Stadsenquête Leiden 2009 Ouderenpeiling 55-plus
Colofon Serie Statistiek 2009 / 12 Uitgave Onderzoekscoördinatie
Onderzoeksuitvoering Druk
Strategie en Onderzoek, gemeente Leiden, oktober 2009 Beleidsonderzoek en Analyse (BOA) tel: 071 - 516 5064 e-mail:
[email protected] WBK Marktonderzoek, Den Haag Stadsdrukkerij gemeente Leiden
Ouderenpeiling Leiden 2009
VOORWOORD Informatie over de burgers van Leiden is onmisbaar voor beleidsmakers in de stad. Wat is hun mening, wat zijn hun wensen en wat zijn hun behoeften? Met enquêtes is het mogelijk zulke informatie te verzamelen. Inwoners kunnen daarmee hun stem laten horen over specifieke onderwerpen. Vaak gaat het om informatie over de totale bevolking. Hiertoe organiseert de gemeente Leiden jaarlijks de Stadsenquête. Maar soms is er informatie nodig van bepaalde doelgroepen. Voor u ligt de rapportage van de Ouderenpeiling 55-plus. Deze is, net als in 2003 en 2006, parallel aan de Stadsenquête Leiden gehouden. Bevat de Stadsenquête veel informatie over de Leidenaren van 18 jaar en ouder, in de Ouderenpeiling is veel te ontdekken over de oudere inwoners van Leiden. De onderzoekers hebben aan ruim 750 inwoners van 55 - 85 jaar hun wensen en meningen gevraagd. Men heeft enthousiast meegewerkt aan het beantwoorden van alle vragen uit de enquête. De vragenlijst is grotendeels gelijk aan die in voorgaande jaren. De waarde van deze peiling ligt in het in beeld brengen van diverse ontwikkelingen op lokaal niveau van deze leeftijdscategorie. Het is één van de bronnen om te besluiten het gemeentelijk beleid voort te zetten of juist op onderdelen aan te passen. De gemeente gebruikt de resultaten tevens om nieuw beleid te ontwikkelen, zoals bij de ontwikkeling van levensloopgeschikte woningen en extra ondersteuning van mantelzorgers. De uitkomsten zijn ook bestemd voor de partners in de stad, zoals ouderenorganisaties, woningbouwcorporaties en organisaties voor vrijwilligerswerk. Aan het begin van het rapport vindt u per onderwerp een samenvatting van de belangrijkste resultaten. Deze resultaten komen in de daaropvolgende hoofdstukken uitgebreid aan de orde. De digitale versie van dit rapport staat op www.leiden.nl/statistiek. De coördinatie van de Ouderenpeiling 2009 was dit jaar wederom in handen van de eenheid Beleidsonderzoek en Analyse (BOA) van de afdeling Strategie en Onderzoek van de gemeente. Het onderzoek zelf is uitgevoerd door het bureau WBK Marktonderzoek uit Den Haag. Ik hoop dat deze rapportage interessant en bruikbaar is voor veel inwoners, politieke partijen, ondernemers en maatschappelijke- en culturele organisaties in Leiden. Wij ontvangen graag uw suggesties om de bruikbaarheid van de Stadsenquête te kunnen vergroten via
[email protected].
Pieter van der Straaten Afdelingsmanager Strategie en Onderzoek Gemeente Leiden 16 oktober 2009
Ouderenpeiling Leiden 2009
INHOUD
Samenvatting
5
1 1.1 1.2
Inleiding Achtergrond Indeling rapport
11 11 11
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
Profiel 55-plussers Aantal 55-plussers Huishoudsamenstelling Opleidingsniveau Betaald werk en inkomen Beschikking over internet
12 12 12 12 13 13
3 3.1 3.2 3.3
Algemene tevredenheid Tevredenheid met wonen en leven in Leiden Prettig en te verbeteren aan wonen en leven in Leiden Beoordeling elf aspecten
14 14 14 15
4 4.1 4.2 4.3 4.4
Gezondheid en bewegen Achtergrond Hoeveelheid beweging Soort beweging Beoordeling eigen gezondheid
16 16 16 17 19
5 5.1 5.2 5.3
Belemmeringen voor activiteiten binnen- en buitenshuis Belemmeringen buitenshuis- en binnenshuis Belemmeringen bij verplaatsen op straat ADL-indicator
20 20 21 22
6 6.1 6.2
Wonen Verhuizen vanwege ouderdom/ziekte Aanpassingen aan woning vanwege naderende ouderdom
23 23 24
7 7.1 7.2 7.3
Voorzieningen Hulp of informatie zoeken bij vragen over hulp, wonen, zorg of financiën Bekendheid en gebruik Wmo en Servicepunt Zorg Bekendheid, gebruik en interesse vier voorzieningen
25 25 26 27
8 8.1 8.2 8.3 8.4
Vrijwilligerswerk Huidig en potentieel aantal vrijwilligers Huidige vrijwilligers (Potentiële) vrijwilligers Redenen om (nog) geen vrijwilligerswerk te doen
28 28 29 29 30
9 9.1 9.2 9.3
Mantelzorg Geven en krijgen mantelzorg Mantelzorgers Het krijgen van mantelzorg
31 31 31 33
Ouderenpeiling Leiden 2009
3
10 10.1 10.2 10.3
Financiële situatie Financiële situatie Afsluiten van leningen Vergelijking zes aspecten financiële situatie
34 34 36 36
11 11.1 11.2
Inkomensondersteuning Bekendheid regelingen Gebruik regelingen
37 37 38
12 12.1 12.2 12.3 12.4 12.5 12.6
Onderzoeksverantwoording Vaststellen vragenlijst Methodologie Steekproeftrekking Responseverantwoording Representativiteit Betrouwbaarheid en nauwkeurigheidsmarges
39 39 39 39 40 40 41
Bijlage A: Slotopmerkingen Bijlage B: Overzichtskaart Leiden Bijlage C: Vragenlijst
42 43 44
4
Ouderenpeiling Leiden 2009
SAMENVATTING Het gemeentebestuur Leiden heeft dit jaar in de maanden juni en juli, naast de Stadsenquête, ook een ouderenenquête laten uitvoeren, waarbij 768 ouderen van 55-84 jaar telefonisch zijn geïnterviewd. De 85plussers zijn voor dit onderzoek niet benaderd, omdat voor deze groep ouderen telefonisch onderzoek een minder goede methode is. Deze zogenaamde Ouderenpeiling 55+, soms Ouderenmonitor genoemd, is dit jaar is voor de derde keer gehouden en de vragenlijst van dit jaar is voor een groot deel identiek aan 2006. Voordat de afzonderlijke hoofdstukken worden samengevat, allereerst een kort voorwoord van de bevindingen. In het profielhoofdstuk wordt duidelijk dat het aantal 55-plussers over de periode 2003-2009 langzaam stijgt. Dit als gevolg van de “babyboom” in de jaren na de Tweede Wereldoorlog. Dit betekent tegelijkertijd dat binnen de groep 55-plussers het aandeel 55-64 jarigen relatief sterker stijgt en de groep ouderen van 55 jaar en ouder dus eigenlijk verjongt. Dit is ook terug te zien in de veranderingen in de mate van bewegen, het eigen welzijn en het ervaren van belemmeringen. Per onderdeel is de verandering soms nauwelijks significant, maar alle aspecten bij elkaar geven een soms lichte, soms iets duidelijkere verandering te zien. Enkele voorbeelden: - Een toenemend aantal ouderen voldoet aan de bewegingsnorm; - Het eigen welzijn wordt door de ouderen dit jaar iets hoger beoordeeld; - Ouderen ervaren wat minder belemmeringen (zowel buitenshuis als binnenhuis). Ook de acht onderscheiden belemmeringen bij het verplaatsen op straat worden alle minder vaak genoemd, en de ADL-indicator laat zien dat minder ouderen grote moeite hebben met 1 van de 10 onderscheiden aspecten; - Ouderen hebben vergeleken met eerdere jaren net iets minder vaak verhuisplannen vanwege ouderdom/ziekte en minder vaak behoefte aan aanpassingen aan hun woning vanwege naderende ouderdom. Daarnaast geven ouderen minder vaak aan mantelzorg te ontvangen. De aanwas met “jonge 55-plussers” heeft ook invloed op het gemiddelde opleidingsniveau en het gemiddelde inkomen van ouderen. Beiden zijn de laatste jaren gestegen. Dit is ook terug te zien in de aspecten die hun financiële situatie weergeven. Vergeleken met eerdere jaren geven de ouderen aan gemakkelijker rond te komen, zien ze hun financiële situatie minder sterk teruglopen en hebben ze minder vaak een lening. Op de volgende pagina’s volgt een samenvatting per onderwerp.
Ouderenpeiling Leiden 2009
5
Hfst 2. Profiel Leidenaar van 55 jaar en ouder Leiden heeft op 1 januari 2009 bijna 117 duizend inwoners, waarvan 23% 55 jaar of ouder is. Van de 55-plussers is meer dan de helft vrouw en bijna de helft man. Bij de 55-74 jarigen is de verdeling man/vrouw nog vrijwel 50/50, bij de 85-plussers 28/72. Tabel S2: Aantal 55+ in Leiden en verdeling man/vrouw
55-64 jaar 65-74 jaar 75+ Totaal Bron: GBA Leiden, stand per 1 januari
2003
2006
10.962 6.744 6.689 24.395
12.079 6.955 6.749 25.783
2009 13.242 7.388 6.754 27.384
∆ 2009 vs 2006 + 21% + 10% + 1% + 12%
De gemiddelde huishoudgrootte van 55-plussers is, zoals te verwachten valt, aanzienlijk lager dan dat van de gemiddelde Leidenaar. Circa eenderde heeft een eenpersoonshuishouden, zes op de tien een tweepersoonshuishouden. Des te hoger de leeftijd, des te vaker men alleenstaand is. De participatie van 55-64 jarigen op de arbeidsmarkt bedraagt dit jaar ruim 50%. Dit is wat hoger dan in eerdere jaren toen dit net onder de 50% zat. Het opleidingsniveau en het gemiddeld huishoudinkomen van 55-plussers stijgt de laatste jaren, maar is nog wel lager dan de gemiddelde Leidenaar. Ruim driekwart van de 55-plussers kan beschikken over internet, dit is duidelijk meer dan in eerdere jaren. 65-minners hebben hierover aanzienlijk vaker de beschikking dan 65-plussers. Internetbezit is niet alleen gecorreleerd met leeftijd, ook het huishoudinkomen en het opleidingsniveau zijn van invloed op het internetbezit. In de afgelopen jaren is voor alle groepen de beschikking over internet gestegen.
Hfst 3. Algemene tevredenheid Ruim negen op de tien 55-plussers is redelijk tot erg tevreden met het wonen en leven in Leiden. Prettige punten die worden benadrukt zijn met name de gezellige en levendige sfeer, gevolgd door de groenvoorzieningen, de mooie en rustige omgeving en het ‘thuisgevoel’ dat Leiden ze geeft. Als belangrijkste verbeterpunten worden de rommel op straat en de parkeermogelijkheden genoemd. Elf voorgelegde aspecten die op de stad Leiden en het welzijn van haar inwoners betrekking hebben, worden over het algemeen goed beoordeeld met 10 van de 11 rapportcijfers tussen de 7,2 en 7,6. Het openbaar vervoer krijgt relatief een wat lagere beoordeling (6,9).
Hfst 4. Gezondheid en bewegen Gemiddeld verrichten de 55-plussers 4,5 dagen per week voor minimaal 30 minuten aan lichaamsbeweging, waarbij het gaat het om alle lichaamsbeweging die ten minste even inspannend is als stevig doorlopen of fietsen. In de zomer beweegt men wat vaker dan in de winter. Als uitgegaan wordt van de norm voor voldoende lichamelijke activiteit, te weten ”per dag minstens een half uur matig intensieve lichamelijke activiteit, op minimaal 5 dagen per week” voldoet 57% van de 55-plussers aan de norm. Dit is hoger dan in voorgaande jaren. De mensen die aangeven aan lichaamsbeweging te doen, doen met name aan wandelen en fietsen. 75plussers fietsen relatief minder vaak. Als 55-plussers gevraagd wordt wat hen ervan weerhoudt om meer te bewegen, dan antwoordt zes op de tien dat ze zelf vinden dat ze nu voldoende bewegen. Vier op de
6
Ouderenpeiling Leiden 2009
tien zou wel meer willen bewegen maar komt hier niet aan toe. Tijdgebrek en chronische aandoeningen zijn hiervan de belangrijkste oorzaken. Acht op de tien 55-plussers beoordeelt de eigen gezondheid met goed tot uitstekend en twee op de tien is hier ontevreden over. 55-plussers die nagenoeg geen lichaamsbeweging meer (kunnen) verrichten, geven hun eigen gezondheid - zoals te verwachten valt - een aanzienlijk lagere beoordeling.
Hfst 5. Belemmeringen voor activiteiten binnen- en buitenshuis Van alle 55-plussers ervaart twee op de tien wel eens belemmeringen voor deelname aan activiteiten buitenshuis. Daarnaast ervaart ruim een op de tien belemmeringen binnenshuis, die het voor henzelf moeilijk maken om bepaalde handelingen te verrichten, zoals traplopen, verzorging, zelf eten maken of opstaan vanuit hun bed of stoel. Het ondervinden van belemmeringen neemt toe met de leeftijd. Meestal is een slechte gezondheid of handicap de reden voor de belemmeringen. Minder dan 1% ondervindt dusdanige belemmeringen dat ze niet of nauwelijks meer buiten op straat komen en 6% komt nog maar af en toe op straat. Van de 55-plussers die nog wel buiten komen, geeft ruim eenderde aan dat ze problemen ondervinden met ongelijke stoeptegels of straatstenen, drie op de tien ondervindt problemen van obstakels op straat en een kwart met druk/onoverzichtelijk verkeer. Aan alle 55-plussers zijn tien handelingen voorgelegd met de vraag in hoeverre ze deze nog zelfstandig en zonder moeite kunnen doen. Met behulp van deze vraag kan een landelijke ADL-indicator (Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen) worden vastgesteld. Van alle 55-plussers geeft 8% aan een of meer ADL-beperkingen te hebben. Drie jaar geleden lag dit percentage met 11% iets hoger. Van de onderscheiden aspecten hebben mensen de meeste moeite met traplopen, gevolgd door het zich verplaatsen buitenshuis.
Hfst 6. Wonen Bijna twee op de tien 55-plussers denkt erover in de komende twee jaar te verhuizen. Van hen zou vier op de tien dit doen vanwege (naderende) ouderdom of gezondheid en zes op de tien om een andere reden. Het percentage ouderen met verhuisplannen ligt iets lager dan in 2006. Leidenaren van 75 jaar en ouder hebben minder vaak verhuisplannen. Wel spelen binnen deze groep bij verhuisplannen relatief vaker de leeftijd en gezondheid mee. De mensen die erover denken om te verhuizen vanwege ouderdom/ziekte, vinden het met name belangrijk dat hun nieuwe woning gelijkvloers is. Bijna de helft van de 55-plussers die zouden willen verhuizen vanwege ouderdom/ziekte denkt hierbij problemen te ondervinden. De problemen lijken vooral betrekking te hebben op het aanbod en de wachtlijsten. Van de 55-plussers zou 7% aanpassingen aan huis willen vanwege naderende ouderdom. Dit is iets lager dan in 2006. De mensen die aanpassingen zouden willen, denken met name aan een traplift, steunen in wc/douche, verwijderen van drempels en een verhoogd toilet. Van de mensen die aanpassingen willen, zoekt ruim zes op de tien hiervoor op een of andere wijze (ook) hulp bij de gemeente.
Ouderenpeiling Leiden 2009
7
Hfst 7. Voorzieningen Van alle 55-plussers heeft 7% afgelopen jaar hulp of informatie gezocht in verband met een vraag over hulp, wonen, zorg of financiën. Dit geldt relatief iets vaker voor 75-plussers. De meeste vragen gaan over (tijdelijke) huishoudelijke hulp of thuiszorg. Zij zoeken meestal telefonisch contact met de gemeente of een van de thuiszorgorganisaties. Sinds 1 januari 2007 zijn de gemeenten via de Wmo verantwoordelijk voor zaken als de voormalige Wvgvoorzieningen, hulp bij het huishouden en mantelzorgondersteuning. Zes op de tien 55-plussers is bekend met de Wmo en 8% geeft aan er al eens gebruik van te hebben gemaakt. 75-plussers maken hier beduidend meer gebruik van. Om burgers van Leiden hier goed over te kunnen informeren heeft de gemeente een Servicepunt Zorg opgezet. Ruim vier op de tien is bekend met het Servicepunt en 3% geeft aan hier al eens gebruik van te hebben gemaakt. Hierbij dient te worden vermeld dat mensen zich er niet altijd bewust van zijn dat ze met hun vraag over Wmo-voorzieningen contact hebben met het Servicepunt. Ruim driekwart van de ouderen die contact hebben gehad met het Servicepunt Zorg is hier tevreden over. Er zijn meerdere instanties die informatie en advies geven over activiteiten voor 55-plussers op tal van terreinen. Voor een viertal van deze instanties, te weten het Dienstencentrum, Steunpunt Mantelzorg, Raad- en Daadwinkels en Ouderenadviseurs is gekeken naar de bekendheid, het gebruik en de interesse hierin. Met 62% is het Dienstencentrum van deze vier voorzieningen het best bekend, gevolgd door het Steunpunt Mantelzorg en de Raad- en Daadwinkels. Het minst bekend zijn de Ouderenadviseurs: hier heeft eenderde van gehoord. De afzonderlijke voorzieningen worden door 2-4% van de ouderen gebruikt. Vergeleken met drie jaar geleden is het gebruik van het Dienstencentrum afgenomen. Circa 5-6% gebruikt de voorzieningen nu niet, maar is wel geïnteresseerd om hier mogelijk in de toekomst gebruik van te maken. Grafiek 7.1b: Huidig gebruik en interesse in voorzieningen Raad en daadwinkel 2006
4%
Raad en daadwinkel 2009
4%
9%
Dienstencentrum 2006 Dienstencentrum 2009
10% 6%
4%
9%
5%
Ouderenadviseurs 2006 3%
10%
Ouderenadviseurs 2009 2% 6%
Steunpunt Mantelzorg 2006
4%
8%
Steunpunt Mantelzorg 2009 2% 5% 0%
25% Gebruik
50%
Geen gebruik, wel interesse
Ruim acht op de tien ouderen geeft aan dat over het algemeen informatie over zorg, hulp en voorzieningen gemakkelijk te vinden is, 13% vindt van niet en 3% heeft hier geen oordeel over.
