Werkingsverslag 2010
cgg PRISMA vzw
Voorwoord
2
1. Beheersorganen 1.1. Algemene vergadering 1.2. Raad van bestuur 1.3. Dagelijks bestuur
3
2. Organogram
4
3. Maatschappelijke zetel
5
4. Vestigingsplaatsen 4.1. Centrum Godfried Elsen Beernem 4.2. CGG Oostkust Blankenberge 4.3. Sociaal Psychiatrische Dienst voor Volwassenen & Ouderen Oostende 4.4. Sociaal Psychiatrische Dienst voor Kinderen & Jongeren Oostende 4.5. CGG Torhout
8
5. Personeelsbestand 5.1. Directie 5.2. Psychiatrische functies 5.3. Psychologische functies 5.4. Maatschappelijke functies/ aanvullende functies 5.5. Administratieve functies
9
6. Samenvattend werkingsverslag 6.1. Hulpverleningsopdracht 6.2. Traject van de cliënt binnen de dienstverlening 6.3. Samenvattende tabellen werking cgg Prisma – registratiegegevens 6.3.1. Inleiding 6.3.2. Cijfergegevens 6.3.2.1. Samenstelling cliëntengroep 6.3.2.2. Demografische gegevens 6.3.2.3. Verwijzende instanties 6.3.2.4. Diagnostiek 6.3.2.5. Activiteiten 6.3.2.6. Wachttijden 6.3.2.7. Afsluitingen en doorverwijzingen 6.4. Participaties en vertegenwoordigingen 6.5. Specifieke werkingen en projecten 6.5.1. Consulententeam Ampel 6.5.2. Project IRIS 6.6. Beleidsontwikkelingen 6.7. Benchmarking
12 12 13 14 14 15 15 18 20 21 27 30 30 31 32 32 34 41 45
1
Werkingsverslag 2010 – cgg Prisma vzw
Voorwoord De jaren snellen voorbij, het ene werkingsverslag volgt in snel tempo het andere op. De klok lijkt steeds sneller te lopen, maar we weten ook dat dit niet de realiteit is. Wel is het een realiteit dat het binnen de werking steeds drukker wordt. Drukker door de vele bijkomende opdrachten, meerdere samenwerkingsverbanden, veranderingen in het ggz-landschap, … En dit alles om een betere geestelijke gezondheidszorg te realiseren. Eén met meer betrokkenheid van de cliënt, één met een meer met op elkaar afgestemde hulp, één met meer verantwoordelijkheidszin. Jaarlijks wijs ik op de discrepantie tussen de koele cijfers en de toch moeilijk in woorden te omvatten zorg- en dienstverlening. De gevolgde trajecten kunnen lang en complex zijn. De maatschappelijke inschakeling gebeurt met vallen en opstaan. Trouw aan onze opdrachtsverklaring blijven de medewerkers de openheid behouden, kansen bieden, ruimte geven. Laagdrempeligheid blijft een centraal na te streven thema. De neerslag van een werkjaar is de resultante van de inspanning, het engagement en het enthousiasme van alle medewerkers. Van onthaalbediende tot arts, van ervaren rot tot pas afgestudeerde, van jong tot oud, allen hebben ze meegebouwd aan wat het ccg Prisma nu is. De uitdagingen voor de toekomst zijn enorm: op infrastructureel vlak dient nog heel wat gerealiseerd te worden. De netwerkvorming staat in zijn kinderschoenen maar groeit in snel tempo uit tot een andere geestelijke gezondheidszorg met meer maatschappelijke implicaties. Outreaching, preventie en vroegdedectie zullen nog meer op de voorgrond treden. En ook ons centrum dient daar ook zijn plaats in op te nemen. Het document dat nu voorligt is relatief lijvig, gemaakt op „ambachtelijke wijze‟ en waarbij heel wat prijs gegeven wordt in de vele aanwezige cijfers, tabellen en grafieken. De makers hebben niet de volledigheid nagestreefd maar een zinvolheid. Veel leesgenot.
Marc Berkers Directeur – algemeen coördinator
2
Werkingsverslag 2010 – cgg Prisma vzw
CGG Prisma vzw 1.Beheersorganen 1.1. Leden van de Algemene Vergadering: Dhr. Wim Crommelinck Dhr. Herman Himpens Dhr. Koen Oosterlinck Dhr. Rik Ouvry Dhr. Carlos Breckpot E.H. Herman Delvoye Mevr. Brigitta Monbaliu Dhr. Jozef Bonte Dhr. Jozef Dumoulin Dhr. Stijn Jannes Dhr. Etienne Lievens Dhr. Robert Paulus Dhr. Reginald Steenkiste Mevr An Casteleyn De algemene vergadering kwam in het werkjaar 2010 samen op maandag 10 mei. 1.2. Raad van bestuur Dhr. Carlos Breckpot, secretaris – afgevaardigd bestuurder Mevr. An Casteleyn Dhr. Wim Crommelinck, voorzitter E.H. Herman Delvoye Dhr. Etienne Lievens, afgevaardigd bestuurder Mevr. Brigitta Monbaliu Dhr. Koen Oosterlinck Dhr. Rik Ouvry, afgevaardigd bestuurder Dhr. Reginald Steenkiste, penningmeester De Raad van bestuur kwam in het werkjaar 2010 onder voorzittersschap van dhr Wim Crommelinck 4 maal samen op volgende data: 22 februari – 10 mei – 20 september en 29 november. 1.3. Dagelijks bestuur Het dagelijks bestuur wordt gevormd door Dhr. Carlos Breckpot Dhr. Etienne Lievens Dhr. Rik Ouvry Dhr. Marc Berkers Het Dagelijks Bestuur vergaderde in 2010 op 29 januari, 24 maart, 28 april, 30 juni, 8 september en 19 november.
3
Werkingsverslag 2010 – cgg Prisma vzw
2.
Organogram
Bestuursorganen
Algemene Vergadering Raad van Bestuur
Directie
Dagelijks Bestuur directeur - algemeen coördinator Marc Berkers
Adviserende functies
doelgroepwerkingen doelgroepcoördinator Deelwerkingen therapeutische medewerkers
Coördinatorenoverleg (Doevo) kwaliteitscoördinator: A. Verslyppe registratieverantwoordelijke: T. Blontrock ict-verantwoordelijke: T. Corbisier werkgroepverantwoordelijken Diagnostiek & indicatiestelling: Rik Houttekier Kinderen en jongeren
Volwassenen & ouderen
Pascale Sibiet blankenberge
oostende
Marijke Heidi Driesmans Vandenberghe Gretel Geerts Sandra Nikita De Rycke Vanlerberghe Nikita De Rycke Natalie Werbrouck Maja Dobelaere Nancy Spegelaere
Rik Houttekier blankenberge Edith Ide Eliane Savels Isabelle Torricelli Leen Goeminne Luc Grouwels Inge De Vielder Liesbeth Saelens
torhout Tom Blontrock Jo Magerman Tania De Roo Hilde Coppens
Forensiche
Adelin Verslyppe oostende volwassenen Els Vanoverbeke Glenn Strubbe Greet Vannecke Martine Soetaert Sigrid Vanthuyne Walter Van Hecke Hilde Descamps
oostende ouderen Brunilde Van Acker
categoriale werking
Dirk Debbaut beernem Fides a Patend Nils Verbeeck Nils Verbeeck Dominiek Derore Siebrecht Sarah Van De Vanhooren Walle Sofie Pollet Pierre Desmedt
beernem Ampel Trees Vangansbeke Tine Morisse *
Christine Brauwers*
Veerle de Wilde * Dries D’Hulster *
Delphine Van Lierde *
administratieve medewerkers
Chantal Fauconnier Veronique Van Laeken Toestand op 31.12.11
4
Anne-Marie Wille Frieda Verfaiilie Tim Corbisier
* vrijwilliger
Werkingsverslag 2010 – cgg Prisma vzw
Kista Van Den Eeckhaut Nicole Depraetere
Mieke Barbier
Sabine Van Acker
* vrijwilliger
* Iris
Sabine Van Acker
* gedetacheerd
3. Maatschappelijke zetel CGG Prisma vzw Astridlaan 35 8370 Blankenberge tel. 050-41 84 22 – fax 050-42 68 43 E-mail:
[email protected] Werkingsgebied: Het werkingsgebied van het CGG Prisma vzw omvat de bestuurlijke arrondissementen Brugge en Oostende en wordt gevormd door de gemeenten Beernem, Blankenberge, Bredene, Brugge, Damme, De Haan, Gistel, Ichtegem, Jabbeke, Knokke-Heist, Middelkerke, Oudenburg, Oostende, Oostkamp, Torhout, Zedelgem en Zuienkerke. Enkele demografische gegevens van het werkingsgebied In de welzijns- en gezondheidssector werd er de voorbije jaren veel gesproken over de zorgregio‟s. Na verschillende studies die de socio-economische maar ook de welzijns- en gezondheidsbewegingen van de regio in kaart brachten is men uiteindelijk tot de afbakening van de zorgregio‟s gekomen. De zorgregio‟s zijn allen gesitueerd rond een grootstedelijke kern. Voor het werkingsgebied waarin het CGG Prisma actief is vormt zich het grootstedelijk gebied Brugge en het grootstedelijk gebied Oostende. Onder beide gebieden kan men nog een kleiner niveau onderscheiden: de kleinstedelijke gebieden. Onder het grootstedelijk gebied Brugge, bevinden zich de kleinstedelijke gebieden Brugge (met Brugge, Damme, Beernem, Zedelgem, Oostkamp en Jabbeke), Blankenberge (met Blankenberge, Zuienkerke en De Haan), Knokke-Heist (met Knokke-Heist) en Torhout (met Torhout, Kortemark en Koekelare). Het grootstedelijk gebied Oostende kent het kleinstedelijk gebied Oostende (met Oostende, Bredene, Middelkerke, Ichtegem, Oudenburg en Gistel) en de kleinstedelijke gebieden Veurne en Diksmuide. Het werkingsgebied van het centrum valt samen met de zorgregio Brugge en met een gedeelte van de zorgregio Oostende. De kleinstedelijke gebieden Veurne en Diksmuide vallen buiten ons werkingsgebied. Onderstaande tabel toont de bevolkingscijfers volgens geslacht en leeftijdsgroep en dit per gemeente uit het werkingsgebied (1 jan 2009). Gemeente Beernem Blankenberge Brugge Damme Jabbeke Knokke-Heist Oostkamp Torhout Zedelgem Zuienkerke Arr. Brugge Bredene De Haan Gistel Ichtegem Middelkerke Oostende Oudenburg Arr.Oostende Werkingsgebied
5
0-17 jaar 2.924 2.675 20.823 2.062 2.876 4.697 4.562 3.594 4.552 560 49.325
18-64 jaar 9.313 11.183 71.589 6.749 8.543 19.543 13.928 12.455 13.812 1.800 168.915
3.123 1.911 2.526 2.766 2.832 10.631 1.764 25.553 74.878
10.049 7.365 7.171 8.541 10.876 40.602 5.484 90.088 259.003
Werkingsverslag 2010 – cgg Prisma vzw
65+
Totaal 2.660 4.789 24.274 2.021 2.335 9.644 3.848 3.692 3.677 436 57.376
14.897 18.647 116.686 10.832 13.754 33.884 22.338 19.741 22.041 2.796 275.616
2.695 3.064 1.997 2.380 4.911 17.812 1.736 34.595 91.971
15.867 12.340 11.694 13.687 18.619 69.045 8.984 150.236 425.852
Enkele andere cijfers: In een rapport van het Steunpunt Sociale Planning – dienst Welzijn van de provincie West-Vlaanderen (2010) werden 93 kansarme buurten vastgesteld verspreid over 23 West-Vlaamse gemeenten. Gemiddeld is er in één op de drie gemeenten minstens 1 kansarme buurt. Bij de kustgemeenten is dit minstens 1 per kustgemeente. De kansarmoede werd in beeld gebracht door de resultaten van verschillende indicatoren te herleiden tot 4 dimensies (demografie, huisvesting, onderwijs en werkloosheid) (methodiek Prof Kesteloot). Een kansarme buurt wordt gedefinieerd als een buurt waar een veelheid aan kansarmoedeproblemen voorkomen. Scoort een buurt slecht op minstens 3 van deze dimensies dan wordt deze als kansarm benoemd. Een opvallende vaststelling is dat de inwoners wonend in een kansarme buurt niet evenredig verspreid zijn over de 23 betrokken gemeenten. Zo woont één vierde (25.8 %) van alle inwoners woonachtig in een kansarme buurt in Oostende terwijl er slechts 0.5 in Veurne woont. Kijken we binnen de gemeenten zelf naar het aandeel inwoners wonend in een kansarme buurt ten opzichte van de totale populatie binnen deze gemeente, dan zien we ook hier een grote variatie tussen de gemeenten. In Blankenberge en Oostende woont 40 % van de inwoners in een kansarme buurt. In bv Ieper woont minder dan 4 % van de inwoners in een kansarme buurt. De studie focust ook bijzonder op de kwetsbaarheid van buurten voor jongeren en ouderen. In 2/3 van van alle weerhouden kansarme buurten stelden de onderzoekers een precaire situatie vast voor beide bevolkingsgroepen. De evolutie van de kansarme buurten werd ook bekeken. De situatie in 2010 werd vergeleken met de situatie in 2006. In absolute aantallen tellen we nagenoeg evenveel kansarme buurten voor beide jaren. In2006 waren er 96 buurten, in 2010 93 buurten. Dit zijn niet noodzakelijk dezelfde buurten. Ongeveer 1/3 van de kansarme buurten is in 2006 geen kwetsbare buurt in 2010. Maar ongeveer evenveel nieuwe buurten dringen zich in 2010 op als zijnde kansarm. Globaal genomen kan de evolutie als volgt samengevat worden: de kust gaat er op vooruit terwijl de meest landelijke gebieden rond de dorpskernen een achteruitgang boeken. Aantal private huishoudens (1 januari 2009)
Alleenwonenende mannen Alleenwonende vrouwen 2 personen 3 personen 4 personen 5 personen 6 personen 7 personen en meer Totaal
Arrondissement Brugge 16.461 21.023 43.154 17.556 15.145 4.856 1.143 366 119.704
Arrondissement Oostende 12.236 14.024 25.006 9.388 6.951 2.189 577 242 70.613
Totaal 28.697 35.047 68.160 26.944 22.096 7.045 1.720 608 190.317
Een gemiddeld huishouden in het arrondissement Brugge omvat 2.30 personen, in het arrondissement Oostende is dit 2.12. Het gemiddelde voor West-Vlaanderen bedraagt 2.34. Het aandeel alleenstaande mannen bedraagt in het arrondissement Brugge 13.75 %. In het arrondissement Oostende is dit 17.32 %. Het aandeel alleenstaande vrouwen in het arrondissement Brugge bedraagt 17.56 % en in het arrondissement Oostende is dit 19.86 %. Het West-Vlaams percentage bedraagt respectievelijk 13.59 % (mannen) en 16.37 % alleenstaande vrouwen. 37.18 % van de huishoudens in het arrondissement Oostende bestaat aldus uit alleenstaanden. In het arrondissement Brugge is dit 31.31 %.
