Zorgplan Geuzencollege 2008 -‐ 2013 Versie 2010-‐2011 Vrijdag 4 september 2010 Geuzencollege (17 WQ 05) Locaties Westwijk: Onderbouw: Ary Koplaan 3c Bovenbouw: Geuzenplein 1
Locatie Holy: Onderbouw: Willem de Zwijgerlaan 230
KINDEREN LEREN VAN HUN LEVEN Als een kind opgroeit met kritiek leert het veroordelen, Als een kind opgroeit met vijandigheid leert het vechten, Als een kind belachelijk wordt gemaakt leert het verlegen te zijn, Als een kind zich moet schamen leert het zich schuldig te voelen, Als een kind opgroeit met verdraagzaamheid leert het geduldig te zijn, Als een kind opgroeit met aanmoediging leert het zelfvertrouwen, Als een kind geprezen wordt leert het waarderen, Als een kind eerlijk behandeld wordt leert het rechtvaardigheid, Als een kind veilig opgroeit leert het vertrouwen hebben, Als een kind goedkeuring krijgt leert het zichzelf aardig te vinden, Als een kind acceptatie en vriendschap ervaart leert het liefde in de wereld te vinden.
2
VOORWOORD In de afgelopen jaren is het Geuzencollege intensief aan de slag geweest met de beschrijving van haar leerlingbegeleiding. Een hoge kwaliteit van de leerlingbegeleiding en leerlingenzorg is een van de ambities van onze school en ook als zodanig opgenomen in ons strategisch meerjaren plan. Om de zorg en begeleiding van leerlingen ook in de komende jaren te borgen is heldere beschrijving van de begeleidingsdoelen en de wijze waarop deze doelen bereikt gaan worden, van groot belang. De invoering van de basisvorming en het VMBO heeft de leerling-‐zorg ook expliciet een wettelijk karakter gegeven, de ontwikkelingen rond Passend Onderwijs tonen dit opnieuw aan. Dit zorgplan beschrijft: • De zorg die de school aan leerlingen biedt en binnen welke structuur dit vormgegeven wordt; • De plaats van de leerwegondersteuning (LWO) binnen de school en de wijze waarop de school het LWO inricht. • De zorg die de school aan de verschillende specifieke groepen leerlingen biedt. De wet-‐ en regelgeving is de laatste jaren meermalen aangepast, een constante alertheid op ontwikkeling is dan ook voor onze school van belang. Op het Geuzencollege hechten wij er belang aan dat school de leerlingen ondersteunt in een breed ontwikkelingsproces en wil daarbij verder gaan dan kennisoverdracht alleen. De begeleiding van leerlingen richt zich bij het Geuzencollege op de volgende gebieden: • Begeleiding op het gebied van leren (studiebegeleiding). • Begeleiding bij een goede keuze, met het oog op studierichting en beroep (loopbaanbegeleiding). • Begeleiding van leerlingen bij de ontwikkeling van hun persoonlijkheid (sociaal-‐ emotionele begeleiding/ psychosociale begeleiding). Juist met het zorgplan wil de school inzetten op het verbeteren of optimaliseren van verschillende elementen op het gebied van leerlingbegeleiding en leerling-‐ontwikkeling. Het Geuzencollege kent drie locaties, waarbinnen op eigen wijze zorg wordt geboden. De visie, uitgangspunten en ambities zoals ze hier beschreven worden gelden, tenzij anders vermeld, als leidraad voor het hele college. Indien noodzakelijk wordt er verwezen naar afdelingsspecifieke deelplannen. Directie en zorgcoördinatoren van het Geuzencollege. Juli 2009
3
Addendum Dit document bevat op een paar plaatsen wijzigingen ten opzichte van het zorgplan 2009-‐ 2010. Allereerst is de vorm en inhoud door de verschillende functionarissen gelezen en voorzien van feedback. Dit heeft in de hoofdstukken 1 t/m 6 voor enkele tekstuele wijzigingen gezorgd. In hoofdstuk 6 is een verwijzing opgenomen in naar de -‐in het schooljaar 09-‐10 ontwikkelde-‐ warme overdrachtsprocedure. Hoofdstuk 7 is herschreven en hoofdstuk 9 is voorzien van evaluatieve opmerkingen, enkele bijlagen zijn toegevoegd of verwijderd. Deze aanpassingen hebben geresulteerd in een nieuwe werkkopie voor het cursusjaar 2010-‐2011 met als doel een verdere kwalitatieve groei van ons zorgbeleid te realiseren. Namens zorgcoördinatoren en directie, Timo Nuijten 4 september, 2010
4
Voorwoord
3
1.Inleiding en opbouw
7
2.Visie op zorg
8
Meerjaren plan Lentiz Onderwijsgroep
8
Het meerjarenplan van Geuzencollege
9
De streefdoelen van het Samenwerkingsverband Nieuwe Waterweg Noord
10
De kwaliteitsagenda VO 2008-‐2011
11
3.Visie op leerling-‐ontwikkeling
12
4.Visie op De kaders van de leerlingbegeleiding
13
5.TOELATINGS-‐ EN PLAATSINGSBELEID
17
6.Communicatie
23
7.Aanwezige faciliteiten en deskundigheid
24
8.Begeleiding en zorg in de dagelijkse praktijk
29
Begeleidingsuren onderbouw:
30
Begeleiding in de bovenbouw:
31
Afdeling Specifieke Zorg
32
Arbeidsmarkt geKwAlificeerd assistenten opleiding (aka)
34 35
9.Actiepunten -‐ 2009-‐2010 Nieuwe punten 2010-‐2011
37
10.Kwaliteitskaart van zorg en begeleiding
38
11.Evaluatiemomenten
40
12.Bijlagen
41 42
1. Bijlage: Handelingsplannen
1
2. Bijlage schema zorgteam en Zorg Advies Team
3. Bijlage: Taalbeleid
44
4. Bijlage: Leerlingcoach
45
5. Bijlage:Dyslexiebeleid
46
6. Bijlage: Verslag naar aanleiding van het zorgcoördinator en ambassadeurs overleg
49
5
52
7. Interne warme overdracht; het 8 stappenplan
6
1.INLEIDING EN OPBOUW Met dit zorgplan beschrijft het Geuzencollege haar leerlingbegeleiding. Er wordt aangegeven hoe de leerlingbegeleiding is georganiseerd, welke visie daaraan ten grondslag ligt, binnen welke kaders de begeleiding van de leerling wordt gerealiseerd. Dit zorgplan is als volgt opgebouwd: In hoofdstuk 1 wordt de inleiding en de opbouw van dit zorgplan beschreven. In hoofdstuk 2 wordt de visie op zorg beschreven en op welke wijze dit zorgplan aansluit op het strategisch meerjarenplan (SMP) van de Lentiz Onderwijsgroep, het SMP van het 1 Geuzencollege, de streefdoelen van het Samenwerkingsverband VO NWN en de relatie met de kwaliteitsagenda VO 2008-‐2011. In hoofdstuk 3 wordt aangegeven welke visie ten grondslag ligt aan de organisatie van de leerlingbegeleiding in de school. In hoofdstuk 4 wordt vanuit deze visie beschreven binnen welke kaders plaatsing en leerlingbegeleiding binnen de school wordt vormgegeven. In hoofdstuk 5 wordt nog eens apart ingegaan op de communicatie met verschillende partijen over de begeleiding van de leerlingen binnen onze school. In hoofdstuk 6 wordt beschreven welke faciliteiten en deskundigheid de school in huis heeft. In hoofdstuk 7 wordt de begeleiding en zorg in de dagelijkse praktijk beschreven. In hoofdstuk 8 worden de actiepunten 2009-‐2010 aangegeven. In hoofdstuk 9 wordt aangegeven welke kengetallen (concept kwaliteitskaart) gedurende het cursusjaar worden bijgehouden, zodat ook een helder beeld in kwantitatieve gegevens wordt gegeven. In hoofdstuk 10 wordt aangegeven op welke momenten en met welke instrumenten de evaluatie van dit plan wordt aangepakt. In hoofdstuk 11 staan de bijlagen waarnaar in dit zorgplan wordt verwezen.
1
Samenwerkingsverband Voortgezet Onderwijs Nieuwe Waterweg Noord
7
2.VISIE OP ZORG Met ons zorgplan wil de school aansluiten bij het strategisch meerjarenplan van onze school, de Lentiz Onderwijsgroep en de streefdoelen van het Samenwerkingsverband VO NWN. Dit zorgplan beschrijft eveneens de aansluiting van de zorg aan de kwaliteitsagenda VO 2008-‐2011. Onderwijs en zorg vinden haar basis in de drie kernwaarden van de school. 1. Leren, ontwikkelen en groeien: wij inspireren elkaar tot actief leren, ontwikkelen van talenten en persoonlijke groei. Dat geldt in hoge mate ook bij de begeleiding van de leerling in zijn ontwikkeling. 2. Kwaliteit: wij staan voor goed onderwijs dat is afgestemd op de leerling. Die kwaliteit mag ook zichtbaar worden in de goede leerlingbegeleiding die onze leerlingen in problematische zorgsituaties nodig hebben. 3. Veiligheid: wij staan voor een veilige leeromgeving zowel in ons onderwijs, in onze gebouwen en op onze terreinen, als in de manier waarop we met elkaar omgaan. Juist een goede leerling-‐ontwikkeling is gebaat bij en geeft zelf ook inhoud aan een veilige leeromgeving. Daarnaast heeft de organisatie een aantal onderwijskundige ambities aangegeven, waarbij onze zorg wil aansluiten.
MEERJAREN PLAN LENTIZ ONDERWIJSGROEP Het onderwijs binnen Lentiz is gericht op het aanbieden van maatwerktrajecten voor onze leerlingen. Ons onderwijs resulteert tenminste in het behalen van een diploma of startkwalificatie. Individuele aandacht en zorg zijn ingebed in dit maatwerk. Onze leerlingen worden geprikkeld om het beste uit zichzelf te halen. Inspelen op de culturele diversiteit in het onderwijs is een belangrijke onderwijskundige ambitie. Daarbij past een ondersteunend taalbeleid dat gericht is op het vroegtijdig en zo efficiënt mogelijk wegnemen van mogelijke taalachterstanden. Tevens vraagt dat een passende aanpak om schooluitval bij allochtone jongeren te verminderen en waar mogelijk te voorkomen. Digitalisering in het onderwijs is een belangrijk hulpmiddel voor verdere flexibilisering van het onderwijs en onderwijs op maat. De onderwijskundige verankering van ICT staat centraal, met de scholen zal worden geïnvesteerd in het verder ontwikkelen van de elektronische content, toetsen en methoden om effectief en efficiënt onderwijs te geven met elektronische hulpmiddelen.
