l
Eergen op Zoom
Aan de raadsleden en duoburgerteden
Uwkenmerk Uw brief d.d. Onderwerp
Wet inburgering
Onskenmerk V^/KJU ~~ ^ 'T' >w Beh.door M.den Ouden ^ Afdeling Beteidsatefer
^~
09 Nfiv pont;
U J W ü ¥ l CUUÖ Datum ' Doorkiesnr. 7328 Bijlagen)
Geachte raadsleden en duoburgerleden, In de afgelopen maanden hebben wij u middels diverse raadsmededelingen geïnformeerd over de werkzaamheden die de gemeenten Roosendaal en Bergen op Zoom gezamenlijk hebben uitgevoerd, en nog steeds uitvoeren, ter voorbereiding op de Wet Inburgering. Beide colleges hebben in een bestuursopdracht de opdracht verstrekt om ervoor te zorgen dat de gemeenten zowel op beleidsniveau als op uitvoeringsniveau op tijd gereed zijn voor de invoering van de wet. Dit heeft geresulteerd in een visiedocument (Wet) inburgering - in Bergen op Zoom en Roosenctea/ vanaf 2007- dat op 12 oktober jongstleden is gepresenteerd aan de raadscommissies van Roosendaal en Bergen op Zoom. Ten tijde van de presentatie van het visiedocument waren er nog diverse zaken onduidelijk. Dit vanwege het feit dat de Rijksoverheid het wetsvoorstel nog niet heeft vastgesteld en meerdere zaken nog in ontwikkeling waren. Het wetsvoorstel inburgering ligt momenteel (begin november) ter behandeling bij de Eerste Kamer. Hoewel bovenstaande onduidelijkheden zijn weggenomen, zijn er door de Eerste Kamer nog diverse moties ingediend die het wetsvoorstel kunnen doen wijzigen. De inzet blijft er echter op gericht de Wet inburgering op 1 januari 2007 in te voeren. Het college van Bergen op Zoom legt u hierbij het bijgevoegde beleidskader voor de invoering van de Wet inburgering in Bergen op Zoom voor ter bespreking in de commissie Maatschappelijke Dienstverlening & Cultuur. Graag vernemen wij van u of de beschreven uitgangspunten met betrekking tot informatie & advies, handhaving en facilitering kunnen worden gedeeld. Daarbij willen wij u er op attenderen dat het jaar 2007 een overgangsjaar zal zijn waarin enerzijds op basis van een groeimodel gewerkt zal worden aan de implementatie, en anderzijds bekeken zal worden of de gemaakte keuzes bijgesteld dienen te worden op basis van de ervaringen uit de praktijk.
Poste 35 4600 M Bergen op Zoom JacobObrecffeHM T (0164)277000 F (0164)245356 E
[email protected] l www.bergenopzoom.nl B nvBNG rek. nr. 28.50.00.942
Het verdere besluitvormingsproces De komende periode zal het college de uitvoeringsorganisatie vormgeven waarin helder wordt op welke wijze de diverse taken binnen de gemeente worden gepositioneerd. Uw raad zal hierover worden geïnformeerd middels een raadsmededeling. Het college zal starten met de inkoopprocedure voor inburgeringsvoorzieningen. Vanaf het moment dat nieuwkomers zich melden voor inschrijving in het GBA, dienen zij binnen 6 weken opgeroepen te worden voor een intakegesprek, waarna binnen 8 weken gestart dient te worden met een inburgeringstraject. Dit betekent dat de inkoopprocedure van inburgeringsvoorzieningen voor week 14 van het jaar 2007 gereed dient te zijn. Het is op dit moment nog onduidelijk in hoeverre deze uitbreiding van taken, ook uitbreiding van het aantal formatie-uren behoeft en of hiervoor dekking gevonden kan worden binnen de bestaande programma's. Wanneer extra middelen noodzakelijk zijn voor de personele capaciteit, zal het college hiervoor een separaat voorstel aan uw raad voorleggen. Het college zal starten met de inrichting van een centraal informatie- en adviespunt en met het inrichten van de handhavingsprocedure. Vanaf de datum van invoering van de wet is de gemeente verplicht een ieder te informeren en adviseren m.b.t. inburgering die daarom vraagt. In het eerste kwartaal van 2007 zal aan uw raad de verordening worden voorgelegd waarin diverse zaken omtrent de informatie- en adviesfunctie en de handhavingsfunctie worden opgenomen. Driekwart jaar na invoering van de Wet inburgering zal een tussenevaluatie worden opgesteld waarin, de diverse keuzes uit het beleidskader worden doorlopen, een weergave wordt gegeven van het aantal gestarte trajecten, een weergave wordt gegeven van de aard en de hoeveelheid aan informatie- en adviesvragen, en de uitvoeringsorganisatie tegen het licht wordt gehouden. Naar aanleiding van deze tussenevaluatie kunnen eventuele voorstellen voor wijziging van keuzes op het terrein van beleid en/of uitvoering worden gedaan. Uw raad wordt over de uitkomsten van deze tussenevaluatie geïnformeerd.
Hoogachtend, het college van burgemeesteren wethouders van Bergen op Zoom,
secretaris,
DrsÖ/Haasnoot
^^^
/^&&.
J.M.M. Polman
1,
Augustus 2006 Coproductie gemeenten Bergen op Zoom & Roosendaal
INHOUDSOPGAVE
1. Inleiding
2. Inburgering in de beleidsketen
3. De Wet Inburgering
L
4. Lokale doelgroepanalyse
8
5. Voorstel uitvoering in Bergen op Zoom en Roosendaal A. Faciliteren B. Informatie en Advies C. Handhaving
12
6. Consequenties
19
BIJLAGE I: Procesbeschrijving Inburgering
21
BIJLAGE II: Doelgroepanalyse gemeente Roosendaal
22
BIJLAGE III:
29
Doelgroepanalyse gemeente Bergen op Zoom
HOOFDSTUK l
Inleiding
Op 7 juli 2006, de dag van de installatie van het kabinet Balkenende III, heeft de Tweede Kamer kamerbreed ingestemd met het (gewijzigde) wetsvoorstel inburgering. Na instemming door de Eerste Kamer kan de wet per l januari 2007 worden ingevoerd. De Wet Inburgering zal het huidige inburgeringsstelstel op basis van de Win (Wet inburgering nieuwkomers) en de diverse regelingen oudkomers vervangen. De gemeenten Roosendaal en Bergen op Zoom hebben besloten om samen op te willen trekken bij het implementeren van de Wet Inburgering. In dit visiedocument worden de kaders gesteld waarbinnen de gemeente Roosendaal en de gemeente Bergen op Zoom uitvoering zullen geven aan de Wet inburgering. Binnen de contouren van de wet worden beleidskeuzes geformuleerd met betrekking tot de diverse gemeentelijke taken. Omdat de gemeenten pas vanaf juli jl. actief konden starten met de voorbereidingen in het kader van de wet inburgering, hebben de beiden gemeenten besloten de wet per l april 2007 in te voeren in plaats van per l januari 2007. Dit heeft geen nadelige consequenties voor de doelgroep en/of de gemeenten. Na het bepalen van de gemeentelijke visie wordt aan de regiogemeenten Halderberge, Rucphen, Woensdrecht en Steenbergen de mogelijkheid geboden om aan te sluiten bij werkgroepen, welke de implementatie van de wet verder zullen uitwerken in concrete voorstellen (zie bijlagen). Op deze manier kunnen de regiogemeenten gebruik maken van het kader en de inhoudelijke kennis van de gemeenten Bergen op Zoom en Roosendaal. Allereerst zal in hoofdstuk 2 de positie van het thema inburgering worden bepaald temidden van de landelijke en lokale ontwikkelingen op het gebied van (re)integratie en de Wmo. Er wordt nadrukkelijk stil gestaan bij de vraag 'hoe de beide gemeenten inburgering zien' in relatie tot de genoemde beleidsvelden. In hoofdstuk 3 worden de uitgangspunten van de Wet inburgering beschreven evenals de taken en verantwoordelijkheden die hierin voor de gemeenten zijn weggelegd. In beide gemeenten is analyse gemaakt van de doelgroep. De uitkomsten hiervan worden weergegeven in hoofdstuk 4; de gehele analyse treft u in de bijlagen II en III. Vervolgens worden in hoofdstuk 5 de drie taken van de gemeente verder uitgewerkt. Deze uitwerking bevat de beleidskeuzes die zijn gemaakt, en daarmee het kader waarbinnen de Wet in de gemeente Roosendaal en Bergen op Zoom vorm zal krijgen. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 aangegeven op welke wijze het inburgeringsstelsel bekostigd zal worden.
HOOFDSTUK 2
Inburgering in de beleidsketen
Aanleiding voor de herziening van het huidige inburgeringsstelsel is het in onvoldoende mate participeren van nieuw- en oudkomers in Nederland. Om de participatie te bevorderen, wordt aan beide groepen de inburgeringsplicht opgelegd. Geen vrijblijvende en aanbodgerichte aanpak meer. De eerste verantwoordelijkheid komt bij de inburgeraar zelf te liggen. Aan burgerschap zijn rechten en plichten verbonden en die komen (ook) tot uitdrukking in het nieuwe inburgeringsstelsel. Daarmee wordt het primaire doel van de nieuwe Wet Inburgering benadrukt: 'deelnemen op eigen kracht'. Het doel van inburgering is dat iedereen de Nederlandse taal spreekt en kennis heeft van de Nederlandse samenleving en de belangrijkste Nederlandse waarden en normen. Met deze kennis en vaardigheden heeft iedereen een basis om actief deel te kunnen nemen aan het economische, sociale, culturele en/of politieke leven in Nederland. Het niveau dat bereikt moet worden ten aanzien van de Nederlandse taal en kennis van de samenleving is vastgelegd in de eindtermen van het inburgeringsexamen. Met een afgerond inburgeringsproces is een belangrijke stap gezet naar participatie in de samenleving en zijn de voorwaarden aanwezig om de sociale cohesie in wijk en buurt te bevorderen. Integratie Einddoel van inburgering is integratie. Integratie begint met inburgeren en beslaat vervolgens een proces van vele jaren waarin school, werk en maatschappelijke activiteiten centraal staan. Het doel van integratie is 'gedeeld burgerschap'. De gemeenten Roosendaal en Bergen op Zoom zien integratie als een tweezijdig proces. Het gaat hierbij zowel om de verantwoordelijkheid van de allochtonen om te participeren in de Roosendaalse/Bergse samenleving als om de 'openstelling' van de samenleving door de Roosendaalse/Bergse bevolking. Daarnaast gaan de gemeentes Roosendaal en Bergen op Zoom ervan uit dat inburgeringsplichtigen hun verantwoordelijkheid nemen en willen deelnemen aan de samenleving, respect hebben voor eikaars waarden en normen, enzovoort. De subdoelen van het lokale integratiebeleid zijn het wegnemen van belemmeringen die allochtonen tegenkomen in hun functioneren in de lokale samenleving die leiden tot achterstanden op de verschillende beleidsterreinen én het bevorderen van participatie in de lokale samenleving door onder meer het vergroten van betrokkenheid, ontmoeting en participatie en sociale cohesie. WMO De uitgangspunten van het inburgerings- en integratiebeleid sluiten aan bij het uitgangspunt van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO), welke per l januari 2007 wordt ingevoerd. 'Meedoen' staat ook in de WMO centraal. Met de WMO wil de regering bereiken dat alle burgers aan alle facetten van de samenleving, al of niet geholpen door vrienden, familie of bekenden, meedoen. En als dat niet kan, is er ondersteuning vanuit de gemeente. Het gaat om de onderlinge betrokkenheid van mensen. Kort samengevat is het doel van de WMO het herstellen van de zelfredzaamheid, mensen toerusten om maatschappelijk te participeren en daarvoor op lokaal niveau de voorwaarden scheppen.
