Spelregelboekje Klas 1 en 2
Lentiz Geuzencollege
Inhoud
Warming up
blz. 3
Basketbal
blz. 4
Hockey
blz. 6
Voetbal
blz. 8
Handbal
blz. 9
Volleybal
blz. 11
Softbal
blz. 13
2
Warming up Waarom doe je een warming-up? Als je aan sport doet, kun je weleens een ongelukje krijgen. Soms is het je eigen schuld, soms die van een ander. Maar ongelukken kunnen ook gebeuren door een slecht veld of een gladde zaalvloer. Het kan ook te maken hebben met je eigen fitheid, hoe goed je bent in die sport en de warming-up. Het gevolg van een ongeluk kan zijn dat je geblesseerd bent. Je kunt dan niet meedoen, want je hebt ergens last van tijdens de gymles. Eén van de belangrijkste dingen om te voorkomen dat je een blessure krijgt, is de warming-up. Wat gebeurt er tijdens een warming-up? Het woord zegt het al: je moet je lichaam eerst opwarmen. Voordat je aan de gymles, een training of wedstrijd begint zijn je spieren meestal koud en stijf (ook als het buiten warm is). Een spier die warm en soepel is, kan veel meer uitgerekt worden dan een koude spier en gaat daarom minder snel kapot. In de warming-up proberen we om het hele lichaam op temperatuur te brengen, bijvoorbeeld door middel van hardlopen of springen. Het is de bedoeling dat je hart sneller gaat kloppen en je bloed daardoor sneller gaat stromen. Het warme bloed komt dan goed bij alle spieren. Bovendien gaat je ademhaling sneller. Het bloed brengt zo zuurstof en voedingsstoffen naar de cellen in je spieren. Anders kunnen ze niet goed werken. Je spieren zijn warmer en soepeler geworden en kunnen een goede prestatie leveren. Hoe ziet een goede warming-up er uit? Een goede warming-up duurt minstens 10 minuten. Je moet veel hardlopen en oefeningen doen die te maken hebben met de sport die je erna gaat doen, plus eventueel nog rekken.
Bron: Medewerkers Werkgroep Leerlingenboek (1998). Gymnastiek, Wat, Hoe en Waarom? Werkboek lichamelijke opvoeding in de basisvorming. Jan Luiting Fonds, Zeist.
3
Basketbal Wedstrijdduur:
Officieel 4 keer 10 minuten met steeds 2 minuten rust
Speelveld:
28 meter x 15 meter
Teams:
2 teams van 5 spelers
Begin van het spel: Sprongbal…de scheidsrechter gooit de bal op. Van ieder team, mag een speler naar de bal springen. De bedoeling is, dat je hem naar je eigen team tikt. Spelregels: Dribbel:
Stuiten met de bal. Moet met één hand. Een dribbel is afgelopen wanneer je de bal met twee handen vast pakt.
Second Dribbel:
Pak je de bal met twee handen vast? Dan moet je de bal overspelen of proberen te scoren. Ga je weer dribbelen, dan wordt er afgefloten voor second dribbel.
Lopen:
Als je de bal met twee handen hebt vast gepakt, mag je alleen nog op een voet draaien. Je mag de bal ook nog passen, schieten of een lay-up maken. Twee passen voor de lay-up zijn wel toegestaan.
Uitbal:
1. De bal is uit als de bal de muur raakt of als je met de bal in je bezit buiten de lijnen stapt. 2. De partij die de bal niet als laatste heeft aangeraakt, neemt de uitbal op de plaats waar de bal over de lijn heen ging.
Drie seconden:
Een aanvallende speler mag niet langer dan drie seconden in de bucket staan.
Vijf seconden:
Een speler mag de bal niet langer dan vijf seconden in zijn handen houden.
Terug spelen:
Je mag de bal niet terug spelen op je eigen speelhelft. Doe je dit toch, dan krijgt de andere partij de bal.
De vrije worp:
Een vrije worp wordt gegeven wanneer een speler een overtreding maakt, als een tegenstander probeert te scoren. De speler krijgt: 1 vrije worp als de bal toch wordt gescoord. 2 vrije worpen als de bal er niet in gaat. 3 vrije worpen als de fout buiten de 3 puntslijn is begaan. Een vrije worp telt voor 1 punt.
4
Puntentelling:
Een score achter de driepunten lijn telt voor 3 punten. Een vrij worp telt voor 1 punt. Iedere ander score telt voor 2 punten.
