Eindrapport onderzoek Studievoorlichting en diversiteit Universiteit Leiden Onderzoek uitgevoerd door de afdeling Hoger Onderwijs van het ICLON in opdracht van de sectie VWO-WO van het ICLON
Drs. J. Nouta A. Nessar Drs. H.M.J. Frencken Dr. R.M. van der Rijst
rapportnummer 205 maart 2011
Eindrapport onderzoek Studievoorlichting en diversiteit Universiteit Leiden Onderzoek uitgevoerd door de afdeling Hoger Onderwijs van het ICLON in opdracht van de sectie VWO-WO van het ICLON
Drs. J. Nouta A. Nessar Drs. H.M.J. Frencken Dr. R.M. van der Rijst
rapportnummer 205 maart 2011
2
Met dank aan: Dit rapport is tot stand gekomen met ondersteuning en meedenken van: Jacqueline Hoornweg, Hanny Gijsman, Nicoline Streng (ICLON sectie VWO-WO), Sabine Beijne, Jorien Boesveld, Minke Holleman, Janita Ravesloot, Jantien Delwel (projectgroep Diversiteit van de Universiteit Leiden. Met speciale dank aan Marium Chugtai, Ismail Moalim, Wies van Leeuwen, Kateryna Perevedentseva en Antieh Khosrawani (studentassistenten). En natuurlijk de geïnterviewde studenten en VWO-leerlingen en hun scholen en decanen. Meegewerkt aan het onderzoek hebben het Stedelijk Gymnasium Leiden (locatie Athena), het Wateringseveld College (Den Haag), het Libanon Lyceum (Rotterdam), het Penta College (Spijkenisse), het Oranje Nassau College (Zoetermeer) en Wolfert van Borselen Scholengroep (Rotterdam).
3
4
Inhoudsopgave 1. Management summary...............................................................................................7 2. Inleiding .....................................................................................................................9 2.1 Aanleiding............................................................................................................9 2.2 Literatuurverkenning en theoretisch kader ........................................................10 2.3 Doelstelling onderzoek ......................................................................................11 2.4 Onderzoeksvragen..............................................................................................12 2.5 Opzet rapport .....................................................................................................12 3. Onderzoeksopzet......................................................................................................13 4. Onderzoeksresultaten...............................................................................................17 4.1 Onderzoeksvragen..............................................................................................17 4.2 Factoren en dilemma’s bij studiekeuze..............................................................18 4.3 Studiekeuzeactiviteiten ......................................................................................22 4.4 Studiekeuze-informatie ......................................................................................24 4.5 Invloed directe omgeving ..................................................................................27 4.6 Beroepsperspectief.............................................................................................30 5. Conclusies, aanbevelingen en discussie...................................................................31 5.1 Conclusies ..........................................................................................................31 5.2 Aanbevelingen ...................................................................................................32 5.3 Discussie ............................................................................................................33 6. Geraadpleegde literatuur..........................................................................................35 Bijlage 1: Interviewprotocol ........................................................................................37
5
6
1. Management summary Dit onderzoeksrapport doet verslag van het onderzoek “Studievoorlichting en diversiteit” dat in de periode december 2010 – februari 2011 door ICLON afdeling Hoger Onderwijs is uitgevoerd in opdracht van ICLON sectie VWO-WO. De doelstelling van het onderzoek “Studievoorlichting en diversiteit” is: “Het in kaart brengen van de specifieke behoeften van (aspirant) studenten van allochtone afkomst met betrekking tot studievoorlichting. Het gaat hierbij zowel om de vorm als om de inhoud van de studievoorlichting. In relatie hiermee wordt tevens onderzocht hoe het studiekeuzeproces van aspirant-studenten van allochtone afkomst eruit ziet.” Hieronder worden de belangrijkste aanbevelingen weergegeven die uit het onderzoek naar voren komen: 1. Presenteer eerlijke en transparante informatie, probeer het studeren aan de Universiteit Leiden niet (teveel) te “verkopen”. Maar probeer studenten wel gericht te adviseren, in plaats van slechts te beschrijven. 2. Geef expliciet informatie over zaken als ingangseisen, eventuele selectieprocedures, gevraagde studie-inspanning en studievaardigheden, geboden faciliteiten, studieduur, diplomawaarde en beroepsperspectief. Laat deze informatie echter niet ten koste gaan van informatie over de studie-inhoud. 3. Schets een realistisch beroepsperspectief en maak daarbij een expliciete koppeling met de mate waarin de studiekeuze hieraan kan bijdragen. Help (aspirant) studenten bij het verbreden van hun beroepsbeeld. Gebruik daarbij de input van huidige studenten, van beroepsbeoefenaars en van andere “rolmodellen”, maar benut ook mogelijkheden om als universiteit en/of opleiding actief met aspirant-studenten in gesprek te gaan, zoals middels studiekeuzegesprekken. 4. Bied ook ouders van (aspirant) studenten, direct of via de (aspirant) studenten zelf, toegankelijke en realistische informatie met betrekking tot beroepsperspectieven, bij voorkeur in de eigen taal en via open dagen. Bied ouders daarnaast informatie aan over de inhoud van de studie en over studielocatie en faciliteiten. 5. Bied (cijfermatige) informatie aan die het gemakkelijker maakt universiteiten, hogescholen en studies met elkaar te vergelijken. 6. Bied zoveel mogelijk concrete, studiegerelateerde activiteiten aan op de universiteit. 7. Betrek decanen en docenten van middelbare scholen actief bij de studiekeuzevoorlichting. Informeer hen gericht over de zaken die bij aanbevelingen 2 tot en met 6 zijn genoemd. 8. Bied studiekeuze-informatie en activiteiten aan die appelleren aan het “collectiviteitsgevoel” van (aspirant) studenten van allochtone afkomst. 9. Focus op informatie en activiteiten die directe relevantie hebben met het studeren zelf. 10. Met betrekking tot studiekeuzevoorlichting via website en (te ontwikkelen) studiekeuzeportal: a. Handhaaf de informele toonzetting van website (en ander voorlichtingsmateriaal). b. Maak gebruik van de input van studenten, beroepsbeoefenaars en andere mogelijke rolmodellen, bijvoorbeeld in de vorm van “weblogs” (blogs). c. Bied ook informatie in het Engels aan.
7
8
2. Inleiding Dit onderzoeksrapport doet verslag van het onderzoek “Studievoorlichting en diversiteit” dat in de periode december 2010 – februari 2011 door het ICLON, afdeling Hoger Onderwijs is uitgevoerd in opdracht van ICLON sectie VWO-WO.
2.1 Aanleiding Binnen de Universiteit Leiden zijn diverse initiatieven gaande om de diversiteit van de studentenpopulatie te vergroten, zowel wat betreft in-, door- als uitstroom. Een terugkerend aspect in al deze projecten is een adequate “matching” tussen de motivatie, competenties (kennis, kunde en vaardigheden) en verwachtingen van een (aspirant) student en wat een opleiding verwacht. De aan- of afwezigheid van deze match bepaalt mede het studiesucces van studenten. Uit recent onderzoek van ResearchNed (2008) blijkt dat circa een kwart van de (autochtone en allochtone) studenten in het eerste jaar uitvalt doordat de studie teveel verschilt van de eigen verwachtingen. Van deze studenten vond bijna 70 procent de studie niet aansluiten bij de eigen talenten en interesses, 30 procent vond de manier van lesgeven niet voor zichzelf geschikt. Voor 65 procent sloot de studie onvoldoende aan op wat ze in de toekomst willen worden en 58 procent vond achteraf de beroepsperspectieven niet aantrekkelijk. Meer dan een derde heeft klachten over de studiekeuze-informatie, voor een deel omdat ze zich onvoldoende georiënteerd hebben (42%) en deels omdat de informatie die ze hebben gekregen niet overeenstemde met de werkelijkheid (36%). Zo’n 20 procent geeft aan te weinig informatie te hebben gehad (ResearchNed, 2007). De Inspectie van het Onderwijs (2009) schrijft in haar rapport over diversiteit in het hoger onderwijs dat het studierendement van de groep studenten met een allochtone afkomst 1 lager ligt dan dat van de groep autochtone studenten (zie ook Bosman, 2007). Ook is het aannemelijk dat het studiekeuzegedrag van (aspirant) studenten van allochtone afkomst1 in een aantal aspecten verschilt van dat van de autochtone student (Bosman, 2007; Inspectie van het Onderwijs, 2009). Deze en andere onderzoeksresultaten legitimeren specifieke aandacht voor de studiekeuze-voorlichting voor (aspirant) studenten van allochtone afkomst. De Universiteit Leiden heeft onder andere ingezet op het verbeteren van de informatievoorziening en wervingskracht van de website van de Universiteit Leiden voor allochtone studenten 2 . Met de studiekeuzevoorlichting moet de aankomende student voldoende informatie krijgen om een goede beargumenteerde studiekeuze te maken en duidelijkheid krijgen over wat studeren precies betekent, wat de beroepsstatus is en wat de toekomstige kansen op de arbeidsmarkt zijn (Universiteit Leiden, 2010). De directe aanleiding voor ons onderzoek vormen de ambities tot het verbeteren van de studiesite (www.studereninleiden.nl) van de Universiteit Leiden. De Universiteit Leiden zet, samen met de Technische Universiteit Delft, de Hogeschool Leiden en de Haagse Hogeschool (in E-merge verband 3 ), in op het verrijken van de studiesite met digitale tools, het ontwikkelen en inzetten van social media, film en beeldmateriaal en het creëren van een 1
In dit onderzoek wordt gebruikgemaakt van de CBS-definitie van het begrip allochtoon: iemand is allochtoon als tenminste een van de ouders in het buitenland is geboren (CBS, 2007). De nadruk ligt op de groep niet-westerse allochtone (aspirant) studenten. Een niet-westers allochtoon heeft tenminste één ouder die geboren is in Afrika, Latijns-Amerika of Azië (inclusief Turkije), met uitzondering van Indonesië en Japan. Hieronder vallen ook de voormalige Nederlandse Antillen. Internationale studenten vallen buiten de doelgroep van dit onderzoek. Hiermee worden studenten bedoeld die tijdelijk een studie in Nederland volgen. 2 Niet-westerse allochtone studenten blijken landelijk gezien vaak “eerste generatie” studenten, waarvan de ouders geen opleiding in het (Nederlandse) hoger onderwijs hebben gedaan. Ook onder autochtone (aspirant) studenten bestaat echter een groep “eerste generatie” studenten. Het verbeteren van de informatiewaarde en wervingskracht van de website van de Universiteit Leiden richt zich natuurlijk ook op deze groep, en meer in het algemeen op alle (aspirant) studenten. 3 E-merge is een samenwerkingsverband tussen de Universiteiten van Leiden en Delft en de Haagse Hogeschool en de Hogeschool Leiden. E-Merge voert gezamenlijke projecten uit. op het gebied van e-learning. In het huidige programma staat ‘studiesucces, door innovatief gebruik van bestaande ICT’ centraal. Zie: www.e-merge.nu
9
studiekeuzeportal (“Content Rich Recruitment Tool”). Voor meer informatie over dit studiekeuzeportal verwijzen wij naar het E-merge Project Startdocument (2010). Een tweede, meer indirecte aanleiding betreft de complexiteit van het studiekeuzeproces. Diverse factoren oefenen hierop invloed uit. In het eerder uitgebrachte “Beleidsadvies Diversiteit Instroom” van de sectie VWO-WO van het ICLON (Bosman, 2007) wordt de aanbeveling gedaan om een combinatie van kwalitatief en kwantitatief onderzoek te doen naar studiekeuzemotieven en studiekeuzeprocessen. Een dergelijk, gericht onderzoek zou veel preciezere kennis kunnen genereren over redenen van studiekeuze, twijfels en processen bij deze doelgroep.
