Legal Newsletter, 21 november 2011 Schrijf u in via
[email protected]
INHOUD 1. Nieuwe Europese wetgeving inzake consumentenrechten 2. Europees Parlement pleit voor een aanpassing van het btw-tarief voor langs elektronische weg verkochte kranten 3. Hof van Justitie spreekt zich uit over forumshopping bij internetpublicaties 4. Belgische rechter legt internet service providers op “The Pirate Bay” te blokkeren
Nieuwe Europese consumentenrechten
wetgeving
inzake
In oktober 2008 diende de Europese Commissie een voorstel in om de huidige wetgeving inzake consumentenrechten te wijzigen en ervoor te zorgen dat consumenten overal in Europa, zowel in de online als in de offline wereld, met meer vertrouwen kunnen winkelen. Dit voorstel resulteerde in een politiek akkoord tussen onderhandelaars van het Europees Parlement, de Raad van Ministers en de Europese Commissie dat op 23 juni 2011 en 10 oktober 2011 werd goedgekeurd door respectievelijk het Europese Parlement en de Raad van Ministers. De publicatie van de nieuwe richtlijn volgt nog dit najaar hetgeen tot gevolg heeft dat de lidstaten deze nieuwe richtlijn in nationale wetgeving dienen om te zetten voor eind 2013. Een van de grootste wijzigingen die deze richtlijn met zich meebrengt, is de harmonisatie van de termijn waarbinnen consumenten een aankoop ongedaan kunnen maken, het zogenaamde herroepingsrecht. Hoewel het herroepingsrecht vandaag de dag in vele Europese landen beperkt is tot een termijn van zeven dagen, heeft Europa ervoor gekozen deze termijn te verlengen tot veertien dagen. Dit impliceert dus dat een consument zich gedurende veertien dagen kan bedenken en de goederen kan terugzenden zonder hiervoor een reden te moeten opgeven. Als de verkoper daarenboven de consument niet duidelijk informeert over het herroepingsrecht, wordt de consument een extra bescherming geboden en wordt de termijn van herroeping verlengd tot 1 jaar.
1
Legal Newsletter, 21 november 2011
Een andere nieuwigheid is dat de termijn van herroeping in gaat op het moment dat de consument de goederen in ontvangst neemt. Dit in tegenstelling tot nu waar de termijn van zeven dagen begint te lopen op de dag die volgt op die van het moment van ondertekening van het contract. Deze regels gelden zowel voor contracten die op afstand worden afgesloten (via internet, telefoon, postorder etc.) als voor contracten die in een winkel of huis-aan-huis worden afgesloten tussen een consument en een handelaar. Er komt een Europees standaardformulier dat de consument kan gebruiken als hij zich bedenkt zodat het voor de consument gemakkelijker wordt om een aankoop ongedaan te maken ongeacht de plaats waar de koop werd gesloten. De handelaar dient binnen de veertien dagen na de herroeping het aankoopbedrag en de verzendkosten terug te betalen aan de consument. Hoewel het initiële voorstel van de Europese Commissie niet voorzag in een herroepingsrecht voor contracten op afstand die worden gesloten om een abonnement te nemen op een krant of magazine, werd dit wel toegevoegd in de finale tekst. Artikel 19 (f) van de Richtlijn Consumentenrechten bepaalt uitdrukkelijk dat onder de uitzonderingen van het herroepingsrecht vallen, de levering van een krant, periodiek of magazine, met uitzondering van de abonnementscontracten voor de levering van deze publicaties. Hoewel een krant van nature een vergankelijk product is, heeft Europa er verrassend genoeg toch voor gekozen enkel voor de losse verkoop een uitzondering op het herroepingsrecht te voorzien. Tot slot bepaalt de Richtlijn nog dat lidstaten kunnen beslissen de Richtlijn niet toe te passen wanneer de betaling van de consument minder dan 50 euro bedraagt, waarbij het de lidstaten tevens toegestaan is dit bedrag te verlagen. De volledige richtlijn vindt u hier.