Chestpass
Bal wordt met 2 handen vanaf de borst overgegooid.
Bouncepass
Hetzelfde maar dan met stuit.
Lay-up
Doelpoging vanuit dribbel waarbij je 2 stappen mag zetten.
Bucket
Rode lijnen onder de basket waarin de aanvaller maar 3 seconden mag staan.
Persoonlijke fout
Overtreding waarbij lichamelijk contact wordt gemaakt. (P-tje)
Guard:
Een balvaardige speler die het spel verdeelt.
Forward:
Een speler die aan de zijkant speelt, hier graag de bal wil ontvangen en daarna 1-1 speelt om te kunnen scoren.
Center/Post:
Meestal de langste spelers. Zij spelen in en rond de bucket.
Alle spelers moeten ook verdedigen. Bij basketbal is iedereen dus aanvaller maar ook verdediger.
1. 3 seconden gebied. 2. vrije worp-lijn. 3. 3 punten gebied.
5
Veldhockey Wedstrijdduur:
2 keer 35 minuten met 5 minuten rust
Speelveld:
ongeveer 96 meter bij 55 meter
Teams:
2 teams van 11 spelers
Begin van het spel: Het spel begint met de beginpush. Spelregels: De stick:
De stick heeft een bolle en een platte kant. Bij het echte spel mag je de bal alleen met de platte kant spelen. Schoolregel: * Je houdt de stick altijd met twee handen vast. * Je houdt altijd je linkerhand boven aan de stick. ( Dit geldt voor links én rechtshandige spelers)
Pushen:
De stick mag niet hoger dan heuphoogte, waarbij het haakje omhoog wijst. Je schuift de stick over de grond!
Stoppen van de bal:De keeper mag de bal met zijn voeten en met zijn stick tegen houden. In het echte spel mag de keeper de bal ook wegtrappen, mits dit niet gevaarlijk is. Schoolregel: * De keeper mag de bal wel met zijn voeten tegen houden, maar de bal alleen met zijn stick wegspelen. Uitbal:
De bal is uit als deze helemaal over de zijlijn of over de achterlijn is gegaan.
Uitbal over zijlijn:
Inslaan op de plek op de zijlijn waar de bal uitging.
Uitbal over achterlijn:Via de aanvaller: * De keeper brengt de bal weer in het spel. Via de verdediger:* Hoekslag Strafpush:
Een strafpush wordt gegeven wanneer er binnen de eigen cirkel express een overtreding wordt gemaakt waardoor er een doelpunt wordt voorkomen. Let op dat de bal niet geslagen mag worden !!!
Doelpunt:
Er is een doelpunt gemaakt indien de bal binnen de cirkel voor het laatst is aangeraakt door een speler en de bal helemaal over de doellijn is.
Sticks:
De stick mag niet boven de heup/knie komen.
6
Shoot:
Een veldspeler mag de bal in het echte spel nooit met de voet tegen houden of wegspelen. Schoolregel: * Een veldspeler mag de bal niet express met de voet tegen houden of wegspelen.
Bolle kant:
De bal mag alleen met de platte kant van de stick geraakt worden..
7
Voetbal Wedstrijdduur
2 keer 45 minuten met 15 minuten rust
Speelveld
ongeveer 100 meter bij 50 meter
Teams
2 teams van 11 spelers
Begin van het spel Het spel begint met de aftrap. Spelregels: De Aftrap:
De ingooi:
Op het moment dat de aftrap genomen wordt, moeten alle spelers van beide teams op hun eigen helft staan. De spelers van het team dat de aftrap niet neemt, moeten zelfs buiten de middencirkel staan. De aftrap moet altijd naar voren worden gespeeld. Als de bal tijdens het spel in z’n geheel over de zijlijn is gegaan, wordt het spel hervat met een inworp. Hoe: Twee voeten naast elkaar, op of achter de zijlijn. Bal loslaten van achter/boven het hoofd. Speler moet beide handen gebruiken. Uit een ingooi kan je nooit direct scoren.
Hands:
De bal opzettelijk met de hand spelen.
Vrije trap (algemeen):1.De tegenpartij moet minstens 9.15 meter van de bal afstaan 2.De bal moet op het moment van nemen stil liggen. 3.De nemer mag de bal pas weer aanraken, nadat een andere speler de bal heeft aangeraakt. De vrije trap:
Twee soorten: Directe vrije trap (na overtreding op tegenstander of hands) Indirecte vrije trap (na overtreding op de spelregels). Er moet eerst 1 keer overgespeeld worden.