Integratie, met als vertrekpunt inburgering, sluit direct aan bij het eerste prestatieveld van de WMO, te weten 'het bevorderen van de sociale samenhang in en leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten'. Het doel van dit prestatieveld is om burgers meer bij de wijk te betrekken, sociale samenhang en onderlinge ontmoeting en inzet vanuit de naaste omgeving, de zogenaamde civil society, te bevorderen. Gemeenten hebben in het nieuwe inburgeringsstelsel een zekere mate van beleidsvrijheid. Hoe de gemeentelijke rol vorm krijgt wordt op lokaal niveau bepaald.
De gemeenten Roosendaal en Bergen op Zoom kiezen ervoor om bij de implementatie van het nieuwe inburgeringsstelsel (zo veel mogelijk) aan te sluiten bij de doelstellingen en uitgangspunten van de WMO. Wet Werk en Bijstand Tot slot kent inburgering een belangrijke relatie met de Wet werk en bijstand (Wwb). Arbeidsdeelname is een belangrijk instrument om de integratie te bevorderen. Werken stimuleert immers de maatschappelijke participatie, omdat het onder andere in grote mate bijdraagt aan het bereiken van (economische) zelfstandigheid. Aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling in het kader van de Wet werk en bijstand hebben met inachtneming van de Reïntegratieverordening 2006 personen die algemene bijstand ontvangen, personen met een nabestaanden- of halfwezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet evenals niet-uitkeringsgerechtigden. Het uitgangspunt is dat inburgering en reïntegratie elkaar versterken en aanvullen. Gemeenten kunnen een uitkeringsgerechtigde inburgeraar (met arbeidsverplichting) een aanbod doen waarin activiteiten gericht op reïntegratie en inburgering worden gecombineerd. Om de samenstelling van o.a. de lokale groep inbugeringsplichtige uitkeringsgerechtigden te bepalen is voor beiden gemeenten een grondige analyse van de lokale doelgroep gemaakt. (Zie hoofdstuk 4 en bijlagen).
Voorstel:
_ ', , . 0y9f3Mftfö§p$L' t^f^ëA^ntipil ' WérkénfpaiSd, >,
" *
> J^<
"
-
i.v . <
. . T ..fearnioöèigic iriburgertftgstrajecten gekoppeld worden aan reïiitegraöetrajecten binnen de Wwb.
HOOFDSTUK 3
De Wet Inburgering
Inburgering biedt dus perspectief op integratie en vormt een eerste stap naar volwaardige deelname aan de Nederlandse samenleving. De Wet Inburgering kent drie uitgangspunten: resultaatverplichting in plaats van inspanningsverplichting, eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige en een open marktwerking. Resultaatverplichting Nieuwkomers en bepaalde groepen oudkomers worden wettelijk verplicht in te burgeren. De huidige inspanningsverplichting (alleen het meedoen is voldoende) maakt plaats voor een resultaatsverplichting (meetbare individuele ontwikkeling) met zowel financiële als verblijfsrechtelijke gevolgen. De inburgeringsplicht geldt in beginsel voor alle personen die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven en niet gedurende acht jaar van de leerplichtige leeftijd in Nederland hebben verbleven. Het gaat daarbij om personen tussen 16 en 65 jaar. Vrijstelling van de inburgeringsplicht kan worden gegeven aan mensen die beschikken over diploma's van het Nederlandse wetenschappelijke, hoger of middelbare beroepsonderwijs of voortgezet onderwijs. Ook kunnen mensen met een beperking vrijgesteld worden. De inburgeringsplichtige vervult zijn plicht wanneer hij voldoet aan de eindtermen: het behalen van het inburgeringsexamen (taal - kennis samenleving - praktische vaardigheden). Deze eindtermen verschillen per categorie inburgeringsplichtigen. Voor nieuwkomers is vastgesteld dat zij voor zowel mondelinge als schriftelijke vaardigheden zullen moeten voldoen aan het niveau A21. Voor oudkomers geldt eveneens het niveau A2 als het gaat om mondelinge vaardigheden; schriftelijke vaardigheden zullen beheerst moeten worden op niveau Al2. Aan de inburgeringsplicht is voldaan zodra het inburgeringsexamen is behaald. Eigen verantwoordelijkheid In het nieuwe stelsel is de inburgeringsplichtige in principe zelf verantwoordelijk voor zijn inburgering door aan de eindtermen te voldoen. Dit houdt onder andere in, dat de inburgeringsplichtige in beginsel zelf in de bekostiging van het inburgeringstraject voorziet. Daarbij heeft hij keuzevrijheid bij het bepalen van de wijze waarop hij zich voorbereidt op het inburgeringsexamen. Wanneer de inburgeringsplichtige binnen driejaar het inburgeringsexamen haalt, heeft hij recht op een gemaximeerde financiële vergoeding. Wanneer na vijfjaar het inburgeringsexamen nog niet is afgerond, wordt een boete opgelegd. Voor nieuwkomers die in het kader van gezinsvorming of - hereniging naar Nederland komen, geldt een termijn van 3,5 jaar. Voor oudkomers geldt een termijn van 5 jaar, welke ingaat op het moment dat zij opgeroepen worden in het kader van hun inburgeringsplicht, voor nieuwkomers gaat deze termijn uiteraard in op het moment dat zij naar Nederland toe komen. 1
De taalgebruiker kan met redelijk gemak korte gesprekken voeren in standaardsituaties mits de gesprekspartners waar nodig hulp bieden. Hij kan vragen stellen en beantwoorden en ideeën en informatie uitwisselen over vertrouwde onderwerpen in voorspelbare, alledaagse situaties. Van korten en eenvoudige boodschappen en aankondigen begrijpt hij de belangrijkste punten. Hij kan korte en eenvoudige teksten lezen over concrete onderwerpen uit de eigen leef- of werkomgeving. Hij kan korte, informele briefjes schrijven en boodschappen noteren in telegramstijl. 2
De taalgebruiker begrijpt standaardcommunicatie in situaties die veel voorkomen in het dagelijkse leven. Hij is sterk afhankelijk van de hulp van een welwillende gesprekspartner. Hij kan zich uitdrukken in losse woorden en in korte, eenvoudige zinnen over concrete zaken uit de eigen leef- of werkomgeving. Hij kan vertrouwde namen, woorden en zeer eenvoudige zinnen begrijpen in standaardteksten als mededelingen, posters, catalogi. Hij kan losse woorden zoals personalia in formulieren invullen en een kort tekstje schrijven zoals vakantiegroeten op een ansichtkaart.
Gemeenten hebben een aantal sanctiemogelijkheden in de vorm van financiële boetes en/of het niet toekennen van een permanente verblijfsvergunning (zie handhaven). Open marktwerking De markt voor aanbieders van inburgeringstrajecten wordt in twee stappen vrijgelaten. Eerst wordt de gedwongen winkelnering met Regionale Opleiding Centra (ROC) beëindigd. Daarna zal de keuze voor een educatie-instelling bij de inburgeringsplichtige zelf komen te liggen. Het Rijk acht consumentenbescherming in deze van belang. Op dit moment wordt door het Rijk nadere uitwerking gegeven aan een certificering- of keurmerksysteem. Rol van de gemeente Naast deze herziene uitgangspunten verandert de rol van de gemeente op het gebied van inburgering met het inwerking treden van de nieuwe Wet Inburgering. De gemeente vervult met ingang van de nieuwe wet geen regiefunctie meer binnen het inburgeringsbeleid, maar krijgt een zogenaamde spilfunctie. Deze functie bestaat uit: informatieverstrekking, handhaving en facilitering. • Faciliteren Met rijksmiddelen kunnen gemeenten inburgeringsvoorzieningen blijven inkopen voor bepaalde bijzondere groepen inburgeringsplichtigen. Deze bijzondere groepen zijn: oudkomers zonder inkomen uit arbeid of uitkering (voornamelijk vrouwen in een achterstandssituatie), bepaalde groepen bijstands- en uitkeringsgerechtigden en geestelijke bedienaren. De gemeenten zijn verplicht om in ieder geval voor de groep geestelijke bedienaren een inburgeringsvoorziening in te kopen. • Informatie en advies Inburgeringsplichtigen moeten goed geïnformeerd worden. Goede voorlichting en informatieverstrekking over de inhoud van de plicht, over aanbieders van cursussen, de financiële faciliteiten en de rol van de gemeenten is onontbeerlijk. Gemeenten zijn belast met de informerende en adviserende taken. Zij hebben de ruimte om deze rol naar eigen inzicht, passend bij hun omstandigheden, in te vullen. • Handhaven Het nakomen van de inburgeringsplicht moet zo nodig met sancties door de overheid kunnen worden afgedwongen. Het wetsvoorstel voorziet in verschillende sanctiemogelijkheden. Gemeenten krijgen de volgende bevoegdheden om te kunnen handhaven. - de bevoegdheid om inburgeringsplichtigen op te roepen voor een eerste gesprek, een intake, als ervan kan worden uitgegaan dat iemand inburgeringsplichtig is; - de bevoegdheid tot het organiseren van voortgangscontroles en controle op het behalen van het inburgeringsexamen; - de bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete bij het niet voldoen aan de inburgeringsplicht. Het gehele proces van faciliteren, informatie / advies, en handhaving is schematisch weergegeven in de procesbeschrijving die u vindt in bijlage I.
