Verslag van de vergadering van de Statencommissie Omgeving en Milieu, gehouden op 2 maart 2010 van 09.00 uur tot 14.45 uur in de Statenzaal van het Provinciehuis te Groningen. Aanwezig: dhr. J.W. Veluwenkamp (PvdA, voorzitter), dhr. J.G. Abbes (CDA), dhr. L.A. Dieters (PvdA), dhr. B.P.A. Blom (SP), dhr. H.T. Hoiting (burgercommissielid Partij voor het Noorden), dhr. F.A.M. Keurentjes (CDA), dhr. E.J. Luitjens (VVD), mw. HartmanTogtema (VVD), dhr. H. Miedema (burgercommissielid GroenLinks), mw. I.P.A. Mortiers (PvdA), dhr. W. van der Ploeg (GroenLinks), mw. M.R. Schalij (PvdA), dhr. Swagerman (SP), dhr. de Vries (D66). mw. S.J.F. van der Graaf (ChristenUnie) mw. F. Stavast (GroenLinks), mw. A.A.H. Hazekamp (Partij voor de Dieren). Niet aanwezig: dhr. T.J. Zanen (Partij voor het Noorden), dhr. R. Stevens (ChristenUnie), dhr. L.A.M. Stoop (burgercommissielid Partij voor de Dieren), dhr. P.G. de Vey Mestdagh (D66). Voorts aanwezig: dhr. M.J. van den Berg (voorzitter GS, CdK), dhr. P.M. de Bruijne (gedeputeerde), dhr. D.A. Hollenga (gedeputeerde), dhr. W.J. Moorlag (gedeputeerde), dhr. R.A.C. Slager (gedeputeerde), mw. J. Bordewijk (secretaris) en mw. M.J. Baartman (Verslagbureau Groningen; verslag mw. M.J. Baartman). Aanwezige insprekers: dhr. Smits (Dorpsvereniging Midwolde/Pasop), dhr. Beaufort (Buurtvereniging De Koetsiers), dhr. De Brock (Groep De Brock), dhr. Vegter (Jager Beheer). 1. Opening en mededelingen De voorzitter opent de vergadering om 09.00 uur. Er is bericht van verhindering ontvangen van dhr. Stoop van de Partij voor de Dieren. De vergadering wordt geobserveerd door dhr. Van der Geer van Debat.NL. 2. Regeling van werkzaamheden - voorstellen vreemd aan de orde van de dag Mw. Stavast (GroenLinks) stelt voor om met betrekking tot de krimpconferentie de werkgroep die dat heeft vormgegeven nog even ter evaluatie bij elkaar te roepen. Aldus wordt besloten. De voorzitter vraagt de secretaris een uitnodiging rond te sturen. Mw. Van der Graaf (ChristenUnie) wil namens de ChristenUnie-fractie aankaarten dat zij schriftelijk vragen heeft gesteld over woningbouwprojecten en de bevolkingskrimp en dat zij de beantwoording volgende week graag bij de bespreking zou willen betrekken tijdens de commissievergadering over het onderwerp ‘krimp’. Aldus wordt besloten.
1
vaststellen van de agenda Voor bespreekpunt 14 betreffende de discussie over Jager Beheer Midwolde, hebben zich 4 insprekers gemeld. Besloten wordt dit bespreekpunt als eerste te behandelen. Er wordt een spreektijd gehanteerd van 12 minuten per fractie en 3 kwartier voor het college van Gedeputeerde Staten. Die geldt voor de hele vergadering, niet alleen voor de bespreekpunten. Bij acclamatie wordt dhr. Van der Ploeg benoemd tot opvolger van dhr. Haasken als vice-voorzitter voor de vergadering. 3. Gelegenheid tot spreken voor niet-Statenleden (m.b.t. geagendeerde onderwerpen) De vier insprekers, i.c. dhr. Smits van Dorpsvereniging Midwolde/Pasop, dhr. Beaufort van Buurtvereniging De Koetsiers, dhr. De Brock van Groep De Brock) en dhr. Vegter van Jager Beheer zullen inspreken voorafgaand aan de behandeling van het betreffende agendapunt. 4. Vaststelling verslag Dhr. Dieters (PvdA) merkt op dat de partijen inzake Strandheem in week 4 bij elkaar zouden komen om de situatie te bespreken naar aanleiding van het rapport Tauw. Wat is de uitkomst van die bespreking geweest? Hoe heeft de gedeputeerde het rapport Tauw beoordeeld? Is er al een uitspraak van de Raad van State? Dhr. Slager (gedeputeerde) laat weten dat de Raad van State zich nog niet heeft uitgesproken. De vergadering heeft op zich geen nieuwe inzichten opgeleverd en het College gaat gewoon door in de ingezette lijn. De voorzitter laat weten dat als dhr. Dieters dit breder aan de orde wil hebben, hij dit apart moet agenderen. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) staat bij de aanwezigen, maar hij was er niet. Met inbegrip van bovenstaande wijziging wordt het verslag vastgesteld. 5.
Toezeggingenlijst
1. Jaarrapportage Energieakkoord Noord-Nederland. Het stuk is ontvangen en zal op de agenda van de volgende vergadering staan. Kan van de lijst af. 2. Zonnepanelen agrarische bedrijven. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) verwacht dat de deadline van maart 2010 gehaald wordt. 3. Tegengaan kleinschalige verrommeling. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) laat weten dat dit wat meer tijd vergt. Dat houdt verband met de discussie over de bezuinigingen en met een discussie die onder meer met het bestuur van het Libau wordt gevoerd naar mogelijkheden daarin gezamenlijk te kunnen opereren. Hij vraagt twee maanden respijt. De deadline wordt gewijzigd in mei 2010. 4. Windenergie. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) laat weten dat dit binnen twee weken los komt. 5.
Collectieve woningverbetering. Deze toezegging blijft staan.
6. Bouwblokken. Gedeputeerde Moorlag laat weten dat hierover met de Colleges bestuurlijk overeenstemming is bereikt, maar dat nog moet blijken of de gemeenteraden dat ook aanvaarden. De bestemmingsplannen en het voorstel, dat is een conceptovereenkomst tussen provincie en de vier gemeenten in het Westerkwartier, zullen naar de gemeenteraden gaan. De voorzitter vraagt hoe hij dit punt verder wil behandelen en vraagt of de Staten nadat er uitspraak is van de Raden een briefje krijgen van het College. De heer Moorlag (gedeputeerde) lijkt het beter om de toezegging zoals deze op het lijstje staat te veranderen, want die was dat het College in gesprek zou gaan met de gemeenten en die is al ingelost. De toezegging de Staten te informeren over de afloop van het proces bevestigt hij.
2
7. Terug- en vooruitblik PLG. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) laat weten dat dit niet gehaald is en dat dit te maken heeft met het feit dat aanvullende informatie van de Dienst Landelijk Gebied nodig was. Het College heeft de Dienst Landelijk Gebied gevraagd prioriteit te geven aan de midterm review gegevens die men voor 15 februari 2010 moest aanleveren bij LNV. Het ziet er nu naar uit dat het in maart naar de commissieleden komt. 8.
Resultaat onderzoeken water Strandheem. Is ontvangen en kan van de lijst.
De voorzitter merkt op dat er in de commissie Bestuur en Financiën door dhr. Slager een toezegging is gedaan, die in deze commissie thuishoort. Dat betreft de bestuurstructuur van de Wadden. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) laat weten dat het College de betreffende brief op 1-3-2010 heeft vastgesteld en dat de brief deze week naar Provinciale Staten zal gaan. 6.
Mededelingen
Dhr. Moorlag (gedeputeerde) deelt met betrekking tot de begrenzing van het buitengebied mede dat bij de behandeling van het POP door de Staten criteria zijn vastgesteld over hoe die begrenzing vastgesteld moest worden. Op grond van de door een groot aantal gemeenten en andere belanghebbenden, waaronder burgers, maar ook op grond van een handreiking die tussen het IPO, de VLG en het VROM wordt ontwikkeld over hoe de begrenzing vastgesteld moet worden, heeft het College het idee dat de criteria voor de begrenzing op een aantal punten wellicht enige bijstelling behoeven en is voornemens daarover een voorstel te doen aan de Staten. Dhr. Slager (gedeputeerde) laat weten dat tijdens de commissievergadering van 20-01-2010 discussie is gevoerd over de subsidieregeling voor particulieren. Het College verwacht daar rond de zomer een vervolg op. Om niet onnodig tijd te verliezen zou dhr. Slager niet willen wachten tot het moment dat de uitspraak van de EFRO er is, maar zal hij de commissieleden binnenkort al uitnodigen om daarover te discussiëren om op een rijtje te zetten hoe men dat op een zo goed mogelijke manier kan invullen. De voorzitter geeft de leden van de commissie de gelegenheid om na te denken of dat een informeel of een formeel moment moet zijn. Dhr. Hoiting (Partij voor het Noorden) vraagt waarom dit niet in de volgende commissievergadering aan de orde gesteld wordt. De voorzitter kan zich voorstellen dat de gedeputeerde er de tijd voor wil nemen om dat te bespreken. Het lijkt hem niet slecht er de tijd voor te nemen om te beslissen of de commissieleden er een formeel of een informeel moment van willen maken. Dan kan men nog besluiten of men het in de commissie wil hebben. Dhr. Slager (gedeputeerde) laat weten dat hij om die reden dit voorstel doet. Als het meegenomen wordt in een vergadering van de commissie en de voorzitter begint met spreektijd te dreigen, komt het onder druk niet tot het gehoopte resultaat. De voorzitter besluit dat een informeel gevolgd zal worden door een formeel moment. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) laat weten dat hij in de stuurgroep zit voor het Deltaprogramma Waddengebied die bezig is met het opstellen van een plan van aanpak. Zodra een conceptversie gereed is, zal hij deze de commissie Omgeving en Milieu voor nader commentaar doen toekomen. 7.
Rondvraag
Dhr. Swagerman (SP) brengt in dat de SP-fractie wat verrast werd over de € 2,5 miljoen aan investeringen in de Blauwe Stad, die zij in de landelijke en regionale pers heeft mogen lezen. Dhr. Swagerman heeft uitgerekend wat voor investering dit betekent per inwoner, per woning en per woning als alle kavels verkocht zouden zijn. Het inwoneraantal heeft hij afgerond op 500. Dat betekent een investering in de woonomgeving van € 50 duizend per inwoner, een omgerekende subsidie van € 125 dui-
3
zend op de huidige woningen en – mocht men erin slagen om overal een woning te creëren – dan is daar € 17 duizend in geïnvesteerd. Hoe representatief is dit bedrag ten opzichte van investeringen in dit soort zaken in wijken in de stad? Is er, voordat deze keuze werd gemaakt, overwogen te investeren op een manier waardoor je misschien sneller zou hebben kunnen verkopen? Is er van dit werk al enig werk aanbesteed? De SP-fractie gaat hier niet van uit en wil het College dan vragen ervoor te zorgen dat het zo kleinschalig wordt aanbesteed dat het grootste deel van de werkgelegenheid in de regio kan blijven. Was dit al gepland en wordt dit naar voren gehaald? Dhr. Swagerman vindt het wat vreemd dat dit als de Staten er nog over moeten spreken in de commissie, nu naar buiten komt terwijl het nog een discussiepunt is. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) heeft de indruk dat de SP vragen stelt over een punt waarover de Staten schriftelijk geïnformeerd zijn, namelijk middels een voordracht over die investering die zij vorige week hebben gekregen. Het is niet gebruikelijk daar schriftelijk vragen over te stellen. De voorzitter merkt op dat die voordrachten geagendeerd gaan worden. Er is een ordevoorstel dit nu niet te behandelen, maar uit te stellen tot die aan de orde is. Dhr. Swagerman (SP) zou zich daarin kunnen vinden, ware het niet dat hij al aangaf dat hij vindt dat dit plan dadelijk wel besproken gaat worden bij het volgende punt rondom de Blauwe Stad. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) merkt op dat het wellicht goed is aan te sluiten bij datgene wat dhr. Van der Ploeg heeft gezegd. De vragen die dhr. Swagerman in deze mondelinge ronde stelt, betreffen een werkbegroting voor het eerst halfjaar 2009 die in de vorm van een voordracht bij de Staten ligt conform de toezegging die dhr. De Bruijne heeft gedaan aan PS dat de werkbegroting van de voormalige ontwikkelingsmaatschappij Blauwestad, waarvan thans de materiele aspecten in publieke handen zijn, aan PS zou worden voorgelegd. Dhr. De Bruijne kan de opmerking van dhr. Van der Ploeg heel goed volgen. Het lijkt hem dat de discussie daarover regulier dient plaats te vinden in de commissie en eventueel de Staten. Hij kan dhr. Swagerman ten aanzien van één aspect van zijn vraag geruststellen: er is op basis van het aspect in de begroting die hij noemt nog geen enkele uitgave gedaan. De voorzitter laat weten dat het voorstel is de zaak te behandelen als deze aan de orde komt. Dhr. Swagerman (SP) kan zich daarin vinden. Hij heeft de voordracht echter niet gezien, vandaar zijn vraag. De voorzitter laat weten dat de voordracht onderweg is, ook naar de SP. Dhr. Keurentjes (CDA) heeft begrepen dat de procedure die loopt met betrekking tot de sanering van de bodemverontreiniging in een woonwijk in Hoogezand-Sappemeer, nu openstaat voor inspraak en zienswijzen. Hij vraagt de gedeputeerde om de Staten over het verloop van het proces op de hoogte te houden. Dhr. Slager (gedeputeerde) zegt dit toe. Dhr. Dieters (PvdA) brengt in dat de PvdA-fractie in februari 2009 vragen heeft gesteld over de berichtgeving mogelijke bouw hoge windmolens in Kollumerland. Nu, een jaar later, staat in het Dagblad van het Noorden te lezen dat de inwoners van Lauwerzijl massaal hun handtekening hebben gezet tegen de bouw van deze molens op die plaats. Is dat bij het College bekend? Kan het College aangeven wat de stand van zaken is op dit moment? Heeft het College in deze kwestie nog steeds overleg met de provincie Friesland? Dhr. Moorlag (gedeputeerde) antwoordt dat hij overleg heeft gepleegd met zijn collega van de provincie Friesland. Er wordt in Friesland nieuw beleid gemaakt voor windturbines en windparken. De besluitvorming is nog niet voltooid en nog niet in de Staten behandeld, maar het tendeert ernaar dat Friesland ook gaat kiezen voor een concentratiebeleid op drie locaties, met name in het westen van de provincie. Vervolgens is het de vraag wat er resteert aan pijplijnprojecten – initiatieven die al wel zijn gestart maar waar nog geen goedkeuring aan verleend is. Het initiatief in Kollumerland betreft
4
windturbines die hoger zijn dan wat de provinciale regels in Friesland op dit moment toestaan. Het College in Friesland zal nog moeten besluiten of men voor dit project af wil wijken van die regels. Dhr. Moorlag heeft de zorg en de grote reserve van de provincie Groningen overgebracht aan de betreffende collega, temeer omdat er belangen meespelen, niet alleen in de sfeer van landschap, maar ook op het vlak van toeristische ontwikkelingen in het Lauwersmeergebied, die op gespannen voet staan met grote windturbines in nabijheid van het Lauwersmeer. Dhr. Abbes (ChristenUnie) merkt op dat een paar weken geleden door dhr. Haasken van de fractie van de VVD vragen zijn gesteld met betrekking tot de Ennemaborg, over het verbindingskanaal door het park. Groninger Landschap is bezig met de inrichting van het gebied. Is het misschien mogelijk de vraag van dhr. Haasken wat breder te beantwoorden, in die zin dat ook aan de Staten inzichtelijk wordt gemaakt wat het tweesporenbeleid natuur/cultuurhistorie met de inrichting van het hele gebied rond Ennemaborg is? Dhr. Hollenga (gedeputeerde) antwoordt dat de beantwoording van de vragen van dhr. Haasken volgende week voorligt in het College. Die hebben niet die brede invulling, maar er wordt wel iets gezegd over cultuurhistorische elementen. Hij stelt voor die brief af te wachten en dat dhr. Abbes eventueel naar aanleiding van die brief het punt agendeert in deze commissie. Dhr. Abbes (ChristenUnie) gaat hiermee akkoord. Mw. Hazekamp (Partij voor de Dieren) deelt mede dat men deze week in de media heeft kunnen lezen dat er een 8 km lang raster geplaatst gaat worden langs de A7 om te voorkomen dat dassen daar sneuvelen. Blijkbaar willen die dieren van de ene kant van de A7 graag naar de andere kant. Is gedeputeerde bereid om bij de daartoe bevoegde instanties te pleiten voor ondertunneling of andere oversteekplaatsen voor de dassen? Dhr. Hollenga (gedeputeerde) antwoordt dat hij zich niet kan voorstellen dat er nog extra ondertunneling nodig is, omdat zij in het kader van de Ecologische Verbindingszones dergelijke voorzieningen treffen en daar ook geld voor hebben. De voorzitter resumeert dat het antwoord is dat daar al in wordt voorzien in het kader van de EHS. 8.
Ingekomen stukken (ter kennisneming)
Er zijn geen ingekomen stukken. Bespreekpunten 9.
Voordracht van Gedeputeerde Staten van 8 december 2009, nr. 2009-71.184, GMO, betreffende de kaderstelling voor de bezuinigingen (nummer 40/2009). De brief van de Streekraad Oost-Groningen van 11 januari 2010 met een reactie op de provinciale bezuinigingen.
Dhr. Keurentjes (CDA) beperkt zich tot het onderwerp gebiedsgericht beleid. Het College stelt voor een terugtrekkende beweging te maken. Hoe verhoudt zich dat tot de sociaal-economische vitalisering van het platteland? Hoe wordt daar op een goede manier invulling aan gegeven? Dhr. De Vries (D66) merkt ten aanzien van pagina 5 op, dat bij hem het beeld is ontstaan dat het over het algemeen goedkoper is als je dingen integraal aanpakt dan wanneer je het allemaal los aanpakt. Hij vindt het een vreemde aanpak om het minder integraal te doen. Hoe zit dat? Op pagina 7, ruimtelijke ontwikkeling en inzet wat betreft afstemmingsoverleggen. Dat wordt minder. Kan dat wel? Wat zijn de eventuele gevolgen? Zijn er extra risico’s? Schoon en veilig Groningen. Een aantal zaken gaat naar de gemeente. Gaat het geld dat daarmee gemoeid is ook naar de gemeente of is dat autonoom geld dat hiermee vrijkomt omdat men die taak niet meer hoeft uit te voeren? Dhr. Hoiting (Partij voor het Noorden) brengt in dat de Partij voor het Noorden-fractie een heel andere visie op de bezuinigingsoperatie heeft. Hij gaat om die reden op dit moment niet inhoudelijk op deze voordracht in, maar schuift dat naar de behandeling in de commissie Bestuur en Financiën.