8
In een aantal gevallen is het noodzakelijk dat zeer specifieke zorg en aandacht geboden wordt. De kennis van en ervaring met zeer intensieve begeleidings-‐trajecten voor deze leerlingen concentreert de Lentiz Onderwijsgroep in twee expertisecentra: locatie Geuzencollege in Vlaardingen en locatie Burgemeester Elzenweg in Naaldwijk. Ook de andere scholen voor voortgezet onderwijs die participeren in de samenwerkingsverbanden in de beide regio’s kunnen gebruik maken van deze expertisecentra. Maatwerk voor onze leerlingen en studenten zal verder tot stand komen door een samenhangend stelsel van doorlopende leerlijnen binnen de Lentiz Onderwijsgroep. Niet alleen tussen vmbo en mbo, maar waar mogelijk ook in combinatie met havo en vwo. Hierbij bouwen we voort op hetgeen de afgelopen jaren is bereikt. Ook zal de samenwerking met toeleverende en ontvangende onderwijsinstellingen verder worden opgebouwd. (Uit: Strategisch Meerjaren Plan Lentiz Onderwijsgroep, 2008)
HET MEERJARENPLAN VAN GEUZENCOLLEGE In haar meerjarenplan heeft het Geuzencollege vijf ambities voor de periode 2007-‐2013 verwoord. 1. Het Geuzencollege, een goed georganiseerde school met een heldere organisatiestructuur en duidelijke communicatie. Een christelijke school waar binnen leerlingen, ouders en personeel zich gekend en thuis voelen in een veilige omgeving die gebaseerd is op onderling respect. 2. Het Geuzencollege, een school die een eenheid is en zich ook zo gedraagt, binnen de verscheidenheid van teams, gebouwen, onder-‐ / bovenbouw en Specifieke Zorg, onderdelen van de totale school die een eigen kleur en identiteit mogen en kunnen hebben 3. Het Geuzencollege, een school met een breed VMBO-‐aanbod waar leerlingen, naar aanleg en belangstelling, de mogelijkheid hebben om te kiezen uit diverse onderwijstrajecten en – arrangementen. 4. Het Geuzencollege kenmerkt zich door een structuur van zorg en aandacht dat zich vertaalt in een samenhangend aantal concrete onderwijsondersteunde activiteiten. 5. Het Geuzencollege is een school die naast een open contact met leerlingen en ouders ook streeft naar een nauwe samenwerking met ketenonderwijs, bedrijfsleven en maatschappelijke instellingen (Uit: Strategisch Meerjarenplan Geuzencollege, 2007)
9
DE STREEFDOELEN VAN HET SAMENWERKINGSVERBAND NIEUWE WATERWEG NOORD Onze school is onderdeel van het Samenwerkingsverband Voortgezet Onderwijs Nieuwe Waterweg Noord. Dit Samenwerkingsverband stelt zich ten doel een samenhangend geheel van zorgvoorzieningen te realiseren om zoveel mogelijk leerlingen in het samenwerkingsverband een adequaat onderwijsaanbod te bieden. Dit onderwijsaanbod is gericht op het met een diploma afsluiten van het onderwijs. Het Samenwerkingsverband Nieuwe Waterweg Noord (38.01) heeft voor onze regio de volgende streefdoelen opgesteld voor 2009-‐ 2013 • Verbeteren aansluiting basisonderwijs – voortgezet onderwijs • Aanmeldingsprocedure bao-‐vo (regionale afspraken) • 1 onderwijskundig rapport voor de regio • PO geeft advies voor cito uitslag • Voor 1 april alle leerlingen aangemeld bij VO • Ouders leveren origineel onderwijskundig rapport in bij aanmelding • VO geeft voor 1 mei uitsluitsel over aanname • Aantal basisscholen gaan meedoen aan pilot alle leerlingen van groep 8 drempelonderzoek . • Gebruik DOD bij digitale onderwijskundige rapporten • Discussie adviezen Steunpunt Onderwijs. • Versterken functie zorg advies teams, relatie naar CJG • Ontwikkeling passend onderwijs waaronder meer handelingsgericht werken • Verbeteren / implementeren Zpunt • Extra inzet schoolmaatschappelijk werk (Uit: Streefdoelen SWV-‐NWN 2009-‐ 2013, 2009) De school wil met haar beleid aansluiten bij de streefdoelen van het Samenwerkingsverband. Deze aansluiting krijgt vooral vorm in een aantal actiepunten, die als extra zijn opgenomen (zie hoofdstuk 8, actiepunten).
10
DE KWALITEITSAGENDA VO 2008-‐2011 Voor de periode van dit zorgplan wil de school ook op het gebied van de leerlingbegeleiding een invulling geven aan de ambities die zijn geformuleerd in de notitie ‘Kwaliteitsagenda VO’ – verschillende initiatieven sluiten nauw aan bij de ambities van onze school, deze aspecten zullen dan ook in de aanpak van onze leerlingbegeleiding hun ondersteuning vinden. De kwaliteitsagenda VO 2008 – 2011 kent een zestal punten: • Rekenen en taal: de basiskwaliteit op orde • Uitblinken – we nemen geen genoegen met een zesje • Burgerschap – o.a. via de Maatschappelijke Stage • Professionele ruimte en ontwikkeling voor de docent en de teams • Examens: goede en betrouwbare schoolexamens, geen discrepantie tussen school-‐ en centrale examens • Verbetercultuur: verhogen van de kwaliteit (Uit: Kwaliteitsagenda VO 2008 -‐ 2011) Op deze agenda sluit de school binnen dit zorgplan met de volgende acties aan: • Taalbeleid • Deskundigheidsbevordering van docenten en (kern)teams. • Ontwikkelen van beleid burgerschapsvorming d.m.v. sociale vaardigheidstraining
11
3.VISIE OP LEERLING-‐ONTWIKKELING Op basis van de voorafgaande kernwaarden, ambities en de gestelde kwaliteitseisen is er binnen onze school gekozen onze visie op leerling-‐ontwikkeling te baseren op 4 uitgangspunten. Het uitgangspunt integraliteit houdt verband met de sociale positie van de school en de leerling in de maatschappij. Het uitgangspunt totaliteit doet recht aan de diversiteit en eigenheid van de individuele leerling. Het uitgangspunt gezamenlijkheid staat voor het besef dat de geboden zorg aandachtspunt en de verantwoordelijkheid is van verschillende partners. Met het laatste uitgangspunt, schoolklimaat, wil de school de preventie zorg benadrukken. 1. Integraliteit De leerlingzorg is integraal van aard. De begeleiding van de leerling richt zich in onze school – voor de persoonlijke ontwikkeling van de leerling en zijn uiteindelijke keuze voor het vervolgonderwijs – op het bieden van perspectief en toerusting voor het functioneren in de maatschappij. 2. Totaliteit Het onderwijs moet gericht zijn op de gehele leerling. Dus naast de cognitieve ontwikkeling is er ook aandacht voor de (psycho-‐)sociale, fysieke en emotionele ontwikkeling. Bewust wordt er binnen de school gewerkt met de term leerlingontwikkeling (i.p.v. leerlingzorg, dat een meer curatieve, negatieve betekenis met zich mee draagt) – elke leerling is binnen zijn of haar mogelijkheden en kunnen bezig met het zich ontwikkelen tot volwaardig medeburger. 3. Gezamenlijkheid De complete ontwikkeling van een leerling is een ‘werkdomein’ van alle docenten. Alle docenten dienen aandacht te hebben voor en bij te dragen aan de gehele ontwikkeling van leerlingen. Van docenten mag een professionele, meer generaliserende houding verwacht worden, die zich richt op het welzijn en de ontwikkeling van de gehele leerling. In bijzondere gevallen zal de school gebruik maken van specialisten, mensen (intern of extern) die ter zake kundig zijn. In het aanstellen en opleiden van specialisten is de school terughoudend; daarbij zullen onderscheiden taken en functies bij verschillende personen worden weggezet. 4. Schoolklimaat De school zorgt ervoor dat in de organisatie, het onderwijsleerproces en de pedagogisch-‐didactische aanpak hulpvragen bij leerlingen zich zo min mogelijk (kunnen) ontwikkelen, dat voortijdige uitval wordt voorkomen en dat zich geen gedragsproblemen ontwikkelen. Vanuit de jaarverslagen van het kernteam, de zorgcoördinator en het Zorg Advies Team worden actiepunten met ingang van schooljaar ’09-‐’10 geformuleerd om de preventieve zorg te optimaliseren.
12
4.VISIE OP DE KADERS VAN DE LEERLINGBEGELEIDING Aansluitend bij de visie van onze school streeft onze school naar een totale , gezamenlijke aanpak waar het de leerlingbegeleiding betreft. Hiermee bedoelen we dat alle mensen die werken in school verantwoordelijkheid hebben in de zorg voor de leerlingen. Binnen onze school zijn 5 verantwoordelijkheidskaders/ lijnen gedefinieerd, 3 interne lijnen en 2 externe lijnen. Binnen welke kaders welke verantwoordelijkheden vallen, wordt hieronder beschreven. Preventie: Integrale leerlingenbegeleiding betekent allereerst preventie. De school streeft er naar dat in het onderwijsleerproces en de pedagogisch-‐didactische aanpak hulpvragen zich zo min mogelijk ontwikkelen, dat voortijdige uitval wordt voorkomen en dat zich geen gedragsproblemen ontwikkelen. Vanuit de (jaar)verslagen van het kernteam, de zorgcoördinator en het Zorg Advies Team kunnen actiepunten worden geformuleerd om de preventieve zorg te optimaliseren. Het Kernteam: Voor de leerlingenbegeleiding is een belangrijke rol weggelegd voor het kernteam. Daarbij vervult de mentor een centrale rol. Integrale zorg moet binnen de school gestalte krijgen volgens een duidelijke organisatie en via een heldere communicatie. Primair heeft het kernteam de verantwoordelijkheid voor het welzijn en de totale ontwikkeling van de leerling. In de figuur hieronder worden de kaders en de verantwoordelijkheden schematisch weergegeven.
13
Bij een hulpvraag van een leerling levert de school antwoord op maat van de leerling, binnen de onderwijskundige setting, i.o.m. de ouders. De school bevordert middels scholing de deskundigheid van kernteamdocenten op het gebied van leerlingbegeleiding. Nr. Plaats van zorgfunctionarissen Beschrijving 1
2
3
Eerste lijn (bijv. vakdocent / mentor / vertrouwenspersoon / leerlingbegeleider / faalangstreductie trainer) Tweede lijn (bijv. decaan / RT-‐coach / dyslexiecoach / leerlingbegeleider) Zorgcoördinator/ orthopedagoog/ Schoolmaatschappelijk werkende
Derde lijn (bijv. ambulante begeleider / GZ-‐psycholoog / jeugdzorg / schoolarts )
Functionarissen, die direct op de leerling betrokken zijn. Zij verzorgen de daadwerkelijke begeleiding van de leerling.
Functionarissen, die contact hebben met de eerstelijns functionarissen. Zij ondersteunen en adviseren hen; voorzien de mensen van de nodige materialen, zodat de begeleiding van leerlingen op juiste wijze kan plaatshebben. Eventueel kunnen zij – weliswaar pas in tweede instantie -‐ ook direct de begeleiding van de leerling op zich nemen. Functionarissen, die van buiten de school contact hebben met functionarissen in de tweede en/of eerste lijn. Zij ondersteunen en adviseren, zijn gericht op deskundigheidsbevordering van de eigen medewerkers. Eventueel kunnen zij ook direct de begeleiding van de leerling op zich nemen.
Begeleidingsniveau 1 – de mentor / het kernteam: De eerste verantwoordelijke om begeleiding van de leerling op maat (de zorg in de klas = de zorg op het eerste niveau) te leveren is het kernteam – in gezamenlijkheid en o.l.v. de mentor. De leerling wordt uitgedaagd tot het leveren van een zo groot mogelijke prestatie. Begeleidingsniveau 2 – het kernteamoverleg: Wanneer er bij een bepaalde leerling een handelingsbehoefte ontstaat wordt deze voorgelegd door de mentor en besproken in het kernteam. We spreken dan over de zorg op niveau 2. Het kernteam is verantwoordelijk voor de leerlingenzorg, dat betekent ook dat het team bij een geconstateerde hulpvraag van een leerling de verplichting heeft om een bepaalde periode gericht op deze hulpvraag antwoord te geven. Dat moet aantoonbaar zijn met behulp van een handelingsplan – door de mentor opgesteld. [Het 2 handelingsplan wordt opgesteld in VOCUS ], zie ook bijlage 1. Op momenten dat het team een handelingsbehoefte heeft, kan zij de hulp inroepen voor haar begeleiding van de leerling bij het zorgteam. Begeleidingsniveau 3 – het zorgteamoverleg: Het kernteam roept bij de begeleiding van haar leerlingen – bij handelingsverlegenheid van de docent -‐ extra ondersteuning en begeleiding in via de zorgcoördinator of de leerlingbegeleider (de zorg op het derde niveau). De leerling wordt dan besproken in het zorgteam. De begeleiding door de zorgcoördinator kan bestaan uit o.a. deskundigheidsbevordering, begeleiding van de docent (collegiale consultatie / intervisie) 2
Leerlingadministratie-‐ en volgsystem
14
of begeleiding van de leerling (in eerste instantie binnen de reguliere setting of in tweede instantie buiten de reguliere setting). Van deze begeleiding (voor de leerling) wordt een voortgangsverslag bijgehouden in het handelingsplan van de leerling. Daarvoor is de zorgcoördinator verantwoordelijk. De zorgcoördinator coördineert het zorgaanbod van specialisten in de school, zoals: vertrouwenspersoon, leerlingbegeleider, faalangstreductie trainer, sociale vaardigheidstrainer en RT-‐ers. Het inzetten van specialisten zal er op gericht zijn om de kennis en expertise van de leden van het gehele kernteam te vergroten. Het zorgteam bestaat uit: • de zorgcoördinator • de kernteamleider • de leerlingbegeleider • de SMW er • de vertrouwenspersonen Uitvoering: • voorbereiding ZAT • het bespreken van leerlingen die begeleid worden door een lid van het zorgteam. • inzetten en het verdelen van werk over de verschillende begeleiders • het bijhouden van kengetallen m.b.t. de leerlingbegeleiding Begeleidingsniveau 4 en 5 – het zorgadviesteamoverleg (ZAT): Wanneer in het zorgteam (direct of na een bepaalde periode van begeleiding) blijkt dat de leerlingenzorg op niveau 1 t/m 3 te kort schiet, of wel wanneer handelingsverlegenheid of handelingsonbekwaamheid blijkt, wordt deze casus door de zorgcoördinator ingebracht en besproken in het Zorg Advies Team. Het ZAT besluit of de zorg op niveau 4 (een interne oplossing van leerling en/of docent) of op niveau 5 (verwijzing naar externe voorziening) gewenst is. De leerling blijft onder verantwoordelijkheid van de school. De zorg is er op gericht om de leerling binnen de school op te vangen of zo snel mogelijk in een reguliere setting terug te plaatsen. Betrokken bij het ZAT zijn: • Zorgcoördinator • Leerlingbegeleider • Leerplichtambtenaar • Schoolmaatschappelijk werker • Schoolarts • Afvaardiging van Steunpunt Onderwijs Doel: In het ZAT worden leerlingen besproken waar de school advies over wil van externe organisaties. De problemen van deze leerlingen kunnen heel verschillend zijn; didactisch, gedragsproblemen of problemen thuis. Uitvoering: De ZAT vergaderingen vinden plaats elke 6 weken – er zijn 6 bijeenkomsten per jaar.