De strafschop:
Wordt alleen gegeven als het een overtreding is binnen het strafschopgebied en tegen een tegenstander of als er hands wordt gemaakt binnen het strafschopgebied. Alleen de nemer en de keeper mag binnen het strafschopgebied staan.
Strafschopgebied:
Het gebied waarbinnen de keeper met de handen de bal mag spelen
De hoekschop:
Corner, wordt genomen door de aanvallende partij als de verdedigende partij de bal over de achterlijn speelt.
De doelschop:
Wordt genomen door de keeper of verdedigende partij
Een doelpunt:
Een doelpunt wordt pas goed gekeurd als de bal volledig over de doellijn is geweest. Na ieder doelpunt wordt de wedstrijd hervat met een aftrap. 8
Handbal Wedstrijdduur:
2 keer 30 minuten met 10 minuten rust
Speelveld:
ongeveer 40 meter bij 20 meter
Teams:
2 teams van 7 spelers
Begin van het spel Het spel begint met de beginworp. Spelregels: De loopregel:
Je mag met de bal in je handen drie passen lopen, daarna moet je passen, schieten of (1 keer) tippen (=stuiten) hierna mag je weer 3 passen maken en dan moet de bal worden overgespeeld of op het doel geschoten worden. Je mag de bal niet langer dan 3 seconden in het bezit houden zonder er iets mee te doen. Je zal de bal binnen deze tijd moeten tippen of overspelen.
Het doelgebied:
Dit gebied mag alleen door de keeper betreden worden. Een veldspeler mag dit gebied alleen betreden wanneer hij de bal al gespeeld heeft en dit geen nadeel voor de tegenstander oplevert.
De beginworp:
Wordt genomen aan het begin van iedere speelhelft en na elk doelpunt. Hoe: Iedereen staat op eigen helft De bal mag iedere richting uit worden gespeeld.
De inworp:
Als de bal volledig over de zijlijn is gegaan. Hoe: De inworp wordt genomen op de plek waar de bal er uit is gegaan, behalve wanneer de bal achter is gegaan dan wordt er hervat met een inworp vanuit de hoek van het veld. Je moet met 1 voet op de lijn staan. Tegenstanders staan minimaal op 3 meter afstand.
De uitworp:
Als de bal volledig de achterlijn is gepasseerd via de keeper of via een speler van de aanvallende partij. Hoe: Door de keeper vanuit het doelgebied.
De hoekworp:
wordt toegekend als de bal de doellijn overschrijdt en het laatst werd aangeraakt door een verdedigende veldspeler (dus niet doelman).
9
De vrije worp:
Op de plaats van de overtreding, tenzij dit is gebeurd binnen drie meter van het doelgebied. De vrije worp moet dan net buiten de vrije worplijn genomen worden. Er kan direct gescoord worden uit een vrije worp!!!
De 7-meterworp:
. Als er een overtreding wordt gemaakt terwijl iemand een doelpoging uitvoert. Hoe: De speler moet achter de 7-meter streep staan.
Wisselen:
Spelers mogen onbeperkt wisselen. De speler die eruit gaat moet het veld eerst verlaten voor de nieuwe speler het veld mag betreden.
10
Volleybal Wedstrijdduur:
3 gewonnen sets met ertussen 3 min rust
Speelveld:
18 meter bij 9 meter met halverwege een net
Teams:
2 teams van 6 spelers
Begin van het spel: Het spel begint met de service of opslag. Spelregels: Het doel van het spel is om de bal volgens de spelregels over het net heen op de grond van de tegenpartij te krijgen en te voorkomen dat de bal in het eigen veld op de grond komt. De bal wordt d.m.v. een opslag door de rechtsachter (zie later) in het spel gebracht. De bal blijft dan vervolgens in het spel zolang hij de grond niet raakt, 'uit' gaat of door een ploeg niet op juiste wijze wordt teruggespeeld. Het ontvangende team mag de bal na de opslag drie keer op eigen helft raken. Na de derde aanraking moet de bal dus over het net gaan. Een speler mag de bal maar 1 keer aanraken, hierna moet de bal door een andere speler worden aangeraakt voordat hij de bal weer mag spelen. Je hebt een wedstrijd gewonnen als je drie sets hebt gewonnen. Om een set te winnen moet je 25 punten maken en met minimaal 2 punten verschil winnen (het kan dus ook 24-26 of 27-29 worden). Na het spelen van een set wordt er gewisseld van speelhelft. Na elke opslag volgt een punt. Dus als team A de opslag heeft, kan zowel team A als team B een punt scoren. Een team krijgt een punt als: 1) De bal bij de tegenpartij op de grond komt. 2) De bal via de tegenpartij 'uit' gaat. 3) De bal verkeerd opgeslagen wordt. 4) De bal tegen het plafond aan komt. Het team dat een punt scoort gaat serveren. Iedere keer na de wisseling van de opslag draait het team dat op mag slaan 1 positie (met de richting van de klok mee) door. Zodoende komt iedereen aan de beurt om te serveren. De service:
Beginslag om de bal in het spel te brengen. Hoe: Onderhands of bovenhands. Binnen het veld van de tegenpartij. Wanneer: Na elk punt.
