Gymnasium Haganum missie - visie - vastgesteld in de vergadering van de Medezeggenschapsraad op 16 april 2005-
Schooljaar 2004 - 2005 GYMNASIUM HAGANUM Laan van Meerdervoort 57 2517 AG Den Haag telefoon 070 - 346 92 43 fax 070 - 360 81 86 http://www.haganum.nl e-mail
[email protected]
Inleiding De visie van een instelling geeft aan waar die instelling op langere termijn wenst te komen. Ze geeft antwoord op de vraag: “Waarheen zijn we gezamenlijk op weg?” Een visie geeft ook aan welke kernwaarden de instelling daarbij hanteert. Een visie wordt gedragen door het overgrote deel van de medewerkers en komt tot uitdrukking in het beleid. De missie geeft aan waarom de medewerkers van de instelling het belangrijk vinden dat de instelling bestaat. Wat willen zij voor elkaar en de omgeving betekenen? Ook voor de missie geldt dat deze door de meerderheid moet worden gedragen en dat zij een uitgangspunt vormt voor het dagelijks handelen en het personeelsbeleid. In dit document worden deze twee begrippen niet scherp gescheiden. Men kan erover van mening verschillen of de termen juist gebruikt worden. Voor het moment is dat niet zo belangrijk.
De missie van de school is als volgt vastgesteld in de vergadering van de medezeggenschapsraad van 17 april 2001 Het Gymnasium Haganum is een openbaar, categoraal gymnasium. Wij bieden onze leerlingen een brede opleiding op een hoog niveau en daarmee een uitstekende voorbereiding op een studie aan een universiteit. Aan cultuur wordt hierbij veel aandacht besteed. In onze school accepteren wij een grote variatie in diverse kwaliteiten, uiterlijk en gedrag. Gelijkwaardigheid is hierbij het sleutelwoord. We hechten er belang aan dat onze leerlingen zich maximaal ontplooien op intellectueel, sociaal en creatief gebied. De redactie van deze tekst laat zien dat velen hun zegje hebben willen doen. De inhoud heeft een breed draagvlak maar herformulering is noodzakelijk. In een advertentietekst hebben wij de tekst van de missie vanaf de tweede zin als volgt geherformuleerd: Wij zien een gymnasiumopleiding als een ‘VWO-plus-opleiding’, waarmee bedoeld wordt dat wij de leerling in alle vakken aanmerkelijk meer willen bieden dan voor het behalen van het diploma noodzakelijk is. Dat extra aanbod is terug te vinden in de lessen en in de activiteiten daarbuiten. Aan cultuur wordt hierbij veel aandacht besteed. We vinden het belangrijk dat onze leerlingen zich intellectueel, sociaal en creatief ontplooien. Leerlingen en medewerkers kenmerken zich door een grote variatie in kwaliteiten, meningen, levensbeschouwingen, uiterlijk en gedrag. Respect voor elkaar en erkenning van gelijkwaardigheid bepalen de sfeer.
We kunnen de vraag "Wat voor een school is het Gymnasium Haganum?" vanuit drie perspectieven benaderen: 1. vanuit het concept 'gymnasium' 2. vanuit de leerlingen en 3. vanuit degenen die er werken. Twee perspectieven strijden om de eer als eerste te worden besproken, het gymnasium en de leerling. De leerling zou dit moeten winnen want hij staat centraal. Om hem is het allemaal begonnen. Voor de opbouw van het verhaal is het echter gemakkelijker om eerst het perspectief van het gymnasium te bespreken.
Het gymnasium Het Gymnasium Haganum is niet alleen gymnasium maar het is ook openbaar en categoraal. Wat betekenen deze drie woorden?
