Werkingsverslag 2013
cgg PRISMA vzw
Voorwoord
2
1. Bestuursorganen 1.1. Algemene vergadering 1.2. Raad van bestuur 1.3. Dagelijks bestuur
3
2. Organogram
4
3. Werkingsgebied en kenmerken van het werkingsgebied
5
4. Vestigingsplaatsen 4.1. CGG Prisma – locatie Beernem 4.2. CGG Prisma – locatie Blankenberge 4.3. CGG Prisma – locatie Oostende - Volwassenenteam 4.4. CGG Prisma – locatie Oostende – Kinderen- en Jongerenteam 4.5. CGG Prisma – locatie Torhout 4.6. CGG Prisma – maatschappelijke zetel
8
5. Personeelsbestand 5.1. Directie 5.2. Psychiatrische functies 5.3. Psychologische functies 5.4. Maatschappelijke functies/ aanvullende functies 5.5. Administratieve functies 5.6. Vrijwilligers 5.7. Kenmerken van de personeelsequipe
9
6. Samenvattend werkingsverslag 6.1. Hulpverleningsopdracht 6.2. Traject van de cliënt binnen de dienstverlening 6.3. Samenvattende tabellen werking cgg Prisma – registratiegegevens 6.3.1. Inleiding 6.3.2. Cijfergegevens 6.3.2.1. Samenstelling cliëntengroep 6.3.2.2. Demografische gegevens 6.3.2.3. Verwijzende instanties 6.3.2.4. Diagnostiek 6.3.2.5. Activiteiten 6.3.2.6. Wachttijden 6.3.2.7. Afsluitingen en doorverwijzingen 6.4. Participaties en vertegenwoordigingen 6.5. Specifieke werkingen en projecten 6.5.1. Ampel 6.5.2. Project IRIS 6.5.3. FIT 6.5.4. Patend 6.5.5. TAZ
15 15 16 17 17 18 18 22 26 28 31 33 35 35 37 37 39 39 40 40
7. Beleidsontwikkelingen
45
8. Benchmarking
49
1
Werkingsverslag 2013 – cgg Prisma vzw
Voorwoord Geachte lezer, de
Hierbij presenteren we het 14 werkingsverslag van ons centrum. Naast de vele cijfers, tabellen en grafieken die de werking voorstellen, staan we ook stil bij de ontwikkelingen binnen het ggz-landschap en bij het beantwoorden van deze ontwikkelingen door ons cgg samen met de andere ggz-partners. Ook willen we de veranderingen in het maatschappelijk bestel niet uit het oog verliezen en dit aan ons laten voorbijgaan. We willen stevig ingebed zitten en rekening houden met deze maatschappelijke ontwikkelingen en onze opdrachten hier ook op afstemmen. De verbreding van de zorg, het ontwikkelen van werkmethodes naar specifieke doelgroepen doen het professionalisme van de organisatie stijgen. Overleg, samenwerking, afstemming komen meer en meer centraal te staan en dit niet alleen in functie van de cliënt maar eveneens in relatie met de ontwikkelingen in het zorglandschap. De cijfers in het werkingsverslag staan voor een verhaal. Het verhaal van de individuele cliënt is evenwel niet in cijfers of grafieken weer te geven. Het is echter ook het verhaal van de reis die de hulpverlener met de cliënt onderneemt. De hulpverlener gidst de cliënt doorheen angst, ontreddering, lijden, twijfel, pijn. Een verhaal van wantrouwen, vrees en vluchten. Een verhaal van zoeken en vinden, vallen en opstaan, vastnemen en loslaten. Tot slot wil ik binnen dit voorwoord nog alle medewerkers bedanken voor hun inzet. Een inzet die gemaakt heeft wat het cgg Prisma nu is. Veel leesgenot.
Marc Berkers Directeur – algemeen coördinator
2
Werkingsverslag 2013 – cgg Prisma vzw
CGG Prisma vzw
1.Bestuursorganen 1.1. Leden van de Algemene Vergadering (dd. 31 december 2013): Dhr. Jozef Bonte Dhr. Carlos Breckpot Mevr An Casteleyn Mevr. Marianne Desoete Dhr. Jozef Dumoulin Dhr. Herman Himpens Dhr. Etienne Lievens
Mevr. Brigitta Monbaliu Dhr. Robert Paulus Dhr. Patrick Penders Dhr. Koen Oosterlinck Dhr. Rik Ouvry Dhr. Luc Simoens Dhr. Reginald Steenkiste
De algemene vergadering kwam samen in het werkjaar 2013 op maandag 6 mei. 1.2. Raad van bestuur Dhr. Carlos Breckpot, secretaris Mevr. An Casteleyn Dhr. Wim Crommelinck, voorzitter – tot 6 mei 2013 Dhr. Patrick Penders, voorzitter – vanaf 6 mei 2013 Dhr. Etienne Lievens, Mevr. Brigitta Monbaliu Dhr. Koen Oosterlinck Dhr. Rik Ouvry, Dhr. Luc Simoens Dhr. Reginald Steenkiste, penningmeester De Raad van bestuur kwam 2 maal samen in het werkjaar 2013 onder het voorzitterschap van dhr Wim Crommelinck en dit op volgende data: 18 februari en 6 mei. Onder het voorzitterschap van dhr Patrick Penders waren de vergaderdata 16 september en 2 december 2013. De Algemene Vergadering vond plaats op 6 mei 2014. 1.3. Dagelijks bestuur Het dagelijks bestuur wordt gevormd door Dhr. Carlos Breckpot Dhr. Etienne Lievens Dhr. Patrick Penders Dhr. Marc Berkers Het Dagelijks Bestuur vergaderde in 2013 op 8 februari, 29 maart, 26 april, 11 juni, 6 september en 8 november. Het Dagelijks Bestuur bereidt de vergadering van de Raad van Bestuur voor en volgt nadien de genomen besluiten verder op. Het dagelijks bestuur bespreekt de concrete werking inzake beleid, personeel, huisvesting, uitrusting, projectwerking, werkgroepen,…
3
Werkingsverslag 2013 – cgg Prisma vzw
2. Organogram (31.12.2013) Bestuursorganen
Algemene Vergadering Raad van Bestuur
Directie
Dagelijks Bestuur directeur - algemeen coördinator Marc Berkers
Adviserende functies
Coördinatorenoverleg (Doevo) kwaliteitscoördinator: A. Verslyppe registratieverantwoordelijke: T. Blontrock ict-verantwoordelijke: T. Corbisier
Kinderen en jongeren
doelgroepwerkingen
Pascale Sibiet doelgroepcoördinator Deelwerkingen therapeutische medewerkers
blankenberge
oostende
Marijke Nikita De Rycke Driesmans Natalie Nikita De Rycke Werbrouck Evlyn Loose Maja Dobelaere Nancy Spegelaere Fien Hales
Volwassenen & ouderen Rik Houttekier
blankenberge Eliane Savels Isabelle Torricelli Leen Goeminne Inge De Vielder Jonas Ghyselinck Hilde Descamps Catherine Muyllaert
torhout Tom Blontrock Jo Magerman Tania De Roo Hilde Coppens Sandra Vanlerberghe
Adelin Verslyppe
oostende volwassenen Glenn Strubbe Greet Vannecke Martine Soetaert Sigrid Vanthuyne Walter Van Hecke Marieke Vanderpoorten
oostende ouderen Brunilde Van Acker
Forensiche
Doelgroep pers verstandelijke beperking
Dirk Debbaut
Trees Vangansbeke
beernem Fides a Patend Nils Verbeeck Nils Verbeeck Dominiek Derore Siebrecht Sarah Van De Vanhooren Walle Sofie Pollet Julie Pecceu
beernem Ampel Delphine Boone Ariane De Laere
Tine Morisse *
Christine Brauwers*
Ouderen Jessica Degelaen administratieve medewerkers
Chantal Fauconnier Veronique Van Laeken
Caroline Van Walleghem Tim Corbisier
Kista Van Den Eeckhaut Nicole Depraetere
Andreea Soricu
Sabine Van Acker
* Iris
4
Werkingsverslag 2013 – cgg Prisma vzw
* gedetacheerd
3. Werkingsgebied en kenmerken Het werkingsgebied van het CGG Prisma vzw omvat de bestuurlijke arrondissementen Brugge en Oostende en wordt gevormd door de gemeenten Beernem, Blankenberge, Bredene, Brugge, Damme, De Haan, Gistel, Ichtegem, Jabbeke, Knokke-Heist, Middelkerke, Oudenburg, Oostende, Oostkamp, Torhout, Zedelgem en Zuienkerke. Het aantal inwoners bedraagt per 1 januari 2013 432.963 personen (bron fgov-economie)n een stijging met 1.102 eenheden (+ 0.26%). 3.1. Aantal inwoners per gemeente en arrondissement Totaal
Mannen 212.352
Vrouwen 220.341
totaal 432.693
137.139 7.877 9.532 57.050 5.446 6.983 16.159 11.416 10.123 11.159 1.394
142.351 7.512 10.150 60.527 5.409 6.896 17.994 11.541 10.161 11.190 1.371
279.490 15.389 19.682 117.577 10.855 13.879 33.753 22.957 20.284 22.349 2.765
75.213 8.361 6.083 5.924 6.972 9.385 33.990 4.498
77.990 8.393 6.480 5.947 6.897 9.698 35.979 4.596
153.203 16.754 12.563 11.871 13.869 19.083 69.969 9.094
Arrondissement Brugge Beernem Blankenberge Brugge Damme Jabbeke Knokke-Heist Oostkamp Torhout Zedelgem Zuienkerke Arrondissement Oostende Bredene De Haan Gistel Ichtegem Middelkerke Oostende Oudenburg
3.2.
Demografische kenmerken van de regio (bron: Steunpunt sociale planning West-Vlaanderen – Demografische fiches)
3.2.1.
Bevolkingsstructuur
In de opdrachtsverklaring van het centrum wordt gesteld dat we ons richten naar alle leeftijdscategorieën. Een goede kennis van de samenstelling naar leeftijdsopbouw is dan ook van belang, meer bepaald het kunnen anticiperen op de evoluties die zich aandienen en het beleid daarop afstemmen. Procentuele verdeling (2013) leeftijdsklassen
arr.Oostende
arr.Brugge
W-VL
0-17j
16,30
17,08
18,27
18-24j
8,82
9,27
9,54
5
Werkingsverslag 2013 – cgg Prisma vzw
26-35j
10,40
10,99
11,49
36-59j
32,76
33,46
32,93
60-79j
24,60
22,67
21,37
7,11
6,53
6,40
80+
De cijfers tonen aan dat er procentueel minder jongeren wonen in de beide arrondissementen in vergelijking met de aanwezigheid van jongeren over de provincie West-Vlaanderen. Daartegenover staat dat beide arrondissementen procentueel meer 60+s kent dan de provincie West-Vlaanderen. De bevolkingsgroep 60+ bedraagt voor de arrondissementen Oostende en Brugge aldus respectievelijk 31,7 en 29,2 % van de totale bevolking tov 27,77 % in de provincie West-Vlaanderen.
De trend van procentueel minder jongeren en procentueel meer ouderen blijft zich verder manifesteren. Evolutie in reële aantallen Arrond. Oostende leeftijdsklassen 0-17j
2005 2013 26.535 25.040
18-24j
12.647
13.558
26-35j
16.867
15.982
36-59j
50.422
60-79j 80+ Totale bevolking
Arrond. Brugge 2005 51.120
Provincie WestVlaanderen
25.439
2013 47.847 25.961
2005 224.664 109.108
2013 214.679 112.344
33.453
30.784
140.289
135.184
50.336
95.223
93.722
386.421
387.641
33.547
37.796
56.305
63.493
229.962
251.524
7.868
10.930
13.069
18.304
54.463
75.323
147.886
153.642
274.609
280.111 1.144.907 1.176.995
De bevolking in de provincie West-Vlaanderen in 2005 tot 2013 gestegen met 2.80 %. Het respectievelijk stijgingspercentage voor het arrondissement Oostende bedraagt 3.89 %, voor het arrondissement Brugge is dit 2,0 %.
6
Werkingsverslag 2013 – cgg Prisma vzw
De daling van het aantal 0-17 jarigen bedraagt respectievelijk in de provincie, arrondissement Oostende en Brugge, 4,45 %, 5,64 % en 6,41 %. Daarentegen is er een sterke stijging van de 60+s met respectievelijk 14,91 % (West-Vlaanderen, 17,65 % (arr. Oostende) en 17,90 % (arr. Brugge). De percentages in de kustgemeenten van beide arrondissementen mbt het aandeel jongeren en ouderen zijn nog meer uitgesproken. Enkel de gemeente Bredene verschilt sterk in zijn samenstelling en heeft procentueel meer jongeren en minder ouderen dan de andere gemeenten. Toch volgt de gemeente Bredene – weliswaar uitgesteld – de trend van de andere kustgemeenten.
3.2.2.
Huishoudens
In onderstaande tabel wordt een beschrijving gegeven van de huishoudens. Het aantal huishoudens stijgt respectievelijk met 6,4 % (arr. Oostende), 5,1 % (arr. Brugge) en 6,2 % (West-Vlaanderen). In het arrondissement Oostende zijn er procentueel meer éénoudergezinnen en alleenstaanden. De woonstabiliteit is in het arrondissement Oostende lager dan in het arrondissement Brugge en in vergelijking met de cijfers over de provincie. Er is ook een groot verschil op te merken qua het procentueel aantal geboortes in kansarme gezinnen. In het arrondissement Oostende bedraagt dit cijfer bijna 17 %, op niveau van West-Vlaanderen is dit iets meer dan 10 % en in het arrondissement Brugge bedraagt dit 8.,3 %. Arr. Oostende Aantal huishoudens 2013 72.848 Aantal huishoudens 2005 68.441 Kenmerken huishoudens Gemiddelde gezinsgrootte 2,08 Gezinnen zonder kinderen 77,35 % Alleenstaanden 38,17 % Gezinnen met kinderen 22,65 % Eenoudergezinnen (1) 17,74 % Woonstabiliteit (2) 90,65 % Kansarme geboortes (3) 16,69% (1) % berekend tov het aantal gezinnen met kinderen
7
Werkingsverslag 2013 – cgg Prisma vzw
Arr. Brugge 122.852 116.894
West-Vlaanderen 506.989 477.172
2,23 74.56 % 32,25 % 25,44% 13,94 % 92,23% 8,31 %
2,28 72,96 % 31,14 % 27,04 % 13,22 % 92,31 % 10,10 %
(2) Huishoudens die op 01/01/2013 op hetzelfde adres wonen als op 01/01/2012 en voor ieder huishouden waarvan de vorige en huidige woonplaats gekend is (3) Om schommelingen te vermijden is het percentage kansarme geboorten een gemiddelde over 3 jaren (2010 – 2011 – 2012). Volgens Kind en Gezin is kansarmoede 'een toestand waarbij mensen beknot worden in hun kansen om voldoende deel te hebben aan maatschappelijk hooggewaardeerde goederen, zoals onderwijs, arbeid, huisvesting. Het gaat hierbij niet om een eenmalig feit, maar om een duurzame toestand die zich voordoet op verschillende terreinen, zowel materiële als immateriële'. Uit deze definitie werden zes toetsingscriteria afgeleid. Een gezin wordt als kansarm beschouwd als het op minstens 3 van deze criteria zwak scoort. 1. Beschikbaar maandinkomen: gemiddeld onregelmatig maandinkomen of het beschikbaar inkomen (min schulden) is lager dan het bedrag van het leefloon; leven van werkloosheidsuitkering en/of leefloon. Er wordt onderscheid gemaakt naar het aantal kinderen ten laste, maar geen rekening gehouden met de kinderbijslag. 2. Opleiding ouders: lager onderwijs, beroepsonderwijs, buitengewoon onderwijs, niet beëindigd lager secundair onderwijs en/of analfabeet. 3. Arbeidssituatie ouders: precaire tewerkstelling (bv. tijdelijke contracten), werkloosheid van beide ouders of van de alleenstaande ouder en/of werkzaam in beschutte werkplaats. 4. Laag stimulatieniveau: laag stimulatieniveau kinderen, niet of onregelmatig volgen van kleuteronderwijs en/of moeilijkheden verzorging kinderen. 5. Huisvesting: verkrotte, ongezonde en/of onveilige woning (bv. schimmels, lekken, verzakkingen,...); te klein en/of te weinig nutsvoorzieningen (bv. bad, cv,...). 6. Gezondheid: zwakke gezondheid van de gezinsleden, gebrek aan kennis en deelname aan de gezondheidszorg, chronische ziektes en/of handicaps in het gezin.