15
Nr.
Niveau van zorg
1
Niveau 1 – intern Leerlingbegeleiding op het niveau van de klas(senteam); contacten tussen mentor, leerling en vakdocent. Bij het ontstaan van een handelingsbehoefte wordt overgestapt naar niveau 2 Niveau 2 – intern Leerlingbegeleiding op het niveau van het (kern)team of leerjaar; leerlingbesprekingen (en intervisie) met alle (kern)teamleden. Zij starten met een handelingplan voor een bepaalde periode. Bij het ontstaan van handelingsverlegenheid wordt overgestapt naar niveau 3 Niveau 3 – intern Bespreking van de leerling (hulpvraag van het (kern)team) op het niveau van de school / het (interne) zorgteam [zorgcoördinator, deskundigen; kernteamleider en/of mentor]; zij adviseren op basis van het ingebrachte handelingsplan. Niveau 4 – extern De leerling wordt door de zorgcoördinator ingebracht in het Zorg Advies Team [ zorgcoördinator, GGD, schoolmaatschappelijk werk, ambtenaar leerplicht, Steunpunt Onderwijs]; zij adviseren en initiëren een interne oplossing. Niveau 5 -‐ extern De leerling wordt door de zorgcoördinator ingebracht in het ZAT [ zorgcoördinator, GGD, jeugdzorg, ambtenaar leerplicht, Steunpunt Onderwijs]; zij adviseren en initiëren een verwijzing naar een externe, speciale voorziening (RMPI, herstart, rebound, e.d.)..
2
3
4
5
Beschrijving
Bijlage 2 geeft een schematische weergave van bovengenoemde procedures
16
5.TOELATINGS-‐ EN PLAATSINGSBELEID KADERS WAARBINNEN BEGELEIDING WORDT GEBODEN EN GEGARANDEERD De school heeft een aantal argumenten opgesteld, waarmee zij intern en extern communiceert over de (mogelijke) grenzen aan de zorgbreedte van de eigen school. Deze argumenten vormen de zgn. boven-‐ en ondergrens waarbinnen zorg en begeleiding wordt geboden. Docenten, leerlingen en ouders kunnen hiermee op de hoogte gesteld worden van de gehanteerde argumenten waarmee een leerling wel of niet binnen de school kan worden geplaatst of een bepaalde vorm van leerlingbegeleiding (op maat) wel of niet krijgt aangeboden. De argumenten worden hieronder toegelicht. De volgende argumenten worden gebruikt bij het vaststellen en bepalen van de zgn. onder-‐ en bovengrens van ons zorgaanbod in de school. Met de ondergrens bedoelen wij, die argumenten op basis waarvan de school de inschatting maakt waardoor wij niet in staat zijn die zorg en begeleiding te bieden die voldoet aan het beantwoorden van de ontwikkelvraag van de leerling. Het is mogelijk dat om reden van (een combinatie) deze genoemde argumenten een leerling niet op onze school kan worden geplaatst. 1. Advisering door toeleverende scholen. Voor het bepalen van de leerweg / het niveau van het te volgen onderwijs is het advies van de toeleverende school, eventueel i.c.m. de uitkomsten van de procedure bao 3 belangrijk en in grote mate / in de meeste gevallen bepalend. Zorgvuldigheid van de toeleverende scholen is hierbij wel een aandachtspunt. Een verkeerd advies betekent dat voor de leerling kostbare onderwijstijd wordt verspild. VO – scholen kunnen hierdoor wellicht onvoldoende kwaliteit leveren. Een advies moet zoveel mogelijk eenduidig zijn. Een breed, en daarom vaag gegeven advies lijkt ruimte en openheid te bieden, maar betekent in het vervolgonderwijs veelal afstroom en problemen, doordat verwachtingen te hoog gespannen zouden kunnen zijn. Bij een dubbel advies wordt na zorgvuldige overwegingen, in nauwe samenspraak met ouders en zo mogelijk met de toeleverende school, een beslissing genomen. 2. Het onderwijskundig rapport. Van de toeleverende school wordt verwacht haar advies ruimhartig en in voldoende mate te onderbouwen met het aangeleverde onderwijskundig rapport. Met dat rapport verschaft zij de school inzage in het ontwikkelingsperspectief dat bij de leerling past. Op basis van deze rapportage kan de school ook op goede gronden haar verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling van deze leerling nemen.
3
procedure bao: procedure uitgevoerd door het Steunpuntonderwijs op het verzoek van primair en voortgezet onderwijs waarbij er capaciteiten en sociaal emotioneel onderzoek wordt gedaan.
17
3. Onderbouwing van het advies met een tweede (en derde) gegeven. Het advies van de toeleverende school wordt (kan worden) onderbouwd met een tweede (en evt. derde), onafhankelijk gegeven. Daarbij valt te denken aan een didactisch onderzoek (CITO, HAGO, drempelonderzoek, …) of een capaciteitenonderzoek (NIO, WISQ 3, NDT, ……). Wanneer er een verschil zit tussen het advies van de toeleverende school en de uitslag van het tweede of derde gegeven, dient de toeleverende school dat duidelijk te onderbouwen in haar onderwijskundig rapport. Het tweede en/of derde gegeven mag/kan ook aangeleverd worden door een andere organisatie dan de toeleverende school (bijv. Steunpunt Onderwijs) of verzorgd worden door de eigen school (veelal ook via Steunpunt Onderwijs). 4. Informatie vanuit het LVS / het portfolio van de leerling. Als de toeleverende school een leerlingvolgsysteem heeft bijgehouden of van de leerling een portfolio heeft verzameld, waarin alle relevante gegevens voor de doorstroom naar het vervolgonderwijs zijn opgenomen en op basis waarvan het vervolgonderwijs op goede gronden haar verantwoordelijkheid voor de verdere ontwikkeling van deze leerling kan 4 onderbouwen, dan kan een OKR , een tweede en/of derde gegeven achterwege blijven. Afspraken tussen toeleverende school en vervolgonderwijs zijn hierbij van groot belang; eveneens dienen ouders toestemming hebben gegeven om deze gegevens aan het VO ter hand te stellen. Bij opstroom, maar in het bijzonder bij afstroom of overplaatsing (naar een bovenschoolstraject) is het van groot belang dat er aantoonbaar en inzichtelijk wordt gemaakt wat er door het Geuzencollege aan interventies en extra begeleiding is gegeven. Wanneer bij een leerling niet of onvoldoende aantoonbaar is dat de school bepaalde inspanningen op het gebied van leerling-‐ontwikkeling heeft verricht, kan plaatsing vertraging oplopen, in het uiterste geval kan het voorkomen dat deze leerling niet geplaatst wordt. 5. Motivering van de leerling bij de keuze voor deze school. Bij het aanmeldingsgesprek wordt leerling gevraagd duidelijk te motiveren waarom er voor deze school wordt gekozen, wat de verwachtingen zijn van de leerling (en de ouders) en welke beweegredenen er bij de uiteindelijke keuze voor onze school hebben mee gespeeld. Daarvoor worden tijdens het aanmeldingsgesprek vaste onderwerpen aan de orde gesteld. Een duidelijke negatief gemotiveerde keuze voor de school kan betekenen dat doorverwijzing plaatsvindt.
4
OKR: Onderwijskundigrapport
18
6. Aanmeldingsdatum. De aanmelding van een leerling dient plaats te vinden in de aanmeldingsweek, die op verschillende manieren met de toekomstige leerlingen en ouders wordt gecommuniceerd (via folders, kranten, bulletins, internet, etc.). Wordt de leerling op een te laat moment aangemeld dan kan dat inhouden dat de leerling niet kan worden geplaatst. 7. Groepsgrootte / leerlingaantallen – reguliere setting. De school bepaalt in de maanden april/mei aan hoeveel leerlingen zij een opleiding wil bieden; voor hoeveel klassen er in de organisatie van de school plaats wordt gegeven. In het beleidsplan van de school is aangegeven hoe groot een bepaalde groep / klas van leerlingen maximaal mag worden. Deze gegevens worden tevens gepubliceerd in de schoolgids. 8. Gegevens vanuit het kwadrant. Capaciteiten (kunnen) – De capaciteiten van een toekomstige leerling moeten zijn vastgesteld op basis van een toegestaan onderzoek [bijv. NIO, WISQ, NDT]. Het onderzoek mag niet ouder dan een jaar zijn. De ondergrens van ons onderwijs wordt in eerste instantie aangegeven door de 5 criteria – vastgesteld door de RVC . Bij leerlingen met een IQ tussen de 67 en de 75 moet de aanmeldingscommissie duidelijk kunnen aangeven welk ontwikkelingsperspectief de school voor deze leerling denkt te kunnen bieden. Een aantal leerlingen vallen hierbij in het zogenaamde ‘grijze gebied’. Dit zijn leerlingen met VMBO capaciteiten (een IQ tussen de 75 en de 80) maar met gediagnosticeerde leerachterstanden op het niveau van praktijk onderwijs. Voor deze leerlingen kan het praktijk onderwijs beter geschikt zijn. Over deze leerlingen wordt altijd in samenspraak met het Steunpuntonderwijs, overleg gevoerd met de school voor Praktijkonderwijs in de regio. Leerlingen met een IQ onder de 67 kunnen zich niet bij onze school aanmelden. Didactische vaardigheden (presteren) – De didactische vaardigheden (de leerachterstand) wordt vastgesteld op basis van toegestane meetinstrumenten, bijv. de BRUS, het drempelonderzoek, de CITO. De didactische vaardigheden worden weergegeven in zgn. DLE’s (didactische leeftijdsequivalenten), waarmee inzichtelijk wordt gemaakt hoe groot de achterstand (in maanden) op het specifiek didactische terrein is.
