1/ 9
Nieuwe wetgeving bio veevoeder van kracht Sinds 18 juni is de nieuwe wetgeving rond biologisch veevoeder van kracht. Hieronder geven we een overzicht van de belangrijkste verschillen met de vroegere wetgeving.
1
Regionaliteit
De regionaliteitsvoorwaarden zijn strenger geworden, nu moet 60% van de voeders voor herbivoren afkomstig zijn van een bedrijf uit de regio en ook voor kippen en varkens werd een regionaliteitsvoorwaarde opgelegd. Het voeder voor herbivoren moet voor minimum 60% geproduceerd worden op het eigen landbouwbedrijf en indien dat niet mogelijk is, moet het afkomstig zijn van andere landbouwbedrijven in dezelfde regio. Het voeder voor niet-herbivoren (kippen en varkens) moet voor minimaal 20% geproduceerd worden op het eigen landbouwbedrijf en indien dat niet mogelijk is, moet het afkomstig zijn van landbouwbedrijven uit dezelfde regio. Die 20% mag ook afkomstig zijn van een veevoederfabricant op voorwaarde dat het voeder geproduceerd werd in de regio. In Vlaanderen is er nog geen definitie gegeven aan de term regio. Voorlopig wordt er vanuit gegaan dat de regio gelijk is aan Europa. In de praktijk zal een controle organisatie aan de landbouwer vragen of hij wil bewijzen waar de ingrediënten van zijn voeders geteeld zijn. De landbouwers zullen dit indien nodig moeten vragen aan hun voederleveranciers. Veevoederleveranciers zullen gevraagd worden deze informatie mee te geven bij de levering van voeders en rekening te houden met deze wetgeving. Landbouwer: vraag aan je voederleverancier naar de regionaliteit van je voeders zodat je dit bij controle kan aantonen. Opgelet: de berekening van de regionaliteit dient op jaarbasis berekend te worden. Hou hiermee rekening en vraag je voederleverancier om hulp bij deze berekening.
2/ 9
2
Gebruik van niet-biologische ingrediënten
Het aantal niet-biologische ingrediënten dat mag gebruikt worden in biologische veevoeders is beperkter geworden. Ook het percentage melasse en kruiden dat kan gebruikt worden is verminderd. 2.1
Varkens en kippen
Voor varkens en kippen mogen nog gangbare eiwithoudende ingrediënten zoals maïsgluten en aardappeleiwitten gebruikt worden. Deze mogen niet geproduceerd worden met chemische solventen. Deze eiwitten mogen maximum 5% uitmaken van het totale droog gewicht van de voeding, berekend op jaarbasis. Hierbij moet dus rekening gehouden worden bij het samenstellen van de veevoeders door de veevoederfabricant. Deze eiwitten kunnen enkel nog gebruikt worden in de kalenderjaren 2012, 2013 en 2014. Nadien is dit niet meer toegelaten. Er kan in alle voeders gebruik gemaakt worden van niet-biologische melasse en kruiden op voorwaarde dat deze niet beschikbaar zijn in biologische vorm, ze niet geproduceerd werden met chemische solventen en het totaal gebruik van deze ingrediënten maximum één procent uitmaakt van het jaarlijkse voederrantsoen van de dieren, berekend op het droog gewicht van de ingrediënten afkomstig van landbouw. Hierbij moet dus rekening gehouden worden bij het samenstellen van de veevoeders door de veevoederfabricant. Er kan gebruik gemaakt worden van vis, vismeel, olie, en hydrolysaten van duurzame visvangst op voorwaarde dat er geen chemische solventen gebruikt werden bij de productie ervan en enkel bij niet-herbivoren. Het gebruik van vishydrolysaten is evenwel enkel toegelaten voor jonge dieren en voor gebruik in aquacultuur
Varkens en kippenhouders: Vraag aan je voederleverancier naar duidelijke vermelding op etiketten of facturen zodat je dit makkelijk kan bijhouden. Landbouwers die zelf bijmengen dienen de som te maken van de gangbare eiwithoudende ingrediënten van de leverancier en de eiwithoudende ingrediënten die hij zelf bijmengt!