4. Vestigingsplaatsen 4.1. CGG Prisma – locatie Beernem:
Fides-a (Forensisch instituut deviant seksueel gedrag) Project IRIS (integrale Respons op Intrafamiliaal Seksueel misbruik) Patend (psychotherapeutisch aanbod tijdens en na detentie – FIT) Groepsaanbod agressieregulatie Ampel Consulententeam: consulentenwerking ten behoeve van personen met een verstandelijke beperking en gedragsmoeilijkheden. Ampel Therapeutisch team: psychotherapeutische interventie bij personen met een verstandelijke beperking en bijkomende psychische problematiek.
Stationsstraat 89 8730 Beernem tel 050-78 15 77 – fax 050-78 90 37 - e-mail:
[email protected] 4.2. CGG Prisma – locatie Blankenberge
team gericht op kinderen & jongeren, volwassenen & ouderen werking gericht op de problematiek rond kindermishandeling verslavingszorg (drughulpverlening ism het dagcentrum De Sleutel, Brugge) project dienstverlening Woon- en Zorgcentra regio Oostkust deelname PETeam – regio Oostkust
8
Werkingsverslag 2013 – cgg Prisma vzw
Astridlaan 35 8370 Blankenberge tel 050-41 84 22 – fax 050-42 68 43 - e-mail:
[email protected] 4.3. CGG Prisma – locatie Oostende - Volwassenenteam
team gericht op volwassenen en ouderen – langdurige zorg project dienstverlening Woon- en Zorgcentra regio Oostende deelname PETeam – regio Oostende
Cirkelstraat 4 8400 Oostende tel 059-50 39 50 - e-mail:
[email protected] 4.4. CGG Prisma – locatie Oostende – K&J-team
team gericht op kinderen, jongeren en hun ouders werking gericht op de problematiek rond kindermishandeling
Maria Theresiastraat 19 8400 Oostende tel 059-50 39 53 - e-mail:
[email protected] 4.5. CGG Prisma – locatie Torhout
Team gericht op volwassenen en ouderen Deelname PETeam Houtland
Industrielaan 10 a 8820 Torhout tel 050 213 319 - e-mail:
[email protected] 4.6. CGG Prisma – maatschappelijke zetel Astridlaan 35 – 8370 Blankenberge Tel 050 41 84 22 – e-mail:
[email protected]
5. Personeelsbestand (toestand 31 december 2013) In voorgaande jaarverslagen werd de personeelsequipe uitgedrukt via de hoofdfunctie die werd uitgevoerd. In onderstaande tabel wordt de personeelsequipe uitgedrukt volgens de soort werking die men verricht. We onderscheiden verschillende categorieën: medewerkers die ingeschakeld worden in de cliëntenwerking, medewerkers werkzaam binnen dienstverlening en projectwerking, personeelsleden die vooral een ondersteunende, logistieke inbreng hebben. Medewerkers kunnen eveneens in verschillende categorieën ondergebracht worden. Een psycholoog kan naast hulpverlener (cliëntwerking) eveneens een opdracht als locatieverantwoordelijke op zich nemen (overheadfunctie). Deze wijze van indeling toont duidelijker de verhouding van mankracht tussen de verschillende categorieën.
9
Werkingsverslag 2013 – cgg Prisma vzw
Functie
Enveloppe financiering
Cat 1 Cliëntwerking Cat 3 Projectwerking & dienstverlening Cat 4 Overheadfuncties Totaal vte Percentage
21,86 0,25 6,18
financieringsbron Andere bron (SEN, Aandeel Sociale Maribel, zelfstandigen TAZ,…) 1,16 0,53 0,25 1,50
28,28 89,2 %
2,91 9,2 %
Totaal VTE
%
23,54 0,50 7,68
74,2 % 1,6 % 24,2 %
0,53 1,7 %
31,72
Ruim 74 % van de ingezette personeelsmiddelen gaat naar de cliëntenwerking. De verhouding medewerkers voor de cliëntwerking versus het totaal betoelaagd personeelsbestand vanuit de enveloppefinanciering bedraagt 77,3 %. Het totaal personeelsbestand (op payrol) van het CGG Prisma bestond op 31 december 2013 uit 31,72 vte en bedroeg 1.205,36 uur tewerkstelling per week. Daarnaast worden er ook een aantal personeelsleden toegevoegd door externe diensten: het dagcentrum De Sleutel ism het OCMW Blankenberge en het cgg, continueerde in het werkjaar 2013 de detachering van een medewerker voor de werking omtrent drughulpverlening in de vestiging Blankenberge. Mevr. Marian Depestel is een 10tal uur beschikbaar verspreid over 3 dagdelen in de week. Aan de werking van Ampel (SEN – doelgroep personen met een verstandelijke beperking en gedragsmoeilijkheden) werd een 9.5 uur tewerkstelling toegevoegd betoelaagd door De Lovie (Poperinge). Ook mevr Tine Morisse werd toegevoegd aan deze werking. Zij wordt gedetacheerd door het PC Sint-Amandus Beernem voor 19 uur. Enkele vrijwilligers werden eveneens ingeschakeld binnen de therapeutische werking te Oostende (volwassenen & ouderen en Kinderen & Jongeren). Dit gaf vorig jaar een totale inschakelingstijd van 279 uur op jaarbasis. Dit betekent een bijkomende inzet van gemiddeld 5.3 uur per week. Het activeringsinitiatief Ont-Moeten was goed voor een inschakeling van een vrijwilligster voor ongeveer 114 uur op jaarbasis. Functie Drughulpverlening (De Sleutel) Psychologische functie (De Lovie) Psychologische functie (PC St-Amandus) Vrijwilligers (psych functie + maatsch functie) (2) Vrijwilligers (functie Ont-moeten Knesselare) Totaal
Uren gedetacheerd 10,0 9,5 19,0 5,3
Voltijdse equivalenten 0.26 0.25 0.50 0.14
2,2 46,0
0.06 1.21
Nominatieve personeelslijst (werkjaar 2013) – tewerkstellingstijd per 31 december 2013 5.1. Directie Dhr. Marc Berkers
Directeur - algemeen coördinator
38/38
psychiater psychiater
16/38 11/38
5.2. Psychiatrische functie Dr. Maja Dobbelaere Dr. Jo Magerman
10
Werkingsverslag 2013 – cgg Prisma vzw
Dr. Catherine Muyllaert
Psychiater
10/38
Dr. Martine Soetaert Dr. Els Vanoverbeke Dr. Nils Verbeeck
psychiater psychiater psychiater
16/38 8/38 13/38
Vanaf 14.01.2013 Zelfstandig statuut Tot 31.08.2013 3/38 bediende statuut 10/38 zelfstandig statuut
5.3. Psychologische functie Mevr. Delphine Boone Mevr. Hilde Coppens Dhr. Dirk Debbaut Mevr. Jessica Degelaen Dhr. Dominiek Derore Mevr. Hilde Descamps Mevr. Leen Goeminne Mevr. Fien Hales Dhr. Rik Houttekier Mevr. Edith Ide Mevr. Evelyn Loose Mevr. Pascale Sibiet Dhr. Glenn Strubbe Mevr. Heidi Vandenberghe Mevr. Marieke Vanderpoorten Mevr. Sarah Van De Walle Mevr. Trees Vangansbeke Dhr. Siebrecht Vanhooren Mevr. Sandra Vanlerberghe Mevr. Delphine Van Lierde Dhr. Adelin Verslyppe
Orthopedagoge Psychologe Criminoloog-seksuoloog Psychologe Psycholoog Psychologe Psychologe Psychologe Psycholoog Psychologe-pedagoge Kinder psychologe Psychologe Psycholoog Psychologe Psychologe Orthopedagoge-criminologe Orthopedagoge Psycholoog Psychologe Psychologe Psycholoog
26.6/38 19/38 19/38 19/38 9,5/38 23/38 19/38 36.1/38 38/38 19/38 26.6/38 38/38 19/38 26.6/38 33/38 19/38 19/38 26.6/38 38/38 38/38 38/38
Tot 30.06.2013 Vanaf 01.07.2013
Tot 30.06.2013 Vanaf 01.07.2013 25 % tijdskrediet
Tot 31.03.2013
5.4. Maatschappelijke functie/ aanvullende functies Dhr. Tom Blontrock Mevr. Ariane De Laere Mevr. Tania De Roo Mevr. Nikita De Rycke Mevr. Inge Devielder Mevr. Marijke Driesmans Dhr Jonas Ghyselinck
Maatschappelijk assistent Maatschappelijk assistente Maatschappelijk assistente Maatschappelijk assistente Maatschappelijk assistente Maatschappelijk assistente Bachelor toegepast psychologie
38/38 19/38 19/38 38/38 19/38 30.4/38 19/38
Mevr. Julie Pecceu Mevr. Sofie Pollet Mevr. Eliane Savels Mevr. Nancy Spegelaere Mevr. Isabelle Torricelli Mevr. Brunilde Van Acker Dhr. Walter Vanhecke Mevr. Greet Vannecke Mevr. Sigrid Vanthuyne
Maatschappelijk assistente Maatschappelijk assistente Maatschappelijk assistente Maatschappelijk assistente Maatschappelijk assistente Maatschappelijk assistente Maatschappelijk assistent Maatschappelijk assistente Maatschappelijk assistente
19/38 30.4/38 19/38 38/38 26.6/38 23/38 38/38 30.4/38 38/38
11
Werkingsverslag 2013 – cgg Prisma vzw
Vervanging – vanaf 01.01.2013
Mevr. Natalie Werbrouck
Maatschappelijk assistente
26.6/38
Informaticus Administratief bediende Administratief bediende Administratief bediende Administratief bediende Administratief bediende Administratief bediende Administratief bediende
38/38 19/38 19/38 38/38 19/38 19/38 19/38 30.4/38
5.5. Administratieve functies Dhr. Timothy Corbisier Mevr. Nicole Depraetere Mevr. Chantal Faucounnier Mevr. Andreea Soricu Mevr. Sabine Van Acker Mevr. Krista Van Den Eeckhaut Mevr. Veronique Van Laeken Mevr. Caroline Van Walleghem
Vanaf 08.04.2013
5.6. Vrijwilligers Carinne Costers Valerie Seys Nicole Depraetere
Maatschappelijk werkster Psychologe bediende
5.7. Kenmerken van de personeelsequipe (dd 31 december 2013) Naast namen en functies is het ook van belang voor een organisatie om de samenstelling van zijn equipe te kennen naar geslacht, leeftijdsopbouw en anciënniteit en dit om zowel te kunnen anticiperen op een mogelijkse uitvloei van personeel als om de loonkost te kunnen berekenen. geslacht aantal twerkst tijd / week
mannen vrouwen 12 37 334,1 890,1
% 24,5 27,3
% 75,5 72,7
74 % van het personeelsbestand wordt ingezet in de therapeutische werking. De overheadfunctie (secretariaat, directie, doelgroepverantwoordelijken) nemen 24 % van het personeelsbestand in. De personeelsgroep wordt gevormd door 12 mannen en 37 vrouwen. Hun respectievelijke tewerkstellingstijd bedraagt 334,1 uur of gemiddeld 27,8 uur per week (mannen) en 890,1 uur of gemiddeld 24,0 uur per week (vrouwen).
12
Werkingsverslag 2013 – cgg Prisma vzw
Aan de hand van de indeling per leeftijdscategorie gehanteerd binnen de akkoorden van het Vlaams Intersectoraal Akkoord (VIA) werd volgende tabel gemaakt. leeftijd - 35 jaar 35-44 jaar 45-50 jaar 50-55 jaar 55+
mannen vrouwen 3 14 3 8 1 7 1 4 4 4 12 37
totaal 17 11 8 5 8 49
% 34,7 22,4 16,3 10,2 16,3
In totaal zijn er 13 personeelsleden die de leeftijdgrens van 50 jaar hebben overschreden. 8 hebben reeds de leeftijdsgrens van 55 jaar overschreden. Het aantal bijkomende verlofdagen gegenereerd door de VIA-akkoorden bedraagt voor gans de organisatie 398 dagen, wat aldus een belangrijk element is in de arbeidsorganisatie mbt de toegankelijkheid en bereikbaarheid van het centrum. Onderstaande tabel maakt een onderscheid tussen de baremieke en de functie-anciënniteit in de organisatie. Af te lezen valt op dat meer dan 40 % van de medewerkers kunnen buigen op een ervarnig van meer dan 20 jaar binnen de ggz of aanverwante hulpverlening. Meer dan de helft van de medewerkers kunnen een ervaring
13
Werkingsverslag 2013 – cgg Prisma vzw
aantonen van meer dan 15 jaar. Ook merken we op dat meer dan helft van de personeelsleden langer dan 10 jaar in het centrum tewerk zijn gesteld. Meer dan een 1/3 is zelfs reeds meer dan 15 jaar in dienstverband bij het centrum.
Aantal dienstjaren in Prisma - 5 jaar 5-9 jaar 10-14 jaar 15-19 jaar + 20 jaar
14
Functie baremieke anc. anc. 17 11 6 6 8 7 11 5 7 20 49 49
procentueel % 34,7 12,2 16,3 22,4 14,3
% 22,4 12,2 14,3 10,2 40,8
Werkingsverslag 2013 – cgg Prisma vzw
6. Samenvattend werkingsverslag Het werkingsverslag 2013 is een weergave van het volledig werkjaar van het gefusioneerd centrum. Het centrum staat in voor de dienstverlening van een gebied met ruim 432.600 inwoners. De vestigingsplaatsen liggen heel verspreid over dit gebied en worden deels ten gevolge van hun ligging beïnvloed in hun werking. Het verschil tussen een landelijke en stedelijke inplanting van een vestigingsplaats uit zich tevens in de gegevens. De socio-economische en maatschappelijke verschillen kunnen soms heel markant zijn.