2.2 Literatuurverkenning en theoretisch kader Voor het onderhavige onderzoek is een beperkte literatuurverkenning uitgevoerd met als belangrijkste doel het ondersteunen van de formulering en validering van de onderzoeksvragen. Criteria voor inclusie waren onder andere de Nederlandse en/of Vlaamse context, deelname of beschrijving van (aspirant) studenten van allochtone afkomst en kwantitatieve en kwalitatieve gegevens over de relatie tussen studiekeuze en studiesucces. Het is nadrukkelijk niet de opzet geweest om met dit onderzoek een uitputtende verkenning te maken van beschikbare literatuur die betrekking heeft op diversiteit en studiekeuzegedrag van allochtone (aspirant) studenten. Een aantal relevante beleidsstukken, artikelen en onderzoeksrapporten is geanalyseerd. Het hierboven genoemde Beleidsadvies Diversiteit Instroom (Bosman, 2007) vormt een logische en relevante basis voor dit onderzoek. In dit beleidsadvies wordt verslag gedaan van een kwalitatief vooronderzoek naar door allochtone scholieren ervaren knelpunten en belemmeringen om te kiezen voor een universitaire studie4 . Hieronder volgen de meest relevante resultaten van dit kwalitatieve vooronderzoek 5 . Resultaten kwalitatief vooronderzoek ICLON (Bosman, 2007) Met name niet-westerse allochtone studenten hebben een specifieke uitgangssituatie en een aantal specifieke belemmeringen die het maken van een studiekeuze en instroom in hoger onderwijs bemoeilijken. Niet-westerse allochtone (aspirant) studenten: komen meestal uit gezinnen met een lage sociaaleconomische status en hebben ouders die laag of middelbaar zijn opgeleid en het systeem van hoger onderwijs niet kennen. Daarnaast kennen ouders het Nederlandse onderwijssysteem vaak niet vanuit eigen ervaring. hebben vaker een voorkeur voor studies en beroep en die opwaartse mobiliteit bevorderen. Daardoor hebben zij extrinsieke motivatie voor een bepaalde studie, terwijl een autochtone (aspirant) student meer intrinsiek gemotiveerd is. hebben vaak minder breed ontwikkelde beroepsbeelden. Niet-westerse allochtone (aspirant) studenten beginnen vaak later met het oriënteren op de studiekeuze. Zij staan relatief minder open voor feedback en vraagtekens bij de door hen gemaakte studiekeuze en toetsen minder vaak in hoeverre de studiekeuze past bij de eigen mogelijkheden.
4
Daarvoor is bestudeerd wat hierover in de literatuur bekend is, is overleg gevoerd met beleidsmedewerkers onderwijs bij andere universiteiten en VSNU, zijn de studentdecanen en studentpsychologen van de Universiteit Leiden geraadpleegd, is gesproken met de collega’s in het HBO zoals de Hogeschool Leiden en de Haagse Hogeschool. Ook is er contact gelegd met de beleidsmedewerker onderwijs van de gemeente Leiden. Tot slot hebben er diepte-interviews plaatsgevonden met scholieren uit de doelgroep. Daarbij was de achterliggende gedachte: als duidelijk is wat de overeenkomsten en significante verschillen zijn tussen autochtone scholieren en allochtone scholieren zijn, is duidelijk op welke verschillen ingegrepen kan worden. 5
Daarbij is de formulering in enkele gevallen iets aangepast.
10
kunnen zich daarnaast vaak lastiger identificeren met de universitaire wereld en studeren dan autochtone scholieren. Dit komt onder andere doordat zij minder rolmodellen en voorbeelden hebben binnen het hoger onderwijs. vragen vergeleken met autochtone studenten minder snel om advies, gaan relatief vaker naar de eigen “groep” als ze een probleem ervaren. hebben thuis minder dan autochtone (aspirant) studenten toegang tot computer en internet. Zij zijn meer aangewezen op school of mediatheek computers en gebruiken de computer dan ook vaker op school en in de bibliotheek/mediatheek. Niet-westerse allochtone studenten hebben ouders die minder vertrouwd zijn met de computer dan de ouders van autochtone studenten. Niet-westerse allochtone studenten kijken overigens net als autochtone studenten enkele uren per dag televisie.
Bovenstaande kenmerken kwamen naar voren uit literatuurverkenning en gesprekken met beleidsmedewerkers onderwijs bij andere universiteiten en VSNU, zijn de studentpsychologen van de Universiteit Leiden geraadpleegd, is gesproken met de collega’s in het HBO zoals de Hogeschool Leiden en de Haagse Hogeschool. Deze kenmerken werden echter bevestigd in de gevoerde diepte-interviews met leerlingen, studenten en schooldecanen die bereid waren zich ten behoeve van dit deelproject te laten interviewen. Uit dit vooronderzoek bleek verder dat de niet-westers allochtone doelgroep het volgende imago heeft van de Universiteit Leiden: rechts, blank en conservatief. De studenten geven aan dat als ze eenmaal in Leiden studeren zij dit beeld niet bevestigd zien. De kwaliteit van het onderwijs van de Universiteit Leiden staat goed aangeschreven bij deze groep. Wel missen ze allochtone rolmodellen onder studenten. Scholieren geven tevens aan behoefte te hebben aan eerlijke informatie: “laat zien hoe het echt is, maak het niet leuker dan het in werkelijkheid is”.
2.3 Doelstelling onderzoek De doelstelling van het onderhavige onderzoek “Studievoorlichting en diversiteit” is: “Het in kaart brengen van de specifieke behoeften van (aspirant) studenten van allochtone afkomst met betrekking tot studievoorlichting. Het gaat hierbij zowel om de vorm als om de inhoud van de studievoorlichting. In relatie hiermee wordt tevens onderzocht hoe het studiekeuzeproces van aspirant-studenten van allochtone afkomst eruit ziet.” Het onderzoek moet, naast meer inzicht in het studiekeuzeproces van allochtone (aspirant) studenten, concrete input en aanbevelingen opleveren voor het verbeteren van de studiesite van de Universiteit Leiden en het bovengenoemde studiekeuzeportal. Een concrete vraag hierbij is bijvoorbeeld “Wat moeten we toevoegen aan het portal om deze doelgroep te bedienen?”
11
2.4 Onderzoeksvragen De in paragraaf 2.2 beschreven literatuurverkenning heeft, samen met overleg met opdrachtgever, projectgroep Diversiteit van de Universiteit Leiden en discussies met het studentenpanel (zie Hoofdstuk 3 “Onderzoeksopzet”) uitgemond in de volgende onderzoeksvragen.
Onderzoeksvragen: Vraag 1. Welke factoren spelen een (doorslaggevende) rol bij het bepalen van de studiekeuze bij (aspirant) studenten van allochtone afkomst? Vraag 2. Welke moeilijkheden of dilemma’s ervaren (aspirant) studenten van allochtone afkomst bij het bepalen van hun studiekeuze? Vraag 3. Welke studiekeuzeactiviteiten ondernemen (aspirant) studenten van allochtone afkomst? Vraag 4. Welke studiekeuze-informatie zoeken (en vinden) (aspirant) studenten van allochtone afkomst? Vraag 5. Welke studiekeuze-informatie missen (aspirant) studenten van allochtone afkomst? Vraag 6. Welke studiekeuze-informatie vinden (aspirant) studenten van allochtone afkomst overbodig? Vraag 7. Welke rol spelen ouders en anderen in het studiekeuzeproces van (aspirant) studenten van allochtone afkomst? Vraag 8. In hoeverre speelt het toekomstige beroepsbeeld een rol in het studiekeuzeproces van (aspirant) studenten van allochtone afkomst?
2.5 Opzet rapport Dit rapport kent de volgende opzet. In hoofdstuk 3 wordt de onderzoeksmethode beschreven en verantwoord. Hierover is gedurende het onderzoek regelmatig contact geweest met opdrachtgever ICLON sectie VWO-WO en met de projectgroep Diversiteit van de Universiteit Leiden. In hoofdstuk 4 worden de onderzoeksresultaten weergegeven. Dit gebeurt aan de hand van bovengenoemde onderzoeksvragen. In Hoofdstuk 5 (“Conclusie, discussie en aanbevelingen”) worden de onderzoeksresultaten gerelateerd aan de literatuurverkenning. Daarnaast wordt er een aantal aanbevelingen gedaan ten behoeve van het verbeteren van studiesite en studiekeuzeportal van de Universiteit Leiden.
12
3. Onderzoeksopzet Het ICLON afdeling Hoger Onderwijs (HO) heeft allereerst de onderzoeksopzet uitgewerkt. Vervolgens is overleg gevoerd met opdrachtgever en projectgroep Diversiteit omtrent vraagstelling en onderzoeksaanpak. Gedurende het onderzoek heeft het ICLON HO het onderzoek gecoördineerd en de onderzoeksgegevens geanalyseerd en gerapporteerd. Het onderzoek is met name kwalitatief van karakter. Kenmerkend voor kwalitatief onderzoek is het gebruik van verschillende databronnen en de nadruk op het “begrijpen” of doorgronden van individuele mensen, groepen of situaties (Baarda, De Goede en Teunissen, 2005). Voor zover mogelijk zijn de kwalitatieve data omgezet naar kwantitatieve gegevens. Dit vergroot de inzichtelijkheid en vergemakkelijkt de interpretatie van de gegevens. Statistische bewerkingen op deze gegevens zijn niet uitgevoerd, gezien de aard van de onderzoeksdoelstelling en de beperkte onderzoekspopulatie. Inzet van studenten In navolging van andere projecten binnen de Universiteit Leiden en specifiek vanuit de projectgroep Diversiteit is er in dit onderzoek “Studievoorlichting en diversiteit” voor gekozen om zoveel mogelijk gebruik te maken van de inzet van huidige studenten. De inzet van studentassistenten van (diverse) allochtone afkomst heeft het grote voordeel van affiniteit met de onderzoeksdoelgroep. Dit is een keuze die (onder andere) is geïnspireerd op het rapport van de Inspectie van het Onderwijs (2009). Dit rapport suggereert de inzet van allochtone studenten bij ondermeer studiekeuzevoorlichting als maatregel om het studiesucces van deze groep studenten te verhogen. De inzet van studentassistenten van allochtone afkomst bevordert daarnaast de betrokkenheid van studentassistent als respondent. Naar verwachting komt dit de uitvoering en resultaten van het onderzoek ten goede. Er is een panel van zes studentassistenten gevormd met interesse in het thema diversiteit en met een diverse etnische achtergrond (zie hiervoor Tabel 1). Deze studentassistenten hebben allereerst input geleverd voor het onderzoek en voor het verbeteren van de onderzoeksvragen. Dit is gebeurd aan de hand van een tweetal discussies. Vervolgens hebben zij gefungeerd als onderzoeker/interviewer. Er is een vijftigtal interviews afgenomen met VWO-scholieren en studenten van de Universiteit Leiden met een HBO-p 6 achtergrond. Vijf van de zes studentassistenten zijn zelf van allochtone afkomst. Eén van de zes studentassistenten, Abassin Nessar, heeft bij dit alles een coördinerende rol vervuld, in de zin van praktische organisatie van de interviews en ondersteuning bij de analyse en rapportage van de onderzoeksgegevens. Dataverzameling Voor de dataverzameling is gebruik gemaakt van twee methoden van dataverzameling, die elkaar in tijd hebben opgevolgd. Deze betreffen discussies met het genoemde studentenpanel en interviews met 5/6 VWO-scholieren en 1e en 2e jaars studenten aan de Universiteit Leiden met een HBO-propedeuse als vooropleiding. De in hoofdstuk 1 beschreven literatuurverkenning vormde input voor de discussies met het studentenpanel. De paneldiscussies leverden ten eerste input voor het verbeteren van de onderzoeksvragen en het gebruikte interviewprotocol. Ten tweede leverden de paneldiscussies ook zelf relevante onderzoeksdata op. Paneldiscussies Tijdens een tweetal workshops is er met de studentassistenten (studenten aan de Universiteit Leiden, grotendeels zelf van allochtone afkomst) een aantal inhoudelijke discussie gevoerd over het studiekeuzeproces van allochtone (aspirant) studenten, over studiekeuzevoorlichting 6
Dat zijn studenten die in de Universiteit zijn ingestroomd op grond van een propedeuse gehaald in het HBO. Deze studenten hebben dus (veelal) geen VWO diploma.