5
Regionale Verwijzings Commissie
19
Persoonsontwikkeling (zijn) – Van de persoonsontwikkeling wordt een beeld gegeven door het afnemen van een aantal vragenlijsten bij leerling en/of leraar. Bij het persoonlijkheidsonderzoek wordt gebruik 6 gemaakt van de volgende meetinstrumenten: SVL, PMTK, NPVJ, SAQI, YSR, SEV en CBCL . Tevens worden eventuele specifieke gedragsstoornissen genoemd, bijv. ADHD, PDD-‐NOS, e.a.. Het persoonlijkheidsonderzoek dient als basis tot het geven van een passende leerlingbegeleiding en is niet primair bedoeld om te beoordelen of een leerling al of niet kan worden toegelaten. De mate waarin een bepaalde vertraging in de persoonlijkheidsontwikkeling wordt aangetoond is wel belangrijk voor de plaatsing in een bepaalde groep. Bij cumulatie van (verschillende) hulpvragen bij een bepaalde leerling behoort het niet plaatsen tot de mogelijkheden. Schoolgedrag (doen) – Vanuit het onderwijskundig rapport, het gesprek met de ouders en de leerling en (eventueel) de eerste kennismakingsmiddag worden gegevens verzameld m.b.t. het schoolgedrag van de leerling. Deze gegevens zijn ondersteunend bij een overweging van de aanmeldingscommissie voor plaatsing van de leerling. Zij vormen nooit de belangrijkste overweging om een leerling wel of niet te plaatsen. 9. Groepsgrootte – bijzondere aandacht. De grootte van de groep leerlingen waaraan op een bepaald moment les wordt gegeven moet een juiste, passende begeleiding van de leerlingen door de docent (evt. met ondersteuning) mogelijk maken. Dat betekent dat er voor verschillende onderwijsactiviteiten verschillende groepsgrootten kunnen worden gehanteerd. Deze getallen kunnen op een bepaald moment ook reden geven om een aangemelde leerling niet toe te laten. 10. Aanbod van leerlingbegeleiding Functionarissen: [zie voor een bredere uitwerking -‐ hfdst 6] Gebieden: [zie voor een bredere uitwerking -‐ hfdst 6] Wanneer binnen de school geen expertise voor de begeleiding van een kind met een bepaald ontwikkelingsperspectief aanwezig is, kan dat betekenen dat de leerling niet kan worden geplaatst. 11. Ernst van de (m.n. gedragsmatige) problematiek Het Geuzencollege zal bij aanmelding van een leerling met een andere begaafdheid, die om die reden aanspraak maakt op de regeling ‘rugzak-‐leerling’ (evt. in een gesprek met de ouders) allereerst nagaan of: • de intellectuele capaciteiten van de leerling overeenkomen met het onderwijsniveau dat de school biedt; • de combinatie van de verzorging evt. medische behandeling en het volgen van lessen in de school in alle redelijkheid kan plaatsvinden; om dit te kunnen 6
Deze afkortingen niet gebruiken bij scrabble
20
•
•
realiseren is het noodzakelijk dat voorzieningen, kennis en extra geschoold personeel op de school aanwezig zijn. Dit geldt zowel voor de fysieke omgeving als voor orthopedagogische en – didactische eisen die uit de hulpvraag voortvloeien; de problemen van de leerling door zijn of haar aanwezigheid van dien aard zijn dat de rust en de veiligheid in de school van zichzelf, de medeleerlingen en/of het personeel in het geding brengt; door zijn of haar aanwezigheid de leerling het leerproces en/of hun welbevinden van de andere leerlingen niet verstoort. Daarbij valt o.a. te denken aan problematisch gedrag t.g.v. alcohol-‐ of drugsverslaving of psychiatrische stoornissen waarvoor een meervoudige behandeling plaatsvindt.
Wanneer blijkt dat aan één van de bovengenoemde vier punten niet wordt voldaan kan dat betekenen dat de leerling niet geplaatst kan worden. De school vraagt daarover altijd 7 advies – via de PCL -‐ bij het Steunpunt Onderwijs. 12. Dichtheid van de problematiek in een groep. De school hecht aan een evenwichtig pedagogisch-‐ didactisch klimaat waarbij elke leerling in staat moet blijken zich te ontwikkelen en waarbij individuele aandacht gewaarborgd blijft. Dit evenwicht wordt bij aanmelding zorgvuldig bewaakt. Binnen Lentiz-‐scholen wordt veelal een maximum van 2 op de 25 leerlingen met een bijzondere indicatie gehanteerd. Op het Geuzencollege menen wij dat dit aantal niet een op zich staand gegeven is, maar wordt gerelateerd aan de handelingsbekwaamheid van de docententeams. 13. Het ontwikkelingsperspectief van een leerling binnen onze school. Bij de plaatsing van leerlingen binnen een opleiding van de school is het van belang dat wij als school voor de desbetreffende leerling een duidelijk ontwikkelingsperspectief kunnen bieden. Daarbij geven ouders en leerling aan welk perspectief zij voor zichzelf voor ogen hebben en de school geeft aan in hoeverre de school aan dat perspectief inhoud en vorm kan geven; of dat perspectief in enige mate haalbaar is voor de leerling. Wanneer de school voor de leerling niet het juiste, passende ontwikkelingsperspectief kan bieden, dient ernstig overwogen te worden of een plaatsing op een opleiding raadzaam is. 14. Professionele bekwaamheid van het personeel De mogelijkheden van de school voor een passend zorgaanbod en juiste begeleiding van de leerling in zijn/haar ontwikkeling is in hoge mate afhankelijk van de vakbekwaamheid en werk-‐ en levenservaring van het personeel. De school geeft in zijn personeelsbeleid duidelijk prioriteit aan de mogelijkheden voor professionalisering en deskundigheidsbevordering. Wanneer binnen de school onvoldoende expertise, deskundigheid en/of ervaring voor de begeleiding van een kind / kinderen met een bepaald ontwikkelingsperspectief aanwezig is, kan dat betekenen dat de leerling niet kan worden geplaatst.
7
PCL: Permanente Commissie Leerlingenzorg
21
15. Rust en veiligheid van de leerling en zijn omgeving De problemen van de leerling mogen door zijn of haar aanwezigheid niet van dien aard zijn dat de rust en de veiligheid in de school van zichzelf, de medeleerlingen en/of het personeel in het geding wordt gebracht; De problemen van de leerling mogen door zijn of haar aanwezigheid de leerling, het leerproces en/of hun welbevinden van de andere leerlingen niet verstoren. Daarbij valt o.a. te denken aan problematisch gedrag t.g.v. alcohol-‐ of drugsverslaving of psychiatrische stoornissen waarvoor een meervoudige behandeling plaatsvindt.
22
6.COMMUNICATIE Met ouders De communicatie met ouders wordt zeer belangrijk gevonden. Contact vindt plaats via plenaire ouderbijeenkomsten, ouderavonden/middagen, de nieuwsbrieven, website, ouderportal, email en als ouders dat op prijs stellen komt de mentor op huisbezoek. Wanneer een handelingsplan voor een leerling wordt opgesteld worden ouders daarvan in kennis gesteld. Voordat op basis van zo’n handelingsplan wordt gewerkt , wordt dit plan voor instemming en ondertekening met de ouders / verzorgers doorgesproken. Wanneer m.b.t. hun kind bepaalde gegevens over deze leerling aan een externe begeleidende instantie moeten worden doorgegeven, zal altijd vooraf door de school toestemming aan de ouders worden gevraagd. Met leerlingen Om het welbevinden van de leerlingen in de gaten te houden heeft de mentor regelmatig gesprekjes met de mentorleerlingen. De leerlingen worden aan het begin van het schooljaar voorgesteld aan de vertrouwenspersonen zodat ze als zij behoefte hebben aan een vertrouwenspersoon weten bij wie ze terecht kunnen. Een keer per week is een schoolmaatschappelijk werkster aanwezig om leerlingen te helpen als zij vastlopen door problemen thuis en op school. Leerlingen worden (op voorspraak van de mentor) aangemeld door de zorgcoördinator of via het ZAT. Tussen onder-‐ en bovenbouw Een heldere interne communicatie wordt als een essentieel onderdeel ervaren in het algehele onderwijskundige proces maar speelt een sleutelrol in onderwijszorg. Kennis en ervaringen opgedaan in de onderbouw moeten van blijvend rendement zijn in de bovenbouw. Om die reden is er in schooljaar 09-‐10 een stappenplan ontwikkeld waarbij de kennis en ervaringen uit de onderbouw gestructureerd overgedragen worden naar de bovenbouw, zie bijlage Met toeleverende scholen Contact met toeleverende scholen wordt onderhouden door basisschoolambassadeurs. Zij gaan bij scholen langs om informatie en voorlichting te geven over onze school. Als een leerling zich aanmeldt bij ons op school nemen wij contact op met de basisschool om informatie te verzamelen over de leerlingen zodat wij de leerling optimaal kunnen begeleiden. Nadat door ouders toestemming is gegeven wordt aan de toeleverende basisschool gevraagd om het Onderwijskundig rapport van de leerling aan ons door te sturen. De toeleverende school ontvangt in de maand december en in de maand juli een cijferoverzicht van de aangeleverde leerling.
23
Met het vervolgonderwijs Wij vullen -‐ i.o.m. de leerling en ouders en gevraagd door de vervolgopleiding -‐ een 8 doorstroomformulier (en evt. ook een C-‐formulier ) in als de leerlingen naar een andere school gaan.
7.AANWEZIGE FACILITEITEN EN DESKUNDIGHEID Het Geuzencollege kent naast de docenten de volgende specialisten en faciliteiten: Mentor – is verantwoordelijke voor de ontwikkeling en begeleiding van de leerling in het algemeen, vooral waar het de sociale en de emotionele ontwikkeling betreft. De docent speelt met name een rol bij de warme overdracht en de uitvoering van ontwikkelingsplannen. Zorgcoördinator – is verantwoordelijke voor de organisatie van de leerlingbegeleiding binnen de school. De hieronder genoemde kernwoorden vallen binnen het verantwoordelijkheidsgebied van de zorgcoördinator. Procedure Bao Commissie van toelating RVC aanvragen Leerplicht Groepsbespreking Kengetallen rugzakbegeleiding begeleiding docenten Dyslexie Permanente Commissie Zorgteamoverleg Zoco's Zorgteamoverleg intern Leerlingenzorg Zorg AdviesTeam RVC aanvragen LGF aanvragen intakes Commissie van toelating warme overdracht ambassadeurschap voorlichting Groepsplannen Ontwikkelingsplannen RVC aanvragen Leerproblematiek Leerplicht Groepsbespreking Psychosociale Trainingen Observaties diagnostiek Intelligentieonderzoek rugzakbegeleiding leerlingbegeleiding begeleiding docenten klassenmapcontrole begeleiding /advisering begeleiding / advisering Geuzenbreed LWO Geuzenbreed dyslexie pre-‐teaching Leesbegeleiding Permanente Commissie Zorgteamoverleg Zoco's Zorgteamoverleg intern Leerlingenzorg Zorg AdviesTeam RVC aanvragen LGF aanvragen Schoolmaatschappelijk voorlichting Leerlingbegeleiding 8
C-‐formulier: competentieformulier
24
Werk warme overdracht
25
Orthopedagoog – is verantwoordelijk voor het afnemen van onderzoeken, opstellen van handelingsadviezen, verzorgt zo nodig voorlichting, scholing en trainingen, levert een bijdrage aan de ontwikkeling en uitvoering van beleid. . De hieronder genoemde kernwoorden vallen binnen het verantwoordelijkheidsgebied van de orthopedagoog. aanmeldingsonderzoek Groepsplannen Ontwikkelingsplannen Psychosociale Trainingen Observaties Diagnostiek intelligentieonderzoek begeleiding /advisering begeleiding docenten Geuzenbreed Zorgteamoverleg intern Zorg AdviesTeam LGF aanvragen LWO-‐regisseur/ LpT-‐coördinator (onderbouw/ ASZ) – is verantwoordelijk voor het opstellen en uitvoeren van individuele ontwikkelplannen van de leerlingen voor wat betreft de, in het aanmeldingsonderzoek gediagnosticeerde, leerachterstanden. De hieronder genoemde kernwoorden vallen binnen het verantwoordelijkheidsgebied van de LWO-‐regisseur. voorlichting leerproblematiek Klassenmap controle begeleiding / advisering pre-‐teaching Leesbegeleiding LWO Geuzenbreed warme overdracht Ontwikkelingsplannen Schoolmaatschappelijk werkende -‐ Ondersteunt en begeleidt docenten en directie bij de aanpak van psychosociale problemen van leerlingen. Hij/zij verleent psychosociale hulp aan leerlingen en ouders/verzorgers en levert een bijdrage in het multidisciplinaire schoolteam aan de beleidsvoorbereiding en -‐ uitvoering ten aanzien van deze hulpverlening. . De hieronder genoemde kernwoorden vallen binnen het verantwoordelijkheidsgebied van de schoolmaatschappelijk werkende . Schoolmaatschappelijk leerlingbegeleiding Psychosociale Trainingen Werk Leerlingbegeleider – voert gesprekken met leerlingen; is verantwoordelijke voor de ontwikkeling / begeleiding van de leerling, voor zover daar d.m.v. het handelingsplan van de leerling om is gevraagd. Het geven van (groeps-‐) trainingen zou tot de taken kunnen horen. Vertrouwenspersoon – is de wettelijk aangewezen persoon, waar een leerkracht / leerling terecht kan voor het spreken over vertrouwelijke zaken, zoals bijv. (seksuele) intimidatie.