6.1. Hulpverleningsopdracht In overeenstemming met het decreet van 18 mei 1999 verstrekt het CGG Prisma vzw een verantwoorde zorg die voldoet aan de vereisten van doelmatigheid, doeltreffendheid, continuïteit, veiligheid en maatschappelijke aanvaardbaarheid en bestaat onder meer uit volgende elementen: intake, diagnose en indicatiestelling, sociaalpsychiatrische en psychotherapeutische behandeling en begeleiding, informatie en adviesverstrekking aan verwijzers met betrekking tot haar opdracht, werkingsbeginselen en doelgroepen. Het centrum heeft als opdracht een verantwoorde zorg aan te bieden met het oog op herstel van het psychisch evenwicht of het draaglijk maken van psychische stoornissen voor cliënten en hun leefomgeving, opdat aldus cliënten competenties verwerven of ontwikkelen die de basis vormen voor hun emancipaties en hun maatschappelijk functioneren. Het centrum schenkt uitdrukkelijk aandacht aan kinderen, adolescenten, volwassenen, ouderen en aan sociaal en financieel zwakkere personen. We kiezen voor een interdisciplinair werken en waar nodig functioneren we in één of meer psychiatrische samenwerkingsverbanden om aldus een voldoende en doelgroepgericht geestelijk gezondheidszorgaanbod te realiseren. Het centrum is binnen het kader van zijn opdrachtverklaring toegankelijk voor cliënten uit de hele bevolking, en wil uitdrukkelijk niemand op welke grond dan ook, uitsluiten. Laagdrempeligheid en een grote toegankelijkheid zijn voor ons zeer belangrijke werkingsbeginselen. Het centrum streeft ernaar om de cliënt maximaal te betrekken in het hulpverleningsproces. De cliënt wordt gezien als een actieve partner in het hulpverleningsproces, die samen in dialoog met de hulpverlener de doelstellingen kan nastreven.
15
Werkingsverslag 2013 – cgg Prisma vzw
6.2. Traject van de cliënt binnen de dienstverlening Schematisch kunnen we het traject van een cliënt binnen de dienstverlening als volgt uittekenen: Inschatting problematiek door PETmedewerkers (screening – beeldvorming – indicatiestelling)
Aanmelding via PET (doelgr volw)
Rechtstreekse aanmelding bij het centrum
Screeningsgesprek
Eventuele doorverwijzing
Netwerktafel PET
GGZaanbod
Patiëntentafel PET
Afspraakdatum intakegesprek
Intake-gesprek(ken)
Voorstel tot doorverwijzing
Bespreking van het intakegesprek binnen het multidisciplinair team
In samenspraak met verwijzer begeleiding bij de doorverwijzing
CGG Prisma
Behandelings-/ begeleidingsvoorstel door het team
Toewijzing therapeut(en)
Start behandeling
Afhankelijk van de afspraken: Wekelijkse of tweewekelijkse gesprekken Contacten met familie Contacten met verwijzers Contacten met andere betrokken diensten…. Tussentijdse evaluaties ……
Tussenevaluaties - evolutiebesprekingen
Eindevaluatie + afronding therapie
16
Werkingsverslag 2013 – cgg Prisma vzw
6.3. Samengevatte werkingsgegevens patiëntenzorg 2013 6.3.1. Inleiding Vanaf 2008 werd er reeds geregistreerd met het registratieprogramma dat vervat zit in het elektronisch patiëntendossier (EPD). De kracht van het EPD komt hierdoor volledig tot zijn recht. De gegevens die belangrijk zijn voor de volledigheid en de opbouw van het patiëntendossier worden op een zodanige wijze opgeslagen (databestanden) en zijn aldus beschikbaar voor verdere bewerking. Naast de terugkoppeling van de ingestuurde gegevens door het Vlaams Agentschap Gezondheidszorg, is het ook mogelijk dat de centra zelf cijfers kan genereren en analyses kan maken van de zowel de patiëntenstroom als van de kenmerken van de patiënten op locatie- en teamniveau (Maraptool). Voor een goed begrip is het belangrijk om even stil te staan bij de gebruikte terminologie van het registratieprogramma. We onderkennen 3 centrale begrippen: persoon, zorgperiode en activiteiten. Een persoon is iedere fysieke persoon die op één of andere manier contact heeft met het centrum (telefonisch, schriftelijk, digitaal, fysiek, …). In de registratie maken we een onderscheid tussen hoofdcliënt en nevencliënt. Een hoofdcliënt staat centraal in de zorg, hij/zij is de persoon aan wie de zorg wordt verstrekt en/of waarvoor de zorg wordt aangevraagd. Een nevencliënt is betrokken op de zorg van de hoofdcliënt. Ouders zijn aldus nevencliënten binnen de zorg aan hun kind (hoofdcliënt). Een persoon op zich is nooit ofwel hoofdcliënt of nevencliënt. Een persoon kan evenwel in de ene zorgperiode hoofdcliënt zijn en in een andere zorgperiode nevencliënt. De zorgperiode van een nevencliënt is dus steeds gelinkt aan de zorgperiode van een hoofdcliënt. In de gebruikte registratie wordt er niet meer gesproken in termen van dossiers, maar in termen van zorgperiodes. Een zorgperiode is altijd gebonden aan een persoon. En iedere zorgperiode heeft een begin en een einde. Het begin is de aanmeldingsdatum, het eind is de administratieve afsluitingsdatum. Een zorgperiode kan zowel kort zijn of kan heel lang duren en over jaren gespreid zijn. Een cliënt kan meerdere zorgperiodes na elkaar hebben. Een zorgperiode behoort evenwel steeds tot één cliënt. Een cliënt kan ook meerdere zorgperiodes tegelijkertijd hebben en kan zowel als hoofdcliënt als nevencliënt in een betrokken zorgperiode beschreven worden. Een activiteit is een actie die gebeurt in relatie of in functie van een cliënt binnen een bepaalde zorgperiode. We onderscheiden 3 grote groepen van activiteiten: Aanmeldingsactiviteiten Directe hulpverleningsactiviteiten Indirecte hulpverleningsactiviteiten Een activiteit kan gekoppeld zijn aan meerdere zorgperiodes (bv groepsessies) en een zorgperiode kan meerdere activiteiten hebben. Vergelijkingen In de aangeboden tabellen zullen – waar mogelijk – de cijfergegevens van het voorgaande jaar opgenomen worden. Een aantal aangeboden gegevens hebben betrekking op de nevencliënten. In sommige deelwerkingen is het werken met nevencliënten meer aan de orde dan bij andere werkingen. Dit heeft alles te maken met de doelgroep. Het inschakelen van ouders in een kinderen- en jongerenequipe is van essentieel belang in de begeleiding en behandeling van kinderen. De hulpverleningsactiviteiten met betekenisvolle andere (partner, kinderen,..) binnen het traject dat de hulpvrager volgt worden hierin eveneens opgenomen.
17
Werkingsverslag 2013 – cgg Prisma vzw
6.3.2. Cijfergegevens 6.3.2.1. Samenstelling van de cliëntengroep 1.
Aantal zorgperiodes totaal
Forensische zorg Kinderen- en jeugdzorg Ouderenzorg Volwassenenzorg Verslavingszorg Zorg pers verst.beperking Totaal
hoofdcliënten 167 268 13 866 34 38 1491
nevencliënten 0 268 12 2 282
2013 167 536 13 878 34 39 1773
2012 166 580
2011 173 893
2010 215 435
2009 142 373
2008 93 431
2007 89 465
819 47 29 1641
922 58
883 45
926 15
916
907
2046
1580
1456
1440
1461
Het aantal zorgperiodes bij de hoofdcliënten is gestegen met 12,9 %. Het aantal nevencliënten daarentegen is gedaald met 39 eenheden (12,2 %). De stijging van het aantal hoofdcliënten is volledig toe te schrijven aan de werking van het PET (Psychiatrisch Expertise Team) dat in de loop van het jaar in de regio’s Torhout en Oostkust werd gestart. De invloed van het PET regio Oostende is in de cijfers minder uitgesproken, daar de opdracht van het volwassenenteam in de regio Oostende zich vooral richt naar langdurige zorgvragers en het PET zich meer richt naar ondersteuning eerstelijnsdiensten en personen die nog geen ggz-historiek hebben. Dit jaar is het ook het laatste werkjaar van de specifieke werking rond verslavingszorg (ism De Sleutel Brugge). Dit komt reeds tot uiting omdat er de laatste maanden geen nieuwe aanmeldingen werden opgenomen. Een nieuwkomer binnen de zorgsoorten is het onderscheid dat gemaakt wordt naar ouderen toe. Voorheen werden de vele ouderen die zich aanmelden geregistreerd onder de volwassenenteams. Nu we medewerkers hebben die zich vooral richten naar ouderen en de ouderenproblematiek op zich, kunnen we dit onderscheid wel maken. Toch zullen nog niet alle ouderen onder deze zorgsoort geregistreerd worden en zullen er nog vele 60+ers een behandeling krijgen onder de vleugels van het volwassenenteam. Een andere reden waarom er toch niet zoveel ouderen geregistreerd worden onder deze zorgsoort is dat de betrokken medewerkers als eerste opdracht een ondersteuning dienen te bieden aan de Woon- en Zorgcentra (zorgteams) en in tweede instantie individuele casussen kunnen opvolgen.
18
Werkingsverslag 2013 – cgg Prisma vzw
2.
Procentueel aandeel hoofd- en nevencliënten binnen de verschillende zorgsoorten hoofdcl
nevencl
totaal
Forensische zorg
100
-
9.4
Kinder- en jeugdzorg
50
50
30.2
Ouderenzorg
100
-
0.7
PET - werking
99.1
0.9
6.0
Verslavingszorg
100
-
1.9
Volwassenenzorg
98.6
1.4
49.5
Zorg pers verstand.beperking
97.4
2.6
2.2
Totaal 2013
84,1
15,9
100.0
2012
80,4
19,6
Ook hier zien we weinig verschuivingen in vergelijking met vorige werkjaren. De 50/50 verhouding kenmerkend voor de doelgroep Kinderen en Jongeren blijft behouden. De verslavingszorg had gedurende de voorgaande jaren ook verschillende nevencliënten (ouders, partners, …). In het werkjaar 2013 werden geen nevencliënten geregistreerd. De PET-werking daarentegen, die naast ondersteuning van de eerstelijnsdiensten ook de context van de betrokken persoon ondersteunt, registreert aldus wel nevencliënten, zij het in mindere mate. De wijze van registratie dient hier evenwel nog verbeterd te worden. Het aantal nevencliënten bij de zorggroep personen met een verstandelijke beperking is klein te noemen, maar neemt toch een belangrijke plaats in de behandeling. Ondersteuning en opvolging door en met familieleden van de problematiek en het gedrag zijn dan ook van groot belang bij deze doelgroep.
19
Werkingsverslag 2013 – cgg Prisma vzw
3.
Aantal zorgperiodes per team (hoofdcliënten)
K&J zorg Blankenberge K&J zorg Oostende Volwassenenzorg Blankenberge Volwassenenzorg Oostende Volwassenenzorg Torhout PET – Oostkust PET - Torhout Verslavingszorg Blankenberge Forensische zorg Fides Forensische zorg Fit Groepsaanbod Agressieregulatie Forensische zorg Patend Zorg pers.verst.beperking Ouderenzorg totaal
2013 64 204 213 414 238 41 64 34 91 33 7 37 38 13 1491
2012 62 212 193 370 228
2011 68 189 212 450 203
2010 52 135 236 412 208
45 88 24
58 95 18
44 84 24
54 29
60
77
1320
1378
1302
% 4,3 13,7 14,3 27,8 16,0 2,7 4,3 2,3 6,1 2,2 0,7 2,5 2,5 0,9
De doelgroepwerking volwassenenzorg Oostende kent zoals voorgaande jaren het grootst aantal zorgperiodes in 2013. De zorggroep volwassenwerking neemt ongeveer 58 % van het totaal aantal zorgperiodes. Dit aantal samengevoegd met de PET-werking vormt aldus 65 % van het totaal aantal zorgperiodes. De dalende trend van het aantal zorperiodes in de volwassenenwerking te Blankenberge werd omgebogen. De aanwerving van een nieuwe psychiater binnen dit team is daar waarschijnlijk ook niet vreemd aan.
20
Werkingsverslag 2013 – cgg Prisma vzw
4.
Aantal zorgperiodes per aanmeldingsjaar (hoofdcliënten)
Forensische zorg Kinder- en jeugdzorg Ouderenzorg PET-werking Verslavingszorg Volwassenenzorg Zorg pers.verst.beperking totaal Percentage 2013
2013 60 129 13 97 17 336 20 672 45,1
2012 45 73
<=2011 62 66
7 12 176 18 331 22,2
1 5 354 488 32,7
Percentage 2012
2012
2011
<=2010
38,56
25,38
26,06
totaal 167 268 13 105 34 866 38 1491
Het aantal zorgperiodes die gestart zijn in het werkjaar 2013 bedraagt 45 %. Dit is heel wat meer dan tijdens de voorgaande jaren. De werking van de PET-teams zijn daar echter niet vreemd aan. De verhouding van de onderlinge percentages wijzigt daardoor. Als we echter per zorggroep de verschillende percentages berekenen merken we bv dat de zorggroep volwassenen meer dan 40 % zorgperiodes telt die gestart zijn in het werkjaar 2011 of vroeger. Ook binnen de zorggroep forensische zorg bedraagt dit cijfer 37 %. Het aantal zorgperiodes van de PET-werking gestart in 2013 is hoog en zal tijdens de volgende werkjaren ook hoog blijven. Dit omdat elke zorgperiode binnen deze werking slechts een 6-tal maanden kan duren. Nadien dient deze zorg overgedragen te worden ofwel naar een regulier team of dient de cliënt doorverwezen te worden naar andere diensten en hulpverleners.
21
Werkingsverslag 2013 – cgg Prisma vzw
6.3.2.2. Demografische gegevens 1. Aantal zorgperiodes volgens geslacht en zorgsoort (hoofdcliënten)
Forensische zorg Kinder- en jeugdzorg Ouderenzorg PET-werking Verslavingszorg Volwassenenzorg Zorg pers.verst.beperking totaal percentage 2012
Mannen 145 132 3 45 27 309 14 675 45,3 46,1
Vrouwen 22 136 10 60 7 557 24 816 54,7 53,9
De verhouding mannen versus vrouwen blijft nagenoeg gelijk (45,3 / 54,7). Er zijn wel sterke verschillen tussen de verschillende zorggroepen. Zo is de verhouding mannen/vrouwen binnen de forensische zorg 86 / 14. De verhouding tussen de kinderen en jeugdzorg bedraagt 49 / 51. Bij de volwassenenzorg bedraagt de verhouding 35 / 65. Ook binnen de nieuwe zorggroep (PET-werking) merken we een verhouding met meer vrouwelijke cliënten dan mannen (43 / 57).
22
Werkingsverslag 2013 – cgg Prisma vzw
2.