3/ 9
Er kan gebruik gemaakt worden van vis, vismeel, olie, en hydrolysaten van duurzame visvangst op voorwaarde dat er geen chemische solventen gebruikt werden bij de productie ervan en enkel bij niet‐herbivoren. Het gebruik van vishydrolysaten is evenwel enkel toegelaten voor jonge dieren en voor gebruik in aquacultuur Andere gangbare ingrediënten zoals lijnzaad, mogen dus niet meer gebruikt worden in biologische veevoeders. 2.2
Alle dieren
Er kan in alle voeders gebruik gemaakt worden van niet‐biologische melasse en kruiden op voorwaarde dat deze niet beschikbaar zijn in biologische vorm, ze niet geproduceerd werden met chemische solventen en het totaal gebruik van deze ingrediënten maximum één procent uitmaakt van het jaarlijkse voederrantsoen van de dieren, berekend op het droog gewicht van de ingrediënten afkomstig van landbouw. Hierbij moet dus rekening gehouden worden bij het samenstellen van de veevoeders door de veevoederfabricant. Landbouwer: vraag je veevoederleverancier dit duidelijk aan te geven op de factuur zodat je dit kan bewijzen naar controle bio. Indien je zelf aan de slag gaat met kruiden dan moet je de som maken: kruiden afkomstig via mengvoeder en eigen aangekochte kruiden. Je dient ook aan te geven dat dit niet bio beschikbaar is.
4/ 9
3
Gebruik van minerale ingrediënten en additieven
Het gebruik van zeezout en steenzout is onbeperkt toegestaan. Dit geldt voor alle dieren. Volgende minerale ingrediënten kunnen gebruikt worden:
5/ 9
Volgende additieven kunnen gebruikt worden: 1. Technologische additieven (a) Bewaarmiddelen
(b) Antioxidanten
(c) Emuslificatoren, stabilisatoren, verdikkingsmiddelen
6/ 9
(d) Bindmiddelen, verdunningsmiddelen en stollingsmiddelen
(e) Additieven voor kuilvoeders
2. Sensoriële toevoeginsmiddelen
7/ 9
3. Nutritionele toevoegingsmiddelen (a) Vitamines
(b) Spoorelementen
8/ 9
4. Zoötechnologische toevoegingsmiddelen
9/ 9
4
Etikettering van veevoeders
Ook de etikettering van veevoeders verandert. Veevoederfabricanten kunnen hun veevoeders op twee manieren etiketteren. ‐ Biologische veevoeders ‐ Veevoeders die mogen gebruikt worden in de biologische overeenkomstig Verordeningen EC NO 834/2007 en EC No 889/2008.’ De ‘biologische veevoeders’ mogen het Europese biolabel dragen, maar dan moet voldaan worden aan alle voorwaarden rond gebruik van het biologo. Veevoeders kunnen geëtiketteerd worden als ‘biologisch’ als alle ingrediënten van plantaardige of dierlijke oorsprong biologisch zijn. Deze veevoeders mogen dus geen gangbare aardappeleiwitten maïsgluten, melasse, kruiden op producten van aquacultuur bevatten bevatten. Biologische veevoeders kunnen echter wel minerale bestanddelen of additieven bevatten, maar deze mogen maximum 5% uitmaken van het totale drooggewicht. Veevoeders moeten geëtiketteerd worden als ‘mogen gebruikt worden in de biologische overeenkomstig Verordeningen EC NO 834/2007 en EC No 889/2008’ als ze gangbare componenten zoals melasse, aardappeleiwitten, maïsgluten, eiwitten, kruiden of producten van aquacultuur bevatten. Het aandeel van deze ingrediënten in de veevoeder is in principe ongelimiteerd, maar een landbouwer mag maar een beperkt percentage van deze voeders gebruiken (zie hierboven). Veevoeders die ingrediënten bevatten afkomstig van een landbouwbedrijf dat het tweede jaar in omschakeling is, moeten ook geëtiketteeerd worden als ‘mogen gebruikt worden in de biologische overeenkomstig Verordeningen EC NO 834/2007 en EC No 889/2008’. Minerale voeders, die meer dan 5% minerale ingrediënten of additieven bevatten , moeten ook geëtiketteeerd worden als ‘mogen gebruikt worden in de biologische overeenkomstig Verordeningen EC NO 834/2007 en EC No 889/2008’.