Werkingsverslag 2011
cgg PRISMA vzw
Voorwoord
2
1. Bestuursorganen 1.1. Algemene vergadering 1.2. Raad van bestuur 1.3. Dagelijks bestuur
3
2. Organogram
4
3. Werkingsgebied
5
4. Vestigingsplaatsen 4.1. CGG Prisma – locatie Beernem 4.2. CGG Prisma – locatie Blankenberge 4.3. CGG Prisma – locatie Oostende - Volwassenenteam 4.4. CGG Prisma – locatie Oostende – Kinderen- en Jongerenteam 4.5. CGG Prisma – locatie Torhout 4.6. CGG Prisma – maatschappelijke zetel
8
5. Personeelsbestand 5.1. Directie 5.2. Psychiatrische functies 5.3. Psychologische functies 5.4. Maatschappelijke functies/ aanvullende functies 5.5. Administratieve functies
9
6. Samenvattend werkingsverslag 6.1. Hulpverleningsopdracht 6.2. Traject van de cliënt binnen de dienstverlening 6.3. Samenvattende tabellen werking cgg Prisma – registratiegegevens 6.3.1. Inleiding 6.3.2. Cijfergegevens 6.3.2.1. Samenstelling cliëntengroep 6.3.2.2. Demografische gegevens 6.3.2.3. Verwijzende instanties 6.3.2.4. Diagnostiek 6.3.2.5. Activiteiten 6.3.2.6. Wachttijden 6.3.2.7. Afsluitingen en doorverwijzingen 6.4. Participaties en vertegenwoordigingen 6.5. Specifieke werkingen en projecten 6.5.1. Consulententeam Ampel 6.5.2. Project IRIS 6.5.3. FIT 6.5.4. TAZ 6.6. Beleidsontwikkelingen 6.7. Benchmarking
12 12 13 14 14 15 15 18 21 22 25 27 29 29 31 31 32 32 33 34 39
1
Werkingsverslag 2011 – cgg Prisma vzw
Voorwoord Geachte lezer, Voor u ligt opnieuw een lijvig document, vol met cijfers, tabellen en grafieken, als getuige van het werkjaar 2011 van het cgg Prisma vzw. Deze samengebrachte gegevens tonen echter maar een deel van de dagelijkse werking van het centrum. De werkelijkheid is veel complexer, boeiender en waardevoller dan dit cijfermateriaal. En toch geven deze cijfers tendenzen aan, bieden indrukken, tonen aan waarmee het centrum en zijn medewerkers mee geconfronteerd worden. Alles wordt veel complexer, de hulpverlening is niet meer een één op één verhaal. Ze beweegt zich binnen nieuw op te richten netwerken, gaat buiten haar vertrouwde omgeving opereren (outreaching) en dient het engagement van de cliënt beter te ondersteunen en op te volgen. De verbreding van de zorg, het ontwikkelen van werkmethodes naar specifieke doelgroepen, doen het professionalisme van de organisatie stijgen. Overleg, samenwerking, afstemming komen meer en meer centraal te staan en dit niet alleen in functie van de cliënt maar eveneens in relatie met de ontwikkelingen in het zorglandschap. Tot slot wil binnen dit voorwoord nog alle medewerkers bedanken voor hun inzet. Een inzet die gemaakt heeft wat het cgg Prisma nu is. Veel leesgenot.
Marc Berkers Directeur – algemeen coördinator
2
Werkingsverslag 2011 – cgg Prisma vzw
CGG Prisma vzw 1.Bestuursorganen 1.1. Leden van de Algemene Vergadering: Dhr. Jozef Bonte Dhr. Carlos Breckpot Mevr An Casteleyn Dhr. Wim Crommelinck Mevr. Mariane Desoete Dhr. Jozef Dumoulin Dhr. Herman Himpens Dhr. Etienne Lievens Mevr. Brigitta Monbaliu Dhr. Luc Simoens Dhr. Robert Paulus Dhr. Koen Oosterlinck Dhr. Rik Ouvry Dhr. Reginald Steenkiste De algemene vergadering kwam in het werkjaar 2011 samen op maandag 16 mei. 1.2. Raad van bestuur Dhr. Carlos Breckpot, secretaris – afgevaardigd bestuurder Mevr. An Casteleyn Dhr. Wim Crommelinck, voorzitter Dhr. Etienne Lievens, afgevaardigd bestuurder Mevr. Brigitta Monbaliu Dhr. Luc Simoens Dhr. Koen Oosterlinck Dhr. Rik Ouvry, afgevaardigd bestuurder Dhr. Reginald Steenkiste, penningmeester De Raad van bestuur kwam in het werkjaar 2011 onder voorzitterschap van dhr Wim Crommelinck 4 maal samen op volgende data: 14 februari – 16 mei – 3 oktober en 28 november. 1.3. Dagelijks bestuur Het dagelijks bestuur wordt gevormd door Dhr. Carlos Breckpot Dhr. Etienne Lievens Dhr. Rik Ouvry Dhr. Marc Berkers Het Dagelijks Bestuur vergaderde in 2011 op 4 februari, 25 maart, 4 mei, 23 september en 18 november. Het Dagelijks Bestuur bereidt de vergadering van de Raad van Bestuur voor en volgt nadien de genomen besluiten verder op. Het dagelijks bestuur bespreekt de concrete werking inzake beleid, personeel, huisvesting, uitrusting, projectwerking, werkgroepen,…
3
Werkingsverslag 2011 – cgg Prisma vzw
2.
Organogram (toestand op 31.12.2011)
Bestuursorganen
Algemene Vergadering Raad van Bestuur
Directie
Dagelijks Bestuur directeur - algemeen coördinator Marc Berkers
Adviserende functies
Coördinatorenoverleg (Doevo) kwaliteitscoördinator: A. Verslyppe registratieverantwoordelijke: T. Blontrock ict-verantwoordelijke: T. Corbisier werkgroepverantwoordelijken Diagnostiek & indicatiestelling: Rik Houttekier
Kinderen en jongeren
doelgroepwerkingen
Pascale Sibiet doelgroepcoördinator Deelwerkingen therapeutische medewerkers
blankenberge
oostende
Marijke Heidi Driesmans Vandenberghe Nikita De Rycke Sandra Delphine Van Vanlerberghe Lierde Nikita De Rycke Natalie Werbrouck Maja Dobelaere Nancy Spegelaere Fien Hales
administratieve medewerkers
Chantal Fauconnier Veronique Van Laeken Toestand op 31.12.11
4
Volwassenen & ouderen Rik Houttekier
blankenberge Edith Ide Eliane Savels Isabelle Torricelli Leen Goeminne Luc Grouwels Inge De Vielder
torhout Tom Blontrock Jo Magerman Tania De Roo Hilde Coppens
Adelin Verslyppe
oostende volwassenen Els Vanoverbeke Glenn Strubbe Greet Vannecke Martine Soetaert Sigrid Vanthuyne Walter Van Hecke Hilde Descamps
oostende ouderen Brunilde Van Acker
Forensiche
Doelgroep pers verstandelijke beperking
Dirk Debbaut
Trees Vangansbeke
beernem Fides a Patend Nils Verbeeck Nils Verbeeck Dominiek Derore Siebrecht Sarah Van De Vanhooren Walle Sofie Pollet
beernem Ampel Delphine Boone Wouter Schollaert
Tine Morisse * Christine Brauwers*
Dries D’Hulster * Stefanie Baele*
Anne-Marie Wille Odette Steyaert Tim Corbisier
* vrijwilliger
Werkingsverslag 2011 – cgg Prisma vzw
Kista Van Den Eeckhaut Nicole Depraetere
Mieke Barbier
* vrijwilliger
Sabine Van Acker
* Iris
* gedetacheerd
3.
Werkingsgebied en kenmerken
Het werkingsgebied van het CGG Prisma vzw omvat de bestuurlijke arrondissementen Brugge en Oostende en wordt gevormd door de gemeenten Beernem, Blankenberge, Bredene, Brugge, Damme, De Haan, Gistel, Ichtegem, Jabbeke, Knokke-Heist, Middelkerke, Oudenburg, Oostende, Oostkamp, Torhout, Zedelgem en Zuienkerke. Het aantal inwoners bedraagt per 1 januari 2012 431.499 personen (bron provincie WestVlaanderen/welzijn). Aantal inwoners per gemeente en arrondissement
Totaal
Mannen 211.410
Vrouw 220.089
totaal 431.499
Arrondissement Brugge Beernem Blankenberge Brugge Damme Jabbeke Knokke-Heist Oostkamp Torhout Zedelgem Zuienkerke
136.532 7.859 9.303 56.869 5.460 6.946 16.245 11.295 10.045 11.116 1.394
141.979 7.496 10003 60.416 5.385 6.839 17.735 11.448 10.083 11.207 1.367
Arrondissement Oostende Bredene De Haan Gistel Ichtegem Middelkerke Oostende Oudenburg
74.878 8.229 6.052 5.873 6.987 9.321 33.917 4.499
78.110 8.269 6.418 5.921 6.914 9.727 36.245 4.616
278.511 15.355 15.355 19.306 117.285 10.845 13.785 33.980 22.743 20.128 22.323 2.761 152.988 16.498 12.470 11.794 13.901 19.048 70.162 9.115
Kansarmoede en werkingsgebied In de opdrachtsverklaring van het cgg staat dat de werking zich met voorkeur richt naar sociaal en financieel zwakkeren die kampen met geestelijke gezondheidzorg problematiek. Binnen de registratie wordt dit ook gescoord. Door middel van aanduiding van verschillende indicatoren kunnen cliënten tot de risicogroep sociaal en financieel zwakkeren gelabeld worden. De indicatoren die daarvoor in rekening worden gebracht zijn leefsituatie, burgerlijke staat, onderwijsniveau, bron van inkomen en tewerkstelling. Binnen de volwassenengroep van cliënten scoort 63 % van de cliënten op minstens 2 van de vijf categorieën. Bijna 15 % van de volwassenen populatie scoort op minstens 4 van de 5 categorieën. Een recent onderzoek uitgevoerd door het Steunpunt Sociale Planning van de dienst Welzijn van de provincie West-Vlaanderen leidde tot het opstellen van een Kansarmoedeatlas. Hierin werden een 10-tal indicatoren beschreven die richtinggevend zijn voor het vaststellen van kansarmoede: Éénoudergezinnen (een eenoudergezin is een alleenstaande ouder waar de kinderen gedomicilieerd zijn).
