Aan de raadsleden van de Gemeente Heusden
Ons kenmerk: Uw kenmerk: Uw brief van: Behandeld door: Doorkiesnummer: E-mailadres: Onderwerp: Aantal bijlagen: Datum:
00212314 A. te Brake (073) 51 31 789
[email protected] Aanbieding OBP en BKP Het Wielblok 2 22 december 2010
Vermeld bij uw correspondentie altijd ons kenmerk!
Verz.
Geachte raadsleden,
Postadres Gemeente Heusden Postbus 41
Namens het college van B&W wil ik u het ontwerpbestemmingsplan en het beeldkwaliteitsplan Het Wielblok aanbieden. Vragen naar aanleiding van dit ontwerpbestemmingsplan en beeldkwaliteitsplan kunt u stellen tijdens de informatievergadering Ruimte op 19 januari 2011. Daarnaast wil ik u op de hoogte stellen dat het ontwerpbestemmingsplan en beeldkwaliteitsplan Het Wielblok vanaf 16 december 2010 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage liggen.
5250 AA Vlijmen Bezoekadressen Julianastraat 34 Vlijmen Raadhuisplein 16
Bestemmingsplan Het Wielblok Het bestemmingsplan voorziet in de herontwikkeling van de voormalige agrarische bebouwing op een deel van het perceel aan de Achterweg 28 in Herpt naar 4 Ruimte voor Ruimte kavels en 2 reguliere woonkavels. Het bestemmingsplan vormt de juridische basis voor de realisatie van de ontwikkeling.
Drunen Telefoon (073) 51 31 789 Fax (073) 51 31 799 Digitaal loket
Beeldkwaliteitsplan Het Wielblok Om de beeldkwaliteit van de beoogde ontwikkeling vast te leggen, is een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Om de beeldkwaliteitscriteria te kunnen gebruiken als toetsingskader van de welstandsbeoordeling, dient u het beeldkwaliteitsplan vast te stellen als wijziging van c.q. aanvulling op de gemeentelijke welstandsnota.
www.heusden.nl e-mail
[email protected] Bankrelatie 28.50.03.909
Gemeente Heusden gebruikt uw persoonsgegevens uitsluitend voor het doel waartoe zij zijn verstrekt. Indien u daarover inhoudelijk meer wilt weten kunt u contact opnemen met de behandelend ambtenaar van onze gemeente (Wet Bescherming Persoonsgegevens, artikel 33 en 34)
*CONCEPT*
Ons kenmerk Onderwerp
00212314 Aanbieding OBP en BKP Het Wielblok
Datum
22 december 2010
Pagina
2 van 3
Stand van zaken procedure Geen inspraakprocedure Op 31 augustus 2010 heeft het college besloten om geen inspraakprocedure voor de ontwikkeling te doorlopen (het voorontwerpbestemmingsplan niet voor inspraak te publiceren). Belangrijkste reden daarvoor is dat deze ontwikkeling past in de inbreidingsvisie Herpt. Op basis van het concept voorontwerpbestemmingsplan is vooroverleg met betrokken instanties gevoerd. De samenvatting en beantwoording van deze reacties zijn in de toelichting van het ontwerpbestemmingsplan opgenomen. De beantwoording van de overlegreacties heeft geleid tot ondergeschikte aanpassingen in het ontwerpbestemmingsplan. Behandeling van het bestemmingsplan in de commissie Ruimte Omdat geen inspraakprocedure is doorlopen is, is er geen voorontwerpbestemmingsplan opgesteld. Dit betekent ook dat het voorontwerpbestemmingsplan niet in een informatievergadering van de commissie ruimte kon worden behandeld. Om u toch te informeren over het bestemmingsplan wordt het ontwerpbestemmingsplan u aangeboden. Indien u vragen heeft naar aanleiding van dit ontwerpbestemmingsplan, kunt u deze vragen stellen in de informatieraad van 19 januari 2011. Tervisielegging ontwerpbestemmingsplan Het ontwerpbestemmingsplan en beeldkwaliteitsplan Het Wielblok liggen vanaf 16 december 2010 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage. Gedurende deze termijn kan een ieder naar keuze schriftelijk (wat de voorkeur heeft) of mondeling een zienswijze omtrent het ontwerp bestemmingsplan indienen bij uw raad. Het ontwerpbestemmingsplan is in te zien via de gemeentelijke website (kopje actueel/bestemmingsplannen) via deze link: http://www.heusden.nl/?contenttype=stadsomroeper&productid=859 Het beeldkwaliteitsplan is in te zien via de gemeentelijke website (kopje actueel/bestemmingsplannen) via deze link: http://www.heusden.nl/?contenttype=stadsomroeper&productid=860 Vervolgstappen Zoals te doen gebruikelijk zullen wij na het sluiten van de inzagetermijn de eventuele ingediende zienswijzen verwerken. Het ontwerpbestemmingsplan wordt samen met het ontwerpraadsvoorstel met eventuele wijzigingen aan u ter vaststelling voorgelegd. Dit staat gepland voor uw raadsvergadering van 22 maart 2010.
Ons kenmerk Onderwerp
00212314 Aanbieding OBP en BKP Het Wielblok
Datum
22 december 2010
Pagina
3 van 3
Relatie tussen bestemmingsplannen Het Wielblok en Herpt Gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan voor Het Wielblok is het voorontwerpbestemmingsplan Herpt ter visie gelegd. Het voorontwerpbestemmingsplan Herpt zal de vigerende bestemmingsplannen voor de kom Herpt vervangen. In dit bestemmingsplan wordt de bestaande situatie in Herpt vastgelegd. Daarnaast is het bestemmingsplan afgestemd op de laatste wet- en regelgeving en beleidskaders. Ook worden ontwikkelingen meegenomen die passen in de Inbreidingsvisie Herpt onder de voorwaarde dat deze voldoende concreet zijn. Een van deze concrete ontwikkelingen is de ontwikkeling van Het Wielblok. Omdat de ontwikkelaar snel verder wil met de ontwikkeling is ervoor gekozen om voor de ontwikkelingslocatie een bestemmingsplan op te stellen. De bestemmingsplanprocedure voor deze locatie loopt vooruit op de procedure van het bestemmingsplan voor de gehele kom. Op deze wijze kan de ontwikkelaar op een zo kort mogelijke termijn de ontwikkeling in de markt zetten, c.q. realiseren. In het bestemmingsplan Herpt is de ontwikkelingslocatie wel meegenomen. Dit is gedaan zodat er uiteindelijk één bestemmingsplan voor de kom Herpt van toepassing is. Zodra het bestemmingsplan Herpt in werking zal treden, zal dit plan het bestemmingsplan voor Het Wielblok vervangen. Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Met vriendelijke groeten, Projectbureau kleine woningbouwlocaties
A. te Brake Ontwerpbestemmingsplan Het Wielblok Beeldkwaliteitsplan Het Wielblok
beeldkwaliteitplan
Het Wielblok Zes bouwkavels aan de Achterweg te Herpt
22 oktober 2010
beeldkwaliteitplan
Het Wielblok Zes bouwkavels aan de Achterweg te Herpt
22 oktober 2010
1
INHOUD TOELICHTING 1. 2.
3.
4.
blz Inleiding ......................................................................................................... 3 Bestaande toestand ....................................................................................... 5 2.1 Wijdere omgeving .................................................................................. 5 2.2 Directe omgeving en plangebied ........................................................... 7 Planbeschrijving ........................................................................................... 11 3.1 Uitgangspunten ................................................................................... 11 3.2 Hoofdstructuur ..................................................................................... 12 3.3 Ontsluiting en parkeren ....................................................................... 19 3.4 Verkaveling en functies ....................................................................... 20 3.5 Groen en water .................................................................................... 24 Welstandsbeleid........................................................................................... 27 4.1 Oriëntatie en positie woningen ............................................................ 28 4.2 Hoofdvorm ........................................................................................... 30 4.3 Kap ...................................................................................................... 36 4.4 Materialisering ..................................................................................... 37 4.5 Kleuren ................................................................................................ 39 4.6 Parkeren .............................................................................................. 39 4.7 Erfscheiding ......................................................................................... 40 4.8 Terreininrichting kavel ......................................................................... 41 4.9 Terreininrichting gemeenschappelijk erf .............................................. 41
VA 101022 05808006A BKP.doc
2
Afbeelding 1: topografische situatie
VA 101022 05808006A BKP.doc
3
1.
INLEIDING Dit beeldkwaliteitplan is opgesteld als toetsingkader voor de ruimtelijke kwaliteit van de invulling van het plan ‘Het Wielblok’ te Herpt. Vertrekpunt voor nieuwe ontwikkelingen op deze locatie is de bestaande situatie in het plangebied en de omgeving daarvan, dit wordt beschreven in hoofdstuk 2. In hoofdstuk 3 worden de randvoorwaarden en uitgangspunten geïnventariseerd. Op basis daarvan wordt vervolgens het stedenbouwkundig plan toegelicht. Het is evident dat enkel een consistente uitwerking de uiteindelijke kwaliteit van dit stedenbouwkundig plan zal valideren. Daarom zijn in hoofdstuk 4 een aantal eisen en wensen beschreven waaraan de beeldkwaliteit van deze uitwerking wordt getoetst. Deze criteria zijn aanvullend op de in het bestemmingsplan geformaliseerde criteria ten aanzien van bouwvlak, bouwhoogte ed. Dit beeldkwaliteitplan wordt geformaliseerd in het gemeentelijke welstandsbeleid waarbinnen dit document functioneert als een autonome, gebiedsgerichte welstandsparagraaf. De inhoud van dit document bouwt voort op het bebouwingstype G3 als aangegeven op de ‘kaart bebouwingstypen Herpt’ als opgenomen in het algemene welstandsbeleid. Het ter plekke geldende welstandsniveau is 2. “Onder dit welstandsniveau vallen de gebieden die om een zorgvuldige afstemming vragen van nieuwe bouwkundige ingrepen.” (bron: algemeen deel gemeentelijke Welstandsnota)
VA 101022 05808006A BKP.doc
4
VA 101022 05808006A BKP.doc
5
2.
BESTAANDE TOESTAND Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van de ruimtelijk-functionele situatie in de wijdere en de directe omgeving alsmede de bestaande toestand van het plangebied.
2.1
Wijdere omgeving Afbeelding 2 geeft de ligging van het plangebied in de wijdere omgeving weer.
Afbeelding 2: luchtfoto wijdere omgeving
VA 101022 05808006A BKP.doc
6
Ontsluiting Het noordelijk deel van het plangebied ligt, nog net binnen de bebouwde kom, aan de Herptseweg. De Herptseweg vormt de hoofdverbinding vormt tussen Herpt en Oud-Heusden. De zuidzijde van het perceel grenst aan de Achterweg, een kleinschalige verbinding tussen Herpt en het zuidelijke deel van Oud-Heusden. Ruimtelijk-functioneel De nederzetting Herpt is ontstaan tussen 1100 en 1300 langs drie linten, parallel aan het Oude Maasje. Deze linten zijn thans bekend als de Burgemeester Buijsstraat, de Hoofdstraat en de Achterweg. Het plangebied ligt aan dit laatste lint. De bebouwing van het plangebied is de eerste bebouwing aan de westelijke zijde van de Achterweg bij binnenkomst van het dorp vanuit het zuiden. Daarmee maakt het plangebied als het ware onderdeel uit van een informele dorpsentree. De bebouwing aan de Achterweg vormt aan deze zijde de rand van het dorp en daarmee de scheiding tussen een relatief grootschalige en rechtlijnige agrarische verkaveling in het westen en een kleinschalige woonverkaveling in het oosten. De noordelijke zijde van het plangebied grenst aan de Herptseweg. De Herptseweg is een relatief jonge ontsluiting die is ontstaan ter plekke van het Oudheusdensche Pad, een oude polderweg die tegenwoordig de verbinding met het nabijgelegen Oud-Heusden verzorgt. Ook hier maakt het plangebied deel uit van het ensemble rondom de dorpsentree. De Herptseweg vormt de scheiding tussen het in het Rijksbeschermde stadsgezicht beschermde deel van het schootsveld van de vesting Heusden in het noorden en een meer omsloten agrarisch gebied tussen Oud-Heusden en het Oude Maasje in het zuiden. De bebouwing van Herpt bestaat overwegend uit vrijstaande woningen met eenvoudige volumes in één laag met kap. De kappen zijn zowel haaks op als parallel aan de linten georiënteerd. Rooilijnen zijn zeer informeel en verspringend. Zowel hoofdvormen van de bebouwing, de kappen als het materiaalgebruik zijn zeer eenvoudig en bescheiden. Aan de randen van het dorp bevinden zich diverse agrarische bedrijven. De schaalgrootte van deze bedrijven is beduidend groter dan van de woonbebouwing. Hierdoor zijn de agrarische ensembles sterk beeldbepalend in de uitstraling van het dorp. Dit wordt versterkt doordat Herpt een dorp is in een open landschap met lange zichtlijnen. Het gebied ten westen van Herpt is een goed geconserveerd deel van het schootsveld van de oude vesting Heusden. De vesting tekent zich hier af aan de horizon. Het karakter van de Herptseweg en het centrale deel van de Achterweg wordt in belangrijke mate bepaald door een laanbeplanting van gewone es (fraxinus excelsior). De overige wegen in de directe omgeving en het zuidelijke deel van de Achterweg hebben geen significante laanbeplanting. Woonerven bevatten doorgaans enkele bomen. De voorzijde van het erf is helder geordend en groen ingericht. De agrarische erven zijn deels verhard of halfverhard en geordend rond een centrale plaats met veelal enkele bomen. Waar het erf aan het landschap grenst, is doorgaans sprake van een houtsingel parallel aan de verkavelingsrichting.
VA 101022 05808006A BKP.doc
7
2.2
Directe omgeving en plangebied
Afbeelding 3: bestaande toestand
VA 101022 05808006A BKP.doc
8
Ontsluiting Zoals vermeld ligt onderhavig plangebied aan zowel de Herptseweg als de Achterweg. De intensiteit op de Achterweg is relatief laag. De intensiteit op de Herptseweg is relatief groot. Bij beide wegen zijn vrijwel alle aanliggende percelen rechtstreeks op de weg ontsloten. Afbeelding 4 is een foto van het plangebied genomen vanaf de Achterweg.
Afbeelding 4: foto plangebied vanaf Achterweg
VA 101022 05808006A BKP.doc
9
Bebouwing en functies Het bebouwingslint aan de Achterweg bestaat uit individuele bebouwing op ruime percelen. Enkele woonboerderijen worden afgewisseld door recentere bebouwing. Er is sprake van een menging van wonen en (agrarische) bedrijvigheid. De woningen staan aan de straatzijde. De bedrijfsbebouwing staat overwegend achter de woningen, zie Afbeelding 5.
Afbeelding 5: bestaand boerenerf Achterweg 28
Beplanting Het centrale deel van de Achterweg, tussen de Herptseweg en de Akkerstraat wordt aan de westzijde begeleid door laanbeplanting van volgroeide gewone es (fraxinus excelsior). De Herptseweg wordt aan beide zijden begeleid door een laanbeplanting van eveneens volgroeide gewone es. Beide wegen zijn voorzien van een groene berm, typerend voor de omgeving. Het overige groen wordt gevormd door de erfbeplanting op de individuele percelen. Erfscheidingen zijn hoofdzakelijk vormgegeven als hagen. Incidenteel hebben erfscheidingen aan de zijde van het open gebied de vorm van houtwallen, dit vindt voornamelijk plaats aan de randen van boerenerven.
VA 101022 05808006A BKP.doc
10
VA 101022 05808006A BKP.doc
11
3.
PLANBESCHRIJVING Na voorgaande inventarisatie en analyse volgt in dit hoofdstuk de beschrijving van het feitelijke plan, zie Afbeelding 6.
Afbeelding 6: inrichtingsschets
3.1
Uitgangspunten Kern van de opgave is het realiseren van vier Ruimte voor Ruimte-kavels en twee reguliere kavels ten behoeve van het bouwen van 6 woningen. Het gewenste sfeerbeeld is landelijk wonen, gebaseerd op de dorpse kwaliteiten van Herpt. De nieuwe bebouwingsmogelijkheden blijven globaal binnen het gebied waar zich momenteel de agrarische opstallen bevinden. Dit voorkomt aantasting van de landschappelijke kwaliteiten van open gebied door uitbreiding van gebouwd volume. Kenmerkend voor Herpt zijn een aantal boerenerven die zich verspreid langs de randen van het dorp bevinden. De oorspronkelijke opstallen in het plangebied vormen samen een dergelijk boerenerf, een typisch ensemble voor Herpt. Een deel van de nieuw te realiseren woningen zal, samen met het te behouden woonhuis, een nieuw boerenerf gaan vormen. Dit boerenerfconcept vormt tevens onderdeel van de voorwaarden die het college van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Heusden heeft gesteld aan het verlenen van medewerking aan het voorliggend plan. De gemeente Heusden heeft een aantal ontwerpuitgangspunten voor het boerenerfprincipe geformuleerd:
VA 101022 05808006A BKP.doc
12
-
-
Een compacte bebouwing: de onderlinge afstanden tussen de woningen mag niet te groot zijn, dit ten behoeve van de onderlinge samenhang van de opstallen; Beperkte voortuinen: woningen grenzen direct aan het erf; Een gootlijn van maximaal 3 m; Variatie in volumes; Samenhang in materialisering; Doorzichten die het erf met het omringende landschap verbinden (spanning tussen openheid en beslotenheid).
Uit paragraaf 3.2 zal blijken dat dit boerenerfconcept maximaal is doorgevoerd in dit plan. Tot slot bestaat er de wens te komen tot een duurzame planontwikkeling. Een integrale benadering van het begrip duurzaamheid, door alle lagen van het planproces, is daarbij essentieel. Ook dit plan kan daarin bijdragen. Derhalve is in het ontwerp rekening gehouden met onder andere de volgende aspecten: Cultuurhistorie; het is aannemelijk dat een plan dat zich goed voegt in zijn context breed gedragen zal worden, dit bevordert de levensduur van het gerealiseerde. In dit plan wordt de relatie met de cultuurhistorie hoofdzakelijk gelegd middels het integraal doorvoeren van het boerenerfconcept; Gunstige zonoriëntatie van de woningen ten behoeve van een efficiënt energiegebruik; Goed waterbeheer, Minimaliseren van verhard oppervlak. 3.2
Hoofdstructuur Het stedenbouwkundig plan maakt een ruimtelijk onderscheid tussen het noordelijke en het zuidelijke deel van het plangebied. Afbeelding 7 is hiervan een grafische weergave. De bestaande houtwal op de grens van percelen F1000 en F0335 vormt de fysieke scheiding tussen beide plandelen.
Afbeelding 7: principe indeling plangebied
VA 101022 05808006A BKP.doc
13
3.2.1
Lintbebouwing Het noordelijk deel van het plangebied is onderdeel van de bestaande lintbebouwing. De bebouwing van de Herptseweg is een relatief nieuwe bebouwingsreeks, opgebouwd uit hoofdzakelijk vrijstaande woningen. In massa, architectuur en positionering op het kavel verschilt deze bebouwing niet van de kenmerkende lintbebouwing in de rest van het dorp. Hoofdvormen, kapvorm en materialisering zijn eenvoudig. Rooilijnen en nokrichting zijn divers (verspringend binnen een ruime bandbreedte c.q. zowel haaks op als parallel aan de weg). Zolang de nieuwe bebouwing aan deze zijde zich voegt binnen de kenmerkende bebouwingsfeer van Herpt, is er relatief veel vrijheid mogelijk in architectuur. Er is aan de Herptseweg ruimte voor twee woningen. Afbeelding 8 is een impressie van deze woningen gezien vanaf de Herptseweg.