8
Ouderenpeiling Leiden 2009
Hfst 8. Vrijwilligerswerk Drie op de tien 55-plussers geeft aan in de afgelopen 12 maanden aan vrijwilligerswerk te hebben gedaan, 6% doet nu nog geen vrijwilligerswerk, maar zou dat wel graag gaan doen. Ruim acht op de tien 55-plussers geeft aan voldoende tot goed bekend te zijn met het aanbod aan vrijwilligerswerk en bijna twee op de tien vindt van niet. Van de groep potentieel geïnteresseerde vrijwilligers geeft ruim vier op de tien aan nog onvoldoende op de hoogte te zijn van het aanbod. Van de huidige vrijwilligers verricht ruim vier op de tien meer dan eens per week vrijwilligerswerk, bijna drie op de tien wekelijks en twee op de tien één of enkele keren per maand. De meeste vrijwilligers zijn op dit moment actief in de zorg, bij een sportvereniging, ouderenorganisatie of de kerk. De belangrijkste reden om vrijwilligerswerk te doen is anderen helpen, sociale contacten en iets zinvols doen. Bij de omschrijving van het ideale vrijwilligerswerk worden vergelijkbare aspecten genoemd: zorgen voor anderen, mensen helpen, contact met mensen en iets betekenen voor anderen. Zeven op de tien (potentiële) vrijwilligers vindt het belangrijk dat het vrijwilligerswerk in de buurt is. Voor drie op de tien is dit in zulke mate van belang dat ze dit anders niet zouden doen. Voor oudere senioren is dit belangrijker dan voor jongere senioren. Bijna twee op de tien (potentiële) vrijwilligers geeft aan nog andere eisen aan vrijwilligers te stellen. Zij vinden het belangrijk dat het vrijwilligerswerk zinvol is, dat je waardering krijgt en dat het niet te zwaar is. De mensen die (nog) geen vrijwilligerswerk doen, noemen hiervoor met name als redenen dat ze geen tijd hebben/al voldoende doen of te oud/niet gezond genoeg zijn. Jongere senioren noemen hier vaker dat ze geen tijd hebben en oudere senioren dat ze te oud/ziek zijn. De mensen die aangeven wel (meer) vrijwilligerswerk te willen doen, maar dit (nog) niet doen, noemen naast bovengenoemde redenen zaken als: onbekendheid met aanbod, tijdstip niet prettig en moeilijk om de eerste stap te zetten.
Hfst 9. Mantelzorg Van alle 55-plussers zegt een kwart in de afgelopen 12 maanden mantelzorg te hebben gegeven, 5% zegt mantelzorg te hebben ontvangen. Zoals te verwachten valt krijgen 75-plussers vaker mantelzorg, 5564 jarigen geven dit vaker. Mantelzorg geven Mantelzorg wordt met name verricht voor ouders, de eigen partner of buren/vrienden/kennissen. Gemiddeld genomen besteedt 15% hier 15 uur of meer per week aan, echter zeven op de tien doet dit minder uur per week of incidenteel. De bezigheden bestaan met name uit hulp in de huishouding en gezelschap. Ruim eenderde van de mantelzorgers voelt zich in meer of mindere mate belast door de verzorging van een ander. Drie op de tien mantelzorgers geeft aan door het verlenen van mantelzorg meer aan huis gebonden te zijn dan ze zouden willen, 15% ondervindt in meer of mindere mate behoorlijke financiële consequenties en 8% werkt minder dat ze zouden willen. Ruim een op de tien ervaart ook nog andere persoonlijke consequenties zoals emotionele belasting, minder vrije tijd en een kleinere leefwereld. Naast beperkingen, ervaart negen op de tien mantelzorgers voor zichzelf ook positieve effecten van het geven van mantelzorg. Deze effecten hebben meestal betrekking op het gevoel van zingeving (goed om voor anderen bezig te zijn, fijn om zo dichtbij te kunnen zijn, liefde, dankbaarheid).
Ouderenpeiling Leiden 2009
9
Mantelzorg krijgen Ouderen die mantelzorg krijgen, ontvangen dit zowel van hun kinderen, overige familie, partner als buren/vrienden. Zij krijgen dit meestal minder dan 8 uur per week of incidenteel. De hulp bestaat voornamelijk uit hulp in de huishouding, maar ook uit het klaarmaken van de maaltijden, hulp bij persoonlijke verzorging en gezelschap. Van alle senioren, onafhankelijk van of ze momenteel mantelzorg krijgen, heeft 6% behoefte aan (extra) hulp, met name aan hulp in de huishouding en bij klusjes in en om het huis.
Hfst 10. Financiële situatie Driekwart van de 55-plussers geeft aan gemakkelijk rond te komen met het totale huishoudinkomen, bijna twee op de tien komt net rond en 6% kan moeilijk rondkomen. Vergeleken met 2006 komen 55-plussers wat makkelijker rond. Van alle ouderen ziet 6% van de ouderen een verbetering van hun financiële situatie en 18% een verslechtering. De resterende driekwart ziet geen verandering. Dit saldo van -12 is minder negatief dan in 2006, toen dit -20 bedroeg. Van alle 55-plussers in Leiden heeft 14% in het afgelopen jaar door een tekort aan financiële middelen wel eens moeten bezuinigen op primaire levensbehoeften, zoals eten en kleding of door wachten met het betalen van de telefoon- of energierekening. Daarnaast geeft 6% van de 55-plussers aan schulden te hebben (exclusief hypotheek). De resultaten komen overeen met drie jaar geleden. Van alle 55-plussers had 16% in de afgelopen 12 maanden op een of andere wijze een soort van lening (hypotheken buiten beschouwing gelaten). Drie jaar geleden lag dit percentage wat hoger. De meest gebruikte vorm van geld lenen is rood staan bij de bank, een persoonlijke lening of een doorlopend krediet. In vergelijking met de gemiddelde Leidenaar blijken ouderen minder vaak te lenen. Zoals te verwachten valt, scoren de lagere inkomens minder positief op de zes onderscheiden financiële kengetallen: ze hebben vaker problemen om rond te komen, moeten vaker bezuinigen en hebben vaker schulden, een betalingsachterstand of een lening.
Hfst 11. Inkomensondersteuning Het laatste hoofdstuk gaat in op de bekendheid met en het gebruik van een aantal inkomensondersteunende maatregelen onder huishoudens met een wat lager inkomen (inkomen < € 1.450,-). Naast het inkomen zijn bij de bepaling van de doelgroep voor de diverse regelingen ook leeftijd, chronisch ziek/gehandicapt zijn en of men huurt meegenomen. In totaal zijn negen verschillende financiële regelingen voorgelegd. Aan de mensen uit de betreffende doelgroepen is gevraagd of ze bekend zijn met de verschillende regelingen. Het meest bekend zijn de Huurtoeslag en de Zorgtoeslag, met (ruim) negen op de tien die hiervan heeft gehoord. Van deze regelingen wordt ook het meest gebruik gemaakt. Het minst bekend en het minst gebruikt zijn de Woonlastenregeling 65+ en de Regeling chronisch zieken/gehandicapten/ ouderen. Hier is bijna de helft van de mensen uit de betreffende doelgroepen mee bekend. De meest genoemde reden om niet van de regelingen gebruik te maken, is omdat ze er niet voor in aanmerking (denken te) komen, op afstand gevolgd door het feit dat ze het niet nodig hebben.
10
Ouderenpeiling Leiden 2009
1.
INLEIDING
Het gemeentebestuur Leiden heeft dit jaar naast de Stadsenquête in de maanden juni en juli 2009 een ouderenenquête laten uitvoeren, waarbij 768 ouderen van 55-84 jaar telefonisch zijn geïnterviewd. De 85plussers zijn voor dit onderzoek niet benaderd, omdat deze groep ouderen (telefonisch) minder goed bereikbaar is.
1.1 Achtergrond Voor het grootste deel is het huidige onderzoek een herhaling van de Ouderenpeiling in 2006 en voor een kleiner deel een herhaling van de peiling van 2003. In dat jaar werd namelijk een Nota ouderenbeleid “Leiden voor alle leeftijden” vastgesteld. Een van de daarin geformuleerde actiepunten was het verzamelen van gegevens over met name de wensen en behoeften van ouderen op de gebieden participatie, welzijn en cultuur. Dat heeft toen geleid tot de hier genoemde Ouderenpeiling 2003, met daarin vragen over genoemde onderwerpen, maar ook over verkeer en vervoer en over gezondheid. De uitkomsten hiervan zijn benut bij de beleidsontwikkeling binnen de gemeente en in de afspraken met de gesubsidieerde instellingen.
1.2 Indeling rapport In dit rapport worden de resultaten van de derde Ouderenpeiling 55+ gepresenteerd, waarbij de resultaten vergeleken worden met 2006 en waar mogelijk met de eerste Ouderenpeiling in 2003. Net als in 2006 is ook deze monitor in de zomer gehouden, dus de resultaten, die betrekking hebben over de laatste 12 maanden, betreffen de periode juli 2008 tot en met juni 2009. De rapportage geeft allereerst in hoofdstuk 2 een profiel van de ouderen van 55 jaar en ouder van Leiden op basis van een verscheidenheid aan algemene gegevens, gebaseerd op kerncijfers van de eenheid Beleidsonderzoek en Analyse (BOA) en telefonisch onderzoek. Vervolgens worden in de hoofdstukken 3 tot en met 11 de onderzoeksvragen behandeld. Tot slot wordt in hoofdstuk 12 de onderzoeksverantwoording uiteengezet. In de bijlage zijn de individuele slotopmerkingen van de respondenten opgenomen evenals een overzichtskaart van Leiden en de vragenlijst. Naast dit eindrapport is aan alle deelnemende afdelingen een tabellenboek geleverd met een complete uitdraai van alle tabellen inclusief een overzicht van de open antwoorden.
Ouderenpeiling Leiden 2009
11
2.
PROFIEL 55-PLUSSERS
In dit hoofdstuk wordt allereerst een profiel gegeven van de 55-plussers. Hierbij komen de volgende onderwerpen aan bod: leeftijdsopbouw, verdeling man/vrouw, huishoudsamenstelling, opleidingsniveau, werk, inkomen en internetbeschikking.
2.1 Aantal 55-plussers Leiden heeft op 1 januari 2006 116.818 inwoners, waarvan er 27.384 55 jaar of ouder zijn. Dat is 23% van alle Leidenaren. 46% van de 55-plussers is man, 54% vrouw. Bij de 55-74 jarigen is de verdeling man/vrouw nog vrijwel 50/50, bij de 85-plussers 28/72. Dit telefonische onderzoek is gehouden onder ouderen van 55-84 jaar, omdat veel 85-plussers minder goed bereikbaar zijn voor (telefonisch) onderzoek. Tabel 2.1a: Aantal 55+ in Leiden en verdeling man/vrouw 2003 55-64 jaar 10.962 65-74 jaar 6.744 75-84 jaar 4.879 85+ 1.810 Totaal 24.395 Bron: GBA Leiden, stand per 1 januari 2009
2006 12.079 6.955 4.849 1.900 25.783
2009 13.242 7.388 4.741 2.013 27.384
% Man 51% 49% 40% 28% 46%
% Vrouw 49% 51% 60% 72% 54%
2.2 Huishoudsamenstelling De gemiddelde huishoudgrootte van 55-plussers is, zoals te verwachten valt, aanzienlijk lager dan dat van de gemiddelde Leidenaar. Circa eenderde van de 55-plussers heeft een eenpersoonshuishouden, zes op de tien een tweepersoonshuishouden. Des te hoger de leeftijd, des te vaker men alleenstaand is. Tabel 2.2: Huishoudsamenstelling
Alleenstaand 2 personen Gezin met kinderen (incl. eenoudergezin) Totaal
Gemiddelde Leidenaar 2009 18% 36% 46% 100%
55+ Totaal 2003 32% 60% 8% 100%
Totaal 2006 34% 58% 8% 100%
Totaal 2009 32% 60% 8% 100%
55-64 jaar
65-74 jaar
75+
23% 63% 14% 100%
28% 70% 2% 100%
56% 43% 1% 100%
2.3 Opleidingsniveau 55-plussers zijn over het algemeen lager opgeleid dan de gemiddelde Leidenaar. Het valt op dat het opleidingsniveau van de ondervraagde respondenten in de laatste jaren sterk is gestegen. Tabel 2.3: Opleidingsniveau
1
Gemiddelde Leidenaar 2009 1. Lager onderwijs I 2. Lager onderwijs II 3. Middelbaar onderwijs 4. Hoger onderwijs Totaal
1
12
5% 19% 28% 50% 100%
55+ Totaal 2003 16% 40% 20% 24% 100%
Totaal 2006 14% 36% 22% 28% 100%
Totaal 2009 13% 27% 24% 36% 100%
55-64 jaar
65-74 jaar
75+
8% 21% 23% 47% 100%
11% 31% 18% 33% 100%
22% 33% 26% 19% 100%
Lager onderwijs I (Geen onderwijs, basisonderwijs), Lager onderwijs II (LBO, MAVO), Middelbaar onderwijs (Leerlingwezen, MBO, Havo/VWO), Hoger onderwijs (HBO, WO).
Ouderenpeiling Leiden 2009
2.4 Betaald werk en inkomen De participatie van 55-64 jarigen op de arbeidsmarkt bedraagt dit jaar 54%. Dit is wat hoger dan in 2003 en 2006 toen respectievelijk 46% en 45% gemeten is. De 55-plussers is gevraagd naar het gezamenlijk netto (=schoon) maandinkomen van het huishouden. Hierbij worden uitkeringen, pensioengelden, alimentatie en dergelijke ook als inkomen gezien. Vakantiegeld, kinderbijslag en huursubsidie worden niet meegerekend. De oudere Leidenaren hebben gemiddeld genomen een lager inkomen dan de gemiddelde Leidenaar. Van de Leidenaren heeft 13% een netto maandelijks huishoudinkomen van 1.200 euro of minder, van de gemiddelde Leidenaar is dat 8%. Hierbij moet worden gezegd dat 55-plussers veel vaker een- of tweepersoonshuishoudens hebben. Verder valt het verschil in inkomen op tussen de 55-64 jarigen en de 75-plussers. Tabel 2.4: Netto maandelijks huishoudinkomen Gemiddelde Leidenaar ’08-09
55+
indeling t/m 2006
indeling in 2009
≤ 1.130 euro
≤ 1.200 euro
8%
Totaal 2003 21%
5%
15%
27%
1.131 - 2.000 euro
1.201 - 2.150 euro
29%
37%
40%
28%
32%
45%
44%
2.001 - 3.000 euro
2.151 - 3.200 euro
27%
25%
23%
26%
33%
20%
20%
3.001 – 3.750 euro
3.201 – 4.000 euro
17%
7%
11%
14%
9%
6%
> 3.750 euro Totaal
> 4.000 euro
21% 100%
11% 100%
12% 100%
16% 100%
11% 100%
3% 100%
16% 100%
Totaal 2006 18%
Totaal 2009 13%
55-64 jaar
65-74 jaar
75+
2.5 Beschikking over internet Ruim driekwart van de 55-plussers kan beschikken over internet, dit is duidelijk meer dan in eerdere jaren. 65-minners hebben hierover aanzienlijk vaker de beschikking dan 65-plussers. Tabel 2.5a: Kunnen beschikken over internet
Ja Nee Totaal
Gemiddelde Leidenaar 2009 94% 6% 100%
55+ Totaal 2003 42% 68% 100%
Totaal 2006 55% 45% 100%
Totaal 2009 77% 23% 100%
55-64 jaar
65-74 jaar
75+
94% 6% 100%
74% 26% 100%
46% 54% 100%
Internetbezit is niet alleen gecorreleerd met leeftijd, ook het huishoudinkomen en het opleidingsniveau zijn van invloed op het internetbezit. Te zien is dat in de afgelopen jaren voor alle groepen de beschikking over internet is gestegen. Tabel 2.5b: Beschikking over internet (% 55-plussers) 2003 Inkomen ≤ 1200 12% 1201-2150 30% 2151-3200 60% > 3200 87% Opleiding Laag I Laag II Middelbaar Hoger
Ouderenpeiling Leiden 2009
13% 29% 57% 72%
2006
2009
25% 54% 74% 89%
38% 74% 86% 96%
20% 41% 64% 85%
49% 63% 81% 94%
13
3.
ALGEMENE TEVREDENHEID
Dit hoofdstuk geeft een algemeen beeld van de tevredenheid van de Leidenaar van 55 jaar en ouder met het wonen en leven in de eigen stad. Naast een directe vraag over de tevredenheid, is ook gevraagd naar de prettige en minder prettige aspecten van Leiden. In de laatste paragraaf worden elf aspecten die betrekking hebben op de stad en het welzijn van de 55-plussers behandeld.
3.1 Tevredenheid met wonen en leven in Leiden Ruim negen op de tien 55-plussers is redelijk tot erg tevreden met het wonen en leven in Leiden. Vergeleken met 2006 is het percentage 55-plussers dat erg tevreden is wat toegenomen. Naar leeftijd is te zien dat Leidenaren van 65 jaar en ouder wat vaker aangeven erg tevreden te zijn dan 55-64 jarigen. Grafiek 3.1: Tevredenheid wonen en leven in Leiden 39%
Totaal 2006
51%
44%
Totaal 2009
49%
39%
55-64 jaar
Zuid
41%
West
42% 0%
25% Erg tevreden
5% 1%
53%
49%
Noord
7% 2%
44%
43%
Midden
5% 2%
46%
49%
75+
5% 2%
54%
46%
65-74 jaar
8% 2%
2%2%
48% 48%
50%
3%
5% 1%
52%
Redelijk tevreden
3% 8%
75% Matig tevreden
100% Niet tevreden
3.2 Prettig en te verbeteren aan wonen en leven in Leiden Als wordt gevraagd om spontaan aan te geven wat men prettig vindt aan Leiden, dan noemen de 55plussers het vaakst de gezellige en levendige sfeer, gevolgd door de groenvoorzieningen, de mooie en rustige omgeving en het ‘thuisgevoel’ dat Leiden ze geeft. De rommel op straat blijkt het belangrijkste verbeterpunt. In mindere mate worden daarnaast onder andere de parkeermogelijkheden, het openbaar vervoer en het winkelaanbod genoemd. Tabel 3.2: Prettig en te verbeteren punten aan wonen en leven in Leiden (spontaan, meerdere antwoorden mogelijk) Prettig Te verbeteren 1. Gezellig, sfeer, levendig 14% 1. Rommel, zwerfvuil (veel op straat,meer afvalbakken) 2. Groenvoorzieningen 10% 2. Parkeermogelijkheden, parkeergelegenheid 3. Mooie omgeving, stad 9% 3. Openbaar vervoer (route, verbinding) 4. Rustig 9% 4. Betere, meer winkels 5. Voel me thuis, geboren en getogen 9% 5. Drukte verkeer 6. Alle voorzieningen dichtbij 7% 6. Gemeente, beleid 7. Architectuur, monumenten, historische binnenstad 7% 7. Verkeersveiligheid (kruispunten,oversteken,Breestr.) 8. Buurt (leuk, goed, mooi, prettig) 7% 8. Onderhoud groenvoorziening 9. Binnenstad, centrum 6% 9. Leiden, buurt gaat achteruit 10. Kleine stad, kleinschalig 5% 10. Meeuwen, vogeloverlast 11. Prettig wonen 5% 11. Wegwerkzaamheden sneller, niet tegelijk 12. Woning (goed, mooi, onderhouden) 4% 12. Onderhoud straten, stoepen, wegen 13. Voorzieningen aanwezig 4% 13. Mindere sfeer, niet zo gezellig 14. Goede bereikbaarheid, verbindingen 4% 14. Druk, veel lawaai
14
13% 8% 5% 5% 4% 3% 3% 3% 3% 3% 2% 2% 2% 2%
Ouderenpeiling Leiden 2009
3.3 Beoordeling elf aspecten De 55-plussers zijn elf aspecten voorgelegd over voorzieningen in Leiden en het eigen welzijn. De mogelijkheden tot het volgen van cursussen, de fiets- en wandelmogelijkheden en het eigen welzijn worden met een 7,6 gemiddeld het best beoordeeld. Het minst positief is men over het openbaar vervoer. Grafiek 3.3a: Beoordeling elf aspecten over de stad en het eigen welzijn (excl. geen mening)
2
Gem. Mogelijkheden voor volgen van 2%4% cursussen De fiets- en 3% 5% wandelmogelijkheden Uw eigen welzijn 4%
Sportmogelijkheden in Leiden voor uzelf
5%
De winkels voor dagelijkse boodschappen in uw buurt
8%
53%
11%
7,6
25%
51%
11%
7,6
9%
7,5
10%
7,4
8%
7,4
32%
10%
42%
37% 11%
Hoeveelheid contacten met buurtgenoten
5%
12%
Mogelijkheden voor activiteiten bij buurthuis of activiteitencent.