5
Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) verwijst ook naar de commissie Bestuur en Financiën. GroenLinks is kritisch ten aanzien van de voordracht en de besluitpunten. Naar aanleiding van een artikel van Flip de Kamp, die aangeeft dat het begrotingsjaar 2011 in feite een verloren begrotingsjaar is voor de rijksoverheid, gaat hij ervan uit dat de 300 miljoen waar IPO al met het Rijk een soort afgedwongen compromis heeft gesloten, wel doorgaat. Kan het College dit bevestigen? Hoe ziet het College de val van het kabinet in relatie tot de provinciale financiën? Muskusratten. GroenLinks zou het College niet de onderhandelingsvrijheid voor de half miljoen euro mee willen geven. Hoe staat het met dat overleg? Waarom vindt het College dat er voor Groningen een andere situatie dan in al die andere provincies waar dat is overgedragen? Meetnet. De keus van het College wordt door de GroenLinks-fractie niet gedeeld met als redenen: de waarde van de unieke gegevensverzameling, de intense betrokkenheid van veel vrijwilligers voor het verzamelen van die gegevens en de monitoring ziet GroenLinks als een essentieel punt voor de beleidsvoering. Hoe je dan met de resterende 50 duizend euro een kenniscentrum Natuur en Landschap op moet tuigen, is hen volkomen onduidelijk. Regiovisie. In 2015 wordt 25% bezuinigd, althans, dat is ingekaderd. De GroenLinks-fractie kan zich niet voorstellen dat de regiovisie de komende jaren niet aangeslagen kan worden. Uit financiële gegevens blijkt dat het wat GroenLinks betreft ook zou kunnen. Vliegende brigades. In hoeverre is het denkbaar dan wel mogelijk dat het via het leefbaarheidsfonds alsnog weer terugkomt? De evaluatie van de vliegende brigades is toegezegd, maar men heeft dat nog steeds niet gezien. Kan dat alsnog toegestuurd worden? PLG/ILG. GroenLinks heeft een vraag gesteld over het noodgedwongen verleggen van het accent naar rijksopgaven. Deze vraag werd als beleidsmatige vraag door het College gekwalificeerd. Kan die alsnog beantwoord worden? Schoon en veilig. In hoeverre zouden partijen met de korting van 25% die wordt doorgevoerd, in de problemen kunnen geraken? In hoeverre wordt dat meegewogen. Gebiedsgericht in relatie tot POP. Hoe wordt dat proces de komende jaren opgepakt? In hoeverre kan het overleg met gemeenten daarin een rol spelen? Regiocollege Waddenzee. Er komt binnenkort een brief in de commissie Omgeving en Milieu over de bestuurlijk positie. Leidt dat beeld bij het College nog tot een andere afweging ten aanzien van deze € 223 duizend? Het is voor de GroenLinks-fractie van belang dat zowel de groene agenda als de duurzame agenda – dat kan je kortweg naar landschap en het 100.000-woningenplan vertalen – ook in de toekomst met kracht kan worden doorgezet. Dhr. Luitjens (VVD) haakt in op pagina 5 van de voordracht, waar staat ‘minder inzet op ondersteuning van gemeentes, minder ondersteuning bouwheerschap bij gemeentelijke projecten’. Dat onderstreept nogmaals de noodzaak van sterke professionele gemeentes die hun eigen verantwoordelijkheid aankunnen. Schoon en veilig. Er ligt een opgave voor investering in het Eemsdeltagebied waarin de Staten vanuit dit onderwerp een zeer goede rol kunnen vervullen. Gaan de Staten die wel vasthouden? Aangegeven staat dat het risico op negatief inspectierapport kustveiligheid toe zou nemen. Die relatie kan dhr. Luitjens niet leggen. Anderzijds is bekend dat een aantal delen van de kust nu al niet voldoen aan de regels. Wonen, bouwheerschap en vliegende brigade. Met sterke gemeentes vraagt dhr. Luitjens of het bouwheerschap ook niet op 0 gezet kan worden. Wat is de stand van zaken van het energie- en klimaatbeleid, vernieuwde insteek 2010? Regio 2030. Er staat een bedrag van € 900 duizend waarvan niet duidelijk is wat er mee moet gebeuren na 2015. Moeten alle partijen die daarin een rol spelen bezuinigen? In hoeverre blijven de bijdrages overeind, terwijl er voorgesteld wordt nog meer in het fonds te stoppen? Dhr. Swagerman (SP) brengt in dat de SP-fractie met name in de commissie Bestuur en Financiën aan zal geven hoe zij denken met de bezuinigingsoperatie om te gaan. De SP zal een alternatief neerleggen, waarbij de uitgangspositie is dat zij niet die 5% willen bezuinigen op de wettelijk verplichte taken. Mw. Mortiers (PvdA) brengt in dat de PvdA-fractie naar aanleiding van de voordracht en de ingekomen brief van de streekraad Oost-Groningen een aantal vragen heeft. Is de voorgenomen besluitvorming in juni door Provinciale Staten niet prematuur, gelet op de landelijke ontwikkeling?
6
Is het niet wenselijk om bij de visie op de rol van de provincie aan te sluiten bij de integrale aanpak en de grote opgave, inclusief de krimp, zoals die vorig jaar in POP-3 is vastgelegd. Ziet het College mogelijkheden de methodiek van het gebiedsgerichte werken, die door gemeente en burgers zeer wordt gewaardeerd, te continueren zonder bestuurlijke en ambtelijke drukte, zodat het kind niet met het badwater wordt weggegooid. Ook de streekraad wijst op het organiserende vermogen in de regio. Is de keuze voor een scherpere focus, of voor temporisering niet beter, opdat opgedane ervaringen in één regio ook in andere regio’s zouden kunnen worden benut? Moet niet ook gekeken worden naar het betrekken van allerlei netwerken die recent zijn opgericht en die tot multiplier-effecten in de regio leiden? Hoe denken GS de kerntaak – het bewaken van de ruimtelijke kwaliteit – organisatorisch te borgen teneinde de POP-3 ambities enigszins overeind te houden. Waarom is gekozen voor het schrappen van subsidie op landschap en sociaal-economische vitalisering, zoals dat destijds bij de besluitvorming over het PLG door de PvdA-fractie was toegevoegd? Hoe kunnen de ambities van het POP en de werkgroep Landschap waarmaken? Werkkader. Wil het College terug naar sectorale schotten om taken adequaat uit te voeren, terwijl het Rijk in woord en geschrift een integrale aanpak voorstaat? Moet in verband met de efficiencywinst het ambtelijke apparaat niet meer integraal in plaats van sectoraal georganiseerd worden? Is het College bereid dit nader te onderzoeken? Hecht het College nog aan het continueren van het interactief beleid en het blijven betrekken van de Groninger burgers? Is bij de overwegingen van het College voldoende rekening gehouden met het toekomstig Europees beleid en de beschikbare fondsen? Dhr. Swagerman (SP) merkt op dat zij met de vragen die zij nu stelt, totaal niet de financiële impact behandelt? Betekent dat, dat de PvdA dit naar Bestuur en Financiën hevelt of kan de PvdA hier al aangeven dat zij met 5% bezuinigingen al op de kerntaken uit gaat komen? Mw. Mortiers (PvdA) antwoordt dat het laatste het geval is. De bezuinigingen en de impact van het een en ander, zou de PvdA-fractie ook zeker bij Bestuur en Financiën inbrengen. Mw. Van der Graaf (ChristenUnie) vraagt of het College iets kan zeggen over de invulling van de Reserve leefbaarheid krimpgebieden oftewel het Krimpfonds. Zullen die investeren voornamelijk te maken hebben met sociale investeringen of ook die effect hebben op de woningmarkt, zoals bijvoorbeeld opkoop. De verdere bijdrage van de ChristenUnie-fractie volgt in de commissie B&F. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) zal zich beperken tot die zaken die in zijn portefeuille zitten. Met knijpen op afstemmingsoverleggen met bijvoorbeeld gemeente en andere partners op het terrein van ruimtelijke ordening loop je inderdaad voor een deel wel het risico dat je, als je onvoldoende intensief communiceert in het voortraject, later mogelijk wordt geconfronteerd met bijvoorbeeld de beroepsprocedures. Maar er is ook een aantal afstemmingsoverleggen waarvan het College vindt dat het misschien toch een tandje minder moet, zoals het platform ruimtelijke ordening Nederland-Duitsland en het afstemmingsoverleg met het ministerie en het IPO. Het College heeft een wettelijke taak waar het gaat om bijvoorbeeld afstemming met de gemeenten en dat zijn typisch zaken die op voldoende niveau moeten blijven doorgaan. 2011, een verloren begrotingsjaar. De € 300 miljoen bezuinigingen is daarmee in 2011 niet weg, die stonden al ingeboekt in de voorjaarsnota 2010 van het Rijk. Dat was een opgelegde maatregel. De Regiovisie, 25% korting vanaf 2015. Niet eerder omdat de beleidslijn van het College is geweest dat zij lopende verplichtingen zoals de cultuurnota en de sociale agenda netjes wilden nakomen. Vliegende brigades. Het is dhr. Moorlag niet bekend dat de evaluatie is toegezegd en het staat ook 1 niet op de toezeggingenlijst. Hij zal dit laten nazoeken . Bouwheerschap op 0 zetten. Gedeputeerde zet daar grote vraagtekens bij, omdat vanuit de bouwheerschap ook de bouwblok-op-maatmethode wordt bediend, tenzij je met een alternatieve financiering zou komen. Als dhr. Luitjens daar ideeën over heeft, verneemt gedeputeerde dat graag. Besluitvorming door Provinciale Staten in juni prematuur. Die afweging moet ook in de Staten gaan plaatsvinden. Het College heeft de ambitie een sluitende meerjarenbegroting op te leveren.
1
de gedeputeerde komt hier de volgende commissievergadering op terug. 7
Handhaven interactief beleid, gebruik organisatorisch vermogen en het netwerken. Gedeputeerde zegt hier hartgrondig ‘ja’ op. Die ambitie moet je blijven koesteren. Of dat in alle gevallen in dezelfde omvang en intensiteit mogelijk is, is de vraag. Waarborgen ruimtelijke kwaliteit. Gedeputeerde refereert aan de antwoorden op de vragen van dhr. Luitjens. Kerntaak van de provincie is het bewaken van de ruimtelijke kwaliteit. Dat blijft het College met het instrumentarium op basis van de Wet ruimtelijke ordening doen. Toekomstig Europees beleid en de Europese fondsen. In zijn algemeenheid moet je zijns inziens vaststellen dat er minder cofinanciering vanuit Europa beschikbaar zal komen vanaf 2013. Het debat over waar die fondsen precies gaan neerslaan wordt volop gevoerd. De kans is reëel dat dat in de wat armere lidstaten zal gaan gebeuren. Voor het overige is het speculatief om daarop vooruit te lopen. Mw. Mortiers (PvdA) brengt in dat andere provincies daar hard mee bezig zijn. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) antwoordt dat dat niet wil zeggen dat de provincie Groningen en ook in IPO-verband daar niet mee bezig is. De lobby van deze provincie is erop gericht dat de geldstromen niet alleen via het Rijk maar ook rechtstreeks naar de decentrale overheden gaat. Dhr. Slager (gedeputeerde) vult gedeputeerde Moorlag aan met betrekking tot de opmerking van dhr. De Vries over wat er verstaan moet worden onder ‘minder integrale aanpak van vergunningverlening’. Men is nu gewend om bij het verlenen van een vergunning in het voortraject veel aandacht te besteden aan de aanvraag die door een bedrijf wordt verricht, ook in adviserende zin. Dat leidt ertoe dat je in het traject daarna, in het beroepstraject, minder zaken tegenkomt. Het College vindt het in dit geval verantwoordt de adviserende rol, die personele inzet vraagt, te verminderen. Daarbij lopen zij het risico dat dat zou kunnen leiden tot wat meer beroepszaken, maar dat is de afweging die men daarin maakt. Rol van de provincie in het Eemsdeltagebied. Die blijft gehandhaafd. Dhr. Swagerman (SP) komt in het kader van de uitspraak ‘adviserende rol in de richting van bedrijven’ terug op het vorige agendapunt. Hij zou goed kunnen leven met het feit dat het College dat niet alleen naar bedrijven doet, maar mogelijk ook naar direct betrokkenen in de directe omgeving van die bedrijven in de voorfase. Is dat een overweging die gedeputeerde wel sympathiek lijkt? Of is het College vooral gericht op de vergunning en dus op het bedrijfsleven en niet op omlevenden? Dhr. De Vries (D66) vraagt of er, indien men minder betrokken is bij het voortraject, meer gevallen als Jager kunnen ontstaan waarbij twee maal een vergunning wordt vernietigd. Dhr. Slager (gedeputeerde) antwoordt dat dat zeker voor kan komen. Jager is niet uniek in die zin dat een vergunning wordt vernietigd door de Raad van State. Overigens is het altijd een kwestie van maatwerk, dus een situatie is nooit identiek. Betrekken omwonenden bij voortraject. Dat gebeurt over het algemeen wel, maar de taak is een vergunning te verlenen aan de betreffende bedrijven. Wat betreft het klimaatbeleid. Hotspot Groningen is afgerond. In de uitwerking van de stukken voor het Eemsdeltagebied speelt klimaat ook een nadrukkelijke rol en dat wordt nou verder ingevuld. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) beantwoordt de vraag van mw. Van der Graaf over de invulling van de Reserve leefbaarheid krimpgebieden, sociale investeringen of ook investeringen in de woningmarkt. Dat laatste lijkt hem niet zo voor de hand liggen. In de voordracht wordt ook aangegeven dat het gaat om zowel aard en nagelvaste voorzieningen als om procesgelden. Maar bij de vaste voorzieningen moet men toch meer denken aan cofinanciering op het punt van wat nu ook wel gedaan wordt in de regio’s zoals multifunctionele accommodaties. Maar dan wel vanuit de focus dat het een bijdrage levert aan de oplossing van maatschappelijke vraagstukken die te maken hebben met de bevolkingsdaling. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) merkt op dat meerdere fracties gesproken hebben over gebiedsgericht beleid. In het kader van de bezuinigingen heeft het College keuzes moeten maken. Dat heeft ertoe geleid dat het gebiedsgerichte beleid met betrekking tot de bestaande structuur van de stuurgroepen West, Noord en Oost wordt afgebouwd, maar daarvoor in de plaats gaat het College op een andere manier bepaalde dingen weer oppakken en focussen op bepaalde problematiek, bijvoorbeeld de krimpproblematiek. Datzelfde geldt ook voor het Eemsdeltagebied.
8
Ten aanzien van de vraag of er alleen naar bedrijven werd gekeken of ook naar de omgeving, merkt hij op dat het juist de bedoeling is, ook bij de aanpak van de Eemsdelta, dat er met name ook naar de omgeving wordt gekeken. Een van de projecten die in dat kader gestalte krijgt is het project Ecologie en Economie in Balans, waar zowel natuurorganisaties als overheden en bedrijfsleven gezamenlijk gaan kijken wat het draagvlak is voor het gebied. Er blijft nog een behoorlijk budget van 1 miljoen over voor het gebiedsgericht beleid. Hoe verhoudt zich dat tot de sociaal-economische vitalisering van het platteland? In een aantal gevallen gaan gemeenten door met deze werkwijze. Binnen het Programma Landelijk Gebied blijft het College sociaal-economische vitalisering invullen. Afgewacht zal moeten worden wat de situatie in 2013 en later is en dat is vooral afhankelijk van welke onderhandelingen er met het Rijk plaatsvinden over een nieuw Investeringsbudget Landelijk Gebied. Voor het College is het van belang dat er dan eindelijk vanuit de Rijksoverheid oog is voor sociaal-economische vitalisering, want dat wordt nu volledig aan de provincie overgelaten. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) heeft geprobeerd de bedragen in te vullen richting sociaaleconomische vitalisering en landschap en dat lukte hem niet. Het gaat om de zin op pagina 7, waar het College zegt dat zij noodgedwongen het accent op realisering van de rijksdoelen zal leggen. Moet dat wat dhr. Hollenga zei dan geïnterpreteerd worden als een keuze voor na 2013 en dat het feitelijk nog niet om concrete bedragen gaat? Dhr. Hollenga (gedeputeerde) antwoordt dat het College daar uiteraard bij de Voorjaarsnota verder op terug zal komen, maar het heeft ook te maken met de ombouw naar het nieuwe beleid. Bijvoorbeeld de krimp. Het college is op dit moment in overleg met gemeentes hoe zij met het bestaande programma de komende paar jaar om moeten gaan. Zij brengen in beeld wat er allemaal loopt in de gebieden, hoe dat op een goede manier afgewerkt gaat worden en wie er verantwoordelijk wordt voor een bepaald programma of project. Soms is dat de provincie, in andere gevallen voor de gemeenten. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) constateert, als hij het goed heeft, dat in 2011 en 2012 wel degelijk gekort wordt op budgetten voor sociaal economische vitalisering en landschap, maar dat de concrete invulling nog moet worden uitgewerkt. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) beaamt dat. Dhr. Keurentjes (CDA) heeft een vraag over de beïnvloeding van het proces rondom de EU-gelden na 2013. Op welke wijze gaat gedeputeerde daar invloed uitoefenen? Dhr. Hollenga (gedeputeerde) zal daarbij een belangrijk beroep doen op alle politieke partijen die deze Staten vertegenwoordigen, omdat dat vooral ook een landelijke lobby moet zijn. Dhr. Keurentjes (CDA) vraagt of gedeputeerde een inschatting durft te geven van de kans op succes in dat traject naar 2013. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) antwoordt dat de Staten twee weken terug hebben gezegd dat deze provincie in dat lobbytraject in ieder geval met betrekking tot landschapsgeld enig succes heeft geboekt. Hij zou dat succes uitbuiten om ook voor de rest iets binnen te halen. Biologisch meetnet, Kenniscentrum Natuur en Landschap en de omvorming daarvan. Het is zo dat daar een bezuiniging op plaatsvindt, maar het College hecht aan de monitoring en aan de gegevens. Er worden wel minder gegevens verzameld en er zal meer gebruik gemaakt worden van gegevens die op een andere manier zijn verzameld. Uiteraard zal het College dankbaar gebruik blijven maken van de vele vrijwilligers die ingeschakeld worden voor het verzamelen van deze gegevens en zij zullen daar ook steun aan moeten geven. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) merkt op dat het zo is dat het budget wordt uitgegeven om die gegevens die de vrijwilligers verzamelen, op een goede manier te kunnen presenteren. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) antwoordt dat het College voldoende mogelijkheden ziet om goede monitoring en gegevensverzameling voor hun taken in het kader van Natuur en Landschap te handhaven. In dit verband ligt er duidelijk een link met de Nb-wet vergunningen. Ook daar heeft de provincie een wettelijke taak voldoende capaciteit in te zetten. Er is een keuze gemaakt voor ook de Nb-wet
9
vergunningen adequaat te behandelen. Om die vergunning goed te kunnen onderbouwen, zijn gegevens nodig van Natuur en Landschap. Mw. Hazekamp (Partij voor de Dieren) vraagt of zij goed begrijpt dat ook evaluatie van eigen beleid en monitoring van de kwaliteit van de zaken die het College doet in het kader van Natuur en Landschap, wegvallen en dat het puur beperkt gaat worden tot de wettelijke taken. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) antwoordt dat eens per twee jaar de stand van zaken Natuur en Landschap aan de Staten zal worden gepresenteerd. Daaruit zal blijken dat het College voldoende gegevens aanreikt opdat de Staten het natuur- en landschapsbeleid kunnen beoordelen. Mw. Hazekamp (Partij voor de Dieren) concludeert dat die gegevens niet door de mensen zelf, maar door derden worden verzameld. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) antwoordt dat de gegevens zullen worden verzameld die nodig zijn om de verslaglegging te kunnen doen. Of dat van derden is of van henzelf, doet er niet toe. Muskusratten. Dat heeft alles te maken met de beslissing die al genomen is om de taken van de muskusratten over te hevelen naar de Waterschappen. Dat moet nog steeds geregeld worden met een veegwet. Op dit moment moet het College afwachten of de veegwet op korte termijn wel of niet in de Kamer behandeld zal worden, want dat kan weer te maken met of die wet wel of niet controversieel verklaard wordt. Op dit moment is daar wat onzekerheid over, maar dat zal ongetwijfeld de komende weken duidelijk worden. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) vraagt of het niet zo is dat de muskusrattenbestrijding bij andere provincies al is overgegaan. Door het Rijk wordt niet per veegwet bepaald hoe er met autonome middelen van de provincie wordt omgegaan. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) denkt ook van niet. Het zal een onderhandeling worden met het Rijk en het College zal zich er sterk voor maken dat het Rijk niet meer geld weghaalt dan noodzakelijk is. Dat heeft het College in IPO-verband aangegeven. Er zijn twee provincies, Zuid-Holland en Groningen, die de muskusrattenvangers in eigen dienst hebben. Budgetten Regiocollege Waddenzee. Daar wordt niet op gekort. De brief zal niet tot een ander inzicht leiden. Het is wel zo dat men binnen het Waddendossier steeds meer moeite heeft om gelden te vinden voor het uitvoeren van de taken. Men zit in een uitvoeringsfase en er moeten programma’s opgestart worden. Dan kijkt men als eerste naar de regionale overheden om te gaan cofinancieren. Dhr. Hollenga vreest dat er eerder meer dan minder geld nodig is. Het College zal de Staten daar te zijner tijd over informeren. Risico negatief inspectierapport kustveiligheid. Dhr. Hollenga kon de vraag van dhr. Luitjens niet helemaal plaatsen. Dhr. Luitjens (VVD) geeft aan dat op pagina 5 staat: ‘risico op negatief inspectierapport kustveiligheid.’ Waarom neemt dat risico toe? Er is nu toch voor een aantal onderdelen van de kust ook al een negatief inspectierapport. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) weet niet wat dhr. Luitjens bedoelt met een negatief inspectierapport. Er wordt één keer in de 4, 5 jaar een toetsingsronde gehouden en op basis daarvan wordt vastgesteld of er bepaalde dingen op het gebied van veiligheid aan de kust moeten gebeuren. De laatste toetsingsronde heeft een aantal zaken aangewezen en de activiteiten die daaruit voort moesten komen, zijn afgerond in deze provincie. De provincie zit nu voor de volgende toetsingsronde. Het College verwacht dat op grond van de commissie Veerman eisen worden aangescherpt en dat er dan opnieuw sprake zal zijn van investering. Dhr. Luitjens (VVD) vraagt wat dan de relatie is tussen de bezuinigingen en een negatief inspectierapport. Hij ziet eerder een relatie tussen bezuinigingen en het niet kunnen doen van investeringen. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) geeft hem daar gelijk in. Een negatief inspectierapport zou in kunnen houden dat het College haar taken ten aanzien van inspectie niet adequaat genoeg invult, maar dat heeft niet direct te maken met de veiligheid. Voorop staat dat de provincie daaraan moet voldoen.
