20150602 Tussendoelen Beeldende Kunst, Vormgeving en Architectuur, Cultureel Erfgoed, Dans, Literatuur, Mediacultuur, Muziek en Theater
Tussendoelen leerlijn Beeldend kunst, vormgeving en architectuur
Groep 1-2
Vakspecifiek 1 2 3 4 5 6
De leerling ontdekt en onderzoekt al werkend de mogelijkheden van verschillende materialen, technieken en gereedschappen, experimenteert hiermee en kan deze benoemen. De leerling verkent een aantal beeldende aspecten kleur, vorm, lijn en textuur en kan deze in eigen werk toepassen en benoemen. De leerling herkent en benoemt binnen de directe leef- en omgeving uitingen van Beeldende Kunst, Vormgeving & Architectuur. De leerling maakt kennis met een aantal verschillende kunstdisciplines, kunstvormen en genres. De leerling vertelt bij een schilderij, sculptuur of ander beeldend werk wat hij/zij ziet, hoort, denkt, voelt en beleeft. De leerling leeft regels na over het veilig gebruik en schoonmaken van gereedschap en het opruimen van materialen.
Creatieve proces 7 8 9 10 11 12 13
De leerling doorloopt een eenvoudig creatief proces n.a.v. een opdracht: oriënteren, onderzoeken, experimenteren en ontwerpen. De leerling oriënteert zich op het onderwerp/thema door middel van zintuigelijke waarnemingen en authentieke ervaringen. De leerling kijkt en praat rond het onderwerp/thema over (meegebrachte) voorwerpen uit eigen beeldcultuur. De leerling maakt binnen een zelfgekozen of door de leerkracht aangereikt thema, een werkstuk en kiest daarbij zelfstandig uit de aangeboden middelen en technieken. De leerling presenteert zijn/haar werkstuk en geeft daarbij een mondelinge of visuele toelichting. De leerling vertelt aan de leerkracht over wat hij/zij aan het maken is. De leerling geeft feedback aan medeleerlingen, waarbij de leerling benoemt wat hem/haar aanspreekt en wat hij/zij ziet, hoort, denkt, voelt en beleeft.
Professionele kunst en kunstenaars 14 15
De leerling bezoekt per schooljaar minimaal één Haagse galerie, atelier, museum, instelling voor toegepaste vormgeving of beeldende kunst in de openbare ruimte. De leerling ontmoet een in Den Haag werkend beeldend kunstenaar, vormgever of architect en stelt vragen over hun werk.
1
20150602 Tussendoelen Beeldende Kunst, Vormgeving en Architectuur, Cultureel Erfgoed, Dans, Literatuur, Mediacultuur, Muziek en Theater
Tussendoelen leerlijn Beeldend kunst, vormgeving en architectuur
Groep 3-4
Vakspecifiek 1 2 3 4 5
De leerling verkent de beeldende aspecten ruimte, kleur, vorm, lijn, compositie en textuur en kan deze in eigen werk toepassen en benoemen. De leerling herkent en benoemt kenmerken van en verschillen tussen verschillende disciplines binnen de beeldende kunst, vormgeving en architectuur. De leerling maakt kennis met de beeldtaal van verschillende culturen die inwoners van Den Haag als achtergrond hebben. De leerling herkent en benoemt binnen de buurt en wijk uitingen van Beeldende Kunst, Vormgeving & Architectuur. De leerling leeft regels na over het veilig gebruik en schoonmaken van gereedschap en het opruimen van materialen.
Creatieve proces 6 7 8 9 10 11 12 13
De leerling oriënteert zich op het onderwerp/thema en zet daarbij zintuigelijke waarnemingen en verbeelding in. De leerling verzamelt rond het onderwerp/thema voorwerpen uit eigen beeldcultuur en vergelijken deze op voorstelling, vorm en functie. De leerling experimenteert, onderzoekt, bedenkt en benoemt verschillende oplossingen binnen een gegeven opdracht. De leerling ontdekt zo o.a. dat er verschillende oplossingen zijn voor het maken van een beeld of opdracht. De leerling verwerkt zijn/haar inspiratie vanuit (beeldende) bronnen in eigen beeldend werk. De leerling maakt door zelfreflectie en aan de hand van reacties van klasgenoten, aanpassingen aan het gemaakte beeldend werk, waardoor de kwaliteit van het werk verbetert. De leerling benoemt in beeldend werk wat hem/haar aanspreekt en wat hij/zij voelt bij beeldend werk van anderen en zichzelf. De leerling presenteert eigen beeldend werk in een voor hem bekende ruimte en met bekend publiek. De leerling vertelt over zijn/haar werkstuk en het doorlopen werkproces en van het werk en werkproces van groepsgenoten.
Professionele kunst en kunstenaars 14 15 16
De leerling bezoekt per schooljaar minimaal één Haagse galerie, atelier, museum, instelling voor toegepaste vormgeving of beeldende kunst in de openbare ruimte en geeft daar mondeling, schriftelijk of visueel verslag van. De leerling ontmoet een in Den Haag werkend beeldend kunstenaar, vormgever of architect en stelt vragen over hun werk en het beroep en geeft daar mondeling, schriftelijk of visueel verslag van. De leerling maakt kennis met enkele beroepen binnen de beeldende kunst, vormgeving en architectuur.
2
20150602 Tussendoelen Beeldende Kunst, Vormgeving en Architectuur, Cultureel Erfgoed, Dans, Literatuur, Mediacultuur, Muziek en Theater
Tussendoelen leerlijn Beeldend kunst, vormgeving en architectuur
Groep 5-6
Vakspecifiek 1 2 3 4 5 6
De leerling past de mogelijkheden toe van beeld aspecten ruimte, kleur, vorm, lijn, compositie en textuur in de context van het onderwerp. De leerling herkent en benoemt binnen de stad Den Haag uitingen van Beeldende Kunst, Vormgeving & Architectuur. De leerling kent stijlen en kenmerken binnen de verschillende disciplines van beeldende kunst, vormgeving en architectuur. De leerling waardeert werkstukken, presentaties en zienswijzen van anderen en kan zich daarin inleven. De leerling maakt kennis met de beeldtaal van verschillende culturen binnen Nederland De leerling leeft regels na over het veilig gebruik en schoonmaken van gereedschap en het opruimen van materialen.
Creatieve proces 7 8 9 10 11 12 13 14 15
De leerling oriënteert zich op het onderwerp/thema en ontwikkelen meerdere ideeën of concepten De leerling experimenteert, onderzoekt en bedenkt verschillende oplossingen voor een opdracht en kiest bijpassend materiaal, techniek en gereedschap om het uit te voeren. De leerling bedenkt wat hij wil laten zien in een werkstuk en maakt hiervoor schetsen en ontwerpen. De leerling verwerkt zijn/haar inspiratie vanuit (beeldende) bronnen in eigen beeldend werk. De leerling presenteert eigen beeldend werk in een voor hem bekende ruimte en met bekend publiek. De leerling vergelijkt het gemaakte beeldend werk met de criteria van de gegeven opdracht. De leerling neemt actief deel aan reflectiegesprekken. De leerling benoemt in beeldend werk wat hem/haar aanspreekt en wat hij/zij voelt bij beeldend werk van anderen en zichzelf. De leerling vertelt over het gemaakte werkstuk en het doorlopen werkproces en vergelijkt de oplossingen en het vormgeven van een idee met die van klasgenoten en professionals.
Professionele kunst en kunstenaars 16 17 18
De leerling bezoekt per schooljaar minimaal één Haagse galerie, atelier, museum, instelling voor toegepaste vormgeving of beeldende kunst in de openbare ruimte en geeft daar mondeling, schriftelijk of visueel verslag van. De leerling ontmoet een in Den Haag werkend beeldend kunstenaar, vormgever of architect en stelt vragen over hun werk en het beroep en geeft daar mondeling, schriftelijk of visueel verslag van. De leerling licht enkele beroepen binnen de beeldende kunst, vormgeving en architectuur toe.
