Provinciale Staten van Groningen vergadering van 12 maart 2014
Inhoud 1.
Opening, mededelingen en installatie nieuw Statenlid ................................................................. 3
2.
Regeling van werkzaamheden en vaststelling agenda ................................................................. 6
A1.
Vaststelling kaders Omgevingsvisie.............................................................................................. 6
A2.
Afwegingskader voor het in de toekomst uit te zetten provinciaal vermogen ............................. 17
A.3
Uitgangspunten revolverend fonds voor stuwende Groninger MKB-bedrijven ........................... 22
A4.
Gebruik bestrijdingsmiddelen bij lelieteelt (op verzoek van de fractie van GroenLinks)............. 33
B.1
Vervolg van het RSP project Verbetering busverbinding corridor West ..................................... 38
B.2
Vaststelling reikwijdte en detailniveau plan-milieueffectrapport ‘Droge Voeten 2050’................ 38
B.3
RSP-project Facelift Noordelijke Stations ................................................................................... 38
B.4
Project IT Academy Noord-Nederland te subsidiëren................................................................. 38
B5.
Bekrachtiging geheimhouding 2 bijlagen over de voorgenomen verkoop van Attero................. 38
5.
Ingekomen brieven ...................................................................................................................... 39
6.
Notulen van de vergaderingen van Provinciale Staten van 8 januari en 29 januari 2014 .......... 40
7.
Kortetermijnagenda volgende cyclus commissievergaderingen ................................................. 40
8.
Vacature plaatsvervangend voorzitter commissie Grote Projecten ............................................ 41
9.
Sluiting ......................................................................................................................................... 41
1
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 12 maart 2014
2
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 12 maart 2014
Voorzitter: M.J. van den Berg, commissaris van de Koning Griffier: mevrouw H. Engels-van Nijen Aanwezig 40 Statenleden: N. Bakker (VVD), B. Batterman (PvdA), J. Batting (PvdA), mevrouw S.M. Beckerman (SP), mevrouw A. Beenen (PvdA), R.H. van der Born (ChristenUnie), mevrouw L.K. Broekhuizen-Smit (PvdA), P.H.R. Brouns (CDA), mevrouw G. van Galen (GroenLinks), mevrouw P.W. Geerdink (VVD), mevrouw P. de Graaf-Drijvers (D66), mevrouw S.J.F. van der Graaf (ChristenUnie), mevrouw D. Gruben-Abbas (PvdA), mevrouw A.A.H. Hazekamp (PvdD), mevrouw K.A. Hazewinkel (PvdA), H.L. Hilarides (VVD), mevrouw N. Homan (GroenLinks), W. Hut (VVD), A.J.M. van Kesteren (PVV), F.A.M. Keurentjes (CDA), mevrouw A.G. van Kleef-Schrör (CDA), R.M. Knegt (CDA), S.J. Krajenbrink (CDA), J.H. Mastenbroek (SP), J. Meesters (VVD), H. Miedema (GroenLinks), mevrouw I.P.A. Mortiers (PvdA), D. Ram (PVV), R.D. Rijploeg (PvdA), R.J. Schoenmaker (PvdA), G.J. Steenbergen (ChristenUnie), C. Swagerman (SP), mevrouw G. Uuldriks-Van der Wielen (PvdA), mevrouw L. Veenstra (SP), J.W.M. Veerenhuis-Lens (Vrij Mandaat), R. Visser (PvdA), J.D. de Vries (D66), J. Wolters (SP), mevrouw E.M. Wulfse (VVD), T. Zwertbroek (D66) Afwezig: C.M. Bezuijen (SP), L.A. Dieters (PvdA), M.W.H. Jansen (PVV) Aanwezige leden Gedeputeerde Staten: mevrouw M. Besselink, M. Boumans, mevrouw Y.P. van Mastrigt, W.J. Moorlag, H. Staghouwer
1.
Opening, mededelingen en installatie nieuw Statenlid
De VOORZITTER: Allemaal van harte welkom. Ik zou zeggen: zoekt u uw plekje op, dan kunnen we van start gaan. Welkom in de eerste plaats aan de gasten van de Staten. Een aantal van u mocht ik vanochtend al zien hier in het atrium. Uw gastheer is de heer Brouns van de CDA-fractie en ik wens u allemaal een heel mooie ochtend toe op dat bijzonder fraaie schellinkje van ons. En de publieke tribune kijkt – net als ieder die dat wil – per computer mee met de streaming en kan hier zo alles volgen. Dus we zijn allemaal in beeld. We hebben afwezigheidsmeldingen van Matthijs Jansen van de PVV. Ook van Bert Dieters, hij heeft zojuist gehoord dat hij opa is geworden en die wou daar spoorslags heen. Dus bij dezen gefeliciteerd, Bert. Mevrouw VEENSTRA (SP): De heer Bezuijen is ook aanwezig. De VOORZITTER: Oké, dank. Is genoteerd. Ik had eigenlijk moeten beginnen met ‘moi!’. Want het is weer Meertmoand Dialectmoand: we geven deze maartmaand aandacht aan onze streektaal, een mooie traditie hier. Ten minste bij één onderwerp krijgt u de gelegenheid – voor zover u wilt en kunt – om in eigen spreektaal te spreken. Nogmaals: daarbij wordt het Nederlands niet uitgesloten. Ik nodig degenen die ons mooie dialect machtig zijn, van harte uit daarvan gebruik te maken. Maar om een beetje in de stemming te komen – we kunnen niet elk jaar Ede Staal draaien met zijn liedjes – hebben we nu iets heel bijzonders. Er zal een Gronings gedicht worden voorgedragen door mevrouw Gruben-Abbas. Gaat uw gang. Mevrouw GRUBEN: [Leest een Groningse liedtekst voor uit ‘Liesterkrallen – 100 Grunneger gedichten’ van de Stichting ‘t Grunneger Bouk. Dit is een gedicht van de hand van Cornelis Mulder.] De VOORZITTER: Dank voor die mooie ode aan onze Groninger taal. En daar zit ook wel weer een mooie gemeenschappelijke boodschap in, waar we met zijn allen ook achter staan. Voor we verdergaan met de agenda van vandaag en het vaststellen ervan hebben we als Staten eerst het afscheid van een lid uit ons midden en we installeren ook een nieuw lid. Maar eerst het afscheid van Mario Post. Beste Mario, je staat bekend als een man die woord houdt, een man van de inhoud, een man die integer is en ook een man die zegt waar het op staat, zonder – en dat is een kwaliteit – afbreuk te doen aan de mening van een ander. En dat waarderen we hier met elkaar denk ik alleen bijzonder. Zo kennen we jou als Statenlid. Uit betrouwbare bron – als je iets gezegd hebt, moet je immers altijd uitkijken – heb ik vernomen dat je woord houden een
3
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 12 maart 2014
eigenschap is die je al op jonge leeftijd bezat. Zo is mij verteld dat je als kind geen huisdier mocht hebben, waarop je tegen je moeder zei: “Als ik later groot ben, koop ik een kinderboerderij.’ En zie: zoveel jaren later woon je in Muntendam en ben je volgens eigen zeggen een verwoed hobbyboer met schapen, kippen en Lakervelder koeien. En je vindt daarin een mooie afwisseling met je baan bij het waterschap en je werk in de politiek voor GroenLinks. Onlangs heb je laten weten je werk voor de Staten neer te leggen om ruimte te maken voor nieuwe rollen en jong talent binnen de fractie van GroenLinks. En vandaag nemen we afscheid van jou als lid van Provinciale Staten en dan is het altijd even de tijd voor een korte terugblik. Sinds maart 2011 ben je actief als Statenlid en fractievoorzitter van GroenLinks voor de provincie Groningen en je maidenspeech hield je op 14 april 2011. Dat was overigens niet je eerste maidenspeech, je politieke carrière begon twintig jaar geleden bij de gemeente. In 1990 werd je politiek actief voor GroenLinks in de gemeente Menterwolde – eerst als raadslid en daarna was je acht jaar wethouder met onder andere milieu, onderwijs, jeugd en cultuur in je portefeuille. En die schat aan ervaring kon jij ook heel goed gebruiken in je rol als Statenlid. We konden ook voelen dat daar meer doorleefde bestuurlijke ervaring in zat. En dat hebben we dan ook tijdens die debatten regelmatig gemerkt. Ik moet zeggen: ik vond zelf het debat – nog heel recent was dat – in de Staten over de gemeentelijke herindeling van afgelopen januari daarbij een absoluut hoogtepunt. Je hebt het vermogen om vanuit je eigen perspectief en eigen ervaring jezelf en anderen een spiegel voor te houden. En daarbij verkies je de inhoud boven het politieke spel – hoewel je dat op zichzelf best goed kunt spelen en ook mooi vindt – en verlies je ook nooit de politiek-bestuurlijke realiteit uit het oog. Juist in dat debat liet je eigenlijk zien hoe je je eigen ervaringen, opvattingen en principes toch plaatst tegenover wat je meemaakt en in consistentie leidt dat bij jou ook tot een aantal conclusies. Dat is mooi als mensen aan de hand van hun eigen bestaan ook kunnen reflecteren, ervan kunnen leren en dat met anderen kunnen delen. Je geeft anderen graag de ruimte, maar je houdt wel van vasthouden aan een uitgezette koers. Zo heb ik jezelf leren kennen als wethouder van Menterwolde en zo hebben ik en wij jou meegemaakt als Statenlid. Dat alles heeft jou erkenning en waardering opgeleverd hier in de Staten. Ook tijdens de presidiumvergaderingen was je daardoor een constante en verbindende factor en je hebt de politieke arena vanuit heel veel verschillende invalshoeken bekeken – als bestuurder en als volksvertegenwoordiger. En de overstap van bestuur in de laatste fase naar de oppositie kostte jou op zichzelf ook weinig moeite. Daar zeg ik wel bij dat ik heel goed snap dat je toch in je verschillende rollen dat bestuurlijke toch zo gegroeid bent dat je gewoon niet houdt van het scherp zijn alleen om het scherp zijn. Daar ben je niet van. Je inzet was altijd 100 procent. Niet alleen in het debat, ook tijdens de activiteiten met de Staten. Daarbij wordt gedacht aan je enthousiasme tijdens de Open Monumentendag in september 2013, waar je samen met Lian Veenstra van de SP en Truus van Kleef van het CDA een fietstocht organiseerde langs historische monumenten in Zuid- en Noordbroek. Je zorgde zelfs voor publiciteit in het lokale suffertje en je bent inmiddels een verzamelaar van provinciale fietstasjes. Ik heb gehoord dat iedere fiets bij jou thuis voorzien is van deze gadgets. Ook ben je sinds de digitalisering van Provinciale Staten een grote fan van de iPad. Dan ga ik even terug naar het begin van mijn speech. Ik zie een mooi beeld opdoemen. In dat beeld zie ik jou zitten op een bankje achter je huis met je iPad op schoot, je puppy aan je voeten, kijkend naar de Lakervelder koeien, schapen en kippen. Je luistert met trots naar de bijdrage van GroenLinks tijdens de Statenvergadering en denkt met veel plezier terug aan jouw tijd als lid van de Provinciale Staten. Beste Mario, namens de Staten en het College van GS bedank ik je voor je inzet als Statenlid. Ik wens je veel succes toe in je dagelijkse werk en privéleven. En graag bied ik je het volgende aan: natuurlijk de traditionele Waterman-pen, natuurlijk een bos bloemen én een straatnaambordje: ‘Kinderboerderij Post’. [Overhandigt de attenties aan de heer Post. Applaus.] De heer POST (GroenLinks): Ik heb nog even bij de griffie gekeken, maar voor een afscheidsrede geldt de spreektijdbeperking niet. En ik heb ook begrepen dat er maar een korte agenda is, dus er is mij van diverse kanten verzocht om de boel toch enigszins aan de gang te houden. Het mooie aan afscheid nemen – ik ben daar inmiddels ook ervaringsdeskundige in – is dat je heel veel prachtige woorden naar je toe krijgt. En het begin van de vergadering ging over Meertmoand Dialectmoand. Zoals u kunt horen ben ik geen Groninger, maar dat bracht mij wel even in de verleiding om iets te zeggen. Niet over de Groninger taal maar wel over de Groninger cultuur. Toen ik wethouder was in de gemeente Menterwolde, kreeg ik het allergrootste compliment van een Muntendammer die een Muntendammer kan maken. Hij zei: ‘D’r binnen slecht en háíle slechte wetholders. En doe bist ’n slechte.’ Tot zover mijn beperking als het gaat om het Gronings.
4
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 12 maart 2014
Beste mensen, in de GroenLinks-fractie vindt een energietransitie plaats. Sorry, meneer Van Kesteren, dat u dat woord nog een keer moet horen. Mijn fossiele energie wordt ingeruild voor de immer hernieuwbare energie van Nienke Homan en Gerda van Galen. Wij denken dat dat een duurzame oplossing is. De tijd zal het leren, maar ik heb daar alle vertrouwen in. Ik zou u graag allemaal persoonlijk even willen toespreken. Dat is natuurlijk onmogelijk, maar ik wil dat wel doen door drie personen te noemen en daarmee alle personen in deze zaal te danken. Dan begin ik met een niet voor de hand liggend iemand wellicht: Ton van Kesteren. Wij zijn, Ton, het zelden eens geweest in deze vergaderzaal. Maar dat heeft ons er niet van weerhouden om in fatsoenlijke, keurige en heel plezierige omgangsvormen met elkaar te werken. En ik wil jou en je collega’s daarvoor hartelijk danken. Ik denk dat dat een kwaliteit is in dit huis die we moeten koesteren met elkaar. De tweede persoon die ik wil danken, is Nettie Engels en met haar de griffiemedewerkers voor de fantastische ondersteuning gedurende de afgelopen jaren. Maar niet alleen de griffie, ook de catering, de facilitaire diensten, de receptie: alle medewerkers hebben ervoor gezorgd dat ik mij buitengewoon thuis heb gevoeld in dit huis. Ook dat is een kwaliteit die we met elkaar moeten zien vast te houden. En ten slotte Max van den Berg. Max, in jouw rol dit keer als voorzitter van Gedeputeerde Staten. Want ik heb zowel in mijn rol als oppositielid als in die van coalitielid mij zeer betrokken gevoeld bij het Dagelijks Bestuur. En ik dank ook hen voor die prettige samenwerking. Ook dat vind ik een groot goed in dit huis. Ik heb net de naam van Nettie genoemd. Ik zou u allen in ieder geval het advies willen geven om heel goed naar haar adviezen te luisteren, want de nieuwe lijnen die we met elkaar ook in het presidium hebben besproken, maken uw werk – straks niet meer mijn werk – overzichtelijker, rolvaster en betekenisvoller. En ik denk dat dat een heel waardevolle bijdrage kan zijn. Ik laat het werk los. Het werk is niet zo moeilijk los te laten, het loslaten van personen gaat me aanzienlijk moeilijker af. Maar er zijn twee dossiers die ik inderdaad achter mijn huis op dat bankje naast mijn vrouw met mijn puppy aan mijn voeten zal volgen. En dat zijn de jeugdzorg en de herinrichting. En bij de jeugdzorg wens ik u de kunst van het warme loslaten en wat betreft het herinrichtingsdossier wens ik u de kunst van het warme verbinden. Ik volg u graag en wens u heel veel succes. De heer VAN KESTEREN (PVV): Mario, ik wil jou nog bedanken voor de prettige samenwerking. Inderdaad ging het soms wel eens hard tegen hard, maar wat mij bijgebleven is, is dat je je vaak irriteerde aan mij vanwege het feit dat jij geen antwoord kreeg op je vragen. De heer POST (GroenLinks): Ik kan me daar nog iets van herinneren, inderdaad. De heer VAN KESTEREN (PVV): Toen zat ik even na te denken over wat ik Mario Post nou zou geven bij zijn afscheid en toen heb ik het volgende bedacht. We hebben ook een partij ideoloog – zoals alle met name linkse partijen dat hebben – en dat is Martin Bosma. En die heeft een boek geschreven en dat gaat over het moment dat hij zich bekeerde tot de PVV. Hij was journalist en zoals u weet is er in het journaille altijd één geluid dat je hoort en daar kon hij moeilijk mee leven. Hij heeft dit boek geschreven en ik wil je dit boek geven. Ik heb daar zelf ook een woordje in geschreven: ‘Beste Mario, wellicht geeft dit boek wél de antwoorden op de vragen die jij aan de PVV stelde.’ Ik zal het je nu geven en bedankt voor de prettige samenwerking. De VOORZITTER: Fijn zo. We gaan zometeen ook even Mario een hand geven en afscheid van hem nemen. Maar we doen eerst nog even het stukje waarbij we ook een nieuw lid installeren. Dus dat gaat als volgt: dat betreft mevrouw Van Galen. Zij is natuurlijk geen onbekend in ons midden, ze is momenteel burgercommissielid en daarvoor moet weer even de vaste procedure worden afgewerkt – hoewel we dat eerder al met haar gedaan hebben. Dat betekent dat ik de leden van de commissie voor het onderzoek van de geloofsbrieven verzoek naar voren te komen om het onderzoek uit te voeren. En ik zou graag mevrouw Beenen, mevrouw De Graaf-Drijvers en de heer Steenbergen willen vragen die eer op zich te nemen. En als u even op uw plaats blijft zitten, dan schors ik even de vergadering en krijgen we zometeen het vervolg. [Schorsing van 2 minuten.] De VOORZITTER: De vergadering is heropend. Het woord is aan de voorzitter van de onderzoekscommissie van de geloofsbrieven, mevrouw Beenen.
5
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 12 maart 2014
Mevrouw BEENEN (voorzitter commissie onderzoek geloofsbrieven): De commissie heeft het onderzoek naar de geloofsbrieven uitgevoerd. En de commissie heeft het volgende geconstateerd: mevrouw Van Galen heeft de benoeming van het centraal stembureau geaccepteerd, mevrouw Van Galen heeft geen onverenigbare openbare betrekkingen en uit het uittreksel uit de BGA blijkt dat mevrouw Van Galen in de provincie woonachtig is en in bezit is van de Nederlandse nationaliteit. De commissie is dan ook van mening dat niets de toelating van mevrouw Van Galen in deze Staten in de weg staat. De VOORZITTER: Dan dank ik de commissie voor haar werkzaamheden en staat ons niets meer in de weg om mevrouw Gerda van Galen te verzoeken om binnen te komen. [Hierna neemt hij de verklaring en belofte af bij mevrouw Van Galen.] Na deze benoeming als lid van onze Staten feliciteer ik u van harte en schors ik deze vergadering voor de felicitaties aan de heer Post en uzelf. [Applaus.] [Schorsing van 17 minuten.]
2.
Regeling van werkzaamheden en vaststelling agenda
a.
Behandelvoorstellen (bekrachtiging)
De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. We hebben de opening van de vergadering gehad en dan zijn we toe aan het meer directe en praktische deel van ons werk: de behandelvoorstellen en de vaststelling van de agenda. We hebben vier bespreekpunten op de agenda staan. Het laatste punt beperkt zich tot het indienen van twee moties en een toelichting daarop door de indieners. Dan hebt u op maandag en dinsdag nog een tweetal brieven nagezonden gekregen en die zijn toegevoegd aan de ingekomen stukken. Dan de spreektijd. Het voorstel is acht minuten per fractie en dat levert het College dertig minuten op. Akkoord? Dat is het geval. Zonder beraadslaging of stemming vastgesteld. b.
Vaststelling agenda (A- en B-lijst)
Zonder beraadslaging of stemming vastgesteld. 3.
Bespreekpunten
A1. Vaststelling kaders Omgevingsvisie Voordracht van Gedeputeerde Staten van 28 januari 2014, nr. 2014-03642, PPM, betreffende vaststelling van de kaders van de Omgevingsvisie en de vertrekpunten van de dialoog (nummer 7/2014) inclusief bijlagen. Hierbij wordt betrokken: Brief van de Natuur en milieufederatie Groningen d.d. 20 februari 2014 betreffende reactie, namens meerdere organisaties, op de Omgevingsvisie. De heer SCHOENMAKER (PvdA): [Houdt zijn hele woordvoering in het Gronings.] Collega Dieters zou hier het woord voeren, maar die moest zo nodig afreizen naar Zwolle om zijn pasgeboren kleinzoon te verwelkomen – zo hoort dat ook. Ik zal proberen zijn woorden in het Gronings uit te spreken. Dat zal niet altijd meevallen. Ik ben wel in het Gronings opgegroeid, maar we praten meestal in het Nederlands. Dus daar moet ik wat meer moeite voor doen, het zal misschien een beetje hakkelen worden soms, maar dat zien we dan wel. De fractie van de Partij van de Arbeid kan hier kort over deze voordracht zijn, want die is al uitgebreid besproken in de commissie Omgeving en Milieu en dat gaan we niet hier nog een keer overdoen. De meeste vragen die we hadden, zijn op een goede manier beantwoord en daarvoor dank.