Afbeelding 8: schets vrijstaande woningen Herptseweg
VA 101022 05808006A BKP.doc
14
3.2.2
Boerenerf principe Het introduceren van het boerenerf principe is van toepassing op het zuidelijk deel van het plangebied. Een boerenerf kent een aantal typerende opstallen die ieder met hun specifieke kenmerken de bouwstenen van het ensemble vormen. De nieuwe woningen refereren ieder aan één van deze bouwstenen en waarborgen zodoende het karakter van het geheel. Afbeelding 9 is een schets van een uitgebreid boerenerf met verschillende bebouwingstypologieën.
Afbeelding 9: principeschets boerenerf
Woonhuis Het woonhuis vormt het gezicht van het boerenerf aan de straat. Afhankelijk van het type boerderij is het woonhuis een vrijstaand pand of vormt het een onderdeel van de massa waarin zich ook de stal bevindt. Traditioneel hebben de meeste boerenerven één woonhuis maar boerenerven met meerdere woonhuizen (voor zoons, dochters of meewerkend personeel) komen ook regelmatig voor. Gezien de positie van het woonhuis op het kavel en de status die er aan ontleend wordt, is het woonhuis het rijkst aan detaillering en gebouwd met relatief hoogwaardige materialen. In een omgeving als Herpt betekent ‘rijk gedetailleerd’ echter niet ‘rijk gedecoreerd’, weelderige ornamentiek en uitbundige vormentaal zijn hier niet op hun plaats.
VA 101022 05808006A BKP.doc
15
Oude stal Van oudsher is de oude stal de meest voorname opstal op het erf. De oude stal is in hoogte dominant en altijd achter de voorgevelrooilijn van het woonhuis gesitueerd. De nokrichting is dwars op de weg gesitueerd. De hoofdvorm is eenvoudig zonder aan- of opbouwen. De materialisering is verwant aan het oude woonhuis, oudere stallen hebben een rieten kap met wolfsenden, zie Afbeelding 10.
Afbeelding 10: oude stal
VA 101022 05808006A BKP.doc
16
Grote schuur De grote schuur(en) is (zijn) doorgaans het (de) grootste volume(s) op het erf. Deze zijn van meer recente datum. De hoofdvorm is zeer eenvoudig en langgerekt met een lage kap. De kap is dwars op de weg gesitueerd. De materialisering is eenvoudig. Vaak wordt geteerd gepotdekseld hout toegepast als gevel en plaatmateriaal (golfplaat) voor op het dak, zie Afbeelding 11. De grote schuur is zeer terughoudend in verschijningsvorm.
Afbeelding 11: grote schuur
VA 101022 05808006A BKP.doc
17
Veldschuur De veldschuur is een open gebouw zonder voorgevel, oorspronkelijk bedoeld voor opslag. De veldschuur wordt geplaatst met de nokrichting haaks op die van de stal met, de open zijde bevindt zich aan het erf. Indien deze open zijde wordt voorzien van een terugliggende glasgevel kan de typologie met behoud van karakter worden aangewend als woonhuis. De materialisering van de veldschuur is wat betreft de gevel verwant aan de grote schuur, de materialisering van het dak is verwant aan die van het oude woonhuis. Zeer typerend voor de veldschuur is de asymmetrische kap met een lang deel met een lage goothoogte aan de achterzijde en een voorzijde die slechts functioneert als afdakje met een hoge goothoogte. Zie Afbeelding 12 (linker foto).
Afbeelding 12: veldschuur met overstek (links), bakhuisje (rechts)
Bakhuisje Het bakhuisje is een klein stenen gebouwtje met een eenvoudige vorm zonder toevoegingen. De nokrichting is overwegend haaks op de nokrichting van de stal. Het bakhuisje heeft een vrijstaande plaatsing nabij de stal of het woonhuis, in ieder geval achter de voorgevelrooilijn van het huis. Afbeelding 12 (rechter foto) is een voorbeeld van een bakhuisje. Kleine veldschuur Idem als de veldschuur maar dan in kleinere uitvoering als bijgebouw. De nokrichting is dan minder relevant.
VA 101022 05808006A BKP.doc
18
Erf De inrichting van de open ruimte op het erf kent eveneens twee typologieën: voorerf en het werkerf, zie Afbeelding 13. Van oudsher is het woonhuis het centrale gebouw op het voorerf. Het voorerf, gelegen aan de straatzijde, heeft een representatief en geordend karakter. Mogelijk bevinden zich hier, naast het woonhuis, onder andere een siertuin, een moestuin, een waterput, het kippenhok en de boomgaard.
Afbeelding 13: voorerf (links) en werkerf (rechts)
Het werkerf is geconcentreerd rond de centrale plaats en heeft een informele inrichting. Hier bevinden zich alle overige genoemde opstallen. Deze opstallen zijn compact geordend. Naast de ruimtelijke kwaliteit die dit biedt waarborgt deze plaatsing tevens de afstand van de bebouwing tot de milieucontour van naastgelegen veehouderij.
VA 101022 05808006A BKP.doc
19
3.3
Ontsluiting en parkeren De twee woningen aan de Herptseweg worden direct ontsloten aan de weg. Het parkeren vindt plaats op eigen terrein volgens de gemeentelijke parkeernorm van 1,8. Hiertoe zal een inrit gecreëerd worden door de bestaande grasberm, rekening houdend met de bestaande bomen in die berm. Inpandig parkeren gebeurt in de hoofdbouwmassa of in een vrijstaande garage of carport.
Afbeelding 14: parkeren in een vrijstaand bijgebouw (links) of in het hoofdvolume (rechts)
De woningen rond het boerenerf (de bestaande woning uitgezonderd) worden ontsloten vanaf het erf. Dit erf heeft één centrale inrit vanaf de openbare weg. Op het erf is ruimte voor bezoekersparkeren. Daarnaast heeft iedere woning twee parkeerplaatsen op eigen terrein. Inpandig parkeren gebeurt in de hoofdbouwmassa of in een vrijstaande garage of carport, zie Afbeelding 14. Het erf heeft een informele inrichting, bij voorkeur gebruikmakend van een halfverharding met een doorlatend oppervlak, bijvoorbeeld in de vorm van grind. Het erf is een centrale ontmoetingsruimte met naast het parkeren ruimte voor onder andere spelen en groen.
VA 101022 05808006A BKP.doc
20
3.4
Verkaveling en functies In het nieuwe boerenerfconcept bevindt zich naast de bestaande woning ook een nieuw woonhuis op het erf. De aanwezigheid kan van dit woonhuis kan worden gezien als tweede woonhuis op het erf maar mag ook worden geïnterpreteerd als onderdeel van een tweede boerenerf binnen de plangrenzen. Deze beide interpretaties zijn uitwisselbaar en kunnen worden gerealiseerd binnen dezelfde randvoorwaarden. De stalwoning is geplaatst achter het bestaande woonhuis. De stalwoning is de grootste woning op het erf en is tevens geplaatst op het grootste kavel. Afbeelding 15 is een voorbeeld van een stalwoning.
Afbeelding 15: referentie stalwoning
VA 101022 05808006A BKP.doc
21
De schuurwoning bevindt zich in de zuidelijkwestelijke hoek van het erf. De nokrichting van de schuurwoning is haaks op de weg gesitueerd. Ook hier is het volume eenvoudig van hoofdvorm. De rooilijn van de woning bevindt zich zo dicht mogelijk op de noordelijke erfgrens, teneinde het contact met het erf te maximaliseren. Afbeelding 16 is een referentiefoto van een schuurwoning.
Afbeelding 16: referentie schuurwoning
De veldschuurwoning is het sluitstuk van de verkaveling. De woning is met de nok overdwars geplaatst aan de achterzijde van het plangebied. De afstand van de veldschuurwoning tot de oostelijke erfgrens is minimaal, teneinde de ruimte van het boerenerf visueel goed te kunnen beëindigen. Afbeelding 17 is een voorbeeld van een veldschuurwoning.
Afbeelding 17: referentie veldschuurwoning
VA 101022 05808006A BKP.doc
22
De twee vrijstaande woningen aan de Herptseweg voegen zich in het spel van de verspringende rooilijnen aan diezelfde weg. Afbeelding 18 is een referentiefoto van een vrijstaande woning.
Afbeelding 18: referentie vrijstaande woning
De woonboerderij op de hoek van de Herptseweg en de Achterweg is karakteristiek voor zijn omgeving. Om het aanzien van deze boerderij te respecteren en tevens voldoende afstand tot de weg te creëren geldt de geprojecteerde lijn waarin de zijgevel van deze woonboerderij aan de Herptseweg ligt als uiterste bebouwingsgrens voor de twee vrije kavels. Ten behoeve van de kenmerkende differentiatie in het straatbeeld van Herpt is de meest oostelijke woning bij voorkeur georiënteerd met de nokrichting haaks op de weg en de meest westelijke woning met de nokrichting parallel aan de weg.
VA 101022 05808006A BKP.doc
23
In de oorspronkelijke situatie vormt de bebouwing van het plangebied de eerste bebouwing van het dorp bij binnenkomst vanaf de Achterweg, zie Afbeelding 19. Ook in de nieuwe situatie zal dat het geval zijn. Deze dorpsentree, heeft in lijn met de rest van het dorp, een informeel karakter. De overgang tussen dorp en landschap is een geleidelijke, zachte overgang. Dat zachte karakter wordt versterkt door de aanwezige houtopstanden. In dit plan wordt dit karakter behouden. Mede daarom is bouwhoogte van de schuurwoning lager dan de daarachter gelegen de veldschuurwoning. De bouwhoogte van de veldschuurwoning is op zijn beurt weer lager dan de bouwhoogte van de stalwoning. Vanaf de landschapszijde ontstaat zo een serie coulissen van bebouwing en groen die de ervaring van het weidse landschap op subtiele wijze scheiden van de beslotenheid van het dorp.
Afbeelding 19: dorpsentree vanaf de Achterweg
VA 101022 05808006A BKP.doc
24
3.5
Groen en water Aan de zijde van de Herptseweg biedt de bestaande laanbeplanting een sterke ruimtelijke kwaliteit, deze wordt volledig gehandhaafd. Afbeelding 20 is een foto van de Herptseweg richting het dorp.
Afbeelding 20: laanbeplanting van de Herptseweg
Traditioneel worden boerenerven veelal begrensd door houtwallen aan weerszijden, haaks op de weg, parallel aan de verkavelingsrichting. Aan de zuidzijde van het plangebied wordt een dergelijke houtwal voorgesteld. Deze houtwal fungeert tevens als verzachtend element in de overgang van het landschap naar de bebouwing.
VA 101022 05808006A BKP.doc
25
De houtwal (zie Afbeelding 21) die de noordelijke en zuidelijke zijde van het plangebied scheidt, is het noordelijke antwoord op de houtwal aan de zuidelijke zijde van het boerenerf. Zo mogelijk wordt deze behouden en versterkt.
Afbeelding 21: bestaande (noordelijke) houtwal in het plangebied
Daar waar het kavel aan het landschap grenst en zich geen houtwal bevindt wordt bij voorkeur géén erfscheiding gerealiseerd. Het uitzicht op het landschap wordt daarmee optimaal benut. Indien hier toch een erfscheiding noodzakelijk is, is deze ten hoogste 2 m hoog en groen uitgevoerd. De kavels hebben een groene, bij voorkeur gemeenschappelijke erfscheiding. Door het besloten karakter van het erf wordt een erfscheiding aan de voorzijde niet noodzakelijk geacht. Indien er toch sprake is van een erfscheiding, krijgt deze de vorm van een haag van ten hoogste 1 m. In de lijn van het boerenerf is er in het meest zuidelijke deel van het plangebied ruimte voor het realiseren van een boomgaard of populierenbosje. Afbeelding 22 geeft een beeld van een haag en een boomgaard.
Afbeelding 22: haag (links) en boomgaard (rechts)
Alle aan te planten bomen en heesters dienen van inheemse soorten te zijn, passend in de landschappelijke kwaliteiten van Herpt.
VA 101022 05808006A BKP.doc
26
VA 101022 05808006A BKP.doc
27
4.
WELSTANDSBELEID In dit hoofdstuk wordt de planbeschrijving uit hoofdstuk 3 uitgewerkt. De geschetste visie wordt vertaald in een beschrijving van de gewenste beeldkwaliteit van het plan beschrijven. Waar mogelijk zijn deze wensen en eisen puntsgewijs geformuleerd als objectief toetsbare criteria. Deze criteria dienen als gebiedsgericht toetsingskader voor de welstandscommissie. De inhoud van dit hoofdstuk bouwt voort op het bebouwingstype G3 (Boerenerven – agrarisch buitengebied) als aangegeven op de ‘kaart bebouwingstypen Herpt’ als opgenomen in het algemene welstandsbeleid. Het ter plekke geldende welstandsniveau is 2. “Onder dit welstandsniveau vallen de gebieden die om een zorgvuldige afstemming vragen van nieuwe bouwkundige ingrepen.” (bron: algemeen deel gemeentelijke Welstandsnota) Een aantal beschreven criteria zijn volledigheidshalve opgenomen in dit hoofdstuk maar zijn formeel geregeld in het bestemmingsplan. Deze criteria maken derhalve geen deel uit van de welstandstoets en zijn aangeduid met een ‘*’
VA 101022 05808006A BKP.doc
28
4.1
Oriëntatie en positie woningen Herptseweg Aan de Herptseweg voegt de nieuwe bebouwing zich in het ritme van de bestaande rooilijnen aan deze weg. Deze verspringen binnen een bescheiden bandbreedte, zie het voorbeeld in Afbeelding 23. Oriëntatie: Ten behoeve van het ritme en de afwisseling in het bebouwingslint wordt de westelijke woning bij voorkeur met de nokrichting dwars op de weg georiënteerd; Oriëntatie: de oostelijke woning wordt bij voorkeur met de nokrichting parallel aan de weg georiënteerd; Voorste perceelsgrens*: de woning bevindt zich minimaal op een afstand van 8 m tot de perceelgrens. Dit biedt ruimte voor een ruime, groene voortuin, passend in de dorpse karakteristiek; Zijdelingse perceelsgrens*: de afstand van de woning tot de zijdelingse erfgrens is bij voorkeur 6 m; Uitzondering*: vanwege de ligging van een milieucontour van het naastgelegen perceel wordt er op het westelijke kavel ruimte geboden om uit te wijken tot 3 m van de erfgrens; Achterste perceelsgrens*: voor achtertuinen wordt een maat van ten minste 10 m aangehouden.
Afbeelding 23: verspringende rooilijnen
VA 101022 05808006A BKP.doc
29
Boerenerf Essentieel op het boerenerf is een compacte ordening, teneinde een besloten binnengebied te kunnen realiseren. Compact erf: de woningen zijn met de voorzijde direct aan het erf gesitueerd, zie Afbeelding 24; Zijdelingse perceelsgrens*: standaard biedt een afstand van 3 m tot de zijdelingse erfgrens voldoende ruimte om een ruimtelijke scheiding van kavels te bewerkstelligen in het boerenerfconcept; Uitzondering*: de schuurwoning kan, vanwege de geringe kavelbreedte tot op 2 m van de erfgrens gebouwd worden; Achterste perceelsgrens*: aan de achterzijde zijn ruime tuinen voorzien, mede ingegeven door de positie van eerder genoemde milieucontour. Deze tuinen hebben een sterke relatie met het omliggende landschap.
Afbeelding 24: situering bouwmassa aan boerenerf
VA 101022 05808006A BKP.doc
30
4.2
Hoofdvorm Architectuur Onderlinge samenhang in architectuur en materialisering is een belangrijk middel om de ruimtelijke samenhang van het boerenerfconcept te waarborgen, zie Afbeelding 25. Er is dan ook een voorkeur om de woningen van het boerenerf alle vier door dezelfde architect te laten ontwerpen. Een alternatief is dat deze woningen per twee door dezelfde architect worden ontworpen. Er ontstaan dan kleinere ensembles binnen het boerenerf. Ook vrijstaande bijgebouwen worden in dit ontwerp meegenomen en maken wat betreft vormgeving een integraal deel uit van het geheel.
Afbeelding 25: onderlinge relatie tussen woningen
VA 101022 05808006A BKP.doc
31
Bouwmassa De bouwmassa’s zijn overeenkomstig met de dorpskarakteristiek Eenvoud: alle woningen hebben een eenvoudige hoofdmassa; Hoogte*: deze hoofdmassa is ten hoogste één laag met kap, zie Afbeelding 26; Toevoegingen: deze hoofdmassa is vrij van aan- en uitbouwen, erkers, balkons en dakkapellen; Loggia’s: loggia’s doorbreken het volume maar storen minder; Richting: de hoofdgebouwen zijn overwegend horizontaal georiënteerd, gerelateerd aan de kapvorm.
Afbeelding 26: eenvoudig horizontaal volume
De woningen refereren aan een aantal typologieën uit de omgeving. Er zijn per typologie een aantal kenmerkende afmetingen te benoemen. De kenmerkende afmetingen betreffen: nok- en goothoogte*; dakhelling*; lengte en breedte van grondoppervlak (footprint)* Deze kenmerkende afmetingen worden vertaald naar bouwenveloppen. Aan ieder kavel is een specifieke bouwenveloppe toegewezen. De getoonde maatvoeringen van deze bouwenveloppen beschrijven het stedenbouwkundige wensbeeld. Dit wensbeeld kan derhalve afwijken van de maximaal toegestane maatvoeringen als beschreven in het bestemmingsplan.
VA 101022 05808006A BKP.doc
32
Woonhuizen De woonhuizen refereren in vorm en afmetingen aan de bestaande lintbebouwing van Herpt. Dit geldt zowel voor de woonhuizen aan de Herptseweg als het nieuwe woonhuis op het boerenerf. Afbeelding 27 geeft de enveloppe van een woonhuis.
Afbeelding 27: enveloppe woonhuis
VA 101022 05808006A BKP.doc
33
Stalwoning De stalwoning is de grootste woning in het boerenerfconcept en is in afmetingen gerelateerd aan de typische Herptse boerderij. Ook de kap sluit aan bij het gangbare beeld en heeft een hellingshoek die geschikt is voor zowel riet als pannen. Afbeelding 28 geeft de enveloppe van een stalwoning.
Afbeelding 28: enveloppe stalwoning
VA 101022 05808006A BKP.doc
34
Schuurwoning De schuurwoning heeft een flink volume maar is in voorkomen en hoogte ondergeschikt aan de stalwoning. De massa van de schuurwoning kan zowel worden vormgegeven als één grote schuur of als een samengesteld volume, bestaande uit twee kleinere schuren. Van belang is dat de verhoudingen van het volume sterk blijven refereren aan een schuur en zich toch kunnen voegen binnen het bouwvlak. Met name de dakhelling en de goot- en nokhoogte dienen zeer bescheiden te zijn. Afbeelding 29 geeft de enveloppe van een schuurwoning.
Afbeelding 29: de twee varianten van de enveloppe voor de schuurwoning
Ondermeer ten behoeve van de onderlinge relatie met de andere woningen in het ensemble van het boerenerf heeft deze schuurwoning slechts een beperkte bouwhoogte. Het echter zeer wenselijk dat eventuele bijgebouwen op het perceel van deze woning in maatvoering ondergeschikt blijven aan de woning. Derhalve is het wenselijk dat bijgebouwen een maximale nokhoogte van 4,5m hebben.