10
Mw. Mortiers (PvdA) laat weten dat zij nog geen antwoord heeft gekregen op haar vragen over de integraliteit van het ambtelijk apparaat. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) antwoordt dat niemand tegen integraliteit kan zijn en dat er inderdaad minder sectoraal moet worden gewerkt. Er zal meer worden gekoppeld aan de opgaven die er liggen. Gekeken naar de problematiek van de Eemsdelta: daar spelen vraagstukken rond milieu, leefbaarheid en ruimtelijke ordening en daar moet je de verschillende professies en deskundigheden samengebundeld bij elkaar brengen. De insteek van het College is dat je met een geconcentreerde en gebundelde aanpak ervoor kiest de grootste opgaven in ieder geval te blijven bedienen. Dat betekent wel dat het gebiedsgerichte beleid wel sterk gereduceerd gaat worden. Binnen de mogelijkheden die er zijn is het zoeken naar het optimum. Dhr. Van den Berg (CdK) neemt het woord. Op 24 maart 2010 zit men met drie provincies, kennisinstellingen en bedrijven in Brussel in een gerichte lobby die gericht is op zowel het punt van handhaven structuurfonds als het zorgen bij de review voor het landbouwbeleid. Er zijn middelen beschikbaar in die sector waardoor beleid gemaakt kan blijven woorden. Voor een deel moet je daarmee het Rijksbeleid beïnvloeden, want dat loopt samen met Brussel, maar je moet ook rechtstreeks dat werk doen in Brussel. In voorbereiding daarop en als vervolg daarop is er een uitvoerige reeks activiteiten binnen SNN samen met dhr. Bot en een aantal anderen gestart om dat ook werkelijk inhoudelijk vorm te geven. Er is overlegd met de Duitse zijde en het lijkt te lukken de Duitsers aan hun kant te krijgen. Er komt een Statenmiddag met dhr. Bot en een aantal anderen van SNN voor de drie Staten gezamenlijk, waarin zij dit hele punt van cohesiebeleid en ook de middelen van review nog een keer systematisch doorakkeren en laten zien hoe een aantal dingen in elkaar zitten en waarop het College uit is. En de verkiezingsprogramma’s dienen uiteraard beïnvloed te worden. De voorzitter dankt een ieder voor de inbreng. Dit punt komt per definitie in de Staten terug als bespreekstuk en hij stelt voor dit stuk in deze commissie nu als besproken te beschouwen en dan nadere zaken plenair aan de orde te brengen. Aldus wordt besloten. 10.
Voordracht van Gedeputeerde Staten van 19 januari 2010 betreffende de beëindiging van de Ontwikkelingsmaatschappij Delfzijl (OMD) (nummer 2/2010).
Dhr. Van der Ploeg neemt het voorzitterschap van dhr. Veluwenkamp over. Dhr. Dieters (PvdA) merkt op dat geconstateerd kan worden dat er veel werk is verzet, maar dat er ook nog veel moet gebeuren. De PvdA begrijpt dat de gemeente Delfzijl nu zelfstandig de activiteiten van de OMD ter hand kan nemen. Zijn hier harde afspraken over gemaakt? Er wordt uitgezocht of de overname van de activiteiten zal geschieden door middel van een aandelenoverdracht of liquidatie. Is dat al gebeurd? Er blijft nog een tekort over. De PvdA-fractie vindt dat het het College siert dat het zich daarmee solidair verklaart en dit niet via de achterdeur wegsluist om toch een kleine bruidsschat mee te nemen ter dekking van het tekort, waarbij de twee andere aandeelhouders nog een forse bijdrage moeten leveren. De PvdA kan zich vinden in de voordracht. Dhr. Keurentjes (CDA) deelt mede dat ook het CDA instemt met de voordracht, zowel met de afdekking van de afspraak als met het financiële voorstel. Daar waar het gaat om de prestatieafspraken die zijn gemaakt: het is geen doorslaand succes maar het is op de goede weg, het is een goede vorm geweest en het is goed dat het afgesloten is. Delfzijl neemt het initiatief en trekt het naar zich toe. De provincie neemt op correcte wijze afscheid, maar de relatie wordt niet verbroken. Het CDA wil de vinger aan de pols houden als het gaat om hoe men, met name in de toekomst, met elkaar omgaat. Omdat het in het verleden een zorgelijke situatie was, roept het CDA de provincie op om dat op een correcte wijze met Delfzijl in te vullen. Het CDA is benieuwd hoe gedeputeerde zich dat voorstelt. Mw. Van der Graaf (ChristenUnie) brengt in dat de ChristenUnie op dit moment geen aanvullende vragen of opmerkingen hebben. Zij stemt in met de voordracht. Dhr. De Vries (D66) geeft aan dat D66zich kan vinden in wat het CDA en de PvdA al hebben gezegd. Een aanvullende vraag wat betreft de 8,5 miljoen die de gemeente Delfzijl zelf zal moeten ophoesten
11
om het tekort te dekken. Wat voor effect heeft dit op de financiën van de gemeente Delfzijl? Loopt men het risico dat de gemeente Delfzijl een artikel 12 gemeente wordt? Dhr. Hoiting (Partij voor het Noorden) meldt dat de Partij voor het Noorden-fractie kan instemmen met deze voordracht. Dhr. Swagerman (SP) sluit zich aan bij de coalitie. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) brengt in dat de GroenLinks-fractie zeer verbaasd was over het feit dat er 17,4 miljoen wordt afgeschreven en vroegen zich af waar zij dit nou eerder hadden gehoord. Zij konden het zich niet herinneren, terwijl er op 3 december 2009 een Algemene Vergadering van Aandeelhouders is geweest. Daar is geen aankondiging van gezien. Dhr. Van der Ploeg vindt dit een correcte wijze voor de provincie, qua afhandeling. Maar, zij hebben ook de zorgen van D66 als het gaat om de positie van Delfzijl. En, de € 8,5 miljoen wordt ook bij Accantus neergelegd. Gaat Acantus die nemen, hebben zij daar voorzieningen voor? Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) is blij met de brede instemming. Hij geeft kort de drie factoren aan die een rol hebben gespeeld. In de informatievoorziening was volgens hem wel bekend dat er werd gewerkt aan het oplossen van de financiële problematiek van de OMD. De 17,5 miljoen heeft te maken met het feit dat de grondexploitatie van de OMD naar de huidige inzichten niet meer voldeed. Er is uitgegaan van de verkoop van aantallen woningen die bij lange na niet meer gehaald zijn en zouden kunnen worden. Tegelijkertijd speelde dat de gemeente Delfzijl samen met de regiopartners, de deelgemeenten, bezig was – ook onder begeleiding en met betrokkenheid van de provincie – aan het pact Eemsdelta. De woningbouwopgave Delfzijl werd gedeeld in de regio, waarbij gezamenlijke afspraken zijn gemaakt over nieuwbouw en transformatie. Dat was een aspect dat nadrukkelijk heeft bijgedragen tot de vraag of men in het kader van de regionale afspraken in het pact nog als gemeente Delfzijl zelfstandig met de OMD verder moest. Het College heeft de discussie met betrekking tot de grondexploitatie van de OMD zelf sterk naar voren gebracht en er bij de overige aandeelhouders, Acantus en de gemeente, op aangedrongen dat zij hun verantwoordelijkheid zouden nemen en zouden moeten komen tot een herziene en gezonde grondexploitatie van de OMD. Dat proces heeft een jaar in beslag genomen en uiteindelijk zijn partijen het eens geworden over wat nu contant gemaakt het tekort is dat zou zouden moeten nemen om grondexploitatie te saneren. Daar zijn partijen het over eens geworden en zij zijn het eens geworden over de verdeling: de gemeente neemt de helft van het tekort en Acantus de andere helft en de provincie neemt een klein deel daarvan in overeenstemming met het aandeel in de OMD. Er was aanleiding, zowel voor Acantus en in veel mindere mate voor de provincie, om de risicopositie daarmee ook te beëindigen. Het College heeft sterk aangedrongen op deze oplossing en tot het sluiten van prestatieafspraken tussen de woningcorporatie Acantus en de gemeente Delfzijl. Die worden een dezer dagen ondertekend. In ieder geval voordat de OMD daadwerkelijk de aandelen overgedragen worden naar de gemeente. De afspraken passen ook weer in datgene wat er in de regio speelt. Provinciale rol na de aandelenoverdracht. Die rol wordt ingevuld in regionaal verband. De provincie participeert in de regiegroep Wonen en Voorzieningen met de vier gemeentebesturen en zijn actief betrokken bij de afspraken die tussen de dealgemeenten en de corporaties die in het gebied actief zijn, worden gemaakt. De provincie vult die rol niet meer exclusief als aandeelhouder in de OMD in, maar continueert de rol zoals zij die heeft ingenomen in de regio als het werken aan gezamenlijke afstemming en het uitvoeren van het Pact Eemsdelta, waar Delfzijl onderdeel van is. Delfzijl kan inderdaad 8,5 miljoen betalen en wordt vooralsnog daarmee geen artikel 12 gemeente. Echter, de financiële situatie van de gemeente Delfzijl, staat in het licht van de opgave die er ligt, wel sterk onder druk. Het participeren in het tekort van 8,5 miljoen leidt niet tot een situatie die in de zogeheten toezichtstructuur van de provincie direct invloed zou hebben. De voorzitter constateert dat er geen behoefte is aan een tweede termijn. Het stuk wordt als B-stuk naar de Staten geleid. 11.
Brief van GS van 22 januari, nr. 2010-02445/3/A.22, OMB/PB ( PDF-bestand, 89 KB), betreffende start ontwikkelingsvisie en samenwerkingsovereenkomst Blauwestad.
Mw. Schalij (PvdA) stelt dat GS zo aardig zijn om de Staten voor het bepalen van hun kaderstellende rol in dezen – en dan denkt zij aan de ontwikkelingsvisie – een aantal overwegingen en thema’s mee te geven. Eigenlijk ligt er al een kader, waarbij de oorspronkelijke doelstelling en plan gehandhaafd
12
blijven. Er zijn nieuwe wensen en er wordt gedacht aan een wat snellere realisatie. Dat is geen geringe taak in een tijd van economische recessie, bezuinigingen en een stagnerende woningmarkt en een enigszins gehavend imago. Voor de PvdA-fractie is het duidelijk dat aanpassingen nodig zijn om tot een reëler scenario te komen. De PvdA-fractie vindt dat bij het herijken van de inhoudelijke langetermijnontwikkeling en de plannen, de oorspronkelijke doelstellingen van Blauwe Stad leidend moeten zijn. Daarbij gaat het om een sociaal-economische impuls aan het gebied door middel van het aanleggen van een meer, de realisatie van natuurgebieden en recreatieve voorzieningen en de ontwikkeling van een hoogwaardig woongebied. Dat zijn drie verschillende doelstellingen en je zult moeten kijken of, indien er op enig moment op een terrein een stagnatie is, je misschien op de andere terreinen versnelling kunt aanbrengen en wat meer zou kunnen bereiken. Voorstelbaar is dat in dit kader ook gekeken wordt of door middel van het verder aanleggen van natuur het gebied aantrekkelijker wordt voor potentiële bewoners. Gekeken naar de effecten die Blauwestad inmiddels al gehad heeft op de omgeving – de quickscan van bureau Pauw geeft daar cijfers over – oppert de PvdA-fractie eens te kijken naar wat men daar aan kwalitatieve en recreatieve voorzieningen, breed gezien, kan doen om wat meer dynamiek in het gebied van de Blauwestad te brengen. De inhoudelijke visie. Er is een heel mooi ontwerp gemaakt voor het gebied, waar ook de infrastructuur voor is ontwikkeld en het zou een enorme kapitaalvernietiging zijn als je op dat terrein zou komen met verstrekkende veranderingen. Aanpassingen zullen wel nodig zijn, alleen al om geconstateerde manco’s te verbeteren, maar ook vanwege de gewijzigde omgevingsfactoren als recessie en woningmarkt. Het rapport van de commissie-Alders geeft hele goede suggesties om de verkoop van kavels te verbeteren. De PvdA zou willen adviseren daar vooral naar te kijken. Verder zou het goed zijn een hele gedegen marktanalyse toe te passen, want naar de mening van de PvdA is er een mismatch geweest tussen wat er aangeboden wordt en de beoogde doelgroep. Kwaliteit van de verschillende woongebieden. Er moet goed aangegeven worden welke kwaliteiten er nagestreefd worden. Het park verdient zeker een aanpak. Het dorp heeft in alle opzichten de voorrang om daar een visie op te ontwikkelen waarbij ook hier het aantrekken van een aantal voorzieningen die als trekker voor het gebied kunnen fungeren, van belang is. Verder is interessant het leggen van een verbinding met Winschoten in de vorm van een loop- of fietsbrug. De PvdA-fractie vindt de planning krap. Ook voor de gemeente Oldambt lijkt het heel snel nu al in de inhoud te duiken. Aan de andere kant is het zo dat men verder moet in dit gebied en dat er toch een druk staat op een snelle aanpak. In die zin kan de fractie zich vinden in de planning. Dhr. Swagerman (SP) vraagt hoe de PvdA dit als kaderstelling ziet. Hij had zich een specifieker verhaal voorgesteld. Mw. Schalij (PvdA) antwoordt dat hier het feit dat zij haar verhaal wat in elkaar heeft gevlochten zich wreekt. Aan de ene kant is er de kaderstelling en aan de andere kant de richtinggevende suggesties. Dhr. Abbes (CDA) brengt in dat voor het CDA deze brief te vroeg komt, omdat het in het verlengde ligt van de motie die het CDA samen met een aantal andere partijen in de Statenvergadering van 16 december 2009 heeft ingediend, waarin zij hebben gevraagd een kaderstellende rol te gaan spelen bij Blauwestad. In deze brief staan een aantal zaken opgesomd, maar het CDA hecht er grote waarde aan te benadrukken dat alles bespreekbaar dient te zijn, de discussie open te willen gooien en dat men zich als Staten organiseert om vorm te geven aan de kaderstellende rol. Alleen al op basis van de planning stemt het CDA niet met het stuk in. Hij stelt voor dit stuk als A-stuk te promoveren, zodat men 14 dagen de tijd heeft om als Staten te bedenken hoe zij zich gaan organiseren om op 17 maart in de Statenvergadering ook de planning te hanteren. De voorzitter heeft een algemene opmerking. In de brief wordt gevraagd in te stemmen met de opzet, aan de andere kant worden er kaderstellende vragen bij de commissie neergelegd, terwijl de commissie per definitie een aan de Staten adviserende rol heeft. Mw. Stavast (GroenLinks) begrijpt het CDA niet precies. Gekeken naar de stappen die genoemd worden, kan men nu eerst een globale richting aangeven en daarna in april een reactie geven op wat nog een conceptvisie is. Dhr. Abbes (CDA) oppert dat er bijvoorbeeld een expertmeeting georganiseerd kan worden. Vervolgens kan men met elkaar in discussie gaan om een kader vast te stellen die men in gezamenlijkheid als Staten aan het College aanbiedt.
13
Mw. Stavast (GroenLinks) merkt op dat bij stap 5 staat ‘consultatie van alle betrokken groepen’. Dat is toch al een soort van hoorzitting? Dhr. Abbes (CDA) vindt dat men als Staten zelf het initiatief moeten nemen. De voorzitter merkt op dat zijn voorstel duidelijk is. Hij herinnert de vergadering eraan dat er al een voorstel is gedaan om met de gemeente te overleggen. Dhr. Swagerman (SP) begrijpt het, in tegenstelling tot mw. Stavast, wél. Dhr. De Vries (D66) laat weten dat dit stuk wat de D66-fractie betreft als A-stuk naar de Staten kan, omdat er naar hun idee inderdaad in de planning nog mogelijkheden zijn om verder invulling te geven aan de kaderstelling. Wat betreft de inhoud van de brief, mist hij nog de mogelijkheden die er zijn om via tijdelijke invulling op braakliggend terrein het geheel wat op te fleuren, los van de langetermijnvisie. Verder zou hij in het stuk wat meer aandacht willen hebben voor de rol van ondernemers. Aangaande de rol van de stuurgroep is D66 van mening dat, voordat de deals worden afgesloten, dit altijd eerst naar de Staten toegaat en dat dat niet wordt gedelegeerd aan GS. Tot slot komt hij terug op de gestelde schriftelijke vragen en gaat in op de eerste vraag, het mogelijke extra verlies van € 20 miljoen. Dat zal effect hebben op de kaderstelling. Wat voor verlies zit daar precies? Wat zijn de consequenties als dat zo is? Of is dat geen verlies? Dhr. Hoiting (Partij voor het Noorden) brengt in dat de Partij voor het Noorden zich over het stuk heeft gebogen en hoewel er diverse mogelijkheden zijn later het proces bij te sturen, heeft hij wel sympathie voor de gedachte van dhr. Abbes om de Staten nog wat meer tijd, ruimte en mogelijkheden te geven om de kaderstelling verder uit te werken. Hoe concreet moet die kaderstelling aangegeven worden? Wat de Partij voor het Noorden betreft, is het zaak vast te houden aan de oorspronkelijke uitgangspunten, maar wel een verbreding aan te brengen, in die zin dat het niet zomaar wordt overgelaten aan de verkoop van kavels, maar dat ook met eventuele andere partijen wordt gekeken welke kansen er in de markt liggen om de doelgroep daar naartoe te halen. De vergrijzing brengt problemen mee, maar biedt ook kansen. Mw. Schalij (PvdA) wijst erop dat men er wel aan moet denken dat er al mensen wonen in die gebieden en dat zij daar met bepaalde verwachtingen een huis hebben gekocht. De verleiding is groot om te denken aan de doelgroep die dhr. Hoiting aanhaalt, maar het is de vraag of dat bij het concept past. Dhr. Hoiting (Partij voor het Noorden) is van mening dat dat wel binnen het concept past. In die doelgroep zit je voor een groot deel in hetzelfde marktsegment, maar je voegt iets toe in de faciliteiten die je toevoegt voor die doelgroep. Mw. Schalij (PvdA) kan zich dat wel voorstellen, maar is van mening dat het geen overheersend thema zou moeten worden in het gebied. Dhr. Hoiting (Partij voor het Noorden) beaamt dat. Het moet echter verder gaan dan alleen het aanbieden van kavels waarbij hij als voorbeeld dit concept van de ‘aanleunvilla’s’ geeft. Mw. Hazekamp (Partij voor de Dieren) brengt in dat zij aangaande de ‘aanleunvilla’s’ al iets vergelijkbaars hebben genoemd in de Statenvergadering van een paar maanden geleden, namelijk de ‘kangoeroewoningen’. De Partij voor de Dieren vindt het jammer dat er in dit stuk erg gesproken wordt over de punten die al vastliggen en ondersteunen wat dat aangaat de bijdrage van het CDA. Wat de Partij voor de Dieren betreft mag er meer verbreding optreden, zowel ten aanzien van de woonvormen alsook ten aanzien van de andere doelstellingen op gebied van natuur, parken, et cetera. Daaraan gekoppeld vraagt zij zich aangaande de groepen die betrokken worden bij het opstellen van de ontwikkelingsvisie af, of dat een limitatieve opsomming is. Ook de Partij voor de Dieren ziet daar wat tekortkomingen. Mw. Stavast (GroenLinks) brengt in dat het voorliggend voorstel voorziet in snel handelen. Reagerend op een eerdere bijdrage denkt zij niet dat de fout herhaald moet worden dat men een model voor 40 jaar vast gaat leggen. Enige snelheid om met nieuwe gemeenten tot afspraken te komen de tijd nú te
14
gebruiken, lijkt haar heel erg van belang. In die zin kan GroenLinks zich vinden in de formulering die de PvdA hierbij koos. Dhr. Keurentjes (CDA) vraagt of zij nader kan toelichten wat de noodzaak is voor die snelheid. Mw. Stavast (GroenLinks) antwoordt dat dat aansluit bij de voorbeelden die genoemd zijn. Als men het beeldmerk Blauwestad in hoofden van mensen – zowel in de buurt als verder weg – willen krijgen, moet men deze zomer niet voorbij laten gaan. De recreatieve voorzieningen zijn nu al groeiend. Ondernemers organiseren zich, dat loopt goed. Er zijn fietsroutes ontwikkeld. De tussentijdse ontwerpbegroting staat nu niet op de agenda, maar GroenLinks ziet daar geen enkele wisseling in functieomschrijving van het uitvoerende team dat er nu zit. Het is het oude stramien. Om het gebied nu voor recreatie aantrekkelijk te maken, moet er enige soepelheid en snelheid worden betracht. Dhr. Swagerman (SP) merkt op dat men van 30 jaar naar 40 jaar ontwikkelingstermijn gaat. Binnen een hap en een snap is het verlies van 29 miljoen weggewerkt. Het is nu toch tijd om als Staten een maand of drie de tijd te nemen om tot een goede en verantwoorde afweging. Het gaat hier om de volledige provincie. De voorzitter vraagt of zijn vraag is of GroenLinks voldoende tijd wil nemen voor een volgende ontwikkelingsvisie. Dhr. Swagerman (SP) bedoelde of GroenLinks denkt dat men gezamenlijk als Staten niet binnen drie maanden met een betere mening naar voren kan komen dan zij nu suggereert. Mw. Stavast (GroenLinks) antwoordt dat GroenLinks dat wél vindt, en dan samen in de PPSsamenwerking waar naartoe gewerkt wordt. Wat betreft de korte termijn. Bij recreatie is al een aantal keren tijdelijke natuur genoemd. In de voordracht staat alleen dat het onderhouden moet worden zoals het er nu bijligt zodat het niet shabby is. GroenLinks deelt die instelling voor nieuwe natuur en wil de suggestie meegeven om te onderzoeken of er subsidiemogelijkheden zijn voor een nieuwe regeling. Die regeling voorziet in het geen risico meer lopen dat er hindernissen ontstaan voor de oorspronkelijke plannen doordat er zich in de tussentijd nieuwe natuur heeft ontwikkeld. Zo kan wel nieuwe natuur ontstaan zodat het een aantrekkelijke verblijfsplek is. GroenLinks steunt de suggestie van zorgpartijen ten zeerste. Te denken valt aan het nieuwe ziekenhuis waar nieuwe zorgconcepten aan verbonden kunnen worden. Dhr. Swagerman (SP) merkt op dat de suggesties van mw. Schalij absoluut waardevol zijn als het gaat om differentiatie aanbrengen in kavels. Ook is hij het ermee eens dat het naar andere gebruiksomstandigheden toe moet gaan. Echter, hij vindt wel dat goed afgesproken moet worden of men uitgaat van de gevleugelde woorden van dhr. Calon, ‘beneden de 385 duizend wordt daar niet gebouwd’ of dat men zich op het wankele pad gaat begeven van ruimte creëren in de woonomgevingen, want dan zullen de Staten een zekere begrenzing moeten aangeven. Mw. Schalij (PvdA) brengt in dat dhr. Swagerman heel knap zou zijn als hij erin zou slagen om binnen de gegeven omstandigheden binnen een half jaar te komen met een totaal andere visie op dat gebied. Zij is het eens met het idee dat een hoge prijs lang niet altijd betekent dat het huis van hoogwaardige architectuur is. Dhr. Swagerman (SP) is blij met de interruptie, want hieruit wordt duidelijk dat er sprake is van aantasting van de waarde van de woningen die daar gebouwd mogen gaan worden en dat was tot nu toe zo ongeveer vloeken in de kerk. Mw. Schalij (PvdA) geeft aan dat dat niet aan de orde is, maar dat het te maken heeft met het mogelijk maken voor andere groepen in verschillende kavels, waarbij de oorspronkelijke doelstelling gehandhaafd blijft. Dhr. Swagerman (SP) merkt op dat er € 2,5 miljoen geïnvesteerd wordt in het oppimpen van de Blauwestad. Het vraagt om een totaalvisie. Er is beperkt geld. Dan moeten er ook richtlijnen aangegeven worden dat dat geld, met die limiet, zo goed mogelijk besteed wordt.