26
Kernteamleider – De rol van de kernteamleider op het gebied van de leerling-‐zorg heeft met name een organisatorisch en formeel karkater. De kernteamleider is verantwoordelijk voor het scheppen van de organisatorische randvoorwaarden. De hieronder genoemde kernwoorden vallen binnen het verantwoordelijkheidsgebied van de kernteamleider. intakes Leerplicht warme overdracht ambassadeurschap voorlichting Docent assistent – bij de uitvoering van het zorgbeleid kan op verschillende manieren gebruik gemaakt worden van de inzet van docent assistenten. De hieronder genoemde kernwoorden geven aan op welke wijze dit vorm kan krijgen. pre-‐teaching Leesbegeleiding Psychosociale Trainingen Ondersteuning LWO-‐uren RT-‐er – de rol van de RT-‐docent richt zich primair op het begeleiden van leerlingen bij leerproblemen die buiten de LWO-‐gebieden vallen. Begeleiding van leerlingen Leesbegeleiding Psychosociale Trainingen bij niet LWO-‐gebieden. pre-‐teaching huiswerkbegeleiding Decaan -‐ is verantwoordelijk voor de begeleiding van de leerling op het gebied van keuzes maken voor een vervolgopleiding, beroepsrichting, sector (in het VMBO), profiel (in de Tweede Fase) en voor een bepaald vakkenpakket. Rots en Water trainer – verzorgt voor groepen leerlingen de training Rots en Water. De betrokken docenten zijn hiervoor geschoold. Faalangst – er is een begeleidingsaanbod voor leerlingen die in een bepaalde mate last hebben van faalangst. Sociaal-‐emotionele begeleiding – er is een begeleidingsaanbod voor leerlingen, die in een bepaalde mate last hebben van een tekort aan sociaal-‐emotionele vaardigheden. (Goldsteintraining; elementen uit het Leefstijlprogramma; Rots en Watertraining; etc.) Pesten – er is een begeleidingsaanbod voor leerlingen, die op een of andere wijze te maken hebben met pesten, hetzij als pester, hetzij als gepeste. Hiervoor is een pestprotocol aanwezig. Technisch en begrijpend lezen – er is een begeleidingsaanbod voor leerlingen, die te maken hebben met achterstand op het gebied van technisch lezen en/of begrijpend lezen. Dyslexie – er is een onderzoeks-‐ en begeleidingsaanbod voor leerlingen, waarbij dyslexie is vastgesteld (door een officieel erkende instantie) of waarbij het vermoeden is dat er sprake is van een bepaalde vorm van dyslexie. Binnen de school worden afspraken opgesteld om aan de hand van het verder te ontwikkelen taalbeleid op een eenduidige wijze met dit leerprobleem om te gaan. Zie bijlage 5.
27
Schoolkeuze / loopbaanbegeleiding – er is een begeleidingsaanbod voor leerlingen, waarmee ze geholpen worden bij het ontdekken van hun (on)mogelijkheden, het oriënteren op bepaalde terreinen van beroep / studie, het maken van een keuze en het in kaart / in beeld krijgen van hun loopbaanperspectief.
28
8.BEGELEIDING EN ZORG IN DE DAGELIJKSE PRAKTIJK In het rooster van elke leerling zijn vaste begeleidingsmomenten terug te vinden. De aard en inhoud van deze begeleidingsuren variëren per afdeling en tussen onder-‐ en bovenbouw. Als eerste wordt hieronder de inhoud van de begeleidingsuren weergegeven die in het gehele Geuzencollege gegeven worden, daarna volgen begeleidingsuren die specifiek zijn voor de onder-‐ of bovenbouw. Mentor(spreek)uur: Doel: Het creëren van een vast moment in het rooster waarop de mentor bereikbaar is voor leerlingen en ouders waarbij individuele begeleiding bij schoolse zaken in de breedste zin mogelijk worden. Uitvoering: Aan het begin van het jaar start de mentor met de hele klas, na de introductieperiode organiseert de mentor individuele gesprekken met leerlingen. Het is uitdrukkelijk de bedoeling dat elke leerling minimaal 2 individuele gesprekken per jaar heeft met de mentor waarbij welbevinden en prestaties centraal staan. In de rapport periode en bij belangrijke informatie wordt de hele klas opgeroepen. Flex-‐uren: Doel: Het stimuleren van de ontwikkeling van het zelfstandig werken en het leggen van een verbinding met de werkwijze van de bovenbouw. Uitvoering: Het flex-‐uur heeft een flexibele invulling: de leerlingen werken in deze uren zelfstandig aan projecten, bijzondere taken en/of huiswerk. Het is belangrijk dat ze goed gestimuleerd worden zelf voor dit werk te zorgen. Naast de ingeroosterde docenten zijn extra docenten of stagiaires beschikbaar voor RT/bijles en is er een onderwijsassistent aanwezig op het openleercentrum. Leerlingen werken bij hun docent van het rooster, mogen een verzoek doen voor het OLC of worden (op aanraden van de vakdocenten) voor een bijles ingedeeld e e door de zorgcoördinator/kernteamleider. De 2 klassen hebben donderdag het 7 uur in ieder geval een flex-‐uur; deelname aan een donderdagmiddagactiviteit geeft hen vrijstelling van dit flex-‐uur. Hierbij is een sluitende registratie van groot belang.
29
BEGELEIDINGSUREN ONDERBOUW: Met ingang van schooljaar 09-‐10 wordt er in de gehele (reguliere) onderbouw een aantal begeleidingsuren geïntroduceerd. Door het verdwijnen van de accenturen, de komst van het nieuwe taakbeleid en de noodzaak tot het verstevigen van de zorgstructuur, is gekozen voor een herdefiniëring van de begeleidingsuren. Geuzenuur: Doel: Het geuzenuur dient als vast moment in de week waarop de mentor gestructureerd kan werken aan het zetten van het pedagogisch klimaat, het uitdragen van de sociale uitgangspunten van de school. Vanaf schooljaar 09-‐10 start het Geuzenuur in de onderbouw na evaluatie wordt de urgentie voor de bovenbouw onderzocht. Uitvoering: Door middel van een doorlopend programma van klas 1 t/m 2. Op basis van programma’s zoals Leefstijl, studievaardigheden, wie ben ik, wat past bij mij, keuzes maken, wordt er in schooljaar 09-‐10 een programma ontwikkeld voor onze doelgroep. Tevens komen tijdens deze uren zaken zoals PSO, maatschappelijke stage en schoolwacht aan de orde. LWO-‐uur: Vanaf schooljaar 09-‐10 start het LWO-‐uur in beide onderbouw locaties, in de bovenbouw start een verkenning naar het werken met alternatieve leerstrategieën voor leerlingen met een LWO-‐verklaring. Doel: Het bieden van opmaat trajecten aan leerlingen waarbij uit het aanmeldingsonderzoek leerachterstanden zijn geconstateerd, ten einde deze leerachterstanden te verkleinen, dan wel alternatieve leerstrategieën aan te leren waarmee een vergelijkbaar leerrendement gerealiseerd kan worden. Uitvoering: In het rooster van alle leerlingen met een LWO-‐ indicatie worden 2 lesuren in de week gereserveerd als zgn. LWO-‐uur. Hierin werken een gespecialiseerd leerkracht en een onderwijsassistent samen aan de begeleiding van de LWO-‐leerlingen. Op basis van uit het aanmeldingsonderzoek gesignaleerde leerachterstanden op het gebied van technisch lezen; begrijpend lezen; spellen en rekenen, stelt de leerkracht per leerling een map samen. Deze map bevat naast de relevante leerling-‐gegevens diagnostisch en remediërend materiaal. Elke zes weken wordt er een cyclus gevolgd van diagnose, interventie, evaluatie en bijstelling van de onderwijsdoelen. Hierbij wordt er gebruik gemaakt van het openleercentrum waarbij de leerlingen zoveel mogelijk gebruik maken van de daar aanwezig digitale hulpmiddelen. De leerkracht zorgt voor de inhoudelijke vormgeving en is bewaker van het leerproces. De onderwijsassistent zorgt voor de functionele ondersteuning en het eventueel handhaven van de orde op het open leercentrum. Via de reguliere overlegmomenten tussen de LWO-‐leerkracht en de mentoren worden de resultaten teruggekoppeld zodat het rendement zich ook uitspreidt over de reguliere vakken.
30
BEGELEIDING IN DE BOVENBOUW: MBO-‐punt/ Decanen spreekuur: Doel: Verbetering doorstroom VMBO – MBO door middel van maatwerk in de informatievoorziening en het stimuleren van de warme overdracht tussen onze school en het regionaal MBO. Uitvoering: Iedere woensdagochtend is een loopbaanbegeleider vanuit het Albeda College op het Geuzenplein 1 om voorlichting te geven over specifieke MBO-‐ opleidingen aan leerlingen die daar toe doorverwezen worden door de decaan. De vertegenwoordiger van het MBO is ook vraagbaak voor de decaan en andere docenten en functionarissen binnen de school.
31
SPECIFIEKEZORG GROEPEN Het Geuzencollege kent een aantal groepen waarbij er specifieke zorg geboden wordt aan leerlingen met zgn. multi-‐problematiek. Bij deze leerlingen zijn naast leerachterstanden ook psychosociale ontwikkelingsstoornissen gediagnosticeerd. Specifieke Zorg kent 7 of 8 groepen afhankelijk van het leerlingaantal. Deze intensieve zorg is gericht op het instromen in reguliere bovenbouw. Voor die leerlingen waarbij na 2 jaar van intensieve zorg de stap naar de reguliere bovenbouw toch te groot blijkt te zijn, heeft het Geuzencollege een zgn. AKA-‐opleiding. Deze specifieke zorg groepen worden hieronder kort toegelicht.
AFDELING SPECIFIEKE ZORG De Afdeling Specifieke Zorg biedt zowel zorg als VMBO-‐onderwijs aan leerlingen met een combinatie van zgn. psychosociale-‐ en leerproblematiek in de regio Nieuwe Waterweg Noord. Hierbij vervult de afdeling een regionale functie, in nauwe samenwerking met het samenwerkingsverband VO en het Steunpuntonderwijs. Binnen de afdeling Specifieke Zorg wordt een onderscheid gemaakt in onderwijsactivieiten op 3 gebieden. Het VMBO gebied, het gebied van leerproblematiek en taal (Lpt) en het gebied van de psychosociale ontwikkelingsproblematiek (Psop). Hieronder wordt beschreven hoe deze gebieden in de dagelijkse praktijk verbonden worden. Zie ook het SMP-‐ASZ en het zorgplan-‐ASZ. Het curriculum van de Afdeling Specifieke Zorg gebaseerd op 3 peilers. VMBO, Leerproblematiek en Taal (LpT) en Psychosociale Ontwikkelings Problematiek (PsoP). De afzonderlijke peilers worden hieronder besproken LPT (LeerProblematiek en Taal) Het algemene doel van het LpT-‐traject is leerlingen om te leren gaan met hun leerachterstanden door deze dan wel in te laten inlopen, dan wel hen te leren om te gaan met hun leerbelemmering. Dit wordt bewerkstelligd door ze te ‘leren leren‘ en aanvullende leerstrategieën aan te bieden. LpT richt zich op alle deelgebieden van taal, rekenen en zoals genoemd: leerstrategieën. Op dit moment is een inventarisatie gemaakt van de deelgebieden van Taal en zijn hiervoor remediërende materialen aangeschaft. LpT heeft een vaste plek in het rooster gekregen waarbij alle docenten structurele ondersteuning krijgen van docent-‐assistenten. De coördinator LpT bewaakt, ontwikkelt en adviseert bij de implementatie van dit traject. De grootste knelpunten worden ervaren bij de zgn. uitrol van de materialen, computerprogramma’s die niet of foutief zijn geïnstalleerd en de beschikbaarheid van bepaalde materialen. Eveneens is nog niet iedere mentor gewend aan de bijbehorende administratie. Een cruciale succesfactor is de aanlevering van gegevens vanuit het basisonderwijs in verband met bepalen van de startsituatie. Om deze gegevens op orde te krijgen is er op directieniveau contact gelegd met de IB-‐netwerken BaO van de verschillende gemeenten (Vlaardingen, Maassluis en Schiedam) en is er een nieuw onderwijskundig rapport ontwikkeld. De individuele LpT-‐ trajecten worden vastgelegd en gevolgd in individuele ontwikkelplannen.
