sturen d r o o w Verant
Raadsleden en Sociale Zaken
maart 2011
e v a g p o s d u o Inh 3
Inleiding
4
Sociale Zaken in vogelvlucht Inkomen bij werkloosheid Wetten waar u als raadslid mee te maken krijgt
6
De rol van de gemeenteraad Het financiële kader Het ontwikkelen van participatiebeleid De taken van de raad
9
Doelen stellen Visie en doelstellingen Informatievoorziening cruciaal
11 Hoe past dit in de cyclus van de programmabegroting? Programmabegroting Cyclisch denken Aanpassingen op vaste momenten Samengevat 14 Hoe brengt u dit in de praktijk? Invulling van de taak Sturen op effectief re-integratie- en activeringsbeleid 17 Welke nieuwe taak is erbij gekomen? Commissie Oosting: effectiever en efficiënter toezicht nodig Wat dit voor u betekent 18 Welke tips kunnen we u meegeven? Tien aandachtspunten om vast te houden Conclusie
Inleiding Burgers zijn afhankelijk van de overheid. Voor sommige zaken zijn zij aangewezen op de dienstverlening van de gemeente. Burgers kloppen bijvoorbeeld aan bij Sociale Zaken als ze een uitkering nodig hebben. Het loket is op het werkplein van het UWV en de gemeenten. Maar Sociale Zaken heeft niet alleen een loket waar men terecht kan voor inkomensondersteuning. Dit loket biedt ook ondersteuning op het gebied van participatie. Daarvoor moet participatiebeleid worden ontwikkeld. De gemeente kan dit op verschillende manieren invullen. Het is voor u als raad een belangrijke uitdaging om dat beleid effectief te regisseren. In deze brochure schetsen wij waar u als raadslid mee te maken krijgt bij Sociale Zaken. En vooral hoe u de regie kunt voeren over het beleid. Dit houdt meer in dan inkomensondersteuning. Hoe kunt u uw burgers laten participeren in de samenleving? Zo laat u als gemeenteraad zien aan uw burgers dat u zich hiervoor inzet! In deze brochure geven wij u een aantal handvatten om hierin succesvol te zijn.
3
Sociale Zaken in vogelvlucht Inkomen bij werkloosheid Als burgers te weinig inkomen of vermogen hebben om van te leven, mogen zij een uitkering aanvragen. Zij kunnen bij de gemeente terecht wanneer een baan, de WW of de WAO geen uitkomst meer biedt. De overheid heeft hiervoor een aantal wetten en regelingen vastgesteld. De uitvoering hiervan ligt bij de gemeenten. Deze wetten voorzien in mogelijkheden tot ‘maatwerk’. De uitvoering is bij gemeenten neergelegd omdat deze organisatie het dichtst bij de burger staat. Aan u als raadslid de schone taak om dit ‘maatwerk’ vorm te geven. U voorkomt daarmee dat burgers tevergeefs bij het ‘gemeenteloket’ aankloppen. Bijvoorbeeld voor ondersteuning bij het vinden van passend werk.
Wetten waar u als raadslid mee te maken krijgt
Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ)
Wet Werk en Bijstand (WWB)
De IOAZ is bedoeld voor oudere zelfstandigen die noodgedwongen hun bedrijf (of zelfstandig beroep) moeten beëindigen omdat de inkomsten daaruit onvoldoende zijn. De IOAZ kan dan onder bepaalde voorwaarden uitkomst bieden. Deze regeling biedt oudere gewezen zelfstandigen tot 65 jaar een inkomensgarantie op het niveau van het sociaal minimum (minimumloon).
De meest bekende wet is de Wet Werk en Bijstand (WWB). De WWB is voor mensen die te weinig inkomsten hebben om van te leven en die geen recht (meer) hebben op andere inkomsten. De bijstand is een financieel vangnet dat bedoeld is als tijdelijke ondersteuning. De bijstandsuitkering bestaat uit een maandelijks minimumbedrag. Dit geld is nodig voor noodzakelijke kosten als huur, voeding, kleding en de premie voor een zorgverzekering.
Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) is bedoeld als inkomensvoorziening voor oudere werkloze werknemers die de volledige duur van de WW en de vervolguitkering hebben doorlopen. Het gaat daarbij om langdurig oudere werklozen die 50 jaar of ouder waren op het moment dat zij werkloos werden.
4
Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz) Startende ondernemers en gevestigde zelfstandigen kunnen in een aantal gevallen voor financiële bijstand een beroep doen op de Bbz. Dit geldt bijvoorbeeld voor mensen die vanuit een bijstandsuitkering een eigen bedrijf willen beginnen. Of voor zelfstandigen die tijdelijk in financiële problemen verkeren of op korte termijn met hun bedrijf willen stoppen.
Wet werk en inkomen kunstenaars (WWIK) De WWIK voorziet zelfstandige kunstenaars die net beginnen of een inkomensterugval hebben, van een minimuminkomen op bijstandsniveau.