De set-up:
Een bal vlak langs het net, van waaruit goed kan worden aangevallen d.m.v. een smash. 11
De smash:
Een bal geslagen met 1 hand door een speler die in de lucht is en de bal, in een rechte lijn, naar de grond op de helft van de tegenpartij wil spelen.
Een blok:
Het met twee handen tegenhouden van de bal die over het net heen komt met als doel de aanval af te slaan.
Fouten bij het volleybal:
1.Hinderlijk op de helft van de tegenpartij komen. 2.Het net aanraken met je lichaam. 3.De tegenpartij hinderen. 4.Vier keer spelen van de bal als team zijnde. 5.Twee keer achter elkaar spelen van de bal door dezelfde speler.
Bovenhandse techniek:
Met 2 handen boven je voorhoofd de bal opspelen
Onderhandse techniek:
Met 2 gestrekte armen een lage bal van de grond spelen. De bal komt daarbij op de onderarmen.
Bij alle fouten krijgt de andere partij een punt.
12
Softbal
Wedstrijdduur:
7 innings (= 7 keer beide teams 3 uitjes)
Speelveld:
zie hierboven
Teams:
2 teams van 9 spelers
Begin van het spel: Het spel begint met de aangooi van de werper. De spelers van de veldpartij worden als volgt aangeduid: 1 2 3 4 5 6 7 8 9
* werper (pitcher) * achtervanger (catcher) * 1e honkman * 2de honkman * 3de honkman * korte stop * linksvelder * midvelder * rechtsvelder
Spelregels: Aangooi:
De werper gooit de bal altijd onderhands aan.
Een goed geslagen bal:
1. De bal blijft tussen het eerste en derde honk liggen in goed gebied 2. Als de bal binnen de lijnen de grond raakt en pas na het eerste of derde honk naar fout gebied rolt.
De slagman is uit als:
1. De geslagen bal door een veldspeler wordt gevangen Zonder dat de bal de grond raakt. 2. De derde slag door de achtervanger gevangen wordt. 3. De bal eerder op honk 1 wordt gebrand dan dat de slagman daar aankomt. 4. De slagman door een veldspeler met de bal in de handschoen wordt afgetikt. 13
Slagzone:
De bal is in de slagzone als de bal tussen oksel- en kniehoogte over de slagplaat wordt gegooid.
Slag is:
1. Een bal die door de slagzone wordt gegooid. 2. Iedere bal waarop de slagman slaat
Slagfout
Elke bal die op fout gebied terecht komt is een slag fout. Is de 3e slag een slagfout dan mag de slagman blijven staan.
Een wijdbal is:
Een bal die buiten de slagzone wordt gegooid, terwijl de slagman hier niet op slaat.
Vrije loop:
1. Indien de werper 4 keer een wijdbal gooit, krijgt de slagman een vrije loop naar het eerste honk. Als er op het eerste honk al iemand staat, krijgt die loper automatisch ook een vrije loop naar het tweede honk, want er mag maar 1 persoon tegelijk op een honk staan. 2. Als de geworpen bal de slagman raakt, terwijl deze niet op de bal heeft geslagen en geprobeerd heeft deze bal te ontwijken, mag deze slagman vrij naar het eerste honk.
Gedwongen loop: Er mag maar 1 persoon op een honk staan. Als je op moet schuiven omdat er iemand naar jou honk komt geldt voor jou de gedwongen loop.
14