3
20150602 Tussendoelen Beeldende Kunst, Vormgeving en Architectuur, Cultureel Erfgoed, Dans, Literatuur, Mediacultuur, Muziek en Theater
Tussendoelen leerlijn Beeldend kunst, vormgeving en architectuur
Groep 7-8
Vakspecifiek 1 2 3 4 5 6
De leerling kiest materiaal en beeldaspecten die de betekenis en zeggingskracht van het eigen werkstuk ondersteunen. De leerling herkent en benoemt uitingen van Beeldende Kunst, Vormgeving & Architectuur in Nederland. De leerling heeft een mening over diverse uitingen binnen de verschillende disciplines van beeldende kunst, vormgeving en architectuur, geeft zijn voorkeur aan en kan deze voorkeur toelichten. De leerling leeft regels na over het veilig gebruik en schoonmaken van gereedschap en het opruimen van materialen. De leerling herkent en benoemt kenmerken van beeldtaal van verschillende culturen van de wereld(geschiedenis). De leerling vergelijkt rond het onderwerp/thema beelden en objecten uit hun eigen beeldcultuur met voorbeelden van cultureel erfgoed en/of andere culturen.
Creatieve proces 7 8 9 10 11 12 13 14 15
De leerling oriënteert zich op het verbeelden van het onderwerp/thema a.h.v. verschillende inspiratiebronnen en door meerdere ideeën/ concepten te bedenken en deze te visualiseren in meerdere schetsen en ontwerpen. De leerling maakt individueel of in samenwerking een plan van aanpak. De leerling experimenteert, onderzoekt, bedenkt en legt de resultaten hiervan vast. De leerling maakt door zelfreflectie en aan de hand van reacties van klasgenoten, aanpassingen aan het gemaakte beeldend werk, waardoor de kwaliteit van het werk verbetert. De leerling vergelijkt zijn werk met de criteria van de gegeven of zelfgekozen opdracht. De leerling vertelt over zijn werkstuk en het doorlopen werkproces en kan over de werkstukken en het doorlopen werkproces vragen van klasgenoten vragen stellen en feedback geven. De leerling presenteert eigen beeldend werk in een openbaar toegankelijke ruimte en met bekend en onbekend publiek. De leerling vertelt over het gemaakte werkstuk en het doorlopen werkproces en vergelijkt de oplossingen en het vormgeven van een idee met die van klasgenoten en professionals. De leerling maakt een werkstuk en/of een spreekbeurt over een aan beeldende kunst, vormgeving of architectuur gerelateerd onderwerp.
Professionele kunst en kunstenaars 16 17 18
De leerling bezoekt per schooljaar minimaal één Haagse galerie, atelier, museum, instelling voor toegepaste vormgeving of beeldende kunst in de openbare ruimte en verwerkt dit bezoek in eigen werk. De leerling ontmoet een in Den Haag werkend beeldend kunstenaar, vormgever of architect en stelt vragen over hun werk en het beroep en geeft daar mondeling, schriftelijk of visueel verslag van. De leerling verdiept zich in beroepen en de opleidingen daartoe op het terrein van beeldende kunst, vormgeving en architectuur en kunnen verwoorden wat hen daarin aanspreekt.
4
20150602 Tussendoelen Beeldende Kunst, Vormgeving en Architectuur, Cultureel Erfgoed, Dans, Literatuur, Mediacultuur, Muziek en Theater
Tussendoelen leerlijn Cultureel Erfgoed
Groep 1-2
Vakspecifiek 1 2 3 4
De leerling leert zich spelenderwijs te oriënteren in de tijd (aan de hand van liedjes, spelletjes, verhaaltjes enzovoort). De leerling past begrippen met betrekking tot tijdsaanduiding toe (nu, later, gisteren, middag, vroeger, enzovoort). De leerling vertelt over iets dat hij in het verleden heeft meegemaakt (van het weekend, in de winter, enzovoort). De leerling ervaart de verschillen in tijd en leeftijd (wie is ouder, hoe oud is oma, leven er nog ridders, enzovoort).
Creatieve proces 5 6
De leerling vertelt over zijn eigen verzameling en bespreekt waarom hij dit verzamelt en hoe hij deze verzameling bewaart. De leerling verwerkt zijn ervaringen in een eigen werkstuk (schilderij, collage, verhaal vertellen, toneelstukje enzovoort).
Professionele kunst en kunstenaars 7 8
De leerling begrijpt en ervaart dat een museum/ archief verzamelt en bewaart. De leerling bekijkt, bespreekt en ervaart op een eenvoudige wijze een aantal historische objecten (schilderij, gebouw, voorwerp, enzovoort): wat is het, wat zie je, waar is het van gemaakt, waar wordt/ werd het voor gebruikt, enzovoort.
5
20150602 Tussendoelen Beeldende Kunst, Vormgeving en Architectuur, Cultureel Erfgoed, Dans, Literatuur, Mediacultuur, Muziek en Theater
Tussendoelen leerlijn Cultureel Erfgoed
Groep 3-4
Vakspecifiek 1
De leerling begrijpt termen als datum en kalender en kan deze toepassen.
2
De leerling beseft de (historische) waarde van de historische objecten en het belang van het behoud ervan. De leerling ontdekt en ervaart wat allemaal een historische bron kan zijn (verhalen, objecten, gebouwen, enzovoort). De leerling vergelijkt de historische objecten met nu, hij begrijpt de verschillen maar ook de verbanden. De leerling begrijpt de verschillende functies die erfgoedobjecten kunnen hebben gehad en misschien nog steeds hebben (gebruiksvoorwerpen, esthetisch, enzovoort). De leerling leert en beseft dat het leven en de stad vroeger anders waren dan nu (bijvoorbeeld aan de hand van thema’s als feestdagen, dagelijks leven, straat, kleding, spelletjes enzovoort). Ook wordt duidelijk dat dit zelfs per plek verschillend is.
3 4 5 6
Creatieve proces 7 8 9
De leerling kijkt naar en praat over zelf meegebrachte oude voorwerpen van thuis. De leerling bekijkt zijn eigen verleden/afkomst en die van zijn familie en deelt dit met anderen. De leerling verwerkt zijn ervaringen in een eigen werkstuk (presentatie, kunstwerk, lied, verhaal, gedicht, tentoonstelling enzovoort).
Professionele kunst en kunstenaars 10
De leerling bekijkt, bespreekt en ervaart historische bronnen uit zijn omgeving: gebouwen, museum/ archief, prentenboeken, beeldmateriaal en film op het digibord, enzovoort.
6
20150602 Tussendoelen Beeldende Kunst, Vormgeving en Architectuur, Cultureel Erfgoed, Dans, Literatuur, Mediacultuur, Muziek en Theater
Tussendoelen leerlijn Cultureel Erfgoed
Groep 5-6
Vakspecifiek 1
De leerling plaatst gebeurtenissen uit zijn eigen leven en hun familiegeschiedenis op de tijdbalk.
2 3
De leerling plaatst gebeurtenissen en personen uit de geschiedenis op de tijdbalk. De leerling begrijpt de relatie tussen het moment waarop/ de tijd waarin iets is gemaakt, de maker en het object/ verhaal zelf. De leerling herkent welke landelijke gebeurtenissen van belang waren voor Den Haag (tijdvakken en canonvensters).
4
Creatieve proces 5 6 7
De leerling onderzoekt en ervaart historische bronnen, stelt er vragen over en zoekt/ verzamelt informatie (boeken, musea, internet, enzovoort). De leerling legt verbanden tussen de bronnen. De leerling verwerkt zijn bevindingen en ervaringen in een eigen werkstukje (presentatie, kunstwerk, lied, verhaal, gedicht, tentoonstelling enzovoort) , alleen of in een groepje.