15
Naar de mening van dhr. Swagerman staan er nog steeds veel vaagheden in het stuk. Die moeten gekaderd worden. Uitgangspunt voor de herijking. Dit dient tot uitdrukking te komen waardoor een brede gebiedsvisie ontstaat, waarbij het College de omschrijving hanteert ‘de directe omgeving of de regio’. Wat er in Blauwestad gebeurt, is niet alleen van invloed op de regio of op de gemeente Oldambt. Het heeft ook invloed op ontwikkelingsmogelijkheden van aangrenzende gemeentes. Kortom, het College vraagt de Staten om kaderstellingen. Er is een heel breed gedragen motie daartoe. Dhr. Swagerman wil nadrukkelijk vragen dat de Staten zelf ook met dingen komen en zelf naar het College gaan om te kijken wat daar dan van terecht komt. Daar zal ongetwijfeld nog op geschoten worden. Mw. Van der Graaf (ChristenUnie) brengt in dat de ChristenUnie in december ook de betreffende motie heeft ondersteund. Ook de ChristenUnie wil daar over meedenken en is van mening dat het geen verkeerd idee is daar nog wat extra tijd voor in te ruimen. Toch wil zij vast houden aan de oorspronkelijke uitgangspunten. In de brief zijn een aantal punten die niet aan de orde komen, zoals de extra partijen die erbij betrokken zouden kunnen worden. Zij vinden het heel erg van belang dat potentiële bewoners van het gebied betrokken worden bij het opstellen van zo’n visie. In de motie is aandacht besteed aan het opstellen van een samenwerkingsovereenkomst en de rol van de Staten bij het vaststellen daarvan. Dat komt in het stuk niet naar voren. Er zijn wat ontwikkelingen gaande – zoals het rapport van de Rekenkamer – die wat de ChristenUnie betreft ook verband houden met hun opstelling daarin en met het stellen van kaders. De voorzitter constateert dat de brief toch nog tot discussie leidt. Dat heeft de commissie aan zichzelf te danken, want via het Presidium is gevraagd om dit te agenderen door de Staten. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) is enigszins verbaasd over de inbreng van fracties, met name de CDA-fractie die dit aanzwengelt. Er is kennelijk een misverstand, want de procedure die het College hanteert en deze brief, ook de inhoud, is eerst aan het Presidium voorgelegd en in het Presidium geaccordeerd. Daar is niets gebleken van de opmerking van dhr. Abbes over de voorstellen die hij doet ten aanzien van eigen activiteiten van de Staten in dit dossier. De voorzitter wil hierover een opmerking maken. Het is puur procedureel besproken in het Presidium of dit geagendeerd kon worden voor deze commissie, maar niet op inhoud. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) merkt op dat de brief niet voor niets aan het Presidium bekend is gemaakt, omdat het College wilde sonderen dat deze procedure – deze brief inbrengen in deze commissie – geaccordeerd is door het Presidium. De voorzitter vervolgt dat het ook op de agenda staat en dat fracties daar dus op reageren. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) verheldert dat hij reageert op de opmerking van de CDA-fractie, dat deze brief te vroeg komt en zij een open discussie willen. Maar het was dienstig geweest om dat geluid ook in het Presidium te laten horen, omdat het College dan wellicht er niet voor had gekozen met deze brief te komen en eerst af te wachten welke initiatieven de Staten zouden hebben genomen. Mw. Hazekamp (Partij voor de Dieren) was niet bij de laatste Presidiumvergadering aanwezig, maar het lijkt haar niet gebruikelijk dat de inhoud van een brief wordt besproken in het Presidium. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) laat weten dat hij niet besproken is, maar aan de orde is gesteld of deze wijze van werken – door middel van een brief in de commissie de Staten gelegenheid te geven tot kaderstelling – geaccordeerd werd. Voor zover hem bekend is dat het geval. Dhr. Abbes (CDA) bedoelt niet te zeggen dat het CDA de brief naast zich neerlegt, maar dat zij een parallel spoor voor ogen zien. Dat ook de Staten met een stuk komen die dan in gezamenlijkheid met het stuk van het College in een nieuwe visie met betrekking tot de Blauwestad resulteert. Dat proces is gebaseerd op de motie van 16 december 2009. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) constateert dan dat de Staten in ieder geval 2 maanden voorbij heeft laten gaan, zonder dat zij daarin enig initiatief hebben genomen, laat staan aan het College heeft gemeld. Het College vindt wel dat zij, gelet op het feit dat men als publieke partij niet de verantwoorde-
16
lijkheid heeft voor het proces, samen met de gemeente Oldambt nu datgene moeten doen dat zij hebben beloofd. De voorzitter stelt voor dat gedeputeerde eerst op de inhoudelijke aspecten die door de commissie naar voren zijn gebracht reageert en dat straks het proces nog wordt besproken. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) legt uit dat de strekking van de brief tweeledig is: het aangeven van het doen van een procedurevoorstel om te komen tot het herijkte ontwikkelingsvoorstel en het aangeven van twee inhoudelijk stappen. In de brief wordt overigens aangegeven dat het College enige input wil leveren in de door de Staten aan te geven kaders. De bedoeling was een aantal thema’s mee te geven om de Staten input te leveren voor de discussie over de kaderstelling om verder te gaan met de Blauwestad. Dat deel van de brief mag men wat gedeputeerde betreft buiten beschouwing laten. Het is niet zo dat het College met de overweging en thema’s imperatief aan wil geven hoe zij denken dat het moet. Zij hebben alleen gemeend er goed aan te doen om een aantal voorzetten te geven voor een discussie die in PS wordt gevoerd. Als de Staten van oordeel zijn dat een aantal overwegingen niet ter zake doen of standpunten in willen nemen over die overwegingen, is dat allemaal welkom. Het College heeft in samenhang met de gemeente Oldambt gewerkt aan een tijdschema waarbij zij toch proberen om in een half jaar tijd tot de herziene ontwikkelingsvisie te komen. Als de Staten van mening zijn dat zij meer tijd nodig hebben voor hun kaderstellende rol, moeten zij dat aangeven. Bij het discussiëren over deze brief had het College de bedoeling te luisteren en niet primair in discussie te gaan, om vervolgens een ronde te maken met diverse partijen in het veld. Dit betreft geen limitatieve lijst – suggesties zoals die vanmiddag gedaan zijn met betrekking tot zorgpartijen zullen zeker meegenomen worden. Het College heeft een schema voorgelegd en als de Staten richtingen en kaders aangeven, gaat het College de inventarisatie en de meningsvorming inventariseren. Op basis daarvan werkt het College een concept uit, legt dit voor aan de Staten die het College daar weer in bij kan sturen. Vervolgens organiseren zij weer een consultatieronde, waar zij de Staten graag als toehoorder bij wil betrekken. Uiteindelijk leidt dat tot een ontwerp Ontwikkelingsvisie, die aan de Staten wordt voorgelegd. Er is maar één partij die wat betreft de provinciale verantwoordelijkheid de ontwikkelingsvisie vaststelt, en dat zijn de Staten. Dat geldt ook voor de samenwerkingsovereenkomst. In die zin lijkt het hem dat er niet zo heel veel verschil van opvatting kan zijn over de rol van de Staten en de rol van het College. Inhoudelijke opmerkingen. Er zijn een aantal opvattingen genoemd die het College meeneemt in het werken aan het eerste concept van de ontwikkelingsvisie. Gedeputeerde is geneigd nu niet te veel in te gaan op de inhoudelijke punten. Hij wil er verder toch op wijzen dat de werkbegroting, zoals die bij voordracht is ingediend, ter discussie komt in de Staten. De uitleg die kennelijk nodig is en gegeven zal worden bij de besteding van de middelen zoals die in de begroting staan – het is nu niet de plek het daarover te hebben, maar bij het behandelen van de voordracht kan daarover gesproken worden. Dhr. De Vries heeft een vraag gesteld die binnen de beantwoording van het College van schriftelijke vragen ligt. Zijns inziens is niet gebruikelijk daar nu mondeling op in te gaan, maar als de voorzitter daar prijs op stelt wil hij dat wel doen. De voorzitter brengt in dat aangegeven is aan de griffie dat zij over de eerste vraag nog in de commissie wilden doorgaan en vindt het logisch dat daar dan ook antwoord op komt. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) antwoordt op de vraag over de vermeende extra € 20 miljoen, dat dat een volstrekt vermeende € 20 miljoen is, die het College op geen enkele wijze kan plaatsen. De Staten hebben de herziene grondexploitatie gekregen en gezien wat het College in het kader daarvan jaarlijks uittrekt voor de Blauwestad. Zij hebben gezien dat het College met betrekking tot het investeringskrediet een ophoging heeft gevraagd en gekregen van de staat tot € 118 miljoen en dat er, naar het College vermoedt, nog een extra ophoging nodig is gezien het feit dat de badkuip nog iets verder zal moeten vollopen vanwege het feit dat er 30 kavels per jaar begroot zijn om te verkopen. Het College heeft de ambitie om er écht niet 40 jaar over te doen en zal er écht alles aan doen om de ontwikkeling van de Blauwestad te bespoedigen. Met de grondexploitatie is het College zeer voorzichtig geweest. Meer financiële gegevens dan dat heeft het College niet en ook niet verstrekt. De € 20 miljoen is uit de lucht gegrepen. De voorzitter sluit hierbij de eerste termijn af. Er is duidelijk verschil van inzicht tussen hoe de fracties tegenover de brief staan. Inhoudelijk gezien is er geen reactie gekomen. Er zal teruggekoppeld moeten worden naar de fracties en eventueel het Presidium of er op inhoud nog een kaderstellende uit-
17
spraak vanuit de Staten moet komen. Hij vraagt de vergadering daarop te reageren, en eventueel op het proces en de rol van de Staten zelf. Mw. Schalij (PvdA) vindt dat wel. De voorzitter wil een knip maken tussen inhoud en proces. Mw. Van der Graaf (ChristenUnie) vraagt of dat niet met elkaar verbonden is in het voorstel van het CDA. Dhr. Abbes (CDA) beaamt dat. Hij wil juist een parallelspoor. De voorzitter laat weten dat het de bedoeling is dat er alleen op die twee elementen wordt ingegaan. Dhr. Abbes (CDA) verduidelijkt dat de discussie over de inhoud op dat moment gevoerd moet worden dat beide sporen, van het College en de Staten, doorlopen zijn. Daar kan best een half jaar voor genomen worden, maar de planning zoals die in het stuk staat opgenomen moet even op wat onderdelen worden aangepast. De voorzitter geeft aan dat het College heeft aangegeven dat zij met haar spoor bezig is. De vraag is of de Staten voorafgaand aan het College kaderstellende uitspraken willen doen, of dat zij achteraf gaan beoordelen wat het College gedaan heeft en dan corrigeren. Dhr. Abbes (CDA) vervolgt dat er op 17 maart een Statenvergadering is. Dan is er over gediscussieerd. Is men daarmee klaar, dan kunnen beide sporen bij de eerstvolgende Statenvergadering bij elkaar komen en het College op de input van de Staten reageren, dat verwerken in het stuk waarmee er één gecombineerd agendapunt dat Statenbreed bediscussieerd kan worden. De voorzitter constateert dat dhr. Abbes de brief op 17 maart in principe ook op inhoud in de Staten wil bespreken. Mw. Van der Graaf (ChristenUnie) brengt in dat dat laatste ook voor de ChristenUnie geldt. Dhr. Swagerman (SP) merkt op dat als dit de invulling van de motie van december wordt, zij daar alleen maar mee akkoord kunnen gaan. De voorzitter merkt op dat het hem verstandig lijkt om, om het niet ingewikkelder te maken dan het is, vanavond in het Presidium het proces zoals dat hier gegaan is en de inbreng terug te koppelen, zodat men misschien vanuit de fractievoorzitters een duidelijke inkadering van het debat kan, waarbij ook het proces en het voorstel voor een expertmeeting worden meegenomen. Mw. Stavast (GroenLinks) vraagt of in de gedachtegang van het CDA die expertmeeting een gezamenlijke wordt met de raad van de gemeente. Dhr. Abbes (CDA) antwoordt dat die discussie open staat. Op 17 maart gaat het er om wel of niet met het stuk in te stemmen. De voorzitter denkt dat het verstandig is dit vanavond in het Presidium te bespreken. Mw. Mortiers (PvdA) excuseert zich en verlaat de vergadering. Dhr. Hoiting (Partij voor het Noorden) sluit zich bij haar aan. De voorzitter besluit nu eerst agendapunt 13 te behandelen, gezien het feit dat dhr. Van den Berg de vergadering om uiterlijk 14.30 uur moet verlaten. 12.
Voordracht van Gedeputeerde Staten betreffende Regio Groningen-Assen 2030 - definitieve besluitvorming over de evaluatieresultaten Regio Groningen-Assen (nummer 32010).
18
Dhr. Swagerman (SP) brengt in dat de SP-fractie in grote lijnen kan leven met de ontwikkelingen die nu in het stuk staan. In aanvulling daarop heeft hij nog wel een beetje met verbazing de beantwoording van de vragen van de ChristenUnie gezien. Het feit dat er woningen, die later gebouwd zouden gaan worden, in deze regio naar voren worden gehaald omdat daar op dit moment subsidie voor is, vindt hij bijzonder. Hij snapt dat men probeert om in een regio waar de woningbouwverkoop nog redelijk goed loopt, op deze manier wat geld terug te verdienen van de investeringen. Hij verbaast zich echter over het feit dat het College vervolgens zegt dat zij denkt dat dat geen enkele invloed heeft op de rest van de provincie en (het gebrek aan) de ontwikkelingsmogelijkheden daar. Je loopt wel degelijk het risico dat je de rest van de provincie in een achterstandspositie zet. Hij vindt het jammer dat het College daar verantwoordelijkheid van zich afschuift, maar ziet verder de ontwikkelingen zoals ze er liggen, wel gebeuren. Mw. Stavast (GroenLinks) brengt in dat zij de tekst die zij hebben gekregen, een merkwaardige en onvolledige voordracht vindt. Erachter verstopt zit de begroting 2010, die er niet bij zat. En er zijn bij de besluitvorming bijlagen bijgevoegd die zich onduidelijk verhouden tot voorliggende mooi vormgegeven tekst. Al met al is het een niet erg duidelijk geheel. Ook de tekst van de besluitvorming in de voordracht, geeft niet goed aan hoe vergaand dit is. De GroenLinks-fractie vindt Groningen-Assen een belangrijk samenwerkingsverband. Bij het vorige agendapunt zijn bezuinigingen en begroting al even aan de orde geweest. Er is veel geld opgepot. Dat is nu visueel snel opgemaakt door op de ene plek in de tekst te praten over mogelijkheden voor schragende en schakelende gemeenten om projecten aan te vragen. Op de ene plek staan die voor 10 jaar genoemd en op de andere plek voor 1 jaar op de begroting ingevuld. Er is nu in Groningen-Assen veel aandacht voor economie. Hoe verhoudt zich dat tot bijvoorbeeld aandacht voor dezelfde onderwerpen in SNN? De GroenLinks-fractie wordt graag nader geïnformeerd over de efficiëntie van beleidsvoering. Hoe zit het met de begroting? Hoe zit het met de economie? Er staat ‘toegedeeld aan de portefeuillehouders bedrijventerreinen’, terwijl het onderhand over gigantisch veel meer gaat. In eerdere begrotingen is er sprake van een landelijke bijdrage. Dat gaat vaak op projectniveau, maar daar is nu geen inzicht in. Kan gedeputeerde daar iets over zeggen? Dhr. De Vries (D66) deelt mede dat zij gedeeltelijk dezelfde vragen hadden als de GroenLinks-fractie. Begrijpt hij het goed dat de bestuurlijke programmaopdracht een stuk van de begroting is, of is de begroting nog niet meegestuurd? Zij hebben hem niet kunnen vinden. Wat betreft de voordracht, heeft D66 ten aanzien van de regiotram toch andere ideeën en wat betreft het MIP een voorbehoud. Mw. Van der Graaf (ChristenUnie) brengt in dat ook de ChristenUnie nog steeds achter de uitgangspunten van de regio Groningen-Assen staan. In de regionale actieprogramma’s die geformuleerd zijn komt het punt communicatie steeds terug en dat blijkt ook uit de evaluatiestukken. In het actieprogramma staat er verbeterde communicatie met raden en staten moet komen, maar er staat geen planning bij. Het lijkt haar niet heel ingewikkeld in te plannen. De positionering van de regio Groningen-Assen en de lobbyisten. Er is vanuit stakeholders gepleit dat een lobbyist Stedelijk Netwerk wordt. Er is gezegd dat dat wellicht met het SNN samen kan. Hoe staat het daarmee? Dhr. Keurentjes (CDA) brengt in dat de CDA-fractie instemt met de voordracht. Aangaande de visie heeft het CDA een tweetal opmerkingen. Het CDA sluit aan bij mw. Van der Graaf aangaande de opmerking over de communicatie en de maatschappelijke verankering. Daar waar het samenhangt met raden en staten heeft het CDA de indruk dat het ook te maken heeft met dat het niet alleen het gebied van de Regiovisie zelf betreft, maar ook daarbuiten. Aangaande de keuzes die gemaakt worden met betrekking tot voorinvesteringen Landelijk Gebied, geeft dhr. Keurentjes aan dat je daar in zijn algemeenheid, gezien de huidige ontwikkelingen, terughoudend mee moet zijn. Mw. Schalij (PvdA) brengt in dat de PvdA-fractie, met een aantal kanttekeningen, ook in kan stemmen met de voordracht. De begroting die erbij geleverd is, is ook voor de PvdA een wat onduidelijk stuk. In hoeverre is de bestuurlijke programmaopdracht de begroting die bijgeleverd is, of een eerste uitwerking van de evaluatie-uitkomsten.