VA 101022 05808006A BKP.doc
35
Veldschuurwoning De veldschuurwoning heeft een asymmetrische kap waarvan het achterste deel het hoofddak vormt en het voorste deel niet veel meer dan een afdakje is. De lange dakhelft heeft een lage goot, de voorzijde van het pand heeft een open uitstraling (o.a. door gebruik te maken van teruggelegen afdaken). Dit alles refereert aan het archetype veldschuur. Afbeelding 30 geeft de enveloppe van een veldschuurwoning.
Afbeelding 30: enveloppe veldschuurwoning
VA 101022 05808006A BKP.doc
36
4.3
Kap Kapvorm - Zadeldaken: in principe zijn alle kappen zadeldaken; - Platte daken: aan de Herptseweg zijn platte daken denkbaar indien de architectuur terughoudend van karakter is; - Lessenaarsdak: indien de schuurwoning wordt opgebouwd uit twee schuurvolumes, kunnen deze beiden een lessenaarsdak hebben, zodanig dat ze samen de contouren van één grote kap vormen; - Wolfsend: voor alle kappen geldt dat het maken van wolfsenden ongewenst is; - Uitzondering: de stalwoning kan voorzien worden van wolfsenden indien deze met riet wordt gedekt, zie Afbeelding 31.
Afbeelding 31: voorbeeld van een stalwoning met wolfsend
Nokrichting - Herptseweg: de woningen aan de Herptseweg zijn bij voorkeur wisselend georiënteerd; de westelijke woning met de nokrichting haaks op de weg, de oostelijke woning met de nokrichting parallel aan de weg; - Boerenerf*: op het boerenerf is de nokrichting van het bestaande woonhuis leidend. Alle woningen bevinden zich parallel aan deze richting, uitgezonderd de veldschuurwoning die traditioneel haaks op deze richting georiënteerd is en eventueel de nieuwe woning die op de Achterweg georiënteerd is. Schoorsteen - Stalwoning en de woningen aan de Herptseweg: een stenen schoorsteen, geplaatst in de nok; - Schuur- en veldschuurwoning: van oorsprong past een dergelijke schoorsteen niet bij de typologie van een schuur of veldschuur. Bij deze woningen
VA 101022 05808006A BKP.doc
37
wordt de schoorsteen daarom zoveel mogelijk onopvallend uitgevoerd en niet in de nok geplaatst. Overstek Het overstek dient gerelateerd te zijn aan de typologie en architectuur van de woning. - Veldschuur: bij de veldschuur is een overstek, tenminste aan de voorzijde, essentieel. Goten Het type goot dat wordt toegepast is zoveel mogelijk passend bij de typologie en de architectuur van de woning. - Geen goten: voor de stalwoning, de veldschuurwoning en de schuurwoning heeft het de voorkeur om geen goten toe te passen en het hemelwater op te vangen middels een grindstrook rond de woning.
4.4
Materialisering Gevel - Baksteen: het ligt voor de hand de woningen aan de Herptseweg te realiseren in baksteen, vergelijkbaar met andere woningen in het dorp. Dit is echter geen vereiste; - Overig: andere materialen kunnen worden toegepast indien deze meer recht doen aan het ontwerp; - Stalwoning: traditioneel is de stal qua materialisering nauw verwant aan het bestaande woonhuis. De gesloten delen van de gevel van de stalwoning worden daarom bij voorkeur uitgevoerd in een vergelijkbare baksteen als het woonhuis; - Schuurwoning en veldschuurwoning: de gevelmaterialen van de schuren en veldschuur zijn traditioneel terughoudend en ondergeschikt aan de combinatie van woonhuis en stal. Zwart gepotdekseld hout is veel voorkomend maar meer eigentijdse alternatieven zijn mogelijk. Ook eventuele bijgebouwen kennen een vergelijkbaar terughoudend materiaalgebruik; - Groene gevel: uit oogpunt van duurzaamheid is het voor alle woningen mogelijk om een groene gevel toe te passen. Plint Voor alle woningen geldt dat de plint zowel kan zijn vervaardigd in een steenachtig materiaal (bij voorkeur beton) als in hetzelfde materiaal als de gevel. Kap De daken van woonbebouwing in Herpt zijn doorgaans gedekt met een donkere, gebakken pan. Her en der komt ook een oranjerode pan voor, zo ook bij het bestaande woonhuis op het perceel. - Gebakken pan: het wensbeeld voor de nieuwe woningen aan de Herptseweg en de veldschuurwoning is een donkere gebakken pan; - Geglazuurde pannen: geglazuurde, anderszins glanzende of kunststof pannen zijn in alle gevallen ongewenst; - Stalwoning: indien de stalwoning met pannen gedekt wordt, geldt de oranje kleur van de pannen van het bestaande woonhuis als uitgangspunt. Dit ten behoeve van de onderlinge relatie. Veel oudere boerderijen zijn echter (deels)
VA 101022 05808006A BKP.doc
38
-
voorzien van een rieten kap. Dit past ook uitstekend bij het beeld van de stalwoning; Schuurwoning: de kap van de schuurwoning is niet gedekt met pannen of riet maar met materialen met een meer eigentijds karakter; Groen dak: van bovenstaande kan worden afgeweken indien een groen dak wordt toegepast, zie Afbeelding 32.
Afbeelding 32: groen dak
VA 101022 05808006A BKP.doc
39
4.5
Kleuren -
-
4.6
Schuurwoning en veldschuurwoning: voor de schuurwoning en de veldschuurwoning geldt dat alle materialen in een donkere (terughoudende) kleurstelling worden uitgevoerd; Stalwoning: de kleurstelling van de stalwoning sluit zo veel mogelijk aan op de kleuren van het woonhuis (rode steen en oranjerode pan); Materiaaleigen kleur: voor alle overige woningen is de eigen kleur van de toegepaste materialen het uitgangspunt; Kozijnen: kozijnen worden zo veel mogelijk in donkere kleurstelling uitgevoerd zodat het contrast tussen kozijn en raamvlak minimaal is. Voor de stalwoning mag worden aangesloten op de witte kleur van de kozijnen van het woonhuis.
Parkeren De gemeentelijke parkeernorm is 1,8 parkeerplaatsen per woning. Ruimte voor Ruimte hanteert als ontwerpregel 2 parkeerplaatsen op eigen terrein. Het aantal parkeerplaatsen voldoet dus aan de gemeentelijke norm. Daarnaast is er op het gemeenschappelijke erf ruimte voor bezoekersparkeren. Door de ruime opzet van het erf kan er flexibel geparkeerd worden zodat het erf op rustige momenten kan dienen als bijvoorbeeld speelruimte. -
Parkeren in de hoofdbouwmassa of vrijstaand: indien er sprake is van een gebouwde parkeervoorziening (garage/schuur) dan betreft dit ofwel een parkeervoorziening in de hoofd bouwmassa ofwel een parkeervoorziening in de vorm van een vrijstaand bijgebouw.
VA 101022 05808006A BKP.doc
40
4.7
Erfscheiding Het dorp Herpt heeft een open opzet met veel contact met het omringende landschap. Erfscheidingen passen niet goed bij dit beeld. - Geen erfscheidingen: bij voorkeur ontbreken erfscheidingen, zeker aan de landschapszijde en rond het gemeenschappelijke erf; - Onderdeel van ontwerpproces: indien toch voor een erfscheiding wordt gekozen, dan wordt deze bij voorkeur meegenomen in het ontwerp van de woningen; - Groene erfscheidingen: een groene erfscheiding past het beste in de omgeving. Dit groen wordt bij voorkeur gevormd door een inheemse heester, zie Afbeelding 33; - Voorzijde: aan de voorzijde van de woning heeft de erfscheiding een hoogte van maximaal 1 m; - Achterzijde: aan de achterzijde van de woning heeft de erfscheiding een hoogte van maximaal 2 m; - Houtwal: een houtwal kan een doorgaande erfscheiding vormen tussen kavel en landschap, dáár waar de erfgrens haaks op de weg staat, dit naar analogie van de begrenzingen van het boerenerfconcept.
Afbeelding 33: erfscheiding tussen kavels
VA 101022 05808006A BKP.doc
41
4.8
Terreininrichting kavel -
-
4.9
Voortuinen: de voortuinen van de woningen zijn bij voorkeur ingericht met dezelfde materialen als het gemeenschappelijke erf. Het onderscheid tussen het private en het collectieve domein is hier (nagenoeg) niet zichtbaar. Beide domeinen vormen daardoor visueel één ruimte waaromheen de woningen gegroepeerd zijn; Vuilcontainers: de terreininrichting van de individuele kavels houdt rekening met een opstelplaats voor vuilcontainers, bij voorkeur achter de voorgevelrooilijn.
Terreininrichting gemeenschappelijk erf Het gemeenschappelijke erf is de centrale plek waaromheen de woningen zijn geordend. - Informeel: traditioneel is het erf een informele plaats met een eenvoudige inrichting, zonder veel vormgegeven elementen; - Gebouwen: de gebouwen (in dit geval woningen) staan dicht op deze plaats; - Gebruik: het gebruik van het erf is flexibel. Ruimtelijke scheidingen tussen rijvlak, parkeren, spelen en overige ruimte zijn niet noodzakelijk. - Verblijfsgebied: het erf is overwegend een verblijfsgebied en heeft geen verkeerskundig karakter. - Materiaalgebruik: uitgangspunt voor de bestrating zijn gebakken klinkers in een waalformaat (rood-paars), dit is, passend bij de uitstraling van de woningen en eleganter dan dikformaat. - Geheel: van groot belang voor het ruimtelijk goed functioneren van het erf als geheel, is dat er geen erfscheidingen worden geplaatst op de grens van het openbare deel van het erf. Het is daarom wenselijk dat de voortuinen worden ingericht als onderdeel van het erf. Idealiter loopt de bestrating door op het eigen terrein van de woningen. - Loopstrook: eventueel kan er als overgangszone aan de zijde van de woningen een loopstrook in een afwijkend materiaal worden gerealiseerd (bij voorbeeld natuursteen of grind). Deze strook is dan 1 tot 1,50 m breed. - Toegangsweg: het profiel van de toegangsweg van het gemeenschappelijke erf bestaat uit een groenstrook van 2 m, een weg van 5 m en weer een groenstrook van 2 m. Deze groenstroken hebben de vorm van informele houtwallen zoals die ook rond de kavels geplaatst worden.
VA 101022 05808006A BKP.doc
bestemmingsplan
Het Wielblok Zes bouwkavels aan de Achterweg te Herpt
05808006A ontwerp 29 oktober 2010
bestemmingsplan
Het Wielblok Zes bouwkavels aan de Achterweg te Herpt
overleg ex artikel 3.1.1 Bro ontwerpplan ter visie vastgesteld vastgesteld plan ter visie in werking getreden onherroepelijk geworden
Juli 2010
05808006A ontwerp 29 oktober 2010
DOCUMENTATIEPAGINA
Opdrachtgever
Ruimte voor Ruimte CV
Contactpersoon
dhr. J.W. van den Boogert
Projectnaam
Het Wielblok, Herpt
Plantype
bestemmingsplan
IMRO code
NL.IMRO.0797.BPwielblokherpt-
Publicatieversie
ON01
Documentstatus
Ontwerp
Documentversie
3
Projectnummer
05808006A
Afdrukdatum
29 oktober 2010
Auteur(s)
R.J. Verkuylen, F.Hermse
Gecontroleerd door
J.M.A. Nijssen
Paraaf Goedgekeurd door Paraaf
J. Verkuylen
Toelichting
INHOUD TOELICHTING 1.
2.
3. 4.
5.
6. 7. 8.
blz Inleiding ......................................................................................................... 5 1.1 Aanleiding en doel ................................................................................. 5 1.2 Ligging en kadastrale begrenzing.......................................................... 7 1.3 Vigerend bestemmingsplan ................................................................... 9 1.4 Planvorm ............................................................................................... 9 1.5 Leeswijzer.............................................................................................. 9 Beleidskader ................................................................................................ 11 2.1 Nationaal niveau .................................................................................. 11 2.2 Provinciaal niveau ............................................................................... 12 2.3 Gemeentelijk niveau ............................................................................ 15 2.4 Conclusies beleidskader...................................................................... 17 Bestaande toestand ..................................................................................... 19 3.1 Wijdere omgeving ................................................................................ 19 3.2 Directe omgeving en plangebied ......................................................... 22 Planbeschrijving ........................................................................................... 25 4.1 Uitgangspunten ................................................................................... 25 4.2 Hoofdstructuur ..................................................................................... 26 4.3 Ontsluiting en parkeren ....................................................................... 30 4.4 Verkaveling en functies ....................................................................... 31 4.5 Groen en water .................................................................................... 34 4.6 Duurzaamheid ..................................................................................... 36 4.7 Beeldkwaliteit....................................................................................... 37 Uitvoeringsaspecten .................................................................................... 39 5.1 Bodem ................................................................................................. 39 5.2 Verkeerslawaai .................................................................................... 39 5.3 Luchtkwaliteit ....................................................................................... 41 5.4 Externe veiligheid ................................................................................ 41 5.5 Bedrijven en milieuzonering ................................................................ 42 5.6 Geurhinder veehouderijen ................................................................... 43 5.7 Archeologie en cultuurhistorie ............................................................. 43 5.8 Flora en fauna ..................................................................................... 48 5.9 Waterparagraaf.................................................................................... 48 5.10 Belemmeringen ................................................................................... 53 Financiële aspecten ..................................................................................... 54 6.1 Regelgeving grondexploitatie .............................................................. 54 6.2 Economische uitvoerbaarheid ............................................................. 54 Juridische aspecten ..................................................................................... 56 7.1 Algemeen ............................................................................................ 56 7.2 Planregels............................................................................................ 56 Procedure / maatschappelijke uitvoerbaarheid ............................................ 60 8.1 Informatiebijeenkomst ......................................................................... 60 8.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro ................................................................. 60
VH 101029 05808006A TLT.doc
1
Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5: Bijlage 6: Bijlage 7: Bijlage 8: Bijlage 9: Bijlage 10: Bijlage 11:
Kaart Bestaande toestand Kaart Inrichtingsschets Kaart Terrein meting Bodemonderzoek Akoestisch onderzoek (wegverkeerslawaai) Aanvullend akoestisch onderzoek (wegverkeerslawaai) Archeologisch onderzoek Flora- en fauna onderzoek Vogel- en vleermuizenonderzoek HNO berekening Brieven overleg ex artikel 3.1.1 Bro
VH 101029 05808006A TLT.doc
2
VH 101029 05808006A TLT.doc
3
Afbeelding 1: topografische situatie
VH 101029 05808006A TLT.doc
4
1.
INLEIDING Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "Het Wielblok" voor de bouw van vier Ruimte voor Ruimte-kavels en twee reguliere bouwkavels aan de Achterweg te Herpt, gemeente Heusden.
1.1
Aanleiding en doel Op 3 februari 2009 heeft het College van Burgemeester en Wethouders een besluit genomen om in principe medewerking te verlenen aan de ontwikkeling van vier Ruimte voor Ruimte-kavels en twee reguliere kavels aan de Achterweg in Herpt. Het initiatief kan niet worden gerealiseerd op basis van het vigerende bestemmingsplan. Om deze ontwikkeling mogelijk te maken, is voorliggend nieuw bestemmingsplan opgesteld. Afbeelding 1 geeft de topografische situatie weer.
VH 101029 05808006A TLT.doc
5
Afbeelding 2: Kadastrale situatie
VH 101029 05808006A TLT.doc
6
1.2
Ligging en kadastrale begrenzing Afbeelding 2 geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend. Tabel 1 geeft de kadastrale gegevens van de gronden binnen het plangebied. Tabel 1: kadastrale gegevens
Perceelnummer F1000 F0335 (gedeeltelijk)
VH 101029 05808006A TLT.doc
Oppervlakte (m2) 2.180 9.935
Eigenaar J.A.J. Pullens J.A.J. Pullens
7
Afbeelding 3: Uitsnede plankaart vigerend bestemmingsplan
VH 101029 05808006A TLT.doc
8
1.3
Vigerend bestemmingsplan Ter plaatse van het plangebied vigeert het Bestemmingsplan Buitengebied Heusden: vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 16 april 1996; goedgekeurd door Gedeputeerde Staten d.d. 8 november 1996; Afbeelding 3 geeft een uitsnede van de vigerende plankaart. De ligging van het plangebied is aangegeven. Binnen het plangebied geldt één bestemming: 1. Agrarisch gebied met visuele openheid. Deze gronden zijn uitsluitend bestemd voor bedrijfsvoering van agrarische bedrijven, met een nadere aanwijzing ‘visuele openheid’. Deze aanwijzing heeft als doel: de instandhouding en bescherming van cultuurhistorische waarden van het beschermd stadsgezicht. Mate van afwijking Het project wijkt zowel functioneel als ruimtelijk af van het vigerend bestemmingsplan. Functioneel gezien is voor de realisatie van het project een woonbestemming nodig. Ruimtelijk gezien zijn bouwvlakken nodig. Conclusie Het project kan niet worden gerealiseerd op basis van de vigerend bestemmingsplannen. Daarom wordt een nieuw bestemmingsplan wordt gemaakt.
1.4
Planvorm Voorliggend bestemmingsplan betreft een zelfstandig bestemmingsplan met een complete set planregels (postzegelplan). Het bestemmingsplan heeft een ontwikkelend karakter.
1.5
Leeswijzer Dit rapport is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk 2 geeft een overzicht van het beleid waaraan het plan moet voldoen. In hoofdstuk 3 is een gebiedsanalyse van het plangebied en omgeving opgenomen. Daaropvolgend wordt in hoofdstuk 4 het feitelijke (steden)bouwkundig plan beschreven. Dit geschetste wensbeeld wordt in hoofdstuk 5 vertaald in concrete ruimtelijke randvoorwaarden voor de ontwikkelingsmogelijkheden binnen het plan. Deze beeldkwaliteitparagraaf vertaalt het in hoofdstuk 4 geschetste wensbeeld in concrete ruimtelijke randvoorwaarden voor de ontwikkelingsmogelijkheden binnen voorliggend bestemmingsplan. Hoofdstuk 6 vervolgt met de met het plan samenhangende uitvoeringsaspecten milieu, waarden en water. De financiële aspecten komen in hoofdstuk 7 aan bod. Hoofdstuk 8 beschrijft de juridische aspecten (planregels en plankaart). Hoofdstuk 9 tenslotte bevat de resultaten van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro.
VH 101029 05808006A TLT.doc
9
VH 101029 05808006A TLT.doc
10
2.
BELEIDSKADER In dit hoofdstuk wordt kort het relevante vigerende beleid met betrekking tot onderhavig project toegelicht. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op: nationaal niveau; provinciaal niveau; gemeentelijk niveau.
2.1
Nationaal niveau
2.1.1
Natura 2000 Natura 2000 is een samenhangend netwerk van beschermde natuurgebieden op het grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie. Natura 2000 omvat alle gebieden die zijn beschermd op grond van de volgende EU-richtlijnen: Vogelrichtlijn (1979); Habitatrichtlijn (1992). Beide richtlijnen zijn in Nederland opgenomen in de Natuurbeschermingswet. Conclusie Het plangebied ligt niet binnen de aangewezen Natura 2000-gebieden c.q. in de voor Natura 2000 aangewezen invloedsgebieden.