5
Wet investeren in jongeren (WIJ) Dit is een nieuwe uitkering voor jongeren tot 27 jaar. Het werkleeraanbod staat centraal bij deze uitkering. Bijvoorbeeld een gesubsidieerde baan, scholing of een combinatie van beiden.
Wet Werken naar Vermogen Gemeenten krijgen de verantwoordelijkheid voor één regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt, waarin Wwb, Wajong, Wsw en WIJ samengevoegd worden. Die regeling is erop gericht zoveel mogelijk mensen te laten werken naar vermogen. De nieuwe regeling zal voor gemeenten grote consequenties hebben. Het is dus zaak dat u goed op de hoogte blijft en in de gaten houdt hoe de regeling ingevuld en vormgegeven gaat worden. .
De rol van de gemeenteraad Het financiële kader
Participatiebudget
In het vorige hoofdstuk staan de wetten beschreven waar u mee te maken heeft. De rijksoverheid voorziet gemeenten, deels via het gemeentefonds en deels via aparte inkomensbudgetten van de benodigde financiën. Soms zijn deze middelen geoormerkt en soms niet. Het is voor u als raad belangrijk in de gaten te houden – te controleren – dat deze financiële middelen ‘veilig worden gesteld’ om uw doelen voor sociale zaken te realiseren en te voorkomen dat de gelden opgaan aan andere zaken. De belangrijkste geldstromen die we onderscheiden voor de dienstverlening van Sociale Zaken zijn:
In de derde plaats noemen we de middelen die beschikbaar zijn voor participatie. Drie geldstromen voor inburgering, reintegratie en educatie zijn sinds 2009 gebundeld in één Participatiebudget. Dit is geregeld in de Wet Participatiefonds. De komende jaren wordt er gekort op de re-integratiemiddelen. Gemeenten krijgen ook de zorg voor gedeeltelijk arbeidsongeschikten door invoering van de wet ‘Werken naar Vermogen’. Het Participatiebudget wordt samengevoegd met re-integratiebudgetten van de Wsw en (delen van de) Wajong. Gemeenten worden in staat gesteld om meer mensen te laten werken door het ontschotten van de budgetten en de inzet van het instrument loondispensatie (tijdelijk werken onder het minimumloon).
Budget Bijzondere Bijstand In de eerste plaats kunt u denken aan gelden voor Bijzondere bijstand. Het grootste deel is bestemd voor de vormgeving van het gemeentelijk armoedebeleid.
Participatieladder 6 5
Inkomensbudgetten In de tweede plaats zijn er de inkomensbudgetten voor het verstrekken van uitkeringen (WWB, IOAW, IOAZ en Bbz). Deze zijn vanaf 1 januari 2010 samengebracht in de wet Bundeling van Uitkeringen Inkomensvoorziening aan Gemeenten. De benodigde middelen hiervoor worden door het Ministerie van Sociale Zaken verdeeld over de gemeenten via een voorgeschreven verdeelmodel.
6
4 3 2 1
Betaald werk
Betaald werk met ondersteuning
Onbetaald werk
Deelname georganiseerde activiteiten
Sociale contacten buitenshuis
Geïsoleerd
Het ontwikkelen van participatiebeleid In deze brochure beschrijven we de rol van de gemeenteraad aan de hand van de gemeentelijke inzet in het kader van het laatstgenoemde zo belangrijke Participatiefonds.
Het college houdt zich bezig met:
• het verstrekken van uitkeringen; • de zorg voor sociale activering en/of arbeidsinschakeling (artikel 7 WWB); • het geven van deze opdrachten aan het ambtelijk apparaat, de sociale dienst. De gemeenteraad heeft drie taken:
Die naam geeft aan waarvoor het geld is bedoeld: burgers laten meedoen aan de samenleving. Er moet een participatiebeleid worden ontwikkeld. Dat kan op verschillende manieren. Het hoogste doel is natuurlijk de bijstandsgerechtigde aan het werk te krijgen. Maar dat is niet altijd mogelijk. Soms is het al heel wat als iemand weer maatschappelijk actief wordt en vrijwilligerswerk gaat doen. De VNG heeft een participatieladder ontwikkeld waarop eenvoudig te zien is op welk niveau iemand zich bevindt. Zo kan ook de vooruitgang gemeten worden.
• kaders stellen • controleren • bijstellen
• • • Als raad is hierop te sturen. Het is dan • wel van belang dat gemeenteraadsleden • de middelen veilig stellen en weten waar • speelruimte is. Met andere woorden: wat is precies mijn taak als raadslid?
De taken van de raad Sinds 2004 is het dualisme ingevoerd en zijn de taken nauwkeurig verdeeld. Uitvoering en controle zijn uit elkaar gehaald. Dit betekent dat de raad zich niet met de uitvoering hoeft te bemoeien. Dat is de verantwoordelijkheid van het college van B&W.