13
en meer specifiek over de huidige studiesite van de Universiteit Leiden (www.studereninleiden.nl). Deze discussies hadden, naast inhoudelijke voorbereiding op de interviews, tot doel om input te krijgen voor het formuleren van de interviewvragen en om (alvast) onderzoeksresultaten te genereren. Deze discussies bieden daarmee een inhoudelijk maar ook praktisch kader voor (de uitvoering van) het onderzoek. De aanpak van de workshops was als volgt. In de eerste workshop kregen de studentassistenten de opdracht om de huidige studiesite van de Universiteit Leiden (www.studereninleiden.nl) te beoordelen op effectiviteit en informatiewaarde voor de doelgroep allochtone (aspirant) studenten. Naast inhoudelijke uitleg en praktische afspraken bestond deze workshop bovendien uit nadere kennismaking en uit het oefenen met de interviewvragen (concept 15 november 2010). De tweede workshop startte met een aantal stellingen die betrekking hebben op studiekeuzevoorlichting en het studiekeuzeproces van allochtone (aspirant) studenten. Het aangepaste interviewprotocol (versie 25 november 2010) is vervolgens besproken. Daarbij is wederom gelet op inhoud, stijl en praktische bruikbaarheid. Tot slot hebben de studentassistenten een aantal handvatten gekregen voor de uitvoering van de interviews. Deze hadden betrekking op aanpak, gesprekshouding en op planning en praktische uitvoering. In Tabel 1 is een overzicht gegeven van de paneldiscussies 7 . De workshops hebben als tastbaar resultaat een zestal voorbereide en betrokken interviewers opgeleverd. In twee weken tijd, begin december 2010, zijn circa vijftig VWOscholieren geïnterviewd en zijn de interviewresultaten schriftelijk gerapporteerd. Tabel 1. Overzicht paneldiscussies Paneldiscussies Datum en tijdstip Workshop 1: donderdag 15 november 2010, 15.00 – 18.00 uur Workshop 2: donderdag 25 november 2010, 14.00 – 17.00 uur Aantal deelnemers 5 (per discussie) Afkomst deelnemers Afghaanse, Iraanse, Somalische, Nederlandse en Pakistaanse Leeftijd deelnemers 18 – 27 jaar Onderwerpen discussies Discussie 1. Studiesite www.studereninleiden.nl Discussie 2. Stellingen: Het studiekeuzeproces van studenten van allochtone afkomst is niet anders dan dat van autochtone studenten Studiekeuzevoorlichting voor studenten van allochtone afkomst is onnodig, zij kiezen toch voor studies met een hoge status en beroepsperspectief Zolang er voor ouders van studenten van allochtone afkomst een taalbarrière bestaat, heeft de huidige studiekeuzevoorlichting weinig nut. Het probleem ligt niet bij de studiekeuzevoorlichting, maar bij de opleiding en voorzieningen zelf. Interviews Er zijn in totaal 48 interviews afgenomen met 5/6 VWO-scholieren van zes VWOinstellingen in de regio Zuid-Holland Zuid en vijf 1e en 2e jaars studenten van de Universiteit Leiden met een HBO-p vooropleiding. Van de 48 VWO-interviews zijn er 46 bruikbare interviewverslagen gemaakt. Deze VWO-respondenten zijn geworven via de contacten met decaan of docenten van de deelnemende scholen. De studenten van de Universiteit Leiden zijn geworven via een selectie op de ingeschreven 1e en 2e jaars studenten met een HBO-p
7
De verslagen van de paneldiscussies en interviews zijn opvraagbaar bij Jacob Nouta,
[email protected].
14
achtergrond. Al deze respondenten hebben een allochtone afkomst (zie voor de CBS-definitie van allochtoon voetnoot 1). In Tabel 2 wordt hiervan een overzicht gegeven. De interviews zijn door de zes studentassistenten afgenomen. Hierbij zijn de studentassistenten voorbereid in de genoemde workshops en hadden zij beschikking over een gestructureerd interviewprotocol bestaande uit open en meerkeuze vragen (zie Bijlage 1). De interviews duurden gemiddeld ruim een half uur. Vooraf is zoveel mogelijk, ter voorbereiding, een selectie van een aantal interviewvragen aan de respondenten gemaild. De interviews zijn zoveel mogelijk vooraf gepland, in overleg met decaan of docent. De algemene indruk van de studentassistenten was dat de geïnterviewde scholieren een bereidwillige, eerlijke en open houding hadden ten opzichte van de onderzoekers en interviewvragen. Van de antwoorden op de open vragen zijn door de studentassistenten geluidsopnames gemaakt, de antwoorden op de rankingvragen zijn schriftelijk genoteerd. Dit opnemen en noteren had als doel het vergemakkelijken en betrouwbaarder maken van de verslaglegging. Tabel 2. Overzicht interviews Interviews Aantal benaderde scholen 8
Categorieën
Aantal deelnemende scholen Locatie VWO-instellingen
Aantal 76 6
Aantal respondenten 9
Leiden, Den Haag, Zoetermeer, Rotterdam (2x) en Spijkenisse VWO-scholieren
5
Schooljaar VWO-respondenten
LEI studenten met HBO-p achtergrond 5-VWO 6-VWO
31
1e jaar 2e jaar 3e jaar 16 – 26 jaar
2 2 1
Studiejaar respondenten LEI
Leeftijd respondenten Afkomst ouders van respondenten 10
Aantal jaren onderwijs genoten in Nederland Eerste uit gezin die gaat studeren 11
48
17
Afghanistan (1), China (2), Colombia (1), Dominicaanse Republiek (1), Egypte (1), Filippijnen (1), Guinee (1), Ierland (1), India (1), Irak (1), Iran (3), Italië (1), Kaapverdische eilanden (1), Kosovo (1), Libië (1), Marokko (4), Nederlandse Antillen (2), Pakistan (2), Portugal (1), Servië (1), Rwanda (1), Suriname (8), Turkije (12), Vietnam (1) 7 - 17 Ja Nee Waarvan: Ouder(s) gestudeerd Broers/zussen gestudeerd Niet bekend Niet bekend
8
17 31 16 12 6 3
Al deze scholen zijn benaderd met een e-mail vanuit ICLON sectie VWO-WO en afdeling HO. Ook is er telefonisch contact gezocht en zijn er reminder e-mails verstuurd. Hierbij is vooral ingezet op scholen in de regio Zuid-Holland Zuid. Al deze scholen zijn aangesloten bij het Aansluitingsprogramma vwo-wo van de Universiteit Leiden. 9 Interviewers (5/6) VWO-scholieren en (1e jaars en 2e jaars) LEI-studenten met HBO-p vooropleiding. 10 Bij verschillende afkomst ouders, is de afkomst van de moeder gerapporteerd.
15
Er is voor gekozen om het onderhavige onderzoek specifiek te richten op (aspirant-) studenten van (vooral niet-Westerse) allochtone afkomst, niet op autochtone (aspirant-) studenten. De redenen hiervoor zijn: Het onderzoek dient specifieke, praktische aanbevelingen te doen voor de werving en studievoorlichting van allochtone (aspirant-) studenten. De vergelijking tussen allochtone en autochtone (aspirant-) studenten zou het onderzoek onnodig complex gemaakt hebben, zeker binnen de gestelde kaders en tijdslijn. De Sectie VWO-WO van het ICLON en de afdeling Strategische Communicatie en Marketing van de Universiteit Leiden hebben een ruime expertise op het gebied van studievoorlichting voor autochtone (aspirant-) studenten. Wij verwachten dan ook dat zij goed in staat zijn om de inzichten uit ons onderzoek te integreren in de huidige wervings- en studievoorlichtingsactiviteiten. De literatuurverkenning biedt voldoende legitimatie voor een specifieke benadering richting allochtone (aspirant-) studenten. Allochtone studenten zijn uiteraard geheel gelijkwaardig aan autochtone studenten, maar laten als groep ook duidelijke verschillen zien in studiekeuzegedrag en studierendement. De Universiteit Leiden erkent dit en heeft een speciale projectgroep Diversiteit in het leven geroepen die projecten initieert en coördineert op het gebied van diversteitsbeleid binnen de universiteit.
11 Studeren betekent hier het volgen van een HBO of WO opleiding, in of buiten Nederland. Het is niet goed te achterhalen hoeveel ouders in en buiten Nederland hebben gestudeerd.
16
4. Onderzoeksresultaten Hieronder worden de belangrijkste onderzoeksresultaten weergegeven. Het centrale onderzoeksdoel is het in kaart brengen van de specifieke behoeften van (aspirant) studenten van allochtone afkomst met betrekking tot studievoorlichting. Het gaat hierbij zowel om de vorm als om de inhoud van de studievoorlichting. Ook wordt nader onderzocht hoe het studiekeuzeproces van aspirant-studenten van allochtone afkomst eruit ziet.
4.1 Onderzoeksvragen Hieronder worden de onderzoeksvragen nogmaals weergegeven. Onderzoeksvragen 12 : Onderstaande onderzoeksvragen worden beantwoord aan de hand van de resultaten uit de paneldiscussies en interviews. Deze resultaten worden weergegeven en toegelicht vanaf paragraaf 4.2. Vraag 1. Welke factoren spelen een (doorslaggevende) rol bij het bepalen van de studiekeuze bij (aspirant) studenten van allochtone afkomst? Vraag 2. Welke moeilijkheden of dilemma’s ervaren (aspirant) studenten van allochtone afkomst bij het bepalen van hun studiekeuze? Vraag 3. Welke studiekeuzeactiviteiten ondernemen (aspirant) studenten van allochtone afkomst? Vraag 4. Welke studiekeuze-informatie zoeken (en vinden) (aspirant) studenten van allochtone afkomst? Vraag 5. Welke studiekeuze-informatie missen (aspirant) studenten van allochtone afkomst? Vraag 6. Welke studiekeuze-informatie vinden (aspirant) studenten van allochtone afkomst overbodig? Vraag 7. Welke rol spelen ouders en anderen in het studiekeuzeproces van (aspirant) studenten van allochtone afkomst? Vraag 8. In hoeverre speelt het toekomstige beroepsbeeld een rol in het studiekeuzeproces van (aspirant) studenten van allochtone afkomst? In Hoofdstuk 5 (“Conclusie, discussie en aanbevelingen”) worden de onderzoeksresultaten geïnterpreteerd en gerelateerd aan de literatuurverkenning. Daarnaast wordt er een aantal aanbevelingen gedaan ten behoeve van studiekeuzevoorlichting in het algemeen en specifiek ter verbetering van studiesite en studiekeuzeportal van de Universiteit Leiden. De onderzoeksresultaten zijn geclusterd in de ons inziens, gezien doel- en vraagstelling van het onderzoek, meest informatieve clusters: “Factoren en dilemma’s bij studiekeuze” (paragraaf 4.2), “Studiekeuzeactiviteiten” (paragraaf 4.3), “Studiekeuzeinformatie” (paragraaf 4.4), “Invloed directe omgeving” (paragraaf 4.5) en “Beroepsperspectief” (paragraaf 4.6).
