Verdeling vakinhoud leerlijn muziek groep 1-8 Definities Puls: in de maat (in een vierkwartsmaat 1,2,3,4 en in een driekwartsmaat 1,2,3) Afterbeat: Op de beat speel je op de tellen 1 en 3 van de maat, op de afterbeat speel je op de tellen 2en 4 Prechorus: het stukje na het couplet en het hoort bij het refrein; dus het zit net voor het refrein. Vaak is het net als het refrein bij herhaling exact hetzelfde. Een Prechorus komt niet in elk liedje voor. Ostinaat ritme of melodie: een ritme en/of melodie dat continu gespeeld wordt terwijl het lied wordt gezongen Programmatische muziek: verhalende muziek zoals ‘Peter en de Wolf’ of ‘Schilderijententoonstelling’ Bridge: de Bridge komt meestal maar 1 keer voor in het stuk en heeft vaak een brugfunctie naar het einde toe. Een climax; hoge noten, een solo
domeinen
Groep 1 en 2
Groep 3 en 4
Groep 5 en 6
Groep 7 en 8
Als groep 1-2 met toevoegingen:
Als groep 1-4 met toevoegingen:
Als groep 1-6 met toevoegingen:
Maken: Zingen
De leerling kan de aangeleerde liedjes tekstueel, ritmisch en melodisch correct zingen.
De leerling kan bij het zingen verschil maken in hard en zacht en langzaam en snel.
Keuze liedmateriaal:
Liedjes met veel herhaling in melodie tekst en ritme en eenstemmig.
-De liedjes voor groep 3/4 mogen wat langer zijn. (meerdere coupletten)
Liedjes die niet te lang zijn.
Vakoverstijgende liedjes: Taal/landen/lettergrepen.
Liedjes met vreemde talen en simpele Engelstalige liedjes.
Liedjes met niet te grote sprongen in de melodie.
Liedjes met spelenderwijs simpele inzingoefeningen.
Liedjes die verbonden zijn met beweging.
Liedjes in toongebied c’ tot c”.
Liedjes afkomstig uit eigen en andere culturen. Liedjes met complexere structuren, moeilijkere ritmes, herhalingen, contrasten en variaties in tekst en melodie.
Liedjes met onderwerp dat
De leerling is zich bewust van een
1
De leerling kan de toonladder do– re–mi–fa–sol–la–si–do heen en terug zingen. Ook met het notenbeeld erbij stappen heen en terug zingen, m.b.v. van de leerkracht die noten aanwijst. Kennismaking met het in canon zingen en het zingen van een melodisch ostinaat⁴ door een lied heen.
De leerling kan zelfstandig zingen en zijn in staat om in canon te zingen.
liedjes in toongebied a t/m f.
Liedjes afkomstig uit de eigen en andere culturen/taalgebieden en muzikale stijlen.
De leerling kan een melodisch ostinaat⁴ zingen door een lied heen. De leerling kan Engelstalige liedjes
domeinen Maken: Instrumentaal
domeinen 2
aansluit bij de belevingswereld. liedjes in toongebied d’-b’.
goede zanghouding.
Groep 1 en 2
Groep 3 en 4
Groep 5 en 6
Groep 7 en 8
Als groep 1-2 met toevoegingen:
Als groep 1-4 met toevoegingen:
Als groep 1-6 met toevoegingen:
De leerling kent de naam en speelwijze van de orff instrumenten die zijn gebruikt in de muzieklessen. De leerling kan een eenvoudig ritme klappen of spelen dat verweven is een lied. ( klappen op momenten van rust/waar niet gezongen wordt). De leerling kan op een toegewezen moment in het lied (gekoppeld aan de tekst) op het orffinstrumentarium spelen. Dit kan hij nog niet in een vast ritme in de maat. De leerling kan een klankbeeld spelen; dwz reageren met een orffinstrument op bijvoorbeeld een afgesproken moment in een verhaal of het aanwijzen van een afbeelding.
Groep 1 en 2
De leerling kan de puls¹ van een lied meeklappen of spelen op een instrument.(in de maat: 1,2,3,4 of 1,2,3).
zingen.
De leerling is in staat om woorden uit een lied ritmisch mee te klappen of te spelen.
De leerling is in staat om achtste, kwartnoten en halve noten te lezen en te klappen in allerlei combinaties.
De leerling is staat om een orffinstrument te koppelen aan een afbeelding of grafische notatie op basis van klankleur en speelwijze.
De leerling is in staat om een simpel ritmisch ostinaat⁴ te spelen tijdens het lied, met behulp van een steuntekst.
De leerling is in staat om een melodisch ostinaat⁴ te spelen tijdens het lied wel - of niet verbonden aan een steuntekst.
De leerling kan aan de hand grafische notaties een klankspel uitvoeren met behulp van het orffinstrumentarium of bodysounds.
De leerling is in staat om de toonladder do – re – mi enz. mee te spelen met boomwhackers of xylofoon/ metallofoon.