7
Kaders stellen De gemeenteraad stelt ten eerste de regels – kaders – vast. Zonder regels valt er niets uit te voeren door het college van B&W. Dit doet de gemeenteraad door verordeningen en plannen vast te stellen (artikel 8 en 8a WWB). De verordeningen zijn: re-integratieverordening afstemmingsverordening toeslagenverordening participatieverordening fraudeverordening verordening t.a.v. participatie schoolgaande kinderen Bij het vaststellen van deze verordeningen moeten keuzes worden gemaakt. Dit is een belangrijk moment voor u als raadslid, want die keuzes hebben gevolgen voor de bijstandscliënten en maatschappelijke organisaties. Daarom moet de raad zich goed informeren en hierover discussiëren. In deze fase is een duidelijke politieke visie nodig van de afzonderlijke raadsfracties.
Doelen stellen Het gaat hierbij om:
• Financiën. De lokale financiële zekerheid neemt bijna een derde van de gemeentebegroting in beslag. • Beleidsinhoudelijke zaken. Hierin moeten ook lokale maatschappelijke organisaties worden betrokken.
Controleren Ten tweede controleert de raad of het college aan de gestelde opdrachten voldaan heeft. De raad moet beoordelen of het college van B&W zich bij de uitvoering heeft gehouden aan: • de centrale regelgeving; • de financiële kaders en de door de raad geformuleerde beleidskaders; • de doelstellingen uit de programmabegroting* (bijvoorbeeld doelbereik, kosten, klantgerichtheid).
Bijstellen Tot slot kan de raad het beleid bijstellen als het resultaat niet of onvolledig aan de gestelde doelen beantwoordt. Uiteindelijk moet de gemeenteraad erop toezien dat het beleid optimale (maatschappelijke) resultaten oplevert.
Een voorbeeld: Het doel van een gemeentelijk project kan zijn ‘60% van de probleemjongeren in wijk X helpen aan een baan of vrijwilligerswerk’. Daarin moet geïnvesteerd worden. Een maatschappelijk resultaat kan zijn: ‘burgers van de straat houden zodat de veiligheid op straat toeneemt’. Wanneer de Sociale Dienst probleemjongeren in de hele gemeente een baan of vrijwilligerswerk aanbiedt om de afgesproken aantallen te behalen, leidt dit niet tot het beoogde maatschappelijke resultaat. De raad moet dus heldere kaders neerzetten om ook de maatschappelijke resultaten te bereiken. Het is belangrijk om de beleidskaders helder te formuleren om misverstanden in de uitvoering te voorkomen. Zo wekt de gemeente geen valse verwachtingen bij haar burgers. Het is ook een mogelijkheid dat de raad doelen bijstelt: 60% van de probleemjongeren uit de gemeente moet aan een baan of vrijwilligerswerk worden geholpen. Of: we moeten 30% van de probleemjongeren in wijk X helpen. Het maatschappelijke resultaat ‘het bevorderen van de veiligheid’ zal dan lager uitvallen.
* De programmabegroting wordt uitgebreid behandeld vanaf pagina 11.
8
Visie en doelstellingen
Cyclus
Hoe vervult u als raad deze drie rollen? Wat is daarvoor nodig? Het is in ieder geval belangrijk om proactief te zijn en hier goed over na te denken. Achteroverleunen en wachten waar het college mee komt, is een grote valkuil. Zoals eerder gezegd, het gaat niet alleen om financiën, maar ook om maatschappelijke effecten. Belangrijk daarbij is de doelmatigheid: heeft het beleid aan het doel beantwoord? Pas dan is er sprake van een geslaagd participatiebeleid. Het is nodig om vooraf doelen te stellen. Voordat de beleidscyclus van start gaat, heb je als raad een visie opgesteld met duidelijk geformuleerde doelstellingen, een beleidskader en de gewenste eindsituatie. Dit is een democratisch proces, waarbij fracties zich laten leiden door hun politieke overtuiging, het partijen/of verkiezingsprogramma en signalen uit de achterban. Deze visie wordt neergelegd in een kadernota.
Nadat de visie is opgesteld gaat het beleidsproces van start. Dit is een cyclisch proces. Na het vastleggen van een operationele planning volgt de uitvoeringsfase. De uitvoering levert tastbare resultaten op. Deze zijn meetbaar en te beoordelen volgens de gestelde indicatoren. Dit geeft mogelijk aanleiding de doelstellingen bij te stellen of bij te sturen. Redenen hiervoor kunnen zijn: gewijzigde omstandigheden, tegenvallende effecten of voortschrijdend inzicht. Vervolgens gaat de cyclus weer opnieuw van start.
Indicatoren Om kwaliteit te kunnen beoordelen heb je meetbare indicatoren nodig. Een indicator is een betrouwbare waarde (meestal uitgedrukt in een getal) met een signalerende functie. Wijkt een indicator af van een afgesproken norm dan is bijsturing mogelijk. Indicatoren geven dus aanwijzingen over de kwaliteit van een bepaald beleidsaspect. Essentieel is dat de raad bij het formuleren van de visie indicatoren meeneemt.