5
Werkingsverslag 2011 – cgg Prisma vzw
-
-
-
-
-
-
-
-
-
De zwakkere financiële positie van eenoudergezinnen uit zich onder meer op vlak van huisvesting. Eenoudergezinnen blijkt de meest kwetsbare groep wat de betaalbaarheid van wonen betreft. Alleenstaanden Alleenstaanden zijn minder gewapend tegen (financiële) tegenslagen. Een alleenstaande is bijzonder kwetsbaar indien die geen of slechts in beperkte mate een sociaal netwerk heeft uitgebouwd. Gescheiden 60- plussers Senioren uit het echt gescheiden hebben een grotere kans op kwetsbaarheid, zelfs in vergelijking met senioren wiens partner is komen te overlijden. Gescheiden ouderen hebben het minst uitgebreide netwerk, hebben minder vaak contact met buren en familie. Het aandeel uit de echte gescheiden 60-plussers neemt jaarlijks toe. Woonstabiliteit Een buurt die gekenmerkt wordt door een hoge verhuismobiliteit heeft een grotere kans op kwetsbaarheid. Er wordt weinig of niet geïnvesteerd in de woningen in de buurt. Ook de bewoners zelf kunnen geen stabiele leefomgeving uitbouwen, zoals vaste huisarts, school, netwerk van buren… Huurders 35-59 jaar De link tussen het aandeel huurders en kansarmoede is niet zomaar rechtlijning te noemen. Een deel van de huurmarkt is bijvoorbeeld voorbehouden voor huishoudens met een vrij hoog inkomen. Ook jonge gezinnen vindt men vaak eerst terug op de huurmarkt in afwachting van de aankoop van een eigen woonst. Het huren van een woning kan wel wijzen op het financiële onvermogen om een eigen woning te verwerven. Huurders 60-plus Huurlasten nemen steeds een groter deel van het gezinsbudget in. Voor wie met pensioen moet rondkomen zijn de huurlasten een grote kost. De kwaliteit van de woningen op de huurmarkt is niet altijd in overeenstemming met de betaalde huurprijs. Naast de uitgaven heb je nog de woononzekerheid, aangezien huurcontracten doorgaans tijdelijk van aard zijn. Schoolse vertraging in het lager onderwijs Deze vertraging is niet noodzakelijk het gevolg van zittenblijven maar kan ook veroorzaakt zijn door ziekte, atypische studieovergangen,… Achterstand in het lager onderwijs komt vaker voor bij kinderen van laaggeschoolde ouders, inactieve ouders en ouders met een lage socio-professionele status. De kinderen weten zich soms minder gesteund door hun ouders in hun schoolloopbaan omdat deze zelf een lagere opleiding genoten, omdat ze door zorgen moeilijk tijd vinden om hun kinderen op te volgen… Leerlingen in het buitengewoon onderwijs Meerdere factoren verklaren het sneller doorstromen van kansarme kinderen naar het buitengewoon onderwijs. Financiële situatie (niet kunnen betalen van schoolrekeningen, leerhulp in BO is gratis) maar ook communicatieve problematiek tussen school en ouders. Het gebrek aan een goede uitwisseling van informatie tussen school en ouders kan tot gevolg hebben dat kinderen onterecht doorverwezen worden naar het buitengewoon onderwijs. Schoolse vertraging in het secundair onderwijs Onderzoek wees uit dat er duidelijke verschillen zijn in schoolachterstand naargelang de sociale afkomst van het kind. Ook niet aanvaarding van leeftijdsgenoten draagt bij tot een negatief zelfbeeld en het verlies van vertrouwen in het eigen kunnen. Deze jongeren lopen grotere kans om gedemotiveerd te worden om hun schoolse loopbaan tot een goed einde te brengen. Laageschoolde werkzoekenden De interfederale armoedebarometer wijst zowel het ontstaan van een job als het laaggeschoold zijn aan als factoren die leiden tot een verhoogde kans op armoede. Binnen de groep werkzoekenden vormen de laaggeschoolden werkzoekenden dus een bijzondere kwetsbare groep: zij lopen aldus dubbel risico.
De kansarmoede werd gemeten aan de hand van 4 dimensies: onderwijs, huisvesting demografie en werkzoekenden. Het geografisch niveau waarop gewekt werd werden “buurten” genoemd (statistische sectoren zoals bepaald door het NIS). De afbakening van deze buurten gebeurde voornamelijk op basis van ruimtelijke factoren en fysische barrières (grote verkeersassen, waterlopen, treinsporen,…) zonder rekening te houden met de bevolkingsdensiteit. In de analyse werden buurten met minder dan 100 huishoudens uit de analyse geweerd.
6
Werkingsverslag 2011 – cgg Prisma vzw
De beoordeling gebeurde op 4 dimensies. Buurten die op 3 of 4 dimensies de drempelwaarden overschrijden worden als potentieel kansarm beschouwd. Buurten die 0, 1 of 2 keer een drempeloverschrijding kennen, worden als niet-kansarm beschouwd. Op de dimensie demografie (eenoudergezinnen, alleenstaanden en gescheiden 60-plussers) scoren de kustgemeentes Middelkerke, Oostende en Blankenberge uit ons werkingsgebied het hoogst en overstijgen ze de West-Vlaamse drempelwaarde. Frappant is dat voor dimensie demografie elke kustgemeente boven het provinciaal gemiddelde scoort. De dimensie huisvesting (huurders 35-59 jaar, huurders 60-plus en wooninstabiliteit). Ook hier is het de kuststrook en de stadscentra dat de drempelwaarde overschrijdt. De dimensie onderwijs (percentage leerlingen met schoolse vertraging in lager onderwijs en secundair onderwijs en het percentage die buitengewoon onderwijs volgen). Terug zijn het de kustgemeenten die de drempels overschrijden (uitgezonderd De Haan). De dimensie werkloosheid (indicator laaggeschoolde werkzoekende). Hier is de dominantie van de kustgemeentes bijna geheel weg. We merken een landelijke spreiding. We spreken slechts van een kansarme buurt als op 3 of 4 van de dimensies de drempelwaarde werd overschreden. 93 buurten in West-Vlaanderen worden als kansarm beschreven. 7 buurten komen als bijzonder kwetsbaar naar voor (waaronder één te Blankenberge). Globaal zien we dat de kustzone toch heel wat kansarme buurten voorkomen. Elke kustgemeente telt minstens 1 kansarme buurt. Ook de stadscentra van de grotere steden Oostende, Brugge tellen kansarme buurten. (bron: Kansarmoedeatlas West-Vlaanderen – Steunpunt sociale planning van de dienst Welzijn van de provincie WestVlaanderen - 2011).
3 van onze locaties liggen in de kuststrook (Oostende (2) en Blankenberge. Beiden en samen met hun buurkustgemeentes (o.a. Knokke-Heist, Bredene, Middelkerke) hebben woonbuurten die volgens de criteria als een kansarme buurt kunnen omschreven worden. Een oefening die werd uitgevoerd met de woonadressen van de cliënten uit de volwassenen en de kinderen jeugdwerking te Oostende toonde aan dat meer dan 25 % van deze cliënten in één van deze kansarme buurten woont. We kunnen dus wel de stelling verdedigen dat we die buurten bereiken die binnen onze visieteksten naar voor worden geschoven. Dit komt echter niet steeds duidelijk naar voor in de registratiecijfers, waar ofwel onder of niet gescoord wordt op deze criteria.
7
Werkingsverslag 2011 – cgg Prisma vzw
4.
Vestigingsplaatsen
4.1. CGG Prisma – locatie Beernem: Team gericht op daderhulp (Fides-ambulant) Project IRIS (integrale Respons op Intrafamiliaal Seksueel misbruik) Patend (psychotherapeutisch aanbod tijdens en na detentie) Ampel Consulententeam: consulentenwerking ten behoeve van personen met een verstandelijke beperking en gedragsmoeilijkheden. Ampel Therapeutisch team: psychotherapeutische interventie bij personen met een verstandelijke beperking en bijkomende psychische problematiek. Stationsstraat 89 8730 Beernem tel 050-78 15 77 – fax 050-78 90 37 - e-mail:
[email protected] 4.2. CGG Prisma – locatie Blankenberge team gericht op kinderen & jongeren, volwassenen & ouderen werking gericht op de problematiek rond kindermishandeling verslavingszorg (drughulpverlening ism het dagcentrum De Sleutel, Brugge) Astridlaan 35 8370 Blankenberge tel 050-41 84 22 – fax 050-42 68 43 - e-mail:
[email protected] 4.3. CGG Prisma – locatie Oostende - Volwassenenteam team gericht op volwassenen en ouderen project dienstverlening Woon- en Zorgcentra regio Oostende Cirkelstraat 4 8400 Oostende tel 059-50 39 50 - e-mail:
[email protected] 4.4. CGG Prisma – locatie Oostende – K&J-team team gericht op kinderen, jongeren en hun ouders werking gericht op de problematiek rond kindermishandeling Maria Theresiastraat 19 8400 Oostende tel 059-50 39 53 - e-mail:
[email protected] 4.5. CGG Prisma – locatie Torhout Team gericht op volwassenen en ouderen Ondersteuning eerstelijnsteam CAW Industrielaan 10 a 8820 Torhout tel 050 213 319 - e-mail:
[email protected]
8
Werkingsverslag 2011 – cgg Prisma vzw
4.6. CGG Prisma – maatschappelijke zetel Astridlaan 35 – 8370 Blankenberge Tel 050 41 84 22 – e-mail:
[email protected] 5.
Personeelsbestand (toestand 31 december 2011)
In voorgaande jaarverslagen werd de personeelsequipe uitgedrukt via de hoofdfunctie die werd uitgevoerd. In onderstaande tabel wordt de personeelsequipe uitgedrukt volgens de soort werking die men verricht. We onderscheiden verschillende categorieën: medewerkers die ingeschakeld worden in de cliëntenwerking, medewerkers werkzaam binnen dienstverlening en projectwerking, personeelsleden die vooral een ondersteunende, logistieke inbreng hebben. Medewerkers kunnen eveneens in verschillende categorieën ondergebracht worden. Een psycholoog kan naast hulpverlener (cliëntwerking) eveneens een opdracht als locatieverantwoordelijke op zich nemen (overheadfunctie). Deze wijze van indeling toont duidelijker de verhouding van mankracht tussen de verschillende categorieën. financieringsbron Functie Enveloppe financiering Andere bron (SEN, Totaal VTE % Sociale Maribel, TAZ,…) Cat 1 Cliëntwerking 21.53 1.12 22.65 73,0 % Cat 3 Projectwerking & dienstverlening 0,25 0.25 0.50 1,6 % Cat 4 Overheadfuncties 6.4 1.50 7.88 25,4 % Totaal Percentage
26.57 90.8 %
2.85 9,2 %
31.02
73 % van de ingezette personeelsmiddelen gaat naar de cliëntenwerking. De verhouding medewerkers voor de cliëntwerking versus het totaal betoelaagd personeelsbestand vanuit de enveloppefinanciering bedraagt 81 %. Deze cijfergegevens moeten evenwel met de nodige voorzichtigheid bekeken worden, daar dit enerzijds een momentopname is (toestand op 31 december 2011). In de loop van het werkjaar was er nog een betoelaging voor een 1/2tijds medewerker op bachelorniveau via het Fonds Sociale Maribel. Deze tewerkstelling wordt in bovenstaande tabel niet weergegeven. Het totaal personeelsbestand (op payrol) van het CGG Prisma bestond op 31 december 2011 uit 31,02 vte en bedroeg 1.178,75 uur tewerkstelling per week. Daarnaast worden er ook een aantal personeelsleden toegevoegd door externe diensten: het dagcentrum De Sleutel ism het OCMW Blankenberge en het cgg, continueerde in het werkjaar 2011 de detachering van een medewerker voor de werking omtrent drughulpverlening in de vestiging Blankenberge. Mevr. Marian Depestel is een 10tal uur beschikbaar verspreid over 3 dagdelen in de week. Aan de werking van Ampel (SEN – doelgroep personen met een verstandelijke beperking en gedragsmoeilijkheden) werd een 9.5 uur tewerkstelling toegevoegd betoelaagd door De Lovie (Poperinge). Ook mevr Tine Morisse werd toegevoegd aan deze werking. Zij wordt gedetacheerd door het PC Sint-Amandus Beernem voor 19 uur. Ten aanzien van het project Iris werd eveneens door het PC Sint-Amandus een personeelslid toegewezen voor de verdere uitbouw van dit project (Christine Brauwers). Enkele vrijwilligers werden eveneens ingeschakeld binnen de therapeutische werking te Oostende (volwassenen & ouderen en Kinderen & Jongeren) en de luik Ont-Moeten te Knesselare. Dit gaf vorig jaar een totale inschakelingstijd van 892 uur op jaarbasis. Dit betekent een bijkomende inzet van gemiddeld 17 uur per week.