Aantal zorgperiodes per leeftijdscategorie en zorgsoort (hoofdcliënten)
0-17 j Forensische zorg Kinder- en jeugdzorg Ouderenzorg PET-werking Verslavingszorg Volwassenenzorg Zorg pers.verst.beperking totaal percentage
9 2 6 273 18,3
18-59 j 162 12 1 79 25 770 31 1080 72,4
2012
20,5
71,5
256
onbekend
60+ 5
93 1 135 9,1
3 0,2
7,9
0,1
12 24
2 1
totaal 167 268 13 105 34 866 38 1491
De grootste groep cliënten wordt gevormd door de leeftijdsgroep 18-59 jarigen (72,4 %). Het aantal ouderen bedraagt 9,2 % wat een stijging betekent met 1,3 % punt ten opzichte van vorig werkjaar. Het aandeel jongeren is tijdens het vorig werkjaar lichtjes gedaald tot 18,3 % (20,5 % werkjaar 2012). De zorggroep personen met een verstandelijke beperking en de doelgroep verslavingszorg kent eveneens respectievelijk 15,7 % en 26,4 % personen uit de leeftijdsgroep 0-17 jaar.
23
Werkingsverslag 2013 – cgg Prisma vzw
3.
Leeftijdsverdeling Kinderen- en Jeugdzorg
Het percentage kinderen (infants)(0-5 j) is heel klein en is ten opzichte van vorig werkjaar (5 %) nog verminderd. Deze groep kinderen worden nog gemakkelijk doorverwezen naar revalidatiecentra, centra voor ontwikkelingsstoornissen (COS),… De behandeling van deze kinderen vergt een specialisatie die ons centrum momenteel te weining in huis heeft. De grootste groep kinderen en jongeren vormen de 12-17 jarigen (51 %), gevolgd door de klasse lagere schoolleeftijd (6 – 11 jaar) met 43 %. Het aandeel volwassenen binnen de groep hoofdcliënten bedraagt samen 5 %.
24
Werkingsverslag 2013 – cgg Prisma vzw
4.
Woonplaats hoofdcliënten
Meer dan 89 % van de cliënten woont in de regio die het centrum decretaal geacht wordt te bedienen. Door de ligging van bepaalde vestigingen (aan de rand van het werkingsgebied: Beernem – Torhout) is het ook niet verwonderlijk dat er ook nog cliënten uit andere regio’s de weg vinden naar het centrum. Binnen de forensische werking is het ook zo dat het gerechtelijk arrondissement Brugge waarvoor het centrum cliënten dient op te nemen niet samenvalt met de bestuurlijke arrondissementen Brugge en Oostende. Ook is het zo dat cliënten uit gevangenissen buiten het gerechtelijk arrondissement zich kunnen aanmelden in functie van een toekomstige vestiging in de betrokken arrondissementen. Opmerkelijk is het effectief groter aandeel van cliënten uit het arrondissement Oostende en dit niettegenstaande het arrondissement Brugge meer inwoners kent. Anderzijds dient men rekening te houden met de vaststelling dat de vestigingsplaatsen van het cgg Prisma zich niet centraal binnen het arrondissement bevinden (Blankenberge, Beernem en Torhout). Toch slaagt het centrum er goed in om zijn rol binnen de regio op te nemen en de dienstverlening naar de toegewezen bevolking aan te bieden.
5.
Indicatoren inzake financieel en sociaal zwak (hoofdcliënten)
Forensische zorg Kinder- en jeugdzorg Ouderenzorg PET-werking Verslavingszorg Volwassenenzorg Zorg pers.verst.beperking totaal Percentage 2013
25
0 25 15 2 10 2 175 0 229 15,4
1 27 65 3 16 9 161 1 282 18,9
aantal indicatoren 2 3 47 31 158 28 4 4 39 20 10 8 210 191 13 18 481 300 32,3 20,1
Werkingsverslag 2013 – cgg Prisma vzw
4 27 2 0 15 4 102 6 156 10,5
5 10 0 0 5 1 27 0 43 2,9
2012
15,9
19,3
32,8
19,3
10,0
2,7
De centra geestelijke gezondheidszorg dienen zich ook speciaal te richten naar de sociaal en financieel zwakkeren. Of de centra ook daadwerkelijk slagen in hun opdracht kan gemeten worden door op 5 domeinen te screenen (leefsituatie, onderwijs, burgerlijke staat, inkomen en werksituatie). Als cliënten binnen deze domeinen positief scoren, draagt dit bij om van een sociaal en/of financieel zwakkere te spreken ( 4 tot 5 positieve scores) of houdt het een risico in (2 tot 3 positieve scores). Ook dit jaar valt het op dat meer dan 15 % van de cliënten geen indicator werd aangestipt (onbekend of niet ingevuld?). De bekomen resultaten zijn gelijklopend met deze van het vorige werkjaar. We zien wel een lichte stijging van het aantal cliënten die op 4 of 5 indicatoren positief scoren (samen 13,4 %). De verhoudingen tussen de verschillende doelgroepen is wel verschillend. Zo scoren binnen de volwassenenzorg 14,9 % op 4 of 5 indicatoren, binnen de forensische zorg is dit zelfs 22 %. Bij de doelgroep ouderenzorg werd er bij niemand op 4 of 5 indicatoren gescoord. 6.3.2.3. Verwijzende instanties 1. Verwijzers hoofdcliënten
1100 eigen initiatief 1200 initiatief van omgeving 1300 gezondheidszorg 1400 welzijnszorg 1500 bijzondere jeugdbijstand 1600 voorzieningen K&J 1700 gehandicaptenzorg 1800 ouderenzorg 1900 justitie 2000 onderwijs
26
forensische zorg 34 2 23 9
K&J zorg 31 16 63 10
5 4
52 5 6
ouderen zorg 4 1 5 2
PET 5 2 38 37 7
Versl. Zorg 6 8 5 2
Volwas. zorg 164 72 354 93
zorg pers verst bep 2
3
10 3
15 2 30 2 14 10
4 2 1
64
6 77
Werkingsverslag 2013 – cgg Prisma vzw
4
21 1
9
totaal 246 101 509 154
% 16.5 6.8 34.1 10.3
77 16 51 3 98 90
5.2 1.1 3.4 0.2 6.6 6.0
2012 17,2 8,0 31,6 7,6 4,3 1,4 2,7 0,3 8,4 5,9
9000 andere initiatieven 9999 onbekend (leeg) totaal
6 26 167
1 1 268
13
105
34
81 14 15 866
2
38
89 15 42 1491
6.0 1.0 2.8
De grootste groep wordt gevormd door de verwijzers uit de cluster gezondheidszorg (34,1 %) wat een lichte stijging betekend tov vorig werkjaar (31,6 %). Binnen deze groep zijn het vooral de huisartsen en de PAAZen en psychiatrische centra die de grootste verwijzers zijn. De verwijzingen vanuit het eigen initiatief en/of initiatief vanuit de omgeving blijft met 23 % relatief hoog. Dit heeft ook te maken met heraanmeldingen van reeds gekende cliënten. Sommige van deze cliënten worden terug doorverwezen door hun huisarts, anderen melden zich spontaan zelf weer aan. De onderlinge verschillen tussen de doelgroepen is opvallend maar ook verklaarbaar. De aanmeldingen voor de PET-werking komen vooral vanuit de gezondheidssector (meestal huisartsen) en uit de welzijnssector (caw, gezinszorg,….). Binnen de forensische zorg zijn de aanmeldingen het grootst vanuit justitie. De cliënten uit de doelgroep kinderen en jongeren worden vooral verwezen vanuit de sector onderwijs (28 %), gevolgd door de sector gezondheidszorg (23,5 %). De verwijzingen voor de doelgroep volwassenen bedragen meer dan 40 % vanuit de sector gezondheidszorg.
27
Werkingsverslag 2013 – cgg Prisma vzw
4,3 1,8 2,8
6.3.2.4. Diagnostiek 1. Aanmeldingsklachten (procentueel) forensische zorg 1000 geen klachten 1001 betrokken bij hfdcl 1100 licham-fys functioneren 1200 psychische probl 1300 klachten mbt realiteitscontr 1400 gedragsproblemen 1500 interactieproblemen 1600 ontwikkelingsproblemen 1700 maatsch. Problemen 1800 slachtofferschap 1900 verwerkingsprobl 2000 verslavingsprobl 2100 spec.modaliteit 8888 ander probleem 9999 onbekend (leeg) totaal
1 35 1 89
K&J zorg 2 8 54 75 53 15
ouderen zorg
1 6
2
PET
Versl. Zorg
6 60 6 5 6 1 1
2 12 6
21 167
23 33 1 1
3 268
4
13
1 6 11 1 1 1 105
33
34
Volwas. zorg 5 30 439 23 28 66 8 57 15 90 18 37 3 25 22 866
pers verst. beperk.
8 3 8 5 2 5 7
38
totaal 5 2 46 602 30 200 135 29 60 46 152 69 39 3 26 47 1491
% 2013 0,3 0,1 3,1 40,4 2,0 13,4 9,1 1,9 4,0 3,1 10,2 4,6 2,6 0,2 1,7 3,2
De grootste groep aanmeldingsklachten worden gevormd door rubriek psychische problemen (40,4 %). Daarna vormen gedragsproblemen (13,4 %), verwerkingsproblemen (10,2 %) en interactieproblemen (9,1 %) de volgende clusters mbt de aanmeldingsproblematiek. De verdeling van de aanmeldingsklachten volgens zorgsoort wijkt sterk af van het globaal beeld. Zo zijn de gedragsproblemen (53,2 %) de grootste aanmeldingsklacht bij de forensische zorg. Dit betekent in vergelijking met vorig werkjaar een stijging van 22 procentpunten. Een sluitende verklaring voor deze opmerkelijke stijging kunnen we niet geven maar een indicatie vinden we wel bij het percentage onbekend of leeg dat dit werkjaar 12,5 % bedraagt en vorig werkjaar 31,9 % bedroeg. Bij de verslavingszorg vormt de verslavingsproblematiek uiteraard de grootste groep aanmeldingsklachten (97,1 %). Bij de zorgsoort Kinderen en Jongeren zijn het de gedragsproblemen (27,9 %) en de psychische problematiek (20,1 %) die het vaakst worden gemeld. Bij de zorgsoort personen met een verstandelijke beperking worden zowel interactieproblemen als psychische problemen als voornaamste aanmeldingsklacht geuit (elk 21 %). Bij de nieuwe zorggroep (PET) zien we de psychische problematiek als voornaamste aanmeldingsklacht (57 %).
28
Werkingsverslag 2013 – cgg Prisma vzw
% 2012 0,4 0,2 3,6 40,6 1,5 11,8 10,7 2,5 2,7 3,1 9,2 4,5 3,1 0,3 0,4 5,5
2. Diagnose De problematiek wordt gediagnosticeerd door het multidisciplinair team en gerubriceerd volgens de DSM-IV classificatie. De DSM-IV classificatie (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders) vormt een handleiding bij de beoordeling. De DSM heeft als doel een heldere beschrijving te geven van de diagnostische categorieën teneinde de clinici en onderzoekers mogelijk te maken diagnoses te stellen, er over te communiceren, onderzoek te doen en de verschillende psychische stoornissen te behandelen. De diagnostische beoordeling gebeurt op een meerassig systeem, waarbij elke as verwijst naar een ander kennisdomein dat kan helpen bij het opstellen van een behandelingsplan en het voorspellen van de afloop. In de DSM zijn vijf assen opgenomen: AS 1 Klinische stoornissen en andere aandoeningen en problemen die eenreden voor zorg kunnen zijn; As 2 Persoonlijkheidstoornissen en Zwakzinnigheid; As 3 Somatische aandoeningen; As 4 Psychosociale- en omgevingsproblemen; As 5 Algehele beoordeling van het functioneren (GAF-schaal). In onderstaande tabel werden de primaire diagnoses op as 1vermeld. De stemmingsstoornissen (24,4 %) vormen samen met ‘andere aandoeningen’ de grootste groep en dit gevolgd door de aan middelen gebonden stoornissen (9.6 % en de angststoornissen (9,5 %). In vergelijking met voorgaande jaren is deze rangschikking de zelfde met licht afwijkende percentages. De cluster ‘andere stoornissen’ heeft een percentage van bijna 24 %, hierin worden o.a. interactiestoornissen, relationele problemen, acculturatieproblematiek, rouwreacties,… gecatalogeerd.
29
Werkingsverslag 2013 – cgg Prisma vzw
Meest voorkomende diagnose volgens doelgroep (aantallen) Kinder- en Jeugdzorg Relationele problemen Problemen in verband met misbruik en verwaarlozing Bijkomende problemen met reden tot zorg Volwassenenzorg Depressieve stoornissen Angststoornissen Relationele problemen Aan alcohol gebonden problemen Ouderen Depressieve stoornissen Angststoornissen Bijkomende problemen met reden tot zorg
30
Werkingsverslag 2013 – cgg Prisma vzw
3. Suïciderisico Sinds enkele jaren wordt het suïciderisico gescoord. Deze registratie vormt een wezenlijk onderdeel van de inschatting van de ernst van de problematiek. Bij meer dan 22 % van de zorgperiodes wordt een suïciderisico gescoord, waarbij er toch 1 % als een acute dreiging en/of als heel ernstig moet beschouwd worden. Bij bijna een derde van de zorgperiodes is dit risico niet bekend (niet bevraagd ?). Aandacht voor deze registratie dient versterkt te worden. Als we deze niet bevraagde casussen buiten beschouwing laten zien we dat er bij 67 % van de cliënten geen suïciderisico is. Het percentage acute dreiging / ernstig bedraagt bij deze benadering 1,5 %. De percentages tussen de verschillende zorgsoorten verschillen nogal sterk. In de verslavingszorg wordt het risico het laagst ingeschat. Bij de zorgsoort volwassenen bedraagt het suïcidegevaar zelfs meer dan 29 % (van acuut tot matig). Bij correctie (exclusie van de onbekende/niet bevraagde) klimt dit cijfer tot 38,5 %. In de kinder- en jeugdzorg bedraagt dit percentage respectievelijk 14 % en 28 %.
ja, acute dreiging ja, ernstig ja, licht ja, matig Nee onbekend (nt bevraagd) totaal
forensische zorg 1
K&J zorg 3
Ouderen zorg
PET
10 5 41 112 167
18 17 103 133 268
1 1 8 3 13
1 19 13 64 8 105
Versl. Zorg
1 27 6 34
volwz 5 5 164 79 414 209 866
zorg pers verst bep
5 2 24 7 38
totaal 9 6 218 117 681 478 1491
% na % 2013 correctie 0.9 0.6 0.6 0.4 21.5 14.6 11.5 7.8 67.2 45.7 32.1
6.3.2.5.Activiteiten De zorg die aangeboden wordt aan de cliënten kunnen we opdelen in directe hulpverleningsactiviteien en indirecte hulpverleningsactiviteiten.