De leerling weet het verschil tussen het spelen “op de beat” en “op de afterbeat”² en kan dit ook uitvoeren d.m.v. klappen of het spelen op een instrument.
De leerling is in staat om simpele woordritmes (gelinkt aan afbeeldingen; bijv: leeuw, tijger, stekelvarken) te klappen en kan deze ook in willekeurige reeksen klappen of spelen.
Groep 3 en 4
Groep 5 en 6
Groep 7 en 8
Als groep 1-2 met toevoegingen:
Als groep 1-4 met toevoegingen:
Als groep 1-6 met toevoegingen:
Luisteren
De leerling kan afbeeldingen of woorden koppelen aan programmatische⁵ muziek die hij te horen krijgt.
De leerling is in staat om associatief te luisteren en afbeeldingen, of situaties te koppelen aan muziek.
De leerling kan bewegen op programmatische⁵ muziek vanuit eigen uiting en improvisatie.
De leerling kent de verschillende instrumentgroepen en kan verschillende instrumenten herkennen en benoemen op basis van het geluid dat ze maken.
De leerling maakt kennis met: Hoog en laag, hard en zacht, langzaam en snel.
De leerling kan muziek uit verschillende culturen herkennen. De leerling hoort het verschil tussen 4/4 maat (marcheren) of een 3/4 maat. (wiegen) De leerling hoort het verschil tussen hoog en laag, langzaam en snel en hard en zacht.
domeinen
bewegen
3
Groep 1 en 2
De leerling is in staat om grafische notatie te koppelen aan een muziekfragment.
De leerling kan de verschillende onderdelen van het drumstel benoemen op basis van naam en klank.
De leerling kent de termen: Couplet, refrein, prechorus³, en bridge⁶ en kan deze herkennen in een muziekstuk. De leerling weet wat het begrip “cover” betekent en kan verschillende versies van een lied met elkaar vergelijken op basis van de klankeigenschap- pen, vorm, betekenis en instrumentarium/ stemsoorten.
De leerling kan verschillende klankeigenschappen onderscheiden in muziek(duur, hoogte, kleur en sterkte.) De leerling kan de betekenis en functie van muziek horen. (stemming, sfeer)
Groep 3 en 4
Groep 5 en 6
Groep 7 en 8
Als groep 1-2 met toevoegingen:
Als groep 1-4 met toevoegingen:
Als groep 1-6 met toevoegingen:
De leerling kan ondersteunende bewegingen maken bij een lied om deze sneller te onthouden.
De leerling kan zelf ondersteunende bewegingen bedenken bij een lied die aansluiten bij de tekst.
De leerling kan bewegen op : -vormprincipes: herhalingen/contrast -vormeenheden: motieven, thema’s muzikale zinnen -vormtechnieken: echo, imitatie of ostinaat⁴ in lied of fragmenten
De leerling kan bewegen op programmatische⁵ muziek vanuit eigen uiting en improvisatie.
De leerling kan lopen in de maat van de muziek.
minder van toepassing: in groep 7/8 worden het meer choreografieën en valt het meer onder het vak dans.
De leerling kan het verschil tussen 4/4 maat en 3/4 maat d.m.v. beweging laten zien. (4/4 marcheren, 3/4 wiegen)
domeinen Spreken over
domeinen Vastleggen
Groep 1 en 2 De leerling wordt zich door “spreken over”, bewust van bepaalde muzikale kenmerken en muziektheorie. De leerling wordt zich bewust van het onderwerp van het lied door er over te spreken. De leerkracht kan bij spreken over makkelijk raakvlakken zoeken met andere vakken; Bv. hoeveel instrumenten liggen er nu op de grond.
Groep 1 en 2
(Nog niet van toepassing)
Groep 3 en 4
Groep 5 en 6
Groep 7 en 8
Als groep 1-2 met toevoegingen:
Als groep 1-4 met toevoegingen:
Als groep 1-6 met toevoegingen:
De leerling kan vertellen wat muziek voor gevoelens bij hem oproept en waarom.
Zie vorige jaren
De leerling ontwikkelt een eigen mening en smaak betreffende muziek en kan deze onderbouwen.
Groep 3 en 4
Groep 5 en 6
Groep 7 en 8
Als groep 1-2 met toevoegingen:
Als groep 1-4 met toevoegingen:
Als groep 1-6 met toevoegingen:
De leerling is in staat om zelf grafische notaties te tekenen die door andere leerlingen gespeeld kunnen worden.
De leerling is in staat om met woordritmes zelf een reeks te maken en deze te klappen. De leerling kan korte-lange, hogelage, harde-zachte geluiden grafisch vastleggen en spelen. De leerling is in staat om zelf een klankstructuur (verbonden aan een
4
De leerling is in staat om zelf reeksen te maken met kwartnoten, halve noten en achtste noten en kan deze ook uitvoeren klappend of met instrumenten.
onderwerp of thema) te ontwerpen met of zonder hulp van grafische notatie.
5