32
PsoP (PsychoSocialeOntwikkelingsProblematiek) Het algemene doel van PsoP is het vergroten van de psychosociale competentie, ook als er sprake van een (ontwikkelings-‐) stoornis is. Het gaat daarbij om het uitbouwen van iemands sterke kanten en het ondersteunen, compenseren en zo mogelijk versterken van de zwakke kanten. In verschillende trainingen leren de leerlingen om te gaan met hun eigen wijze van communiceren, acteren, reageren, en manifesteren. De individuele behoeften op deze gebieden worden gebaseerd op observaties, informatie vanuit het aanmeldingsonderzoek en onderzoeksgegevens gebaseerd op onderzoeken tijdens het verblijf op de Afdeling Specifieke Zorg. PsoP heeft een eigen plaats gekregen in het rooster, waarbij alle docenten structurele ondersteuning krijgen van docent-‐assistenten. De coördinator PsoP bewaakt het proces, ontwikkelt en adviseert bij de implementatie van dit traject. De trainingen lopen volgens de planning van het OPB (ontwikkelplanblok) . Knelpunten worden ervaren bij het kennis-‐ en vaardigheidsniveau van de docenten en trainers. In schooljaar 08/09 heeft het hele team een Rots en Water training gevolgd. Er zijn eveneens momenten gepland waarop kennis met betrekking tot leefstijl en de sociale competentie training wordt overgedragen. VMBO Het algemene doel van het VMBO gedeelte van het curriculum is het voldoen aan de kerndoelen van de basisvorming zoals gesteld in de WVO, artikel 11b. De voortgang wordt gemeten met de methode gebonden toetsen en de vmbo entree-‐ en volg-‐ toets in leerjaar 1 en de vmbo advies toets van Cito in leerjaar 2. Deze informatie wordt gebundeld met de gegevens vanuit LpT en PsoP in het leerling-‐dossier. OPB (ontwikkelplanblok) -‐planning Het algemene doel van OPB is de planning , monitoring de verbinding van al onze onderwijsactiviteiten. OPB is een hulpmiddel bij het plannen, volgen en verbinden van alle onderwijsactiviteiten (dus zowel vmbo, psop als lpt). Elk OPB heeft een eigen thema waarin bepaalde competenties centraal staan. De thema’s zijn geïnspireerd op psychologische behoeften en ontwikkelingstaken. Elk blok duurt ongeveer 6 weken en wordt afgesloten met een projectweek. Gedurende de 6 weken van het OPB staat de inhoud van het curriculum in het teken van het gekozen thema. Leerjaar 1 OPB 1
OPB 2
OPB 3
OPB 4
OPB 5
OPB 6
Kennismaken
Plannen
Heldere communicatie
Zelfstandig werken
Samenwerken
Naar leerjaar 2
Leerjaar 2 OPB 7
OPB 8
OPB 9
OPB 10
OPB 11
OPB 12
Hernieuwd kennismaken
Goed voor jezelf
Kiezen
Sterk door gevoelens
Leren door evalueren
Afscheid nemen
33
ARBEIDSMARKT GEKWALIFICEERD ASSISTENTEN OPLEIDING (AKA) Het doel van AKA-‐opleiding is het toeleiden van de leerling naar MBO2/ arbeidsmarkt. Als assisterend beroepsbeoefenaar kunnen zij onder toezicht eenvoudig uitvoerende werkzaamheden verrichten. Leerlingen stromen door naar een beroepskwalificerende opleiding op niveau 1. Of ze kiezen voor een opleiding op niveau 2 en behalen op dat moment een startkwalificatie. Praktijkgericht Een AKA-‐opleiding duurt maximaal twee jaar en is zeer praktijkgericht. Daarnaast is het een breed traject. De leerlingen kunnen zich eerst oriënteren op een groot aantal branches en sectoren. Daarna kunnen ze een uitstroomrichting kiezen: economie/handel, techniek, zorg/welzijn, voedsel/leefomgeving. Competenties De jongeren verwerven met de AKA-‐opleiding competenties die nodig zijn om succesvol op een werkplek te kunnen functioneren. Voorbeelden hiervan zijn samenwerken, afspraken nakomen en zelfstandig werken. De zorg in AKA is afgestemd op de zorg in de onderbouw van de Afdeling Specifieke Zorg. Dit uit zich door een nauwe samenwerking in de dossier overdracht, waarbij het accent ligt op de pedagogische aspecten van de leerlingontwikkeling. Didactisch sluit de AKA opleiding aan op het programma zoals geformuleerd door MBO-‐Albeda, niveau 1. Centraal in de begeleiding staat de persoonsgerichte begeleiding van VMBO leerlingen waarvan het op basis van de dossier gegevens en de manifestatie van de leerling in leerjaren 1 en 2 het de verwachting is dat het niet haalbaar is het VMBO met een diploma af te sluiten, met dropping-‐out tot gevolg. Met informatie van de Afdeling Specifieke Zorg (en andere Lentiz locaties, scholen van andere signatuur en/of de LPA van diverse gemeenten) zetten we ingezette leerlijnen voort om de leerlingen toe te leiden tot het MBO (niveau 1 of 2). De begeleidingsstructuur kenmerkt zich door veel individuele aandacht. De docent/mentor geeft 5 dagen alle theorielessen en wordt daarbij 3 dagen ondersteund door een onderwijsassistent. Na aanmelding volgt een aanmeldingsonderzoek waarbij leeropbrengsten uit leerjaar 1 en 2 gerelateerd worden aan de te behalen doelen. Wanneer de didactische overdracht actueel is gaat deze verder binnen AKA. Is dit niet zo wordt, binnen het kernteam, aanvullend onderzoek verricht om het verlies in tijd voor de leerlingen zo veel mogelijk te beperken. Bij de theoretische vakken EN, NE, WI en LLB kan groepsoverstijgend gewerkt worden. Dit is in ontwikkeling, maar kan in de toekomst op 8 verschillende niveaus door de leerlingen gevolgd worden. Zowel naar ‘beneden’ toe (bovenbouw BAO -‐ onderbouw VMBO), als naar ‘boven’ toe (bovenbouw VMBO -‐ MBO 1 & 2) Er vinden regelmatig coachingsgesprekken plaats met de leerlingen. De onderwijsassistent 9 speelt hierin een grote rol als het gaan om de BPV , en dus de toekomst van de leerling.
Binnen de AKA-‐opleiding worden verschillende trainingen gegeven die indien noodzakelijk ingezet kunnen worden (Goldstein, Remweg, Rots&Water).
9
BPV: Beroeps Praktijk Vorming
34
9.ACTIEPUNTEN -‐ 2009-‐2010 1.
In 2009 – 2010 wordt een Moet worden gecontinueerd in ’10-‐‘11 werkgroep geïnstalleerd, die zich in het najaar 2009 bezig houdt met de beschrijving van taalbeleid door de gehele school. Zij implementeert dit beleid ( waarmee gericht en bewust gewerkt wordt aan de basiskwaliteit bij leerlingen betreffende taalvaardigheid)– na goedkeuring door directie en MR – in de school vanaf voorjaar 2010. Bijzondere aandacht in dit vernieuwde taalbeleid is een herijking van onze dyslexie ondersteuning waarbij de aanstelling van een dyslexiecoach wordt overwogen. Uitgangspunt voor de genoemde werkgroep is de notitie aanzet tot taalbeleid zoals vermeld in bijlage 3.
2.
In het voorjaar van 2009-‐2010 zal Caroline is bezig met een basisnotitie. een basisnotitie rekenonderwijs gemaakt worden, vergelijkbaar met 29 juni ‘10 is er nog een bijeenkomst van de werkgroep. actiepunt 1 waarbij bijzondere aandacht gegeven zal worden voor dyscalculie.
3.
In 2009-‐2010 wordt in de Heeft plaatsgevonden, na evaluatie onderbouw gestart met de inhoudelijk en organisatorische invoering van de LWO-‐uren aanpassingen gedaan, uitwerking volgt (systematisch aanpak van de leerwegondersteuning). Aanpassingen voor cursus 2010-‐ 2011 vinden plaats na evaluatie van eerder genoemd voornemen. In de bovenbouw start een verkenning naar het werken met alternatieve leerstrategieën voor leerlingen met een LWO-‐verklaring
4.
In 2009 – 2010 wordt de Rots en Water training als een begeleidingsonderdeel in de reguliere onderbouw aangeboden.
Is gebeurd, en gepland voor komend jaar op de AKL. Komend schooljaar wil de WZL twee
35
De training wordt begeleid door opgeleide Rots en Water trainers.
trainers trainen
5.
In 2009 – 2010 wordt een aantal docenten benoemd tot leerlingcoach. Deze coaches voeren o.l.v. de zorgcoördinator een pilot uit waarmee duidelijk moet worden wat de meerwaarde van leerlingcoaches kan zijn. Bij de opstelling van het jaarverslag (medio juni 2010) leveren zij een notitie aan, waaruit de toegevoegde waarde moet blijken. Verdere uitwerking van het actiepunt leerlingcoach staat in bijlage 4.
Uit het onderzoek van Serife blijkt dat een leerlingcoach op Holy van toegevoegde waarde kan zijn, aangezien de leerlingbegeleider niet altijd aanwezig is
6.
Het versterken van de positie van School Maatschappelijk Werk binnen de school.
Notitie volgt
7.
Aanstellen van aanspreekpunten voor ouders van leerlingen van Turkse of Marokkaanse afkomst.
Is gebeurd
8.
Bijhouden kwaliteitskaart, kengetallen van de zorg.
Zijn afspraken over gemaakt, uitwerking volgt in bijlage
9.
Uitbouw van de warme overdracht met het basisonderwijs (Meervoud scholen) conform activiteiten werkgroep DOBOVO (Doorstroom Basis Onderwijs Voortgezet Onderwijs).
Is een notitie over geschreven, zie bijlage 6
36
NIEUWE PUNTEN 2010-‐2011 De connotatie van de begrippen ‘bijles’ en ‘RT’ expliciteren, de procedure voor ob/bb vastleggen en als bijlage toevoegen in het ZP Pesten; pestprotocol in werkgroep bespreken en mogelijk herzien, als bijlage ZP en publiceren op de site Werken aan een grotere ouder-‐ betrokkenheid; o.a. door het organiseren van thema-‐avonden (als bijlage ZP en publiceren op de site en meer aandacht voor de contactpersonen voor Turkse en Marrokaanse ouders) Taalbeleidgroep; eerste actie; beschrijven van de doelen voor ’10-‐‘11 Rekenbeleidgroep; eerste actie; beschrijven van de doelen voor ’10-‐‘11 Contacten GOSA-‐SPO-‐Leerplicht Uitnodigen om te laten zien wat we met de feedback gedaan hebben Visualiseren/ schematiseren van de 2 zgn. zorgvraag lijnen, aandachtspunt hierbij is de beschrijving van ‘wie is wie’ in de zorgstructuur, het aanspreekpunt en de verantwoordelijken -‐> ZAT-‐overdracht tussen zorgcoördinatoren onder-‐ en bovenbouw Alle leerlingen die in de OB-‐ZAT zijn besproken worden voor het einde van het schooljaar tussen de zorgcoördinatoren van de onder-‐ en bovenbouw besproken Bepalen van de positie van de dyslexie-‐ coach; zonodig aanpassen van het dyslexieprotocol Afnemen van de SAQI in de bovenbouw Uitvoering geven aan SZ in de bovenbouw; benoemen van 2 mentoren van SZ die als pro-‐actief aanspreekpunt zijn voor de zorgcoördinator en de mentoren van de bovenbouw Zorgcoördinatoren overleg en evaluatiemomenten vastleggen in de jaarplanning
Verantwoordelijke Zorgcoördinatoren
Zorgcoördinatoren en kernteamleiders
Directie
Timo; Aanzet is er, presentatie op plenaire studiedag 10-‐09-‐10 Caroline; Aanzet is er, presentatie op plenaire studiedag 10-‐09-‐10 Directie
Zorgcoördinatoren o.l.v. Timo
Zorgcoördinatoren
Zie voorstel in bijlage 5 Directie bepaalt facilitering Zorgcoördinator 2 mentoren SZ en zorgcoördinator bovenbouw
Zorgcoördinatoren
37
10.KWALITEITSKAART VAN ZORG EN BEGELEIDING Kengetallen in leerling-‐contacten concept
Nr. Item
Wie
Schooljaar 2008 -‐ 2009
1
Aantal leerlingen VMBO
Adm.
Leerjaar
2
Aantal leerlingen VMBO
TL
Adm.
KL
Adm.
BL
Adm.
3
Aantal leerlingen LWOO
Adm.
met beschikking
Adm.
in LWOO /zonder beschikking
Adm.
4
Aantal LGF – lln. met rugzak
Adm.
5
Aantal lln. met rugzak (PGB)
Zoco.
6
Aantal handelingsplannen
Zoco.
gestart in KT
Zoco.
Doorgegeven voor ZoCo
Zoco.
Doorverwezen naar ZAT
Zoco.
7
Aantal deelnemers RT – Ned.
RT-‐er
aantal extra begeleid
aantal succesvol *
8
Aantal deelnemers RT – Rek.