5%
11%
41%
23%
Mogelijkh. hobbys uit te 3% 10% oefenen in georg. verband
11%
48%
34%
8%
9%
Openbaar vervoer in Leiden
7,6
49%
28%
Cultureel aanbod in Leiden 2% 9% Mogelijkheden om geregeld 4% praatje te maken
9%
36%
46%
45% 39%
41% 22%
0%
9% 40% 33%
31%
25%
5 of lager
6%
36%
35%
50%
6
75%
7
8
7,4
12%
7,3 7,3
3%
7,2
4%
6,9
100%
9 of hoger
Vergeleken met voorgaande jaren worden de mogelijkheden voor het volgen van cursussen en het eigen welzijn wat hoger beoordeeld. De beoordeling van de hoeveelheid contacten met buurtgenoten is na de wat lagere beoordeling in 2006 weer toegenomen. Leidenaren tot 75 jaar beoordelen gemiddeld genomen de sportmogelijkheden, het eigen welzijn en de mogelijkheden tot het volgen van cursussen wat hoger dan Leidenaren van 75 jaar en ouder. Tabel 3.3b: Gemiddelde beoordeling elf aspecten over de stad en het eigen welzijn (excl. geen mening) Mogelijkheden voor volgen van cursussen De fiets- en wandelmogelijkheden Uw eigen welzijn Cultureel aanbod in Leiden Mogelijkheden om geregeld praatje te maken Sportmogelijkheden in Leiden voor uzelf De winkels voor dagelijkse boodschappen in uw buurt Mogelijkheden hobby’s uit te oefenen in georg. verband Hoeveelheid contacten met buurtgenoten Mogelijkh. voor activiteiten buurthuis of activiteitencentr. Openbaar vervoer in Leiden
2003 7,4 7,5 7,5 7,3 7,2 7,2 6,8
2006 7,4 7,4 7,5 7,3 7,3 7,2 7,0 6,8
2009 7,6 7,6 7,6 7,5 7,4 7,4 7,4 7,3 7,3 7,2 6,9
55-64 7,6 7,7 7,6 7,6 7,6 7,4 7,4 7,4 7,4 7,1 6,9
65-74 7,6 7,6 7,6 7,5 7,2 7,5 7,2 7,3 7,2 7,4 6,8
75+ 7,4 7,5 7,3 7,5 7,3 7,2 7,3 7,2 7,4 7,4 6,9
2
Twee toevoegingen: 1) De 55-plussers konden hun beoordeling toelichten. In het tabellenboek is per aspect een overzicht opgenomen van alle opmerkingen. 2) Verder dient opgemerkt te worden dat het culturele aanbod en de sportmogelijkheden niet door alle ouderen beoordeeld kunnen worden, waarschijnlijk omdat ze er te weinig mee in aanraking komen.
Ouderenpeiling Leiden 2009
15
4.
GEZONDHEID EN BEWEGEN
In dit hoofdstuk staat de eigen gezondheid en bewegen centraal. Gekeken wordt naar het aantal keer dat 55-plussers wekelijks minimaal 30 minuten bewegen en welke activiteiten ze hierbij ondernemen. Ook wordt de achtergrond van deze vragen besproken en wordt ruw gekeken of er een relatie is tussen het bewegen en de beoordeling van de eigen gezondheid.
4.1 Achtergrond Regelmatige lichamelijke activiteit kan het risico op aandoeningen verlagen. Naast dit preventieve effect heeft bewegen een positief effect op het verloop van verschillende ziekten. Zo worden bestaande klachten minder snel ernstig als mensen aan lichaamsbeweging doen. Een rechtstreeks verband tussen lichamelijke activiteit en psychische problemen is moeilijk aan te tonen. Aannemelijk is echter dat activiteit kan leiden tot betere lichamelijke condities en verhoogde zelfredzaamheid waardoor ook de psychische gezondheid positief beïnvloed wordt. De norm voor voldoende lichamelijke activiteit is: per dag minstens een half uur matig intensieve lichamelijke activiteit, op minimaal 5 dagen per week. Matig lichamelijk actief betekent voor volwassenen bijvoorbeeld stevig wandelen (5 km /uur) of fietsen (16 km /uur). Hoe ouder iemand is, hoe lager het intensiteitsniveau dat ’matig intensief’ genoemd mag worden. De norm stelt zelfs dat elke lichamelijke activiteit voor 55-plussers is meegenomen.
4.2 Hoeveelheid beweging Leidenaren van 55 jaar en ouder bewegen wekelijks gemiddeld 4,5 dagen 30 minuten matig intensief. Hierbij gaat het om alle lichaamsbeweging die tenminste even inspannend is als stevig doorlopen of fietsen. In de zomer beweegt men wat vaker dan in de winter. Vergeleken met voorgaande jaren is de hoeveelheid beweging van 55-plussers in de winter verder toegenomen. Tabel 4.2a: Aantal dagen per week met minimaal 30 minuten lichaamsbeweging Zomer 2003 2006 2009 2003 Gemiddeld 4,3 4,7 4,7 3,7 Geen 1 dag 2 dagen 3 dagen 4 dagen 5 dagen 6 dagen 7 dagen Totaal
16
15% 6% 10% 10% 6% 10% 5% 37% 100%
12% 3% 7% 10% 8% 13% 4% 42% 100%
12% 2% 9% 7% 9% 11% 7% 42% 100%
17% 10% 12% 11% 8% 11% 4% 28% 100%
Winter 2006 4,0
2009 4,4
14% 7% 11% 11% 8% 15% 4% 30% 100%
13% 4% 10% 10% 9% 14% 5% 36% 100%
Ouderenpeiling Leiden 2009
Onderstaande tabel geeft een jaargemiddelde voor wat betreft het aantal dagen beweging. Het percentage ouderen dat aan de bewegingsnorm voldoet is sinds 2003 toegenomen tot 57%. De tabel laat ook zien dat naarmate de leeftijd stijgt, het percentage ouderen dat aan de norm voldoet afneemt. Tabel 4.2b: Aantal dagen per week met minimaal 30 minuten lichaamsbeweging (jaargemiddelde) 2003
2006*
nooit (≤ 0,5 dag) 15% 12% incidenteel (1-2 dag) 20% 15% regelmatig (3-4 dag) 17% 20% vaak (5 dagen of meer) 48% 52% Totaal 100% 100% * (zomergemiddelde en wintergemiddelde opgeteld en gedeeld door 2)
2009*
55-64
65-74
75+
12% 13% 18% 57% 100%
6% 13% 18% 63% 100%
12% 13% 20% 55% 100%
25% 11% 15% 49% 100%
Onderstaande tabel laat zien dat hoger opgeleiden in ouderen uit stadsdeel Noord vaker aan de norm gezond bewegen, van minimaal 5 dagen per week 30 minuten lichaamsbeweging, voldoen. Tabel 4.2d: Percentage dat voldoet aan norm gezond bewegen naar stadsdeel en opleiding (jaargemiddelde) Totaal Stadsdeel 57% Midden 59% Noord Opleiding 65% Lager Zuid 56% 51% Middelbaar West 54% 58% Hoger 61%
4.3 Soort beweging Evenals drie jaar geleden blijken wandelen en fietsen de meest populaire vormen van bewegen. Naar leeftijd is ondermeer te zien dat 75-plussers minder vaak fietsen, tennissen en fitnessen maar wat vaker aan gymnastiek doen. Tabel 4.3a: Soorten beweging (in % doet aan lichaamsbeweging) 2006
2009
Wandelen 63% 69% Fietsen 63% 66% Gymnastiek 9% 8% Fitness 5% 8% Zwemmen 9% 7% Tennis 5% 6% Bewegen in huis en tuin 4% 5% Tuinieren 7% 4% Hardlopen 2% 3% Door 1% genoemd: golf, hometrainer, skeeleren/ schaatsen en voetbal
Ouderenpeiling Leiden 2009
55-64
65-74
75+
68% 68% 5% 11% 7% 7% 5% 3% 4%
70% 71% 8% 8% 7% 7% 4% 5% 1%
71% 52% 14% 3% 7% 1% 7% 7% 1%
17
Als de 55-plussers wordt gevraagd wat hen ervan weerhoudt om meer te bewegen, dan antwoordt zes op de tien dat ze vinden dat ze nu voldoende bewegen. Vier op de tien zou wel meer willen bewegen maar komt hier niet aan toe. Tijdgebrek, chronische aandoeningen, gebrek aan motivatie en handicaps zijn hiervan de belangrijkste oorzaken. Grafiek 4.3b: Belangrijkste redenen om niet (meer) te bewegen Niets, ik vind dat ik voldoende beweeg/ sport
59%
Niet genoeg tijd
14%
Heb chronische aandoening/ handicap
14%
Geen zin/ motivatie/ geen tijd voor over
6%
Doe liever andere dingen/ andere hobby’s
4%
Leeftijd, ouder worden
3% 0%
18
25%
50%
75%
100%
Ouderenpeiling Leiden 2009
4.4 Beoordeling eigen gezondheid Een kwart van de 55-plussers beoordeelt de eigen gezondheid als zeer goed of uitstekend, ruim de helft vindt de eigen gezondheid goed en twee op de tien is hier eigenlijk ontevreden over. Leidenaren die weinig bewegen en 75-plussers zijn vaker ontevreden over de eigen gezondheid. Grafiek 4.4a: Beoordeling eigen gezondheid (excl. geen mening) Totaal 2009
11%
55-64 jaar
11%
8%
55%
18%
13%
65-74 jaar 75+
15%
11%
27%
17%
59%
25%
50% Zeer goed
4%
12%
57%
17%
Uitstekend
19%
56%
17%
0%
5%
38%
12%
14%
Vaak (5 dagen of meer)
14% 1%
51%
33%
13% 75%
Goed
3%
12% 3%
56%
10%
11%
Regelmatig (3-4 dag)
57%
15%
Nooit (≤ 0,5 dag) 3% 7% Incidenteel (1-2 dag)
16%
Matig
100% Slecht
De 55-plussers die hun eigen gezondheid met matig of slecht beoordelen is gevraagd hun antwoord toe te lichten. Veelal wordt opgemerkt dat ze slecht ter been zijn of hartproblemen of diabetes hebben. Tabel 4.4b: Reden eigen gezondheid matig of slecht (spontaan) 1. Slecht ter been (rollator, rolstoel, geopereerd aan heup of knie) 2. Hartproblemen 3. Diabetes 4. (Allerlei) (ouderdom)kwaaltjes 5. Longen, zuurstofproblemen 6. Rugproblemen, hernia 7. Artrose 8. Reuma, jicht 9. Kanker, tumor 10. Astma Blind, slechtziend, staar
40x 31x 20x 18x 12x 10x 7x 7x 7x 5x 5x
Beoordeling eigen gezondheid naar leeftijd en opleiding Acht op de tien 55-plussers beoordeelt de eigen gezondheid met (zeer) goed tot uitstekend. 55-69 jarigen en hoger opgeleiden zijn hier relatief vaker positief over. Tabel 4.4c: Beoordeling eigen gezondheid naar leeftijd en opleiding met (zeer) goed/uitstekend totaal
lager
opleiding middelbaar
hoger
totaal (55-84 jaar)
81%
75%
78%
88%
55-69 jaar 70-84 jaar
85% 75%
77% 73%
83% 72%
92% 79%
Ouderenpeiling Leiden 2009
19
5.
BELEMMERINGEN VOOR ACTIVITEITEN BINNEN- EN BUITENSHUIS
Dit hoofdstuk behandelt al dan niet bestaande belemmeringen die 55-plussers ervaren. Het gaat hierbij zowel om belemmeringen bij het ondernemen van activiteiten buitenshuis als belemmeringen die er binnenshuis worden gevoeld. Er wordt ingegaan op de soorten belemmeringen en er wordt gekeken naar een landelijke standaard.
5.1 Belemmeringen buitens- en binnenshuis Van alle 55-plussers ervaart twee op de tien wel eens belemmeringen bij deelname aan activiteiten buitenshuis en ruim één op de tien ervaart belemmeringen binnenshuis, die het voor henzelf moeilijk maken om bepaalde handelingen te verrichten, zoals traplopen, verzorging, zelf eten maken of opstaan vanuit hun bed of stoel. Leidenaren van 75 jaar en ouder ervaren relatief vaker belemmeringen. De resultaten zijn vergelijkbaar met drie jaar geleden. Tabel 5.1a: Ervaren belemmeringen deelname activiteiten buitenshuis en belemmeringen binnenshuis Buitenshuis Vaak Soms Nooit Totaal
Binnenshuis 3
2006
2009
55-64
65-74
75+
2006
9% 11% 79% 100%
7% 12% 81% 100%
5% 10% 85% 100%
5% 8% 87% 100%
15% 17% 66% 100%
4% 9% 86% 100%
2009
55-64
65-74
75+
3% 9% 88% 100%
2% 6% 91% 100%
2% 9% 90% 100%
5% 17% 78% 100%
Als beide soorten belemmeringen gezamenlijk worden bekekenen, blijkt bijna een kwart van 55-plussers zich wel eens belemmerd te voelen om aan activiteiten buitenshuis deel te nemen of zich binnenshuis belemmerd te voelen. Leidenaren van 75 jaar en ouder ervaren aanzienlijk vaker belemmeringen en logischerwijs ervaren de mensen met een matige of slechte gezondheid de meeste belemmeringen. De resultaten zijn vergelijkbaar met drie jaar geleden. Grafiek 5.1b: Ervaren belemmeringen deelname activiteiten buitens- en binnenshuis Totaal 2006
9%
Totaal 2009
8%
55-64 jaar
12%
5%
74%
11% 3%
77%
6% 9% 2%
82%
65-74 jaar 5% 8% 3%
84%
16%
75+
17%
6%
61%
Beoordeling eigen gezondheid Uitstekend Zeer goed
7%1%
91%
9% 1%
90% 83%
Goed 4% 10% 3% Matig
19%
26%
Slecht
9% 2% 8%
64% 0%
Zowel binnens- als buitenshuis
25% Alleen buitenshuis
46%
50%
75% Alleen binnenshuis
26% 100% Nooit
3
In het rapport van 2006 stonden in deze kolom van deze tabel abusievelijk verkeerde (licht afwijkende) cijfers vermeld, dit jaar is dit gecorrigeerd.