9
Werkingsverslag 2011 – cgg Prisma vzw
Functie Drughulpverlening (De Sleutel) Psychologische functie (De Lovie) Psychologische functie (PC St-Amandus) Maatschappelijke functie (Iris) Vrijwilligers (psychologische functie) (4) Vrijwilligers (functie Ont-moeten Knesselare) Totaal
Uren gedetacheerd 10,0 9,5 19,0 19,0 15,0 2,0 74,5
Voltijdse equivalenten 0.26 0.25 0,50 0,50 0.40 0.05 1.96
Nominatieve personeelslijst (werkjaar 2010) 5.1. Directie Dhr. Marc Berkers
Directeur - algemeen coördinator
38/38
psychiater psychiater psychiater psychiater psychiater psychiater
16/38 16/38 11/38 16/38 8/38 13/38
5.2. Psychiatrische functie Dr. Maja Dobbelaere Dr. Luc Grouwels Dr. Jo Magerman Dr. Martine Soetaert Dr. Els Vanoverbeke Dr. Nils Verbeeck 5.3. Psychologische functie Mevr. Delphine Boone Mevr. Hilde Coppens Dhr. Dirk Debbaut Dhr. Dominiek Derore Mevr. Hilde Descamps Mevr. Gretel Geerts Mevr. Leen Goeminne Mevr. Fien Hales Dhr. Rik Houttekier Mevr. Edith Ide Mevr. Pascale Sibiet Dhr. Glenn Strubbe Mevr. Heidi Vandenberghe Mevr. Sarah Vande Walle Mevr. Sarah Van De Walle Mevr. Trees Vangansbeke Dhr. Siebrecht Vanhooren Mevr. Sandra Vanlerberghe Mevr. Delphine Van Lierde Dhr. Adelin Verslyppe
Orthopedagoge Psychologe Criminoloog-seksuoloog Psycholoog Psychologe Kinderpsychologe Psychologe Psychologe Psycholoog Psychologe-pedagoge Psychologe Psycholoog Psychologe Psychologe Orthopedagoge-criminologe Orthopedagoge Psycholoog Psychologe Psychologe Psycholoog
26.6/38 19/38 19/38 9,5/38 12/38 28.5/38 19/38 26.6/38 38/38 19/38 38/38 19/38 26.6/38 26.6/38 28.5/38 19/38 26.6/38 38/38 38/38 38/38
Vanaf 02.11.2011
Tot 01.04.2011 Vanaf 19.12.2011
tijdskrediet 07.02.2011 – 31.12.2011
Vanaf 01.01.2011
5.4. Maatschappelijke functie/ aanvullende functies Dhr. Tom Blontrock Mevr. Tania De Roo Mevr. Nikita De Rycke Dhr. Pierre Desmedt
10
Maatschappelijk assistent Maatschappelijk assistente Maatschappelijk assistente Maatschappelijk assistent
Werkingsverslag 2011 – cgg Prisma vzw
38/38 19/38 38/38 19/38
Tot 30.10.2011
Mevr. Inge Devielder Mevr. Marijke Driesmans Mevr. Sofie Pollet Mevr. Liesbeth Saelens
Maatschappelijk assistente Maatschappelijk assistente Maatschappelijke assistente Bach toegepaste psychologie
19/38 19/38 30.4/38 19/38
Mevr. Eliane Savels Dhr Wouter Schollaert Mevr. Nancy Spegelaere Mevr. Isabelle Torricelli Mevr. Brunilde Van Acker Dhr. Walter Vanhecke Mevr. Greet Vannecke Mevr. Sigrid Vanthuyne Mevr. Natalie Werbrouck
Maatschappelijk assistente Opvoeder Maatschappelijk assistente Maatschappelijk assistente Maatschappelijk assistente Maatschappelijk assistent Maatschappelijk assistente Maatschappelijk assistente Maatschappelijk assistente
19/38 19/38 19/38 26.6/38 19/38 38/38 38/38 38/38 26.6/38
Administratief bediende Informaticus Administratief bediende Administratief bediende Administratief bediende Administratief bediende Administratief bediende Administratief bediende Administratief bediende
38/38 38/38 19/38 19/38 19/38 19/38 19/38 19/38 19/38
12.09.2011 – 11.12.2011 (bijkomende middelen FSM)
08.11.2011 – 31.12.2011
5.5. Administratieve functies Mevr. Mieke Barbier Dhr. Timothy Corbisier Mevr. Nicole Depraetere Mevr. Chantal Faucounnier Mevr. Sabine Van Acker Mevr. Krista Van Den Eeckhaut Mevr. Veronique Van Laeken Mevr. Odette Steyaert Mevr. Annemarie Wille 5.6 Vrijwilligers Mevr Hilde Descamps Mevr Veerle de Wilde Dhr Dries Dhulsster Mevr Stefanie Baele Mevr Carla Decoussemaecker
11
Psychologe Psychologe Psycholoog Psychologe opvoedster
Werkingsverslag 2011 – cgg Prisma vzw
Vanaf 10.01.2011
6.
Samenvattend werkingsverslag
Het werkingsverslag 2011 is een weergave van het volledig werkjaar van het gefusioneerd centrum. Het centrum staat in voor de dienstverlening van een gebied met ruim 431.500 inwoners. De vestigingsplaatsen liggen heel verspreid over dit gebied en worden deels ten gevolge van hun ligging beïnvloed in hun werking. Het verschil tussen een landelijke en stedelijke inplanting van een vestigingsplaats uit zich tevens in de gegevens. De socio-economische en maatschappelijke verschillen kunnen soms heel markant zijn. 6.1. Hulpverleningsopdracht In overeenstemming met het decreet van 18 mei 1999 verstrekt het CGG Prisma vzw een verantwoorde zorg die voldoet aan de vereisten van doelmatigheid, doeltreffendheid, continuïteit, veiligheid en maatschappelijke aanvaardbaarheid en bestaat onder meer uit volgende elementen: intake, diagnose en indicatiestelling, sociaal-psychiatrische en psychotherapeutische behandeling en begeleiding, informatie en adviesverstrekking aan verwijzers met betrekking tot haar opdracht, werkingsbeginselen en doelgroepen. Het centrum heeft als opdracht een verantwoorde zorg aan te bieden met het oog op herstel van het psychisch evenwicht of het draaglijk maken van psychische stoornissen voor cliënten en hun leefomgeving, opdat aldus cliënten competenties verwerven of ontwikkelen die de basis vormen voor hun emancipaties en hun maatschappelijk functioneren. Het centrum schenkt uitdrukkelijk aandacht aan kinderen, adolescenten, volwassenen, ouderen en aan sociaal en financieel zwakkere personen. We kiezen voor een interdisciplinair werken en waar nodig functioneren we in één of meer psychiatrische samenwerkingsverbanden om aldus een voldoende en doelgroepgericht geestelijk gezondheidszorgaanbod te realiseren. Het centrum is binnen het kader van zijn opdrachtverklaring toegankelijk voor cliënten uit de hele bevolking, en wil uitdrukkelijk niemand op welke grond dan ook, uitsluiten. Laagdrempeligheid en een grote toegankelijkheid zijn voor ons zeer belangrijke werkingsbeginselen. Het centrum streeft ernaar om de cliënt maximaal te betrekken in het hulpverleningsproces. De cliënt wordt gezien als een actieve partner in het hulpverleningsproces, die samen in dialoog met de hulpverlener de doelstellingen kan nastreven.
12
Werkingsverslag 2011 – cgg Prisma vzw
6.2. Traject van de cliënt binnen de dienstverlening Schematisch kunnen we het traject van een cliënt binnen de dienstverlening als volgt uittekenen:
Aanmelding bij het centrum
Screeningsgesprek
Eventuele doorverwijzing
Afspraakdatum intakegesprek
Behandelings-/ begeleidingsvoorstel door het team
Toewijzing therapeut(en)
Start behandeling
Afhankelijk van de afspraken: Wekelijkse of tweewekelijkse gesprekken Contacten met familie Contacten met verwijzers Contacten met andere betrokken diensten….
Tussentijdse evaluaties ……
Tussenevaluaties evolutiebesprekingen
Eindevaluatie + afronding therapie
13
Werkingsverslag 2011 – cgg Prisma vzw
Intake-gesprek(ken)
Bespreking van het intakegesprek binnen het multidisciplinair team
Voorstel tot doorverwijzing
In samenspraak met verwijzer begeleiding bij de doorverwijzing
6.3. Samengevatte werkingsgegevens patiëntenzorg 2011 6.3.1. Inleiding Vanaf 2008 werd er reeds geregistreerd met het registratieprogramma dat vervat zit in het elektronisch patiëntendossier (EPD). De kracht van het EPD komt hierdoor volledig tot zijn recht. De gegevens die belangrijk zijn voor de volledigheid en de opbouw van het patiëntendossier worden op een zodanige wijze opgeslagen (databestanden) en zijn aldus beschikbaar voor verdere bewerking. Naast de terugkoppeling van de ingestuurde gegevens door het Vlaams Agentschap Gezondheidszorg, is het ook mogelijk dat de centra zelf cijfers kan genereren en analyses kan maken van de zowel de patiëntenstroom als van de kenmerken van de patiënten op locatie- en teamniveau (Maraptool). Voor een goed begrip is het belangrijk om even stil te staan bij de gebruikte terminologie van het registratieprogramma. We onderkennen 3 centrale begrippen: persoon, zorgperiode en activiteiten. Een persoon is iedere fysieke persoon die op één of andere manier contact heeft met het centrum (telefonisch, schriftelijk, digitaal, fysiek, …). In de registratie maken we een onderscheid tussen hoofdcliënt en nevencliënt. Een hoofdcliënt staat centraal in de zorg, hij/zij is de persoon aan wie de zorg wordt verstrekt en/of waarvoor de zorg wordt aangevraagd. Een nevencliënt is betrokken op de zorg van de hoofdcliënt. Ouders zijn aldus nevencliënten binnen de zorg aan hun kind (hoofdcliënt). Een persoon op zich is nooit ofwel hoofdcliënt of nevencliënt. Een persoon kan evenwel in de ene zorgperiode hoofdcliënt zijn en in een andere zorgperiode nevencliënt. De zorgperiode van een nevencliënt is dus steeds gelinkt aan de zorgperiode van een hoofdcliënt. In de gebruikte registratie wordt er niet meer gesproken in termen van dossiers, maar in termen van zorgperiodes. Een zorgperiode is altijd gebonden aan een persoon. En iedere zorgperiode heeft een begin en een einde. Het begin is de aanmeldingsdatum, het eind is de administratieve afsluitingsdatum. Een zorgperiode kan zowel kort zijn of kan heel lang duren en over jaren gespreid zijn. Een cliënt kan meerdere zorgperiodes na elkaar hebben. Een zorgperiode behoort evenwel steeds tot één cliënt. Een cliënt kan ook meerdere zorgperiodes tegelijkertijd hebben en kan zowel als hoofdcliënt als nevencliënt in een betrokken zorgperiode beschreven worden. Een activiteit is een actie die gebeurt in relatie of in functie van een cliënt binnen een bepaalde zorgperiode. We onderscheiden 3 grote groepen van activiteiten: Aanmeldingsactiviteiten Directe hulpverleningsactiviteiten Indirecte hulpverleningsactiviteiten Een activiteit kan gekoppeld zijn aan meerdere zorgperiodes (bv groepsessies) en een zorgperiode kan meerdere activiteiten hebben. Vergelijkingen In de aangeboden tabellen zullen – waar mogelijk – de cijfergegevens van het voorgaande jaar opgenomen worden. Een aantal aangeboden gegevens hebben betrekking op de nevencliënten. In sommige deelwerkingen is het werken met nevencliënten meer aan de orde dan bij andere werkingen. Dit heeft alles te maken met de doelgroep. Het inschakelen van ouders in een kinderen- en jongerenequipe is van essentieel belang in de begeleiding en behandeling van kinderen. De hulpverleningsactiviteiten met betekenisvolle andere (partner, kinderen,..) binnen het traject dat de hulpvrager volgt worden eveneens hierin opgenomen.
14
Werkingsverslag 2011 – cgg Prisma vzw
6.3.2. Cijfergegevens 6.3.2.1. Samenstelling van de cliëntengroep 1.
Aantal zorgperiodes totaal
forensische zorg Kinderen- en jeugdzorg volwassenenzorg verslavingszorg
hoofdcliënten 173 257 890 58 1378
nevencliënten 0 636 32 0 668
2011 173 893 922 58 2046
2010 215 435 883 45 1580
2009 142 373 926 15 1456
2008 93 431 916
2007 89 465 907
1440
1461
Het totaal aantal zorgperiodes bij de hoofdcliënten is gestegen met ongeveer 5.5 %. De grootste stijging is echter vast te stellen bij het aantal nevencliënten. Vooral binnen de kinder- en jeugdzorg is de groep nevencliënten zeer groot (ouders, eventueel broers en zussen, …). We merken tevens een daling van het aantal hoofdcliënten binnen forensische zorg (-20 %) en een stijging bij de verslavingszorg (+25 %). De grootste groep hoofdcliënten situeert zich binnen de volwassenenzorg.
2.