9
Een voorbeeld: De gemeenteraad wil de aanspraak op bijstand zoveel mogelijk beperken. De ontwikkeling van het aantal bijstandscliënten moet immers beter afsteken tegen de landelijke ontwikkeling. Het college gaat met die wens aan de slag en ontwikkelt beleid gericht op realisatie van de doelstellingen van de raad. Er komt extra informatie voor casemanagement, budget om trajecten in te kopen en er wordt een scherpe werkwijze geformuleerd om de rechtmatigheid van uitkeringen te toetsen. De ambtelijke organisatie voert de plannen uit. De gemeenteraad heeft vooraf een peilmoment vastgelegd. Op het moment van de peildatum beoordeelt men de resultaten van de meting. Is de aanspraak van burgers op de bijstand inderdaad beperkt?
Hoe past dit in de cyclus van de programmabegroting? En zo ja, in welke mate en waaruit blijkt dit? De gemeenteraad velt een oordeel, stuurt bij en er start een nieuwe cyclus.
Informatievoorziening cruciaal
De raad heeft helder en volledig inzicht nodig in de resultaten van het beleid om hun taak in het sturingsproces goed te kunnen uitoefenen. De raad moet juist De gemeenteraad speelt in dit proces een en op tijd worden geïnformeerd: hoofdrol, zowel in de eerste als in de • over de maatschappelijke effecten van het beleid; laatste fase. Deze kaderstellende en controlerende taak bestaat uit: • over het feit of de gemeente nog binnen de begroting blijft of daar overheen gaat. • het vaststellen van doelen; het beoordelen van resultaten van het • gevoerde beleid; Een raadslid moet weten wat de beleidsinspanningen en de financiële • het omzetten van de evaluatie naar nieuwe doelstellingen. investering voor de burgers hebben opgeleverd. Dat kan door vragen te Het middenstuk van de cyclus – het stellen aan de hand van de programmaontwikkelen van beleid en het (laten) begroting. Wat zijn de beoogde maatuitvoeren daarvan – is het domein van schappelijke effecten (outcome)? Zoals: het college. De gemeenteraad bemoeit het verbeteren van de financiële positie zich daar niet mee, wacht op de van inwoners van de gemeente met een resultaten en komt vervolgens in actie. laag inkomen. Wat wordt er vervolgens Voorwaarde is natuurlijke wel dat het gedaan om deze effecten te bereiken? In beleid zich kenmerkt door transparantie. dit geval het vergroten van het aantal De resultaten dienen een logisch en huishoudens in de gemeente dat een consistent gevolg te zijn van het beroep doet op minimaregelingen. Wat geformuleerde beleid. mag het kosten? Dat wordt aan de hand van het budget voor minimaregelingen bepaald.
10
Programmabegroting In de programmabegroting zijn de beleidskeuzes uit de kadernota vertaald naar concrete maatregelen. De programmabegroting bevat concrete prestaties die het komende jaar gerealiseerd dienen te worden. Hiervoor stelt de gemeenteraad budget ter beschikking. De programmabegroting geeft antwoord op de vragen: Wat wil de gemeente bereiken? • Wat gaat de gemeente daarvoor doen? • • Wat mag het kosten? De programmabegroting wordt jaarlijks door de gemeenteraad vastgesteld. De begroting beschrijft het desbetreffende jaar en de drie daaropvolgende jaren.
Cyclisch denken Om te blijven groeien als organisatie is het belangrijk jezelf een spiegel voor te houden: • Beoordeel regelmatig of de werkwijze doelmatig en doeltreffend is. • Is er verbetering mogelijk? • Evalueer geregeld op elk niveau binnen de organisatie.
11
Elk jaar dwingen de veranderende omstandigheden de gemeente niet alleen de cijfers, maar ook de inhoud en de producten uit de productbegroting tegen het licht te houden. Om dit continue proces van vernieuwing beheersbaar te houden is het van belang dat dit proces gestructureerd verloopt. Structuur draagt bij aan de interne organisatie. Bovendien kan de gemeente de buitenwereld laten zien wat er ondernomen wordt. En wanneer burgers iets mogen verwachten en informatie tegemoet kunnen zien.
Aanpassingen op vaste momenten De resultaten van de meerjarenraming staan in de voorjaarsnota. De raad bespreekt vervolgens de resultaten. Bij goedkeuring wordt het nieuwe beleid opgenomen in de conceptbegroting. In figuur 1 is te zien dat de afronding van de voorjaarsnota in mei plaatsvindt na de bespreking van het jaarverslag in februari. Nieuwe beleidsvoorstellen in de loop van het jaar komen in de begroting van het daarop volgende jaar.
Figuur 1 Beleidscyclus
Budget beschikbaar stellen na uitwerking door het college
Voorjaarsnota
Vaststellen programmabegroting
Eerste voorbereiding begroting
Door Raad
inclusief meerjarenraming mei
juni
juli
augustus september
oktober
november december
januari
februari
januari
Concept programmabegroting
Jaarverslag en
Op basis van juni circulaire Rijk
jaarrekening
april
Door Raad
Figuur 1 maakt de beleidscyclus beheersbaar voor gemeenten. Er ontstaat rust in de financiële huishouding. Het is duidelijk welke gegevens wanneer nodig zijn en wanneer de besluitvorming plaatsvindt.