2.1.2
Nota Ruimte De belangrijkste uitgangspunten voor het nationaal ruimtelijk beleid voor de periode tot 2020 staan in de Nota Ruimte, waarbij de periode 2020-2030 geldt als doorkijk naar de lange termijn. Het beleid in de Nota Ruimte is op vier algemene doelen gericht: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland; bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland; borging en ontwikkeling van belangrijke (inter-)nationale ruimtelijke waarden; borging van de veiligheid. Het rijksbeleid is gericht op het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit door de basiskwaliteit te waarborgen en waar mogelijk te vergroten, en door extra aandacht te geven aan de nationale ruimtelijke hoofdstructuur. De concrete uitwerking van de ruimtelijke kwaliteit is een taak voor de provincies en de gemeenten. Conclusie Voor onderhavig plan zijn geen bijzondere doelstellingen van toepassing.
2.1.3
Realisatieparagraaf In het kader van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening is de structuurvisie "Realisatie nationaal ruimtelijk beleid" (kortweg Realisatieparagraaf) vastgesteld. Hierin geeft het kabinet aan hoe het werkt aan een mooi Nederland en welke nationale ruimtelijke belangen het wil verwezenlijken. In de realisatieparagraaf benoemt het kabi-
VH 101029 05808006A TLT.doc
11
net ruim 30 nationale ruimtelijke belangen. Hiervan is één belang rechtstreeks van toepassing op onderhavig plan: "[12] Het op orde brengen en houden van de regionale watersystemen" Conclusie De in voorliggend plan opgenomen wateraspecten voldoen aan de eisen van het waterschap en worden geacht daarmee tevens te voldoen aan het nationale belang in de Realisatieparagraaf.
2.2
Provinciaal niveau
2.2.1
Structuurvisie Ruimtelijke Ordening De Structuurvisie Ruimtelijke Ordening bevat de visie van het provinciale bestuur op de ruimtelijke ontwikkelingen in Noord-Brabant. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de plankaart. Onderhavig plangebied ligt in de aanduiding ’kernen in het landelijk gebied’. In de ‘kernen in het landelijk gebied’ met de bijbehorende zoekgebieden voor verstedelijking wordt de lokale behoefte voor verstedelijking opgevangen (wonen, werken en voorzieningen).
Afbeelding 4: uitsnede Structuurvisie Ruimtelijke Ordening
Conclusie Voorliggend plan voldoet aan de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening. 2.2.2
Verordening ruimte In het kader van de Wet ruimtelijke ordening heeft de provincie Noord-Brabant een verordening opgesteld met algemene en specifieke eisen ten aanzien van ruimtelijke besluiten van gemeenten. De Verordening ruimte wordt gefaseerd ingevoerd. Fase 1 van de verordening is op 1 juni 2010 in werking getreden. Fase 2 is op 1 juni 2010 door Gedeputeerde Staten vastgesteld. Naar verwachting zal de Verordening Ruimte fase 2 op 1 januari 2011 in werking treden. In deze paragraaf is een toetsing van voorliggend plan aan de Verordening ruimte fase 1 en 2 opgenomen.
VH 101029 05808006A TLT.doc
12
Het plangebied valt binnen Bestaand stedelijk gebied. Voor onderhavig plan zijn artikel 2.1.3 en 2.1.6 van toepassing. Hieronder wordt getoetst of het plan aan deze regels voldoet. Artikel 2.1.3. Stedelijke ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied Bestemmingsplannen die voorzien in een stedelijke ontwikkeling zijn uitsluitend gelegen in het bestaand stedelijk gebied. Onderhavig plan ligt binnen het bestaand stedelijk gebied. Aan deze voorwaarde wordt dus voldaan. Artikel 2.1.6. Regels voor nieuwbouw van woningen 1. De toelichting bij een bestemmingsplan dat voorziet in de nieuwbouw van woningen, bevat een verantwoording over de wijze waarop: a. de afspraken die daaromtrent in het regionaal planningsoverleg als bedoeld in artikel 4.1.5, onder b, zijn gemaakt, worden nagekomen; b. de beoogde nieuwbouw zich verhoudt tot de afspraken genoemd onder a en tot de beschikbare harde plancapaciteit voor woningbouw. 2. Onder harde plancapaciteit voor woningbouw als bedoeld in het eerste lid, onder b, wordt verstaan de capaciteit voor nieuw te bouwen woningen waarover een gemeente beschikt: a. die wordt uitgedrukt in aantallen woningen, en b. die is opgenomen in een vastgesteld bestemmingsplan waarbij de bestemming nog niet is verwezenlijkt. Ad 1a: Ad 1b. Ad 2a. Ad 2b.
De planlocatie is opgenomen in het vastgestelde gemeentelijke woningbouwprogramma, dat de input vormt voor het regionaal planningsoverleg. Voor de locatie zijn zes dure koopwoningen opgenomen in het woningbouwprogramma. Zie ad 1b. Zie ad 1b.
Conclusie Het plan voldoet aan de Verordening ruimte.
2.2.3
Beleidsregel Ruimte voor Ruimte (2006) De regeling Ruimte voor Ruimte (2006) heeft tot doel de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren door in ruil voor de sloop van agrarische bedrijfsgebouwen, de bouw van woningen op passende locaties toe te staan in afwijking van de regel dat geen burgerwoningen mogen worden toegevoegd aan het buitengebied. Op 31 maart 2000 hebben Provinciale Staten van Noord-Brabant ingestemd met het beginsel Ruimte voor Ruimte. De beleidsregel bevat zowel voorwaarden voor de sloop van de agrarische bedrijfsgebouwen (sloopregeling) als voor de locatie waar de Ruimte voor Ruimtekavels mogen worden gerealiseerd. De ontwikkeling van Ruimte voor Ruimte-kavels is direct gerelateerd aan concreet te slopen staloppervlak. Voor de sloop van 1000 m² stallen en de bijbehorende milieuwinst mag één Ruimte voor Ruimte-kavel worden ontwikkeld.
VH 101029 05808006A TLT.doc
13
Om aan te tonen dat er inderdaad per te ontwikkelen woningbouwkavel 1000 m² stallen gesloopt zijn stelt de provincie conform afspraken met de Ontwikkelingsmaatschappij Ruimte voor Ruimte dossiernummers ter beschikking van aanvragen voor sloopsubsidie in het kader van de beëindigingsregeling. De benodigde dossiernummers voor onderhavig plangebied zijn opgenomen in onderstaande tabel. aanvraagnummer
mestnummer
4530905 114024855 Totaal ingebrachte m2 sloop
sloop m2 toegekende sloop m2 4.341
4.000 4.000
Ten aanzien van de locatie van de Ruimte voor Ruimte-kavels worden de planologische voorwaarden gesteld, deze komen overeen met artikel 3.5.2 uit de Verordening ruimte fase 1. Conclusie Het plan voldoet aan de beleidsregel Ruimte voor Ruimte.
VH 101029 05808006A TLT.doc
14
2.3
Gemeentelijk niveau
2.3.1
Structuurvisie Door de Gemeente Heusden is op 16 juli 2009 de Structuurvisie “Ideeën voor een plek” vastgesteld. Afbeelding 5 geeft een uitsnede van de plankaart. De ligging van het plangebied is aangegeven.
Afbeelding 5: Uitsnede plankaart structuurvisie
Onderhavig plangebied ligt in de zone buitengebied en is specifiek aangeduid als losse bebouwing. Het gebied wordt belendend door een zone aangeduid als ‘landschapszone met recreatieve potentie’. Conclusie De voorgenomen ontwikkeling past binnen de Structuurvisie.
2.3.2
Inbreidingsvisie In de concept Inbreidingsvisie Herpt d.d. oktober 2009 heeft de gemeente een ruimtelijk kader neergelegd om nieuwe bouwaanvragen te kunnen toetsen. Het plangebied is in deze Inbreidingsvisie aangewezen als mogelijke bouwlocatie, zie Afbeelding 6.
VH 101029 05808006A TLT.doc
15
Afbeelding 6 Inbreidingsvisie Herpt
De Inbreidingsvisie onderscheidt drie scenario’s voor inbreiding. Voorliggend plan valt onder scenario 2 “Nieuwe Erven”. “Nieuwe Erven” beschrijft het nieuw bestemmen van bestaande agrarische bedrijven / bebouwingsclusters. Met betrekking tot deze nieuwbouw wordt als volgt gesteld: “Bij nieuwbouw geldt dat het boerenerf de basis vormt voor een nieuwe bebouwingsopzet. De compactheid van de gebouwen, de volumes, de samenhang in materialisering en verbinding van het erf met het omringende landschap vormen beeldbepalende kenmerken. De woningen zijn aan de rand van het dorp en het buitengebied gesitueerd, en moeten zowel vanaf het gemeenschappelijk erf, vanuit de woning en vanuit het omringende landschap zichtbaar zijn. Een en ander mede uit een oogpunt van concentratie van bebouwing alsmede het respecteren van aanwezige kwaliteiten.” Dat het scenario “Nieuwe Erven” geschikt is voor Ruimte voor Ruimte projecten wordt expliciet benoemd. In de Inbreidingsvisie worden ook een aantal richtlijnen neergelegd ten aanzien van de beeldkwaliteiten. Deze zijn in dit plan meegenomen als ontwerpuitgangspunt. In hoofdstuk 5 wordt dieper ingegaan op de toe te passen beeldkwaliteit. Conclusie Het voorliggend plan geeft concreet invulling aan de Inbreidingsvisie Herpt 2.3.3
Woningbouwplanning 2010 – 2030 Op 24 augustus heeft het college van Heusden ingestemd met de Woningbouwplanning 2010-2030. Deze planning vormt de gemeentelijke input in het regionaal planningsoverleg. In de planning is rekening gehouden met de herontwikkeling van het voormalige agrarische perceel aan de Achterweg 28 in Herpt. Er is voorzien dat ter plaatse in 2012 6 dure koopwoningen worden gerealiseerd.
VH 101029 05808006A TLT.doc
16
2.4
Conclusies beleidskader Het plan voldoet aan alle relevante beleidsstukken. De Inbreidingsvisie bevat enkele richtlijnen die zijn meegenomen als ontwerpuitgangspunt voor dit plan.
VH 101029 05808006A TLT.doc
17
VH 101029 05808006A TLT.doc
18
3.
BESTAANDE TOESTAND Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van de ruimtelijk-functionele situatie in de wijdere en de directe omgeving alsmede de bestaande toestand van het plangebied.
3.1
Wijdere omgeving Afbeelding 7 geeft de ligging van het plangebied in de wijdere omgeving weer.
VH 101029 05808006A TLT.doc
19
Afbeelding 7: luchtfoto wijdere omgeving
VH 101029 05808006A TLT.doc
20
Ontsluiting Het noordelijk deel van het plangebied ligt, nog net binnen de bebouwde kom, aan de Herptseweg. De Herptseweg vormt de hoofdverbinding vormt tussen Herpt en Oud-Heusden. De zuidzijde van het perceel grenst aan de Achterweg, een kleinschalige verbinding tussen Herpt en het zuidelijke deel van Oud-Heusden. Ruimtelijk-functioneel De nederzetting Herpt is ontstaan tussen 1100 en 1300 langs drie linten, parallel aan het Oude Maasje. Deze linten zijn thans bekend als de Burgemeester Buijsstraat, de Hoofdstraat en de Achterweg. Het plangebied ligt aan dit laatste lint. De bebouwing van het plangebied is de eerste bebouwing aan de westelijke zijde van de Achterweg bij binnenkomst van het dorp vanuit het zuiden. Daarmee maakt het plangebied als het ware onderdeel uit van een informele dorpsentree. De bebouwing aan de Achterweg vormt aan deze zijde de rand van het dorp en daarmee de scheiding tussen een relatief grootschalige en rechtlijnige agrarische verkaveling in het westen en een kleinschalige woonverkaveling in het oosten. De noordelijke zijde van het plangebied grenst aan de Herptseweg. De Herptseweg is een relatief jonge ontsluiting die is ontstaan ter plekke van het Oudheusdensche Pad, een oude polderweg die tegenwoordig de verbinding met het nabijgelegen Oud-Heusden verzorgt. Ook hier maakt het plangebied deel uit van het ensemble rondom de dorpsentree. De Herptseweg vormt de scheiding tussen het in het Rijksbeschermde stadsgezicht beschermde deel van het schootsveld van de vesting Heusden in het noorden en een meer omsloten agrarisch gebied tussen Oud-Heusden en het Oude Maasje in het zuiden. De bebouwing van Herpt bestaat overwegend uit vrijstaande woningen met eenvoudige volumes in één laag met kap. De kappen zijn zowel haaks op als parallel aan de linten gesitueerd. Rooilijnen zijn zeer informeel en verspringend. Zowel hoofdvormen van de bebouwing, de kappen als het materiaalgebruik zijn zeer eenvoudig en bescheiden. Aan de randen van het dorp bevinden zich diverse agrarische bedrijven. De schaalgrootte van deze bedrijven is beduidend groter dan van de woonbebouwing. Hierdoor zijn de agrarische ensembles sterk beeldbepalend in de uitstraling van het dorp. Dit wordt versterkt doordat Herpt een dorp is in een open landschap met lange zichtlijnen. Het gebied ten westen van Herpt is een goed geconserveerd deel van het schootsveld van de oude vesting Heusden. De vesting tekent zich hier af aan de horizon. Het karakter van de Herptseweg en het centrale deel van de Achterweg wordt in belangrijke mate bepaald door een laanbeplanting van gewone es (fraxinus excelsior). De overige wegen in de directe omgeving en het zuidelijke deel van de Achterweg hebben geen significante laanbeplanting. Woonerven bevatten doorgaans enkele bomen. De voorzijde van het erf is helder geordend en groen ingericht. De agrarische erven zijn deels verhard of halfverhard en geordend rond een centrale plaats met veelal enkele bomen. Waar het erf aan het landschap grenst, is doorgaans sprake van een houtsingel parallel aan de verkavelingsrichting.
VH 101029 05808006A TLT.doc
21
3.2
Directe omgeving en plangebied Kaart 1 is een weergave van de bestaande toestand van de directe omgeving en is bijgevoegd als bijlage 1. Ontsluiting Zoals vermeld ligt onderhavig plangebied aan zowel de Herptseweg als de Achterweg. De intensiteit op de Achterweg is relatief laag. De intensiteit op de Herptseweg is relatief groot. Bij beide wegen zijn vrijwel alle aanliggende percelen rechtstreeks op de weg ontsloten. Afbeelding 8 is een foto van het plangebied genomen vanaf de Achterweg.
Afbeelding 8: foto plangebied vanaf Achterweg
VH 101029 05808006A TLT.doc
22
Bebouwing en functies Het bebouwingslint aan de Achterweg bestaat uit individuele bebouwing op ruime percelen. Enkele woonboerderijen worden afgewisseld door recentere bebouwing. Er is sprake van een menging van wonen en (agrarische) bedrijvigheid. De woningen staan aan de straatzijde. De bedrijfsbebouwing staat overwegend achter de woningen, zie Afbeelding 9.
Afbeelding 9: bestaand boerenerf Achterweg 28
Beplanting Het centrale deel van de Achterweg, tussen de Herptseweg en de Akkerstraat wordt aan de westzijde begeleid door laanbeplanting van volgroeide gewone es (fraxinus excelsior). De Herptseweg wordt aan beide zijden begeleid door een laanbeplanting van eveneens volgroeide gewone es. Beide wegen zijn voorzien van een groene berm, typerend voor de omgeving. Het overige groen wordt gevormd door de erfbeplanting op de individuele percelen. Erfscheidingen zijn hoofdzakelijk vormgegeven als hagen. Incidenteel hebben erfscheidingen aan de zijde van het open gebied de vorm van houtwallen, dit vindt voornamelijk plaats aan de randen van boerenerven.
VH 101029 05808006A TLT.doc
23
VH 101029 05808006A TLT.doc
24
4.
PLANBESCHRIJVING Na voorgaande inventarisatie en analyse volgt in dit hoofdstuk de beschrijving van het feitelijke plan. Kaart 2 in bijlage 2 is de inrichtingsschets.
4.1
Uitgangspunten Kern van de opgave is het realiseren van vier Ruimte voor Ruimte-kavels en twee reguliere kavels ten behoeve van het bouwen van 6 woningen. Het gewenste sfeerbeeld is landelijk wonen, gebaseerd op de dorpse kwaliteiten van Herpt. De nieuwe bebouwingsmogelijkheden blijven globaal binnen het gebied waar zich momenteel de agrarische opstallen bevinden. Dit voorkomt aantasting van de landschappelijke kwaliteiten van open gebied door uitbreiding van gebouwd volume. Kenmerkend voor Herpt zijn een aantal boerenerven die zich verspreid langs de randen van het dorp bevinden. De oorspronkelijke opstallen in het plangebied vormen samen een dergelijk boerenerf, een typisch ensemble voor Herpt. Een deel van de nieuw te realiseren woningen zal, samen met het te behouden woonhuis, een nieuw boerenerf gaan vormen. Dit boerenerfconcept vormt tevens onderdeel van de voorwaarden die het college van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Heusden (in antwoord op het ingediende principeverzoek) heeft gesteld aan het verlenen van medewerking aan het voorliggend bestemmingsplan. De gemeente Heusden heeft een aantal ontwerpuitgangspunten voor het boerenerfprincipe geformuleerd: een compacte bebouwing: de onderlinge afstanden tussen de woningen mag niet te groot zijn, dit ten behoeve van de onderlinge samenhang van de opstallen; beperkte voortuinen: woningen grenzen direct aan het erf; een gootlijn van maximaal 3 meter; variatie in volumes; samenhang in materialisering; doorzichten die het erf met het omringende landschap verbinden (spanning tussen openheid en beslotenheid). Uit paragraaf 4.2 zal blijken dat dit boerenerfconcept maximaal is doorgevoerd in het voorliggend bestemmingsplan Tot slot bestaat er de wens te komen tot een duurzame planontwikkeling. Een integrale benadering van het begrip duurzaamheid, door alle lagen van het planproces, is daarbij essentieel. Ook dit bestemmingsplan kan daarin bijdragen. Derhalve is in het ontwerp rekening gehouden met onder andere de volgende aspecten: Cultuurhistorie; het is aannemelijk dat een plan dat zich goed voegt in zijn context breed gedragen zal worden, dit bevordert de levensduur van het gerealiseerde. In dit plan wordt de relatie met de cultuurhistorie hoofdzakelijk gelegd middels het integraal doorvoeren van het boerenerfconcept. Gunstige zonoriëntatie van de woningen ten behoeve van een efficiënt energiegebruik. Goed waterbeheer. Minimaliseren van verhard oppervlak.
VH 101029 05808006A TLT.doc
25
4.2
Hoofdstructuur Dit bestemmingsplan maakt een ruimtelijk onderscheid tussen het noordelijk en het zuidelijk deel van het plangebied. Afbeelding 10 is hiervan een grafische weergave. De bestaande houtwal op de grens van percelen F1000 en F0335 vormt de fysieke scheiding tussen beide plandelen.
Afbeelding 10: principe indeling plangebied
4.2.1
Lintbebouwing Het noordelijk deel van het plangebied is onderdeel van de bestaande lintbebouwing. De bebouwing van de Herptseweg is een relatief nieuwe bebouwingsreeks, opgebouwd uit hoofdzakelijk vrijstaande woningen. In massa, architectuur en positionering op het kavel verschilt deze bebouwing niet van de kenmerkende lintbebouwing in de rest van het dorp. Hoofdvormen, kapvorm en materialisering zijn eenvoudig. Rooilijnen en nokrichting zijn divers (verspringend binnen een ruime bandbreedte c.q. zowel haaks op als parallel aan de weg). Zolang de nieuwe bebouwing aan deze zijde zich voegt binnen de kenmerkende bebouwingsfeer van Herpt, is er relatief veel vrijheid mogelijk in architectuur. Er is aan de Herptseweg ruimte voor twee woningen, zie Afbeelding 11.