Procentueel aandeel binnen de verschillende zorgsoorten hoofdcl
forensische zorg Kinder- en jeugdzorg Verslavingszorg volwassenenzorg totaal
15
nevencl
totaal
100,0
-
8,5
28,8
71,2
43,6
100,0
-
2,8
96,5
3,5
45,1
67,4
32,6
Werkingsverslag 2011 – cgg Prisma vzw
De volwassenenzorg blijft met ruim 65 % de zorgsoort met het grootst aantal hoofdcliënten. De zorgsoorten kinder- en jeugdzorg vormt met 19 % de tweede groep, gevolgd door de zorgsoort forensische zorg met 12%. Bij de nevencliënten is het de zorgsoort Kinderen- en Jongeren die meest aantal zorgperiodes in hun bestand hebben, gevolgd door de volwassenenzorg. Het aantal nevencliënten bij de zorgsoort forensische zorg en bij de verslavingszorg is nul. 3.
Aantal zorgperiodes per team (hoofdcliënten) 2011
2010
% 2011
K&J zorg Blankenberge
68
52
4,9
K&J zorg Oostende
189
135
13,7
volwassenenzorg Blankenberge
212
236
15,4
volwassenenzorg Oostende
450
412
32,7
volwassenenzorg Torhout
203
208
14,7
volwassenenzorg Beernem (Iris)
25
30
1,8
verslavingszorg Blankenberge
58
44
4,2
Forensische zorg Fides
95
84
6,9
Forensische zorg Patend
60
77
4,4
Forensische zorg Fit
18
24
1,3
1378
1302
totaal
In dit overzicht zien we een aantal klimmers maar ook een aantal dalers. Het aantal zorgperiodes voor de hoofdcliënten bij de kinder- en jeugdzorg in zowel de locaties Blankenberge als Oostende zijn gevoelig gestegen, respectievelijk met 30 % en 40 %. Ook in de volwassenenwerking te Oostende constateren we een stijging van 9 %. Daarentegen zien we een daling van 10 % in de volwassenenwerking te Blankenberge en een daling van 22 % in het forensisch zorgaanbod Patend.
16
Werkingsverslag 2011 – cgg Prisma vzw
4.
Aantal zorgperiodes per aanmeldingsjaar 2011
2010
<=2009
totaal
forensische zorg
67
58
48
173
Kinder- en jeugdzorg
104
120
33
257
Verslavingszorg
39
17
2
58
volwassenenzorg
325
200
365
890
totaal
535
395
448
1378
percentage
38,8
28,7
32,5
Het aantal zorgperiodes die starten in het werkjaar 2011 bedraagt bijna 39 % van het totaal aantal lopende zorgperiodes. Het aantal zorgperiodes die in 2009 of vroeger opgestart werd blijft evenwel zeer hoog (32.5 %). Deze tendens is reeds lang aanwezig in ons centrum. Bij de volwassenenzorg is dit nog duidelijker: 41 % van de zorgperiodes zijn gestart in het werkjaar 2009 of vroeger. In de verslavingszorg wordt de cliëntenpopulatie vooral gevormd door nieuwe starters (67 %).
17
Werkingsverslag 2011 – cgg Prisma vzw
6.3.2.2. Demografische gegevens 1. Aantal zorgperiodes volgens geslacht en zorgsoort Mannen
Vrouwen
forensische zorg
151
22
Kinder- en jeugdzorg
116
141
Verslavingszorg
47
11
volwassenenzorg
305
585
619
759
totaal percentage
44,9
55,1
De procentuele verhouding van de opdeling van alle zorgperiodes bij de hoofdcliënten volgens geslacht bedraagt 45 % (man) - 55 % (vrouw). Binnen de forensische zorg en de verslavingszorg is deze verhouding omgekeerd. Respectievelijk 86 % (forensische zorg) en 81 % (verslavingszorg) van de cliënten zijn mannen. 2.
Aantal zorgperiodes per leeftijdscategorie en zorgsoort 0-17 j
forensische zorg Kinder- en jeugdzorg
18-59 j
60+
164
9
onbekend
totaal 173
228
29
257
Verslavingszorg
5
53
58
volwassenenzorg
2
772
115
1
890
235
1018
124
1
1378
totaal percentage
17,1
73,9
9,0
0,1
De grootste groep wordt gevormd door de leeftijdsgroep 18-59 jarigen (73.9 %). Het aandeel ouderen (60+) bedraagt 9 %. In vergelijking met vorig jaar is dit een lichte stijging. Uiteraard bevinden de 0-17 jarigen zich vooral in de kinder- en jeugdzorg.
18
Werkingsverslag 2011 – cgg Prisma vzw
3.
Leeftijdsverdeling Kinderen- en Jeugdzorg
Een klein percentage (2.7%) van de cliënten binnen de kinder- en jeugdzorg wordt gevormd door de leeftijdsgroep 0-5 jaar. Het ontbreken van therapeuten die met deze doelgroep aan de slag gaan is merkbaar in deze cijfers. Anderzijds wordt deze groep kinderen nog gemakkelijk doorverwezen naar revalidatiecentra, centra voor ontwikkelingsstoornissen (COS), … De grootste groep vormen de 12-17 jarigen (secundair onderwijs) met 46 % gevolgd door de leeftijdsgroep 6-11 jarigen (lager onderwijs) met bijna 40 %. 4.
Woonplaats hoofdcliënten
Meer dan 90 % van de cliënten wonen in de regio de het centrum decretaal geacht wordt te bedienen. Door de ligging van bepaalde vestigingen (aan de rand van het werkingsgebied: Beernem – Torhout) is het ook niet verwonderlijk dat er ook nog cliënten uit andere regio’s de weg vinden naar het centrum. Binnen de forensische werking is het ook zo dat het gerechtelijk arrondissement Brugge waarvoor het centrum cliënten dient op te nemen niet samenvalt met de bestuurlijke arrondissementen Brugge en Oostende. Ook is het zo dat cliënten uit gevangenissen buiten het gerechtelijk arrondissement zich kunnen aanmelden in functie van toekomstige vestiging in de betrokken arrondissementen. Toch slaagt het centrum er goed in om zijn rol binnen de regio op te nemen en de dienstverlening naar de toegewezen bevolking aan te bieden.
19
Werkingsverslag 2011 – cgg Prisma vzw
5.
Indicatoren inzake financieel en sociaal zwak
Volwassenenzorg
aantal indicatoren
procentuele verdeling
0
1
2
3
4
5
Blankenberge volw
20,8
21,2
26,4
17,5
12,7
1,4
Oostende volw
12,4
18,2
24,4
26,9
13,8
4,2
torhout volw
17,2
19,2
27,6
22,2
12,3
1,5
totaal
15,6
19,3
25,9
23,8
13,6
3,5
De centra geestelijke gezondheidszorg dienen zich ook speciaal te richten naar de sociaal en financieel zwakkeren. Of de centra ook daadwerkelijk slagen in hun opdracht kan gemeten worden door op 5 domeinen te scoren (leefsituatie, onderwijs, burgerlijke staat, inkomen en werksituatie). Als cliënten binnen deze domeinen positief scoren, draagt dit bij om van een sociaal en/of financieel zwakkere te spreken ( 4 tot 5 positieve scores) of houdt het een risico in (2 tot 3 positieve scores). Opvallend is dat bij 15.6% van de cliënten geen positieve scores worden vastgesteld (niet ingevuld of onbekend?). Slechts 17 % van de cliënten kunnen we volgens deze regels als financieel en sociaal zwak omschrijven. De vraag kan gesteld worden of er wel correct en volledig gescoord wordt, of deze indicators wel de juiste indicators zijn om dit te meten, of we niettegenstaande alles deze doelgroep (financieel en sociaal zwakkeren) onvoldoende bereiken.
20
Werkingsverslag 2011 – cgg Prisma vzw
6.3.2.3. Verwijzende instanties 1. Verwijzers hoofdcliënten forens. Zorg
K&J zorg
Versl. Zorg
volwassenenzorg
totaal
1100 eigen initiatief
33
29
5
167
234
17,0
1200 initiatief van omgeving
3
15
13
109
140
10,2
1300 gezondheidszorg
23
71
9
333
436
31,6
1400 welzijnszorg
10
14
3
90
117
8,5
37
1
12
50
3,6
1500 bijzondere jeugdbijstand
percent.
1600 voorzieningn K&J
3
3
10
16
1,2
1700 gehandicaptenzorg
2
5
30
37
2,7
12
12
0,9
1800 ouderenzorg 1900 justitie
78
2000 onderwijs
7
18
30
133
9,7
71
1
7
79
5,7
4
50
54
3,9
4
27
34
2,5
13
36
2,6
890
1378
9000 andere initiatieven 9999 onbekend
3
(leeg)
21
2
totaal
173
257
58
De grootste groep verwijzers wordt gevormd door de cluster gezondheidszorg (31,6 %), dit is een lichte stijging van 1,6 percentpunt tov vorig werkjaar. Het aantal zorgperiodes die gestart worden vanuit eigen initiatief of initiatief van de omgeving blijft relatief hoog (17 en 10 %). Wel is het zo dat cliënten die zich heraanmelden ook in deze cijfers vervat zitten en zich aldus niet via een zuivere verwijzing (eerste of derde lijn) aanmelden. Per doelgroep zijn er evenwel grote verschillen. De verwijzingen vanuit de gezondheidszorg bedraagt bij de volwassenenzorg meer dan 37 %. Bij de forensische zorg en de verslavingszorg is dit percentage respectievelijk 21 % en 15 %. De verwijzer justitie is bij deze beide doelgroepen de grootste (45 % en 31 %). Maar ook hier merken we een aandeel van 19 % van de aanmeldingen die gebeuren op eigen initiatief. Dit zijn vooral aanmeldingen vanuit de gevangenis (deelwerking Patend). Bij de zorgsoort Kinderen en Jongeren komt de cluster gezondheidszorg en onderwijs als voornaamste verwijzers naar voor met beiden 27,6 %. De verwijzingen uit de cluster Welzijnszorg (CAW, OCMW, Mutualiteiten,…) is met 8.5 % relatief laag. Opgesplitst naar doelgroep bedraagt deze voor de doelgroep volwassenen toch nog meer dan 10 %.
21
Werkingsverslag 2011 – cgg Prisma vzw
6.3.2.4. Diagnostiek 1. Aanmeldingsklachten (procentueel)
forens. Zorg 1000 geen klachten 1001 betrokken bij hfdcl
1500 interactie problemen
volwassenenzorg
percent.
-
-
0,7
0,4
1,9
-
0,1
0,5
-
1,9
-
4,2
3,0
23,7
1,7
51,9
41,7
-
-
2,9
1,9
35,8
20,2
-
3,6
10,6
1,2
21,0
-
9,6
10,2
-
4,3
-
1,1
1,5
29,5
1300 klachten mbt realiteitscontr 1400 gedragsproblemen
Versl. Zorg
0,6
1100 licham-fys functioneren 1200 psychische problemen
K&J zorg
-
1600 ontwikkelingsproblemen 1700 maatsch. Problemen
-
-
-
2,8
1,8
1800 slachtofferschap
1,2
9,7
-
2,2
3,4
1900 verwerkingsproblemen
5,8
12,1
-
11,7
10,5
2000 verslavingsproblemen
1,7
-
1,1
4,8
2100 spec.modaliteit
-
1,9
-
4,7
3,4
8888 ander probleem
0,6
0,4
-
0,1
0,2
-
1,6
-
1,1
1,0
1,2
6,9
2,1
4,9
9999 onbekend (leeg)
23,7 Totaal (aantallen)
173
257
91,4
58
890
De grootste groep aanmeldingsklachten worden gevormd door rubriek psychische problemen (41,7 %). Daarna vormen gedragsproblemen (10,6 %), verwerkingsproblemen (10,5 %) en interactieproblemen (10,2 %) de volgende clusters van de aanmeldingsproblematiek. De verdeling van de aanmeldingsklachten volgens zorgsoort wijkt sterk af van het globale. Zo zijn de gedragsproblemen (35.8 %) de grootste aanmeldingsklacht bij de forensische zorg en bij de verslavingszorg vormt de verslavingsproblematiek uiteraard de grootste groep aanmeldingsklachten (91.4 %). Bij de zorgsoort Kinderen en Jongeren zijn het de psychische problematiek (23,7 %) en de interactieproblemen (21,0 %) die het vaakst worden gemeld.