Professionele kunst en kunstenaars 8
De leerling bekijkt, bespreekt en ervaart historische bronnen uit zijn omgeving: gebouwen, museum/ archief, prentenboeken, beeldmateriaal en film op het digibord, enzovoort.
7
20150602 Tussendoelen Beeldende Kunst, Vormgeving en Architectuur, Cultureel Erfgoed, Dans, Literatuur, Mediacultuur, Muziek en Theater
Tussendoelen leerlijn Cultureel Erfgoed
Groep 7-8
Vakspecifiek 1
Leerling plaatst gebeurtenissen uit de geschiedenis op de tijdbalk, met jaartallen en begin/ eindtijd.
2 3 4
Leerling ontdekt en verklaart historische ontwikkelingen. Leerling ontdekt en begrijpt de subjectiviteit van historische bronnen en verhalen. Leerling onderzoekt en bespreekt de relevantie van bepaalde (Haagse) historische gebeurtenissen voor een groter gebied (land of wereld). Leerling onderzoekt en bespreekt de relevantie van bepaalde (Haagse) historische gebeurtenissen voor nu.
5
Creatieve proces 6 7 8
Leerling doet medeleerlingen verslag over zijn bevindingen. Leerling verwerkt zijn bevindingen en ervaringen in een eigen werkstuk (presentatie, kunstwerk, lied, verhaal, gedicht, tentoonstelling enzovoort), alleen of in een groepje. Leerling reflecteert op zijn eigen werk en dat van medeleerlingen.
Professionele kunst en kunstenaars 9
Leerling onderzoekt aan de hand van een onderzoeksvraag historische bronnen, binnen en/ of buiten de school (wijk, stad, museum).
8
20150602 Tussendoelen Beeldende Kunst, Vormgeving en Architectuur, Cultureel Erfgoed, Dans, Literatuur, Mediacultuur, Muziek en Theater
Tussendoelen leerlijn Dans
Groep 1-2
Vakspecifiek 1 2 3 4 5 6 7 8 9
De leerling benoemt de verschillende lichaamsdelen. De leerling ervaart het bewegen van diverse lichaamsdelen afzonderlijk, ten opzichte van het bewegen van het hele lichaam. De leerling herkent en benoemt de afzonderlijke beweging van de verschillende lichaamsdelen en het bewegen van het hele lichaam. De leerling ervaart het bewegen met verschillende spierspanning. De leerling ervaart verschillende manieren van voortbewegen en de bewegingsacties buigen, strekken en roteren. De leerling herkent een dansfrase of eenvoudig gestructureerde dans van een aantal opeenvolgende bewegingen en kan zich deze eigen maken en uitvoeren. De leerling ervaart de persoonlijke en fysieke ruimte in geleide dansopdrachten. De leerling weet het verschil tussen rechts-links, onder-boven en kan hierbij een beweging verzinnen en uitvoeren. De leerling klapt een 4/4 maat mee, onderscheidt verschillende tempo’s en beweegt hier adequaat op.
Creatieve proces 10 11 12 13 14
De leerling vertaalt door het gebruik van fantasie, verbeelding, associatieve keuzes en experiment een vooraf door de docent aangereikte inspiratiebron (voorwerp of thema) in dans. De leerling experimenteert met zeggingskracht in dans beweging en fantaseert (over emotie) aan de hand van verschillende sferen muziek. De leerling kijkt naar en vertelt over een dansfrase door groepsgenoten en zichzelf. De leerling presenteert zichzelf in dans voor een bekend publiek in de school. De leerling herkent waargenomen dansbewegingen, gericht op de aspecten: lichaamsdelen – totale lichaam, persoonlijke ruimte – fysieke ruimte en de acties: buigen-strekken-roteren.
Professionele kunst en kunstenaars 15 16
De leerling bezoekt per schooljaar minimaal één professionele dansvoorstelling op school of bij een Haags podium. De leerling ontmoet een in Den Haag werkende professionele danser en maakt kennis met verschillende dansvormen zoals klassiek ballet, moderne dans en urban.
9
20150602 Tussendoelen Beeldende Kunst, Vormgeving en Architectuur, Cultureel Erfgoed, Dans, Literatuur, Mediacultuur, Muziek en Theater
Tussendoelen leerlijn Dans
Groep 3-4
Vakspecifiek 1 2 3 4 5 6 7
De leerling voert fijne motorische handelingen uit en een relatie leggen tussen persoonlijke en fysieke ruimte, binnen vastgelegde beweging en gestructureerde improvisatieopdrachten. De leerling leert de begrippen van tegenstellingen als o.a. hoog-laag, groot-klein, introvert-extravert en ervaart de tegenstellingen in de beweging. De leerling maakt, samen met anderen, verschillende opstellingen in de ruimte; lijn, horizontaal, diagonaal, verticaal, cirkel en vierkant. De leerling ervaart, binnen geleide improvisatieopdrachten, ronde en rechte vloerpatronen en luchtpatronen. De leerling leert de begrippen kracht en dynamiek (in beweging en muzikaliteit) en ervaart verschillende dynamieken en het gebruik van kracht en tijd in beweging. De leerling herkent en benoemd begrippen rondom kracht en ruimte, zoals groot-klein, introvertextravert, langzaam-snel, sterk-zwak, leiden-volgen. De leerling leert dans-gerelateerde begrippen zoals danser, choreograaf, choreografie, studio, dansfrase, beginpose, eind pose.
Creatieve proces 8 9 10 11 12 13 14
De leerling maakt, alleen of in tweetallen, op basis van een opdracht vanuit improvisatie en experiment een vastgelegde danscreatie van ten minste vier bewegingen. De leerling onthoudt, voert uit en presenteert een dansfrase of eenvoudig gestructureerde dans met vastgestelde volgorde van passen en houdingen. De leerling ervaart het vertalen van een (zelf gekozen) betekenisvol onderwerp of thema in dansbeweging en herkent de zeggingskracht van dans, door oriënteren, creëren, presenteren en reflecteren. De leerling ervaart dat er concentratie nodig is om een dans uit te voeren. De leerling ervaart, binnen samenwerkingsopdrachten in dans, respect van andere klasgenoten en is in staat feedback te geven, te ontvangen en te verwerken. De leerling ervaart diverse ritmes, sferen en emoties in muziek en beweging. De leerling herkent en benoemd waargenomen dansbewegingen– gericht op de aspecten: lichaamsdelen-totale lichaam, persoonlijke ruimte-fysieke ruimte en de acties: buigen, strekken en roteren.
Professionele kunst en kunstenaars 15 16
De leerling bezoekt per schooljaar minimaal één professionele dansvoorstelling op school of bij een Haags podium. De leerling ontmoet een in Den Haag werkende professionele danser en maakt kennis met verschillende dansvormen zoals klassiek ballet, moderne dans en urban en doet daar mondeling, schriftelijk of dansend verslag van.
10
20150602 Tussendoelen Beeldende Kunst, Vormgeving en Architectuur, Cultureel Erfgoed, Dans, Literatuur, Mediacultuur, Muziek en Theater
Tussendoelen leerlijn Dans
Groep 5-6
Vakspecifiek 1 2 3 4 5
De leerling voert binnen vastgelegde beweging en geleide improvisatie opdrachten afwisselend fijne en grove motorische handelingen uit. De leerling ervaart binnen vastgelegde beweging en geleide improvisatie opdrachten de lichaamscoördinatie rechts-links en boven-onder en kan hierbinnen variëren tussen persoonlijk en fysiek ruimtegebruik. De leerling kent de begrippen tijd, kracht en ruimte en kan aspecten van ruimte zoals grootte, richting, persoonlijke en fysieke ruimte en hoogtelagen benoemen. De leerling kent de volgende functies van dans: expressief, amusement, esthetisch, communicatief, symbolisch, sociaal en educatief. De leerling is zich bewust van de communicatieve waarde van dans en kan een eigen inspiratiebron omzetten in beweging.