6
Werkingsverslag 2010 – cgg Prisma vzw
Werkloosheidsdruk
Arr.Brugge Arr.Oostende West Vlaanderen
NWWZ 3.574 3.017
Mannen Ouderen Werkl.druk 1.085 5.5 % 837 8.5 % 5.6 %
NWWZ 3.429 2.512
Vrouwen Ouderen Werkl.druk 1.284 5.6 % 837 7.5 % 6.1 %
NWWZ 7.003 5.529
Totaal Ouderen Werkl.druk 2.369 5.5 % 1.674 8.0 % 5.8 %
De werkloosheidsdruk is de verhouding van de Niet Werkende Werkzoekenden + Ouderen ten opzichte van de potentiële beroepsbevolking (18- 64 jaar). (bron VDAB) Sterk afwijkende percentages vinden we terug in de steden Blankenberge (10,4 %) en Oostende (10,0 %) wat de hoogste percentages zijn in de provincie. Het aantal niet-werkende werkzoekenden in combinatie met kansengroepen geeft ook een beeld van de populatie die kwetsbaar is voor psychische problematiek.
Laaggeschoolde vrouwen Laaggeschoolde allochtonen Laaggeschoolde langdurig werklozen Laaggeschoolde -25 jarigen Langdurig werkloze vrouwen Langdurig werkloze allochtonen Langduig werkloze -25 jarigen Allochtone vrouwen Allochtone – 25 jarigen Min 25 jarige vrouwen arbeidsgehandicapten Aantal Niet-werkende werkzoekenden
Arr. Brugge
Arr. Oostende
West-Vlaanderen
22.8 3.7 6.5 10.5 6.0 0.2 0.8 3.7 1.3 9.1 18.6 7.003
23.4 6.5 7.1 12.0 5.1 0.4 1.0 5.9 1.7 8.7 16.5 5.530
25.6 6.2 6.7 11.8 5.9 0.4 1.1 5.3 1.9 9.9 17.9 31.524
Vlaams Gewest 22.8 12.5 6.4 11.4 5.4 1.2 1.3 10.0 4.8 9.5 15.2 202.808
Ten aanzien van het Vlaams Gewest kunnen we stellen dat de beide arrondissementen alsook de provincie West-Vlaanderen in de cijfers nog veel minder geconfronteerd wordt met de multiculturele problematiek. Het percentage arbeidsgehandicapten ligt dan weer boven het Vlaams gemiddelde.
7
Werkingsverslag 2010 – cgg Prisma vzw
4.
Vestigingsplaatsen
4.1. Centrum Godfried Elsen Beernem: team gericht op daderhulp (Fides-ambulant) Project IRIS (integrale Respons op Intrafamiliaal Seksueel misbruik) Patend (psychotherapeutisch aanbod tijdens en na detentie) Consultteam Ampel: consulentenwerking ten behoeve van personen met een verstandelijke beperking en gedragsmoeilijkheden. Stationsstraat 89 8730 Beernem tel 050-78 15 77 – fax 050-78 90 37 e-mail:
[email protected] 4.2. CGG Oostkust Blankenberge team gericht op kinderen & jongeren, volwassenen & ouderen werking gericht op de problematiek rond kindermishandeling verslavingszorg (drughulpverlening ism het dagcentrum De Sleutel, Brugge) Astridlaan 35 8370 Blankenberge tel 050-41 84 22 – fax 050-42 68 43 e-mail:
[email protected] 4.3. Sociaal Psychiatrische Dienst voor Volwassenen Oostende team gericht op volwassenen en ouderen project dienstverlening Woon- en Zorgcentra regio Oostende Cirkelstraat 4 8400 Oostende tel 059-50 39 50 e-mail:
[email protected] 4.4. Sociaal Psychiatrische Dienst voor Kinderen & Jongeren Oostende team gericht op kinderen, jongeren en hun ouders werking gericht op de problematiek rond kindermishandeling Maria Theresiastraat 19 8400 Oostende tel 059-50 39 53 e-mail:
[email protected] 4.5. Cgg Prisma – locatie Torhout Team gericht op volwassenen en ouderen Ondersteuning eerste lijnsteam CAW Industrielaan 10 a 8820 Torhout tel 050 213 319 e-mail:
[email protected]
8
Werkingsverslag 2010 – cgg Prisma vzw
5.
Personeelsbestand (31 december 2010)
In voorgaande jaarverslagen werd de personeelsequipe uitgedrukt via de hoofdfunctie die werd uitgevoerd. In onderstaande tabel wordt de personeelsequipe uitgedrukt volgens de soort werking die men verricht. We onderscheiden verschillende categorieën: medewerkers die ingeschakeld worden in de cliëntenwerking, medewerkers werkzaam binnen dienstverlening en projectwerking, personeelsleden die vooral een ondersteunende, logistieke inbreng hebben. Medewerkers kunnen eveneens in verschillende categorieën ondergebracht worden. Een psycholoog kan naast hulpverlener (cliëntwerking) eveneens een opdracht als locatieverantwoordelijke op zich nemen (overheadfunctie). Deze wijze van indeling toont duidelijker de verhouding van mankracht tussen de verschillende categorieën.
Functie Cat 1 Cliëntenwerking Cat 3 Projectwerking & dienstverlening Cat 4 Overheadfuncties Totaal Percentage
Enveloppe financiering 19,40 0,75 6,42
financieringsbron Sociale Maribel
SEN
1,50 1,50
0,25 -
3,00 10.0 %
0,25 0.8 %
26.57 89.10 %
Totaal VTE 20,90 1,00 7,92
% 70.1 % 3,4 % 26.5 %
29,82
70,1 % van de ingezette personeelsmiddelen gaat naar de cliëntenwerking. De verhouding medewerkers voor de cliëntwerking versus het totaal betoelaagd personeelsbestand vanuit de enveloppefinanciering bedraagt 73 %. Deze cijfergegevens moeten evenwel met de nodige voorzichtigheid bekeken worden, daar dit enerzijds een momentopname is (toestand op 31 december 2010). Zo werd een bijkomende tewerkstelling van beperkte tijd toegekend door het Fonds Sociale Maribel vanaf september en dat beëindigd werd op 31 december 2010. Het totaal personeelsbestand (op payrol) van het CGG Prisma bestond op 31 december 2010 uit 29.82 vte en bedroeg 1.133,16 uur tewerkstelling per week. Daarnaast werden er ook een aantal personeelsleden toegevoegd door externe diensten: het dagcentrum De Sleutel ism het OCMW Blankenberge en het cgg, continueerde in het werkjaar 2010 de detachering van een medewerker voor de werking omtrent drughulpverlening in de vestiging Blankenberge. Mevr. Marian Depestel is een 10tal uur beschikbaar verspreid over 3 dagdelen in de week. Aan de werking van Ampel (SEN – doelgroep personen met een verstandelijke beperking en gedragsmoeilijkheden) werd een 9.5 uur tewerkstelling toegevoegd betoelaagd door De Lovie (Poperinge). Ook mevr Tine Morisse werd toegevoegd aan deze werking. Zij wordt gedetacheerd door het PC Sint-Amandus Beernem voor 19 uur. Ten aanzien van het project Iris werd eveneens door het PC Sint-Amandus een personeelslid toegewezen voor de verdere uitbouw van dit project (Christine Brauwers). Enkele vrijwilligers werden eveneens ingeschakeld binnen de therapeutische werking te Oostende (volwassenen & ouderen en Kinderen & Jongeren) en dit voor een gemiddelde tewerkstellingstijd van 10 uur per week (vanaf najaar 2010). Onderstaande tabel geeft de situatie weer op 31 december 2010.
Functie Drughulpverlening (De Sleutel) Psychologische functie (De Lovie) Psychologische functie (PC St-Amandus) Maatschappelijke functie (Iris) Vrijwilligers (psychologische functie) (3) Totaal
9
Uren gedetacheerd 10,0 9,5 19,0 19,0 30,0 87,5
Werkingsverslag 2010 – cgg Prisma vzw
Voltijdse equivalenten 0.26 0.25 0,50 0,50 0.79 2,30
Nominatieve personeelslijst (werkjaar 2010) 5.1. Directie Dhr. Marc Berkers
Directeur - algemeen coördinator
38/38
Psychiater psychiater psychiater psychiater psychiater psychiater psychiater
12/38 16/38 16/38 11/38 16/38 8/38 10/38
5.2. Psychiatrische functie Dr. Marc Calmeyn Dr. Maja Dobbelaere Dr. Luc Grouwels Dr. Jo Magerman Dr. Martine Soetaert Dr. Els Vanoverbeke Dr. Nils Verbeeck
Tot 28.02.2010 Vanaf 01.08.2010
5.3. Psychologische functie Mevr. Hilde Coppens Dhr. Dirk Debbaut Dhr. Dominiek Derore Mevr. Hilde Descamps Mevr Tineke Dhoore
Psychologe Criminoloog-seksuoloog Psycholoog Psychologe Psychologe
19/38 19/38 9,5/38 8/38 28.5/38
Mevr. Gretel Geerts Mevr. Leen Goeminne Dhr. Rik Houttekier Mevr. Edith Ide Mevr. Pascale Sibiet Dhr. Glenn Strubbe Mevr. Heidi Vandenberghe Mevr. Sarah Vandewalle Mevr. Petra Vandyck
Kinderpsychologe Psychologe Psycholoog Psychologe-pedagoge Psychologe Psycholoog Psychologe Orthopedagoge-criminologe Psychologe
28.5/38 19/38 38/38 19/38 38/38 19/38 26.6/38 28.5/38 19/38
Mevr. Trees Vangansbeke Dhr. Siebrecht Vanhooren Mevr. Sandra Vanlerberghe Dhr. Adelin Verslyppe
Orthopedagoge Psycholoog Psychologe Psycholoog
19/38 28,5/38 38/38 38/38
Vanaf 01/09/2010 08.03.2010 tot 31.12.2010 (vervangingscontract)
07.07.2010 – 20.08.2010 (vervangingscontract)
5.4. Maatschappelijke functie/ aanvullende functies Dhr. Tom Blontrock Mevr. Tania De Roo Mevr. Nikita De Rycke Dhr. Pierre Desmedt Mevr. Inge Devielder Mevr. Marijke Driesmans Mevr. Sofie Pollet Mevr. Liesbeth Saelens
Maatschappelijk assistent Maatschappelijk assistente Maatschappelijk assistente Maatschappelijk assistent Maatschappelijk assistente Maatschappelijk assistente Maatschappelijke assistente Bach toegepaste psychologie
38/38 19/38 38/38 19/38 19/38 19/38 28.5/38 19/38
Mevr. Eliane Savels Mevr. Nancy Spegelaere Mevr. Isabelle Torricelli
Maatschappelijk assistente Maatschappelijk assistente Maatschappelijk assistente
19/38 19/38 26.6/38
10
Werkingsverslag 2010 – cgg Prisma vzw
01.09.2010 – 31.12.2010 (bijkomende FSM)
Mevr. Brunilde Van Acker Dhr. Walter Vanhecke Mevr. Greet Vannecke Mevr. Sigrid Vanthuyne Mevr. Natalie Werbrouck
Maatschappelijk assistente Maatschappelijk assistent Maatschappelijk assistente Maatschappelijk assistente Maatschappelijk assistente
19/38 38/38 38/38 38/38 26.6/38
Administratief bediende Informaticus Administratief bediende Administratief bediende Administratief bediende Administratief bediende Administratief bediende Administratief bediende Administratief bediende
38/38 38/38 19/38 19/38 19/38 19/38 19/38 19/38 19/38
5.5. Administratieve functies Mevr. Mieke Barbier Dhr. Timothy Corbisier Mevr. Nicole Depraetere Mevr. Chantal Faucounnier Mevr. Sabine Van Acker Mevr. Krista Van Den Eeckhaut Mevr. Veronique Van Laeken Mevr. Frieda Verfaillie Mevr. Annemarie Wille
11
Werkingsverslag 2010 – cgg Prisma vzw
Uit dienst 31.12.2010
6.