HOOFDSTUK 4
Doelgroepanalyse
Nieuw- en oudkomers in relatie tot de Wet inburgering Personen, in de leeftijd vanaf 16 tot 65 jaar, die na de inwerkingtreding van de nieuwe wet tot Nederland worden toegelaten (vreemdelingen) of ingezetene worden in de zin van de GBA en die niet over vrijstellende diploma's beschikken, zijn inburgeringsplichtig. Dit zijn de zogenoemde nieuwkomers. Deze personen moeten zich dan wel in Nederland willen vestigen voor een niet-tijdelijk doel. (Het betreft niet de EU- en EER-onderdanen, omdat het internationaal recht zich hiertegen verzet.) De nieuwkomers die in het buitenland het basisexamen (Wet inburgering buitenland) hebben gehaald, moeten binnen 3,5 jaar aan hun inburgeringsplicht hebben voldaan. Voor de andere nieuwkomers (voornamelijk asielgerechtigden) geldt een termijn van 5 jaar, op straffe van een bestuurlijke boete. Oudkomers zijn die personen in de leeftijd vanaf 16 tot 65 jaar die voor de inwerkingtreding van de wet in Nederland woonden, maar geen acht jaar in Nederland hebben gewoond tijdens de leerplichtige leeftijd en die evenmin diploma's hebben waaruit blijkt dat zij beschikken over voldoende kennis van de Nederlandse taal en de samenleving. Oudkomers zijn dus: * alle vreemdelingen die rechtmatig in Nederland verblijven en op grond van de wet inburgeringsplichtig worden en; * genaturaliseerde Nederlanders die op grond van de wet inburgeringsplichtig worden omdat zij (gaan) behoren tot de specifieke groepen, namelijk uitkeringsgerechtigden, personen met ouderlijk gezag of geestelijke bedienaren. Voor een oudkomer kan de inburgeringsplicht dus op een later moment ontstaan dan bij de inwerkingtreding van de wet. Inburgeringsplichtigen kunnen dus nieuw- en oudkomers zijn. Voor het onderscheid tussen nieuw- en oudkomers is bepalend het moment waarop de nieuwe wet in werking treedt. Datum Termijn invoering in jaren wet in Nederland
Inburgeringsplicht Groepen
Nieuwkomers
Vreemdelingen
Asiel Met basisexamen Overigen
Oudkomers
Vreemdelingen
Na Na Na
3,5
Voor
5
5 5
Tabel: Overzicht doelgroepen wet
Doelgroepadvies Raad van State Op 3 augustus heeft de Raad van State advies uitgebracht over het al dan niet kunnen opleggen van de inburgeringsplicht aan bepaalde groepen genaturaliseerde Nederlanders. Op 25 augustus 2006 heeft de minister Verdonk (Vreemdelingenzaken en Integratie) dit advies van de Raad van State per brief gecorrespondeerd aan de Tweede Kamer: "De Raad onderkent dat een inburgeringsplicht voor bepaalde categorieën genaturaliseerde Nederlanders een gerechtvaardigd doel zou dienen, maar meent dat de inburgeringsplicht die zij beoogt op te lossen, evengoed kan voordoen bij andere Nederlanders, bij andere Unieburgers en bij de groepen derdelanders die op grond van internationale verplichtingen niet tot inburgering kunnen worden verplicht.
De Raad concludeert dat een inburgeringsplicht voor de drie categorieën genaturaliseerde Nederlanders (specifieke groepen bijstands- en uitkeringsgerechtigden, zorgende ouders en geestelijke bedienaren) in strijd zou zijn met het gelijkheidsbeginsel". Dat betekent dat aan deze genaturaliseerde Nederlanders geen inburgeringsplicht opgelegd kan worden. Minister Verdonk geeft in dezelfde brief aan de Tweede Kamer aan: "Dit doet uiteraard niet af aan het feit dat er ook forse inburgeringsachterstanden bestaan onder andere personen in Nederland dan onderdanen van derde landen. Met het oog op de dringende maatschappelijke noodzaak en de breedgedragen politieke wens om ook deze inburgeringsachterstanden te verminderen, bereidt de regering daarom aanvullende maatregelen voor om de resterende inburgeringsproblematiek met inachtneming van het advies van de Raad van State terug te dringen". Dit valt buiten het kader van de Wet Inburgering. Lokale doelgroepanalyse Zowel voor de gemeente Roosendaal als Bergen op Zoom is ten behoeve van het visiedocument een (ruime) doelgroepanalyse gemaakt in het kader van de Wet Inburgering. Omdat beide gemeenten op eigen wijze de doelgroep in kaart hebben gebracht, is er voor gekozen om de afzonderlijke overzichten als bijlagen bij dit visiedocument te voegen. Streven is om tot een eenduidige registratie van deze doelgroep te komen. In de gemeente Bergen op Zoom hebben de afgelopen jaren (2004 en 2005) 70 oudkomers per jaar een inburgeringstraject gevolgd; in Roosendaal hebben er in de periode 2003 tot en met 2005 79 oudkomers per jaar een traject gevolgd. Daarnaast heeft Stichting RON in beide gemeenten ongeveer 70 beschikkingen afgegeven voor het starten van een inburgeringstraject voor een nieuwkomer. Dit aantal is de afgelopen jaren afgenomen. De totale' doelgroep van de nieuwe Wet Inburgering bestaat uit inwoners van de gemeenten Roosendaal en Bergen op Zoom die geregistreerd zijn in het GBA en voldoen aan de volgende kenmerken: • Geboorteland Inwoners van de gemeenten die buiten Nederland zijn geboren. • Etniciteit Inwoners waarvan één van beide ouders geboren is in een land buiten de Europese Economische Ruimte (EER) en Zwitserland. Tot de EER behoren de volgende landen: Nederland, België, Luxemburg, Frankrijk, Duitsland, Italië, Groot-Brittannië, Ierland, Denemarken, Griekenland, Spanje, Portugal, Oostenrijk, Rnland, Zweden, Noorwegen, IJsland, Liechtenstein, Cyprus, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Slovenië, Slowakije en Tsjechië. • Leeftijd Inwoners van 16 tot en met 60 jaar. • Immigratieleeftijd Inwoners die 9 jaar of ouder (vanwege verblijf in Nederland gedurende de leerplichtige leeftijd) waren bij immigratie. De gemeenten Roosendaal en Bergen op Zoom hebben respectievelijk maximaal 4.655 en maximaal 4.289 inwoners die mogelijk tot de doelgroep van de Wet Inburgering behoren op basis van de doelgroepbeschrijving in de wet. Hiervan is in Roosendaal ongeveer 86 % een niet-westerse allochtoon. In Bergen op Zoom ligt dit percentage op 78%. De gemiddelde leeftijd van de doelgroep is 37 jaar.
Bij het inwerking treden van de Wet Inburgering ontvangen alle gemeenten een overzicht van de Informatie Beheer Groep (IBG) waarin alle allochtone inwoners van de gemeente zijn opgenomen waarvan niet zeker is dat ze niet inburgeringsplichtig zijn. Op basis van dit overzicht kan de maximale omvang van de doelgroep worden bepaald. Van de groep die voor de Wet Inburgering in beeld is gebracht, zijn de prioritaire doelgroepen - die de gemeente een aanbod kan doen - van belang. Dit zijn de uitkeringsgerechtigden en de verzorgende ouders. Geestelijke bedienaren moeten een aanbod van de gemeente krijgen. Doelgroep uitkeringsgerechtigden Niet-westerse allochtone gezinnen maken vaker gebruik van de sociale zekerheid dan autochtone en westerse gezinnen. Van de totale doelgroep van de Wet Inburgering doet 17% in Roosendaal en 11,4% in Bergen op Zoom een beroep op een uitkering. Het verschil kan mogelijk worden verklaard door het verschil in peildatum (in het afgelopen jaar is men wat strenger geweest en is er enige verbetering opgetreden in de economische situatie van de doelgroep). De uitkeringsafhankelijkheid van vrouwen is iets groter dan van mannen. Ongeveer 20% van de vrouwen (2246) van de doelgroep ontvangt in Roosendaal een uitkering van Sociale Zaken. In Bergen op Zoom ligt dit percentage op 13% (2127). Bij de mannen ligt dit percentage op ongeveer 14% (Roosendaal) en 10% (Bergen op Zoom). De uitkeringsbehoefte neemt toe, naarmate inwoners ouder zijn. Gegevens uit de arbeidsmarktmonitor van het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) in Roosendaal geven aan dat het aandeel langdurig werkzoekenden (2 jaar of langer) relatief groot is binnen de werkzoekenden met een etnische minderheid. Vooral de groep 30 - 39 jarigen is oververtegenwoordigd ten opzicht van het totaal. Ruim 40% van de werkzoekenden met een etnische minderheid heeft een opleidingsniveau onder het niveau van VBO, binnen de totale groep ligt dit percentage op 24%. Doelgroep verzorgende ouders Er is een grote groep allochtone vrouwen die niet-werkend en niet-uitkeringsgerechtigd zijn, maar wel een zorgtaak hebben voor één of meerdere minderjarige kinderen. De zogenaamde 'zorgende moeders in een achterstandspositie'. Bergen op Zoom telt globaal 250 vrouwen in de doelgroep die alleen wonen met minderjarige kinderen. In Roosendaal zijn dit bijna 300 vrouwen. In Bergen op Zoom hebben er 86 van deze vrouwen een uitkering. In Roosendaal betreft het 165 van de bijna 300 vrouwen. Daarnaast zijn er ongeveer 1000 vrouwen per gemeente die samenwonen met hun partner en kinderen. Ongeveer 10% van hen heeft een uitkering WWB. Als gevolg van door bovenstaande gegevens geschetste situaties hebben allochtone gezinnen vaker een inkomen op of onder het minimum (< € 1.151) dan autochtone gezinnen, waardoor allochtone gezinnen zich vaker in een achterstands- en/of armoedepositie bevinden. Doelgroep geestelijke bedienaren Per gemeente is er sprake van l a 2 geestelijke bedienaren.
10
W^I^^Ijyp
de
11
HOOFDSTUK 5
Voorstel uitvoering in Bergen op Zoom en Roosendaal
5.A.