6
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 12 maart 2014
De voordracht is een startdocument voor een herziene POV met een andere naam: Omgevingsvisie heet die nu en daar moeten we even aan wennen natuurlijk. Vandaag wordt een besluit genomen over acht kaders en vijftien provinciale belangen als vertrekpunt voor de nieuwe Omgevingsvisie. Vijftien provinciale belangen in plaats van veertien en als fractie hadden wij daar al een opmerking over gemaakt: wij missen bij het onderwerp ruimte de landbouw en in de nieuwe voordracht is dat gelukkig ook als belang meegenomen. Landbouw in balans met natuur- en landschapswaarden vinden wij een mooie zaak. Ook het proces om tot een omgevingsvisie te komen kan op onze steun rekenen. Dit is korter dan de voorgaande herziening, maar dat is wat ons betreft goed te doen. Als Partij van de Arbeid gaan we zeker onze achterban bij het proces betrekken. Afrondend: de fractie van de Partij van de Arbeid gaat akkoord met de voordracht en wij zien met belangstelling het keuzedocument op ons afkomen na de zomervakantie – zoals afgesproken. En dan zijn wij als Staten aan zet om te komen tot een definitief ontwerp-Omgevingsvisie voor besluitvorming in de nieuwe Statenperiode. Mevrouw WULFSE (VVD): Vandaag bespreken we de uitgangspunten om tot een nieuwe omgevingsvisie te komen. Hoe gaan we Groningen inrichten en waar bemoeit de provincie zich mee en waar niet mee? Decentraal waar het kan: het wordt tijd, we zijn er blij mee. Er zijn vier terreinen benoemd, ruimte, milieu, water en mobiliteit, en vijftien provinciale belangen – de landbouw is daaraan toegevoegd. Voor de VVD is in de komende discussie zowel de rol van de gemeenten als die van de provincie van belang: hoe gaan gemeenten nu meer samenwerken en komen ze samen tot een nieuwe omgevingsvisie? Hoe geven ze ook de provincie de ruimte om zich terug te trekken door zelf het goede voorbeeld te geven? En wat doet de provincie in dit proces? Laat zij zien dat zij taken niet meer doet? Onze andere taakopvatting is belangrijk. Zoals de gedeputeerde in de commissie ook al aangaf: ‘Gaan wij het nog hebben over kerkhoven of houtbosjes of houden we ons bij het coulissenlandschap?’ Wat de VVD betreft zal ook de provincie dit dossier moet leren loslaten. Vertrouwen geven is daar van belang en kan ook het herindelingsproces bevorderen. Een andere agenda die aangeeft waar we naartoe gaan over vier jaar, lijkt ons eigenlijk ook wel nuttig. Dus een beetje het idee van hoe het eruit zou zien als de gemeenten op een andere manier samenwerken. Want dat is natuurlijk een ongoing process of lopend proces. Voelt het College ervoor om daar wat over aan te geven? Hoe staat men daarin? Dan een zorgpunt van de VVD: dit gaat over de tijd. We hebben straks de verkiezingen en al eigenlijk vrij rap daarna moeten de gemeenten al met een visie komen. Dus de VVD maakt zich daar wel zorgen om en hoort ook haar raadsfracties in de provincies zich afvragen of dat allemaal wel gaat lukken. Is er ruimte en is het College ook echt van overtuiging dat dat ook echt op die korte termijn kan? De PvdA sprak daar ook al over en ook wij hebben daar echt zorgen bij. Ontwikkelingsruimte is voor ons van belang – in relatie tot bescherming uiteraard. En we constateren ook in andere dossiers veel problemen in onze provincie: krimp, werkloosheid, weinig banen. Ja, en wat doe je dan? Je zoekt naar mogelijkheden in plaats van bescherming en je zoekt naar ruimte. En dan gaat het over de regels, maar het gaat ook over een andere manier van werken: meer dienstverlenend en minder verbieden en gebieden. Als we het Europees geregeld hebben, dan hoeft er voor de VVD geen provinciale kop op en dat willen we het College nog meegeven. Dat geldt ook voor de biodiversiteit: die regelen we internationaal. Dan nog iets over de synchroniciteit met nationale wetten – daar hebben we in de commissie ook over gehad. Zogauw de nationale wetten klaar zijn, verwachten wij dat we onze eigen visie aan moeten passen als dat nodig is. Afrondend hebben we in de vorige vergadering een motie aangenomen over het Innovatiepark en dat werd waarom ontvangen door het College. Die ging ook over het weglaten van regels en het regelluw maken van het gebied. Ons idee is dat de gedeputeerde in de discussie met de gemeenten deze motie meeneemt en slaat hij direct spijkers met koppen. De heer MASTENBROEK (SP): Wij hebben in de commissievergadering al een aantal kanttekeningen gemaakt ten aanzien van de Omgevingsvisie. Een aantal aspecten is naar onze smaak toch wel onderbelicht gebleven. Maar veel daarvan zitten uiteindelijk in de uitwerking en dus op de inhoud van de Omgevingsvisie en niet zozeer op het proces daarnaartoe. Een belangrijk punt dat resteert is wat ons betreft wel de planning. De VVD-fractie vroeg daarnet ook aandacht voor met name het begin van het proces en de inbreng van de gemeenten zo vlak na de verkiezingen. Maar wat mij betreft is er aan het eind van het traject ook een zorgpunt. Want zoals het nu staat wordt het document praktisch een dag vóór de Statenverkiezingen van 2015 ter
7
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 12 maart 2014
inzage gelegd. En dat maakt enerzijds dat de Omgevingsvisie inzet kan zijn voor de verkiezingen: dat is goed, dat is in ieder geval beter dan dat die visie een dag vóór de verkiezingen al vastgesteld zou worden. Maar anderzijds betekent dat ook dat wanneer de Staten in een nieuwe samenstelling grotere wijzigingen zouden willen doorvoeren ten opzichte van het ontwerp, de zorgvuldigheid dan toch wel onder druk komt te staan en de Omgevingsvisie dan hoogstwaarschijnlijk opnieuw ter inzage gelegd zou moeten worden. Voor kleine wijzigingen hoeft dat waarschijnlijk niet, maar dan geldt wel dat niemand over die wijzigingen een zienswijze heeft kunnen geven en wat mij betreft is dat daarmee slecht voor het proces. Ik overweeg dan ook in tweede termijn een motie in te dienen die uitspreekt dat de planning zodanig aangepast moet worden dat de terinzagelegging over de verkiezingen heen getild wordt. Wij denken dan bijvoorbeeld aan juni of juli. Maar voor we dat doen, hoor ik graag van de gedeputeerde wat nu precies de gevolgen zouden zijn van een eventueel uitstel: leidt dat ertoe dat wij in een soort anarchie komen te verkeren waarin in onze provincie alles mag of is het meer een wens van het College in algemene zin om de wet na te leven? Dat laatste is natuurlijk een goed uitgangspunt. Maar ik zou daar graag nog wel wat toelichting op willen en is er dan ook nog een mogelijkheid bijvoorbeeld om de huidige regeling heel kort – twee of drie maanden – te verlengen? Ik hoor heel graag van het College op dat punt. De heer KEURENTJES (CDA): Het huidige Provinciale Omgevingsplan is vastgesteld in 2009 – de Partij van de Arbeid heeft dat ook genoemd. Het heet nu nog Provinciaal Omgevingsplan en gaat omgevormd worden naar de Omgevingsvisie, een nieuwe titel en ook een nieuw bouwwerk. De procedure die het College voorstelt zonder voorontwerp, betekent dat de Staten aan bod komen bij het keuzemoment in de behandeling van de ontwerp-Omgevingsvisie. Het is aan het College om rechtstreeks met het gebied en de stakeholders in gesprek te gaan en daarbij wordt ook het instrument van gesprekstafels gebruikt en daarmee de dialoog gevoerd. En we hebben in de behandeling van de commissie ook de omgevingsbalans aan de orde gehad. Het CDA vindt dit op zichzelf een goede en effectieve aanpak. Ons commentaar richt zich – dat heb ik ook in de commissie al aangegeven – op een aantal kaders dat als vertrekpunt is genomen. En dat begint met het kader ‘decentraal wat kan en centraal wat moet’. Wat ons betreft betekent dat, als je dat serieus neemt, in aanloop naar de verkiezingen en de herindeling gemeenten de ruimte gegeven moet worden en wij hun dat ook moeten gunnen – ik verwijs naar de commissie-Jansen. Ruimte geven en gunnen is een kunst. En daarbij is loslaten wat ons betreft de uitdaging. Hierin schuilt naar onze mening zoals gezegd de uitdaging en zullen de beoogde, heringedeelde gemeenten als kijkrichting de basis moeten zijn voor de dialoog in de gesprekstafels, zodat er wat ons betreft ook trekkracht ontstaat over het omgevingsbeleid van die nieuwe gemeenten. Het is dus een doorkijk op de lange termijn. Wat ons betreft is dat ‘decentraal wat kan en centraal wat moet’. Dus de uitdaging is echt om de krachtige nieuwe gemeenten uit te dagen en daarin de ruimte te geven. Daarnaast hebben we in de commissie onze zorg uitgesproken over het feit dat wij het bepalen van de provinciale belangen een van de grootste ruimtebepalers van de provincie, de landbouw, blijkbaar voor de provincie zo vanzelfsprekend is dat deze niet opgenoemd hoefde te worden bij die provinciale belangen. Wat ons betreft is dat opmerkelijk en ook zorgelijk als er in dit huis op deze manier naar dit belang gekeken wordt. Meerdere partijen hebben daar opmerkingen over gemaakt en de voordracht is gelukkig op dit punt aangepast en wat ons betreft is dat ook op een goede manier gebeurd. Maar het punt dat ik wil maken, is het feit dat het blijkbaar niet vanzelfsprekend is in dit huis om naar dat belang op die manier te kijken. Het keuzedocument waar we in de Staten in de volgende fase over komen te spreken, zal zoals gezegd in samenspraak en samenwerking met de omgeving tot stand komen. Daarbij zal ook nog een aantal open punten besproken worden en dat geldt ook voor ontwikkelingen waar geen beleid voor is of waarvan het onduidelijk is of zij zich nu op provinciaal of gemeentelijk domein bevinden. Wij zullen als Staten dat traject nauwlettend volgen en indien nodig daar zelf actie op ondernemen of als er aanleiding toe is, aan de orde stellen. Mevrouw DE GRAAF (D66): [Houdt haar hele woordvoering in het Gronings.] Deze visie is een belangrijk document voor deze Staten en voor deze provincie. Het gaat erover hoe deze provincie eruitziet. Wij hebben daar dan ook uitgebreid over gepraat in de commissievergadering en onze fractie was dan ook blij hoe het eruitzag. Wij complimenteren de gedeputeerde ermee dat hij goed geluisterd heeft en ook nog een gewijzigde voordracht gemaakt heeft met de punten die wij daar aangekaart hebben. Zo kunnen wij het alleen nog maar onderschrijven.
8
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 12 maart 2014
We hebben nog wel een zorg over de tijd die gebruikt wordt voor het maken van het keuzedocument, zowel voor de formele als de informele inspraak. Want dat zijn belangrijke items voor dit onderdeel. Als er meer tijd nodig is, dan moet men die gebruiken. En ik hoop dat de rest dat ook zo vindt. Daarnaast zullen deze Staten natuurlijk een vinger aan de pols houden en indien nodig zullen wij ook daar ook onze acties op ondernemen en de gedeputeerde het mogelijk moeilijk maken met deze visie. Waar wij wensen hem veel succes en ik zou zeggen: maak er een mooi document van waar wij heel blij mee kunnen zijn. De heer RAM (PVV): In Groningse termen ben ik slechts een immigrant uit het westen, die met open armen in de Groningse PVV fractie is ontvangen. Ik kan mijn tekst in het Haagse dialect gaan doen maar dat zal ik u besparen. De PVV vindt dat de ontwerp-Omgevingsvisie tekortschiet op het domein van de economie en met name het vestigingsklimaat. Dit is nu weggestopt in allerlei belangen. De vestiging van ondernemers is cruciaal voor werk en banen voor de Groninger: dit mag wat ons betreft met meer overtuiging en meer ambitie in deze Omgevingsvisie gebracht worden als kader voor de discussie voor het komende jaar. Groningen hoeft wat ons betreft geen Brabant te worden, maar Groningen is nu het andere uiterste. Bent u bereid om meer ambitie te tonen? Wat is uw mening hierover? Daarnaast heeft de PVV een andere opvatting over de provinciale belangen, met name de natuurgebieden. De ecologische hoofdstructuur en de Natura 2000-gebieden leveren volgens ons alleen maar een bijdrage aan deze gebieden zelf, terwijl de andere 93% van Groningen verschraalt: een tweedeling van ons landschap. Wij willen daar graag vanaf. Een andere doorn in ons oog is de transitie naar een duurzame energievoorziening: windmolenparken, biovergisters, ga zo maar door. Dit is volgens ons een verschraling in ons open landschap. Dus daar willen wij vanaf en om die reden kunnen wij deze ontwerp-Omgevingsvisie dan ook niet steunen. Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): We staan aan het begin van het traject om tot een nieuwe omgevingsvisie te komen. Ik herinner mij nog heel goed het proces dat we in 2006-2007 zijn gestart om in 2009 van begin af aan een nieuw provinciaal omgevingsplan op te bouwen. In de afgelopen jaren hebben wij ervaring opgedaan met het werk rond de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening. En wat ons betreft kunnen we die ervaring ook gebruiken om de Omgevingsvisie een lichtere of grotere – hoe u dit ook maar wenst te betitelen – koerswijziging te laten inzetten, meer in de lijn van ‘decentraal wat kan’. Wij hechten aan inspraak van de bewoners, niet alleen van bestuurders en belangenorganisaties, zoals in de commissie door het College is aangegeven, maar juist ook van de inwoners van Groningen die graag mee willen denken. Wij zullen daar natuurlijk als volksvertegenwoordigers onze eigen rol in pakken, maar wij vragen het College ook om hiervoor ruimte te maken in dat inspraaktraject. De termijn voor die inspraak vinden wij wel aan de krappe kant en de vraag is of de inspraak op die manier wel goed tot zijn recht kan komen. Heel graag zouden wij willen weten wat hier nog de ruimte is van het College. Ten aanzien van de inhoud: wij hebben een aangepaste voordracht gekregen. Landbouw is toegevoegd als provinciaal belang en wij hechten hier zeer aan. Het heeft ons verbaasd dat dat in de eerste versie stond, maar het is op tijd hersteld. Van klimaat en energie hebben wij in de commissie aangegeven dat wij deze graag separaat punt in de voordracht zouden willen terugzien, maar de gedeputeerde heeft daarbij aangegeven dat dat niet als separaat provinciaal belang zou moeten, maar juist uitgewerkt zou moeten worden binnen die verschillende belangen, omdat zij eigenlijk door heel veel onderwerpen heen gaan. Dat komt eigenlijk nog meer tegemoet aan de wens zoals wij er ook tegenaan kijken. Dan afrondend richting een vraag. Van de werkwijze rond de gebiedsopgave zoals we die nu kennen – het Lauwersmeergebied, de Veenkoloniën, de Eemsdelta – wordt in principe afscheid genomen. Daarvoor in de plaats komt dat de provinciale en gemeentelijke ontwikkelopgave meer in samenspraak tot stand zullen komen – ook met het oog op de nieuwe schaal voor de gemeenten. Dat lijkt een goed plan, maar we stellen het document wel vast in 2015. De gemeenten-nieuwe-stijl gaan pas in per 2018. We vragen ons wel af hoe dat tot die tijd vormgegeven zal worden. Misschien kan de gedeputeerde daar meer duidelijkheid over geven. Wij kunnen instemmen met de voordracht – de uitgangspunten, de kaders en de belangen die daarin genoemd zijn – en we zien met belangstelling uit naar het keuzedocument. Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Het zal u niet verbazen dat ik vandaag extra vereerd ben om hier te mogen staan. Ondanks dat ik de heer Post vast vaak zal gaan missen, is het natuurlijk ook een eer
9
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 12 maart 2014
dat ik fractievoorzitter mag zijn. Dank daarvoor aan mevrouw Van Galen en de heer Miedema. En nog meer dank natuurlijk aan de heer Post voor het vele dat ik van hem heb mogen leren. Toen bekend werd dat ik fractievoorzitter zou gaan worden, realiseerde ik me ineens dat er dan vijf vrouwelijke en vijf mannelijke fractievoorzitters zouden zijn hier. En die half-om-halfverhouding is een unicum hier in Nederland – echter niet in deze Staten. Dank daarvoor ook aan mevrouw Beenen, mevrouw Van der Graaf, mevrouw Hazekamp, mevrouw Benjamin-Oudheusden, mevrouw Veenstra en mevrouw Geerdink. Zij maakten deze situatie al eerder mogelijk in deze Staten. Groningen is hierbij een voorbeeld voor de rest van Nederland. Laten we dat zo uitdragen. En laten we dat ook bij een ander onderwerp doen, namelijk dat terugdringen van de CO2uitstoot en dus ook het verstevigen van de duurzame energieproductie. Die voorbeeldfunctie willen velen hier en in het Collegeprogramma spreekt men zelfs over Groningen als koploper in duurzame energie: goed voor het imago, goed voor de economie, goed voor de werkgelegenheid. Het klinkt prachtig, maar we zien deze prioriteit niet terug in de voordracht. En dat betreuren wij, want met deze omgevingsvisie gaat de provincie de boer op. Dit stuk is het uitgangspunt voor de gesprekken met de gemeenten en de stakeholders over de toekomst van Groningen. Met dit stuk in de hand wordt gekeken hoe we Groningen in gaan delen. En als je duurzame energie direct meeneemt in die startgesprekken, door bijvoorbeeld de locaties voor grootschalige wind- en zonne-energieopwekking te bespreken, gaat het realiseren ervan daarna een stuk sneller. Dan kan de provincie direct luisteren naar de wensen en bedenkingen van de gemeenten en andere stakeholders. Dan halen we wellicht onze eigen en de landelijke doelstellingen. GroenLinks wil graag van de gedeputeerde weten hoe GS de gesprekken over deze grote ruimtelijke opgave qua duurzame energie in gaat steken. Of en hoe gaat de provincie de regie voeren op dit thema en hoe zien we de versnelling van de energietransitie terug? En waarom noemt u het thema ‘milieu’ niet ‘milieu en energietransitie’ als u daar wel veel waarde aan hecht? Rest mij natuurlijk wel te zeggen dat wij blij zijn dat landbouw nu als provinciaal belang aangemerkt wordt. En wat betreft het proces zijn we het wel eens met de SP: dat het zeker niet ideaal is dat het oude College nog met een ontwerp-Omgevingsvisie komt. Maar we willen graag de reactie van de gedeputeerde hierop afwachten. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): De voordracht met de Omgevingsvisie en de vertrekpunten voor de dialoog is een strategisch plan, zo kunnen we lezen. Het gaat over de kwaliteit van de inrichting en het beheer van de fysieke leefomgeving. En het vertrekpunt daarvoor vormt de Omgevingsbalans. Die laat zien hoe de provincie ervoor staat en welke trends en ontwikkelingen het College voor zich ziet. Tijdens de eerste fase van de totstandkoming van het keuzedocument van deze Omgevingsvisie is er ruimte voor het brede publiek om informeel mee te discussiëren over een aantal onderwerpen. Hiermee meent het College de inspraak het meeste recht te doen: namelijk om daar het gesprek over te voeren waar de meeste ruimte voor omgeving zit en om input te leveren, waar wij, PS, in het formuleren van nieuw aangepast beleid wat mee kunnen. Het brede publiek moet dan wel alert zijn. Want in juni van dit jaar wil het College het keuzedocument al laten vaststellen. Ik vraag me af of dit krappe tijdpad wel voldoende ruimte biedt voor het brede publiek om mee te discussiëren. Hoe en wanneer wil het College de open fase met het brede publiek faciliteren? Over welke onderwerpen wordt het brede publiek níét geacht te discussiëren? Vertrekpunt voor het College zijn de belangen van de provincie. Dat brengt mij op mijn derde vraag: hoe typeert het College de Omgevingsvisie? Wordt zij een Groningse omgevingsvisie – dus van en voor de Groningers – of van en voor de provincie? Voorzitter, staat u mij toe even stil te staan bij het begrip ‘strategisch plan’. De grootste meerwaarde daarvan zou kunnen zijn dat het College een duidelijk beeld geeft en heeft van waar de provincie staat en waar men met de provincie naartoe wil. Voor de trends en ontwikkelingen in de Omgevingsbalans is onder meer geput uit de beschikbare informatie zoals de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Rijk, het STIP-traject van het IPO en de Noordervisie. Nu pretendeert die Noordervisie 2040 de nieuwe rolverdeling tussen provincie en samenleving te laten zien. ‘De rol van de provincie ontwikkelt zich van ‘zorgen voor’ naar ‘zorgen dat’. Van regisseur naar speler in een netwerk van burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties. Bij het maken van de stap van visie naar uitvoering zullen we als provincies nadrukkelijk de samenwerking opzoeken en ruimte bieden aan initiatieven en waar nodig richting geven en ondersteunen.’ Einde citaat. Dat meegenomen hebbende is het al met al mijn beoordeling van de voordracht dat het College nogal moeite heeft om het eigen voornemen om van zorgrol te veranderen, in concrete daden om te zetten. Gedeputeerde Staten gaan uit van de eigen belangen en zien vooral brood in het formele overleg met de stakeholders. Er zit ook wel nogal vaart in het proces vanwege de samenloop met de herindelingsoperatie. Maar de straat is al veel verder dan de staat: Groningers komen in
10
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 12 maart 2014