12 Initieel is ook de vraag geformuleerd: “Bestaan er binnen de onderzoeksgroep kenmerkende verschillen in het studiekeuzeproces van aspirant-studenten van allochtone afkomst met een VWO-achtergrond en met een HBO-p achtergrond?”Gezien het geringe aantal geïnterviewde studenten met een HBO-p achtergrond en de focus op de VWO doelgroep is ervoor gekozen om op deze vraag in dit rapport niet nader in te gaan.
17
4.2 Factoren en dilemma’s bij studiekeuze De bij dit thema behorende onderzoeksvragen zijn: Vraag 1. Welke factoren spelen een (doorslaggevende) rol bij het bepalen van de studiekeuze bij (aspirant) studenten van allochtone afkomst? Vraag 2. Welke moeilijkheden of dilemma’s ervaren (aspirant) studenten van allochtone afkomst bij het bepalen van hun studiekeuze? Deze vragen worden achtereenvolgens beantwoord aan de hand van de resultaten uit de paneldiscussies en interviews. Hiertoe zijn de antwoorden van de respondenten eerst gecodeerd naar een aantal representatieve en informatieve categorieën. Dit maakte het mogelijk om het aantal keer dat een categorie als antwoord werd gegeven te tellen. Dit aantal is weergegeven als “frequentie”. Naast de frequenties wordt ook steeds een selectie weergegeven van informatieve citaten van de respondenten. Vraag 1. Welke factoren spelen een (doorslaggevende) rol bij het bepalen van de studiekeuze bij (aspirant) studenten van allochtone afkomst? Wat leveren de paneldiscussies op? In de gevoerde discussies met het voor het onderzoek “Studievoorlichting en diversiteit” gevormde studentenpanel is een aantal stellingen besproken met betrekking tot de factoren die meespelen in het studiekeuzeproces. Deze stellingen zijn vermeld in Tabel 2. We geven hier een samenvatting van de belangrijkste uitkomsten van deze discussie: Ook de (aspirant) studenten die op basis van status en beroepsperspectief een studiekeuze maken, moeten volgens het studentenpanel verder geïnformeerd worden. Een motivatie van status en beroepsperspectief biedt namelijk geen zekerheid tegen uitval, want een studie volgen met dergelijke motivering en niet op grond van de intrinsieke waarde van een opleiding vergroot de kans dat een student al snel uitgekeken raakt op een studie. Het studentenpanel geeft aan dat het de moeite waard zou zijn voor de (aspirant) studenten om te onderzoeken of het ''status''-beeld van studie en/of beroep wel overeenkomt met de werkelijkheid. De status van de universiteit is ook belangrijk alsmede de voorzieningen in de stad. Het panel is van mening dat het benadrukken van de status van een studie en universiteit bij allochtone (aspirant) studenten een positiever en informatiever beeld oplevert dan bij autochtone (aspirant) studenten. Wat leveren de interviews op? De antwoorden op de interviewvraag “Waarom overweeg je te gaan studeren (aan universiteit of hogeschool)?” worden in Tabel 3 weergegeven. Deze antwoorden zijn gecodeerd tot een aantal categorieën van redenen om te gaan studeren.
18
Het vergroten van de kans op een goede baan, loopbaan en toekomst wordt het meest genoemd, gevolgd door de vanzelfsprekendheid om na VWO een studie in het hoger onderwijs te volgen. Opgemerkt moet worden dat veruit de meeste respondenten hiermee een universitaire studie bedoelden. Als derde reden noemden de respondenten vaak de invloed van ouders of anderen uit hun directe omgeving. Tabel 3. Wat zijn redenen om te gaan studeren? 13 Genoemde reden Vergroten kans op een goede baan, carrière en toekomst Vanzelfsprekend vervolg na VWO Invloed vanuit familie en directe omgeving Zelfontwikkeling en meer kennis opdoen Om een diploma te halen Onafhankelijkheid en zelfstandigheid Vindt zich zelf geschikt voor WO Het beste uit het leven halen Hoger inkomen verwerven Familie financieel helpen Zekerheid Interesse in studie/studeren Wil nog niet werken Keuze voor meer theorie
Frequentie N = 50 25 19 14 4 4 4 3 3 3 2 2 2 1 1
De antwoorden op de interviewvraag “Welke factoren spelen een (doorslaggevende) rol bij het bepalen van jouw studiekeuze?” worden in Tabel 4 weergegeven. Deze antwoorden zijn gecodeerd tot een aantal categorieën van factoren die belangrijk zijn bij het bepalen van de studiekeuze. Hierover werd zowel een open als een meerkeuzevraag gesteld. Zie hiervoor het interviewprotocol dat is opgenomen als Bijlage 1. Tabel 4. Welke factoren zijn belangrijk bij het bepalen van de studiekeuze? Categorie Interesse in studie en vakgebied Beroepsperspectief Aanzien (toekomstig) beroep Verwachtingen vanuit directe omgeving (ouders, familie, vrienden) Stad en locatie (inclusief reisafstand) Mogelijkheden voor persoonlijke ontwikkeling Aanzien studie Kenmerken van de universiteit (kwaliteit, diversiteit, aantrekkelijkheid) Advies van anderen (decaan, docenten, studieadviseur, huidige studenten) Anders, namelijk… Inkomensperspectief Eigen capaciteiten Studiekenmerken (studieduur, moeilijkheid, verhouding theorie en praktijk)
Frequentie 14 N = 50 64 60 32 20 16 11 9 8 4 9 4 4
13 Dit betrof een open vraag. Respondenten konden meerdere antwoorden geven. De antwoorden zijn achteraf gecodeerd naar de genoemde categorieën en op deze manier gekwantificeerd. 14 Deze vraag is zowel in open als in meerkeuzevorm gesteld. Voor de overzichtelijkheid zijn de antwoorden op deze twee vragen opgeteld.
19
De interesse in studie en vakgebied en het beroepsperspectief zijn veruit de meest genoemde factoren bij het bepalen van de studiekeuze. Ook het aanzien van het toekomstige beroep is een belangrijke factor.
Enkele relevante citaten uit de interviewverslagen: “Omdat ik een carrière wil gaan maken, ik wil een goede baan met hopelijk goede toekomst. En mijn ouders hebben altijd gezegd dat ze dat ik moet gaan studeren, ze hebben er veel moeite voor gedaan. Ik wil hun tevreden stellen, dat ze trots op me zijn.” “Ik doe het niet alleen voor mezelf, ik doe het ook vooral om te presteren binnen de familie” “Omdat ik nu VWO doe om een goede toekomst te hebben. Ik wil niet dat mijn ouders in het bejaardentehuis terecht komen. Ik wil hen later kunnen onderhouden. Ook wil ik een goede baan en salaris te hebben.” “Ik heb van huis uit geleerd dat het hard werken meestal loont, daarom moest ik altijd mijn best doen op school en studeren is eigenlijk de volgende stap van het hard werken. Het gevoel dat iets bereiken waar je hard voor hebt gewerkt.” “Ja, ik vind het zonde om niets te doen met mijn VWO-diploma. Ik zou een goede, leuke baan willen, geld is niet het belangrijkst.” “Ouders spelen klein beetje een rol. Bijvoorbeeld, ik zou kunstgeschiedenis willen gaan studeren, maar ze zijn meer beroepsgericht [ingesteld] en vinden deze studie niet goed genoeg voor mijn toekomstige beroep. Eerst moet ik iets constructiefs doen, en daarna wat ik wil.” “Ik kies ook voor “aanzien” vanwege de status van de studie, zodat ik blij kan zijn met mijn studiekeuze. De directe omgeving is voor mij belangrijk omdat ik niet veel mensen ken die gestudeerd hebben in mijn familie, maar daar wil ik wel graag één van zijn.”
Vraag 2. Welke moeilijkheden of dilemma’s ervaren (aspirant) studenten van allochtone afkomst bij het bepalen van hun studiekeuze? Wat leverden de paneldiscussies op? In de discussies is ingegaan op de moeilijkheden en dilemma’s die bij allochtone (aspirant-) studenten een rol spelen. De belangrijkste resultaten worden hieronder samengevat. Het studentenpanel stelt dat allochtone studenten over het algemeen minder zelfstandig zijn dan autochtone studenten. Hiermee zouden studiebegeleiders en mentoren meer rekening moeten houden. Allochtone studenten hebben meer steun nodig tijdens hun opleiding en zeker ook in het begin van de studie. Het nu vaak ervaren gebrek aan steun wordt vervolgens thuis opgevangen door ouders en familie. “Collectiviteit” is volgens het studentenpanel een belangrijk kenmerk van de sociale omgangsverhoudingen in allochtone gemeenschappen. Studenten van allochtone afkomst moeten “meerdere ballen in de lucht houden”, namelijk voldoen aan verwachtingen uit een meer collectieve en een meer individuele cultuur. In de studievoorlichting zou dan ook meer nadruk moeten liggen op collectiviteit. Wat leveren de interviews op? De antwoorden op de interviewvraag “Welke moeilijkheden of dilemma’s ervaar je bij het bepalen van je studiekeuze?” worden hieronder in tabel 5 weergegeven. Voor de inzichtelijkheid zijn de antwoordcategorieën bij deze vraag verdeeld in een aantal meer overstijgende categorieën.
20
Tabel 5. Welke moeilijkheden en dilemma’s bestaan er bij het bepalen van de studiekeuze? Hoofdcategorieën Antwoordcategorieën Frequentie N = 50 Keuzemogelijkheden Veel keuze 17 Dilemma verwachtingen omgeving versus 4 eigen keuze Keuze tussen HBO en WO 2 Twijfel tussen studies 2 Vergelijkbaarheid universiteiten 1 Keuzebeperkingen Lastig om breder te oriënteren 4 (“tunnelvisie”) Beperking door profielkeuze 4 Beperking door beroepsperspectief 1 Persoonlijke kenmerken Twijfel over eigen interesse 7 Bang om verkeerde keuze te maken 5 Onvoldoende kennis over studie 4 Twijfel over eigen (studie)capaciteiten 3 Brede interesse 3 Studiekenmerken Aanwezigheid loting (numerus fixus) 7 Studiekenmerken (lengte studie, 5 verhouding theorie en praktijk, specifieke onderdelen, studiebelasting, studie/privé balans, deeltijdmogelijkheden) Gevraagde Nederlandse of Engelse taalvaardigheid 3 studievaardigheden Informatiewaarde Informatiewaarde open dagen (vooral 5 studiekeuzevoorlichting promotiefunctie) Geen twijfel Geen twijfel, beslissing al genomen 3 De veelheid aan studies en hoger onderwijsinstellingen wordt het meest genoemd als moeilijkheid bij het bepalen van de studiekeuze. Ook de twijfel over de eigen interesses en de aanwezigheid van een loting (numerus fixus, veelal bij de opleiding geneeskunde) worden relatief vaak genoemd. Enkele relevante citaten uit de interviewverslagen: “Het is veel breder dan wat je als kind hebt gedroomd (dokter of piloot)!Er zijn zoveel mogelijkheden. Bovendien zijn de universiteiten in Nederland best wel met elkaar vergelijkbaar en dan is moeilijk om eentje te kiezen die het beste voor je is. En het invloed van de omgeving…wat wil ik zelf nou eigenlijk?!” “Ik heb lang getwijfeld over welke studie ik zou kiezen. Echter, het ging om een dilemma tussen twee studies: bedrijfseconomie en bedrijfskunde. Bedrijfseconomie zou namelijk beter passen bij mijn toekomstperspectief: een eigen sportschool. Daarnaast heb ik van mijn neef gehoord, die economie studeert, dat er een tekort aan bedrijfseconomen is. Echter, ik vond de inhoud van bedrijfseconomie niets voor mij. Hierbij komt namelijk teveel rekenen kijken en dit vind ik niet leuk. Na een studiekeuzetest bij de decaan heb ik daarom toch gekozen voor bedrijfskunde, omdat dit me ook erg interessant lijkt.” “Ik vind het moeilijk om te bepalen wát ik nu precies leuk vind. Ik realiseer me dat ik er de rest van mijn leven mee bezig ben en vraag me bij het bepalen van de studiekeuze dan ook af: wil ik dit mijn hele leven blijven doen? Ik wil er [bovendien] van overtuigd zijn dat er later een goede beroepsmogelijkheid is. Ik denk om deze reden dan ook geneeskunde te gaan studeren. Het is iets wat me interesseert, maar er is niets anders wat ik eigenlijk leuk vind en wat me deze mogelijkheden biedt.”