Gemeentelijke invulling van de taak: Faciliteren
Voor één groep inburgeringsplichtingen stelt de Wet dat de gemeente verplicht is een cursusaanbod te doen: de groep geestelijke bedienaren. Voor twee andere groepen inburgeringsplichtigen adviseert de regering een cursusaanbod van overheidswege: uitkeringsgerechtigden en oudkomers zonder inkomen. Geestelijke bedienaren Geestelijke bedienaren, zowel oud- als nieuwkomers, zijn inburgeringsplichtig, ook als ze slechts voor een tijdelijk doel in Nederland zijn. Er is een groot maatschappelijk belang gediend met hun inburgering. Het gemeentelijke aanbod moet zijn toegesneden op het beroep dat zij uitoefenen. De inburgering van geestelijke bedienaren wordt uitgevoerd in een speciaal oriëntatieprogramma dat in 2005 is opgezet en in 2006 zal worden voortgezet. Het oriëntatieprogramma wordt in twee delen aangeboden. Het eerste deel van de cursus begint na aankomst in Nederland en wordt aangeboden met behulp van steuntalen. Het tweede deel vindt plaats wanneer de bedienaar de Nederlandse taal beheerst. Ook in het nieuwe inburgeringsstelsel zal aan geestelijke bedienaren een oriëntatieprogramma worden aangeboden. De eindtermen van dit programma zullen aansluiten bij de al ontwikkelde eindtermen van het onderdeel Kennis van de Nederlandse samenleving. Uitkeringsgerechtigden Inburgering gaat gemakkelijker als de taal wordt toegepast in de praktijk (bijvoorbeeld een werksituatie) en andersom is reïntegratie op de arbeidsmarkt makkelijker als je de taal beheerst. Dit bevordert de participatie in de samenleving in het algemeen, en het krijgen van werk in het bijzonder. Het ligt daarom voor de hand dat gemeenten reïntegratie en inburgering aan elkaar koppelen. Uitgangspunt voor de gemeenten Bergen op Zoom en Roosendaal blijft de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeraar voor zijn eigen inburgering. Voorwaarde daarbij is de reïntegratie en inburgeringsactiviteiten elkaar versterken. Dit kan alleen wanneer inburgering verplicht deel uitmaakt van de reïntegratie. Op het moment dat de reïntegratie start dient de inburgering te starten. Niet alle uitkeringsgerechtigden komen in aanmerking voor een inburgeringsvoorziening. De inburgeringsvoorziening is er alleen voor die personen, die recht hebben op een uitkering op grond van de Wwb en andere sociale zekerheidswetten. En alleen voor die personen, die daarbij een verplichting hebben (of opgelegd krijgen) om werk te zoeken en aanvaarden. Deelname aan het arbeidsproces moet worden bevorderd met de reïntegratievoorziening, op grond van een van de sociale zekerheidswetten of-regelingen. Voor de groep personen met een uitkering, die (tijdelijk of structureel) geen (of slechts voor een deel) perspectief hebben om werk te krijgen, geldt dat de inburgeringplicht kan worden opgelegd gekoppeld aan het verrichten van vrijwilligerswerk. Oudkomers zonder inkomen Ook voor de groep oudkomers zonder inkomen uit betaalde arbeid of een uitkering staat een gemeentelijk aanbod open. Het aanbod aan deze groep richt zich voornamelijk op allochtone vrouwen in een achterstandssituatie. De gemeenten kunnen met hun aanbod de emancipatie van deze vrouwen bevorderen. Ook kunnen tegelijkertijd met het aanbod de handhavingsmogelijkheden worden vergroot. Als er duidelijk sprake is van een verplichting, kunnen weerstanden bij bijvoorbeeld echtgenoten van allochtone vrouwen tegen haar deelname aan de inburgering worden overwonnen.
12
In een verordening inburgering moet de gemeente haar inburgeringsbeleid en regels voor het faciliteren van deze bijzondere groepen vastleggen.
Voorstel: Oe gemeente zal naast de verplichte groep geestelijk bedienaren, twee andere doelgroepen inburgeraars faciliteren: • Uitkeringsgerechtigden krijgen een aanbod dat gekoppeld is aan het reïntegratietraject naar een arbeidsplaats, of aan vrijwilligerswerk; • Oudkomers zonder inkomen, vooral de allochtone vrouwen in een achterstandssituatie krijgen een aanbod. Bekostiging van trajecten die bestaan uit een combinatie van een reïntegratietraject en een inburgeringstraject (le groep) bestaat uit twee componenten: I. het Wwb-budget (werkdeel) zal binnen het duale traject worden .aangesproken
zo kort
_n.. ^móet
: eindigt in verband met beëindiging van ;n krijgt uitdrüWcelök de opdra(M om binnen dit kader i'ftntitógeringen Wwb) inbeeld tetóni^n. in bovenstaande groepen woripcle
S.B.
Gemeentelijke invulling van de taak: Informatie en Advies
De gemeentelijke taken op het gebied van informatievoorziening en advisering zijn in de 'oude situatie' opgesplitst in de Wet Inburgering Nieuwkomers (WIN) en de regeling inburgering oudkomers. De WIN wordt voor zes gemeenten (Bergen op Zoom, Roosendaal, Halderberge, Rucphen, Steenbergen en Woensdrecht) uitgevoerd door de stichting Regionale Opvang Nieuwkomers (RON). Nieuwkomers zijn op grond van de WIN verplicht een inburgeringsprogramma te volgen. Nieuwkomers worden naar de RON doorverwezen door de gemeente (het inburgeringsloket bij burgerzaken, en via sociale zaken) en door vluchtelingenwerk.
13
De RON maakt gebruik van de algemene, landelijke folders over de WIN en eigen folders, waarin uitgelegd staat wat de WIN inhoudt. Met nieuwkomers wordt een intakegesprek gehouden, waarin de trajectbegeleider van de RON mondelinge toelichting geeft op de WIN en waarbij getoetst wordt of de persoon in kwestie onder de doelgroep nieuwkomers valt. Vervolgens krijgt de nieuwkomer een advies over het inburgeringstraject. Naar verwachting wordt per l januari 2007 stichting RON geliquideerd. In Roosendaal wordt de regeling inburgering oudkomers uitgevoerd door de gemeente, afdeling Beleidsrealisatie. Werving van oudkomers gebeurt voornamelijk via tussenpersonen, zoals sociale zaken, maatschappelijke organisaties, scholen, en allochtone intermediairs. Door middel van voorlichtingsbijeenkomsten worden oudkomers vervolgens geïnformeerd over de regeling. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van berichten in de (gemeentelijke) media. De gemeente Bergen op Zoom heeft reïntegratiebedrijf PIBLW opdracht gegeven om de regeling inburgering oudkomers uit te voeren. Traverse doet de werving van oudkomers en verzorgt de voorlichting naar de doelgroep. Traverse maakt hiervoor gebruik van haar netwerk binnen het maatschappelijke veld, folders en organiseert voorlichtingsbijeenkomsten. De afdeling Zorg van de Sector Maatschappelijke Dienstverlening is productverantwoordelijke afdeling voor de inburgering. Vanaf 2007 Gemeenten moeten in het kader van de nieuwe wet de 'informatie & advies'-functie inrichten. De taken en werkwijze van de gemeente moeten in een verordening worden vastgelegd. Belangrijke zaken die aan de orde dienen te komen bij de voorlichting, zijn: - wat houdt de inburgeringsplicht in - wat zijn de eindtermen waar een inburgeraar aan moet voldoen - gevolgen van het niet voldoen aan de inburgeringsplicht - gecertificeerde (lokale) aanbieders van onderwijs (NT2) - financiële faciliteiten - de rol van de gemeente De gemeente heeft beleidsvrijheid om deze functie in te vullen. Een minimale variant is dat de gemeente informatie en advies biedt aan inburgeringsplichtigen die zichzelf melden. De gemeente kan er echter ook voor kiezen om proactief te werk te gaan, door de doelgroep zelf te benaderen en hen te wijzen op hun rechten en plichten.
, ,
• wufgeraars gelicht te berè^éren t»ffl Nen télföjzfsri op hon rëmteif en pllcfiteri Wij stellen voor om deze functie als volgt in te richten: De gemeente ontwikkelt een aantal informatiepunten welke voor alle inburgeringsplichtigen toegankelijk zijn en waar zij terecht kunnen voor informatie. De belangrijkste taken van dit informatiepunt zijn: - voorlichting geven aan inburgeringsplichtigen ten aanzien van hun rechten en plichten. De voorlichting kent drie poten:
14
*
* *
Er wordt schriftelijk voorlichtingsmateriaal ontwikkeld dat ter beschikking komt via het informatiepunt, sociale zaken, publiekszaken, zelforganisaties, welzijnsorganisaties, COA, IND, huisartsenpraktijken, consultatiebureaus, scholen, kinderopvangcentra, moskeeën en de bibliotheek. Daarnaast wordt veelvuldig gebruik gemaakt van de media. Er komt een digitaal inburgeringsloket (via Internet, informatiezuilen (Virtueel Inburgeringsloket) en de website van de gemeente). De gemeente zorgt voor mondelinge groepsvoorlichting op verzoek, voor groepen met een taalachterstand (bijvoorbeeld via allochtone intermediairs)
Deze informatiepunten worden bij de bibliotheek in Roosendaal en Bergen op Zoom gesitueerd, op diverse vestigingen. Daarnaast wordt er een informatie & adviespunt ingericht bij de beide gemeenten, bij de afdeling Sociale Zaken. Hier wordt informatie verstrekt, die voor alle inburgeringsplichtigen toegankelijk is. Daarnaast kunnen inburgeringsplichtigen die een oproep hebben gekregen van de gemeente, voor een intakegesprek, advies krijgen over hun inburgering. De belangrijkste taken van dit informatie & adviespunt zijn: - voorlichting geven aan inburgeringsplichtigen ten aanzien van hun rechten en plichten; - intakegesprek houden met inburgeringsplichtigen die de gemeente heeft opgeroepen en op basis daarvan afgeven van een beschikking. In het intakegesprek wordt voorlichting gegeven en de inburgeringsplichtige geadviseerd over diverse mogelijkheden voor cursussen, het aanbod via de gemeente en financiële faciliteiten; - een informatiepunt voor alle vragen die samenhangen met de inburgeringsplicht (van het laten overkomen van partner of familie tot de procedures en eisen van het inburgeringsexamen); - informatie verstrekken aan aanbieders in de regio. Landelijk is 13 miljoen euro voor een periode van 5 jaar beschikbaar voor de informatie en advies functie. Het eerste jaar wordt 4 miljoen euro beschikbaar gesteld voor alle gemeenten samen. De verdeelsleutel over de gemeenten is nog niet bekend. tóöïisS".,
";'*-»'„ .«|T%2> •.%•{•*»<-•"-«' '",'ïAfeh !i.^',s*-,-,:>/ i*^ .;-.;'•' -:•<€?"
fe teelleen gericht op f nbur||èrtngsp1i^tigeri dié ^n tófibod van de gemeente krijgen. :<"'•*,
heeft worden in de le helft van;2007 voorildiörigsbijeenkdmsten georganiseerd. Op termijn wordt de informatie & adviesfunctie op het terrein van inburgering geïntegreerd met de nog te ontwikkelen informatie & adviesfunctie ik het kader van de WMO.