Het gymnasiale karakter en het categorale karakter van de school. Wat moeten we eigenlijk onder ‘gymnasiaal' onderwijs verstaan? Het gymnasium is te herkennen aan de klassieke talen maar daarmee is het nog niet gekarakteriseerd. Het gymnasium is uitdrukkelijk niet hetzelfde als een atheneum met klassieke talen. Het zelfstandig gymnasium is ook niet hetzelfde als een gymnasiumafdeling van een scholengemeenschap. Daar betekent gymnasium immers niets anders dan atheneum met Latijn en/of Grieks in je pakket. Het bijzondere van het categorale gymnasium is dat alle leerlingen onderwijs in de klassieke talen volgen. Daarop kunnen de leraren van alle overige vakken in
hun onderwijs voortbouwen en die mogelijkheid hebben die de leraren op een atheneum met Latijn of een gymnasiale afdeling van een scholengemeenschap niet. De kennis die leerlingen opdoen bij Grieks en Latijn blijft op scholengemeenschappen met heterogene klassen tot die vakken beperkt, kan bij andere vakken niet geactiveerd, gemobiliseerd worden. De leraar geschiedenis wordt op een gymnasiale afdeling van een scholengemeenschap t.o.v. de gymnasiumleerlingen beperkt doordat er andere leerlingen in de klas zitten bij wie hij niet kan terugvallen op de klassieke basis. Hetzelfde geldt voor de talenleraren maar ook voor de leraren in de natuurwetenschappen. Op een gymnasiale afdeling van een scholengemeenschap is ‘gymnasium’ niet meer dan een extra vak in het pakket. Dat is een magere opvatting van het schooltype gymnasium. Het gymnasiale karakter is namelijk geen zaak van de sectie klassieke talen alléén. Men kan zich voorstellen dat men bij de moderne talen veel teruggrijpt op Latijn. Niet alleen door de verwantschap van taal en vocabulaire maar ook door de verwantschap van literaire thema's. Maar ook voor de leraren in de natuurwetenschappen en wiskunde is het belangrijk dat alle leerlingen dezelfde klassieke achtergrond delen. De leraar natuurkunde is bij uitstek degene die leerlingen kan duidelijk maken dat in Aristoteles' tijd de dingen naar beneden vielen omdat daar hun natuurlijke plaats was, de plaats waar zij zich aan het begin der tijden bevonden en waarheen zij nog steeds streven. Vuur bewoog zich naar boven omdat daar zijn natuurlijke plaats was. Een leerling die hiervan kennis genomen heeft, zal minder moeite hebben met het moderne idee dat de zwaartekracht de aarde niet in een gekromde baan rond de zon dwingt maar dat de aarde een rechte baan aflegt door de, ten gevolge van de zwaartekracht gekromde, ruimtetijd. De leerling zal verbaasd staan als hij dezelfde Aristoteles, die hij van Grieks en inmiddels ook van natuurkunde kent, bij biologie ten tonele gevoerd ziet als de eerste die een systematische indeling maakte van de toen bekende dierenwereld waarin de dolfijn een zoogdier is (en niet een vis, zoals men later, in de Middeleeuwen weer dacht).
Categoraal gymnasium staat voor een ‘brede opleiding met diepgang’. We vinden een opleiding breed als de leerling zich ontwikkelt op het gebied van de alfa-, zowel als de beta- als de gammavakken. als de opleiding zich richt op de ontwikkeling van hoofd (cognitief/kennis/kritisch denken), hand (vaardigheid) en hart (affectief/attitude) als de opleiding zowel aandacht besteedt aan de ontwikkeling van de geest als die van het lichaam als de opleiding zich richt op kunst (actieve en passieve beoefening), zowel als op wetenschap, als op levensbeschouwing als de opleiding zich richt op het actuele (moderne, multiculturele samenleving) maar ook op het historische perspectief (algemeen/Grieks-Romeins/Joods-Christelijk). Latijn en Grieks worden o.a. onderwezen omdat we het belangrijk vinden dat leerlingen kennis nemen van de wortels van onze cultuur. De westerse cultuur rust op twee pijlers de Grieks-Romeinse en de Joods-Christelijke. De na-oorlogse ontkerkelijking confronteert ons met een jeugd die de tweede pijler van onze cultuur niet kent. Hoe kan men zonder kennis te nemen van het Christendom nog zinnig praten over Middeleeuwse kunst? En verliest een Romereis niet een belangrijk deel van zijn betekenis? Uit een van de belangrijke redenen om klassieke talen te onderwijzen vloeit dus ook voort dat we een vak als cultuurgeschiedenis van het Christendom moeten onderwijzen. Ook het onderwijzen van vakken als filosofie en kunstgeschiedenis vloeit hieruit voort.