VH 101029 05808006A TLT.doc
26
Afbeelding 11: schets vrijstaande woningen Herptseweg
4.2.2
Boerenerf principe Het introduceren van het boerenerf principe is van toepassing op het zuidelijk deel van het plangebied. Een boerenerf kent een aantal typerende opstallen die ieder met hun specifieke kenmerken de bouwstenen van het ensemble vormen. De nieuwe woningen refereren ieder aan één van deze bouwstenen en waarborgen zodoende het karakter van het geheel. Afbeelding 12 is een schets van een uitgebreid boerenerf met verschillende bebouwingstypologieën.
Afbeelding 12: principeschets boerenerf
VH 101029 05808006A TLT.doc
27
Woonhuis Het woonhuis vormt het gezicht van het boerenerf aan de straat. Afhankelijk van het type boerderij is het woonhuis een vrijstaand pand of vormt het een onderdeel van de massa waarin zich ook de stal bevindt. Traditioneel hebben de meeste boerenerven één woonhuis maar boerenerven met meerdere woonhuizen (voor zoons, dochters of meewerkend personeel) komen ook regelmatig voor. Gezien de positie van het woonhuis op het kavel en de status die er aan ontleend wordt, is het woonhuis het rijkst aan detaillering en gebouwd met relatief hoogwaardige materialen. In een omgeving als Herpt betekent ‘rijk gedetailleerd’ echter niet ‘rijk gedecoreerd’, weelderige ornamentiek en uitbundige vormentaal zijn hier niet op hun plaats. Oude stal Van oudsher is de oude stal de meest voorname opstal op het erf. De oude stal is in hoogte dominant en altijd achter de voorgevelrooilijn van het woonhuis gesitueerd. De nokrichting is dwars op de weg gesitueerd. De hoofdvorm is eenvoudig zonder aan- of opbouwen. De materialisering is verwant aan het oude woonhuis, oudere stallen hebben een rieten kap met wolfsenden.
Afbeelding 13: oude stal
Grote schuur De grote schuur(en) is (zijn) doorgaans het (de) grootste volume(s) op het erf. Deze zijn van meer recente datum. De hoofdvorm is zeer eenvoudig en langgerekt met een lage kap. De kap is dwars op de weg gesitueerd. De materialisering is eenvoudige. Vaak wordt geteerd gepotdekseld hout toegepast als gevel en plaatmateriaal (golfplaat) voor op het dak. De grote schuur is zeer terughoudend in verschijningsvorm.
VH 101029 05808006A TLT.doc
28
Afbeelding 14: grote schuur
Veldschuur De veldschuur is een open gebouw zonder voorgevel, oorspronkelijk bedoeld voor opslag. De veldschuur wordt geplaatst met de nokrichting haaks op die van de stal met, de open zijde bevindt zich aan het erf. Indien deze open zijde wordt voorzien van een terugliggende glasgevel kan de typologie met behoud van karakter worden aangewend als woonhuis. De materialisering van de veldschuur is wat betreft de gevel verwant aan de grote schuur, de materialisering van het dak is verwant aan die van het oude woonhuis. Zeer typerend voor de veldschuur is de asymmetrische kap met een lang deel met een lage goothoogte aan de achterzijde en een voorzijde die slechts functioneert als afdakje met een hoge goothoogte. Zie Afbeelding 15 (linker foto).
Afbeelding 15: veldschuur met overstek (links), bakhuisje (rechts)
VH 101029 05808006A TLT.doc
29
Bakhuisje Het bakhuisje is een klein stenen gebouwtje met een eenvoudige vorm zonder toevoegingen. De nokrichting is overwegend haaks op de nokrichting van de stal. Het bakhuisje heeft een vrijstaande plaatsing nabij de stal of het woonhuis, in ieder geval achter de voorgevelrooilijn van het huis. Afbeelding 15 (rechter foto) is een voorbeeld van een bakhuisje. Kleine veldschuur Idem als de veldschuur maar dan in kleinere uitvoering als bijgebouw. De nokrichting is dan minder relevant. Erf De inrichting van de open ruimte op het erf kent eveneens twee typologieën: voorerf en het werkerf. Van oudsher is het woonhuis het centrale gebouw op het voorerf. Het voorerf, gelegen aan de straatzijde, heeft een representatief en geordend karakter. Mogelijk bevinden zich hier, naast het woonhuis, onder andere een siertuin, een moestuin, een waterput, het kippenhok en de boomgaard.
Afbeelding 16: voorerf (links) en werkerf (rechts)
Het werkerf is geconcentreerd rond de centrale plaats en heeft een informele inrichting. Hier bevinden zich alle overige genoemde opstallen. Deze opstallen zijn compact geordend. Naast de ruimtelijke kwaliteit die dit biedt waarborgt deze plaatsing tevens de afstand van de bebouwing tot de milieucontour van naastgelegen veehouderij.
4.3
Ontsluiting en parkeren De twee woningen aan de Herptseweg worden direct ontsloten aan de weg. Het parkeren vindt plaats op eigen terrein volgens de gemeentelijke parkeernorm van 1,8. Hiertoe zal een inrit gecreëerd worden door de bestaande grasberm, rekening houdend met de bestaande bomen in die berm. Inpandig parkeren gebeurt in de hoofdbouwmassa of in een vrijstaande garage of carport.
VH 101029 05808006A TLT.doc
30
Afbeelding 17: parkeren in een vrijstaand bijgebouw (links) of in het hoofdvolume (rechts)
De woningen rond het boerenerf (de bestaande woning uitgezonderd) worden ontsloten vanaf het erf. Dit erf heeft één centrale inrit vanaf de openbare weg. Op het erf is ruimte voor bezoekersparkeren. Daarnaast heeft iedere woning twee parkeerplaatsen op eigen terrein. Inpandig parkeren gebeurt in de hoofdbouwmassa of in een vrijstaande garage of carport. Het erf heeft een informele inrichting, bij voorkeur gebruikmakend van een halfverharding met een doorlatend oppervlak, bijvoorbeeld in de vorm van grind. Het erf is een centrale ontmoetingsruimte met naast het parkeren ruimte voor onder andere spelen en groen.
4.4
Verkaveling en functies In het nieuwe boerenerfconcept bevindt zich naast de bestaande woning ook een nieuw woonhuis op het erf. De aanwezigheid kan van dit woonhuis kan worden gezien als tweede woonhuis op het erf maar mag ook worden geïnterpreteerd als onderdeel van een tweede boerenerf binnen de plangrenzen. Deze beide interpretaties zijn uitwisselbaar en kunnen worden gerealiseerd binnen dezelfde randvoorwaarden. De stalwoning is geplaatst achter het bestaande woonhuis. De stalwoning is de grootste woning op het erf en is tevens geplaatst op het grootste kavel. Afbeelding 18 is een voorbeeld van een stalwoning.
VH 101029 05808006A TLT.doc
31
Afbeelding 18: referentie stalwoning
De schuurwoning bevindt zich in de zuidelijkwestelijke hoek van het erf. De nokrichting van de schuurwoning is haaks op de weg gesitueerd. Ook hier is het volume eenvoudig van hoofdvorm. De rooilijn van de woning bevindt zich zo dicht mogelijk op de noordelijke erfgrens, teneinde het contact met het erf te maximaliseren. Afbeelding 19 is een referentiefoto van een schuurwoning.
Afbeelding 19: referentie schuurwoning
VH 101029 05808006A TLT.doc
32
De veldschuurwoning is het sluitstuk van de verkaveling. De woning is met de nok overdwars geplaatst aan de achterzijde van het plangebied. De afstand van de veldschuurwoning tot de oostelijke erfgrens is minimaal, teneinde de ruimte van het boerenerf visueel goed te kunnen beëindigen. Afbeelding 20 is een voorbeeld van een veldschuurwoning.
Afbeelding 20: referentie veldschuurwoning
De twee vrijstaande woningen aan de Herptseweg voegen zich in het spel van de verspringende rooilijnen aan diezelfde weg. Afbeelding 21 is een referentiefoto van een vrijstaande woning.
Afbeelding 21: referentie vrijstaande woning
De woonboerderij op de hoek van de Herptseweg en de Achterweg is karakteristiek voor zijn omgeving. Om het aanzien van deze boerderij te respecteren en tevens voldoende afstand tot de weg te creëren geldt de geprojecteerde lijn waarin
VH 101029 05808006A TLT.doc
33
de zijgevel van deze woonboerderij aan de Herptseweg ligt als uiterste bebouwingsgrens voor de twee vrije kavels. Ten behoeve van de kenmerkende differentiatie in het straatbeeld van Herpt is de meest oostelijke woning bij voorkeur georienteerd met de nokrichting haaks op de weg en de meest westelijke woning met de nokrichting parallel aan de weg. In de oorspronkelijke situatie vormt de bebouwing van het plangebied de eerste bebouwing van het dorp bij binnenkomst vanaf de Achterweg, zie Afbeelding 22. Ook in de nieuwe situatie zal dat het geval zijn. Deze dorpsentree, heeft in lijn met de rest van het dorp, een informeel karakter. De overgang tussen dorp en landschap is een geleidelijke, zachte overgang. Dat zachte karakter wordt versterkt door de aanwezige houtopstanden. In voorliggend bestemmingsplan wordt dit karakter behouden. Mede daarom is bouwhoogte van de schuurwoning lager dan de daarachter gelegen de veldschuurwoning. De bouwhoogte van de veldschuurwoning is op zijn beurt weer lager dan de bouwhoogte van de stalwoning. Vanaf de landschapszijde ontstaat zo een serie coulissen van bebouwing en groen die de ervaring van het weidse landschap op subtiele wijze scheiden van de beslotenheid van het dorp.
Afbeelding 22: dorpsentree vanaf de Achterweg
4.5
Groen en water Aan de zijde van de Herptseweg biedt de bestaande laanbeplanting een sterke ruimtelijke kwaliteit, deze wordt volledig gehandhaafd. Afbeelding 23 is een foto van de Herptseweg richting het dorp.
VH 101029 05808006A TLT.doc
34
Afbeelding 23: laanbeplanting van de Herptseweg
Traditioneel worden boerenerven veelal begrensd door houtwallen aan weerszijden, haaks op de weg, parallel aan de verkavelingsrichting. Aan de zuidzijde van het plangebied wordt een dergelijke houtwal voorgesteld. Deze houtwal fungeert tevens als verzachtend element in de overgang van het landschap naar de bebouwing. De houtwal die de noordelijke en zuidelijke zijde van het plangebied scheidt, is het noordelijke antwoord op de houtwal aan de zuidelijke zijde van het boerenerf. Zo mogelijk wordt deze behouden en versterkt.
Afbeelding 24: bestaande houtwal in het plangebied
VH 101029 05808006A TLT.doc
35
Daar waar het kavel aan het landschap grenst en zich geen houtwal bevindt wordt bij voorkeur géén erfscheiding gerealiseerd. Het uitzicht op het landschap wordt daarmee optimaal benut. Indien hier toch een erfscheiding noodzakelijk is, is deze ten hoogste twee meter hoog en groen uitgevoerd. De kavels hebben een groene, bij voorkeur gemeenschappelijke erfscheiding. Door het besloten karakter van het erf wordt een erfscheiding aan de voorzijde niet noodzakelijk geacht. Indien er toch sprake is van een erfscheiding, krijgt deze de vorm van een haag van ten hoogste één meter. In de lijn van het boerenerf is er in het meest zuidelijke deel van het plangebied ruimte voor het realiseren van een boomgaard of populierenbosje. Afbeelding 25 geeft een beeld van een haag en een boomgaard.
Afbeelding 25: haag (links) en boomgaard (rechts)
Alle aan te planten bomen en heesters dienen van inheemse soorten te zijn, passend in de landschappelijke kwaliteiten van Herpt.
4.6
Duurzaamheid
4.6.1
Richtlijnen VROM Het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer heeft in samenwerking met enkele andere partners een brochure gemaakt 'Overzicht borgingsmogelijkheden voor milieu in ruimtelijke planvorming', een bijlage bij de publicatie Milieu in ruimtelijke plannen van juli 2008. De brochure heeft als doel om tot een duurzame ruimtelijke ontwikkeling te stimuleren en bevat een aantal concrete maatregelen, die zijn onderverdeeld naar thema: flora en fauna; bodem, landschap en cultuurhistorie; water; verkeer; energie; afval; woon- en leefmilieu; ruimtegebruik.
4.6.2
Beleid gemeente De gemeente Heusden heeft in het rapport 'Duurzaamheidsagenda, een kader voor duurzaamheid in de gemeente Heusden', haar eigen duurzaamheidsambitie vastgelegd. De gemeente wil een zo groot mogelijke bijdrage te leveren aan het
VH 101029 05808006A TLT.doc
36
terugdringen van de CO2 uitstoot door energiebesparing en het inzetten van duurzame energiebronnen. De gemeente wil middels de Rijks regeling 'Stimulering Lokale Klimaatinitiatieven' haar ambitie concretiseren. De voor dit bestemmingsplan relevante items zijn: realiseren van woningen met een 75% verscherpte Energie Prestatie Coefficient (EPC) of realiseren van energieneutrale woningen; 10% van de energie die binnen de gemeentegrenzen wordt gebruikt wordt duurzaam opgewekt en geleverd via grootschalige en/of collectieve opties zoals windenergie, energie uit biomassa, energie uit waterkracht of warmte/koude/opslag; eventueel toepassing van LED verlichting in openbare verlichting. 4.6.3
Duurzame maatregelen In voorliggend plan zijn op basis van de VROM brochure en het gemeentelijk beleid de volgende concrete maatregelen opgenomen om tot een duurzame ruimtelijke ontwikkeling te komen: flora en fauna een flora fauna onderzoek is uitgevoerd conform de wettelijke verplichting water de afvoer van het (schone) hemelwater is gescheiden van de droogweerafvoer; het hemelwater wordt het eigen terrein geborgen en geïnfiltreerd; er worden geen uitlogende materialen gebruikt; energie het toepassen van bepaalde vormen van warmte en koude opslag is mogelijk; het gebruik van actieve zonne-energie (zonnepanelen) is mogelijk; woon- en leefklimaat het plan heeft een duidelijke identiteit (boerenerf concept); het gezamenlijke erf heeft een open karakter wat de sociale veiligheid bevordert; Ruimtegebruik het erf dient zowel als parkeervoorziening en als verblijfsgebied;
4.7
Beeldkwaliteit Aanvullend op de planbeschrijving in voorgaand hoofdstuk is een beeldkwaliteitplan opgesteld. Dit beeldkwaliteitplan is opgenomen in een separaat document dat dient als toetsingkader voor de ruimtelijke kwaliteit van de invulling van het plan.
VH 101029 05808006A TLT.doc
37
VH 101029 05808006A TLT.doc
38
5.
UITVOERINGSASPECTEN In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven.
5.1
Bodem Lankelma Geotechniek Zuid B.V. uit Oirschot heeft een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd: rapport "Verkennend bodemonderzoek Locatie aan de Achterweg 28 te Herpt" (30 januari 2009, 62599). Het rapport is bijgevoegd als bijlage 4. De conclusies en aanbevelingen van het onderzoeksrapport zijn hieronder integraal weergegeven. "Daar som (cis, trans) 1,2 –dichloorethenen, barium en xylenen in het grondwater en lood en zink in de bovengrond de desbetreffende streefwaarden/achtergrondwaarden overschrijden dient de onderzoekshypothese te worden verworpen. Formeel gezien is de bodem op de locatie niet geheel vrij van bodemverontreiniging. Gezien de aard en mate van de aangetroffen verontreiniging is nader onderzoek niet noodzakelijk. Er bestaan uit bodemkwaliteitsoogpunt geen beperkingen ten aanzien van de geplande ontwikkelingen. De gemeente is in deze echter bevoegd gezag. Opgemerkt wordt dat een eventuele puinlaag onder de betonverharding en stelconplaten niet is meegenomen in het onderzoek. " Algemene conclusie Tijdens / na de verwijdering van de stelconplaten en de betonverharding wordt bepaald of een aanvullend onderzoek naar bodemverontreiniging moet worden uitgevoerd. Dit wordt getoetst in de procedure voor de verlening van de omgevingsvergunning waarmee het bouwen mogelijk wordt gemaakt. Het reeds uitgevoerde onderzoek geeft geen aanleiding om te veronderstellen dat de bodemgesteldheid niet geschikt zou zijn voor de toekomstige functie. Derhalve levert het aspect bodem geen belemmeringen op aan de uitvoering van het bestemmingsplan.
5.2
Verkeerslawaai Amitec Milieuadviezen B.V. heeft een akoestisch onderzoek uitgevoerd in het kader van de Wet geluidhinder. De resultaten van het onderzoek zijn beschreven in het rapport Akoestisch onderzoek, Achterweg 28 te Herpt, AV.043w-2, d.d. 27 oktober 2009, zie bijlage 5. De conclusies en aanbevelingen van het onderzoeksrapport zijn hieronder integraal weergegeven. “Het onderzoek vindt plaats in het kader van een wijziging van het bestemmingsplan. Het plangebied ligt binnen de invloedsfeer van de Achterweg, Hoofdstraat, Herptseweg en de Van Cuijkstraat te Herpt. Doel van het onderzoek is het bepalen van de geluidsbelasting ter plaatse van het bouwplan vanwege het wegverkeer. Het plangebied is gelegen binnen de verkeerskundige kom.
VH 101029 05808006A TLT.doc
39
Op grond van de Wet geluidhinder dient bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd binnen de zones van wegen en industrieterreinen. Binnen het plangebied komen geen geluidsgezoneerde industrieterreinen en spoor-, tram- of metrowegen voor. Het akoestisch onderzoek heeft derhalve alleen betrekking op zones langs wegen. Voor het akoestisch onderzoek is de Standaardrekenmethode II (SRM-2, 2006) toegepast. Op grond van de Wet geluidhinder dient eerst getoetst te worden aan de voorkeursgrenswaarde. Sinds 1 januari 2007 bestaat op grond van de Wet geluidhinder de mogelijkheid voor gemeenten om zelf hogere waarden vast te stellen. De hoogst toelaatbare gevelbelasting is vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). Uit de berekeningen blijkt dat op het gehele perceel voldaan wordt aan de hoogst toelaatbare gevelbelasting van 63 dB. Voor de woningen gelegen ten noorden van de (53-5=) 48 dB contourlijn (circa 47 m vanaf de wegas van de Herptseweg), zal door de gemeente een procedure voor een hogere waarde doorlopen moeten worden ten einde een hogere waarde voor de Lden te verlenen. Woningen welke gebouwd worden ten zuiden van de (53-5=) 48 dB contourlijn van de Herptseweg voldoen aan de voorkeursgrenswaarde. Voor deze woningen hoeft geen hogere waarde procedure gestart te worden. Tevens zullen maatregelen getroffen moeten worden om een aanvaardbaar binnenniveau te kunnen realiseren. Het treffen van maatregelen aan de bron of in de overdracht is niet realistisch. Er dient daarom een onderzoek plaats te vinden naar de geluidswering van de gevels van de woningen. Alvorens een onderzoek naar de geluidswering van de gevels uitgevoerd kan worden dient per woning of per woningblok de exacte geluidsbelasting berekend te worden. Hiervoor dient eerst de exacte ligging van de woningen vastgesteld te worden.” Naar aanleiding van bovenstaande conclusies heeft Amitec op basis van de werkelijke bouwblokken aanvullend onderzoek gedaan waarin de exacte geluidsbelasting op de gevels is berekend. De resultaten zijn beschreven in een notitie die is bijgevoegd als bijlage 6. Conclusie De geluidsbelasting ter plaatse van de twee (reguliere) woningen aan de Herptseweg is hoger dan de voorkeursgrenswaarde. Het treffen van maatregelen aan de bron, zoals het vervangen van het wegdek, is vanwege beeldkwaliteit en financiële overweging ongewenst. Ook het treffen van maatregelen in de overdrachtsfeer, zoals een geluidsscherm is landschappelijk en stedenbouwkundig gezien geen optie. Daarom wordt een hogere waarde procedure doorlopen worden voor de twee woningen aan de Herptseweg. Indien de hogere grenswaarden worden verleend, vormt het aspect geluid geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.
