Verslag van de extra vergadering van de Statencommissie Landschap, Water en Milieu, gehouden op woensdag 9 februari 2005 van 9.00 uur tot 11.46 uur in de Statenzaal van het Provinciehuis te Groningen. Aanwezige leden: dhr A. Maarsingh (voorzitter, CDA), dhr A.A. van Dam (CDA), mw J.M. Drees (PvdA), dhr D. Bultje (PvdA), dhr E.J. Luitjens (VVD), mw I.S. Bulk (SP), mw Gräper-Van Koolwijk (D66), dhr H. Hemmes (SP), mw A.F. Bos (GroenLinks), dhr H.C. Moll (GroenLinks), dhr J. Roggema (ChristenUnie), dhr R. Stevens (plv. lid, ChristenUnie), mw D.J. Hoekzema-Buist (PvhN), dhr T.J. Zanen (PvhN). Afwezig: dhr W. Haasken (VVD), dhr J. Hilverts (ChristenUnie), dhr L. Meijndert (CDA), dhr K.J. Havinga (PvdA), dhr J.W. Veluwenkamp (PvdA), mw N. Gerritsen (secretaris) Voorts aanwezig: dhr T.A. Musschenga (gedeputeerde), dhr Hoven (bestuurslid Dagelijks Bestuur Waterschap Noorderzijlvest), mw N.R. Boelens (ambtelijke bijstand), dhr D. Sennema (plaatsvervangend secretaris), dhr Th. Poggemeier (Verslagbureau Groningen, verslag). 1.
Opening en regeling van de werkzaamheden
De voorzitter opent de vergadering en heet de leden van de commissie van harte welkom op deze extra vergadering. In het bijzonder begroet hij dhr Musschenga, lid van het College van GS en dhr Hoven, lid van het dagelijks bestuur van het waterschap Noorderzijlvest en voorts de ambtelijke ondersteuning, de belangstellenden en de media. Als voorzitter van deze commissie heeft dhr Maarsingh eergisteren het initiatief genomen om de commissie bij elkaar te roepen over het onderwerp dat momenteel actueel is: de rioolpersleiding die tot eind 1979 dienst heeft gedaan voor het transport van het rioolwater van de gemeente Groningen naar de Eems. Vrijdagavond (4 februari 2005) werden de leden van de commissie door de gedeputeerde geïnformeerd over een artikel dat de volgende dag zou verschijnen in het Dagblad van Het Noorden. Het was goed dat dit is gebeurd want anders zou men de volgende dag zeer geschrokken zijn bij lezing van het betreffende artikel. Echter, dezelfde krant stond op maandag weer vol met het dossier ‘smeerpijp’. Er werden allerlei opmerkingen gemaakt en vragen gesteld die tot grote onrust en onzekerheid zouden kunnen leiden. Dit was aanleiding voor dhr Maarsingh om zich als voorzitter van de commissie af te vragen wat hier precies aan de hand is. Is hier sprake van een tijdbom? Hoe staat het met de monitoring? Is het een smeerpijp? Wat is er aan de hand met PAK’s, kwik, peilbuizen, en vele zaken meer? Ondanks de vroegtijdige informatie van de gedeputeerde werd duidelijk dat deze kwestie sterk zou gaan spelen … Dhr Bultje (PvdA) vraagt de voorzitter of hij als voorzitter van de commissie deze bijeenkomst heeft bijeengeroepen. In het DvhN heeft dhr Maarsingh verklaard dat de burger recht heeft op extra monitoring. Dhr Bultje lijkt dit toch een duidelijke politieke uitspraak die eerder als lid van het CDA is gedaan dan als voorzitterschap van deze commissie. De voorzitter antwoordt dat hij dit zal meenemen in de opening. Ook hij werd bevraagd door de krant en heeft een aantal uitlatingen gedaan. Voorts behoort het tot de verantwoordelijkheid van de journalist om daar iets uit te pikken. Hijzelf heeft geen vragen gesteld en zal dit deze ochtend ook niet doen. Hij heeft zojuist alleen willen aangeven wat de reden is geweest van het bijeenroepen van de commissie. Van belang is dat de commissie geïnformeerd wordt over de actuele stand van zaken. De voorzitter stelt de commissie voor om allereerst de gedeputeerde, die al of niet wordt bijgestaan door de heer Hoven, het woord te geven om uit te leggen wat er nu precies aan de hand is. Na de uitleg kan verder worden gediscussieerd. De voorzitter vraagt of de commissie akkoord gaat met deze orde.
1
De commissie gaat akkoord met het voorstel van de voorzitter. 2. De rioolwaterpersleiding tussen de stad Groningen en Delfzijl, een stand van zaken. Dhr Musschenga (gedeputeerde) dankt de voorzitter en de commissie voor het feit dat een bijeenkomst op zo korte termijn belegd kon worden, want deze kwestie vereist spoedoverleg. Dat betekent dat het goed is dat uitleg wordt gegeven over hoe de zaak er voor staat en inzicht wordt verworven in wat er wel en niet is gebeurd en hoe het College daar tegenaan kijkt. De gedeputeerde maakt daarbij dankbaar gebruik van de informatie die het waterschap hierbij inbrengt. Vrijdagavond is een e-mail verstuurd. Dat is geen alledaagse gewoonte. De gedeputeerde geeft aan dat op tijd informatie moest worden gegeven in verband met het opzien dat het krantenartikel zou gaan baren. De Staten moest duidelijk worden gemaakt dat deze zaak voor het College prioriteit heeft en dat er expliciete aandacht aan wordt besteed. Dat is overigens niet de eerste keer bij milieukwesties. Eerder zijn er ook zaken aan de orde geweest naar aanleiding waarvan adequaat is opgetreden. Dhr Musschenga geeft hierna eerst een chronologisch overzicht van de ontwikkelingen rond de rioolpersleiding. Dit zal verhelderend zijn en daarna zullen de vragen worden beantwoord. In 1926 is door de gemeente Groningen een rioolwaterpersleiding tussen de stad Groningen en Delfzijl aangelegd die heeft gefunctioneerd tot 1979. In 1987 is de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) gebouwd bij Garmerwolde en heeft de provincie de persleiding over genomen van de gemeente. Deze leiding bestaat uit een dikwandige buis met een diameter van 1 meter en een lengte van 27 km. De leiding is zorgvuldig gefundeerd met behulp van kespen, zijnde houten funderingspalen. Bovendien loopt de pijp door een stabiel zeekleigebied. In 1980 is de persleiding op negen plaatsen onderbroken als gevolg van diverse factoren, zoals wegenaanleg, sluizen, leidingsleuven en andere kunstwerken. Deze onderbrekingen zijn gedicht met betonproppen. In 1990 is in opdracht van de provincie een bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van de negen onderbrekingen met het doel om na te gaan of bodemverontreiniging van grondwater en slib is opgetreden met kwik, arseen en andere stoffen. Uit de resultaten blijkt dat slechts ter plaatse van Ruischerbrug een matig verhoogd gehalte aan poly-aromatische koolwaterstofverbindingen (PAK’s) en kwik in een bodemlaag van twee tot drie meter minus maaiveld, aanwezig was. Ook het gehalte aan extraheerbare organochloorverbindingen (EOCL) was verhoogd. De oorzaak van de PAKverontreiniging werd vermoedelijk veroorzaakt door het dempen van een sloot met olieen teerhoudende producten. De verhoogde waarden aan kwik en EOCL kunnen zijn veroorzaakt door (lekkage van) de persleiding. Bij de overige monsterpunten werden geen verhoogde waarden vastgesteld. De conclusie luidde dat geen verhoogd risico voor de volksgezondheid aanwezig was. Het toenmalig College van GS heeft geoordeeld overeenkomstig de aanbevelingen uit het onderzoek dat verder onderzoek niet nodig was, behalve bij Ruischerbrug en bij toekomstige werkzaamheden aan de persleiding, waarvoor wel verhoogde inzet nodig was. GS hebben als vervolg op dit onderzoek een voorstel ingediend bij het ministerie van VROM. Er bestonden toen bodemsaneringsprogramma’s op grond waarvan gelden verkregen konden worden om bepaalde zaken aan te pakken. Volgens GS zou de pijpleiding kunnen blijven liggen, maar de inhoud moest worden verwijderd. VROM reageerde dat op grond van de aangeleverde rapportage niet geconcludeerd kon worden dat er sprake was van ernstige gevaren voor de volksgezondheid of voor het milieu. Dat betekende dat op grond van de toenmalige interimwet bodemsanering (IBS) geen subsidie werd toegewezen en dat het verzoek niet werd gehonoreerd. In de jaren negentig heeft monitoring van de aanwezige peilbuizen plaatsgevonden in opdracht van het Zuiveringsschap Provincie Groningen (ZPG). Uit de betreffende onderzoeksresultaten blijkt dat er voor de provincie Groningen als bevoegd
2
gezag volgens de Wet bodembescherming (Wbb) geen aanleiding was om aanvullend onderzoek ter plaatse van onderzoekslocaties te verlangen. In 2000 gaat het ZPG op in het waterschap Noorderzijlvest, waarmee het waterschap eigenaar wordt van de leiding en de ondergrond. Na 2000 is er nog twee keer gemonitord, namelijk in 2001 en 2003. Deze gaven weer geen aanleiding tot vervolgacties richting waterschap, omdat de uitslagen overeenkomstig de voorgaande metingen waren. In de laatste meetronde van 2003 is geconstateerd dat een aantal peilbuizen die wel was geplaatst, niet meer is teruggevonden. Van die locaties zijn dus in 2003 geen onderzoeksresultaten beschikbaar. Er is geoordeeld dat gezien de wel verkregen analyse-uitslagen geen verder onderzoek nodig was naar de plaatsen waar de peilbuizen niet meer zijn teruggevonden. Er bleek een bestendige lijn in die uitslagen te bestaan. In 2005 zou er opnieuw met het waterschap worden gesproken om te bezien hoe de meetrondes in dat jaar uitgevoerd zouden moeten worden. Nu is het 2005 en dus zal de provincie met het waterschap om de tafel moeten om te bezien hoe de bemonsteringen uitgevoerd moeten worden. Dit overleg zal gezien de huidige situatie zeer spoedig plaatsvinden. Meetrondes uit de jaren negentig gaven soms verhoogde waarden die deels veroorzaakt kunnen zijn als gevolg van natuurlijke achtergrondwaarde – dit betreft bijvoorbeeld arseen – en deels door andersoortige verontreinigingen, zoals in het geval van de PAK’s en minerale oliën. Het TNO heeft toentertijd onderzoek uitgevoerd in de kustprovincies naar arseen. Gebleken is dat arseen van nature in de bodem aanwezig is. Resumerend stelt dhr Musschenga dat de