Creatieve proces 6 7 8 9 10 11 12 13 14
De leerling geeft betekenis aan een danscreatie met behulp van de danselementen, mondeling of door het zelf uit te voeren. De leerling maakt, alleen of samen met klasgenoten, vanuit improvisatie een vastgelegde danscreatie van minimaal acht bewegingen en is zich bewust van zijn eigen keuzes op artistiek vlak, vorm, frasering etc. De leerling onthoudt, voert uit en presenteert een dansfrase met vastgestelde volgorde van passen en houdingen aan een bekend publiek. De leerling herkent in dansfrases of choreografieën een (dramatische) spanningsboog van begin, midden en eind en is zich bewust van de elementen die bijdragen aan de zeggingskracht zoals herhaling, frasering, opstellingen, muziek, bewegingen met divers krachtgebruik etc. De leerling is zich bewust van de persoonlijke aspecten die bijdragen aan de uitdrukkingswaarde van zijn danspresentatie (lichaamshouding, expressiviteit, samenwerking, muzikaliteit etc.). De leerling ervaart dat er bij het maken van een choreografie verschillende oplossingen mogelijk zijn en ervaart wederzijds respect t.a.v. keuzes van samenwerkingspartners binnen samenwerkingsopdrachten. De leerling is in staat feedback te verwerken en keuzes te maken in het al dan niet aanpassen van zijn choreografie. De leerling herkent de (cultureel bepaalde) rol en waarde van dans wereldwijd en bij bevolkingsgroepen in de Haagse omgeving en zichzelf in het bijzonder. De leerling ervaart muzikaliteit door te bewegen op de maat (2/4; 4/4; 3/4 ; 6/8) van de muziek of in een aangegeven ritme of tempo en kent de betekenis van de begrippen maat en ritme.
Professionele kunst en kunstenaars 15 De leerling bezoekt per schooljaar minimaal één professionele dansvoorstelling op school of bij een Haags podium. 16 De leerling maakt kennis met dans op een plaats buiten de school en met de specifieke elementen en achtergronden van de bewuste docent/dansstijl die wordt bezocht. Bijvoorbeeld door het volgen van een workshop in een dansstudio in de omgeving. 17 De leerling ontmoet een in Den Haag werkende professionele danser en maakt kennis met verschillende dansvormen zoals klassiek ballet, moderne dans en urban en doet daar mondeling, schriftelijk of dansend verslag van. 11
20150602 Tussendoelen Beeldende Kunst, Vormgeving en Architectuur, Cultureel Erfgoed, Dans, Literatuur, Mediacultuur, Muziek en Theater
Tussendoelen leerlijn Dans
Groep 7-8
Vakspecifiek 1 2 3 4
De leerling is zich bewust van de dynamieken waarmee dansbewegingen worden uitgevoerd (tijd en kracht) en kan ze gebruiken, herkennen, benoemen en interpreteren. De leerling gebruikt de danselementen lichaam, tijd, kracht en ruimte, binnen vastgelegde beweging en gestructureerde dansimprovisatie opdrachten. De leerling benoemt en interpreteert de betekenis van een choreografie of dansfrase. De leerling vertaalt een thema in een dans met een duidelijk begin, midden en eind en beargumenteert de gemaakte stappen en keuzes uit het maakproces.
Creatieve proces 5 6 7 8 9
De leerling bedenkt en voert een dansfrase/choreografie uit en zet de vormingselementen kostuum, techniek en decor in om de zeggingskracht van de dans te versterken en reflecteert op zijn eigen werk en de keuzes die anderen hebben gemaakt. De leerling past compositie elementen (lichaam, tijd, kracht, ruimte) toe in het maken van eigen danscreaties. De leerling presenteert alleen of in een groep op een (buurt)podium voor bekend publiek een eigen danscreatie, gemaakt onder professionele begeleiding. De leerling benoemt en licht zijn persoonlijke waardering voor specifieke dansstijlen of dansstukken toe. De leerling is in staat zich te laten inspireren door dansen uit verschillende culturen.
Professionele kunst en kunstenaars 10 11 12
De leerling bezoekt een professionele dansvoorstelling in het theater en kan (door middel van een presentatie) reflecteren op basis van een dansbeschouwingsschema. De leerling maakt kennis met dans op een plaats buiten de school en met de specifieke elementen en achtergronden van de docent/dansstijl die wordt bezocht. Bijvoorbeeld door het volgen van een workshop in een dansstudio in de omgeving. De leerling ontmoet een in Den Haag werkende professionele danser en maakt kennis met verschillende dansvormen zoals klassiek ballet, moderne dans en urban en doet daar mondeling, schriftelijk of dansend verslag van.
12
20150602 Tussendoelen Beeldende Kunst, Vormgeving en Architectuur, Cultureel Erfgoed, Dans, Literatuur, Mediacultuur, Muziek en Theater
Tussendoelen leerlijn Literatuur
Groep 1-2
Vakspecifiek 1 2 3
De leerling ervaart dat een literaire uiting de verbeelding prikkelt en kan dit verwoorden en verbeelden. De leerling ontdekt en herkent literaire uitingen die aansluiten bij de eigen belevingswereld: prentenboek, sprookje, kort verhaal, gedicht en liedje. De leerling kiest zelf een prentenboek of voorleesboek.
Creatieve proces 4 5 6 7 8 9 10
De leerling reflecteert op de inhoud van een literaire uiting. De leerling herkent de belangrijkste verhaallijn. De leerling herkent emoties in een verhaallijn. De leerling experimenteert met verschillende vaardigheden en technieken zoals vertellen en voordragen, tekenen, schrijven, spelen en bewegen. De leerling verwoordt en verbeeldt ervaringen uit zijn directe belevingswereld (thuis en op school). De leerling verwerkt zijn ervaringen in een verhaal of een tekening met een mondelinge toelichting. De leerling geeft een kort mondeling oordeel over een voorleesboek of prentenboek.
Professionele kunst en kunstenaars 11 12
De leerling ervaart literaire uitingen door (persoonlijk) contact met Haagse literaire kunstenaars en stelt vragen over het werk. De leerling bezoekt een keer per jaar een bibliotheek of een passend museum.
13
20150602 Tussendoelen Beeldende Kunst, Vormgeving en Architectuur, Cultureel Erfgoed, Dans, Literatuur, Mediacultuur, Muziek en Theater
Tussendoelen leerlijn Literatuur
Groep 3-4
Vakspecifiek 1 2 3
De leerling ervaart dat een literaire uiting de verbeelding prikkelt en geeft dit mondeling en schriftelijk weer. De leerling luistert /kijkt met aandacht naar een literaire uiting die aansluit bij de eigen belevingswereld; prentenboek, sprookje, fabel, kort verhaal, gedicht, liedje en toneellezen. De leerling weet dat schrijvers boeken schrijven en dichters gedichten.
Creatieve proces 4 5 6 7 8
De leerling schrijft een kort verhaal of gedicht. De leerling reflecteert op de gevoelswaarde en emoties die door een literaire uiting worden opgeroepen. De leerling reflecteert op de inhoud van een literaire uiting. De leerling geeft een schriftelijk en mondeling oordeel over de belangrijkste elementen in een verhaallijn en licht dit toe. De leerling geeft een presentatie van zelf vormgegeven literaire producten.
Professionele kunst en kunstenaars 9 10 11
De leerling ervaart literaire uitingen door (persoonlijk) contact met kunstenaars tijdens bezoeken op school, op manifestaties en doet daarvan mondeling verslag. De leerling weet dat schrijvers en dichters een beroep uitoefenen. De leerling bezoekt een keer per jaar een bibliotheek, een passend museum of manifestatie.