Samenvattend werkingsverslag
Het werkingsverslag 2010 is een weergave van het volledig werkjaar van het gefusioneerd centrum. Het centrum staat in voor de dienstverlening van een gebied met ruim 425.000 inwoners. De vestigingsplaatsen liggen heel verspreid over dit gebied en worden deels ten gevolge van hun ligging beïnvloed in hun werking. Het verschil tussen een landelijke en stedelijke inplanting van een vestigingsplaats uit zich tevens in de gegevens. De socio-economische en maatschappelijke verschillen kunnen soms heel markant zijn. 6.1. Hulpverleningsopdracht Overeenkomstig het decreet van 18 mei 1999 verstrekt het CGG Prisma vzw een verantwoorde zorg die voldoet aan de vereisten van doelmatigheid, doeltreffendheid, continuïteit, veiligheid en maatschappelijke aanvaardbaarheid en bestaat onder meer uit volgende elementen: intake, diagnose en indicatiestelling, sociaal-psychiatrische en psychotherapeutische behandeling en begeleiding, informatie en adviesverstrekking aan verwijzers met betrekking tot haar opdracht, werkingsbeginselen en doelgroepen. Het centrum heeft als opdracht een verantwoorde zorg aan te bieden met het oog op herstel van het psychisch evenwicht of het draaglijk maken van psychische stoornissen voor cliënten en hun leefomgeving, opdat aldus cliënten competenties verwerven of ontwikkelen die de basis vormen voor hun emancipaties en hun maatschappelijk functioneren. Het centrum schenkt uitdrukkelijk aandacht aan kinderen, adolescenten, volwassenen, ouderen en aan sociaal en financieel zwakkere personen. We kiezen voor een interdisciplinair werken en waar nodig functioneren we in één of meer psychiatrische samenwerkingsverbanden om aldus een voldoende en doelgroepgericht geestelijk gezondheidszorgaanbod te realiseren. Het centrum is binnen het kader van zijn opdrachtverklaring toegankelijk voor cliënten uit de hele bevolking, en wil uitdrukkelijk niemand op welke grond dan ook, uitsluiten. Laagdrempeligheid en een grote toegankelijkheid zijn voor ons zeer belangrijke werkingsbeginselen. Het centrum streeft ernaar om de cliënt maximaal te betrekken in het hulpverleningsproces. De cliënt wordt gezien als een actieve partner in het hulpverleningsproces, die samen in dialoog met de hulpverlener de doelstellingen kan nastreven.
12
Werkingsverslag 2010 – cgg Prisma vzw
6.2. Traject van de cliënt binnen de dienstverlening Schematisch kunnen we het traject van een cliënt binnen de dienstverlening als volgt uittekenen:
Aanmelding bij het centrum
Screeningsgesprek
Eventuele doorverwijzing
Afspraakdatum intakegesprek
Behandelings-/ begeleidingsvoorstel door het team
Toewijzing therapeut(en)
Start behandeling
Afhankelijk van de afspraken: Wekelijkse of tweewekelijkse gesprekken Contacten met familie Contacten met verwijzers Contacten met andere betrokken diensten….
Tussentijdse evaluaties ……
Eindevaluatie + afronding therapie
13
Werkingsverslag 2010 – cgg Prisma vzw
Intake-gesprek(ken)
Bespreking van het intakegesprek binnen het multidisciplinair team
Voorstel tot doorverwijzing
In samenspraak met verwijzer begeleiding bij de doorverwijzing
6.3. Samengevatte werkingsgegevens patiëntenzorg 2010 6.3.1. Inleiding Vanaf 2008 werd er reeds geregistreerd met het registratieprogramma dat vervat zit in het elektronisch patiëntendossier (EPD). De kracht van het EPD komt hierdoor volledig tot zijn recht. De gegevens die belangrijk zijn voor de volledigheid en de opbouw van het patiëntendossier worden op een zodanige wijze opgeslagen (databestanden) en zijn aldus beschikbaar voor verdere bewerking. Naast de terugkoppeling van de ingestuurde gegevens door het Vlaams Agentschap Gezondheidszorg, is het ook mogelijk dat de centra zelf cijfers kan genereren en analyses kan maken van de zowel de patiëntenstroom als van de kenmerken van de patiënten op locatie- en teamniveau (Maraptool). Voor een goed begrip is het belangrijk om even stil te staan bij de gebruikte terminologie van het registratieprogramma. We onderkennen 3 centrale begrippen: persoon, zorgperiode en activiteiten. Een persoon is iedere fysieke persoon die op één of andere manier contact heeft met het centrum (telefonisch, schriftelijk, digitaal, fysiek, …). In de registratie maken we een onderscheid tussen hoofdcliënt en nevencliënt. Een hoofdcliënt staat centraal in de zorg, hij/zij is de persoon aan wie de zorg wordt verstrekt en/of waarvoor de zorg wordt aangevraagd. Een nevencliënt is betrokken op de zorg van de hoofdcliënt. Ouders zijn aldus nevencliënten binnen de zorg aan hun kind (hoofdcliënt). Een persoon op zich is nooit ofwel hoofdcliënt of nevencliënt. Een persoon kan evenwel in de ene zorgperiode hoofdcliënt zijn en in een andere zorgperiode nevencliënt. De zorgperiode van een nevencliënt is dus steeds gelinkt aan de zorgperiode van een hoofdcliënt. In de gebruikte registratie wordt er niet meer gesproken in termen van dossiers, maar in termen van zorgperiodes. Een zorgperiode is altijd gebonden aan een persoon. En iedere zorgperiode heeft een begin en een einde. Het begin is de aanmeldingsdatum, het eind is de administratieve afsluitingsdatum. Een zorgperiode kan zowel kort zijn of kan heel lang duren en over jaren gespreid zijn. Een cliënt kan meerdere zorgperiodes na elkaar hebben. Een zorgperiode behoort evenwel steeds tot één cliënt. Een cliënt kan ook meerdere zorgperiodes tegelijkertijd hebben en kan zowel als hoofdcliënt als nevencliënt in een betrokken zorgperiode beschreven worden. Een activiteit is een actie die gebeurt in relatie of in functie van een cliënt binnen een bepaalde zorgperiode. We onderscheiden 3 grote groepen van activiteiten: Aanmeldingsactiviteiten Directe hulpverleningsactiviteiten Indirecte hulpverleningsactiviteiten Een activiteit kan gekoppeld zijn aan meerdere zorgperiodes (bv groepsessies) en een zorgperiode kan meerdere activiteiten hebben. Vergelijkingen In de aangeboden tabellen zullen – waar mogelijk – de cijfergegevens van het voorgaande jaar opgenomen worden. Een aantal aangeboden gegevens hebben betrekking op de nevencliënten. In sommige deelwerkingen is het werken met nevencliënten meer aan de orde dan bij andere werkingen. Dit heeft alles te maken met de doelgroep. Het inschakelen van ouders in een kinderen- en jongerenequipe is van essentieel belang in de begeleiding en behandeling van kinderen. De hulpverleningsactiviteiten met betekenisvolle andere (partner, kinderen,..) binnen het traject dat de hulpvrager volgt worden eveneens hierin opgenomen.
14
Werkingsverslag 2010 – cgg Prisma vzw
6.3.2. Cijfergegevens 6.3.2.1. Samenstelling van de cliëntengroep 1.
Aantal zorgperiodes
forensische zorg Kinderen- en jeugdzorg volwassenenzorg verslavingszorg
hoofdcliënten 215 187 854 44 1302
nevencliënten 0 248 29 1 278
2010 215 435 883 45 1580
totaal 2009 142 373 926 15 1456
2008 93 431 916
2007 89 465 907
1440
1461
Het totaal aantal zorgperiodes is met 8.3% gestegen. De stijging is ongeveer even groot bij zowel de hoofdcliënten als bij de nevencliënten. De verhouding hoofdcliënten – nevencliënten bedraagt 82.4 % hoofdcliënten versus 17.6 % nevencliënten. De zorgsoorten forensische en verslavingszorg kennen de grootste procentuele stijging (hoofdcliënten). De zorgsoort volwassenen kent de grootste procentuele daling in het aantal hoofd- en nevencliënten, maar blijft toch de grootste doelgroep.
15
Werkingsverslag 2010 – cgg Prisma vzw
2. Procentueel aandeel binnen de verschillende zorgsoorten
De volwassenenzorg blijft met ruim 66 % de zorgsoort met het grootst aantal hoofdcliënten. De zorgsoorten forensische vormt met 17 % de tweede groep, gevolgd door de zorgsoort Kinderen en jongeren met 14 %. Bij de nevencliënten is het de zorgsoort Kinderen- en Jongeren die meest aantal zorgperiodes in hun bestand hebben, gevolgd door de volwassenenzorg. Het aantal nevencliënten bij de zorgsoort forensische zorg is nul, bij de de zorgsoort verslavingzorg 1.
3. Aantal zorgperiodes per team
K&Jzorg Blankenberge K&Jzorg Oostende Volwassenenzorg Blankenberge Volwassenenzorg Oostende Volwassenenzorg Torhout Verslavingszorg Blankenberge Forensische zorg Fides Forensische zorg Patend Forensische zorg FIT Forensische zorg Iris
hoofdcliënten
nevencliënten
totaal
%
vte
gem/vte tot
gem/vte HC
52 135 236 412 208 44 84 77 24 30 1302
59 189 9 11 9 1 0 0 0 0 278
111 324 245 423 217 45 84 77 24 30 1580
7,0 20,5 15,5 26,8 13,7 2,8 5,3 4,9 1,5 1,9 100
1,5 4,2 3,12 5,37 3,32 0,26 2,26 0,8 0,7 0,5 22,03
74 77 79 79 65 173 37 96 34 60 72
35 32 76 77 63 169 37 96 34 60 59
Met de kleine inzet van personeel bekomt de verslavingszorg de grootste caseload. De gemiddelde caseload per hulpverlener bedraagt 72 zorgperiodes (hoofd- als nevencliënten). Deze cijfers geven evenwel een vertekend beeld van de echte caseload. De ernst van de problematiek komt hier niet tot uiting. Het inhoudelijk werk bij een aantal zorgperiodes van nevencliënten is klein (bv bij broers/zussen van cliënt). Uitgezet ten aanzien van het aantal hoofdcliënten halveert de caseload voor de zorgsoort Kinderen en Jongeren. De caseload van zowel de Kinderen- en jongerenwerking als die van de Volwassenenwerking is ongeveer gelijk. Binnen de forensische werking is er een groot verschil tussen het team Fides en bv Patend. Dit alles is natuurlijk sterk gerelateerd aan de inhoudelijke en praktische uitwerking van de hulpverlening en gelieerd aan de problematiek.
16
Werkingsverslag 2010 – cgg Prisma vzw
4.
Aantal zorgperiodes per aanmeldingsjaar
Het aantal lopende zorgperiodes gestart in het werkjaar 2010 is het grootst en dit is zo voor alle zorgsoorten. Toch merken we een groot aantal zorgperiodes die opgestart zijn in 2008 of zelfs vroeger. Dit is vooral merkbaar bij de zorgsoort volwassenen alwaar 58% van de lopende zorgperiodes voor 2010 gestart zijn. In totaliteit werden er 656 nieuwe zorgperiodes gestart in 2010, dit is iets meer dan de helft van alle lopende zorgperiodes bij hoofdcliënten. Deze cijfers duiden op een langdurig zorgtraject dat de cliënten lopen.
17
Werkingsverslag 2010 – cgg Prisma vzw
6.3.2.2. Demografische gegevens 1. Aantal zorgperiodes volgens geslacht en zorgsoort De procentuele verhouding van de opdeling van alle zorgperiodes bij de hoofdcliënten volgens geslacht bedraagt 44 % – 56 %. In de forensische en verslavingszorg kennen we een totaal andere verhouding, daar bedraagt deze 75 % - 25 %. Bij de zorgsoort Kinderen en jongeren is deze omzeggens gelijk.
2.
Aantal zorgperiodes per leeftijdscategorie en zorgsoort
77 % van de hoofdcliënten bevinden zich in de leeftijdscategorie tussen de 18 en 59 jaar. In de volwassenenzorg, verslavingszorg en forensische zorg is dit respectievelijk 88 %, 73 % en 95 %. Het aandeel ouderen (60 +)in zorgperiodes bij hoofdcliënten bedraagt 8.4 %. Gezien de bevolkingsstructuur in de regio is dit relatief weinig. Het aandeel ouderen in de regio situeert zich boven de 20 %. We dienen evenwel rekening te houden met het steeds groter wordende deel van de 80 plussers, een bevolkingsgroep die wij als cgg nog weinig in ons cliëntenbestand hebben. Enkel via de Woon- en Zorgcentra worden deze personen aangemeld.
18
Werkingsverslag 2010 – cgg Prisma vzw
3.
Leeftijdsverdeling Kinderen- en Jeugdzorg
Slechts een kleine 4 % van de zorgperiodes binnen de zorgsoort Kinderen & Jongeren zijn 5 jaar of jonger. De grootste groep zijn de lagere schoolkinderen (6 – 12 jaar) met 46 %. Jongeren uit leeftijdsgroep 13-15 jaar (eerste jaren secundair onderwijs) en de oudere groep zijn gelijk met elk een vertegenwoordiging van 21 %.
4.
Woonplaats hoofdcliënten
Bijna 89 % van de cliënten wonen in de regio die het centrum decretaal geacht wordt te bedienen. Door de ligging van bepaalde vestigingen (aan de rand van het werkingsgebied – Beernem – Torhout) is het ook niet verwonderlijk dat er ook nog cliënten uit andere regio‟s de weg vinden naar het centrum. Binnen de forensische werking is het ook zo dat het gerechtelijk arrondissement Brugge waarvoor het centrum cliënten dient op te nemen niet samenvalt met de bestuurlijke arrondissementen Brugge en Oostende en dat dit dus wat ruimer is.