15
5.C.
Gemeentelijke invulling van de taak: Handhaving
Met het introduceren van de algemene inburgeringsplicht voor vreemdelingen en de inburgeringsplicht voor specifieke groepen genaturaliseerde Nederlanders, wordt van personen die over onvoldoende kennis van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving beschikken verwacht, dat zij in hun eigen inburgering investeren. Diverse maatregelen, uiteenlopend van een leningsfaciliteit, informatievoorziening, vergoedingen, heldere exameneisen, aanbod voor bijzondere groepen, zijn getroffen om de inburgeringsplichtigen te stimuleren en te ondersteunen. Voor inburgeringsplichtige vreemdelingen (asiel- en reguliere migranten) wordt de naleving van de inburgeringsplicht bovendien ondersteund door in de Vreemdelingenwet 2000 verblijfsrechtelijke consequenties te verbinden aan het niet slagen voor het inburgeringsexamen. Die wijziging maakt het mogelijk om het slagen voor het inburgeringexamen als voorwaarde te stellen voor het verkrijgen van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd of een zelfstandige vergunning voor voortgezet verblijf. Ondanks alle bovengenoemde maatregelen zullen er inburgeringsplichtigen zijn voor wie inburgering geen vanzelfsprekendheid is. Het nakomen van de inburgeringplicht moet bij hen zo nodig met sancties door de overheid kunnen worden afgedwongen. Gefaseerd handhaven Oudkomers zijn bij de inwerkingtreding van de wet inburgeringsplichtig. Maar niet alle ruim 500.000 oudkomers in Nederland kunnen vanwege financiële en organisatorische beperkingen tegelijkertijd aan hun inburgeringsplicht worden gehouden. De inburgering zal dus gefaseerd plaatsvinden. Elk jaar zullen gemeenten een 'nieuwe' groep oudkomers een beschikking kunnen geven waaruit blijkt dat ze nu aan hun inburgeringsplicht moeten voldoen vervolgens zal er dus zal worden gehandhaafd. De vijfjaarstermijn gaat dan in. Op straffe van een bestuurlijke boete zal de oudkomer worden gehouden aan zijn inburgeringsplicht. In de wet is vastgelegd welke groepen de gemeente moet handhaven, namelijk nieuwkomers en inburgeraars die een trajectaanbod krijgen van de gemeente. Daarnaast kunnen gemeenten uit het oogpunt van maatschappelijke ontwikkelingen of op basis van maatschappelijk argumenten ook andere (groepen) inburgeringsplichtigen handhaven. Gedacht kan worden aan o.a. diegene, die in aanraking zijn geweest met Justitie. Wij stellen voor om met betrekking tot onze handhavingstaak, dit conform onderstaande kader uit te voeren. Voor de handhaving zijn twee zaken van belang, t.w. de intake en de bestuurlijke boetes. Intake De gemeente heeft de bevoegdheid om inburgeringsplichtigen op te roepen voor een eerste gesprek, als ervan kan worden uitgegaan dat iemand inburgeringsplichtig is. Dit zal bijvoorbeeld het geval zijn bij vreemdelingen die een verblijfsvergunning voor een niettijdelijk verblijfsdoel krijgen, onder meer gezinsvormers, -herenigers en asielgerechtigden. De intake van deze nieuwkomers moet plaatsvinden binnen zes weken na aangifte van verblijf in de gemeente. Bij de intake van nieuwkomers wordt de identiteit van de betrokkene vastgesteld, verstrekt de gemeente informatie over de inburgeringsplicht en wordt nagegaan of de inburgeringsplichtige geheel of gedeeltelijk voor een ontheffing op psychische en/of lichamelijke gronden in aanmerking komt of is vrijgesteld voor (een onderdeel van) het inburgeringsexamen.
16
Ook kan tijdens de intake worden vastgesteld of de inburgeringsplichtige tot een van de groepen behoort die voor een aanbod van een (gecombineerde) inburgeringsvoorziening in aanmerking komt. De verplichtingen van nieuwkomers kunnen op grond van de wet al actief worden gehandhaafd. Een handhavingsbeschikking kan achterwege blijven. De termijnen voor de inburgeringsplicht en daarmee van het kunnen opleggen van een boete (3,5 cq. 5 jaar) en voor de vergoeding (3 jaar) vloeien voort uit de wet. Nieuwkomers moeten voor de duidelijkheid schriftelijk door de gemeente over deze zaken worden geïnformeerd. Omdat in dit geval geen sprake is van een beschikking kan tegen deze schriftelijke informatie geen bezwaar en beroep worden ingediend. Indien de gemeente naar aanleiding van de intake overgaat tot het handhaven van de verplichtingen van de oudkomer, zal het college het besluit tot handhaving moeten opnemen in een beschikking (in ontwikkeling). Er geldt een beslistermijn van acht weken na de intake. Dan moet de beschikking zijn gegeven. De inburgeringsplichtige kan naar aanleiding van de intake ook een aanbod van de gemeente krijgen (spilfunctie, faciliteren). In het geval van een aanbod aan een oudkomer, wordt in de voorzieningenbeschikking tevens het startmoment voor de termijn van vijfjaar bepaald.
Voorstel: r een intakegesprek als ervan kan worden uitgegaan zij inburgeringsplichtig zijn. Dit gebeurt in de volgorde zoals aangegeven bij de functie facHitéren.
• Bestuurlijke boetes De gemeente zal in de onderstaande situaties een bestuurlijke boete opleggen: Bestuurlijke boete bij intake Voor het niet verschijnen of niet meewerken aan de intake legt de gemeenten een boete op. In de termen van de Algemene wet bestuursrecht betreft dit lichte feiten. Voor lichte feiten geldt geen verplichting tot het horen van de overtreder voorafgaand aan het opleggen van de boete en geen verplichting om een rapport op te maken. Het college heeft hiertoe uiteraard wel de bevoegdheid. Bestuurlijke boete bij aanbod De gemeente legt een bestuurlijke boete op voor het onvoldoende medewerking verlenen aan de uitvoering van een (met reïntegratie gecombineerde) inburgeringsvoorziening, of voor het niet voldoen aan een in de gemeentelijke verordening vastgestelde (inspannings)verplichting in het kader van een dergelijke voorziening. Hierbij kan gedacht worden aan verplichtingen tot het volgen van het traject (verzuim en uitval), medewerking aan voortgangscontrole, deelname aan het examen. Bestuurlijke boete bij termijnoverschrijding De voornaamste sanctie is, dat de gemeente een bestuurlijke boete oplegt indien niet binnen de gestelde termijn (van 3,5 of 5 jaar) aan de inburgeringsplicht is voldaan. In een boetebeschikking moet een nieuwe termijn worden gesteld voor het alsnog behalen van het inburgeringsexamen. De gemeente legt deze boete herhaald op - elke twee jaar - net zolang tot de inburgeringsplichtige het examen heeft gehaald. Het college kan ook besluiten ambtshalve tot verlenging over te gaan wanneer het zelf al vaststelt dat er geen sprake is van verwijtbaarheid aan de kant van de inburgeringsplichtige.
17
Voorstellen: • Mensen die zich nieuw willen vestigen in Nederland worden vanaf het moment van inschrijving in de gemeente gehandhaafd.
•
Inburgeringsplichtigen die worden opgeroepen en niet verschijnen of niet meewerken aan de intake worden gehandhaafd. • Bij het onvoldoende medewerking verlenen aan de uitvoering van een inburgeringsvoorziening, of voor het niet voldoen aan een fn de gemeentelijke verordening vastgestelde (inspanningsverplichting In het kader van een dergelijke voorziening krijgen inburgeraars een sanctie opgelegd. Het college legt bij een bijstandsgerechtigde geen bestuurlijke boete op indien voor dezelfde gedraging de bijstand is verlaagd op grond van artikel 18, tweede lid van de Wet werk en bijstand (Afstemmlngsverordening 2006), Uit oogpunt van rechtsgelijkheid wordt voor de hoogte van de boete aansluiting gezocht bij de Afstemmingsverordening 2006 in het kader van de Wet werk en Wjsjand met ïnachtaeming van de maximum bedragen in ilfkel ^2 van de ^ !rtb^i^erir|g. van de Wwb wordt ook toegepast op niet
3 pégè-tran"-
/ héar gein verwijt treft
Ontheffing van verplichtingen De gemeente heeft de bevoegdheid om iemand te ontslaan van zijn verplichtingen, als de inburgeringsplichtige gedurende een langere periode aantoonbare inspanningen heeft verricht om het inburgeringsexamen te halen, maar daarin niet slaagt. Hierover zal de minister nog nadere regels stellen. Het college kan in bijzondere gevallen overgaan tot ambtshalve gehele of gedeeltelijke ontheffing. Dit kan bijvoorbeeld als een inburgeringsplichtige reeds meerdere malen een verlenging heeft gekregen van de termijn waarbinnen aan de inburgeringsplicht moet zijn voldaan en hij er ondanks allerlei inspanningen niet in is geslaagd het inburgeringsexamen te halen. Verrekenen Het college van B&W en het UWV mogen de bestuurlijke boete verrekenen met de bijstandsuitkering op grond van de WWB of met een uitkering op grond van een sociale zekerheidswet of -regeling. Hiervoor is geen executoriale titel noodzakelijk. Het UWV zal de geïnde bedragen moeten afdragen aan het college. Het college is uiteraard niet bevoegd om beslag te leggen als de beslagvrije voet daarmee zou worden belast. Dwanginvordering Indien een overtreder niet binnen de gestelde termijnen zijn boete betaald, laat het college een schriftelijke aanmaning volgen. Hij wordt verzocht om op korte termijn alsnog te betalen. Tevens wordt hij gewaarschuwd voor mogelijke invorderingsmaatregelen. Het college geeft hem nog twee weken om te betalen. Het college kan zichzelf - zonder tussenkomst van de rechter - een executoriale titel verschaffen. Er kan direct tot invordering overgegaan worden. Het zal van de omstandigheden afhangen of het college dit ook daadwerkelijk doet. Een dwangbevel kan - conform het wetboek Burgerlijke Rechtsvordering - ten uitvoering worden gelegd. De Wet Inburgering stelt op het dwangbevel het recht op verzet open.
