de
nieuwe kroniek Uitgave Oudheidkamer Tiel en Omstreken Tweede jaargang, nummer 2, maart 2011
Inhoudsopgave 100 jaar Protestants Christelijk Ziekenhuis Bethesda te Tiel
3
rubriek De Zuidelijke Route deel 2
9
Jeugdherinneringen aan het zwemmen aan de Waal
11
De Tielse zwembad-geschiedenis in vogelvlucht
14
Het Tielse tolhuis en zijn omgeving in de loop van de eeuwen
17
column Schijnwerper op... Jan Bouwhuis
24
‘Uit de vlooienklap’
29
rubriek Nieuws van het Regionaal Archief Rivierenland
31
1
Aan dit nummer van De Nieuwe Kroniek werkten mee: Jan Bouwhuis, Henk van den Hoofdakker, Frits Cambier van Nooten, Ella Kok-Majewska, Gert de Kruijff, Cornelis Laheij, Bert Leenders,Peter Schipper, Kees de Weerd, Gradis van Wel en Wim Veerman
2
Vereniging Oudheidkamer voor Tiel en Omstreken - de nieuwe kroniek
Op 14 oktober 2010 werd in ziekenhuis Rivierenland herdacht dat 100 jaar geleden het Protestants Christelijk ziekenhuis Bethesda van start gegaan was. Dit gebeurde met de opening van een herdenkingstentoonstelling en de presentatie van het herinneringsboek “Met passie en toewijding, 100 jaar ziekenhuis Bethesda in Tiel”. Ziekenhuis Bethesda is een van de vier fusiepartners die samen in 1982 ziekenhuis Rivierenland vormden. Om de herinnering aan de stichteressen van het ziekenhuis Bethesda, de dames Spiering, levend te houden en initiatieven in de regio die de zorg menswaardiger maken te stimuleren en te belonen, heeft de Stichting Fundatie voor Christelijke Belangen, die een deel van de erfenis van de dames Spiering beheert, bij gelegenheid van het jubileum de prijs voor de menswaardige zorg ingesteld. Deze prijs zal voortaan iedere twee jaar worden uitgereikt. Winnaar in 2010 werd het in ziekenhuis Rivierenland ontwikkelde model voor palliatieve zorg aan COPD patiënten. Ook die prijs werd op 14 oktober 2010 geïntroduceerd en uitgereikt. Wim Veerman hield bij de presentatieen openingsbijeenkomst een lezing. Dit artikel is daar een bewerking van.
100 Jaar Protestants Christelijk Ziekenhuis Bethesda te Tiel Door W. Veerman
Op 11 oktober van dit jaar was het 100 jaar geleden dat het door de Tielse gefortuneerde dames Henriëtte Wilhelmina en Johanna Judith Spiering voor hun rekening gebouwde ziekenhuis ‘Bethesda’ aan de Achterweg werd geopend. Drie dagen na die datum werd in 2010 dit feit herdacht, nu georganiseerd door de Stichting Fundatie voor Christelijke Belangen, de Vereniging Steunfonds Bethesda te Tiel en het Ziekenhuis Rivierenland. Een krantenbericht van 11 oktober 1910: ‘een vriendelijke herfstzon goot haar gouden licht in het vroolijke, rustige ziekenhuis Bethesda, toen daar om 2 uur de autoriteiten en genodig-
den samenkwamen tot officiële opening van het gebouw. Boven op de conversatiezaal voor herstellende kranken, verzamelden zich de gasten en toen deze gezeten waren, hief een onzichtbaar opgesteld dameszangkoor een lofzang aan’. Een week later werd de eerste patiënt opgenomen en had men over de eerste 14 maanden 98 zieken behandeld in 5184 verpleegdagen, wat neerkwam op 11 à 12 patiënten per dag. Het eerste jaarverslag laat zien dat de totale kosten ƒ 2323, 01 ½ De opbrengsten ƒ 1430,27 ½ en schrikt u niet de ontvangen verpleeg
100 jaar Protestants Christelijk Ziekenhuis Bethesda te Tiel
3
Ansichtkaart Bethesda met St. Maartenskerk op achtergrond. Archief: Jan Bouwhuis.
gelden bedroegen ƒ 808, 80. Aandoenlijk is ook de jaarlijkse lijst van geschenken in natura als: gerookte paling, wafels, appelbollen, honing, taart, 1/2 mud handappelen, Haagsche beschuitjes, pot ingemaakte andijvie, paas- en kerstbroden, bolissen, verdraagbaar orgeltje, tien eigen gebreide kruikenzakken, gedragen kleren, rieten leunstoel, kamercloset, ossentong, potjes paté, eieren, vaatje haring etc. Verplegend personeel Belangrijk waren de diaconessen, die vooral vanaf 1919 werden ingehuurd vanuit het Diaconessenhuis in Amsterdam. Henriëtte (HWS), heeft daar een uitgesproken mening over: ‘Een diacones is meer dan een verpleegster, het is dienende zuster in allen arbeid der hulpe, der vertroosting, der opleiding , der voeding, der onderwijzing, der opzoekende barmhartig-
4
heid, der verzorging, der verpleging ook en in een woord op het uitgebreide gebied waarop de vrouw in het bijzonder in zelfverloochening en toewijding harer gaven en krachten kan werkzaam zijn om Christus wil’. Dat lukte blijkbaar goed in Bethesda, want in het eerste jaar merkte de directrice al op, ‘dat na bezoek van familieleden er zo’n prettige sfeer heerst’. Wat HWS deed opmerken, dat ‘toch vooral de andere dames van het bestuur Bethesda veel moeten bezoeken en niet alleen deel uitmaken van het bestuur, maar om met hart en ziel mee te willen leven, met het leven van Bethesda’. Het verplegend personeel had het niet slecht. Men werkte over het algemeen er met plezier. Werd een zuster ziek, dan had ze recht op zes weken verpleging, doch na die termijn diende de familie zelf te betalen. Een directrice/ hoofdzuster had toen nog veel aanzien. Toen
Vereniging Oudheidkamer voor Tiel en Omstreken - de nieuwe kroniek
hoofdzuster Steffhaan in dienst trad, waren in de conversatiezaal alle bestuursleden, zusters en leerling-verpleegsters aanwezig en werd ze onder het binnentreden verwelkomt door een ‘lieflijk gezang’ der zusters, met harmoniumspel begeleid door juffrouw J.J. Spiering, waarna de thee werd rondgediend. De zusters woonden intern. Maar in 1920 bleken hun bedden zeer ongeschikt te zijn. Daar had men een oplossing voor. De bedden die niet meer geschikt waren voor de verpleging gingen naar de zusters en voor de patiënten werden nieuwe bedden gekocht. Aardig is het ook naar de toenmalige salarissen te kijken. Een gediplomeerde zuster kreeg ƒ 300,- en een ongediplomeerde ƒ 250,-. Let wel per jaar. Ook curieus is de discussie over de toepassing van de in 1919 ingevoerde Arbeidswet. Verplicht werd een 8-urige werkdag, een wekelijkse vrije dag en een 55-urige werkweek. Door zich aan te sluiten bij
het Amsterdamse ziekenhuis, die van die regeling was vrijgesteld, hoefde men daar zich niet aan te houden en kon men de 9-urige werkdag handhaven. Eind 20-er jaren werd het leven toch wel wat wulpser en werd het nodig vast te stellen dat geen verloofde zusters aangenomen mochten worden. Het risico van een huwelijk was veel te groot. Zo werd zuster Postel ontslagen, omdat zij en dat was nog erger, zich had verloofd met een oud-patiënt. Weliswaar dacht men daar in Amsterdam anders over, doch in een kleine stad als hier, kon men zoiets niet hebben. Langzamerhand, we zijn dan al in 1929, maakt de geest der diaconessen een crisis door, want de roep naar vrijheid in kleding, uitgaan etc. begon ook in de Tielse diaconessen te komen. De hoofdzuster vond wel dat een zekere vrijheid niet onthouden kon worden, mits de geest in huis en in het werk en in het hart daar niet onder zou lijden en de diaconessen, zowel
De kinderafdeling van het oude ziekenhuis. Archief: Jan Bouwhuis.