19
De PvdA vindt het zorgelijk dat in dit hele verhaal nog helemaal geen rekening gehouden is met eventuele consequenties van de economische recessie en aankomende bezuinigingen op kortere termijn. Dat onder invloed van de bezuinigingen de vrijwilligerssamenwerking onder druk kan komen te staan, daar wordt verschillend over gedacht. Andere nationale stedelijk netwerken staan wat steviger dankzij een wettelijke basis. Het PvdA vindt de externe profilering en de interne communicatie erg belangrijk. Het projectbureau zou hierin een wat grotere rol kunnen spelen. Als raden en Staten heeft men er zelf om gevraagd om wat eerder en helderder betrokken te zijn bij de voortgang van hetgeen in de regio plaatsvindt en het is de vraag of er iets te zeggen is over op welke wijze dat verder wordt uitgewerkt en ingevuld. Ook voor de PvdA blijft het woningbouwprogramma een cruciaal punt. Er zijn de afgelopen jaren wat planningen naar voren gehaald en er liggen kansen, maar de PvdA vindt dat de prognoses daar erg hoog zijn en vraagt zich af in hoeverre het mogelijk is om dat richting Meerstad te sturen. De voorzitter heeft een aanvullende vraag bij de inbreng van mw. Stavast. In de voordracht wordt gesproken over € 25 miljoen verschuiving in de Meerjarenplanning, maar die konden zij niet terugvinden in de andere cijfers. Wat is precies de achtergrond daarvan? Dhr. Moorlag (gedeputeerde) start zijn beantwoording. Effecten van de recessie, investeringsmogelijkheden overheden en woningmarktontwikkelingen. Daar zit een geweldig dilemma in. De evaluatie is eind 2008, begin 2009 gemaakt. Het effect van de kredietcrisis was toen nog niet in volle omgang zichtbaar. Voor een deel is dat nog niet ten volle in de evaluatie terechtgekomen. Maar aan de andere kant staat de wereld niet stil, en wat er nog niet in staat maar wat wel al in gang is gezet, is een onderzoek naar de financiële positie, zowel qua exploitatie als qua investeringsmogelijkheden en de financiële perspectieven van de verschillende overheden. Dat zal permanent gemonitord worden, want de kans is groot dat daar waar het Rijk € 35 miljard wil bezuinigen en een belangrijk deel ook bij lagere overheden zal neerdalen, dat je investeringscapaciteit gaat afnemen. Het valt te voorzien dat er op enig moment een herijking moet gaan komen. Datzelfde geldt voor het woningbouwprogramma. Dat loopt - er is het portefeuilllehoudersoverleg woningbouw onder voorzitterschap van dhr. De Bruijne, die nu ook bezig is met een herijkingsronde. Dat wordt voor de partners een exercitie waarin zij elkaars pijngrens moeten gaan opzoeken, want het is duidelijk dat de boomingjaren voorbij zijn en de verwachting is reëel dat de komende jaren de oorspronkelijke planningen neerwaarts bijgesteld moeten worden. Dan zit je met het punt of je woningbouw nog wel moet gaan subsidiëren. Eerlijk gezegd is gedeputeerde Moorlag daar krachtig voorstander van. De hele bouwsector heeft zwaar te leiden onder de recessie en iedereen stelt: overheden, blijf de economie en de woningbouw stimuleren. Dat is door het kabinet opgepakt. In het kader van de Crisis- en Herstelwet zijn alle verstedelingsmiddelen vrijgegeven voor subsidiëring van woningbouw. Dat gemeenten daar gebruik van maken vindt dhr. Moorlag goed verdedigbaar, want de hele bouwsector is in elkaar gekacheld. Spanning tussen het stedelijk netwerk en het omliggend gebied. Het stedelijk netwerk Groningen schurkt aan tegen een vrij omvangrijk gebied, waar zich scherpe krimp voordoet – de Eemsdelta en Oost-Groningen. In dit gebied zie je dat krimp en groei heel dicht bij elkaar liggen. In Westernieland wordt vrijstaande sociale woningbouw afgebroken, in het gebied Groningen-Assen is nog een stevige groei. Hij denkt dat het een valkuil is te denken dat de groei van het stedelijk netwerk, het omliggend gebied als het ware kannibaliseert. Dat is, denkt hij, niet zo, want in het verleden is gebleken dat als de stad Groningen niet bouwde, de mensen niet voor woningen in Westernieland opteren maar juist richting Assen komen. Er was destijds in Delfzijl ook sprake van geweldige leegstand. In die zin zijn dat niet rechtstreeks communicerende vaten. Dhr. Keurentjes (CDA) vraagt of die kannibalisatiegedachte in een algemene of specifieke situatie het geval is. Dhr. Moorlag (gedeptueerde) ziet die kannibalisatie in de woningmarkt niet zozeer. Er is sprake van een soort roltrapmechanisme. Met name door de onderwijsvoorzieningen en het feit dat er in een stad veel meer te doen is dan in het omliggende platteland, maakt dat veel jongeren naar de stad Groningen trekken waar zij gaan studeren. Na de studie vertrekken zij naar het westen om daar een baan te vinden. Dat is niet te reguleren door de woningbouw af te knijpen. Dhr. Swagerman (SP) kan het ermee eens zijn als het over gelijksoortige woningen gaat. Maar je kunt ook overwegen anders te bouwen en anders te subsidiëren op andere plekken in de provincie met datzelfde geld.
20
Dhr. Moorlag (gedeputeerde) geeft aan dat er naar zijn smaak elders in de provincie geen gebrek, maar eerder een overschot aan woningbouw is. Zij zouden de bouw van woningen in Delfzijl wel kunnen gaan stimuleren, maar er is € 17 miljoen in Delfzijl afgeschreven omdat de productie daar achterblijft. Niet omdat er te weinig geproduceerd wordt, maar omdat er geen vraag naar is. Meegestuurde begroting. Dhr. Moorlag denkt dat de begroting alsnog, volgens de regels, aan de Staten voorgelegd moet worden. Risico dubbeling economisch programma. Daar is het College alert op. Bij de Regiovisie was op enig moment het geluid hoorbaar dat het UMCG zich nergens gehoord voelde. Dat verbaasde hem, want het UMCG weet overal wel voet aan de grond te krijgen. Voorkomen moet worden dat er op het terrein van de economie geen dubbelingen op gaan treden met SNN en het provinciaal beleid. De economie zal met name die afstemming zijn van de bedrijventerreinen, daar wordt binnenkort ook voortgang in geboekt. Er worden afspraken vastgelegd in de regio over toepassing over de SER-laddersystematiek en ook over een uniforme wijze van prijsberekening van de bedrijventerreinen. Mw. Stavast (GroenLinks) vraagt of dat betekent dat bijlage 2 dan ook echt herzien wordt. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) zegt niet dat er niets zal gebeuren, maar het zal wel complementair moeten zijn en niet dubbel. Er is geadviseerd wel een economische peiler in het Regiovisieverhaal op te nemen. Er moet zeker gewaakt worden voor doublures. Communicatie en positionering. Dhr. Moorlag heeft niet het idee dat inwoners van bijvoorbeeld Slochteren zich opeens stedelijk netwerker gaan noemen. Zij identificeren zich wat meer met hun provincie dan met hun gemeente. Je mag wel zichtbaar maken wat de regio concreet oplevert en dat dat te danken is aan gecoördineerde inspanningen in regioverband. Met de communicatie naar raden en Staten is een slag gemaakt. Er worden periodieke bijeenkomsten gehouden. De laatste bijeenkomst werd bezocht door 115 raads- en statenleden. Via de digitale wegen wordt ook op ruime schaal informatie verspreid. Van die aanbeveling wordt, hoewel daar hier weinig woorden aan besteed zijn, echt werk gemaakt. In dienst nemen van lobbyisten. Daar is niet voor gekozen, omdat je dan het risico loopt dat te veel mensen elkaar in Den Haag en mogelijk in Brussel voor de voeten gaan lopen. Het heeft sterk de voorkeur dit via de SNN-lobbyisten te laten lopen. Mw. Van der Graaf (ChristenUnie) vraagt of dat nu ook gebeurt. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) bevestigt dat. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) herhaalt zijn vraag over de € 25 miljoen die op pagina 2 in de voordracht staat, maar in het MIT niet terug te vinden was. 2
Dhr. Moorlag (gedeputeerde) stelt voor de beantwoording van dat punt bij het verslag te doen . Mw. Stavast (GroenLinks) had nog een vraag die niet beantwoord is over de landelijke bijdrage. Misschien komt dat antwoord met de begroting... Dhr. Moorlag (gedeputeerde) antwoordt dat er in de afgelopen periode veel geld vanuit de budgetten voor stedelijke netwerken verstrekt is aan de Regiovisie, maar de financiering vanuit het landelijke zal de komende tijd afnemen, omdat de verstedelingsgelden zijn ingezet voor de subsidiëring van de woningbouw in het kader van de Crisis- en Herstelaanpak van het kabinet. Dat is wel iets waar het College aandacht voor blijft vragen, omdat aanvullende middelen gevraagd zullen moeten worden van het Rijk. Het perspectief daarop wordt wel wat somberder. 2
In het Meerjarenuitvoeringsprogramma 2008-2015 gaat 80% van de gelden uit het Regiofonds naar de bereikbaarheid. Naar aanleiding van de evaluatie regionale samenwerking is afgesproken dat voor de periode 2015-2020 dit aandeel wordt verlaagd van 80 naar 70%. Over de periode 2015-2020 wordt van deze 70% 25 miljoen euro besteed aan het programma RegioRail. Daarvan gaat namelijk 13 miljoen euro naar de tram en 12 miljoen euro naar het programma regionaal spoor. In het totale programma 2010-2020 is 33 miljoen euro gereserveerd voor de tram en circa 53 miljoen voor het regionaal spoor.
21
De voorzitter stelt voor het stuk als B-stuk naar de Staten te geleiden. Aldus wordt besloten. 13.
Brief van GS van 15 december 2009, nr. 2009-38.578/51/A.28, MTZ ( PDF-bestand, 45 KB), betreffende vaststellen handhavingstrategie en werkwijze WABO. Op verzoek van de Partij voor de Dieren.
Dhr. Van den Berg (CdK) schetst allereerst het kader. De provincie is bevoegd gezag voor het onderdeel milieu: vergunningverlening, toezicht en handhaving. Dat gaat om zo’n 280 bedrijven in de provincie Groningen. Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de WABO in juli, is een WABO-brede handhavingstrategie opgesteld, die in het College op 15 december 2009 vastgesteld en naar PS gestuurd. Naar aanleiding van die brief heeft de Partij voor de Dieren een aantal vragen gesteld. Daarbij moet één kanttekening gemaakt worden. De komende jaren is het de bedoeling, dat zo’n 180 bedrijven de bevoegdheid, toezicht en handhaving van de WABO van de provincie overgaan naar de gemeente. Dat betekent in de praktijk dat vooral bevoegd gezag bij de provincie blijft voor die bedrijven waar een hoger milieurisico aan vast zit. Dat zijn de zogenaamde IWBZ- en de BRZO-bedrijven, bij elkaar zo’n 100. Zolang de regionale uitvoeringsdienst niet in werking is getreden zullen al die 280 bedrijven onder toezicht en handhaving van de provincie blijven. De voorwaarde voor het nemen van die stappen straks naar de gemeenten toe is dat je zo’n uitvoeringsdienst hebt. Daar hoort een kwaliteitsreeks bij van punten waarop dat beoordeeld wordt, en dat moet vooral bij de gemeentes verankerd worden zodat er zo min mogelijk dubbel werk wordt gedaan. Concreet gaat het nu over het rapport handhavingstrategie en werkwijze WABO Groningen 2009. Hieraan refereren de vragen van de Partij voor de Dieren. Op vraag 1 luidt het antwoord: ‘Het document is een instrument voor bestuursrechtelijke handhavers.’ Het gaat om de vraag hoe de handhavingstrategie is en welke sancties gehanteerd worden. Om goed af te kunnen stemmen en informatie uit te kunnen wisselen, was de politie vertegenwoordigd. Het OM was uitgenodigd, was er niet, maar is volledig op de hoogte en stemt volledig in. Het antwoord op vraag 2 luidt: ‘De aanpak van overtreding vuurwerkbesluit en de flora- en faunawet sluit aan op de handhavingstrategie van de WABO 2009.’ Bij vuurwerk kent men, vanwege gevaar en onherstelbare schade, een eenstapsaanpak bij overtredingen. Datzelfde is het geval bij handhavingstrategie rond de flora- en faunawetgeving. Vraag 3. De handhavingstrategie bij de WABO beslaat een breder terrein dan alleen de natuurwetgeving en beoogt een concrete invulling te geven van afspraken op lokaal en regionaal niveau. Het probleem is dat het Convenant Nalevingstrategie Natuurwetgeving een raamwerk oplevert. Op zichzelf is dat goed, maar onvoldoende aan concrete afspraken om het 1 op 1 te kunnen vertalen en vast te leggen in de handhavingstrategie. Daarom vindt men dat op die manier hier nu niet in terug. Vraag 4. Voor de milieuwethandhaving had het College in 2003 een handhavingstrategie met elkaar vastgesteld. Die is geëvalueerd. De nieuwe strategie is op een aantal onderdelen aangepast. Zo is bijvoorbeeld in het verleden relatief veel toezicht geweest, en zijn de sancties minder geweest. De nieuwe strategie voorziet erin dat sneller tot handhaving wordt overgegaan. Het College heeft voorts gezegd: 1) gooi handhaving en vergunningverlening uit elkaar, ook binnen het college van burgemeester en wethouders en 2) zorg dat iedereen weet dat zij hun zaakjes op orde moeten hebben omdat het anders wordt aangepakt. Sommige gemeentes blijven het in 3 stappen doen. Groningen doet het in 2 stappen, zoals dat ook landelijk is afgesproken. Met de komst van de WABO is de hele strategie verbreed naar bouw- en woningtoezicht. Voor wat betreft de Wet hygiëne en veiligheid badinrichting en zwemgelegenheden is een aanvullende strategie ontwikkeld. Vraag 5. De kwestie van de landelijke prioriteiten. De handhavingstrategie zoals door het College in december vastgesteld en toegezonden bij de WABO, geeft de methode aan om naleving te bevorderen en overtredingen aan te pakken. De prioriteiten die een organisatie stelt, wordt jaarlijks vastgesteld in het handhavingsuitvoeringsprogramma. Het antwoord op vraag 6 is dat het College de strategie op 15 december heeft vastgesteld en de bedrijven tamelijk snel geïnformeerd heeft over de wijziging in sanctionering. Dat is preventief bedoeld. De procedures in het Kwaliteitzorgsysteem zijn daarop aangepast. Per 1 februari wordt die strategie ook daadwerkelijk gehanteerd. Vanuit de rol van interbestuurlijk toezichthouder, zal het College ook toezien op de WABO dat zowel de gemeente als hun eigen organisatie blijft voldoen aan de uitvoering van het vastgesteld beleid. Er moet zo min mogelijk tijd besteed worden aan controle. Het antwoord op vraag 7 staat in het Jaarverslag milieuwethandhaving, die de Staten jaarlijks krijgen, waar uitvoerig verslag wordt gedaan van prestaties op het gebied van toezicht en handhaving milieuwetgeving. Dhr. Van den Berg kan die niet geven over 2009, die komt in het voorjaar, maar wel over 2008. Het gaat om de volgende getallen: 51 bestuurlijke waarschuwingen, 8 opleggingen last onder
22
dwangsom, 8 maal invordering dwangsom, 7 aanzeggingen tot bestuursdwang waarbij het in geen enkel geval tot daadwerkelijke uitvoering is gekomen, 7 partiële handhavingsbeschikkingen en 2 gedoogbeschikkingen. In 2009 is de verwachting dat het in de lijn ligt met het beeld van 2008. De strafvervolging zit bij de Regiopolitie Groningen die zo niet aan kan geven hoe vaak er proces is opgemaakt. Dhr. Van den Berg wil daarover nog wat verder overleg hebben met hen. Mw. Hazekamp (Partij voor de Dieren) stelt dat de status van het stuk haar in ieder geval duidelijk geworden. Het gaat meer om een methode dan dat er prioriteitstellingen en een strategische invulling aan gegeven worden. Mw. Hazekamp was wellicht wat misleid door de titel van het stuk. De Partij voor de Dieren ziet in allerlei verschillende verslagen allerlei gegevens over de handhaving en heeft het gevoel dat sommige dingen aan het eind van het proces misschien niet helemaal goed komen. Daarom zijn zij ook blij dat het OM wel betrokken is geweest bij deze totstandkoming, omdat zij uit het veld vaak enige frustratie bemerken over dat er wel iets wordt gedaan aan opsporing en handhaving, terwijl dat uiteindelijk niet tot vervolging of andere sanctionering leidt. Dhr. Dieters (PvdA) merkt op dat er wordt ingezet om met alle overheden gemeenschappelijk beleid te voeren. Hij merkt dat daar nog een vrijheid in zit. Waarom houden sommige overheden nog aan 3 stappen vast? Dhr. Abbes (CDA) vraagt of het overwegingsmoment feitelijk toch niet die derde stap is en dat er eigenlijk niet zo veel verandert. Dhr. Van den Berg (CdK) antwoordt dat uit het gesprek dat hij met alle betrokken gemeenten gevoerd heeft gebleken is dat er een zekere traditie zit van ‘niet te snel een sanctie op willen leggen’. De overweging van het College is daar erg mee uit te kijken, omdat je voordat je het weet heel lang bezig bent. Men moet weten dat er gehandeld wordt. Bij de eenstaps is het duidelijk en dat doe je omdat je ernstige schade hebt. Maar dat geldt ook bij de andere zaken. Men moet weten dat zij hun zaakjes op orde moeten hebben. Er zijn altijd situaties waarin zonder meer duidelijk is dat het zo ingewikkeld is dat je drie stappen moet nemen en dat kan dan, maar normaal moet men weten dat dit de aanpak is. Sommige gemeentes hebben er een beetje moeite mee die stap te maken. Dhr. Van den Berg zegt tegen die gemeentes dat als zij zelf meer willen doen, zij die verantwoordelijkheid moeten pakken. Dhr. Dieters (PvdA) begrijpt uit zijn beantwoording dat hij er nog steeds op inzet om dat voor elkaar te krijgen. Dhr. Van de Berg (CdK) beaamt dat. Dhr. Abbes (CDA) vraagt of dat overwegingsmoment niet het effect van een derde stap heeft. Dhr. Van den Berg (CdK) beaamt dit. De voorzitter besluit het stuk als C-stuk naar provinciale Staten door te geleiden. 14.
Brief van GS van 26 januari 2010, nr. 2010-03269/4/A.7, MV, betreffende Jager Beheer Midwolde. Op verzoek van de fractie van de Partij van de Arbeid.