22
Werkingsverslag 2011 – cgg Prisma vzw
3. Diagnose De problematiek wordt gediagnosticeerd door het multidisciplinair team en gerubriceerd volgens de DSMIV classificatie. De DSM-IV classificatie (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders) vormt een handleiding bij de beoordeling. De DSM heeft als doel een heldere beschrijving te geven van de diagnostische categorieën teneinde de clinici en onderzoekers mogelijk te maken diagnoses te stellen, er over te communiceren, onderzoek te doen en de verschillende psychische stoornissen te behandelen. De diagnostische beoordeling gebeurt op een meerassig systeem, waarbij elke as verwijst naar een ander kennisdomein dat kan helpen bij het opstellen van een behandelingsplan en het voorspellen van de afloop. In de DSM zijn vijf assen opgenomen: AS 1 Klinische stoornissen en andere aandoeningen en problemen die eenreden voor zorg kunnen zijn; As 2 Persoonlijkheidstoornissen en Zwakzinnigheid; As 3 Somatische aandoeningen; As 4 Psychosociale- en omgevingsproblemen; As 5 Algehele beoordeling van het functioneren (GAF-schaal).
In onderstaande tabel werden de primaire diagnoses op as 1vermeld. De stemmingsstoornissen vormen de grootste groep (24 %) en dit gevolgd door ‘andere stoornissen’ (20 %) en angststoornissen (10 %). In vergelijking met voorgaande jaren is deze rangschikking de zelfde met licht afwijkende percentages. Onder ‘andere stoornissen’ worden o.a. interactiestoornissen, relationele problemen, acculturatieproblematiek, rouwreacties,… gecatalogeerd.
23
Werkingsverslag 2011 – cgg Prisma vzw
Meest voorkomende diagnose volgens doelgroep (aantallen) Forensische zorg 16,04 Problemen ivm misbruik (dader)
40
11.02 Parafilieën
31
16.06 bijkomende probl
14
07 angststoornissen
9
14 stoorn. In impulsbeh
5
Kinder- en Jeugdzorg 16.03 relationele problemen
44
16.05 problemen ivm misbruik (slachtoffer)
40
01.09 overige stoorn. In de kindertijd
28
01.05 aandacht- en gedragsstoornissen
15
15 angststoornissen
14
Verslavingszorg 04.04 aan cannabis geb.stoornis
29
04.05 aan cocaïne geb.stoornis
4
04.01 aan alcohol geb.stoornis
3
04.09 aan opioïde geb.stoornis
2
Volwassenenzorg 06.01 depressieve stoornissen
24
222
Werkingsverslag 2011 – cgg Prisma vzw
07 angststoornissen
100
05 Schizofrenie + and.psych.st
76
16.06 bijkomende problemen
46
16.03 relationele problemen
43
4.Suïciderisico Sinds enkele jaren wordt het suïciderisico gescoord. Deze registratie vormt een wezenlijk onderdeel van de inschatting van de ernst van de problematiek. Bij meer dan 21 % van de zorgperiodes wordt een suïciderisico gescoord, waarbij er toch bijna 1 % als een acute dreiging en/of als heel ernstig moet beschouwd worden. Bij meer dan een kwart van de zorgperiodes is dit risico niet bekend (niet bevraagd ?). Aandacht voor deze registratie dient versterkt te worden. De percentages tussen de verschillende zorgsoorten verschillen nogal sterk. In de verslavingszorg wordt het risico het laagst ingeschat. Bij de zorgsoort volwassenen bedraagt het suïcidegevaar zelfs meer dan 26 % (van acuut tot matig). In de kinder- en jeugdzorg bedraagt deze zelfs nog steeds meer dan 13 %.
forens. Zorg ja, acute dreiging
K&J zorg
Versl. Zorg
volwassenenzorg
totaal
percent.
4
6
10
0,7
ja, ernstig
4
4
0,3
ja, licht
16
18
160
194
14,1
ja, matig
10
12
65
87
6,3
Nee
47
80
38
462
627
45,5
onbekend (nt bevraagd)
43
27
13
141
324
23,5
(leeg)
57
16
7
52
132
9,6
totaal
173
257
58
890
1378
6.3.2.5.Activiteiten De zorg die aangeboden wordt aan de cliënten kunnen we opdelen in directe hulpverleningsactiviteien en indirecte hulpverleningsactiviteiten. Onder directie hulpverleningsactiviteiten worden de face-to-face contacten met de cliënten binnen bv gesprekstherapie, begeleidingsgesprekken, speltherapie, diagnostische activiteiten,… begrepen. De indirecte hulpverleningsactiviteiten zijn die activiteiten die ook betrekking hebben op de zorg van de cliënt maar die niet face-to-face met de cliënt gebeuren: vb bespreking van de cliënt in team, met verwijzer, contacten met huisarts, schrijven van cliëntgerelateerde rapporten,… Van alle hulpverleningsactiviteiten kunnen er 64.7 % gecatalogeerd onder directe hulpverleningsactiviteiten en 35.3 % onder indirecte hulpverleningsactiviteiten. Het percentage verschilt sterk van doelgroep tot doelgroep. Bij de kinderen- en jeugdzorg is het aantal indirecte hulpverleningsactiviteiten veel groter dan het aantal directe. Procentueel verhoudt zich dit als 42% versus 58%. Dit betekent evenwel een gevoelige procentuele stijging van directe hulpverleningsactiviteiten bij deze doelgroep. Bij de volwassenenwerking heeft men dan weer een verhouding 75,2 % versus 24,8 %.
25
Werkingsverslag 2011 – cgg Prisma vzw
Wel dient er opgemerkt te worden dat er hier geregistreerd wordt in aantallen. Een indirecte hulpactiviteit kan zowel een kwartier duren (bv telefonisch contact met verwijzer) als een uur in beslag nemen (vb rondetafel-gesprek met betrokken hulpverleners). Een directe hulpverleningsactiviteit heeft een gemiddelde tijd van één uur (uitgezonderd groepsactiviteiten en bepaalde sessies). Ook de registratie kan in de verschillende locaties nog correcter uitgevoerd worden. We dienen dus deze cijfers met de nodige omzichtigheid te benaderen en te interpreteren. Door een meer integrale benadering van de cliënt en zijn problematiek, worden ook meer en meer contacten met andere betrokkenen in de hulpverlening gelegd, dit leidt tot meer overleg, afstemming van de zorg, wat aldus tot een betere zorg voor clilënt moet leiden.
In de volgende tabel wordt hulpverleningsactiviteiten opgesplitst in 6 categorieën en per team voorgesteld. De meest voorkomende directe hulpverleningsactiviteiten zijn de ftf-behandelcontacten (74 %). Een belangrijke hulpverleningsactiviteit die bepalend is voor het verdere verloop van de behandeling is de indicatiestelling. Deze vormt 13 % van alle hulpverleningsactivitieiten. De begeleidingsactiviteiten bedragen 10 % van de directe hulpverleningsactiviteiten. Per doelgroep en team verschillen deze cijfers sterk. Zo is de verhouding behandeling / begeleiding over de teams heen opmerkelijk. Dit heeft te maken met de soort problematiek en de uitvoerder van deze geboden zorg. Begeleiding staat meer voor ondersteuning, gericht op het handhaven of versterken van de zelfredzaamheid van de cliënt. Behandeling gaat voor verandering op een gestructureerde en bogend op een wetenschappelijk onderbouwde visie. Bij langdurige zorgcliënten zal de begeleiding meer op de voorgrond komen dan de behandeling.
Hoofdgroepen van directe zorg 1000
2000
3000
4000
5000
6000
indicatiest
behandel
begeleiding
psychoeducatie
activering
ind Hulpv.act
Blankenberge Drugs
174
180
31
Blankenberge K&J
205
425
23
17
670
blankenberge volw
164
1517
8
55
1744
Fides
158
510
5
1
683
FIT
42
26
Werkingsverslag 2011 – cgg Prisma vzw
totaal 385
9
42
IRIS
12
2
167
2
Patend
57
524
Oostende K&J
614
1531
56
Oostende volw
424
4588
580
Torhout volw
149
1863
759
totaal
1999
11140
1629
12
percentage
13,4
74,4
10,9
0,1
183 581
1
98
2299
1
5595
14
2785
1
186
14967
0,0
1,2
1
Locus van de gebodenzorg (directe activiteiten) aan huis
gevangenis ggz-voorz
and.voorz
Blankenberge Drugs
eigen org
rusthuis
totaal
385
385
Blankenberge K&J
1
1
668
670
Blankenberge volw
66
2
1676
1744
Fides
2
13
640
683
42
42
113
180
20
581,0
1
2278
2298
4696
28
FIT IRIS
25
Patend
2
35
5
561
Oostende K&J
19
Oostende volw
792
Torhout volw
6
50
6
2
45
5595 14963
1
2782
totaal
907
569
113
29
13300
45
2785
percentage
6,1
3,8
0,8
0,2
88,9
0,3
6.3.2.6. Wachttijden De gemiddelde wachttijden zijn in het werkjaar 2011 terug sterk gestegen. Vooral de wachttijden tussen de aanmelding en het eerste gesprek lopen op. Nochtans moeten we deze cijfers relativeren, daar de verschillen tussen de zorgsoorten zeer groot zijn. De forensische zorg heeft heeft heel lange wachttijden tot het eerste gesprek. Dit is echter gedeeltelijk te verklaren door de problemen die zich stellen met cliënten verwezen vanuit justitie. Een aantal formaliteiten moeten geregeld worden (bv uitgangspermissie) die op de wachttijd kunnen wegen. Ook bij de kinderen en jongerenzorg is de wachttijd voor het eerste gesprek relatief lang. Dit heeft te maken met het volume aan instroom die moet gepland worden. De gemiddelde wachttijd tot het eerste gesprek bedraagt gemiddeld 58 dagen. Bij de zorgsoort verslavingszorg en volwassenen bedraagt die echter respectievelijk 23 en 29 dagen. Bij de forensische zorg en kinder- en jeugdzorg bedraagt deze reeds 99 en 111 dagen. De wachttijd tussen ftf1 en ftf2 is heel wat kleiner, globaal is ze 32 dagen, binnen de volwassenenzorg bedraagt deze 36 dagen, verslavingszorg 26 dagen, de kinder- en jeugdzorg 37 dagen en de forenisische zorg 16 dagen. De wachttijden thv percentiel 75 vertonen de zelfde tendenzen als de gemiddelde tijden.
27
Werkingsverslag 2011 – cgg Prisma vzw
28
Werkingsverslag 2011 – cgg Prisma vzw
6.3.2.7. Afsluiting zorgperiodes 1. Wijze van beëindiging van de zorgperiodes (hoofdcliënten) Meer dan de 60 % van afsluitingen gebeuren in onderling overleg, daarbij gebeurt een doorverwijzing voor verdere opvolging (1ste lijn, huisarts, 3de lijn) in 22,5 % van de afgesloten casussen. Toch merken we een groot aantal afsluitingen door contacten die éénzijdig verbroken worden door de cliënt (24.8 %). De afsluitingen die gebeuren in wederzijds overleg en/of extern doorverwezen bedragen voor de zorgsoorten respectievelijk 83 % (forensische zorg), 64 % (kinder- en jeugdzorg) en 56 % (volwassenenzorg).
forens. Zorg
K&J zorg
10 beëindigd in wederzijds overleg
26
39
15 beëindigd door HV
3
20 contacten verbroken
9
30 beëindigd door overlijden cliënt
1
24
volwassen Versl. Zorg enzorg
35
16
60 FTF1 niet doorgegaan
percent.