100 jaar Protestants Christelijk Ziekenhuis Bethesda te Tiel
5
in functie als in vrije uren zich gedroegen en kleden, zoals een ware Christen betaamde. Aan discriminatie deed men uiteraard niet. Maar het was wel een punt van discussie, toen er voorgesteld werd een Javaans Christenmeisje als leerling verpleegster aan te nemen. Ze werd een paar maanden op proef geplaatst en de hoofdzuster hield in de gaten hoe de patiënten daarop reageerden. Hoe het afliep blijkt helaas nergens uit. In 1930 werd besloten, dat zusters die vijf jaar werkzaam waren, gratis tandheelkundige behandeling kregen, met dien verstande dat dit alleen zou opgaan voor ‘echte tanden’. Entertainment Dat stelde in de begintijd naar huidige begrippen niet veel voor. De eerste keer dat men Kerstfeest ging vieren werd dat gedaan met de verpleegden èn oud-verpleegden, waarbij de laatstgenoemden ook nog toestemming kregen een huisgenoot mee te brengen! Voor het hele feest werd ƒ 25 uitgetrokken, mits het overgebleven geld werd teruggeven. Voor eigen rekening van het bestuur werd aan het verplegend personeel een cadeau ter waarde van ƒ 4,39 per persoon gegeven, zodat de wat onder druk staande kas niet belast werd. Belangrijk was de populaire jaarlijkse bazaar die de structurele terugkerende tekorten behoorlijk wat kleiner maakten. Er was één nadeel. Alle jaren werden ook de partners van de dames uitgenodigd, maar die verveelden zich stierlijk, vandaar dat bestuurslid ds. Haveman adviseerde een volgende keer een tafel of attractie voor heren in te richten. Bart en Gijs, de knechten, zouden b.v. een schiettent kunnen exploiteren. In 1926 deed de radio in het ziekenhuis zijn intrede. Hij werd gratis aangelegd en hoofdzuster Cor, had al ƒ 103,- gespaard en mocht het tekort voorschieten uit het schilderspotje. Het werd een Phi-
6
lips toestel van ca. ƒ 400,- en een luidspreker van ƒ 52,50. Bij de ingebruikname kwam een vertegenwoordiger van Philips een voorlichtingcauserie houden. Maar men haalde daarmee wel de duivel in huis, want iedereen kon op deze manier binnendringen. Zodat zelfs nog na de Tweede Wereldoorlog er op aangedrongen werd, dat geen Roomse sprekers door de radio zouden spreken. Zuster Bina zou hierop letten. Een uitschieter was het 25-jarig jubileum in 1935. Het is aardig het programma uit die tijd beknopt weer te geven. Er was: - een gezellige maaltijd voor de zusters. - traktaties voor patiënten en personeel. - ‘middags van half vier tot vijf uur receptie, waarbij in de eetkamer een buffet zal zijn. - daarna ‘wandelende boterhammen’ voor de zusters. - de gasten zouden bij de bestuursleden kunnen dineren . - in de zitkamer werd een podium voor de goochelaar opgesteld. - om acht uur begon de feestavond, waarvoor uitnodigingen verstuurd zouden worden aan alle doctoren met hun vrouwen, de burgemeester en echtgenote, mr. Van Nes en nog enkele belangrijke personen, alsmede enkele oudere zusters. - aan allen die in loondienst waren zou een cadeautje in zilver met inscriptie gegeven worden. (ongeveer 46 stuks) Aan de zusters vaasjes, in drie grootten, verdeeld in groepen, lepeltjes aan het personeel. Apparatuur De baden in het ziekenhuis mochten ook gebruikt worden door de inwoners van Tiel à ƒ 0,25 als men zelf zeep en een handdoek meebracht en anders ƒ 0,35. Natuurlijk gaf dat veel werk aan het personeel, dat telkens het bad
Vereniging Oudheidkamer voor Tiel en Omstreken - de nieuwe kroniek
schoon moest maken en in 1917 besloot men te stoppen vanwege het vele werk dat het met zich meebracht. Maar.. dat betekende ook derving van inkomsten en een maand later draaide men het besluit terug. Dat kon, omdat een zuster zich bereid het verklaard het schoonmaken op zich te nemen, waardoor en ik citeer “Bethesda voortaan weer Bethesda zal zijn, waar men er niet tegenop ziet het badwater te roeren en klaar te maken”. In 1920 stelde een onbekende gever het ziekenhuis in staat een installatie voor elektrische behandeling in galvano-caustiek en belichting van blaas en ingewanden aan te schaffen. Daarvoor was verduistering nodig. Die diende dokter De Haan dan zelf aan te schaffen. In 1925 kwamen er gesprekken op gang om samen met het R.K. Andreasziekenhuis een ambulance-auto aan te schaffen, wat ongeveer op ƒ 3300,- zou komen. Voor de besmettelijke zieken kon dan het rijtuig of de raderbrancard
in gebruik blijven, want die waren eenvoudiger te desinfecteren. Een bezwaar was, dat de ziekenauto dan wellicht wel gebruikt zou kunnen worden door particuliere patiënten die naar het ziekenhuis in Utrecht wilden. Men beschouwde dat als valse concurrentie! Een jaar later werd de ambulance toch aangekocht en deed tot ieders tevredenheid veel dienst. Echter, de verzekering kwam op ƒ 187,- per jaar. Dat was veel geld en men besloot dat facet nog maar even op zijn beloop te laten, daar deze auto uit den aard der zaak langzaam zou rijden! In de linnenkamer was in 1911 gebrek aan kindergoed en ‘menschengoed’. Want het was weliswaar regel dat patiënten ondergoed meebrachten en dit thuis lieten wassen, maar in veel, zo niet de meeste gevallen kon daaraan niet voldaan worden, omdat de patiënten geen verschoning rijk waren. In de 20-er jaren ontstond een ernstige discussie tussen de directrice en een bestuurslid,
Kijken naar de tentoonstelling, 14 oktober 2010.
100 jaar Protestants Christelijk Ziekenhuis Bethesda te Tiel
Foto: Jan Bouwhuis
7
die verantwoordelijk was voor de linnen kamer. Er moesten twaalf operatiejassen aangekocht worden. De hoofdzuster vond dat dit tot de linnenkast behoorde en het bestuurslid vond dat niet en weigerde te betalen. Ze hield, ondanks een voorstel fifty/fifty te betalen, voet bij stuk en het ziekenhuis moest het zelf aankopen. In dezelfde vergadering werd besloten een aantal oude en versleten kapokmatrassen met stukken overtrek te laten repareren. Specialisten Een laboratorium zou ook wel prettig zijn, maar dat was vooralsnog voor het bestuur een stap te ver, zelfs al zou de toenmalige arts dr. De Haan het zelf betalen. Wel werd hij in 1919 als geneesheer directeur benoemd, omdat men anders van het diaconessenziekenhuis in Amsterdam geen gediplomeerde zusters meer kon krijgen. Hij kreeg op zijn dringend verzoek echter pas een jaar later een huissleutel van het gebouw! Een vast contract zou ook wel door hem gewaardeerd worden. Het bestuur voelde daar niets voor, maar wel werd uit waardering in 1924 zijn salaris tot ƒ 750,- per jaar verhoogd. Dokter Hoogeboom had een contract voor gegarandeerd ƒ 1000,- aan operaties per jaar. Rond 1935 waren er echter heel weinig operaties, zodat zelfs het bedrag van het contract niet gehaald zou worden en dat was wat zuur. Dat bracht dokter Hoogenboom ertoe aan te bieden het eerste kwartaal dan maar als betaald te beschouwen en mocht de financiële nood nog hoger worden, dan was daar over te praten. In nooddruftige tijden bleken er overigens meer specialismen in huis te zijn dan men had verwacht. De werkverschaffing aan de zusters kwam onder druk te staan, ze verveelden zich en ontslag werd overwogen. Maar een aantal zusters bleken verborgen talenten te hebben en boden
8
aan de vrije tijd te vullen door op zolder al het meubilaire een verfje te gaan geven, waardoor hun dienstverband gehandhaafd werd. Tot zover dit beknopte overzicht van ‘menselijke gebeurtenissen’ uit de begintijd van het Bethesda ziekenhuis. Tenslotte Het motto van de dames Spiering ‘Dienende liefde’ heeft eigenlijk niets in betekenis verloren, al noemt de huidige directie het nu ‘Met passie en toewijding’. Het hiervoor beschreven anekdotische verhaal geeft wellicht enigszins aan, dat een gebouw als het vroegere Bethesda, en nu het Ziekenhuis Rivierenland, meer was en is dan steen en apparatuur alleen. Al 100 jaar werken daar mensen, wordt er genezen, geboren en gestorven. Juist in dat gebouw staan leven en dood, ook op dit moment, heel dicht bij elkaar. Er wordt nog steeds in dit gebouw, ook na 100 jaar, ‘dienende liefde’ ‘met passie en toewijding’ door het huidige personeel en de directie in de praktijk gebracht. Het is daardoor een centrum van verdriet en vreugde geworden voor ons allen, dat een ereplaats verdient in onze stad. Geraadpleegde bronnen en literatuur