Aan het einde van de cyclus verantwoordt het college de uitvoering van het beleid aan de raad. Dit gebeurt op programmaniveau. Op grond van deze informatie kan de raad zien welke maatregelen hebben bijgedragen aan de realisatie van beleidsdoelstellingen. Op basis van deze kennis kan het gemeentelijk beleid worden aangepast. Dit is het begin van een volgende cyclus. De raad formuleert een nieuwe visie op grond van omstandigheden binnen de gemeente en de opgedane ervaring.
Het college legt een aantal mogelijkheden van uitgewerkte beleidsdoelstellingen voor aan de raad. Deze opties zijn voorzien van een begroting. De raad maakt een keuze en stelt budgetten beschikbaar, voorzien van randvoorwaarden. Onder randvoorwaarden verstaan we: kritieke succesfactoren, de gestelde eisen waaraan moet worden voldaan en waarover de raad concrete terugkoppeling van de resultaten verwacht.
Samengevat Visie Door de raad geformuleerd op basis van de geldende wetgeving, kwesties in de lokale en landelijke politiek (partijprogramma's), inhoudelijk beleidsdoelstellingen en beoogde maatschappelijke effecten.
Beleidskader formuleren
Vervolgens gaan het college en de uitvoeringsorganisatie aan het werk met de door de raad vastgestelde beleidskaders. Het college vertaalt de uitgangspunten van de raad naar concrete werkdoelen met bijbehorende werkprogramma’s. De uitvoeringsorganisatie koppelt het verloop van de uitvoering terug aan het college. Aan het einde van de cyclus komt de raad weer in beeld.
De visie wordt vertaald naar een concreet beleidskader. Per onderwerp wordt aan het college gevraagd prestatieafspraken te formuleren en de kosten door te rekenen.
12
Verantwoording aan de raad
13
• • • •
Door de cyclus van de programmabegroting op deze manier toe te passen ontstaat een logisch verband tussen: De beleidsontwikkeling. De prestaties van de uitvoeringsorganisatie. Het bereiken van de beleidsdoelstellingen. De programma- en uitvoeringskosten.
Hoe brengt u dit in de praktijk? Invulling van de taak Gemeenteraadsleden zijn nu een aantal jaren bezig met de wet- en regelgeving op het gebied van sociale zekerheid. Het gaat daarbij in het bijzonder om de WWB. De raden worden nu geconfronteerd met veel bezuinigingen. Hoe controleer je of de gestelde kaders ook leiden tot effectievere resultaten? Anders gezegd: hoe kun je het beste sturen op het beleid? Dat is in deze tijd van crisis geen eenvoudige vraag. Zeker omdat gemeenten in 2010 worden geconfronteerd met meer bijstandsaanvragen. Het is belangrijk dat goed onder de knie te krijgen. Dan weet u wat u vandaag anders kunt doen, maar ook hoe de raad in de toekomst het best invulling kan geven aan deze verantwoordelijkheid.
Door de Wet Werk en Bijstand (WWB) zijn gemeenten sinds 2004 verantwoordelijk voor: • het verstrekken van uitkeringen aan bijstandscliënten; • re-integratie van bijstandscliënten; • het activeren van bijstandscliënten.
•
Sturen op effectief re-integratie- en activeringsbeleid
•
Raadsleden hebben een grote verantwoordelijkheid in de beleidscyclus. Het is dus van belang dat zij hun sturende taak goed vervullen. We nemen het re-integratie- en activeringsbeleid (onderdeel van het gemeentelijk participatiebeleid) als voorbeeld.
•
14
• • • •
De WWB maakt een fors deel uit van de gemeentelijke begroting. Het is dan ook cruciaal dat deze middelen effectief worden ingezet. Het belang daarvan is in deze tijd van crisis en bezuinigingen nog groter geworden. De gemeenteraad moet erop toezien dat het beleid optimale (maatschappelijke) resultaten oplevert. Vragen die daarbij gesteld moeten worden: Welk beleid kan een gemeente voeren op het gebied van gesubsidieerde arbeid en sociale activering voor bijstandscliënten? Welke projecten/instrumenten kan een gemeente hiervoor het beste inzetten? Hoe kan de gemeente de regie voeren: sturen, (laten) controleren en verantwoorden? Welke vragen moet de gemeente stellen? Hoe informeert een raadslid de stakeholders? Wat vertelt men de burger? Wat zijn de (maatschappelijke) kosten en baten van het ingezette beleid?