analyseresultaten geen enkele reden tot ongerustheid gaven voor de volksgezondheid. Dat oordeel is mede ingegeven door de directe omgeving van de leiding, het stabiele zeekleipakket. Verspreidingsrisico’s zijn zeer gering. In 2003 is in verband met werkzaamheden 200 meter buis verwijderd. Daarbij is vastgesteld dat de kwaliteit van die buis over de betreffende lengte uitstekend was. Op basis van de tot op heden uitgevoerde onderzoeken is geen humane verspreiding te verwachten op de plaats van de onderzoekslocaties. Dat geldt ook voor eventuele ecologische risico’s. Hierbij is in chronologische volgorde gegeven hoe de afgelopen jaren vanaf 1926 in dezen is gehandeld en wat de toestand is in het jaar 2005. Bij confrontatie met de krantenartikelen begrijp je dat er al of niet terecht onrust ontstaat. Die onrust strekt zich uit naar de omgeving van de pijp. Er worden nu signalen afgegeven dat sloten borrelen of dat honden spontaan ontharen na een duik in bijliggende sloot. Het College neemt die signalen serieus en zaken zullen worden onderzocht. Dat is haar plicht als bevoegd gezag in het kader van bodemsanering en zo heeft zij ook altijd gehandeld. Er is een rapport opgesteld over een aantal verdachte plaatsen – 15.000 in totaal – waarvan er 4900 in de hoogste risicocategorie voorkomen waarvoor reeds plannen zijn opgesteld. Dit behoort eigenlijk tot hetzelfde stramien als nu actueel is bij meldingen van ongerustheid en mogelijke voorvallen. Het College heeft de plicht om die serieus te benaderen. De afgelopen dagen is het College intensiever in gesprek geraakt met het waterschap, de huidige eigenaar van deze leiding, om te bezien hoe het vervolgtraject zou moeten zijn en welke bemonsteringen en onderzoekingen moeten worden uitgevoerd. Hoewel er op dit moment geen indicaties zijn die duiden op volksgezondheidsrisico’s, wordt toch gemeend, gelet op de ontstane onrust, dat er reden aanwezig is om samen met het waterschap een nader onderzoek te doen naar de vraag of de gehanteerde onderzoeksmethodiek bij kan dragen tot de conclusies zoals gemeld. Er valt dan te denken aan de frequentie waarop onderzoek wordt gedaan, de locaties van monitoring, de onderzoeksmethode en daarnaast is het van belang om vooruit te kijken. Hoe een en ander gedurende de komende jaren zal verlopen, zal vanuit het College in overleg met het waterschap worden bestudeerd. Daarnaar zal nader onderzoek moeten worden verricht. Dat is niet nieuw, want dat is al eerder gebeurd op basis van een deelproject. Er worden dan nieuwe resultaten verkregen op basis van onderzoek naar de dan geformuleerde vraagstelling. Er is alle aanleiding om dit uit te voeren over de gehele lengte van de pijpleiding, waarvan overigens bekend is wat daarin zit. Daarover zal de heer Hoven meer kunnen vertellen. In 1989 zijn de Staten al eens geïnformeerd over de persleidingproblematiek. Er is toen onderzoek verricht. Het College staat op dit moment
3
op het standpunt dat na de kennisneming van de artikelen in de krant, van de dossiers en van de ongerustheid onder de bevolking, haar niets anders te doen staat dan te trachten om zowel zekerheden te krijgen over de afgelopen periode als voor de toekomst. Het College zal een en ander uitwerken en de commissie informeren over de concrete werkzaamheden en de tijdspanne waarin dat zal geschieden en op het moment dat er resultaten zijn, zullen die worden gecommuniceerd, zoals gebruikelijk is en zoals de commissie gewend is bij een aantal intensieve en grote projecten. Dan zal meningsvorming verder mogelijk zijn op basis van feiten en kan men nagaan wat er eventueel nog meer zou moeten gebeuren. Dit geeft in feite de wijze weer hoe het College thans tegen het dossier aankijkt en wil opereren met het oog op de toekomst. Daar is geen verhullend woord Frans bij. Het voorgaand relaas getuigt juist van een actieve houding van het College dat op transparante wijze bij de commissie zal terugkomen met de resultaten – aldus besluit de gedeputeerde zijn betoog. De voorzitter opent de discussie voor de eerste termijn en geeft het woord aan de woordvoerder van de Partij van de Arbeid. Dhr Bultje (PvdA) merkt op dat deze extra commissievergadering het gevolg is van een reeks artikelen in het Dagblad van het Noorden. Vanochtend nog stond op pag. 2 van De Volkskrant een stuk waarin de bewoners van de Ruischerbrug aan het woord komen onder de titel: “Kwik, arseen, met de vuilpijp is niets mis”. Dat was even schrikken, echter de politicus heeft een andere verantwoordelijkheid dan de journalist. Enerzijds dient het potentiële gevaar voor omwonenden serieus genomen te worden, maar anderzijds dient ook te worden voorkomen dat het gevoel van onbehagen bij omwoners groter is dan de situatie rechtvaardigt. De PvdA-fractie meent dat het van belang is dat informatie door het College wordt verstrekt aan de omwonenden. Het lijkt de fractie nuttig om een aantal informatiebijeenkomsten te beleggen langs het tracé van de buis. Dhr Bultje vraagt of de gedeputeerde de opvatting deelt dat de overheid de zeepkist op moet en of hij bereid is om dit te bevorderen. Voorts vraagt dhr Bultje zich af waarom de buis niet terug te vinden is op de digitale bodemkaart. In de brief van het College van 04 februari jl. staat dat het ZPG (Zuiveringschap Provincie Groningen) in 2000 overgegaan is naar het waterschap Noorderzijlvest en dat het waterschap daarmee eigenaar is geworden van de persleiding. Dhr Bultje vraagt of er bij die overgang extra maatregelen zijn genomen met betrekking tot die persleiding, zoals bijvoorbeeld afspraken over het onderhoud, financiële compensatie voor de buis en dergelijke. Heeft de gedeputeerde zicht op de toekomst van de gietijzeren pijp? Hoe groot is het risico dat de pijp doorroest? Zijn er bij het waterschap plannen om de pijp in de toekomst te verwijderen? Wat betreft de monitoring vraagt dhr Bultje wanneer de gedeputeerde duidelijkheid denkt te hebben over de nadere strategie en over eventuele nadere onderzoeken. Wordt er slechts onderzoek gedaan in de omgeving van de pijp of wordt de pijp zelf ook op meerdere plaatsen onderzocht? Tenslotte – om meerdere smeerpijpdossiers te voorkomen – vraagt hij of er nog meer van dit soort leidingen in de provincie liggen, onder wiens verantwoordelijkheid die vallen, en of er voldoende zicht is op de toestand van die eventuele leidingen. Dhr Van Dam (CDA) bedankt de gedeputeerde voor de uitvoerige informatie. Het is goed de historie te schetsen. Wat betreft de informatieverstrekking sluit hij zich aan bij de opmerkingen van de PvdA. Volgende week zal op 14 februari het Verdrag van Aarhus formeel in werking treden. Dat verdrag regelt de toegang van de burger op de informatievoorziening op milieugebied, het recht op inspraak bij de besluitvorming en de toegang tot de rechter. Overheden zijn op grond van dat verplicht tot het actief ter beschikking stellen van informatie over het milieu aan de burger. Dhr Van Dam denkt dat daarbij niet alleen feitelijke technische informatie behoort ten aanzien van methodiek, frequentie, plaats van onderzoek, etc., maar ook informatie over de betekenis daarvan en wat de risico’s zijn. Die informatie is ook voor de overheid zelf van belang. Het gaat niet slechts om geruststelling van de burger, maar ook om een betere argumentatie voor
4
het overheidshandelen. Dhr Van Dam vraagt of bij de informatieverstrekking goed wordt aangegeven wat een en ander betekent. Voorts geldt de vraag hoe die informatie wordt verstrekt. In het verleden is in Westerbroek informatie vertrekt inzake PPG tijdens een bijeenkomst in het dorpshuis. Er zijn ook andere methodes. Van belang is dat de geëigende methode wordt gekozen. Voorts wil ook de CDA-fractie weten welke afspraken precies zijn gemaakt bij de overgang van de pijp naar het waterschap. Tenslotte benadrukt dhr Van Dam dat helderheid voor de toekomst moet worden geboden en dat de burger inzicht en goede informatie moet worden gegeven. Daarbij is het van belang om signalen van de burgers serieus te behandelen. Dhr Van Dam benadrukt dat hij de gedeputeerde die toezegging heeft horen uitspreken en dat het van belang is om die toezegging goed vast te houden. Dhr Luitjens (VVD) merkt op dat de e-mail van vrijdagavond jl. hem wel zeer heeft bevreemd en hem heeft gewaarschuwd voor een uitzonderlijke situatie. Dat bleek inderdaad de volgende dag zo te zijn. Dhr Luitjens is dan ook tevreden dat die actie is ondernomen hetgeen geheel ligt in de lijn waarop de gedeputeerde met dit soort zaken omgaat. Hij merkt op dat het niet nodig is reeds gestelde vragen te herhalen, maar wat hem bevreemdde was de discussie of peilbuizen nu wel of niet teruggevonden konden worden. Uit de uitspraak van de gedeputeerde heeft hij begrepen dat ze niet terug gevonden konden worden, terwijl elders bleek dat dit wel het geval was. In de periode tot en met 2004 zouden alle verontreinigde plaatsen worden geïnventariseerd. Dhr Luitjens vraagt de gedeputeerde in te gaan op de kwestie hoe deze buis daarin is opgenomen en hoe deze is opgenomen in het programma voor de toekomst. Sanering van vervuilde bodems dient – zoals ook al is verklaard in 2001 – te geschieden tezamen met een andere golf van economische activiteit, omdat sanering alleen onbetaalbaar zou zijn. Dhr Luitjens kan zich goed voorstellen dat als er in de omgeving van de buis iets gaat gebeuren, men er zeer alert op dient te zijn om te formuleren wat er dan met de buis en de omgeving dient te gebeuren. De vergelijking dient zich aan met de situatie van een aantal jaren geleden rond Stadskanaal, Philips