Leerlijn Spreken & luisteren groep 5
Blok 6
Blok 5
Blok 4
Blok 3
Blok 2
Blok 1
Spreken (individueel / gesprekken voeren): Leerlingen leren…
Luisteren: Leerlingen leren…
Referentieniveau
Een monoloog houden in een kleine groep, duidelijk verwoorden wat ze bedoelen.
Luisteren naar een verhaal, de hoofdgedachte uit een verhaal halen, een verhaal samenvatten.
1F
Een gesprek (overleg) voeren in een kleine groep, welke regels er zijn in een gesprek, een gesprek samenvatten.
Luisteren naar een verhaal, vertellen wat ze van een verhaal vinden en waarom.
1F
Een overleg voeren in een kleine groep, terugkijken op een gesprek.
Hun luisterdoel bepalen, gericht luisteren naar een informatieve luistertekst.
1F
Een dialoog (tweetalgesprek) voeren, vragen stellen om de ander beter te begrijpen.
Gericht luisteren naar een verhaal, dat ze soms informatie uit een luistertekst kunnen halen, die niet verteld wordt.
1F
Een monoloog houden in een kleine groep, bedenken wat hun spreekdoel is, hoe ze hun monoloog goed kunnen opbouwen.
Een informatieve luistertekst samenvatten, vertellen wat ze van een luistertekst vinden en waarom.
1F
Hun mening geven en die beargumenteren in een gesprek.
De hoofdgedachte uit een informatieve luistertekst halen, aantekeningen maken tijdens het luisteren.
1F
Tijdens het spreken letten op hoe ze praten, staan, kijken en bewegen, tijdens het spreken letten op de goede volgorde.
Gericht luisteren naar een verhaal, vertellen wat ze van een verhaal vinden en waarom.
1F
Een discussie voeren, hoe ze kunnen zeggen wat hun mening is en of ze het wel of niet met iemand eens zijn.
Terugkijken op het luisteren naar een verhaal.
1F
Hoe ze in een monoloog goede zinnen gebruiken, geheugensteuntjes gebruiken tijdens het spreken.
Luisteren naar een betoog, nadenken over het doel van de spreker en de luisteraar, een betoog samenvatten.
1F
Terugkijken op een monoloog, vertellen wat ze van een monoloog vinden en waarom.
Bepalen wat belangrijk is en wat niet tijdens het luisteren, de hoofdgedachte uit een luistertekst (verhaal) halen.
1F
Overleggen in een kleine groep, een gesprek samenvatten.
Aantekeningen maken tijdens het luisteren naar een verhaal, een verhaal samenvatten.
1F
Informatie uitwisselen tijdens een gesprek, vragen stellen en doorvragen tijdens een gesprek.
Luisteren naar een doetekst, de aanwijzingen in een doetekst uitvoeren.
1F
Leerlijn Leesbegrip groep 5
Blok 6
Blok 5
Blok 4
Blok 3
Blok 2
Blok 1
Leerlingen leren…
Referentieniveau
Een beeldverhaal herkennen, voorspellen waar een verhaal over gaat, vertellen wat ze van een verhaal vinden en waarom.
1F
Een informatieve tekst herkennen, voorspellen waar de tekst over gaat.
1F
Een e-mail herkennen, de hoofdgedachte uit een e-mail halen.
1F
Bedenken wat het leesdoel is, bedenken wat de doelgroep van een informatieve tekst is.
1F
De opbouw van een artikel herkennen, vragen stellen bij een artikel, verbanden herkennen in een artikel.
1F
De hoofdgedachte uit een informatieve tekst halen, een samenvatting in een schema maken.
1F
De opbouw van een gedicht herkennen, vertellen wat ze van een gedicht vinden.
1F
De opbouw van een informatieve tekst op internet herkennen, bedenken en gebruiken wat ze al weten over een onderwerp.
1F
Voorspellen waar een informatieve tekst over gaat. -het verband tussen tekst en afbeeldingen in een tekst herkennen.
1F
Wat ze kunnen doen als ze een woord in de tekst niet begrijpen, dat plaatjes (in je hoofd) de tekst kunnen verduidelijken.
1F
Bedenken wat het doel van de schrijver is, de hoofdgedachte uit een verhaal halen.
1F
Verbanden herkennen in een informatieve tekst, hun voorkennis uitbreiden of aanpassen door het lezen van een tekst.
1F
De spanningsopbouw in een verhaal herkennen, dat plaatjes, gevoelens en geuren (in je hoofd) het verhaal kunnen verduidelijken.
1F
Hun eigen kennis uitbreiden of aanpassen bij het lezen van een informatieve tekst en dit weergeven in een woordspin.
1F
Zichzelf vragen stellen tijdens het lezen van een verhaal.