19
Werkingsverslag 2010 – cgg Prisma vzw
Toch slaagt het centrum er goed in om zijn rol binnen de regio op te nemen en de dienstverlening naar de toegewezen bevolking aan te bieden.
6.3.2.3. Verwijzende instanties 1. Verwijzers hoofdcliënten
eigen initiatief initiatief omgeving gezondheidszorg welzijnszorg bijzondere jeugdzorg kind & gezin gehandicaptenzorg ouderenzorg justitie onderwijs andere onbekend
% dossiers gestart in 2010 21,8 10,0 26,0 9,7 5,0 1,3 2,2 0,4 12,2 6,2 2,6 2,6
% alle dossiers 19,4 10,0 30,3 9,4 3,2 1,8 2,4 0,2 11,2 5,2 3,0 3,9
De grootste groep verwijzers wordt gevormd door de cluster gezondheidszorg ( 30 %). Het aantal zorgperiodes die opgestart worden na verwijzing op basis van eigen initiatief of vanuit het initiatief van de omgeving blijft relatief hoog (respectievelijk 19 % en 10 %). Het beeld verschilt als men de verwijzers plaatst ten aanzien van de zorgsoort. Bij de forensische zorg vormen de verwijzingen (zorgperiodes gestart in 2010) via justitie de grootste groep (56 %). Toch nog 26 % van het cliënteel doet dit op eigen initiatief – dit zijn vooral aanmeldingen die vanuit de gevangenis worden opgestart (deelwerking Patend).
20
Werkingsverslag 2010 – cgg Prisma vzw
Bij de zorgsoort Kinderen en Jongeren is het de gezondheidszorg met 30 % die de grootste groep vormt. Daarna is het onderwijs (met oa clb) met 25.7 % en de Bijzondere Jeugdbijstand met ruim 14 %. In de verslavingszorg zijn het zowel de actoren uit de gezondheidszorg als het eigen initiatief die beiden 23 % scoren. Naast de verwijzingen uit de gezondheidszorg en op eigen initiatief gebeuren er ook nog heel wat verwijzingen vanuit de welzijnssector (een 10 %). Opgesplitst naar de doelgroep volwassenen bedraagt deze verwijzing zelfs 12 %.
6.3.2.4. Diagnostiek 1. Aanmeldingsklachten
Geen klachten lich. - fysiolog.function. psychische problemen realiteitscontrole gedragsproblemen Interactieproblemen Ontwikkelingsproblemen maatschap.problemen Slachtofferschap Verwerkingsproblemen
21
K&J 14 4 40 0 35 35 10 1 21 25
Volw. 38 38 450 26 27 99 6 17 21 101
Versl.zorg 2 0 1 0 0 0 0 0 0 0
Werkingsverslag 2010 – cgg Prisma vzw
Forens.zorg 22 0 55 0 76 4 2 1 5 12
totaal 76 42 546 26 138 138 18 19 47 138
2010 5,8 3,2 42,0 2,0 10,6 10,6 1,4 1,5 3,6 10,6
Percentage 2009 1,7 4,0 39,4 1,9 13,4 11,6 0,5 1,8 3,9 11,7
2008 1,5 4,1 39,4 1,5 13,3 12,4 0,8 2,2 3,8 11,2
Verslavingsproblemen specifieke modaliteit
0 2 187
16 45 884
41 0 44
7 1 185
64 48 1300
4,9 3,7
3,4 4,2
De grootste groep situeren zich onder de rubriek psychische problemen en vormen in totaliteit meer dan 40 % van de aanmeldingsklachten. Deze categorie wordt gevolgd door de cluster gedragsproblemen, interactieproblemen en verwerkingsproblemen (allen 10,6 %). In vergelijking met voorgaande jaren merken we een kleine schommeling in de percentages. Met betrekking tot de verschillende zorgsoorten vormen de psychische problemen de grootste categorie bij de doelgroep volwassenen (51 %). Bij de doelgroep kinderen en jongeren zijn dit eveneens de psychische problemen (21 %) onmiddellijk gevolgd door de clusters gedragsproblemen en interactieproblemen (elk 19 %). Bij de zorgsoort verslavingszorg is het uiteraard de problematiek rond verslaving die als aanmeldingsklacht het meest voorkomt (93 %). Bij de zorgsoort forensische is het de cluster gedragsproblemen (41 %) gevolgd door psychische problemen (30 %) die het vaakst worden aangemeld.
2. Voornaamste aanmeldingsklachten – procentueel
Geen klachten lich. - fysiolog.funct. psychische problemen realiteitscontrole Gedragsproblemen Interactieproblemen Ontwikkelingsproblemen maatschap.problemen Slachtofferschap Verwerkingsproblemen Verslavingsproblemen specifieke modaliteit
K&J 7,49 2,14 21,39 18,72 18,72 5,35 0,53 11,23 13,37 1,07
Volw. 4,30 4,30 50,90 2,94 3,05 11,20 0,68 1,92 2,38 11,43 1,81 5,09
3. Detail psychische klachten depressieve stemming suïcidepoging/gedachten angsten/fobie Stress Dwanghandelingen Identiteitsproblemen geslachtsident.problemen Levensfaseproblemen andere psychische problemen totaal
22
Aant. percent 265 48,5 28 5,1 86 15,8 27 4,9 14 2,6 14 2,6 1 0,2 4 0,7 107 19,6 546
Werkingsverslag 2010 – cgg Prisma vzw
Verslav.zorg 4,55 2,27 93,18 -
Forens .zorg 11,89 29,73 41,08 2,16 1,08 0,54 2,70 6,49 3,78 0,54
Totaal % 5,85 3,23 42,00 2,00 10,62 10,62 1,38 1,46 3,62 10,62 4,92 3,69
2,8 3,4
Als we op de cluster psychische klachten verder inzoomen vormen de depressieve stemming de grootste aanmeldingsklacht (48,5 %) gevolgd door andere psychische problemen (20 %) en angsten/fobieën (16 %).
De problematiek wordt gediagnosticeerd door het multidisciplinair team en gerubriceerd volgens de DSMIV classificatie. De DSM-IV classificatie (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders) vormt een handleiding bij de beoordeling. De DSM heeft als doel een heldere beschrijving te geven van de diagnostische categorieën teneinde de clinici en onderzoekers mogelijk te maken diagnoses te stellen, er over te communiceren, onderzoek te doen en de verschillende psychische stoornissen te behandelen. De diagnostische beoordeling gebeurt opeen meerassig systeem, waarbij elke as verwijst naar een ander kennisdomein dat kan helpen bij het opstellen van een behandelingsplan en het voorspellen van de afloop. In de DSM zijn vijf assen opgenomen: AS 1 Klinische stoornissen en andere aandoeningen en problemen die eenreden voor zorg kunnen zijn; As 2 Persoonlijkheidstoornissen en Zwakzinnigheid; As 3 Somatische aandoeningen; As 4 Psychosociale- en omgevingsproblemen; As 5 Algehele beoordeling van het functioneren (GAF-schaal).
In onderstaande tabel werden de primaire diagnoses vermeld. De stemmingsstoornissen vormen de grootste groep (24 %) en dit gevolgd door „andere stoornissen‟ (20 %) en angststoornissen (10 %). In vergelijking met voorgaande jaren is deze rangschikking de zelfde met licht afwijkende percentages. Onder „andere stoornissen‟ worden oa interactiestoornissen, relationele problemen, acculturatieproblematiek, rouwreacties,… gecatalogeerd.
23
Werkingsverslag 2010 – cgg Prisma vzw
Bij het inzoomen op de zorgsoort vormen de diagnose „problemen ivm misbruik of verwaarlozing‟ de grootste groep in de jeugdzorg (25 %), gevolgd door relationele problemen (verhouding ouders-kind) (12 %) en aandachttekortstoornissen en overige stoornissen uit de kindertijd (beiden 9 %).
24
Werkingsverslag 2010 – cgg Prisma vzw
Bij de volwassenenzorg is de meeste gestelde diagnose de depressieve stoornis (30 %), gevolgd door angststoornissen (12 % ) en schizofrenie/psychotische stoornis (8 %).
Bij de zorgsoort verslaving wordt stoornis gebonden aan canabis bij 63 % van de zorgperiodes als primaire diagnose gesteld. De stoornissen gebonden aan gebruik van cocaïnie en opioiden worden telkens bij 9 % van de zorgperiodes als primaire diagnose aangemerkt.
25
Werkingsverslag 2010 – cgg Prisma vzw
Tenslotte worden de problemen ivm misbruik of verwaarlozing in de forensische zorg en de parafilieën bij 19 % van de zorgperiodes als primaire diagnose vernoemd. Angststoornissen met 8 % volgt daarop.
4.Suïciderisico Sinds enkele jaren wordt het suïciderisico gescoord. Deze registratie vormt een wezenlijk onderdeel van de inschatting van de ernst van de problematiek. Bij bijna 23 % van de zorgperiodes wordt een suïciderisico gescoord, waarbij er toch bijna 1 % als een acute dreiging en/of als heel ernstig moet beschouwd worden. Bij meer dan een kwart van de zorgperiodes is dit risico niet bekend (niet bevraagd ?). Aandacht voor deze registratie dient versterkt te worden. De percentages tussen de verschillende zorgsoorten verschilt nogal sterk. In de verslavingszorg wordt het risico het laagst ingeschat. Dit in tegenstelling tot vorig jaar waar er wel een indicie was van een groot suïciderisico. Bij de zorgsoort volwassenen bedraagt het suïcidegevaar zelfs meer dan 27 % (van acuut tot matig). In de kinder- en jeugdzorg bedraagt deze zelfs nog steeds meer dan 14 %.
26
Werkingsverslag 2010 – cgg Prisma vzw
K&J zorg Ja, acute dreiging (uitgewerkt plan/acute dreiging) Ja, ernstig (reeds afscheidsbrieven/testament) Ja licht (sporadisch suicïdegedachten) Ja matig (dikwijls suïcidegedachten) Nee Onbekend (leeg)
1 20 6 68 92 187
Volwas. zorg 3 5 158 81 496 143 886
Verslavzorg
1 0 24 19 44
Forens. zorg
17 10 72 86 185
tot
%
4 5 196 97 660 340 1302
0.3 0.4 15.1 7.5 50.7 26.1
6.3.2.5.Activiteiten De zorg die aangeboden wordt aan de cliënten kunnen we opdelen in directe hulpverleningsactiviteien en indirecte hulpverleningsactiviteiten. Onder directie hulpverleningsactiviteiten worden de face-to-face contacten met de cliënten binnen bv gesprekstherapie, begeleidingsgesprekken, speltherapie, diagnostische activiteiten,… begrepen. De indirecte hulpverleningsactiviteiten zijn die activiteiten die ook betrekking hebben op de zorg van de cliënt maar die niet face-to-face met de cliënt gebeuren: vb bespreking van de cliënt in team, met verwijzer, contacten met huisarts, schrijven van cliëntgerelateerde rapporten,… Van alle hulpverleningsactiviteiten kunnen er 57 % gecatalogeerd onder directe hulpverleningsactiviteiten en 43 % onder indirecte hulpverleningsactiviteiten. Het percentage verschilt sterk van doelgroep tot doelgroep. Bij de kinderen en jeugdzorg is het aantal indirecte hulpverleningsactiviteiten veel groter dan het aantal directe. Procentueel verhoudt zich dit als 35% versus 65 %. Bij de volwassenenwerking te Torhout heeft men dan weer een verhouding 87,5 % versus 12.5 %. Wel dient er opgemerkt te worden dat er hier geregistreerd wordt in aantallen. Een indirecte hulpactiviteit kan zowel een kwartier duren (bv telefonisch contact met verwijzer) als een uur in beslag nemen (vb rondetafel-gesprek met betrokken hulpverleners). Een directe hulpverleningsactiviteit heeft een gemiddelde tijd van één uur (uitgezonderd groepsactiviteiten en bepaalde sessies). We dienen dus deze cijfers met de nodige omzichtigheid te benaderen en te interpreteren. Door een meer integrale benadering van de cliënt en zijn problematiek, worden ook meer en meer contacten met andere betrokkenen in de hulpverlening gelegd, dit leidt tot meer overleg, afstemming van de zorg, wat aldus tot een betere zorg voor clilënt moet leiden.
27
Werkingsverslag 2010 – cgg Prisma vzw
De directe hulpverleningsactiviteiten kunnen we nog opdelen in 3 grote categorieën: Indicatiestellingsactiviteiten (o.m. diagnostiek – intakegesprek, …) Behandeling Begeleidingsactiviteiten 74 % van de directe hulpverleningsactiviteiten zijn behandelactiviteiten. 13 % begeleidingsactiviteiten en 12 % indicatiestelling. De verhoudingen verschillen ook sterk van zorgsoort tot zorgsoort. Bij de zorgsoort Kinderen en jongeren vormen de activiteiten binnen de indicatiestelling bijna 36 % van de totale directe hulpverleningsactiviteiten. Bij de volwassenenzorg is slechts 6.7 %. Ook bij de verslavingszorg is het percentage indicatiestellingsactiviteiten groot (53 %).
28
Werkingsverslag 2010 – cgg Prisma vzw
Een aantal activiteiten binnen de directe hulpverleningsactiviteiten worden gepland maar kunnen niet uitgevoerd worden door afwezigheid van de cliënt. Sinds geruime tijd worden deze NOA‟s geregistreerd, ze vormen ook een onderwerp binnen de kwaliteitsthema‟s van het centrum. Gemiddeld heeft het centrum 18.1 % NOA‟s. Dit percentage verschilt ook weerom sterk van zorgsoort tot zorgsoort en van team tot team. Het percentage NOA‟s bij de kinderen en jongerenwerking te Blankenberge bedraagt 14 %, deze bij de kinderen en jongerenwerking te Oostende loopt op tot 24 %. Het percentage NOA‟s binnen de verslavingszorg bedraagt meer dan 25 %. Bij het forensisch team Fides is het percentage slechts 8.6 %.