Europees Parlement pleit voor een aanpassing van het btw-tarief voor langs elektronische weg verkochte kranten Daar waar een papieren krant vandaag de dag in ons land het nultarief geniet, wordt diezelfde krant, verkocht langs elektronische weg, onderworpen aan een btw-tarief van 21 procent. Het Europees Parlement wenst nu met een resolutie, op initiatief van Europees Parlementslid Marielle Gallo, een einde te stellen aan deze ongelijkheid. Het Europees Parlement wijst erop dat de Europese Unie de lidstaten zou kunnen toelaten tijdelijk verlaagde tarieven toe te passen op alle geleverde diensten met culturele content. Het huidige juridische kader, bijlage III van Richtlijn 2006/112/EC, betreffende het gemeenschappelijke btw-stelsel vormt immers een barrière voor de ontwikkeling van nieuwe digitale diensten en is bijgevolg inconsistent met de strategische doelstellingen van de digital agenda, waar de creatie van een digitale interne markt er een
2
Legal Newsletter, 21 november 2011
van is. Aan bijlage III zou dus een nieuwe categorie kunnen worden toegevoegd die de levering van online diensten zoals tv, muziek, boeken, kranten en magazines bevat. De Europese Unie moet de creatie, productie en distributie van digitale content een duwtje in de rug geven aangezien de digitale economie het potentieel heeft om significant bij te dragen tot de welvaart in Europa de komende jaren. Door de lidstaten de vrijheid te geven een verlaagd btw-tarief toe te passen, zal deze groei zeker worden gestimuleerd, aldus het Europees Parlement. Het onderscheid dat vandaag de dag op het vlak van de btw wordt gemaakt tussen enerzijds de publicaties die verkocht worden op een papieren drager en anderzijds de levering van dezelfde publicatie langs elektronische weg, kan op geen enkele manier gerechtvaardigd worden. Logischerwijze dient eenzelfde belasting toegepast te worden op de verspreiding van hun publicaties, welke ook het distributieplatform moge zijn. Tijd dus voor de Europese Commissie, die het initiatief moet nemen voor de modernisering van de btw-regels, om over te gaan tot actie. De resolutie van het Europese Parlement is alvast een mooie stap in de goede richting. De volledige resolutie vindt u hier.
Hof van Justitie spreekt zich uit over forumshopping bij internetpublicaties Een uitgever van een gedrukte perspublicatie kan in verschillende landen worden aangeklaagd wanneer iemands eer of goede naam wordt aangetast door de publicatie. De benadeelde heeft immers de keuze om naar de rechter te stappen van het land waar de uitgever is gevestigd of deze van een land waar de publicatie werd verspreid. In het laatste geval kan de benadeelde partij wel enkel de schade vorderen die is opgetreden in dat land en niet de volledige schade. Hoe zit het nu met publicaties die worden verspreid via het internet? Kan de benadeelde in dit geval de uitgever in elk mogelijk land aanklagen aangezien het internet wereldwijd te raadplegen valt? Zowel het Bundesgerichtshof in Duitsland als het Tribunal de Grand Instance in Frankrijk werden met deze vragen geconfronteerd en besloten hierover een prejudiciële vraag te stellen aan het Hof van Justitie. Het Hof oordeelde op 25 oktober 2011 dat een publicatie op het internet zich onderscheidt van een tot een bepaald gebied beperkte verspreiding van een gedrukte publicatie doordat de publicatie door een onbepaald aantal internetgebruikers overal ter wereld onmiddellijk kan worden geraadpleegd. Deze wereldwijde verspreiding kan volgens het Hof desgevallend de aantasting van iemands eer of goede naam vergroten. Bovendien maakt het internet het veel moeilijker om de plaats(en) aan te wijzen waar de schade optreedt. Dit doet het Hof besluiten dat een benadeelde van een publicatie op internet de uitgever niet enkel kan aanklagen voor de rechter van het land waar de uitgever is gevestigd (voor de volledige schade) of van 3
Legal Newsletter, 21 november 2011
een land waar de publicatie werd verspreid (voor de schade opgetreden in dat land), maar ook voor de rechter van het land waar het slachtoffer het centrum van zijn belangen heeft, zijnde zijn gewone verblijfplaats én dit voor de volledige op het grondgebied van de Europese Unie berokkende schade. Het Hof maakt verder nog een belangrijke precisering aangaande de Richtlijn Elektronische Handel. Volgens het Hof verzet het principe van het vrij verkeer van diensten er zich in beginsel tegen dat de verlener van een dienst van de elektronische handel in de ontvangende lidstaat wordt onderworpen aan strengere eisen dan die voorzien in de wetgeving van de lidstaat waar de dienstverlener gevestigd is. Hieruit dient te worden afgeleid dat een uitgever die wordt gedagvaard voor een aantasting van iemands eer of goede naam in een ander land dan zijn land van vestiging, kan eisen dat geen privacyregels worden toegepast die strenger zijn dan de wetgeving in eigen land. Het volledige arrest vindt u hier.