RT-‐er
aantal extra begeleid
aantal succesvol *
9
Aantal bezoeken / gesprekken maatschappelijk werk
MSW
aantal extra begeleid
aantal succesvol *
Schooljaar 2009 -‐ 2010
Schooljaar 2010 -‐ 2011
1
2
3
4
1
2
3
4
38
1
2
3
4
De kengetallen van de zorg (deel II)
Nr. Item
Wie
Schooljaar 2008 -‐ 2009
Aantal aanmeldingen 10 leerlingbegeleider
Leerling-‐ beg.
Aantal extra begeleid
Aantal succesvol *
Aantal aanmeldingen 11 vertrouwenspersoon
Vert.pers
Aantal extra begeleid
Aantal succesvol *
Onderwerp
Discriminatie
(Seksuele) intimidatie
Geweld
Anders
Schooljaar 2009 -‐ 2010
Schooljaar 2010 -‐ 2011
12 Aantal meerdaagse schorsingen
Teaml.
13 Aantal verwijderingen
Teaml.
Aantal meldingen bij PAC / 14 Steunpunt Onderwijs
Zoco.
Aantal (interne) verwijzingen / 15 verplaatsingen
Teaml.
Trainingsaanbod (aantal 16 deelnemers):
Zoco.
Faalangstreductietraining
Zoco.
Sociale Vaardigheidstrainingen
Zoco.
Anders:
Zoco.
* -‐ succesvol = is het doel van het handelingsplan bereikt / gerealiseerd
39
11.EVALUATIEMOMENTEN Twee keer per jaar zal er tijdens locatievergaderingen het zorgplan en/of knelpunten besproken worden; een evaluatieve terugblik met de mentoren. Wat ging er goed en wat kan er volgend jaar beter. Van de vergaderingen van het ZAT zal er door de zorgcoördinator een jaarverslag gemaakt worden. Hiermee wordt in kaart gebracht welke problematiek aandacht vraagt in een komend jaar. Het jaar wordt afgesloten met een dossieroverdracht. De mentor maakt een overdrachtverslag van iedere leerling voor de nieuwe mentor. Tijdens een warme overdracht vertelt de oude mentor aan de nieuwe mentor wie de leerling is. Problemen en kwaliteiten, handelingsplannen en het C-‐formulier kunnen besproken worden. We streven ernaar voor iedere leerling naast een cognitieve weergave een competentiekaart te maken. De leerling neemt dit mee naar het vervolgonderwijs. In het zorgteam wordt twee keer per jaar bekeken of er voldaan kan worden aan de actiepunten/streefdoelen. Waar liggen knelpunten en wat moet eventueel later gedaan worden. De zorgcoördinator schrijft aan het einde van het cursusjaar (medio juni) een jaarverslag, uitgaande van de actiepunten die in het zorgplan zijn genoemd. Tevens brengt hij/zij de acties rondom zorg in beeld m.b.v. de verschillende kengetallen. Op basis van deze gegevens: o Levert hij/zij actiepunten aan om preventief de schoolorganisatie te verbeteren op basis van ervaringen opgedaan tijdens het schooljaar. o Levert hij/zij een analyse op m.b.t. het overzicht ‘kengetallen van de zorg’. Voorstellen voor nieuw te ontwikkelen beleid worden aangeleverd. o Levert hij/zij nieuwe actiepunten aan voor het volgende schooljaar. Het zorgplan wordt m.b.v. deze actiepunten bijgesteld. Vanuit de hiergenoemde evaluaties wordt het zorgplan 2011-‐1012 geschreven.
40
12.BIJLAGEN Bij dit zorgplan behoren de volgende bijlagen:
1.
Handelingsplan
2.
Schema Zorg Advies Team
3.
Taalbeleid
4.
Leerlingcoach
5.
Dyslexie beleid.
6.
Warme overdracht PO-‐VO
7.
8 stappenplan interne warme overdracht
41
1. BIJLAGE: HANDELINGSPLANNEN Doel van de handelingsplannen: Een plan van aanpak van een leer of gedragsprobleem zodat het probleem eenduidig aangepakt wordt. Betrokken bij de handelingsplannen zijn: • de mentor • alle docenten • de zorgcoördinator Signalering: De mentor • haalt informatie uit het dossier voor de LWO leerlingen • krijgt informatie van de collega’s tijdens besprekingen van de leerlingen. Uitvoering De mentor is verantwoordelijk voor de handelingsplannen hij of zij: stelt de handelingsplannen op • de mentor bepaalt (samen met de leerling) een hulpvraag. • stelt een doel voor de leerling vast legt een tijdspad vast afhankelijk van de urgentie (min. 6 weken, max. 3 maanden) geeft aan wie er bij betrokken zijn volgt of gemaakte afspraken worden • vraagt om informatie van collega’s nagekomen • geeft informatie aan collega’s • houdt het tijdspad in de gaten • evalueert na afloop of het doel bereikt is zit zijn/haar klas voor bij een leerlingenbespreking. Heeft contact met ouders • informeert ouders tijdens ouderavonden. • Geeft de ouders een kopie van het handelingsplan Legt de afspraken vast • legt de afspraken vast in het LVS • informeert ouders en collega’s
42
2. BIJLAGE SCHEMA ZORGTEAM EN ZORG ADVIES TEAM
43
3. BIJLAGE: TAALBELEID Naar aanleiding van kwaliteitsagenda VO 2008-‐2011 is er een commissie Taalbeleid gevormd om een taalbeleid schoolbreed over drie locaties op te zetten. Het beleid en de positie van dyslexie zal binnen dit taalbeleid nadrukkelijk een plaats moeten krijgen. De commissie gaat onderstaande visie omzetten in een werkbaar taalbeleid. Taal is voorwaarde tot functioneren. Steeds meer leerlingen hebben aan het begin van het voortgezet onderwijs problemen met de schoolse taalvaardigheid. De taal die gebruikt wordt om kennis over te brengen, vaardigheden en attitudes te ontwikkelen, is complexer dan de dagelijkse omgangstaal van de leerlingen. Het voeren van een taalbeleid kan helpen een brug te slaan tussen deze twee werelden. In een in 2007 gehouden kwaliteitsenquête bleek er behoefte bestaan aan een schoolbreed gedragen taalbeleid. Het Strategisch Meerjarenplan refereert eveneens aan de noodzaak tot het hebben van een taalbeleidsplan. Taalbeleid beoogt meer dan het bevorderen van vakgebonden kennis en vaardigheden. Taalbeleid dient eveneens bij te dragen tot vakoverschrijdend onderwijs, hierbij is nauwe samenwerking tussen de verschillende secties en de sectie Nederlands een aandachtspunt. Het voeren van een taalbeleid kan werken als hefboom tot schoolverbetering. Taalbeleid steunt op een systematische en gezamenlijke inspanning van het volledige schoolteam. Het hele proces is erop gericht de leeromstandigheden op taalgebied zodanig te veranderen dat de onderwijsdoelen behaald worden. Het taalbeleid moet enerzijds ruimte bieden individuele taalachterstanden in te lopen, maar zal eveneens gericht moeten zijn op het aanbieden van alternatieve leerstrategieën wanneer blijkt dat het inlopen van achterstanden niet haalbaar of onverstandig blijkt te zijn. Taalbeleid zal een onderdeel van de schoolcultuur worden en een reflectie van onze professionele organisatie. Een solide leerlingvolgsysteem is hierbij een essentiële voorwaarde. Rekening houdend met het voorgaande willen we in onze scholen het gevoerde taalbeleid expliciteren en actualiseren met de beoogde doelen: • schoolresultaten verbeteren • komen tot een gezamenlijke taalaanpak op basis van afspraken tussen Nederlands en de andere vakken. • Het komen tot een sluitend onderwijsaanbod op de deelgebieden o Spellen o Stellen o Woordenschat o Begrijpend lezen o Technisch lezen o Spreken/ luisteren Het benoemen van concrete onderwijsondersteunde activiteiten die dienen tot het behalen van bovengenoemde ambities.
44
4. BIJLAGE: LEERLINGCOACH Leerlingcoach Er wordt een coach aangewezen. Collega’s kunnen zich aanmelden om als coach te functioneren. De meest ideale situatie zou zijn dat er ongeveer 5 coaches zijn zodat er altijd wel een coach tussen zit die geen les aan de leerling geeft. De coach moet een collega zijn die geen les geeft aan deze leerling zodat hij/ zij objectief kan handelen. Het zal ook de leerling een veiliger gevoel geven maar tegelijk ook meer indruk maken. De mentor blijft de contactpersoon met thuis en alle andere zaken regelen met de leerling alleen de begeleiding wat betreft het gedrag wordt tijdelijk overgedragen aan de coach. Het is belangrijk dat de mentor en coach nauw contact houden. De coach bespreekt met de leerling het feitelijke gedrag dat de collega’s hebben verzameld. Hij houdt de leerling een spiegel voor. De coach bespreekt met de leerling de gewenste situatie, hoe wil de school dat hij/ zij zich gedraagt zodat hij/ zij gewoon op school kan blijven. Hoe kan dit bereikt worden – welke stappen moeten er gemaakt worden. De stappen worden samen met de leerling besproken. Per stap wordt een plan vanuit de leerling geschreven waarvan alle collega’s die les geven aan deze leerling op de hoogte gesteld. Er wordt dus beschreven wat de leerling moet doen om de gewenste situatie te bereiken. De mentor maakt samen met de coach een handelingsplan vanuit de docenten gebaseerd op de waarnemingen door de collega’s. Dit wordt verspreid onder de docenten die het gaan uitvoeren tijdens hun lessen. De coach heeft in het begin dagelijks contact met de leerling over de uitvoering van het plan. Het plan kan tussentijds aangepast worden. Afspraken dit de coach met de leerling kan maken zijn observeren in de les, hulpmiddelen gebruiken ed. Dit steeds in overleg met de leerling. Het is belangrijk dat de leerling het belang van de begeleiding inziet. Het doel Het belangrijkste doel van deze intensieve begeleiding is de leerling te kunnen handhaven op school en dus helpen aan een diploma. Als dit echt niet lukt dan kan de leerling alsnog geplaatst worden op een ander traject maar dan wel met een heleboel informatie. We hebben als school dan echt alles uit de kast gehaald om de leerling op school te houden. Door het observeren van het gedrag van de leerling zal er ook anders gekeken worden naar het handelingsgericht werken, Het nut van het handelingsplan zal hierdoor versterkt worden. Een belangrijk neveneffect is dat er een verkapte vorm van collegiale consultatie komt die de school opener maakt en de omgang van de docenten met de leerlingen transparanter.
45
5. BIJLAGE:DYSLEXIEBELEID Datum Activiteit September Aanmeldingsgegevens doornemen op taalproblemen; vermoeden van dyslexie en aanwezige dyslexieverklaring. September Bij dyslexieverklaring handelingplan opstellen. Dyslexiekaart afgeven September Dyslexiekaart invullen met de dyslectische leerling Oktober Afname woorddictee Afname zinnen dictee Afname begrijpend lezen test Oktober Starten RT lessen Nederlands (op basis van uitslagen dictee – vermoeden dyslexie wordt voorlopig apart gehouden) Oktober Contact opnemen met de basisschool in verband met hardnekkigheid Oktober Afname SVL/ SAQI November Aanvullend onderzoek – Brus + Klepel + Brains December Evaluatie RT
Wie ? LPT-‐ LWOO coördinator
Product Lijst met namen
Dyslexiecoach in overleg met Ono Alting
handelingsplan zorgcoördinator
dyslexiecoach
dyslexiekaart
Dyslexiecoach RT docenten in overleg met dyslexiecoach
Scoreoverzicht zorgcoördinator Foutenanalyse
zorgcoördinator
Handelingsplan zorgcoördinator per leerling RT materiaal per module
zorgcoördinator Verklaring zorgcoördinator hardnekkigheid of LVS gegevens. zorgcoördinator Overzicht zorgcoördinator Ono Alting
RT –er, LPT/ LWOO coordinator, dyslexiecoach zorgcoordinator , December Toekennen Staalkaart dyslexiecoach December Voordracht MICRO dyslexiecoach (concept) Anoniem op nummer December Toestemming ouders dyslexiecoach + anamneseformulier + formulier extra begeleiding VO Januari Onderzoek MICRO MICRO Consult
januari
Verantwoordelijk zorgcoördinator
Evaluatiegesprek met dyslexiecoach
Scorelijst
zorgcoördinator
Uitkomst wel of geen onderzoek microconsult.