De meeste van de behandelingen/begeleidingen gebeurt in de lokalen van de eigen organisatie (89 %). Toch wordt nog een groot deel van de behandelingen/begeleidingen elders gepresteerd: aan huis bij de cliënt 7 % - in de gevangenis 4 %. Dit relatief groot percentage bewijst dat de outreachende benadering noodzakelijk is bij een deel van de cliëntenpopulatie. Indien we dit niet meer zouden opnemen zou een deel van populatie verstoken blijven van aangepaste zorg.
29
Werkingsverslag 2010 – cgg Prisma vzw
6.3.2.6. Wachttijden De gemiddelde wachttijden zijn in het werkjaar 2010 sterk gestegen. Vooral de wachttijden tussen de aanmelding en het eerste gesprek lopen op. Nochtans moeten we deze cijfers relativeren, daar de verschillen tussen de zorgsoorten zeer groot zijn. De forensische zorg heeft heeft heel lange wachttijden tot het eerste gesprek. Dit is echter gedeeltelijk te verklaren door de problemen die zich stellen met cliënten verwezen vanuit justitie. Een aantal formaliteiten moeten geregeld worden (bv uitgangspermissie) die op de wachttijd kunnen wegen. Ook bij de kinderen en jongerenzorg is de wachttijd voor het eerste gesprek relatief lang. Dit heeft te maken met het volume aan instroom die moet gepland worden. Daarentegen is de gemiddelde wachttijd tussen het eerste ftf-contact en het 2de ftf-contact relatief kort (gemiddeld 28 dagen). Hier ook zien we verschillen tussen de verschillende zorgsoorten (gaande van gemiddeld 13 dagen tot 37 dagen).
6.3.2.7. Afsluiting zorgperiodes en doorverwijzingen 1. wijze van beëindiging van de zorgperiodes (hoofdcliënten)
wederzijds akkoord contacten verbroken overleden beëindigd en doorverwezen ftf1 niet doorgegaan vroegtijdig beëindigd (tegen advies) eénzijdigde beëindiging dr hv andere
Prisma k&j zorg volw.zorg versl zorg forens zorg percent. 143 20 93 1 29 37,5 97 14 71 3 9 25,5 5 0 5 0 0 1,3 73 10 27 1 35 19,2 7 1 3 2 1 1,8 16 4 8 2 2 4,2 4 0 1 1 2 1,0 36 3 15 4 14 9,4 381 52 223 14 92
37.5 % van de behandelingen worden beëindigd met wederzijds akkoord. Bijna 20 % wordt beëindigd en doorverwezen (verdere opvolging door bv huisarts, welzijnsdienst, …). Daarentegen worden meer dan 25
30
Werkingsverslag 2010 – cgg Prisma vzw
% van de zorgperiodes beëindigd door het afbreken van contacten door de cliënt. In vergelijking met vorig werkjaar is dit een stijging met 4 procentpunten en benadert dit het resultaat van 2008.
6.4. Participaties en vertegenwoordigingen Het centrum geestelijke gezondheidszorg Prisma participeert in verschillende samenwerkingsinitiatieven en is vertegenwoordigd in heel wat overlegstructuren. Deze initiatieven en structuren situeren zich niet enkel binnen de eigen sector van de GGZ, maar zijn eveneens sectoroverschrijdend. Naast de vertegenwoordiging in naam van de globale organisatie, zijn er nog specifieke participaties die worden opgevolgd door de verschillende deelwerkingen. o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o
Psychiatrische zorg in de thuissituatie – regio Brugge-Beernem Psychiatrische zorg in de thuissituatie – regio Oostende Psychiatrische zorg in de thuissituatie – regio Oostkust (Knokke-Heist, Blankenberge, Damme) Provinciale werkgroep psychiatrische zorg in de thuissituatie Regionale stuurgroep Integrale Jeugdhulpverlening provincie West-Vlaanderen Netwerkstuurgroep IJH regio Brugge-Oostende Netwerkstuurgroep IJH Crisis Welzijnsraad Oostende Welzijnsraad Brugge Regionaal overlegcomité kindermishandeling (ROK) regio Brugge Regionaal overlegcomité kindermishandeling (ROK) regio Oostende Preventieraden Knokke-Heist, Blankenberge, Oostende Drugpreventieraad Oostende Overlegplatform Geestelijke Gezondheidszorg West-Vlaanderen – Raad van bestuur Overlegplatform Geestelijke Gezondheidszorg West-Vlaanderen – Comité Noord Algemene vergadering VAD (vereniging voor alcohol en andere drugproblemen) Raad van Bestuur Vertrouwenscentrum Kindermishandeling West-Vlaanderen Werkgroep Forensische hulpverlening GGZ FDGG-VVI Provinciale werkgroep Suïcidepreventie Raad van Bestuur CAW Middenkust Raad van Bestuur SIT-Oostende Raad van Bestuur Beschut Wonen Beernem Raad van Bestuur Beschut Wonen Oostkust Raad van Bestuur For-K (forensische kinderpsychiatrie) Oost- en West-Vlaanderen Stuurgroep ICOBA Stuurgroep CGG-directies VVI Werkgroep psychiatrische zorg in de thuissituatie – VVI Werkgroep registratie – FDGG-VVI Werkgroep kwaliteitszorg – VVI Stuurgroep Crisisnetwerk Oostende Stuurgroep Psycho-sociaal Rampenplan Oostende Stuurgroep NAH West-Vlaanderen Stuurgroep Ampel (personen met verstandelijke handicap en gedragsproblematiek) Lokaal overlegplatform (LOP) Oostende Zorgcircuits Kinderen & Jongeren West-Vlaanderen - Expertengroep Werkgroep “ te Gek” – scholenproject Oostkust Stuurgroep Ombudsfunctie OPGGZ West-Vlaanderen Directieoverleg CGG Prisma-CGG Noord West-Vlaanderen Directieoverleg CGG‟s West-Vlaanderen Werkgroepen GGZ-vernieuwing Artikel 107 (functie 1 – functie 2a-3-5)
31
Werkingsverslag 2010 – cgg Prisma vzw
6.5. Specifieke werkingen en projecten 6.5.1. Consulentenwerking Ampel Ampel is een samenwerkingsverband in West-Vlaanderen voor psychische hulpverlening aan mensen met een verstandelijke beperking. De consulentenwerking als project binnen het SEN (Steunpunt Expertisenetwerken Vlaanderen) gepland van mei 2007 tot en met december 2008 werd in 2010 verder gezet, als overbruggingsjaar naar een definitieve erkenning. Ampel wordt, net zoals de andere provinciale consulentenwerkingen voor ongeveer ¼ vte ondersteund vanuit het SEN. In 2010 was ¾ vte coördinator werkzaam. Bijkomende middelen vanuit het cgg en vanuit De Lovie maakten deze ¾ functie mogelijk. Sinds september 2009 werd Ampel aangevuld met een halftijdse medewerker. Het PC Sint-Amandus maakte hiertoe de nodige middelen vrij. Aanmeldingen In 2010 waren we actief omtrent 58 aanmeldingen. 20 aanmeldingen van de vorige werkjaren werden verder uitgewerkt, 38 nieuwe aanmeldingen liepen in de loop van 2010 bij Ampel binnen. 18 consulten werden in de loop van het jaar afgerond, of werd geen verdere vraag naar ondersteuning gesteld. Net zoals de vorige jaren zijn er nog de niet geregistreerde vragen naar adressen van psychiaters, therapeuten, informatieve vragen omtrent psychische en gedragsproblemen (vb. gebruik van video, gebruik van een time-out ruimte, theoretisch kader van Prof; A. Dosen / gebruik en interpretatie van de SEO, mini pas-add, diagnostiek bij mensen uit andere culturen…) Enkele cijfergegevens: Totaal aantal actieve casussen: 58 Aantal aanmeldingen in 2010: 38 Meer dan 52 % van de nieuwe aanmeldingen komen uit Vlaams Agentschap voorzieningen pleegzorg , tehuis werkenden, tehuis niet-werkenden, MPI, … 47% van de aangemelde personen wonen thuis. 29 % woont in een VAPH-voorziening. 15 aangemelden zijn jonger dan 18 jaar – 3 boven de 50 jaar. 15 (39 %) van de aangemelde personen zijn mannen, 22 (51) % vrouwen. De verstandelijke beperking wordt bij 34 % van de personen beschreven als een matig verstandelijke handicap. Bij 37% wordt een lichte verstandelijke handicap vastgesteld. Het aantal vragen mbt zwakbegaafden en mensen met een normale begaafdheid neemt toe. De vragen mbt zwakbegaafden worden net zoals de andere vragen opgenomen. Het valt wel op dat deze mensen tussen de mazen van het net vallen. Ze zijn cognitief te sterk om beroep te kunnen doen op ondersteuning vanuit het VAPH. Toch functioneren ze op het niveau van mensen met een verstandelijke beperking, en raken ze hopeloos in de knoop. Anderzijds hebben ze vaak geen uitgesproken psychiatrische stoornis, en kunnen bijgevolg geen beroep doen op de ondersteuning geboden vanuit de psychiatrie. De aangemelde problemen zijn divers: Problemen tgv seksueel misbruik (4x). Bij 2 aanmeldingen werden in het voorbije werkjaar de eerste voorbereidende aanzetten gegeven om aan de slag te gaan met EMDR, als therapeutische methodiek om rond traumaverwerking te werken. Problemen met seksualiteitsbeleving Problemen als gevolg van discrepantie sociale vaardigheden en emotionele ontwikkeling Stemmingsproblemen Problemen samenhangend met NAH-problematiek Problemen/stoornissen van de hechting Problemen samenhangend met ASS Problemen die in verschillende aanmeldingen aan bod kwamen: impulscontroleproblemen, agressie, eenzaamheid, stemmingsstoornissen, angst, psychosomatiek, rouw,rusteloosheid, ADHD, .…
32
Werkingsverslag 2010 – cgg Prisma vzw
De hulpvragen zijn divers en bestrijken zowel vraag naar algemeen advies/informatie, als advies rond opvang- en behandelmogelijkheden. Advies in kader van heroriëntering zijn steeds vragen naar een inschatting van de sociale mogelijkheden en het emotioneel ontwikkelingsprofiel. Dergelijke verfijndere beeldvorming van de persoon kan meer duidelijkheid geven omtrent wat de persoon aankan en bijgevolg de intensiteit van ondersteuning die er nodig is. 29 maal werd er de vraag gesteld naar diagnose/beeldvorming. 20 maal is de vraag gesteld naar teamondersteuning en 13 maal naar gezinsondersteuning. 30 maal werd beeldvormend onderzoek verricht en verslaggeving daaromtrent. 25x is er een team- en/of omgevingsondersteuning door de coördinator/consulent. 15x werd een gezinsondersteuning aangeboden door de coördinator/consulent. Het opmaken van een beeldvorming houdt steeds volgende stappen in: Gesprek met/observatie van de aangemelde cliënt Gesprek met familie Gesprek met de professionele hulpverleners Dossierstudie Opmaken van emotioneel ontwikkelingsprofiel ahv kader prof Dosen Avz-r/screening autisme Eventueel video analyse Eventueel SOPD//Mini-Pass-ad Indien nodig wordt samenwerking gezocht met gespecialiseerde diensten (DIASS, FIDES,…) Teamondersteuning gebeurt dmv overleg, waarop enerzijds de beeldvorming verduidelijkt wordt en de adviezen naar ondersteuning en behandeling worden besproken. Er wordt ook de tijd genomen om alles theoretisch te kaderen, informatie door te geven. Daarnaast wordt samen gezocht naar het concreet maken van de algemene adviezen, waarbij ook gereflecteerd wordt op de werking, eigen handelen van begeleiders, …. Beeldvorming en adviezen wordt steeds doorgesproken met de familie. Indien langdurige ondersteuning van het gezin noodzakelijk blijkt, wordt er doorverwezen naar thuisbegeleidingsdienst, cgg, caw. Vanuit Ampel worden hiertoe de eerste contacten gelegd. Ampel probeert ook indien nodig de wachttijd tot opstart van de begeleiding te overbruggen. Samenwerking met DIASS Deze samenwerking werd ook dit jaar verder gezet. Een 4-tal dossiers werden gemeenschappelijk besproken. Deze dossiers betroffen aanmeldingen bij Diass, waarvoor men voor extra advies te rade ging bij Ampel. Deze dossiers zijn niet opgenomen in de registratie. Enkele conclusies: Mbt aangemelde problemen duiken steeds dezelfde thema‟s op. Autisme Spectrum Stoornis – al dan niet onderkend – blijft frequent aanwezig. Ondanks een reeds sterk uitgebouwde auti-ondersteuning blijkt men toch heel regelmatig vast te lopen. Ook de impact op de gezinssituaties is vaak erg groot. Er worden ook steeds meer problemen aangemeld, die te maken hebben met seksualiteit. Er worden slachtoffers van seksueel misbruik aangemeld. Het blijft een moeilijk zoektocht om voor hen de gepaste ondersteuning en behandeling op te zetten. Omgeving is vaak even getraumatiseerd door het misbruik en is sterk vragende partij naar ondersteuning. Er worden ook steeds meer vragen aangemeld waarbij sprake is van seksueel overschrijdend gedrag, waarbij de grens tussen experimenteren en grensoverschrijdend gedrag vervaagt normvervaging. Het gaat vooral over vragen van jongeren, waarbij de bezorgdheid van de omgeving erg groot is, en waarbij de handelingsverlegenheid eveneens erg groot is. De aanmeldingen die bij Ampel binnenlopen worden ook steeds complexer. Vaak is er al een en ander ondernomen om zicht te krijgen op de problematiek en om de
33
Werkingsverslag 2010 – cgg Prisma vzw
problemen aan te pakken. Men probeert reeds diepgaander rond beeldvorming te werken door om. een emotioneel ontwikkelingsprofiel op te maken, maar men loopt toch vast. Het gaat ook vaak om erg complexe problemen, bijkomende psychiatrische problematiek. Maar men wordt ook geconfronteerd met vaak erg complexe thuissituaties of erg traumatische verleden. Het lijkt niet zo evident om – bij dg complexe situaties – de beeldvorming helder te krijgen, en zijn ondersteuning / nood aan behandeling hierop aan te passen. Bij het coachen van het team is de tussenkomst van Ampel voor de begeleidende orthopedagoog/psycholoog een welkome ondersteuning. Het aantal vragen mbt zwakbegaafden stijgt. Heel vaak hebben zij meer ondersteuning nodig dan waar ze beroep op kunnen doen, en raken bijgevolg hopeloos in de knoop. Ze komen tot niets meer, zowel op vlak van werk, vrije tijd, en sociale contacten, relaties, …. Ze missen vaak ook de nodige steunende familiale netwerk rond zich. Opvallend is eveneens het grote aantal vragen van jongeren – jong volwassenen. De botsing tussen eisen tgv leerplan en doelen vanuit de school en de draagkracht, emotionele ontwikkeling en eventuele problematiek bij de jongere geeft aanleiding tot heel wat probleemgedrag en vragen mbt de nodige ondersteuning en te stellen verwachtingen. Algemene opdrachten Ampel Medewerking aan uitbouw zorgcircuit voor volwassenen met een verstandelijke beperking en bijkomende problemen (deelname federale werkgroep). Medewerking uitbouw zorgcircuit voor kinderen en jongeren met een verstandelijke beperking met bijkomende problemen – federale werkgroep / werkgroep uitwerken voorstel Oost en West-Vlaanderen. Medewerking SENSEO – project SEN – lid van de regiegroep + kerngroep Voorwaardenkader – kandidaat voor de klankbordgroep. Samenwerking SEN-coördinator West-Vlaanderen – Deelname SEN-coördinator aan stuurgroep – overleg omtrent concrete initiatieven voor de doelgroep gedragsproblemen (o.m. omtrent daderhulp, seo-intervisiegroep). Interprovinciale samenwerking – onderling overleg coördinatoren van de consulentenwerking van de verschillende provincies. Medewerking aan de organisatie van een studiedag omtrent de consulentenwerkingen, ism met UGent, dd. 3 december 2010. Begeleiding Stagiaire Ugent 2de master Orhtopedagogische wetenschappen. Eindwerk mbt de meerwaarde van de consulentenwerking Ampel door stagiaire Ugent. (zie ook www.cggprisma.be – info – publicaties – werkingsverslag 2010 Ampel) 6.5.2. Project IRIS IRIS is het letterwoord dat staat voor Integrale Respons op Intrafamiliaal Seksueel misbruik. Het project IRIS beoogt de slachtofferzorg en de plegerzorg beter op elkaar af te stemmen en de brede gezinscontext de nodige ondersteuning te bieden. Voorheen verliepen deze begeleidingen parallel naast elkaar zonder of met beperkt overleg en afspraken. Uitgangspunten bij het model van werken is dan na melding van intrafamiliaal seksueel misbruik bij het vertrouwenscentrum kindermishandeling of na een klacht bij justitie een uitgewerkt gecoördineerd zorgaanbod ontwikkeld wordt. Van bij de aanvang van de aanpak van het probleem moeten de verschillende hulpverleningsdiensten en justitie op één lijn zitten. Ook het betrekken van de partner van de pleger in het zorgaanbod dient door alle diensten ondersteund te worden. Vanuit deze doelstellingen werden de hulpaanbieders vanuit de slachtoffer- en de daderzorg en justitiële partners samengebracht.