18
HOOFDSTUK 6
Consequenties
Doelgroep In principe draagt de inburgeringsplichtige zelf de kosten voor zijn inburgering. Om ze financieel in staat te stellen aan hun verplichtingen te voldoen, voorziet het wetsvoorstel inburgering in de mogelijkheid om een lening te sluiten voor betaling van de cursus en het examen. De cursus moet dan wel worden gekocht bij een instelling met een keurmerk. De lening is niet bedoeld voor kosten van kinderopvang of boeken en evenmin voor reiskosten. Indien het examen binnen de gestelde termijnen van 3 dan wel 5 jaar is gehaald, kan de inburgeringsplichtige in aanmerking komen voor een vergoeding ter compensatie van de gemaakte kosten. De IB-groep is door de minister aangewezen als uitvoerder van de leningsfaciliteit. De gemeente heeft hierbij dus geen rol. Wel moet de inburgeringsplichtige over de leenfaciliteit geïnformeerd en voorgelicht worden. Dat past binnen de informerende rol van de gemeente. Bekostiging aemeentefn) Voor drie groepen inburgeringsplichtigen acht de regering een cursusaanbod van overheidswege wenselijk (zie hoofdstuk 3). De gemeente krijgt de financiële middelen en de bevoegdheid om een dergelijk aanbod te doen. Dit aanbod behelst een inburgeringsvoorziening dat voorbereidt op het inburgeringsexamen. Het geeft recht op het eenmaal deelnemen aan het inburgeringsexamen (gratis). De gemeenten moeten de voorziening inkopen op de vrije markt.
Voorstel:. - . Uity'oerifjg van Beschikbaar budget. Er is nog geen definitieve informatie beschikbaar over vergoedingen voor gemeenten. De verwachting is dat medio september het bekostigingsbesluit naar de gemeenten wordt toegezonden vanuit het ministerie. De gemeenten ontvangen van het rijk een vergoeding voor de uitvoering van de Wet inburgering. Deze vergoeding is opgebouwd uit bedragen voor de drie rollen van de gemeente: • Informatie en advies. Landelijk is hiervoor € 13 miljoen beschikbaar. Het 1ste jaar € 4 miljoen, het 2de jaar € 4 miljoen, het 3de jaar € 2 miljoen, het 4de jaar € 2 miljoen, het 5de jaar € l miljoen en daarna structureel jaarlijks € l miljoen. Uitgangspunt bij de verdeling over gemeenten zijn de cijfers van het CBS (allochtonen); deze komen overeen met de percentage regeling zoals die gehanteerd wordt binnen de oudkomersregeling. • Faciliteren. De vergoeding voor het invullen van de faciliterende rol is afhankelijk van prestaties. Gemeenten ontvangen een vergoeding van 30% bij start van de inburgering (afgeven beschikking) en 70% nadat een inburgeraar het inburgeringsexamen doet. Inburgeraars met een uitkering en een arbeidsplicht kunnen een zogenaamd samenlooptraject aangeboden krijgen waarin reïntegratie en inburgering gecombineerd worden. Vanwege deze samenloop is het uitgangspunt dat een dergelijk traject gedeeltelijk vanuit het werkdeel Wwb wordt gefinancierd. Voor het inburgeringsdeel van deze samenlooptrajecten ontvangen gemeenten € 4.235 per traject, 30% bij start en 70% na het doen van het inburgeringsexamen. In deze € 4.235 zit een vast bedrag van € 800 voor de uitvoeringskosten van gemeenten. Inburgeraars zonder werk en uitkering krijgen een traject aangeboden gericht op
19
opvoeding, gezondheid en onderwijs. Per traject wordt € 6.180 beschikbaar gesteld waarvan een vast bedrag van € 2.000 aan uitvoeringskosten voor gemeenten. Handhaving. De handhaving van inburgeraars die van de gemeente een aanbod krijgen, zit verwerkt in de hierboven genoemde vergoedingen per traject. Als de gemeente besluit ook inburgeraars te handhaven die geen gemeentelijk aanbod ontvangen, ontvangt zij van het rijk hiervoor apart een vergoeding van € 310 per beschikking.
Voorstel.' • Bij de bekostiging van trajecten die bestaan uit een combinatie van een refntjegraüetraject en een inbiirgeringstraject wordt het WwtHbudget (werkdeef) benut voor de réfntegratieactlviteiten en het inburgeringsbudget voor de inburgeringsactiviteien van het traject. • Bekostiging \^n;Jtaj^dten waarin geen koppeling wordt gemaakt met reïntegratie
De inburgeringsplichtige moet een eigen bijdrage betalen voor de aangeboden inburgeringscursus. In het wetsvoorstel zal de hoogte ervan worden vastgesteld. Gedacht wordt aan een bedrag van € 270. Bij het vaststellen van dit bedrag is uitgegaan van de minst draagkrachtigen. De eigen bijdrage is voor iedereen gelijk. Zo worden de administratieve lasten zo veel mogelijk beperkt. Als een inburgeringsplichtige verhuist naar een andere gemeente, vervalt de inburgeringsvoorziening, tenzij de andere gemeente binnen zes weken te kennen geeft dat deze kan worden voortgezet. De nieuwe gemeente is hiertoe niet verplicht en kan een ander beleid voeren. Indien de inburgeringsvoorziening niet wordt voortgezet, kan de inburgeringsplichtige alsnog gebruik maken van de leen- en vergoedingsfaciliteit.
20
BIJLAGE I:
Procesbeschrijving
Hoofdproces /PC"
Vaareikeninfoiirtie enaAies
^$tiogdijl«e>inlugaaas
inbuigeiéB- \astjfi jrt ntó
/JgerreneJrtbnraie- \
inbugaaartort op gesprek
******
geen
vcldoet snvoonusKlenvooralheling
/y^C
Orthefingvalênai
'^
behoottct 3 gedefriee ide categorieën
Aanttedentqea
iituigaaa- waM mee lingsexamen
/tfi taminnidgefi^d
\«r
\
"^
21
BIJLAGE II: Doelgroepanalyse gemeente Roosendaal •
Totale doelgroep oudkomers3
De totale doelgroep van de nieuwe Wet Inburgering bestaat uit inwoners van de gemeente Roosendaal die geregistreerd zijn in het GBA en voldoen aan de volgende kenmerken: • Geboorteland. Inwoners van de gemeente Roosendaal die buiten Nederland zijn geboren. • Etniciteit. Inwoners waarvan één van beide ouders geboren zijn in een land buiten de Europese Economische Ruimte (EER) en Zwitserland. Tot de EER behoren de volgende landen: Nederland, België, Luxemburg, Frankrijk, Duitsland, Italië, GrootBrittannië, Ierland, Denemarken, Griekenland, Spanje, Portugal, Oostenrijk, Finland, Zweden, Noorwegen, Dsland, Liechtenstein, Cyprus, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Slovenië, Slowakije en Tsjechië. • Leeftijd. Inwoners van 16 tot en met 60 jaar. • Immigratieleeftijd. Inwoners die 9 jaar of ouder waren bij immigratie. Op 31 december 2004 behoren 4.655 inwoners van de gemeente Roosendaal tot de bovenstaande doelgroep. 94% van deze groep is een niet-westerse allochtoon, 6% van de doelgroep is een westerse allochtoon. De immigratiedatum van tien mensen is onbekend, waardoor niet kan worden vastgesteld op welke leeftijd deze mensen zijn geïmmigreerd. In de navolgende grafiek wordt voor de doelgroep inzichtelijk gemaakt op welke leeftijd men is geïmmigreerd. Eén vijfde is op 16 tot en met 20 jarige leeftijd geïmmigreerd. Immigratieleeftijd doelgroep op 31-12-2004 (Bron: GBA)
200
400
600
800
1000
1200
' Het gaat hier om de groep oudkomers zoals gedefinieerd in de nieuwe Wet Inburgering. 22
De verdeling mannen/ vrouwen in de doelgroep is 52/ 48. De gemiddelde leeftijd van de doelgroep is 37 jaar. Uit de onderstaande figuur kan worden afgelezen dat de groepen 31-35 jarigen en 36-40 jarigen sterk vertegenwoordigd zijn binnen de doelgroep van de Wet Inburgering. De jongste en oudste groepen zijn het laagst vertegenwoordigd. Doelgroep naar leeftijd op 31-12-2004 (Bron: GBA)
16-20
21-25
26-30
31-35
36-40
41-45
46-50
51-55
56-60
• Bijstands- en uitkeringsgerechtigden oudkomers Op basis van de informatie van Sociale Zaken is het aantal uitkeringsgerechtigden binnen de doelgroep op l januari 2005 vastgesteld. In deze registratie wordt onderscheid gemaakt naar vier vormen van uitkering: • Bbz: Besluit bijstandsverlening zelfstandigen. Het Bbz kent verschillende mogelijkheden van bijstandsverlening aan starters en zelfstandigen in uiteenlopende situaties. • loaw: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte en werkloze werknemers. De loaw is een inkomensvoorziening voor oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers. • loaz: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen. De regeling biedt aan oudere en arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen tot 65 jaar een inkomensgarantie. • Wwb: Wet werk en bijstand. Deze wet is een vangnetvoorziening als sluitstuk van de sociale zekerheid. 17% van de doelgroep doet een beroep op een bijstandsuitkering in één van bovengenoemde vormen. In totaal bestaat de doelgroep bijstands- en uitkeringsgerechtigde oudkomers uit ongeveer 800 inwoners.