13
89
167
12,1
38,4
1
10
14
1,0
3,2
8
67
108
7,8
24,8
1
2
0,1
0,5
1
1
0,1
0,2
4
43
98
7,1
22,5
1
4
5
0,4
1,1
40 beëindigd door suïcide cliënt 50 beëindigd en extern doorverwezen
totaal
percent. na correctie
70 vroegtijdig beëindigd (tegen advies HV)
2
4
1
5
12
0,9
2,8
90 andere afsluiting
7
2
4
12
25
1,8
5,7
3
3
0,2
0,7
68,4
99 onbekend (leeg)
90
172
26
655
943
totaal
173
257
58
890
1378
6.4. Participaties en vertegenwoordigingen Het centrum geestelijke gezondheidszorg Prisma participeert in verschillende samenwerkingsinitiatieven en is vertegenwoordigd in heel wat overlegstructuren. Deze initiatieven en structuren situeren zich niet enkel binnen de eigen sector van de GGZ, maar zijn eveneens sectoroverschrijdend. Naast de vertegenwoordiging in naam van de globale organisatie, zijn er nog specifieke participaties die worden opgevolgd door de verschillende deelwerkingen. o o o o o o o o o o o o
Psychiatrische zorg in de thuissituatie – regio Brugge-Beernem-Oostkust Psychiatrische zorg in de thuissituatie – regio Oostende Provinciale werkgroep psychiatrische zorg in de thuissituatie Netwerkstuurgroep IJH Crisis West-Vlaanderen Welzijnsraad Oostende Welzijnsraad Brugge Regionaal overlegcomité kindermishandeling (ROK) regio Brugge Regionaal overlegcomité kindermishandeling (ROK) regio Oostende Preventieraden Knokke-Heist, Blankenberge, Oostende Drugpreventieraad Oostende Overlegplatform Geestelijke Gezondheidszorg West-Vlaanderen – Raad van bestuur Overlegplatform Geestelijke Gezondheidszorg West-Vlaanderen – Comité Noord
29
Werkingsverslag 2011 – cgg Prisma vzw
o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o
Algemene vergadering VAD (vereniging voor alcohol en andere drugproblemen) Raad van Bestuur Vertrouwenscentrum Kindermishandeling West-Vlaanderen Werkgroep Forensische hulpverlening GGZ FDGG-VVI Provinciale werkgroep Suïcidepreventie Raad van Bestuur CAW Middenkust Raad van Bestuur SIT-Oostende Raad van Bestuur Beschut Wonen Beernem Raad van Bestuur Beschut Wonen Oostkust Raad van Bestuur For-K (forensische kinderpsychiatrie) Oost- en West-Vlaanderen Stuurgroep ICOBA Stuurgroep ICURO - Kwaliteitsindicatoren Stuurgroep CGG-directies VVI Stuurgroep TAZ (tender activeringzorg) Werkgroep psychiatrische zorg in de thuissituatie – Zorgnet Vlaanderen Werkgroep registratie – FDGG-Zorgnet Vlaanderen Werkgroep kwaliteitszorg – Zorgnet Vlaanderen Stuurgroep Crisisnetwerk Oostende Stuurgroep Psycho-sociaal Rampenplan Oostende Stuurgroep Ampel (personen met verstandelijke handicap en gedragsproblematiek) Lokaal overlegplatform (LOP) Oostende Zorgcircuits Kinderen & Jongeren West-Vlaanderen - Expertengroep Werkgroep “Scholenproject Oostkust” Stuurgroep Ombudsfunctie OPGGZ West-Vlaanderen Directieoverleg CGG Prisma-CGG Noord West-Vlaanderen Directieoverleg CGG’s West-Vlaanderen Werkgroepen GGZ-vernieuwing Artikel 107 (functie 1 – functie 2a-3-5) Werkgroepen Subregio’s GGZ-vernieuwing regio Oostkust – regio Oostende – regio Houtland
30
Werkingsverslag 2011 – cgg Prisma vzw
6.5. Specifieke werkingen en projecten 6.5.1. Ampel: consulenten- en therapiewerking Ampel is een samenwerkingsverband in West-Vlaanderen voor psychische hulpverlening aan mensen met een verstandelijke beperking. De consulentenwerking als project binnen het SEN (Steunpunt Expertisenetwerken Vlaanderen) gepland van mei 2007 tot en met december 2008 werd in 2010 verder gezet, als overbruggingsjaar naar een definitieve erkenning. Deze erkenning en bijkomende subsidiering is er gekomen tijdens het werkjaar 2011(Vlaamse Overheid, departement Gehandecaptenzorg). Ampel wordt, net zoals de andere provinciale consulentenwerkingen voor ongeveer 1/2 vte ondersteund vanuit het SEN. In 2011 was ¾ vte coördinator werkzaam. Bijkomende middelen vanuit het cgg en vanuit De Lovie maakten deze ¾ functie mogelijk. Sinds september 2009 werd Ampel aangevuld met een halftijdse medewerker. Het PC Sint-Amandus maakte hiertoe de nodige middelen vrij. Ampel consulentenwerking Aanmeldingen In 2011 was Ampel actief omtrent 61aanmeldingen. 25 aanmeldingen van de vorige werkjaren werden verder uitgewerkt, 36 nieuwe aanmeldingen liepen in de loop van 2011 bij Ampel binnen. Net zoals de vorige jaren zijn er nog de niet geregistreerde vragen naar adressen van psychiaters, therapeuten, informatieve vragen omtrent psychische en gedragsproblemen (vb. gebruik van video, gebruik van een time-out ruimte, theoretisch kader van Prof; A. Dosen / gebruik en interpretatie van de SEO, mini pas-add, diagnostiek bij mensen uit andere culturen…) Enkele cijfergegevens: Totaal aantal actieve casussen: 61 Aantal aanmeldingen in 2011: 36 Het merendeel van de aanmeldingen komen vanuit de gehandicaptenzorg (68 %). De ggz met 16 % en de het bijzonder onderwjis met 14 % zijn daarna de voornaamste aanmelders. Het merendeel van de aanmeldingen gebeurt voor cliënten ouder dan 20 jaar (81 %). 53 % van de aangemelde cliënten zijn mannen, 47 % vrouwen. De concrete aanleidingen voor de aanmelding zijn divers. Hierbij de voornaamste: Verbale of fysieke agressie Seksueel of grensoverschrijdend gedrag Problemen mbt stemming Te kort aan sociale vaardigheden Problemen in de impulsbeheersing en zelfcontrole Conflictueus gedrag Angst Psychosomatische klachten ….. De voornaamste hulpvragen zijn: Advies mbt aanpak van het gedrag (20 %) Beeldvorming (20 %) Advies mbt toekomst (14 %) Teamondersteuning (12 %) Gezinsondersteuing (10 %) Individuele begeleiding/behandeling (8 %) Diagnosevraag (4 %) Advies in kader van heroriëntering (4 %) ….
31
Werkingsverslag 2011 – cgg Prisma vzw
Ampel therapiewerking Sinds eind 2011 werden er bijkomende middelen verkregen van de Vlaamse Overheid om een psychotherapeutisch aanbod voor de doelgroep mensen met een verstandelijke beperking en bijkomende psychische problemen te kunnen realiseren. Door de samenwerking met de 3 andere cgg uit de provincie werden de middelen naar het cgg Prisma geschoven. Met deze middelen worden 2 personeelsleden (1.2 vte) ingezet om dit psychotherapeutisch aanbod uit te werken en te ontwikkelen. De regio die deze werking omvat is de ganse provincie West-Vlaanderen. Het doel is om een therapeutisch aanbod te kunnen verzekeren en om een ondersteuning te bieden van reguliere ggz diensten bij therapeutische begeleidingen van mensen met een verstandelijke beperking. Enkel wat niet kan opgenomen worden door het reguliere aanbod, wordt opgenomen door de gespecialiseerde therapeuten. Er wordt gewerkt met referentiepersonen in de diverse diensten. Een begeleiding wordt opgestart in het dichtstbijzijnde cgg of aan huis. Waar nodig / mogelijk wordt aansluiting gezocht bij het team van de dienst cgg waar de begeleiding doorgaat. Ampel in de toekomst -
Uitwerking psychotherapeutisch aanbod Afstemming / samenwerking consulentenwerking – therapeutische werking Samenwerking met andere intiatieven van het cgg / VAPH binnen het zorgcircuit Medewerking aan de uitbouw van het zorgcircuit volwassenen, kinderen en jongeren Uitwerking verknopingspunt Medewerking aan initiatieven van SEN – Werkgroep Senseo Initiatief om uitbreiding middelen voor consulentenwerking
6.5.2. Project IRIS IRIS is het letterwoord dat staat voor Integrale Respons op Intrafamiliaal Seksueel misbruik. Het project IRIS beoogt de slachtofferzorg en de plegerzorg beter op elkaar af te stemmen en de brede gezinscontext de nodige ondersteuning te bieden. Voorheen verliepen deze begeleidingen parallel naast elkaar zonder of met beperkt overleg en afspraken. Uitgangspunten bij het model van werken is dan na melding van intrafamiliaal seksueel misbruik bij het vertrouwenscentrum kindermishandeling of na een klacht bij justitie een uitgewerkt gecoördineerd zorgaanbod ontwikkeld wordt. Van bij de aanvang van de aanpak van het probleem moeten de verschillende hulpverleningsdiensten en justitie op één lijn zitten. Ook het betrekken van de partner van de pleger in het zorgaanbod dient door alle diensten ondersteund te worden. Vanuit deze doelstellingen werden de hulpaanbieders vanuit de slachtoffer- en de daderzorg en justitiële partners samengebracht. Het initiatief blijft bestaan maar kan niet verder ontwikkeld worden wegens het ontbreken van structurele subsidiering. Dank zij het inzetten van personele middelen door het PC Sint-Amandus en het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling West-Vlaanderen en de inbreng van materiele middelen vanuit het cgg kan dit project verder werken. 6.5.3. FIT (forensisch indicatiestellingsteam) Het forensisch indicatiestellingsteam is gestart om de vele aanvragen vanuit de forensische hoek te concentreren op één adres en evenwaardig te benaderen. Voorheen kregen de verschillende deelwerkingen van de cgg dezelfde aanmeldingen toegestuurd.
32
Werkingsverslag 2011 – cgg Prisma vzw
Door een samenwerking op te starten tussen het CGG Prisma en het CGG Noord West-Vlaanderen rond deze aanmeldingen verloopt de instroomprocedure dan ook heel wat duidelijker en overzichtelijker. Eén aanmeldingsadres, een eerste screening op basis van de aanmeldingsgegevens, contacten met justitiële instanties (PSD, Justitie-assistenten,…), uitnodiging tot intake, bespreking op een intaketeam en dispatching naar de reguliere cgg-werking vormt de rode draad in deze werking. Het intake-team is samengesteld uit vertegenwoordigers vanuit de verschillende reguliere cggteams. De screening en intake wordt verzorgd door 3 medewerkers (psycholoog en maatschappelijke werker) en een arts-psychiater. Het totaal aantal Fit-dossiers bedroeg 57. Agressieproblematiek gecombineerd met andere problematiek is de meest voorkomende aanmeldingsklacht. De problematiek wordt ook zwaarder en complexer, het aantal cliënten die hoog scoren op de psychopatieschaal stijgt. Het PSD is de meest verwijzende instantie. De cliënten worden aangemeld uit regio’s ver buiten Brugge. Om in aanmerking te komen dienen de cliënten wel de intentie te hebben om in de regio noord West-Vlaanderen te komen wonen. Er is nood aan een korte opvolging vanuit de intakemedewerkers naar het verder traject van de cliënten. Terugkoppeling en intervisie tussen medewerkers die werken met forensisch cliënteel is ook een te realiseren doelstelling in 2012. Vanuit de opgedane ervaringen wordt de nood steeds duidelijker om een specifiek (groeps)programma te starten inzake agressiebeheersing. 6.5.4. TAZ (Tender ActiveringsZorg) De VDAB startte in 2009 met de Tender Activeringszorg (TAZ) met als doel het activeren van werkzoekenden die kampen met ernstige medische, mentale, psychische en/of psychiatrische problemen. Dit omvat zorgbegeleiding en een aangepaste trajectbegeleiding. Hiertoe verenigen zich drie soorten organisaties in een formeel netwerk, binnen een provinciaal partnerschap: een partner empowerment, een partner zorg en GTB, de Gespecialiseerde Trajectbepaling en Begeleidingsdienst. Het PC St-Amandus heeft hierop ingetekend en fungeert als ‘penhouder’ voor het partnerschap West-Vlaanderen. In de 4 regio’s van West-Vlaanderen (Noord, West, Midden en Zuid WestVlaanderen) is een netwerk met ‘lokale partners’ opgericht, om vanuit een duidelijke provinciale werkwijze, jaarlijks in totaal 170 zorgbegeleidingen uit te voeren. Jaarlijks worden 68 dossiers naar regio Noord toegeleid. Het huidige project loopt af op 31 augustus 2014. Na een eerste evaluatie van het eerste werkjaar werd het quotum voor het cgg Prisma verhoogd tot ongeveer 16 casussen op jaarbasis. In de loop van het werkjaar werd er binnen het cgg duidelijk gekozen voor de inzet van een gespecialiseerde medewerker inzake deze problematiek. Ook de techniciteit inzake dossiervorming en opvolging noopte de dienst deze deskundigheid te bundelen. Zo kan er ook op de verschillende locaties een identieke zorg verleend worden en verloopt de samenwerking tussen de verschillende partners (GTB, empowerment, zorg) vlotter. Cliënten die een langer zorgtraject nodig hebben worden binnen de reguliere werking verder opgevolgd.