en een aantal vaten dat in een meer terecht was gekomen. Er speelden weliswaar andere verantwoordelijkheden dan nu het geval is, maar dhr Luitjens denkt dat een vergelijking op zijn plaats is als het erom gaat te bedenken hoe zo’n proces moet worden aangepakt. Niet zo zeer vanwege de technische informatie als wel vanwege het proces er omheen. Voor zover het gaat om het betrekken van aan- en omwonenden en belanghebbenden hebben ook dhr Bultje en dhr Van Dam gerefereerd aan het belang daarvan. De ongerustheid moet in ieder geval niet groter worden. Dhr Moll (GroenLinks) meent dat het goed is dat de provincie adequaat reageert op berichten uit de media. Hij voegt eraan toe dat het ook goed is, zoniet beter, als de provincie haar taken en verantwoordelijkheden altijd adequaat en verantwoord uitvoert. Dit is een vraag die vandaag aan de orde is en het zou goed zijn als op dat punt onzekerheden worden weggenomen. Dhr Moll geeft aan zijn verhaal te willen concentreren op de verantwoordelijkheden van de provincie en hoe daarmee is omgegaan en hoe daarmee in de toekomst moet worden omgegaan met betrekking tot de burger en het milieu. De pijp zelf. Deze is van hand tot hand gegaan. Ongeveer alle overheden zijn aan bod geweest en de provincie is daarin een tussenschakel geweest. Dhr Moll herinnert zich dat in de jaren negentig de statencommissie expliciet over deze buis heeft gesproken en dat ook toen de vraag aan de orde was in hoeverre het verantwoord was om deze pijp over te dragen. Ook de waterschappen stelden deze vraag. In dat kader heeft een politieke discussie plaatsgevonden en zijn expliciete afspraken gemaakt over de overdracht. Dhr Moll dacht ook in financiële zin en denkt dat het goed is dat uitgezocht wordt welke die afspraken precies waren. In ieder geval is de vraag die vandaag aan de orde is – wat is de toekomst van die pijp en wat is daarbij de rol van de provincie – ook toen aan de orde is geweest en naar de mening van de meerderheid van de Staten is er een goede invulling gegeven aan de verantwoordelijkheden en de risico’s die daarbij
5
horen. Nu ligt de pijp in handen van het waterschap en de stelling van dhr Moll is dat op grond van de historie beide andere partijen – zowel de gemeente als de provincie Groningen – weliswaar niet de formele verantwoordelijkheid, maar wel een stuk morele verantwoordelijkheid hebben om ervoor te zorgen dat deze zaak ook in de toekomst beheersbaar blijft en goed geregeld wordt. De tweede vraag is of er sprake is geweest van adequate controle. De gedeputeerde heeft uiteengezet wat op het gebied van de controle is gebeurd. Hij geeft aan dat ook andere overheden onvoldoende reden zagen om in te grijpen. Het gaat hier in bestuurlijk jargon om subtiele woorden waar burgers mogelijk niet veel wijzer van worden, maar bestuurders wel, maar aan de andere kant heeft dhr Moll het gevoel dat, ook door de pers, controlerapporten zijn bekeken. Er zijn feiten uit gedestilleerd. Zijn de feiten die in de pers zijn vermeld, onjuist? Of zijn de feiten juist en heeft de pers deze in een andere context geplaatst? Het is goed dat ook hier naar wordt gekeken en dat ook deze vragen worden beantwoord. De fractie van GroenLinks heeft wel de indruk gekregen dat de controle wel erg gefixeerd is geweest op de ‘doorbraken’. Het is uiteraard logisch dat dit de eerste plaatsen zijn waar problemen verwacht kunnen worden, maar als ook in het rapport staat dat de kwaliteit van de pijp aanleiding tot zorg gaf, en bekend is dat de levensduur van de pijp weliswaar aanzienlijk, maar eindig is, is voor de fractie van GroenLinks de vraag aan de orde of het dan ook niet goed is om de kwaliteit van de pijp als zodanig te controleren middels het nemen van steekproeven op plaatsen waar geen doorbraken zijn gerealiseerd. Zolang de pijp in tact is, is de inhoud daarvan geen bedreiging voor het milieu, maar zodra die barrière is geslecht, is het uiterst relevant wat de inhoud is van de pijp. De stukken geven daarvan niet een heel goed beeld. Dit geeft onzekerheid die dan uiteraard is gekoppeld aan de soliditeit van de pijp. Dhr Moll stelt voor om de controle niet alleen te richten op de plaatsen waar deze is doorbroken, maar op de pijp als geheel en voor zover mogelijk op de inhoud van de pijp, om op deze manier inzicht te krijgen in de drie factoren die bijdragen aan het risico. Dat inzicht is nodig om de vraag te beantwoorden hoe de pijp er zo snel mogelijk uitgehaald kan worden. Dit is eenvoudig gezegd, maar ingewikkelder om te doen, zowel financieel als technisch gezien. Die vraag is zeker relevant. Als het risico goed kan worden ingeschat, kan worden nagedacht over de vraag op welke termijn en in welk tempo die pijp kan worden weggehaald. Dhr Moll laat niet onvermeld dat zijn fractie het standpunt inneemt dat de pijp op een gegeven moment weggehaald moet worden. Of dat in 2006 of 2060 is, is een kwestie van keuze waarover gediscussieerd kan worden. Het idee dat die pijp daar eeuwig zou blijven liggen, is onvoorstelbaar, gegeven de mogelijke risico’s die aan de inhoud van de pijp zijn verbonden. De GroenLinks-fractie wil de komende tijd graag antwoord op deze vragen krijgen. Het laatste punt is hoe wordt omgegaan met het sociale gegeven. Het College spreekt over grote ongerustheid. Dat blijkt uit de pers. Dhr Moll vraagt of het College zelf de afgelopen dagen signalen van burgers heeft ontvangen. Voorts is hij het eens met alle andere fracties dat er aan de bevolking heel wat uit te leggen valt en dat de provincie dit ook zeker moet doen en dat de betreffende informatie gegeven moet worden in de context van de provinciale verantwoordelijkheden, te weten: (1) een morele verantwoordelijkheid verbonden aan het eigenaarschap in het verleden; (2) de verantwoordelijkheid voor het toezicht op de pijp; (3) de toekomst van de pijp, dat wil zeggen, op welke termijn de provincie het noodzakelijk acht dat de pijp definitief wordt verwijderd en wat de provincie daaraan wil doen. Wellicht zou het ook goed zijn – en wel zeker als het gaat om vervuilde sloten – om monsters te nemen om zekerheid te krijgen. Sommige stoffen zullen niet direct of veel moeilijker aan de inhoud van de pijp gekoppeld kunnen worden, maar als het woord kwik valt of organisch chloor, denkt dhr Moll direct dat die stoffen niet van nature in het daar aanwezige milieu voorkomen – terwijl dit bij arseen wel het geval kan zijn – maar het gevolg zijn van bepaalde industriële activiteiten en dus in die pijp kunnen zitten. Voor de aanwezigheid van andere stoffen kunnen ook andere oorzaken aanwezig zijn, maar dan is het zaak om niet slechts een hypothese te hebben over de oorsprong van die stoffen, maar ook het begin van een bewijs, zodat dit ook overtuigend kan zijn voor de bevolking.
6
Tot slot, er is in de pers verklaard dat sprake is van een tikkende tijdbom. Deze beeldspraak acht dhr Moll in deze tijd van aandacht voor veiligheid misplaatst. Als er al een klok tikt, zijn de tijdseenheden geen seconden, maar in ieder geval jaren. Echter, dat laat onverlet dat ook politici die slechts vier jaar verantwoordelijkheid dragen en daarna mogelijk opnieuw een mandaat krijgen, verder moeten kijken dan vier jaar en, ook al tikt die klok langzaam, de volledige verantwoordelijkheid moeten nemen voor nu èn de toekomst. Mw Hoekzema-Buist (PvhN) benadrukt dat de smeerpijp zowel nu als in de toekomst een smerige pijp blijft. Dat is voor iedereen duidelijk. Onduidelijk is echter hoe die pijp er precies bij ligt, of die verzakt is of doorgeroest is op andere plaatsen dan de meetpunten. Er kan van alles mee aan de hand zijn. De fractie van de PvhN heeft de volgende vragen. Wie is financieel verantwoordelijk voor de pijp? Mw Hoekzema begrijpt dat het moment van de overdracht naar het waterschap in de tijd valt dat van alle burgers een schone grondverklaring bij verkoop werd gevraagd. Is dat hier ook het geval geweest? Het lijkt haar sterk dat die is afgegeven en zij vraagt zich af hoe een en ander dan is opgelost. Misschien met een financiële tegemoetkoming voor de toekomst? De grootste vervuiler is Aagrunol geweest. Mw Hoekzema vraagt of op dit bedrijf nog iets te verhalen valt. Voorts sluit de PvhN zich aan bij de opmerking van GroenLinks: de pijp zal op den duur verwijderd moeten worden en wat haar betreft liever eerder dan later. De pijp ligt er al vanaf 1927 en gietijzer zal een keer doorroesten. Graag hoort zij van de gedeputeerde en van de vertegenwoordiger van het waterschap hoe de plannen voor de toekomst luiden en hoe men denkt dit aan te pakken. Voorts acht zij dat direct onderzoek moet plaatsvinden naar de vervuilde punten en ook dient de voorlichting aan de burger op korte termijn te worden geregeld. Mw Gräper-Van Koolwijk (D66) merkt op dat al veel vragen zijn gesteld en dat zij slechts nog een paar aanvullende vragen heeft. De verantwoordelijkheid. Buiten kijf staat dat de provincie de verantwoordelijkheid draagt voor een goede informatievoorziening aan de bevolking. De gedeputeerde heeft ook al duidelijk gezegd dat adequaat gereageerd moet worden op de ontstane onrust. De voorstellen van de heer Bultje om met de bevolking ter plaatse om de tafel te gaan is een idee dat direct opgepakt moet worden. Mw Gräper kan zich dan heel goed voorstellen dat de provincie dan samen met het waterschap optrekt, zodat de burgers niet twee verschillende mensen hoeven aan te horen met mogelijk verschillende verhalen. Mw Bultje (PvdA) interpelleert en benadrukt dat hij het waterschap ook tot de overheid rekent en dat hij verwacht dat het waterschap