14
20150602 Tussendoelen Beeldende Kunst, Vormgeving en Architectuur, Cultureel Erfgoed, Dans, Literatuur, Mediacultuur, Muziek en Theater
Tussendoelen leerlijn Literatuur
Groep 5-6
Vakspecifiek 1 2 3 4 5
De leerling ervaart dat een literaire uiting de verbeelding prikkelt en kan dit verwoorden, beschrijven en verbeelden. De leerling luistert/kijkt naar een literaire uiting die aansluit bij de eigen belevingswereld: prentenboek, jeugdboek, sprookje, fabel, kort verhaal, gedicht, toneelscript en liedje. De leerling herkent de genres: kort verhaal, jeugdliteratuur, gedicht, lied, strip, sprookje en fabel. De leerling herkent en benoemt verschillende kenmerken van proza: hoofdpersoon, bijfiguur, tijdsverloop, verteller, dialoog. De leerling herkent en benoemt verschillende kenmerken van poezie: klank, ritme, rijm, herhaling, witregel, vrij vers en vormgeving.
Creatieve proces 6 7 8 9 10 11 12
De leerling geeft m.b.v. een leerkracht/professional in een creatief proces vorm aan een eigen product. De leerling reflecteert op de inhoud van een literaire uiting. De leerling beheerst vakspecifieke technieken en vaardigheden om een literaire opdracht uit te voeren. De leerling maakt een keuze voor een eigen genre en auteur en verwoordt of beschrijft deze keuze. De leerling presenteert alleen of met een groepje zelf vormgegeven literaire producten. De leerling reflecteert op het werkstuk en werkproces van zichzelf en dat van groepsgenoten. De leerling geeft en ontvangt respectvolle feedback voor werkstukken/presentaties en zienswijzen van anderen.
Professionele kunst en kunstenaars 13 14 15
De leerling kent verschillende culturen, landen en religies die vertegenwoordigd zijn in de eigen omgeving en ontdekt dat literatuur daarbinnen eigen karakteristieken, waarde en positie kan hebben. De leerling ervaart literaire uitingen door (persoonlijk) contact met kunstenaars. De leerling bezoekt een keer per jaar een bibliotheek, een passend museum of manifestatie en doet daarvan verslag.
15
20150602 Tussendoelen Beeldende Kunst, Vormgeving en Architectuur, Cultureel Erfgoed, Dans, Literatuur, Mediacultuur, Muziek en Theater
Tussendoelen leerlijn Literatuur
Groep 7-8
Vakspecifiek 1 2 3 4
De leerling beluistert/bekijkt/leest/herkent een aangeboden literaire uiting: realistisch verhaal, historisch verhaal, fantasy, science fiction, graphic novel. De leerling beluistert/leest/herkent bij gedichten: sonnet, haiku, onzinrijm, liedtekst en podcast De leerling duidt het belang van een literaire uiting in maatschappelijk opzicht. De leerling gebruikt complexere kernbegrippen van een literaire uiting: van woordweb naar tekst, van strip naar verhaal, sfeerbeschrijving.
Creatieve proces 5 6 7 8 9 10 11
De leerling verwoordt en verbeeldt op literaire manier ervaringen uit zijn directe belevingswereld (thuis, buurt en school). De leerling beheerst verschillende vakspecifieke technieken/vaardigheden en kan deze toepassen. De leerling reflecteert op de inhoud van een literaire uiting. De leerling herkent de gevoelswaarde en emoties die door een literaire uiting worden opgeroepen, kan deze verwoorden en toepassen en kan daar op reflecteren. De leerling presenteert alleen of met een groepje zelf vormgegeven producten. De leerling geeft feedback en reflecteert op eigen werk en dat van anderen en onderbouwt dit met argumenten. De leerling geeft een kort beargumenteerd oordeel, zowel mondeling als schriftelijk, over kinder- en jeugdliteratuur.
Professionele kunst en kunstenaars 12 13
De leerling ervaart literaire uitingen door (persoonlijk) contact met kunstenaar. De leerling bezoekt een keer per jaar een bibliotheek, een passend museum of manifestatie en doet daarvan mondeling of schriftelijke verslag of gebruikt een andere literaire uiting.
16
20150602 Tussendoelen Beeldende Kunst, Vormgeving en Architectuur, Cultureel Erfgoed, Dans, Literatuur, Mediacultuur, Muziek en Theater
Tussendoelen leerlijn Mediacultuur
Groep 1-2
Vakspecifiek 1 2 3 4 5 6 7
De leerling ervaart, herkent en gebruikt verschillende soorten digitale apparatuur als mediauitingen. De leerling ervaart verschillende soorten media–uitingen om een verhaal te vertellen of een boodschap vorm te geven (o.a. lichaam, stem, beeldmateriaal etc.). De leerling leert een verhaal ( of eigen gedachten) om te zetten in beeld en geluid. De leerling herkent en interpreteert een simpele mediaboodschap, zoals een reclame. De leerling bedient een aantal digitale apparaten. De leerling herkent binnen een beschermde webomgeving symbolen. De leerling experimenteert met eenvoudige toepassingen / applicaties om eigen content te creëren ( o.a. stop Motion techniek) onder leiding van een vakdocent.
Creatieve proces 8 9 10 11 12 13
De leerling formuleert eigen gedachten n.a.v. een (media)kunstwerk. De leerling luistert naar andere leerlingen De leerling geeft aan wie de hoofdpersoon in een verhaal is en wat deze persoon meemaakt. De leerling leert over zijn eigen werk te vertellen aan anderen. De leerling benoemt de opbouw binnen media-uitingen in de termen: begin, midden, einde. (*) De leerling reageert op media-uitingen vanuit eigen associaties in woord, gebaar en beeld.
Professionele kunst en kunstenaars 14 15 16
De leerling ervaart een filmvoorstelling of (media)kunsttentoonstelling op locatie in een (Haagse) culturele instelling / professionele leeromgeving. De leerling maakt kennis met (media)kunst als medium en bekijkt het werk van uiteenlopende (Haagse) filmmakers en kunstenaars De leerling herkent en benoemt een culturele instelling op het gebied van film en (media)kunst in de eigen stad.
17
20150602 Tussendoelen Beeldende Kunst, Vormgeving en Architectuur, Cultureel Erfgoed, Dans, Literatuur, Mediacultuur, Muziek en Theater
Tussendoelen leerlijn Mediacultuur
Groep 3-4
Vakspecifiek 1 2 3 4 5 6 7 9 10
De leerling is zich bewust van de reikwijdte van verschillende soorten media (gebruik voor dichtbij en veraf). De leerling ervaart,herkent en heeft besef van verschillende soorten media-uitingen en kan hierop reflecteren. De leerling herkent en ervaart verschillende vertelmethoden. De leerling leert onderscheid te maken tussen verschillende media en kan verschillende apparaten en platformen gebruiken. De leerling analyseert eenvoudige media-uitingen naar inhoud, vorm en functie. De leerling herkent een format van een media-uiting. Journaal heeft ander format dan een entertainmentprogramma. De leerling beheerst enkele technieken en vaardigheden om eenvoudige digitale apparatuur te bedienen. De leerling verstuurt boodschappen met verschillende digitale en analoge middelen. De leerling is zich bewust van de invloed van reclame.
Creatieve proces 11 12 13 14 15 16 17 18
De leerlingen passen de opbouw van een verhaal toe in een beeldverhaal (gebruikmakend van diverse media. De leerling verbeeldt en verwoordt zijn associaties bij media-uitingen. De leerling bekijkt het werk van uiteenlopende (media)kunstenaars en kan hier fysiek en verbaal op reflecteren (binnen de regels van de instelling). De leerling luistert naar andere meningen over media-uitingen luisteren en respecteert deze. De leerling ervaart hoe het is om zichzelf in een (media)kunstvorm uit te drukken en te presenteren. De leerling geeft aan wat een hoofdboodschap is van een media-uiting. De leerling oriënteert zich binnen complexe, nog steeds afgebakende mediaomgevingen. De leerling reflecteert op eigen mediagebruik en dat van anderen.