Re-integratie- en activeringsbeleid Voorbeeld: Gemeente Ysseldam Laten we eens kijken hoe dat werkt voor de fictieve gemeente Ysseldam. De gemeente Ysseldam is een middelgrote gemeente, met een kleine 146.000 inwoners. Ysseldam heeft een gemengde economie met accenten op zakelijke dienstverlening en industriële activiteiten zoals voedingswaren en machinebouw. De beroepsbevolking bestaat uit circa 99.000 personen. De gemeente telt momenteel 3.900 bijstandsgerechtigden. Van deze groep zitten 700 personen in een traject waarin zij direct bemiddeld worden naar werk. De overige 3.200 personen hebben (zoals geïndiceerd door de Sociale Dienst), een grotere afstand tot de arbeidsmarkt. De gemeente biedt deze mensen re-integratieen activeringstrajecten aan. De groep van 3.200 mensen is verdeeld in ‘relatief kansrijke’ en ‘relatief kansarme’ cliënten. Van de 800 relatief kansrijke cliënten wordt aangenomen dat zij met een reintegratietraject binnen een jaar weer aan het werk kunnen. Voor de 2.400 relatief kansarme cliënten is een langer traject noodzakelijk; de focus ligt in eerste instantie meer op activering.
15
Het aantal bijstandscliënten in Ysseldam ontwikkelt zich minder gunstig dan het landelijk gemiddelde. Dit kan leiden tot een tekort op het I-deel van het WWBbudget. Voor het College van Ysseldam is dit aanleiding voor een complete heroverweging van het beleid voor reintegratie en sociale activering. De gemeente wil het nieuwe jaar met een schone lei beginnen. Voor het komende jaar is zeven miljoen euro beschikbaar om trajecten in te zetten voor de groep van 3.200 bijstandsgerechtigden. De wethouder vindt het belangrijk dat het nieuwe beleid tot stand komt in nauw overleg met de gemeenteraad en met de input van de meest betrokken stakeholders in de gemeente.
Rol gemeenteraad en stakeholders De gemeenteraad bepaalt de kaders om het nieuwe beleid vorm te gegeven. De gemeenteraad van Ysseldam telt momenteel vijf partijen. Deze partijen moeten stemmen over het belang van de vijf doelstellingen voor gesubsidieerde arbeid en sociale activering.
Welke nieuwe taak is erbij gekomen? Deze vijf doelstellingen zijn:
• Burgers vanuit een uitkering begeleiden • • • •
naar werk. Een verhoogde productiewaarde van deelnemers tijdens activiteiten. Het welzijn van cliënten verbeteren. Verlaging van de zorgconsumptie van cliënten. Afname van maatschappelijke ongewenst gedrag. Elke partij moet prioriteiten stellen op basis van de vijf genoemde doelstellingen. Standpunten van partijen worden mede bepaald op basis van de visie van de betrokken stakeholders. Vier vertegenwoordigers van de belangrijkste stakeholders in Ysseldam krijgen daarom de gelegenheid de raad toe te spreken. Dit zijn: de uitvoeringsorganisatie UGA, de instellingen voor sociaal-maatschappelijk werk, het re-integratie bedrijf New Jobs en de cliëntenorganisatie.
Nadat de stakeholders hun visie aan de raad hebben toegelicht stemt de raad over de prioriteiten van de doelstellingen. De uitkomst vormt het kader voor het nieuwe beleid. De wethouder is verantwoordelijk voor de praktische invulling van het beleid. Hierbij houdt de wethouder rekening met het budget van 7 miljoen euro én met het beschikbare aanbod aan instrumenten voor reintegratie en activering van bijstandscliënten. Ten slotte vindt een (tussentijdse) evaluatie plaats van de effecten van het uitgezette beleid. Daarbij worden de resultaten getoetst aan door de gemeenteraad vastgestelde kaders. Op grond hiervan kan gezamenlijk antwoord worden verkregen op de vraag: ‘Zijn de belangrijkste doelstellingen behaald of is er een bijstelling van het beleid nodig?’
Commissie Oosting: effectiever en efficiënter toezicht nodig Er is eind 2008 een rapport uitgebracht door de commissie Oosting. Het belang van een goede controle door de raad neemt toe. Omdat de gemeenteraad onderdeel is van de lokale overheid, noemt men controle door de raad horizontaal toezicht. Van verticaal toezicht is sprake wanneer een gespecialiseerde inspectie controle uitvoert op het niveau van het rijk of de provincie. Voor het beleidsterrein Sociale Zaken is dit de Inspectie Werk en Inkomen. Enkele jaren geleden is op advies van de commissie Oosting besloten om waar mogelijk - dus ook bij de WWB - het verticaal toezicht af te schaffen. En horizontaal toezicht hiervoor in de plaats te stellen. De reden voor dit besluit is dat gemeenten vaak door meerdere instanties op hetzelfde beleidsterrein werden gecontroleerd. Dit belemmerde de slagvaardigheid. Nu is de gemeenteraad primair aan zet. Uw rol als raadslid is daarmee nog belangrijker geworden.
Met ingang van 1 januari 2011 is volstaan met generiek toezicht op decentrale overheden (gemeenten) door sturing vooraf via algemeen bindende voorschriften. Het interbestuurlijk toezicht op gemeenten wordt voortaan uitgeoefend door de provincie.
Wat dit voor u betekent
• • • •
•
•
Het toezicht moet worden verbeterd: de • gemeenten, de VNG en het rijk hebben de adviezen van de commissie Oosting omarmd. Wij raden u als raad aan hierop te letten. Wij denken dat het welzijn van • uw burgers hiermee gediend is.