34
Werkingsverslag 2010 – cgg Prisma vzw
IRIS Werkmodel Doelgroep: Het project was (in eerste instantie) bestemd voor alle betrokkenen bij intrafamiliaal seksueel misbruik (daders, slachtoffers, partners, ouders, gezin, …) woonachtig binnen de regio Noord West‐Vlaanderen. Alle statuten komen in aanmerking, zowel vrijwillig als justitieel1. Het project heeft schadebeperking en hervalpreventie als doel en dit door zorg aan te bieden aan alle betrokkenen en de hulpverlening op elkaar af te stemmen. De doelgroep werd bij aanvang van het project beperkt tot plegers van intrafamiliaal seksueel misbruik die (terug gingen) wonen in gezinsverband samen met (potentiële) slachtoffers. Ondertussen werd de doelgroep verruimd naar: • Gezinssystemen • met een pleger van seksueel misbruik op kinderen (niet enkel intrafamiliaal) • die – op dit moment of later in de tijd ‐ regelmatig in contact kan komen met kinderen • in een familiale context (dus breder dan samenwonen)” Doelstelling: I.R.I.S. wil een geïntegreerde contextuele zorg bieden die bij seksueel misbruik op kinderen een procedure wil opstarten die naast het externe hulpprogramma voor de dader en het externe hulpaanbod voor het slachtoffer • de partner/ouders begeleidt; • het betrokken gezinssysteem begeleidt; en • de hulpverlening coördineert met als doel voor (potentiële) slachtoffers binnen familiale context veiligheid en welzijn te optimaliseren door middel van een familieovereenkomst. Het gezinssysteem kan zowel verwijzen naar een vroegere gezinssamenstelling (vb. een pleger en zijn eigen kinderen), een blijvende gezinscontext (vb. pleger, partner en stiefkinderen) of een nieuwe gezinscontext (vb. pleger, nieuwe partner en kinderen). Er wordt gewerkt op 3 niveau‟s: Niveau 1: werken met het gezin; Niveau 2: werken met de omgeving van de gezinscontext; Niveau 3: opstellen van (gezins)regels en afspraken (familieovereenkomst). Het werkmodel kan van kracht blijven tot het einde van de justitiële maatregel en/of tot het einde van de daderbehandeling. De cijfers van het derde werkjaar a.
De aanmeldingen
17 nieuwe dossiers werden aangemeld in het derde werkjaar. 3 van deze dossiers werden niet opgenomen (2 omwille van de regio en 1 omwille van de weigering van het gezin om mee te werken). In het derde werkjaar zijn er 35 dossiers actief opgenomen, 3 dossiers hiervan zitten momenteel nog in de intakefase. 4 dossiers werden tijdens dit werkjaar afgesloten. De reden van afsluiting bij deze dossiers was: ‐ de ouders weigeren de familie‐overeenkomst te ondertekenen. Dit dossier werd, omwille van de inschatting dat de veiligheid niet voldoende kon worden gegarandeerd, via het Vertrouwenscentrum en het CBJ doorverwezen naar de BMC. De kinderen werden uit huis geplaatst; ‐ de pleger werd, omwille van het verbreken van zijn justitiële voorwaarden en de afspraken binnen IRIS, opnieuw gedetineerd; ‐ de dadertherapie werd afgerond en de justitiële voorwaarden eindigen; ‐ de dadertherapie werd afgerond, zonder justitie;
35
Werkingsverslag 2010 – cgg Prisma vzw
• Justitieel of vrijwillig? In 23 van de 35 dossiers wordt de pleger vanuit justitie gevolgd, vanuit verschillende statuten (Opm: op het moment van de aanmelding!): Politioneel onderzoek/parket 1 Voorhechtenis 1 Vrijheid Onder Voorwaarden 2 Voorlopige vrijlating 1 Voorwaardelijke Invrijheidstelling 7 Detentie 8 Misdrijf Omschrijven Feit 2 Internering 1 Vrijwilligheid 12 De 3 geweigerde dossiers werden allemaal vanuit justitie gevolgd (MOF‐ statuut, VI en voorhechtenis) • Meerderjarig of minderjarig? In 7dossiers gaat het om een minderjarige pleger. In 28 dossiers zijn plegers meerderjarig. b.
De doorverwijzer
Onder de „doorverwijzers‟ begrijpen we diensten die rechtstreeks met IRIS contact namen om een aanmelding te doen. Vertrouwenscentrum Kindermishandeling Psycho Sociale Dienst van de gevangenis Fides daderhulp Exit, daderhulp minderjarigen Justitiehuis Parket Sociale Dienst Jeugdrechtbank
c.
12 12 5 3 3 1 0
Het hulpverlenersoverleg (HVO)
Alle relevante betrokken hulpverleners worden door IRIS gecontacteerd en samengebracht op een hulpverlenersoverleg. Het doel hiervan is de hulpverlening op elkaar af te stemmen, de bezorgdheden te bundelen en een gemeenschappelijke strategie af te spreken. Tijdens dit HVO wordt er gestreefd naar een vertegenwoordiging voor alle betrokken gezinsleden. De hulpverleners buigen zich over een aantal vragen betreffende veiligheid en zorg. De beantwoording van deze vragen moet uiteindelijk resulteren in een familieovereenkomst. Er wordt binnen het IRIS‐werkmodel geopteerd om de gezinsleden niet uit te nodigen op dit overleg. Nadien worden zij op de hoogte gebracht van de conclusies, door de coördinator van IRIS. In het werkmodel wordt vooropgesteld om minstens om de 6 maanden een HVO te organiseren. Gedurende het eerste werkjaar bleek reeds dat regelmatiger overleg nodig was. Gemiddeld werd er om de 4 maanden een overleg georganiseerd per gezin. Er zijn in totaal 57 HVO‟s doorgegaan in het derde werkjaar. Op deze HVO‟s waren heel wat diensten aanwezig: Centra voor Leerlingenbegeleiding, Comités voor Bijzondere Jeugdzorg, Justitieassistenten, daderhulp (Fides, CAW Stimulans, Exit), ambulante en residentiële voorzieningen binnen de Bijzondere Jeugdzorg (pleegzorg, dagcentra, instellingen, …), dienstverlening aan personen met een handicap (MPI, Start West‐Vlaanderen), Centra Algemeen Welzijnswerk (hulpverlening aan slachtoffers), (sociale dienst van het) ziekenhuis, Psychosociale Dienst van de gevangenis, Justitieel Welzijnswerk, OCMW, Centra Geestelijke Gezondheidszorg, …
36
Werkingsverslag 2010 – cgg Prisma vzw
d.
De familieovereenkomst
Het opstellen van gezinsregels en afspraken is een belangrijk aspect binnen het IRIS‐werkmodel. Aandachtspunten voor de onmiddellijke omgeving worden opgenomen in een familieovereenkomst en deze wordt ondertekend door het gezin. Indien de kinderen voldoende bekwaam (afhankelijk van leeftijd, maturiteit, edm) worden geacht ondertekenen zij mee. De kinderen worden op een voor hen aangepaste manier op de hoogte gesteld van de afspraken. In 16 dossiers werd de overeenkomst reeds ondertekend en regelmatig aangepast, afhankelijk van de evolutie die het gezin maakt binnen de begeleiding. In 10 dossiers werd nog geen overeenkomst opgesteld omdat de pleger nog in de gevangenis verblijft. In de rest van de dossiers is de overeenkomst in aanmaak omdat het dossier zich nog in de intakefase van het werkmodel bevindt of omdat er nog geen sprake is met een hercontact met kinderen. In 1 dossier werd de overeenkomst niet ondertekend omdat het gezin niet akkoord gaat met de afspraken. (Dit gezin wordt ondertussen ook niet meer begeleid door IRIS). e. Het slachtoffer IRIS waakt er over dat er voor het minderjarige (potentiële) slachtoffer altijd een vertegenwoordiger is op het hulpverleningsoverleg.. Wanneer er geen therapeut is, bekijkt IRIS wie de verdere begeleiding of opvolging van het slachtoffer op zich kan nemen. Begeleiding van het slachtoffer (individueel of via de context): Geestelijke Gezondheidszorg Vertrouwenscentrum Kindermishandeling Bijzondere Jeugdzorg Centrum Algemeen Welzijnswerk Start West‐Vlaanderen OCMW Begeleiding aan Huis CLB
4 8 13 1 2 1 35
In alle dossiers wordt het CLB gecontacteerd met de bedoeling een objectief beeld te krijgen van het functioneren van de jongere op het schoolse niveau. Het CLB is hierbij een belangrijke partner, aangezien zij vanuit de school dagelijks een zicht krijgen op het kind: schools presteren, sociaal gedrag, …. In een aantal gevallen is er geen bereidheid of nood aan therapie, waardoor het CLB de dienst is die het slachtoffer toch (soms op afstand) kan opvolgen. Verblijfplaats van het reële slachtoffer. Opmerking: dit is op het moment van de aanmelding! Sommige daders hebben ook meerdere slachtoffers. Slachtoffer woont thuis Waarbij GEEN contact meer met dader Waarbij dader eveneens in huis Waarbij dader in gevangenis/instelling voor MOF‐jongeren Waarbij dader opgenomen in residentiële voorziening (Fides Pleegplaatsing Bijzondere Jeugdzorg Pleegplaatsing bij familie
14 7 10 4 2 2
Verblijfplaats van het potentiële slachtoffer. Ook hier geldt de opmerking dat in sommige gezinnen verschillende potentiële slachtoffers zijn. Slachtoffer woont thuis Waarbij dader eveneens in huis Waarbij dader in gevangenis/instelling voor MOF‐jongeren Waarbij dader opgenomen in residentiële voorziening (Fides)
37
Werkingsverslag 2010 – cgg Prisma vzw
17 14 5
e.