21
4.3 Studiekeuzeactiviteiten De bij dit thema behorende onderzoeksvraag is: Vraag 3. Welke studiekeuzeactiviteiten ondernemen (aspirant) studenten van allochtone afkomst? Vraag 3. Welke studiekeuzeactiviteiten ondernemen (aspirant) studenten van allochtone afkomst? Wat leveren de interviews op? De antwoorden op de meerkeuze interviewvraag “Welk van de volgende acties heb je ondernomen rondom studiekeuze?” worden in Tabel 6 weergegeven. Deze antwoorden zijn gecodeerd tot een aantal categorieën van studiekeuzeactiviteiten. De voorlichtingsdagen op hogeschool of universiteit blijken het meest genoemd als ondernomen studiekeuzeactiviteit. Ook de websites van universiteiten of hogescholen worden relatief veel bezocht door de respondenten. Bovendien blijken gesprekken met vrienden en kennissen belangrijk. Naast het inventariseren van de ondernomen studiekeuzeactiviteiten is er gevraagd naar wat deze activiteiten hebben opgeleverd. Dit blijkt uiteraard sterk individueel bepaald. Het algemene beeld is echter als volgt. De respondenten vinden vooral concrete activiteiten op de universiteit nuttig, zoals introductiecolleges, meeloopdagen, proefstuderen, het observeren van beroepssituaties zoals het meekijken bij (gesimuleerde) arts-patiënt gesprekken en kijkoperaties, gesprekken met huidige studenten en gesprekken met beroepsbeoefenaars. Ook de ondersteuning van de schooldecaan wordt op prijs gesteld. Wat ook opvalt, is dat de promotiefunctie van de open/voorlichtingsdagen op hogeschool of universiteit in de perceptie van een aantal respondenten ten koste gaat van de informatiewaarde. Ten slotte blijkt dat social media nauwelijks wordt gebruikt als ondersteuning bij het bepalen van de studiekeuze. De enkeling die dit wel doet, vindt er geen relevante informatie.
22
Tabel 6. Welke studiekeuzeacties worden ondernomen? Categorie Voorlichtingsdagen op universiteit (of hogeschool) Website universiteit (of hogeschool) Gesprekken met vrienden en kennissen Voorlichtingsactiviteiten op middelbare school Meeloopdagen Contact met studenten Begeleiding door decaan Proefstuderen Website algemeen (zoals www.studiekeuze123.nl ) Voorlichtingsactiviteiten voor ouders Introductiecolleges Wetenschapscongressen Begeleiding door mentor (van universiteit) Social media Voorlichting in eigen taal Anders, namelijk: Folders, brochures Website studie Studiekeuzetest Bijwonen praktijksimulaties Presentatie geven over eigen studiekeuze op middelbare school Contact met docenten Advies gekregen van familie Pre-university Buddyprogramma (EUR) Erasmusproject (EUR)
Frequentie N = 46 22 18 18 11 9 7 5 3 3 1 1 1 1 1 0 3 1 3 3 1 1 1 1 1 1
Enkele relevante citaten uit de interviewverslagen: “Door de testen/opdrachten die we onder begeleiding van decaan hebben gedaan, heb ik mijn keuzes kunnen leren kennen. Beroepsbeoefenaars komen naar school vertellen wat hun werk inhoud, hoe makkelijk of moeilijk het is, of ze mensen nodig hebben etcetera.” “Door de website ben ik te weten gekomen over de loting bij geneeskunde, en ook heb ik over de LAPP-Top gehoord. De studenten hebben verteld hoe de universiteit werkt. Ik heb ook op de sociale media gekeken, maar dat heeft me weinig geholpen. Er was de informatie over de actuele nieuws, maar niet over de studie zelf.” “Vooral de meeloopdagen bevestigen toch echt wel of je een studie wil of niet en of het interessant genoeg is om te doen of niet. […] Websites heb ik vooral gebruikt om informatie over een studie in te winnen en data van opendagen en procedure van aanmelding te vinden.”
23
4.4 Studiekeuze-informatie De bij dit thema behorende onderzoeksvragen zijn: Vraag 4. Welke studiekeuze-informatie zoeken (en vinden) (aspirant) studenten van allochtone afkomst? Vraag 5. Welke studiekeuze-informatie missen (aspirant) studenten van allochtone afkomst? Vraag 6. Welke studiekeuze-informatie vinden (aspirant) studenten van allochtone afkomst overbodig? Vraag 4. Welke studiekeuze-informatie zoeken (en vinden) (aspirant) studenten van allochtone afkomst? Wat leveren de paneldiscussies op: Het studentenpanel heeft in de eerste workshop de huidige studiesite van de Universiteit Leiden (www.studereninleiden.nl) beoordeeld op effectiviteit en informatiewaarde voor de doelgroep allochtone (aspirant) student. Dit leverde de volgende positieve en verbeterpunten op: Positieve punten www.studereninleiden.nl: Het panel is positief over de informele toon van de informatievoorziening op de website. Het panel is positief over de “adviserende” schrijfstijl in plaats van alleen een “beschrijvende”. De “blogs” van studenten op de eerste pagina spreekt het panel aan. Huidige Leidse studenten spreken in deze blogs over hun Het panel vindt deze directe en meer informele manier van informatievoorziening geloofwaardiger en interessanter dan uitsluitend geschreven tekst. Het lezen van algemene informatie en aansluitend de specifieke blogs is volgens het panel adequaat voor aspirant-studenten die zich oriënteren op een studie aan de Leidse Universiteit. Punten voor verbetering: Meer aandacht vestigen op de “blogs” studenten door de link naar boven te verplaatsen of centraler op te stellen. Per studie blogs aanbieden. Informatie op de website ook aanbieden in het Engels. Het studentenpanel wijst er op dat aankomende allochtone studenten die recentelijk naar Nederland zijn verhuisd en geen Nederlandstalige vooropleiding hebben gevolgd, zoals politieke vluchtelingen, meestal meer affiniteit vertonen met het Engels. Ook in het kader van internationalisering is het raadzaam om de informatie ook te vertalen in het Engels. Het panel benadrukt ook de belangrijke rol bij studiekeuze van studie- en universiteitsrankings en statistische resultaten. Over het algemeen hechten allochtone studenten meer waarde aan de ''status'' en algemene perceptie van een studie en/of universiteit, wat tot uiting komt in bijvoorbeeld het aantal wetenschappelijke publicaties binnen een departement. Wat leveren de interviews op: De antwoorden op de meerkeuze interviewvraag “Over welk van de volgende zaken heb je tot nu toe informatie gevonden met betrekking tot studiekeuze?” worden in Tabel 7 weergegeven. Deze antwoorden zijn gecodeerd tot een aantal categorieën van studiekeuze-informatie. Hetzelfde is gedaan voor de vragen “Welke informatie vind je overbodig?” en “Welke informatie mis je nog?” in respectievelijk Tabel 8 en 9.
24
Tabel 7. Waarover wordt studiekeuze-informatie gevonden? Categorie Informatie over… de inhoud van de studie (zoals studieprogramma, vakken) de universiteit (of hogeschool) het studeren zelf (zoals tijdsbesteding, sociale activiteiten, op jezelf wonen) loopbaan en beroepsperspectief de kwaliteit (zoals cijfers, vergelijking met andere universiteiten) benodigde studievaardigheden locatie en faciliteiten (Nederlandse en Engelse) taalvaardigheid de studentenpopulatie (aantal studenten, afkomst, diversiteit, vooropleiding) studiebegeleiding (of van) huidige studenten (zoals blogs) de stad (zoals geschiedenis, aantal inwoners, faciliteiten) de overgang van middelbare (VWO) school naar universiteit (of hogeschool) docenten Anders, namelijk … ingangseisen en loting Tabel 8. Welke informatie wordt gemist? Categorie Informatie over… (cijfers met betrekking tot) loopbaan en beroepsperspectief (of van) huidige studenten de inhoud van de studie de kwaliteit (zoals cijfers, vergelijking met andere universiteiten, studierendement en slagingspercentages) het studeren zelf (zoals kosten, financiële zaken en subsidies) benodigde studievaardigheden (Nederlandse en Engelse) taalvaardigheid de studentenpopulatie (aantal studenten, afkomst, diversiteit, vooropleiding) Anders, namelijk … ingangseisen en loting docent-student ratio onderlinge communicatie nuttige nevenactiviteiten Niets gemist
Frequentie N = 48 39 32 18 16 16 14 9 8 8 6 6 6 6 0 4
Frequentie N = 47 6 4 3 3 3 2 2 1
3 1 1 1 13
Over de inhoud van de studie wordt de meeste informatie gevonden door de respondenten, gevolgd door informatie over universiteit of hogeschool. Op enige afstand volgen informatie over het studeren zelf en over loopbaan en beroepsperspectief. Zoals we in Tabel 8 zien wordt deze laatste categorie het meest gemist in de informatievoorziening, al is de antwoordfrequentie hierbij relatief laag. Informatie over docenten lijkt nauwelijks beschikbaar voor (aspirant) studenten. De behoefte hieraan lijkt echter ook niet al te groot (zie Tabel 9). Informatie over stad en studentenleven wordt het vaakst overbodig gevonden (bij een relatief lage antwoordfrequentie).
25
Tabel 9. Welke informatie vindt men overbodig? Categorie Informatie over… de stad studentenleven (zoals studentenverenigingen en studentenhuizen) docenten studentenpopulatie het studeren zelf (of van) studenten zelf locatie en faciliteiten Anders, namelijk … hoe goed een universiteit is (c.q. zichzelf vindt) Geen overbodige informatie
Frequentie N = 37 9 5 1 1 1 1 1 1 15
Enkele relevante citaten uit de interviewverslagen: “Ik ben door de informatie te weten gekomen of het een goede universiteit is of niet. Dit doe ik door te kijken naar de slagingspercentages, deze geven een goed beeld van de status van de universiteit. Ook weet ik nu veel over de overgang van de middelbare school naar de universiteit. Ik weet nu dat er hoorcolleges zijn in plaats van lessen, en dat je meer op jezelf aangewezen bent. Door informatie over de inhoud [van de studie] weet ik nu meer over de verschillende vakken die gegeven worden.” “Ik vind de informatie die hij heeft gekregen over de […] universiteit erg nuttig. Hierdoor weet ik dat de universiteit een goede en bekende status heeft. Ook gaat het mij om de inhoud van zijn studie, ik wil weten hoe de studie is opgebouwd. Wel heb ik eerst voor de studie zelf gekozen en ben daarna pas naar de studieinhoud en universiteiten gaan kijken.” “Ik vind Leiden onaantrekkelijk, ik associeer de stad met fietsers, Nederlanders en bier.” “De website heeft me de informatie gegeven over de specialisatie en het systeem van de universiteit. Het was ook goed om te weten dat je ook zelfstandig bezig zal zijn. Maar ik ga niet om mezelf wonen, daarom moet alles in de buurt zijn.” “Ik mis nog het informatie over studievaardigheden en nodige taalvaardigheden bij de studies en informatie over loopbaan en beroepsperspectief. En over kwaliteit van de docenten, maar daar kan ik nog achter komen door studenten te vragen. Ik hoor vaak dat het de docenten niks kan schelen wat er met de studenten gebeurt. Ik hoop dat ze meer geïnteresseerd zijn.” “Ik wil graag weten waarom ik voor een bepaalde studie of instelling zou moeten kiezen. De voordelen in vergelijking aangeven. De beroepsmogelijkheden met cijfers aangeven en ook he rendement van de studenten, vooral in het eerste jaar. “Overbodig vond ik het informatie over de stad, waar alles ligt en zo. Wat ik nog graag zou willen weten is hoe je later op de arbeidsmarkt staat. Dat wisselt natuurlijk per jaar maar ze kunnen wel aangeven hoeveel procent van mensen een baan krijgen na de studie. Ik zou voorbeeld-hoorcolleges heel nuttig vinden. En meer willen weten over docent-student relatie. Hoe spreek je eigenlijk een docent aan, hoe stel je je vraag? Op de middelbare school is dit heel anders denk ik. En over de communicatie binnen de opleiding.”