- Heijden, C. van der; Met passie en toewijding. 100 Jaar ziekenhuis Bethesda. Tiel, 2010. - Notulen van het bestuur van ziekenhuis Bethesda. 1910-1944. - Wapenaar, drs. P.L.J.; Roomboter of margarine? Fragmenten uit de geschiedenis van het bestuur van het Protestants Christelijk Ziekenhuis ‘Bethesda ’te Tiel. Art. in: De Drie Steden. 2001/2. Pag. 39 t/m 46. - Wapenaar, drs. P.L.J.; H.W.S. Een Tiels voorbeeld van dienende liefde. West-Betuwse Monografieën XII. [Tiel, 2001] - Zalm, G.R. van der; Eenheid uit verscheidenheid. Tien jaar ziekenhuis Rivierenland. [ Tiel, 1992]
Vereniging Oudheidkamer voor Tiel en Omstreken - de nieuwe kroniek
Column
De Zuidelijke Route
deel 2
Door Henk van den Hoofdakker
Mensen die tussen grote rivieren wonen, Betuwnaren bijvoorbeeld, hebben iets speciaals dat hen onderscheidt van anderen. Voor hen bestaat er een onvermijdelijke overkant. Voor mensen die gewoon aan een rivier leven is er ook wel een overkant, maar die is niet bepalend voor hun leven. Ze kunnen immers ook de andere kant op. Zonder rivier. En ze gaan dan ook meestal die andere kant op, want daar ligt niks in de weg. Je hoeft niet te zwemmen en niet te varen. Een Betuwnaar kan alleen maar ergens anders uitkomen als hij eerst een rivier oversteekt, er lijkt geen andere ontsnapping mogelijk. Dat gegeven tekent, zoals bekend, een eilandbewoner, maar ook een beetje de bewoner van het land tussen de rivieren. Je kunt het aan hen zien. Alleen een kenner kan dat natuurlijk. Het is daarom dat de (opgeheven) ponten van Lienden naar Rhenen en die van Ochten naar Druten heel verschillend waren. Die naar Rhenen ging naar de overkant en dan kon je verder; die naar Druten naar de overkant die opnieuw een overkant opleverde. Immers, het Land van Maas en Waal heeft het bestaan tussen de rivieren met de Betuwe gemeen. Hier moet veel voer liggen voor psychologen, historici en sociologen. Onze eigen historici Frits Kat en Emile Smit kunnen misschien het voortouw nemen. De vorige voorzitter van de Oudheidkamer en de huidige wonen ieder aan hun eigen overkant,
Column de Zuidelijke Route
dus een nadere studie zou wel eens kunnen rekenen op een flinke financiële ondersteuning uit het legaat. Moet je natuurlijk wel eerst Albert Hoes in zijn ziel zien te raken. Zo stond er aan de zuidelijke overkant, in de gemeente Druten, op de veerstoep in de buurt van Boven-Leeuwen, een paal met een grote, mooigevormde koperen bel. Die klonk als een klok. Dat moest ook wel, want als iemand in de nacht naar onze kant wilde, dan moest hij eerst de aandacht proberen te trekken van de veerbaas die een beetje lag te mijmeren op zijn schip aan deze, de Ochtense, kant. Want de pont was voor dag en nacht, vierentwintig uren, maar de nachtelijke oversteek was nog voor avonturiers, vrijers en eigenaardige types. Die bel klonk ver. Niet alleen ver over het land van Maas en Waal, maar ook over Ochten en verre omstreken. En altijd in het donker, als de meeste mensen rustig lagen te slapen. Dat vond niemand een bezwaar. Het hoorde bij het leven. Een geluid uit de verte dat je herinnerde aan het feit dat er een overkant was waar iemand metterdaad heen of vandaan wilde. Voor de Ochtense jongens was het wel eens lastig als ze waren wezen vrijen met een katholiek meisje. In het Ochtens natuurlijk: “een roomsche”. Als de nachtelijke bel klonk kon iedereen nagaan dat er iemand heen of terug wilde. Het is dáárom dat, toen op een dag de bel gestolen bleek, door de politie eerst gezocht werd in de kringen van huwbare zonen. Zonder resul-
9
taat. Geen spoor van de klok die eigendom was van de gemeente Druten. Dat stond in de klok gegraveerd. Velen werden verdacht, maar er werd geen dader gevonden. De bel werd nooit vervangen. Het was wel zo rustig zo en roepen en zwaaien kon ook. Jaren later, de bel was bijna vergeten en de pont vervangen door de Prins Willem Alexanderbrug, kwam er een brief uit Zweden, in het Zweeds, van iemand die een mooie bel op de kop had getikt met de inscriptie “gemeente Druten”. “Of hij daar iets meer over te weten kon komen alstublieft”. Diezelfde bel hangt nu in de hal van het Drutens gemeentehuis. Als je krachtig aan het bellekoord trekt, trek je tevens de aandacht van een ambtenaar. Zodra je dan aan de beurt bent moet je, natuurlijk te voet, de ruimte oversteken en je aan het loket melden. Om die ervaring aan den lijve mee te maken
moet je helemaal naar de Prins Willem Alexanderbrug, de Waal over en dan nog een heel eind langs de rivier via Boven- en Beneden- Leeuwen naar het raadhuis van Druten. Maar de reis is de moeite waard. Alleen onze huidige voorzitter, Menko Menalda, die hoeft niet over te steken. Hij is er eentje van de overkant. Hij woont vlak bij die bel. Die laatste boot overigens, de “Ochten 3”, heette eigenlijk de” Ir. W.Mols”, genoemd naar de toenmalige directeur Provinciale Waterstaat. Een echt Nederlands schip, gebouwd in Druten op de scheepswerf van de fa. Jansen. Ingenieur Mols hield van de pont die een verbinding tot stand bracht tussen twee werelden in één provincie. Op zondagmorgen kwam hij regelmatig, met zijn vrouw, incognito, een kop koffie drinken bij het Waalhotel. Hij keek dan, door dat grote raam, naar zíjn pont. En dan zag hij dat het goed was.
Foto’s: Archief Henk van den Hoofdakker
10
Vereniging Oudheidkamer voor Tiel en Omstreken - de nieuwe kroniek
De nieuwe kroniek heeft naast een groeiende groep regionale auteurs ook een buitenlandse correspondent. Oud-Tielenaar Kees de Weerd die met zijn geliefde Beryl op het eiland Wight woont, stuurt zijn handgeschreven herinneringen per post naar uw eindredacteur. Ditmaal haalt hij met zijn unieke schrijftrant herinneringen op aan het zwembad in de Waal. In een begeleidende brief schrijft Kees: “Spreken wil ik over de openbare Tielse zwembadinrichting aan de Waal. Teren moet ik daarbij op herinneringen en beelden omdat exacte gegevens over dit zwembad ontbreken. Mij is bij mijn pogen om meer gegevens te verzamelen, gebleken dat in deze moderne tijd personen en instellingen die een geschreven bericht beantwoorden uiterst zeldzaam zijn. Maar soms wint de aanhouder”. Het artikel van Kees is een goede aanleiding om een stukje zwembadgeschiedenis op een rij te zetten. Bronnen daarvoor waren het Kalendarium van Tiel en gesprekken met Frits Cambier van Nooten en Gradus van Wel.
Jeugdherinneringen aan: het zwemmen in en het zwembad aan de Waal Door Kees de Weerd
Gelegen aan en drijvende in de rivier de Waal bevond zich destijds aan het einde der ‘groene krib’ een openbare bad en zweminrichting. Per rijwiel begaven wij ons naar het zwembad al waar wij onze fietsen achteloos in het gras of struikgewas wierpen. Over een wankel bruggetje bereikten wij het strandbad dat bestond uit een betonnen fundatie met daarop kleedhokjes. Aan de linkerzijde voor de dames en aan de rechterzijde voor de heren. In het midden bevond zich de badpost alwaar vanuit de badmeester G. van Marel zijn toeziend oog richtte op de zich vertredende menigte. Een tijdmeter bestaande uit een beiaardslingeruurwerk kon-
Jeugdherinneringen aan het zwemmen in Tiel
digde de tijd aan door middel van halfuurlijkse blikachtige geluiden. De badmeester verwoordde deze geluiden met: “Ze slaan al weer op de oude emmer”. Voor de kleedhokjes bevonden zich in het beton een goot gevuld met water. Dit water kon eenieder met een handvleugelpomp die was aangesloten op een lange diep in de klei gestoken ijzeren buis oppompen vanuit de bodem der aarde. Langdurig moest men daarom een houten handvat heen en weer bewegen. Een schier eindeloos gehengst, vooral eer het ijskoude grondwater stootsgewijs op je nederdaalde om je te ontdoen van aangekoekte klei. Het wezenlijke bad bestond uit een mid-
11
Jeugdige zwemmers bij het (tweede) bad.
deleeuws ogende houten constructie die boven water werd gehouden door ledige olievaten. Wanneer je met een groepje op een plek ging staan, verdween de scheidings- en loopconstructie ter plekke een flink stuk onder water. Dat bewerkstelligen verving toen de tegenwoordige lol met waterglijbanen en dergelijke. Golven veroorzaakt door snel voorbijvarende vracht-, tank- en passagiersschepen ontwrichtten de door draadnagels bijeen gehouden houten plankieren waardoor spijkers hun koppen opstaken. Daar kon je je lelijk aan bezeren. Doordat deze plankieren voortdurend half boven en half onder water uitstaken, werden de loopplanken begroeid door algen waardoor een soort groene glijbaan ontstond. Hardlopen en rennen was derhalve ten strengste verboden.