hieraan meewerkt. Mw Gräper-Van Koolwijk (D66) vervolgt en vraagt zich af hoe het precies zit met de verrichte onderzoeken. Waarom is er op het moment dat verhoogde waarden gevonden zijn van stoffen die mogelijk afkomstig zijn van de persleiding, niet aanvullend onderzoek gedaan? Analytisch gezien is het begrijpelijk dat dit niet is gebeurd, echter, als het gaat om deze stoffen dient een stap verder te worden gegaan. Aanvullend onderzoek moet worden gedaan om de mogelijkheid uit te sluiten dat die stoffen afkomstig zijn uit de persleiding. Mw Gräper vraagt zich af waarom dit is nagelaten, bijvoorbeeld bij Ruischerbrug, maar ook andere plekken waar verhoogde waarden zijn gevonden, zouden in aanmerking kunnen komen voor extra onderzoek. Zij kan zich goed voorstellen dat op die specifieke plaatsen vaker onderzoek wordt gedaan. Vervolgens verklaart zij de vraag van GroenLinks te delen, namelijk wat nu precies het risico is van de stoffen die in die pijp zitten en wat het risico is, indien in de pijp scheuren ontstaan en wel niet alleen op de plaatsen van de peilbuizen, maar ook in de pijpwand tussen die peilbuizen. Het kan zo zijn dat de pijp nu nog in goede staat is en er nu geen gevaar dreigt, maar als er een scheur ontstaat lijkt een milieuramp niet uit te sluiten. Dan dient voor die tijd wel de nodige actie te worden ondernomen. De vraag is hoe hiermee om wordt gegaan. Mw Gräper vraagt of het juist is dat sinds de jaren
7
negentig geen onderzoek is gedaan naar de toestand van de pijp tussen de peilbuizen. Als er nader onderzoek wordt gedaan, is de vraag relevant wat precies onderzocht gaat worden. Wordt slechts de omgeving van de buis onderzocht en slechts ter plaatse van die peilbuizen of wordt breder gekeken en worden er extra peilbuizen geslagen? Graag verneemt zij hierover meer duidelijkheid. Het derde punt is wat er moet gebeuren met de persleiding in de toekomst. Gietijzer heeft geen eeuwig leven. Als de toestand van de buis nog goed is, kan de buis gelaten worden waar die ligt en dan is die het probleem van de achterkleinkinderen. Maar, ook dat is een vaststaand gegeven, het is goedkoper en eenvoudiger om de buis op te ruimen als die nog in goede staat is en de grond erom heen nog niet is vervuild. In die context is het verstandiger om op korte termijn na te gaan hoe die persleiding kan worden verwijderd. De vraag rijst waarom er niet voor is gekozen om overal bij de aanleg van woonwijken langs die persleiding (een voorbeeld is Ruischerbrug) de buis ter plaatse weg te halen. De VVD heeft ook al naar voren gebracht dat het dan goedkoper is. Dit is bijvoorbeeld in Delfzijl in 2003 wel gebeurd. Heeft de gedeputeerde zicht op welke plaatsen en op welk moment de grootste risico’s voorkomen en is er een plan van aanpak hoe en op welke termijn die buis gesaneerd gaat worden? Eens zal die buis toch weggehaald moeten worden. Dhr Roggema (ChristenUnie) vraagt zich met alle respect af of het juist is wat er in de krant stond. Soms worden bepaalde zaken in een bepaalde context belicht en dan ontstaat al gauw een ‘hyperig’ gedoe, waar de fractie van de ChristenUnie zeker niet aan mee wil doen. Daarom is het belang groot dat op een juiste wijze wordt gecommuniceerd met de inwoners van de provincie. De suggestie is gedaan om voorlichtingsavonden te houden en dit lijkt dhr Roggema een goed idee om de zaken helder over het voetlicht te brengen. Na 1980 zijn er verschillende onderbrekingen ontstaan door wegenaanleg en andere oorzaken en na 1987 is de provincie beheerder van de pijp geworden. De buis is op de plekken waar hij is onderbroken gedicht met betonnen proppen. Dhr Roggema vraagt zich af of die proppen wel op de juiste wijze zijn aangebracht, als blijkt dat er iets lekt. Mogelijk kan dit bij nader onderzoek worden meegenomen. Een opvallend detail is dat er vanaf 1990 tot 2000 geen enkele controle heeft plaats gevonden. Dit is opmerkelijk omdat vanaf 2000 per twee jaar onderzoek plaatsvindt. Is er aanleiding voor om dat frequenter te doen? Graag hoort dhr Roggema hierover meer duidelijkheid. Ook hij vraagt zich af of bij de overdracht van de pijp aan het waterschap er een soort overdrachtsdossier bestaat en wat dat precies inhoudt. De afspraken die hierbij zijn gemaakt zijn van groot belang voor de verdere monitoring. Er is aangegeven dat de leiding op een aantal plaatsen is onderbroken. Dhr Roggema stelt voor om te proberen die plaatsen schoon te maken. Hij vraagt ook waarom indertijd, toen werd besloten om de pijp niet meer te gebruiken, niet tegelijkertijd is besloten om de pijp geheel schoon te spuiten. Misschien zijn er naast het weghalen nog andere alternatieven te bedenken om die pijp schoon te maken. Een constatering is dat deze pijp niet op de digitale kaart voorkomt. Dit roept de vraag op of er nog meer van dergelijke risicovolle plaatsen zijn in de provincie die bij de provincie of gemeenten bekend zijn. Die zullen bij voorrang in kaart gebracht moeten worden. In 2003 is opnieuw onderzoek verricht en uiteindelijk is door GS besloten om niet nader te onderzoeken. De zaak overziend bestaat er momenteel bij de fractie van de ChristenUnie de overtuiging dat er toch wel meer aan de hand was. Waarom is men niet doorgegaan om de zaak beter in beeld te brengen? In de brief staat dat op basis van het verrichte onderzoek er geen risico’s zijn te verwachten. Dit klinkt bijna zeker, maar … de peilbuizen zijn weg. De heer Roggema vraagt zich af hoe een peilbuis zo maar kan verdwijnen. Alhoewel het zeker lijkt dat nadere controles overbodig zijn, wordt ook aangegeven dat er in overleg met het waterschap toch opnieuw controles gehouden moeten worden. Dhr Roggema is dan ook nieuwsgierig naar de aanleiding tot deze discrepantie.
8
Dhr Hemmes (SP) merkt op dat gezien de vandaag aangehouden volgorde de meeste vragen inmiddels al gesteld zijn. Hij zal die niet herhalen. De vraag is of de fractie van de SP gerustgesteld is naar aanleiding van de brief van vrijdag jl. en door wat de gedeputeerde inmiddels uiteen is gezet. Dhr Hemmes geeft te kennen dat dit allerminst het geval is. Zeker niet als er berichten worden ontvangen van een gerenommeerd persoon als Prof. Lucas Reijnders die zijn verontrusting heeft uitgesproken en zeker ook niet als er berichten binnen komen van afgekeurde tarwe langs de pijp en van mensen van wie de huisdieren problemen ondervinden. In 1990 is chemische verontreiniging aangetroffen bij Ruischerbrug. De vraag is wat er precies mee is gebeurd. Is dat blijven liggen of is dat opgeruimd? Is de bevolking toen wel geïnformeerd? Deze keer is de bevolking nog niet geïnformeerd. Het zal wel gebeuren, maar het zou goed geweest zijn als de bevolking middels een brief ook geïnformeerd zou zijn geweest toen de leden van deze commissie afgelopen vrijdag de eerder aangehaalde brief ontvingen. Dat zou er mogelijk minder onrust onder de bevolking zijn ontstaan. Dat dit nu wel gaat gebeuren, beschouwt de fractie van de SP als een goede zaak. Dat de buis niet op de risicokaart staat aangegeven acht dhr Hemmes een vreemde zaak. Voorts vraagt hij zich af of de buis of onderdelen daarvan zijn weggehaald ter plaatse van de nieuwe wijk Ruisscherwaard. Is er overleg geweest met de gemeente en de bouwers van de wijk? Wat betreft de kosten voor sanering worden verschillende bedragen genoemd. Zijn er potjes voor of komen de kosten weer op het bord van de burgers terecht? Dhr Hemmes benadrukt niets af te willen doen aan de onderzoeken die reeds zijn gedaan, maar hij denkt dat om aan de onrust een einde te maken het goed zou zijn dat een echt onafhankelijk onderzoek wordt ingesteld langs de gehele pijplijn en niet slechts langs de bewoonde gebieden. De voorzitter schorst de vergadering voor vijf minuten De voorzitter heropent de vergadering en geeft het woord aan gedeputeerde Musschenga voor de beantwoording van de gestelde vragen. Dhr Musschenga (gedeputeerde) bedankt de voorzitter en de commissie voor de gestelde vragen die hij samen met dhr Hoven en de ambtelijke bijstand zal beantwoorden. Hij zal de gestelde vragen zoveel mogelijk chronologisch behandelen. In verband met de vragen van dhr Bultje hoe de bevolking is en wordt geïnformeerd meldt dhr Musschenga dat maandag jl. met de burgemeester en wethouders van de gemeenten is gesproken – van de gemeente Groningen was een vertegenwoordiger van de milieudienst aanwezig – om samen met het waterschap uitleg te geven over de stand van zaken en ervaringen uit te wisselen. Er is naar voren gekomen dat de vertegenwoordiger van de gemeenten op dat moment gezegd hebben dat zij in ieder geval op korte termijn een document nodig hebben om de eigen bevolking te informeren en in de eigen bladen te publiceren. Voor de korte termijn was dit even genoeg daar naar voren kwam dat in het vervolgtraject weer andere zaken naar boven zullen komen die nog niet geheel te overzien zijn. Eendrachtig is opgetreden om te zoeken naar oplossingen. Dit is in gang gezet en het krijgt een vervolg. De juiste vorm zal nog moeten worden gevonden en daarvan is de ervaring van deze dagen ook van belang om op de juiste wijze te kunnen reageren. Dhr Hoven (waterschap Noorderzijlvest) vult aan dat in de hectiek van de bijeenkomst is afgesproken dat het waterschap een concept-mededeling aan omwonenden zal produceren. Met omwonenden wordt bedoeld alle mensen die in de buurt van de pijp wonen. Het ligt in de bedoeling om die informatie deze week nog bij de bewoners in de bus te hebben. Bij het waterschap werd gisteren al gewerkt aan de voorlichting aan mensen die naast de pijp wonen.