20
Ouderenpeiling Leiden 2009
De invloed van de eigen gezondheid op het ervaren van belemmeringen komt ook terug in redenen die worden genoemd door 55-plussers die belemmeringen voor deelname aan activiteiten buitenshuis ervaren. In driekwart van de gevallen wordt een slechte gezondheid of handicap als reden gegeven. Tabel 5.1c: Redenen die deelname activiteiten buitenshuis belemmeren (in % 55-plussers die deze belemmeringen ervaren) Slechte gezondheid of handicap
75%
Ik heb geen vervoer
15%
Het tijdstip schikt mij niet
6%
Angst om te vallen, oneffen stoep, fietsen op pad
6%
Activiteit is voor mij moeilijk bereikbaar
5%
De activiteiten zijn voor mij te duur
3%
Moeilijk om alleen te gaan
3%
Geen tijd vanwege zorg partner of familielid
3%
Aanbod sluit niet aan bij mijn behoefte
2%
Leeftijd
2%
Openbaar vervoer slecht
2%
Weersomstandigheden
2%
Taxi duur
2%
5.2 Belemmeringen bij verplaatsen op straat Van alle 55-plussers komt ruim negen op de tien regelmatig buiten, 6% af en toe. Minder dan 1% ondervindt dusdanige belemmeringen dat ze niet of nauwelijks meer buiten op straat komen. Ruim eenderde van de 55-plussers die buiten komen geeft aan dat ze wel eens problemen ondervinden met ongelijke stoeptegels of straatstenen, terwijl drie op de tien wel eens problemen heeft met obstakels op de stoep of straat. Naast acht voorgelegde zaken konden ouderen ook spontaan andere zaken aangeven die problemen geven buitenshuis. De gegeven antwoorden kunnen in drie groepen worden verdeeld: - problemen met sociale veiligheid (hangjongeren, ’s avonds niet naar buiten durven, inbraken; - problemen met verplaatsen op straat (beperkte parkeermogelijkheden (ver lopen), auto’s/fietsers op de stoep, lang wachten bij stoplichten); - problemen met netheid (met name zwerfvuil, maar ook: poep, overhangende takken). Leidenaren tot 65 jaar ervaren gemiddeld genomen het minst vaak problemen, 75-plussers het vaakst. Vergeleken met 2006 lijken ouderen minder problemen op straat te ervaren van de onderscheiden zaken. Tabel 5.2: Percentage met problemen met volgende zaken (in % 55-plussers die nog wel eens op straat komen, meerdere antwoorden mogelijk) 2006
2009
55-64
65-74
75+
Stoep of straat is ongelijk
46%
36%
29%
37%
50%
Obstakels op de stoep op straat
38%
29%
23%
31%
38%
Druk en onoverzichtelijk verkeer
31%
24%
21%
26%
27%
De tijd die stoplicht geeft om over te steken
31%
20%
13%
25%
28%
Weinig of geen bankjes op straat
24%
19%
14%
18%
30%
Oversteken op een plek zonder stoplicht
19%
12%
9%
13%
19%
-
11%
11%
11%
12%
Hoge stoepranden
16%
11%
6%
11%
21%
Een ander obstakel
17%
14%
15%
14%
11%
Sociaal onveilig voelen in buurt
Ouderenpeiling Leiden 2009
21
5.3 ADL-indicator Aan alle 55-plussers zijn tien handelingen voorgelegd met de vraag in hoeverre ze deze nog zelfstandig en zonder moeite kunnen doen. Met behulp van deze vraag kan de ADL-indicator (Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen) worden vastgesteld. Dit is een landelijk vastgestelde indicator, waarmee de mate van belemmeringen kan worden bepaald. De indicator scoort “ja” als minstens één van de tien handelingen met "met grote moeite" of "alleen met hulp van anderen" kan worden gedaan. Minder dan één op de tien 55-plussers geeft aan één of meer ADL-beperkingen te hebben. Drie jaar geleden lag dit percentage iets hoger. Van de onderscheiden aspecten hebben mensen de meeste moeite met traplopen, gevolgd door het zich verplaatsen buitenshuis. 75-plussers hebben relatief vaker één of meerdere ADL-beperkingen. Tabel 5.3: Belemmeringen bij aantal handelingen (% met grote moeite/alleen met hulp van anderen) 2006 2009 55-64 65-74 1 De trap op- en aflopen 9% 8% 5% 5% Zich verplaatsen buitenshuis 5% 4% 1% 3% Aan- en uitkleden 1% 2% 1% 1% In en uit bed stappen 3% 1% 1% 1% Woning verlaten en binnengaan 3% 1% <0,5% 1% Gaan zitten en opstaan uit een stoel 2% 1% <0,5% <0,5% Zich volledig wassen 2% 1% 1% <0,5% Eten en drinken 1% <0,5% <0,5% <0,5% Zich verplaatsen op zelfde verdieping 1% <0,5% <0,5% 1% Het gezicht en handen wassen <0,5% <0,5% 1% <0,5% Met geen van de aspecten grote moeite 89% 92% 95% 95% 100% 100% 100% 100% In aantallen 5 of meer belemmeringen 4 3 2 1 Geen ADL beperkingen Totaal Aantal beperkingen per respondent Aantal beperkingen per patiënt 1 indien aanwezig
75+ 17% 9% 6% 2% 3% 4% 4% <0,5% <0,5% <0,5% 82% 100%
1% 1% 2% 4% 3% 89% 100%
<0,5% 1% 2% 2% 3% 92% 100%
<0,5% 1% 1% 1% 2% 95% 100%
<0,5% 1% <0,5% 2% 2% 95% 100%
1% 1% 7% 4% 6% 82% 100%
0,27 2,5
0,20 2,4
0,10 2,2
0,14 2,5
0,45 2,4
Enkele mensen die problemen hebben met traplopen geven spontaan als toevoeging dat ze met name last hebben van hun knieën. Bij problemen met bewegen in het algemeen wordt een groot aantal ziektes/beperkingen als reden genoemd.
22
Ouderenpeiling Leiden 2009
6.
WONEN
Dit hoofdstuk gaat in op het wonen van de oudere Leidenaar. Voor sommige 55-plussers is het vanwege hun (naderende) ouderdom of gezondheid niet mogelijk om zonder aanpassingen in hun eigen huis te blijven wonen. Gekeken wordt naar de verhuisplannen van 55-plussers vanwege deze redenen en de mate waarin men hierom aanpassingen aan hun huidige woning zou willen.
6.1 Verhuizen vanwege ouderdom/ziekte Bijna twee op de tien 55-plussers denkt erover in de komende twee jaar te verhuizen. Van hen zou vier op de tien dit doen vanwege (naderende) ouderdom of gezondheid en zes op de tien om een andere reden. Het percentage ouderen met verhuisplannen ligt iets lager dan in 2006. Leidenaren van 75 jaar en ouder verwachten wat minder vaak in de komende twee jaar te verhuizen. Wel spelen binnen deze groep bij verhuisplannen relatief vaker de leeftijd en gezondheid mee. Verder valt in onderstaande tabel op dat ouderen uit stadsdeel Midden vaker verhuisplannen hebben. Grafiek 6.1a: Verhuisplannen voor de komende twee jaar Totaal 2006
10%
Totaal 2009
7%
55-64 jaar
6%
64-74 jaar
8%
Noord Zuid West
79%
10%
83%
14%
80%
9%
83%
9% 2%
75+
Midden
11%
10%
89%
19%
71%
6% 8%
86%
6% 10%
84%
10% 0%
7%
83% 25%
Ja, vanwege ouderdom of ziekte
50%
75%
Ja, vanwege andere reden
100% Nee
De mensen die erover denken om te verhuizen vanwege ouderdom/ziekte, vinden het met name belangrijk dat hun nieuwe woning gelijkvloers is. Overeenkomend hiermee geeft ruim tweederde de voorkeur aan een gelijkvloerse woning of appartement. De 75-minners geven relatief vaker de voorkeur aan een gelijkvloerse woning zonder trappen, 75-plussers noemen vaker een aanleunwoning, serviceflat of een verzorgingshuis. Tabel 6.1b: Belangrijkste eisen nieuwe woning (spontaan) Gelijkvloers 35x Ruimte 6x Ouderdomsvoorzieningen aanwezig 4x Tuin 3x Dichtbij voorzieningen en winkels 3x Kleinere of geen tuin 3x Verzorgings-/ verpleeghuis 3x Aanleunwoning, zorg in de buurt 3x
Ouderenpeiling Leiden 2009
Tabel 6.1c: Gewenst type woning Gelijkvloerse woning/appartement Serviceflat/aanleunwoning Zelfstandige eengezinswoning Woning met tuin maar zonder trappen Kamer in verzorgings-/bejaardenhuis Anders
68% 17% 7% 5% 2% 1% 100%
23
Bijna de helft van de 55-plussers die zouden willen verhuizen vanwege ouderdom/ziekte verwacht problemen te ondervinden bij het vinden van een andere woning. De problemen lijken vooral betrekking te hebben op het aanbod en de wachtlijsten. De 55-64 jarigen (op zoek naar gelijkvloerse woning) verwachten relatief vaker problemen en 75-plussers (vaker op zoek naar aanleunwoning/ serviceflat/ verzorgingshuis) minder vaak. Tabel 6.1d: Verwacht problemen bij vinden andere woning (in % zou vanwege ouderdom/ziekte willen verhuizen, indicatief) Ja, namelijk... 47% - Te weinig aanbod geschikte woningen - 22% - Geen plek, wachtlijst in bejaardenhuis, verpleeghuis - 19% - Lange wachttijden voor huurwoningen - 8% - Te hoge huur, onbetaalbaar - 6% - Zie op tegen verhuizing zelf - 3% Nee 30% Weet niet/ nog niet mee bezig 23% Totaal 100%
6.2 Aanpassingen aan woning vanwege naderende ouderdom Van de 55-plussers zou 7% aanpassingen aan hun huis willen vanwege naderende ouderdom. Dit is iets lager dan in 2006. Twee op de tien geeft aan dat het huis al voldoende is aangepast. Leidenaren van 75 jaar en ouder wonen relatief vaker al in een aangepaste woning. Grafiek 6.2a: Behoefte aan aanpassingen aan de woning vanwege naderende ouderdom Totaal 2006
Totaal 2009
64-74 jaar
75+
0%
84%
12%
10%
8%
73%
20%
7%
55-64 jaar 5%
72%
18%
53%
38% 25%
Ja
68%
20%
11%
50%
Nee, woon al in voldoende aangepast huis
75%
100%
Nee, niet nodig
De mensen die aanpassingen aan hun woning zouden willen vanwege naderende ouderdom, denken met name aan een traplift, steunen in wc/douche, geen drempels en een verhoogd toilet. Van de mensen die aanpassingen willen, zoekt 46% hiervoor hulp bij de gemeente, 38% regelt het zelf (evt. met hulp familie of vrienden) en 17% doet beide. Tabel 6.2b: Gewenste aanpassingen (door mensen die aanpassingen vanwege ouderdom wensen, indicatief) Traplift 38% Steunen in wc, douche 16% Geen drempels 11% Verhoogd toilet 9% Douchestoel 5% Bredere deuren 4%
24
Ouderenpeiling Leiden 2009
7.
VOORZIENINGEN
Er zijn meerdere instanties die informatie en advies geven over activiteiten voor 55-plussers op tal van terreinen. In dit hoofdstuk is voor zes van deze instanties de bekendheid, het gebruik en de interesse hierin gemeten. Voorafgaand hieraan wordt in de eerste paragraaf gekeken in hoeverre 55-plussers het afgelopen jaar hulp hebben gevraagd of informatie hebben gezocht in verband met een vraag over hulp, zorg of financiën.
7.1 Hulp of informatie zoeken bij vragen over hulp, wonen, zorg of financiën De gemeente vindt het belangrijk dat ouderen gemakkelijk hulp- en zorgvoorzieningen kunnen verkrijgen, zoals hulp in het huishouden, bij verzorging en verpleging, voor mantelzorgondersteuning, maaltijdverzorging en klussendiensten. Van de 55-plussers heeft 7% het afgelopen jaar hulp of informatie gezocht in verband met een vraag over hulp, wonen, zorg of financiën. Dit geldt relatief iets vaker voor 75plussers. Tabel 7.1a: Afgelopen jaar hulp of informatie gezocht i.v.m. vraag over hulp, wonen, zorg of financiën (% ja) Totaal
7%
55-64 jaar
6%
65-74 jaar
5%
75+
11%
De ouderen die informatie hebben gezocht/vragen hebben gesteld, is gevraagd dit toe te lichten. De meeste vragen gaan over (tijdelijke) huishoudelijke hulp of thuiszorg. Tabel 7.1b: Wat voor soort vragen worden er gesteld? 1. Aanvragen huishoudelijk hulp of een vraag daarover/hulp voor na operatie (17x) 2. Aanvragen thuiszorg of een vraag daarover (12x) 3. Vragen over huisaanpassingen (bijdrage verbetering woning, verbeteren badkamer, verhoogd toilet, rolstoel, rolstoelvoorziening, traplift) (9x) 4. Financiële vragen, jaaropgave, schuldhulpverlening, aanvragen huursubsidie, financiële hulp, financiële afwikkeling (thuiszorg, taxivergoeding) (9x) 5. Invullen van formulieren/benodigde informatie voor aanvragen aanpassingen (3x) 6. Vragen over achteruitgang van mijn gezondheid en gevolgen voor wonen (3x) 7. Vele vragen die er zijn na overlijden echtgeno(o)t(e) (2x) En verder: (aan)vraag over regio-taxi en valys-taxi; beschermd wonenproject; automatische deur aan de voorkant; AWBZ, vraag over een bijdrage voor dialyse thuis; fysiotherapie; heb diabetes (ging over zorgtoeslag) ben nu afgewezen; op zoek naar huurwoning; over Wmo.
De 55-plussers met een vraag hebben veelal contact gezocht met de gemeente (vaak via het Servicepunt Zorg) of één van de thuisorganisaties. De meeste 55-plussers hebben telefonisch contact gezocht over hun vraag. Andere contactvormen worden aanzienlijk minder vaak genoemd. Tabel 7.1c: Met welke organisatie en op welke manier contact gezocht (% afg. jaar vraag gesteld, meerdere mogelijk) Gemeente
65%
Telefonisch
60%
Thuiszorgorganisaties
30%
Bezoek
23%
Gezondheidscentrum/arts/fysio
8%
Schriftelijk
15%
En andere (bv. Radius, Ons doel, CWI, GGZ, Mee, CIZ)
25%
Via familie, arts of hulp
15%
Ouderenpeiling Leiden 2009
25
Goede- en verbeterpunten contact met vraag De 55-plussers die contact hebben gehad is gevraagd om aan te geven wat ze goed vonden aan het contact en wat volgens hun mening beter kon. De positieve punten hebben veelal betrekking op het totale proces, de inhoud van het contact en de wijze waarop men geholpen werd. De genoemde verbeterpunten blijken divers van aard en worden veelal een enkele keer genoemd (o.a. duurde lang, afspraak niet nagekomen, miscommunicatie). Hoewel niet direct een verbeterpunt wordt het vaakst genoemd dat men ontevreden is over de uitkomst (verzoek afgewezen, niet gekregen wat men wilde). Tabel 7.1d: Wat ging goed aan contact met organisatie (spontaan) Wat ging goed
Wat kan beter
Alles ging goed/ prima
11x
Niet tevreden over uitkomst
7x
Goed contact, goede uitleg en voorlichting
6x
Miscommunicatie (overleg/coördinatie kan beter)
2x
Ging snel
5x
Betalingen lopen niet goed, krijgt aanmaningen
1x
Netjes geholpen
4x
Duurt eindeloos
1x
Goed geholpen
4x 2x
Heb goede zorg gekregen
2x
Je moet langskomen, maar ik ben niet mobiel Komen niet langs volgens afspraak, ook geen vervanger Onbeschofte reactie op vraag
1x
Kreeg datgene wat ik had gevraagd
1x 1x
7.2 Bekendheid en gebruik Wmo en Servicepunt Zorg Op 1 januari 2007 is de Wet Maatschappelijke Ondersteuning, ofwel Wmo, ingegaan. Vanaf deze datum zijn de gemeenten verantwoordelijk voor zaken als de voormalige Wvg-voorzieningen, hulp bij het huishouden en mantelzorgondersteuning. Zes op de tien 55-plussers is bekend met de Wmo en 8% geeft aan er al eens gebruik van te hebben gemaakt. 75-plussers maken hier beduidend meer gebruik van. Om burgers van Leiden hier goed over te kunnen informeren heeft de gemeente een Servicepunt Zorg opgezet. Dit servicepunt geeft informatie en advies over het brede terrein van wonen, zorg en welzijn. Ruim vier op de tien 55-plussers is bekend met het Servicepunt en 3% heeft er al eens gebruik van gemaakt. Het Servicepunt Zorg is relatief minder goed bekend bij 75 plussers. De bekendheid en het gebruik van het Servicepunt zijn lager dan die van de Wmo. Hier kunnen niet direct conclusies aan worden verbonden. De Wmo is namelijk een breed begrip: het betreft zowel een wet die gaat over een groot aantal terreinen op het gebied van zorg en welzijn als de individuele voorzieningen die in het kader van deze wet verstrekt worden. Daarnaast zijn mensen zich er niet altijd van bewust dat ze met hun vraag over Wmo-voorzieningen contact hebben met het Servicepunt. Tabel 7.2a: Bekendheid en gebruik Wmo en Servicepunt Zorg naar leeftijd Bekend
55-64
65-74
75+
Gebruik
55-64
65-74
75+
Wmo
60%
60%
55%
64%
8%
4%
5%
18%
Servicepunt Zorg
43%
45%
48%
33%
3%
3%
2%
5%
Van alle 55-plussers heeft 4% wel interesse in het Servicepunt Zorg, maar hier nog geen gebruik van gemaakt. 75-plussers hebben relatief meer interesse in toekomstig gebruik. Beoordeling Servicepunt Zorg Ruim driekwart van de ouderen die contact heeft gehad met het Servicepunt Zorg is hier tevreden over. Zij hebben nog wel een paar verbetertips. Van de zes mensen die hier ontevreden over zijn, geeft de helft aan dat ze niet (volledig) krijgen waarom ze gevraagd hebben (minder uren hulp dan gevraagd, geen huishoudelijke hulp gekregen, mag regiotaxi niet gebruiken).
26
Ouderenpeiling Leiden 2009
7.3 Bekendheid, gebruik en interesse vier voorzieningen De 55-plussers zijn vervolgens vier voorzieningen voorgelegd met de vraag in hoeverre ze hier bekend mee zijn. De ouderenadviseurs blijken het minst goed bekend. De overige voorzieningen zijn elk bij circa zes op de tien 55-plussers bekend. Vergeleken met 2006 lijkt de bekendheid van het Dienstencentrum, het Steunpunt Mantelzorg en Raad- en Daadwinkel wat lager te liggen. Naar leeftijd is te zien dat oudere Leidenaren minder vaak bekend zijn met het Steunpunt Mantelzorg, de Raad- en Daadwinkel en het Dienstencentrum. Grafiek 7.3a: Bekendheid voorzieningen 2006
2009
55-64
65-74
75+
Dienstencentrum*
69%
62%
60%
68%
57%
Steunpunt Mantelzorg
65%
60%
65%
63%
48%
Raad- en Daadwinkel
62%
58%
61%
60%
52%
Ouderenadviseurs 36% 34% 34% 33% 35% * Dienstencentrum = wijkgebouw waar allerlei activiteiten voor en door ouderen plaatsvinden
Naast de bekendheid is ook gekeken naar het gebruik van en de interesse in de verschillende voorzieningen. Vergeleken met drie jaar geleden is het gebruik van het Dienstencentrum afgenomen. Voor alle voorzieningen geldt dat de interesse hierin wat lijkt afgenomen, dit kan overigens komen omdat het Wmo-loket dat in 2006 nog niet bestond, nu een bepaald gebruik heeft overgenomen. Grafiek 7.3b: Gebruik en interesse in voorzieningen (in % alle ouderen) Raad en daadwinkel 2006
4%
Raad en daadwinkel 2009
4%
Dienstencentrum 2006 Dienstencentrum 2009
10% 6%
9% 4%
9%
5%
Ouderenadviseurs 2006 3%
10%
Ouderenadviseurs 2009 2% 6%
Steunpunt Mantelzorg 2006
4%
8%
Steunpunt Mantelzorg 2009 2% 5% 0%
25% Gebruik
50%
Geen gebruik, wel interesse
Naar leeftijd is te zien dat 75-plussers wat vaker hulp lijken te zoeken bij ouderenadviseurs. Leidenaren van 65-74 jaar lijken vaker wel eens van de diensten van de Raad- en Daadwinkel gebruik te maken. Tabel 7.3c: Gebruik en interesse in voorzieningen, naar leeftijd (in % alle ouderen) Gebruik
Geen gebruik, wel interesse
2009
55-64
65-74
75+
2009
55-64
65-74
75+
Raad- en Daadwinkel
4%
2%
7%
3%
6%
5%
7%
7%
Dienstencentrum
4%
3%
5%
7%
5%
4%
5%
10%
Ouderenadviseurs
2%
1%
2%
6%
6%
5%
5%
8%
Steunpunt Mantelzorg
2%
2%
2%
1%
5%
6%
4%
5%
Vindbaarheid informatie over zorg, hulp en voorzieningen Ruim acht op de tien ouderen (84%) geeft aan dat over het algemeen informatie over zorg, hulp en voorzieningen gemakkelijk te vinden is, 13% vindt van niet en 3% heeft hier geen oordeel over.
Ouderenpeiling Leiden 2009
27
8.