opstand of zijn het al. Ze willen niet alleen gehoord worden, ze willen ook dat er naar hen geluisterd wordt. Het brede publiek komt er qua participatie en totstandkoming in de Omgevingsvisie dan ook bekaaid af. Het mag informeel zijn zegje doen maar wie is daar tegenwoordig nog in geïnteresseerd? Een gemiste kans derhalve, maar het College verdient het voordeel van de twijfel. Ik twijfel daarom of ik mijn stem aan deze voordracht zal geven en wacht de beantwoording op mijn vragen af. Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): De keuzes die nu gemaakt worden bij de Omgevingsbalans zijn bepalend voor de toekomst van de Groningen. En de Partij voor de Dieren verwacht dat er dan ook scherpe keuzes worden gemaakt waarbij de ecologie niet ondergesneeuwd raakt door de economie. Het klimaatbeleid is wat ons betreft een punt dat veel nadrukkelijker een rol zou kunnen spelen. Het is een onderwerp dat heel erg door alle domeinen heen speelt – of het nu gaat om ruimte, water, mobiliteit of milieu. We zouden bij al die punten aan klimaatbeleid aandacht moeten geven. Inmiddels is landbouw als apart belang aangemerkt en dat biedt kansen, maar ook risico’s. Want alles staat of valt bij de uitwerking van dit belang. De Omgevingsbalans noemt een aantal alarmerende conclusies dat wat ons betreft duidelijk maken wat de impact van de landbouw kan zijn. Neem bijvoorbeeld de conclusie dat mede door de intensieve landbouw pas in 2027 aan de kwaliteitsnormen van het oppervlaktewater kan worden voldaan. Dat er veel stank en overlast zijn door de industrie en de veehouderij. Wij vinden het van belang dat er rekening mee wordt gehouden dat met name de veehouderij een grote bijdrage levert aan de uitstoot van broeikasgassen in onze atmosfeer. Bovendien maakt het nogal wat uit of je koeien in de wei zet of dat je daarvoor megastallen bouwt van 4, 8 of zelfs 10 hectare – dat maakt nogal een groot verschil. Wij hopen verder dat in tegenstelling tot het POP – ik heb dat in de commissie ook al aangegeven – dierenwelzijn een nadrukkelijke plaats krijgt. Ruimtelijk beleid, milieubeleid, mobiliteit: het is allemaal ook van belang voor dierenwelzijn. En het is de dialectmaand dus ik heb gezocht of ik een Gronings dierengedicht of –gezegde kon vinden dat ook nog een beetje toepasselijk was. En ik heb iets gevonden van Wolter Jan Alting. Hij is twee eeuwen geleden, in 1891, geboren in Midwolda en hij is heel oud geworden: hij is pas in 1981 overleden. Het gaat over ‘n moes en twei zwienen en de eerste vers gaat over een appelhof – dat is heel erg mooi want daarmee laat je ook gelijk zijn dat ook kleine elementen beschermingswaardig zijn. En het tweede deel van het gedicht geeft nog een advies mee aan het College: Van 'n moes en twei zwienen Van 'n moes dei kwam oet Hoaren Was mit zien Haile kruit vervoaren Er woonde al ' n week of wat.... een moes? In 'n appelhof naait wied van stad "Doar mout ik maank", zee dou de poes " 'k Bin stoapelgek op appel-moes!" Twei zwienen, 'n motte en 'n beer Dei haren roezie op Sapmeer De beer verloor 't, hai verzoop “Kiek”, zee dou de motte aigenwies: "Hai juig zokzulf 'n zwien in 't ies!” Voorzitter, ik hoop dat het College goed luistert naar de bevolking en maatschappelijke organisaties. En dat het college ook goed luistert naar wat dieren te zeggen hebben, want anders ’joagn je joezulm ook 'n zwien in ’t ies’! De VOORZITTER: Ik stel voor dat we het zo doen dat we het College de gelegenheid geven voor de beantwoording in eerste instantie en dat we daarna gewoon even schorsen. Dan iedereen ook even overleggen en hebben we tegelijk pauze en koffie en thee en daarna ronden we dit punt met de tweede ronde af. Dan is nu het woord aan de gedeputeerde, de heer Moorlag. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Na het gedicht van mevrouw Hazekamp denk ik dat dat gezegde meer passend is bij een van de volgende onderwerpen, waarbij de ambities over het revolverend fonds nogal hoog zijn of zoiets. Er was ooit eens een Groningse slager, die zei: “Joe kinnen neit twei ruggen oet ain zwien snieden.” Maar ik zal de bijdragen bij langs gaan. Wat ik merk is dat er toch wel tamelijk brede steun is voor de aanpak. Op een aantal punten kritische noten: dat is maar goed ook, want stel voor dat er
11
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 12 maart 2014
louter complimenten zouden zijn. Dan zou je misschien een gedeputeerde creëren die op zijn plat Gronings gezegd ‘Debie lopt as ’n kat mit 'n heren in de bek’ en dat is een rol die mij niet zo goed past. Een aantal fracties heeft een opmerking gemaakt over de rolverdeling provincie-gemeenten. Wij moeten dat schip van koers gaan verleggen. Daar waar gemeenten een ander schaalniveau krijgen en ook een gebiedsvisie gaan opstellen zoals de commissie-Jansen dat heeft geformuleerd, ligt het ook eerder in de rede dat de provincie een stap terug gaat doen. We zitten dan wel met de faseverschillen – daar hebben we het in de commissie ook over gehad: gemeenten hebben als stip op de horizon 2018 en wij moeten in 2015 de Omgevingsvisie voor elkaar hebben. Ik stel me zo voor dat we met de gemeenten daar waar een directe overdracht nog niet aan de orde is, we wel een agenda gaan opstellen met issues die op termijn overgedragen kunnen worden. Want naar mijn smaak moet de provincie zorgdragen – dat is een term die ook in andere dossiers wordt gebruikt – voor een warme overdracht. Maar goed, het moet ook zo zijn dat er sprake is van een warme overname, maar er dus geen lacunes gaan ontstaan als de provincie loslaat en de gemeenten nog niet volledig overnemen. We zijn daarover in gesprek met de gemeenten en we zullen u daar in de volgende fase van het debat van op de hoogte houden. Een aantal fracties – de SP onder meer maar ook de VVD, de PvdA en andere – spreekt haar zorgen erover uit of alles wel kan binnen de tijdspanne die het College in de voordracht heeft opgenomen. Toen dat door de VVD werd gezegd, schoot mij een gezegde te binnen die in VVDkringen nogal populair is en die ik maar even in het Gronings vertaal: ‘Nait deurschoeven moar aanpakken’. Dus dat pleit ervoor om toch voortvarendheid in het proces te blijven houden. De SP geeft aan: wat nou als de nieuwe Staten toch vrij wezenlijke veranderingen in het verhaal gaan aanbrengen? Komt de burger dan nog wel goed aan zet? Plegen we geen inspraak op iets wat dan verouderd is? En zou dat geen reden moeten zijn voor een planning die een paar maanden langer loopt? Ik hecht eraan om aan de planning vast te houden. Het is niet zo dat er anarchie uitbreekt, zoals de heer Mastenbroek poneerde. Er breekt geen anarchie uit als wij de Omgevingsvisie niet op tijd op orde hebben, maar het is wel zo dat bij wet is bepaald dat de looptijd van een omgevingsvisie maximaal zes jaar is. En ik vind dat we er als bestuursorgaan naar moeten streven om ons aan die termijn te houden. Maar ik zou mij kunnen voorstellen dat als de verkiezingen en een beleidswijziging in het College daartoe aanleiding geven, in dat geval de nieuwe Staten ervoor kiezen om op dat moment de termijn te gaan verlengen, zodat er ook recht kan worden gedaan aan de inspraak op tamelijk wezenlijke beleidswijzigingen die het College misschien doorvoert. Dus ik denk dat het ook aan die kant opgelost kan worden, zonder dat je nu al in dit stadium zegt dat je de procedure maar twee, drie, vier of zes maanden gaat oprekken. Dat lijkt mij de meest praktische benadering daarin, waarin ook voldoende recht kan worden gedaan aan inspraakmomenten voor de burger. De heer Veerenhuis-Lens maakte zich er zorgen over of die burger wel voldoende aan zet komt. Hij vraagt zich af of dit een stuk van de Groningers wordt of een stuk van de provincie. Laat ik daar volstrekt helder over zijn: het wordt een stuk van uw Staten. En u in uw volksvertegenwoordigende rol wordt geacht om de keuzes te maken op basis van de opvattingen die in de samenleving leven. Dus u moet zich naar mijn smaak daarin niet tekortdoen en er is heel nadrukkelijk in dit proces niet voor gekozen om te gaan werken met uitgebreide roadshows waar iedereen kan komen en waarvan wij in het verleden ook hebben vastgesteld dat het – een beetje ondiplomatiek gezegd – de usual suspects zijn die daar komen. Vertegenwoordigers van de gemeenten en die van belangenorganisaties worden uitgebreid geconsulteerd. Er is in een traject van inspraak voorzien en een aantal partijen heeft ook uitgesproken dat men zelf onder de bevolking opvattingen gaat peilen. Ik denk dat u, door goede invulling te geven aan uw volksvertegenwoordigende rol, ook een stuk kunt maken waarin Groningers zich kunnen herkennen. Daarmee wek ik niet de indruk dat er volstrekte consensus over zal bestaan, want het zal een stuk zijn niet van de hele Provinciale Staten maar van de meerderheid in Provinciale Staten op het moment dat een aantal partijen zegt dat men op grond van de geluiden in hun achterban en geledingen in de Groninger bevolking dat niet steunt. Het wordt úw Omgevingsvisie. Het punt van de landbouw is genoemd: dat hebben we geheeld. Van de kant van GroenLinks werd gesteld dat duurzame energie onvoldoende plek hierin krijgt. Wij hebben dat in de commissie ook gewisseld en hebben gekozen voor een inperking van de Omgevingsvisie tot de terreinen ruimte, mobiliteit, water en milieu. Daarnaast hebben wij ons energiebeleid en ons energieprogramma. Dat is zeker ook als je dat vergelijkt met andere provincies, een heel ambitieus programma: daar doen wij ook niets aan af. Maar het thema energie zal met name vanuit de ruimtelijke invalshoek in de Omgevingsvisie worden benaderd en er staat als zodanig ook bij een van de belangen verwoord dat wij ons verantwoordelijk achten voor de ruimtelijke inpassing van met name de grootschalige energie en daarnaast voor de kwalitatieve inpassing van kleinschalige vormen van energie. Dus dat krijgt naar
12
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 12 maart 2014
mijn smaak wel voldoende een plek in de nieuwe Omgevingsvisie doordat het in de belangen als zodanig verwoord is. Mevrouw Wulfse vraagt zich of er ook kan worden gekozen voor een regelluwe aanpak van gebieden. Het is heel moeilijk om generiek regels in een bepaald gebied buiten werking te stellen, maar in de krimpgebieden is het wel zo dat er in overleg met het Ministerie van Binnenlandse Zaken heel nadrukkelijk wordt gekeken naar het wegnemen van belemmeringen in regelgeving, die specifiek in de krimpgebieden een goede ontwikkeling in de weg staan of een samenhangende aanpak zoals de herstructurering van het woningenbestand of bedrijventerreinen. Als er belemmeringen zijn, dan hebben we dus in het Ministerie van Binnenlandse Zaken een goede bondgenoot. We hebben er afspraken over gemaakt om tijdig regels te identificeren die daarin belemmerend kunnen werken. Het ministerie verleent dan ook ondersteuning aan de provincie om daar passende oplossingen voor te vinden. De heer Keurentjes – maar ook een aantal andere fracties – benadrukt het principe van ‘decentraal wat kan en centraal wat moet’. Dat suggereert dat je heel veel gaat loslaten: op een aantal terreinen zullen we dat ook gaan doen. Maar we moeten ons ook realiseren dat het Rijk ook een aantal zaken heeft losgelaten naar de provincies toe en van de provincies ook verwacht dat we daar op een goede manier uitvoering aan gaan geven. En op een aantal vlakken – dat is ook in de commissie gezegd – ligt het primaat nu heel nadrukkelijk bij de provincie: over de realisatie van de ecologische hoofdstructuur, zowel financieel als presterende overheid, hebben wij gewoon prestatieafspraken daarover met het Rijk gemaakt. We zijn ook verantwoordelijk voor de ruimtelijke inpassing. Op andere plekken is dat wat diffuser: denk bijvoorbeeld aan de woningbouwprogrammering. Ik meen beluisterd te hebben dat tijdens een excursie van de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken, mevrouw Liesbeth Spies, dat er van gemeentelijke zijde door een wethouder krachtig werd betoogd dat de gemeenten primair en bij uitstek verantwoordelijk waren voor de woningbouwprogrammering, de minister ijskoud daarop antwoordde dat ze daar heel nadrukkelijk een regierol voor de provincie zag – ook in het licht van de overcapaciteit die er ligt. Dus dat is ook een politieke discussie en daar zullen we een evenwicht in moeten zien te vinden. Ik merk dat ook in de gesprekken met de gemeenten en dat heeft ook met politieke voorkeuren te maken. De ene gemeente wil dat er veel meer wordt gedecentraliseerd dan wat de andere wil, dus we moeten zien dat we daar een evenwicht in gaan vinden – zonder de illusie te hebben dat iedereen daar voor 100 procent tevreden mee zal zijn. Maar het streven is om een aantal zaken over te hevelen naar de gemeenten; dat is in de commissie gezegd en dat spreek ik ook hier heel nadrukkelijk uit. De heer Ram van de PVV verzet zich tegen een aantal ambities dat in de voordracht staat. Dat is goed, ik stel maar voor dat we een agreement to disagree sluiten. Ik stel me maar zo voor dat als een PvdA-gedeputeerde en een PVV-Statenlid het 100 procent met elkaar eens zijn, dan zouden we ons wellicht ook zorgen moeten gaan maken. Maar EHS en energietransitie zien wij als een nadrukkelijke opgave en als u vindt dat het niet zou moeten, dan moet de meerderheid van de Staten zich daar zo over uitspreken. Mevrouw Van der Graaf sprak ook nog haar zorgen uit over de inspraak – daar ben ik op ingegaan. Het faseverschil met de gemeentelijke herindeling: daar ben ik ook op ingegaan. En ten slotte dan de Partij voor de Dieren. Die vestigt haar aandacht op een aantal thema’s, onder meer dierenwelzijn. Dat zien wij in het kader van de Omgevingsvisie niet – zonder iets af te doen aan het belang van het onderwerp – als thema; we concentreren ons dus op de vier thema’s ruimte, mobiliteit, water en milieu. Dat sluit niet uit dat er daarnaast nog dierenwelzijnsbeleid wordt gevoerd en daar wordt ook menigmaal een debat over gevoerd. Maar in dit kader nemen we dat niet als een provinciaal belang mee. En ik proef ook het volgende in de woorden van mevrouw Hazekamp waar het gaat om de belangen van de landbouw: waar sommige politieke stromingen dit hier primair als een bron van welvaart zien, zien andere politieke stromingen het als een bron van problemen, met name op het gebied van milieu en dierenwelzijn. Beide is denk ik waar en wij zullen in de Omgevingsvisie gewoon een goede balans moeten zien te vinden – met name ook op het thema ruimte. Dus een vitale landbouw en tezelfdertijd het in voldoende mate koesteren en beschermen van de identiteit van het Groninger landschap: daar zullen we een balans in moeten zien te vinden. Afsluitend is er nog gezegd dat een keuzedocument vóór de zomer ambitieus is. Dat moge zo zijn, maar het neemt niet weg dat binnen het tijdsframe op het moment als wij ook rekening houden met het feit dat de huidige Omgevingsvisie in juni 2015 afloopt, we dan ook móéten kiezen voor dat ambitieuze tijdspad. Dus naar aanleiding van de zorg over de zorgvuldigheid die door een aantal van u is uitgesproken, moeten we gaandeweg het proces zien of daar een bijstelling voor moet komen. Maar vooralsnog hecht ik graag aan het tijdspad zoals we dat uitgestippeld hebben. Wij komen hier nog menigmaal over aan de praat, zowel bij het keuzedocument als bij het ontwerp-Omgevingsvisie
13
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 12 maart 2014
en uiteindelijk nog bij de definitieve vaststelling van de Omgevingsvisie door Provinciale Staten in het najaar van 2015. Mevrouw WULFSE (VVD): Ik mis nog een antwoord op mijn vraag of de gedeputeerde gelegenheid te baat neemt om de breed ondersteunde motie inzake het Innovatiepark mee te nemen in de gesprekken. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Mevrouw Wulfse doelt dan met name denk ik op het Innovatiepark dat bij het gaswinningsdebat aan de orde is geweest: we zijn ons daar nog over aan het beraden over hoe we dat een goede plek kunnen geven. Als we dat in dit proces een plek kunnen geven, dan zullen we dat niet nalaten. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Er is ook nog een vraag van mij blijven liggen en die heeft betrekking op de onderwerpen die in de eerste fase ter sprake kunnen komen. En mijn vraag was: welke onderwerpen kunnen wat het College betreft in die eerste fase níét besproken worden? De heer MOORLAG (gedeputeerde): Nou, er is geen énkel onderwerp dat wij uitsluiten, maar onze koers is er wel op gericht om focus aan te brengen. Ik heb de vier terreinen ruimte, mobiliteit, water en milieu genoemd en dat is de primaire scope van de nieuwe Omgevingsvisie. Ook de belangen zijn genoemd, maar daar waar wij in interactie gaan met de omgeving – niet alleen met de gemeenten, ook met de vertegenwoordigers van allerlei maatschappelijke organisaties – kan ik de heer Veerenhuis-Lens verzekeren dat dat niet in beton gegoten is. Dus als er nog belangen of anderszins lacunes tevoorschijn komen, dan zullen we ook met aanvullende voorstellen in uw richting komen. En als we dat zouden nalaten, dan denk ik dat die belangenorganisaties en/of gemeenten u ook wel weten te vinden en u zullen aansporen om die zaken toch nadrukkelijk in de vervolgdebatten voor het voetlicht te brengen. De VOORZITTER: Dank, daarmee schors ik even voor een pauze. Laten we om vijf voor half twaalf weer beginnen met de tweede ronde. Dan kunt ondertussen even overleggen over het indienen, uitdienen of aandienen van dingen. [Schorsing van 21 minuten.] De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. Dan gaan we weer beginnen met de tweede ronde. Laten we het zo doen dat we de stemverklaringen straks doen, die hoeft u niet in de tweede ronde te doen. We gaan nu eerst naar de tweede ronde, voor zover u daar behoefte aan hebt. Ik zie dat de Partij van de Arbeid geen behoefte heeft aan de tweede termijn. Dan is het woord aan mevrouw Wulfse namens de VVD-fractie. Mevrouw WULFSE (VVD): De gedeputeerde heeft onze vragen over regelluwheid en krimpgebieden uitgebreid beantwoord en hij refereerde daarin voornamelijk aan afspraken die met het Rijk gemaakt zijn, dus nationale regels. En het ging ons natuurlijk om de belemmerende próvinciale regels, dus kunt u daar nog even kort uw licht op laten schijnen? U zei ‘niet doorschuiven, maar aanpakken’ en dat dat ook het VVD-geluid is. Nou, dat onderstrepen we uiteraard. Aan de andere kant hebt u in uw beantwoording duidelijk laten blijken dat als er zich in het proces problemen in het tijdspad voordoen – althans, zo hebben wij dat geïnterpreteerd – dat u daar op welk tijdstip dan ook terugkomt. U zei dat er nog mogelijkheden genoeg waren daarvoor en dat stelt ons wat betreft het tijdspad gerust – als we dat zo mogen interpreteren. Een laatste korte opmerking: de een ziet de landbouw als een bron van ontwikkelingen in de economische sector en de andere ziet deze sector als een bron van problemen en u zei daarbij dat beide waar is. Nou, dat vonden wij wel een forse uitspraak en wij willen in elk geval hierbij aangeven dat de VVD de landbouw niet als bron van problemen zien, maar dat we het ook niet zo’n prettige start vinden in het gesprek met de stakeholders. De heer MASTENBROEK (SP): Ook mijn woordvoering kan denk ik heel kort. De gedeputeerde heeft aangegeven dat wanneer de termijn van juni 2015 niet gehaald wordt, er geen anarchie uitbreekt. Nou ja, helaas: dat vonden mijn fractiegenoten inderdaad ook. Maar goed, dat terzijde. Er is dus anders gezegd denk ik dus niet een heel goede reden om dat niet te doen. Het streven moet erop zijn gericht dat – enzovoort. Dan vindt mijn fractie toch het feit dat het proces zorgvuldig moet worden gevoerd,
14
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 12 maart 2014
belangrijker, als het om het afwegen van de voor- en nadelen gaat. Dit is bovendien ook hét moment om het proces af te spreken: we hebben nu ook niet voor niets dit moment als procesafspraak gekozen en dan vind ik het een beetje onvoldoende om te zeggen dat we dat eventueel later nog wel weer aan gaan passen. Dit is het moment voor de procesafspraak en wij signaleren het probleem van het moment waarop de zienswijze mogelijk is en daarom wil ik toch deze motie indienen. De VOORZITTER: Dat is de motie met nummer 1 met als titel ‘Zorgvuldigere besluitvorming’ en wordt ingediend door de fractie van de SP: Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 12 maart 2014, Constaterende dat het proces van de totstandkoming van de Omgevingsvisie zorgvuldig dient te zijn; de Staten in de nieuwe samenstelling een oordeel dienen te vormen over de Omgevingsvisie, voordat die ter inzage wordt gelegd; daarmee wordt voorkomen dat er wijzigingen worden doorgevoerd, waarover derden zich niet een zienswijze hebben kunnen uitlaten; Spreken als hun mening uit dat 1. het tijdspad van de totstandkoming van de Omgevingsvisie in die zin aangepast wordt dat het ontwerp in juli 2015 ter inzage wordt gelegd; En gaan over tot de orde van de dag!’ De heer KNEGT (CDA): Ik neem even waar voor de heer Keurentjes. In de beantwoording van de gedeputeerde zijn in de agenda voor de warme overdracht onzes inziens de betrokkenheid en het belang van de stakeholders voldoende geborgd. Dus wij zullen instemmen met de voordracht. Mevrouw DE GRAAF (D66): Ik heb een hail kört Grunnegs statement: hortsik en nou veuroet! De heer Ram (PVV): [Houdt zijn hele woordvoering in het Haags.] De Partij voor de Vrijheid vindt dat in deze duurzame Omgevingsvisie niet in het belang is van haar provincie. De stilstaande windmolens en de stinkende biovergisters leveren alleen een bijdrage aan de overlast voor de burgers. Daarom zijn wij tegen. En die gedeputeerde Moorlag van PvdA-huize hoeft zich helemaal geen zorgen te maken, hoor. Ik zie het zo: inzicht met de jaren, het is gewoon een kwestie van tijd dat de PvdA draait. Aan de andere kant lost het probleem zich vanzelf op als ik de peilingen mag geloven. Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): Ik sluit mij aan bij de woorden van mevrouw De Graaf van D66. Mevrouw HOMAN (GroenLinks): GroenLinks heeft toch nog een vraagje over het proces – ook naar aanleiding van de motie van de SP. Als het nieuwe College echt iets essentieels wil gaan veranderen, zijn daar dan nog mogelijkheden voor? Dan heb ik het niet over de kleine kanttekeningen, maar over de grote veranderingen. En wat levert dat dan qua tijd voor vertraging op? Verder zijn we blij met het antwoord en we zullen natuurlijk vooral het onderwerp energietransitie scherp in gaten blijven houden. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): De gedeputeerde zeg ik hartelijk dank voor zijn beantwoording. Er blijft nog wel een vraagje hangen bij mij. En dat is vraag of het straks nou de Omgevingsvisie van de Groningers is of het straks nou die van de provincie wordt. U ontwijkt dat met een wat retorische trucje en ontwijkt zo eigenlijk een beetje de beantwoording van de vraag. Ik bedoel dat natuurlijk meer als volgt: wie zal zich straks meer herkennen in die Omgevingsvisie respectievelijk de nieuwe omgeving? Zijn dat de burgers? Zijn dat bedrijven? Zijn dat de boeren – ook hen niet te vergeten, al zijn dat ook burgers. Of is dat vooral de provincie? Misschien dat de gedeputeerde zich nog enigszins over die vraag uit kan spreken. Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Ik wil nog even terugkomen op wat de gedeputeerde zei over de landbouw: dat een dat ziet als een bron van welvaart en de ander als een bron van problemen. Ja, dat ligt er inderdaad aan wat je belangrijk vindt: welvaart of welzijn. De Partij voor de Dieren vindt leefbaarheid en gezondheid – dus zonder stank en zonder gevaarlijke dierziekten, zonder gifgebruik in een schone omgeving en zonder dierenleed in megastallen – belangrijker dan welvaart van een kleine groep industriële boerenbedrijven.