33
Werkingsverslag 2011 – cgg Prisma vzw
6.6. Beleidsontwikkelingen Organisatiestructuur In het werkjaar 2010 werd gekozen voor een organisatiestructuur vertrekkend vanuit de doelgroepen en niet meer vanuit de verschillende vestigingen. De beslissing om te werken met doelgroepverantwoordelijken werd door de raad van bestuur bekrachtigd. We werken nu vanuit 3 doelgroepen: Kinderen en jongeren Volwassenen en ouderen Forensische doelgroep Elk van deze zorgdoelgroep wordt aangestuurd door een doelgroepverantwoordelijke. Kinderen en jongeren: mevr Pascale Sibiet – vestigingen Blankenberge en Oostende Volwassenen en ouderen: dhr Adelin Verslyppe – vestiging Oostende Volwassenen en ouderen: dhr Rik Houttekier – vestigingen Blankenberge en Torhout Forensische werking: dhr Dirk Debbaut – vestiging Beernem – werkingen Fides a , Fit, Patend en Iris. Door de toekenning van extra middelen voor de doelgroep personen met verstandelijke beperking en bijkomende ggz-problematiek werd een therapiewerking opgezet. Daardoor werd binnen de organisatiestructuur een 4de volwaardige doelgroep toegevoegd. Hier neemt mevr Trees Vangansbeke de verantwoordelijkheid voor op. De doelgroepverantwoordelijken komen iedere maand samen (Doevo – Doelgroepverantwoordelijkenoverleg). GGZ-vernieuwing - naar een betere geestelijke gezondheidszorg door de realisatie van zorgcircuits en zorgnetwerken. Tijdens het werkjaar 2010 werden er nieuwe initiatieven genomen die de organisatie van de geestelijke gezondheidszorg in België zullen tekenen. De stap naar vermaatschappelijking van de zorg wordt daarin verder gezet. Sinds enkele jaren wordt gesproken over de creatie van zorgcircuits en netwerken binnen de geestelijke gezondheidszorg. In een eerste beweging richt men zich naar projecten voor volwassenen (16+) die binnen hun zorgcircuit en netwerk verschillende kernfuncties moeten uitbouwen: Activiteiten inzake preventie en promotie van ggz, vroegdedectie, screening en diagnosestelling; Ambulante intensieve behandelteams voor zowel de acute al chronische problemen inzake geestelijke gezondheid; Rehabilitatieteams die werken rond herstel en sociale inclusie; Intensieve residentiële behandelunits voor zowel de acute als chronische problemen inzake geestelijke gezondheid en indien een opname noodzakelijk is; Specifieke woonvormen waarin zorg kan aangeboden worden indien het thuismilieu of het thuisvervangend milieu niet in staat is om de nodige zorg te organiseren. De samenwerking van ggz-actoren in een netwerk, het betrekken van niet ggz-actoren binnen deze zorg (huisartsen, thuiszorgpartners, welzijnszorg,…), het formuleren van doelstellingen vanuit de noden van de patiënten en het maximaliseren van thuisbehandeling vormen de basisdoelstellingen van de hervorming. De financiering gebeurt voornamelijk door reallocatie van middelen (art. 107), hierbij worden de middelen van bestaande bedden ingezet in de opbouw van het zorgcircuit. Andere ggz-actoren kunnen eveneens middelen toewijzen naar de hulpverlening binnen deze nieuwe organisatievorm. Via projecten die lopen tot 2014 zal deze nieuwe zorgorganisatie opgestart worden, om dan daarna het geestelijke gezondheidslandschap verder te reorganiseren.
34
Werkingsverslag 2011 – cgg Prisma vzw
Binnen de regio Noord West-Vlaanderen werd het Netwerk Regio Noord West-Vlaanderen opgericht, waarin alle 19 ggz actoren, alsmede de thuiszorg- en welzijnsector en een vertegenwoordiging van gebruikers vertegenwoordigd zijn. Dit netwerk zal in een eerste beweging een aantal nieuwe modules creëren die de zorg naar de patiënt in de thuissituatie zullen versterken (langdurige zorg, crisiszorg aan huis) en die het preventieve luik en de vroegdedectie zullen verruimen. In het werkjaar 2011 werden een aantal nieuwe zorgfuncties opgestart: Het mobiel crisisteam Dit behandelteam wordt ingezet voor patiënten in de thuissituatie met (sub)acute psychiatrisch problemen. Er is een inzet van 12.5 vte, zeven dagen op zeven gedurende de dag en avond. Artsen zijn beschikbaar (telefonisch consulteerbaar). De aanvraag tot inzet gebeurt op vraag van een huisarts of psychiater. Dit team is actief binnen de regio Brugge. Het mobiel behandelteam Deze behandelteams worden ingezet voor patiënten in de thuissituatie met langdurige en complexe psychiatrische problemen. De inzet bestaat uit 2 teams met elk een 10-tal vte en bedienen de regio Brugge en regio Beernem/Houtland. De PET-teams (psychiatrische expertise teams). Deze teams staan voor preventie, vroegdedectie, indicatie- en diagnosestelling , advisering en ondersteuning. Ze beogen de lopende initiatieven te continueren, te integreren en verder op elkaar af te stemmen. De iIntegratie van de PZT-module is hierbij belangrijk. Een van de doelstellingen is ook de sensibilisering en het versterken van de alle actoren geconfronteerd met ggz-problematiek. Lokale verankering en samenwerking met de regio-gebonden ggz-actoren vormt de kern van deze expertise teams. Niet alle subregio’s kunnen reeds bogen op een implementatie van deze bovenstaande nieuwe zorgvormen. In een eerste fase is het vooral de subregio Brugge en subregio Beernem/Houtland die ten volle deze nieuwe zorgvormen kan mee helpen gestalte geven. De andere subregio’s (Oostende, Oostkust), kunnen slechts het PET-model in hun regio vorm geven. Om de andere zorgfuncties te realiseren zijn er meer personele middelen nodig (verdere afbouw van ziekenhuisbedden). Voor de regio Oostende werd een aparte werkgroep geïnstalleerd die de implementatie van de verschillende functies in deze regio dient te begeleiden. Deze werkgroep komt samen onder voorzitterschap van Adelin Verslyppe. Kwaliteitszorg De werkgroep kwaliteit kwam in het werkjaar 2010 een 5-tal maal samen. In de werkgroep werden verschillende thema’s besproken en voorbereid in het kader van het kwaliteitsvol werken binnen onze organisatie: -
-
35
Routine outcome metingen De vraag naar de effectiviteit van de behandelingen wordt steeds luider. Deze vraag leeft vooral bij de overheid en binnen wetenschappelijke kringen. Ook in ons cgg is dit een actueel gegeven. De zoektocht naar een goed en bruikbaar instrument loopt via vele klippen. Cliëntentevredenheid en effectiviteit van behandeling zijn twee verschillende zaken die elkaar toch kunnen beïnvloeden. Ook binnen de koepelorganisaties wordt deze oefening gevolgd. Niet alle therapeutische behandelingsvormen zijn geschikt voor een of andere vorm van meting. Het CGG Prisma zal contacten leggen met het VVGG (Vlaamse Vereniging Geestelijke Gezondheidszorg) om het instrument dat zij hebben ontwikkeld (TUM – Tool voor uitkomstenmeting) verder te leren kennen. Actualisatie kwaliteitshandboek Registratie en dossiervorming
Werkingsverslag 2011 – cgg Prisma vzw
-
De handleiding voor het gebruik van het EPD (elektronisch patiëntendossier) werd kritisch onder het licht gehouden en er werden duidelijke afspraken gemaakt om tot een éénvormigheid van registreren te komen. Het inbrengen van een aantal ijkpunten binnen de behandeling / het dossier en dit door meer gebruik te maken van cliëntenbesprekingen (tussenevaluaties, eindevaluaties, melding afbrekers) werd ook geïntroduceerd. Op 29 november werd voor alle medewerkers een bijscholingsmoment opgezet omtrent het gebruik van dit EPD. Werken met behandelplannen Door de koepels (Zorgnet Vlaanderen en FDGG) werd in het najaar een vervolg gebreid aan een eerste studiedag omtrent het werken met behandelplannen in de cgg. Deze tweede studiedag richtte zich vooral op de praktische implementatie van het opstellen van doelstellingen vanuit de verschillende therapeutische behandelingskaders. Cliëntenparticipatie en het belang van diagnostiek kwamen ook tijdens deze studiedag aan bod.