16
17
Dat is een hele mond vol. Voor u als raad is de belangrijkste verandering dat het toezicht effectiever en efficiënter wordt: Een aanzienlijke vermindering van de toezichtlasten in de regelgeving. Een grotere transparantie. Een nieuwe impuls voor horizontale verantwoordingsmechanismen. Verbetering van de kwaliteitsborging. Deze veranderingen in het toezicht doen meer recht aan de dualisering: Transparantie binnen gemeenten: monitoring van de output (daarbij past ook het meedoen aan benchmarking). De raad neemt de regie, stelt de kaders vast en regelt het toezicht (wat zijn de eisen/de normen). Het college voert uit en legt verantwoording af aan de raad over doeltreffendheid en doelmatigheid, over kwantiteit en kwaliteit. De raad wordt transparanter voor burgers: horizontale verantwoording.
Welke tips kunnen we u meegeven? 2
Om de sturende rol waar te maken moet de raad doelen stellen die heldere verantwoording mogelijk maken. Hieronder volgen tien aandachtspunten om goede doelstellingen te formuleren. Zo ontstaat er een heldere verantwoording.
Focus op de hoofdlijnen Programma’s in de begroting zijn bedoeld als speerpunten van het beleid. Hoeveel speerpunten moet de raad vaststellen? Teveel doelstellingen leidt tot vage resultaten en onoverzichtelijke verantwoording. Focus daarom op hoofdlijnen. Werk, inkomen en zorg kun je prima in één programma onderbrengen, met voor elk onderdeel (werk, inkomen, zorg) bijvoorbeeld vier of vijf doelstellingen.
1 Denk in resultaten Het draait bij sturing en verantwoording allemaal om resultaat. Wat wil ik als raadslid (of fractie) bereiken? Wat moet er gebeuren om dat te bewerkstelligen? Sturen is makkelijker als u in resultaten denkt. Een voorbeeld: er is meer aandacht nodig voor inwoners met een inkomen net boven het minimum. Deze wens maak je concreet door de toevoeging: het college moet dit waarmaken via een toename van het aantal huishoudens (tot 120% van het minimuminkomen) dat een beroep doet op bijzondere bijstand.
• • • • •
Toepassing bij Participatiebeleid De hoofdlijnen van het beleid zijn: meer mensen onafhankelijk maken van een uitkering beleidsruimte taakverdeling verantwoording budget
3 Beperk je tot de wat-vraag
Toepassing bij Participatiebeleid Het doel van het Participatiebudget (bijstand, inburgering en educatie) is zoveel mogelijk mensen in staat te stellen zelfstandig te functioneren. Daarom moeten de middelen worden ingezet voor hen die dat niet op eigen kracht kunnen. Het is belangrijk om een structurele verbetering van de kwaliteit van de participatie na te streven. Tijdelijk gesubsidieerd werk is geen gewenst resultaat.
18
De raad stuurt in principe op maatschappelijke effecten. Dit vereist een antwoord op de wat-vraag: Wat zijn de beoogde maatschappelijke effecten? Wat gaan we eraan doen? Wat is het budget?
Toepassing bij Participatiebeleid • Wat zijn de maatschappelijke effecten? • Wat gaan we eraan doen? • Wat is het beschikbare budget?
4 Bepaal gezamenlijke doelen De raad kan beter sturen als er gezamenlijke doelstellingen zijn. Welke maatschappelijke effecten willen we als raad samen bereiken? Het is verstandig een raadsconferentie te organiseren of een werkgroep te vormen. Tijdens deze bijeenkomsten kunnen de doelen worden opgesteld.
5 Formuleer SMART doelen • • • • •
Formuleer de doelstellingen SMART: specifiek meetbaar acceptabel realistisch tijdsgeboden Dit maakt een concrete verantwoording mogelijk. De volgende doelstelling is SMART geformuleerd: in 2012 neemt 20% van de personen met een uitkering zonder arbeidsverplichting in de gemeente deel aan activiteiten in het kader van sociale activering.
Het college beantwoordt de hoe-vraag. De raad kan effectiever sturen op basis van deze rolverdeling.
19
Toepassing bij Participatiebeleid • Wanneer heb je welk doel behaald? • 200 personen zijn op 15 mei 2012 minder afhankelijk van een uitkering. • 6600 personen zijn op 2 juni 2013 maatschappelijk actief.
6 Stem doelstellingen af met het college en management Welke doelstellingen zijn in de praktijk te meten? Welke doelstellingen zijn haalbaar? Welke beleidsvrijheid heeft de gemeente? Er is contact met het college en het ambtelijk management nodig om deze vragen te beantwoorden en SMART doelen te formuleren. Duaal besturen kan alleen als er wederzijds vertrouwen bestaat en begrip voor de (wederzijdse) beperkingen. Als de raad zelf SMART doelstellingen formuleert is het nuttig betrokkenen uit te nodigen op raadsconferenties en werkgroepbijeenkomsten. De raad kan overigens ook het college vragen een voorstel voor doelstellingen te formuleren.