26
4.5 Invloed directe omgeving De bij dit thema behorende onderzoeksvraag is: Vraag 7. Welke rol spelen ouders en anderen in het studiekeuzeproces van (aspirant) studenten van allochtone afkomst? Vraag 7. Welke rol spelen ouders en anderen in het studiekeuzeproces van (aspirant) studenten van allochtone afkomst? Wat leveren de paneldiscussies op: Uiteindelijk werd een consensus bereikt dat de opleiding en cultuur van ouders belangrijke factoren zijn of hun invloed bij studiekeuze positief of negatief is. Ouders die zelf geen universitaire opleiding hebben gevolgd, zullen over het algemeen hun kinderen niet veel bijstaan in hun studiekeuze of ze geforceerd in een bepaalde richting sturen, bijvoorbeeld om een studie te kiezen die enige status of beroepsperspectief uitstraalt, zoals Rechten of Geneeskunde. Er bestaat een groter concurrentiegevoel in allochtone families (vergeleken met autochtone families), bijvoorbeeld tussen broer en zus. Hiervan gaat een sturende invloed uit bij studiekeuze en meer specifiek bij de keuze om een universitaire studie te volgen. Ook het collectief is belangrijker bij allochtone aspirant-studenten bij hun studiekeuze. Men is eerder geneigd een studie te kiezen die ook andere leden van de eigen gemeenschap en familie volgen. Er is een duidelijke “wij-cultuur” bij veel allochtone studenten in tegenstelling tot veel autochtonen die meer onderdeel uitmaken van een “ik-cultuur”. Wat leveren de interviews op: De antwoorden op de interviewvraag “Welke rol spelen je ouders bij het bepalen van je studiekeuze?” worden in Tabel 10 weergegeven. Deze antwoorden zijn gecodeerd tot een aantal categorieën die betrekking hebben op de hoeveelheid invloed en op het beïnvloedingsdomein. Tabel 10. Welke rol spelen ouders bij het bepalen van de studiekeuze? Rol ouders in het Frequentie Waarop hebben ouders studiekeuzeproces N = 51 invloed? Geen rol 0 Specifieke studiekeuze Beperkte rol 16 Beslissing om te gaan studeren i.h.a. Redelijk aanwezige rol 22 Zowel studeren als studiekeuze Sterke rol 12 Toekomstig beroep en loopbaan Studieresultaat
Frequentie N = 50 29 4 4 2 1
Ouders lijken bij alle respondenten een rol te spelen bij het bepalen van de studiekeuze. Ouders hebben vooral invloed op de specifieke keuze voor een studie.
27
Enkele relevante citaten uit de interviewverslagen: “Mijn ouders hebben mij vrij gelaten in het kiezen van mijn studie. Ze hebben beiden niet aan de universiteit gestudeerd, dus ze weten er ook niet veel van. Wel hebben ze interesse getoond in mijn studiekeuze en heb ik met ze kunnen praten over mijn dilemma voor de keuze tussen bedrijfskunde of bedrijfseconomie. Hierin hebben ze dan ook geprobeerd mij te sturen. Mijn vader is ook mee geweest naar meeloopdagen, dat wilde hij graag. Ik zou wel kunnen kiezen voor een studie waar mijn ouders niet achter staan.” “Mijn ouders spelen een hele belangrijke rol in mijn studiekeuze, vooral mijn vader. In eerste instantie stond hij namelijk erg negatief tegenover HBO Pedagogiek. Hij wilde liever dat ik aan de universiteit zou gaan studeren, iets met exacte vakken, omdat dat meer oplevert.” “De steun kwam vooral van mijn moeder, omdat mijn vader niet in Nederland woont. Zij heeft mij altijd gestimuleerd geneeskunde te gaan studeren. We hebben daar veel over gepraat. Wel is mijn moeder voor een studie in Leiden. Ze is bekend met het academische ziekenhuis en vindt de reputatie van geneeskunde in Leiden goed. Doorstuderen vinden haar ouders heel belangrijk, maar ze zouden achter elke keuze staan die ik zou maken.” “Mijn vader heeft een cruciale rol in mijn studiekeuze. Ook hij vindt het beroepsperspectief van een studie zwaarwegend. Ik zou heel moeilijk voor een studie kunnen kiezen waar mijn ouders niet achter staan.” “Er zijn geen studies die mijn ouders niet goed vinden of waar zij niet achter staan. Wel is het zo dat er in mijn familie veel mensen zijn, die de folders niet kunnen lezen en het Nederlandse onderwijssysteem dus niet begrijpen. Mijn vader heeft dan ook wel eens geroepen: “Doe dokter”, maar dit is meer omdat hij daar een goed beeld van heeft en niet weet welke andere studies er bestaan. Wel kan hij zijn ouders iets uitleggen over de studies waarin hij geïnteresseerd is, zodat ze het nu wel begrijpen.” Tevens is in de interviews de vraag gesteld: “Welke voorlichtingsactiviteiten en informatie vind je nuttig voor je ouders?”. De antwoorden op deze vraag zijn in Tabel 11 weergegeven. De categorieën zijn ontleend aan de tabellen 6 en 7. Open dagen vinden de meeste respondenten nuttig als studiekeuzeactiviteit voor hun ouders, gevolgd door voorlichting in eigen taal. Meer respondenten gaven hun mening over mogelijk nuttige informatie. Vooral de informatie over de inhoud van de studie, op enige afstand gevolgd door informatie over locatie en faciliteiten werd genoemd.
28
Tabel 11. Wat zijn nuttige voorlichtingsactiviteiten en informatie voor ouders? Categorie Frequentie N = 50 Activiteiten Open dagen 7 Voorlichting in eigen taal 5 Informatieavond (op school) 2 Meeloopdagen 1 Speciale voorlichting alleen voor ouders 1 Advies van docenten en decaan 1 Rondleiding 1 Informatie over… inhoud studie 14 locatie en faciliteiten (zoals reistijd, huisvesting) 7 beroepsmogelijkheden 6 universiteit 6 de overgang van middelbare school naar universiteit 3 studentenleven (zoals op kamers gaan) 4 studeren zelf (zoals studieduur) 3 kwaliteit (studie en universiteit) 1 Anders, namelijk over… 6 het Nederlands studiesysteem 4 geen informatie nodig 3 het aanzien van de studie 2 kosten 2 alle informatie is nuttig Ten slotte worden de antwoorden op de interviewvraag “Wiens advies vind je ook belangrijk?” in Tabel 12 weergegeven. Tabel 12. Wiens advies wordt belangrijk gevonden? Categorie Docenten en/of decaan van middelbare (VWO) school Andere familieleden Beroepsbeoefenaars (mensen in het werkveld) Huidige studenten Vrienden, kennissen Studiekeuzeadviseur of studieloopbaanadviseur Docenten van universiteit (of hogeschool)
Frequentie N = 43 29 27 21 20 20 6 6
Het advies van docenten en/of decaan van de middelbare school wordt door de meeste respondenten belangrijk gevonden, gevolgd door dat van familie. Ook het advies van studenten en van beroepsbeoefenaars wordt door de respondenten op prijs gesteld. Verder valt op, dat bij de vraag “Vind je het fijn als de adviseur dezelfde achtergrond heeft als jij zelf?” 4 respondenten volmondig ja zeggen, 34 nee en 7 geen ja en geen nee (N=48). De volgende quote is hierbij informatief: “Aan de ene kant maakt het niets uit wie de voorlichting geeft als het over de inhoud van de studie gaat: dat kan iedereen vertellen. Aan de andere kant kent een […] student wel de “eigen” problemen die bestaan vanwege hun afkomst. Ze hebben toch dezelfde cultuur.”
29
4.6 Beroepsperspectief De bij dit thema behorende onderzoeksvragen zijn: Vraag 8. In hoeverre speelt het toekomstige beroepsbeeld een rol in het studiekeuzeproces van (aspirant) studenten van allochtone afkomst? Vraag 8. In hoeverre speelt het toekomstige beroepsbeeld een rol in het studiekeuzeproces van (aspirant) studenten van allochtone afkomst? Wat leveren de interviews op? De antwoorden op de interviewvraag “Hoe ziet jouw toekomstige werk en loopbaan eruit?” worden hieronder in Tabel 13 weergegeven. De antwoorden zijn voor de overzichtelijkheid gecodeerd tot de mate van aanwezig beroepsbeeld. Tabel 13. In hoeverre heeft men een duidelijk beroepsbeeld? Categorie Specifieke loopbaan uitgestippeld Geen beroepsbeeld Oppervlakkig beroepsbeeld Globale loopbaanrichting Twijfelt tussen concrete beroepsbeelden
Frequentie N = 46 14 12 11 7 2
Het valt op dat 15 van de 47 respondenten die deze vraag beantwoordden een specifieke loopbaan nastreven. Het aantal respondenten dat aangeeft nog geen beroepsbeeld te hebben ligt (iets) lager. De antwoorden op de interviewvraag “Speelt je toekomstige beroep en loopbaan een rol bij het bepalen van je studiekeuze??” worden hieronder in Tabel 14 weergegeven. De antwoorden op deze vraag zijn gecodeerd naar de categorieën “beroepsbeeld speelt wel of geen rol”en “studie of beroepsbeeld relevanter bij studiekeuze”. Tabel 14. Wat is de rol van het beroepsbeeld bij het bepalen van de studiekeuze? Categorie Frequentie N = 46 Beroepsbeeld speelt wel een rol 36 Beroepsbeeld speelt geen rol 5 Beroepsbeeld relevanter bij studiekeuze 29 Studie relevanter bij studiekeuze 5 Het beroepsbeeld speelt bij 36 respondenten een duidelijke rol bij het bepalen van de studiekeuze en bij 29 daarvan een belangrijkere rol dan de studie zelf. Enkele relevante citaten uit de interviewverslagen: “Vanaf groep acht wist ik al dat ik dokter wilde worden. Ik heb mijn hele onderwijscarrière dan ook hard gewerkt om dokter te kunnen worden. Zo kreeg ik na groep 8 een VMBO advies. Uiteindelijk werd ik door de directie van de school toch toegelaten tot een HAVO/VWO klas. Ik heb dan ook hard mijn best gedaan om het VWO te halen, zodat ik later geneeskunde zou kunnen studeren.” “Als je perspectief hebt, het gevoel dat je later iets hebt bereikt met hoge aanzien, ga je hard voor werken.”