9
Dhr Musschenga (gedeputeerde) heeft inmiddels al een conceptpersbericht gezien over deze kwestie. Het antwoord op de vraag waarom de buis niet op de digitale bodemkaart voorkomt, luidt dat op die kaart wel provinciale informatie te vinden is, maar nog geen gemeentelijke informatie of informatie van het waterschap. Daarmee is men nog bezig en de invulling van de laatste informatie zal nog tijd vergen. Daarnaast zijn er meerdere rioolbuizen in de grond aanwezig waarvoor ook gemeentelijke informatie nodig is om te beoordelen of die buizen al dan niet op de kaart vermeld moeten worden. Dit is een proces dat in gang is gezet, maar dat nog niet is afgerond. Dat de buis moet worden vermeld, is inherent aan de besluitvorming. Monitoring, hoe doe je dat? Dhr Musschenga heeft in de inleiding al aangegeven dat het College geïnteresseerd is in wat er de afgelopen jaren is gebeurd. Is de manier waarop tot nu toe is onderzocht voldoende geweest? De monitoring zal nu moeten gebeuren door een ander bureau dan tot nu is ingeschakeld geweest. Dat dit een onafhankelijk bureau is, is een normale zaak, want alleen daardoor zijn betrouwbare uitslagen te verwachten. Er zullen daarbij vragen geformuleerd worden die aanknopingspunten bieden voor de toekomst. Hoe een en ander precies geformuleerd zal worden is nu nog onbekend en dat zal besproken moeten worden met deskundigen. Dit betreft niet alleen de methode, maar ook de locaties. De peilbuizen zijn juist op de plaatsen waarop de buis is onderbroken, geslagen, omdat daar de kans op lekkage het grootst is. De vraag is of dit met het oog op de toekomst voldoende is. Er zullen zoveel mogelijk zekerheden op tafel moeten komen. Als die op tafel liggen, kan pas worden beoordeeld hoe verder gehandeld moet worden. Is dat direct opruimen? Of op wat langere termijn? Dhr Musschenga verwacht het laatste gezien alle onderzoekingen die al hebben plaatsgevonden. Een extern bureau zal hier nader over moeten adviseren waarna het gewenste traject kan worden vastgesteld. Dit is ook afhankelijk van andere activiteiten, net zoals indertijd in Delfzijl toen 200 meter pijp is verwijderd in verband met woningbouw. Ook dat aspect zal goed in beeld moeten komen. Natuurlijk is een en ander ook afhankelijk van financiële plaatjes, maar die vormen slechts onderdelen van het geheel. Hoe een en ander is gebeurd bij Ruisscherwaard zal worden nagevraagd bij de gemeente en de commissie zal daarover worden geïnformeerd. Op dit moment is die informatie niet beschikbaar. Ten aanzien van de opmerking van de heer Van Dam merkt de gedeputeerde op dat het College onlangs de besluitvorming ten aanzien van het Verdrag van Aarhus heeft afgerond en dat overeenkomstig dit verdrag zal worden geopereerd. Dit is niet slechts een technische kwestie, want er zit meer aan vast. De controle van de persleiding is heel bewust geconcentreerd op de plaatsen waar de buis is doorbroken, omdat daar de grootste risico’s werden verwacht. De uitslagen van die controles gaven geen aanleiding om anderszins controle uit te oefenen. Dat gold ook nadat bij Delfzijl 200 meter van de pijp werd verwijderd, want toen kon heel goed beoordeeld worden hoe de toestand van de buis was. De controle van de gehele pijp zal onderdeel zijn van de vraagstelling voor het externe bureau dat een onderzoek moet gaan uitvoeren. De vraagstelling zal in overleg met het waterschap worden geformuleerd. De VVD heeft gesproken over de peilbuizen die zijn verdwenen. Later werd in de pers gesuggereerd dat zij er wel zouden staan. Dhr Musschenga benadrukt dat volgens zijn allerlaatste informatie die peilbuizen toch echt ontbreken. Voorts meent hij dat dit ook niet het belangrijkste probleem is. Op basis van de uitslagen van de metingen die in 2003 wel zijn uitgevoerd werd de trend van de afgelopen jaren bevestigd: de waarden lieten geen verhoging zien. Op grond daarvan is geconcludeerd dat het niet nodig was om op de plaatsen van de ontbrekende peilbuizen nieuwe peilbuizen te slaan. Dat had wel gekund, maar er is niet voor gekozen vanwege de toen aanwezige kennis van de waarden en de geldende normen waar die waarden onder bleven. Dat geldt ook voor andere gedeelten van de buis waar wel het een en ander werd geconstateerd. Afgezien van waaraan die verhoogde waarden te danken zijn (vanuit de omgeving of vanuit de buis) bleven de waarden beneden de wettelijke normen. Dat is een belangrijk gegeven voor de provincie als overheid, te meer daar in 2005 opnieuw controle zal plaatsvinden.
10
Voor die nieuwe controle zal overleg met het waterschap plaatsvinden om nader te beslissen waar precies gecontroleerd zal worden. Planning voor de toekomst. Op korte termijn dient optimale informatie te worden gegeven opdat de onrust wordt weggenomen. Daarnaast dient via het nog te verrichten onderzoek een volledig beeld van de toestand van de pijp gegeven te worden. Die tijdsfasering is nog niet opgesteld, maar dat zal op korte termijn geschieden. Sanering. Opgemerkt is dat dit samen dient te gaan met een economische golf. Dat betekent, aldus de gedeputeerde, dat werk met werk gemaakt moet worden en dat sanering zo mogelijk dient te geschieden als ook andere activiteiten worden uitgevoerd. Dat is reeds gebeurd, zoals in Delfzijl, en dat zal iedere keer op de agenda komen te staan. Als de Staten bepalen dat de buis op termijn weggehaald moet worden, is dat voor het College een krachtig richting bepalend gegeven dat meegenomen moet worden bij de planning van activiteiten. Dhr Luitjens (VVD) licht toe dat hij het over hetzelfde had als waarover dhr Moll sprak. Of het nu 2006 of 2060 wordt, zal moeten blijken als het onderzoek is verricht. Bij alles wat men nu doet op de plaatsen waar die buis loopt, dient rekening gehouden te worden dat die buis daar ligt en dat men er geen huis bovenop zet. Dhr Luitjens benadrukt dat hij hiermee aansluit bij de algemene thematiek en het beleid ten aanzien van de bodemsanering. Dhr Musschenga (gedeputeerde) acht dat ook geheel in lijn met hetgeen de afgelopen jaren is ingezet en aldus zal gehandeld moeten worden. De aanpak. Het Ceresmeer is genoemd. Alle betrokkenen daarbij vormen onderdeel van een regelmatig gehouden overleg waarin informatie wordt gegeven en een plan de campagne wordt opgesteld. Ook worden informatieavonden gehouden in Stadskanaal voor de bewoners van wie hun achtertuin aan het Ceresmeer grenst. Een dergelijke aanpak zou zeker ook gevolgd kunnen worden in dit geval van de persleiding. Ook in een ander geval dichter bij de Stad is zo gehandeld. Dhr Hemmes (SP) vraagt of dit een toezegging is. Dhr Musschenga (gedeputeerde) antwoordt dat dit de normale aanpak is die wordt gevolgd en dat de commissie ervan uit mag gaan dat dit de te volgen aanpak zal zijn. Dhr Hemmes (SP) merkt op dat dit dan toch gewoon toegezegd kan worden. Dhr Luitjens (VVD) meent ook dat duidelijk gesteld moet worden dat de procedures zoals gevolgd bij het Ceresmeer ook in dit geval gevolgd gaan worden. Dhr Musschenga (gedeputeerde) bevestigt dat dit zo zal geschieden net als in het andere geval dichter bij de Stad en dat het eigenlijk ook niet anders kan. Mw Gräper-Van Koolwijk (D66) merkt op dat in het geval van het Ceresmeer de mensen eerst werden geïnformeerd waarna verder onderzoek werd gedaan, zodat de mensen ook wisten wat voor onderzoek werd uitgevoerd. De gedeputeerde heeft in zijn inleiding gezegd dat het voornemen was om een brief naar de bewoners te sturen, maar dat voorlopig nog geen informatiebijeenkomsten georganiseerd zouden worden. Mw Gräper vraagt hoe dit dan met elkaar valt te rijmen. Wat de D66-fractie betreft worden de burgers geïnformeerd voordat met het aanvullend onderzoek wordt begonnen, zodat zij weten wat eraan gaat komen. Dhr Musschenga (gedeputeerde) antwoordt dat in het geval van het Ceresmeer ook al onderzoekswerkzaamheden plaatsvonden voordat informatie aan de bewoners werd gegeven. Het gaat erom dat de juiste mensen op tijd om de tafel komen, inclusief de bewoners, om overleg te voeren en voor te leggen wat de onderzoeksplannen zijn. Op de korte termijn dient een eerste slag gemaakt te worden, zoals in de inleiding aangegeven
11
en is afgesproken met de gemeenten. Direct daarna komt de tweede ronde. Eerst moet de zaak op een rijtje komen. Dhr Van Dam (CDA) vraagt of de gedeputeerde met het voorbeeld dichter bij de stad doelt op de bijeenkomst in Westerbroek inzake PPG. Dhr Musschenga (gedeputeerde) antwoordt dat hij doelde op de bijeenkomst en het onderzoek bij Garmerwolde van een aantal jaren geleden. De gang van zaken bij PPG is overeenkomstig verlopen. Dhr Musschenga benadrukt dat die aanpak gangbaar is. De voorzitter merkt op dat hij de vraag zo heeft begrepen dat snel actie moet worden ondernomen richting de burgers. Over de kwestie Ceresmeer is eerst ongeveer 15 jaar gediscussieerd en toen er bijna een opstand uitbrak is de zaak aangepakt. Nu wordt er door meerdere fracties aangedrongen op het ondernemen van actie zonder lang te dralen en daar wil men graag antwoord op. Dhr Musschenga (gedeputeerde) antwoordt dat aldus zal worden gehandeld. Eerst wordt men deze week geïnformeerd over de stand van zaken. Daarna worden zo snel mogelijk andere zaken in gang gezet. Wel zullen eerst een aantal zaken op een rij moeten worden gezet, maar zo snel als mogelijk, zullen zaken worden uitgevoerd. Mw Gräper-Van Koolwijk (D66) begrijpt uit de woorden van de gedeputeerde dat deze week een brief uitgaat en dat binnen nu en één maand, dus binnen afzienbare tijd, een bijeenkomst wordt belegd met de bewoners waarin zij geïnformeerd zullen worden welke de vervolgstappen zijn die vanuit de provincie en het waterschap zullen worden gezet. Dhr Musschenga (gedeputeerde) benadrukt dat daarbij van belang is wat er precies gaat gebeuren. Als dat in samenspraak met het externe bureau nog niet geheel duidelijk is, valt er moeilijk een helder antwoord te geven. Dan dient dit eerst duidelijk te zijn voordat men met de bewoners spreekt. Mw Gräper-Van Koolwijk (D66) merkt op dat de vragen toch in eerste instantie door de provincie en het waterschap worden opgesteld en het externe bureau dient daar vervolgens antwoord op te geven. Die vragen kunnen dan toch al gecommuniceerd worden met de bewoners? Dhr Musschenga (gedeputeerde) bevestigt dat je eerst zelf moet weten wat je wilt, tezamen met het waterschap. Dat overleg met het externe bureau is wel van belang om te weten te komen of zij dat onderzoek kunnen uitvoeren. Dhr Luitjens (VVD) concludeert dat het concept Stadskanaal betreffende het informeren en betrekken van de betrokkenen en omwonenden, toegepast wordt. Het lijkt hem dan ook zinnig dat in een volgende commissievergadering er een soort tijdschema ligt met momenten waarop een en ander gebeurt. Dan is er waarschijnlijk wel een helder idee of een en ander over één of over anderhalve maand geschiedt. Dhr Musschenga (gedeputeerde) antwoordt dat de informatieverstrekking aan de commissie wat hem betreft inderdaad een continue proces is. Die informatie dient wel eerst op een doordachte manier te worden opgeschreven. Echter, dat zal geen 15 jaar hoeven te duren. Dhr Luitjens (VVD) merkt op dat de commissie begin maart weer bijeen komt en dat hij zich kan voorstellen dat de leden van de commissie een dag tevoren zo’n tijdschema ontvangen. Dhr Musschenga (gedeputeerde) denkt dat dit zou kunnen. Hij stelt dat als het moet, dit dan ook gebeurt.