VRIJWILLIGERSWERK
Dit hoofdstuk gaat nader in op het vrijwilligerswerk. Hierbij wordt allereerst gekeken hoeveel 55-plussers vrijwilligerswerk doen en wat het potentieel aanbod aan vrijwilligers is. Vervolgens wordt gekeken naar het soort vrijwilligerswerk dat 55-plussers doen, hoe vaak ze het doen, waarom ze het doen, hoe hun ideale vrijwilligerswerk eruit ziet en welke voorwaarden ze stellen aan vrijwilligerswerk. Aan de mensen die geen vrijwilligerswerk doen is gevraagd waarom ze dit niet doen en wat de belemmeringen/ drempels zijn.
8.1 Huidig en potentieel aantal vrijwilligers Drie op de tien 55-plussers geeft aan in de afgelopen 12 maanden aan vrijwilligerswerk te hebben gedaan, 2% zou nog meer willen doen. Nog eens 6% doet nu nog geen vrijwilligerswerk, maar zou dit wel willen. Het totaal potentieel (mensen die bereid zijn (meer) vrijwilligerswerk te doen) is dus 8% van de 55plussers. Dit is wat lager dan in 2006 toen dit percentage op 13% lag. Naar leeftijd is te zien dat 75minners vaker vrijwilligerswerk doen dan 75-plussers. Grafiek 8.1a: (Potentiële) beschikbaarheid vrijwilligers Totaal 2008 4%
26%
Totaal 2009 2%
28%
55-64 jaar 3%
75+ 1% 0%
Vrijwilliger, wil meer
58%
10%
35%
18%
64%
6%
29%
65-74 jaar 2%
61%
9%
59%
3%
1%
80% 25%
Vrijwilliger, wil niet meer
50%
75%
Geen vrijwilliger, wil wel
100%
Geen vrijwilliger, wil niet
Ruim acht op de tien 55-plussers geeft aan voldoende tot goed bekend te zijn met het aanbod aan vrijwilligerswerk. Logischerwijs zijn vrijwilligers relatief vaker goed met het aanbod bekend. Ouderen die nu nog geen vrijwilligerswerk verrichten, maar dit wel zouden willen doen, geven vaker aan dat ze meer zouden willen weten. Tabel 8.1b: Mate van bekendheid met aanbod vrijwilligerswerk Totaal Goed bekend met diverse soorten vrijwilligerswerk Voldoende bekend (ik weet wat ik wil weten) Onvoldoende bekend (zou meer willen weten) Totaal
28
31% 51% 17% 100%
Doet geen Doet geen Doet vrijwilligerswerk, vrijwilligerswerk, vrijwilligerswerk zou wel willen wil dit ook niet 45% 46% 8% 100%
22% 36% 42% 100%
25% 55% 19% 100%
Ouderenpeiling Leiden 2009
8.2 Huidige vrijwilligers Ruim vier op de tien vrijwilligers verricht meer dan eens per week vrijwilligerswerk, bijna drie op de tien doet dit wekelijks en twee op de tien één of enkele keren per maand. De meeste vrijwilligers zijn op dit moment actief in de zorg, sport, ouderenorganisaties of de kerk. De resultaten zijn vergelijkbaar met drie jaar geleden. 55-64 jarigen zijn wat vaker actief binnen de mantelzorg en actiegroepen, 65-74 jarigen binnen bewonerscommissies en 75-plussers bij ouderenorganisaties en hobbyclubs. Grafiek 8.2: Meest genoemde sectoren huidige vrijwilligerswerk (in % vrijwilligers, meerdere antwoorden mogelijk) 21% 20%
Organisatie voor zorg en dienstverlening
13% 16%
Sportvereniging Ouderenorganisatie
17% 13%
Kerkelijke of levensbesch. Organisatie
17% 13%
Mantelzorg
8% 8%
Bewonerscommissie, buurtvereniging
8% 8% 9% 8%
Actiegroep, belangenorganisatie
6% 7%
Hobbyclub
4% 5%
Club- en buurthuiswerk
3% 3%
Culturele organisatie
4% 3%
School, onderwijs Politieke of campagneorganisatie
2%
0%
2006 2009
5%
25%
50%
8.3 (Potentiële) vrijwilligers De belangrijkste reden om vrijwilligerswerk te doen is om anderen te helpen, op afstand gevolgd door het ontmoeten van anderen en iets zinvols doen. Bij de omschrijving van het ideale vrijwilligerswerk worden vergelijkbare aspecten genoemd: zorgen voor anderen, mensen helpen, iets betekenen voor anderen en contact met mensen. Tabel 8.3a: Belangrijkste reden om vrijwilligerswerk te doen en omschrijving ideale vrijwilligerswerk (in % (potentiële) vrijwilligers) Waarom vrijwilligerswerk doen 2006 2009 Omschrijving ideale vrijwilligerswerk Anderen helpen, goede doel 48% 58% Zorgen voor anderen/anderen helpen 48x Anderen ontmoeten, sociale contacten 31% 34% Ouderen helpen 28x Iets zinvols doen 31% 34% Iets betekenen voor anderen 13x Mezelf ontwikkelen 4% 4% Contact met mensen 13x Het is nuttig 7% 3% Sportvereniging 13x Verveling 5% 3% Het zelf leuk vinden, jezelf erin kwijt kunnen 10x Leuk 4% 3% Ziekenhuis, zorg 9x Iets buitenshuis doen 2% 3% Met kinderen 9x Ben gevraagd 2% Kerkelijke instelling 7x Familie helpen 2% Dankbaar werk 6x Bestuurlijke taken 5x Iemand die je kent helpen 5x
Ouderenpeiling Leiden 2009
29
Rol van de afstand Zeven op de tien (potentiële) vrijwilligers vindt het belangrijk dat het vrijwilligerswerk in de buurt is. Voor drie op de tien is dit in zulke mate van belang dat ze dit anders niet zouden doen. Voor 75-plussers speelt de afstand vaker een belangrijke rol dan voor 65-minners. Tabel 8.3b: Belang dat vrijwilligerswerk in de buurt is (in % (potentiële) vrijwilligers) 2006 Belangrijk, anders ga ik niet 36% Prettig, maar anders ga ik toch wel 33% Maakt niet zo veel uit 29% Niet belangrijk, ik ga liever ergens in de stad dan in de buurt 2% Totaal 100%
2009 31% 39% 29% 0% 100%
55-64
65-74
75+
26% 41% 33% 0% 100%
34% 39% 27% 0% 100%
46% 35% 18% 1% 100%
Andere eisen en hoe komt een oudere aan vrijwilligerswerk Bijna twee op de tien (potentiële) vrijwilligers geeft aan andere eisen aan het vrijwilligerswerk te stellen. Tabel 8.3C laat zien dat ze het ondermeer belangrijk vinden dat het vrijwilligerswerk zinvol is, dat je waardering krijgt en het werk niet te zwaar is. Tabel 8.3d laat zien dat de meeste (potentiële) vrijwilligers aan vrijwilligerswerk (denken te) komen via de instelling of organisatie waar ze vaak al lid van zijn. Soms hebben zij zelf de organisatie benaderd, soms zijn ze gevraagd of er ‘ingerold’. Anderen zoeken via vrienden, familie en bekenden. Tabel 8.3c: Andere eisen aan vrijw. werk (in % (pot.) vrijwilligers) Zinvol werk 7x Waardering en respect voor krijgen 5x Niet te zwaar 4x Leuke, gezellige sfeer 3x Kosten vergoeden 3x Moet bij je passen, bij je interesses liggen 3x Goede bereikbaarheid 3x Goed georganiseerd, professioneel 3x
Tabel 8.3d: Hoe vrijwilligerswerk zoeken (in % (pot. vrijwilligers) Via instelling, organisatie (vaak waar ze al lid zijn) 43% Via de kerk 11% Via vrienden, buren, buurtcontacten 25% Via familie 16% Via collega’s 2% Uit de krant, tijdschrift 8% Internet 8% Via i doe 3%
8.4 Redenen om (nog) geen vrijwilligerswerk te doen De 55-plussers die (nog) geen vrijwilligerswerk doen, noemen hiervoor met name als reden dat ze al voldoende doen of geen tijd hebben. Vergeleken met drie jaar geleden worden deze redenen relatief vaker genoemd. 55-64-jarigen geven vaker aan geen tijd te hebben of al voldoende te doen. 65-plussers noemen vaker dat hun leeftijd of gezondheid het niet toelaat. In tabel 8.4 worden ook de redenen weergegeven van ouderen die aangeven wel vrijwilligerswerk te willen doen, maar dit (nog) niet doen. Tabel 8.4: Redenen om (nog) geen vrijwilligerswerk te doen (meerdere antwoorden mogelijk) Wil geen (extra) vrijwilligerswerk doen 2006 2009 Wil wel (meer), maar doet (nog) niet Doe al voldoende 28% 36% Geen tijd, te druk Gebrek aan tijd 25% 35% Gezondheid/leeftijd Te oud 18% 20% Onbekendheid met aanbod Gezondheid laat het niet toe/gebrek aan conditie 19% 17% Mantelzorg vergt tijd Geen interesse 7% 9% Tijdstip is niet prettig Genoeg gedaan/geen zin in verplichtingen 7% 4% De eerste stap zetten, gemakzucht Heeft baan 4% 4% Het moet echt bij me passen Thuis bindt, veelal mantelzorg 3% 2% Nog druk met andere bezigheden
30
2009 25% 14% 13% 13% 13% 7% 5% 4%
Ouderenpeiling Leiden 2009
9. MANTELZORG Dit hoofdstuk gaat nader in op de mantelzorg. Hierbij gaat het zowel om het geven als krijgen van mantelzorg, wie de mantelzorg geeft of krijgt, hoe vaak, het soort mantelzorg en de problemen en consequenties die worden ervaren.
9.1 Geven en krijgen mantelzorg Van alle 55-plussers zegt een kwart in de afgelopen 12 maanden mantelzorg te hebben gegeven, 5% geeft aan mantelzorg te hebben ontvangen. Jongere 55-plussers geven vaker mantelzorg, terwijl oudere 55-plussers dit relatief vaker krijgen. Grafiek 9.1: Geven/krijgen mantelzorg in afgelopen 12 maanden Totaal 2006 1%
22%
7%
69%
Totaal 2009
24%
5%
71%
55-64 jaar
33%
19%
65-74 jaar
75+
12% 0%
ja, beide
65%
2%
3%
77%
12%
76% 25%
50%
alleen mantelzorg gegeven
75%
100%
alleen mantelzorg gekregen
nee
9.2 Mantelzorgers Mantelzorg wordt veelal verricht voor de (schoon)ouders (door met name 65-minners) of de eigen partner (vaker door 65-plussers). Gemiddeld genomen besteedt bijna vier op de tien wekelijks 8 uur of meer aan mantelzorg. Vergeleken met 2009 lijken gemiddeld meer uren per week mantelzorg te worden verricht en vaker aan de partner. Tabel 9.2a: Voor wie mantelzorg verrichten en aantal uur per week (in % verricht mantelzorg) Voor wie (meerdere antw. mogelijk) 2006 2009 Aantal uur per week (Schoon)ouders 48% 39% > 15 uur Partner 15% 26% 8-14 uur Buren, vrienden, kennissen 27% 22% 1-7 uur Overige familie 14% 14% Incidenteel Kinderen 5% 7% Nu niet meer
Ouderenpeiling Leiden 2009
2006 12% 10% 26% 28% 24% 100%
2009 15% 22% 31% 17% 14% 100%
31
Bezigheden en overbelasting De bezigheden bestaan evenals drie jaar geleden met name uit hulp in de huishouding en gezelschap. Circa één op de tien ervaart de mantelzorg als tamelijk tot zeer zwaar belastend, 7% geeft aan behoefte te hebben aan extra hulp met name in de vorm van informatie en advies en praktische en emotionele ondersteuning. De behoefte aan hulp lijkt toegenomen ten opzichte van 2006. Tabel 9.2b: Specifieke vragen over Mantelzorg geven Bezigheden (meerdere mogelijk) 2006 2009 Hulp in de huishouding 55% 63% Gezelschap, troost, afleiding 44% 36% Hulp bij persoonlijke verzorging 19% 23% Begeleiding, vervoer 13% 18% Regeling geldzaken, administratie 17% 17% Klaarmaken van warme maaltijden 21% 16% Totale zorg, alles 8% 11% Klusjes in en om het huis 7% 9% Hulp bij medische verzorging 7% 9%
Overbelasting door geven mantelzorg Overbelast Zeer zwaar belast Tamelijk zwaar belast Enigszins belast Niet of nauwelijks belast Behoefte aan (extra) hulp Ja
2006 3% 1% 7% 13% 75% 100%
2009 1% 1% 9% 25% 64% 100%
3%
7%
Persoonlijke consequenties Drie op de tien mantelzorgers geeft aan door het verlenen van mantelzorg meer aan huis gebonden te zijn dan ze zouden willen, 15% ondervindt in meer of mindere mate behoorlijke financiële consequenties en 8% werkt minder dan ze zouden willen. Ruim één op de tien ervaart ook nog andere persoonlijke consequenties zoals emotionele belasting, minder vrije tijd en een kleinere ‘leefwereld’. Grafiek 9.2c: Ervaren persoonlijke consequenties verlenen mantelzorg (in % mantelzorgers, excl. geen mening) Ik ben meer aan huis gebonden dan ik zou willen
12%
17%
71%
Het heeft behoorlijke 2% 13% financiële consequenties
85%
Ik werk minder dan ik zou 1%7% willen 0%
93%
25%
Geldt voor mij zeker
50% Geldt voor mij een beetje
75%
100%
Geldt niet voor mij
Positieve effecten Negen op de tien mantelzorgers ervaart voor zichzelf positieve effecten van het geven van mantelzorg. Deze effecten hebben meestal betrekking op het ‘gevoel van zingeving’ (goed om voor anderen bezig te zijn, fijn om zo dicht bij te kunnen zijn, liefde, dankbaarheid). Tabel 9.2d: Ervaren positieve effecten verlenen mantelzorg (in % mantelzorgers) Goed om voor anderen bezig te zijn 41% Fijn om zo dicht bij een familielid/vriend(in) te zijn 40% Zinvolle tijdsbesteding 21% Uit liefde/ dankbaarheid 11% Oogje in zeil willen houden, weinig vertrouwen in instellingen 8% Gezelligheid 3% Inzicht dat je het later zelf ook nodig hebt 2% Anders 7%
32
Ouderenpeiling Leiden 2009
9.3 Het krijgen van mantelzorg In de eerste paragraaf van dit hoofdstuk kwam naar voren dat 5% van de 55-plussers het afgelopen jaar mantelzorg heeft ontvangen. Zij krijgen dit in vergelijkbare mate van hun partner, kinderen, overige familie en buren/kennissen. De zorg bestaat veelal uit hulp in de huishouding, op afstand gevolgd door het klaarmaken van maaltijden en hulp bij de persoonlijke verzorging. Twee op de tien ontvangt gemiddeld genomen wekelijks 8 uur of meer aan mantelzorg, het merendeel ontvangt echter wekelijks tot maximaal 7 uur zorg. Tabel 9.3a: Specifieke vragen over Mantelzorg ontvangen (in % ontvangt mantelzorg* Van wie (meerdere mogelijk) Bezigheden (meerdere mogelijk) Kinderen 31% Hulp in de huishouding Overige familie 28% Klaarmaken van de warme maaltijden Buren, vrienden, kennissen 27% Hulp bij persoonlijke verzorging Partner 24% Gezelschap, troost, afleiding, enz. Klusjes in en om het huis Regeling geldzaken, administratie Aantal uur per week > 15 uur 6% Hulp bij medische verzorging 8-14 uur 12% Begeleiding, vervoer 1-7 uur 35% Totale zorg, alles Incidenteel 29% Weet niet hoe vaak, hoe lang 4% Nu niet meer 14% 100% * n=51, indicatief
71% 33% 33% 24% 12% 10% 6% 6% 4%
Behoefte aan (extra) hulp Van alle 55-plussers die geen mantelzorg geven, geeft 6% aan behoefte te hebben aan (extra) hulp. Dit geldt relatief vaker voor 75-plussers. Er is met name behoefte aan hulp in het huishouden en bij klusjes in en om het huis. Tabel 9.3b: Behoefte aan (extra) hulp (in % 55-plussers die geen mantelzorg geven) Totaal 2006 7% Totaal 2009 6% 55-64 jaar 65-74 jaar 75+ * Indicatief
Ouderenpeiling Leiden 2009
3% 3% 9%
33
10.
FINANCIELE SITUATIE
In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de verandering van de financiële situatie in het afgelopen jaar, de mate waarin men kan rondkomen, de noodzaak tot bezuinigingen op primaire levensbehoeften, het hebben van schulden en het afsluiten van leningen en mogelijke betalingsachterstanden hierbij.
10.1 Financiële situatie In 2009 geeft driekwart van de 55-plussers aan (zeer) gemakkelijk te kunnen rondkomen van hun inkomen. Vergeleken met 2006 komen 55-plussers wat makkelijker rond. Ook zijn ouderen hier iets positiever over in vergelijking met de gemiddelde Leidenaar. De ouderen die wel moeilijk of maar net rond komen zijn met name de ouderen die een lager inkomen hebben. Grafiek 10.1a: Rondkomen met huishoudinkomen 55+ (2006)
7%
28%
55+ (2009) 6%
18%
76%
21%
55+ (< 1.450) 55+ (1.450-2.150) 2%
30%
7% 0%
71% 92%
24% 25% (zeer) moeilijk
34
49%
27%
55+ (> 2.150) 2%6%
Totaal Leiden 2009
65%
68% 50% komt net rond
75%
100%
(zeer) gemakkelijk
Ouderenpeiling Leiden 2009
Onderstaande grafiek laat zien dat 6% van de ouderen een verbetering van hun financiële situatie zien en 18% een verslechtering. De resterende driekwart ziet geen verandering. Dit betekent dat de ouderen per saldo een lichte achteruitgang van hun financiële situatie zien. Met ‘saldo’ wordt hier bedoeld % dat verbetering ziet minus % dat verslechtering ziet. Dit saldo van -12 is minder negatief dan in 2006, toen dit -29 bedroeg. De laagste inkomens zien per saldo een grotere verslechtering van hun financiële situatie dan de andere inkomensgroepen. Vergeleken met de gemiddelde Leidenaren zijn de 55-plussers iets negatiever over de verandering van hun financiële situatie. Grafiek 10.1b: Verandering financiële situatie 63%
55+ (2006) 4%
75%
55+ (2009) 6%
16% 0%
18%
74%
9%
Totaal Leiden 2009
24%
75%
7%
55+ (> 2.150)
18%
73%
55+ (< 1.450) 3% 55+ (1.450-2.150)
33%
25% Verbeterd
17%
62% 50% Gelijk gebleven
22% 75%
100% Verslechterd
Noodzaak van bezuinigingen op primaire levensbehoeften en het hebben van schulden Van alle 55-plussers in Leiden heeft 14% in het afgelopen jaar door een tekort aan financiële middelen wel eens moeten bezuinigen op primaire levensbehoeften, zoals eten en kleding of door wachten met het betalen van de telefoon- of energierekening. Daarnaast geeft 6% aan schulden te hebben (exclusief hypotheek). De resultaten komen overeen met drie jaar geleden.