15
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 12 maart 2014
Onze fractie in de gemeenteraad van Den Haag heeft nog een tip voor de PVV-fractie: ‘niet blaffâh, maar bètâh’. Of zoals we in het Gronings zeggen: ‘Nait soezen, kop d’r veur.’ De VOORZITTER: Dan is het woord in tweede instantie weer aan het College, de heer Moorlag. De heer MOORLAG (gedeputeerde): De bijdrage van de VVD in tweede termijn ging over de belemmerende provinciale regels. Die moeten we natuurlijk gaan opsporen. Wij doen dat naar mijn smaak op dit moment al. Ik zou een voorbeeld willen noemen: de planologische ontwikkeling van de nieuwe Ommelander ziekenhuis, het ziekenhuis bij Scheemda waar na een jarenlange discussie over de locatie in één keer de keuze is gemaakt en in een razend tempo – binnen een jaar – een onherroepelijke omgevingsvergunning afgegeven zonder enig bezwaar. Dus dat is echt op onconventionele wijze gerealiseerd. Er is meer, zoals onze onorthodoxe aanpak van Winschoten en Delfzijl. Dus wij zullen in dit proces belemmerende regels ook oppakken. Aan de andere kant zeg ik daar ook wel eens bij dat afhankelijk van het belang en hoe u dat belang definieert, het wel zo zal zijn dat elke regel anders gepercipieerd zal gaan worden. Die regelparadox heb ik ook in de commissie genoemd. Dus toch een beetje de perceptie van ‘wie mij helpt’ is een goede regel en ‘wie mij hindert’ is een slechte regel. Dus dat zal per individu, bedrijf of belangengroep kunnen variëren. Dan kom ik ook bij het punt van de heer Veerenhuis-Lens. Hij vraagt zich af wie nu uiteindelijk het besluit neemt over de Omgevingsvisie. Dat is de meerderheid in Provinciale Staten. Er zal niemand volmaakt gelukkig zijn met die Omgevingsvisie, het is een mix c.q. mengeling van verschillende belangen en het is aan u om die verschillende belangen goed te wegen en daar een keuze in te maken. Soms lijkt het echt wel een beetje op politiek, verzucht ik dan wel eens. De motie van de SP ontraad ik. Zij gaat er toch vanuit dat het huidige proces zoals wij dat voorstellen, onzorgvuldig is. En dan kom ik ook bij het punt van mevrouw Homan, want zij vraagt of er nog mogelijkheden zijn om te veranderen. Ja, die mogelijkheden zijn er ten volle, als u besluit om dat te doen. In de commissie heb ik ook de vergelijking gebruikt met een jarenlang proces dat erop gericht was om tolpoortjes in eerste instantie in de Randstad in te gaan richten. Daar is drie jaar lang aan gewerkt met allemaal inspraak. Op enig moment wordt de politieke keuze gemaakt om het niet te doen. Dat gaat zo’n heel plan de prullenbak in en dan ontstaat er een nieuw proces over een alternatief daarvoor. Die vrijheid hebt u ook. Als na de verkiezingen u of uw opvolgers in meerderheid besluiten om iets radicaal te verwerpen of radicaal te wijzen, dan is die mogelijkheid er. En dan gaat u ook over de wijze waarop de inspraak opnieuw georganiseerd zal moeten gaan worden – dat staat voor mij ook als een paal boven water. Als je dat radicaal wijzigt, dan zul je de inspraakronde die er dan geweest is, opnieuw kunnen gaan doen. Aan de andere kant moet er wel het besef zijn – en dat was ook bij de vaststelling van de vorige Omgevingsvisie en Omgevingsverordening het geval – dat er tot op het laatste moment in de behandeling in de Staten door middel van amendementen wijzigingen aangebracht kunnen worden. Dat is sommige burgers of vertegenwoordigers van belangenorganisaties wel rauw op hun dak gevallen, maar dat is het primaat van de provinciale democratie om door ook op het laatste moment wijzigingen aan te brengen. Dan hebt u daar ook het volste recht toe en daar is in het verleden ook wel gebruik van gemaakt. Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Als u het over ‘u’ hebt, dan hebt u het over de Staten. Maar is daar ook een rol voor het College daarin om een verandering aan te brengen? Dat was eigenlijk de vraag. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Ja, het College is de uitvoerende macht. Als een meerderheid in de Staten na de verkiezingen een nieuwe Collegeprogramma opstelt waarin staat dat in het voorbereidende werk dat voor de Omgevingsvisie is gedaan, kleinere of grotere wijzigingen moeten komen, dan heeft het College dat dan op basis van dat programma wordt aangesteld, maar uit te voeren. En datzelfde kan zo zijn als de meerderheid in de Staten op enig moment zegt dat dit product hen niet bevalt en het anders moet – in het meest extreme geval moet het over. Dat zou mijn gemoedsrust niet erg ten goede komen, dan hebben we gewoon slecht werk geleverd – tenzij het is ingegeven door andere politieke meerderheden in deze Staten. Maar in principe kan dat in het proces en u hebt dan ook gewoon de keuze om het inspraakproces dan opnieuw of anders in te gaan richten. Dus in dat licht gezien ontraad ik de motie van de SP om twee redenen. In de eerste plaats om de suggestie dat het huidige proces niet zorgvuldig is en ten tweede omdat men ook suggereert dat er te weinig sturingsmogelijkheden voor uw Staten zijn. Dan de aansporingen van diverse fracties, die op verschillende manieren zijn uitgesproken. Heel bijzonder was wel de aansporing van de PVV om voor de PvdA te gaan draaien – dat is wel vaak een verwijt dat in de richting van die partij wordt geuit. Maar het werd zo gesteld dat de PvdA vanzelf
16
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 12 maart 2014
wel gaat draaien. Dat moeten we in de toekomst maar zien, maar de aansporingen om er werk van te maken nemen wij ter harte. De VOORZITTER: Dank. Dan zijn we toe denk ik aan eerst de stemming over de motie en daarna de voordracht. Ik zie eerst dat er nog een stemverklaring over de motie is: mevrouw Homan. Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Met deze uitleg van de gedeputeerde zullen wij inderdaad tegen de motie stemmen. De VOORZITTER: Dan stel ik de stemming over motie 1 ‘Zorgvuldigere besluitvorming’ van de SP aan de orde. Wie is hiervóór? Dat zijn de fracties van de SP, de Partij voor de Dieren en de PVV. Wie zijn tegen? Dat zijn de Partij van de Arbeid, GroenLinks, D66, Vrij Mandaat, de ChristenUnie, de VVD en het CDA. Daarmee is de motie verworpen. Dan zijn we bij de voordracht. Is daar nog iemand die nog een stemverklaring wil afleggen? Niet? Dan breng ik de voordracht in stemming. Wie is vóór? Dat zijn alle fracties, met uitzondering van die van de Partij voor de Dieren en de PVV. Mag ik het zo samenvatten? Ja? Dank, daarmee is de voordracht aangenomen.
A2. Afwegingskader voor het in de toekomst uit te zetten provinciaal vermogen Voordracht van Gedeputeerde Staten van 7 januari 2014, nr. 2013-52.190, ECP ter vaststelling van het afwegingskader voor het in de toekomst uit te zetten provinciale vermogen (nummer 2/2014) De heer BATTING (PvdA): [Houdt het eerste deel van zijn woordvoering in het Gronings.] U weet dat Gronings een ‘slichte en richte toal’ is en dat betekent dat we helder kunnen zijn. Want wij hebben pech vandaag. Want als het om centen gaat, dan kan het nog wel even duren. Dan is de Groninger er wel bij, want hij wil weten hoe het nou zit en hij houdt er in elk geval niet van om centen te verspillen. Opletten dus vandaag, want het gaat om een boel geld. Dat is wat anders dan zaadjes te zaaien tussen de bijen in te zetten om het ongedierte te bestrijden waar het straks over gaat bij de lelieteelt. Kijk, dat is niet zo moeilijk, dat is gewoon een kwestie van logisch nadenken. Maar als het om geld gaat, zijn we altijd extra serieus en passen we ervoor op dat het niet een kwestie wordt van alleen maar uiterlijk vertoon. Het moet wel zoden aan de dijk zetten. Maar goed, ik wil nu even niemand tegen zich in het harnas jagen. Laat het zaakje Nieuw-Nederlanders onder ons het verder maar uitzoeken. En wij zullen verder het Nederlands eren zonder het Gronings ooit te verleren. [Gaat over op het Nederlands.] Met het afwegingskader dat voor ons ligt, beoogt het College ons provinciaal vermogen op een verantwoorde wijze meer renderend in te zetten en tegelijk provinciaal-publieke doelen te realiseren. We kunnen ons vinden in de kaders voor aanwending van middelen voor deelnemingen, fondsvorming en financieringen ten behoeve van de publieke taak. In de commissievergadering hebben wij het met oog op uitzettingen gevraagd rekening te houden met de samenstelling van ons vermogen. We zien daarbij een scheidslijn tussen de inzet van stamkapitaal versus de inzet van tijdelijke overtollige middelen uit bestemmingsreserves. Daarbij hebben wij gewezen op de risicograad in de duur van de uitzettingen. Stamkapitaal dient behoedzaam te worden uitgegeven. Voorwaardenscheppende publieke voorzieningen impliceren meestal een hoog risico. Wij vragen u met deze punten rekening te houden en ons hierover tijdig te informeren. Overigens hebben wij ook aangedrongen op vooral eerst een soort van maximumplafond met betrekking tot de inzet van provinciale middelen. We willen graag weten hoever de polsstok reikt, ook om de gelegenheid te hebben ervaringen op te doen met dat deel van ons vermogen dat u voornemens bent in te zetten. We begrepen van u dat het bij een eerste inschatting gaat om de inzet van circa een kwart van ons provinciaal vermogen – zeg maar ongeveer 250 miljoen euro. Vindt u dit een hanteerbare grens, mede om gewenste ervaringen op te doen en afwegingscriteria te kunnen beoordelen? Het geschetste afwegingskader zien wij als een leidraad voor het nemen van investeringsbeslissingen. Onzes inziens passen daarbij een professioneel risicokader en om ervaringen op te doen en afwegingscriteria te evalueren, een gelimiteerde inzet. Wij vertrouwen erop met de inzet van provinciaal vermogen, publieke doelen te kunnen realiseren. Versterking van de regionale economische structuur hoort daar zeker bij. Via specifieke fondsen zal het mogelijk zijn het Groninger bedrijfsleven van financieringsmogelijkheden te voorzien. De Partij van de Arbeid vindt dat
17
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 12 maart 2014
een prima ontwikkeling, temeer daar dit past in het verlengde van het door ons geïnitieerde Innovatief Duurzaamheidsfonds voor het Groninger MKB. De heer BAKKER (VVD): [Houdt zijn hele woordvoering in het Gronings.] In de provincie Groningen wordt al een hele tijd gepraat over hoe we met onze eigen centen omgaan. Het hoopje geld is een hoop geld geworden. In deze voordracht gaat het erom om meer van ons vermogen te maken, met name bij het uitvoeren van zaken waarvoor we hier zitten. In de mogelijkheden zijn zeven zaken benoemd. Twee van deze mogelijkheden gaan over het bredere provinciale belang. Wat wij doen moeten, komt het eerste aan bod. Het breder kijken lijkt voor de hand te liggen, maar dan wat ons betreft wel met heel duidelijke grenzen. De volgende mogelijkheden – zoals kijken of wij onze financiële huishouding wel rondkrijgen, wat brengt het op, wie betaalt er mee, hoe lang duurt het en wat moet je dan ook naar een ander toe doen – lijken logisch, maar zijn lastig in regels te vatten. Nu zijn wij van de VVD van minder regels, dus dat komt goed uit. Bij elke uitgave kunnen wij er als PS nog over praten. In de mogelijkheden wordt er verder niet op ingegaan of wij in een aantal zaken meedoen zoals bijvoorbeeld Attero, vliegveld Eelde en het Waterbedrijf Groningen. Maar ook gemeenschappelijke regeling zoals het OV-Bureau en de Regiovisie vallen erbuiten. Het algemeen belang in die zaken zal zo nu en dan veranderen. Het zo nu en dan tegen het licht houden of je nog wel op goede koers ligt of dat je ermee ophouden moet, is zeker nodig. Die discussie zien we nog graag in deze Collegeperiode tegemoet. Wij steunen dit voorstel en wij wensen onze portefeuillehouder veel succes met deze taken. De heer SWAGERMAN (SP): Ik wil beginnen met toch even het initiatiefvoorstel van de SP naar boven te halen. Dat staat hier niet specifiek in de stukken, maar dit is natuurlijk wel een uitwerking van een keuze die eerder is gemaakt. En die keuze is zelfs gemaakt voordat de keuze over die provinciale investeringsbank in deze provincie was gevoerd en dat wil ik toch wel even kwijt. Want de conclusie van dit stuk is namelijk dat een investeringsbank niet het vehikel is op basis waarvan dit College zou willen werken. En dat is natuurlijk jammer als je dat niet uitgebreid hebt kunnen bediscussiëren voordat het College die keuze maakt, terwijl de Staten hier nog niet over hebben gesproken. Maar goed, ik houd me dan maar even feitelijk met een paar zaken bezig die hierin staan. Er zijn een paar dingen die me verrassen, misschien kan ik daar een antwoord op krijgen. Een van de grote thema’s die hier steeds genoemd wordt, is de provinciaal-publieke taak. Veel algemener kun je het volgens mij niet stellen, dus ik ben wel nieuwsgierig of ik een paar voorbeelden – maar dan wel graag exacte voorbeelden – kan krijgen wat nou die provinciaal-publieke taak is. Er wordt aangegeven, niet te willen kiezen voor een bancaire taak, maar in de tekst wordt toch vrij frequent gesproken over banken die tekortschieten, dat daarom iets willen gaan doen en dat we dat op een manier willen invullen zoals een bank dat eigenlijk óók doet. Dus ik ben wel nieuwsgierig hoe het uit te leggen valt waarom het College die bancaire taak niet ziet zitten. Daarop aanvullend ben ik wel nieuwsgierig naar het volgende. Want in de commissie heeft de gedeputeerde aangegeven dat hij wel mogelijkheden ziet in bijvoorbeeld een combinatie MKB-bank, zoals bijvoorbeeld de Kredietunie. En dan wil toch eigenlijk een gedeputeerde, die zegt dat wij geen bank zijn, wel een bank tot zijn klanten rekenen en dan ben ik toch wel nieuwsgierig naar wat daar de overweging bij is. Wat mij eigenlijk ook het meest dwarszit is het feit dat een van de hoofdthema’s is dat wij BV’s en anders mogelijk stichtingen en allerlei soorten bedrijfsvormen willen optuigen, waarbij we als provincie ook aandeelhouder in zijn c.q. een aandeel in nemen. Als dat zo is, dan is er ook sprake van een Raad van Commissarissen – dat staat ook in het stuk – en ik ben dan wel heel nieuwsgierig wie en hoe we vast gaan stellen welke personen in die Raad van Commissarissen gaan zitten. Want wij zijn er niet zo heel hard voor om daar politieke functies van te maken, invullingen te maken die door dit of dat College kunnen worden beïnvloed en daardoor instroom zien van mensen die niet per se de goede capaciteiten hebben om de desbetreffende op te richten BV te runnen. Wij stonden en staan voor de keuze van een investeringsbank. Wij vinden dat de beste optie voor het doorlopen van het traject. Het afwegingskader zoals dat hier voorligt, heeft een heleboel goede dingen, maar gaat wat ons betreft toch uit van aannames en verkeerde keuzes, die heel goed zouden kunnen leiden tot allerlei zaken die we denk ik niet willen. Ik wil daar verder op ingaan bij het volgende thema, want daarbij gaat het uiteindelijk over de invulling van de 50 miljoen. De heer RIJPLOEG (PvdA): [Doet zijn interruptie in het Gronings.] U zegt zonet dat u er niet voor bent dat er politieke commissarissen benoemd worden. Dan komt mij voor de SP nogal wonderbaarlijk
18
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 12 maart 2014
voor, want ik stel me zo voor dat dan juist ervoor zorgt dat het wél politiek bestuurd wordt. En u zegt dat dat is vanwege de kwaliteit. Dat zou zo kunnen zijn wanneer je daar slechte mensen als politici neerzet – ik zou daar zelf geloof ik ook niet zo direct voor zijn. Maar anderzijds bekeken is het ook zo dat we het misschien er wel over eens zijn dat bijvoorbeeld in de bankwereld als die commissarissen die er absoluut niet politiek benoemd werden, maar wel benoemd werden, een ongelooflijke puinhoop van gemaakt hebben. En daar zitten we met elkaar nu wel mooi mee en dat is een van de redenen waarom we het moeten doen op deze manier, omdat het toen zo verschrikkelijk slecht gegaan is. Bent u dat met mij eens? De heer SWAGERMAN (SP): Nou, dat de bankwereld er een zootje van heeft gemaakt, dat klopt. Maar dat ligt niet helemaal alleen aan de bankwereld. Kijk, het thema nu is het afwegingskader. Ook bij het neerzetten van een provinciale investeringsbank ga je een kader meegeven over hoe je dat ingevuld wilt hebben. Dan ga je daar maximumsalarissen aan koppelen, zoals ook in het stuk staat. Maar wat ik niet wil is dat wij – dat is bijna weer terug naar de Sovjettijd – politieke commissarissen gaan neerzetten onder het mom van Raad van Commissarissen met een duidelijk politiek stempel en niet per se op deskundigheid gekozen. Daar heb ik gewoon bezwaren tegen, dan kies ik liever voor een bedrijfsmatige aanpak zoals dit College dit eigenlijk in dit geval ook wil: men wil eigenlijk wel een heel goed en helder afwegingskader hebben. Nou, dat zou ik voor die investeringsbank ook willen hebben, maar wel een stuk strakker dan wat hier staat en dus gebaseerd op een andere uitvoering. De heer BROUNS (CDA): Over deze voordracht kan ik eigenlijk heel kort zijn. Want wat betreft het CDA had deze voordracht hier eigenlijk niet op deze agenda van deze Staten hoeven te staan. Deze voordracht kent een lange aanloop, daar is een separate werkgroep samengesteld uit deze Staten intensief aan gewerkt en dit heeft uiteindelijk geleid tot een voordracht van het College. Daarin staat een aantal criteria genoemd op basis waarvan het provinciaal vermogen kan worden aangewend. Een van die criteria wil ik hier eruit lichten, omdat dat wat ons betreft wel een heel belangrijk criterium is en dat is er een goede risicoanalyse wordt gemaakt. Want ons provinciale vermogen is ons wat waard. Dat is namelijk ook ons spaargeld voor onze toekomst, voor onze toekomstige generaties. En het rendement dat daarop gemaakt wordt, is de basis om in de toekomst verder in onze provincie te kunnen investeren. Dat betekent dus ook – alhoewel wij absoluut nut en noodzaak zien van het aanwenden van ons vermogen om maatschappelijke doelen te bereiken – we tegelijkertijd ook erkennen dat die aanwendingen wel rente en dividend moeten opleveren om naar de toekomst toe als provincie vermogen te hebben. Al is dat alleen maar omdat er inflatie optreedt op geld. En dat vereist goed risicomanegement, want als je een paar scheuren in de broek oploopt, dan gaat het heel hard. Tegelijkertijd zit daar ook een stukje zorg. Want als we die goede risicoanalyse maken c.q. laten maken en elk voorstel komt hier terug in de Staten, dan vraag ik mij en het CDA zich af: zijn wij in deze Staten wel toegerust om dit soort afwegingen te maken? Want dat vereist in ieder geval wel specifieke kennis. Dus vandaar dat ik dit element er nadrukkelijk uitlicht, dat het naar de toekomst toe onze plicht is om ervoor te zorgen dat wij op een goede wijze tot risicobeoordelingen over kunnen gaan voordat wij ook daadwerkelijk dat provinciaal vermogen uitzetten. De heer DE VRIES (D66): Het afwegingskader voor het in de toekomst uit te zetten provinciaal vermogen is een belangrijk onderwerp, zeker gezien de hoeveelheid geld die wij als provincie te beheren hebben. We kunnen het kapitaal natuurlijk uitzetten door middel van schatkistbankieren bij het Rijk. Echter, dat levert weinig rendement op. Beter kan worden gekeken hoe het meer renderend maar wel verantwoord kan worden ingezet. Dat heeft ook duidelijk onze voorkeur: binnen de kaders zodat ze inderdaad het provinciaal belang kunnen dienen. Maar we moeten ook zeker goed kijken naar de risico’s die het uitzetten van geld met zich meebrengt. Deze kaders staan genoemd in de voordracht die we hier bespreken en mijn fractie kan zich hier prima in vinden. We zullen die voordracht dan ook steunen. De heer VAN KESTEREN (PVV): [Houdt zijn hele woordvoering in het Gronings.] Wij zijn hartstikke blij met het voorstel over wat we kunnen doen met ons geld. Maar ik wil toch even zeggen dat we wel uit moeten kijken, want bij duurzaamheid – daar heb ik het al vaker over gehad – kun je niet zomaar geld uitgeven aan al die duurzame zaken. We weten allemaal dat bedrijven die zich bezighouden met duurzame zaken, maar moeilijk een financiering kunnen krijgen bij de bank. Waarom moeten wij dat dan wel doen? Want dat levert alleen maar verliezen voor de Groningers op. Een echte nuchtere Groninger moet ook helemaal niks hebben van die duurzame windhappers.