De partner
Doorheen de hele I.R.I.S.‐begeleiding zijn er verschillende gesprekken, zowel met het koppel en/of het hele gezin, als individueel met de partner. Bij de intake wordt het koppel samen gezien, indien mogelijk ook samen met de (potentiële) slachtoffers. Hierin worden de eerste afspraken vastgelegd. Daarna starten de maandelijkse partnergesprekken. Vanuit de coördinatiefunctie worden In de loop van de begeleiding beide partners ongeveer om de 4 maanden samen gezien. In deze gesprekken worden zowel de vorderingen van de dader als van de partner besproken, wordt de familie‐overeenkomst geëvalueerd, wordt feedback gegeven van de hulpverleningsoverleggen, wordt de I.R.I.S.‐begeleiding geëvalueerd, … Naast deze gesprekken worden maandelijks gesprekken georganiseerd door de partnerbegeleider. Ook hier kan het koppel regelmatig samen worden gezien, in aanwezigheid van de dadertherapeut. Wie is de partner? Biologische moeder van (potentiële) slachtoffer groot)ouders van minderjarige pleger Ouders van meerderjarige pleger Zoon van meerderjarige pleger Geen partner
23 8 1 1 2
Mate van erkenning bij de partner: Volledige erkenning Gedeeltelijke erkenning Volledige ontkenning
19 14 2
In totaal zijn er 141 partner/oudergesprekken geweest. Van deze gesprekken waren er 78 huisbezoeken. Het gaat hier om 14 gezinnen. De huisbezoeken zijn belangrijk omwille van het aanklampend werken. Veel partners zijn weinig gemotiveerd om mee te stappen in de I.R.I.S.‐ begeleiding. Veelal gaat het om “multi‐problem” gezinnen. Opvoedkundig of financieel kunnen er problemen zijn, waardoor de verplaatsing voor een gesprek moeilijk wordt. In een aantal dossiers werden de partner/oudergesprekken nog niet opgestart. In 9 dossiers heeft de partner/ouder, naast het aanbod van IRIS, therapie binnen een CGG of CAW. f.
Het daderschap (de relatie van de pleger tot het reële slachtoffer)
Biologische vader Stiefvader Broer Neef Stiefzoon Extrafamiliaal Combinatie extra‐ intrafamiliaal (stiefvader
38
Werkingsverslag 2010 – cgg Prisma vzw
10 10 6 1 1 5 2
Evaluatie Het vernieuwende karakter van het project bestaat o.a. in het aanbod van een integrale en geïntegreerde aanpak in plaats van de huidige versnipperde maatschappelijke reactie en hulpverlening. I.R.I.S integreert het huidige hulpaanbod. Hulpverleners uit verschillende organisaties plegen overleg rond een gezamenlijk cliëntsysteem om de hulp op elkaar af te stemmen. De verschillende hulpverleners die eerst los van elkaar werken rond hetzelfde systeem zitten nu op één lijn, plegen overleg en werken samen. Het project beoogt hulpverlening voor alle betrokkenen en coördineert een gezamenlijke zorgopdracht in het belang van elke individuele cliënt binnen dit systeem, zijnde: het voorkomen van nieuw seksueel misbruik en het werken aan schadebeperking. Op het hulpverlenersoverleg wordt systematisch iemand ingeschakeld die spreekbuis voor het slachtoffer kan zijn, zodat opvolging verzekerd is en er bij het nemen van beslissingen rekening kan gehouden worden met het slachtoffer. Er is overleg tussen alle betrokkenen, gaande van de dader‐ en slachtoffertherapeuten tot en met Justitie en Jeugdrechtbank. Deze aanpak dient gecoördineerd te worden op een volledig onpartijdige wijze. De omgeving van de dader (ouders, partner, vertrouwensfiguur) wordt betrokken opdat een veilig klimaat gecreëerd kan worden voor alle betrokkenen, en in het bijzonder voor potentiële slachtoffers. Het is vernieuwend dat binnen IRIS de niet‐misbruikende ouder(s) mee aangesproken wordt om (nieuw of verder) misbruik te helpen voorkomen en om een betere zorg te kunnen bieden aan het slachtoffer. Hiervoor werd een specifiek aanbod uitgewerkt (gedetacheerd vanuit de daderhulp). Er wordt gewerkt met een familieovereenkomst waarbij met het hele gezinssysteem, betrokken hulpverleners en justitiële instanties afspraken omtrent veiligheid en communicatie worden gemaakt en opgevolgd. Hierin worden aandachtspunten voor de onmiddellijke omgeving opgenomen en ondertekend door het gezin. Het project werd doorheen de 3 jaar regelmatig geëvalueerd en bijgestuurd . Zo werd er bij de verschillende partners nagevraagd hoeveel dossiers van plegers van seksueel misbruik er actief waren en dit werd vergeleken met het aantal lopende dossiers binnen IRIS Op basis daarvan kon worden vastgesteld dat zo goed als alle dossiers waren gekoppeld aan het IRIS‐werkmodel. De samenwerking van het project met „Uitweg‟, prétherapeutisch aanbod vanuit Fides aan gedetineerde plegers, wordt als zeer positief en steunend ervaren. Met behulp van de juriste van de Kinderrechtswinkel werd verder nagedacht over het beroepsgeheim en het delen van informatie binnen netwerkoverleg. Voor dit overleg werden de voorwaarden scherper gesteld: • De hulpverlener aan wie informatie wordt doorgegeven is betrokken partij bij de concrete hulpverlening van de/het cliënt(systeem). In de familieovereenkomst wordt vermeld welke zorgverleningsdiensten betrokken worden in het overleg. • De hulpverlener aan wie informatie wordt doorgegeven is drager van het beroepsgeheim. Noot: Justitiële hulpverleners (justitie‐assistenten, consultenten van de JRB of leden van de PsychoSociale Dienst van de gevangenis) worden enkel betrokken bij het overleg in het kader van het opstellen/doorgeven van formele afspraken/gegevens bij het opstarten of afronden van een begeleiding of bij problematisch verloop. • Het uitwisselen van informatie is in het belang van het gezamenlijke cliëntsysteem. • Enkel de informatie die strikt noodzakelijk is voor het vooropgestelde doel van het
39
Werkingsverslag 2010 – cgg Prisma vzw
overleg wordt uitgewisseld, nl. : „voorkomen van nieuw misbruik‟ en „schadebeperking‟. • De uitwisseling gebeurt met expliciete instemming van de betrokkenen binnen het cliëntsysteem. Dit wordt opgenomen in de familieovereenkomst. Vanuit de werking en de stuurgroep van IRIS leeft een duidelijke vraag om een grondige evaluatie in de toekomst te koppelen aan een onafhankelijke onderzoeksopdracht, waarbij het project op zijn verschillende aspecten kan worden geëxamineerd om met deze wetenschappelijke feedback zorgbevorderende aanpassingen te realiseren. (zie ook www.cggprisma.be – info - publicaties – IRIS werkingsverslag 2009-2010)
40
Werkingsverslag 2010 – cgg Prisma vzw
6.6. Beleidsontwikkelingen Organisatiestructuur In het werkjaar 2010 werd gekozen voor een organisatiestructuur vertrekkend vanuit de doelgroepen en niet meer vanuit de verschillende vestigingen. De beslissing om te werken met doelgroepverantwoordelijken werd door de raad van bestuur bekrachtigd. We werken nu vanuit 3 doelgroepen: Kinderen en jongeren Volwassenen en ouderen Forensische doelgroep Elk van deze zorgdoelgroep wordt aangestuurd door een doelgroepverantwoordelijke. Kinderen en jongeren: mevr Pascale Sibiet – vestigingen Blankenberge en Oostende Volwassenen en ouderen: dhr Adelin Verslyppe – vestiging Oostende Volwassenen en ouderen: dhr Rik Houttekier – vestigingen Blankenberge en Torhout Forensische werking: dhr Dirk Debbaut – vestiging Beernem – werkingen Fides a , Fit, Patend en Iris. De doelgroepverantwoordelijken komen iedere maand samen (Doevo – Doelgroepverantwoordelijkenoverleg). Indien de categoriale werking rond personen met een (verstandelijke) beperking uitbreiding kan nemen zal ook t.a.v. deze doelgroep een verantwoordelijke aangesteld worden. Infrastructuur In de zomer van 2010 werd in de locatie Oostende – Volwassenen & Ouderen, een ventilatiesysteem geïnstalleerd. Kort na de in gebruikstelling werd vastgesteld dat de luchtkwaliteit in de verschillende burelen ongunstig evolueerde. Een noodzaak aan permanente verluchting drong zich op. GGZ-vernieuwing - naar een betere geestelijke gezondheidszorg door de realisatie van zorgcircuits en zorgnetwerken. Tijdens het werkjaar 2010 werden er nieuwe initiatieven genomen die de organisatie van de geestelijke gezondheidszorg in België zullen tekenen. De stap naar vermaatschappelijking van de zorg wordt daarin verder gezet. Sinds enkele jaren wordt gesproken over de creatie van zorgcircuits en netwerken binnen de geestelijke gezondheidszorg. In een eerste beweging richt men zich naar projecten voor volwassenen (16+) die binnen hun zorgcircuit en netwerk verschillende kernfuncties moeten uitbouwen: Activiteiten inzake preventie en promotie van ggz, vroegdedectie, screening en diagnosestelling; Ambulante intensieve behandelteams voor zowel de acute al chronische problemen inzake geestelijke gezondheid; Rehabilitatieteams die werken rond herstel en sociale inclusie; Intensieve residentiële behandelunits voor zowel de acute als chronische problemen inzake geestelijke gezondheid en indien een opname noodzakelijk is; Specifieke woonvormen waarin zorg kan aangeboden worden indien het thuismilieu of het thuisvervangend milieu niet in staat is om de nodige zorg te organiseren. De financiering zal voornamelijk gebeuren door herallocatie van middelen (art. 107), hierbij worden de middelen van bestaande bedden ingezet in de opbouw van het zorgcircuit. Andere ggz-actoren kunnen eveneens middelen toewijzen naar de hulpverlening binnen deze nieuwe organisatievorm. Via projecten die lopen tot 2014 zal deze nieuwe zorgorganisatie opgestart worden, om dan daarna het geestelijke gezondheidslandschap verder te reorganiseren.
41
Werkingsverslag 2010 – cgg Prisma vzw
Binnen de regio Noord West-Vlaanderen werd het Netwerk Regio Noord West-Vlaanderen opgericht, waarin alle 19 ggz actoren, alsmede de thuiszorg- en welzijnsector en een vertegenwoordiging van gebruikers vertegenwoordigd zijn. Dit netwerk zal in een eerste beweging een aantal nieuwe modules creëren die de zorg naar de patiënt in de thuissituatie zullen versterken (langdurige zorg, crisiszorg aan huis) en die het preventieve luik en de vroegdedectie zullen verruimen. Kwaliteitszorg De werkgroep kwaliteit kwam in het werkjaar 2010 een 5-tal maal samen. In de werkgroep werden verschillende thema‟s besproken en voorbereid in het kader van het kwaliteitsvol werken binnen onze organisatie: Actieplan niet op afspraak (noa‟s) Richtlijnen mbt prestatie performantie Uitvoering van een patiëntentevredenheidsmeting Drie soorten enquêtes werden verspreid: (1) voor meerderjarige cliënten, (2) voor jongeren vanaf 12 jaar en (3) voor ouders/verzorgers van kinderen en jongeren. Er werden respectievelijk 225, 13 en 18 formulieren verspreid onder de verschillende groepen. Daarvan kwamen respectievelijk 199, 12 en 17 bruikbare enquêtes terug. Resultaten – doelgroep volwassenen: 36 % van de enquêtes werden ingevuld door mannen, 59 % door vrouwen en 5% is onbekend. 94 % van de respondenten antwoordden dat ze voldoende informatie hadden gekregen over de behandel- en begeleidingsmogelijkheden van het centrum. 35% hadden kennis van een behandel- of begeleidingsplan, 55 % wist dit niet. Bijna iedereen meldde dat de hulpverlener voldoende deskundig was en hem/haar ook kon vertrouwen. Meer dan 95 % vond dat de behandeling of begeleiding de juiste aanpak was voor zijn/haar problemen of klachten. 88% vond dat ze door de behandeling meer greep gekregen hadden op zijn/haar problemen. 88 % vond dat ze voldoende vooruit gegaan zijn en meer dan 91 % zou een ander aanraden hulp te zoeken bij dit centrum. De gemiddelde rapportscore bedroeg 8.45. Enkele uitspraken van cliënten: “Voor mij hoeft het echt niet beter, maar bij het invullen van deze enquête ben ik toch wel nieuwsgierig geworden naar wat de inhoud van mijn begeleidingsplan is. We hebben dit hier wel tussen de regels besproken maar het kan duidelijker.” “Ik kom tot andere inzichten, ik voel me gesteund. Ik vind het goed dat ik telkens een paar werkpunten meeneem naar huis!” “Soms is de consultatie wat kort, tegen dat ik enkele klachten „ontdekt‟ en uitgesproken heb, sommige herinneringen gezegd heb, is de tijd al om en zit ik dan met die opengelegde „wonden‟.” Resultaten – jongeren 12+: 61 % van de enquêtes werden ingevuld voor meisjes, 23 % door jongens en 16 % was onbekend. Een 100 % score voor het verkrijgen van voldoende informatie, deskundigheid van de hulpverlener en de juiste aanpak voor de problemen of klachten. 92 % had voldoende vertrouwen in de hulpverlener, 68 % had kennis van een behandelplan en 83 % meldde dat men door de behandeling of begeleiding voldoende vooruit gegaan was. 75 % van de jongeren zouden een ander aanraden hulp te zoeken bij het centrum. De gemiddelde rapportscore bedroeg 8.58. Enkele uitspraken van jongeren: “Wachttijden verkorten!” “Voor zover ik weet is het centrum heel goed bezig”.