zorgcoördinator
kaart Lijst
zorgcoördinator zorgcoördinator
Formulierenset zorgcoördinator
Onderzoeks-‐ zorgcoördinator rapport + aanzet handelingsplan Verslag, evt zorgcoördinator
46
Februari
Februari
Februari
juni
leerlingen met een dyslexiekaart Vaststellen handelingsplan (wel of geen dyslexiekaart / wel of geen behandeling / wel of geen dyslexie) Gespek met ouders over handelingplan/ dyslexiekaart Vaststellen inhoud dyslexie of staalkaart samen met de leerling Evaluatiegesprek met leerlingen met een dyslexiekaart
Dyslexiecoach in overleg met Ono Alting
Dyslexiecoach in overleg met mentor Dyslexiecoach in overleg met Ono Alting dyslexiecoach
aangepaste dyslexiekaart Handelings-‐ plannen per leerling
zorgcoördinator
verslag
zorgcoördinator
kaart
zorgcoördinator
Verslag, evt aangepaste dyslexiekaart
zorgcoördinator
Toekennen dyslexiekaart: Alleen door dyslexiecoach i.o.m. de leerling worden de mogelijkheden van de kaart bepaald. De dispenserende maatregelen zijn overeenkomstig het dyslexieprotocol. Toekennen STAAL kaart: Bij hardnekkige taalproblematiek, terwijl dyslexie niet kan worden vastgesteld. Alleen door dyslexiecoach; i.o.m. de leerling worden de mogelijkheden van de kaart bepaald. De staalkaart biedt dezelfde dispenserende mogelijkheden als de dyslexiekaart. Invulling taak dyslexiecoach Naast de procedure vaststelling dyslexie zal zowel in de onder-‐ als in de bovenbouw de dyslexiecoach zich bezig moeten houden met:
-‐
Het in de gaten houden en bijstellen van het handelingsplan. De dyslexiecoach stelt samen met de leerling een handelingsplan op, hij gebruikt daarbij de dyslexiekaart, hierop staan de wettelijke dispenserende maatregelen zoals het dyslexieprotocol dat aangeeft.
-‐
De dyslexiecoach heeft drie maal per jaar een evaluatiemoment met de leerlingen die dyslexie hebben. Deze evaluatiemomenten kan hij gebruiken om de gemaakte afspraken in de gaten te houden en eventuele knelpunten aan te pakken.
-‐
Als leerlingen, ouders of collega’s vragen hebben over de gemaakte afspraken over de omgang met dyslexie is de dyslexiecoach het aanspreekpunt.
-‐
De dyslexiecoach zal zich actief bezig moeten houden met onderzoek naar hulpmiddelen zoals daisyspelers ed. De wijze waarop deze hulpmiddelen in de
47
lessen gebruikt kunnen worden en hoe leerlingen en collega’s daarmee om kunnen gaan. (www.masterplandyslexie) -‐
De dyslexiecoach zal zich actief bezig moeten houden het het taalbeleid zoals dat binnen de school vorm gegeven zal worden.
-‐
De dyslexiecoach van de onderbouw zal voor de leerlingen met dyslexie verantwoordelijk zijn voor een warme overdracht wat betreft de omgang met dyslexie in de bovenbouw.
Daarnaast zorgt de dyslexiecoach van de bovenbouw dat: -‐
Het ingezette handelingsplan van de leerling uit de onderbouw in de bovenbouw voortgezet wordt.
-‐
Hij doorloopt de procedure vaststelling dyslexie voor leerlingen die van een andere school komen indien er aanwijzingen zijn dat dat nodig is.
-‐
De dyslexiecoach van de bovenbouw zorgt ervoor dat de dispenserende maatregelen die tijdens de schoolperiode in acht zijn genomen voor de leerlingen met dyslexie ook bij het examen toegepast worden.
-‐
Als leerlingen, ouders of collega’s vragen hebben over de gemaakte afspraken over de omgang met dyslexie is de dyslexiecoach het aanspreekpunt.
-‐
De dyslexiecoach heeft drie maal per jaar een evaluatiemoment met de leerlingen die dyslexie hebben. Deze evaluatiemomenten kan hij gebruiken om de gemaakte afspraken in de gaten te houden en eventuele knelpunten aan te pakken.
48
6. BIJLAGE: VERSLAG NAAR AANLEIDING VAN HET ZORGCOÖRDINATOR EN AMBASSADEURS OVERLEG Aanleiding: De afgelopen 2 jaar werken we binnen het Geuzencollege met het fenomeen ‘basisschool ambassadeurs’. Deze ambassadeurs zijn enerzijds in het leven geroepen om de relatie met het basisonderwijs ‘aan te halen’ zodat er meer leerlingen naar onze school worden verwezen, anderzijds is het voor scholen ook prettig één gezicht/ aanspreekpunt voor bredere schoolzaken. Na 2 jaar is het goed te bepalen hoe e.e.a. zich verhoudt tot andere functionarissen (met name die van zorgcoördinator) die zich met het basisonderwijs bezighouden. Bij contacten basisonderwijs wordt beschreven op welke manieren er contact is met het basisonderwijs. Bij ‘planning’ wordt beschreven wanneer er welke contactmomenten zijn en wie deze momenten heeft. Contacten basisonderwijs Er kan op verschillende manieren contact zijn met het basisonderwijs, waarbij er een verschil gemaakt dient te worden tussen wervend contact en onderwijs inhoudelijk contact. • Allereerst worden de zorgcoördinatoren, kernteamleiders en ambassadeurs benaderd vanuit het basisonderwijs om voorlichting te geven. Dit zijn individuele scholen die rechtstreeks contact opnemen met de zorgcoördinator of ambassadeur met een verzoek tot het geven van een presentatie, dit kan variëren van een presentatie geven aan ouders tot deelnemen aan een scholenmarkt. Ambassadeur/ zorgcoördinator/ kernteamleider. Basisscholen bezoeken eveneens de onderbouwlocaties. • Ambassadeurs bezoeken scholen om een voorlichting te geven aan groep 8. • Warme overdracht Meervoud; vooralsnog zijn er 2 momenten in het jaar waarop er door Lentiz en Meervoud georganiseerd aandacht besteed wordt aan de warme overdracht. Ambassadeur/ zorgcoördinator/ kernteamleider/ mentor • Overige activiteiten Meervoud; afhankelijk van de activiteit • DOBOVO/BoVo en Meervoud overleg; vanuit de directie worden de bijeenkomsten waarbij alle stichtingen voor basis-‐ en voortgezet onderwijs betrokken zijn, bezocht. • Op de WZL bezoeken leerlingen hun oude basisschool • Basisscholen bezoeken WZL los van de promodagen • Op de AKL wordt voor basisschoolleerlingen een voetbaltoernooi georganiseerd • Kernteamleider AKL neemt deel aan het brede school overleg van de PWA. • Het Geuzencollege organiseert de basisschoolmiddagen waarbij leerlingen van groep 8 kennis kunnen maken met het onderwijsaanbod van het Geuzencollege. Warme overdracht basisonderwijs – voortgezet onderwijs Vanuit het samenwerkingsverband tussen Meervoud en Lentiz wordt er een aantal keer een ‘warm overdrachtsmoment’ georganiseerd. Het afgelopen jaar was dat in de maanden juni en november. Alle aanwezigen twijfelen aan het nut over de juni-‐sessie. Voor nieuwe leerlingen is het te vroeg (de mentoren zijn nog niet bekend) en voor de huidige leerlingen veel te laat. De ambassadeurs geven aan bij dit overleg wel aanwezig te willen zijn, met voornamelijk argumenten in het kader van de versterking van de relatie, onderwijs inhoudelijk is de toegevoegde waarde vooralsnog nihil. ASZ De LWO-‐ en zorgcoördinator bezoeken de basisscholen waarvan er 3 of meer leerlingen naar onze school toekomen. In een persoonlijk gesprek, bij voorkeur met de IB-‐er en of leerkracht van groep 8, worden onderwijsinhoudelijke zaken met betrekking tot
49
leerachterstanden en psychosociale problematiek besproken. Op basis van deze gegevens worden de eerste handelingsplannen geschreven. Wanneer er minder dan 3 leerlingen naar onze school komen, vindt er een telefonische overdracht plaats. Zodat wel alle leerlingen worden doorgesproken. Er moeten hierbij wel duidelijke afspraken gemaakt worden met mentoren, dat zij niet alsnog de overdracht gaan doen. Zij kunnen gebruik maken van de verslagen van de warme overdrachten. Voor verdere uitdieping van evt. vragen of ander onderzoek kan dit wel incidenteel gedurende het eerste jaar. Afspraken in het kader van dossier-‐ en warme overdracht Er wordt afgesproken dat voor zowel REG als SZ er direct na de zomervakantie een dag georganiseerd wordt door de zorgcoördinator in samenwerking met de LWO-‐ coördinatoren waarbij het schrijven van (soc.emo) handelingsplannen centraal staat. De gegevens vanuit het dossier (en de bezoeken voor SZ verslagen warme overdracht) vormen hierbij het uitgangspunt. In de op één na laatste week voor de herfstvakantie vindt er een dergelijk moment plaats waarbij de leerachterstanden centraal staan. Taakgebieden Primaire taakgebied schoolambassadeur: Het gezicht van de school en aanspreekpunt voor alle schoolse zaken met nadruk op evenementen (zoals de basisschoolmiddagen). Primaire taakgebied zorgcoördinator in relatie tot basisschoolcontacten: Inhoudelijk aanspreekpunt voor wat betreft leer problematiek en algemeen schools functioneren. Primaire taakgebied LWO coördinator in relatie tot basisschoolcontacten: De LWO coördinator zal met name voor REG nauwelijks contact hebben met het basisonderwijs, alleen als er op basis van het door de basisschool aangeleverde onderwijskundige rapport vragen rijzen kan er inhoudelijk overleg zijn tussen LWO coördinator en IB-‐er en of docent van groep 8. Alle verdere contacten lopen via de zorgcoördinator en ambassadeur. Voor SZ ligt het net iets anders omdat er ook inhoudelijke bezoeken gepland zijn na aanmelding waarbij het OKR van het basisonderwijs op school besproken wordt. Planning Tamara maakt een jaaroverzicht waarin de contactmomenten chronologisch worden weergegeven. Inventarisatie Vraag aan een ieder, welke contacten met het basisonderwijs zijn er hier nog niet genoemd en zijn wel van belang om te noemen?
50
• • • •
Aanvullende punten: kontakten aangaan met Kath. Basis Onderwijs . Verdere uitdieping van de functionarissen; de functionarissen vullen hun eigen omschrijving aan, ik zal het tot 1 geheel componeren. Geplande terugkoppeling van de resultaten van de leerlingen naar de basisschool Wie heeft welke basisscholen in zijn/ haar portefeuille? -‐> ambassadeurs maken een verdeling, zie bijlage.
Augustus
OP’s PSOP maken
September OP’s maken / Folder -‐ flyer -‐ lwo boekjes / voorlichting basisscholen Oktober Voorlichting basisscholen November Voorlichting basisscholen / Promodagen / Warme overdracht MV ste December 1 rapport naar de basisscholen Januari Informatie avonden nieuwe leerlingen / open dag Geuzen College Februari Intakes ASZ Maart Intakes ASZ / Informatie avond nieuwe leerling ASZ / inschrijfweek REG/LWO April Intakes ASZ / Warme overdracht ASZ -‐ nieuwe leerlingen Mei Intakes ASZ / Warme overdracht ASZ -‐ nieuwe leerlingen Juni Warme overdracht MV Juli Zomervakantie Concept planning WZL: • Wanneer is het bezoeken leerlingen de oude basisschool? AKL: • Wanneer is het voetbaltoernooi voor basisschoolleerlingen? • Wanneer is het brede overleg van de PWA?
51
7. INTERNE WARME OVERDRACHT; HET 8 STAPPENPLAN
Wat e
Wie
Wanneer
1.
1 prognose
Directie
Maart
2.
Advisering
Kt-‐OB
Week 16
3.
Bespreken twijfelgevallen met dossier
Kt-‐leiders OB-‐BB
Vanaf week 16
4.
Indeling klassen BB
Kt-‐leiders BB
Vanaf week 20
Kt-‐leiders + mentoren
Vanaf week 22
Kt leiders OB-‐BB
Week 26
e
Mentoren OB-‐BB
Week 35 vrijdag 28 aug.
e
Mentoren OB-‐BB
Oktober
Indeling mentoren BB 5.
Ouders en nieuwe leerlingen uitnodigen voor Intake / kennismakingsgesprekken
6.
Dossier overdracht
7.
1 Warme overdracht
8.
2 Warme overdracht
52