19
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 12 maart 2014
De heer VAN DEN BORN (ChristenUnie): Onze fractie is blij met het initiatief om provinciaal vermogen in te zetten. In de commissievergadering heeft de gedeputeerde twee onderwerpen nader toegelicht naar aanleiding van onze vragen. Ten eerste aangaande het inzichtelijk maken van de verhouding tussen het stamkapitaal en de algemene reserves en ten tweede ook het inzichtelijk maken van de criteria voor de afwegingen, waarbinnen de uitzettingen moeten plaatsvinden. En naar aanleiding van deze verduidelijkingen kan onze fractie instemmen met de voordracht zoals nu voorligt. De eerste aanzet is gegeven met het agendapunt dat hierna komt over het revolverend fonds en we kijken uit naar een volgende voordracht vanuit GS. Mevrouw HOMAN (GroenLinks): Wij hebben niets toe te voegen aan wat er in de commissie reeds gewisseld is. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Ook ik zie af van een woordvoering op dit punt. Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): De Partij voor de Dieren heeft geen opmerkingen in de eerste termijn. De VOORZITTER: Hartelijk dank, dan zijn we bij het College van GS, de heer Moorlag. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Ook hier proef ik in beginsel brede steun voor deze voordracht. Dat stemt tevreden. Nog wel een aantal vragen en toch ook wel wat waarschuwende opmerkingen. De heer Batting had het over ‘gain geld vergraimen. Nou, dat hebben wij ook niet in het Collegeprogramma staan – niet in de Nederlandse taal en ook niet in het Gronings, dus dat ben ik volmondig met hem eens. Rekening houden met het scheiden van het stamkapitaal en de bestemmingsreserves: dat hebben wij scherp in beeld. Daar is in de commissie ook nadrukkelijk over gewisseld. Het maximum dat we vooralsnog aanhouden is 250 miljoen. U kunt dat zelf ook volgen, omdat u het College geen mandaat geeft om middelen in het kader van de publieke taak uit te zetten, maar per casuïstiek zal dat – dat is ook in de commissie zo gewisseld en in de voordracht opgenomen – inclusief risicoanalyse aan u voorgelegd worden. De heer Brouns stelt wel de vraag of PS in staat zal zijn om dat goed te monitoren. Als wij PS behulpzaam kunnen zijn om daar comfort bij te krijgen, dan zullen we dat niet nalaten. Maar de vorm waarin u dat prefereert, zal dan wel kenbaar gemaakt moeten worden. Vooralsnog houden we dus een maximum van 250 miljoen aan. Dat is in de commissie gewisseld en dat herhaal ik hier in de richting van de heer Batting. Dat zie ik gewoon vooralsnog als een hanteerbare grens. De bijdrage van de VVD laat zich eigenlijk in één zin samenvatten: ‘eerst zain, din geleuven’. En we laten we het u ook elke keer zien: bij elke voordracht zullen we u elke uitzetting voorleggen. De heer Swagerman van de SP vraagt wat nou die provinciaal-publieke taak is. Die term komt uit de wet- en regelgeving, is verder niet gedefinieerd, u geeft daar verdere invulling aan. In het verleden hebt u bijvoorbeeld in het kader van de publieke taak gesteld dat u internationale hulp en ontwikkelingssamenwerking niet als een provinciale taak ziet, maar u wel iets wilt doen op dat vlak. Dat heeft er toen toe geleid – dat is meen ik een jaar of acht geleden – dat deze Staten hebben besloten om te gaan participeren in het fonds Oikocredit, dat microkredieten in de Derde Wereld verstrekt. Die participatie hebben we nog steeds, dus dat is een voorbeeld van hoe uzelf een provinciaal-publieke taak definieert. Voorbeelden daarvan zijn ook in de werkgroep gewisseld, ook waar het gaat om deelnemingen. Ik herhaal die hier niet. Het meest wezenlijke punt van de SP is in de commissie ook nadrukkelijk aan de orde geweest – en dat zal ook bij het volgende punt het geval zijn – en dat gaat om de vraag waarom er geen provinciale investeringsbank komt en waarom de provincie geen bancaire taak wil gaan vervullen. Als je echt als bank – en ik herhaal dat – wilt gaan opereren, dan heb je echt een behoorlijk vermogen nodig om met een leverage van 8 procent, zoals in de commissie werd gesuggereerd, te gaan werken. Dat betekent dat je 92 procent aan vreemd vermogen hebt. Nou, we hebben kunnen zien dat de bankwereld niet echt een stabiele wereld is. Wij stellen ons dan bloot aan te grote risico’s, het is een te groot volume dat wij uitzetten. Kortom, op z’n plat Gronings gezegd: ‘We motten d’r veur oppassen dat we ons nait versloeken.’ De heer SWAGERMAN (SP): Hier gaat een beetje gebeuren wat in de commissie ook plaatsvond: de twee voordrachten gaan door elkaar heen lopen. Want als we het over risicobepalingen hebben, dan kan ik dit tot mij nemen en dan denken dat het zo is. Maar in het voorstel zit natuurlijk ook een 20procentsrisicoaanname – daar waar we het straks over gaan hebben. Dus ik laat het aan u of u het wilt beantwoorden, maar om een relevante discussie te hebben, is het denk ik toch wel van belang om
20
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 12 maart 2014
die risico’s van het plan van het College en de risico’s die in ons plan zitten, op een goede manier naast elkaar te leggen. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Waar ik op inging is dat je, als we het als onze taak zien als provinciale bank te gaan fungeren of die te gaan stichten, alleen al vanwege alle regelrompslomp dat al niet zou moeten willen. Als je kijkt naar vergunningen en wet- en regelgeving waar wij aan moeten voldoen, dan is mijn advies: niet aan beginnen. Voor de Kredietunie maak ik een uitzondering: de kredietunies worden ook niet primair gezien als een bank, die worden dan ook vrijgesteld van veel regelgeving. Dus daarbij hebben we gezegd dat we in principe daar vanuit onze publieke taak wel een rol voor ons in weggelegd zien. Maar er zit wel een wezenlijk verschil tussen de Kredietunie en een bank. De heer SWAGERMAN (SP): In ons voorstel was niet geformuleerd dat we nou exact zélf een bank moesten gaan vormen. U bent er waarschijnlijk ook van op de hoogte hoe dat in Friesland werkt, waar gewoon een samenwerking met de Kredietbank is opgestart. Daardoor kun je toch aan de bancaire regels voldoen als geldschieter en op die manier niet zelf een bank hoeft op te richten. Dus ook die vergelijking gaat niet helemaal op, denk ik. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Maar ik stel me voor dat ik een agreement to disagree sluit met de heer Swagerman en anders moeten uw Staten daar een uitspraak over doen. Maar de lijn van het College is identiek en ook in het licht van wat eerder in de commissie is gewisseld, moet die helder zijn. Als gaat om de deelnemingen en de governance stelt de heer Swagerman daar nog een vraag over. Daar waar wij deelnemen of in de toekomst gaan deelnemen, moet die governance gewoon goed geregeld worden, dat gaat ook om de positie van de commissarissen. Het is tegenwoordig volgens de gangbare codes zo dat de Raad van Commissarissen onafhankelijk is: die opereert ook primair vanuit het belang van het bedrijf. Dat verhoudt zich niet goed met politieke commissarissen, dat nemen we ook als richtsnoer. Maar ik kan u toezeggen dat op het moment dat wij voorstellen doen om tot deelneming over te gaan, wij dan ook duidelijk maken hoe het met die governance van het bedrijf of die instelling waarin we willen gaan deelnemen, wordt geregeld. De heer Brouns sprak met name zijn zorgen uit over die risicoanalyse. Daar ben ik zo-even op ingegaan. D66 pleit ervoor om het vermogen meer renderend in te zetten. Daar maak ik wel een kanttekening bij, want met name financieel rendement werd benoemd. Maar het gaat mij om de combinatie van niet alleen financieel rendement, zodat de voeding van onze reserves is te borgen, maar vooral ook om meer maatschappelijk rendement. Want her en der klinken ook wel kritische geluiden: ‘U leent wel geld uit aan gemeenten, maar wij zien bepaalde opgaven in de provincie en waarom steekt u daar dan geld in?’ Dus het ons om de combinatie van én financieel rendement én maatschappelijk rendement. De heer DE VRIES (D66): Misschien even ter verduidelijking: het was in relatie tot schatkistbankieren, dat meer renderende vermogen. En wat dat betreft zullen wij ook niet van mening verschillen, denk ik. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Goed, dan ten slotte de PVV. Die sprak een waarschuwend woord uit om toch het geld niet in duurzame zaken te steken. Dat was gebaseerd op de veronderstelling dat duurzaam meer risicovol zou zijn. Ik volsta met de opmerking dat de Triodosbank, een uiterst duurzame bank, niet door de Staat genationaliseerd is, terwijl andere minder duurzame banken wél door de Staat genationaliseerd moesten worden. De heer BAKKER (VVD): Ik mis nog een antwoord op een vraag. Ik heb op gegeven moment gezegd dat wij een aantal deelnemingen hebben. Zou het nuttig zijn om in deze Collegeperiode – want dat is geen onderdeel van dit voorstel – nog eens even goed op een rij te zetten of onze visie nog klopt met zoals wij deelnemen in een aantal zaken. En wij vinden het toch wel belangrijk om zo nu en dan eens goed op een rij te zetten waar we staan, hoe moet niet zo zijn dat wij nog ergens in deelnemen omdat het altijd zo geweest is. Bent u dat met me eens en kunnen we dat nog regelen? De heer MOORLAG (gedeputeerde): Als die behoefte er is – en die behoefte is er, dat proef ik hier – dan gaan we dat gewoon regelen. U krijgt in de reguliere planning- en controlcyclus rapportages, bijvoorbeeld in de jaarrekening, met een overzicht van de deelnemingen die we hebben. Ik kan me
21
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 12 maart 2014
goed voorstellen dat dat in dat kader ook een goed moment is om te bezien of en in hoeverre die deelnemingen nog worden gezien als een zaak van provinciaal-publiek belang. De VOORZITTER: Ja, misschien dat we het dan als volgt kunnen afspreken. U stelt voor om dat in de p&c-cyclus te doen. Misschien kunnen we die informatie dan even in een overzicht verstrekken, zodat de Staten dat dan ook even expliciet hebben. Dan helpt dat ook de Staten om dat dan ook goed te kunnen doen. De heer MOORLAG (gedeputeerde): Akkoord. Er zit altijd een overzicht in de p&c-cyclus dat erbij wordt geleverd. Maar ik zal dan checken en wellicht dat dat dan in het presidium geïnventariseerd kan worden in hoeverre ook die aanvullende informatiebehoefte er is. De VOORZITTER: Akkoord, dat lijkt me een prima afspraak. Dat brengt ons gelijk bij de tweede ronde, voor zover daar behoefte aan is. De heer Batting. De heer BATTING (PvdA): [Houdt zijn tweede termijn in het Gronings.] Wij hebben verder geen vragen en wij kunnen instemmen met de voordracht. De heer SWAGERMAN (SP): Ik denk dat wij niet voor de eerste keer moeten concluderen dat wij samen met de gedeputeerde een agreement to disagree moeten sluiten als uitkomst van deze discussie. Dus wij zullen daarom tegen moeten stemmen. De heer VAN KESTEREN (PVV): Even kort nog. Ik vond het antwoord niet zo bevredigend, maar ja, dat kon ook niet anders verwacht worden van een groene duurzame socialist. De VOORZITTER: We hebben geen moties, dus dan zijn we volgens mij bij de voordracht. De heer Swagerman heeft expliciet aangegeven dat zijn fractie tegenstemt. Zijn er nog andere behoeften aan stemverklaringen? Niet? Dat brengt mij bij de stemming over de voordracht. Wie is vóór? Dat zijn de Partij van de Arbeid, de Partij voor de Dieren, GroenLinks, D66, de VVD, de ChristenUnie, het CDA en Vrij Mandaat. Wie zijn tegen? Dat zijn de SP en de PVV. Dan is de voordracht aangenomen.
A.3 Uitgangspunten revolverend fonds voor stuwende Groninger MKB-bedrijven Voordracht van Gedeputeerde Staten van 7 januari 2014, nr. 2013-56.705, ECP voor het vaststellen van de uitgangspunten van een revolverend fonds voor stuwende Groninger MKBbedrijven (nummer 1/2014) Hierbij worden betrokken:
Brief van MKB Nederland Noord en VNO-NCW Noord d.d. 27 februari 2014 betreffende visie op revolverend fonds; Brieven van de Vereniging Handel & Nijverheid Winschoten, Algemene Handelsvereniging Stadskanaal, Winkelstraat Sappemeer, Winkeliersvereniging De Hooge Meeren, betreffende inzet revolverend fonds voor binnenstadondernemers.
De VOORZITTER: Het is nu tien voor half één. Zullen we eerste deel nog beginnen? Dat lijkt me goed. Oké, laten we dan eens zien hoever we in de eerste ronde komen. Dan nog even een mededeling bij dit punt over de woordvoering. Op zijn eigen verzoek zal de heer Van den Born van de ChristenUnie niet deelnemen aan het nu volgende punt van de agenda. Reden is dat een brief van zijn werkgever onderdeel uitmaakt van de beraadslagingen. Om alle schijn van belangenverstrengeling te voorkomen zal hij daarom ook niet deelnemen aan eventuele stemmingen. Dat laatste is ook om andere redenen, omdat de heer Hilarides actief is bij een bedrijf in Winschoten. Daarom heeft ook hij gemeld aan een eventuele stemming niet deel te zullen nemen. Dank, we brengen dat altijd even expliciet, zodat dat voor iedereen ook goed te volgen is. Dat is ook de beste manier om die afweging te maken. Laten we eerlijk zeggen onder elkaar: soms is het ook niet helemaal zeker wat je ermee moet doen en bespreek je ook even met elkaar die dingen. Het is
22
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 12 maart 2014
een kwestie van afwegingen en ik stel het ook heel erg op prijs, als dan de afwegingen eenmaal gemaakt zijn, dat dat dan even expliciet hier gemeld kan worden. En dat brengt ons bij de eerste spreker over het revolverend fonds, de heer Batting van de Partij van de Arbeid. De heer BATTING (PvdA): Een uitvloeisel van de inzet van provinciaal vermogen is het voorstel om 50 miljoen te reserveren voor een revolverend fonds ten behoeve van het midden- en kleinbedrijf. Economische structuurversterking, gericht op innovaties en bedrijfsuitbreidingen juichen wij toe. Elke bijdrage ter versterking van de regionale economie is welkom. Een revolverend fonds waarbij de middelen op termijn terugvloeien in onze kassen om opnieuw uitgezet te kunnen worden, helpt ondernemers bij hun financieringsaanvraag. We zien de inzet van dit soort middelen als stimulerende provinciale dienstverlening zonder te beogen imperfecties in de financieringsmarkt weg te nemen – laat staan als regionale bank op te treden. Wij vragen u bij de uitwerking van de uitgangspunten extra aandacht te besteden aan de doelgroepen, criteria om in aanmerking te komen en bijbehorende risicoprofielen. Versterkende en vernieuwende kansrijke bedrijvigheid van grensverleggende bedrijven, die nu nog op NoordNederland zijn gericht, is ook van belang voor onze regionale economie en er zou toch een modus moeten zijn te vinden om ook deze bedrijven vanuit het fonds te faciliteren. Denkt u daar ook zo over, gedeputeerde? Wij begrijpen dat het fonds er tevens in voorziet, startende ondernemers met plannen en/of producten in ontwikkeling te faciliteren. In de commissievergadering hebben wij u de suggestie aan de hand gedaan om voor dit soort bedrijven in een pril stadium van hun bedrijfsontwikkeling een kwaliteitsteam van deskundigen in te schakelen om ze bij het naar de markt brengen van producten bij te staan. Daaraan is soms nog meer behoefte dan aan geld. Om ervaringen op te doen met deze nieuwe werkwijze, achten wij het verstandig om bij de uitzetting een beperkte keuze te maken voor wat betreft het aantal werkfondsen en te kiezen voor deelfondsen met een aantoonbaar goed resultaat. Zoals u weet, loopt de risicograad nogal uiteen, afhankelijk van het bedrijfsmodel. We moeten ons blijven realiseren dat wij het van doen hebben met overheidsgeld: geld van de burger, dus. Daarmee mogen alleen aanvaardbare risico’s worden gelopen. Een evaluatie op een termijn van ongeveer twee jaar achten wij wenselijk. We gaan ervan uit dat de beoogde uitvoerder van het fonds, de NOM, er alles aan zal doen om private geïnteresseerden en andere overheden te bewegen door middel van cofinanciering additioneel kapitaal aan te wenden, opdat een substantiële bijdrage kan worden geleverd aan de Groningse economie. Wij zijn benieuwd naar de uitwerking van de uitgangspunten en vertrouwen erop dat u in staat zult zijn juiste keuzes te maken voor wat betreft financieringscriteria, risicoprofielen en doelgroepen. Binnen het kader van de inzet van provinciaal vermogen voor publieke doelen past een revolverend fonds voor het MKB. De Partij van de Arbeid is blij met dit initiatief en concludeert tevens dat opnieuw een loot wordt toegevoegd aan het provinciaal financieel stimuleringskader. De heer BAKKER (VVD): Om nog enige tijd over te houden laat ik de inleiding weg. Het gaat erom om aan te geven waar en in welke richting behoefte is aan risicokapitaal in relatie tot de beoogde doelen. Er is onderzoek door derden gedaan naar waar die zogenaamde witte vlekken aanwezig zijn. De woorden ‘technologie’ en ‘opschaling’ vallen er. Voor ons zijn vervolgens ook belangrijk innovatie en groei van de werkgelegenheid. In de drie genoemde concrete doelstellingen van het op te richten fonds kunnen wij ons vinden, te weten: in de eerste plaats de bijdragen aan de opgave van regionale innovatiestrategie in relatie tot een sterk MKB inclusief de topsectoren, in de tweede plaats het samen met particuliere investeerders bijdragen aan een sluitende keten van financiering voor de MKBbedrijven en in de derde plaats het stimuleren dat er zoveel mogelijk geld beschikbaar komt van financiering door derden voor het MKB. In commissieverband is langdurig over de doelgroep gesproken: wat versta je daar nu wel en wat versta je daar nu niet onder? Wij willen graag van het College weten of die discussie nog aanleiding geeft voor een andere toelichting. Voor het overige zijn wij akkoord met deze voordracht. De heer SWAGERMAN (SP): Gezien de nog weinig resterende tijd zal ik proberen onze bezwaren kort en puntig samen te vatten. Want we hebben het hier over een revolverend fonds waarbij de provincie naar onze mening veel te veel invloed blijft houden – maar daar hebben we het zonet al over gehad. Wij kunnen ons absoluut niet vinden in het woord ‘stuwend’ en de omschrijving die het College daarvoor heeft gegeven. Niemand begrijpt wat het woord ‘stuwend’ betekent. Als ik kijk naar VNO-
23
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 12 maart 2014
NCW, dat samen met MKB Nederland – dat is tegenwoordig één organisatie – een brief heeft geschreven, dan hebben ze het over 1 procent. Tijdens de discussie hebben we het gehad over 10 procent. We hebben mensen gehad die het hadden over vijf tot zes bedrijven, we hebben het gehad over 40 bedrijven en VNO-NCW en MKB Nederland hebben het over 100 tot 200 bedrijven. Dit is niet de eerste keer dat VNO-NCW samen met detailhandel, lokale overheden of ooit eerder vakbonden met plannen kwam die door coalities waar de VVD en de Partij van de Arbeid in zitten – of dat nou lokaal, regionaal of landelijk is – doorheen zijn geschoten. Ik noem maar even het laatste plan zoals dat was opgesteld tot de redding van een groot deel van de Eemshaven en Aldel. Ook hier weten de politiek en de bestuurder blijkbaar beter wat functioneert voor de markt dan de markt zelf. En ik ben toch heel nieuwsgierig hoe de VVD dat weet uit te leggen richting van hun sponsoren. Wat ons ook niet aanstaat is dat het nadrukkelijk Collegeakkoordgebonden is. De bedoeling is dat dit een MKB-maatregel is waarbij de toegankelijkheid wat de SP betreft voor 100 procent van het MKB is. Wat er nu gebeurt is dat we politieke invloed gaan uitoefenen. De gedeputeerde heeft dat zelfs ook al eens eerder aangegeven, bij een ander onderwerp trouwens: ‘Als u straks alles anders wilt, dan kan dat altijd nog.’ Wat een betrouwbaar gedrag zou dat zijn, als wij nadat straks besloten wordt om iets te gaan doen, de boel na de verkiezingen gewoon weer gaan omgooien. Daar hebben de mensen wel redelijk genoeg van, denk ik. Wat gebeurt hier? We zetten een fonds op waarvan we moeten inschatten wat het met name in werk gaat opleveren. Onze regering zegt steeds: ‘Werk, werk, werk.’ Nou dat echoën we zo ongeveer allemaal, denk ik, dus daar is niets unieks bij. Maar wat creëren wij met dit fonds? Naar schatting tussen de 40 en 300 banen? Wat doen we in Den Haag – en daar zit ook de helft van deze coalitie in? Dúízenden banen naar de filistijnen. Dat doen we door 70 procent van de Wsw’ers binnenkort naar huis te sturen, dat doen we door thuiszorgers naar huis te sturen in héle grote aantallen. Waar kiezen we nu eigenlijk voor hier? Wij kiezen voor 100 procent solidariteit. Dat brengen wij voor de verkiezingen van 19 maart naar voren en dat doen wij hier ook voor het MKB: 100 procent solidariteit voor het MKB. En wij kiezen niet voor kleine groepjes bedrijven die zoals VNO-NCW-MKB ook al zegt, ruimschoots toegang hebben tot alle mogelijke geldpotjes die er toch al zijn en we sluiten bedrijven uit die niet per se innoverend zijn of willen groeien, maar die gewoon blijven bestáán. Wat hebben aan 40 tot 300 banen als er vervolgens 1.000 man op straat komt te staan van zittende werkgelegenheid van zittende MKB-bedrijven? En als klap op de vuurpijl gaan we hier ook nog durfkapitaal verstrekken. Durfkapitaal waar geen bank zich aan wenst te branden en waar nauwelijks nog enige durfkapitalisten zich mee wil gaan bemoeien. Daar hebben we ons overheidsgeld ook niet voor. En dan mijn laatste punt. Waarom vinden wij hier een nieuw wiel uit? Er zijn al provincies die bezig zijn met fondsen, het omgaan van provinciaal geld, met het anders beleggen dan bij schatkistbankieren: Friesland, Zeeland en ook Limburg doen dat. Wat doen wij? Wij zetten een compléét nieuw iets op waarvan we ook nog maar weer moeten afwachten of het wel gaat zetten. Kortom: wij begrijpen er hélemaal niets van dat bestuurlijk Groningen het allemaal weer beter weet dan de mensen op de werkvloer. Ik mag ook nog een motie indienen. Dat was ik bijna vergeten, want ik was lichtelijk opgewonden geraakt. Met deze motie willen wij de standvastigheid van drie coalitiepartijen testen – alhoewel we al één voorschotje hebben gehad. Want in de commissie wilde iedereen, behalve de Partij van de Arbeid, dat het woord ‘stuwend’ eruit zou gaan, dus wij dienen een motie om dat voor elkaar te krijgen. De VOORZITTER: Dat is de motie met nummer 1 met als titel ‘Geen stuwend MKB’ en wordt ingediend door de fractie van de SP: Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 12 maart 2014, Constaterende dat Groningen een ijle economie kent; het MKB een belangrijke factor, zoniet de belangrijkste factor voor de groei is; banken op dit moment terughoudend zijn met financiering; Overwegende dat de huidige markt nog geen verbeteringen laat zien op het vlak van kredietverstrekking aan het MKB door banken; de economie van Groningen nog steeds stagneert; de huidige voordracht te beperkend zal werken; Dragen het College van Gedeputeerde Staten op om
24
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 12 maart 2014