De voorzitter geeft gelegenheid tot inspreken. Dhr. Smits (Dorpsvereniging Midwolde/Pasop) (Dorpsvereniging Midwolde/Pasop) neemt het woord. In Midwolde zit Bedrijf Jager, die op grote schaal afval verwerkt. Dat was vroeger een bouw- en sloopbedrijf, maar dat karakter is wat veranderd. Het probleem is tweeledig: 1) er is al jaren sprake van overlast en 2) de wijze waarop de vergunningverlening tot stand komt roept bij hen steeds meer vragen en ergernis op. De materie is ingewikkeld en derhalve heeft de Dorpsvereniging besloten aan de hand van plaatjes hun verhaal te doen. Jager is een semi-overheidbedrijf, de eigenaren zijn De Friese Gemeenten. Midwolde is een lastige plek, omdat het bedrijf gezien de aard van het werk op flinke afstand zou moeten liggen van de woonomgeving en de omliggende bedrijven. Dat is niet het geval. Bijkomend probleem is dat Jager sinds 1980 kolossaal is uitgebreid: in 1980 ging het om 50 duizend ton per jaar en er is nu een vrachtwagencapaciteit van ongeveer 600 duizend ton per jaar. De daarmee samenhangende problemen zijn aanzwellend en spelen al jaren. Aan de zuidkant van het bedrijf ligt een woonwijk waar een hele rij autobedrijven ligt die hun auto’s buiten neer moeten zetten voor de verkoop. Dat geeft problemen.
23
De puinbergen die aan de noordkant van het bedrijf liggen, zijn ongeveer 6 meter hoog. De wind heeft er vrij spel op en er is geen mogelijkheid dit hele terrein naar behoren vochtig te houden, omdat er nu eenmaal achterkanten zijn aan bergen die niet worden bereikt. In de loods wordt afval in beginsel verwerkt, maar in de praktijk ligt heel veel afval buiten opgeslagen. Geluidsoverlast. Geluidsmetingen hebben dit bevestigd. Bij Hoofdstraat 101 zou volgens de normale streefwaarde een piekwaarde van 55 dB moeten zijn. De vergunning staat 76 dB toe en er is 77 dB gemeten. Elke 3 dB verhoging betekent een verdubbeling van de geluidsenergie! Stofoverlast is op talloze foto’s aangetoond. Stankoverlast hangt samen met de bedrijfsvoering. Dhr. De Brock (Groep De Brock) (Groep De Brock) vertegenwoordigt 114 omwonenden. Hij gaat door middel van beeldmateriaal in op overlast door stof, lawaai en stank. De stofoverlast is van alle jaargetijden, structureel van aard en niet incidenteel. Autobedrijven hebben hier last van. De omliggende bedrijven zijn er ondertussen behoorlijk zat van. Ook de huizen hebben er last van. Overlast van het afval. Ondanks de stofwolken is een watervernevelaar aangeschaft, maar die staat niet aan. Bij tegenwind is die bovendien ook niet effectief. De muur houdt het stof niet tegen. De vergunning is in feite niet naleefbaar, alleen al qua stof. Er zijn structureel incidenten. De provincie heeft in februari de last onder dwangsom in verband met overlast gemeend te moeten intrekken. Er zijn geen afschermkappen voorgeschreven bij de puinbreker. Dat is een ontbrekende zogenaamde BBT (Best Beschikbare Techniek). De puinbreker veroorzaakt veel lawaai en veel stof. Ook het scheiden en bewerken van afval veroorzaakt veel overlast, iets dat daar volgens het bestemmingsplan voor zover zij weten helemaal niet thuishoort. De aanvraag had eigenlijk gewoon geweigerd moeten worden, alleen al in verband met de stofoverlast. Gelukkig is er een afschermende geluidswal, maar de sjofels rijden over de afschermende geluidswallen heen. Dit wordt niet in het rekenmodel meegenomen. Stankoverlast. Het bedrijfsafval zou inpandig moeten zijn, maar is dat niet. Dat zou voorgeschreven moeten zijn, maar dat gebeurt niet. Het afval blijft liggen, gaat stinken en het is een muffe huisvuilstank, dus er is meer aan de hand. Tot een paar jaar geleden zag men daar nooit vogels, maar ze zitten nu allemaal bovenop het afval. Voor zover zij weten, eten vogels geen puin. Dhr. Beaufort (Buurtvereniging De Koetsiers) (Buurtvereniging De Koetsiers) brengt in dat foto’s genadeloos vastleggen wat er gebeurt en wie de overlast veroorzaakt. De 360 inwoners, waaronder 75 kinderen, worden al jaren blootgesteld aan het enorme lawaai, het vele stof en aan de stank, veroorzaakt door de fa. Jager. Die overlast is de laatste paar jaren sterk toegenomen en neemt nog steeds verder toe. Daarom heeft de Buurtvereniging De Koetsiers in november 2007 het initiatief genomen deze overlast in kaart te brengen. Bij een hoge respons in korte tijd werd door 86% van de respondenten overlast aangegeven. Bijna 100% had geluidsoverlast en meer dan de helft stofoverlast. Uiteraard hadden sommigen ook de combi. Hoewel deze inventarisatie anoniem was, hadden bijna alle mensen hun naam en adres erop gezet en blijkt dus dat deze overlast door de hele wijk heen plaatsvindt. Dit was voor de nieuwe vergunning. De nieuwe vergunning 2008 kwam. Die was volgens de provincie goed en beschermde de omgeving tegen de overlast. Het bedrijf had daarnaast een aantal maatregelen genomen. Dus zou u verwachten dat de enquête die in mei 2009 gehouden werd, na het halfjaar bestaan van een nieuwe vergunning, de balken een stuk lager zouden zijn. Het tegendeel is het geval. Het meest schokkend is wel het stofoverlast: die gaat van 55% naar 80%. Nog erger, de mate van stofoverlast gaat van 54% naar 80%. In het overzicht waarbij een vergelijking wordt gemaakt tussen 2007 en 2009 is het nieuwe fenomeen van de stankoverlast opgenomen. 32% van de respondenten meldt stankoverlast. Wat heeft de Buurtvereniging zoal gedaan? Met klachten indienen bij de provincie zijn ze opgehouden. Het werkt niet, ze worden veelal onbevredigend afgewikkeld. Tweede punt is: voor de revisievergunning 2006 werden door 8 partijen zienswijzen ingediend op vele punten. De provincie heeft alle zienswijzen ongegrond verklaard. Kan iemand uitleggen waarom bij de Raad van State de vergunning volledig vernietigd wordt? Vervolgens hebben zij heel veel foto’s gemaakt en geluidsmetingen laten doen door een erkend geluidsbureau, die los van overschrijdingen in de geluidsintensiteit nog iets anders constateerde. Door de manier van werken van de fa. Jager, kan nooit aan de geluidvergunningsnormen kan worden voldaan. Verder is ook bij de gemeente aanhangig gemaakt dat een aantal activiteiten van de fa. Jager in strijd zijn met het bestemmingsplan. Bijna 80 omwonenden waren op de hoorzitting aanwezig om hun gram te halen. De gemeente heeft inmiddels vastgesteld dat een deel van de activiteiten illegaal zijn. Wat minstens even belangrijk is, is dat in verband met de nieuwe vergunning, talloze zienswijzen zijn ingediend – door verschillende partijen op meerdere punten. Hoe kan het dat al die zienswijzen stuk voor stuk ongegrond zijn verklaard. Kan iemand uitleggen waarom de Raad van State opnieuw de hele vergunning vernietigd? Een blamage voor de provincie Groningen. Het probleem is dat de provincie bij voortduring aan dit alles voorbij gaat. Sinds de eerste vergunning is er niets veranderd in hun houding. Middels hun bevoegdheden kunnen ze eindeloos dit proces rekken. Ondertussen groeit Jager verder en ook de overlast. De Buurtbewonersver-
24
eniging vraagt dan ook de aandacht van de commissie Omgeving en Milieu, voor het feit dat de zienswijzen steeds ongegrond worden verklaard, dat de vergunning geen waarborging biedt tegen overlast en dat overleg steeds niet wordt gevoerd. Dhr. Slager verklaarde op 2 november 2007 in het theehuis in Midwolde, goed te gaan overleggen met de omwonenden. Er is nog niet één gesprek geweest. De vergunning is december jl. vernietigd. De provincie overlegt op 4 januari wel met het bedrijf Jager. De Dorpsvereniging doet een handhavingverzoek. De provincie antwoordt dat zij over 8 weken meer zullen laten horen, terwijl dit bedrijf geen enkele vergunning heeft en het hek eigenlijk niet zou mogen opendoen. Omwonenden stellen een kennismakingsgesprek voor met de projectleider in het kader van verbetering van de communicatie. De provincie zegt: ‘Er is een handhavingbeschikking in de maak en er zal aandacht worden besteed aan de verbetering van de communicatie.’ Aandringen op dat laatste helpt van hun kant niet. In een brief van de provincie wordt geschreven dat omwonenden regelmatig op de hoogte zullen worden gehouden en dat dhr. Slager te zijner een tijd een bijeenkomst zal organiseren waar vragen kunnen worden gesteld. Het laatste punt is uiterst misleidend. In antwoord op Statenvragen blijkt dat 31 van de 53 beroepsgronden door de Raad van State niet zijn gehonoreerd. Dit is feitelijk onjuist. Veel beroepsgronden vragen geen nadere bespreking. De Raad van State werkt zo dat als er voldoende gronden zijn voor een volledige vernietiging, ze niet eens kijken naar de andere punten. Doorgaan met juridische procedures is geen constructieve benadering en om voor ons niet invoelbare redenen, houdt de provincie het overleg af.
Dhr. Dieters (PvdA) vraagt dhr. Smit wie de geluidsmeting heeft gedaan. Dhr. Smit antwoordt dat DGMR uit Drachten dit heeft uitgevoerd. Dhr. Dieters (PvdA) vraagt hoe dhr. De Brock tegenover het bedrijf Jager staat. Dhr. De Brock (Groep De Brock) antwoordt dat zij niet tegen het bedrijf zijn en dat menigeen er zelfs trots op is. Echter, het is op deze plek helemaal uit zijn jasje gegroeid. Dhr. Dieters (PvdA) vraagt dhr. Beaufort hoeveel klachten zij voor die tijd al hadden ingediend waarop zij zulke onbevredigende antwoorden kregen dat zij zeiden van: ‘Laat maar.’ Dhr. Beaufort (Buurtvereniging De Koetsiers) kan dat niet precies kwantificeren, maar kan wel voorbeelden geven. Het gaat om tientallen in een periode van een paar jaar. Dhr. Hoiting (Partij voor het Noorden) vraagt wat de afstanden zijn van de drie genoemde straten tot het bedrijf. Dhr. Smits (Dorpsvereniging Midwolde/Pasop) antwoordt dat de Hoofdstraat 101 op een afstand van 16-24 meter, De Karos op ca. 50 meter en Lorentzpark 32, schat hij, een meter of 50 van Jager ligt. Mw. Hazekamp (Partij voor de Dieren) vraagt dhr. Beaufort wat er uit het contact met de GGD is gekomen en wat de GGD hem geadviseerd heeft. Dhr. Beaufort (Buurtvereniging De Koetsiers) antwoordt dat de GGD zeer overtuigd was van de mate van overlast. Zij zijn met de provincie en de gemeente gaan praten en hebben bij de gemeente aangedrongen op fijnstofonderzoek. De GGD heeft geconstateerd dat er gezondheidshinder is. Zij willen graag verder praten met de Buurtvereniging, maar in verband met de vaccinatiesessie eind vorig jaar is dat uitgesteld. Het loopt nog steeds. Dhr. Miedema (GroenLinks) heeft de indruk dat de overlast de afgelopen tijd explosief is toegenomen. Klopt dat? En sinds wanneer is de overlast toegenomen? Dhr. Smits (Dorpsvereniging Midwolde/Pasop) antwoordt dat het een gaandeweg toenemende overlast is en niet explosief. Daar is nog stankoverlast bijgekomen. Dhr. Miedema (GroenLinks) vraagt waar de stankoverlast vandaan komt. Bedrijfsafval hoeft niet per se te stinken. Heeft dhr. Smits de indruk dat er ook nog iets aan huishoudelijk afval tussen zit? Dhr. Smits (Dorpsvereniging Midwolde/Pasop) antwoordt dat er 3 aspecten aan zitten: 1) er komt bedrijfsafval binnen waarvan de herkomst door Jager niet goed te beheersen is, 2) in de aanvraag van de vergunning was te lezen dat het de bedoeling was dat het afval na weging onmiddellijk naar een
25
loods werd gebracht alwaar het direct gescheiden zou worden, maar in de tijd dat Jager een handhavingbeschikking had hebben ze de afvalverwerking gecentraliseerd in Midwolde met als gevolg dat de opslagcapaciteit in de loods onvoldoende was, waardoor het afval noodgedwongen buiten opgeslagen moest worden waar het soms geruime tijd lag en 3) de samenstelling is onbeheersbaar, er zit altijd zo’n 5% organisch materiaal in, dat de vogels eten. Dhr. Blom (SP) vraagt of er ooit sprake van is geweest dat dit bedrijf zou verhuizen naar een andere locatie. Dhr. De Brock (Groep De Brock) antwoordt dat Jager met de gemeente Leek naar een drietal alternatieve locaties binnen de gemeente Leek heeft gekeken. Die lagen niet zo dicht bij woonwijken, maar bleken uiterst ongeschikt te zijn. Wellicht is een grotere locatie à la Westpoort daarvoor veel geschikter. Het zou prettig zijn als de politiek probeert Jager en ook het denken in die richting te bewegen. Dhr. Blom (SP) vraagt hoe het met de waardeontwikkeling van de huizen zit. Dhr. De Brock (Groep De Brock) is het opgevallen dat de WOZ-waarde van zijn huis voor het tweede jaar op rij gezakt is, maar dat hij niet weet hoe dat bij de anderen zit. De voorzitter merkt op dat de waarde van onroerend goed van vele zaken afhankelijk is. Dhr. Miedema (GroenLinks) vraagt hoe de bevolking van Midwolde denkt over een verplaatsing van het bedrijf. Dhr. De Brock (Groep De Brock) denkt dat dat de enige oplossing is die een win-winsituatie oplevert. Ook gezien de groeipotentie van Jager denkt hij dat een verhuizing voor alle partijen het beste is. Dhr. Vegter (Jager Beheer) is bedrijfsleider bij Jager Recycling te Midwolde. Jager Recylcing heeft een viertal locaties onder zich: Midwolde, Heerenveen, Leeuwarden en Veendam. Op al deze locaties wordt bouw- en sloop en ander sorteerbaar afval geaccepteerd zoals houtfracties en puinfracties. Dat wordt op die locaties ook allemaal gebroken. Jager Beheer leeft in goed overleg met de provincie dan wel met de gemeente Leek om tot een goede vergunbare situatie te komen in Midwolde en huns inziens is dat ook zeker mogelijk. In 1996 is een vergunning toegewezen, in 2006 is er een nieuwe vergunning aangevraagd en helaas door de Raad van State afgewezen. Daarop heeft Jager Beheer een nieuwe vergunning aangevraagd die helaas in 2009 ook vernietigd verklaard is. Jager Beheer heeft diverse verbeteringen toegepast op de locatie te Midwolde. Er is een nieuwe breker die aanzienlijk stiller en lager is. Er zijn watersproeiers op het terrein geplaatst en er is een herinrichting van het terrein geweest. Dhr. Vegter kan niet beloven dat zij helemaal geen overlast zullen veroorzaken – dat valt helaas niet te voorkomen – maar wel dat zij hun stinkende best zullen doen dit te beperken. Wel is het aantal breekuren van 2006 t/m 2009 aanzienlijk gedaald van 3,15 dagen naar 1,2 dagen per week. De begroting is in 2010 ook naar beneden gesteld met de prognose van de afvalhoeveelheden. Verder is hun capaciteit niet rond de 600 duizend ton. De hoeveelheden, ook vastgelegd in de vergunningaanvraag, liggen rond de 200 duizend ton. Er is geen uitbreiding, maar eerder een inkrimping. De Raad van State heeft de vergunningaanvraag op een aantal kleine puntjes vernietigd. Jager gaat ervan uit dat zij een goede vergunbare situatie hebben, maar heeft ook zeker begrip voor de omwonenden. Dhr. Vegter kan zich best voorstellen dat het soms overlast veroorzaakt. Dhr. Dieters (PvdA) vraagt hoe dhr. Vegter zelf tegen de activiteiten aankijkt die Jager daar heeft ontplooid. Vindt hij zelf dat dit de meest geschikte plek is voor die activiteit? En hoe beoordeelt hij de foto’s die door de overige 3 insprekers aan de Staten getoond zijn? Dhr. Vegter (Jager Beheer) antwoordt dat de foto’s van de mobiele breker genomen zijn in januarifebruari 2009. Dat kan en wil hij niet goedpraten, dat is gewoon fout geweest. Zij hadden die dag niet moeten breken, want er was zware vorst met een schrale wind. Buiten de inrichting is daarna geen stofoverlast meer geweest afkomstig van Jager Midwolde. Dhr. Dieters (PvdA) merkt op dat hij op de foto’s diverse jaargetijden ziet. Dhr. Vegter (Jager Beheer) antwoordt dat je vaak het stof bij hen op locatie ziet en niet buiten locatie. Het stof dat buiten locatie te zien is, is van de mobiele breker in de periode januari-februari 2009.
26
Jager Midwolde is van mening dat zij daar een goede vergunbare situatie hebben en willen daar blijven. Mw. Van der Graaf (ChristenUnie) vraagt om wat voor vergunning het gaat die in 1996 is afgegeven. Dhr. Vegter antwoordt dat in 1996 een milieubeheervergunning is afgegeven die 10 jaar geldig is. Mw. Hazekamp (Partij voor de Dieren) vraagt hoe dhr. Vegter zou kunnen verklaren dat er nu toch stankoverlast wordt veroorzaakt en dat de geluidsbeleving veranderd is, terwijl er minder breekuren zijn. Dhr. Vegter (Jager Beheer) antwoordt dat zij in hun ogen geen geuroverlast hebben. In 2008 is er een nieuwe sorteerlijn aangebracht in Midwolde. Zij hebben toen een week of 10 niet in productie gezeten, waardoor ze een productieachterstand hadden die zij gedurende het jaar 2008 helemaal opgelost hebben. Er zal toen best een keer een bultje langer gelegen hebben dan gebruikelijk. Hij heeft van zijn toezichthouder nooit gehoord dat er geurklachten waren. De klachten die er zijn geweest, zijn gemeld bij de toezichthouder op locatie, maar bij de locatie Midwolde is geen bron waargenomen waar geuroverlast kan plaatsvinden. Mw. Hazekamp (Partij voor de Dieren) merkt op dat er buiten afval lag, terwijl dat binnen op had moeten worden geslagen. Klopt dat? En hoe kan het dat het daar ligt zonder dat er iets mee gedaan wordt? Dhr. Vegter (Jager Beheer) antwoordt dat in de vergunning staat opgenomen dat materiaal dat is voorgesorteerd, buiten in depot mag alvorens het in de sorteerder wordt gegooid binnen in de loods. Normaalgesproken worden alle vrachten die binnenkomen, 1 op 1 door de hand genomen. Dhr. Miedema (GroenLinks) merkt op dat er meeuwen op de daken van het bedrijf zitten en kan zich niet voorstellen dat die op schoon bouw- en sloopafval afkomen. Hoe kan dhr. Vegter dat verklaren? Dhr. Vegter (Jager Beheer) antwoordt dat hij in Nederland op verschillende locaties waar ook geen eten voor vogels ligt wel zeemeeuwen tegenkomt. Dhr. Blom (SP) denkt dat je toch wel kunt vaststellen dat er organisch materiaal in het afval moet zitten waar de meeuwen op afkomen. De foto liegt niet. Dhr. Vegter (Jager Beheer) antwoordt dat zij een sorteerlijn hebben. Dat gebeurt grotendeels mechanisch, maar ook handmatig. Huishoudelijk afval wordt niet gesorteerd. Dhr. Blom (SP) vraagt hoe het kan dat daar dan toch organisch afval in zit. Dhr. Vegter (Jager Beheer) antwoordt dat op een bouwlocatie bijvoorbeeld wel eens een bananenschil bij het afval terechtkomt. Dat komt mee met bouwafval. Dat kan je nooit voorkomen. Dhr. Blom (SP) vraagt hoe Jager omgaat met de aanvraag van een milieuvergunning. Hebben zij dan een beeld van het aanbod aan materiaal dat zij binnenkrijgen waar zij een vergunning voor willen aanvragen? Of houdt Jager ook met meer aspecten, zoals overlast, rekening? Dhr. Vegter (Jager Beheer) antwoordt dat zij bij de vergunningaanvraag hebben gekeken naar wat een reëel beeld is van wat zij hier zouden kunnen krijgen. De hoeveelheden lagen in 1996 hoger dan wat zij nu hebben aangevraagd. Als je de rekensom maakt van 8 uur per dag zoveel vrachten, kom je op 600 duizend ton. Omdat je met een maximale hoeveelheid zit van wat je wellicht per dag zou willen doen, moet je het helaas zo aanvragen. Gesteld dat er groot werk komt, dan moet dat wel aangevraagd zijn. Echter, de aanvraag in hoeveelheden is op reële basis. Het aantal vervoerbewegingen komt mede door het feit dat je natuurlijk jezelf niet op slot wilt zetten als je een keer 2,5 duizend ton uit moet leveren in plaats van de normale 500 ton die weggaat op een dag. Overigens heeft Jager Beheer van hun eigen geluidsman gehoord dat zij overal netjes binnen de contouren blijven, behalve de piepgeluiden als er een keer een container ergens uitvalt of er puin achterblijft in een lege container.