23
Uitkeringsgerechtigden als percentage van de totale doelgroep op 01-01-2005 (Bron: Sociale Zaken)
Aantal 2 16 3 781
Soort uitkering Bbz loaw loaz Wwb
De uitkeringsafhankelijkheid van vrouwen is iets groter dan van mannen. Eén vijfde van de vrouwen van de doelgroep ontvangt een uitkering van Sociale Zaken, bij de mannen ligt dit op 14%. Het verschil wordt veroorzaakt doordat vrouwen vaker een beroep doen op de Wet werk en bijstand. De uitkeringsafhankelijkheid neemt toe, naarmate inwoners ouder zijn. 27% van de 56-60 jarigen doet een beroep op de sociale zekerheid, tegenover 4% van de 16-20 jarigen. Oudkomers in de leeftijd van 51-55 jaar doen relatief vaak een beroep op de loaw (3% tegen 0% gemiddeld). Uitkeringsgerechtigden als percentage van de totale doelgroep naar leeftijd op 01-01- 2005 (Bron: Sociale Zaken)
15%
20%
25%
30%
lWwb«Bbz Qfoaw D toaz
24
• Zorgende moeders Met een betere kennis van de Nederlandse taal en samenleving zullen ouders beter in staat zijn hun minderjarige kinderen voor te bereiden op een volwaardige positie in de Nederlandse samenleving4. Een groep die in dit kader aandacht vraagt, zijn niet-werkende en niet-uitkeringsgerechtigde allochtone vrouwen in een achterstandspositie. De totale doelgroep bestaat uit 2246 vrouwen. Op basis van de gezinssituatie en uitkeringsafhankelijkheid wordt de omvang van de subgroep 'zorgende moeders' berekend. 293 vrouwen van de doelgroep wonen alleen met hun kinderen. 56% daarvan behoort tot de doelgroep 'zorgende moeders', omdat deze vrouwen geen uitkering ontvangen. In totaal behoren 165 Roosendaalse vrouwen tot deze groep. Alleenstaande moeders zonder uitkering wonen gemiddeld met 1,7 kind samen. Naast de voorgaande groep zijn er ook vrouwen die met hun partner en kinderen samenwonen. Hier gaat het in totaal om 956 vrouwen. De uitkeringsafhankelijkheid van deze groep is geschat op 15%5. Ongeveer 815 van deze moeders zijn niet afhankelijk van een uitkering en behoren tot de doelgroep 'zorgende moeders'. Deze gezinnen bestaan, ongeacht de uitkeringsafhankelijkheid, gemiddeld uit 2,4 kinderen. In totaal bestaat de doelgroep 'zorgende moeders' uit ongeveer 980 vrouwen6. •
Niet-werkende werkzoekenden (CWI)
Op basis van gegevens uit de arbeidsmarktmonitor van het CWI (Centrum voor Werk en Inkomen) is het mogelijk om een beeld te schetsen van de niet-werkende werkzoekende inwoners van de gemeente Roosendaal. CWI voert dit jaar geleidelijk op alle vestigingen een nieuw automatiseringssysteem in en werkt aan de aanpassing van de statistische informatievoorziening. Hierdoor zijn geen actuele cijfers beschikbaar over het aantal niet-werkende werkzoekenden (nww). De peildatum is daarom l januari 2005. De etniciteit wordt door de werkzoekende zelf geregistreerd, dit kan mogelijk leiden tot een onderschatting van het aantal werkzoekenden afkomstig uit een etnische minderheidsgroep. Tot de werkzoekenden met een etnische minderheid behoren de volgende herkomstgroepen: Surinamers (1%), Marokkanen (35%), Turken (22%) en overige niet-Nederlanders (42%). In de groep werkzoekenden met een etnische minderheid is het aandeel mannen groter dan binnen de totale groep werkzoekenden (52% tegen 50%). Uit de navolgende tabel kan worden afgeleid dat het aandeel langdurig werkzoekenden (2 jaar of langer) relatief groot is binnen de werkzoekenden met een etnische minderheid. 31% van deze groep is drie laar of langer werkzoekend, tegenover 26% van de totale groep werkzoekenden in de gemeente Roosendaal.
4
Uit 'Startnotitie Wet Inburgering' Gemeente Roosendaal 2005 Het is voor deze groep niet mogelijk om de uitkeringsafhankelijkheid vast te stellen. Daarom is een schatting gemaakt op basis van de vastgestelde uitkeringsafhankelijkheid van de totale groep vrouwen en van alleenstaande moeders. 6 In de groep 'zorgende moeders' zijn ook vrouwen opgenomen die werken. Het is op basis van de beschikbare informatie niet mogelijk om deze vrouwen eruit te filteren'. 5
25
Duur werkloosheid als percentage van het totaal aantal niet-werkende werkzoekenden (bron: CWI januari 2005)
Duur werkloosheid 0 tot 3 maanden 3 tot 6 maanden 6 tot 9 maanden 9 tot 12 maanden 1 tot 2 jaar 2 tot 3 jaar 3 jaar of langer
Etnische minderheid 13% 9% 5% 4% 20% 18% 31%
Totaal 19% 10% 6% 5% 19% 14% 26%
Werkzoekenden met een etnische minderheid zijn binnen de groep 30 tot en met 39 jarigen oververtegenwoordigd ten opzichte van het totaal (36% tegen 26% gemiddeld). Relatief gezien zijn er minder werkzoekenden met een etnische minderheid in de leeftijd van 50 jaar en ouder. Leeftijd niet-werkende werkzoekenden als percentage van het totaal aantal niet-werkende werkzoekenden (bron: CWI januari 2005) 40% 35% 30% 25% 20%
15% 10%
15-23
24-26
27-29
30-39
40-49
50-57,4
57,5 en ouder
9 Etnische minderheid • Totaal
40% van de werkzoekenden met een etnische minderheid heeft een opleidingsniveau onder het niveau van het VBO, binnen de totale groep ligt dit percentage op 24%. De werkzoekenden met een etnische minderheid zijn binnen de andere opleidingsniveaus relatief ondervertegenwoordigd. 27% van deze groep heeft een VBO/ MAVO opleiding (tegen 31% gemiddeld) en 22% heeft een MBO/ HAVO/ VWO opleiding (tegen 32% gemiddeld).
26
• Achtergrondinformatie Jongeren In 2003 hebben meer dan 780 jongeren (12 tot en met 18 jaar) uit de gemeente Roosendaal deelgenomen aan de jeugdmonitor van de GGD. In deze monitor is onder andere gevraagd naar het soort onderwijs dat jongeren volgen en het huishoudinkomen. Soort onderwijs Het percentage jongeren dat onderwijs volgt op de basisschool is in de groep niet-westerse allochtonen het grootst. Westerse allochtone jongeren doen vaker dan gemiddeld een beroep op speciaal onderwijs. 36% van de niet-westerse allochtone jongeren volgt een VMBO opleiding. Het opleidingsniveau van autochtone jongeren ligt gemiddeld op een iets hoger niveau dan van allochtone jongeren. Soort onderwijs naar herkomstgroep (Bron: GGD Jeugdmonitor 2003) Soort onderwijs
Autochtoon
Westers allochtoon
Basisschool Speciaal Onderwijs VMBO MBO HAVO/ VWO/ HBO
11% 2% 33% 7% 47%
11% 8% 33% 14% 33%
Niet-westers allochtoon 16% 3% 36% 14% 32%
Lid club/ vereniging Autochtone jongeren zijn vaker lid van een club of vereniging dan allochtone jongeren. 88% van de autochtone jongeren is lid van een club of vereniging, tegenover 70% van de nietwesterse en 67% van de westerse allochtone jongeren. Huishoudinkomen Autochtone gezinnen hebben minder vaak een inkomen op of onder het minimum dan allochtone gezinnen. Het verschil in inkomen is het grootste tussen autochtonen en nietwesterse allochtonen. De groep westerse allochtonen neemt wat betreft het inkomen een middenpositie in. Voorzichtigheid bij de interpretatie van het inkomen van deze groep is vereist omdat het om een klein aantal jongeren gaat. 45% van de niet-westerse allochtone jongeren leeft in een gezin waarvan het inkomen op of onder het minimum ligt (onder €1151,-). Ter vergelijking: dit percentage ligt voor autochtone jongeren op 4%.
27
Inkomen per herkomstgroep in percentages (Bron: GGD Jeugdmonitor 2003)
100% 80% •
60%
40% •
20%
Nederlands
Niet-westers
Westers
l minimum • niet minimum Rol ouders In het onderzoek van de GGD is gevraagd of de vader betaald werk verricht. De nietwesterse allochtone jongeren komen relatief minder vaak uit een gezin waarvan de vader betaald werk verricht. In ongeveer 93% van de Nederlandse en westerse allochtone gezinnen heeft de vader betaald werk, tegenover 61% van de niet-westerse allochtone gezinnen. Tevens blijkt dat niet-westerse allochtone jongeren vaker uit een gezin komen waarvan de vader werkloos of arbeidsongeschikt is dan westerse allochtone en autochtone jongeren (17% tegen 3% en 1%).
Meer dan de helft van de autochtone jongeren heeft een moeder die parttime werkzaam is. Dit percentage ligt voor westerse en niet-westerse allochtonen op respectievelijk 50% en 13%. Opvallend is dat het verschil tussen de herkomstgroeperingen ten aanzien van fulltime werkende moeders minder groot is, gemiddeld werkt ongeveer 16% van de moeders fulltime. Ongeveer de helft van niet-westerse allochtone jongeren is afkomstig uit een gezin waarvan de moeder huisvrouw is, tegenover één op de vijf van autochtonen en westerse allochtonen. Rol van ouders per herkomstgroep (in percentages) (Bron: GGD Jeugdmonitor 2003)
Nederlands vader moeder fulltime 93% 15% parttime 4% 62% huisvrouw/-man 0% 20% werkloos 1% 1% arbeidsongeschikt 2% 2% gepensioneerd/ VUT 0% 0%
Westers Niet-westers vader moeder vader moeder 93% 17% 21% 61% 0% 50% 1% 13% 3% 21% 1% 47% 3% 3% 17% 13% 0% 6% 11% 18%
0%
0%
1%
0%
28
BIJLAGE II: Doelgroepanalyse gemeente Bergen op Zoom Op de volgende pagina's wordt de doelgroep van de Wet inburgering voor de gemeente Bergen op Zoom in kaart gebracht, onderverdeeld in de volgende categorieën:
Doelgroep oudkomers Wet Inburgering naar geslacht, 01-01-2006 Doelgroep oudkomers Wet Inburgering naar leeftijdscategorie, 01-01-2006 Doelgroep oudkomers Wet Inburgering naar verblijfsduur in Nederland, 01-01-2006 Doelgroep oudkomers Wet Inburgering naar immigratieleeftijd, 01-01-2006 Doelgroep oudkomers Wet Inburgering naar gemeentedeel, 01-01-2006 Doelgroep oudkomers Wet Inburgering naar zorgfunctie voor minderjarige kinderen, 01-01-2006 Doelgroep oudkomers Wet Inburgering naar ontvangst uitkering WBB/IOAW/IOAZ, 01-01-2006 Doelgroep oudkomers Wet Inburgering naar herkomstgroepering, 01-01-2006 Doelgroep oudkomers Wet Inburgering naar geslacht en ontvangst uitkering WBB/IOAW/IOAZ, 01-01-2006 Doelgroep oudkomers Wet Inburgering naar leeftijdsgroep en ontvangst uitkering WBB/IOAW/IOAZ, 01-01-2006 Doelgroep vrouwelijke oudkomers met minderjarige kinderen naar gezinssituatie en ontvangst uitkering WBB/IOAW/IOAZ, 01-01-2006 Doelgroep mannelijke oudkomers met echtgenote en minderjarige kinderen naar ontvangst uitkering WBB/IOAW/IOAZ, 01-01-2006
29
Analyse (ruime) doelgroep oudkomers Wet Inburgering in Nederland Doelgroep oudkomers Wet Inburgering naar geslacht, 01-01-2006
VREEMDELINGEN
Aantal GESLACHT
Mannen Vrouwen
Totaal
982
%
Totaal
(POTENTIEEL) GENATURALISEERDE NEDERLANDERS Aantal
%
Aantal
%
47,2
1145
51.9
2127
49.6
1100
52,8
1062
48,1
2162
50,4
2082
100,0
2207
100,0
4289
100.0
Doelgroep oudkomers Wet Inburgering naar leeftijdscategorie, 01-01-2006
VREEMDELINGEN
Aantal LEEFTIJDSGROEP
16 t/m 29 jaar 30 t/m 44 jaar 45 t/m 59 jaar
Totaal
617 1041
Totaal
(POTENTIEEL) GENATURALISEERDE NEDERLANDERS Aantal
%
Aantal
29,6
214
9,7
831
19,4
50,0
1285
2326
54,2
%
424
20,4
708
2082
100,0
2207
58,2
%
32,1
1132
26,4
100,0
4289
100,0
Doelgroep oudkomers Wet Inburgering naar verblijfsduur in Nederland, 01-01-2006
VREEMDELINGEN
Aantal VERBLIJFSDUUR IN NEDERLAND
%
Aantal
%
Aantal
X
6,2
955
22,3
Minder dan 5 jaar
818
39,3
137
5 tot 10 jaar
487
23,4
358
16.2
10 tot 20 jaar
409
19,6
817
37,0
20 jaar en langer
368
2082
Totaal
17,7
100,0
Totaal
(POTENTEEL) GENATURALISEERDE NEDERLANDERS
895
2207
845 1226
19,7 28,6
40,6
1263
29,4
100,0
4289
100,0
Doelgroep oudkomers Wet Inburgering naar immigratieleeftijd, 01-01-2006 VREEMDELINGEN
VERBLIJFSDUUR IN NEDERLAND
Totaal
9 t/m 14 jaar
Totaal
(POTENTIEEL) GENATURALISEERDE NEDERLANDERS
Aantal
%
Aantal
101
5,1
371
% 17,7
Aantal
%
472
11,6
2599
63,8
883
21,7
15 t/m 29 jaar
1287
64,9
30 tfm 44 jaar
521
26,3
362
45 t/m 59jaar
74
3,7
47
2.2
121
3.0
100,0
2092
100,0
4075
100,0
1983
1312
62,7 17,3
Doelgroep oudkomers Wet Inburgering naar gemeentedeel, 01-01-2006
VREEMDELINGEN
Aantal GEMEENTEDEEL
BERGEN OP ZOOM-OUDE STAD E.O.