Foto: Archief Jan Bouwhuis
Bij lage waterstand verbreedde het strand tussen de kleedhokjes en de rivier zich. Bij extreem laag water veranderde het zogenaamde ‘Pierebad’ in een modderpoel waarin de kinderen, die de zwemkunst nog niet machtig waren tot aan hun knieën moesten voortploeteren in de
Badmeester Ko Keijman met leerling aan de haak. Archief Kees de Weerd.
12
Vereniging Oudheidkamer voor Tiel en Omstreken - de nieuwe kroniek
Veel mensen in bad.
oude blauwe rivierklei. Bij een hoge waterstand verdween het strand langzaam in het water. Na veel regenval stapte je zo uit de kleedhokjes in het water en was er geen meter strand meer. Werd de waterstand nog hoger dan was het even uit met de zwempret en ging het bad dicht. De kleedhokjes stonden dan in het water en het bad was ook niet meer te bereiken. Wij, ondeugden, groeven in het zand zeer grote en diepe kuilen die wij vulden met blubber. De bovenlaag werd bestrooid met zand en later voerden wij achteloze en onschuldige wichten mede aan onze zijde die plotsklaps tot aan hun dijen in de blauwzwarte prut belandden. Helaas werd een bezoek aan het strandbad Tiel op hevige mate nadelig beïnvloed door toedoen van mijnheer pastoor en de dominee met hun fanatieke volgelingen. Het gemengd zwemmen werd beschouwd als een zonde. Daardoor was het bad meestal alleen geopend voor dames of
Jeugdherinneringen aan het zwemmen in Tiel
Foto: N.M.F. Lathouwers RAR
heren. Op deze manier werd aan jongelingen zoals ik, die nauwelijks benul hadden van het bestaan der mensheid uit twee soorten, plezier ontnomen aan onschuldig zomers vermaak. Een hoogst verwerpelijke door fanaten ingestelde onnodige scheiding die onzedig gedrag slechts aanwakkerde en niet voorkwam. Wederom blijkt dat de clerus niet alleen zegenrijk werk verrichtte maar ook veel onheil heeft gesticht.
13
De Tielse zwembad-geschiedenis in vogelvlucht Door Bert Leenders
In 1859 wordt begonnen met de bouw van een nieuw zwembad. Het door particulieren geëxploiteerde bad ligt aan de werf voor de stadmuur. Het bad is commercieel geen succes en wordt 11 jaar later gesloten. Vijftien jaar later, in 1885, krijgt de bevolking weer een zwembad. Het verplaatsbare zwembad krijgt een plaats in de vluchthaven. De inrichting bestaat uit diverse badkamers en twee zwembassins. In 1921 wordt het zwembad vervangen. De gemeente Oude bad in de Haven.
14
Tiel koopt van de gemeente Nijmegen een rivierbad. Het kostte ƒ 6100. Dit bad doet tot 1937 dienst. In dat jaar wordt het bad, dat in het artikel van Kees de Weerd beschreven wordt in gebruik genomen. De gemeente weet het voor die tijd mooie bad te realiseren voor 5000 gulden. Door de oorlogssituatie is het bad vanaf 1944 niet meer gebruikt, maar op 14 mei 1947 gaat het weer open. In het julinummer van 1953 van de zwemkroniek, het officiële orgaan van Foto: N.M.F. Lathouwers
Vereniging Oudheidkamer voor Tiel en Omstreken - de nieuwe kroniek
Het zwembad bij ‘de groene krib’ bij laag water. Foto: archief Jan Bouwhuis Schoolzwemmen in Ozits (Overdekte Zwem Instructie en Trainingsschool) Foto: archief Jan Bouwhuis
De Tielse zwembad-geschiedenis in vogelvlucht
15
Openluchtzwembad Groenendaal, 1 juni 1960.
de Koninklijke Nederlandse Zwembond, wordt een artikel gewijd aan het op tonnen drijvende zwembad in Tiel. Het bad wordt totaal afgekraakt. Het voldoet niet aan de meest bescheiden eisen. In 1959 opent het zwembad OZITS (Overdekte Zwem Instructie en Trainingsschool. Het bevindt zich aan de Hucht in een lege hal van de fabriek van Spoorenberg en is een particulier initiatief. Zeven jaar later in 1966 krijgt Tiel in de wijk Drumpt een openluchtzwembad waar het mee voor de dag kan komen. Het bestaat uit een groot wedstrijdbad van 50 meter, een tweede groot ondiep bad voor degenen die (nog) niet kunnen zwemmen en een bad voor de hele kleintjes. Het complex wordt gecompleteerd met een grote zonneweide, een 25 meter binnenbad gecombineerd met een kleiner oefenen- en instructiebad. In 1983 wordt
16
Foto: archief Jan Bouwhuis
OZITS, het binnenbad aan de Hucht, nadat dit eerst nog tot een sauna-inrichting was omgebouwd, gesloten. Ook het fraaie openluchtbad was geen lang leven beschoren. Oplopende kosten en teruglopend bezoek door de slechte zomers en concurrentie van de natuurbaden in de omgeving zorgden voor oplopende exploitatietekorten. Ook de aanleg van een midgetgolfbaan in 1978 kon het getij niet keren. Het openluchtbad werd opgeheven. Op het terrein kwam een luxe woonwijk en met het geld dat de gemeente daaraan verdiende werd het binnenbad uitgebreid met een derde avontuurlijk bad, een waterglijbaan, wellness faciliteiten en een klein buitenbad met ligweitje. Dit door Bert leenders geschreven artikel is gebaseerd op informatie uit het Kalendarium van Tiel en informatie van Gradus van Wel.
Vereniging Oudheidkamer voor Tiel en Omstreken - de nieuwe kroniek
Zoals Utrecht een Vredenburg heeft zonder burcht, zo heeft Tiel een Tolhuiskwartier zonder tolhuis. En dat heeft precies dezelfde oorzaak. Beide steden hadden dwangburchten, die door de bevolking op een gunstig moment zijn gesloopt en nooit meer herbouwd. Wat er in Tiel was en wat er nog resteerde en resteert, is het thema van dit artikel.
Het Tielse tolhuis en zijn omgeving in de loop van de eeuwen Door Dr. Emile Smit
De Tielse tollen
Van oudsher is het recht op de rivieren (het zogenaamde “stroomregaal”) een recht van de landsheer. Dat betekende in de Middeleeuwen, dat die ook als enige het recht had om op een rivier tol te heffen. In Tiel was die landsheer de koning of keizer van het Duitse Rijk. In de bloeitijd van Tiel hebben deze vorsten inderdaad ter plaatse tol geheven. De tol bij Tiel wordt het eerst genoemd in het jaar 975, maar waarschijnlijk was zij al wat ouder. De keizerlijke tol werd in die periode waarschijnlijk geheven op de Linge (de huidige “Dode Linge”), die destijds de hoofdstroom van de rivier was. Toen het met Tiel bergafwaarts ging en de Linge ook steeds verder dicht slibde, verplaatste keizer Frederik Barbarossa in 1174 de tol naar Kaiserswerth (iets ten noorden van Düsseldorf ), waar ongetwijfeld op de onverdeelde Rijn meer geld te verdienen was dan bij het wegkwijnende handelscentrum Tiel. Intussen was het feitelijke gezag over Tiel in de twaalfde eeuw al niet meer in handen van de Duitse keizer, maar van zijn leenman de hertog van Brabant. Al kort na het verdwijnen van de
keizerlijke tol, namelijk in 1196 wordt bij Tiel een Brabantse tol vermeld. Formeel mochten dergelijke regionale heersers geen tol heffen, maar de keizerlijke macht was al te zeer verzwakt om het hen werkelijk te verhinderen. Gezien de veranderde omstandigheden kunnen we er zeker van zijn, dat de Brabantse tol op de Waal werd geheven. Deze tol heeft ruim 600 jaar bestaan, want met de stad Tiel ging zij in 1339 over in Gelderse handen. Overigens werd het heffen van deze tol pas in 1384 van rijkswege gesanctioneerd. De bouw van het Tielse tolhuis
Van oudsher had Tiel een burcht. Deze was in het begin van de tiende eeuw gebouwd in opdracht van graaf Waltger van Teisterbant. Na 939 kwam de Tielse burcht in handen van de Duitse keizer. Deze oude burcht is niet goed te lokaliseren. Wellicht heeft ze gelegen op de plaats, waar nu het politiebureau staat en waar op oude kaarten te lezen is “oude burcht”. Hoe dan ook, deze burcht had met de tol van Tiel als zodanig niets te maken. Zij werd in 1202 bij een Gelders-Hollandse aanval verwoest. Ge-
Het Tielse tolhuis en zijn omgeving in de loop van de eeuwen
17
Het terrein van het gesloopte tolhuis in 1563. durende de dertiende eeuw hadden de hertogen van Brabant, voor wie Tiel een buitenpost van hun gebied was, kennelijk geen behoefte aan de bouw van een nieuwe burcht ter plaatse. Gedurende de jaren 1280-1339 werd de stad Tiel steeds meer omstreden tussen Brabant en Gelre. Dat leverde ook binnen de stad wrijving op tussen de burgers. Er was een Brabantse en een Gelderse partij in de stad, hetgeen de verdedigingskracht bepaald niet ten goede kwam. Na een Gelderse verovering in 1334 kwam Tiel bij verdrag van 10 september 1339 definitief in handen van hertog Reinald II van Gelre. Het is duidelijk, dat – gezien de voorgeschiedenis – de Gelderse hertog weinig vertrouwen had in zijn nieuwe onderdanen. Daarom liet hij