31
Werkingsverslag 2013 – cgg Prisma vzw
Onder directie hulpverleningsactiviteiten worden de face-to-face contacten met de cliënten binnen bv gesprekstherapie, begeleidingsgesprekken, speltherapie, diagnostische activiteiten,… begrepen. De indirecte hulpverleningsactiviteiten zijn activiteiten die ook betrekking hebben op de zorg van de cliënt maar niet face-to-face met de cliënt gebeuren: vb bespreking van de cliënt in team, met verwijzer, contacten met huisarts, schrijven van cliëntgerelateerde rapporten,… Van alle hulpverleningsactiviteiten kunnen er 65 % gecatalogeerd onder directe hulpverleningsactiviteiten en 35 % onder indirecte hulpverleningsactiviteiten. Het percentage directe hulpverleningsactiviteiten is daarmee met 3 % punten gestegen. Het percentage verschilt sterk van doelgroep tot doelgroep. Bij de kinderen- en jeugdzorg is het aantal indirecte hulpverleningsactiviteiten iets groter dan het aantal directe. Procentueel krijgen we wel een verhouding 47/53. Dit betekent ten opzichte van vorig jaar een grotere inzet naar indirecte hulpverleningsactiviteiten. Bij de volwassenenwerking heeft men dan weer een verhouding 72,4 % versus 27,6 %. In de forensische zorg en de zorg naar personen met een verstandelijke beperking zijn er meer directe activiteiten dan indirecte cliëntcontacten. De cijfers dienen hoe dan ook met de nodige omzichtigheid benaderd te worden. Ook de wijze van registratie en de accuraatheid daarbij kleuren deze cijfers. Echter door een meer integrale benadering van de cliënt en zijn problematiek, worden ook meer en meer contacten met andere betrokkenen in de hulpverlening gelegd. Dit leidt tot meer overleg, afstemming van de zorg, wat aldus tot een betere zorg voor clilënt moet leiden. In de volgende tabel worden de hulpverleningsactiviteiten per zorgsoort voorgesteld en opgesplitst in 6 categorieën. De meest voorkomende directe hulpverleningsactiviteiten zijn de ftf-behandelcontacten en de begeleidingscontacten samen goed voor 56,5 %. Een belangrijke hulpverleningsactiviteit bepalend voor het verdere verloop van de behandeling is de indicatiestelling. Deze activiteiten bedragen 7,4 % van alle hulpverleningsactivitieiten. Een belangrijke groep vormen de dienstverleningsactiviteiten. Dit zijn activiteiten die niet direct gelinkt zijn aan een cliënt maar die intermediair wel ten goede komen aan cliënten. Het aantal tav de overige activiteiten is relatief klein, maar toch kunnen ze een belangrijke rol spelen in de bejegening van personen met psychiatrische en psychologische problematiek. In de toekomst zal deze vorm van zorg nog toenemen en dit vooral binnen de PETwerking. Ook de ouderenwerking zal meer en meer gebruik maken van deze outreachende en intermediaire behandelingswijze. Per doelgroep en team verschillen deze cijfers sterk. Zo is de verhouding behandeling / begeleiding over de zorgroepen heen opmerkelijk. Dit heeft te maken met de soort problematiek en de uitvoerder van deze geboden zorg. Begeleiding staat meer voor ondersteuning, gericht op het handhaven of versterken van de zelfredzaamheid van de cliënt. Behandeling gaat voor verandering op een gestructureerde en bogend op een wetenschappelijk onderbouwde visie. Bij langdurige zorgcliënten zal de begeleiding meer op de voorgrond komen dan de behandeling.
32
Werkingsverslag 2013 – cgg Prisma vzw
Hoofdgroepen van directe zorg 1000
2000
3000
indicatiest behandel begeleiding Forensische zorg 249 1095 43 Kinder en Jeugdzorg 519 2142 39 PET-werking 73 103 307 Verslavingszorg 63 262 24 Volwassenenzorg 808 7785 1254 zorg pers verst. Beperking 39 312 5 totaal 1751 11699 1672 percentage 7,4 49,4 7,1 2012
7,9
50,8
5,7
4000
6000
7000
psychoind dienstvereduc Hulpv.act lening 1 574 36 0 3037 136 1 466 53 0 63 1 4 3761 122 0 275 25 6 8176 373 0,0 34,5 1,6 0,1
34,3
totaal 1998 5873 1003 413 13734 656 23677
1,3
6.3.2.6. Wachttijden De gemiddelde wachttijden zijn in het werkjaar 2013 sterk gedaald. De globale wachttijd bedraagt 49 dagen (P75) tussen de aanmelding en het eerste ftf-contact. De wachttijd tussen ftf1 en ftf2 bedroeg in 2013 35 dagen. Tov de waarden uit de sector kunnen we dit als bevredigend benoemen. De verschillen tussen de verschillende zorgsoorten zijn zeer groot. De forensische zorg kampt reeds lang met heel lange wachttijden, vooral deze tot het eerste gesprek. De wachttijden tussen het eerste ftf-contact en het tweede ftf-contact zijn hier dan weer kort te noemen. Dit is echter gedeeltelijk te verklaren door de problemen die zich stellen met cliënten verwezen vanuit justitie. Een aantal formaliteiten moeten geregeld worden (bv uitgangspermissie) die op de wachttijd kunnen wegen. Ook bij de kinderen en jongerenzorg is de wachttijd voor het eerste gesprek relatief lang. Dit heeft te maken met het volume aan instroom die moet gepland worden. De invoering van CAPA (Choice and Partnership Approach) heeft nog niet tot de gewenste resultaten geleid. Dit ook wegens het uitvallen van enkele medewerkers, waardoor de continuïteit in de zorg ook niet kon gewaarborgd blijven.
33
Werkingsverslag 2013 – cgg Prisma vzw
De gemiddelde wachttijd tot het eerste gesprek bedraagt gemiddeld 54 dagen. In vergelijking met vorig jaar is dit een inkrimping van 10 dagen. Bij de zorgsoort verslavingszorg en ouderenzorg bedraagt die echter respectievelijk 26 en 9 dagen. Bij de forensische zorg en kinder- en jeugdzorg bedraagt deze echter reeds 123 en 50 dagen. Bij de nieuwe zorgdoelgroep personen met verstandelijke beperking liggen de wachttijden in vergelijking met vorig jaar niet meer zo gunstig. Ook hier neigen de wachttijden zich naar de gemiddelden toe te schuiven.
34
Werkingsverslag 2013 – cgg Prisma vzw
6.3.2.7. Afsluiting zorgperiodes 1. Wijze van beëindiging van de zorgperiodes (hoofdcliënten) In vergelijking met vorig jaar zien we wel enkele forse verschillen en dit vooral ten aanzien van de rubrieken 10 (beëindigd in wederzijds overleg) en 50 (beëindigd en extern doorverwezen). De beëindiging in wederzijds overleg daalt met bijna 5 procentpunten, de beëindiging en extern doorverwezen stijgt met meer dan 5 procentpunten. Beide houden elkaar zo in evenwicht. Dit is te verklaren omdat veel van de PET zorgperiodes beëindigd worden maar doorstromen naar een interne of externe dienst. Het is ook de opdracht van de PET-medewerkers een traject af te leggen – beperkt in tijd – om zowel diagnostisch te werken als om een indicatiestelling te formuleren. Het aantal afbrekers door niet aanwezig te zijn op het eerste FTF-gesprek bedraagt slechts 0,6 procent. Het percentage contacten die verbroken werden blijft op 20 %.
10 Beëindigd in wederzijds overleg 15 beëindigd door HV 20 contacten verbroken 30 Beëindigd door overlijden cliënt 40 Beëindigd door zelfmoord cliënt 50 Beëindigd en extern doorverwezen 51 terug verwezen naar verwijzer 60 FTF1 niet doorgegaan 70 Vroegtijdig beëindigd (tegen advies) 90 andere afsluiting 99 Onbekend totaal
forensische zorg 15 1 4
K&J zorg 46 4 19
36 3 2 1 1 63
15 1 8 3 96
Ouderen zorg
PET
3
7
2
9
1
30 5
2
8
Versl. Zorg 12
9
6
8 5
57
34
Volw. zorg 108 9 73 5 1 33 2 1 4 17 2 255
zorg pers verst bep 9 2
4
4 2 21
Totaal 2013 200 14 109 5 1 127 12 3 27 34 2 534
6.4. Participaties en vertegenwoordigingen Het centrum geestelijke gezondheidszorg Prisma participeert in verschillende samenwerkingsinitiatieven en is vertegenwoordigd in heel wat overlegstructuren. Deze initiatieven en structuren situeren zich niet enkel binnen de eigen sector van de GGZ, maar zijn eveneens sectoroverschrijdend. Naast de vertegenwoordiging in naam van de globale organisatie, zijn er nog specifieke participaties die worden opgevolgd door de verschillende deelwerkingen. o o o o o o o o o o o o o
PET-werking – regio Brugge-Beernem-Oostkust PET-werking – regio Oostende Netwerkstuurgroep IJH Crisis West-Vlaanderen Welzijnsraad Oostende Welzijnsraad Brugge Regionaal overlegcomité kindermishandeling (ROK) regio Brugge Regionaal overlegcomité kindermishandeling (ROK) regio Oostende Preventieraden Knokke-Heist, Blankenberge, Oostende Drugpreventieraad Oostende Overlegplatform Geestelijke Gezondheidszorg West-Vlaanderen – Raad van bestuur Algemene vergadering VAD (vereniging voor alcohol en andere drugproblemen) Raad van Bestuur Vertrouwenscentrum Kindermishandeling West-Vlaanderen Werkgroep Forensische hulpverlening GGZ FDGG-VVI
35
Werkingsverslag 2013 – cgg Prisma vzw
% 37,5 2,6 20,4 0,9 0,2 23,8 2,2 0,6 5,1 6,4 0,4
o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o
Provinciale werkgroep Suïcidepreventie Raad van Bestuur CAW Noord West-Vlaanderen Raad van Bestuur Beschut Wonen 4veld - Beernem Raad van Bestuur Beschut Wonen Oostkust Stuurgroep ICOBA Stuurgroep ICURO - QIS Permanente Werkgrope CGG-directies VVI Stuurgroep TAZ (tender activeringzorg) Werkgroep registratie – FDGG-Zorgnet Vlaanderen Werkgroep kwaliteitszorg – Zorgnet Vlaanderen Stuurgroep Crisisnetwerk Oostende Stuurgroep Psycho-sociaal Rampenplan Oostende Stuurgroep Ampel (personen met verstandelijke handicap en gedragsproblematiek) Zorgcircuits Kinderen & Jongeren West-Vlaanderen - Expertengroep Werkgroep “Scholenproject Oostkust” Stuurgroep Ombudsfunctie OPGGZ West-Vlaanderen Directieoverleg CGG Prisma-CGG Noord West-Vlaanderen Directieoverleg CGG’s West-Vlaanderen Werkgroepen GGZ-vernieuwing Artikel 107 (functie 1a – functie 2a-3-5) Werkgroepen Subregio’s GGZ-vernieuwing regio Oostkust – regio Oostende – regio Houtland (PEteams) Kerngroep PET regio Noord West-Vlaanderen Werkgroep Geestelijke Gezondheidszorg in het Penitentiair Centrum Brugge
36
Werkingsverslag 2013 – cgg Prisma vzw
6.5. Specifieke werkingen en projecten 6.5.1. AMPEL – Consulenten en therapiewerking 6.5.1.1. Consulentenwerking SAMENWERKINGSVERBAND VOOR PSYCHISCHE HULPVERLENING AAN MENSEN MET EEN VERSTANDELIJKE BEPERKING West – Vlaanderen De consulentenwerking als project binnen het SEN gepland van mei 2007 tem december 2008, werd in 2013 verder gezet. Eind 2011 werd de consulentenwerking als een vast deelwerking onder het SEN erkend. Ampel werd, net zoals de andere provinciale consulentenwerkingen voor ongeveer ¼ FT ondersteund vanuit het SEN. In 2013 was ¾ FT coördinator werkzaam, zowel voor de consulentenwerking als de therapeutische werking. Bijkomende middelen vanuit Cgg Prisma en vanuit De Lovie vzw maakten deze ¾ functie mogelijk. Sinds september 2009 wordt de werking van Ampel versterkt met een halftijdse medewerker. PC. St. Amandus maakte ook voor 2013 hiertoe de nodige middelen vrij. Eind 2011 ging in alle Vlaamse provincies + Brussel de psychotherapeutische werking voor mensen met een verstandelijke beperking van start. De middelen hiertoe (1,2 FT) werden in West-Vlaanderen na overleg met alle cgg’s toegekend aan Cgg Prisma. In november 2011 startte Delphine Boone (70%). Begin 2012 startte Ariane Delaere (50%). De consulentenwerking en de psychotherapeutische werking zijn inhoudelijk aan elkaar gelinkt en vormen 1 team. AMPEL is dan ook de omvattende naam voor de werking doelgroep verstandelijke beperking. Een inhoudelijke afstemming van beide werkingen is dan ook één van de opdrachten voor de komende jaren. 6.5.1.2. Ampel - therapiewerking Inleiding
Mensen met een verstandelijke beperking kunnen net als anderen, maar met een hogere prevalentie, psychische klachten of problemen ontwikkelen. Toch blijven deze mensen, hun families en hulpverleners vaak in de kou staan, op momenten waarop ze verzeild zijn geraakt in de problemen en op zoek gaan naar hulp. Om hier een antwoord op te geven werden tussen 1995 en 1999 in alle Vlaamse provincies de eerste stappen naar de uitbouw van een consulentenwerking gezet. Ook in de provincie West-Vlaanderen zochten enkele Brugse organisaties, vanuit zowel ggz, caw als gehandicaptenzorg samenwerking om een antwoord te kunnen geven op de vragen van mensen met een verstandelijke beperking met ggz-problemen. Vanuit deze eerste samenwerking ontstond de consulentenwerking Ampel. Sinds november 2011 werd de consulentenwerking Ampel uitgebreid met een therapeutische werking. Binnen de therapiewerking van Ampel wil men enerzijds ondersteunend werken voor therapeuten bij de begeleidingen van mensen met een (lichte tot matige) verstandelijke beperking vanaf 16 jaar. Daarnaast neemt men bij Ampel die therapeutische begeleidingen op zich die binnen de reguliere diensten niet kunnen worden opgenomen worden, omwille van de complexiteit samenhangend met de verstandelijke beperking. De hoofddoelstelling van AMPEL, consulentenwerking en therapeutische werking, betreft het bijdragen tot een betere geestelijke gezondheidszorg voor deze mensen. Ampel probeert dit te realiseren in samenwerking met de andere modules binnen het zorgcircuit voor mensen met een verstandelijke beperking en bijkomende problemen. We vertrekken hierbij vanuit de basisgedachte dat ook mensen met een verstandelijke beperking recht hebben op geestelijke gezondheid en geestelijke gezondheidszorg. Er is in de verschillende sectoren (onder andere de Centra Geestelijke Gezondheidszorg en VAPH-voorzieningen) veel expertise aanwezig. De complexiteit van de problemen die we bij de cliënten zien, vraagt echter om om een nauwe samenwerking en uitwisseling van expertise.