Ouderenpeiling Leiden 2009
35
10.2 Afsluiten van leningen Van de 55-plussers heeft 16% in de afgelopen 12 maanden geld geleend (hypotheken buiten beschouwing gelaten). Drie jaar geleden lag dit percentage wat hoger. De meest gebruikte vorm van geld lenen is rood staan bij de bank. In vergelijking met de gemiddelde Leidenaar blijken ouderen minder vaak te lenen. Tabel 10.2: Gebruik vormen van geld lenen (meerdere mogelijk) 2006 (55+) Rood staan bij bank 12% Persoonlijke lening of doorlopend krediet 6% Op afbetaling bij postorderbedrijf, winkel 3% Lening bij vrienden en familie 1% Lening in het kader van studiefinanciering Andere lening (geen hypotheek) 4% Geen leningen * resultaat Stadsenquête 2009
79%
2009 (55+) 12% 4% 2% 2% 2%
Alle Leidenaren* 22% 9% 2% 6% 8% 10%
84%
67%
Evenals drie jaar geleden heeft 3% van de 55-plussers in het afgelopen jaar te maken gehad met betalingsachterstanden bij het aflossen van een lening en/ of het betalen van de vaste lasten. Dit geldt het vaakst voor ouderen uit de lagere inkomensklassen. De betalingsachterstanden hebben vooral betrekking op de vaste lasten: energiebedrijf en waterbedrijf (7x), belastingen (7x), huur (3x), verzekeringen (2x), hypotheek (2x) en andere vaste lasten (6x). Bij vier op de tien is de betalingsachterstand in het afgelopen half jaar ontstaan.
10.3 Vergelijking zes aspecten financiële situatie Onderstaande tabel geeft de bovenstaand besproken zes kengetallen op een rijtje naar leeftijd en inkomen. Te zien is dat – zoals te verwachten valt – de lagere inkomens wat minder positief scoren op deze zes cijfers. Binnen de groep 55-plussers lenen 55-64 jarigen het vaakst en hebben daardoor ook vaker schulden of een betalingsachterstand. De tabel geeft ook een vergelijking met alle Leidenaren. Vergeleken met alle Leidenaren kunnen 55-plussers even goed rondkomen, maar hoeven ze minder vaak te bezuinigen en hebben ook minder vaak schulden of leningen of de daaruitvolgende betalingsachterstanden. Tabel 10.3: Zes aspecten financiële situatie per inkomens- en leeftijdsgroep Totaal Totaal 55-64 65-74 55+ 55+ jaar jaar (2006) (2009) (Zeer) moeilijk rond kunnen komen 7% 6% 7% 6%
75+
< 1.450
1.4502.150
> 2.150
Alle Leidenaren (2009)
5%
21%
2%
2%
7%
Indicator ∆ financiële situatie*
-29
-12
-10
-13
-15
-21
-11
-8
-6
Moet bezuinigen
15%
14%
17%
9%
13%
31%
12%
8%
20%
Heeft schulden
6%
6%
9%
4%
3%
10%
7%
4%
11%
Heeft lening
21%
16%
21%
13%
9%
23%
21%
11%
33%
Heeft betalingsachterstand
3%
3%
4%
2%
2%
9%
2%
1%
6%
* indicator verandering financiële situatie: % verbeterd -/- % verslechterd
36
Ouderenpeiling Leiden 2009
11.
INKOMENSONDERSTEUNING
Het laatste hoofdstuk gaat in op de bekendheid met en het gebruik van negen inkomens- ondersteunende maatregelen onder huishoudens met een wat lager inkomen. Naast het inkomen zijn bij de bepaling van de doelgroep voor de diverse regelingen ook leeftijd, chronisch ziek/gehandicapt zijn en of men huurt meegenomen. Tabel 11: Regelingen en doelgroep (in % Leidenaren met huishoudinkomen < 1450,-)
4
Doelgroep voor de regeling Kwijtschelding gemeentelijke belastingen, Bijzondere Bijstand, Collectieve aanvullende Ziektekostenverzekering, Zorgtoeslag
55+
Eenmalige uitkering 65+, Woonlastenregeling 65+
65+
Regeling chronisch zieken/gehandicapten/ouderen, Wmo
65+ of chronisch ziek/gehandicapt
Huurtoeslag
55+, iedereen met huurwoning
11.1 Bekendheid met regelingen Aan de mensen uit de betreffende doelgroepen is gevraagd of ze bekend zijn met de verschillende regelingen. Het meest bekend zijn de Huurtoeslag en de Zorgtoeslag. Bijna iedereen uit de doelgroep kent deze regelingen. Het minst bekend zijn de Woonlastenregeling 65+ en de Regeling chronisch zieken/gehandicapten/ouderen. Hier is bijna de helft van de doelgroep mee bekend. Grafiek 11.1: Bekendheid regelingen onder doelgroep (in % Leidenaren met huishoudinkomen < 1450,-)
5
96% 96%
Huurtoeslag
89% 92%
Zorgtoeslag Kwijtschelding gemeentelijke belastingen
83% 82% 81% 80%
Bijzondere Bijstand
77% 73%
Eenmalige uitkering 65+ Collectieve aanvullende Ziektekostenverzekering
64%
WMO
71%
55%
Regeling chronisch zieken/gehandicapten/ouderen
46%
Woonlastenregeling 65+
47% 0%
25%
50%
58%
2006 2009
54% 75%
100%
4
Bij de bepaling van de doelgroep voor de inkomensondersteunende maatregelen moet er rekening mee gehouden worden dat de grens van €1450 geldt voor echtparen. Voor alleenstaanden is de grens lager. Dit maakt dat mensen die geen aanvraag indienen omdat ze denken er geen recht op te hebben, meestal gelijk hebben. 5 Bekendheid Zorgtoeslag onder inkomens > €1450: 88 à 91%
Ouderenpeiling Leiden 2009
37
11.2 Gebruik regelingen Vervolgens is gekeken naar het gebruik van de verschillende regelingen. Van de Huurtoeslag en de Zorgtoeslag wordt het meest gebruik gemaakt. Het minst gebruikt worden de Bijzondere Bijstand, de Woonlastenregeling en de Regeling voor chronisch zieken, gehandicapten en ouderen. Vergeleken met drie jaar geleden valt met name de toename van het gebruik van de Huur- en Zorgtoeslag op. Het gebruik van de Eenmalige uitkering, de Woonlastenregeling en de Bijzondere Bijstand lijken wat lager te liggen. Tabel 11.2a: Gebruik regelingen onder doelgroep (in % Leidenaren met huishoudinkomen < 1450,-) 2006 2009 (< 1.350) (< 1.450) Huurtoeslag
56%
64%
Zorgtoeslag*
69%
78%
Collectieve aanvullende Ziektekostenverzekering
32%
30%
Eenmalige uitkering 65+
25%
18%
Kwijtschelding gemeentelijke belastingen
16%
17%
-
19%
Wmo Regeling chronisch zieken/gehandicapten/ouderen
9%
8%
Woonlastenregeling 65+
13%
7%
Bijzondere Bijstand*
12%
7%
* Van de 55-plus huishoudens met een inkomen van €1451-2150 maakt 48% gebruik van de Zorgtoeslag en van de groep €2150-4000: 19%
Redenen geen gebruik regelingen De mensen die wel tot de doelgroep van een van de regelingen behoren, 1 of meer regelingen kennen, maar er geen gebruik van maken is gevraagd naar de reden hiervoor. Evenals drie jaar geleden is de meest genoemde reden dat ze hier niet voor in aanmerking komen. Andere redenen volgen op afstand. Tabel 11.2b: Waarom geen gebruik, terwijl wel in doelgroep en wel bekend 2006 (< 1.350) Ik kom hier niet voor in aanmerking 72% Niet nodig, geen behoefte 6% Ik weet niet hoe ik dit moet aanvragen 6% Moet dit nog aanvragen Ik wil dit niet aanvragen 4% Teveel moeite om aan te vragen 3% Anders 9% Totaal 100%
2009 (< 1.450) 75% 10% 6% 3% 2% 2% 1% 100%
Potentiële extra interesse in regelingen door toelichting tijdens enquête Tijdens het afnemen van de enquête zijn de inkomensondersteunende regelingen kort toegelicht. Van alle 55-plussers met een inkomen van minder dan €1450,- geeft 5% (in 2006: 9%) aan iets nieuws te hebben gehoord tijdens het onderzoek, waardoor men mogelijk bij de gemeente gaat informeren naar een of meerdere regelingen. Men noemt hierbij o.a. de Regeling chronisch zieken, ouderen en gehandicapten, de Woonlastenregeling en de Zorgtoeslag.
38
Ouderenpeiling Leiden 2009
12.
ONDERZOEKSVERANTWOORDING
In dit hoofdstuk wordt de onderzoeksopzet en de verantwoording van de uitvoering besproken.
12.1 Vaststellen vragenlijst Nadat de deelnemende afdelingen onderwerpen en vragen hebben aangedragen heeft het onderzoeksbureau WBK Marktonderzoek een conceptvragenlijst samengesteld. Bij het maken van de vragenlijst is rekening gehouden met het feit dat een vragenlijst een duidelijke opbouw had, niet te lang mocht zijn en voldoende ruimte gaf aan de respondenten om ook hun eigen spontane gedachten door te geven. De conceptvragenlijst is ter aanvulling en goedkeuring aan de betreffende opdrachtgevers voorgelegd. Vervolgens is in samenspraak met de betrokkenen de definitieve vragenlijst vastgesteld.
12.2 Methodologie Voor de Ouderenpeiling is gekozen voor telefonisch onderzoek. De voordelen van telefonisch boven schriftelijk onderzoek zijn een hogere response en lagere kosten. Nadeel is echter dat mensen met een geheim nummer op deze wijze niet worden benaderd. Bij de keuze voor telefonisch onderzoek hebben de volgende argumenten de doorslag gegeven: - De response bij schriftelijk onderzoek is relatief laag (in grotere steden circa 30%) in vergelijking met een response van 60-70% bij de mensen die telefonisch bereikt worden; Bij telefonisch onderzoek kan uitleg gegeven worden bij vragen van de respondent, dit levert zeker bij gesprekken met ouderen voordelen op; - Schriftelijk onderzoek levert een scheve responseverdeling op omdat met name hoger opgeleiden meedoen. Bij telefonisch onderzoek speelt dit aanzienlijk minder; - Een deel van de vragen heeft betrekking op deelgroepen, die zorgen dat een schriftelijke vragenlijst in omvang erg veel pagina’s zou omvatten. Dit werkt veelal “drempelverhogend” en dus “response-verlagend”. Dit terwijl voor veel mensen een groot deel van deze vragen niet van toepassing is en overgeslagen zouden kunnen worden.
12.3 Steekproeftrekking Er is een steekproef getrokken op persoonsniveau uit het bevolkingsbestand van de gemeente Leiden. De ouderen die woonachtig zijn in verpleeghuizen zijn uit het bestand gehaald. Dit bestand is door KPN verrijkt met telefoonnummers met vaste aansluitingen. Van ruim acht op de tien van alle geselecteerde Leidse adressen van oudere Leidenaren wordt het telefoonnummer bij de persoon gevonden. De overige personen hebben geen vaste telefoonaansluiting of een geheim nummer. De mensen in de steekproef hebben allen voorafgaand aan de telefonische enquête een brief ontvangen. Deze gemeentelijke brief geeft informatie over de Ouderenpeiling en kondigt aan dat men in de komende weken gebeld kan worden. Bij de brief is een bijlage gevoegd met alvast een aantal vragen met antwoordcategorieën om het telefonisch interview makkelijker te laten verlopen. Deze brieven zijn gefaseerd verstuurd om de tijd tussen het verkrijgen van de brief en de telefonische enquête zo kort mogelijk te houden. Het veldwerk van de Ouderenpeiling is in juni en juli 2009 uitgevoerd.
Ouderenpeiling Leiden 2009
39
12.4 Responseverantwoording De response van het telefonisch onderzoek is goed. Van de mensen die telefonisch zijn bereikt, werkt 66% mee. Een deel van de mensen kon na minimaal drie keer bellen niet worden bereikt, omdat de betreffende persoon niet thuis was of omdat de telefoon niet werd opgenomen. De mensen die niet mee wilden doen gaven meestal aan geen zin of geen interesse te hebben in deelname of vonden zichzelf te oud. Tabel 12.4: Response telefonisch onderzoek Totaal aantal nummers Niet bereikt (minimaal 3 keer niet thuis) Fout nummer/woont er niet meer Netto bestand Doet mee bruikbare enquête niet bruikbare enquête Doet niet mee
1.400 - 175 - 67 1.158 768 6 384
(66%) ( 1%) (33%)
Zowel de respondenten als de interviewers hebben in vrijwel alle gevallen een prettig gevoel overgehouden aan het gesprek. De belangrijkste redenen voor het goede verloop van het onderzoek zijn: de niet al te lange vragenlijst (circa 15 minuten); de aankondigingsbrief; de vraagstelling die niet "bedreigend" overkomt.
12.5 Representativiteit Om uitspraken te doen over de gehele doelpopulatie dient de steekproef qua opbouw zo veel mogelijk gelijk te zijn aan de werkelijke doelpopulatie. Om dit te bereiken is de steekproef herwogen op twee variabelen: leeftijd en sekse. In dit rapport zijn uitsluitend de resultaten na weging opgenomen. Door de herweging zijn de resultaten representatief voor de betreffende variabelen. Onderstaande tabel geeft de steekproefaantallen per segment. Van de groep 75-jarige en ouder is relatief een wat grotere groep ondervraagd om het ook mogelijk te maken om in het tabellenboek een uitsplitsing te maken tussen 75-79 jaar en 80+. Tabel 12.5: Steekproefaantallen naar doelgroepen (ongewogen aantallen) Totaal 768 District Midden Noord Leeftijd 55-64 jaar 209 Zuid 65-74 jaar 242 West 75-84 jaar 317 Opleidingsniveau Lager Sekse man 366 Middelbaar vrouw 402 Hoger
40
75 195 333 165
329 192 240
Ouderenpeiling Leiden 2009
12.6 Betrouwbaarheid en nauwkeurigheidsmarges Door per onderscheiden doelgroep een steekproef te nemen, kunnen niet alleen uitspraken worden gedaan over degenen die geënquêteerd zijn, maar (evt. na herweging) ook over de hele populatie waaruit die steekproef is getrokken. Voor een steekproef geldt wel een betrouwbaarheidsmarge, die onder andere afhankelijk is van de steekproefgrootte en het gevonden percentage. Dit betekent dat het resultaat dat gegeven wordt bijvoorbeeld 2, 3 of 4% kan afwijken. Binnen deze zogenaamde nauwkeurigheidsmarge valt de werkelijke waarde voor de totale populatie. De mate van nauwkeurigheid neemt af naarmate het aantal respondenten kleiner is. Een en ander is met name van belang wanneer de vraag slechts door een beperkt aantal respondenten is beantwoord of wanneer de resultaten worden uitgesplitst naar een aantal variabelen (bijv. stadsdeel of leeftijd), waardoor er per onderverdeling slechts een gering aantal respondenten resteert. Doorgaans wordt bij het berekenen van deze marges uitgegaan van 95% betrouwbaarheid. Dit betekent dat als het onderzoek 100 maal herhaald wordt, 95 keer een waarde gevonden wordt die in het berekende interval valt. Onderstaande tabel geeft een beeld van de betrouwbaarheidsmarges bij verschillende steekproefgroottes. Tabel 12.6: Betrouwbaarheidsmarges bij verschillende steekproefgroottes Steekproefgrootte (+) Marge 768 2 - 3,5% 500 3 - 4% 250 4 - 7% 125 5 - 10% 50 8 - 14% Voorbeeld: Uit de analyse blijkt dat 57% van alle Leidenaren van 55+ (n=768) aan de bewegingnorm voldoet Dit betekent: Tussen de 53,5% en 60,5% van de 55-plussers in Leiden voldoet aan de bewegingsnorm.
Ouderenpeiling Leiden 2009
41
BIJLAGE A: SLOTOPMERKINGEN Aan het eind van het onderzoek hadden de respondenten de mogelijkheid nog iets toe te voegen aan het onderzoek. Hierbij worden vaker verbeterpunten of negatieve opmerkingen genoemd. Als alles goed is, hebben mensen minder snel iets toe te voegen. Onderstaand een overzicht van de genoemde opmerkingen
1.
Over enquête zelf
32x
2.
Verkeerssituatie/Parkeren
8x
3.
Onderhoud straten/wegen
8x
4.
WMO
6x
5.
OV
5x
6.
Netheid straat
4x
7.
Veiligheid, toezicht, politie
4x
8.
Hondenpoep, meeuwenoverlast
4x
9.