We willen spreken van diepgang als de opleiding zich niet alleen richt op het aanbrengen van kennis maar ook op het verwerven van inzicht, op het vermogen het geleerde in nieuwe situaties toe te passen, het vermogen tot analyse van vraagstukken, op synthese en evaluatie. Een gymnasium bevordert het intellectuele klimaat op school en dat uit zich bij alle vakken. Het onderwijs op een zelfstandig gymnasium streeft naar een hoog abstractieniveau doordat en zodat het in het bijzonder het kritische denken en de intellectuele attitude van de leerlingen bevordert. Omdat kritisch denken gestoeld is op kennis van feiten wordt het aanleren daarvan en het aankweken van vaardigheden om die kennis te vinden, te ordenen en te gebruiken, nadrukkelijk in het curriculum opgenomen. Zie ook de bijlage ‘Nota Gymnasiale Basisvorming’ Tot slot: Niet slagen op een categorale school betekent de school verlaten. Misschien heeft een categorale school daarom wel een extra verantwoordelijkheid voor zijn leerlingen. Als categorale school moeten wij ervan uitgaan dat kinderen komen om te blijven.
Het openbare karakter van de school Artikel 23 lid 3 van de Grondwet zegt: "Het openbaar onderwijs wordt, met eerbiediging van ieders godsdienst of levensovertuiging, bij de wet geregeld". Artikel 23 leidt daarmee tot het pluriforme karakter van openbare scholen en van onze school.
Wanneer men over pluriformiteit praat dient men onderscheid te maken tussen actieve pluriformiteit en passieve pluriformiteit. Bij passieve pluriformiteit komt de 'eerbiediging' er, kort gezegd, op neer dat men geen acht slaat op elkaars godsdienst of levensovertuiging. Een openbare school is dus 'niets'. Dat is een schrale opvatting van "eerbiediging van ieders godsdienst of levensovertuiging". Actieve pluriformiteit betekent dat men kennisneemt van elkaars godsdienst of levensovertuiging. De vraag is nu op welke manier wij het openbare karakter van onze school in de toekomst inhoud willen geven en welke keuzes daaruit voortvloeien.
In deze drie punten is de grondslag van de school vervat. Het is een gegeven. Wie hier wil werken, dient zich van deze grondslag bewust te zijn en deze te onderschrijven. Er zijn veel andere legitieme grondslagen van scholen maar het Gymnasium Haganum is niet de plaats om die uit te dragen. Dit staat hier met enige kracht en dat vindt zijn oorsprong in het feit dat het categorale gymnasium als schooltype in de afgelopen dertig jaar zwaar onder vuur heeft gelegen en deze slag maar amper heeft overleefd. Wat hierboven beschreven is, is niet het Gymnasium Haganum als concrete school. Evenmin wordt er gedoeld op de gezamenlijke gymnasia in Nederland of op de grootste gemene deler daarvan. Hier wordt gedoeld op een idee, een concept, een opvatting over wat ons onderwijs moet zijn. De idee 'gymnasium' is echter een nutteloze abstractie als men zich daar geen leerlingen bij kan voorstellen. Het is duidelijk dat wij dit moois niet aan iedereen kunnen bieden. Voor wie is dit onderwijsconcept nu bedoeld?