VH 101029 05808006A TLT.doc
40
5.3
Luchtkwaliteit Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteitseisen in werking getreden. Deze Wet voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programmaaanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde plannen met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze ‘niet in betekenende mate’ bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Een plan draagt ‘niet in betekenende mate’ bij aan de luchtverontreiniging als de 3% grens niet wordt overschreden. De 3% grens is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 0,4 μg/m3 voor zowel PM10 als NO2. In de “Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)” wordt aangegeven, ook voor de 3% grens, op welke manier snel kan worden vastgesteld of de bijdrage van een nieuwbouwplan op de luchtkwaliteit valt onder de term ‘niet in betekenende mate’. De bijlage van de regeling geeft een harde omschrijving van een aantal gevallen. Voor woningbouw bijvoorbeeld geldt bij één ontsluitingsweg een aantal van 1500 nieuwe woningen netto (vervanging van bestaande woningen geldt als bijdrageneutraal). Het plan betekent een toename met zes woningen en blijft daarmee ruim onder het genoemde aantal van 1500 woningen. Het plan is hiermee niet in betekenende mate van invloed op de luchtkwaliteit. In de Wet luchtkwaliteitseisen is geen ‘omgekeerde werking’ opgenomen. Conclusie Het plan is niet in strijd met de Wet luchtkwaliteitseisen.
5.4
Externe veiligheid Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) moet individuele en groepen burgers een basisbeschermingsniveau garanderen tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen bij inrichtingen. Burgers moeten voldoende beschermd zijn tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen. Het basisbeschermingsniveau is een basisnorm dat de kans uitdrukt dat een omwonende overlijdt door een ongeluk met een gevaarlijke stof. Het is uitgedrukt in een getal: het plaatsgebonden risico (PR). Dat is de kans dat een persoon die een jaar lang permanent en onbeschermd op een bepaalde plaats aanwezig is, als rechtstreeks gevolg van een ongeluk met gevaarlijke stoffen overlijdt. Het Bevi stelt grenswaarden voor het plaatsgebonden risico (PR). Op basis van het Bevi zijn vaste veiligheidsafstanden opgenomen of is aangegeven via welke methodiek deze berekend kunnen worden. Deze veiligheidsafstanden worden getoetst aan de grenswaarden voor het plaatsgebonden risico.
VH 101029 05808006A TLT.doc
41
Daarnaast legt het Bevi een verantwoordingsplicht op voor het groepsrisico (GR). Het groepsrisico geeft de kans aan dat een groep personen door een ongeval bij een risicobedrijf overlijdt. Een gemeente of provincie moet een verantwoording van het groepsrisico afleggen bij veranderingen van het groepsrisico. Het groepsrisico moet verantwoord worden voor het gebied waarbinnen zich de gevolgen van een incident met gevaarlijke stoffen voordoen. Afbeelding 26 is een uitsnede van de risicokaart van Brabant. In de directe omgeving bevinden zich geen routes voor vervoer van gevaarlijke stoffen en/of objecten op basis waarvan een gevarencontour geldt. Tevens zijn er geen Bevi-inrichtingen en buisleidingen gevaarlijke stoffen in de directe omgeving zijn gesitueerd.
Afbeelding 26: Risicokaart Brabant
Conclusie Het project is niet in strijd met het Bevi en is niet gelegen in de directe nabijheid van een transportroute of buisleiding vervoer van gevaarlijke stoffen. Externe veiligheid is derhalve niet relevant voor de beoogde bestemmingsplanwijziging.
5.5
Bedrijven en milieuzonering In de omgeving van het plangebied bevinden zich geen niet-agrarische bedrijven. Conclusie Het voorliggend plan vormt geen belemmering voor niet agrarische bedrijven in de omgeving. Tevens is aangetoond dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat aangezien er geen niet-agrarische bedrijven in de nabije omgeving van het plangebied aanwezig zijn.
VH 101029 05808006A TLT.doc
42
5.6
Geurhinder veehouderijen Op 1 januari 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij in werking getreden. Op basis van deze wet moet worden beoordeeld of de bouw van nieuwe woningen of andere geurgevoelige objecten een belemmering vormen voor omliggende agrarische bedrijven. Tevens moet worden beoordeeld of het leefklimaat in het plangebied voldoende is. Herptseweg 1 Voor de Herptseweg 1 is op 16 december 1994 een milieuvergunning verleend voor het bedrijfsmatig houden en verhandelen van dieren. Gelet op de typering van het gebied is de geurcontour 100 meter. Op basis van het gemeentelijke geurbeleid kan deze contour worden teruggebracht tot 50 meter Volgens het vigerend bestemmingsplan heeft de Herptseweg 1 de bestemming Wonen. Uitbreiding van de agrarische activiteiten is dus niet mogelijk op basis van het vigerend bestemmingsplan. De geurcontour wordt derhalve gerekend vanaf het emissiepunt van de gevel van de stal, aangezien het bedrijf niet verder kan uitbreiden. Op bijlage 1 ‘Bestaande toestand’ is de geurcontour opgenomen. Belemmering voor bedrijfsuitbreiding De geplande nieuwbouw vormt geen belemmering voor de uitbreidingsmogelijkheden van het bedrijf, aangezien het bedrijf op basis van het vigerend bestemmingsplan niet verder mag uitbreiden en de hoofdgebouwen buiten de geurcontour worden gesitueerd. Gezond woon- en leefklimaat De woningen binnen het plangebied vallen buiten de geurcontour. Hiermee is een goed woon- en leefklimaat gewaarborgd. Conclusie Voor de woningen is sprake van een goed woon- en leefklimaat. De geplande ontwikkeling vormt geen belemmering voor de bedrijfsvoering van het bedrijf gelegen aan de Herptseweg 1.
5.7
Archeologie en cultuurhistorie Afbeelding 27 geeft een uitsnede van de Cultuurhistorische Waardenkaart 2005 van de provincie Noord-Brabant weer. Onderhavig plangebied is hierop aangeduid.
VH 101029 05808006A TLT.doc
43
Afbeelding 27: Uitsnede Cultuurhistorische Waardenkaart
5.7.1
Archeologie Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. In deze wet is onder meer opgenomen dat voor bouwwerkzaamheden met een oppervlakte van meer dan 100 m² én gelegen binnen een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde een archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden. Het plangebied ligt binnen een zone met de aanduiding lage archeologische verwachtingswaarde. Een archeologisch onderzoek is derhalve formeel niet vereist, maar is wel uitgevoerd vanwege de nabijheid van het oude Maasje. Bilan heeft het archeologisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn beschreven in rapport “Heusden 2010/B1618 (NB) – Herpt, Achterweg 28”, 1873 9350, d.d. 30-08-2010”, zie bijlage 7. De conclusie is hieronder integraal geciteerd: Op 27 november 2008 verleende Bureau Verkuylen BV namens Ruimte voor Ruimte CV aan BILAN opdracht voor een archeologisch bureau- en inventariserend booronderzoek (karterende fase) voor het plangebied ‘Achterweg 28’ in Herpt in de gemeente Heusden (provincie Noord-Brabant). Uit het bureauonderzoek bleek dat het plangebied volgens de IKAW vanwege de ligging op de relatief recente stroomgordel van het Oude Maasje een lage archeologische verwachting. Op de oeverwallen van deze rivier zijn echter archeologische waarden uit de late ijzertijd, Romeinse tijd en Middeleeuwen bekend. Het gebied direct ten oosten van het plangebied heeft vanwege het voorkomen van oude woongronden van Herpt wel een hoge archeologische verwachting. In het begin van de negentiende eeuw bevond zich echter ook in het plangebied bebouwing van deze nederzetting. In de omgeving van het plangebied zijn archeologi-
VH 101029 05808006A TLT.doc
44
sche waarden uit de vroege en late Middeleeuwen, de Nieuwe tijd en mogelijk ook uit de Romeinse tijd aangetroffen. Het oostelijke deel van het plangebied is in ieder geval vanaf de eerste helft van de negentiende en mogelijk eerder bebouwd geweest. In de loop van de negentiende en/of twintigste eeuw is deze bebouwing vervangen door nieuwbouw. Het centrale deel van het plangebied is vanaf de jaren vijftig bebouwd geweest. In de jaren zeventig is de bebouwing in het plangebied door nieuwere grotere bebouwing vervangen en is ook het noordelijke deel van het plangebied bebouwd geraakt. Over het algemeen heeft bedrijfsbebouwing een beperkte funderingsdiepte, waardoor de verwachting is dat de bodem in het plangebied nog grotendeels onverstoord is. Op basis van deze gegevens kunnen in de afzettingen van het Oude Maasje (vanaf of nabij het maaiveld) archeologische waarden uit de late ijzertijd, Romeinse tijd, Middeleeuwen en Nieuwe tijd aanwezig zijn en wordt aan het plangebied een hoge archeologische verwachting toegekend. Uit het veldonderzoek bleek dat de geul-/ oeverwalafzettingen van de stroomgordel van het Oude Maasje in het plangebied vanaf een diepte van 60 à 165 cm –mv (d.w.z. 34 à 164 cm +NAP) aanwezig zijn. Deze afzettingen zijn afgedekt met kleiiger oeverwal(-kom-nabije-)afzettingen. De top van deze afzettingen zijn door antropogene afzettingen beïnvloed, waardoor waarschijnlijk een oude woongrond is ontstaan. Deze oude woongrond is plaatselijk door recentere ingrepen verstoord. Eventuele archeologische waarden worden vanaf het maaiveld verwacht en zullen derhalve bij de bouwwerkzaamheden worden verstoord. Er werden uitsluitend archeologische indicatoren uit de Nieuwe tijd aangetroffen, die kunnen wijzen op een vindplaats in of rondom het plangebied. Op basis van het uitgevoerde onderzoek is de kans op het aantreffen van indicatoren uit de vroegere perioden klein en kan de aanwezigheid van archeologische waarden uit vroegere perioden niet worden uitgesloten. Op basis van deze gegevens behoudt het plangebied een hoge archeologische verwachting en wordt, indien in het plangebied bodemingrepen worden uitgevoerd, geadviseerd een vervolgonderzoek in de vorm van een proefsleuvenonderzoek uit te voeren om de aan- of afwezigheid vast te stellen en, indien aanwezig, de aard, het karakter, de omvang, de datering, de gaafheid, de conservering en de inhoudelijke kwaliteit van de archeologische waarden te bepalen. Dit selectieadvies moet, voordat bodemverstorende activiteiten plaatsvinden, door de verantwoordelijke overheid worden beoordeeld en onderschreven in een selectiebesluit. Voorafgaand aan het vervolgonderzoek dient een Programma van Eisen worden opgesteld, dat dient te worden geaccordeerd door de verantwoordelijke overheid. Conclusie Het proefsleuvenonderzoek wordt uitgevoerd nadat de bestaande opstallen en verharding zijn gesloopt. Ter bescherming van mogelijke archeologische waarden is in het bestemmingsplan een dubbelbestemming Waarde – Archeologie opgenomen. Op deze wijze is het aspect archeologie in het kader van het bestemmingsplan voldoende geborgd.
VH 101029 05808006A TLT.doc
45
5.7.2
Cultuurhistorie Het dorp Herpt ligt op de oude, hoger gelegen stroomgordel van het Oude Maasje. Vanwege deze ligging heeft het plangebied een hoge verwachting voor archeologische waarden uit de late ijzertijd, Romeinse tijd, Middeleeuwen en Nieuwe tijd. In latere perioden was het zuidelijk deel van het plangebied lange tijd in gebruik als bouwland en stond bekend als ‘Het Wielblok’. De term ‘Wiel’ in die naam verwijst naar een diep gat dat wordt uitgekolkt na een dijkdoorbraak, hetgeen enig inzicht geeft in de bewogen geschiedenis van de waterlopen in de omgeving. De voorzijde van het perceel aan de Achterweg is op de Cultuurhistorische Waardenkaart van de Provincie Noord-Brabant aangeduid met de waardering ‘hoog’ in de categorie historische stedenbouw. Hier is sprake van een kenmerkende lintbebouwing. De achterzijde van het perceel is op deze kaart aangeduid als onderdeel van het schootsveld in de categorie ‘historische zichtrelaties’ De huidige opstallen in het plangebied hebben geen aanduiding als waardevolle of monumentale bebouwing. Het ensemble van het agrarische bedrijf als geheel en diens positie aan de dorpsrand is echter een kenmerkend onderdeel van de dorpsstructuur van Herpt. In de eerste helft van de negentiende eeuw was het gebied enige tijd in gebruik als bouwland en dan weer als grasland, ingeklemd tussen de Maas in het noorden en het Oude Maasje in het zuiden. De oorspronkelijke bebouwing (boerderij met woonhuis) van het zuidelijke perceel stamt vermoedelijk uit deze periode. In de jaren vijftig van de 20ste eeuw ontstond er meer bebouwing in het plangebied. Het huidige woonhuis is vermoedelijk herbouwd in de eerste helft van de 20ste eeuw. De naastgelegen stal stamt uit de jaren zeventig maar de gevelindeling en een afwijkende kleur baksteen in het onderste deel van de gevel duiden erop dat het waarschijnlijk een verbouwing/uitbreiding van een oudere opstal betreft. Ook in het noordelijk deel van het plangebied zijn in de jaren zeventig bedrijfsloodsen opgericht, deze zijn in de jaren negentig weer gesloopt waarna het betreffende perceel weer zijn oorspronkelijke functie als grasland kreeg. Naastgelegen boerderij (Achterweg 26) is aangeduid als cultuurhistorisch waardevol object volgens het Monumenten Inventarisatie Project (M.I.P.) dat is uitgevoerd in de periode tussen 1986 en 1995. Deze straatbeeldtyperende boerderij stamt uit 1890 maar heeft geen directe relatie met het plangebied, zie Afbeelding 28.
VH 101029 05808006A TLT.doc
46
Afbeelding 28: Achterweg 26
Volgens de Cultuurhistorische Waardenkaart Brabant bevinden zich binnen het plangebied twee waarden: Schootsveld van de vesting Heusden; Oeverwalnederzetting Herpt. Het schootsveld van de vesting Heusden betreft het open, overwegend agrarisch, gebied tussen de vestingwerken van Heusden en Herpt. Van oudsher werd dit terrein ontwaard van bebouwing om goed zicht te hebben op potentiële belagers van de vesting. De bebouwing van voorliggend plan bevindt zich aan de rand van dit schootsveld. De realisatie van de voorziene bebouwing betekent geen noemenswaardige verandering van de grens van dit schootsveld aangezien zich momenteel agrarische opstallen op dezelfde plek bevinden. De Oeverwalnederzetting Herpt wordt als volgt beschreven: “Een ten zuidoosten van Heusden gesitueerd gehucht. Herpt heeft een langgerekte, ovaalvormige structuur opgebouwd uit een drietal, licht gebogen, noord-zuid getraceerde wegen, parallel aan het Oude Maasje. De Burgemeester Buysstraat en de Hoofdstraat zijn hiervan de oudste. Het bebouwingsbeeld is overwegend verspreid met een agrarische functie. Kenmerkend is de padenstructuur gelegen tussen de drie hoofdwegen. Langs verschillende wegen en paden liggen relicten van laanbeplanting, houtkanten en hagen. Herpt ontstond omstreeks de periode 1100-1300 op enkele stroomruggronden van de Maas, aan de westzijde van het Oude Maasje. In het noordelijke gedeelte bevinden zich de restanten van de in 1944 verwoeste kerk (1200-1800), ten westen daarvan werd in 1924 een katholieke kerk opgetrokken. Hier bevindt zich een concentratie van woonhuizen. Na 1940 werd in het zuidelijke en vooral het noordelijke gedeelte de bebouwing verdicht en uitgebreid.” Voorliggend bestemmingsplan voegt zich binnen bovenstaande beschrijving, met name omdat de voormalige agrarische functie het leidend beginsel vormt voor de te realiseren verkavelingsopzet en woningtypen. Tevens wordt daarbij aangesloten op bijbehorende inrichtingskarakteristieken. De beschreven waarde blijft in tact en wordt niet bedreigd door de geplande ontwikkeling. Conclusie Er worden geen cultuurhistorische waarden aangetast.
VH 101029 05808006A TLT.doc
47
5.8
Flora en fauna De wettelijke bescherming van natuurgebieden is geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998. Sinds 1 oktober 2005 is hierin ook het beschermingsregime van de Vogel- en Habitatrichtlijn geïmplementeerd. Vogel- en Habitatrichtlijngebieden worden volgens de gewijzigde wet beschouwd als Beschermd Natuurmonument annex Natura 2000-gebied. Om een overzicht te verkrijgen van de binnen het plangebied en de omgeving aanwezige beschermde soorten en de eventuele gevolgen van het bouwplan voor deze soorten heeft Staro natuur en beheer een quickscan uitgevoerd. Dit onderzoek (Rapportnummer P09-0186, november 2009) is bijgevoegd als bijlage 8. De conclusies van het onderzoek zijn hieronder geciteerd: “Concluderend kan gesteld worden dat: de toekomstplannen mogelijk in strijd zijn met de natuurwetgeving wat betreft vleermuizen. Nader onderzoek is voor deze soortgroep nodig; mogelijk huismus, steenuil of kerkuil in het plangebied voorkomen. Nader onderzoek is nodig in het broedseizoen; de aanbevelingen ten aanzien van vogels in acht genomen dienen te worden; de werkzaamheden voor de overige soortgroepen geen overtreding van de natuurwetgeving tot gevolg hebben.” Naar aanleiding van bovenstaande conclusies heeft Staro Natuur en Buitengebied aanvullend onderzoek naar vleermuizen uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn beschreven in briefrapport “oplevering resultaten vogel- en vleermuisonderzoek Achterweg 29 (P010-022), d.d. 27 oktober 2010, zie bijlage 9. De conclusies van dit onderzoek zijn hieronder integraal overgenomen: “Uit het onderzoek blijkt dat vleermuizen foerageren bij het grasveld en beplanting nabij het woonhuis en de stallen, maar dat het geen belangrijk foerageergebied is. In de omgeving van het plangebied is tevens voldoende geschikt foerageer gebied aanwezig. Er zijn geen kraamkolonies en/of winterverblijfplaatsen van vleermuizen waargenomen in het plangebied. Uilen zijn niet aangetroffen in het plangebied. Tevens zijn er geen sporen van uilen waargenomen. De huismus en gierzwaluw of sporen van deze soorten zijn binnen het plangebied niet aangetroffen. Het slopen van de stallen is niet in strijd met de Flora- en faunawet.” Conclusie Na een quickscan natuurwaarden en een aanvullend veldonderzoek naar vogels en vleermuizen, wordt geconcludeerd dat voorliggend plan niet in strijd is met de Flora- en faunawet. Nader onderzoek is derhalve niet vereist.