Professionele kunst en kunstenaars 19 20
De leerling reflecteert op een filmvoorstelling of (media)kunsttentoonstelling op locatie in een (Haagse) culturele instelling / professionele leeromgeving De leerling voert een gesprek met een (Haagse) filmmaker/kunstenaar over zijn/haar werk.
18
20150602 Tussendoelen Beeldende Kunst, Vormgeving en Architectuur, Cultureel Erfgoed, Dans, Literatuur, Mediacultuur, Muziek en Theater
Tussendoelen leerlijn Mediacultuur
Groep 5-6
Vakspecifiek 1 2 3 4 5 6
De leerling benoemt welke rol media speelt in zijn eigen leven/ kan reflecteren op eigen mediagebruik. De leerling edit zelf gemaakte content en kan met eenvoudige software zelf opgenomen scènes monteren. De leerling is zich bewust van de invloed van media-uitingen op de leefwereld De leerling communiceert via diverse applicaties. De leerling gebruikt diverse zoekmachines. De leerling is zich bewust van manipulatie binnen media-uitingen en informatiebronnen
Creatieve proces 7 8 9 10 11
De leerling analyseert de verhaalopbouw van een media-uiting en past deze in eigen werk toe. De leerling analyseert de belangrijkste basisprincipes van een media-uiting en past deze in eigen werk toe. De leerling werkt zelfstandig binnen een complexe gesloten media-omgeving. De leerling ontwerpt een eenvoudige reclame voor verschillende doelgroepen. De leerling zet een media-uiting in een context van plaats en tijd.
Professionele kunst en kunstenaars 12 13
De leerling ervaart een filmvoorstelling of (media)kunsttentoonstelling in een (Haagse) culturele instelling / professionele leeromgeving. De leerling voert een gesprek met een (Haagse) filmmaker/kunstenaar over het werk van een filmmaker/kunstenaar.
19
20150602 Tussendoelen Beeldende Kunst, Vormgeving en Architectuur, Cultureel Erfgoed, Dans, Literatuur, Mediacultuur, Muziek en Theater
Tussendoelen leerlijn Mediacultuur
Groep 7-8
Vakspecifiek 1 2 3 4 5 6 7 8
De leerling beargumenteert welke rol media spelen in het eigen leven en vergelijken dit met anderen, en andere tijdperken. De leerling benoemt de functie van montage in relatie tot de betekenis van het verhaal en past dit toe in eigen werk. De leerling hanteert naar eigen inzicht digitale apparatuur software (*). De leerling benoemt de effecten van het mediagebruik op het menselijk bestaan. De leerling herkent vooroordelen en rolpatronen binnen media-uitingen. De leerling is zich bewust van het effect van uitsluiting, flaming en destructief gedrag van zichzelf of anderen, via media-uitingen. De leerling gaat op verantwoorde wijze om met een gemedialiseerde omgeving. De leerling past de opbouw van een verhaal toe in eigen werk.
Creatieve proces 9 10 11 12 13 14
De leerling duidt de begrippen objectief en subjectief in relatie tot informatiebronnen en media-uitingen De leerling ontwerpt eigen materiaal en deelt dit met anderen binnen verschillende media-uitingen. De leerling geeft betekenis aan een media-uiting, om deze achtereenvolgens te plannen, te maken en te verspreiden. De leerling heeft een bewust vormgegeven (fictief) profiel en communiceert hiermee. De leerling reflecteert vanuit filmvoorstelling of en (media)kunsttentoonstelling op de Werkelijkheid. De leerling ontwerpt een complexe reclame voor een specifieke doelgroep.
Professionele kunst en kunstenaars 15 16
De leerling ervaart een filmvoorstelling of (media)kunsttentoonstelling in een (Haagse) culturele instelling / professionele leeromgeving en vertaalt deze ervaring in een eigen media-uiting. De leerling voert een gesprek met een (Haagse) filmmaker/kunstenaar over eigen werk of dat van een filmmaker/kunstenaar.
20
20150602 Tussendoelen Beeldende Kunst, Vormgeving en Architectuur, Cultureel Erfgoed, Dans, Literatuur, Mediacultuur, Muziek en Theater
Tussendoelen leerlijn Muziek
Groep 1-2
Vakspecifiek 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
De leerling luistert actief naar korte stukken (live) muziek die aansluiten bij zijn belevingswereld. De leerling herkent een repertoire liedjes en versjes, passend bij zijn belevingswereld. De leerling herkent eenvoudige vormen van muziek, zoals herhaling en contrast (couplet/refrein en echo). De leerling maakt kennis en experimenteert met verschillende muzieksoorten, ritmes, klanken en klankbronnen. De leerling kent de naam en speelwijzen van enkele instrumenten. De leerling reageert bij het musiceren in een groep op een (lied)begeleidingsgebaar, waardoor er gelijk begonnen en geëindigd wordt. De leerling past zich tijdens het musiceren aan het tempo en volume van de groep aan. De leerling zingt eenstemmige liedjes mee met de leerkracht. De leerling voert alleen of in de groep eenvoudige ritmische patronen uit. De leerling herkent functies van muziek in een aantal feesten, situaties en emoties.
Creatieve proces 11. 12. 13. 14. 15. 16.
De leerling vertelt bij een compositie/lied wat hij hoort, denkt, voelt en beleeft. De leerling geeft de maat en het tempo van de muziek in een beweging weer. De leerling geeft betekenis aan de muziek en maakt daarbij gebruik van eenvoudige muzikale begrippen. De leerling verwerkt een sfeer of muzikale tegenstelling in een vocaal/instrumentaal (geïmproviseerd) stukje en presenteert dit aan zijn klasgenoten. De leerling presenteert alleen of in een groepje een kort muziekstukje onder leiding van de leerkracht aan anderen. De leerling luistert met aandacht naar een muzikale presentatie van klasgenoten.
Professionele kunst en kunstenaars 17. 18.
De leerling bezoekt per schooljaar minimaal één concert/muziektheatervoorstelling. De leerling ontmoet een in Den Haag werkend musicus/muzikant/componist en stelt vragen over zijn werk.
21
20150602 Tussendoelen Beeldende Kunst, Vormgeving en Architectuur, Cultureel Erfgoed, Dans, Literatuur, Mediacultuur, Muziek en Theater
Tussendoelen leerlijn Muziek
Groep 3-4
Vakspecifiek 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
De leerling luistert actief naar (live)muziek uit een breed muziek(theater)repertoire, aansluitend bij zijn belevingswereld. De leerling kent liedjes in meerdere talen en van diverse culturen. De leerling herkent en benoemt verschillen in klankduur en klanksterkte, toonhoogte en de vormaspecten herhaling en contrast in een breed repertoire van muziek. De leerling benoemt eenvoudige vormen van muziek, zoals couplet, refrein en echo in beluisterde of met de groep gespeelde muziek. De leerling neemt kennis van betekenissen die anderen aan muziek geven, waaronder de tekstschrijver/componist. De leerling kent de naam en speelwijze van enkele veelvoorkomende instrumenten binnen de school en van het pop- en (Westerse) klassieke instrumentarium. De leerling reageert op eenvoudige (lied)begeleidingsgebaren voor maat/puls en reageert op eenvoudige (lied)begeleidingsgebaren De leerling zingt zuiver, helder, gearticuleerd en met expressie. De leerling heeft kennis van verschillende functies van de muziek in het leven van mensen van vroeger en nu.
Creatieve proces 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18.