Gelders Archief
aan de rand van de stad een dwangburcht bouwen, het tolhuis. De opdracht voor die bouw werd gegeven aan Johan Moliart, rentmeester en vertrouweling van de Gelderse hertog. In Tiel zal deze Moliart niet erg populair geweest
Het terrein van het tolhuis in 1650. Nummer 6 is de Gasthuismolen en nummer 15 de kapel van het Cellebroedersklooster. Fragment uit de kaart van Tiel van Jansonius
18
Vereniging Oudheidkamer voor Tiel en Omstreken - de nieuwe kroniek
zijn, omdat hij ook de proost was geweest van het Kapittel van Sint-Walburg, dat in 1315 met grof geweld door de Tielenaren uit de stad was verdreven. Hoe dan ook, Moliart bouwde in de jaren 13391343 aan de Waalzijde een kasteel, dat pal aan de rivier was gelegen. Aan de kant van de Waal was er een poort, waar de passerende schepen direct voor de nieuwe burcht konden aanleggen om aan hun betalingsplicht te voldoen. Maar het tolhuis had uiteraard aan de stadskant ook een poort, gelegen daar waar nu de Tolhuisstraat een bocht maakt. De burcht kon ook naar die kant worden bemand en zij vormde dan tegelijk een bescherming voor de eigenaar en een bedreiging voor de stad. Het gebruik van het tolhuis
Kort na het overlijden van hertog Reinald II van
Gelre brak in het hertogdom een burgeroorlog uit, die zou duren tot 1379. Daarin waren twee partijen actief, die naar hun leidende families de Heeckerens en de Bronkhorsten werden genoemd. De stad Tiel stond gedurende de hele burgeroorlog in feite aan de kant van de Bronkhorsten, maar werd diverse malen aangevallen en soms ook overrompeld door de Heeckerens en hun bondgenoten. Zodra er sprake was van een Heeckerense bezetting van de stad, werd de rol van het tolhuis duidelijk. De bezetters trokken er zich voor hun eigen veiligheid terug en hoe nodig dat was, bleek bijvoorbeeld met Pasen 1378. Om hun kerkelijke plicht te vervullen begaven Heeckerense heren zich in de stad Tiel, maar op de terugweg werden zij aangevallen en merendeels vermoord door woedende Tielenaren. En zo zijn er meer voorbeelden bekend, waarin de bezetters slechts met moeite binnen de
De Tolhuiswal met de molen in 1903.
Het Tielse tolhuis en zijn omgeving in de loop van de eeuwen
Collectie Smit/Kers
19
De Tolhuisstraat met zicht op de molen in 1903. veilige muren van het tolhuis konden vluchten. In de vijftiende eeuw verbleven diverse Gelderse vorsten regelmatig op hun Tielse burcht. De laatste van hen was Karel van Egmond, beter bekend als Karel van Gelre. Hij had een nauwe band met de stad Tiel, maar door de gebeurtenissen bekoelde de liefde van de kant van de burgerij snel. Na een zevental jaren van Habsburgse bezetting (1505-1512) keerde Tiel in 1512 terug in handen van hertog Karel en die zette nu alles op alles om de stad Tiel uit te bouwen tot een verdedigbare vesting. Karels vertrouwensman Hendrik Kollart van Lienden was in de volgende vijftien jaar als commandant van Tiel de feitelijke dictator in de stad. Hij werd daardoor weinig geliefd en moest kennelijk voor zijn eigen veiligheid in 1522 een woonhuis binnen de muren van het tolhuis laten bouwen.
20
Collectie Smit/Kers De sloop van het tolhuis
Bij de belegering van Tiel door de Habsburgse troepen in de zomer van 1528 bleek, dat het werk van Kollart effectief was. De stad doorstond het beleg glansrijk. Maar de lasten die de burgerij daarvoor had moeten opbrengen, waren zó hoog, dat men de oorlog ruimschoots zat was. Toen dan ook Karel van Gelre in zijn nadagen (1537) zijn land aan de koning van Frankrijk wilde nalaten en daarmee het uitzicht bood op een jarenlang vervolg van de Gelderse oorlogen, boden steden als Nijmegen en Tiel verzet. Aangespoord door Nijmeegse vrienden bestormden de Tielenaren het tolhuis. Na inname werd dat letterlijk tot de grond toe gesloopt. In 1542 werd besloten, dat de grond van het tolhuis door de stad Tiel zou worden uitgegeven. Maar na de Habsburgse machtsovername in Gelre een jaar later ontbrandde hierover een
Vereniging Oudheidkamer voor Tiel en Omstreken - de nieuwe kroniek
fel conflict tussen de magistraat van Tiel en het Hof van Gelre in Arnhem. In 1563 besloot het Hof om de grond van het Tielse tolhuis toe te wijzen aan Jacob Pieck, die in feite de opdracht had er een nieuwe (dwang)burcht op te bouwen. Doordat korte tijd later de troebelen in de Nederlanden uitbraken, die leidden tot een breuk met de Habsburgse macht, kwam dat er niet meer van. De tolhuisgrond bleef jarenlang vrijwel onbebouwd. Het huis van Kollart
Zoals opgemerkt liet Hendrik Kollart van Lienden in 1522 een woonhuis binnen de tolhuismuren bouwen. Merkwaardig genoeg bleef dit huis, dat pal naast de poort van het tolhuis was gelegen, in 1537 gespaard. Het werd jarenlang particulier bewoond en uiteraard in de loop van de eeuwen drastisch verbouwd. Later was dit het pand Tolhuisstraat 11. In de laatste fase herinnerde alleen de kelder nog aan de oorspronkelijke bouw. Maar inmiddels is ook dit allerlaatste stuk van het tolhuis aan de stadskant volledig gesloopt.
De Waalpoort
De poort van het tolhuis aan de Waalzijde werd na de sloop dichtgemetseld en de tolhuiswal ging daar als waterkering dienen. Bij werkzaamheden in de jaren negentig van de twintigste eeuw was er enige tijd discussie over het leggen van een nieuwe dijk dichter bij de Waal. In dat geval zou de tolhuispoort geopend kunnen worden en een entree naar de stad kunnen bieden. Uiteindelijk is echter besloten de wal gewoon als waterkering te handhaven en door middel van een damwand de bescherming te verbeteren. Daardoor is de poort – waarvan de contouren overigens goed zichtbaar zijn – dichtgemetseld gebleven. De Gasthuismolen
Kort na 1586 werd de molen van het Tielse Gasthuis, die oorspronkelijk aan de Ophemertse Dijk stond, verplaatst naar het braak liggende terrein van het tolhuis. Dit betrof een houten standerdmolen. In 1722 werd deze molen vervangen door een stenen bovenkruier. Vanaf 1767 was de molen in particuliere exploitatie, maar lange tijd vormde zij een blikvanger voor de stad Tiel aan de kant van de Waal. Toen de molen in de twintigste eeuw haar functie had verloren, besloot de eigenaar, de familie Van Lidth de Jeude in 1905 haar te laten slopen. In eerste instantie bleef slechts een fragment met de gedenksteen uit 1722 staan. Nu herinnert alleen een set molenwieken op de poort van het pand Tolhuiswal 21 de passant aan de vroegere Gasthuismolen. Het nieuwe theehuis met het restant van de gesloopte molen in 1906. Collectie Smit/Kers
Het Tielse tolhuis en zijn omgeving in de loop van de eeuwen
21
De kanonnen op de Tolhuiswal in 1917. Collectie Smit/Kers
Het Cellebroedersklooster
In juli 1465 vestigden de Cellebroeders zich in Tiel. Het betrof een kleine orde van broeders, die zich heel elementair bezig hielden met de zorg voor de medemens, namelijk de ziekenzorg. Zij mochten opmerkelijk genoeg hun klooster bouwen “naast de Tolhuyshoff ”, dat wil zeggen vrijwel tegen de burcht aan. Wellicht hoopte de commandant van de burcht zo
ook de zorg voor het op het tolhuis gelegerde garnizoen te kunnen garanderen. Het Cellebroedersklooster bleef maar klein, een kapel, een hospitaal en een huis voor de broeders. En al in het midden van de zestiende eeuw bleek zelfs dat te veel te zijn. De Cellebroeders verkochten hun bezit en vertrokken in 1552 uit Tiel. Hun kerkje bleef – overigens zonder kerkelijke functie – staan en ook enkele van hun huisjes. In 1766 mocht een zekere Peter van Oort op de Cel een paarden-, olie- of trasmolen bouwen. Dat bedrijf bestond tot in het begin van de negentiende eeuw. Op het onderste deel van de kapel, juist er naast, werd in 1851 een woonhuis gebouwd. Dit werd later de balletschool van Mevr. Nijholt. De twee panden die voortkwamen uit het Cellebroedersklooster, vormen aan de stadskant de enige herinnering aan de middeleeuwse situatie.