5.9
Waterparagraaf
5.9.1
Inleiding Grasveld Civiele Techniek heeft de volgende stukken gebruikt voor het opstellen van deze paragraaf: Inrichtingsschets d.d. 10 november 2009 van Bureau Verkuylen; Verkennend bodemonderzoek d.d. 30 januari 2009 van Lankelma;
VH 101029 05808006A TLT.doc
48
5.9.2
Luchtfoto bestaande toestand d.d. 29 oktober 2008 van Bureau Verkuylen.
Beleid Waterschap Aa en Maas Het projectgebied valt binnen het werkgebied van het Waterschap Aa en Maas. Het Waterschap heefteen waterbeheerplan 2010 – 2015 (november 2009, Waterschap Aa en Maas) en haar Beleidsnota ‘Uitgangspunten watertoets waterschap Aa en Maas’ waar acht centrale uitgangspunten geformuleerd zijn. Deze uitgangspunten zijn: Wateroverlastvrij bestemmen; Gescheiden houden van vuilwater en schoon hemelwater; Doorlopen van de afwegingsstappen: hergebruik, infiltratie, buffering, afvoer; Hydrologisch neutraal bouwen; Water als kans; Meervoudig ruimtegebruik; Voorkomen van vervuiling; Waterschapsbelangen: ruimteclaims voor waterberging ruimteclaims voor de aanleg van natte EVZ’s en beekherstel aanwezigheid en ligging watersysteem aanwezigheid en ligging waterkering aanwezigheid en ligging van infrastructuur en ruimteclaims t.b.v. de afvalwaterketen in beheer van het waterschap De uitgangspunten van het Waterschap komen in deze notitie aan de orde.
5.9.3
Gebiedskenmerken Verharding Binnen het projectgebied is bestaande bebouwing en terreinverharding aanwezig met een totale oppervlakte van ca. 5.100 m2. De vier Ruimte voor Ruimte woningen worden gebouwd op de locatie van de huidige stallen en verharding. In het kader van de Ruimte voor Ruimte regeling is aanvullend elders in Brabant 4.000 m2 stal gesloopt. Deze 4.000 m2 is niet meegenomen in deze watertoets. Het is niet bekend hoe de bebouwing en terreinverharding zijn aangesloten op riolering of bestaande watergang. De bebouwing en terreinverharding zijn aangegeven op de Luchtfoto bestaande toestand d.d. 29 oktober 2008 van Bureau Verkuylen. Hoogteligging De hoogteligging van het terrein varieert tussen 2,3 en 2,9 meter boven NAP. De zuidkant van het plangebied is de hoge kant. Ondiepe bodemopbouw De bodem bestaat vanaf het maaiveld tot 4,0 m minus maaiveld uit matig fijn siltig zand met plaatselijk leemlagen. Grondwater De grondwaterstand is door Lankelma op 26 januari 2009 ter plaatse gemeten op 2,10 m minus maaiveld.
VH 101029 05808006A TLT.doc
49
Afwegingsstappen Voor de omgang met het schone hemelwater zijn de afwegingsstappen hergebruik, infiltratie, buffering, afvoer doorlopen. Hergebruik van hemelwater wordt niet haalbaar geacht gezien de beperkte omvang van de ontwikkeling (6 woningen). Conform de civiel- en cultuurtechnische randvoorwaarden van de gemeente Heusden (LIOR) zal het schoon water ter plaatse worden geïnfiltreerd. De doorlatendheid van de bodem is niet bekend. Uitgaande van de boringen uit het verkennend bodemonderzoek worden aanvullende maatregelen (grondverbetering) nodig geacht om op de locatie te infiltreren. Voor de twee woningen aan de Herptseweg is het voorstel om een watergang langs de Herptseweg aan te leggen waarin het schone hemelwater kan worden geïnfiltreerd. Het hemelwater van de daken en inritten wordt hierbij ondergronds afgevoerd naar de watergang. Voor de vier woningen aan de Achterweg is het voorstel om de centrale toegangsweg in een bestrating van straatbakstenen uit te voeren met een ondergrondse bergings-/infiltratievoorziening. Hierbij wordt hemelwater van de rijbaan, daken en inritten middels een ondergrondse leiding naar de ondergrondse infiltratievoorziening geleid. 5.9.4
Toekomstig watersysteem In het watersysteem maken wij onderscheid in de droogweerafvoer (huishoudelijk afvalwater) en regenwaterafvoer (neerslag). Deze beide rioolwaterstromen worden gescheiden gehouden in overeenstemming met de uitgangspunten van het Waterschap. Dit betekent dat er twee aparte rioolsystemen worden aangelegd. Beide systemen worden in de onderstaande paragrafen separaat beschreven. Droogweerafvoer De droogweerafvoer (DWA) van de zes bouwkavels voeren af naar de bestaande vuilwaterriolering. De twee woningen aan de Herptseweg worden separaat van elkaar aangesloten op de bestaande vuilwaterriolering in de Herptseweg. De vier woningen aan de Achterweg worden verzameld in een nieuw hoofdriool onder de centrale toegangsweg. Dit hoofdriool zal worden aangesloten op de bestaande vuilwaterriolering in de Achterweg. De aansluitpunten op de vuilwaterriolering in de Herptseweg en de Achterweg worden tijdens de civieltechnische planvoorbereiding in overleg met de gemeente bepaald. Regenwaterafvoer De keuze is gemaakt om het regenwater afkomstig van de daken en inritten van de twee woningen aan de Herptseweg te infiltreren in een aan te leggen watergang langs de Herptseweg en het regenwater van de daken en perceelsverhardingen van de vier woningen aan de Achterweg aan te sluiten op een bergings/infiltratievoorziening onder het toegangspad. Als gevolg van de ontwikkeling van de locatie worden 4 nieuwe Ruimte voor ruimte woningen en 2 nieuwe reguliere woningen en inrit van ca. 250 m2 gerealiseerd. De nieuwe terreinverharding in de Achterweg bedraagt ca. 1.575 m2.
VH 101029 05808006A TLT.doc
50
Voor de realisatie van de vier Ruimte voor Ruimte woningen wordt op het terrein 5100 m2 stalruimte en verharding afgebroken. In totaal wordt er (4 x 250 m2 + 2/3 deel van de terreinverharding Achterweg) 1.000 m2 + 1.050 m2 = 2.050 m2 nieuwe verharding gecreëerd. Deze ontwikkeling is hydrologisch positief en een aanvullende water bergingsvoorziening voor de nieuwe verharding is dan ook niet noodzakelijk. De twee reguliere woningen die buiten de Ruimte voor Ruimte woningen vallen, dienen hydrologisch neutraal te worden ontwikkeld. De totale nieuwe verharding voor de reguliere woningen bedraagt (2 x 250 m2 + 1/3 deel van de terreinverharding Koesteeg) 500 m2 + 525 m2 = 1.025 m2. Op basis van de tool hydrologisch neutraal ontwikkelen (HNO-tool) van waterschap Aa en Maas is onder maatgevende omstandigheden (neerslagreeks T = 10 + 10%) een berging benodigd van 49 m3. Daarbij mag een hoeveelheid van 65 m3 (neerslagreeks T = 100 + 10%) niet tot wateroverlast binnen het plangebied of bij derden leiden. Een uitdraai van de HNO-tool is als bijlage 10 toegevoegd. De minimaal benodigde capaciteit kan worden gerealiseerd door het verbreden van een waterloop ter plaatse van de twee kavels aan de Herptseweg en het aanleggen een waterbergingssyseem ter plaatse van de vier kavels aan de Achterweg. Nabij de kavels aan de Herptseweg wordt in de bestaande waterloop met een lengte van 50 m en de onderstaande afmetingen een berging gecreëerd. De berging in de waterloop zal, gerekend met een waterschijf van 0,30 m en een waking van 0,50 m, voldoen aan de bergingseis.
De locatie en uitwerking van de aansluiting (overstort) zal in overleg met de betrokken partijen (Ruimte voor Ruimte, gemeente Heusden en Waterschap Aa en Maas) in de fase van de civieltechnische planvoorbereiding plaatsvinden. Nabij de vier kavels aan de Achterweg wordt een bergingssysteem gerealiseerd met een minimaal benodigde capaciteit van 28 m3. De oppervlakte van het bergingssysteem bedraagt ca. 72 m2. De dikte van de waterberging is minimaal 0,39 m. Wij verwachten dat waterbergende fundering boven de GHG komt te liggen.
VH 101029 05808006A TLT.doc
51
5.9.5
Aandachtspunten Om vervuiling tegen te gaan dient de toepassing van uitlogende bouwmaterialen te worden voorkomen.
VH 101029 05808006A TLT.doc
52
5.10
Belemmeringen Op kaart 2 Bestaande toestand zijn alle relevante hindercontouren weergegeven, te weten: een geur- en geluidscontour.
VH 101029 05808006A TLT.doc
53
6.
FINANCIËLE ASPECTEN
6.1
Regelgeving grondexploitatie In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is in afdeling 6.4 de regelgeving rondom grondexploitatie opgenomen. Centrale doelstelling van deze regelgeving is om in de situatie van particuliere grondexploitatie te komen tot een verbetering van het gemeentelijk kostenverhaal en de versterking van de gemeentelijke regie bij locatieontwikkeling. In artikel 6.12 van de Wro is bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen. In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is vastgelegd wat onder een bouwplan wordt verstaan. De bouw van een of meerdere hoofdgebouwen is in het betreffende artikel van de Bro opgenomen. Een exploitatieplan dient tegelijkertijd met een bestemmingsplan te worden vastgesteld. In de Wro is tevens opgenomen, dat kan worden afgeweken van de verplichting tot het opstellen van een exploitatieplan indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is. Dit is het geval indien de gemeente en de initiatiefnemer en/of de ontwikkelende partij een privaatrechtelijke overeenkomst hebben gesloten over de verdeling van kosten bij de grondexploitatie. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet een expliciet besluit worden genomen dat het niet noodzakelijk is om een exploitatieplan vast te stellen. Bij de herontwikkeling van het voormalige agrarische bedrijf naar woningbouw is een overeenkomst tussen de gemeente en de ontwikkelende partij gesloten, waardoor het niet noodzakelijk is een exploitatieplan op te stellen. Het vaststellen van een exploitatieplan is derhalve niet aan de orde.
6.2
Economische uitvoerbaarheid Conform artikel 3.1.6 Bro moet de economische uitvoerbaarheid van het plan worden onderzocht. De beoogde ontwikkeling is een particulier initiatief. Door de ontwikkelaar is een exploitatieberekening opgesteld die vertrouwelijk is getoetst. Op grond van de uitgevoerde berekeningen kan worden geconcludeerd dat sprake is van een sluitende grondexploitatie en de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in voldoende mate zeker is gesteld.
VH 101029 05808006A TLT.doc
54
VH 101029 05808006A TLT.doc
55
7.
JURIDISCHE ASPECTEN
7.1
Algemeen In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke manier voorliggend plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling bindt burgers en overheid. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de notitie “Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008, bindende afspraken en aanbevelingen met betrekking tot de opbouw en de presentatie van het bestemmingsplan (digitaal en analoog)” (SVBP2008) en het “Informatiemodel Ruimtelijke Ordening 2008” (IMRO2008). Het bestemmingsplan bestaat uit: de toelichting; bijlagen bij de toelichting; de plankaart c.q. de verbeelding (hierna te noemen plankaart); de planregels. De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake nadere eisen en ontheffing. De plankaart geeft de bestemmingen weer met de daarbij behorende harde randvoorwaarden. De plankaart vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.
7.2
Planregels De indeling van de planregels is als volgt. Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4
Inleidende regels Bestemmingsregels Algemene regels Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 1
Inleidende regels
Begrippen (artikel 1) In dit artikel zijn de begrippen gedefinieerd, die in de planregels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Wijze van meten (artikel 2) In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
VH 101029 05808006A TLT.doc
56
Hoofdstuk 2
Bestemmingsregels
De bestemmingsregels zijn conform de SVBP2008 als volgt opgebouwd: Bestemmingsomschrijving Bouwregels Nadere eisen Afwijken van de bouwregels Specifieke gebruiksregels Afwijken van de gebruiksregels Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden Wijzigingsbevoegdheid Per bestemming kunnen onderdelen, voor zover niet relevant, ontbreken. In de bestemmingsomschrijving wordt omschreven voor welke doelen/functies de gronden mogen worden gebruikt. In voorliggend bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen opgenomen: Agrarisch (artikel 3) De gronden binnen het plangebied met de bestemming agrarisch maken in het bestemmingsplan van 1996 onderdeel uit van het agrarisch bouwblok. Om te voorkomen dat in de nieuwe situatie op deze gronden agrarische opstallen gebouwd kunnen worden, is de bestemming gewijzigd naar agrarisch. Tuin (artikel 4) De gronden met de bestemming tuin zijn bedoeld voor o.a. tuinen, erven, verhardingen en waterhuishoudkundige voorzieningen. Binnen deze bestemming mogen slechts kleine gebouwen zoals erkers of luifels worden gebouwd. Verkeer - Verblijfsgebied (artikel 5) In deze bestemming betreft het gemeenschappelijke erf van de woningen. Binnen deze gronden kunnen o.a. wegen en parkeervoorzieningen worden gerealiseerd. Wonen (artikel 6) Alle woningen in het plangebied vallen binnen de bestemming wonen. Op de verbeelding zijn vier verschillende ‘specifieke bouwaanduidingen’ weergegeven. Binnen deze aanduidingen gelden regels ten aanzien van de bebouwing. Deze aanduidingen zijn opgenomen om te zorgen dat de nieuwe bebouwing binnen de stedenbouwkundige uitgangspunten wordt gerealiseerd. Per bouwaanduiding worden o.a. de goot- en bouwhoogte, en de dakhelling vastgelegd. Waarde - Archeologie (artikel 7) Met deze (dubbel)bestemming worden de agrarische waarden beschermd. Deze bestemming is opgenomen omdat tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan de opstallen nog niet gesloopt waren, en dus geen archeologisch veldonderzoek heeft kunnen plaatsvinden. Na sloop van de opstallen zal een proefsleuvenonderzoek worden uitgevoerd om de aanwezig van eventuele archeologische waarden vast te stellen.
VH 101029 05808006A TLT.doc
57
Hoofdstuk 3
Algemene regels
Anti-dubbeltelregel (artikel 8) Om misbruik van de bouwregels te voorkomen, is in dit artikel bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor een bouwvergunning hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen. Algemene bouwregels (artikel 9) In dit artikel zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van bestaande maten en ondergeschikte bouwonderdelen. Algemene gebruiksregels (artikel 10) Onder de algemene gebruiksregels is een verwijzing naar het verbod in de Wro opgenomen om gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. Algemene aanduidingsregel (artikel 11) Op de plankaart is een aanduiding milieuzone –geur opgenomen, die de geurcontour van het aangrenzende agrarische bedrijf weergeeft. Binnen deze geurcontour mogen geen geurgevoelige objecten gebouwd worden. Zodra deze geurcontour komt te vervallen, hebben Burgemeester en Wethouders de bevoegdheid om de plankaart te wijzigen en deze geurcontour aan te passen c.q. te laten vervallen. Algemene afwijkingsregels (artikel 12) In dit artikel is een aantal algemene ontheffingsmogelijkheden opgenomen. Deze ontheffingen betreffen het overschrijden van de maximaal toegestane maten, afmetingen en percentages. Algemene procedureregels (artikel 13) In dit artikel zijn de procedures beschreven die doorlopen moeten worden bij de toepassing van een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan. Overige regels (artikel 14) In de overige regels is een strafregel opgenomen en is de werking van wettelijke regelingen vastgelegd.
Hoofdstuk 4
Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht (artikel 15) Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen. Het gebruik van de bebouwing daarentegen wordt indien mogelijk positief bestemd of indien noodzakelijk door handhaving aan de gebruiksregels van de betreffende bestemming aangepast. Slotregel (artikel 16) Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
VH 101029 05808006A TLT.doc
58
VH 101029 05808006A TLT.doc
59
8.
PROCEDURE / MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID Het bestemmingsplan doorloopt de volgende procedure: a. Overleg ex artikel 3.1.1 Bro b. Terinzagelegging ontwerpbestemmingsplan c. Vaststelling door gemeenteraad d. Terinzagelegging vastgesteld bestemmingsplan
8.1
Informatiebijeenkomst Op 25 oktober 2010 is een informatiebijeenkomst voor omwonenden en belanghebbenden georganiseerd. Tijdens deze bijeenkomst is de beoogde ontwikkeling toegelicht. Aanwezigen zijn tijdens deze avond in de gelegenheid gesteld om hun reactie op de beoogde ontwikkeling te geven.
8.2
Overleg ex artikel 3.1.1 Bro Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg gepleegd te worden met het waterschap en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor dit plan overleg gepleegd met: 1. Gedeputeerde Staten Noord-Brabant, directie Ruimtelijke Ontwikkeling en Handhaving 2. Waterschap Aa en Maas 3. VROM-Inspectie regio Zuid 4. Regionale Brandweer Door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, Inspectie VROM regio Zuid en het Waterschap Aa en Maas zijn reacties ingediend. Deze reacties zijn opgenomen in Bijlage 11. Voor zover de binnengekomen reacties hebben geleid tot aanpassingen in het bestemmingsplan, zijn deze in het onderhavige document verwerkt.
8.2.1
Gedeputeerde Staten Noord-Brabant Reactie In haar brief geven GS aan geen opmerkingen te hebben over het voorontwerpbestemmingsplan in relatie tot de provinciale belangen die op basis van het provinciaal ruimtelijke beleid relevant zijn. Beantwoording gemeentezijde Dit wordt ter kennisneming aangenomen.
VH 101029 05808006A TLT.doc
60
8.2.2
Waterschap Aa en Maas Reactie a. Het waterschap verzoekt qua waterbeleid te refereren aan het Waterbeheerplan 2010-2020 en de uitgangpunten voor de watertoets. b. Het waterschap gaat ervan uit dat de 4.000 m2 te slopen agrarische Bebouwing zich volledig in het plangebied bevindt. Indien dit niet zo is, en in de nieuwe situatie de verharding op de locatie toeneemt, ten aanzien van de bestaande situatie moet deze toename HNO te worden gecompenseerd. c. Het waterschap komt tot een andere grootte van de wateropgave dan in de toelichting is voorzien. Zij stellen wel dat de voorziene berging/infiltratie van 53 m3 meer dan voldoende is. d. In het bestemmingsplan is aangegeven dat de wens is om te infiltreren. Het waterschap geeft aan dat niet duidelijk is of dat mogelijk is, of dat hiervoor grondverbeteringsmaatregelen noodzakelijk zijn. e. Als aanvullende voorziening is aangegeven dat de bestaande bermsloot wordt verbreed. Het waterschap verzoekt deze berekening opnieuw uit te voeren. Zij stelt dat de bermsloot qua dimensionering voldoende groot moet zijn om ten minste 21 m3 aan water te herbergen. Beantwoording gemeentezijde a. Het bestemmingsplan wordt hierop aangevuld. b. In het kader van de Ruimte voor Ruimte regeling wordt enkel bebouwing gesloopt binnen het plangebied. Het plangebied is in het ontwerpbestemmingsplan aangepast, waarbij het gehele agrarische bouwvlak behorende bij de Achterweg 28 is opgenomen. Alle bebouwing en verharding die onderdeel uitmaakte van de agrarische bedrijfsvoering worden gesloopt en is meegenomen in de berekening. Er worden als gevolg van de onderhavige toepassing van de Ruimte voor Ruimte regeling geen gebouwen of verharding elders gesloopt. Er is dus geen sprake van een extra toename van verharding in het plangebied en dus geen noodzaak voor extra compensatie. c. Hiervan nemen wij kennis. d. Voorafgaand aan de bouw van de nieuwe woningen en na de sloop van de bestaande gebouwen en verharding zal onderzoek worden uitgevoerd naar de mogelijkheden voor infiltratie van de gronden. In overleg met het waterschap zal worden bepaald in welke mate infiltratie mogelijk is en welke grondverbeteringsmaatregelen worden genomen. e. De berekening wordt opnieuw uitgevoerd. Tevens zal de dimensionering van de bermsloot volgens de eisen van het waterschap worden aangepast.