De leerling vertelt over zijn (in overleg) gemaakte muzikale keuzes. De leerling geeft zijn muzikale ideeën picturaal en grafisch weer en reproduceert dit. De leerling voert, alleen of in een groepje, een eenvoudige grafisch genoteerde compositie uit. De leerling ontwerpt muziekstukjes met gebruikmaking van muzikale tegenstellingen, herhaling en contrast. De leerling maakt zelfbedachte muzikale klanken bij een verhaal of sfeer. De leerling heeft aandacht voor het samen zingen en spelen bij het musiceren in groepsverband. De leerling presenteert, alleen of in een groepje, een kort muziekstukje voor een bekend publiek. De leerling geeft feedback op het werkproces van anderen, met gebruik van eenvoudige muzikale begrippen. De leerling benoemt in een compositie wat hem aanspreekt en wat hij voelt bij een muziekstukje van anderen en van zichzelf.
Professionele kunst en kunstenaars 19. 20. 21.
De leerling bezoekt per schooljaar minimaal één concert/muziektheatervoorstelling en geeft daar mondeling, schriftelijk of visueel verslag van. De leerling ontmoet een in Den Haag werkend musicus/muzikant/componist en stelt vragen over zijn werk en het beroep en geeft daar mondeling, schriftelijk of visueel verslag van. De leerling maakt kennis met enkele beroepen binnen de muziek.
22
20150602 Tussendoelen Beeldende Kunst, Vormgeving en Architectuur, Cultureel Erfgoed, Dans, Literatuur, Mediacultuur, Muziek en Theater
Tussendoelen leerlijn Muziek
Groep 5-6
Vakspecifiek 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
De leerling neemt kennis van betekenissen die anderen aan muziek geven, waaronder de tekstschrijver/componist. De leerling benoemt de kenmerken van de meest voorkomende muziekstijlen. De leerling benoemt en herkent thema’s in een breed repertoire aan muziekstijlen. De leerling zingt in canon. De leerling zingt een lied zelfstandig, ritmisch correct, gearticuleerd, zuiver en met expressie. De leerling beheerst enkele eenvoudige instrumenten met verschillende speelmanieren (slaan, blazen, tokkelen, strijken, toetsen) op het gebied van speelhouding, klank en motoriek. De leerling voert eenvoudige ritmische en melodische (begeleidings)patronen uit.
Creatieve proces 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18.
De leerling voert bestaande grafisch- en traditioneel genoteerde composities uit en volgt deze auditief. De leerling licht gemaakte keuzes uit zijn muzikale ideeën en alternatieven toe. De leerling benoemt in een compositie wat hem aanspreekt en wat hij voelt bij de compositie van anderen en van zichzelf en maakt hierbij gebruik van eenvoudige muzikale begrippen. De leerling luistert tijdens het musiceren naar anderen en levert een kwalitatieve bijdrage aan het gezamenlijke muzikale resultaat. De leerling brengt structuur aan in zijn composities en maakt hierbij gebruik van klank- en vormaspecten. De leerling reageert adequaat op een inzetgebaar bij canonzingen De leerling ontwerpt een eigen muziekfragment aan de hand van een door de leerkracht gegeven kader met een bepaalde sfeer of emotie. De leerling bedenkt tekstfragmenten bij een bestaand lied of rap, en maakt daarbij gebruik van het juiste ritme en rijm. De leerling presenteert alleen of in een groepje een eigen idee of bestaande compositie in een bekende ruimte aan een bekend publiek. De leerling is in staat feedback van anderen te ontvangen en geeft feedback op het werkproces van anderen, met gebruik van muzikale begrippen. De leerling heeft enig inzicht in de invloed van muziek in de media.
Professionele kunst en kunstenaars 19. 20. 21.
De leerling bezoekt per schooljaar minimaal één concert/muziektheatervoorstelling en geeft daar mondeling, schriftelijk of visueel verslag van. De leerling ontmoet een in Den Haag werkend musicus/muzikant/componist en stelt zelfbedachte vragen over zijn werk en het beroep en geeft daar mondeling, schriftelijk of visueel verslag van. De leerling licht enkele beroepen binnen de muziek toe.
23
20150602 Tussendoelen Beeldende Kunst, Vormgeving en Architectuur, Cultureel Erfgoed, Dans, Literatuur, Mediacultuur, Muziek en Theater
Tussendoelen leerlijn Muziek
Groep 7-8
Vakspecifiek 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
De leerling luistert met aandacht naar muziek van buiten zijn belevingswereld. De leerling benoemt de kenmerken van de meest voorkomende muziekstijlen, waaronder de bijbehorende instrumenten en bezettingen. De leerling herkent en analyseert variaties op thema’s in muziek. De leerling kent de namen en speelwijzen van verschillende instrumenten binnen de school en van veel gebruikte instrumenten in de pop- en klassieke muziek. De leerling past variatie toe als vormprincipe in zijn composities. De leerling onderscheidt specifieke klankaspecten en geeft deze weer in passende grafische symbolen. De leerling zingt een canon met een ingewikkeld ritme en ingewikkelde melodielijn. De leerling speelt eenvoudige ritmische en melodische (begeleidings)patronen binnen meerstemmigheid.
Creatieve proces 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16.
De leerling vergelijkt zijn eigen betekenis aan muziek met die van andere leerlingen en staat daarbij open voor andere ideeën. De leerling geeft zijn muzikale ideeën vorm met gebruikmaking van (muziek)technologie. De leerling verwerkt feedback van zijn klasgenoten in zijn werk(proces), waardoor de zeggingskracht ervan verbetert. De leerling voert een eigen liedtekst of rap uit, en maakt daarbij gebruik van een passend metrum en rijm. De leerling is in staat aan de hand van zijn eigen idee een muziekfragment te ontwerpen met een duidelijke vorm, sfeer en emotie. De leerling presenteert een eigen compositie op een podium voor publiek. De leerling levert een substantiële bijdrage aan de inhoud en vorm van de eindpresentatie van groep 8. De leerling heeft enig inzicht in de manier waarop muziek het gedrag van mensen beïnvloedt.
Professionele kunst en kunstenaars 17. 18. 19.
De leerling bezoekt per schooljaar minimaal één concert/muziektheatervoorstelling. en geeft zowel objectieve en subjectieve feedback met gebruikmaking van muzikale begrippen over klank en vorm. De leerling ontmoet een in Den Haag werkend musicus/muzikant/componist en stelt zelfbedachte vragen over zijn werk en het beroep en verwerkt dit in een verslag of presentatie. De leerling verdiept zich in beroepen en opleidingen in de muziek en zang en verwoordt wat hem daarin aanspreekt.
24
20150602 Tussendoelen Beeldende Kunst, Vormgeving en Architectuur, Cultureel Erfgoed, Dans, Literatuur, Mediacultuur, Muziek en Theater
Tussendoelen leerlijn Theater
Groep 1-2
Vakspecifiek 1 2 3 4
De leerling vertaalt zijn persoonlijke ervaringen uit het dagelijkse leven in spelsituaties. De leerling maakt spelenderwijs kennis met verschillende vormen van theater: poppentheater, mime, muziektheater en vormingselementen: kostuum, decor, licht. De leerling herkent de emoties bang, verdrietig, blij en boos en past deze toe in spelsituaties. De leerling kent een aantal eenvoudige theaterbegrippen zoals: acteur, applaus, freeze en publiek.
Creatieve proces 5 6 7 8 9 10 11
De leerling speelt actief mee met een dramatische werkvorm, zoals (vertel)pantomime, tableau vivant en improvisatiespel. De leerling benoemt binnen een gespeelde situatie verschillende rollen en emoties. De leerling vertaalt een door de leerkracht aangereikte inspiratiebron (thema, voorwerp, verhaal) door gebruik van fantasie en voorstelling. De leerling experimenteert met verschillende sferen aan de hand van korte scènes. De leerling vertelt over het spel van zichzelf en dat van groepsgenoten en accepteert de inbreng van anderen over zijn spel. De leerling kijkt met aandacht naar een presentatie van klasgenoten. De leerling verzorgt een korte theatrale presentatie voor de eigen groep of een voor de leerling bekend publiek.