37
Werkingsverslag 2013 – cgg Prisma vzw
Werking Ampel-therapiewerking
De therapiewerking van Ampel omvat twee luiken:
In een eerste luik ondersteunen wij therapeuten die werken met deze doelgroep. In dit luik leggen we vooral de focus op ‘ iedereen heeft recht op geestelijke gezondheidszorg in zijn buurt’. In de verschillende Centra Geestelijke Gezondheidszorg (CGG) in West-Vlaanderen volgen al heel wat mensen met een verstandelijke beperking therapie. Vanuit de therapiewerking van Ampel moedigen we deze 'goede praktijken' die al geruime tijd bestaan in de CGG’s in West-Vlaanderen verder aan en werken we sensibiliserend. De verschillende CGG' s kunnen dan ook beroep doen op ons. Hebben ze vragen betreffende een casus of een aanmelding dan kunnen ze ons uitnodigen op hun teamvergadering of hun vraag stellen via mail of telefoon. Wij proberen mee te denken en samen te zoeken naar de gepaste oplossing. Vaak is het een zoeken hoe we de therapie kunnen afstemmen op het niveau van de cliënt. Veel cliënten met een verstandelijke beperking, zijn heel wat minder taalvaardig dan de doorsnee cliënten die in de CGG’s komen. Als therapeut is het een belangrijke opdracht om –meer dan bij andere cliënten- te zoeken naar de hulpvraag van de cliënt. Vaak is hiervoor wat meer tijd nodig en moet ook de communicatie aangepast worden: de communicatie wat meer structureren, algemene vragen meer onderverdelen in kleinere deelvragen enzovoort. Een visuele component biedt als aanvulling op een verbale manier van werken dan ook voor veel cliënten een echte meerwaarde in de begeleiding. Het denkproces gaat bij deze doelgroep immers een stuk trager, en dan is bijvoorbeeld een visueel voorstelling van de problematiek (bijvoorbeeld aan de hand van prenten, een schema of zelfs een uiteenzetting met poppetjes) een goede ondersteuning om de draad niet te verliezen doorheen één of meerdere sessies. In het tweede luik doen wij zelf specifiek psychotherapeutisch aanbod voor jongeren vanaf 16 jaar en volwassenen met een verstandelijke beperking en bijkomende psychische problemen, dit over de regio WestVlaanderen binnen de CGG’s (Largo, Mandel & Leie, Prisma en Noord–West Vlaanderen). Net zoals in de andere CGG’s gaat het om een echt therapeutisch aanbod bij cliënten met een psychische of psychiatrische problematiek en niet om een aanvullende vorm van (langdurige) begeleiding. De cliënt moet ook zelf een hulpvraag hebben (niet louter een hulpvraag vanuit de omgeving). We nemen in dit luik enkel de meest complexe casussen op. Bij de andere casussen proberen we samen met het CGG in de buurt van de cliënt te bekijken of deze casus kan opgenomen worden en hoe we vanuit Ampel hierbij ondersteuning kunnen bieden. Een intake is bij ons vaak een kennismakingsperiode, een aantal verkennende gesprekken, zodat we een juist beeld krijgen van de cliënt en kunnen starten met haalbare doelen of correct kunnen doorverwijzen. Dit geeft vaak een goed gevoel bij de cliënt omdat hij of zij na die sessies mee kan bepalen of het voor hem of haar een meerwaarde is. Alles staat in teken van de cliënt, we gaan dan ook samen een proces aan. Uiteraard vraagt het beperktere reflectieve vermogen van onze cliënten een andere aanpak: echt reflecteren over bepaalde gebeurtenissen is voor veel mensen moeilijk, wel kunnen we samen met de cliënt proberen om een aantal zaken beter te begrijpen, woorden geven voor moeilijkheden waarvoor cliënten (nog) geen woorden hebben en samen de gevoelens die de cliënten hierbij ervaren onderzoeken. Vaak merken we dat werken voor onze cliënten rond de basisgevoelens (bang, blij, boos en verdrietig) als een hele opdracht is . Ze kennen de gevoelens veelal wel en kunnen ook uitleggen wanneer je bang, blij, boos of verdrietig kan zijn, maar dit gevoel bij zichzelf herkennen blijkt toch niet zo gemakkelijk te zijn als je aanvankelijk zou denken. Het is vaak aan de omgeving om samen met de cliënt te zoeken naar de juiste woorden dan dat we dit verwachten van de cliënt zelf. Naast de cliënt zelf, betrekken we ook zoveel mogelijk de context van de persoon bij het therapeutisch proces. We vinden het erg belangrijk om geregeld een ouder, andere hulpverlener of persoon uit de context uit te nodigen in de therapieruimte. Door deze contacten kunnen we de transfer van de therapieruimte naar de omgeving bevorderen. Ook omgekeerd kunnen personen uit de context de cliënt met een beperking helpen om ervaringen uit het thuismilieu over te brengen naar de therapieruimte.
38
Werkingsverslag 2013 – cgg Prisma vzw
Vorming
Om in te spelen op de noden en de tekorten, die men aanvoelt in het therapeutisch werken met personen met een verstandelijke beperking, hebben we de intentie om in samenwerking met SEN vzw vorming te organiseren voor de therapeuten in de West-Vlaamse CGG’s.
6.5.2. Project IRIS IRIS is het letterwoord dat staat voor Integrale Respons op Intrafamiliaal Seksueel misbruik. Het project IRIS beoogt de slachtofferzorg en de plegerzorg beter op elkaar af te stemmen en de brede gezinscontext de nodige ondersteuning te bieden. Voorheen verliepen deze begeleidingen parallel naast elkaar zonder of met beperkt overleg en afspraken. Uitgangspunten bij het model van werken is dan na melding van intrafamiliaal seksueel misbruik bij het vertrouwenscentrum kindermishandeling of na een klacht bij justitie een uitgewerkt gecoördineerd zorgaanbod ontwikkeld wordt. Van bij de aanvang van de aanpak van het probleem moeten de verschillende hulpverleningsdiensten en justitie op één lijn zitten. Ook het betrekken van de partner van de pleger in het zorgaanbod dient door alle diensten ondersteund te worden. Vanuit deze doelstellingen werden de hulpaanbieders vanuit de slachtoffer- en de daderzorg en justitiële partners samengebracht. Het initiatief blijft in theorie bestaan maar levert bijna geen prestaties af. Er wordt gepoogd om binnen de bestaande equipes en met de bestaande middelen de principes van dit netwerk actief te houden en aldus rond een aantal casussen een minimum aan afstemming te bereiken.
6.5.3. FIT (forensisch indicatiestellingsteam) Het forensisch indicatiestellingsteam is gestart om de vele aanvragen vanuit de forensische hoek te concentreren op één adres en evenwaardig te benaderen. Voorheen kregen de verschillende deelwerkingen van de cgg dezelfde aanmeldingen toegestuurd. Door een samenwerking op te starten tussen het CGG Prisma en het CGG Noord West-Vlaanderen rond deze aanmeldingen verloopt de instroomprocedure dan ook heel wat duidelijker en overzichtelijker. Eén aanmeldingsadres, een eerste screening op basis van de aanmeldingsgegevens, contacten met justitiële instanties (PSD, Justitie-assistenten,…), uitnodiging tot intake, bespreking op een intaketeam en dispatching naar de reguliere cgg-werking vormt de rode draad in deze werking. Het intake-team is samengesteld uit vertegenwoordigers vanuit de verschillende reguliere cgg-teams. De screening en intake wordt verzorgd door 3 medewerkers (psycholoog en maatschappelijke werker) en een arts-psychiater. Het totaal aantal aanmeldingen in het werkjaar 2013 bedroeg 53. Daarnaast waren er nog 30 aanmeldingen van het vorig jaar die open stonden. De delicten waarvoor de cliënten met justitie in aanraking kwam zijn heel verscheiden. Naast agressieproblematiek en drugsdelicten, werden ook cliënten aangemeld die veroordeeld waren voor vermogens- en levensdelicten. Agressieproblematiek gecombineerd met andere problematiek (vooral middelenmisbruik) is de meest voorkomende aanmeldingsklacht. Het PSD is de meest verwijzende instantie (17). Niet alle aanmeldingen leiden tot een intakegesprek en een behandeltraject. 29 nieuwe begeleidingen werden opgestart (22 mannen en 7 vrouwen). Het cgg Noord West-Vlaanderen nam daar 15 dossiers op, het cgg Prisma 12. Van 2 personen is de definitieve huisvesting nog niet gekend.
39
Werkingsverslag 2013 – cgg Prisma vzw
Met de medewerkers van de verschillende centra die trajecten opstarten met dit forensisch cliënteel werd in 2013 op regelmatige basis een uitwisseling (terugkoppeling dossiers + intervisie) gerealiseerd. Daarmee werd ook tegemoet gekomen aan de nood van een korte opvolging vanuit de intakemedewerkers naar het verder traject van de cliënten. Een groepsprogramma agressiebeheersing werd in 2013 opgestart. Een 8-tal cliënten zijn gestart in de groepsmodule die een 10-tal bijeenkomsten voorzag. In de loop van het programma hebben heel wat deelnemers afgehaakt. Om het groepsaanbod agressieregulatie verder te kunnen aanbieden zal het programma in het volgend werkjaar herwerkt worden. Een opleiding voor de groepsbegeleiders wordt ook voorzien (ARopMaat – De Waag – Utrecht).
6.5.4. Patend (Psychotherapeutisch Aanbod Tijdens En Na Detentie) Twee hulpverleners van CGG Prisma zijn elk wekelijks anderhalve dag werkzaam in het PCBrugge. Op elke afdeling (M1, M2 en VA) wordt er op deze manier een dag per week tijd voorzien voor individuele psychotherapie. Gedetineerden kunnen zichzelf aanmelden of kunnen verwezen worden via PSD, JWW,… Tijdens een intakegesprek gaat de begeleider met de gedetineerde op zoek of een psychotherapeutische begeleiding zinvol zou kunnen zijn. Vervolgens kan de individuele begeleiding starten. De gesprekken zijn altijd op afspraak. Een sessie duurt één uur. Doel van de activiteit: Het aanbieden van psychotherapie om de psychische problemen van de gedetineerde aan te pakken. Het binnenbrengen van de ambulante werking van een Centrum Geestelijke Gezondheidszorg binnen de gevangenis. Doelgroep: Mannenafdeling 1 – mannenafdeling 2 – vrouwenafdeling. Voorwaarden tot deelname: Voldoende motivatie om aan de eigen problematiek te werken en openheid om bij zichzelf stil te staan en de werkbaarheid van de therapeutische relatie. Tijdens het werkjaar 2013 werden er 489 psychotherapeutische sessie uitgevoerd. Het aantal nietdoorgegane directe hulpverleningsactiviteiten bedroeg 14,8 %. Overleg PATEND wil met de andere diensten in het PCB samenwerken om de geestelijke gezondheidszorg op structureel niveau te verbeteren. PATEND maakt dan ook deel uit van de “Werkgroep Geestelijke Gezondheidszorg in het Penitentiair Complex Brugge” en van de “Werkgroep Implementatie werkboek herstel”.
6.5.5. TAZ – TAZbis (Tender ActiveringsZorg) De VDAB startte in 2009 met de Tender Activeringszorg (TAZ) met als doel het activeren van werkzoekenden die kampen met ernstige medische, mentale, psychische en/of psychiatrische problemen. Dit omvat zorgbegeleiding en een aangepaste trajectbegeleiding. Hiertoe verenigen zich drie soorten organisaties in een formeel netwerk, binnen een provinciaal partnerschap: een partner empowerment, een partner zorg en GTB, de Gespecialiseerde Trajectbepaling en -Begeleidingsdienst. Het PC St-Amandus heeft hierop ingetekend en fungeert als ‘penhouder’ voor het partnerschap WestVlaanderen. In de 4 regio’s van West-Vlaanderen (Noord, West, Midden en Zuid West-Vlaanderen) is een netwerk met ‘lokale partners’ opgericht, om jaarlijks een 200-tal zorgbegeleidingen uit te voeren.
40
Werkingsverslag 2013 – cgg Prisma vzw
In de loop van het werkjaar werd er binnen het cgg duidelijk gekozen voor de inzet van een gespecialiseerde medewerker inzake deze problematiek. Ook de techniciteit inzake dossiervorming en opvolging noopte de dienst deze deskundigheid te bundelen. Zo kan er ook op de verschillende locaties een identieke zorg verleend worden en verloopt de samenwerking tussen de verschillende partners (GTB, empowerment, zorg) vlotter. Cliënten die een langer zorgtraject nodig hebben worden binnen de reguliere werking verder opgevolgd. Tijdens het werkjaar 2013 werd besloten nog een medewerker aan dit project te koppelen. In totaal wordt er op die wijze 7 uur per week (4 + 3) geïnvesteerd in dit project. Het project TAZ (2009 – 2012) werd in 2013 beëindigd. In totaal werden er binnen de provincie WestVlaanderen 600 zorgbegeleidingen opgestart. 72,8 % van deze opgestarte begeleidingen hebben geleid tot een resultaat (toegeleid naar): Arbeidszorg:
21,3 %
Beschermd circuit GTB
15,8 %
Beschermd circuit VDAB
6,5 %
Normaal economisch Circuit GTB
15,5 %
Normaal economisch circuit VDAB
12,5 %
Niet Toeleidbaar:
28,3 %
Een vervolgproject (TAZbis) werd gestart in 2013 en loopt tot 2014. Voor de provincie West-Vlaanderen worden 320 dossiers voorzien. Nieuw binnen dit project is de inbreng van groepsmomenten waarin enerzijds informatie over het traject wordt gegeven en de rol van de verschillende actoren, maar anderzijds ook ruimte wordt gemaakt voor een psycho-educatief aanbod.
41
Werkingsverslag 2013 – cgg Prisma vzw
7. Beleidsontwikkelingen 7.1. Visietekst en opdrachtsverklaring Gezien de groei van het centrum en de evoluties op het werkterrein werd de vraag en de behoefte om de tot nu tot gehanteerde visietekst en opdrachtsverklaring te actualiseren steeds nadrukkelijker gesteld. Binnen het Doevo (Doelgroepverantwoordelijken overleg) werd een basis gelegd om dit te realiseren. Welke waarden willen we hanteren, naar welke hulpverleningsvisie toe willen we handelen, wat willen we met onze dienstverlening bereiken, … dit zijn allemaal vragen waarmee we in de praktijk voortdurend mee geconfronteerd worden. Rond deze thema’s willen we een gedragen en gemeenschappelijk beleid ontwikkelen. Een duidelijke missie geeft ons ook een bestaansrecht. Ze dwingt ons ook een aantal fundamentele vanzelfsprekende uitgangspunten expliciet onder woorden te brengen. Het dwingt ons om na te denken over principes en uitgangspunten die als leidraad fungeren voor beleid en handelen. Normen, waarden en overtuigingen bieden houvast voor dagelijkse gedragsregels. Een missie verleent ook identiteit aan een organisatie. Daardoor kunnen de betrokkenen zich beter identificeren met de organisatie. Er gaat een verbindend effect van uit. Een missie heeft ook een richtinggevende werking: het stuurt allerlei activiteiten, omdat er wordt vastgelegd wat het werkterrein is en wat de kernactiviteiten zijn. Het kan ook beperkend zijn, of afpalend, omdat het ook duidelijk wordt wat de organisatie niet wil doen. De tekst die werd opgesteld zal tijdens het inhoudelijk luik van de nieuwjaarsreceptie 2014 besproken en bediscussieerd worden.