De beide op de resten van het Cellebroedersklooster gebouwde huizen.
22
Foto: E. Smit
Vereniging Oudheidkamer voor Tiel en Omstreken - de nieuwe kroniek
De kanonnen op de tolhuiswal
Voor de niet-ingewijden maakte de tolhuiswal tot vijftien jaar geleden nog een militaire indruk. Twee kanonnen leken hier de stad te beschermen. In zekere zin deden ze dat ook. Tot in de Tweede Wereldoorlog stonden op dit punt twee kanonnen die door het lossen van een aantal schoten de bevolking in de omgeving moesten waarschuwen voor hoog water en kruiend ijs. Deze kanonnen zijn door de Duitsers verwijderd en waarschijnlijk omgesmolten om er nieuw geschut van te maken. Na de oorlog kwamen hier twee andere – in 1819 in Luik gegoten – kanonnen voor in de plaats, die overigens alleen als ornament dienden. Omdat men na de restauratie van de tolhuiswal de draagkracht niet meer vertrouwde, werden de kanonnen niet meer te-
rug geplaatst. Inmiddels hebben zij iets meer in de richting van de haven een nieuwe plaats gekregen. Bronnen: H. van Heiningen, Devotie en Macht in Tiel. Tiel, 2009. H. van Heiningen, Versteend Verleden. Tiel, 1999. H.J. Kers, Album van Tiel. Tiel, 1992. H.J. Kers en E. Smit (red), Kalendarium van Tiel. Tiel, 1993-2001. M.J. van Lennep, Het Tielsche Cellebroedersklooster. In: Bijdragen en Mededelingen van Gelre LXII (1965/67), pag. 132-138. E.D. Rink, Beschrijving der Stad Tiel. Tiel, 1836. E.J.Th.A.M.A. Smit en H.J. Kers, De Geschiedenis van Tiel. Tiel, 2001.
De plaats waar het huis van Hendrik Kollart heeft gestaan. (Inzetje: Het toegangshek met afbeelding van molenwieken van het huis Tolhuiswal 21) Foto’s: E. Smit
Het Tielse tolhuis en zijn omgeving in de loop van de eeuwen
23
In ieder nummer van de kroniek richten we de schijnwerper op een lid van de Oudheidkamer die een bijzondere bijdrage levert of rol vervult binnen onze vereniging. Ook leden die buiten onze Vereniging activiteiten ontplooien die aansluiten bij de doelen van de Vereniging Oudheidkamer of belangrijk zijn voor het behoud van het cultureel erfgoed in stad of regio kunnen in deze rubriek aan bod komen. In dit nummer staat fotograaf, videograaf en vaste leverancier van veel beeldmateriaal voor De Nieuwe Kroniek, Jan Bouwhuis, in de schijnwerper.
Schijnwerper op... Jan Bouwhuis, fotograaf De wieg van Jan Bouwhuis stond in 1947 in Amersfoort. Zijn vader, Gerrit Bouwhuis, was toen dienstplichtig militair en was in februari 1947 naar het toen nog Nederlands-Indië uitgezonden. Zijn zwangere echtgenote, de moeder van Jan, koos er voor om daarom tijdelijk bij haar ouders in Amersfoort te gaan wonen. Daar werd Jan geboren. Al spoedig keerde het gezin weer terug naar Tiel, waar Jan tot nu toe steeds gewoond en gewerkt heeft. Vader Gerrit
Vader Gerrit had al vroeg belangstelling voor audiovisuele media. Met de gebrekkige hulpmiddelen van die tijd maakte hij voor, tijdens en vlak na de oorlog geluidsopnamen op eigen gesneden lakplaten. Op die manier legde hij op een unieke manier een stuk Tielse geschiedenis vast. De audiotheek van Gerrit Bouwhuis heeft sinds zoon Jan de platen aan de voorganger van het museum ‘Beeld en Geluid’ in Hilversum schonk landelijke bekendheid gekregen en wordt gezien als een belangrijke historische bron. Enkele jaren geleden wijdde de VPRO er een aantal radio uitzendingen aan. Veel bijzondere fragmenten van het historisch belangrijke materiaal was tijdens deze uitzendingen te
24
Door Bert Leenders
horen. Ook bij het leven in de oorlog werd bij die uitzendingen uitvoerig stilgestaan. In oktober 2010 werd het bestaan van dit historisch materiaal opnieuw onder de aandacht van het grote publiek gebracht toen Jan, begeleid door camera’s van TV-Gelderland nog eens ging kijken of het door hem geschonken materiaal bij het museum voor Beeld en Geluid wel in goede handen was. Dat bleek het geval. Na terugkeer uit Nederlands-Indië heeft vader Gerrit behalve een enkel uitstapje in een andere richting zijn kost verdiend met de fotografie. Vanaf 1952 vestigde hij zich als zelfstandig fotograaf en later opende hij daarnaast een fotozaak in de Waterstraat. Daar heeft Jan het grootste deel van zijn jeugd gewoond. Beroepskeuze
Na de middelbare school moest hij een beroepsrichting kiezen. Via de vader van zijn moeder maakte hij kennis met de bouwwereld; met hulp van zijn vader ontwikkelde hij zich tot een verwoed amateurfotograaf. Jan koos voor een bouwkundige opleiding en trad in dienst bij aannemersbedrijf Beutener, dat later opging in de Koninklijke BAM Groep NV. In 1977 over-
Vereniging Oudheidkamer voor Tiel en Omstreken - de nieuwe kroniek
Jan volgt alle veranderingen in Tiel op de voet. Uitbreiding van de Agnietenhof. Foto: Jan Bouwhuis leed zijn vader. Jan kreeg van zijn werkgever de gelegenheid om naast zijn bouwkundige functie de persfotografie van zijn vader voort te zetten. Door het volgen van opleidingen aan de fotovakschool had hij daarvoor ook de nodige vaktechnische kennis vergaard. In 1999 stopte hij bij BAM en werd de fotografie voortaan zijn hoofdberoep. In een artikel in de Gelderlander van zaterdag 4 september 2010 legt Jan uit dat een beroepsfotograaf in de tijd, dat nog met films gewerkt werd, meerdere camera’s nodig had om onder alle omstandigheden te kunnen fotograferen. Je moest dan zorgen dat je snel een keuze kon maken uit verschillende (lichtgevoelige) filmpjes en verschillende lenzen. Het tijdrovende ontwikkel- en afdrukproces zorgde ook regelmatig voor veel druk om foto’s op tijd klaar te krijgen. Jan: “Een aardig voorbeeld hiervan is wat zich tijdens een foto-
Schijnwerper op... Jan Bouwhuis
sessie bij het concert van de band ‘Doe Maar’ op de Waalkade afspeelde. Cor de Kock maakte tijdens het concert luchtfoto’s vanuit een vliegtuig. Ik fotografeerde op de begane grond. Om de luchtopnamen tijdig te kunnen afleveren, spraken Cor en ik af dat hij het rolletje met negatieven vanuit het vliegtuig goed zichtbaar verpakt omlaag zou gooien. Ik ving het op en kon er zo voor zorgen dat de foto’s de volgende dag in de kranten stonden. Overigens had die ‘oude fotografie’ ook zijn leuke kanten. Voor het maken van goede foto’s was veel ervaring en vakkennis nodig. Ik heb heel wat afgeëxperimenteerd met licht, sluitertijden en de juiste mix van chemicaliën om de foto’s goed te ontwikkelen. Fotograferen wordt wel spelen met licht genoemd. Ook dat ontwikkelen en afdrukken was een tijdrovend onderdeel. Gelukkig werd ik in die tijd daarbij geholpen door mijn vrouw Tonnie, die veel ad-
25
ministratief en archiefwerk deed.” Nadat de digitale camera’s van voldoende kwaliteit waren voor de beroepsfotografie werd het een stuk lichter. Maar nog steeds heeft zijn uitrusting een behoorlijk gewicht. Zeker wanneer ook de videocamera meemoet. Jan maakt namelijk voor diverse opdrachtgevers waar onder TV–Gelderland niet alleen foto’s maar ook videopnamen. Regelmatig zijn zijn video-opnames op het nieuws en in andere programma’s van tv-Gelderland te zien. Omvangrijk archief
Jan heeft ondertussen een schat aan foto’s in zijn archief. Vanaf 1963 is dat zijn eigen werk. De decennia daarvoor komen de beelden uit het archief van zijn vader. Op zijn website staat een selectie van zijn omvangrijke oeuvre. Regelmatig wordt hij vanuit heel Nederland maar soms ook daarbuiten gevraagd om actuele maar ook afdrukken van foto’s uit het verre verleden op te sturen. Jan plaatst een selectie van zijn foto’s chronologisch per maand op zijn website. Door in zijn fotoarchief te bladeren krijg je daardoor een mooi beeldverslag over een achterliggende periode. Je kunt er ook op trefwoord zoeken. Aan pensioen moet Jan nog niet denken en vutEen mooi plaatje; hoog water op de Waal.