Negatief over gemeente
4x
10. Voorzieningen
3x
11. Groenvoorzieningen
3x
12. Cursus internet
2x
13. Bereikbaarheid voor gehandicapten
2x
14. Positief over gemeente
2x
15. Overig
19x
42
negatief/verbeterpunt (22x): mist vragen over bepaald onderwerp (Leiden zelf, gemeente zelf, dieren, belasting, eigen buurt, groen, verkeerscirculatie) (5x), vragen over financiën vervelend (3x), te veel vragen (3x), liever schriftelijk/via internet (3x), veel dezelfde vragen als vorige keer, betere doorselectie, een aantal vragen onhandig: zijn voor de zwakke sociale mensen, geen hoge pet op van de gemeente en dit onderzoek, hekel aan telefonische enquêtes, hekel aan ‘goed’, ‘matig’, ‘slecht’, afzender onder brief moet duidelijker, vindt het raar dat we zijn leeftijd weten en vindt dit niet anoniem positief (9x): zinvol, goed dat de gemeente bezig is met zulke dingen, leuke enquête, netjes om eerst een brief te sturen, nuttige enquête, vragen helder en duidelijk, goed initiatief verkeerssituatie is slecht, toegankelijkheid binnenstad heikel punt, verkeer slecht geregeld: vrachtwagens op fietspad/op straat in de binnenstad, parkeergelegenheid in eigen buurt, parkeerbeleid, verkeersbeleid, door rood rijden bij Plesmanlaan gaat om onderhoud straten, stoepen en fietspaden: asfaltering naar recreatiegebied bij Merenwijk slecht, bestrating Lammenschansweg slecht, stoep vollenhovenkade, fietspaden beter onderhouden, fietsverbinding stevenshof – Leiden Zuid, weg bij Wilhelminabrug zorgtaxi’s komen te laat, blijven weg, brengen eerst andere mensen weg, moeilijk om taxivergoeding te krijgen, krijg geen zorgtoeslag (zit net boven de grens), mantelzorg slecht voor alleenstaanden, procedure Bijzondere Bijstand, WVG loopt moeizaam Openbaar vervoer moet echt veel beter worden voor ouderen, buslijn bij bejaardentehuis in Zuid-West opgeheven, bus 43 moet terugkomen, bushaltes taan verkeerd, OV 65+ moet gratis beter schoon maken in de straat, bij drontemeerlaan en omgeving wordt nooit geveegd en opgeruimd, meer vuilnisbakken op straat zeker in het centrum, rommel op straat beter en meer aandacht geven aan wethandhaving (mede door politie), in het park bij ons gebeuren de nodige dingen waardoor we ons soms niet veilig voelen, in de merenwijk is het toezicht door politie en gemeente afgenomen, ontevreden over politie: café handelt in drugs, maar ze doen niks er moet iets aan de hondenpoep gedaan worden, heeft last van honden, er moet iets aan de meeuwen gedaan worden, hondenuitlaatstroken zeer slecht en minimaal (Stevenshof) gemeente werkt slecht, gemeente moet streven naar een snelle afhandeling en goed doorverwijzen, gemeente moeilijk te bereiken, relatie burgergemeente heel slecht, groot winkelcentrum erbij, meer winkels, bibliotheek moet blijven groen slecht bijgehouden, meer groen in de stad, bij ons wordt alles weggemaaid alle bloemen omdat er vissers zijn dat is zonde voor ouderen, 1 op 1 gehandicapt-onvriendelijke stad, restaurants hebben meestal trappen naar de wc's, gemeentehuis moeilijk te bereiken voor invaliden herinrichting Rijndijk mooi gelukt ik hoop dat de gemeente de verdeling van de gelden die binnenkomen netjes doet (ouderen), bespoten voedsel in tehuis, meer aandacht aan de binnenstad kan geen kwaad, belachelijk dat IK 34 euro boete kreeg toen rijbewijs gestolen was (kon aangifte tonen), een campagne houden in Leiden om mensen bewust te maken dat er ouderen zijn in Leiden, krijgt geen stadskrant of hier iets aan gedaan word, RGL is geldverspilling, voorstander van de referenda die leiden heeft gehouden, fietspad Langeschans richting Kastanjekade heel onoverzichtelijk: stopt opeens, gemeente moet reclame op de tv over leningen verbieden, hij gelooft niet dat er zoveel armoe is in Leiden onder de ouderen, iedereen moet eerst sparen dan pas uitgeven, de broekweg is heel belangrijk, daar moeten jullie op letten, men houdt geen rekening met ouderen, heb betalingsachterstand mag geen bijbaan GBD
Ouderenpeiling Leiden 2009
BIJLAGE B: OVERZICHTSKAART LEIDEN
85 84
72
74
62
14
60
01
54
Binnenstad-Noord De Camp Marewijk Pancras-west Pancras-oost D’Oude Morsch Noordvest Havenwijk-noord Havenwijk-zuid Molenbuurt De Waard
2 Stationsdistrict 20 Stationskwartier 3 30 31 32
Leiden Noord Groenoord Noorderkwartier De Kooi Ouderenpeiling Leiden 2009
16 17
56
53
49
03
41
40
43
45
52
19
12 13
44
93
1 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19
15 11
50
92
Binnenstad-Zuid Pieterswijk Academiewijk Levendaal-west Levendaal-oost
18 10 00 02
91
0 00 01 02 03
32
20
51 90
81
31
30 70
83
80
71
73
61
82
42 48
46 47
57
55
5
4 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49
Roodenburgerdistrict Meerburg Rijndijkbuurt Professorenwijk-oost Burgemeesterswijk Professorenwijk-west Tuinstadwijk Cronestein Klein Cronestein Roomburg Waardeiland
50 51 52 53 54 55 56 57
Bos- en Gasthuis district Vreewijk Haagweg-noord Gasthuiswijk Fortuinwijk-noord Boshuizen Oostvliet Haagweg-zuid Fortuinwijk-zuid
6 60 61 62
Morsdistrict Transvaalbuurt Lage Mors Hoge Mors
7 70 71 72 73 74
Boerhaavedistrict Pesthuiswijk Houtkwartier Raadsherenbuurt Vogelwijk Leeuwenhoek
8 80 81 82 83 84 85
Merenwijkdistrict Slaaghwijk Zijlwijk-zuid Zijlwijk-noord Merenwijk-centrum Leedewijk-zuid Leedewijk-noord
9 90 91 92 93
Stevenshofdistrict Schenkwijk Kloosterhof Dobbewijk-noord Dobbewijk-zuid
43
BIJLAGE C: VRAGENLIJST B: GEZONDHEID/BEWEGEN
A. ALGEMENE TEVREDENHEID
De eerste vragen gaan over uw algemene tevredenheid in de gemeente Leiden. 1. Bent u over het algemeen erg, redelijk, matig of niet tevreden met het wonen en leven in Leiden? Erg tevreden Redelijk tevreden Matig tevreden Niet tevreden 2.
Kunt u een voorbeeld geven wat u erg prettig vindt aan het wonen en leven in de stad Leiden en een voorbeeld van wat u mist of iets dat u graag verbeterd zou willen zien?
De volgende vragen gaan over lichaamsbeweging, zoals bijvoorbeeld wandelen, fietsen of sporten. Het gaat om alle lichaamsbeweging die tenminste even inspannend is als stevig doorlopen of fietsen. 1.
aantal dagen: _________ 2.
Erg goed: ________________________________________________________
Nu noem ik enkele aspecten die betrekking hebben op de stad en uw eigen welzijn. Kunt u deze beoordelen met een rapportcijfer? uitste- geen Wat vindt u van … slecht matig vold. goed kend oor(< 5) (6) (7) (8) (9-10) deel a De sportmogelijkheden in Leiden voor uzelf Het cultureel aanbod in Leiden (zoals b musea en theater) c Het Openbaar Vervoer in uw buurt e f g h l j k l
De hoeveelheid contacten met buurtgenoten De mogelijkheden die u heeft om geregeld een praatje te maken met andere mensen De mogelijkheid om hobby’s uit te oefenen in georganiseerd verband Uw eigen welzijn (gezondheid, lekker voelen) De mogelijkheden tot het volgen van cursussen (bv Volksuniversiteit of in buurthuis) De winkels voor dagelijkse boodschappen in uw buurt De fiets- en wandelmogelijkheden De mogelijkheden voor activiteiten bij het buurthuis of activiteitencentrum
Wilt u 1 of meerdere van deze aspecten toelichten? Letter : ___ nl. _________________________________________________________ Letter: ___ nl. _________________________________________________________
44
En hoeveel dagen per week verricht u in de WINTER tenminste 30 minuten per dag zulke lichaamsbeweging? Het gaat om het gemiddeld aantal dagen van een gewone week. aantal dagen: _________
Graag beter: ______________________________________________________
3.
Hoeveel dagen per week verricht u in de ZOMER tenminste 30 minuten per dag zulke lichaamsbeweging? Het gaat om het gemiddeld aantal dagen van een gewone week.
als vraag 1 en/of 2 > 1: 3. Wat is voor u hierbij de belangrijkste lichaamsbeweging? (meerdere antwoorden mogelijk) Wandelen Fietsen Gymnastiek Tuinieren Zwemmen Anders, nl: __________________ 4.
Wat houdt u tegen om meer te bewegen of te sporten in uw vrije tijd? niets, ik vind dat ik voldoende beweeg of sport in mijn vrije tijd ik heb niet genoeg tijd ik voel me ongemakkelijk/ik voel me niet thuis bij een vereniging/sportclub ik heb niemand om mee samen te bewegen/sporten ik doe liever andere dingen, ik heb andere hobby’s ik kan niet op de dagen en tijden van de vereniging/sportclub door een chronische aandoening of handicap sporten is te duur geen zin, gebrek aan motivatie, geen tijd voor over ik ben bang dat ik me bezeer, dat ik val, dat ik het niet volhoud er is geen aanbod in de buurt ik zou het alleen doen als het moet voor mijn gezondheid anders: _______________
De volgende vraag gaat over uw eigen gezondheid. 5. Ervaart u uw eigen gezondheid als uitstekend, zeer goed, goed, matig of slecht? uitstekend zeer goed goed matig slecht Kunt u dit toelichten? ___________________________________ geen antwoord
Ouderenpeiling Leiden 2009
C: BELEMMERINGEN VOOR ACTIVITEITEN BINNENS- EN BUITENSHUIS
De volgende vraag gaat over mogelijke zaken die uw deelname aan activiteiten buiten de deur kunnen belemmeren. 1. Ervaart u vaak, soms of nooit belemmeringen die het voor uzelf moeilijk of onmogelijk maken om deel te nemen aan activiteiten buitenshuis? Vaak Soms Nooit vraag 4 2.
Kunt u 1 of meerdere voorbeelden noemen van zaken die u belemmeren? (meerdere antwoorden mogelijk, niet helpen) Het aanbod aan activiteiten sluit niet aan bij mijn behoefte De activiteiten zijn voor mij te duur Het tijdstip van de activiteiten schikt mij niet De plek van de activiteit is voor mij moeilijk bereikbaar, slechte toegankelijkheid gebouw Ik heb geen vervoer Ik weet niet waar de activiteiten worden georganiseerd, kan informatie over activiteiten niet vinden Ik vind het moeilijk om alleen te gaan Mijn slechte gezondheid of handicap Geen tijd vanwege de zorg voor mijn partner of ander familielid Ik voel me buitenshuis niet veilig Anders, namelijk: _________________________________ Indien nuttig, noteren van eventuele toelichting van concrete voorbeelden: ______________
Als vraag 1= vaak/soms: 3. Komt u nog wel buiten op straat? Ja, regelmatig Ja, af en toe Nee, nooit/nauwelijks vraag 5 Als mensen nog wel eens buiten komen: 4. Ik noem u nu een aantal zaken op straat. Kunt u aangeven of deze voor u een probleem zijn als u zich buitenshuis verplaatst? Ja Nee A Oversteken op een plek zonder stoplicht B De tijd die een stoplicht geeft om over te steken C Hoge stoepranden D Weinig of geen bankjes op straat E Druk en onoverzichtelijk verkeer F De stoep of straat is ongelijk G Obstakels op de stoep of straat H Het zich onveilig voelen in de buurt* I Anders: _____________________ * gaat om sociaal onveilig voelen: ja= voelt zich onveilig, nee=voelt zich veilig
Ouderenpeiling Leiden 2009
De volgende vragen gaat over activiteiten binnenshuis. 5. Ervaart u vaak, soms of nooit belemmeringen die het voor uzelf binnenshuis moeilijk maken om bepaalde handelingen te verrichten als traplopen, verzorging, zelf eten maken of opstaan vanuit bed of stoel? Vaak Soms Nooit volgend onderdeel 6.
Ik noem ik u nu een aantal handelingen. Wilt u telkens aangeven of u dit zonder moeite, met enige moeite, met grote moeite of alleen met hulp van anderen kan doen? Alleen met Met Zonder Met hulp van grote moeite enige moeite moeite anderen A Eten en drinken B Gaan zitten en opstaan uit een stoel C In en uit bed stappen D Aan- en uitkleden E Zich verplaatsen naar een andere kamer op dezelfde verdieping F De trap op- en aflopen G De woning verlaten en binnen gaan H Zich verplaatsen buitenshuis I Het gezicht en handen wassen J Zich volledig wassen
Wilt u iets toelichten? _______________________________________________________
D. WONEN Met het oog op de toekomst zouden sommige ouderen willen verhuizen, anderen hebben liever aanpassingen in hun huidige woning en voor nog weer anderen speelt dit allemaal nog niet. 1.
Denkt u erover om in de komende twee jaar te verhuizen? Zo ja, is dit vanwege (naderende) ouderdom of gezondheid? Ja, vanwege ouderdom/gezondheid vraag 2 Ja, vanwege andere reden vraag 4 Nee vraag 4
2.
Wat is het allerbelangrijkst waar die woning aan moet voldoen? _____________________________________________________________________
2b. Wat voor type woning zou u willen hebben? Zelfstandige eengezinswoning Gelijkvloerse woning/appartement Serviceflat/ aanleunwoning (zelfstandig, maar verzorging in de buurt) Kamer in verzorgingshuis/bejaardenhuis (niet zelfstandig, dagelijkse verzorging) Anders, nl: _____________________________
45
2. 3.
Ondervindt u of verwacht u problemen bij het vinden van een andere woning? Ja Welke?(meerdere antwoorden mogelijk) geen plek/wachtlijst in bejaardenhuis/verpleeghuis te weinig aanbod geschikte woningen Toelichting: ______________ ingewikkeld om te regelen zie op tegen verhuizing zelf gehecht aan huidige buurt anders: ____________________ Nee, ondervindt/verwacht geen problemen Weet niet/ ben ik nog niet mee bezig
4.
Zijn er aanpassingen die u aan uw huis zou willen, die te maken hebben met naderende ouderdom? (ENQ: gaat om realistische aanpassingen, dus niet hele portiekwoning naar beneden verplaatsen) Ja Nee, woon al in een voldoende aangepast huis volgend blok Nee, heb (nog) geen aanpassingen nodig volgend blok
5.
6.
Waar denkt u aan? (meerdere antwoorden mogelijk) Traplift Geen drempels Steunen in wc/douche Verhoogd toilet Douchestoel Aanpassingen in keuken Bredere deuren Anders, nl: ___________________________________ Denkt u deze aanpassingen zelf te gaan regelen, of zoekt u daarvoor hulp bij de gemeente? Regel ik zelf (evt. met hulp van familie/vrienden) Zoek hulp bij gemeente Beide
Met welke organisaties heeft u contact gezocht? Servicepunt Zorg Gemeente Was dit het Servicepunt Zorg? Ja nee Thuiszorgorganisaties Steunpunt Mantelzorg Raad- en Daadwinkel Ouderenadviseurs Dienstencentrum Anders, nl ________________________________________________
3.
Op welke manier heeft u contact gezocht? _____________________________________
4.
Kunt u in het kort omschrijven wat er bij deze contacten goed ging en wat er niet goed ging? Wat ging er goed: ______________________________________________________ Tegen welke probleempunten liep u aan: _________________________________________
Op 1 januari 2007 is de Wet Maatschappelijke Ondersteuning, ofwel WMO, ingegaan. Vanaf deze datum zijn de gemeenten verantwoordelijk voor zaken als de voormalige Wvg-voorzieningen, hulp bij het huishouden, verzorging en verpleging, mantelzorgondersteuning, maaltijdverzorging en klussendiensten 5. Heeft u hier wel eens van gehoord? Zo ja, heeft u er ook al gebruik van gemaakt? Bekend en gebruik Bekend, geen gebruik Onbekend Toelichting: Wvg=Wet voorziening gehandicapten: voor vervoerskostenvoorzieningen (o.a. taxibus), rolstoel, scootmobiel, woningaanpassingen, enz. De Wvg is per 1-1-07 opgegaan in de WMO.
E. VOORZIENINGEN De gemeente vindt het belangrijk dat ouderen gemakkelijk hulp- en zorgvoorzieningen gemakkelijk kunnen verkrijgen, zoals hulp in het huishouden, bij verzorging en verpleging, voor mantelzorgondersteuning, maaltijdverzorging en klussendiensten. 1.
Had u in het afgelopen jaar een vraag over hulp, wonen, zorg of financiën waar u hulp of informatie heeft gezocht? Ja Wat voor vraag?_________________________________________ Nee vraag 5
Om burgers van Leiden hier goed over te kunnen informeren heeft de gemeente een Servicepunt Zorg opgezet. Dit kan zowel telefonisch, via internet als door langs te gaan bij het loket in het Stadsbouwhuis. Bij dit Servicepunt kunt u terecht voor informatie en advies over alle zorgvragen die vallen onder de WMO. 6. Heeft u eerder gehoord van de naam ‘Servicepunt Zorg’? Bekend Niet bekend 6a. Maakt u er gebruik van of zou u dit willen? Ja, gebruik Geen gebruik, wel interesse STOP Geen gebruik, ook geen interesse STOP
46
Ouderenpeiling Leiden 2009
7.
Ging dit naar tevredenheid? Ja Nee Waarom niet? __________________________________________________
1.
Voor enquêteurs: als mensen zelf vragen om informatie over deze voorzieningen dan kunnen ze bellen met: Servicepunt Zorg: 071 - 516 5506
8.
Hoe vaak in de afgelopen 12 maanden? _____
Bekend Gebruik/ interesse ja, gebruik geen gebruik, wel interesse geen gebruik, ook geen interesse ja, gebruik ja geen gebruik, wel interesse nee geen gebruik, ook geen interesse ja, gebruik ja geen gebruik, wel interesse nee geen gebruik, ook geen interesse ja, gebruik ja geen gebruik, wel interesse nee geen gebruik, ook geen interesse
Ouderenadviseurs (informatie, advies en begeleiding op ja gebied van wonen, welzijn en zorg) nee Raad- en Daadwinkel (winkel in de buurt voor vragen/klachten/ problemen over gemeentelijke en andere instanties) Steunpunt Mantelzorg (ondersteuning voor Mantelzorgers) Dienstencentrum (wijkgebouw waar allerlei activiteiten voor en door ouderen plaatsvinden)
Bent u goed, voldoende of onvoldoende bekend met het aanbod aan vrijwilligerswerk? goed bekend met diverse soorten vrijwilligerswerk voldoende bekend (ik weet wat ik wil weten) onvoldoende bekend (ik zou meer willen weten)
3.
Zou u wel (meer) vrijwilligerswerk willen doen? Ja Waar denkt u aan? ____________________________ Wat is voor u een drempel/belemmering om dit nog niet (meer) te doen? te ver weg te duur onbekendheid met aanbod en wat het precies inhoudt weet niemand om het mee te doen te weinig leeftijdsgenoten tijdstip is niet prettig anders, namelijk: ________________
9.
Vindt u over het algemeen dat u informatie over zorg, hulp en voorzieningen gemakkelijk kan vinden? Ja Nee
F. VRIJWILLIGERSWERK De volgende vragen gaan over vrijwilligerswerk. Het gaat hierbij zowel om zorg of dienstverlening, maar ook om bijvoorbeeld bardiensten bij een vereniging, schrijven voor een clubkrantje, lid zijn van een bestuur, hulp op school of activiteiten voor een kerk. BIJLAGE
10.
1. 2. 3. 4. 5. 6.
11. 12. 13. 14. 15. 16.