7.2. GGZ-vernieuwing - naar een betere geestelijke gezondheidszorg door de realisatie van zorgcircuits en zorgnetwerken. Tijdens het werkjaar 2010 werden er nieuwe initiatieven genomen die de organisatie van de geestelijke gezondheidszorg in België zullen tekenen. De stap naar vermaatschappelijking van de zorg wordt daarin verder gezet. Tijdens het werkjaar 2013 richtte de cgg-werking zich op de constructie en ontwikkeling van het Psychiatrisch Expertise Team (PET) en dit binnen de uitrol van het initiatieven van de ggz-vernieuwing. Functie 1b werd op die wijze vertaald naar een organisatie van een Psychiatrisch Expertise Team. Dit team – samengesteld uit medewerkers uit de PZT (IBW) en CGG – richt zich vooral naar eerstelijnsdiensten, CLB, GTB, BJZ uit de zorgregio’s Oostende en Brugge. De inclusieleeftijd werd op 16 jaar geplaatst. Indien eerstelijnsdiensten geconfronteerd worden met een cliënt met (een vermoeden van) een geestelijke gezondheidzorgproblematiek kan men hiervoor advies, ondersteuning bij verdere opvolging en breder overleg met verschillende actoren en sectoren krijgen. Het PET staat in voor onmiddellijk advies en consult, screening en indicatiestelling, vroeginterventie en kortdurende behandeling, toeleiding naar de gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg, vorming en deskundigheidsbevordering. De bespreking van de cliënten gebeurt ofwel op een netwerktafel (met aanwezigheid van eerstelijnsactoren) ofwel op een patiëntentafel (vooral ggz-actoren). De netwerktafel zal vooral ondersteunend werken naar de eerstelijnsen welzijnsactoren en intermediair naar de cliënt. De patiëntentafel zal vooral de focus richten op de ggzbehandeling van de betrokken cliënt. Op zowel de patiëntentafel als op de netwerktafel is een arts-psychiater aanwezig.
42
Werkingsverslag 2013 – cgg Prisma vzw
De werkingsprincipes en de filosofie van de PET-teams worden bewaakt door een kernteam. Dit kernteam is samengesteld uit een vertegenwoordiger van elk betrokken CGG, een vertegenwoordiger van IBW die samen met een specialist inzake vroegdedectie het geheel inhoudelijk vorm geven en aansturen. Door de onderlinge verschillen qua mogelijkheden (aan- of afwezigheid van voorzieningen, afstanden binnen de regio, karakter van de regio), vormt er zich in iedere regio een verschillende dynamiek en ontwikkelsnelheid. Ook het aantal ingezette vte beïnvloedt de ontwikkeling. Spijts deze essentiële verschillen blijft de basisfilosofie overeind maar de terreinuitwerking kan verschillend zijn. De vorming van de Mobiele Crisisteams en Mobiele Behandelteams zijn in het netwerk ook regionaal heel verschillend. Enkel de regio Brugge heeft deze 2 teams. De andere regio’s kunnen daar tot op heden nog geen beroep op doen. Dit gemis wordt heel sterk aangevoeld in de regio’s waar vroeger een actief PZT-team outreachend werkzaam was (regio Oostende). Vanuit de basiswerkingen in de subregio Oostende wordt er terug vorm gegeven aan de ontwikkeling van een soort Mobiel Behandelteam. Evenwel niet met de zelfde personele middelen en waarschijnlijk ook beperkt in tijd. Ook hier neemt het CGG Prisma deel aan deze ontwikkeling daar het cgg reeds een ruime expertise hebben met het aanbod van langdurige zorg en meer bepaald met begeleidingen/behandelingen in de thuiscontext.
7.3. Kwaliteitszorg De werkgroep kwaliteit kwam in het werkjaar 2013 een 5-tal maal samen. In de werkgroep werden verschillende thema’s besproken en voorbereid in het kader van het kwaliteitsvol werken binnen onze organisatie: -
Routine outcome metingen (cf 7.9.)
-
Cliëntentevredenheidsenquête (doelgroep volwassenen) Een vragenlijst met 12 gesloten en 2 open vragen werd opgestuurd naar de cliënten die minstens 5 ftfgesprekken achter de rug hadden en waarvan het laatste gesprek niet meer dan 2 maanden voor de verspreiding van de enquête gevoerd werd. Er werd gepeild naar de algemene tevredenheid van het onthaal, de telefonische bereikbaarheid, duur van de wachttijd tot het eerste gesprek, naar de mate van informatie verkregen te hebben over praktische gang van zaken, aanpak van behandeling/begeleiding, mee-beslissingsmogelijkheden, ingeschatte deskundigheid, inschatting van geholpen voelen enz. De gesloten vragen hadden steeds 4 ordinale antwoordordening (vb “zeer tevreden”, ”eerder tevreden”, “ontevreden” en “zeer ontevreden”) en een scoremogelijkheid “geen mening”. De enquête kreeg een respons van 33 % (36/108). De spreiding tussen de verschillende locaties: 20 % Blankenberge – 53 % Oostende – 27 % Torhout. Beschrijving van de doelgroep: De enquête werd beantwoord door 14 % mannen en 78 % vrouwen (bij 8 % was het geslacht niet ingevuld). De leeftijdscategorie: 8 % (18-29 jaar) – 42 % (30-44 j) – 33 % (45-59 j) en 14 % 60+j .(3% leeg) Het aantal gevoerde gesprekken: 20 % (5-15), 11% (16-30), 19 % (31-45) en 47 % (45+). (3 % leeg). Resultaten: Als we de resultaten tot een dichotome schaal reduceren (“goed” versus “slecht”) wordt er op de 12 items overwegend goed gescoord (gemiddeld 86 %). De score goed loopt van 63 % (informatie over het resultaat van de behandeling/begeleiding) tot 94 % (tevredenheid over onthaal in het centrum). De duur van wachttijd tot het eerste gesprek wordt bij 31% van de respondenten als “zeer kort” ervaren en bij 42 % als “eerder kort”.
43
Werkingsverslag 2013 – cgg Prisma vzw
50 % van de respondenten oordelen dat ze “veel informatie” hebben gekregen over de aanpak van hun behandeling/begeleiding, 31 % “wat informatie”. Daarentegen meldt 8 % dat ze “geen informatie” heeft ontvangen. Met betrekking tot het item “informatie over het te verwachten resultaat”, meldt 33 % dat ze veel informatie gekregen hebben, 31 % “wat informatie, 17 % “weinig” en 8 % “geen”. (11 % had geen mening). 33 % van de respondenten voelt zich “heel zeker” voldoende geholpen, en 53 % “wat geholpen”. Wat de aanbeveling van het centrum naar anderen betreft stelt 58 % dit “zeker” te doen en antwoorden 36 % met een duidelijke “ja”. Naast de 12 gesloten vragen, werden er nog 2 open vragen gesteld: één omtrent mogelijke verbeteracties, de andere omtrent nog bijkomende opmerkingen aangaande de begeleiding/behandeling. De helft van de respondenten heeft gebruik gemaakt van deze mogelijkheden. Daarin werd overwegend lovend gesproken over de gang van zaken en de therapeuten. Kritische bemerkingen werden geuit ten aanzien van de tariefverhoging, parkeerproblemen, aankleding van sommige burelen (meer huiselijke sfeer), sommige respondenten willen duidelijker antwoorden op hun vragen, hebben het moeilijk met verlofperiodes waardoor ze moeilijk terecht kunnen in crisissituaties. Soms lopen de wachttijden in de wachtzaal op. De deskundigheid van de medewerkers wordt hoog ingeschat (93 %) en die score zien we ook terugkeren in de inschatting van de juiste aanpak voor de problemen (92 %). -
Werken met behandelplannen Het al of niet aanwezig zijn van behandelplannen wordt kwartaalgewijs opgevolgd en besproken in de kwaliteitskring. We merken een sterke stijging van het gebruik ervan.
-
Correcte registratie en opvolging Aansluitend op de kwaliteitswerkgroep wordt er ook een betere opvolging gerealiseerd van de open zorgperiodes. Via een driemaandelijkse monitoring van de nog openstaande zorgperiodes wordt bekeken of deze al of niet kunnen gesloten worden. De registratieverantwoordelijke wordt ook ingeschakeld in de opvolging van validatieproblematiek binnen de registratie.
-
Werkgroep in-, door- en uitstroom Om de problematiek van wachttijden aan te pakken werd in de loop van het werkjaar 2013 een werkgroep opgericht die de in-, door- en uitstroom van de doelgroep volwassenen in kaart ging brengen en mogelijke oplossingen en voorstellen ter discussie zou brengen. Een eerste vaststelling was dat ieder team – en ook gezien de verschillende samenstelling en grootte – reeds verschillende manieren had bedacht om met deze wachttijden om te gaan. De keuze van het centrum om zich vooral te richten op sociaal en financieel zwakkeren, multiple pathologie en langdurige zorg, zorgt er ook voor dat er heel wat cliënten lang in behandeling blijven (cf 6.3.2.1. – zorgperiodes per aanmeldingsjaar). Opgemerkt werd wel dat de verschillende teams en therapeuten het moeilijk hadden om cliënten los te laten en misschien vroeger dan gepland de behandeling/begeleiding te stoppen of met korte follow-up gesprekken de situatie draagbaar te maken voor de cliënt en zijn omgeving. Ook werd vast gesteld dat er te weinig gebruik wordt gemaakt – al heeft ook niet iedere regio voldoende aanbod – van een andere soort zorgaanbod: mobiel behandelteam, dagactiviteitencentra, arbeidszorg, buddywerking, ….. alternatieven die een nood kunnen ledigen waardoor er voor het centrum en zijn equipes meer ruimte komt om zich te richten op een veranderingsgerichte behandeling.
44
Werkingsverslag 2013 – cgg Prisma vzw
7.4. Scholenproject Geestelijke Gezondheid Samen met de ggz-actoren uit de regio Oostkust (Paaz Gezondheidszorg Oostkust, Beschut Wonen Oostkust, PZT Oostkust, Dag Activiteitencentrum De Kajuit en het SIT Oostkust) werd er een vervolg gebreid aan de informatiecampagne met als doel de taboesfeer met betrekking tot geestelijke gezondheidszorgproblematiek te doorbreken. Daarvoor werden aan de laatstejaarsleerlingen van de secundaire scholen uit de regio Oostkust een lespakket aangeboden met betrekking tot deze problematiek. 3 scholen pikten hierop in en vonden deze vorm van informatieverstrekking zinvol om te herhalen. Ook de medewerkers van de verschillende gezondheidszorgorganisaties die dit lespakket brachten ervaren een meerwaarde in dit initiatief. Geregeld komen deze medewerkers ook samen om van gedachten te wisselen en de noodzakelijke accenten binnen het lespakket vast te leggen en waar nodig bij te sturen. Het inbrengen van ervaringsdeskundigen overstijgt het louter informatief karakter van het lespakket en sluit beter aan met de verwachtingen van de leerlingen.
7.5. Opvolging onderzoek emotionele belasting op het werk Inleiding: Het aspect emotionele belasting was een item dat in het onderzoek uitgevoerd door IDEWE (periode okt-nov 2012) betekenisvol hoger scoorde in vergelijking met de resultaten van een externe referentiegroep. Om een beter inzicht te krijgen op de elementen die meespelen in de opbouw van deze constructie heeft het centrum besloten een bijkomende bevraging te organiseren. De periode van bevraging liep van november 2013 tot eind januari 2014. Respondenten: 36 medewerkers (73 %) hebben deze bijkomende vragenlijst ingevuld mbt de emotionele belasting op het werk. Iedere locatie / team was vertegenwoordigd. Zowel onthaal/administratief personeel alsook therapeutisch medewerkers waren ruimschoots vertegenwoordigd. Methodiek: Er werd gekozen voor een niet-anonieme bevraging. Dit was te verantwoorden om een gerichte remediëring te kunnen opzetten. De vragenlijst was opgedeeld in twee delen: a. De vraag naar de invloed en de grootte van invloed die bepaalde factoren hebben op de constructie van emotionele belasting. Anders geformuleerd: Welke stressfactoren kunnen we onderscheiden en wat is de maat van invloed op de constructie van de persoonlijke emotionele belasting. b. Welke ondersteuningsmaatregelen kunnen ontplooid worden en wat is de maat van belangrijkheid ervan. Beide vraagstellingen vertrokken vanuit de persoonlijke inschatting, los van eventuele algemeen geldende ideeën. De antwoordcategorieën werden beperkt tot 4 (zeer klein/niet belangrijk - klein/weinig belangrijk – groot/belangrijk - zeer groot/heel belangrijk). Op die wijze hoopten we duidelijke uitspraken te kunnen noteren. Niettegenstaande een ruime voorbereiding werd de complexiteit van de vraagstelling toch wat onderschat. Vooral de eerste vragenreeks lokte ongewild wat tegenstrijdige interpretaties uit. De aanduiding van de ondersteuningsmaatregelen gebeurde éénduidiger.
45
Werkingsverslag 2013 – cgg Prisma vzw
Bespreking resultaten: Invloedsdomeinen en hun gewicht. De problematiek van de cliënt wordt bij bijna 64 % van de respondenten als een heel belastend element ervaren in de opbouw van de emotionele belasting. De aan de interne organisatie van het werk gerelateerde domeinen (teamwerking – veelheid van taken – leiding/aansturing – caseload) worden eveneens door velen als belastende factoren beschouwd. De persoonlijke betrokkenheid van de hulpverlener op een cliënt zorgt eveneens voor een stressfactor. Elementen als afstemming tussen thuis en werksituatie, de eigen kennis en vaardigheden, en autonomie, zijn veel minder verantwoordelijk voor de opbouw van emotionele belasting. Externe factoren als infrastructuur en werking van het (professioneel) netwerk zijn sterk team en / of locatiegebonden. Ondersteuningsdomeinen en hun gewicht: Alle opgesomde ondersteuningsthema’s worden als belangrijk beschouwd, waarbij vorming, het installeren van intervisiemomenten en teambuildingsactiviteiten als heel belangrijk werden aangeduid. Het kunnen volgen van supervisie, flexibiliteit van werkregeling, autonomie en gebruik van functioneringsgesprekken worden als belangrijk gescoord. Mobiliteit binnen de organisatie als ondersteunde maatregel wordt echter niet weerhouden. Hoe daar mee verder? We onderscheiden 3 niveau’s van actie. -
Organisatieniveau (CGG Prisma) Lokaal (afdeling/doelgroep) niveau Individueel/particulier niveau
Organisatieniveau: Blijvende inzet naar ondersteuning van vorming/supervisie Waar mogelijk afstemming thuis/werk optimaliseren (ook binnen uurroosters) Nagaan of er voor bepaalde functies thuiswerk mogelijk is Duidelijke richtlijnen/procedures uitschrijven geldend voor alle werkingen Stimuleren en behouden van autonomie binnen de afgesproken grenzen Lokaal (afdeling/doelgroep) niveau: Uitbouw intervisie Organiseren teambuildingsactiviteiten Uitschrijven van duidelijke richtlijnen/procedures voor lokaal gebruik Individueel/particulier niveau: Individuele coaching/begeleiding waar nodig Functioneringsgesprekken - aandacht voor groei, bijsturing en terugkoppeling De scheidingslijnen tussen de verschillende actieniveau’s dienen niet scherp afgetekend te worden. Zo kan er bv een teambuildingsactiviteit op organisatieniveau georganiseerd worden en/of specifieke vorming voor bepaalde doelgroep.
46
Werkingsverslag 2013 – cgg Prisma vzw
Om meer grip te kunnen krijgen op de elementen die een emotionele belasting in de werksituatie veroorzaken is een top-down-ingreep niet voldoende. Ook op de werkvloer, tussen de medewerkers onderling dient er gezocht te worden naar steunmaatregelen en kunnen er initiatieven genomen worden om dit te stimuleren.