Professionele kunst en kunstenaars 12 13
De leerling kijkt met aandacht naar een professionele theatervoorstelling en vertelt onder begeleiding van de leerkracht over deze ervaring. De leerling ontmoet een in Den Haag werkende theaterprofessional (acteur, regisseur, technicus, kostuumontwerper, grimeur) en stelt spontane vragen over zijn werk.
25
20150602 Tussendoelen Beeldende Kunst, Vormgeving en Architectuur, Cultureel Erfgoed, Dans, Literatuur, Mediacultuur, Muziek en Theater
Tussendoelen leerlijn Theater
Groep 3-4
Vakspecifiek 1 2 3 4 5
De leerling zet zijn emoties, fantasie, lichaam en mimiek in om een (eigen) verhaal vorm te geven. De leerling bedenkt uiterlijke kenmerken van zijn rol en beeldt deze uit met gebruik van zijn houding, gebaar, stem en taal. De leerling kent de beginselen van improviseren: speelt samen, accepteert spelinbreng en geeft spelimpuls. De leerling kent een aantal eenvoudige theaterbegrippen zoals: emotie, scene, podium, kostuum en decor. De leerling improviseert een scene, met een structuur van begin – midden – eind.
Creatieve proces 6 7 8 9 10
De leerling speelt actief mee met een dramatische werkvorm, zoals (vertel)pantomime, tableau vivant, improvisatiespel, afspreekspel, spiegelspel en dialoogspel. De leerling werkt in een groepje samen aan een opdracht en benoemt wat zijn rol is in de samenwerking met anderen en brengt zijn keuzes onder woorden. De leerling bedenkt een eenvoudige scene en voert deze uit voor een voor de leerling bekend publiek. De leerling kijkt met aandacht naar een presentatie van groepsgenoten en reflecteert hierop met gebruikmaking van verschillende theaterbegrippen. De leerling geeft een presentatie samen met andere leerlingen voor de eigen groep of een voor een voor de leerling bekend publiek.
Professionele kunst en kunstenaars 11 12
De leerling ervaart een professionele theatervoorstelling in een Haags theater of professionele leeromgeving binnen de school, en verwoordt na afloop wat hij heeft gezien, gehoord en beleefd. De leerling ontmoet een in Den Haag werkende theaterprofessional (acteur, regisseur, technicus, kostuumontwerper, grimeur) en stelt vragen over zijn werk en het beroep en doet daar mondeling / schriftelijk of theatraal verslag van.
26
20150602 Tussendoelen Beeldende Kunst, Vormgeving en Architectuur, Cultureel Erfgoed, Dans, Literatuur, Mediacultuur, Muziek en Theater
Tussendoelen leerlijn Theater
Groep 5-6
Vakspecifiek 1 2
De leerling speelt een rol vanuit een lichamelijke verandering en vanuit een emotionele situatie. De leerling zet vormgevingsmiddelen als kostuum, decor, geluid en licht in ter ondersteuning van de inhoud van een gemaakte scene. 3 De leerling kent een aantal eenvoudige theaterbegrippen zoals: mimiek, handeling, houding, verbaal, non-verbaal, dialoog, monoloog, personage, speelvlak en past deze toe. 4 De leerling kent de basisberoepen binnen het theater en kent de functies van deze beroepen (technicus licht/geluid, acteur, regisseur, decorontwerper, kostuumontwerper en grimeur). 5 De leerling improviseert een scene op basis van vijf w's (wie, wat, waar, wanneer en waarom). 6 De leerling bedient zelf technische apparatuur bij een eenvoudige presentatie. Creatieve proces 7 8 9 10 11 12
De leerling speelt actief mee met een dramatische werkvorm, zoals (vertel)pantomime, tableau vivant, improvisatie/inspringspel, afspreekspel, spiegelspel, dialoogspel, toneelspel en tekstspel en maakt in zijn spel bewust gebruik van de theatrale ruimte, decor en attributen. De leerling speelt een rol aan de hand van een korte, bestaande tekst. De leerling schrijft en speelt, onder begeleiding, een korte dialoog. De leerling kijkt met aandacht naar een presentatie van groepsgenoten of naar een professionele theatervoorstelling en geeft eenvoudige feedback met gebruik van vakspecifieke begrippen. De leerling geeft feedback met gebruik van vakspecifieke begrippen op zijn eigen spel en accepteert feedback van anderen over zijn spel. De leerling presenteert, alleen of met een groepje, een zelf vormgegeven product op een podium aan een publiek buiten de eigen klas.
Professionele kunst en kunstenaars 13 14
De leerling ervaart een professionele theatervoorstelling in een Haags theater of op locatie in de stad en verwoordt na afloop wat hij heeft gezien, gehoord, gedacht en beleefd en plaatst het verhaal in een context (eigen leefwereld en samenleving). De leerling ontmoet een in Den Haag werkende theaterprofessional (acteur, regisseur, technicus, kostuumontwerper, grimeur) en stelt zelfbedachte vragen over hun werk en het beroep en doet daar mondeling / schriftelijk of theatraal verslag van.
27
20150602 Tussendoelen Beeldende Kunst, Vormgeving en Architectuur, Cultureel Erfgoed, Dans, Literatuur, Mediacultuur, Muziek en Theater
Tussendoelen leerlijn Theater
Groep 7-8
Vakspecifiek 1 2 3 4 5 6 7 8
De leerling werkt zelfstandig aan een spelopdracht. De leerling kent het begrip ensceneren en past dit toe met in acht neming van de theatrale middelen: spel, vormgeving, structuur en muzikaliteit. De leerling kent de basisregels van theaterschrijven en schrijft met behulp hiervan een eenvoudige scene. De leerling kent een aantal klassieke verhalen uit de theaterliteratuur. De leerling kent een aantal eenvoudige theaterbegrippen zoals: script, regie, belichting, timing en verhaallijn en past deze toe. De leerling kent een aantal basisberoepen binnen het theater en kent de functies van deze beroepen (dramaturg, artistiek leider, souffleur en zakelijk leider). De leerling maakt een theatraal product, met gebruikmaking van alle theatrale middelen: spel, vormgeving, structuur en muzikaliteit. De leerling kent het belang van theater voor anderen en voor zichzelf.
Creatieve proces 9
10 11 12 13 14
De leerling speelt actief mee met een dramatische werkvorm, zoals (vertel)pantomime, tableau vivant, improvisatie/inspringspel, afspreekspel, spiegelspel, dialoogspel, toneelspel, tekstspel en voordracht en maakt in zijn spel bewust gebruik van de theatrale ruimte, decor, kostuums en attributen en past deze ook toe in het maken van een eigen scene/toneelstuk. De leerling levert een substantiële bijdrage aan de inhoud en vorm van de eindpresentatie van groep 8. De leerling kijkt met aandacht naar een presentatie van groepsgenoten en geeft objectieve feedback met gebruikmaking van vakspecifieke begrippen. De leerling formuleert een mening met gebruikmaking van vakspecifieke begrippen over eigen werk. De leerling geeft feedback over zijn spel en ontvangt feedback van andere leerlingen uit zijn groepje en past dit toe in zijn spel. De leerling verzorgt een scene/voorstelling aan een groot publiek op een theaterpodium.
Professionele kunst en kunstenaars 15 16 17
De leerling kijkt met aandacht naar een professionele theatervoorstelling in een Haags theater of op locatie in de stad, en geeft zowel objectieve als subjectieve feedback met gebruikmaking van theatrale begrippen over betekenis en vorm. De leerling kent de belangrijkste podia in Den Haag en de algemene theatergeschiedenis van de stad (plekken, gezelschappen, belangrijke mensen). De leerling ontmoet een in Den Haag werkende theaterprofessional (acteur, regisseur, technicus, kostuumontwerper, grimeur) en stelt zelf bedachte vragen over hun werk en het beroep en verwerkt dit in een verslag of presentatie.
28