7. 8. 9.
ouderenorganisatie jongerenorganisatie migrantenorganisatie vrouwenorganisatie sportvereniging organisatie voor zorg en dienstverlening mantelzorg zelfhulporganisatie kerkelijke of levensbeschouwelijke organisatie
Ouderenpeiling Leiden 2009
culturele organisatie (incl. muziekverenigingen, koren e.d.) politieke en/of campagneorganisatie vakvereniging bewonerscommissie/ buurtvereniging club- en buurthuiswerk kinderopvang/peuterwerk school/onderwijs
17. actiegroep/belangenorganisatie 18. hobbyclub 20. anders
Nee
2. Ik noem u nu een aantal instanties die informatie en advies geven over activiteiten voor ouderen op tal van terreinen. Kunt u aangeven of u deze kent en of er gebruik van maakt of zou willen maken?
BIJLAGE
Heeft u in de afgelopen 12 maanden zelf vrijwilligerswerk gedaan? (meerdere antwoorden mogelijk) Ja Wat doet u? __ __ __ __ (enquêteur heeft lijst )
Nee
Wat is voor u de reden om niet meer vrijwilligerswerk te doen? doe al voldoende geen interesse te ver weg te duur onbekendheid met aanbod en wat het precies inhoudt weet niemand om het mee te doen te weinig leeftijdsgenoten tijdstip is niet prettig gebrek aan tijd gebrek aan conditie wachtlijst anders, namelijk: __________________________
- - - - - - - INDIEN GEEN (POTENTIEEL) VRIJWILLIGER VOLGEND BLOK - - - - - - 4.
Wat is of zou voor u een reden zijn om vrijwilligerswerk te doen? (niet helpen) Anderen ontmoeten, sociale contacten Anderen helpen Mezelf ontwikkelen Iets buitenshuis doen Iets zinvols doen/ goede doel Verveling/ eenzaamheid Anders, nl: __________________________________
47
5.
Hoe omschrijft u het voor u ideale vrijwilligerswerk? _________________________ 3.
6.
Is het voor u belangrijk dat het vrijwilligerswerk dichtbij u in de buurt plaatsvindt? Zo ja, gaat u anders niet? Ja, anders ga ik niet Ja, wel prettig, maar anders ga ik toch wel Nee, dat maakt me niet zo veel uit Nee, ik ga liever ergens in de stad dan in de buurt
7.
Zijn er nog andere eisen die u stelt aan vrijwilligerswerk? Ja Namelijk: ________________________________________________ Nee
8.
Hoe zou u zoeken naar vrijwilligerswerk of hoe heeft u uw vrijwilligerswerk gevonden? Via familie Via vrienden Via de kerk Via collega’s Uit de krant, tijdschrift Via internet Via i doe (Leidse vrijwilligersorganisatie, voorheen WaVes) Anders, nl: __________________
4.
5.
Sommige mensen voelen zich erg belast door de verzorging van een ander. Zij vinden de zorg zwaar en moeilijk vol te houden. Voor andere mensen geldt dat minder. Alles bij elkaar genomen, voelt u zich momenteel, niet of nauwelijks, enigszins, tamelijk zwaar, zeer zwaar of overbelast? Niet of nauwelijks belast Enigszins belast Tamelijk zwaar belast } Zeer zwaar belast } Wat is het belangrijkste probleem? _____________ Overbelast } (kan de zorg eigenlijk niet meer volhouden)
6.
Heeft u, naast eventuele hulp die u al ontvangt, behoefte aan hulp in verband met uw werkzaamheden als mantelzorger? (meer antwoorden mogelijk) Nee Ja, aan informatie en advies Ja, aan een vervanger, zodat ik ook af en toe een vrije dag kan nemen of met vakantie kan gaan Ja, aan emotionele ondersteuning Ja, ontspannen activiteiten Ja, aan belangenbehartiging Ja, praktische ondersteuning
7.
Het geven van mantelzorg kan voor mensen persoonlijke consequenties hebben. Ik noem u er een aantal. Kunt u steeds aangeven of dit zeker, een beetje of niet voor u geldt?
De volgende vragen gaan over mantelzorg. Mantelzorg is zorg van een bekende uit de eigen omgeving, zoals de partner, ouders, kind, buren of vrienden, aan iemand die voor langere tijd ziek, hulpbehoevend of gehandicapt is. Deze zorg kan bestaan uit het huishouden doen, wassen en aankleden, gezelschap houden, vervoer, geldzaken regelen, enzovoorts. Mantelzorg wordt niet betaald. (NB: een vrijwilliger die werkt vanuit een organisatie of instelling die met vrijwilligers werkt, is geen mantelzorger) Als mantelzorg op deze manier wordt gedefinieerd, heeft u dan in de afgelopen 12 maanden mantelzorg GEGEVEN OF GEKREGEN ? Ja, beide zowel vraag 2-7 als vraag 8-12 Ja, alleen mantelzorg gegeven vraag 2-7 Ja, alleen mantelzorg gekregen vraag 8-12 Nee vraag 11-12
De volgende vragen gaan over mantelzorg geven 2. Uit welke activiteiten bestaat deze mantelzorg voornamelijk? (meerdere antwoorden mogelijk) Hulp in de huishouding (boodschappen, schoonmaken) Klaarmaken van de warme maaltijden Hulp bij persoonlijke verzorging (wassen, aankleden) Hulp bij medische verzorging Gezelschap, troost, afleiding, enz. Begeleiding en/of vervoer (bij bezoek aan arts, kapper, enz.) Regeling geldzaken en/of andere administratie Klusjes in en om het huis Anders, nl: _______________________________
48
Hoeveel uur mantelzorg geeft u momenteel gemiddeld per week? Nu niet meer vraag 9 of volgend blok Incidenteel (niet elke week) Gemiddeld __ uren per week (inclusief reistijd)
G. MANTELZORG
1.
Aan wie geeft/gaf u mantelzorg? (maximaal 2) partner kinderen (schoon) ouders overige familie buren/ vrienden/ kennissen anders, nl: ________________________
Zeker a. Ik werk minder dan ik zou willen b. Het heeft behoorlijke financiële consequenties voor mij c. Ik ben meer aan huis gebonden dan ik zou willen d. Anders, nl: ___________________________
8.
Een beetje
Heeft mantelzorg ook positieve effecten voor uzelf? (meerdere antwoorden mogelijk) Ja, zinvolle tijdbesteding Ja, goed om voor anderen bezig te zijn Ja, fijn om zo dichtbij familielid/vriend(in) te zijn Ja, zelf oogje in het zeil willen houden (weinig vertrouwen in zorginstellingen) Ja, anders: _____________________________ Nee
Ouderenpeiling Leiden 2009
Niet
De volgende vragen gaan over mantelzorg krijgen 9. Waaruit bestaat/bestond de mantelzorg die u krijgt? (meerdere antwoorden mogelijk) Hulp in de huishouding (boodschappen, schoonmaken) Klaarmaken van de warme maaltijden Hulp bij persoonlijke verzorging (wassen, aankleden) Hulp bij medische verzorging Gezelschap, troost, afleiding, enz. Begeleiding en/of vervoer (bij bezoek aan arts, kapper, enz.) Regeling geldzaken en/of andere administratie Klusjes in en om het huis Andere zaken, namelijk ___________________________________ 10.
11.
Van wie krijgt u deze hulp? (maximaal 2) partner kinderen (schoon) ouders overige familie buren/ vrienden/ kennissen anders, nl: ________________________ Hoeveel uur mantelzorg krijgt u momenteel gemiddeld per week? Nu niet meer Incidenteel (niet elke week) Gemiddeld __ uren per week (inclusief reistijd)
12.
Heeft u behoefte aan (extra) hulp? Ja Nee volgend onderdeel
13.
Aan welk soort hulp heeft u behoefte? Hulp in de huishouding (boodschappen, schoonmaken) Klaarmaken van de warme maaltijden Hulp bij persoonlijke verzorging (wassen, aankleden) Hulp bij medische verzorging Gezelschap, troost, afleiding, enz. Begeleiding en/of vervoer (bij bezoek aan arts, kapper, enz.) Regeling geldzaken en/of andere administratie Klusjes in en om het huis Andere zaken, namelijk ___________________________________
Ouderenpeiling Leiden 2009
H. FINANCIELE SITUATIE De volgende vragen gaan over de financiële positie van de burgers van Leiden. De resultaten hiervan zijn van belang voor de gemeente om de juiste beleidsbeslissingen te kunnen nemen en daarmee de burgers die dat nodig hebben financieel te kunnen ondersteunen. We wijzen u er nogmaals op dat de door u gegeven antwoorden anoniem zijn. 1.
We willen graag weten hoe moeilijk of gemakkelijk uw huishouden kan rondkomen met het totale huishoudinkomen? zeer moeilijk moeilijk komt net rond gemakkelijk zeer gemakkelijk
2.
Is de financiële situatie van het huishouden waarin u woont in de afgelopen twaalf maanden verbeterd, gelijk gebleven of verslechterd? Verbeterd Gelijk gebleven Verslechterd
3.
Moet u door een tekort aan financiële middelen wel eens bezuinigen op eten, kleding of wachten met het betalen van de telefoonrekening of de rekening van het elektriciteitsbedrijf? Ja Nee
4.
Heeft u schulden? Ja Nee
5.
Het komt vaak voor dat mensen geld lenen voor bepaalde uitgaven. Ik noem hierna een aantal vormen van geld lenen. Wilt u aangeven of u daar in de afgelopen 12 maanden gebruik van heeft gemaakt? (meerdere antwoorden mogelijk) op afbetaling gekocht bij postorderbedrijf of winkels rood staan bij bank persoonlijke lening of doorlopend krediet lening bij vrienden of familie andere lening (geen hypotheek voor huis)
6.
Is bij de betaling van de aflossing van één of meer van deze schulden OF bij de betaling van uw vaste lasten in de laatste 12 maanden een achterstand ontstaan? ja, zowel bij schulden als vaste lasten ja, alleen bij schulden ja, alleen bij vaste lasten nee ga verder bij vraag 10
49
7.
Zo ja: om welke schulden ging het (meerdere antwoorden mogelijk) op afbetaling gekocht bij postorderbedrijf of winkels rood staan bij bank persoonlijke lening of doorlopend krediet lening bij vrienden of familie andere lening (geen hypotheek voor huis)
… of om welke vaste lasten ging het (meerdere antwoorden mogelijk) huur hypotheek energie en waterbedrijf belastingen verzekeringen andere betalingsachterstanden
8.
9.
50
De gemeente Leiden voert diverse inkomensondersteunende maatregelen uit die bedoeld zijn voor huishoudens met een lager inkomen. Sommige daarvan zijn alleen voor 65-plussers. Allereerst stel ik u een paar algemene vragen om te kijken of het zinvol is u deze maatregelen voor te leggen. 1.
Wanneer heeft uw huishouden voor het eerst te maken gekregen met deze betalingsachterstanden? in de afgelopen 6 maanden 6-12 maanden geleden 1-2 jaar geleden 2-5 jaar geleden >=5 jaar geleden
In welke klasse valt het gezamenlijk netto (= schoon) inkomen van uw huishouden? Uitkeringen, pensioengelden, alimentatie en dergelijke zijn ook inkomen. Niet meegerekend worden: vakantiegeld, kinderbijslag en huursubsidie. ≤ Euro 850 851-1200 Euro 1.201-1.450 Euro 1.451- 1.750 Euro 1.751- 2.150 Euro 2.151- 2.650 Euro letter h en daarna volgend blok 2.651- 3.200 Euro letter h en daarna volgend blok 3.201 - 4.000 Euro letter h en daarna volgend blok > 4.000 Euro volgend blok
2.
Zijn uw schulden zodanig, dat u in de problemen bent gekomen of zult komen? ja nee
Bent u zelf, of (eventueel) uw partner 65 jaar of ouder? Ja Nee
3.
10.
I: INKOMENSONDERSTEUNING
Heeft uw huishouden OP DIT MOMENT te maken met betalingsachterstanden? ja Denkt u dat uw huishouden zonder hulp van andere personen of instellingen deze betalingsachterstand(en) kan oplossen? ja, binnen 3 maanden ja, dat duurt 3 tot 6 maanden ja, dat duurt 6 tot 12 maanden ja, dat duurt meer dan een jaar nee, mijn huishouden kan dat niet zonder hulp oplossen weet niet nee
Bent u zelf, of (eventueel) uw partner chronisch ziek of gehandicapt? Ja Nee
4.
5.
Woont u in een huur of koopwoning? Ja Nee Bent u degene die de financiële zaken regelt in uw huishouden? Ja Nee
Onderdelen vraag 6 aan: a: 55+ met inkomen < 1450 b: 55+ met inkomen < 1450 c: 65+ met inkomen < 1450 d: 55+ met inkomen < 1450 e: 65+ of chronisch ziek/gehandicapt met inkomen < 1450 f: 65+ met inkomen < 1450 g: 65+ of chronisch zieken/gehandicapt met inkomen < 1450 h: 55+ met inkomen < 1450 i: 55+ met huurwoning en inkomen < 1450
Ouderenpeiling Leiden 2009
6.
Kunt u aangeven of u de volgende inkomensondersteunende regelingen kent en hier het afgelopen jaar een beroep op heeft gedaan?
a. Kwijtschelding Gemeentelijke Belastingen gebruik Huishoudens met een lager inkomen en weinig vermogen bekend, geen gebruik kunnen kwijtschelding aanvragen van gemeentelijke belastingen, onbekend zoals de onroerend zaakbelasting en de afvalstofheffing b. Bijzondere Bijstand gebruik Regeling voor mensen met een wat lager inkomen, om extra bekend, geen gebruik noodzakelijke uitgaven te bekostigen die niet van het onbekend maandelijkse inkomen kunnen worden betaald, zoals verhuis- en inrichtingskosten, koelkast, wasmachine, e.d. (NB: dit is niet gelijk aan de gewone bijstandsuitkering!!!) c. Eenmalige uitkering 65+ers met een minimuminkomen komen in aanmerking voor een jaarlijkse eenmalige uitkering van €250,- per huishouden.
gebruik bekend, geen gebruik onbekend
d. Collectieve aanvullende ziektekostenverzekering: AVgemeente Standaard of Top Uitgebreide collectieve aanvullende ziektekostenverzekeringen voor mensen met een minimuminkomen waarbij de gemeente de premie geheel of gedeeltelijk vergoedt. e. Regeling chronisch zieken, gehandicapten en ouderen Alle 65-plussers en mensen die kunnen aantonen dat ze chronisch ziek of gehandicapt zijn (en met een minimum inkomen) komen in aanmerking voor deze jaarlijkse uitkering van €300,- pp in verband met de verborgen kosten die zij hebben als gevolg van ziekte of handicap. f. Woonlastenregeling 65-plussers Voor 65-plussers die na aftrek van de huurtoeslag (voorheen huursubsidie) meer dan 20% van hun inkomen kwijt zijn aan huur: tegemoetkoming van €25 tot €50,- p mnd. g. Wet Maatschappelijke ondersteuning (Wmo, voorheen wet voorzieningen gehandicapten /Wvg) Voor mensen die door ouderdom, ziekte of handicap praktische problemen ondervinden bij het wonen of zich verplaatsen binnen of buiten de woning, bv. rolstoel, traplift, taxikosten
gebruik bekend, geen gebruik onbekend
gebruik bekend, geen gebruik onbekend
8.
Opmerking: Inkomensvraag wordt in blok H gesteld Ter afsluiting vragen wij u nog enkele persoonlijke gegevens. 1.
Wat is uw leeftijd?: ___ jaar
2.
Sekse: Man Vrouw
3.
gebruik Waarvan? woonvoorz. rolstoel vervoervoorz. bekend, geen gebruik onbekend
Heeft u zojuist informatie gehoord over bovenstaande regelingen, waardoor u mogelijk bij de gemeente informatie gaat inwinnen over deze inkomensondersteunende regelingen? ja namelijk: ____________________________ nee
PROFIELVRAGEN
Huishoudsamenstelling: Alleenstaand Bent u weduwe of weduwnaar? Ja/nee Twee personen Gezin met thuiswonende kinderen Alleenstaande ouder met thuiswonende kinderen tot 18 jaar Anders, nl ________________________________
gebruik bekend, geen gebruik onbekend
h. Zorgtoeslag Bijdrage in de kosten van de zorgverzekering. Bestaat sinds 1-1- gebruik bekend, geen gebruik 2006. Uitbetaling via Belastingdienst onbekend i. Huurtoeslag gebruik Sinds 1-1-2006, opvolger van huursubsidie. Bijdrage in de huurkosten voor mensen met een wat lager inkomen. Uitbetaling bekend, geen gebruik onbekend gaat via de Belastingdienst.
Ouderenpeiling Leiden 2009
Indien wel 1 of meer regelingen bekend, maar geen gebruik: 7. U geeft aan 1 of meer regelingen wel te kennen, maar hier geen gebruik van te maken. Waarom maakt u hier geen gebruik van? Ik kom hier niet voor in aanmerking Ik weet niet hoe ik dit moet aanvragen Te veel moeite om aan te vragen ik wil dit niet aanvragen Anders, namelijk: ______________
4. 5.
Postcode:
____
__
Wat is de hoogste schoolopleiding die u met een diploma heeft afgerond? Geen onderwijs Basisonderwijs (lagere school) Lager beroepsonderwijs (LBO, LTS, LEAO, huishoudschool, etc.) MAVO (vroegere MULO-A) KMBO, leerlingwezen, cursorisch beroepsonderwijs Middelbaar beroeps onderwijs (MBO, MTS, verpleegster, etc.) HAVO/VWO (vroegere MULO-B, HBS, MMS, Gymnasium) HBO (HTS, HEAO, HLS, KMA, PABO, etc.) Wetenschappelijk onderwijs (Universiteit) Anders, nl.________________________________
51
Als niet altijd alleenstaand geweest: 6. Wat is de hoogste schoolopleiding die uw partner met een diploma heeft afgerond? (als weduwe/weduwnaar (laatst) overleden echtgenoot) Geen onderwijs Basisonderwijs (lagere school) Lager beroepsonderwijs (LBO, LTS, LEAO, huishoudschool, etc.) MAVO (vroegere MULO-A) KMBO, leerlingwezen, cursorisch beroepsonderwijs Middelbaar beroeps onderwijs (MBO, MTS, verpleegster, etc.) HAVO/VWO (vroegere MULO-B, HBS, MMS, Gymnasium) HBO (HTS, HEAO, HLS, KMA, PABO, etc.) Wetenschappelijk onderwijs (Universiteit) Anders, nl.________________________________ 7.
8.
Verricht u per week betaalde werkzaamheden? Nee, ik verricht geen betaalde werkzaamheden Ja, __ uur per week Heeft u thuis de beschikking over een PC met internet? Ja Nee
Dit was de laatste vraag. Heeft u tot slot nog opmerkingen naar aanleiding van deze enquête of wilt u verder nog iets toevoegen wat u zelf erg belangrijk vindt? _______________________________________________________________________
Hiermee bent u aan het eind van deze vragenlijst gekomen. Wij danken u hartelijk voor uw medewerking.
52
Ouderenpeiling Leiden 2009