De leerling De leerlingen die bij dit concept passen zijn intelligente leerlingen. Denken is hun talent, en dit talent is een voorwaarde voor het deelnemen aan ons concept. Wij stellen ons tot doel dat talent te voeden en te ontwikkelen. Het zijn kinderen met een brede interesse, kinderen die veel willen weten, leer- en nieuwsgierig zijn, vragen stellen en kinderen waarbij deze attitude met vrucht kan worden bijgebracht. Op de tweede plaats gaat het om leerlingen in de leeftijd van 12 tot 18 jaar. Dat is een belangrijke periode in het leven, het is de overgang van kind zijn naar volwassen zijn. Het is een periode waarin een mens zijn grenzen verkent, zijn identiteit zoekt, zich tegen volwassenen verzet, zijn plaats temidden van anderen bepaalt en voor het eerst met de vragen van het leven te maken krijgt. Op enig moment tijdens zijn verblijf op onze school kunnen deze zaken een grotere rol spelen dan de behoefte aan academische kennis. Als we denken over de voeding die deze leerlingen nodig hebben, moeten we denken aan de plaats die zij later in de maatschappij zullen innemen. Welke beroepen en functies zullen zij dan vervullen? Het zijn verantwoordelijke functies waarvan wij hopen dat ze bezet worden door mensen met een oordeel dat zijn fundament vindt in een brede basis. Het zijn functies die de koers van onze maatschappij bepalen. Het zijn functies die onze kenniseconomie dragen. De voeding die dit talent nodig heeft om zich te ontwikkelen is stevig en gevarieerd en ligt op academisch en sociaal-emotioneel terrein, op het gebied van de persoonlijke ontwikkeling en burgerschapszin. Wij leiden de leerlingen echter niet alleen op in hun eigen belang maar ook om te voldoen aan de behoeften van de maatschappij in wier opdracht wij immers werken. Wij werken als leraren niet voor eigen rekening en verantwoording maar uit naam van alle burgers van Nederland. Wij moeten ons de vraag stellen welke functies onze leerlingen later gaan uitoefenen en wat wij onze leerlingen daarvoor mee moeten geven. De vraag is op welke plaatsen in de maatschappij wij bij uitstek intelligente mensen nodig hebben. Vervolgens moeten wij ons afvragen wat wij van deze mensen verwachten en wat wij hen dan gedurende hun schooltijd mee hebben moeten geven.
De mensen die hier werken. Aan de ene kant is er het concept 'gymnasiaal onderwijs' aan de andere kant is er een groep leerlingen die van de basisschool komt. Het zijn de mensen die hier werken die de verbinding tussen bovenstaande twee benaderingen tot stand moeten brengen.
het concept 'gymnasium’
de leerlingen
de mensen die hier werken
Uit de vaststelling dat wij de leerlingen met de beste aanbevelingen van de basisschool hebben valt de statistische conclusie te trekken dat wij menig leerling in huis hebben die slimmer is dan veel van zijn leraren. Dit stelt hoge eisen aan de leraren ondanks het feit dat zij een voorsprong hebben in kennis en in jaren. Een zeer gedegen kennis van het vak is een vereiste. Daarbij komt dat wij leerlingen opleiden voor een studie aan een universiteit. Het ligt voor de hand dat de leraren bij voorkeur dezelfde achtergrond hebben als die welke zij bij de leerlingen trachten aan te brengen. Voorkeur verdient ook onderzoekservaring, d.w.z. dat de leraar uit eigen ervaring weet hoe zijn vak aan zijn kennis komt. Hierboven is gesteld dat het gymnasiale karakter van de school een zaak is van alle vakken. Dat betekent dat een gymnasiale achtergrond of op zijn minst een grote belangstelling voor de klassieke oudheid en een universitaire opleiding de voorkeur verdienen. Als opvoeders wordt van de leraren gevraagd in voldoende mate over de pedagogische vaardigheden en inzichten te beschikken die bijdragen aan het welbevinden en welslagen van onze leerlingen. Zo dienen zij ook voor adolescenten min of meer zichtbare beelddragers van volwassenheid en sociaal gedrag. Verder moet men, terugblikkend, constateren dat de wereld en ook de wereld van het onderwijs snel verandert. In de loop van een werkzaam leven zijn die veranderingen goed merkbaar. Het gaat hier niet om veranderingen met een korte levensduur, de zogenaamde waan van de dag, maar om structurele veranderingen. De generatie die nu voor haar pensioen staat heeft de introductie van het fotokopieerapparaat, de rekenmachine en de computer meegemaakt en geeft aan twaalfjarigen les voor wie deze zaken altijd bestaan hebben. Een flexibele geest die veranderingen in de omgeving kan vertalen in veranderingen in het onderwijs is een absolute voorwaarde om les te geven aan de intelligente leerlingen die onze school kent.