12
Berichten van bewoners. De gedeputeerde heeft bij de provincie slechts één telefoontje gehad van iemand die ongerust was. Dat neemt niet weg dat er onrust heerst. Tikkende tijdbom. Dhr Moll heeft al gezegd dat de vergelijking misplaatst is en dat de kwestie geen maanden, maar jaren in beslag zal nemen. De gedeputeerde merkt op dat een en ander duidelijk zal worden in het vervolgtraject. Wie is financieel verantwoordelijk? Dhr Musschenga gaat ervan uit dat het waterschap als huidige eigenaar financieel verantwoordelijk is. Voorts is de vraag actueel of er sprake is van morele verantwoordelijkheid bij eerdere eigenaars, de gemeente Groningen en de provincie Groningen. De gedeputeerde gaat ervan uit dat die partijen om te tafel komen te zitten bij het vervolgtraject en dan wordt bekeken hoe men er uit komt. Primair is dat men zich concentreert op de uitslagen van het onderzoek bij de vraag wat er moet gebeuren in plaats van op de vraag wie eigenaar is. Onderweg zal de vraag rijzen op wie nog wat te verhalen valt. Dat zal moeten worden uitgezocht en dat geldt ook voor de kwesties als een schone grondverklaring etc.. Mw Hoekzema-Buist (PvhN) refereert aan de voorbeeldfunctie van de provincie als overheid. Aan de burgers wordt heel wat gevraagd. Zij wil graag weten hoe de overdracht van het eigendom in dezen precies is verlopen, want een en ander heeft grote consequenties. Als besloten wordt dat die buis moet worden gesaneerd, dan zal dat betaald moeten worden. Voor anderen gelden er regels en dan zouden er voor de overheid ook dergelijke regels moeten gelden, zo niet strengere regels. Dhr Musschenga (gedeputeerde) is het met haar eens dat de provincie een voorbeeldfunctie heeft, maar dat sluit niet uit dat de juridische kanten ook belangrijk zijn. Ten aanzien van de overdracht van de provincie naar het waterschap zal de heer Hoven nadere details geven. Historisch hebben in ieder geval drie partijen een rol gespeeld. Ook bij andere saneringen wordt altijd gekeken naar wie eigenaar is geweest en vervolgens is de vraag actueel of daar nog wat te halen valt voor de oplossing van het probleem. Echter, primair is wat er te gebeuren staat. Mw Hoekzema-Buist (PvhN) stelt dat er bij de laatste overdracht al bepaalde regels hebben gegolden. Als de financiële bijdrage van de provincie onvoldoende is geweest, is het wel wat stom geweest van het waterschap dat zij die pijp hebben overgenomen. Eigenlijk had die pijp al vóór de overdracht schoon moeten zijn. Dhr Musschenga (gedeputeerde) antwoordt dat dit ook de provincie verweten kan worden toen de provincie de pijp overnam van de gemeente voor een symbolische vergoeding. De gedeputeerde zou de aandacht meer gericht willen zien op hoe de problemen met de drie partijen of misschien wel ook met het Rijk erbij opgelost kunnen worden. GroenLinks heeft aangegeven dat samen met de andere partijen moet worden opgetrokken. Dat is al ingezet en dat zal zo blijven. Controle in het verleden. Dhr Musschenga gaat ervan uit dat de controle in het verleden adequaat is geweest. Uit het onderzoek zal straks naar voren komen of de controles geïntensiveerd moeten worden of anderszins aangepast. In de komende commissievergadering zal de gedeputeerde melden hoe het College daar tegenaan kijkt. Extra onderzoek. De gedeputeerde refereert aan de uitleg in eerdere opmerkingen over dit onderwerp. Op basis van de gegevens is in 2003 geconcludeerd dat extra onderzoek niet nodig was. Mw Gräper-Van Koolwijk (D66) verklaart dat soms puur op grond van gemeten waarden geen extra onderzoek nodig hoeft te zijn, maar dat dit wel belangrijk kan zijn vanuit de gemoedstoestand en de rol van de provincie geredeneerd, onder meer om zaken uit te sluiten. De vraag is waarom dat niet is gebeurd.
13
Dhr Musschenga (gedeputeerde) is het hiermee eens. Bij Ruischerbrug is ook actie ondernomen en waarschijnlijk is de oorzaak voor de verhoogde waarden aan externe factoren te danken. Mw Gräper-Van Koolwijk (D66) merkt op dat bij Ruischerbrug ook kwik is gevonden en dan lijkt het niet waarschijnlijk dat dit daar ligt vanwege externe oorzaken. Welk aanvullend onderzoek is er dan gedaan om uit te sluiten dat dit niet daadwerkelijk uit die buis is gekomen? Dhr Musschenga (gedeputeerde) antwoordde dat navraag heeft geleerd dat uit volgende peilingen de eerder gevonden resultaten niet meer bevestigd werden. Dhr Hoven zal vanuit zijn kennis hier nader op in gaan. Een en ander moet op zijn merites worden beoordeeld. Het College heeft daar alle aandacht voor. De proppen. De gedeputeerde gaat ervan uit dat de proppen juist zijn aangebracht. Op die plaatsen zou wel verhoogd risico kunnen bestaan. Vandaar dat juist daar die peilbuizen zijn aangebracht. Controles zijn er wel geweest in de periode tussen 1990 en 2000. Dhr Roggema (ChristenUnie) meent dat dit niet uit de brief was op te maken. Voorts vraagt hij ook of die controles ook met een frequentie van twee jaar hebben plaatsgevonden. Indien dit niet zo is en er gedurende die periode niet is gecontroleerd, is het opvallend dat na de overdracht het waterschap ogenschijnlijk de zaak serieuzer heeft opgepakt door één keer per twee jaar de zaak te gaan controleren. Dhr Musschenga (gedeputeerde) merkt op dat juist de provincie die controles heeft uitgevoerd. Het is dus niet zo dat na de overdracht een andere overheid plotseling actiever is geworden. De gedeputeerde vraagt of de heer Hemmes inmiddels is gerustgesteld. Dhr Roggema (ChristenUnie), refererend aan de door hem eerder gesignaleerde discrepantie, merkt op dat daarop nog steeds geen goed antwoord is gegeven. Bekeken wordt nu of er nu niet meer en breder onderzoek moet worden ingesteld, terwijl eerder de opmerking is gemaakt dat verder geen risico te verwachten is. Daar mag niet te gemakkelijk overheen worden gestapt. Dhr Musschenga (gedeputeerde) antwoordt dat de opmerking dat geen risico te verwachten is gebaseerd is op het reeds verrichte onderzoek. Het vervolgtraject is een andere kwestie. Overigens is het College ook niet geheel gerustgesteld, want anders zou hierna geen actie meer worden ondernomen. Zo simpel ligt dat. Dhr Hemmes (SP) verwijst naar de brief van vrijdag jl. De gedeputeerde zei in die brief als het ware dat iedereen rustig kon gaan slapen, want er was niets aan de hand. Dhr Musschenga (gedeputeerde) protesteert tegen deze interpretatie. Hij benadrukt dat hij alleen een chronologische opsomming heeft gegeven van wat er feitelijk is gebeurd. Daaraan is een laatste zin toegevoegd dat het goed was dat de commissie op de hoogte was van de informatie die op dat moment beschikbaar was. Daaruit kan worden opgemaakt dat dit een tussenstand is, maar niet geconcludeerd kan worden dat dit een aanbeveling is om maar eens rustig te gaan slapen. Dhr Hemmes (SP) geeft toe dat die aanbeveling weliswaar ontbrak, maar hij kreeg beslist niet de indruk dat men zich wel ongerust zou moeten maken en bovendien kan hij dat laatste evenmin opmaken uit het dossier als geheel. Dhr Hemmes is desondanks nog lang niet gerustgesteld, te meer daar uit deze discussie blijkt dat ook de gedeputeerde toch wat anders tegen de zaak aankijkt dan uit die eerste brief naar voren kwam.
14
Dhr Roggema (ChristenUnie) komt nog even terug op zijn eerder gestelde vraag, namelijk of alles juist is wat in de krant stond, want dat was in een bepaalde context geplaatst. Dan ontstaan gauw verkeerde beelden. Dhr Musschenga (gedeputeerde) antwoordt dat dit laatste klopt. Hij merkt overigens op dat hijzelf niet rustig slaapt met dit dossier op de achtergrond. De kosten en de potjes. Onderzocht moet worden welke potjes er eventueel zijn om de kosten te betalen. Daarover zal de commissie nader worden geïnformeerd. Zeker in het licht van de wens van deze commissie dat de buis op een gegeven moment echt verwijderd moet worden, betekent dat dat goed gezocht moet worden naar de mogelijkheden. Daarbij is ook de planning van andere werkzaamheden in de nabijheid van de pijp van belang. De pers en de adequaatheid van de berichtgeving. De gedeputeerde merkt op dat het College de berichten van een betreurenswaardige onvolledig getuigen. Hiervoor draagt het College uiteraard geen verantwoordelijkheid, want die behoort toe aan de vrije nieuwsgaring. De voorzitter geeft vervolgens het woord aan dhr Hoven die vanuit het waterschap Noorderzijlvest een toelichting geeft. Dhr Hoven (waterschap Noorderzijlvest) geeft aan dat de overdracht aan het einde van de jaren tachtig al in gang is gezet en in 1999 in feite heeft plaatsgevonden. Op dat moment gingen een groot aantal eigendommen van de provincie over naar het waterschap. Normaal gesproken gaan eigendommen van de ene overheid naar de andere in overdraagbare staat. Daar waar dit niet het geval is, is een financiële regeling getroffen. Er zijn dus financiële afspraken gemaakt hoe bepaalde zaken worden overgedragen die niet in overdraagbare staat verkeren. Het is voorgekomen dat het waterschap een ‘vuiltje’ in de maag gesplitst heeft gekregen, maar daar hoort deze niet bij. Over die andere zou het waterschap toch nog wel eens met de provincie willen praten. Inzake deze leiding is de afspraak gemaakt dat het waterschap de leiding in eigendom heeft en dat de provincie de controle uitvoert op de bodemvervuiling rondom de leiding en de leiding controleert op lekkage. Voor het waterschap betekende dit dat het ding er lag en dat de provincie erop lette. Voor die leiding is een bedrag meegekomen. Dat was ongeveer 6 miljoen gulden. Het idee daarbij was dat dit bedrag op rente werd weggezet – gedacht werd aan 7% - en dan zou het bedrag na verloop van enige tientallen jaren zo aangegroeid zijn dat daarmee de leiding kon worden verwijderd. Dhr Hoven deelt de commissie mee dat het bedrag niet is aangegroeid, omdat met het bedrag het onderhoud van de leiding is betaald en de kosten van € 250.000,-- voor de verwijdering van 200 meter in Delfzijl. Het waterschap onderhoudt de leiding en het waterschap beheert het fonds. De voorzitter vraagt of het juist is dat € 250.000,-- betaald moest worden voor het opruimen van 200 meter pijp. Dhr Hoven (waterschap Noorderzijlvest) bevestigt dat. Het komt neer op € 1 miljoen per kilometer. Dhr Van Dam (CDA) vraagt of dat verwijderen duurder is dan de aanleg van zo’n pijp. Dhr Hoven (waterschap Noorderzijlvest) bevestigt dat dit klopt, aangezien er vele maatregelen vanuit milieuoverwegingen noodzakelijk zijn. De oude leiding moet compleet schoon gemaakt worden en afgevoerd worden. Dat is helaas allemaal veel duurder dan het plaatsen van een nieuwe leiding. Bestond de indruk dat er sprake was van een acuut gevaar? Dhr Hoven heeft die indruk niet en is geruster dan vele anderen en als het bestuur van het waterschap die indruk wel gehad zou hebben, zou het maatregelen genomen hebben. Bekend is dat de
