het nog beter’?
▲ Verhalen vertellen (beeldend vertellen) (groep 5-8) Met woorden en verstaanbaarheid voor iedereen ben je er nog niet. Sterkte, articulatie en tempo zorgen voor verstaanbaarheid. Ook de woordkeus en stemmingswisselingen zijn belangrijk, evenals een karakteristieke stemkleur van een personage. Daarnaast speelt het hoorbaar maken van de spanningsbogen van het verhaal door een juiste timing van het vertellen een rol. Stiltes geven ieder de ruimte zelf beelden aan te vullen of deze te laten doorwerken. De kinderen gaan elkaar in subgroepjes korte verhalen vertellen en geven na ieders verhaal tops en tips over timing, stemmingen, stiltes, enzovoort, voor hoe ze het straks aan anderen kunnen vertellen. Ze zoeken ook naar sprekende houdingen die het verhaal ondersteunen: moeten ze een keer gaan staan? Binnen komen lopen en verschrikt hun verhaal vertellen? Geheimzinnig onder tafels of achter kasten zoeken en dan beginnen? Of lekker luierend op de grond hardop mijmeren? Besprekingsvraag ∞ Naar welk verhaal bleef je luisteren en waardoor kwam dat?
3
Spelen vanuit verbeelding
B.2 Speltrainingen
▲ C’est le ton qui fait la musique (kleurrijk spreken) (groep 6-8) Ieder loopt door de ruimte en probeert voor zichzelf in de taal emoties door te laten klinken. Jij doet suggesties en laat hen verder zelf oefenen. Welke stemmingen kunnen ze door laten klinken? Speltraining 1 • De kinderen zitten verspreid over de ruimte met de ruggen tegen elkaar. • De eerste begint iets te vertellen in fantasietaal en laat vooral horen hoe zij zich eronder voelt. • Ze stopt op een bepaald moment, de ander antwoordt begrijpend en vraagt verder. • Dan draaien beiden zich om en vervolgen het verhaal. Verandert de betekenis nu ze elkaar zien? • Tot slot vertalen ze in gewoon Nederlands wat ze denken dat de ander vertelde. Besprekingsvraag ∞ Waardoor werd een stemming duidelijk (tempo, toonhoogte, klanksterkte)? Speltraining 2 Je deelt de groep op in twee rijen. Ieder heeft iemand tegenover zich staan. Je geeft elke keer een zin aan de ene rij en een andere zin aan de andere rij en geeft er een emotie bij. Voorbeelden: • rij 1: ‘Heb je het bij je?’ (boos), rij 2: ‘Nee, ik ben het vergeten’ (bang); • rij 1: ‘Dat wordt dan nablijven’ (neutraal), rij 2: ‘Hoe lang?’ (verbaasd); • rij 1: ‘De deur is op slot’ (geïrriteerd), rij 2: ‘Ik heb een sleutel’ (sussend); • rij 1: ‘Hé, alles goed?’ (vrolijk), rij 2: ‘Ik heb honger’ (zeurderig). De emotie wordt iedere keer heftiger, ze zeggen ieder dialoogje vijf keer. Je kunt vervolgens dezelfde minidialogen door verschillende duo’s laten horen. De anderen kunnen dan luisteren wie echt overtuigt of waardoor een zin een andere betekenis krijgt. Besprekingsvraag ∞ Waardoor werd een stemming duidelijk (tempo, toonhoogte, klanksterkte)?
4
Spelen vanuit verbeelding
B.2 Speltrainingen
▲ Vertelkunst (beeldend en kleurrijk vertellen) (groep 6-8) ‘Bij het luisteren naar een verhaal krijgen de oren ogen.’ Arabisch spreekwoord Hoe krijgen oren ogen? Hoe ‘hang’ je jouw voorstelling tussen toehoorders en verteller in de lucht? Jouw voorstellingsvermogen moet als eerste geprikkeld zijn door het verhaal, zodat je stemmingen kunt laten klinken, beelden kunt laten zien en sfeer voelbaar kunt maken. Dat gebeurt niet zomaar. Pas als jij zelf ziet, hoort, voelt en ruikt wat je zegt, kun je de luisteraars deze beelden voor ogen schilderen. Vertellen is eigenlijk theater in het klein. Het mag geen volledig toneelspel zijn, want dan krijgt de luisteraar te weinig ruimte voor eigen interpretatie en associatie. Bij een vertelling kijkt ieder in gedachten naar een eigen voorstelling op maat en kan daardoor in de ban raken van die vertelling. We oefenen hier de kunst van het vertellen. Hiervoor heb je beeldende en klankrijke taal nodig. • Ieder subgroepje kiest een verhaal, leest het enkele malen door en vraagt zich af: welk stukje zou ik zo kunnen uittekenen? Wiens stem hoor ik klinken? Wat ruik ik, wat proef ik of waarvan loopt het water me al in de mond? • Hierna vertellen ze elkaar welke stukjes zij vooral ‘zien’ en dus wel willen voorlezen. Ze verdelen het verhaal en ieder neemt haar deel. • Ze bespreken met elkaar wanneer de tekst vrolijk, ernstig, bedachtzaam of nieuwsgierig maakt en geven dit in de tekst aan. Bijvoorbeeld door deze gedeelten in bepaalde kleuren te onderstrepen. • Als ze het verhaal nu samen nog een keer gaan lezen, hoort ieder duidelijker de stemming doorklinken. De woorden komen nu al bijna vanzelf, waardoor ze niet zozeer meer voorlezen maar eigenlijk al vertellen. Besprekingsvraag ∞ Welk verhaal zag je echt voor ogen en waardoor kwam dat?
▲ Hoorspel (beeldend vertellen) (groep 7-8) In een hoorspel roep je een wereld tot leven. Een verteller, geluidseffecten, muziek en verschillende stemmen (monoloog en dialoog) nemen de luisteraar mee naar een andere wereld. • De kinderen ontwerpen in subgroepen een scenario voor een hoorspel, waarin ze duidelijk aangeven Wie, Wat, Wanneer moet doen en vooral hoe ze alle geluiden kunnen voortbrengen. • Een live hoorspel beluister je terwijl de spelers het hoorspel maken. De luisteraars zitten met de ruggen naar de hoorspelspelers. Deze kunnen zich zo optimaal concentreren op het gehoor van hun toehoorders. • De kinderen experimenteren in subgroepen met hun stem (hoog-laag, scherp-rond, zacht-hard, ritme en klankkleur) en onderzoeken allerhande geluiden van voorwerpen om letterlijk of figuurlijk te gebruiken. Ze suggereren hiermee verschillende types, dieren, materialen en omgevingen. Al experimenterend zijn veel mogelijkheden ontstaan. • In subgroepen gaan ze twee aan twee bij elkaar zitten met de ruggen naar elkaar toe en proberen uit of wat zij willen overbrengen ook daadwerkelijk overkomt: een waterval, een snelweg, een oerwoud. Besprekingsvraag ∞ Welk hoorspel zag je echt voor ogen en waardoor kwam dat?
5