Scholenproject Geestelijke Gezondheid Samen met de ggz-actoren uit de regio Oostkust (Paaz Gezondheidszorg Oostkust, Beschut Wonen Oostkust, PZT Oostkust, Dag activiteitencentrum De Kajuit en het SIT Oostkust) werd er een vervolg gebreid aan de informatiecampagne met als doel de taboesfeer met betrekking tot geestelijke gezondheidszorgproblematiek te doorbreken. Daarvoor werden aan de laatstejaarsleerlingen van de secundaire scholen uit de regio Oostkust een lespakket aangeboden met betrekking tot deze problematiek. 3 scholen pikten hierop in en vonden deze vorm van informatieverstrekking zinvol om te herhalen. Ook de medewerkers van de verschillende gezondheidszorgorganisaties die dit lespakket brachten ervaren een meerwaarde in dit initiatief. Geregeld komen deze medewerkers ook samen om van gedachten te wisselen en de noodzakelijke accenten binnen het lespakket te verleggen. Het inbrengen van ervaringsdeskundigen overstijgt het louter informatief karakter van het lespakket en sluit beter aan met de verwachtingen van de leerlingen. Overleg CGG Prisma – CGG Noord West-Vlaanderen De directie van beide cgg komen op regelmatige frequentie samen om overleg te plegen naar afstemming en samenwerking over de diensten heen. De afstemming stelt zich voornamelijk mbt de ontplooiing van de ggz-vernieuwing in de verschillende subregio’s en de gehanteerde taakverdeling daarbij. Ook gezien de ligging van de verschillende locaties wordt kleur gegeven aan de invulling van deze taken. Binnen de regio Oostende is het CGG NWVl vooral motor inzake de invulling van functie 1 (preventie, screening, diagnose- en indicatiestelling) alwaar een PET (psychiatrisch expertiseteam) wordt geïnstalleerd. Het CGG Prisma richt zich meer op de cliënt met een langdurige zorgvraag die momenteel niet door een mobiel behandelteam kan gevolgd worden. Het mobiel behandelteam is nog niet operationeel in de regio Oostende en dit is te wijten aan onvoldoende middelen (ic volgende fase van de afbouw van psychiatrische bedden). Binnen de subregio Oostende is er een aanwezigheid van een medewerker van het naburige cgg op de specifieke patiëntenbespreking (PET-team / Langdurig Zorgteam). In de andere subregio’s (Oostkust – Houtland) zal het cgg Prisma de motor zijn binnen de ontplooiing van de aldaar op te richten PET-teams. Knelpunten inzake doorverwijzingen, afspraken inzake deelname aan projecten (bv buddyproject) worden tevens op dit forum besproken. Tender Activeringszorg De VDAB startte2009 met de Tender Activeringszorg (TAZ) met als doel het activeren van werkzoekenden die kampen met ernstige medische, mentale, psychische en/of psychiatrische
36
Werkingsverslag 2011 – cgg Prisma vzw
problemen. Dit omvat zorgbegeleiding en een aangepaste trajectbegeleiding. Hiertoe verenigen zich drie soorten organisaties in een formeel netwerk, binnen een provinciaal partnerschap: een partner empowerment, een partner zorg en GTB, de Gespecialiseerde Trajectbepaling en Begeleidingsdienst. Het PC St-Amandus heeft hierop ingetekend en fungeert als ‘penhouder’ voor het partnerschap West-Vlaanderen. In de 4 regio’s van West-Vlaanderen (Noord, West, Midden en Zuid WestVlaanderen) is een netwerk met ‘lokale partners’ opgericht, om vanuit een duidelijke provinciale werkwijze, jaarlijks in totaal 170 zorgbegeleidingen uit te voeren. Jaarlijks worden 68 dossiers naar regio Noord toegeleid. Het huidige project loopt af op 31 augustus 2014. Na een eerste evaluatie van het eerste werkjaar werd het quotum voor het cgg Prisma verhoogd tot ongeveer 16 casussen op jaarbasis. Informatietafels In combinatie met de jaarlijkse nieuwjaarsreceptie werd op 25 januari 2011 een interne kennis en informatieverspreidingsmoment georganiseerd voor alle medewerkers en bestuurders van het CGG. Om de afstand tussen de verschillende teams en werkingen toch wat te verkleinen werd gekozen voor een 9-tal informatietafels met heel diverse onderwerpen. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Techniek van focussen (Siebrecht) Het project IRIS (Christine) Het project TAZ – Tender Activeringszorg (Hilde) Functioneringsgesprekken – methode en doelstelling (Marc) EMDR – Eye Movement Desensitization and Reprocessing (Pierre) Intermediair werken bij ouderen in WZC (Brun) GGZ-vernieuwing – implicaties voor de cgg (Rik O) Profilering van de dienst volwassenen te Oostende (Adelin) Zorgtraject voor personen met een verstandelijke beperking en bijkomende psychiatrische problemen (Trees en Tine)
Een uitloper van één van de informatietafels was een tweedaagse verdere verdieping van de techniek van focussen. Deze interne vorming gegeven door eigen medewerkers werd door meerdere medewerkers uit de verschillende locaties gevolgd. Vrijwilligers Ons centrum kent reeds een lange geschiedenis in het werken met vrijwilligers. Het cgg krijgt ook regelmatig aanvragen van personen die zich vrijwillig willen inzetten, veelal is deze vraag gekoppeld aan het kunnen volgen van een therapeutische opleiding (voorwaarde tot inschrijving) of om ervaring op te doen en aldus gemakkelijk in het regulier circuit aan de slag te kunnen. Niet op alle vragen wordt ingegaan, de motivatie en het engagement die de vrijwilliger moet aantonen dient ook in overeenstemming te zijn met de verwachtingen van de organisatie. Dit engagement stelt de cliënt centraal, waardoor bij wijziging van statuut van de vrijwilliger, de begeleiding niet zo maar kan afgebroken worden. Daarom wordt er ook steeds met een contract gewerkt, waarin de wederzijdse plichten en rechten worden beschreven. Het centrum heeft ook de toestemming van het RVA om hooggeschoolden (masters en bachelors) als vrijwilliger te kunnen inschakelen zonder dat zij hun rechten als uitkeringsgerechtenden verliezen. Maximaal kan een vrijwilliger aldus tot 28 uur per week ingeschakeld worden. Deze inschakeling binnen het therapiegebeuren komt zowel het centrum, de vrijwilliger als de cliënt ten goede. Het afgelopen werkjaar hebben 5 personen zich als vrijwilliger ingezet. Naast 4 psychologen kunnen we beroep doen op 1 opvoedster die reeds enkele jaren zich actief inzet voor het project Ont-Moeten (Knesselare).
37
Werkingsverslag 2011 – cgg Prisma vzw
VDIP (Vroegdedectie en interventie psychosezorg) Reeds bij de start van het VDIP-project was ons centrum geïnteresseerd om deel te nemen aan dit project. Door het gebrek aan middelen werd het project in de regio Nood West-Vlaanderen enkel binnen de subregio Brugge opgestart. Met het oog op een verbreding van het project naar de andere subregio’s en de daarbij horende bijkomende financiering hebben we onze interesse terug kenbaar gemaakt. Er zou door ons centrum ingezet worden binnen de subregio Oostende en vooral door de inzet van mankracht uit de kinderen- en jongerenequipe. Naast de 0.25 inzet van een maatschappelijk assistente met ruime ervaring rond jongeren en jongvolwassene en de wekelijkse inzet van 3 uur kinderpsychiater, werd de inzet nog verruimd met 0.25 inzet psychologe (volwassenendienst). Deze laatste functie zou gefinancierd worden vanuit de samenwerking CGG Prisma – PC Sint-Amandus binnen dit project (terugvloeibudget). Eind oktober 2011 werd een start gegeven met deze werking in de regio Oostende. De zorgcoördinatie in deze subregio bleef bij de projecthouder (CGG Noord West-Vlaanderen).
38
Werkingsverslag 2011 – cgg Prisma vzw
6.7. Benchmarking Om een zicht te krijgen hoe de werking van onze organisatie zich verhoudt tov de werkingen van andere cgg, kunnen we cijfermatige vergelijkingen maken rond een aantal doelstellingen die werden ontwikkeld en welke de opdracht van de cgg in kaart brengen. In de jaren 2002-2003 werd door het agentschap Zorg en Gezondheid en de afgevaardigden van de CGG-sector gezocht naar toetsbare doelstellingen die afgeleid zijn uit de beleidsdocumenten en de regelgeving. Men formuleerde 5 doelstellingen die opgevolgd worden aan de hand van het registratiesysteem van de CGG (vroeger Arcade, nu EPD). Elke doelstelling is vertaald in één of meerdere indicatoren. Doelstellingen: 1. De behandeling van een CGG-patiënt start binnen een redelijke termijn 2. Een CGG profileert en positioneert zich als een gespecialiseerde voorziening in de GGZ en als 2de lijnsvoorziening 3. Een CGG schenkt uitdrukkelijke aandacht aan kinderen, ouderen en sociaal en financieel zwakkere personen 4. Het psychisch evenwicht van de CGG-patiënt wordt hersteld of de psychische stoornissen worden draaglijk gemaakt voor de patiënt en omgeving 5. Het aantal vroegtijdig, eenzijdig afsluitingen bij de zorgperiodes van meer dan 4 sessies beperken. In dit overzicht worden de indicatoren weergeven voor ons centrum. Ze worden ook geplaatst tov (waar mogelijk) het gemiddelde van de sector en de positie (20 CGG). Basiscijfers: aantal zorgperiodes naar huidige status (31 december 2011) Naam CGG CGG Prisma (20)
Aantal niet-afgesloten zp 945
Aantal afgesloten ZP 433
Alle ZP 1378
Aanvullend: Totaal aantal vte en vte werkzaam binnen hulpkader (31 december 2011) Naam CGG CGG Prisma (18)
Totaal aantal vte min preventiewerkers 29.4
Totaal aantal vte hulpkader 20.9
Doelstelling 1: behandeling van een cgg-patiënt start binnen een redelijke termijn Indicator 1: wachttijden – aanmelding – FTF1 (er wordt geen wachttijd berekend als er geen FTF1 in het registratiejaar heeft plaatsgevonden). Naam CGG CGG Prisma (18) Sector
39
Percentiel 75 90 dagen 41dagen
Werkingsverslag 2011 – cgg Prisma vzw
Indicator 2: wachttijd FTF1 – FTF2 (er wordt geen wachttijd berekend als er geen FTF2 in het registratiejaar heeft plaatsgevonden). Naam CGG CGG Prisma (5) Sector
Percentiel 75 35dagen 42dagen
Indicator 3: wachttijd Aanmelding – FTF2 (er wordt geen wachttijd berekend als er geen FTF2 in het registratiejaar heeft plaatsgevonden). Naam CGG CGG Prisma (16) Sector
Percentiel 75 129 dagen 101 dagen
Aanvullend per zorgsoort: K&Jzorg P75 aanmeld.-FTF1 160 P75 aanmeld.-FTF2 187
Volwassenenzorg 28 77
Verslavingszorg 18 47
Forensische zorg 122 139
Doelstelling 2: het CGG profileert en positioneert zich als een gespecialiseerde voorziening in de ggz en als 2de lijnsvoorziening Indicator 1: percentage aanmeldingen niet op eigen initiatief Een cgg heeft een goede tweedelijnspositie, indien de cliënt doorverwezen wordt vanuit een andere sector of wanneer er aan enkele criteria wordt voldaan: Hoog suïciderisico De laatste 2 jaar reeds in zorg genomen werd door een CGG Vroeger reeds in zorg genomen door een GGZ-voorziening Ernstige psychosociale problemen: GAF-score minder dan 60 Naam CGG CGG Prisma (8) Sector
Percentage niet op eigen initiatief 92 % 95 %
Via verwijzer CGG Prisma Sector
76 % 81%
Suïciderisico 8% 6%
Vroegere zorg CGG 4% 4%
Externe hulp GGZ 0% 1%
Lage GAFscore 9% 9%
Indicator 2: Afgesloten zorgperiodes met >3 FTF-contacten met DSM diagnose tov alle afgesloten ZP met minimun 3 FTF-contacten Naam CGG CGG Prisma (11) Sector
Percentage 93.6 % 92.0%
Indicator 3: percentage zorgperiodes met minstens 1 FTF contact met psychiater tav alle actieve zorgperiodes. Naam CGG CGG Prisma (16) Sector
40
Percentage min 1 FTF contact Psychiater 16.3 % 23.1 %
Werkingsverslag 2011 – cgg Prisma vzw
Doelstelling 3: Een CGG schenkt uitdrukkelijke aandacht aan kinderen, ouderen en sociaal en financieel zwakkere personen. Indicator 1: % van doelgroep in het CGG tov % doelgroep in het werkgebied van het CGG (ratio’s + %) Jongeren Naam CGG
CGG Prisma (17) Sector Ouderen Naam CGG
CGG Prisma (9) Sector
Aandeel jongeren in werkgebied 17.4 % 20,0 %
Aandeel ouderen in werkgebied 28.9 %
Aandeel in cgg 17.1 % 24,0 %
Aandeel in cgg 9.1 %
Financieel & sociaal zwakkeren Fin.sociaal zwak (4-5 kenm) Naam CGG CGG Prisma (10)(2) Sector
% 14.6 % 14.0 %
Mogelijk fin.sociaal zwak (2-3 kenm) % 50.3 % 46.0 %
Doelstelling 4: het psychisch evenwicht van CGG-patiënten wordt hersteld of de psychische stoornissen worden draaglijk gemaakt voor patiënt en omgeving. Indicator1: percentage tewerkstellingstijd naar directe patiëntencontacten (alle functies) Naam CGG
CGG Prisma (15) Sector PI norm
Percentage
26.59 % 27,00% 36.00 %
Maximale PI
33.13 % 33.10%
Verhouding plaatsgev/plaatsgev + geplande 80% 81%
Illustratief: percentage tewerkstellingstijd therapeuten naar directe patiëntencontacten (/VTE hulpverlening) Naam CGG
CGG Prisma (18) Sector PI norm
41
Percentage
37.37 % 42.30 % 60.00 %
Maximale PI
46.56 % 51.90 %
Werkingsverslag 2011 – cgg Prisma vzw
Verhouding plaatsgev/plaatsgev + geplande 80 % 81 %
Doelstelling 5: Aantal vroegtijdige, eenzijdige afsluitingen bij zorgperiodes van meer dan 4 sessies beperken. Indicator: aantal zorgperiodes met FTF > of = 4 die vroegtijdig en eenzijdig afbreken tov het aantal zorgperiodes met FTF > of = 4 Naam CGG
CGG Prisma (19) Sector
42
Percentage Voortijdig zonder kennisgeving 24.6 % 19.5 %
Percentage voortijdig met kennisgeving 3.0 % 4.4 %
Werkingsverslag 2011 – cgg Prisma vzw