1. de term ‘stuwend MKB’ en daarmee samenhangende termen uit de voordracht te verwijderen en daarmee het fonds algemeen toegankelijk te maken voor het Groningse MKB; En gaan over tot de orde van de dag!’ De heer BROUNS (CDA): Het voorstel zoals dat hier voorligt, kan een stimulans betekenen voor de noordelijke economie, waar het MKB toch een van de dragende krachten in is. En in die zin ondersteunt het CDA ook het voorstel zoals dat hier is voorgelegd. Maar wel met één kanttekening: dat wij vanaf het begin af aan aangegeven hebben dat wat ons betreft het MKB breder benaderd mag worden dan alleen de categorie ‘stuwend MKB’. Maar – dat zeg ik er tegelijkertijd bij – dat hebben wij ondervangen door aan uw Staten in een initiatiefvoorstel van de SP en het CDA toe te zenden, waarin we naast het revolverend fonds ook een tweetal maatregelen die breder het MKB kunnen faciliteren. En dan gaat het concreet om de kredietunies waar de heer Moorlag al bij het vorige punt van heeft aangegeven dat hij daar in ieder geval serieus naar wil kijken en daar niet onwelwillend tegenover staat. Dat betreft ook de uitbreiding van de Staatsgarantieregeling. Nou, dat pakket van die drie maatregelen leidde ertoe dat wat ons betreft het MKB dan breed bediend kan worden en dat betekent dat wij vandaag in ieder geval met deze voordracht zullen instemmen. De heer ZWERTBROEK (D66): Wij zijn vóór dit fonds, wij zijn blij met dit initiatief. 50 miljoen is behoorlijk wat, dat wij richting het MKB gaan uitgegeven. Alleen tegelijkertijd heeft ook mijn fractie gevraagd naar wat de mogelijkheden zijn om het even wat breder te maken. Want VNO-NCW-MKB had het over 1 procent: dat is erg weinig. En dan kom je toch op het dilemma dat je 50 procent van je omzet moet halen buiten je provincie. Dat is een erg strakke grens. Maar wat nou als het 45 procent is of 40 procent en ze wel de kans kunnen hebben om groter te worden, daarmee stuwend te zijn en van groter belang te kunnen zijn voor onze provincie. Dus graag zou ik de gedeputeerde willen vragen of hij hier wederom nog wat verder in kan gaan op de mogelijkheden om dit fonds wat breder te maken. Verder vraag ik ook aan de gedeputeerde over duurzaamheid. Het staat nu niet helemaal genoemd in de voordracht, maar wordt dit een van de criteria? Hoe moet ik dat voor me zien? Want ik kan me voorstellen dat als wij een fonds willen hebben dat innovatief is, er ook duurzaamheid – zeker als energieprovincie – een criterium van belang is. Ik zal het hierbij laten, ik hoop dat de gedeputeerde in kan gaan op de mogelijkheid om het fonds wat breder uit te zetten, omdat wij denk ik allemaal vinden dat het MKB heel veel kansen heeft. De heer VAN KESTEREN (PVV): De PVV is enthousiast over het voorstel van GS om 50 miljoen te reserveren voor een op te richten en te vullen revolverend fonds voor innovatie en uitbreiding van het stuwende Groningse MKB. Maar toch moet ons van het hart dat met het voorstel veel kansrijke bedrijven worden uitgesloten. En zoals u weet wil onze partij niemand uitsluiten, maar graag mee laten doen voor degene die dat wil. Dat geldt natuurlijk ook voor kansrijke innovatieve, zichzelf ontwikkelende bedrijven, maar bovenal ook bedrijven die dat graag willen blijven en graag willen blijven bestaan – de SP refereerde daar ook al aan – en die met een klein steuntje in de rug, een kleine investering, overeind kunnen blijven. Het zou het College dan ook sieren wanneer men in principe alle innoverende en uitbreidende bedrijfjes uit het midden- en kleinbedrijf die de economische structuur in Groningen kunnen versterken, mee te laten dingen naar een mogelijk krediet uit het op te richten revolverend fonds. Iets wat bij de PvdA past: zoiets als een ‘generaal pardon’ voor het MKB. We hebben ook een motie gemaakt en misschien komt zij ook overeen met de motie van de SP, maar dat zullen we straks zien. De keuze is er dan voor de Staten om daar een verantwoorde keuze in te maken. En de titel van onze motie is: ‘Generaal pardon voor niet-stuwend MKB’. Misschien dat dat de PvdA over de streep kan trekken. De VOORZITTER: Dat is de motie met nummer 2 met als titel ‘Generaal pardon voor niet-stuwend MKB’ en wordt ingediend door de fractie van de PVV: Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 12 maart 2014, Constaterende dat er ook niet-stuwende bedrijven in het midden- en kleinbedrijf zijn die maar moeilijk een financiering kunnen krijgen om uit te breiden en/of te innoveren; veel van die bedrijven net zo belangrijk zijn voor de economie en de leefbaarheid van onze provincie als de zogenaamde ‘stuwende’ bedrijven; Overwegende dat
25
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 12 maart 2014
een op te richten en te vullen revolverend fonds vanwege het uitgangspunt ‘stuwend’ (lees: omzet gegenereerd buiten de provincie) een groot deel van bedrijven uit het midden- en kleinbedrijf uitsluit; een kleine aanpassing in het voorliggende voorstel het revolverend fonds meer innovatieve en kansrijke bedrijven in staat zal stellen om mee te dingen naar een mogelijk krediet uit het op te richten revolverend fonds; veel lokale overheden en branche- en vakorganisaties van dergelijke bedrijven er ook voor pleiten om de harde voorwaarde van ‘stuwend’ voor het revolverend fonds te schrappen; Roepen het College van Gedeputeerde Staten op om 1. gelet op alle genoemde argumenten slechts de voorwaarde ‘stuwend’ uit het voorstel van het revolverend fonds te schrappen, opdat meer kansrijke en innoverende bedrijven een kans maken om in aanmerking te komen voor een krediet dan wel financiering via het op te richten revolverend fonds; En gaan over tot de orde van de dag!’ De heer STEENBERGEN (ChristenUnie): [Begint zijn woordvoering in het Gronings.] Deze voordracht valt mij tegen, want zij is niet helemaal zoals wij dat als fractie voorstaan. Om te voorkomen dat de heer Moorlag de ondertiteling moet verzorgen voor mevrouw Van Mastrigt heb ik er dus voor gekozen om nu door te gaan in het Nederlands. [Vervolgt hierna in het Nederlands.] De ChristenUnie maakt zich evenals andere partijen sterk voor onze ondernemers in het midden- en kleinbedrijf. Na meerdere vergaderingen ligt nu de uitwerking van de ruwe kaders voor. Zoals gezegd, het valt niet tegen. Het begrip ‘ruwe kaders’ vraagt om een andere uitwerking, zoals verderop in de voordracht ook wordt aangegeven. De geformuleerde uitgangspunten zijn helder: structuurversterkend, innovatief en geen versnippering van budgetten. De ChristenUnie wenst op voorhand geen bedrijven uit te sluiten, die in potentie werkgelegenheid bevorderen, innovatief zijn en kansen bieden op nieuwe werkgelegenheid. In de voordracht komen wij meerdere malen de term ‘stuwend MKB’ tegen. In onze optiek sluit deze term een aantal potentiële bedrijven uit, reden waarom wij de portefeuillehouder – mevrouw Van Mastrigt in dit geval – vragen deze term nader te duiden. Mevrouw VAN GALEN (GroenLinks): Technisch gezien is het niet mijn maidenspeech – die heb ik al gehouden in deze periode – maar wellicht dat we met elkaar een compromis kunnen sluiten dat er alleen leuke interrupties komen, dan vind ik wel een mooie. Vorige week woensdag hebben wij uitgebreid gesproken in de commissie over de uitgangspunten voor dit revolverend fonds. Wij hebben toen als GroenLinks een flink aantal vragen gesteld. Wij zullen die vragen nu niet allemaal opnieuw aanstippen, maar toch nog op een paar punten ingaan. Allereerst vinden wij het goed dat er een revolverend fonds wordt opgericht, omdat het voorziet in lacunes en op die manier de provincie ook echt het verschil kan maken en de mogelijkheid bieden om onze toch wat kwetsbare economie te versterken. Hulde daarvoor. Het gaat hierbij om een fonds dat structuurversterkend moet zijn en innovatief beleid moet ondersteunen. Daar kan GroenLinks in meegaan. ‘Stuwend’ vinden wij een wat moeilijk begrip, ook met name voor de startups. En zoals mijn college net al aangaf, krijgen we op die vraag zometeen nog uitleg van de gedeputeerde. Die wachten wij eerst even af. Dan is ook al aangestipt door collega Batting van de PvdA dat het dakfonds het geld ook weer onderbrengt in verschillende fondsen. Dat heeft GroenLinks ook wel wat vraagtekens bij, omdat dan het controleren van in hoeverre het geld goed besteed wordt, moeilijker wordt. Het levert kans op versnippering en bureaucratische rompslomp en daar zijn wij geen voorstander van. Laat het geld zoveel mogelijk ook echt ten goede komen daar waar het voor bedoeld is. Daarnaast willen wij toch nog een keer vraagtekens bij de hoge risicoafdekking van 20 procent van het totale bedrag. Dat betekent per 5 euro die wij verstrekken, 1 euro risico erbij opkomt. Waarom zo hoog? Is de verwachting zo groot dat vanuit het revolverend fonds zulke grote verliezen komen? En als dat zo is, moeten we dat toch niet weer eens kijken naar de voorwaarden die we opstellen? Voorts gaat het hier om het vaststellen van de uitgangspunten. En in het stuk dat ten grondslag ligt, wordt het dakfonds als een van de criteria genoemd dat investeringspartners de provinciale beleidsregels met betrekking tot maatschappelijk verantwoord ondernemen onderschrijven. En dat is iets waar wij als GroenLinks natuurlijk erg blij mee zijn, omdat we dat heel belangrijk vinden. Maar dat betekent voor GroenLinks wel dat alle drie uitgangspunten voor MVO, people, planet en profit, een weerslag moeten krijgen in die criteria. En wij zien dat zelf op de volgende manier: bij ‘people’ wordt social return opgenomen voor bedrijven die een aanvraag doen
26
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 12 maart 2014
voor de derde en vierde soort die genoemd worden, dus voor R&D en voor groeiontwikkeling. En bij social return kun je hierbij denken aan bijvoorbeeld jongeren die een afstand tot de arbeidsmarkt hebben of recent afgestudeerden die geen werk kunnen vinden, op deze manier werkervaringsplekken geboden kunnen worden om dus ook die werkervaring op te kunnen doen. ‘Planet’ door duurzaamheid duidelijk uitgewerkt in de toetsingscriteria op te nemen: geen vage, loze termen maar concreet wat er precies bedoeld wordt met duurzaamheid en dat dat ook een heldere uitwerking krijgt. En ‘profit’ is het derde onderdeel van het MVO. Dat vinden wij wel duidelijk zitten in het voorstel, daar hebben wij verder geen toevoegingen op. Maar door alle drie onderdelen slagvaardig op te pakken krijgen het criterium MVO daadwerkelijk vlees op de botten en is het ook een criterium dat echt zijn goede weerslag vindt in dit voorstel. Het College komt dit voorjaar met een voorstel voor social return. En duurzaamheid valt ook al onder de p&c-cyclus. Daarom lijkt het GroenLinks dan ook niet meer dan logisch dat een goed uitgewerkt voorstel terugkomt in de verdere uitwerking van de voorwaarden voor dit fonds. Zoals iedereen hier in de zaal wel weet is mijn partner, hier welbekend, een Fries. En dat betekent dat het voorstel wat GroenLinks betreft ‘ken net’ is en hoe dat dan ingevuld wordt, dat hangt dan even af van de beantwoording door de gedeputeerde of dat op de Groningse of Friese manier moet worden geïnterpreteerd. Tot slot: om dat MVO ook echt goed erin te krijgen, willen wij graag samen met een aantal andere partijen de volgende motie indienen. De VOORZITTER: Dat is de motie met nummer 3 met als titel ‘Extra voorwaarden Revolving Fund’ en wordt ingediend door de fractie van GroenLinks, mede namens die van Vrij Mandaat, de Partij voor de Dieren en de SP: Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 12 maart 2014, Constaterende dat in de voordracht bij de omschrijving van de uitgangspunten voor het dakfonds als criterium Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) is opgenomen; Overwegende dat het Collegeprogramma duurzaamheid als grondslag heeft; Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen als basis people, planet en profit heeft; het socialreturncriterium recentelijk is vastgelegd als uitgangspunt voor subsidies, fondsen en aanbestedingen vanuit de provincie; Verzoeken het College van Gedeputeerde Staten om 1. in de uitwerking van het voorstel duurzaamheid als onderdeel van MVO tot een concrete en uitgewerkte voorwaarde te maken; 2. voor R&D en groei-investeringen social return als voorwaarde op te nemen; En gaan over tot de orde van de dag!’ De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Ik ben blij dat mevrouw Van Galen weer deel uitmaakt van deze vergadering, want dat scheelt mij weer een heleboel argumenten voordragen. Ik kan het grotendeels eens zijn met wat zij zojuist gezegd heeft. Met die nuance dat ik toch ook wel problemen heb met dat begrip ‘stuwend’. Dat is zó beperkend en tegelijkertijd ook een beetje onduidelijk. Nou kun je ervoor kiezen om dat op te rekken, die 50 procent, en een andere percentuele verhouding te maken, maar je kunt eventueel dat begrip ook herdefiniëren en wel zodanig dat wat mij betreft inderdaad ook het gehele MKB in Groningen, dat – of het nou 99 procent of 90 procent is – in ieder geval verreweg het grootste gedeelte uit niet-stuwend MKB bestaat: maakbedrijven, business-tobusinessbedrijven, zakelijke dienstverlening enzovoort in aanmerking komt voor dit revolverend fonds. Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Het revolverend fonds om Groninger ondernemingen te helpen bij de financiering van innovatie en de uitbreiding van bedrijfsactiviteiten. Het ‘helpen bij innovatie’: het is wel een heel mooie doelstelling. Maar als je goed kijkt naar de voordracht, dan zie dat die vooral vol staat met woorden als ‘stuwend’, ‘groei’ en ‘uitbreiding’. Kortom: meer. Duurzaamheid wordt wel genoemd, maar vooral omschreven als duurzaam economische groei. Het is naïef om te blijven geloven in economische groei in een wereld die ecologische grenzen. We kunnen niet blijven groeien op een planeet die slechts een eindige hoeveelheid grondstoffen biedt. Economische groei beloven terwijl het systeem is vastgelopen. Volgens de Partij voor de Dieren zit de kwaliteit voor ons bestaan in een schone leefomgeving en het behoud van de
27
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 12 maart 2014
natuur. En dat vormt niet het uitgangspunt van dit beleid, zolang we onze zorgen en verlangens blijven uitdrukken in geld en groei. De heer RIJPLOEG (PvdA): [Doet zijn interruptie in het Gronings.] Ik sta weer met stomme verbazing naar dit verhaal te luisteren. Ik heb begrepen dat de Partij voor de Dieren altijd aandacht had voor het stimuleren van duurzame energie – dat is dus groei: meer zonnepanelen en windmolens. De Partij voor de Dieren is op die onderdeel allemaal vóór om dat te doen. Nu hoor ik een pleidooi dat u op alles wat stuwend is – en dus de goede kant op gaat – tegen bent. Hoe moet ik dat nu met elkaar rijmen? Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Het is niet zozeer dat wij tegen groei zijn, maar we vinden dat de nadruk vooral op verandering en verbetering zou moeten liggen en niet op het groeien op zich. Groeien is wat ons betreft geen doel op zich. Wij vinden windmolens en zonnepanelen juist goed om daarmee te investeren in duurzame energie en niet om meer energie, want aan de andere kant pleiten wij ook voor de afschaffing van kolen- en kerncentrales. De Partij voor de Dieren pleit voor een radicale koerswijziging in het beleid. We moeten mensen niet langer aansporen om meer auto’s te kopen, maar juist het gebruik van milieubelastende grondstoffen moeilijker maken en hergebruik van grondstoffen stimuleren. Daarmee stimuleren we ook werkgelegenheid. Want als we arbeid goedkoper en grondstoffen duurder worden, dan zijn we een eind op de goede weg. Wij zouden daarom willen inzetten op het deel ‘innovatie’: verandering, het daadwerkelijk schoner en zuiniger maken van onze bedrijven. De motie die GroenLinks die mede namens ons heeft ingediend, gaat al een eind in die richting. Wij zien dan ook dat juist dat deel enkel gericht is op groei als een belemmering voor juist die verandering. Ik wou afsluiten met een citaat van Ghandi: ‘De aarde biedt voldoende voor ieders behoefte, maar niet voor ieder schepsel.’ De VOORZITTER: Hartelijk dank. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste ronde van de zijde van de Staten. Ik stel voor dat wij gaan lunchen en wij om kwart voor twee de zaak weer hervatten en in de tussentijd genieten van alles wat de aarde ons te bieden heeft. [Schorsing van 51 minuten.] De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering en wij zijn toe aan de beantwoording in eerste instantie van de zijde van het College. Gedeputeerde Van Mastrigt heeft het woord. Mevrouw VAN MASTRIGT (gedeputeerde): We hebben hier een belangrijk onderwerp aan de orde, maar dat is de commissiebehandeling een aantal keren uitgebreid aan de orde geweest. En een ding dat daar heel prominent is bediscussieerd is het woord ‘stuwend’ en ik denk dat ik daar zometeen nog iets uitgebreider op moet ingaan, want dat heeft in die drie commissievergaderingen aandacht gekregen die wij nu wel van een definitieve zienswijze moeten voorzien. Maar voordat ik daaraan toekom, is er ook een aantal andere opmerkingen gemaakt door de verschillende fracties waar ik even kort bij wil stilstaan. Dat is bijvoorbeeld de opmerking in dankbaarheid uitgesproken door de CDA-fractie dat mijn collega Moorlag een garantieregeling zou hebben toegezegd. Ik heb hem die toezegging niet horen doen; bij navraag is de heer Moorlag zich daar ook niet van bewust, dus ik denk dat we op dat punt toch nog wel enige onduidelijkheid moeten zien weg te nemen. De heer BROUNS (CDA): Ja, ik zou het moeten terugluisteren of het gezegd heb, maar ik meen dat ik gezegd heb dat de heer Moorlag niet onwelwillend stond ten opzichte van het faciliteren van kredietunies. En ik heb over de garantiestelling in reactie op de heer Moorlag bij mijn weten niets gezegd. Mevrouw VAN MASTRIGT (gedeputeerde): Dan hebben wij elkaar op dat punt goed begrepen. Het klopt inderdaad dat niet alleen de heer Moorlag, maar het College als geheel niet onwelwillend staat tegenover de kredietunies en dat we daar in de komende periode zeker mee aan de slag zullen gaan. Dus het is goed dat we die onduidelijkheid op dit punt hebben opgehelderd. Dan denk ik de stap te kunnen maken naar het begrip ‘stuwend’. Al in de commissievergadering werd helder dat het begrip ‘stuwend’ door veel verschillende partijen op ook verschillende manieren wordt opgevat. Ik heb in de laatste commissievergadering ook al voorgesteld
28
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 12 maart 2014
om maar afscheid te nemen van dat woord ‘stuwend’ en dat wat mij betreft te vervangen door het woord ‘structuurversterkend’. En dan is natuurlijk de vervolgvraag: wat verstaan we dan onder ‘structuurversterkend’. Daar heb ik wel een beeld bij, ook in lijn met wat in de commissie gewisseld is. Wat mij betreft is structuurversterkend MKB MKB-breed, dus breder dan alleen de topsectoren. Dat is MKB dat innovatief is, dat nieuwe kansrijke bedrijvigheid genereert en dat daarmee belangrijk is voor de Groningse werkgelegenheid. En wij hebben met elkaar ook in deze notitie gezegd dat het er uiteindelijk ook voor moet zorgen dat het minimaal 50 procent omzet buiten de provincie moet genereren. Nou, ook op dat aspect hebben wij in de commissie uitgebreid met elkaar van gedachten gewisseld. En aantal van u heeft mij aangegeven dat nodeloos innovatieve kansen bij MKB-bedrijven zou uitsluiten als je op voorhand het harde criterium van die 50 procent zou laten gelden. En ik denk dat ik het op dat punt met u eens ben. Dus dat betekent dat wij naar een afspraak zouden moeten dat we naar een innovatief MKB moeten, dat in potentie substantieel bedrijvigheid van buiten de provincie naar binnen de provincie haalt. En ik denk dat we op die manier de bedoeling van ons MKB-fonds voldoende overeind houden en tegelijkertijd ook onnodig bedrijven uitsluiten die in potentie voor ons wel buitengewoon waardevol kunnen zijn. Daarmee ga ik niet zover als een aantal anderen van u zou willen, namelijk om een fonds te maken dat voor alle MKB-bedrijven binnen bereik blijft. Ik vind dat niet goed, omdat wij zeggen dat wij die 50 miljoen graag willen inzetten voor die bedrijven die iets tóévoegen. En het zou mijns inziens niet zo moeten zijn dat die 50 miljoen beschikbaar komt voor alle MKB-bedrijven waarmee die 50 miljoen ook gaan inzetten voor behoud en voor steun. Want daar is het instrument van het revolverend MKB-fonds niet voor bedoeld. Dus ik ben het ten principale oneens met die mensen die zeggen dat het MKB-bedrijf er ook voor de steun en het behoud zou moeten zijn. De heer SWAGERMAN (SP): Dat betekent dus dat de gedeputeerde accepteert dat bestaand, in principe potentieel goed draaiend bedrijf omvalt, er potentieel een x-aantal arbeidsplaatsen verdwijnt en dat u dan tevreden bent met het feit dat er mogelijk iets komt wat vijf nieuwe arbeidsplaatsen oplevert. Want u kent de huidige situatie: het bedrijf dat ik net schetste, zou inderdaad in de huidige markt heel goed om kunnen vallen. U prioriteert dus iets volstrekt onzekers boven iets wat een zekere werkgelegenheid garandeert door deze opstelling? Mevrouw VAN MASTRIGT (gedeputeerde): Deze gedeputeerde accepteert dat we met deze 50 miljoen ons concentreren op nieuw innovatief MKB en als wij andere instrumenten binnen ons brede provinciale spectrum kunnen inzetten om de problematiek zoals de heer Swagerman die aanduidt, op een andere manier vorm te geven en op een andere manier het hoofd te bieden, dan zal ik daar zeker actie op inzetten. Maar ik herhaal wat ik in de commissie heb gezegd: het kan niet zo zijn dat wij als provincie met provinciaal vermogen de imperfecties van het bancaire systeem gaan repareren. Dat is echt te veel gevraagd voor de provinciale begroting. Dat betekent dat wij dan met elkaar afscheid nemen van het woord ‘stuwend’ en daarvoor in de plaats ‘structuurversterkend’ gaan verstaan. Dat betekent wat mij betreft dan ook dat wij de harde grens van 50 procent business van buiten de provincie genereren in die zin niet zo heel hard maken. We zeggen dan dat dat substantieel moet zijn en er moet zicht op zijn dat dat gehaald gaat worden. Dan is er een drietal moties ingediend en die zou ik even met u willen langslopen. Dat is allereerst een motie van de Socialistische Partij die beoogt een breed spectrum van MKB-bedrijven onder de reikwijdte van dit fonds te brengen. Ik ben daar niet vóór, dat heb ik zojuist uitgelegd en derhalve ontraad ik dus ook steun aan deze motie. Dan heeft de PVV een motie ingediend met de prikkelende kop ‘Generaal pardon voor nietstuwend MKB’. Ook die motie beoogt breed het MKB te bereiken en met dezelfde argumentatie die ik zojuist op weg naar de ontrading van de SP-motie had, zou ik ook de motie van de PVV willen ontraden. Motie 3 die door een aantal fracties is ingediend, maar bij monde van GroenLinks is toegelicht, ligt het iets ingewikkelder. Want als het gaat om duurzaamheidscriterium zoals dat door mevrouw Van Galen langs de lijn van people, planet en profit uitgelegd is, is dat natuurlijk een wegingscriterium dat ons hier heel na aan het hart ligt. Echter, dit is een instrument dat de economie bevordert en ik zou het jammer vinden als we nu op dit moment in voorwaardelijke zin die MVO-criteria van people-planetprofit zo zwaar weten te maken dat wij potentieel heel goede economische initiatieven gaan uitsluiten. Dus als de indieners van deze motie in de twee bullits onder het kopje ‘Verzoekt het College…’ het woordje ‘voorwaarde’ in ‘wegingscriterium’ zouden veranderen, dan denk ik dat wij een heel goede steun in de rug voelen. Als u het echter als voorwaarde wilt stellen en daarmee dus ook een uitsluitingsgrond wilt formuleren, dan zou ik deze motie willen ontraden.