42
Werkingsverslag 2010 – cgg Prisma vzw
Resultaten – ouders/verzorgers van kinderen en jongeren: Alle ouders en verzorgers die de enquête hebben ingevuld hebben voldoende informatie gekregen over de behandel- en begeleidingsmogelijkheden van hun kinderen en werden tijdens de behandeling voldoende verder geïnformeerd. Alle ouders/verzorgers hadden voldoende vertrouwen en vonden dat de hulpverlener voldoende deskundig was. 65 % was op de hoogte van een behandel- of begeleidingsplan. 88% vond dat hun kind door de behandeling voldoende vooruit is gegaan en 94 % zou een ander aanraden om hulp te zoeken bij het centrum. De gemiddelde rapportscore bedroeg 8.07. Enkele uitspraken van ouders/verzorgers: “Gebrek aan vooruitgang ligt niet altijd aan de behandeling maar aan externe factoren”. “De gepaste hulpverlener voor het gepaste kind (gevoelig – zacht of assertief – kordater).” -
Actualisatie kwaliteitshandboek Adhoc werkgroep registratie en dossiervorming
Psycho-sociale riscoanalyse In de loop van het werkjaar 2010 werd een psychosociale risicoanalyse uitgevoerd binnen de verschillende teams/vestigingen van het centrum. Aan de hand van deze resultaten werden acties ondernomen om het welzijn op het werk verder te ondersteunen. Het starten van functioneringsgesprekken in het werkjaar 2011 is daar eveneens een uitvloeisel van. De installatie van een digitale versie van het vademecum op het intranet dient de bereikbaarheid van dienstnota‟s, procedures en richtlijnen te vergemakkelijken. Vernieuwde electronische nieuwsbrief 4 maal per jaar wordt een nieuwsbrief onder de medewerkers verspreid waarin de voornaamste ontwikkelingen binnen centrum en ontwikkelingen buiten het centrum waarmee het centrum betrokken wordt, worden medegedeeld. De nieuwsbrief wordt per e-mail verzonden en is ook blijvend consulteerbaar op het intranet. Scholenproject Geestelijke Gezondheid Samen met de ggz-actoren uit de regio Oostkust (Paaz Gezondheidszorg Oostkust, Beschut Wonen Oostkust, PZT Oostkust, Dag activiteitencentrum De Kajuit en het SIT Oostkust) werd er een vervolg gebreid aan de informatiecampagne met als doel de taboesfeer met betrekking tot geestelijke gezondheidszorgproblematiek te doorbreken. Daarvoor werden aan de laatstejaarsleerlingen van de secundaire scholen uit de regio Oostkust een lespakket aangeboden met betrekking tot deze problematiek. 2 scholen pikten hierop in en vonden deze vorm van informatieverstrekking zinvol om te herhalen. Overleg CGG Prisma – CGG Noord West-Vlaanderen Het overleg gestart in het najaar 2008 werd gecontinueerd. Het voornaamste thema van de agenda was de afstemming tussen de volwassenenwerkingen in de regio Oostende (profilering naar aanbod en methodieken). Door de nakende veranderingen in het ggz-landschap (vormen van netwerken en bijkomende zorgfuncties en modules) was het ook nuttig tav deze veranderingen een gemeenschappelijke houding aan te nemen en de cgg op die wijze te vertegenwoordigen in de verschillende fora.
43
Werkingsverslag 2010 – cgg Prisma vzw
Tender Activeringszorg (TAZ) De VDAB is in 2009 gestart met de Tender Activeringszorg (TAZ) met als doel het activeren van werkzoekenden die kampen met ernstige medische, mentale, psychische en/of psychiatrische problemen. Dit omvat zorgbegeleiding en een aangepaste trajectbegeleiding. Hiertoe verenigen zich drie soorten organisaties in een formeel netwerk, binnen een provinciaal partnerschap: een partner empowerment, een partner zorg en GTB, de Gespecialiseerde Trajectbepaling en Begeleidingsdienst. Het PC St-Amandus heeft hierop ingetekend en fungeert als „penhouder‟ voor het partnerschap West-Vlaanderen. In de 4 regio‟s van West-Vlaanderen (Noord, West, Midden en Zuid WestVlaanderen) is een netwerk met „lokale partners‟ opgericht, om vanuit een duidelijke provinciale werkwijze, jaarlijks in totaal 170 zorgbegeleidingen uit te voeren. Jaarlijks worden 68 dossiers naar regio Noord toegeleid. Het huidige project loopt af op 31 augustus 2014. Na een eerste evaluatie van het eerste werkjaar werd het quotum voor het cgg Prisma verhoogt tot ongeveer 16 casussen op jaarbasis. Informatietafels In combinatie met de jaarlijkse nieuwjaarsreceptie werd op 26 januari 2010 een interne kennis en informatieverspreidingsmoment georganiseerd voor alle medewerkers en bestuurders van het CGG. Om de afstand tussen de verschillende teams en werkingen toch wat te verkleinen werd gekozen voor een 10-tal informatietafels met heel diverse onderwerpen. 1. 2.
Intake procedure en de plaats van de spelobservatie binnen de K&J-werking (Pascale & Nikita) Psychotherapeutische begeleiding van personen met een verstandelijke beperking (Tania & Rik) 3. Mindfulness, een kennismaking (Greet & Sigrid) 4. De cgg in de woon- en zorgcentra – onze eerste stappen (Brun) 5. Daderhulp – de specifieke werking van Fides (Sara & Pierre) 6. Het cgg Prisma-vademecum – antwoorden op vele vragen ( Marc) 7. Het gebruik van visualisatietechniek tijdens de behandeling (Edith) 8. Psychotherapeutische begeleiding van personen uit vreemde culturen (Hilde & Tom) 9. Ampel en de ontwikkeling van zorgcircuits voor personen met een verstandelijke beperking (Trees & Tine) 10. Psychotherapeutisch werken met gedetineerden en in de gevangenis (Sofie & Siebrecht) Vrijwilligers Ons centrum kent reeds een hele geschiedenis in het werken met vrijwilligers. Het cgg krijgt ook regelmatig aanvragen van personen die zich vrijwillig willen inzetten, veelal is deze vraag gekoppeld aan het kunnen volgen van een therapeutische opleiding (voorwaarde tot inschrijving) of om ervaring op te doen en aldus gemakkelijk in het regulier circuit aan de slag te kunnen. Niet op alle vragen wordt ingegaan, de motivatie en het engagement die vrijwilligers moet aantonen dient ook in overeenstemming te zijn met de verwachtingen van de organisatie. Dit engagement stelt de cliënt centraal, waardoor bij wijziging van statuut van de vrijwilliger, de begeleiding niet zo maar kan afgebroken worden. Daarom wordt er ook steeds met een contract gewerkt, waarin de wederzijdse plichten en rechten worden beschreven. Het centrum heeft ook de toestemming van het RVA om hooggeschoolden (masters en bachelors) als vrijwilliger te kunnen inschakelen zonder dat zij hun rechten als uitkeringsgerechtenden verliezen. Maximaal kan een vrijwilliger aldus tot 28 uur per week ingeschakeld worden. Deze inschakeling binnen het therapiegebeuren komt zowel het centrum, de vrijwilliger als de cliënt ten goede.
44
Werkingsverslag 2010 – cgg Prisma vzw
6.7. Benchmarking Om een zicht te krijgen hoe de werking van onze organisatie zich verhoudt tov de werkingen van andere cgg, kunnen we cijfermatige vergelijkingen maken rond een aantal doelstellingen die werden ontwikkeld en welke de opdracht van de cgg in kaart brengen. In de jaren 2002-2003 werd door het agentschap Zorg en Gezondheid en de afgevaardigden van de CGG-sector gezocht naar toetsbare doelstellingen die afgeleid zijn uit de beleidsdocumenten en de regelgeving. Men formuleerde 5 doelstellingen die opgevolgd worden aan de hand van het registratiesysteem van de CGG (vroeger Arcade, nu EPD). Elke doelstelling is vertaald in één of meerdere indicatoren. Doelstellingen: 1. De behandeling van een CGG-patiënt start binnen een redelijke termijn 2. Een CGG profileert en positioneert zich als een gespecialiseerde voorziening in de GGZ en als 2de lijnsvoorziening 3. Een CGG schenkt uitdrukkelijke aandacht aan kinderen, ouderen en sociaal en financieel zwakkere personen 4. Het psychisch evenwicht van de CGG-patiënt wordt hersteld of de psychische stoornissen worden draaglijk gemaakt voor de patiënt en omgeving 5. Het aantal vroegtijdig, eenzijdig afsluitingen bij de zorgperiodes van meer dan 4 sessies beperken. In dit overzicht worden de indicatoren weergeven voor ons centrum. Ze worden ook geplaatst tov (waar mogelijk) het gemiddelde van de sector en de positie (20 CGG). Basiscijfers: aantal zorgperiodes naar huidige status (31 december 2010) Naam CGG CGG Prisma (20)
Aantal niet-afgesloten zp 916
Aantal afgesloten ZP 384
Alle ZP 1300
Doelstelling 1: behandeling van een cgg-patiënt start binnen een redelijke termijn Indicator 1: wachttijden – aanmelding – FTF1 (er wordt geen wachttijd berekend als er geen FTF1 in het registratiejaar heeft plaatsgevonden). Naam CGG CGG Prisma (16) Sector
Percentiel 75 58 dagen 39 dagen
Indicator 2: wachttijd FTF1 – FTF2 (er wordt geen wachttijd berekend als er geen FTF2 in het registratiejaar heeft plaatsgevonden). Naam CGG CGG Prisma (2) Sector
Percentiel 75 28 dagen 42 dagen
Indicator 3: wachttijd Aanmelding – FTF2 (er wordt geen wachttijd berekend als er geen FTF2 in het registratiejaar heeft plaatsgevonden). Naam CGG CGG Prisma (15) Sector
45
Percentiel 75 110 dagen 96 dagen
Werkingsverslag 2010 – cgg Prisma vzw
Doelstelling 2: het CGG profileert en positioneert zich als een gespecialiseerde voorziening in de ggz en als 2de lijnsvoorziening Indicator 1: percentage aanmeldingen niet op eigen initiatief Een cgg heeft een goede tweedelijnspositie, indien de cliënt doorverwezen wordt vanuit een andere sector of wanneer er aan enkele criteria wordt voldaan: Hoog suïciderisico De laatste 2 jaar reeds in zorg genomen werd door een CGG Vroeger reeds in zorg genomen door een GGZ-voorziening Ernstige psychosociale problemen: GAF-score minder dan 60 Naam CGG CGG Prisma (3) Sector
Percentage niet op eigen initiatief 97 % 95 %
Via verwijzer CGG Prisma Sector
76 % 79 %
Suïciderisico 9% 5%
Vroegere zorg CGG 4% 4%
Externe hulp GGZ 0% 1%
Lage GAFscore 11 % 11 %
Indicator 2: Afgesloten zorgperiodes met >3 FTF-contacten met DSM diagnose tov alle afgesloten ZP met minimun 3 FTF-contacten Naam CGG CGG Prisma (15) Sector
Percentage 91.9 % 93.6 %
Indicator 3: percentage zorgperiodes met minstens 1 FTF contact met psychiater tav alle actieve zorgperiodes. Naam CGG CGG Prisma (16) Sector
Percentage min 1 FTF contact Psychiater 17.1 % 23.1 %
Doelstelling 3: Een CGG schenkt uitdrukkelijke aandacht aan kinderen, ouderen en sociaal en financieel zwakkere personen. Indicator 1: % van doelgroep in het CGG tov % doelgroep in het werkgebied van het CGG (ratio‟s + %) Jongeren Naam CGG CGG Prisma (18) Sector
0.83 1.22
Ouderen Naam CGG CGG Prisma (13) Sector
0.29 0.35
Ratio
% 14,5 24%
Ratio
% 8,4 % 8%
Financieel & sociaal zwakkeren Fin.sociaal zwak (4-5 kenm)
46
Werkingsverslag 2010 – cgg Prisma vzw
Mogelijk fin.sociaal zwak (2-3 kenm)
Naam CGG CGG Prisma (8) Sector
Ratio 1.01 1
% 14.7 % 15 %
Ratio 0.87 1
% 39.4 % 45 %
Doelstelling 4: het psychisch evenwicht van CGG-patiënten wordt hersteld of de psychische stoornissen worden draaglijk gemaakt voor patiënt en omgeving. Indicator1: percentage tewerkstellingstijd naar directe patiëntencontacten (alle functies) Naam CGG
CGG Prisma (13) Sector PI norm
Percentage
28.02 % 27.8 % 36.00 %
Maximale PI
33.99 % 34.3 %
Verhouding plaatsgev/plaatsgev + geplande 82 % 81 %
Illustratief: percentage tewerkstellingstijd therapeuten naar directe patiëntencontacten (/VTE hulpverlening) Naam CGG
CGG Prisma (14) Sector PI norm
Percentage
40.42 % 43.2 % 60.00 %
Maximale PI
49.03 % 53.4 %
Verhouding plaatsgev/plaatsgev + geplande 82 % 81 %
Doelstelling 5: Aantal vroegtijdige, eenzijdige afsluitingen bij zorgperiodes van meer dan 4 sessies beperken. Indicator: aantal zorgperiodes met FTF > of = 4 die vroegtijdig en eenzijdig afbreken tov het aantal zorgperiodes met FTF > of = 4 Naam CGG
CGG Prisma (9) Sector
47
Percentage Voortijdig zonder kennisgeving 20.8 % 20.0 %
Percentage voortijdig met kennisgeving 5.2 % 4.8 %
Werkingsverslag 2010 – cgg Prisma vzw