8.2.3
VROM-Inspectie regio Zuid Reactie In haar brief geven de VROM-inspectie aan dat zij namens de betrokken rijksdiensten geen aanleiding ziet tot het maken van opmerkingen, gelet op de nationale belangen in de RNRB. Beantwoording gemeentezijde Dit wordt ter kennisneming aangenomen.
VH 101029 05808006A TLT.doc
61
Regels
INHOUD REGELS Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS Artikel 1 Begrippen Artikel 2 Wijze van meten
3 3 7
Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS Artikel 3 Agrarisch Artikel 4 Tuin Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied Artikel 6 Wonen Artikel 7 Waarde - Archeologie
8 8 9 10 11 14
Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS Artikel 8 Anti-dubbeltelregel Artikel 9 Algemene bouwregels Artikel 10 Algemene gebruiksregels Artikel 11 Algemene aanduidingsregels Artikel 12 Algemene afwijkingsregels Artikel 13 Algemene procedureregels Artikel 14 Overige regels
16 16 17 18 19 20 21 22
Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS Artikel 15 Overgangsrecht Artikel 16 Slotregel
23 23 24
bestemmingsplan Het Wielblok, Herpt (ontwerp)
2
Bureau Verkuylen bv (05808006A)
bestemmingsplan Het Wielblok, Herpt (ontwerp)
Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS Artikel 1
Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder: 1.1 het plan het bestemmingsplan Het Wielblok, Herpt van de gemeente Heusden. 1.2 bestemmingsplan de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0797.BPwielblokherpt-ON01 met de bijbehorende regels. 1.3 aanbouw een aan een hoofdgebouw toegevoegde, afzonderlijke ruimte die qua afmetingen en/of visueel opzicht (onder meer voor wat betreft goothoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. 1.4 aanduiding een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. 1.5 aanduidingsgrens de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. 1.6 aan-huis-verbonden beroep een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. 1.7 afhankelijke woonruimte een bijgebouw bij een woning, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die woning en waar een gedeelte van de huishouden, zoals gehuisvest in die woning, uit een oogpunt van mantelzorg is ondergebracht. 1.8 bebouwing een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 1.9 beroeps- .c.q. bedrijfsvloeroppervlak het totale vloeroppervlak van de ruimte binnen een bouwwerk en/of op een terrein dat wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslagen administratieruimten en dergelijke. 1.10 bestaande situatie 1. t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning; 2. t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen. Bureau Verkuylen bv (05808006A)
3
bestemmingsplan Het Wielblok, Herpt (ontwerp)
1.11 bestemmingsgrens de grens van een bestemmingsvlak. 1.12 bestemmingsvlak een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. 1.13 bouwen het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats. 1.14 bouwgrens de grens van een bouwvlak. 1.15 bouwlaag een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd; zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder (ruimte onder peil) en zolder (ruimten onder de kap) voor zover deze zonder ingrijpende voorzieningen geschikt kan worden gemaakt voor woonfuncties en daarmee gelijke gebruiksmogelijkheden biedt als de daaronder gelegen bouwlagen. 1.16 bouwvlak een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten. 1.17 bouwwerk elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond. 1.18 bijgebouw een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. 1.19 detailhandel het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
4
Bureau Verkuylen bv (05808006A)
bestemmingsplan Het Wielblok, Herpt (ontwerp)
1.20 extensief recreatief medegebruik een vorm van recreatief medegebruik die in hoofdzaak is gericht op natuur- en landschapsbeleving en die nauwelijks of geen invloed heeft op de in de bestemmingsomschrijving van de bestemmingen gegeven doeleinden. 1.21 gebouw elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 1.22 geurgevoelig object gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt. 1.23 gevellijn de als zodanig aangegeven lijn en het verlengde daarvan, welke niet door gebouwen mag worden overschreden. 1.24 huishouden een persoon of groep personen die een huishouding voert waarbij sprake is van continuïteit in de samenstelling en voor zover het een groep personen betreft van onderlinge verbondenheid. 1.25 nutsvoorzieningen voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie. 1.26 standplaats het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aanbieden, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel. 1.27 uitbouw de vergroting van een bestaande ruimte in een hoofdgebouw, die qua afmetingen en/of in visueel opzicht (onder meer wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. 1.28 voorgevel de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel. 1.29 voorgevellijn de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelgrenzen.
Bureau Verkuylen bv (05808006A)
5
bestemmingsplan Het Wielblok, Herpt (ontwerp)
1.30 waterhuishoudkundige voorzieningen voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan duikers, stuwen, gemalen, inlaten en voorzieningen ten behoeve van berging en infiltratie van hemelwater. 1.31 woning een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
6
Bureau Verkuylen bv (05808006A)
bestemmingsplan Het Wielblok, Herpt (ontwerp)
Artikel 2
Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten en berekend: 2.1 afstand de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is. 2.2 bouwhoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen zoals schoorstenen, lichtkoepels, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. 2.3 dakhelling langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. 2.4 goothoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. 2.5 inhoud van een bouwwerk tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. 2.6 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk tussen (de lijnen getrokken langs) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren). 2.7 ondergrondse (verticale) bouwdiepte van een bouwwerk vanaf het peil tot de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk. 2.8 oppervlakte van een bouwwerk tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. 2.9 peil 1. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang; 2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.
Bureau Verkuylen bv (05808006A)
7
bestemmingsplan Het Wielblok, Herpt (ontwerp)
Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS Artikel 3 3.1
Agrarisch
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen; b. paden, wegen en parkeervoorzieningen; c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen; d. extensief recreatief medegebruik.
3.2
Bouwregels
a. Voor het bouwen van gebouwen geldt dat uitsluitend bestaande schuren zijn toegestaan. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.
8
Bureau Verkuylen bv (05808006A)
bestemmingsplan Het Wielblok, Herpt (ontwerp)
Artikel 4 4.1
Tuin
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, erven, verhardingen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen. 4.2
Bouwregels
4.2.1 Gebouwen Op of in deze gronden mogen als gebouwen uitsluitend erkers, balkons of luifels en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, aan een hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming worden gebouwd. Voor deze gebouwen gelden de volgende voorwaarden: a. de diepte mag niet meer bedragen dan 1,5 m; b. de afstand tot de bestemmingsgrens van de bestemming 'Verkeer' of 'Verkeer - Verblijfsgebied' mag niet minder bedragen dan 3 m; c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw; d. de breedte van een erker mag niet meer bedragen dan 66% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw. 4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m; b. met betrekking tot overkappingen gelden de volgende regels: 1. de bebouwde oppervlakte aan overkappingen mag niet meer bedragen dan 30 m²; 2. de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer bedragen dan 3 m; 3. de afstand tot de bestemmingsgrens van de bestemming 'Verkeer' of 'Verkeer - Verblijfsgebied' mag niet minder bedragen dan 3 m; c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
Bureau Verkuylen bv (05808006A)
9
bestemmingsplan Het Wielblok, Herpt (ontwerp)
Artikel 5 5.1
Verkeer - Verblijfsgebied
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. gebiedsontsluitingswegen; b. erftoegangswegen; c. fiets- en voetpaden; d. parkeervoorzieningen; e. groenvoorzieningen; f. speelvoorzieningen; g. straatmeubilair; h. nutsvoorzieningen; i. standplaatsen; j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2
Bouwregels
5.2.1 Gebouwen Op of in deze gronden mogen gebouwen worden gebouwd, uitsluitend ten behoeve van nutsvoorzieningen. Voor deze gebouwen gelden de volgende regels: a. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20 m²; b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m. 5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 12 m; b. de bouwhoogte van signalerings- en telecommunicatiemasten mag niet meer bedragen dan 4 m; c. de bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 12 m; d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
10
Bureau Verkuylen bv (05808006A)
bestemmingsplan Het Wielblok, Herpt (ontwerp)
Artikel 6 6.1
Wonen
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen; b. aan-huis-verbonden beroep of bedrijf; c. tuinen, erven en verhardingen; d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2
Bouwregels
6.2.1 Hoofdgebouwen in bouwvlakken waar geen specifieke bouwaanduiding van toepassing is Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels: a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; b. de voorgevel wordt gebouwd in de gevellijn; c. de goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 7 m, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' een andere hoogte is aangegeven; d. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 11 m. 6.2.2 Hoofdgebouwen ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding-1' Ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding-1' gelden de volgende regels: a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; b. het aantal woningen per bouwvlak bedraagt maximaal 1; c. de goothoogte bedraagt maximaal 4,5 m; d. de bouwhoogte bedraagt maximaal 10 m; e. de breedte van het hoofdgebouw bedraagt minimaal 6 m en maximaal 15 m; f. de diepte van het hoofdgebouw bedraagt minimaal 6 m en maximaal 20 m; g. de dakhelling bedraagt minimaal 15° en maximaal 55°. 6.2.3 Hoofdgebouwen ter plaatse van de ‘specifieke bouwaanduiding-2’ Ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding-2' gelden de volgende regels: a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; b. het aantal woningen per bouwvlak bedraagt maximaal 1; c. de voorgevel wordt in de gevellijn gebouwd; d. de goothoogte bedraagt maximaal 3,5 m; e. de bouwhoogte bedraagt minimaal 7 en maximaal 9 m; f. de breedte van het hoofdgebouw ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' bedraagt minimaal 16 m; g. de diepte van het hoofdgebouw bedraagt minimaal 8 m; h. het hoofdgebouw wordt voorzien van een kap met een nokrichting parallel aan de gevellijn; i. de dakhelling bedraagt over ten minste 80% van het bebouwde oppervlak minimaal 45° en maximaal 55°.
Bureau Verkuylen bv (05808006A)
11
bestemmingsplan Het Wielblok, Herpt (ontwerp)
6.2.4 Hoofdgebouwen ter plaatse van de ‘specifieke bouwaanduiding-3’ Ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding-3' gelden de volgende regels: a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; b. het aantal woningen per bouwvlak bedraagt maximaal 1; c. de voorgevel wordt in de gevellijn gebouwd; d. de goothoogte bedraagt maximaal 3,5 m; e. de bouwhoogte bedraagt minimaal 3 en maximaal 6 m; f. de breedte van het hoofdgebouw ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' bedraagt minimaal 18 m; g. de diepte van het hoofdgebouw bedraagt minimaal 6 m; h. het hoofdgebouw wordt voorzien van een kap met een nokrichting parallel aan de gevellijn; i. de dakhelling bedraagt over ten minste 80% van het bebouwde oppervlak minimaal 10° en maximaal 30°; j. het aantal woningen per bouwvlak bedraagt maximaal 1 per bouwvlak. 6.2.5 Hoofdgebouwen ter plaatse van de ‘specifieke bouwaanduiding-4’ Ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding-4' gelden de volgende regels: a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; b. het aantal woningen per bouwvlak bedraagt maximaal 1; c. de voorgevel wordt in de gevellijn gebouwd; d. de goothoogte bedraagt minimaal 2 m ter hoogte van de gevellijn en minimaal 3,5 m aan de tegenoverliggende zijde; e. de goothoogte bedraagt maximaal 3,5 m ter hoogte van de gevellijn en maximaal 5,5 m aan de tegenoverliggende zijde; f. de bouwhoogte bedraagt minimaal 6 m en maximaal 8,5 m; g. de breedte van het hoofdgebouw ter plaatse van de aanduiding gevellijn bedraagt minimaal 14 m; h. de diepte van het hoofdgebouw bedraagt minimaal 7 m; i. het hoofdgebouw wordt voorzien van een kap met een nokrichting haaks op de gevellijn; j. de dakhelling bedraagt over ten minste 80% van het bebouwde oppervlak minimaal 15° en maximaal 60°. 6.2.6 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels: a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd; b. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak, mag niet meer bedragen dan 60 m²; c. voor zover de oppervlakte van de strook grond achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw meer bedraagt dan 300 m² mag de onder b. geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot in totaal maximaal 150 m²; d. de gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mogen voor maximaal 50% worden bebouwd; e. bij vrijstaande hoofdgebouwen dient één der zijstroken vrij van aan- en uitbouwen en bijgebouwen te blijven tot de lijn evenwijdig aan en op een afstand van 25 m achter de voorgevellijn; f. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m; g. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m. 12
Bureau Verkuylen bv (05808006A)
bestemmingsplan Het Wielblok, Herpt (ontwerp)
6.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels: a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd binnen en buiten het bouwvlak; b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel niet meer mag bedragen dan 1 m; c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m. 6.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing indien dit noodzakelijk is: a. voor een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld; b. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; c. ter bevordering van de verkeers- en brandveiligheid en sociale veiligheid; d. ter voorkoming dat bebouwing de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en inrichtingen, woningen en bouwwerken onevenredig aantast. 6.4
Specifieke gebruiksregels
Voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, gelden de volgende bepalingen: a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 50 m²; b. er dient minimaal 1 parkeerplaats per 12 m² van de onder a. genoemde gezamenlijke vloeroppervlakte te worden gerealiseerd op eigen terrein; c. detailhandel is niet toegestaan; d. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
Bureau Verkuylen bv (05808006A)
13
bestemmingsplan Het Wielblok, Herpt (ontwerp)
Artikel 7 7.1
Waarde - Archeologie
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden. 7.2
Bouwregels
a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m², een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld. b. Indien uit het in lid 7.2 onder a. genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen: 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden. 2. De verplichting tot het doen van opgravingen. 3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties. c. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 7.2 onder a. indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. 7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 7.3.1 Verbod op werken, geen bouwwerk zijnde, en op werkzaamheden Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren: a. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,5 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen; b. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels; c. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,5 m onder het maaiveld. d. het verhogen of verlagen van de grondwaterstand.
14
Bureau Verkuylen bv (05808006A)
bestemmingsplan Het Wielblok, Herpt (ontwerp)
7.3.2 Uitzonderingen Het in lid 7.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die: a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn; b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan. 7.3.3 Toelaatbaarheid a. De in lid 7.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. b. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. c. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
Bureau Verkuylen bv (05808006A)
15
bestemmingsplan Het Wielblok, Herpt (ontwerp)
Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS Artikel 8
Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
16
Bureau Verkuylen bv (05808006A)
bestemmingsplan Het Wielblok, Herpt (ontwerp)
Artikel 9 9.1
Algemene bouwregels
Bestaande afmetingen en afstanden
In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand tot enige grens van bouwwerken, die rechtens, in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan. 9.2
Parkeren
Een omgevingsvergunning voor het bouwen als bedoeld in artikel 2.1, lid 1a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt slechts verleend indien vaststaat dat per woning minimaal 2,0 parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd.
Bureau Verkuylen bv (05808006A)
17
bestemmingsplan Het Wielblok, Herpt (ontwerp)
Artikel 10 10.1
Algemene gebruiksregels
Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan: a. gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting; b. het gebruik van bijgebouwen bij een woning als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte. 10.2
Niet strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt niet begrepen het gebruik van woningen voor recreatieve verblijfsvoorzieningen in de vorm van ’bed en breakfast’, mits voldaan wordt aan de volgende bepalingen: a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 50% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de hoofdbebouwing en de daaraan gebouwde bijgebouwen; b. het aantal personen ten dienste van de recreatieve verblijfsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 10; c. er dient minimaal 1 parkeerplaats per 12 m² van de onder a. genoemde gezamenlijke vloeroppervlakte te worden gerealiseerd op eigen terrein.
18
Bureau Verkuylen bv (05808006A)
bestemmingsplan Het Wielblok, Herpt (ontwerp)
Artikel 11 11.1
Algemene aanduidingsregels
Milieuzone - geurzone
11.1.1 Geurgevoelige objecten binnen geurzone Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - geurzone' mogen, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geurgevoelige objecten worden opgericht, met uitzondering van nieuwbouw ter vervanging van bestaande gevoelige bebouwing, waarvoor op basis van een bestemmingsplan reeds een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend. 11.1.2 Wijzigingsbevoegdheid milieuzone - geurzone a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de plankaart te wijzigen, waarmee de aanduiding 'milieuzone - geurzone' van het bestemmingsplan kan worden gewijzigd of verwijderd. b. Burgemeester en wethouders kunnen uitsluitend van deze bevoegdheid gebruik maken indien de omgevingsvergunning, die de milieubelastende activiteiten toelaat, is ingetrokken of indien de richtafstand op basis van weten/of regelgeving is gewijzigd.
Bureau Verkuylen bv (05808006A)
19
bestemmingsplan Het Wielblok, Herpt (ontwerp)
Artikel 12
Algemene afwijkingsregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken: a. van deze regels en worden toegestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft; b. van deze regels en worden toegestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, met dien verstande dat: 1. de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m3 mag bedragen; 2. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen; c. van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en worden toegestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot: 1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 40 m; 2. ten behoeve van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot niet meer dan 50 m; 3. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 10 m; d. van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat: 1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak; 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,26 maal de maximaal toegestane bouwhoogte van het betreffende gebouw.
20
Bureau Verkuylen bv (05808006A)
bestemmingsplan Het Wielblok, Herpt (ontwerp)
Artikel 13 13.1
Algemene procedureregels
Met een omgevingsvergunning afwijken en nadere eisen
Met betrekking tot de voorbereiding van het met een omgevingsvergunning afwijken en het stellen van nadere eisen ingevolge artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening door burgemeester en wethouders, geldt de volgende procedure: a. het voornemen wordt gepubliceerd in het plaatselijk huis-aan-huisblad en tevens langs elektronische weg kennisgegeven; b. het voornemen ligt vervolgens twee weken ter inzage op het gemeentehuis; c. gedurende de periode van de terinzagelegging kunnen belanghebbenden schriftelijk hun zienswijze kenbaar maken aan het college van burgemeester en wethouders; d. na afloop van de termijn van de terinzagelegging beslissen burgemeester en wethouders omtrent afwijken respectievelijk nadere eisen.
Bureau Verkuylen bv (05808006A)
21
bestemmingsplan Het Wielblok, Herpt (ontwerp)
Artikel 14 14.1
Overige regels
Strafregel
Overtreding van het bepaalde in: a. lid 7.3.1; is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten. 14.2
Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van dit plan.
22
Bureau Verkuylen bv (05808006A)
bestemmingsplan Het Wielblok, Herpt (ontwerp)
Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS Artikel 15 15.1
Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 15.2
Overgangsrecht gebruik
1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dit plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Bureau Verkuylen bv (05808006A)
23
bestemmingsplan Het Wielblok, Herpt (ontwerp)
Artikel 16
Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels bestemmingsplan Het Wielblok, Herpt
24
Bureau Verkuylen bv (05808006A)
Bureau Verkuylen bv
Veemarktkade 8
5222 AE 's-Hertogenbosch
tel.(073) 623 13 13
fax (073) 623 04 34
www.bureauverkuylen.nl
[email protected]