29
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 12 maart 2014
De heer SWAGERMAN (SP): Ja, ik ben toch wel nieuwsgierig op welk moment we ons in deze samenleving nou éíndelijk eens serieus werk gaan maken van ROI. Er wordt over gesproken om R&D, groei-investeringen en social return als voorwaarden op te nemen. Dus als je op enig moment ergens social return wilt opnemen, dan is het in voorwaardenscheppende zin. En als het één keer loopt, dan kennen we de historie van werkgevers die het algauw af laten weten. Dus ik vind het wel heel jammer dat u nou juist social return, waar een kwetsbare groep mee te maken heeft, potentieel afwijst. Mevrouw VAN MASTRIGT (gedeputeerde): Nee, dat is niet de manier waarop ik hiernaar kijk. Ik vind het buitengewoon belangrijk om maatschappelijk verantwoord ondernemen, waar social return een important onderdeel van is, als een van de wegingscriteria hieronder te leggen. Maar ik zou het niet bij uitsluiting of absolute voorwaarde willen aanmerken, want daarmee zou potentieel heel geschikte economische bedrijvigheid naar Groningen aan de reikwijdte van dit fonds ontsnappen en dat zou ik niet willen. Bovendien is social return een begrip dat we breder kunnen ondersteunen dan alleen door middel van deze 50 miljoen van het revolverend MKB-fonds, bijvoorbeeld via subsidiebeschikkingen. Collega Boumans doet dat bijvoorbeeld al binnen het aanbestedingsbeleid in de grijze en blauwe sector. Dus heel breed binnen het provinciaal beleidsveld is social return een importante voorwaarde. Alleen hier zou ik het niet als voorwaarde willen formuleren, maar als wegingscriterium. Mevrouw VAN GALEN (GroenLinks): Even nog voor mijn duidelijkheid: ik moet er weer een beetje inkomen. Als ik het goed begrijp, kunt na het aanpassen van ‘voorwaarde’ naar ‘wegingscriterium’ de motie wél aanvaarden? Dat is het geval, zie ik. Dank u. Mevrouw VAN MASTRIGT (gedeputeerde): Ik denk dat ik daarmee aan het eind ben van mijn eerste termijn – ook gelet op het feit dat onze spreektijd nog beperkt is en u ook nog graag de ruimte wilt hebben om het over de lelies, de bloemetjes en de bijtjes te hebben. De VOORZITTER: Dan zijn we aan de tweede ronde toe. De heer BATTING (PvdA): Ik zou graag even kort willen schorsen. [Schorsing van 18 minuten.] De VOORZITTER: Dan ben ik toe aan de tweede ronde van de zijde van de Staten. Ik kijk allereerst even naar de fractie van de Partij van de Arbeid. Ja? De heer Batting. Wilt u allemaal in rust uw plek weer innemen c.q. het zwijgen hervinden? De PvdA heeft geen spreektijd meer, dus gaat uw gang – kort graag. De heer BATTING (PvdA): Ja, ik zal het kort houden. We zijn blij met de woorden van onze gedeputeerde. Het begrip ‘stuwend’ is beeldbepalend, de gedeputeerde heeft daarbij een verdiepingsslag gemaakt waar wij ons in kunnen vinden. Wij zijn voornemens namens de coalitie via de woordvoerder van de ChristenUnie een amendement in te dienen om ook die verdiepingsslag formeel vast te leggen. Voor wat betreft de moties 1 en 2 kunnen wij die niet steunen. Dat is met dezelfde interpretatie als de gedeputeerde die daaraan geeft. Dan nog iets over motie 3 van GroenLinks. De VOORZITTER: Even voor de goede orde: dat is een nieuwe motie met nummer 4 geworden: dit document hebt u zojuist uitgedeeld gekregen. En het woordje ‘voorwaarde’ daarin is vervangen door ‘wegingscriterium’. De heer BATTING (PvdA): Dat is precies de crux waar het om gaat. Het was ons een stap te ver om daar een voorwaarde van te maken. Maar als het wordt opgenomen als een van de wegingscriteria – het is provinciaal beleid – dan kunnen wij daarmee instemmen. De heer BAKKER (VVD): ‘Stuwend’ wordt dus vervangen door ‘structuurversterkend’. Daar zal de ChristenUnie mede namens de drie andere coalitiepartijen straks een motie of amendement – wat wordt het nu? – over indienen. Wat het ook wordt, we zullen het steunen. De VOORZITTER: Het wordt een amendement.
30
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 12 maart 2014
De heer BAKKER (VVD): Ook in relatie tot wat ook de gedeputeerde in de eerste termijn heeft genoemd: het substantiële deel en die ruime 50 procent wél in die totale combinatie. Dat willen we toch nog even duidelijk erbij hebben. Wat betreft de moties: op 1 en 2 zijn wij tegen, omdat het daarbij om het totale MKB zou gaan. En op motie 3 van GroenLinks en andere fracties zijn wij ook tegen, omdat wij tegen zijn op iedere inperking van mogelijkheden tot subsidiëring. De VOORZITTER: Goed, dat slaat ook op motie 4 in gewijzigde vorm hè, wat u net zei? Ja, dat is het geval, zie ik aan uw geknik. Dan de heer Swagerman. Hij heeft net als de heer Batting geen spreektijd over. De heer SWAGERMAN (SP): Nou, ik had ook niet zoveel tijd nodig. Ik ben blij dat er voor het brede MKB in deze provincie helderheid is verschaft, namelijk dat er een paar partijen zijn die goed voorhebben met het vollédige MKB en een paar partijen vinden dat dat misschien toch wel anders zou moeten. Uiteraard steunen wij motie 1: die hebben wij zelf ingediend en dat zullen we ook zeker handhaven. Motie 2 kunnen wij ook steunen: die heeft grotendeels inhoudelijk hetzelfde te vertellen. In motie 4 gaan wij akkoord met het wegingscriterium. Ik wil er wel aan toevoegen dat als het wegingscriterium er één keer is, wij wel graag bij elke besteding willen zien of horen hoe dat wegingscriterium is gehanteerd en hoe dat criterium heeft uitgepakt. En dan hoop ik niet dat wij dan na de looptijd van dit fonds moeten concluderen dat er wel een wegingscriterium is geweest, maar geen social return. Mevrouw VAN KLEEF (CDA): Met de uitleg van de gedeputeerde en het ook nog te behandelen initiatiefvoorstel dat in de volgende commissie aan de orde komt, kunnen wij akkoord gaan met de voordracht. Wat betreft moties 1 en 2: daar kunnen wij niet mee akkoord gaan. En wat betreft motie 4, het wegingscriterium: daarmee zijn wij akkoord. De heer ZWERTBROEK (D66): Ik ben blij dat de herdefiniëring van de gedeputeerde doorgezet wordt. Er komt nu dus meer ruimte voor MKB-bedrijven, dus meer voor werkgelegenheid. Niet alleen voor de topsectoren en ook niet voor die 50-procentsgrens waar wij zo kritisch op waren: die wordt wat minder strak. Dus daar zijn we blij mee en wij zullen ook dat amendement van de ChristenUnie natuurlijk met alle plezier mede indienen. En ten slotte zullen wij ook de motie van GroenLinks met de uitleg en wijziging van de gedeputeerde steunen. De heer VAN KESTEREN (PVV): Na de gedeputeerde te hebben aangehoord kan ik niet anders concluderen dan dat er gewoon een echte aanpassing van het huidige voorstel niet aan de orde is. Het beestje heeft gewoon een andere naam gekregen en dat is jammer. Want er wordt nu geen rechtgedaan aan de wensen van de vertegenwoordigende organisaties van het MKB, maar bovenal ook niet aan die van lokale overheden. In de commissie was ik hoopvol gespannen, want toen leken we op een meerderheid aan te sturen in de Staten om het woord ‘stuwend’ – en dan lees ik het genereren van omzet buiten de provincie – ervanaf te krijgen. Maar ja, zoals het zo vaak gaat hier: als het ‘om het echie’ gaat in de Staten, dan is het net zoals bij het internationale voetbal. Uiteindelijk wint Duitsland, lees: de Partij van de Arbeid. Goed, er is groot draagvlak om dat wél te doen, dat woord ‘stuwend’ eruit te halen. En ik vind het toch weer een staaltje van machtspolitiek, waarbij geen rekening wordt gehouden met wat er leeft in samenleving en op de werkvloer – zoals de SP het toch even heel treffend uitsprak. En ik zou de PvdA een advies willen geven met het oog op de verkiezingen en ook in het kader van innovatief bezig zijn. Probeer uw strategie van machtspolitiek te veranderen of te verleggen naar de politiek van consensus, naar het streven naar win-winsituaties. En Groningen zou daarmee gebaat zijn – misschien ter overweging. De heer STEENBERGEN (ChristenUnie): Hij is al aangekondigd door de overige coalitiepartijen: wij hebben afscheid genomen van de term ‘stuwend’: deze wordt vervangen door ‘structuurversterkend’. Dit dient te worden vastgelegd in de voordracht, vandaar dit amendement.
31
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 12 maart 2014
De reden is om meer bedrijven een kans te geven om een structurele bijdrage te leveren aan de versterking van de economie in onze provincie. Wij beogen hierbij innovatieve ontwikkeling, zoals genoemd in de voordracht, waarbij bedrijven zowel nu als in de toekomst een substantiële omzet halen van buiten de provincie. De definitie van ‘structuurversterkend’ definiëren wij als coalitiefracties als ‘het bevorderen van werkgelegenheid én innovatie en het creëren van nieuwe kansrijke bedrijvigheid’. De VOORZITTER: Dat is amendement 1 ‘Structuurversterkend MKB’. Ik lees even het relevante stuk van de gewijzigde besluittekst voor; het amendement is een wijziging van de voorliggende tekst in de voordracht. Deze komt nu te luiden als volgt: 1. In te stemmen met de uitgangspunten van het revolverend fonds voor structuurversterkende Groninger MKB-bedrijven zoals beschreven in de bijlage bij dit besluit en hiervoor 50 miljoen euro te reserveren uit de algemene middelen (bestemmingsreserve compensatie dividend Essent) en voorts de betreffende passages of verwijzingen in de onderhavige voordracht, voor zover van toepassing, overeenkomstig te wijzigen. We gaan even kijken of het technisch wel helemaal voldoet als amendement. Het belangrijkste is dat de bedoeling helder is, dus ik laat dat even bij de griffier. De heer SWAGERMAN (SP): Dat wilde ik ook eigenlijk vragen: hebt u in het woordenboek opgezocht wat het verschil is tussen ‘stuwend’ en ‘structuurversterkend’? Of moeten wij genoegen nemen met de definitie die het College dan wel de Collegepartijen hiervan geven? En u leest heel nadrukkelijk voor dat het gaat om níéuwe werkgelegenheid. Dat betekent dat u nog steeds nadrukkelijk afstand neemt van het bestaande MKB dat grote problemen heeft. Dus dit is een wassen neus. De heer STEENBERGEN (ChristenUnie): Ja, maar de hele voordracht gaat om nieuwe innovatieve werkgelegenheid. In de commissievergadering is ook uitgebreid over Oikocredit gesproken, wat bijvoorbeeld een heel andere insteek heeft. Wat u nu zegt – het is niet voor iedereen: nee, het is inderdaad voor innovatieve stuwende werkgelegenheid. En ‘stuwend’ is nu anders omschreven, het is ‘structureel versterkend’. Maar nogmaals: u gaat nu terug naar een hele andere soort voordracht. De heer SWAGERMAN (SP): Nee, ik ga niet terug naar een andere soort voordracht, ik ga terug naar een inhoudelijke voordracht die door een woordswijziging van de kant van uw partijen totaal inhoudsloos is. U hebt ook nog geen procenten – als u dat al zou willen – op de rol staan. Inhoudelijk verandert hier niets en dat moet. Ik zie dat u dat niet vind, maar ik moet er een vraag van maken, dus dat wil ik wel doen. En ik wil ook wel het antwoord geven. De heer STEENBERGEN (ChristenUnie): Ja, ik zal doorgaan. Ik kom dan bij de moties aan. De moties 1 en 2 worden door ons niet ondersteund. Motie 3 bestaat niet meer, heb ik begrepen. Motie 4 wordt door onze fractie omarmd en dus ondersteund. De VOORZITTER: Hartelijk dank en het amendement krijgt nummer 1 en dat wordt zometeen ook nog even uitgedeeld, zodat u het kunt inzien. Dan mevrouw Van Galen. Mevrouw VAN GALEN (GroenLinks): Dank aan de gedeputeerde voor het meedenken, zodat we onze motie op een constructieve manier toch haar beslag kan krijgen. Ook dank de vele partijen die de motie willen steunen. Ik weet niet uit welke regio u komt, maar een goed begin is het halve werk. Misschien dat iemand dat wel weet, maar dat lijkt mij een mooie uitspraak in dezen. De vervanging van ‘stuwend’ door ‘structuurversterkend’ en ook de uitleg die de gedeputeerde daarbij gegeven heeft, is voor GroenLinks voldoende om de voordracht te gaan steunen. We wachten de verdere uitwerking af. En met betrekking tot de moties: moties 1 en 2 zullen wij daarom niet steunen. Motie 3 is dus motie 4 geworden: die hebben we zelf ingediend, dus logischerwijs zullen we die ook ondersteunen. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Ik dank de gedeputeerde voor haar antwoorden. Ik kan heel goed met de herdefiniëring die zij voorstelt. En kan ik uiteraard ook instemmen met de verandering van ‘voorwaarde’ in ‘wegingscriterium’ in motie 4. Die motie zal ik dus steunen.
32
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 12 maart 2014
Moties 1 en 2 zal ik niet steunen. Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Wij zullen moties 1 en 2 niet steunen en motie 4 wel. En aangezien het amendement niet veel anders is dan zoals de huidige voordracht is, zullen wij ook dat niet gaan steunen. De VOORZITTER: Dank. Dan zijn we bij het College. Mevrouw VAN MASTRIGT (PvdA): Ik heb in tweede termijn geen vragen mijnerzijds meer ontdekt. Er zijn wel wat verwachtingen uitgesproken. Ik denk dat het amendement rechtdoet aan wat wij met elkaar gewisseld hebben en ik spreek uit dat wij met elkaar een basis hebben gevonden om een stevige impuls te geven aan het midden- en kleinbedrijf in Groningen en dat is uiteindelijk goed voor ons allemaal. De VOORZITTER: Dan zijn we aan de stemmingen toe. Ik begin met het amendement. Is er nog iemand die daar een stemverklaring over wil afleggen? Niet? Dan ga ik tot de stemming over. Wie is vóór amendement 1? Dat zijn de fracties van de Partij van de Arbeid, GroenLinks, D66, de VVD, de ChristenUnie, het CDA en Vrij Mandaat. Wie is tegen? De PVV, de SP en de Partij voor de Dieren zijn tegen. Dan is amendement 1 aangenomen. Dan is er een aantal moties te behandelen. Allereerst motie 1. Wie is vóór? De fracties van de SP en de PVV. Alle overige fracties zijn tegen. Dan is deze motie verworpen. Dan motie 2. Wie is vóór? De SP en de PVV. Alle overige fracties zijn tegen. Dan is deze motie verworpen. Motie 3 is ingetrokken. Dan motie 4. Wie is daarvóór? Dat zijn de Partij voor de Dieren, de Partij van de Arbeid, de SP, GroenLinks, D66, Vrij Mandaat, de ChristenUnie en het CDA. Wie is daartegen? Dat zijn de VVD en de PVV. Daarmee is die motie aangenomen. Dan kom ik bij de voordracht zelf. Daar nog een stemverklaring bij nodig? Niet het geval, zie ik. Wie is vóór de voordracht? Dat zijn de fracties van de Partij van de Arbeid, de Partij voor de Dieren, GroenLinks, D66, Vrij Mandaat, de VVD, de ChristenUnie en het CDA. Wie stemt tegen? Dat zijn de SP en de PVV. Daarmee is de voordracht aangenomen.
A4.
Gebruik bestrijdingsmiddelen bij lelieteelt (op verzoek van de fractie van GroenLinks)
Hierbij worden betrokken: Brief Afschrift van de brief van Milieudefensie Zuidoost Groningen aan gedeputeerde Staghouwer, d.d. 11 januari 2014, betreffende landbouwgif Metam-natrium; De brief van GS van 7 januari 2014, nr. 2013-55.983/2/A.6, ECP, betreffende schriftelijke vragen fractie Partij van de Arbeid over gebruik bestrijdingsmiddelen bij lelieteelt; De brief van Staatssecretaris Dijksma van 3 februari 2014, betreffende beantwoording vragen over het grondontsmettingsmiddel metam-natrium; Het rapport van de Gezondheidsraad betreffende Gewasbescherming en Omwonenden. De VOORZITTER: We beperken de woordvoering bij dit punt uitsluitend tot de twee moties die worden ingediend en de toelichting daarop door de indieners. Degenen die opletten, zullen vragen waarom? Omdat dit allemaal elders goed uitgediscussieerd is en afgesproken dat dit punt wel aan de orde kan komen, maar men dit debat niet nog een keer wil herhalen. Vandaar deze inperking die wij met elkaar vrijwillig zijn overeengekomen. De heer Miedema, gaat uw gang. De heer MIEDEMA (GroenLinks): Vorige week woensdag hebben we in de commissie O en M uitgebreid gesproken over het giftige bestrijdingsmiddel metam-natrium in de lelieteelt. Omwonenden van de percelen waar gespoten is, spraken vorige week in en dat maakte veel indruk op de commissieleden. Ook de gedeputeerde was onder de indruk gezien het feit dat hij aan het eind van de vergadering bereid was om een brief naar de staatssecretaris te sturen, waarin hij erop aan zou dringen dat er geen ontheffing meer zou worden ontleend door de regering voor dit gevaarlijke middel. De fractie van GroenLinks was blij met deze toezegging. We zijn echter van mening dat we ook als politieke partijen in Provinciale Staten van Groningen een signaal richting Den Haag moeten
33
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 12 maart 2014
sturen, om regering en Tweede Kamer onder druk te zetten om de inzet van metam-natrium niet langer toe te staan. Wij hebben al een toezegging van de GroenLinks-fractie in de Tweede Kamer om zich in te zullen zetten voor zo’n verbod en ik hoop dat de andere fracties ook hun collega’s in de Tweede Kamer kunnen overtuigen. Daarnaast dienen wij een motie in, waarin uitgesproken wordt dat we als Provinciale Staten van Groningen een verbod op metam-natrium willen en dat deze uitspraak wordt gestuurd naar de regering en de Tweede Kamer. Ik hoop dat alle partijen in Provinciale Staten deze motie willen steunen, zodat er een krachtig signaal richting Den Haag gaat. De VOORZITTER: Dat is de motie met nummer 1 met als titel ‘Oproep geen ontheffing toepassing metam-natrium’ en wordt ingediend door de fractie van GroenLinks, mede namens de fracties van de Partij voor de Dieren, Vrij Mandaat, D66 en de Partij van de Arbeid: Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 12 maart 2014, Constaterende dat er grote onrust is onder omwonenden over gezondheidsrisico’s door het gebruik van het grondontsmettingsmiddel metam-natrium in onder andere de lelieteelt in de provincie Groningen; metam-natrium zwaar toxisch is en er duidelijke aanwijzingen zijn dat blootstelling gezondheidsproblemen kan veroorzaken bij zowel de gebruikers als bij omwonenden en passanten; het middel door de Europese Commissie in 2010 op de lijst van verboden middelen is geplaatst; de Nederlandse regering een ontheffing op dit verbod heeft aangevraagd en gekregen tot 31 december 2014; er aanwijzingen zijn dat ook voor 2015 een ontheffing aangevraagd gaat worden; de provincie Groningen het gebruik van dit ontsmettingsmiddel niet kan verbieden of beperken; Spreken uit dat de Nederlandse regering geen ontheffing – voor 2015 en de jaren erna – meer dient aan te vragen bij de Europese Commissie voor toepassing van het grondontsmettingsmiddel metam-natrium; Verzoeken het College van Gedeputeerde Staten om 1. deze motie te doen toekomen aan de Nederlandse regering en aan de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal; En gaan over tot de orde van de dag!’ Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Naar aanleiding van de Zembla-uitzending over metam-natrium bleek dat er nog veel onduidelijkheid was over taken en verantwoordelijkheden en mensen werden van de gemeente via de provincie naar het Rijk verwezen en weer terug. Het advies van Gezondheidsraad zegt drie dingen over het beperken van het gebruik van metam-natrium. De eerste is om de Tweede Kamer en de regering op te roepen om daar zo snel mogelijk een einde aan te maken en geen ontheffing meer te verlenen. Nou, dat is ook verwoord in motie 1. Het tweede advies van de Gezondheidsraad is dat overheden zelf maatregelen treffen, bijvoorbeeld door gemeenten alsnog aan te sporen – voor zover dat al niet gedaan is – om bijvoorbeeld spuitvrije of teeltvrije zones in te stellen en die ook vast te leggen in de omgevingsplannen. In Zeeland is een vergelijkbare motie ingediend en die is ondersteund door de Partij van de Arbeid, de SP, D66, de PVV én GroenLinks en ik wil graag deze provincie ook oproepen om dat te doen. De VOORZITTER: Dat is de motie met nummer 2 met als titel ‘Verbod metam-natrium in Groningen’ en wordt ingediend door de fractie van de Partij voor de Dieren: Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 12 maart 2014, Constaterende dat er grote onrust is onder omwonenden over gezondheidsrisico’s door het gebruik van het ontsmettingsmiddel metam-natrium (merknaam: Monam Cleanstart) bij de teelt van met name lelies en pootaardappelen in de provincie Groningen; het middel metam-natrium zwaar toxisch is en ernstige gezondheidsproblemen kan veroorzaken bij zowel de gebruikers als bij omwonenden en passanten; het middel door de Europese Commissie in 2010 op de lijst van verboden middelen is geplaatst; de Nederlandse regering een ontheffing op dit verbod heeft aangevraagd en gekregen tot 31 december 2014;
34
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 12 maart 2014
er aanwijzingen zijn dat ook voor 2015 een ontheffing aangevraagd gaat worden; het college van GS in Groningen heeft toegezegd om de regering op te roepen om geen nieuwe ontheffing aan te vragen voor 2015; Overwegende dat SCoFCAH, het permanent comité voor voedselveiligheid en diergezondheid van de Europese Commissie, metam-natrium op de Annex I-lijst heeft geplaatst, waardoor het middel ook na 2014 behouden blijft voor gebruik; LTO Nederland mogelijkheden voor verruimen van gebruik van metam-natrium toejuicht en vrijwillige beperking van het middel niet aannemelijk is; Rijk, provincie en gemeenten verschillende instrumenten hebben om het gebruik van metamnatrium te verbieden of te beperken; het wenselijk is dat de provincie Groningen, vooruitlopend op een reactie van de regering, zelf maatregelen treft; Spreken als hun mening uit dat / Verzoeken / Roepen / Dragen het College van Gedeputeerde Staten (op) om 1. te onderzoeken welke instrumenten beschikbaar zijn voor de provincie Groningen om het gebruik van gifstoffen in de landbouw in te perken; 2. dit zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk vóór oktober 2014, terug te koppelen aan Provinciale Staten; En gaan over tot de orde van de dag!’ Ja, bij de bespreking van deze motie beschouw ik maar even als beperkt tot het onderwerp zelf. Het kan een heel debat oproepen, al deze dingen. Dus houdt u het even bij dat ene puntje waar het gaat om dat specifieke middelen en de ontheffing. Want anders dan hebben we een compleet debat over het gebruik van gifstoffen in de landbouw, dat lijkt me een iets te breed debat en dat hoort hier nu niet thuis en dat hebt u ook zo afgesproken met elkaar. Akkoord? Dan kunt u daar in die geest even toegespitst een verklaring over afleggen. Dit was motie met nummer 2. Gaat u voort. Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Het derde advies van de Gezondheidsraad betrof transparantie over het gebruik: dus een goede klachtenregeling maar ook een melding vooraf van gifgebruik in plaats van – zoals nu vaak gebeurt – achteraf. Daarvoor dienen wij een volgende motie in. De VOORZITTER: Dat is de motie met nummer 3 met als titel ‘Meldpicht metam-natrium in Groningen’ en wordt ingediend door de fractie van de Partij voor de Dieren: Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 12 maart 2014, Constaterende dat er grote onrust is onder omwonenden over gezondheidsrisico’s door het gebruik van het ontsmettingsmiddel metam-natrium (merknaam: Monam Cleanstart) bij de teelt van met name lelies en pootaardappelen in de provincie Groningen; het middel metam-natrium zwaar toxisch is en ernstige gezondheidsproblemen kan veroorzaken bij zowel de gebruikers als bij omwonenden en passanten; het middel door de Europese Commissie in 2010 op de lijst van verboden middelen is geplaatst; de Nederlandse regering een ontheffing op dit verbod heeft aangevraagd en gekregen tot 31 december 2014; er aanwijzingen zijn dat ook voor 2015 een ontheffing aangevraagd gaat worden; het college van GS in Groningen heeft toegezegd om de regering op te roepen om geen nieuwe ontheffing aan te vragen voor 2015; Overwegende dat het wenselijk is om omwonenden en passanten vroegtijdig te informeren; Spreken als hun mening uit dat / Verzoeken / Roepen / Dragen het College van Gedeputeerde Staten (op) om 1. in overleg met LTO Noord een aankondigingsplicht voor het gebruik van metam-natrium in te stellen door het plaatsen van borden in de omgeving; 2. de locaties en tijdstippen waar metam-natrium wordt gebruikt, vooraf aan te kondigen via de provinciale mededelingen in de huis-aan-huisbladen en de website; En gaan over tot de orde van de dag!’