15
leiding is aangelegd door de stad Groningen en Aagrunol heeft daarop geloosd. Aagrunol maakte bestrijdingsmiddelen en er waren twee stoffen die eruit sprongen, te weten natriumarseniet dat werd gebruikt voor het doden van aardappelloof en verder bepaalde kwikverbindingen die werden gebruikt voor ontsmettingsdoeleinden. Het afvalwater werd door die buis afgevoerd. Gevraagd werd of er nog wat te halen valt bij Aagrunol. Dhr Hoven denkt dat dit niet het geval is. Aagrunol had toestemming van de gemeente om de betreffende stoffen via de leiding af te voeren en dat werd in de toenmalige democratische verhoudingen een prima oplossing gevonden. Dhr Hoven heeft indertijd bij de Akzo gewerkt en er werden regelmatig procedures voor de Raad van State uitgevochten en het bedrijf werd nooit veroordeeld tot betaling van de kosten. Als er toestemming van de overheid was, was het probleem van de overheid. In dit verband benadrukt dhr Hoven dat kwesties met de provincie ook in financiële zin altijd keurig werden geregeld. Andere overheden vonden dat de vervuiler diende te betalen, maar de vervuiler heeft nog nooit betaald. Dat is helder. Dat betekent dat als de buis hier zou moeten worden opgeruimd, de kosten voor de burger zijn. In de leiding heeft zich een harde afzetting gevormd die onder andere de giftige stoffen kwik en arseen bevat. Het waterschap is van mening dat die stoffen in die pijp geen probleem vormen. Dhr Hoven verklaart de emoties heel goed te begrijpen. Indertijd zijn onder meer vanwege de leiding uitgebreide en emotionele vergaderingen gehouden in Garmerwolde. Samen met de provincie is uitvoerig met de mensen gesproken over ernstige zaken als kankergevallen en het mislukken van de oogst. Uiteindelijk is de zaak gedempt door de feiten op tafel te leggen en de hele zaak goed uit te leggen. Dhr Hoven denkt dat die stoffen geen probleem vormen, omdat deze opgesloten zitten in de gietijzeren leiding. De vraag is dan of er zekerheid bestaat dat er nooit een gat in die leiding kan komen. Niemand kan hier uitsluitsel over geven. Als er wel een gat in komt, wat gebeurt er dan? Allereerst is die leiding gevuld met water. Dan zal er wellicht water uit lopen. Dit is nog maar de vraag, want het zou best kunnen zijn dat de druk van het grondwater hoger is dan de druk in de leiding. In dat geval loopt er geen water uit de leiding. De vraag is of die leiding een risico voor de volksgezondheid vormt. Hij staat niet op de risicokaart. Dat lijkt dhr Hoven logisch, want hij meent dat dit ook geen risico vormt. Dhr Hoven zou zich druk maken over andere risico’s als hij in de buurt van die leiding zou wonen. Om te voorkomen dat die een hype worden, weidt hij hier liever niet over uit. Hij stelt het geval dat er toch een gat in de leiding komt en dat er water uitloopt. Dat betekent dat er kwikhoudende en arseenhoudende stoffen in de omringende klei terechtkomen. Die zitten dan ‘opgesloten’ in die klei. De vraag is dan hoe snel die stoffen zich verspreiden. Nu heeft klei een doorlaatbaarheid van misschien enkele meters per jaar. De verspreiding is dan dus enkele meters per jaar. Dat geeft aan dat als men een hoge waarde meet, men er niet onmiddellijk op hoeft te duiken om allerlei maatregelen te nemen. Technisch gezien heeft dat geen zin, want er gebeurt verder niets. Het zou uitsluitend emotionele waarde hebben. Die stoffen liggen daar gewoon op enkele meter diepte. Er is een opbergtechniek die veel wordt toegepast. Bekend is de uitdrukking ‘leeflaag’. Half Amsterdam functioneert op een leeflaag. Nog steeds is het atelier van Rembrandt terug te vinden met alle lood, kwik, zink en arseenverbindingen. Daaroverheen is grond gebracht en de mensen ter plaatse leven dus op een leeflaag. Voor de vraag naar het eventuele gevaar voor de volksgezondheid moet worden gekeken naar de overdrachtsmiddelen. Hoe kan kwik dat daar ligt, iemand bereiken? Dhr Moll zei dat kwik niet zo maar in de natuur voorkomt en dat als het er ligt van menselijke activiteit afkomstig is. Het is misschien interessant om te weten dat er duizenden tonnen kwik circuleren die als methylkwik vanaf de aarde verdampen en weer terugkeren via de regen. Stel nu dat zo’n kwikverbinding uit de pijp, los van de leeflaag, toch bij mensen kan komen. Wat doet kwik bij de mens? Kwikdamp wordt met name ondervonden bij beroepsmatige bezigheden (los van mensen in kwikmijnen of werkend met kwikelektrolyse), zoals die van de tandarts. De tandarts werd geconfronteerd met
16
concentraties in zijn spreekkamer die vele duizenden malen hoger waren dan normaal in de buitenlucht voorkomt. Toch is niet bekend dat dit slachtoffers heeft geëist … Dhr Moll (GroenLinks) wijst in dit verband op de hoedenmakers in Engeland. Dhr Hoven (waterschap Noorderzijlvest) bevestigt dat de hoedenmakers in Engeland na verloop van tijd allemaal gek werden vanwege de hoge kwikconcentratie waarmee zij werden geconfronteerd. Voorts wordt de mens geconfronteerd met kwik via de voedselinname. Hiervan zijn twee bekende voorbeelden, namelijk via kwik in vis. De mensen rond de Minamatabaai in Japan leefden vrijwel uitsluitend van vis en in de jaren vijftig van de vorige eeuw werden de mensen ernstig ziek en er werden zwakzinnige kinderen geboren. De reden was dat kwik accumuleert onder andere in vis. Ook zijn mensen in Irak omgekomen vanwege kwikvergiftiging door het eten van brood dat was gebakken met graan waarop kwikhoudende bestrijdingsmiddelen zaten. Er zijn geen verhalen bekend van mensen die een tuintje hadden waar kwik onder zat en via dat tuintje ziek geworden zijn. Geconcludeerd moet worden dat het transport van kwik van onder een meter klei naar boven en dan vervolgens naar de voedselketen nauwelijks denkbaar is. Een tikkende tijdbom? Dhr Hoven geeft aan dat er heel lokaal iets kan gebeuren, maar dat dit altijd een zeer lokaal probleem zal blijven. Een onderzoeksbureau zal een opdracht gegeven worden om na te gaan of het goed is wat er is gedaan en te beoordelen of wat er is gedaan ook goed genoeg is en wat het bureau, gezien de opgedane ervaring, over de toekomst van de leiding vindt. De roep om een frequentere en uitgebreidere controle is heel begrijpelijk, maar het punt is waar en hoe vaak. Om over de gehele lengte van de buis te kunnen constateren of er een verontreiniging is opgetreden in het geval dat er een lek zou zijn ontstaan die zich na verloop van jaren over 100 meter zijn hebben verspreid, dient er dus elke 50 meter een peilbuis te worden geslagen om te kunnen monitoren. Nu geschiedt die monitoring op negen punten die verdacht zijn. In het rapport van IWACO staat dat die punten zijn onderzocht en dat er geen aanleiding is om verder onderzoek te doen. Dat heeft IWACO in 1990 verklaard. Of dat nu nog het geval is, zal duidelijk worden als het waterschap samen met de provincie een ander onderzoeksbureau opdracht geeft om dit uit te zoeken. Dhr Musschenga (gedeputeerde) beantwoordt een resterende vraag, namelijk of er nog meer leidingen in deze provincie liggen. Ingewijden weten dat er vanaf Hoogkerk naar de waddenzee een leiding ligt voor afvoer van afvalwater vanuit de suikerfabrieken. Dit is echter een geheel ander geval, maar genoemd moet worden dat deze afvoerpijp er ligt. Dhr Hoven (waterschap Noorderzijlvest) beantwoordt de vraag naar de afgekeurde tarwe. Die tarwe is voorzover dhr Hoven bekend afgekeurd op grond van het uiterlijk. Dit speelde in Garmerwolde. Die tarwe is onderzocht door de RIVM en er zijn verder geen afwijkingen gevonden. Het waterschap heeft er iemand heen gestuurd en het bleek dat de tarwe inmiddels gemaaid was. Ook de provincie heeft hierbij nog een rol gespeeld. In ieder geval heeft het RIVM geen afwijkingen gevonden die zouden rechtvaardigen waarom de tarwe afgekeurd had moeten worden. Dhr Musschenga (gedeputeerde) vult aan dat dit is geschied op basis van monsters en contramonsters uit dat gebied. In tweede termijn Dhr Moll (GroenLinks) merkt op dat de gedeputeerde inmiddels veel gezegd heeft hoe hij het probleem wil aanpakken. Hijzelf heeft in zijn eerste termijn duidelijk gemaakt hoe GroenLinks er over denkt. De controle en monitoring moet intensiever zijn. Het perspectief op definitieve verwijdering van de pijp moet worden geschetst en goede informatie dient aan alle betrokkenen ter beschikking worden gesteld. De gedeputeerde
17