7.6. Nieuwjaarsreceptie De jaarlijkse nieuwjaarsreceptie van het werkjaar 2013 stond 2013 in het teken van cliëntenparticipatie: “De cliënt, een evenwaardige partner”.. Een verantwoordelijke van de activeringswerkplaats Poco Loco en van de werkgroep Ervaringsdelen en Destigmatisering uit Gent (dhr Jochen Van Der Steen), dhr Jan Delvaux, ervaringsdeskundige, lid van de werkgroep Ervaringsdelen en ondervoorzitter van de VZW Uilenspiegel en dhr Kris Van De Sype, maatschappelijk werker, stafmedewerker sociale psychiatrie, CGG Eclips en voorzitter Azis (Assertieve Zorg in de samenleving) Gent, waren de sprekers. De verbinding van professionele deskundigheid met ervaringsdeskundigheid is noodzakelijk voor een kwalitatieve zorg. De lezing belichtte de cliëntbetrokkenheid en het nut van ervaringsdeskundigen in de ggz. Naar analogie met ervaringsdeskundigen in de armoede wordt er meer en meer gesproken over de inzet van ervaringsdeskundigen in de ggz. Is dit een hype of een meerwaarde? De lezing ging ook over de taboes die doorbroken dienen te worden. Over de maatschappelijk sterk verankerde beelden over psychiatrie en psychische problematiek die een blijvende rem betekenen.
7.7. Vrijwilligers Ons centrum kent reeds een lange geschiedenis in het werken met vrijwilligers. Het cgg krijgt ook regelmatig aanvragen van personen die zich vrijwillig willen inzetten, veelal is deze vraag gekoppeld aan het kunnen volgen van een therapeutische opleiding (voorwaarde tot inschrijving) of om ervaring op te doen en aldus gemakkelijk in het regulier circuit aan de slag te kunnen. Niet op alle vragen wordt ingegaan, de motivatie en het engagement die de vrijwilliger moet aantonen dient ook in overeenstemming te zijn met de verwachtingen van de organisatie. Dit engagement stelt de cliënt centraal, waardoor bij wijziging van statuut van de vrijwilliger, de begeleiding niet zo maar kan afgebroken worden. Daarom wordt er ook steeds met een contract gewerkt, waarin de wederzijdse plichten en rechten worden beschreven. Het centrum heeft ook de toestemming van het RVA om hooggeschoolden (masters en bachelors) als vrijwilliger te kunnen inschakelen zonder dat zij hun rechten als uitkeringsgerechtenden verliezen. Maximaal kan een vrijwilliger aldus tot 28 uur per week ingeschakeld worden. Deze inschakeling binnen het therapiegebeuren komt zowel het centrum, de vrijwilliger als de cliënt ten goede. Het afgelopen werkjaar kon het centrum terug beroep doen op 3 personen zich als vrijwilliger hebben ingezet. De inzet betekent ook een meerwaarde voor de werking. Naast de noodzakelijke begeleiding en opvolging die deze personen krijgen, dragen deze vrijwilligers met hun kennis en ervaring bij aan het zorgaanbod van de organisatie.
7.8. Project DAZ “doorstroomtraject arbeidszorg” Het project opgezet in samenwerking met de vdab, arbeidszorgvoorzieningen, empowerment-organisaties en ggzactoren dat in het werkjaar 2012 startte werd gecontinueerd in 2013. De bedoeling is om bij de personen die uitkeringsgerechtigd zijn en die momenteel actief zijn binnen een arbeidszorgproject (Het Wok, de Klus, …) een poging te wagen hen op een hoger niveau te doen functioneren en aldus een doorgroei te laten maken naar beschutte of sociale werkplaats en eventueel in het reguliere systeem. Omdat men voorziet dat bij sommige van deze personen de druk te hoog zal worden, wordt er een zorgpartner ingeschakeld die de nodige psychologische en psychiatrische steun van verlenen. Het betreft een project waarbij
47
Werkingsverslag 2013 – cgg Prisma vzw
20 personen geïncludeerd worden uit de regio Brugge. De zorgpartners zijn: cgg Prisma, cgg Noord WestVlaanderen, PC Sint-Amandus, PC OLVrouw, PC Rustenburg en Revalidatiecentrum Inghelburch.
7.9. Outcome-metingen In het beleidsplan 2012 – 2014 verwachtte de overheid dat elk centrum een start zou maken met een methodiek van uitkomstenmanagement om de resultaten van de zorg te meten en te verbeteren. Met een externe procesbegeleider (Voca) werd een traject afgelegd om tot een eerste vorm van Routine Outcome Monitoring te komen. Er werd gestart met de therapeuten uit de doelgroepwerking Volwassenen. Tijdens een 4tal bijeenkomsten werd een methodiek afgesproken waarin iedereen zich kon vinden. Er werden geen instrumenten naar voor geschoven die standaard dienen gebruikt te worden. Wel werd er gekozen voor een outcome evaluatiesysteem waar elke therapeut voor zichzelf (en individueel te bepalen bij elk therapeutisch proces) enerzijds de doelstellingen formuleert waar de therapie op geëvalueerd dient te worden en anderzijds methodisch telkens aanduidt op welke manier dit zal gebeuren. Diagnostische instrumenten kunnen daarbij naar voor worden geschoven maar enkel optioneel. Er kan naar andere methodieken in de verslaggeving worden verwezen (bv intervisie, evolutiebespreking,..). Er werd dus gekozen voor een korf van mogelijkheden (cf cafetariaplan) die iedere therapeut zelf kan opstellen en dit rekening houdend met zijn eigen therapeutische achtergrond en uiteraard ook met de particulariteit van de cliënt. Bij de start van de therapie moeten de doelstellingen en de wijze waarop zal geëvalueerd worden duidelijk geëxpliciteerd worden. Sommige therapeuten zullen gebruik maken van vragen die cliënten invullen (vb SCL 90), andere van beoordelingslijsten (vb Honos), nog andere van individuele feedback gesprekken, …. Dit alles dient echter teruggekoppeld te worden naar de respectievelijke teams, waar dit eveneens besproken wordt. Voor deze werkwijze werd gekozen omdat er een groot verschil in benaderingswijze werd vastgesteld tussen meer dynamisch georiënteerde therapeuten en de meer cognitief gedragsmatige aanpak van sommige therapeuten. Vanuit hun eigen therapie-achtergrond kan men nu die instrumenten / methoden hanteren die het best passen, zonder het uiteindelijk doel te negeren.
7.10. Patiëntenbijdrage Vanaf 1 mei 2013 werd een besluit van de Vlaamse Regering van kracht die de hoogte van de patiëntenbijdragen en de modaliteiten daaromtrent vastlegde binnen de centra geestelijke gezondheidszorg. De volgende tarieven worden vanaf 1 mei 2013 gehanteerd voor de niet-medische consulten (gesprekken bij psychologen, maatschappelijke werkers):
Standaard tarief per gesprek (max. 60 minuten)
11,00 euro
Recht op verminderde bijdrage:
4,00 euro
□
□ □
RSZ statuut – “verhoogde tegemoetkoming” (VT) – recht geopend door mutualiteit op basis van specifieke uitkeringen (oa leefloon, IGO, integratietegemoetkoming,… ) of hoedanigheid (wees, …) of op basis van inkomensonderzoek (bruto gezinsinkomen lager dan 16.743,70 euro – te verhogen met 3.099,72 per persoon ten laste.) budgetbegeleiding, budgetbeheer of schuldbemiddeling (via CAW of OCMW) Minderjarigen zonder medeweten van ouders/voogd en waar problemen zich situeren in de omgang met ouders/voogd.
Eerste gesprek (na doorverwijzing)
48
Werkingsverslag 2013 – cgg Prisma vzw
Gratis
-
Gratis
Vrijstelling van bijdrage: Gedetineerden Aanklampende zorg (zorgvermijders) Asielzoekers Behartigwaardige situatie (cgg kan zelf daarover oordelen)
De cliëntbijdrage mag echter geen drempel vormen om beroep te doen op de diensten van het cgg Prisma. Daarom kan de cliënt indien hij meent recht te hebben op een verminderd tarief of op een vrijstelling van bijdrage, dit schriftelijk aanvragen aan de verantwoordelijken van het centrum. Het centrum hanteert ook geen strikte controleregels inzake de toekenning van vermindering of vrijstelling. Wel wordt steeds een mutualiteitsklevertje gevraagd – dit duidt reeds aan of iemand recht heeft op een Verhoogde Tegemoetkoming. In samenspraak met de behandelende hulpverlener kunnen afwijkingen toegestaan worden. Het centrum wil ook in een sfeer van vertrouwen deze regeling toepassen.
8. Benchmarking-indicatoren In de jaren 2002-2003 werd door het agentschap Zorg en Gezondheid en de afgevaardigden van de CGG-sector gezocht naar toetsbare doelstellingen die afgeleid zijn uit de beleidsdocumenten en de regelgeving. Men formuleerde 5 doelstellingen die opgevolgd worden aan de hand van het registratiesysteem van de CGG (vroeger Arcade, nu EPD). Elke doelstelling is vertaald in één of meerdere indicatoren. Doelstellingen: 1. De behandeling van een CGG-patiënt start binnen een redelijke termijn de 2. Een CGG profileert en positioneert zich als een gespecialiseerde voorziening in de GGZ en als 2 lijnsvoorziening 3. Een CGG schenkt uitdrukkelijke aandacht aan kinderen, ouderen en sociaal en financieel zwakkere personen 4. Het psychisch evenwicht van de CGG-patiënt wordt hersteld of de psychische stoornissen worden draaglijk gemaakt voor de patiënt en omgeving 5. Het aantal vroegtijdig, eenzijdig afsluitingen bij de zorgperiodes van meer dan 4 sessies beperken.
In dit document worden de indicatoren weergeven voor ons centrum. Ze zullen ook geplaatst worden tov (waar mogelijk) het gemiddelde van de sector en de positie tav hoogst en laagst scorende (20 CGG). Basiscijfers: aantal zorgperiodes naar huidige status (31 december 2013) Naam CGG CGG Prisma (20)
Aantal niet-afgesloten zp 975
Aantal afgesloten ZP 521
Alle ZP 1496
Doelstelling 1: behandeling van een cgg-patiënt start binnen een redelijke termijn Indicator 1: wachttijden – aanmelding – FTF1 (er wordt geen wachttijd berekend als er geen FTF1 in het registratiejaar heeft plaatsgevonden). Naam CGG CGG Prisma (12) Sector
49
Percentiel 75 49 dagen 43 dagen
Werkingsverslag 2013 – cgg Prisma vzw
Indicator 2: wachttijd FTF1 – FTF2 (er wordt geen wachttijd berekend als er geen FTF2 in het registratiejaar heeft plaatsgevonden). Naam CGG CGG Prisma (4) Sector
Percentiel 75 35 dagen 49 dagen
Indicator 3: wachttijd Aanmelding – FTF2 (er wordt geen wachttijd berekend als er geen FTF2 in het registratiejaar heeft plaatsgevonden). Naam CGG CGG Prisma (16) Sector
Percentiel 75 89dagen 105 dagen
Aanvullend per zorgsoort: Aantal dagen K&J -zorg
P75 aanmeld.-FTF1 P75 aanmeld.-FTF2
Volwassenenzorg
55 107
ouderenzorg
30 77
Verslavingszorg
14 40
14 28
Forensische zorg
Zorg personen verst. beperking 44 65
155 162 de
Doelstelling 2: het CGG profileert en positioneert zich als een gespecialiseerde voorziening in de ggz en als 2 lijnsvoorziening Indicator 1: percentage aanmeldingen niet op eigen initiatief Een cgg heeft een goede tweedelijnspositie, indien de cliënt doorverwezen wordt vanuit een andere sector of wanneer er aan enkele criteria wordt voldaan: Hoog suïciderisico De laatste 2 jaar reeds in zorg genomen werd door een CGG Vroeger reeds in zorg genomen door een GGZ-voorziening Ernstige psychosociale problemen: GAF-score minder dan 60 Naam CGG CGG Prisma (14) Sector
Percentage niet op eigen initiatief 92 % 93 % Via verwijzer
CGG Prisma Sector
80 % 82 %
Suïciderisico 7% 6%
Vroegere zorg CGG 3% 3%
Externe hulp GGZ 0% 1%
Lage GAF-score 10 % 9%
Indicator 2: Afgesloten zorgperiodes met >3 FTF-contacten met DSM diagnose tov alle afgesloten ZP met minimum 3 FTFcontacten Naam CGG CGG Prisma (11) Sector
Percentage 94.0 % 92.0 %
Indicator 3: percentage zorgperiodes met minstens 1 FTF contact met psychiater tav alle actieve zorgperiodes. Naam CGG CGG Prisma (14) Sector
50
Percentage min 1 FTF contact Psychiater 12,0 % 21.0 %
Werkingsverslag 2013 – cgg Prisma vzw
Doelstelling 3: Een CGG schenkt uitdrukkelijke aandacht aan kinderen, ouderen en sociaal en financieel zwakkere personen. Indicator 1: % van doelgroep in het CGG tov % doelgroep in het werkgebied van het CGG (ratio’s + %) Jongeren Naam CGG CGG Prisma (16) Sector
Aandeel jongeren in werkgebied 16,8 % 19.5 %
Aandeel in cgg 18,6 % 23,9 %
Aandeel ouderen in werkgebied 30,2 % 24,8 %
Aandeel in cgg 8.8 % 9,9 %
Ouderen Naam CGG CGG Prisma (13) Sector
Financieel & sociaal zwakkeren Naam CGG CGG Prisma
Fin.sociaal zwak (45 kenm) 16,1 % 14.8%
Mogelijk fin.sociaal zwak (2-3 kenm) 50,0 % 46,9 %
Doelstelling 4: het psychisch evenwicht van CGG-patiënten wordt hersteld of de psychische stoornissen worden draaglijk gemaakt voor patiënt en omgeving. Indicator1: percentage tewerkstellingstijd naar directe patiëntencontacten (alle functies) Naam CGG
CGG Prisma (14) Sector PI norm
Percentage
26,24 % 27,41 % 36.00 %
Maximale PI
33,19 % 34,26 %
Verhouding plaatsgev/plaatsgev + geplande 79 % 80 %
Illustratief: percentage tewerkstellingstijd therapeuten naar directe patiëntencontacten (/VTE hulpverlening) Naam CGG
CGG Prisma (20) Sector PI norm
Percentage
34,5 % 43,20 % 60.00 %
Maximale PI
43,45 % 53,99 %
Verhouding plaatsgev/plaatsgev + geplande 79 % 80 %
Doelstelling 5: Aantal vroegtijdige, eenzijdige afsluitingen bij zorgperiodes van meer dan 4 sessies beperken. Indicator: aantal zorgperiodes met FTF > of = 4 die vroegtijdig en eenzijdig afbreken tov het aantal zorgperiodes met FTF > of = 4 Naam CGG
CGG Prisma (13) Sector
51
Percentage Voortijdig zonder kennisgeving 16,2 % 18,9 %
Percentage voortijdig met kennisgeving 4,8 % 4,1 %
Werkingsverslag 2013 – cgg Prisma vzw