476
% 22,9
247
11,9
BERGEN OP ZOOM-OOST
1157
55,6
BERGEN OP ZOOM-WEST
113
5,4
HALSTEREN
75
3.6
LEPELSTRAAT
11
,5
3
,1
2082
100,0
BERGEN OP ZOOM-NOORD
ZONDER VAST ADRES Totaal
Totaal
(POTENTIEEL) GENATURALISEERDE NEDERLANDERS Aantal
408
% 18,5
%
Aantal
884
20,6
14,4
564
13,1
53,9
2346
54,7
165
7,5
278
6,5
117
5,3
192
4,5
11
,5
22
,5
3
,1
4289
100,0
317 1189
2207
100,0
Doelgroep oudkomers Wet Inburgering naar zorgf unctie voor minderjarige kinderen, 01-01-2006
VREEMDELINGEN
Aantal LEEFTIJDSGROEP JONGSTE KIND(EREN)
Geen (minderjarige) kinderen
1036
0 t/m 5 jaar
628
6 t/m 11 jaar
244
12 t/m 17 jaar Totaal
%
Totaal
(POTENTIEEL) GENATURALISEERDE NEDERLANDERS Aantal
%
%
Aantal
49,8
926
42,0
1962
45.7
30,2
594
26,9
1222
28,5
11,7
391
17,7
174
8,4
296
2082
100.0
2207
13,4
100.0
635
14,8
470
11,0
4289
100,0
Doelgroep oudkomers Wet Inburgering naar ontvangst uitkering WBB/IOAW/IOAZ, 01-01-2006
VREEMDELINGEN
Aantal UITKERING
Geen uitkering
1846
% 88,7
Aantal 1952
WWB, korter dan 6 maanden
31
1,5
24
WWB, 6 maanden of langer
203
9.8
228
IOAW/Z, korter dan 6 maanden IOAVWZ, 6 maanden of langer Totaal
Totaal
(POTENTIEEL) GENATURALISEERDE NEDERLANDERS
2
% 88,4
1.1 10,3
,1
Aantal 3798
% 88,6
55
1,3
431
10,0
2
,0
2
,1
1
,0
3
,1
2082
100.0
2207
100.0
4289
100,0
Doelgroep oudkomers Wet Inburgering naar herkomstgroepering, 01-01-2006
VREEMDELINGEN
Aantal
%
Westerse allochtonen
555
26,7
411
18,6
966
22,5
Turken
606
29,1
632
28,6
1238
Marokkanen
499
24,0
427
19,3
Overige niet-westerse allochtonen
422
20,3
737
33,4
1159
27,0
2082
100,0
2207
100.0
4289
100,0
Aantal HERKOMSTGROEPERING
Totaal
Totaal
(POTENTIEEL) GENATURALISEERDE NEDERLANDERS
%
Aantal
%
926
28,9 21,6
Doelgroep oudkomers Wet Inburgering naar geslacht en ontvangst uitkering WBB/IOAW/IOAZ, 01-01-2006 Totaal
GESLACHT Mannen Aantal UITKERING
Geen uitkering
1919
3798
86,9
88,6
1,4
26
1,2
55
1,3
177
8,3
254
11,7
431
10.0
1
,0
1
2
,0
IOAW/Z, korter dan 6 maanden
1
IOAW/Z, 6 maanden of langer
,0 ,1
3
,1
100.0
4289
100,0
2
,0
100,0
2127
Totaal
1879
90,2
%
%
29
WWB, korter dan 6 maanden WWB, 6 maanden of langer
Aantal
Vrouwen Aantal
%
2162
Doelgroep oudkomers Wet Inburgering naar leeftijdsgroep en ontvangst uitkering WBB/IOAW/IOAZ, 01-01-2006
Totaal
LEEFTIJDSGROEP 16 t/m 29 jaar Aantal UITKERING
%
30 Vm 44 jaar Aantal
%
45 t/m 59 jaar Aantal
786
94.6
2049
88,1
963
WWB, korter dan 6 maanden
10
1,2
37
1,6
8
WWB, 6 maanden of langer
35
4.2
10,3
157
Geen uitkering
239
IOAW/Z, korter dan 6 maanden
1
,0
2326
100,0
100,0
831
%
%
3798
85,1
1 3
IOAW/Z, 6 maanden of langer Totaal
Aantal
1132
88.6
,7
55
1.3
13,9
431
10,0
,1
,0
2
,3
3
,1
100.0
4289
100,0
Doelgroep vrouwelijke oudkomers met minderjarige kinderen naar gezinssituatie en ontvangst uitkering WBB/IOAW/IOAZ, 01-01-2006
Totaal
UITKERING Ja
Aantal GEZINSSITUATIE
Gezinshoofd met (alleen) kind(eren) Inwonende echtgenote
Totaal
86
% 45,3
104
54,7
190
100,0
Nee
Aantal 162 958 1120
Aantal
%
248
18.9
% 14,5 85,5
1062
81,1
100,0
1310
100,0
Doelgroep mannelijke oudkomers met echtgenote en minderjarige kinderen naar ontvangst uitkering WBB/IOAW/IOAZ, 01-01-2006
Totaal
HERKOMSTGROEPERING Westerse allochtonen Aantal UITKERING
Ja Nee
Totaal
Niet-westerse allochtonen
Aantal
Aantal
5
4,6
85
104
95,4
794
90,3
898
90,9
109
100,0
879
100,0
988
100,0
9,7
90
9,1
Doelgroep oudkomers Wet Inburgering naar geslacht en ontvangst uitkering WBB/IOAW/IOAZ, 01-01-2006
GESLACHT Vrouwen
Mannen Aantal UITKERING
Geen uitkering
90,2
%
%
Aantal
%
1919
Totaal Aantal
3798
86,9
1879
88,6
WWB, korter dan 6 maanden
29
1,4
26
1,2
55
1,3
WWB, 6 maanden of langer
177
8,3
254
11,7
431
10,0
1
,0
1
,0
2
,0
IOAW/Z, kotter dan 6 maanden
1
IOAW/Z, 6 maanden of langer
,1
3
,1
100,0
4289
100,0
2
.0 100,0
2127
Totaal
2162
Doelgroep oudkomers Wet Inburgering naar leeftijdsgroep en ontvangst uitkering WBB/IOAW/IOAZ, 01-01-2006
Totaal
LEEFTIJDSGROEP 30 t/m 44 jaar
16 t/m 29 jaar Aantal UITKERING
Geen uitkering
%
786
94.6
Aantal 2049
WWB, korter dan 6 maanden
10
1,2
37
WWB, 6 maanden of langer
35
4,2
239
IOAW/Z, korter dan 6 maanden
% 88.1
1.6 10,3
1
,0
2326
100.0
%
Aantal 963
100,0
831
3798
85,1
.7
8 157
1
1132
88,6
55
1.3
431
13,9
3
IOAW/Z, 6 maanden of langer Totaal
%
Aantal
45 tfm 59 jaar-
,1
10,0
,0
2
,3
3
,1
100,0
4289
100,0
Doelgroep vrouwelijke oudkomers met minderjarige kinderen naar gezinssituatie en ontvangst uitkering WBB/IOAW/IOAZ, 01-01-2006
Totaal
UITKERING Nee
Ja Aantal GEZINSSITUATIE
Gezinshoofd met (alleen) kind(eren) Inwonende echtgenote
Totaal
86
% 45,3
104
54,7
190
100,0
Aantal
%
248
18,9
%
Aantal 162 958 1120
14.5 85,5
1062
81,1
100,0
1310
100,0
Doelgroep mannelijke oudkomers met echtgenote en minderjarige kinderen naar ontvangst uitkering WBB/IOAW/IOAZ, 01-01-2006
Totaal
HERKOMSTGROEPERING Westerse allochtonen
UITKERING
Ja Nee
Totaal
Niet-westerse allochtonen
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
5
4,6
85
9,7
90
9,1
104
95,4
794
90,3
898
90,9
109
100,0
879
100,0
988
100,0