30
5. Conclusies, aanbevelingen en discussie 5.1 Conclusies Voordat we overgaan naar de belangrijkste conclusies, willen we enkele algemene indrukken noemen die uit de paneldiscussies en interviews zijn ontstaan. Allereerst viel het op dat de betrokkenen op een enthousiaste en openhartige manier aan de discussies en interviews hebben deelgenomen. Men zag duidelijk de relevantie van het onderzoek en de onderzoeksvragen. Daarnaast kwam duidelijk naar voren dat de resultaten uit de paneldiscussies en uit de interviews, hoewel vanuit een verschillend perspectief bekeken, veelal dezelfde lijn hebben. Thema’s als status, beroepsperspectief en de rol van ouders en familie kwamen in zowel paneldiscussies als interviews duidelijk naar voren, met een vergelijkbare strekking. Een opvallend principe dat uit het onderzoek naar voren komt, is wat we zullen noemen het “utiliteitsprincipe”: op basis van de resultaten uit dit onderzoek blijken (aspirant) studenten van allochtone afkomst een vrij zakelijke afweging te maken bij het bepalen van hun studiekeuze. Welke capaciteiten en inspanning worden van mij gevraagd? Welke faciliteiten worden geboden? Wat levert mijn inspanning op aan concreet resultaat, zoals diploma, status, zekerheid of beroepsperspectief? Deze extrinsieke studiekeuzemotivatie 15 blijkt ook uit ander onderzoek naar de studiekeuze van allochtone (aspirant) studenten (zie bijvoorbeeld Bosman, 2007). Een belangrijk onderdeel van dit utiliteitsprincipe is het verwachte beroeps- en loopbaanperspectief dat (aspirant) studenten koppelen aan een studie. Ook dit komt veelal uit ander onderzoek naar voren (zie bijvoorbeeld Bosman, 2007). Het vergroten van de kans op een goede baan, loopbaan en toekomst (één categorie) wordt door respondenten het meest genoemd als reden om (aan de universiteit) te gaan studeren. Ook bij het bepalen van de specifieke studiekeuze spelen het beroepsperspectief en het aanzien van het toekomstige beroep een belangrijke rol. Een belangrijke nuancering is hier echter op zijn plaats. De meest genoemde factor bij het bepalen van de studiekeuze is binnen de huidige onderzoeksgroep de inhoud van de studie. De stelling dat autochtone (aspirant) studenten vaker studies kiezen op basis van intrinsieke factoren zoals studie-inhoud dan allochtone (aspirant) studenten lijkt op basis van de resultaten uit dit onderzoek dan ook niet gerechtvaardigd 16 (Bosman, 2007). Ook voor allochtone (aspirant) studenten is de inhoud van de studie belangrijk bij studiekeuze. Naast een utiliteitsafweging blijkt uit de resultaten dat ook meer emotionele factoren, zoals trots, teleurstelling bij bijvoorbeeld ouders en andere familieleden en angst om te falen (gezien de hoge verwachtingen vanuit de omgeving) een belangrijke rol spelen bij het bepalen van de studiekeuze. Er lijkt bovendien een groter concurrentiegevoel te bestaan in allochtone families (vergeleken met autochtone families), bijvoorbeeld tussen broer en zus. Hiervan gaat een sturende invloed uit bij studiekeuze, zoals het kiezen voor een studie met een zekere status of beroepsperspectief. In algemene zin blijkt uit de onderzoeksresultaten dat het “collectief”, dat wil zeggen ouders en directe familie, een belangrijke invloed heeft op het studiekeuzeproces van de respondenten. Uit de onderzoeksresultaten blijkt zoals gezegd dat ouders van allochtone (aspirant) studenten een belangrijke rol spelen bij het bepalen van de specifieke studiekeuze. De opleiding en cultuur van ouders zijn volgens het studentenpanel vervolgens belangrijke 15 Het onderscheid tussen extrinsieke en intrinsieke motivatie is gebruikelijk in discussies over motivatie. Bij extrinsieke motivatie is er sprake van externe factoren, zoals inkomen, die mensen aanzetten om iets te doen. Bij intrinsieke motivatie liggen de factoren die ons stimuleren in de persoon of in de activiteiten zelf (Kluytmans, 2005). 16
Het is niet de bedoeling geweest van dit onderzoek om een expliciete vergelijking te maken tussen het studiekeuzeproces van autochtone en allochtone (aspirant) studenten. Dit is ook niet mogelijk, gezien de beperkte literatuurverkenning en de specifieke onderzoekspopulatie.
31
factoren of hun invloed bij studiekeuze positief of negatief is. Ouders die zelf geen universitaire opleiding (in Nederland) hebben gevolgd, zullen naar de verwachting van het studentenpanel over het algemeen hun kinderen relatief weinig bijstaan in hun studiekeuze of ze geforceerd in een bepaalde richting sturen, bijvoorbeeld om een studie te kiezen die enige status of beroepsperspectief uitstraalt, zoals rechten of geneeskunde. Het beeld uit de interviews ligt genuanceerder. Veel van de ouders van de respondenten hebben zelf gestudeerd (hoewel vaak buiten Nederland) en lijken een enigszins breder beroepsbeeld te hebben of in ieder geval hun kinderen ruimte te geven zelf keuzes te maken. Naast het advies van ouders en andere familieleden wordt het advies van docenten en/of decaan van de middelbare school belangrijk gevonden. Ook het advies van huidige studenten, van beroepsbeoefenaars en van vrienden en kennissen wordt door de respondenten op prijs gesteld. Dit sluit aan bij eerder onderzoek en bij het beeld van het studentenpanel, waaruit naar voren komt dat allochtone (aspirant) studenten over het algemeen meer ondersteuning, bijvoorbeeld in de vorm van studiekeuzegesprekken, lijken nodig te hebben dan autochtone (aspirant) studenten (zie bijvoorbeeld Bosman, 2007). Met betrekking tot de studiekeuzeactiviteiten blijkt uit de onderzoeksresultaten dat (aspirant) studenten van allochtone afkomst vooral concrete activiteiten op universiteit (en hogeschool) nuttig vinden. Dit betreffen bijvoorbeeld introductiecolleges, meeloopdagen, proefstuderen, het observeren van beroepssituaties, gesprekken met huidige studenten en gesprekken met beroepsbeoefenaars. Met betrekking tot de studiekeuze-informatie blijkt uit de onderzoeksresultaten dat over de inhoud van de studie de meeste informatie wordt gevonden, gevolgd door informatie over universiteit of hogeschool. Op enige afstand volgen informatie over het studeren zelf en over loopbaan en beroepsperspectief. De laatste conclusie die uit de onderzoeksresultaten kan worden getrokken heeft betrekking op de functie van studiekeuzeactiviteiten en studiekeuze-informatie. Universiteiten en hogescholen willen (aspirant) studenten van de nodige informatie voorzien om een weloverwogen studiekeuze te maken, maar hebben er ook belang bij om studenten te werven. Uit de reacties van de respondenten komt naar voren dat de wervingsfunctie van (vooral) voorlichtingsdagen kan interfereren met de informatiewaarde. Bosman (2007) concludeerde eerder ook dat scholieren behoefte hebben aan eerlijke informatie: “laat zien hoe het echt is, maak het niet leuker dan het in werkelijkheid is”.
5.2 Aanbevelingen Uit bovenstaande conclusies kunnen de volgende aanbevelingen worden gedestilleerd 17. 1. Presenteer eerlijke en transparante informatie, probeer het studeren aan de Universiteit Leiden niet (teveel) te “verkopen”. Maar probeer studenten wel gericht te adviseren, in plaats van slechts te beschrijven. 2. Geef expliciet informatie over zaken als ingangseisen, eventuele selectieprocedures, gevraagde studie-inspanning en studievaardigheden, geboden faciliteiten, studieduur, diplomawaarde en beroepsperspectief. Laat deze informatie echter niet ten koste gaan van informatie over de studie-inhoud. 3. Schets een realistisch beroepsperspectief en maak daarbij een expliciete koppeling met de mate waarin de studiekeuze hieraan kan bijdragen. De grote invloed van het verwachte beroepsperspectief op de specifieke studiekeuze draagt het risico in zich dat een student, die de gekozen studie inhoudelijk na inschrijving toch niet interessant genoeg blijkt te vinden, al snel uitgekeken raakt op een studie of teleurstelling ervaart van het niet kunnen waarmaken van de eigen of andermans verwachtingen. Dit betekent dat studiekeuzeactiviteiten en informatie zich zouden moeten richten op het “managen” van het beroepsbeeld van (aspirant) studenten. (aspirant) Studenten 17
Deze aanbevelingen zijn zoveel mogelijk neutraal geformuleerd. De evaluatie van de huidige studiekeuzevoorlichting was geen onderdeel van de onderzoeksopdracht.
32
4.
5.
6.
7.
8.
9. 10.
hebben hulp nodig om zich bewust te worden of hun ''status''- en beroepsbeeld, en het bereiken hiervan door de specifieke studiekeuze, wel overeenkomt met de werkelijkheid. Tevens lijkt het wenselijk om hun beroepsbeeld te helpen verbreden. Gebruik daarbij de input van huidige studenten, van beroepsbeoefenaars en van andere “rolmodellen”, maar benut ook mogelijkheden om als universiteit en/of opleiding actief met aspirant-studenten in gesprek te gaan, zoals middels studiekeuzegesprekken. Bied ook ouders van (aspirant) studenten, direct of via de (aspirant) studenten zelf, toegankelijke en realistische informatie met betrekking tot beroepsperspectieven, bij voorkeur in de eigen taal en via open dagen. Bied ouders daarnaast informatie aan over de inhoud van de studie en over studielocatie en faciliteiten. Bied (cijfermatige) informatie aan die het gemakkelijker maakt universiteiten, hogescholen en studies met elkaar te vergelijken. Dit betreft bijvoorbeeld gegevens die betrekking hebben op studierendement, (inter)nationale vergelijking tussen universiteiten en studies, aantallen wetenschappelijke publicaties en dergelijke. Bied zoveel mogelijk concrete, studiegerelateerde activiteiten aan op de universiteit. Dit betreffen bijvoorbeeld introductiecolleges, meeloopdagen, proefstuderen, het observeren van beroepssituaties, gesprekken met huidige studenten en gesprekken met beroepsbeoefenaars. Betrek decanen en docenten van middelbare scholen actief bij de studiekeuzevoorlichting. Informeer hen gericht over de zaken die bij aanbevelingen 2 tot en met 6 zijn genoemd. Bied studiekeuze-informatie en activiteiten aan die appelleren aan het “collectiviteitsgevoel” van (aspirant) studenten van allochtone afkomst. Bied bijvoorbeeld studiekeuzeactiviteiten en informatie aan via bestaande netwerken, zoals familie, vrienden en kennissen. Benadruk ook op welke manier universiteit, faculteit en opleiding studiebegeleiding en interactie tussen studenten faciliteren. Focus op informatie en activiteiten die directe relevantie hebben met het studeren zelf. Aan informatie over zaken als stad en studentenleven lijkt minder behoefte te zijn. Met betrekking tot studiekeuzevoorlichting via website en (te ontwikkelen) studiekeuzeportal: a. Handhaaf de informele toonzetting van website (en ander voorlichtingsmateriaal). b. Maak gebruik van de input van studenten, beroepsbeoefenaars en andere mogelijke rolmodellen, bijvoorbeeld in de vorm van “weblogs” (blogs). c. Bied ook informatie in het Engels aan.