26
regelingen bestaan niet voor ZZP-ers. Voorlopig gaat hij dus door met het vastleggen van alles wat de moeite waard is om te publiceren of te bewaren voor het nageslacht. Jan is gehuwd en heeft een dochter, een zoon en drie kleinkinderen. Zijn kinderen hebben niet voor een carrière in de fotografie gekozen. Zijn zoon is wel een onmisbare steun bij alle digitale activiteiten en lost de problemen die zich hierbij voordoen op. Zonder deze hulp zou Jan op dit gebied minder geavanceerd kunnen werken. Om uit te sluiten dat zijn archief voor de stad Tiel en zijn (toekomstige) inwoners verloren gaat, heeft hij nu al afspraken gemaakt voor de overdracht van zijn collectie in de toekomst aan het regionaal archief. Betrokkenheid bij Tiel
Uit zijn collectie en de manier waarop hij deze beheert, blijkt zijn betrokkenheid bij de stad. Jan wil iedereen die iets wil publiceren over de aspecten van de stad graag ter wille zijn. Omdat hij met de fotografie ook de kost moet verdienen kan dit natuurlijk niet altijd gratis. De betrokkenheid van Bouwhuis blijkt ook uit zijn lidmaatschap van het bestuur van de voorganger van de Vereniging van Centrumwinkeliers, Foto: Jan Bouwhuis
Vereniging Oudheidkamer voor Tiel en Omstreken - de nieuwe kroniek
Hart van Tiel, Van 1999 tot 2008 was Jan daar lid van. Door zijn werk en de belangstelling voor de stad weet Jan veel te vertellen over de recente geschiedenis van Tiel en zijn inwoners. Hij deelt die kennis graag met anderen. De Oudheidkamer
Op initiatief van Emile Smit en Jan Kers werd Jan betrokken bij de Historische Werkgroep. Emile was niet tevreden over de kwaliteit van het fotomateriaal in de eerste uitgaven van de Historische Werkgroep en zocht in 2000 contact met Jan om hierin verbetering te brengen. Het was het begin van een langdurige samenwerking. Jan leverde niet alleen veel fotomateriaal, hij reproduceerde ook bestaand materiaal en verbeterde waar nodig de kwaliteit hiervan. Tegenwoordig is met de digitale fotografie op dat gebied heel veel mogelijk. Dankzij de betrokkenheid van Jan Bouwhuis is het beeldmateriaal in de uitgaven van Historische Werkgroep en/of Oudheidkamer van een hoog niveau. Met Jan Kers, Roel de Jongh, Teo Borm en Annemarie Slager ontstond een hechte samenwerking. Naast het werk voor de Historische Werkgroep heeft Jan aan veel meer boeken meegewerkt. Meestal hadden een flink deel van de illustraties betrekking op de historie. Mooie voorbeelden zijn naast de uitgaven van de Oudheidkamer enkele boeken van Huub van Heiningen. Los daarvan is Jan al jaren huisfotograaf van de Gelderlander en De Zakengids. Voor deze kranten maar ook om zijn archief zo compleet mogelijk te houden volgt hij het nieuws en speurt naarstig de agenda’s af van overheidsorganisaties, instellingen en bedrijven. Beeldmateriaal wordt steeds belangrijker
De laatste jaren is het belang van het beeldmateriaal in boeken, kranten en tijdschriften sterk
Schijnwerper op... Jan Bouwhuis
toegenomen. Foto’s hebben niet langer louter de functie om het geschreven woord met een plaatje toe te lichten. Jan: “Mooie foto’s in voldoende aantal bepalen in toenemende mate of de doorsnee lezer een boek of tijdschrift koopt en vervolgens leest. Vooral door schrijvers wordt het belang van veel en goed beeldmateriaal ondergewaardeerd. Beeld is voor hen vaak een ondergeschoven kindje. Ook bij de Historische Werkgroep treft hij deze opvatting aan. Auteurs zijn vooral bezig met hun teksten en bekommeren zich nauwelijks over de illustraties. De moderne mens wil veel plaatjes zien. Internet, film en video zijn bezig het geschreven woord op papier langzaam te verdringen. Om de aandacht voor het beeldmateriaal te vergroten en te bevorderen dat auteurs meer aandacht aan de broodnodige illustraties schenken is Jan lid geworden van de Historische Werkgroep. Jan vindt dat ook het bestuur van de Oudheidkamer daar op moet inspelen door naast de uitgaven van boeken veel meer te laten vastleggen via aantrekkelijke audio-visuele producties In de werkgroep beeld en geluid hebben we daar nu een bescheiden begin mee gemaakt”. Jan doet veel voor de Oudheidkamer. Nog niet genoemd is zijn bijdrage aan de Nieuwe Kroniek. Het is ontzettend plezierig wanneer je als eindredacteur een vaag omschreven wenslijstje voor foto’s naar Jan kunt mailen en dan enkele dagen later een keur aan foto’s toegezonden krijgt waar je maar uit kunt kiezen. Dat zijn bijdragen gewaardeerd worden blijkt wel uit de enthousiaste reacties die het bestuur en uw redacteur krijgt over de vormgeving en illustraties van dit blad. Om de activiteiten voor de Oudheidkamer compleet te maken mag zijn betrokkenheid bij de nieuwe website die hij samen met Ton de Kok, Annemarie Sla-
27
Jan Bouwhuis aan het werk in corsotijd ger en webmaster Dick Buijs voor de HWT maakte, niet onvermeld blijven. Fruitcorso
Een uniek onderdeel van zijn fotocollectie wordt in beslag genomen door het fruitcorso. Jan heeft vanaf zijn dertiende, toen het eerste Oogst – en Fruitcorso in Drumpt gehouden werd, alle corso’s van de achterliggende 50 jaar gefotografeerd. Ook van de corsoweek en het bouwen van de wagens heeft hij heel veel materiaal. Dat materiaal wordt gebruikt voor het boek: “De peren laten los”. Een rijk geïllustreerd boek, dat de geschiedenis vertelt van 50 jaar fruitcorso. Bij het boek, dat een omvang krijgt van ongeveer 160 pagina’s, wordt een DVD geleverd met afbeeldingen van de ruim 700 corsowagens die er in de periode van 1961 tot en met 2010 gemaakt zijn. Een dummy
28
exemplaar geeft een veelbelovend beeld van hoe het boek er uit gaat zien. De verhouding tussen tekst en beeld is precies zoals Jan dat graag ziet en wenselijk vindt: 60 % beeld en 40 % tekst. Alleen het zien van de voorbeeldbladzijden maken het boek al tot een begerenswaardig object. Voor meer informatie over het corsojubileumboek: zie www.fruitcorsoboek.nl. Via deze website kunt u het boek met korting bestellen. Voor meer informatie over de vader van Jan, Gerrit Bouwhuis: zie het door Johan Goossen geschreven lemma in deel 5 van het biografisch woordenboek van Tiel; uitgave: Oudheidkamer Tiel.
Vereniging Oudheidkamer voor Tiel en Omstreken - de nieuwe kroniek
Een vlooienklap is een karakteristieke kist uit het Rivierengebied die werd gebruikt om kleinigheden in op te bergen en die tevens diende om makkelijker in de bedstee te kunnen stappen. De conservator van het Flipje en Streekmuseum, Peter Schipper haalt en vanaf dit nummer steeds een bijzonder voorwerp uit en belicht dit in de Nieuwe Kroniek.
‘Uit de vlooienklap’ Door Peter Schipper
Oranje boven op een tabaksdoos Samen kwamen ze enige tijd geleden langs in het museum, een moeder met haar dochter. De oudere dame was al op leeftijd en dan komt het moment waarop je ‘schoon schip’ wilt maken. ‘Ziet u meneer, eigenlijk wilde ik alles weggooien, maar m’n dochter zei laten we eerst nog even bij het museum langs gaan. Misschien hebben ze daar wat aan deze spullen’. Nu, dat hadden we zeker! Achtereenvolgens legde deze mevrouw kleine pareltjes van locale historie op tafel, zoals een bevrijdingsrok, als herinnering aan het afschudden van het Duitse juk door vrouwen gemaakt van diverse stroken kleurige textiel. Het mooiste en kostbaarste object is echter een geel koperen tabaksdoos met een gegraveerde versiering. De eigenaar woonde eens in Maurik en had er menig pijpje mee gevuld, want de vertinde binnenkant vertoont de slijtageplekken van zijn grijpgrage vingers. Op het deksel van de tabaksdoos zien we links het portret van stadhouder prins Willem V van Oranje en rechts dat van zijn echtgenote
Uit de vlooienklap
prinses Wilhelmina van Pruissen. Tussen hen in bloeit de Oranjeboom. Op de achterzijde staat de tekst: ‘Oranje door Gods kragt Geeft Eendragt Vreed en Macht. Soo Lang als Zon en Maan Sal aan den hemel schijnen Sal Nooijt de oranje Couler (= kleur) verwelken of Verdwijnen. Soo Lang Jehova Godt gedenkt aan Zijn Verbond En Zijnen Boog Vertoond aan dit benede Rond Zoo lang Er Schepzels Zijn die Haaren Maaker Looven Soo Lang de werelt staat Blijft Noog oranje Booven. Door Godes kragt en Pruijsische Macht is de oranje stam in Fleur gebragt. An(n)o 1787’ Afbeelding en tekst verwijzen naar een roerige tijd toen Prinsgezinden en Patriotten elkaar in de haren vlogen. In Holland en de stad Utrecht maakten de Patriotten de dienst uit. Stadhouder Willem V trad zwak op en moest in 1785 uitwijken naar Nijmegen.