35
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 12 maart 2014
Ook hiervoor geldt hetzelfde: even heel erg toespitsen op de kwestie van dat middel. Voor ik het weet zit ik in een veel breder debat en dat doe ik gewoon niet. Dan moet het maar terug naar de commissie. Gaat uw gang, mevrouw Hazekamp. Mevrouw HAZEKAMP (PvdD): Ik hoop dat deze Staten in ieder geval alles in het werk zullen stellen om ook deze motie te zien als een soort oproep en/of een aansporing in plaats van het daadwerkelijk nu gaan regelen. Maar doel is te onderzoeken om te kijken wat de mogelijkheden zijn om het middel aan banden te leggen. De VOORZITTER: Dan krijgen nu alle fracties de gelegenheid, niet om het debat te voeren maar om een korte verklaring af te leggen. Alles wat u gehoord hebt en waarvan u denkt dat het tot een debat leidt, mag u negeren. U moet zich echt concentreren op de afspraken die u gemaakt hebt. Sorry dat ik dat zo helder en zo strak zeg, maar ik ben zelf verrast door het feit dat er meerdere moties zijn – die zijn wel heel kort van tevoren aangekondigd bij het debat. Maar het was niet wat in gehoord had in het presidium, het is ook niet wat ik daarna gehoord heb. En dat maakt wel lastig dat als je tegelijk de afspraak maakt dat je geen debat met elkaar erover voert, maar even kort een verklaring aflegt. Dus wil ik maar even praktisch oplossen nu in die geest. En dan kom ik als eerste – ik heb GroenLinks gehad – bij de PvdA. De heer BATTERMAN (PvdA): Een korte stemverklaring van mijn kant: wij moeten die gifzooi hier niet en vandaar dat wij onze handtekening onder motie 1 hebben gezet. En die motie is wat ons betreft voldoende, daarmee zijn die andere twee moties overbodig. Mevrouw WULFSE (VVD): De VVD vindt – zoals wij ook al in de commissie hebben aangegeven – dat we als provincie geen eigen beleid moeten voeren op landelijke regels, dus gewasbeschermingsbeleid hier afspreken. Bovendien heeft de staatssecretaris een maand geleden een uitgebreide brief gestuurd en die is bezig met maatregelen om de bevolking te beschermen – blootstellingsreductiemaatregelen, heten die. En dat vinden wij voldoende, wij ondersteunen daarom die drie moties niet. De heer MASTENBROEK (SP): Hoewel de eerste motie wel weer een oproep-naar-Den-Haag’achtig karakter heeft natuurlijk, steunen wij die wel. De motie over het onderzoeken naar de mogelijkheden vinden wij ook een goede. Er wordt niet helemaal duidelijk wat die mogelijkheden zouden kunnen zijn, maar die onderzoeken lijkt ons goed. Ten aanzien van de motie over de meldplicht kan ik me voorstellen dat de publicatie op de website en een plaatsing in de huis-aan-huisbladen misschien wat ver gaat, maar de strekking van de motie en in ieder geval ter plaatse kenbaar maken, lijkt ons een heel goed idee. Dus wij steunen die motie met die kanttekening ook. De heer KNEGT (CDA): Wij gaan niet mee in de moties, zeker niet in de motie die oproept tot een verbod. We vinden dat GS er goed mee omgaat en de staatssecretaris. En wij vinden ten principale dat voor een verbodsmotie een bredere afweging moet worden gemaakt, waarbij we ook het sectorbelang betrekken. Mevrouw DE GRAAF (D66): Nou het is duidelijk: wij zijn mede-indiener van de eerste motie, dus in dat kader geen verlenging van de vrijstelling voor het bestrijdingsmiddel en dat onderschrijven wij in hoge mate. De andere twee moties vragen dermate veel dat wij die geen van beide zullen steunen. De heer VAN KESTEREN (PVV): Zowel Groningen als Den Haag is goed bezig als het gaat om de volksgezondheid. De staatssecretaris heeft ook allang een lijn uitgezet die wij ook kunnen volgen. Dat vertrouwen moeten we hebben en ik sluit me daarbij ook aan bij wat het CDA en de VVD daarover hebben gezegd. Mevrouw VAN DER GRAAF (ChristenUnie): Enerzijds leeft in onze fractie de gedachte dat we vanuit het oogpunt van volksgezondheid, schade voor het milieu en eventueel andere onbekende gevolgen voorzichtig moeten omgaan met bestrijdingsmiddelen en erkennen we de zorgen die er leven. Maar anderzijds leeft er bij ons ook de gedachte dat het een gegeven is dat er geen veilige alternatieven voorhanden zijn voor de bestrijding en dat vrijstellingen worden verleend onder strikte voorwaarden.
36
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 12 maart 2014
De aanpak van de staatssecretaris vinden wij zeer afgewogen met oog voor de sector, maar vooral ook oog voor de belangen van de omwonenden. Zij stelt daarbij ook een aantal maatregelen voor. Die aanpak is in onze ogen goed, de constructieve opstelling van het College hier in Groningen daarbij steunen wij daarbij ook. Daarom is er voor ons geen aanleiding om steun te verlenen aan de moties. De heer VEERENHUIS-LENS (Vrij Mandaat): Ik zal alle drie moties steunen. De VOORZITTER: Dan ben ik bij het College, de heer Staghouwer. Zelfde redenering, zelfde tijdsbestek, zelfde manier van toespitsen graag, ook van u. De heer STAGHOUWER (gedeputeerde): Ik de motie nog niet bij mij, maar ik ken wel de inhoud daarvan inmiddels: die is van tevoren al gewisseld. Wij hebben uitgebreid dit onderwerp in de commissie besproken. Ik heb ook gezegd, gehoord ook de argumenten in de commissie, dat ik bereid ben om een brief te sturen naar de staatssecretaris. U wilt daar graag een motie aan verbinden en daarvan heb ik ook gezegd die te ondersteunen als u die op deze wijze wil. Ik heb ook uitgelegd in de commissie onder welke strikte voorwaarden het middel gebruikt wordt. Ik heb ook gezegd – ik herhaal het nog maar een keer – dat het niet zo is dat het middel zomaar gebruikt mag worden. Dat kan alleen onder strikte voorwaarden, waaronder controle door het NVWA. En daarom zit ik ook met de twee moties van de Partij voor de Dieren wat in mijn maag. Want daarin wordt een aantal zaken naar mijn kant opgeroepen waar ik niet aan kan voldoen. Ik heb mijn verantwoordelijkheid als lid van het College en in die verantwoordelijkheid wil ik ook alles doen wat in mijn macht ligt. Maar ik kan niet op het moment dat onder strikte voorwaarden gespoten mag worden, gebruik gemaakt mag worden van het middel om de grond te ontsmetten – eens in de vijf jaar – daar dan een extra regeling overheen zetten waarin mij opgeroepen wordt om het te melden via de website of het plaatsen van borden. En dat geldt ook voor de andere motie. Dus u roept mij op om het kort te houden: die eerste motie wil ik graag ter kennisneming van de staatssecretaris brengen met een brief van mij erbij en ik heb ook aangekondigd dat ik bereid ben om daarover met haar in gesprek te gaan – ook dat wil ik u toezeggen. Maar geef mij dan ook even de ruimte en de mogelijkheden en dwing mij niet tot zaken waartoe ik niet bevoegd ben. Dan nog even een intermezzo met uw welnemen. Bij mijn aantreden tien maanden geleden hebt u mij gedeputeerde Bijzaken gemaakt en ik heb u weer daarvan de afgelopen maand een brief doen toekomen met de acties die daaruit gevolgd zijn. Dat heeft geleid tot een goed overleg met de verschillende partijen en ook tot een maatregelenpakket. U hebt kunnen lezen dat wij daarvoor een bedrag van 46.000 euro beschikbaar hebben gesteld, waarmee wij hopen dat toch dat beestje, de bij, aan het begin van de keten op een goede manier geborgd kan worden. U hebt mij en het College iets opgedragen, maar nu ga ik u iets opdragen. Want u kunt wel óns verantwoordelijk maken, maar u bent ook zelf verantwoordelijk. U krijgt zometeen een zakje met zaaimengsel, specifiek aantrekkelijk voor bijen. Als u dat allemaal via de aanwijzingen achterop keurig netjes zaait, dan weet ik zeker dat de bijenstand in 2014 zal toenemen. [Applaus.] De VOORZITTER: De zakjes worden uitgedeeld. We gaan ondertussen even kijken wat de helft plus 1 is zometeen bij de stemmingen. Waar er is een aantal leden ondertussen weggegaan en ik heb bij de stemmingen te maken met het aantal aanwezige leden. Dus de griffier probeert nu even te bepalen wat de meerderheid is in deze Staten zometeen bij de stemmingen. Ik krijg nu de uitslag door van de griffier: bij 19 staken de stemmen, bij 20 en meer is een motie aangenomen. Dus daar zullen we zometeen even rekening mee houden en dus zullen we zometeen even precies het aantal opgestoken handen moeten tellen. De heer MIEDEMA (GroenLinks): Mogen wij nog een heel korte stemverklaring doen bij de moties 2 en 3? Die gelegenheid hebben wij nog niet gehad, namelijk. De VOORZITTER: Absoluut mag u dat. Doet u dat maar. De heer MIEDEMA (GroenLinks): Motie 2 zal de fractie van GroenLinks steunen – weliswaar zijn de middelen van de provincie beperkt, maar wat ons betreft wordt ook daaronder verstaan het stimuleren van alternatieven voor het gebruik van dit middel en dan kunnen wij die motie steunen.
37
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 12 maart 2014
Motie 3 kunnen wij niet steunen: volgens ons is inderdaad de uitleg van de gedeputeerde dat de provincie niet bevoegd is om een meldingsplicht in te stellen. Dat wordt hierin dus wel gevraagd, dus daarom kunnen wij er niet mee instemmen. Wat ons betreft wordt wel gevraagd om daar vrijwillig met LTO iets te regelen, zodat ze het wel gaan melden als ze dat middel willen gebruiken. De VOORZITTER: Nog anderen met een stemverklaring? Niet? Dan zijn we bij de stemmingen. We gaan naar motie 1. Wie is daarvóór? Dat zijn de fracties van de Partij van de Arbeid, de SP, GroenLinks, D66, Vrij Mandaat en de Partij voor de Dieren. En de tegenstemmers? Dat zijn de VVD, het CDA, de ChristenUnie en de PVV. Daarmee is de motie aangenomen. Ben ik bij motie nummer 2. Wie is daarvóór? De fracties van de Partij voor de Dieren, de SP, GroenLinks en Vrij Mandaat. Wie is daartegen? De PvdA, de VVD, het CDA, de ChristenUnie, D66 en de PVV. Daarmee is deze motie verworpen. En dan ben ik bij motie nummer 3. Wie is daarvóór? De SP, de Partij voor de Dieren en Vrij Mandaat. Wie stemt tegen? De PvdA, GroenLinks, D66, de PVV, de VVD, de ChristenUnie en het CDA. Dan is die motie verworpen.
4.
Hamerstukken
B-stukken Voorgesteld wordt de volgende stukken voor kennisgeving aan te nemen:
B.1 Voordracht van Gedeputeerde Staten van 21 januari 2014, nr. 21 januari 2014, nr. 201402403, VV, betreffende het vervolg van het RSP project Verbetering busverbinding corridor West (nummer 4/2014) Zonder beraadslaging of stemming ter kennisgeving aangenomen.
B.2 Voordracht van Gedeputeerde Staten van 28 januari 2014, nr. 2014-01616, OM, ter vaststelling van de reikwijdte en het detailniveau voor het plan-milieueffectrapport (MER) ‘Droge Voeten 2050’ (nummer 5/2014) Zonder beraadslaging of stemming ter kennisgeving aangenomen.
B.3 Voordracht van Gedeputeerde Staten van 28 januari 2014, nr. 2014-03713, VV aan Provinciale Staten van Groningen betreffende het RSP-project Facelift Noordelijke Stations (nummer 6/2014) Zonder beraadslaging of stemming ter kennisgeving aangenomen.
B.4 Voordracht van Gedeputeerde Staten van 18 februari 2014, nr. 2014-07514, ECP, ter consultatie van Provinciale Staten over het principebesluit van Gedeputeerde Staten om het project IT Academy Noord-Nederland te subsidiëren (nummer 10/2014) Zonder beraadslaging of stemming ter kennisgeving aangenomen.
B5. Bekrachtiging geheimhouding van een tweetal bijlagen bij de voordracht van GS van 4 maart 2014, nr. 2014-08312, ECP, over de voorgenomen verkoop van Attero (nummer 11/2014), te weten: - Offer, Sale and Purchase Agreement (SPA) van 5 februari 2014; - Fairness Opinion Letter van ABN-AMRO van 15 januari 2014. (agendering van de voordracht is voorzien in de statencommissie BFE van 2 april 2014) Zonder beraadslaging of stemming ter kennisgeving aangenomen.
38
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 12 maart 2014
5.
Ingekomen brieven
a. Ingekomen brieven van Gedeputeerde Staten (zgn. C-stukken) Voorgesteld wordt de volgende stukken voor kennisgeving aan te nemen: 1. Brief van Gedeputeerde Staten van 18 december 2013, nr. 2013-45-527/51/A.16, PPM, betreffende Mid Term Review Energy Valley; 2. De brief van Gedeputeerde Staten van 21 januari 2014, nr. 2014-02845/4/A.10, ECP betreffende SP-fractie inzake initiatiefvoorstel, d.d. 26 juni 2013, om te komen tot een provinciale Investeringsof kredietbank; 3. Brief van Gedeputeerde Staten van 21 januari 2014, nr. 2014-02345/4/A.9, RS betreffende agrarische schaalvergroting en het Groninger Verdienmodel; 4. Brief van Gedeputeerde Staten van 22 januari 2014, nr. 2014-01590/4/A.11, LGW, betreffende plannen van aanpak regionale waterkeringen. 5. Brief van Gedeputeerde Staten van 22 januari 2014, nr. 2013-57.092/4, POI betreffende circulaire BZK en Koninkrijksrelaties betreffende vergoedingen leden gedeputeerde staten, leden provinciale staten en commissieleden; 6. Brief van Gedeputeerde Staten van 6 februari 2014, nr. 2014-06069/6/V2, PPM betreffende aanvullend advies visitatiecommissie-herindeling De Compagnie en Oost-Groningen; 7. Brief van Gedeputeerde Staten van 13 februari 2014, nr. 2014-06436/7/A.17, JGD, betreffende informatie over werkwijze provincie in kader transitie jeugdzorg; Zonder beraadslaging of stemming ter kennisgeving aangenomen. b. Ingekomen stukken van derden Rubriek A Voorgesteld wordt de volgende stukken van derden voor kennisgeving aan te nemen: 1. Brief van de heer J.P. Langen, fractievoorzitter VUK, d.d. 30 januari 2014, betreffende windmolens langs N33 in Veendam en Menterwolde; 2. Afschrift brief van Natuurmonumenten d.d. 4 februari 2014, betreffende uniforme en volledige uitvoering van het Ganzenakkoord; 3. Brief van ministerie van BZK d.d. 18 februari 2014, betreffende aandachtspunten financieel toezicht 2015; 4. E-mail van de heer Höfkes VVD-raadslid te Bronckhorst, d.d. 19 februari 2014, betreffende verzoek aanpassing woonvisie, aanvulling; 5. Brief van prof. (em) ir. E. Horvat te Rotterdam, d.d. 24 februari 2014, betreffende aardbevingsrisico Groningen; 6. Het jaar van Max 2013, betreffende een terugblik van de CdK op de bijzondere gebeurtenissen in 2013; 7. Afschrift brief aan Qbuzz van de heer Firet te Marum, d.d. 27 februari 2014, betreffende klacht foutieve halte OV-chipkaart; 8. E-mail + pamflet van de heer De Munck van Oldambtwindmolenvrij.nl d.d. 28 februari 2014, betreffende onjuist en onvolledige informatie aan burgers over windmolens; 9. E-mail van de familie Munneke-Bos te Krewerd, d.d. 2 maart 2014, betreffende wijze schadeafhandeling NAM; 10. Brief van de Vereniging Groen Noordenveld, d.d. 5 maart 2014, betreffende actualisatie Regiovisie - reactie op samenwerking; 11. Brief van de heer Beijen namens Tunnel Overleg Laanhuizen, d.d. 10 maart 2014, over de betrokkenheid van burgers bij de besluitvorming over een tunnel in de Paterswoldseweg. Zonder beraadslaging of stemming ter kennisgeving aangenomen.
39
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 12 maart 2014
Rubriek B Voorgesteld wordt om de volgende stukken in handen te stellen van de Statencommissies: Bestuur, Financiën en Economie: 1. Brief van de heer Klatter, fractievoorzitter CDA Bellingwedde, d.d. 5 februari 2014, betreffende standpunt over samenwerking met Stadskanaal (reeds in handen gesteld); 2. Brief van de burgemeesters van Bellingwedde en Vlagtwedde, d.d. 24 februari 2014, betreffende kwalificatie ‘zwaarwegend advies’; 3. Afschrift brief van B&W Menterwolde aan college van GS, d.d. 25 februari 2014, betreffende opschorting oordeel over aanvullend advies herindeling. Welzijn, Cultuur, Wonen en Leefbaarheid: 1. Brief van de heer Bos namens de stuurgroep Jeugdzorg, d.d. 17 februari 2014, betreffende nadere duiding brief Stuurgroep Jeugdzorg d.d. 22 november 2013 (reeds in handen gesteld). Grote Projecten: 1. Brief van de heer Van den Heuvel te Groningen, d.d. 7 maart 2014, betreffende reactie op financiële consequenties Aanpak Ring-Zuid. Zonder beraadslaging of stemming wordt ingestemd met de voorstellen. Rubriek C Voorgesteld wordt om de volgende stukken in handen te stellen van Gedeputeerde Staten: 1. Brief van de heer O.G. Brink te Bedum, d.d. 3 maart 2014, betreffende reactie op beperkende voorwaarden duurzaamheidslening; 2. Initiatiefvoorstel CDA en SP d.d. 6 maart 2014, inzake financiering Midden- en Kleinbedrijf in Groningen (agendering is voorzien in de statencommissie BFE in combinatie met de reactie van GS). Zonder beraadslaging of stemming wordt ingestemd met de voorstellen. Rubriek D Voorgesteld wordt om de volgende stukken in handen te stellen van de commissie Rechtsbescherming: 1. Brief d.d. 13 januari 2014, betreffende voetgangersbruggetje. Zonder beraadslaging of stemming wordt ingestemd met het voorstel. Rubriek E Voorgesteld wordt om de volgende stukken in handen te stellen van de Statenfracties: 1. Brief van het Presidium van de gemeenteraad van Groningen, d.d. 24 januari 2014, betreffende gesprek herindeling (reeds in handen gesteld). Zonder beraadslaging of stemming wordt ingestemd met het voorstel.
6.
Notulen van de vergaderingen van Provinciale Staten van 8 januari en 29 januari 2014
De VOORZITTER: De notulen van de vergadering van 5 februari zijn deze week naar u opgestuurd ter beoordeling. Vaststelling van deze notulen geschiedt in de volgende Statenvergadering, zodat u ze allemaal uitvoerig en nauwkeurig kunt bestuderen. Zonder beraadslaging of stemming vastgesteld.
7.
Kortetermijnagenda volgende cyclus commissievergaderingen
De VOORZITTER: De titel van dit agendapunt slaat ook een beetje op het kopje ‘nieuwe werkwijze’. Over de werkwijze van die kortetermijnagenda bent u door de griffie geïnformeerd. We hebben eerder
40
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 12 maart 2014
hierover afspraken gemaakt in het presidium. En afspraak is dat dit voortaan in de vergadering een hamerstuk is. Zonder beraadslaging of stemming vastgesteld.
8.
Vacature plaatsvervangend voorzitter commissie Grote Projecten
De VOORZITTER: We hebben nog een vacante positie in te vullen binnen de commissie Grote Projecten en dan gaat het om de functie van plaatsvervangend voorzitter. Het presidium draagt de heer Zwertbroek voor als kandidaat voor deze functie. Daarvoor kunnen we natuurlijk stembriefjes uitdelen et cetera et cetera, maar we kunnen ook bij acclamatie constateren dat er geen andere kandidaat is. Maar dat moet ik even zien: is er geen andere tegenkandidaat? Er is geen andere tegenkandidaat. Dan stel ik voor bij acclamatie te werken. Is dat akkoord? Bij dezen. Zonder beraadslaging of stemming wordt ingestemd met het voorstel.
9.
Sluiting
De VOORZITTER: Daarmee ben ik bij de sluiting. Het is nog eventjes mooi weer, dus ik zou zeggen: geniet ervan. Ik wens u allen wel thuis (15.06 uur).
41
Provinciale Staten van Groningen vergadering van 12 maart 2014
BIJLAGE – AMENDEMENTEN AGENDAPUNT A.3 Amendement A1 ‘Structuurversterkend MKB’ (ingediend door de fracties ChristenUnie, D66, PvdA en VVD) Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 12 maart 2014 ter behandeling van Uitgangspunten revolverend fonds bij agendapunt A.3 Besluiten het bij de voordracht behorende ontwerpbesluit onder 1 te wijzigen, zodat deze komt te luiden als volgt: 2. In te stemmen met de uitgangspunten van het revolverend fonds voor structuurversterkende Groninger MKB-bedrijven zoals beschreven in de bijlage bij dit besluit en hiervoor 50 miljoen euro te reserveren uit de algemene middelen (bestemmingsreserve compensatie dividend Essent) en voorts de betreffende passages of verwijzingen in de onderhavige voordracht, voor zover van toepassing, overeenkomstig te wijzigen. Toelichting: De reden om ‘stuwend’ te vervangen door ‘structuurversterkend’ is om meer bedrijven de kans te geven om een structurele bijdrage te leveren aan de versterking van de economie in de provincie Groningen. We beogen hierbij innovatieve ontwikkelingen zoals genoemd in de voordracht, waarbij bedrijven nu of in de toekomst een substantiële omzet halen van de buiten de provincie. ‘Structuurversterkend’ definiëren we als: bevorderen van de werkgelegenheid én innovatief én nieuwe kansrijke bedrijvigheid.
42