Belgische rechter legt internet service providers op “The Pirate Bay” te blokkeren The Pirate Bay is een website waar meer dan 2,7 miljoen links naar muziek, films, series, games en boeken worden aangeboden die gebruikers vrijelijk via een peer-to-peer systeem kunnen uitwisselen. Dit alles zonder toestemming van de rechthebbenden en zonder dat hiervoor een vergoeding verschuldigd is. BAF, de Belgian Anti-piracy Federation organisatie die strijdt tegen het illegale aanbod, had in de zomer van 2010 een kortgeding ingesteld om Belgacom en Telenet op te leggen de illegale website “The Pirate Bay” ontoegankelijk te maken voor hun abonnees. BAF kreeg echter het deksel op de neus. De eis was volgens de Rechtbank van Koophandel van Antwerpen disproportioneel. Het Hof van Beroep te Antwerpen oordeelde op 26 september 2011 op basis van art 87 §1,tweede lid A.W. dat Belgacom en Telenet in hun hoedanigheid van internet service provider de inbreuken wel degelijk dienen te doen staken via DNS-blocking en zodoende, op straffe van een dwangsom, ervoor moeten zorgen dat hun abonnees binnen de 14 dagen geen toegang meer kunnen krijgen tot 11 limitatief opgesomde websites van “The Pirate Bay”. Krachtens artikel 87 §1,tweede lid A.W. kan de stakingsrechter immers, nadat hij het bestaan van een inbreuk op het auteursrecht heeft vastgesteld, een bevel uitspreken tegen tussenpersonen wiens diensten worden gebruikt om deze inbreuk te plegen.
4
Legal Newsletter, 21 november 2011
Volgens het Hof staat de beperking van aansprakelijkheid van tussenpersonen zoals voorzien in de Wet Elektronische Handel voor mere conduit activiteiten (art. 18) de stakingsvordering niet in de weg. De stakingsvordering strekt er uitsluitend toe een website ontoegankelijk te maken, wat betekent dat de internet service providers de onrechtmatige informatie die zich bevindt op de website niet doorgeven. Zij zijn derhalve niet aansprakelijk voor de onrechtmatige inhoud die over hun netwerk wordt doorgegeven, aldus het Hof. Met dit vonnis heeft, in navolging van andere landen zoals Italië, Denemarken, Ierland en Finland, nu ook een rechter in België internet service providers verplicht om een bepaalde website op een bepaalde manier ontoegankelijk te maken. Hoe beperkt het vonnis is, werd echter al snel duidelijk. DNS-blocking zorgt er immers enkel voor dat de domeinnaam niet meer wordt gelinkt aan het IP-adres van de betrokken websites. Met andere woorden, enkel de DNS verwijzing is verdwenen, de pagina zelf bestaat nog steeds. Een aantal muisklikken en het veranderen van een paar instellingen volstaan om de website toch te bezoeken. “The Pirate Bay” zelf heeft bovendien de blokkering zo goed als onbestaande gemaakt door de domeinnaam “depiraatbaai.be” te registreren om zo het verbod te omzeilen. Hoog tijd dan ook dat de overheid zich buigt over hoe via een efficiënte procedure doeltreffender kan worden opgetreden tegen illegale buitenlandse websites. Het volledige arrest vindt u hier.
Wenst u meer informatie?
[email protected]
Contacteer
Sandrien
Mampaey
via
Alle rechten voorbehouden. Bij het aanmaken van deze nieuwsbrief wordt de grootst mogelijke zorgvuldigheid aan de dag gelegd. De uitgever kan niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele onjuiste of onvolledige informatie noch voor het gebruik van deze informatie. ©Vlaamse Dagbladpers 2011. Uitgever: Vlaamse Dagbladpers – Barastraat 175 – 1070 Brussel – België
5
Legal Newsletter, 21 november 2011