29
Toen Patriotten op 28 juni 1787 prinses Wilhelmina tijdens haar reis naar Den Haag bij Goejanverwellesluis (tussen Schoonhoven en Haastrecht) tegenhielden, leidde dit tot spanningen. Ook in Tiel trok begin juli dat jaar een woedende menigte ‘Prinsgezinden’ door de straten en plunderde huizen van Patriotten. De broer van Wilhelmina, de machtige koning van Pruissen, stuurde 20.000 soldaten om orde op zaken te stellen en Willem V in Holland in zijn macht te herstellen. Hierop slaan de woorden ‘Pruijsische Macht’ in de tekst op de
Foto: Flipje en streekmuseum tabaksdoos. De Patriotten leden een nederlaag en zouden pas in 1794 met de Franse legers zegevierend terugkeren. Door de tabaksdoos met deze voorstelling en tekst bij zich te dragen maakte de eigenaar duidelijk waar zijn sympathie lag of zoals we dat nu zouden zeggen: hij maakte een politiek statement. En zo past deze bijzondere tabaksdoos prima in de canon van de Tielse geschiedenis binnen ons museum. Daar kan men hem ook komen bekijken.
Website Oudheidkamer vernieuwd Webmaster Dick Buis heeft de website va onze vereniging (www.oudheidkamer-tiel. nl ) in een nieuw jasje gestoken. De website is kleurrijker en overzichtelijker geworden en het navigeren is een stuk gemakkelijker. Op de website vindt u onder meer het volgende nieuws: • Foto’s van de nieuwjaarsreceptie 2011 • Informatie over drie nieuwe boekjes van ons lid John Landwehr over hoe wij vroeger ons brood verdienden, speelden en reisden. • De nieuwe website van de historische werkgroep • De uitspraak van de Raad van State in het beroep dat de Oudheidkamer aanspande tegen het bestemmingsplan Binnenstad • Het actuele activiteitenprogramma • Informatie over een vernieuwde uitgave van de eerste voorzitter van de Oudheidkamer, Johan A. Heuf. Zijn schrijversnaam was Huf van Buren.
30
Vereniging Oudheidkamer voor Tiel en Omstreken - de nieuwe kroniek
Nieuws van het Regionaal Archief Rivierenland Door E. Kok-Majewska Fraaie negentiende-eeuwse bouwtekeningen boven water
Het archief van de gemeente Tiel over de periode 1852-1946 is zeer omvangrijk; het is het grootste archief van het RAR met een totale omvang van zo’n 400 meter. Momenteel wordt dit archief geïnventariseerd. Tijdens de inventarisatie van een hele stelling los materiaal stuitte de inventarisator op ca. 240 bouwtekeningen en bouwaanvragen uit de periode 1850-1900. Veelal geveltekeningen en er zitten hele fraaie bij! Dit bestand vormt een mooie aanvulling op de reeds bekende bouwtekeningen uit de negentiende eeuw. Het bestand is des te interessanter omdat er in deze periode vaak geen tekeningen werden aangetroffen bij bouwaanvragen én omdat de gevels op de tekeningen inmiddels vaak niet meer bestaan. Dit heeft een aantal oorzaken: de verwoestingen tijdens de Tweede Wereldoorlog, sloop van panden en doordat gebruikers in de loop van de tijd de gevels vaak totaal veranderd of vernieuwd hebben. Door dit soort bouwtekeningen en oude foto’s en prentbriefkaarten kunnen we ons toch een beeld van het oude stadsgezicht vormen. De bouwaanvragen en tekeningen zijn allemaal apart op straat beschreven. Deze lijst is binnenkort voor iedereen op de website te raadplegen. Veel tekeningen geïdentificeerd!
Oude bouwtekeningen zijn vaak heel lastig te koppelen aan een bepaald pand, omdat er in de loop van de jaren verschillende nummeringen hebben bestaan, waar geen sluitende concordanties van bestaan. Oude bouwtekeningen kunnen daarom meestal alleen met intensief onderzoek worden herleid tot een pand of locatie. Dankzij de grote kennis van de heer H. van Heiningen over Tiel kon een belangrijk deel van de aangetroffen tekeningen worden geïdentificeerd. De heer Van Heiningen heeft de tekeningen onderzocht en kon veel tekeningen linken aan een pand. Uiteraard gaat dit vaak om niet meer bestaande panden, maar in diverse gevallen bleek het om tekeningen van nog bestaande panden te gaan. De gegevens die de heer Van Heiningen aan het Regionaal Archief Rivierenland heeft verstrekt, zijn in de beschrijvingen van de tekeningen opgenomen en dus binnenkort voor het publiek beschikbaar.
Nieuw van het RAR
Bouwtekening bij het verzoek van G. Stellaard tot het verbouwen van de gevel van het pand A 35 (Voorstad 16). Archief gemeentebestuur Tiel 1852-1946, inv.nr. 3649.
31
Wij zijn de heer van Heiningen uiteraard zeer erkentelijk voor zijn medewerking en tijdsinvestering om deze tekeningen voor iedereen toegankelijker te maken. Hierbij een voorbeeld van een pand, waarvan de gevel in de vorm van de tekening niet meer bestaat, maar dat wel nog herkenbaar op een prentbriefkaart uit 1956 werd teruggevonden: Voorstad 16. Inhoud van De Drie Steden. 2010 nummer 2.
Prentbriefkaart van de Voorstad, 1956, uitgever sigarenma-
In het tweede nummer van 2010 zijn drie ar- gazijn De Voorstad, drukker Jos Pe. Collectie Prentbriefkaartikelen opgenomen. Om te beginnen over de ten RAR. Het pand geheel rechts is Voorstad 16. overgang van de Oude naar de Nieuwe stijl in Buren en Tiel. Bij de overgang naar de nieuwe kalender werden zomaar tien of elf dagen uit de geschiedenis geschrapt! Daarnaast vindt u het eerste van twee artikelen over een onderzoek naar de rouwborden en de geschiedenis van de familie Van den Steen, een voor Tiel belangrijke regentenfamilie. Veel lezers zullen de opvallende rouwborden in de St. Maartenskerk wel kennen. Het derde artikel betreft de Winterhulp in Culemborg. Hierin is te lezen hoe ambtenaren in Culemborg zich aan medewerking wisten te onttrekken ondanks de aanbeveling van hun burgemeester. Nieuwbouw archief
Het Regionaal Archief Rivierenland heeft van de gemeente Tiel een beschikking gekregen waarin de huisnummers in de nieuwe straat die door de bouw van RAR en SCW ontstaan is, zijn toegekend. Onze huisnummer is nummer 3 geworden. Dus vanaf 2012 zal het nieuwe adres van het archief zijn: J.S. de Jongplein 3. Op 30 september 2010 heeft gedeputeerde Esmeijer, in aanwezigheid van meer dan 100 genodigden uit de deelnemende gemeenten en provincie, officieel de eerste bouwhandeling verricht door het storten van de eerste kubel beton voor de archiefbewaarplaats. In de vers gestorte beton werd ook symbolisch een bouwoorkonde geworpen door de directeuren van RAR en SCW. De tekst van de oorkonde luid: Oorkonde In het jaar 2000 en tien op 30 september is deze oorkonde door directeur van het Regionaal Archief Rivierenland en H. Suijdendorp directeur van Woningbouwvereniging SCW in deze fundamenten geplaatst. Dit gebeurde, bij het storten van de eerste kubel beton voor de archiefbewaarplaats, in de aanwezigheid van hoogwaardigheidbekleders van de gemeenten Tiel, Buren, Culemborg, Geldermalsen, Neder-Betuwe en Neerijnen en de Provincie Gelderland en vele anderen. Deze handelingen is een belangrijk moment waarop het RAR jaren heeft gewacht. De bouw van het nieuwe archief is een feit! Volgens planning zullen de bouwwerkzaamheden eind 2011 afgerond worden, zodat begin 2012 na de verhuizing het gebouw in gebruik genomen kan worden!
32
Vereniging Oudheidkamer voor Tiel en Omstreken - de nieuwe kroniek