Toepassing bij Participatiebeleid De benchmark Re-integratie vergelijkt prestaties met buurgemeenten. Men deelt successen en ervaringen.
7 Maak vooraf afspraken over verantwoording Wanneer wilt u als raad op de hoogte zijn? Wat zijn peilmomenten? Hoe moet de verantwoordingsinformatie eruit zien? Goede afspraken voorkomen verrassingen. Kies momenten die passen in de bestaande planning en in de controlecyclus van uw gemeente. Zo kunt u tijdig sturen. Om een nieuwe begroting op te stellen heeft de raad informatie nodig van de verantwoording tot op dat moment.
Toepassing bij Participatiebeleid Wanneer wilt u als raad op de hoogte zijn? Wat zijn peilmomenten? Hoe moet de verantwoordingsinformatie eruitzien? Kies momenten die passen in de bestaande planning en de controle cyclus van uw gemeente. Zo kunt u tijdig bijsturen. Voorkom dat incidenten de beleidsdoelstelling doorkruisen.
8 Houd zicht op knelpunten Het is wenselijk de hoofdlijnen van het beleid in de gaten te houden. Maar onderwerpen die niet als speerpunt zijn benoemd kunnen ook problemen opleveren! In de vorm van een budgetoverschrijding bijvoorbeeld. Spreek met het college af dat knelpunten die worden gesignaleerd op basis van managementinformatie ook deel uitmaken van de verantwoording.
20
Toepassing bij Participatiebeleid Heb vertrouwen en begrip. Stel in samenspraak met het college en het management de contouren van de doelstellingen op zodat deze realistisch gedragen worden.
9 Ruimte voor toelichting Verantwoordingsinformatie moet meetbare resultaten bevatten en duidelijk maken wat die meting precies betekent. Wat vertellen de cijfers over de realiteit? In hoeverre wijken de resultaten af van de doelstellingen? Is dat ernstig? Neem ruimte voor een toelichting op de resultaten. Zo ontstaat er duidelijkheid over de kwaliteit van de meting en een verklaring voor het resultaat. Nodig eventueel iemand van de organisatie uit om de cijfers toe te lichten en vragen te beantwoorden.
Toepassing bij Participatiebeleid Cijfers zeggen niet genoeg. De nadruk moet liggen op dienstverlening aan de burger. Als doelstellingen op een andere wijze binnen het budget zijn gerealiseerd is dit niet direct aanleiding voor kritiek. Het gaat om het stimuleren van creativiteit en het waarderen van resultaten.
10 Gebruik de verantwoording als kader van je normering In een beleidscyclus vloeit het beleid logisch en consequent voort uit de resultaten van de voorgaande cyclus. De verantwoording van resultaten is een uitgangspunt voor nieuwe doelstellingen of bijstelling van oude doelstellingen. Spreek af dat resultaten van voorgaande perioden worden meegenomen in het overzicht, zodat een trend waarneembaar is. Op grond van de waarneembare ontwikkeling kan de raad een doelstelling continueren, bijstellen of een nieuwe ambitie formuleren.
Toepassing bij Participatiebeleid Beleidsontwikkeling is vooral gebaseerd op datgene dat voorheen (niet) is bereikt. De verantwoording van resultaten vormt het uitgangspunt voor nieuwe doelstellingen of bijstelling van oude doelstellingen. Neem resultaten van voorgaande perioden mee, zodat een trend waarneembaar is. Op grond hiervan kan de raad het beleid continueren of bijsturen.
21
Aantekeningen Conclusie Er ligt als raadslid een mooie taak voor u klaar. U kunt als geen ander de signalen opvangen die onder de burgers in uw gemeente leven. Anderen zijn u in de samenleving voorgegaan. Dat ziet u bijvoorbeeld terug in nieuwe wetten en regelingen. Of soms in extra budgetten voor nieuwe taken die de rijksoverheid belangrijk vindt. Als raad probeert u het beste voor uw burgers te bereiken. Daarvoor vertaalt u de maatschappelijke wensen uit de samenleving naar een eigen lokale visie en beleidskader. Door beleidskaders en prestaties concreet te formuleren en verantwoording op te eisen van de resultaten, kunt u burgers laten zien wat er van beleidsvoornemens is terechtgekomen. Nu de rijksoverheid zich als toezichthouder heeft teruggetrokken bent u aan zet. De VNG en Stimulansz wensen u daarbij veel succes!
22
23
De totstandkoming van deze brochure is mogelijk gemaakt door het Project ‘Erop af: Doen en delen!’. Een gezamenlijk project van de VNG, SZW en Divosa om samen verder te komen met de uitvoering van de WWB en aanverwante regelingen.
Erop af: Doen en delen!
Te bestellen bij Stimulansz Postbus 2758 3500 GT Utrecht
[email protected] www.stimulansz.nl Vereniging Nederlandse Gemeenten Postbus 30435 2500 GK Den Haag www.vng.nl
Uitgave © Stimulansz, maart 2011
Ontwerp Weijsters & Kooij vormgevers, Grave
Drukwerk Misi BV, Zoetermeer