1F
Signaalwoorden en verbanden in een tekst herkennen, nieuwe informatie over het onderwerp van de tekst opzoeken.
1F
Hun leesdoel bepalen bij het lezen van een strip, vertellen wat ze van een stripverhaal vinden en waarom.
1F
Wat ze kunnen doen om tijdens het lezen de belangrijkste informatie uit een tekst te onthouden, een informatieve tekst samenvatten in een schema.
1F
Wat een fabel is, in hun hoofd een voorstelling maken van een verhaal.
1F
Wat een betoog is, het doel van de schrijver herkennen.
1F
De opbouw van een verhaal herkennen, dat een voorstelling in hun hoofd kan helpen om een verhaal beter te begrijpen.
1F
Hun voorkennis gebruiken en aanpassen tijdens het lezen van een informatieve tekst, signaalwoorden en verbanden in een tekst herkennen.
1F
De opbouw van een recept (doetekst) herkennen, pictogrammen in een tekst herkennen.
1F
Hun leesdoel bepalen, waarom verwijswoorden in een tekst gebruikt worden.
1F
Leerlijn Woord & zinsbouw groep 5
Blok 6
Blok 5
Blok 4
Blok 3
Blok 2
Blok 1
Leerlingen…
Referentieniveau
Leren zelfstandige naamwoorden en lidwoorden herkennen en gebruiken, enkelvoud, meervoud en verkleinwoorden herkennen en gebruiken.
1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van zelfstandige naamwoorden en lidwoorden, het herkennen en gebruiken van enkelvoud, meervoud en verkleinwoorden.
1F
Leren wat een telwoord is, werkwoorden herkennen en gebruiken.
1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van telwoorden en werkwoorden.
1F
Leren wat een persoonlijk voornaamwoord is, telwoorden herkennen en gebruiken.
1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van persoonlijke voornaamwoorden en telwoorden.
1F
Leren wat een bijvoeglijk naamwoord is.
1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van bijvoeglijke naamwoorden.
1F
Leren wat de trappen van vergelijking zijn.
1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van de trappen van vergelijking.
1F
Leren wat een voorzetsel is.
1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van voorzetsels.
1F
Leren wat tegenwoordige tijd en verleden tijd is, werkwoorden herkennen in de tegenwoordige en verleden tijd.
1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van werkwoorden in de tegenwoordige en verleden tijd.
1F
Leren wat een voegwoord is.
1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van voegwoorden.
1F
Leren wat het onderwerp en de persoonsvorm zijn, hoe ze het onderwerp en de persoonsvorm in een zin kunnen herkennen.
1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van het onderwerp en de persoonsvorm in zinnen.
1F
Leren nieuwe voegwoorden herkennen en gebruiken, het onderwerp en de persoonsvorm vinden in samengestelde zinnen.
1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van voegwoorden, het vinden van het onderwerp en de persoonsvorm in samengestelde zinnen.
1F
Leren wat een leesteken is, de leestekens hoofdletter, punt, vraagteken, uitroepteken, komma, dubbele punt en aanhalingsteken herkennen en gebruiken.
1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van de leestekens hoofdletter, punt, vraagteken, uitroepteken, komma, dubbele punt en aanhalingsteken.
1F
Leren de trappen van vergelijking herkennen en gebruiken, nieuwe voorzetsels herkennen en gebruiken.
1F
Oefenen het gebruik van de trappen van vergelijking, het gebruik van voorzetsels.
1F
Leerlijn Stellen groep 5
Blok 6
Blok 5
Blok 4
Blok 3
Blok 2
Blok 1
Leerlingen…
Referentieniveau
Leren hoe ze een brief schrijven.
1F
Oefenen het schrijven van een brief
1F
Leren hoe ze een stripverhaal schrijven.
1F
Oefenen het schrijven van een stripverhaal.
1F
Leren hoe ze een betoog in de vorm van een brief schrijven.
1F
Oefenen het schrijven van een betoog in de vorm van een brief.
1F
Leren hoe ze een gedicht met rijm schrijven.
1F
Oefenen het schrijven van een gedicht met rijm.
1F
Leren hoe ze een verslag schrijven.
1F
Oefenen het schrijven van een verslag.
1F
Leren hoe ze een e-mail schrijven.
1F
Oefenen het schrijven van een e-mail.
1F
Leren hoe ze een samenvatting schrijven.
1F
Oefenen het schrijven van een samenvatting.
1F
Leren hoe ze een formulier invullen.
1F
Oefenen het invullen van een formulier.
1F
Leren hoe ze een reclametekst schrijven.
1F
Oefenen het schrijven van een reclametekst.
1F
Leren hoe ze een verhaal schrijven.