5.3 Discussie Vier algemene opmerkingen willen we nog maken, met als doel om de onderzoeksresultaten in een breder perspectief te plaatsen. De eerste betreft de grote diversiteit binnen de groep (aspirant) studenten van allochtone afkomst. Er bestaat niet dé allochtone (aspirant) student. Hoewel we trachten een aantal algemene kenmerken, trends en aanbevelingen te formuleren, blijkt ook uit dit onderzoek een grote verscheidenheid aan motieven, belemmeringen, voorkeuren en perspectieven. Ten tweede zien we in de resultaten uit dit onderzoek een aantal duidelijke parallellen met het studiekeuzeproces van autochtone (aspirant) studenten. Zo blijkt uit ons onderzoek dat (aspirant) studenten van allochtone afkomst het meeste gebruik maken van de voorlichtingsdagen op de universiteit (of hogeschool), gevolgd door de website van universiteit (of hogeschool). Dit beeld komt ook naar voren bij onderzoek onder de gehele studentenpopulatie (IOWO, 2007). Een tweede, met onderzoek onder zowel autochtone als allochtone studenten, vergelijkbaar resultaat is de relatief invloedrijke rol van ouders bij het bepalen van de studiekeuze (IOWO, 2007). Een derde resultaat, waarbij het aannemelijk is dat er veel parallellen zijn met het studiekeuzeproces van autochtone studiekiezers, zijn de
33
veelgenoemde dilemma’s bij studiekeuze als de veelheid aan studies en hoger onderwijsinstellingen, de twijfel over de eigen interesses en de aanwezigheid van een loting. Een derde algemene opmerking heeft betrekking op de complexiteit van het beschrijven, verklaren en voorspellen van het studiekeuzeproces van (aspirant) studenten. Het veel aangehaalde interactieve model van Tinto (1993) drukt deze complexiteit goed uit, in de zin dat het model een grote diversiteit aan individuele en omgevingsfactoren beschrijft die invloed uitoefenen op het studiekeuzeproces, de studievoortgang en de studie-uitval van studenten. Deze complexiteit maakt het lastig om de impact van specifieke interventies rondom studiekeuzevoorlichting te voorspellen. De vierde opmerking betreft de beperkingen van de generaliseerbaarheid van de onderzoeksresultaten. Deze beperkingen komen voort uit de kenmerken van de onderzoeksdoelgroep en uit de gemaakte methodologische keuzes. Zo is de selectie van studentassistenten en VWO-scholen niet at random en aselect gebeurd. De deelnemende scholen werken al intensief samen met de Universiteit Leiden. Dit kan de geldigheid en representativiteit van de onderzoeksresultaten beperken. Ook valt op, dat in de onderzoekspopulatie relatief veel (aspirant) studenten van allochtone afkomst aanwezig zijn waarvan ouders, broer of zus al heeft gestudeerd (in of buiten Nederland). In ander onderzoek onder allochtone (aspirant) studenten, waaronder dat van Bosman (2007), wordt veelal gerapporteerd dat (aspirant) studenten in deze doelgroep juist vaak de eerste zijn die gaan studeren. De selectie van VWO-scholen en scholieren kan hierop invloed hebben gehad. Een andere beperking betreft de keuzes voor de inzet van studentassistenten en voor het afnemen van interviews. Deze keuzes kunnen ten koste gaan van de standaardisatie van de dataverzameling. Door deze opzet kunnen namelijk verschillen ontstaan in wijze van vragen stellen, wijze van interpreteren en verslagleggen en door interviewer-respondent interactie. Het effect van deze verschillen op de onderzoeksresultaten is moeilijk te bepalen. Een laatste keuze die invloed kan hebben op de generaliseerbaarheid van de resultaten is de keuze om de respondenten met een HBO-p achtergrond niet apart te analyseren. Tot slot, deze keuzes kunnen de generaliseerbaarheid van de onderzoeksresultaten beperken. Dit neemt echter naar onze mening niet weg dat het onderzoek rijke informatie heeft opgeleverd, die meer inzicht biedt in het studiekeuzeproces van (aspirant) studenten van allochtone afkomst en in de behoefte van (aspirant) studenten van allochtone afkomst met betrekking tot studiekeuzevoorlichting.
34
6. Geraadpleegde literatuur Baarda, D. B., Goede, M. P. M. de, & Teunissen, J. (2005). Basisboek Kwalitatief Onderzoek. Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff. Bosman, E. (2007). Kort verslag en Beleidsadvies Diversiteit Instroom. Universiteit Leiden, Sectie VWO-WO, ICLON. Broek, A. van den, & Wartenbergh, F. (2008). Studieuitval in het hoger onderwijs. Nijmegen: ITS/ResearchNed. CBS (2007). Webmagazine 25 juni 2007 9:30. www.cbs.nl. E-merge (2010). E-merge Project Startdocument. Project: Content Rich Recruitment Tool. Gielen, G. (2001). Mogelijke concrete initiatieven om de aanwezigheid van allochtone studenten in het hoger onderwijs te verhogen (werkdocument). Kluytmans, D. (2005). Leerboek personeelsmanagement. Groningen/Houten: WoltersNoordhoff. ICLON (2010). Maatregelen t.b.v. allochtone studenten. Gevonden op 18 oktober 2010, op http://www.studiesuccesho.nl/?p=2640. Mets, J. de (2000). ‘Je moet je als allochtone student extra bewijzen.’ Bevindingen inzake doorstroming allochtone leerlingen naar het hoger onderwijs. Brussel: Koning Boudewijnstichting. Inspectie van het onderwijs (2009). Aandacht voor diversiteit in het hoger onderwijs. Prins, J. (1997). Studie-uitval in het Wetenschappelijk Onderwijs. Studentenkenmerken en opleidingskenmerken als verklaring voor studie-uitval. Nijmegen: Nijmegen University Press (IOWO). Tinto, V. (1993). Leaving college. Rethinking the causes and cures of student attrition (2nd edition). Chicago: University Press. Universiteit Leiden (2010). Oplegnotitie CvB/IBO diversiteitproject 2011-2013 ‘Studiesucces door diversiteit; van herkomst naar toekomst. Universiteit Leiden (2008). Welkom bij de Universiteit Leiden! Bevordering van instroom en doorstroom van allochtone studenten bij de Universiteit Leiden. Eindverslag diversiteitproject. Mei 2006 - December 2008. Warps, J. (2007). Kiezen voor hogeschool en universiteit. Nijmegen: Nijmegen University Press (IOWO). Wartenbergh, F. en Broek, A. van der. (2008). Studieuitval in het hoger onderwijs: Achtergrond en oorzaken. Onderzoek in opdracht van het ministerie van OCW. Nijmegen: ResearchNed. Wolff, R. (2007). Met vallen en opstaan. Een analyse van instroom, uitval en rendementen van niet- westers allochtone studenten in het Nederlandse hoger onderwijs (19972005). Utrecht: ECHO. Wolff, R., & Crul, M. (2003). Blijvers en uitvallers in het hoger onderwijs. Een kwalitatief onderzoek naar de sociale en academische integratie van allochtone studenten. Utrecht: ECHO.
35
36
Bijlage 1: Interviewprotocol 1.Persoonlijke gegevens:
Naam Leeftijd Afkomst ouders Land van geboorte Land van opvoeding en onderwijs Aantal jaren onderwijs in NL Huidige opleiding en klas/jaar Heb je studerende broers/zussen en hebben je ouders gestudeerd?
2. Onderwerp: factoren die van invloed zijn op studiekeuze en studiekeuzeproces 1. Waarom overweeg je te gaan studeren (aan universiteit of hogeschool)? 2. Welke factoren spelen een rol bij het bepalen van jouw studiekeuze? 3. Meerkeuze: Welke 3 van de volgende factoren zijn voor jou het meest doorslaggevend bij het bepalen van je studiekeuze? Aantrekkelijkheid van de stad waar je gaat studeren Aantrekkelijkheid en aanzien van de universiteit Locatie van en reisafstand tot de universiteit Aanzien van de studie Beroepsmogelijkheden Verwachtingen vanuit directe omgeving (ouders, familie, vrienden) Interesse in studie en vakgebied Mogelijkheden voor persoonlijke ontwikkeling Advies van anderen (decaan, docenten, studieadviseur, huidige studenten) Aanzien van toekomstige beroep en loopbaan Vrienden of kennissen die deze studie volgen 4. Kun je aangeven waarom deze 3 factoren belangrijk voor je zijn? En wát er belangrijk aan is? 5. Welke moeilijkheden of dilemma’s ervaar je bij het bepalen van je studiekeuze? 3. Onderwerp: ondernomen studiekeuze activiteiten 6. Wat was de eerste serieuze actie die je hebt ondernomen rondom je studiekeuze? 7. Meerkeuze: Welk van de volgende acties heb je ondernomen rondom studiekeuze? Website universiteit of hogeschool Website algemeen (zoals www.studiekeuze123.nl ) Voorlichtingsdagen op de universiteit Voorlichtingsactiviteiten op middelbare school Gesprekken met vrienden en kennissen Contact met studenten Begeleiding door decaan Begeleiding door mentor (van universiteit) Voorlichtingsactiviteiten voor ouders Meeloopdagen Introductiecolleges Wetenschapscongressen Proefstuderen Voorlichting in eigen taal Social media, zoals Facebook, Hyves en Twitter
37
Anders, namelijk: … 8. Wat heb je aan deze acties gehad? 9. Welke acties overweeg je nog uit te voeren en waarom? 4. Onderwerp: informatie over studies 10. Meerkeuze: Over welke van de volgende zaken heb je tot nu toe informatie gevonden? Informatie over de universiteit (of hogeschool) Informatie over de inhoud van de studie (zoals studieprogramma, vakken) Informatie over docenten Informatie over of van huidige studenten (zoals blogs) Informatie over het studeren zelf (zoals tijdsbesteding, sociale activiteiten, op jezelf wonen) Informatie over loopbaan en beroepsperspectief Informatie over studiebegeleiding Informatie over benodigde studievaardigheden Informatie over stad (zoals geschiedenis, aantal inwoners, faciliteiten) Informatie over locatie en faciliteiten Informatie over de studentenpopulatie (aantal studenten, afkomst, diversiteit, vooropleiding) Informatie over de kwaliteit (zoals cijfers, vergelijking met andere universiteiten) Informatie over de overgang van middelbare (VWO) school naar universiteit (of hogeschool) Informatie over (Nederlandse en Engelse) taalvaardigheid Anders, namelijk 11. Wat heeft deze informatie jou opgeleverd met betrekking tot studiekeuze? 12. Welke informatie vind je overbodig? Wat mis je nog? 13. Welke informatie ben je nog van plan te zoeken? 5. Onderwerp: rol ouders, familie en andere (menselijke) informatiebronnen 14. Ben jij de eerste uit je gezin die gaat (overweegt te gaan) studeren? 15. Welke rol spelen je ouders bij het bepalen van je studiekeuze? Wat hebben zij jou al geadviseerd? Zou je een studie kunnen kiezen waar je ouders niet achter staan? 16. Welke informatie en voorlichtingsactiviteiten vind je nuttig voor je ouders (zie voor keuzemogelijkheden bij vraag 2 en 8)? 17. Meerkeuze: Wiens advies vind je ook belangrijk? Kies uit onderstaande. Vrienden, kennissen Andere familieleden Docenten van universiteit (of hogeschool) Docenten van middelbare (VWO) school Decaan (middelbare school) Huidige studenten Studiekeuzeadviseur of studieloopbaanadviseur Beroepsbeoefenaars (mensen in het werkveld) Anders, namelijk 18. Kun je aangeven waarom je dit advies belangrijk vindt? 19. Vind je het fijn als de adviseur dezelfde achtergrond heeft als jij zelf? 20. Wie is voor jou een belangrijk voorbeeld of rolmodel bij het bepalen van je studiekeuze?
38
6. Onderwerp: beroepsperspectief 21. Hoe ziet jouw toekomstige werk en loopbaan eruit? Over 5 jaar? 22. Speelt je toekomstige beroep en loopbaan een rol bij het bepalen van je studiekeuze? Waarom? In hoeverre is je studiekeuze gebaseerd op het beroep dat je later wilt uitoefenen? 7. Verwachtingen: 23. Wat voor verwachtingen heb je van je toekomstige studie? 24. Wat voor verwachtingen heb je van je studietijd? Afsluitende vraag: Heb je nog algemene opmerkingen en/of suggesties met betrekking tot studiekeuze voorlichting?
39
ICLON, Afdeling Hoger Onderwijs Wassenaarseweg 62A Postbus 905 2300 AX Leiden
T 071 527 7170 F 071 527 7181 E-mail:
[email protected]