27
Dhr. Blom (SP) vraagt hoe dhr. Vegter verklaart dat de overlast volgens bewoners juist explosief is toegenomen. Dhr. Vegter (Jager Beheer) kan dit helaas niet verklaren. De enige verklaring die hij heeft is dat men op dit moment genegen is om Jager het liefste kwijt te zijn. De term ‘not in my backyard’, daar heeft hij wel begrip voor, maar het moet voor Jager wel realiseerbaar zijn. Dhr. Blom (SP) vraagt of er dan iets op zijn bedrijventerrein is gebeurd, waardoor de mindere hoeveelheid afvalstroom die Jager naar eigen zeggen verwerkt, toch meer overlast veroorzaakt? Dhr. Vegter (Jager Beheer) antwoordt dat als hij de situatie tussen 1996 en 2006 ziet en waar zij nu staan, hij denkt dat de kwaliteit van 100 naar 160% is gegaan en er minder overlast zou moeten zijn. Dhr. Hoiting (Partij voor het Noorden) merkt op dat dhr. Vegter aangeeft dat de activiteiten in de loop der jaren uitgebreid zijn van alleen maar puin breken naar bedrijfsafval. De vergunning moest uitgebreid worden. Heeft hij overleg gehad met de buurt? Is hij bereid om overleg te voeren met de omwonenden en vertegenwoordigers daarvan? Dhr. Vegter (Jager Beheer) kent de omgeving van 1996 niet, want toen was hij nog niet bij het bedrijf. Er is toen wel een aanvraag geweest waarin ook de sorteerlijn meegenomen is en die is vergund. Natuurlijk zijn zij voor rede vatbaar om met de buurt overleg te voeren, maar het is op dit moment zo dat dat helaas uit zal lopen op een welles nietes verhaal en nooit op een goed overleg. Mw. Hartman-Togtema (VVD) merkt op dat het bedrijf waarschijnlijk in vierkante meters groter geworden is in de jaren 1996 tot nu – hoe verhoudt de afstand tussen woningen en zijn bedrijf zich nu ten opzichte van 1996? Dhr. Vegter (Jager Beheer) antwoordt dat hij de exacte afstand moeilijk uit kan leggen, maar hij heeft foto’s bij zich van 1977 waar zij alleen grasland om zich heen hebben. Maar ook foto’s waar aan de voorkant, naast de Hoofdstraat 101, auto’s van Jager staan en vertrekken en waar de containers staan, terwijl die vanwege het geluid nu allemaal aan de achterkant van het gebouw moeten. Er zijn foto’s waarop te zien is dat er achter de Hoofdstraat 101-1 een metaalpark ligt – alle vrijkomende metalen gingen eerst daarheen. De voorzitter resumeert dat dhr. Vegter zegt dat de wijk er is gekomen nadat het bedrijf er al was. Dhr. Vegter (Jager Beheer) beaamt dit. In eerste termijn. Dhr. Dieters (PvdA) brengt in dat het beantwoorden van de door hen gestelde schriftelijke vragen aanleiding zijn geweest dit als bespreekpunt op de agenda te zetten. Een van de redenen is de onrust in de omgeving. Hij vraagt zich af of men niet in een vicieuze cirkel zit, waarin tegenstellingen verharden en een adequate vergunning, gezien de bezwaren, blijkbaar nog ver verwijderd is. Is het bedrijf op deze locatie nog wel te handhaven? Moet er niet worden gekeken naar alternatieve locaties? Waar is de mening van het College – dat de activiteiten van het bedrijf vergunbaar zijn – op gebaseerd? Vanaf de revisievergunning in 2006, door de Raad van State vernietigt, ligt er nog steeds geen milieuvergunning op tafel. Het bedrijf werkt heden nog zonder vergunning, zij het dat het tijdelijk gehandhaafd wordt met een partiële handhavingbeschikking. In 1996 is wel een milieuvergunning verstrekt, maar daar waren veel bezwaren tegen aangetekend. In 2006 heeft de Raad van State de vergunning op een viertal van de in totaal 35 punten, vernietigd. Deze vier punten zijn de belangrijkste bezwaren van de omgeving: stof, geluid, snoeihout... Hoe kan het zijn dat deze punten in de vergunning onvoldoende zijn gemotiveerd? Heeft dit iets te maken met ervaring van de handhaving in het recente verleden? Gedeelde verantwoordelijkheid, de gemeente op grond van bestemmingsplan, de provincie voor de milieuvergunning. De gemeente heeft op basis van het bestemmingsplan 4 van de 18 vermeende overtredingen gegrond verklaard. Hoe is dat te rijmen met de beoogde vergunning die is vernietigd? En als laatste punt, de communicatie. De PvdA constateert verstoorde verhoudingen tussen overheden, maar ook tussen overheden en de omgeving. Hoe staat het College hierin? Wanneer heeft men voor het laatst met de omgeving gesproken?
28
Dhr. Abbes (CDA) geeft aan dat hun aanvankelijke insteek de vraag of zij als Staten een individuele vergunning moest verstrekken was – het gaat om kaderstelling hier. Echter, er zijn insprekers en een reactie van het bedrijf zelf geweest. Wanneer het gaat om vergunningverlening, zou je denken dat men over objectieve cijfers praat. Het verhaal is duidelijk, er zijn problemen, maar laat de gedeputeerde maar eens aangeven in welke mate de provincie deze hele zaak objectief kan beoordelen enof dat hele proces van vergunningverstrekking op de juiste manier is doorlopen. Mw. Van der Graaf (ChristenUnie) merkt op dat er nog wat aanvullende vragen zijn gesteld op de schriftelijke vragen van de PvdA, die ook bij de ChristenUnie-fractie leven. De ChristenUnie-fractie heeft ook met een lichte verbazing kennis genomen van het feit dat de Raad van State de vergunning heeft vernietigd, met onder meer als grond dat er motiveringsgebreken waren. Een eerste keer een vergunningvernietiging zou toch een les moeten geven, voordat je een tweede zou gaan verlenen – dan moet het eigenlijk gewoon goed zijn. Een motiveringsgebrek lijkt iets dat je zelf in de hand hebt. Hoe heeft dat zo kunnen gebeuren? Een aantal andere punten is ook door de insprekers aangekaard, zoals het beschikbaar zijn van de Best Beschikbare Technieken. Als voorbeeld wordt genoemd dat er geen afschermkappen zijn voorgeschreven. Een onderdeel van de vernietiging raakt ook de stofparagraaf. De ChristenUnie-fractie is benieuwd of daar dit punt ook een rol in speelt. De Europese Commissie heeft referentiedocumenten waarin de Best Beschikbare Technieken beschreven staan, waar overheden gebruik van kunnen maken en waarvan de kosten niet excessief zijn. Ook op dit punt hoopt de ChristenUnie op duidelijkheid. Hoe is het gedrag van bedrijf Jager in relatie tot de provincie en het zich houden aan de voorschriften zoals die in de vergunning en in de partiële handhavingbeschikking zijn neergelegd? Nu er een nieuwe milieuvergunning in de maak is, hoe ziet het College dat proces voor zich? Zal zij dat gezien de ervaring nu op een andere manier gaan invullen? Hoe vult zij het punt communicatie met de omwonenden in en kan zij hier in de commissie toezeggingen doen die tot tevredenheid zullen stemmen? Dhr. De Vries (D66) brengt in dat de D66-fractie in eerste instantie als fractie had afgesproken niet te veel op dit punt in te gaan, omdat het inderdaad een individuele beschikking zou zijn. Naar aanleiding van de insprekers hebben zij toch een tweetal punten. De bewoners voelen zich absoluut niet serieus genomen door de provincie. Dat is een heel slecht punt. Wat dat betreft zou hij graag van het College willen weten of zij op korte termijn met de bewoners in discussie wil gaan. Naar aanleiding van het verhaal van dhr. Beaufort vraagt hij of het klopt dat, als er voldoende gronden zijn om de beschikking af te wijzen, de rest niet meer beoordeeld wordt. Wat betekent dat eventueel voor de overige 31 punten in de beschikking? Als die nog niet beoordeeld zijn en later nog tot een afwijzing kunnen leiden, zou hij graag willen weten hoe gedeputeerde daarmee omgaat. Mw. Hazekamp (Partij voor de Dieren) laat weten dat de Partij voor de Dieren zich grote zorgen maakt. De nieuwe situatie lijkt te leiden tot meer overlast, meer stof, meer geluidsoverlast en ook stankoverlast. Bedrijf Jager kon dat niet verklaren. Heeft het College daar wel een verklaring voor en zo ja, welke? Een ander punt betreft het stof en een eventueel gezondheidsrisico dat daaraan verbonden is. Met name in januari/februari 2010 was er veel stofoverlast, maar op de foto’s zie je dat dit ook in andere jaargetijden en andere jaren heeft plaatsgevonden. Dhr. Beaufort gaf aan dat de GGD contact zou opnemen met gemeente en provincie. Is dat contact er geweest? Wat is de voortgang daarvan? Ook de Partij voor de Dieren is toch wel verbaasd over afhandeling van de klachten. D66 maakte er ook al een aantal opmerkingen over en zij willen zich daar graag bij aansluiten. Hoe gaan de handhavers met de overschrijding van de geluidsnorm om? Organische component bedrijfsafval. Meeuwen gaan niet op bedrijfsafval zitten als er niet voldoende voedsel is en gezien het aantal meeuwen moet daar meer in zitten dan een enkele bananenschil. Dhr. Miedema (GroenLinks) is behoorlijk geschrokken van de verhalen van de bewoners rondom bedrijf Jager. Is dit voor de gedeputeerde aanleiding anders tegen dit hele dossier aan te kijken? Er zijn veel bezwaren tegen dit bedrijf en de omwonenden ervaren veel overlast. Wat dhr. Miedema betreft moet er toch echt iets aan gebeuren. Klopt het dat er op dit moment geen milieuvergunning ligt voor bedrijf Jager en er in feite sprake is van gedogen van het bedrijf?
29
Hoe staat het met de nieuwe partiële handhavingbeschikking die er zou moeten komen? Wanneer is die klaar? De laatste tijd wordt er naast bouw- en sloopafval ook bedrijfsafval gedeponeerd en gescheiden. Sinds wanneer is dat daar mogelijk? Voor wat voor soort bedrijfsafval is dat bedoeld? Heeft de stankoverlast die daar sindsdien op lijkt te treden daar dan ook mee te maken? Dhr. Miedema heeft de indruk dat het bedrijf er in het verre verleden buiten de bebouwde kom is gevestigd en dat de bebouwde kom van Midwolde langzamerhand tegen het bedrijf aan is gegroeid waardoor er een onwenselijke situatie is ontstaan. Als je nú een vergunning aan zou vragen voor zo’n bedrijf dicht bij de bebouwde kom, zou die zijns inziens nooit afgegeven worden. Is de gedeputeerde het daarmee eens? Is hij bereid om te kijken naar een andere locatie voor dit bedrijf? Mw. Hartman-Togtema (VVD) dankt de insprekers voor hun helder en duidelijk verhaal. Dat heeft een ander zicht opgeleverd op het hele verhaal. De provincie blijkt een wat vreemde move te hebben gemaakt – ze wijst op de vergunningvernietiging door de Raad van State. Nog schokkender vindt zij het dat de omwonenden zich niet gekend voelen door de provincie. Zij is benieuwd hoe de gedeputeerde zich hier uit redt. Dhr. Blom (SP) sluit zich volkomen aan bij de vragen en opmerkingen van de PvdA en vraagt zich echt af of dit bedrijf op deze plek thuishoort. Gezien alles wat er gezegd is, denkt hij dat de gedeputeerde op het hart gedrukt moet worden in bestuurlijk overleg te gaan, óf met de firma Jager, of er niet stiekem gekeken kan worden naar een andere plek waar dit allemaal geen overlast veroorzaakt. Milieuvergunningen worden vaak afgegeven op basis van wat de aanvrager wil. Vervolgens start er een proces waarbij bewoners en mensen die bezwaren indienen. Dat kan een heel lang proces zijn dat eindigt bij de Raad van State, waar zo’n vergunning heel vaak wordt afgeschoten. Vervolgens zit de aanvrager met de mogelijkheid om gedurende dat proces te doen wat hij wil en ontstaat er een situatie waar niemand eigenlijk wat mee kan. Er moet een nieuwe vergunning worden aangevraagd, het bedrijf moet toch door, niemand wil dat het stopt... Dat is eigenlijk een enorme diskwalificatie van hoe de overheid daarmee omgaat. De vergunning had evengoed getoetst kunnen worden aan de voorwaarden waar de vergunning aan had moeten voldoen, om vervolgens als zodanig te worden afgegeven met als resultaat een vergunningaanvraag waar door de Raad van State niets meer tegenin te brengen zou zijn geweest. Ook zou dat een hoop bestuurlijke tijd, en dus kosten, hebben bespaard. Zou dat in dit geval vanaf nu misschien ook niet kunnen gaan gebeuren? Is het niet mogelijk bij deze vergunning te kijken naar wat er op dat terrein en bij dat bedrijf kán, binnen de grenzen die de milieuwetgeving daarvoor hanteert? Daarbij stevig denkend over dat overlast voor omgeving en bewoners niet alleen minder kan, maar voorkomen kan worden. Dat is allemaal mogelijk. Als het vervolgens voor het bedrijf jammer is dat er maar zoveel kan binnen die vergunning, dan is het voor het bedrijf in ieder geval duidelijk dat het op die locatie niet verwezenlijkt kan worden en dat zij uit moeten kijken naar een andere locatie. Die duidelijkheid is de verantwoordelijkheid van het bestuur, daar moet men heen. Hij vraagt gedeputeerde hier in deze vergadering duidelijkheid over te verschaffen. Dhr. Slager (gedeputeerde) krijgt de indruk dat deze zaak wordt beschouwd als vrij discussieerbaar. Dat is in dit geval niet zo, want men heeft te maken met een bestaande situatie. Er is een bedrijf gevestigd, waar in de loop der jaren een woonwijk tegenaan is gegroeid. Of dat een gewenste situatie is en of dat niet veranderd moet worden, daar valt over te discussiëren. Gedeputeerde vindt het ook geen gelukkige situatie en zou dat graag anders zien. Maar, het is helaas niet zo. Op dit moment heeft men met de feitelijkheden van de situatie zoals die in de loop der jaren is gegroeid, te maken. Er zijn twee activiteiten, die eigenlijk niet met elkaar te verenigen zijn. Echter, de gedeputeerde kan dat niet veranderen. Hij kan de woonwijk niet verplaatsen en ook niet zonder meer zeggen dat het bedrijf verplaatst gaat worden. Daar zitten heel veel haken en ogen aan en dat kost handen vol geld. Het College is van mening dat de activiteiten die fa. Jager uitvoert, vergunbaar zijn, maar de vergunning die in 2008 is samengesteld, is door de Raad van State vernietigd op vier punten: geluid, geur, trilling en stof. De gemeente Leek is verantwoordelijk voor het bestemmingsplan. Daar loopt ook een zaak en zijn onderwerpen aan de orde. Dat is niet de bevoegdheid van de provincie. Dat een vergunning twee keer achter elkaar is vernietigd door de Raad van State, heeft dhr. Slager nog niet eerder meegemaakt. Hij heeft zich gestoord aan de manier waarop dat gegaan is en het hele proces is met de ambtenaren kritisch doorgenomen. Toch is het niet zo simpel dat je de voorschriften erbij pakt, die invult en dat de Raad van State daar geen commentaar meer op heeft omdat het precies volgens de regels is. De vorige geldige vergunning liep van 1996 tot 2006. In 2006 heeft de Raad van State geoordeeld dat de vergunning die in 2006 is verleend, niet voldeed aan de Best Beschikba-
30
re Techniek. Daar zijn richtlijnen voor, BREF’s geheten – referentiedocumenten die aangeven wat de Best Beschikbare Techniek is. De afwijzing had te maken met geluidsoverlast. Er is een nieuwe vergunning afgegeven in 2008, die op 30 december 2009 is vernietigd, waarin de geluidsparagraaf strenger is ingevuld. De reden dat dit onderdeel nu wéér het kritische punt van de Raad van State is, is dat het referentiegeluid, de normale achtergrondwaarden van het geluid, niet gemeten zijn. Achteraf vraagt het College zich ook af waarom zij daar destijds niet meer aandacht aan hebben besteed. Echter, intern hadden zij de indruk dat het niet goed mogelijk zou zijn een referentiemeting te doen, omdat het bedrijf Jager ingeklemd zit tussen de N7 en de provinciale weg. Op die weg wordt altijd geluid geproduceerd, dat van uur tot uur varieert. De situatie van 30 december jl. en die van de vorige vernietiging, verschilt dus. Met betrekking tot trilling, geur en stof, denkt gedeputeerde dat daar meer sprake is van afgeleide problemen. Mw. Hazekamp (Partij voor de Dieren) vraagt wat de gedeputeerde verstaat onder dat stof trilling en stank afgeleide problemen zijn. Dhr. Slager (gedeputeerde) antwoordt dat hij daarmee bedoelt dat in hun beleving geluid het grootste probleem is, en dat de andere zaken die daar ook een rol in spelen, wel degelijk van belang zijn, maar niet de kern van de zaak. In de vorige vergunning kwam het neer op de geluidsoverlast en in deze nieuwe vergunning is weer het onderdeel geluid het eerste waar de Raad van State op reageert. Daarmee zegt hij niet dat trillingen en geur niet interessant zijn. Dhr. Dieters (PvdA) vraagt of hij stof dan ook als een ‘afgeleid probleem’ mag zien. Dhr. Slager (gedeputeerde) antwoordt dat het woord ‘afgeleid’ in dit geval wellicht niet goed gekozen is. Hij bedoelde aan te geven dat de kern van de zaak de geluidsoverlast is. De geuroverlast is op zich veel eenvoudiger op te lossen. Het College heeft hier overleg over gehad met de fa. Jager en gezegd dat zij niet meer vergunnen dat er organische materialen het bedrijf binnenkomen. Dhr. Vegter zegt dan terecht dat hij niet kan voorkomen dat er een bananenschil in een container wordt gegooid. Dhr. Dieters (PvdA) vraagt hoe het dan kan dat er wel snoeiafval bij Jager is binnengebracht. De voorzitter verzoekt de vergadering nu niet op allerlei onderdelen met elkaar van gedachten te wisselen en stelt voor dat de gedeputeerde het verhaal staccato afmaakt. Er is nog een tweede termijn, mocht men daar behoefte aan hebben. Dhr. Slager (gedeputeerde) vervolgt dat de overige 30 punten wel degelijk door de Raad van State zijn behandeld en punt voor punt van commentaar zijn voorzien, waarbij iedere keer wordt herhaald dat ‘deze beroepsgrond faalt.’ Er is intensief gehandhaafd bij Jager. Het College kent de gevoeligheid en weet hoe de omgeving tegen het bedrijf van Jager aankijkt, wat voor hen aanleiding is daar vele malen per jaar intensief, preventief inspectiebezoeken af te leggen alsook iedere keer dat er een klacht wordt ingediend. Hij bestrijdt het dat de provincie het niet serieus neemt als er een klacht wordt ingediend. Iedere keer dat er een klacht wordt ingediend, gaat een van de mensen van de consignatiedienst kijken en probeert vast te stellen wat de aard van de klacht is. Het lijkt hem verstandig dat zij als zij ergens last van hebben, blijven klagen en daar niet mee stoppen omdat het geen zin zou hebben. Het gedrag van bedrijf Jager. De provincie heeft geen klachten over het bedrijf. Zij hebben de indruk dat de voorschriften die zij aan Jager opleggen, zo goed mogelijk door het bedrijf worden nageleefd. Dat wil niet zeggen dat er geen situaties zijn waardoor overtredingen worden geconstateerd. De meest gerenommeerde bedrijven krijgen af en toe een brief van het College waarin staat dat zij geconstateerd hebben dat zij niet hebben voldaan aan een voorschrift. Bij bedrijf Jager vinden zij altijd de bereidheid te kijken naar een klacht die ergens over is binnengekomen. Zij hebben ook niets aan in onmin leven met de omgeving. De bewoners worden zijns inziens wel serieus genomen. Het is wel zo, dat het niet mogelijk is in alle situaties de mensen tevreden te stellen. De omwonenden willen zo weinig mogelijk overlast hebben en het bedrijf wil graag haar activiteiten uitvoeren. Je moet dus een vergunning zien samen te stellen, die het bedrijf niet totaal het werken onmogelijk maakt, maar anderzijds ook recht doet aan de omwonenden. Gezondheidsrisico stof. De GGD is betrokken geweest bij het beoordelen van het stof dat vrijkomt bij de breekinstallatie en is ingeschakeld om ervoor te zorgen dat ook die aspecten worden meegenomen in het traject van de projectgroep die nu bezig is de nieuwe vergunning voor te bereiden.