1F
Oefenen het schrijven van een verhaal.
1F
Leren hoe ze een artikel schrijven.
1F
De leerlingen oefenen … het schrijven van een artikel.
1F
Leren hoe ze een recept (doetekst) schrijven.
1F
Oefenen het schrijven van een recept (doetekst).
1F
Leerlijn Spelling groep 5
Blok 6
Blok 5
Blok 4
Blok 3
Blok 2
Blok 1
Formulering leerdoel
Koppeling Cito
Afname Cito
Referentieniveau
Je leert meer woorden schrijven met sch en schr. / Je oefent meer woorden met sch en schr.
Categorie 6+
M5/E5
1F
Je leert meer woorden schrijven met s, z, f en v. / Je oefent meer woorden met s, z, f en v.
Categorie 8+
M5
1F
Je leert meer woorden schrijven met eer, oor en eur. / Je oefent meer woorden met eer, oor en eur.
Categorie 14+
M5
1F
Je leert meer woorden schrijven met ei en ij. / Je oefent meer woorden met ei en ij.
Categorie 11+
M5/M6/E6
1F
Je leert woorden schrijven die eindigen op ig en lijk. / Je oefent woorden die eindigen op ig en lijk.
Categorie 24
M5/M6/E6
1F
Je leert meer woorden schrijven met de letterzetter. / Je oefent meer woorden met de letterzetter.
Categorie 21+
n.v.t.
1F
Je leert meer woorden schrijven met de letterrover. / Je oefent meer woorden met de letterrover.
Categorie 20+
n.v.t.
1F
Je leert meer woorden schrijven met aai, ooi en oei. / Je oefent meer woorden met aai, ooi en oei.
Categorie 12+
M5
1F
Je leert meer woorden schrijven met een stomme e. / Je oefent meer woorden met een stomme e.
Categorie 10+ (d)
M5
1F
Je leert meer woorden schrijven met ch en cht. / Je oefent meer woorden met ch en cht.
Categorie 17+
M5/E5/M6
1F
Je leert meer woorden en woordstukjes schrijven die eindigen op d. / Je oefent meer woorden en woordstukjes die eindigen op d.
Categorie 18+
M5/E5/M6
1F
Je leert meer woorden schrijven met ng en nk. / Je oefent meer woorden met ng en nk.
Categorie 7+
M5/E5/M6
1F
Je leert meer woorden schrijven die eindigen op a, o en u. / Je oefent meer woorden die eindigen op a, o en u.
Categorie 15+
M5
1F
Je leert meer woorden schrijven met de letterzetter en letterrover. / Je oefent meer woorden met de letterzetter en letterrover.
Categorie 20+ en 21+
M5/E5/M6/E6
1F
Je leert meer woorden schrijven met eeuw, ieuw en uw. / Je oefent meer woorden met eeuw, ieuw en uw.
Categorie 19+
M5/E5
1F
Je leert meer samenstellingen schrijven met twee of meer medeklinkers na elkaar. / Je oefent meer samenstellingen met twee of meer medeklinkers na elkaar.
Categorie 13+
M5/E5/M6/E6
1F
Je leert meer woorden schrijven met au, auw, ou en ouw. / Je oefent meer woorden met au, auw, ou en ouw.
Categorie 16+ (d)
E5/M6/E6
1F
Je leert het hele werkwoord, de stam en de ik-vorm schrijven. / Je oefent het hele werkwoord, de stam en de ik-vorm.
Niet in Cito
n.v.t.
Je leert meer woorden schrijven met v en z. / Je oefent meer woorden met v en z.
Categorie 22
E5/M6
1F
Je leert samenstellingen schrijven met een woord dat eindigt op d of t. / Je oefent samenstellingen met een woord dat eindigt op d of t.
Categorie 13+ en 18+
M5/E5/M6/E6
1F
Je leert de jij-vorm en hij/zij-vorm van werkwoorden schrijven. / Je oefent de jij-vorm en hij/zij-vorm van werkwoorden.
Niet in Cito
n.v.t.
Je leert woorden schrijven met stomme e die eindigen op em, elen, enen en eren. / Je oefent woorden met stomme e die eindigen op em, elen, enen en eren.
Categorie 23
E5/M6
1F
Je leert verkleinwoorden schrijven die eindigen op je, pje en etje. / Je oefent verkleinwoorden die eindigen op je, pje en etje.
Categorie 9+ (d)
E5/M6
1F
Je leert het hele werkwoord, de ik-vorm, jij-vorm en hij/zij-vorm schrijven. / Je oefent het hele werkwoord, de ik-vorm, jij-vorm en hij/zij-vorm.
Niet in Cito
n.v.t.
1F/1S/ 2F
1F/1S/2F
1F/1S/2F