heeft laten zien dat hij voornemens is om op deze drie punten na te denken, informatie in te winnen en goede adviezen aan te horen en dat hij er snel op zal terug komen. Dhr Moll denkt dat er vandaag niet meer gezegd kan worden en dat de gedeputeerde aan de slag gaat om de omwonenden, alle Groningers en uiteraard de statenleden, duidelijk te maken dat het probleem serieus aangepakt wordt en dat snel zaken worden gedaan om ongerustheid, hoe terecht of onterecht ook, weg te nemen, want dat is maatschappelijk van groot belang. Dhr Hemmes (SP) is blij dat hierover in de naaste toekomst uitgebreid verder over wordt gesproken. Dhr Hoven heeft een deskundig verhaal gehouden en dhr Hemmes bekent geen deskundige op dit terrein te zijn. Desondanks zit hij met het feit dat een andere respectabele deskundige, dhr Reijnders, precies heel andere, en zelfs tegenovergestelde uitspraken doet. Dhr Hemmes meent dat de discussie dermate interessant is dat het een goede zaak zou zijn om dhr Reijnders een keer uit te nodigen om zijn visie te horen. Dhr Roggema (ChristenUnie) acht de beantwoording voor vandaag voldoende en heeft de ChristenUnie zodanig gerustgesteld dat zij verder kan gaan. De informatievoorziening aan de burgers komt op gang en onafhankelijk onderzoek zal worden ingesteld. De commissie zal uiteraard geïnformeerd worden om de zaak te kunnen volgen. Mw Gräper-Van Koolwijk (D66) denkt dat geconcludeerd kan worden dat de afsluiting door de betonnen proppen wel redelijk adequaat is gebeurd. Uit de metingen blijkt dat daar niets aan de hand is. Zij bekent dat haar kennis ter zake beperkt is, maar zij weet wel dat beton niet roest, maar gietijzer wel. Zij geeft de gedeputeerde als advies mee dat het wellicht verstandig is om wat meer langs de pijp zelf te gaan controleren en wat minder op de plekken die zijn doorbroken en dichtgemaakt met betonnen proppen. Ook adviseert zij dat geen risico’s worden genomen met kwik. De D66-fractie is ook van mening dat de pijp op de middellange termijn eens zal moeten worden weggehaald. Dat zou niet in één keer hoeven te gebeuren of meteen, maar het zou goed zijn om een plan van aanpak op te stellen met een planning wanneer dat wel gaat gebeuren. Zoals de gedeputeerde heeft toegezegd is het goed dat er de volgende vergadering een overzicht beschikbaar is over wat er precies gaat gebeuren en welke onderzoeken gaan plaatsvinden. Mw Gräper is benieuwd wat er precies in het aanvullende onderzoek onderzocht gaat worden, maar ook wat onderzocht gaat worden in het dit jaar te realiseren reguliere onderzoek. Zij denkt dat het goed zou zijn als de gedeputeerde dat op papier stelt en dat op basis van dat stuk de volgende keer wordt gediscussieerd en dat aan de gedeputeerde alle vragen die de commissie van belang acht, meegegeven kunnen worden. Wat betreft de informatievoorziening aan de burgers hecht de D66-fractie er zeer aan dat op korte termijn met de burgers wordt gesproken, omdat er veel vragen bij de mensen leven en dat het waarschijnlijk niet zo zal zijn dat het integrale verslag van deze vergadering morgen in de kranten zal staan. Met een brief kun je wel informatie geven, maar van de kant van de burger kunnen geen vragen gesteld worden of beantwoord. Daarom is het goed dat er op korte termijn een bijeenkomst wordt belegd, zodat burgers antwoord kunnen krijgen op hun vragen. Daarbij hoeft niet te worden afgewacht tot alles mogelijk geheel duidelijk is. Mw Gräper besluit haar betoog met de opmerking dat zij aanneemt dat de gedeputeerde die op dit terrein zeer betrokken is, dit advies mee zal nemen. Mw Hoekzema-Buist (PvhN) verklaart dat zij, ondanks het technische verhaal van dhr Hoven, nog lang niet is gerustgesteld. Er wordt vanuit gegaan dat de grondsoort overal gelijk is en dat die pijp nog goed is. Die pijp zou wel eens ergens dwars door midden gebroken kunnen zijn. Ook zouden er wel onderaardse stromingen kunnen zijn, etc.. Dhr Hoven heeft zich wijselijk beperkt tot het kwik dat zich het minst snel verspreidt. Er zitten natuurlijk ook heel andere stoffen in. Dat technische verhaal zal duidelijk worden middels het te verrichten onderzoek. Mw Hoekzema pleit voor meer onderzoek en zeker
18
ook voor intensievere monitoring van de totale buis. Er zal iets moeten gebeuren en zij verwacht dat het College en het waterschap daadkrachtig zal gaan optreden. Dhr Luitjens (VVD) merkt op dat uit het feit dat de VVD-fractie het concept Stadskanaal heeft aangedragen afgeleid mag worden dat ook de VVD-fractie het zeer nodig vindt dat iedereen die ermee te maken heeft goed en op het juiste moment wordt geïnformeerd. Anderzijds is ook het perspectief van de buis op de langere termijn van belang, waarbij dhr Luitjens aansluit bij de woorden van dhr Moll en mw Gräper. Het feit dat voor de volgende vergadering van deze commissie een plan van aanpak zal worden ontvangen, is voldoende om de discussie vandaag te besluiten. Het is goed dat deze extra vergadering is gehouden. Dhr Van Dam (CDA) keert zich tegen het idee van dhr Hemmes om Prof. Reijnders uit te nodigen. Om daarvoor de reden te illustreren citeert hij het DvhN van 5 februari jl.: “Volgens de professor vormen het extreem giftige kwik en arseen een groot risico voor het milieu als ze uit de buis lekken.” Dhr Van Dam meent dat voor zo’n conclusie men geen professor hoeft te zijn. Dhr Hemmes (SP) merkt op dat zojuist is gezegd dat als die stoffen wel uit de buis lekken, dit desondanks weinig consequenties zal hebben. Dhr Van Dam (CDA) acht dat weer een ander verhaal. Hij wil eraan koppelen dat de CDA-fractie ook ongerust is en blijft in die zin dat de stoffen kwik en arseen grote gezondheidsrisico’s met zich meebrengen en dat voorop gesteld moet worden dat die risico’s niet veronachtzaamd moeten worden. Het verwijderen is een zeer kostbare zaak en dhr Van Dam is er zeker van dat die rekening uiteindelijk altijd bij de burger terechtkomt of de rekening nu wordt betaald door het waterschap, de provincie of de rijksoverheid. Dhr Hemmes (SP) voert aan dat het toch niet zo kan zijn dat financiële belemmeringen de doorslag zouden moeten geven als de volksgezondheid of het milieu grote gevaren lopen. Dhr Van Dam (CDA) antwoordt het met die opmerking eens te zijn, maar het zal wel een kostbare operatie zijn die je niet zomaar even kan doen. In ieder geval zal goed worden gemeten en gecontroleerd. Toekomstige ontwikkelingen of verwachtingen zullen worden geschetst. Er wordt een aanpak gekozen die de burger recht doet. Daar zal de gedeputeerde aan gehouden worden, want dat behoort tot de controlerende taak van de Staten. Dat zal samen met de gemeente en het waterschap gebeuren. Dhr Van Dam denkt dat het een goede zaak is om gedrieën op te trekken. Ook zal het Verdrag van Aarhus duidelijk kaderstellend zijn voor de te volgen werkwijze. Dhr Musschenga (gedeputeerde) merkt op duidelijk te zijn geweest ten aanzien van de volgorde waarmee geopereerd moet worden. De financiën staan niet op de eerste plaats. Dhr Bultje (PvdA) meegekomen. Dat zorgen dat de pijp ontwikkeld dat dit halen?
heeft nog een vraag voor dhr Hoven. Met de pijpleiding is een bedrag bedrag is weggezet om tegen een bepaalde rente er voor te kunnen verwijderd zal worden. Nu blijkt dat de rente zich niet dusdanig heeft mogelijk is. Vervalt daarmee ook de verplichting om de pijp eruit te
Dhr Hoven (waterschap Noorderzijlvest) antwoordt dat dit geld niet is weggezet bij een bank tegen 7%. Waarschijnlijk is dit geld bij de waterschapsbank belegd en dan begrijpt u wat er is gebeurd met een dalende beurs. Dhr Hoven is niet precies op de hoogte van deze financiële details. Vervolgens bevestigt hij dat de overdracht in principe is geschied inclusief de lusten en lasten. Dat is het uitgangspunt van de overdracht geweest, waarna men geheel
19
van elkaar af is. Echter, in elk contract is een hardheidsclausule te bedenken waarop men zich kan beroepen als blijkt dat zich een en ander voordoet dat nooit de bedoeling had kunnen zijn. Als een en ander kennelijk heel anders ligt dan eerder is gedacht, is het denkbaar dat onderhandelingen worden geopend. Dat gebeurt wel eens vaker in de relatie met de provincie. Dhr Zanen (PvhN) verwacht dat de bedoeling was dat op een nader te bepalen termijn die leiding expliciet verwijderd zou worden. Dhr Zanen begrijpt dat het daarvoor bestemde geld toch ook voor andere zaken is gebruikt. Dhr Hoven (waterschap Noorderzijlvest) wil dat misverstand graag wegnemen. Dat geld is uitsluitend gebruikt voor de leiding. Dus bijvoorbeeld voor de verwijdering in Delfzijl. Dhr Zanen (PvhN) vraagt of ook monitoring uit dit geld is betaald. Dhr Hoven (waterschap Noorderzijlvest) merkt op dat dit bedragen van een paar duizend euro per jaar zijn die ten opzicht van het totale bedrag niet zo interessant zijn. Dhr Hoven weet niet precies waar de boekhouders die monitoring precies van betaald hebben. De voorzitter merkt samenvattend op dat het waterschap het eigendom en de verantwoordelijkheid van de buis heeft overgenomen met alle lusten en lasten en dat er een bedrag is gestort van 6 miljoen gulden dat op rente gezet zou worden en voor de verwijdering van de buis was bedoeld. Voorts vraagt hij of er nog vragen zijn. Dat blijkt niet het geval te zijn. Hijzelf trekt de conclusie dat het goed is dat de commissie is geïnformeerd over deze problematiek en dat er over en weer duidelijke afspraken zijn gemaakt met het College en het waterschap, waarbij afgesproken is dat er een tijdstraject komt waarbij goed inzicht wordt gegeven over de aard van de aanpak en wat er allemaal gebeurt. De voorzitter denkt dat het goed is om, indien er zich nieuwe zaken voordoen, deze in het kader van de actieve informatieplicht snel gecommuniceerd worden zonder dat het nodig is te wachten tot de eerstvolgende bijeenkomst van de commissie. Voort hebben alle fracties er sterk op aangedrongen dat contact gelegd wordt met de burgers om hen te informeren. Verder denkt de voorzitter dat het goed is dat de commissie informatie krijgt over wat er precies is gevonden, wat normen zijn en waar een en ander op is gebaseerd. Wat zijn nu samenstellingswaarden van cultuurgrond? Wat zijn de normen van het bouwstoffenbesluit? Dhr Maarsingh zou als burger precies willen weten wat er nu precies in dat gebied is gevonden. Hij benadrukt als voorzitter dat absoluut niets onder het kleed geveegd moet worden en dat alles open wordt gecommuniceerd en dat de commissie alle informatie tijdig ontvangt. Dhr Hemmes (SP) benadrukt dat het goed is als dhr Reijnders toch een keer wordt uitgenodigd en misschien zijn er nog wel meer deskundigen die willen komen. Het gaat er om dat goede informatie wordt verkregen en dat de commissie vanuit verschillende kanten wordt geïnformeerd. De voorzitter meent dat de commissie zich eerst goed moet laten informeren en in het geval dat daarbij deskundige hulp nodig is dan kan die van meerdere kanten worden gevraagd. Dhr Musschenga (gedeputeerde) merkt op dat hetgeen de voorzitter vraagt, bij deze is toegezegd. Daarna kan de mind worden opgemaakt over wat de commissie nog anders of meer wil. De voorzitter dankt de gedeputeerde voor de gegeven informatie. In het bijzonder dankt hij ook dhr Hoven voor zijn bijdrage.
20
3.
Rondvraag
Niemand wenst het woord te voeren. 4.
Sluiting
De voorzitter sluit de vergadering om 11.46 uur.
21