31
Dhr. Miedema vroeg zich af of het College niet meer oog en oor heeft voor het bedrijf dan voor de omwonenden. Het bedrijf vraagt bij het College een vergunning aan. Vraag is of je dan van tevoren niet moet stellen wat er kan en toegestaan wordt. Maar dat is niet de wijze van werken. Het is aan het College, als bevoegd gezag, om te beoordelen of wat er wordt aangevraagd, acceptabel is binnen de Wet milieubeheer. Het is een feit dat het bedrijf er eerst was. Nienoordsrand was er later. Zou het College daar nu vrijelijk over kunnen beslissen, dan zouden ze ongetwijfeld tot een ander besluit komen, maar de situatie is nu eenmaal zo. In het verleden is overleg geweest over of het bedrijf verplaatst kan worden. Er is in en samen met de gemeente Leek gezocht en gekeken naar geschikte locaties. Tot op heden zijn er geen goede locaties gevonden. Bovendien hangt daar een prijskaartje aan en hij kan zich voorstellen dat Jager als zij het voor het kiezen hebben, blijft waar zij nu zitten. Dhr. Miedema (GroenLinks) herhaalt zijn vraag hoe de huidige stand van zaken is met de partiële beschikking. Is er nu sprake van gedogen van het bedrijf? Dhr. Slager (gedeputeerde) antwoordt dat het daar in feite wel op neer komt. De vergunning is op 30 december door de Raad van State vernietigd en sindsdien is er geen vergunning meer. Het College weet dat het lang duurt vooraleer een nieuwe vergunning klaar is – dan heb je het over 2011. Dat is een ongewenste situatie en vandaar dat het College besloten heeft niet te gaan gedogen, maar een partiële handhavingbeschikking vast te stellen die gebaseerd is op de nieuwe vergunning zoals die is afgegeven, aangevuld met een aantal concrete zaken die gebaseerd zijn op de uitspraak van de Raad van State. Dat ligt klaar om naar Jager te versturen. Verwacht wordt dat dat half maart zal zijn. Dat is het document waar het College de komende tijd Jager op gaat controleren. Bij iedere overschrijding van de voorschriften die daarin genoemd zijn, wordt direct een last onder dwangsom genoemd. Jager weet heel goed dat het, als zij zich niet aan de voorschriften houden, geld gaat kosten. Dhr. De Vries (D66) herhaalt zijn vraag of gedeputeerde op korte termijn met de bewoners in gesprek wil gaan en niet te zijner tijd. Dhr. Slager (gedeputeerde) antwoordt dat hij altijd bereid is om met wie dat ook vraagt aan hem in gesprek te gaan, maar hij vindt wel dat hij dan ook iets moet kunnen melden. In dit geval is het geen onwil, maar heeft het te maken met de vraag in welke fase van het geheel zij nu zitten. Als het College, zoals dhr. Jager dat eerder heeft gedaan in het theehuis in Midwolde, een bijeenkomst organiseert en er ontstaat een discussie waarbij de omwonenden het niet met hem eens zijn, dan weet hij niet of dat op dit moment, nu het College nog niet concreet aan kan geven waar de veranderingen zitten, zinvol is. Op het moment dat het College het moment vindt dat zij iets te melden heeft, komt zij graag weer terug en wordt dat weer net zo’n bijeenkomst als in het theehuis in 2007. Dat was niet zijn leukste bijeenkomst, maar de vergadering is in goede orde verlopen en men heeft op een volwassen manier met elkaar van mening kunnen wisselen. De voorzitter geeft de insprekers gelegenheid nog even het woord te doen. Dhr. De Brock (Groep De Brock) bedankt iedereen hartelijk voor het krijgen van de gelegenheid om hun standpunt te behartigen en voor het feit dat daar ook heel serieus naar geluisterd is. Van de resterende 31 punten zijn er een aantal wel behandeld, maar een aantal ook niet. Als een aantal punten niet behandeld zijn, is het de vraag of je niet het gevaar loopt dat de vergunning de volgende keer nat gaat op de punten die de eerste keer niet behandeld zijn. Uit het relaas van dhr. Slager heeft men op kunnen maken dat dat in tweede instantie ook het geval was. Gezien de reactie van dhr. Slager nu, verwacht dhr. De Brock dat ook de derde vergunning zal worden vernietigd. In tweede termijn Dhr. Dieters (PvdA) merkt op dat een paar fracties gezegd hebben dat het individuele geval niet bij de Staten ligt, maar de kaderstellende rol betekent ook controleren. Hij heeft geen goede beantwoording gekregen van gedeputeerde over wat de rol van de gemeente is. De gemeente wijst naar de provincie en omgekeerd. Bewoners zijn niet tegen het bedrijf, maar wel tegen de overlast. Over communicatie heeft dhr. Slager niks gezegd en dhr. Dieters zou dringend adviseren dat stevig op te pakken om de ruis van de lijn te krijgen. Dhr. Dieters denkt dat men in een vicieuze cirkel beland is en adviseert toch te kijken naar een alternatieve locatie in de omgeving, want hij kent ook een plan om het terrein van Jager opnieuw in te vullen, wat ook weer geld kan genereren. Namens de PvdA-fractie
32
vindt hij dat er wel iets moet gebeuren. Dit kan je niet volhouden, want dan ben je zo jaren en jaren, ook met ambtelijke inzet, bezig. Dhr. Abbes (CDA) vindt het lastig een standpunt in te nemen. Het probleem is duidelijk, er worden twee kanten van de medaille belicht. Er is de Wet milieubeheer, er worden kaders gesteld, er wordt verwacht dat de regels adequaat worden toegepast. Hij wil zich beperken tot een verzoek aan het College om deze zaak te intensiveren en de komende weken alle aspecten te belichten en te komen tot een zo objectief mogelijke vergunningverlening. Mw. Van der Graaf (ChristenUnie) dankt allereerst de insprekers voor hun komst. De ChristenUniefractie heeft de punten goed in haar oren geknoopt en de positie van het bedrijf en de omwonenden is helder. De ChristenUnie hoopt dat de overlast zo veel mogelijk wordt beperkt en vraagt het College bij het voorbereiden van de nieuwe milieuvergunning sterk rekening te houden met de omwonenden en de overlast zo veel mogelijk te beperken. En in de communicatiesfeer is niet alleen een mededeling, maar soms ook luisteren een hele belangrijke in dezen. Dhr. De Vries (D66) gaat in op het serieus nemen van de bewoners. Als de bewoners geen klachten meer indienen omdat het toch geen zin heeft, zit het veel en veel dieper – dat gaat verder dan ‘met elkaar praten’. Dhr. De Vries is van mening dat dit punt veel serieuzer door het College moet worden opgepakt. Dhr. De Vries (D66) hoopt dat de punten die niet beoordeeld zijn door de Raad van State, in de nieuwe beschikking wel degelijk opnieuw beoordeeld worden en opnieuw worden ingevuld als men daar eventueel kans loopt dat anders de beschikking weer wordt afgewezen. Hij hoopt dat de Raad van State niet opnieuw met een negatief oordeel zal komen. Dhr. Hoiting (Partij voor het Noorden) heeft zich erover verbaasd dat de gedeputeerde aangeeft dat de situatie niet eenvoudig veranderbaar is en dat men te maken heeft met criteria voor vergunnen die niet eenduidig zijn. De gedeputeerde zegt dat het om geluid gaat en dat is heel makkelijk te meten. De criteria die daarvoor gelden lijken hem erg duidelijk. Het antwoord van de gedeputeerde wekt op hem de indruk dat de criteria aangepast dienen te worden aan de veranderbaarheid van de situatie en dat lijkt hem een vreemde gang van zaken en geen enkel criterium om al dan niet een vergunning af te geven. Gedeputeerde zegt dat het handen vol geld gaat kosten als het bedrijf daar weg moet. Het lijkt hem sterk dat als een vergunning niet afgegeven wordt omdat niet voldaan wordt aan objectieve criteria, dat dat handen vol geld gaat kosten. De naastgelegen woonwijk is een kwestie van de gemeente. Als er op 26 januari een toezegging is geweest dat er op korte termijn overleg zou zijn met de omwonenden, kan hij zich voorstellen dat als zij op 1 maart nog niets gehoord hebben zij zich niet serieus genomen voelen. Dhr. Hoiting denkt dat het heel goed geweest was als het College op het moment dat er bericht kwam van de Raad van State of toen het College besloot een handhavingbeschikking voor te bereiden, dat gecommuniceerd had met deze belangengroeperingen, omdat dat al aangeeft dat het heel serieus genomen wordt. Mw. Hazekamp (Part voor de Dieren) was erg verbaasd door de term ‘afgeleide problemen’. Het kwam op haar over alsof de gedeputeerde stof, trilling en stankoverlast bagatelliseert. Uit de tabellen en grafieken die blijken uit de enquêtes die gehouden zijn, is te zien dat er wel degelijk een verschil is opgetreden en dat het zaken betreft die heel erg serieus genomen zouden moeten worden en niet als een afgeleide van de geluidsoverlast zouden moeten worden gezien. Gedeputeerde gaf aan dat er intensief gehandhaafd is, dat er preventieve inspectiebezoeken zijn geweest, dat elke klacht serieus genomen wordt en er eventueel met klagers contact wordt opgenomen. Mw. Hazekamp vraagt zich af of daar nog een terugkoppeling op plaatsvindt. Dhr. Slager (gedeputeerde) antwoordt dat hij gezegd heeft ‘altijd contact wordt opgenomen.’ Mw. Hazekamp (Partij voor de Dieren) laat weten dat zij het dan verkeerd heeft opgeschreven. Gedeputeerde gaf aan dat het bedrijf altijd bereid is problemen op te lossen. Het bedrijf kan bereidheid tonen dingen op te lossen, maar die moeten in de praktijk ook toegepast worden. Gedeputeerde zei dat het bedrijf er eerder was dan de woonwijk en dat die zaken niet verenigbaar zijn. Als dat zo is, concludeert zij daaruit dat de milieuvergunning eigenlijk voor datgene dat gevraagd wordt, niet verleend kan worden. Graag zou zij willen weten of het College die mening deelt.
33
Dhr. Miedema (GroenLinks) is teleurgesteld in de beantwoording van de gedeputeerde. Het lijkt alsof er twee verschillende werelden zijn: de wereld van bewoners van Midwolde die in toenemende mate heel veel overlast ondervinden en de gedeputeerde die zegt dat er wel eens klachten zijn, dat zij hun best doen, dat Jager zijn best doet en dat dat volgens de regels allemaal kan. Hij kan zich voorstellen dat het verhaal van de gedeputeerde wel opgaat als het op een bedrijventerrein zit waar niemand woont – dan kan je wel een beetje soepel met de regels omgaan. Hij proeft niet de bereidheid van de gedeputeerde om in dit geval streng op te treden. In het geval van de stofoverlast, zou je direct een sanctie op moeten leggen. Dhr. Slager (gedeputeerde) vraagt dhr. Miedema wat hij zich voorstelt bij ‘streng en direct optreden’. Dhr. Miedema (GroenLinks) antwoordt dat je in zo’n geval een sanctie op moet leggen en te kennen moet geven dat dat niet weer moet gebeuren. Dhr. Slager (gedeputeerde) wijst dhr. Miedema erop dat het College in 2009 een bestuurlijke waarschuwing over stofoverlast naar Jager heeft gestuurd en dat de Commissie rechtsbescherming dat heeft teruggedraaid omdat zij vonden dat de provincie dat ten onrechte had gedaan en niet had aangetoond dat er inderdaad last was van stofoverlast. Het is geen kwestie van onwil, het College heeft gehandhaafd op dit punt, maar wordt teruggefloten. Dhr. Miedema (GroenLinks) kan zich dat aan de hand van de foto’s die hij gezien heeft haast niet voorstellen. Dhr. Abbes (CDA) begrijpt uit het betoog van dhr. Miedema dat er twee manieren zijn van omgang met regels, een soepele en een strenge. De voorzitter begrijpt het aardige politieke punt dat hier gemaakt wordt, maar besluit dat hier verder niet op in wordt gegaan. Dhr. Miedema (GroenLinks) vervolgt dat waar het eigenlijk om gaat is, dat of dit een situatie is die wenselijk is en of die wel voor omwonenden draagbaar is. Hij heeft de indruk dat de situatie nu niet meer aanvaardbaar is. Ook vindt hij dat gedeputeerde zich er makkelijk vanaf maakt door te zeggen dat ze het bedrijf er wel weg zouden willen hebben, maar dat het er nu eenmaal zit en het heel veel geld kost om het te verhuizen. Het gaat erom dat de gedeputeerde zelf initiatief neemt en samen met de gemeente Leek met bedrijf Jager gaat praten over of zij toch niet ergens anders naartoe kunnen met het bedrijf. Mw. Hartman-Togtema (VVD) begrijpt van gedeputeerde dat het bedrijf waarschijnlijk vergunbaar is. Er is een partiële handhaving, zij noemt dat ‘gedogen met regels.’ Is het niet juist om als je weer aan de gang gaat met dat proces, dan júist de omwonenden daarvan in kennis te stellen? Dat men daar niet met elkaar over in gesprek gaat, vindt zij ontzettend zonde. Dhr. Blom (SP) sluit zich daarbij aan. De bewoners hebben niet specifiek iets tegen dit bedrijf, maar wil dat het werkt binnen de grenzen die geen overlast geven, die mogelijk zijn en die voor de milieuwetgeving haalbaar zijn. Dat er twee maal een vergunning wordt afgeschoten, is een regelrechte blamage voor de overheid. De ene weg is een vergunning die haalbaar is, en als dat te moeilijk is, moet serieus worden nagedacht over verplaatsing van het bedrijf en daar moet de gedeputeerde dan ook een serieuze extra inspanning toe doen. De voorzitter hoort een paar adviezen: verplaatsen, intensiveren van contacten, communiceren, eventueel niet verlenen of strenger eisen stellen. Misschien kan gedeputeerde daar even kort op ingaan. Dhr. Slager (gedeputeerde) antwoordt dat het heel gemakkelijk is om te zeggen dat de inspanningen van de gedeputeerden niet groot genoeg zijn, maar vraagt van hem aan te nemen dat deze situatie door het College heel serieus wordt behandeld en dat zij er bovenop zitten. Rol van de gemeente. Het is niet zo dat het College ruziënd over straat rolt met de gemeente Leek. Zij hebben verschillende belangen. De gemeente Leek heeft met bestemmingsplanzaken en de provincie met de milieuvergunning te maken. Zij constateren vaak dat zij verschil van inzicht hebben. Gedeputeerde heeft met regelmaat overleg met wethouder Fellinger over deze zaak gehad, ook over bedrijfs-
34
verplaatsing en de mogelijkheid de toegang van het bedrijf op een andere plaats neer te zetten. Het College heeft overleg gevoerd met Rijkswaterstaat om het te combineren met de afrit van de A7. De gedeputeerde denkt dat hij goed in staat is te luisteren. Klachten indienen heeft wel degelijk zin. Daar moet men mee doorgaan, anders kan het College niet reageren. Klachten worden altijd serieus genomen en er wordt ook altijd teruggekoppeld naar degene die klaagt, wat de bevindingen zijn. Inzicht in het verloop van het proces. Zo snel mogelijk na de kerstvakantie heeft het College een brief geschreven naar de omwonenden om duidelijk aan te geven wat de situatie was door het vernietigen van de vergunning en hoe zij het proces nu verder vorm zou willen geven. Dhr. De Vries geeft aan dat de 31 punten volgens dhr. De Brock niet allemaal zijn behandeld. Als dhr. De Vries de gedeputeerde niet op zijn woord gelooft, neemt hij daar kennis van. De andere punten zijn wel door de Raad van State behandeld en ongegrond verklaard. Afgeleide problemen. Het is niet zijn bedoeling het te bagatelliseren, maar hij bedoelde te benadrukken dat de kern van de zaak nog steeds ‘geluid’ is. Die andere zaken doen er wel degelijk toe en worden serieus behandeld. Volgens dhr. Hoiting is geluid makkelijk vast te stellen. Gedeputeerde geeft aan dat dat niet gemakkelijk te meten is en het is een enorm probleem hier op een goede manier vast te stellen wat de geluidsoverlast van Jager is. Gedeputeerde denkt dat de wereld van de omwonenden en die van hemzelf heel dicht bij elkaar komen. Hij is redelijk goed op de hoogte van de situatie daar. Gedeputeerde moet initiatief nemen om het bedrijf te verplaatsen. Dat klinkt heel gemakkelijk, maar ook daar hebben wethouder Fellinger en gedeputeerde uitgebreid onderhandeld. Dat zal wel door beide overheden voor een groot deel moeten worden betaald en dat gaat om enorme bedragen. Het bedrijf sluiten kost ook geld, want als de provincie het bedrijf om niet goed beargumenteerde redenen sluit, zal Jager naar de rechter lopen. De vergunning is twee keer vernietigd en de gedeputeerde is het hartgrondig met dhr. Blom eens dat dat niet een derde keer moet gebeuren. De voorzitter brengt in dat men op het punt is aangeland dat men na twee uur gedachtewisseling tot de conclusie komt dat de vergadering de gedeputeerde vraagt of dit wel goed gaat en de gedeputeerde antwoordt dat zij vreselijk hun best doen en gebruik maken van de mogelijkheden die de wet hun biedt. Hij heeft niets gehoord waaruit blijkt dat Statenleden met moties iets willen bevorderen of tegenhouden. Het stuk wordt als C-stuk naar de Statenvergadering geleid. 15. Sluiting De voorzitter sluit de vergadering om 14.45 uur.
35
Toezeggingenlijst (bijgewerkt t/m 2 maart 2010)
Datum toezegging
Onderwerp
Deadline
Portefeuillehouder
1.
27 mei 2009 Statenvergadering
Zonnepanelen agrarische bedrijven Het college zegt toe te onderzoeken of en in hoeverre een provinciaal fonds (revolving fund) kan worden ingesteld waaruit bekostiging van zonnepanelen t.b.v. agrarische bedrijven plaats kan vinden. Hij zal de commissie daarover per brief informeren.
Maart 2010
Hollenga
2.
17 juni 2009 (handelingen pagina 57)
Tegengaan kleinschalige verrommeling Het College zal de Staten informeren hoe het gemeenten wil faciliteren om de kwaliteit van ruimtelijke processen verder te verbeteren (o.a. bouwblok-op-maat-methode en tegengaan van kleinschalige verrommeling)
Mei 2010.
Moorlag
3.
17 juni 2009 (handelingen pagina 60)
Collectieve woningverbetering Het college zegt toe de mogelijkheden van collectieve woningverbetering verder te onderzoeken.
Komt terug bij provinciaal actieplan bevolkingsdaling.
De Bruijne
Bouwblokken Het college gaat in gesprek met de gemeenten in Regio West over de bouwblokkendiscussie. De Staten worden geinformeerd over de afloop van het proces.
Als het traject voltooid is, komt er een brief van het college.
4.
17 juni 2009 (handelingen pagina 82)
Voorjaar 2010.
Moorlag
36