3
Zeker weten? Doel ● Jongeren ontdekken dat het redelijk is om te geloven dat (1) God bestaat én (2) dat Hij om ons (mensen) geeft. ● Ze ervaren des te meer het appèl om zich aan de God van de Bijbel over te geven.
Beginsituatie De omgeving waarin jongeren opgroeien, laat veelal in het midden of God nu wel of niet bestaat. Volgens een onderzoek waarvan de resultaten begin 2015 werden bekendgemaakt, is de groep mensen die zich atheïst noemt, in Nederland groter dan de groep die volmondig zegt te geloven in het bestaan van God (resp. 25% en 17%). Het overgrote deel gelooft dat er wel ‘iets’ van een hogere macht bestaat (‘ietsisme’), of is er niet over uit (agnosticisme). Ook veel kerkelijke jongeren weten niet zeker of God er is, en zo ja: of Hij zich met hen wil bemoeien. Dat God ‘zeker niet’ of ‘waarschijnlijk niet’ bestaat, zullen ze niet zo gauw zeggen. Maar als ze eerlijk zijn, zullen velen bij de vraag naar het bestaan van God niet verder komen dan ‘misschien’ of ‘waarschijnlijk wel’. Dat heeft ook te maken met de leeftijdsperiode waarin ze zitten. Dingen die voorheen vanzelfsprekend waren, komen steeds meer onder kritiek te staan, al is het maar omdat de omgeving er vragen bij stelt (zie vorige en volgende punt). Als jongeren wél geloven in het bestaan van God, is dat vaak gebaseerd op een gevoel of op een onbeproefde veronderstelling. Deze jongeren kunnen daardoor vatbaar zijn voor argumenten die op enig moment ingebracht worden tégen het bestaan van God. Ze hebben er eenvoudigweg nooit over nagedacht waarom ze geloven dat God bestaat. Geloof kan daardoor zomaar omslaan in twijfel.
KAchtergrondinformatie Deze les én de volgende (les 4) gaan over zekerheid van het geloof. Voor veel jongeren is dat net zo min een vanzelfsprekendheid als voor veel ouderen. Hoe kun je dan tóch zeker zijn van het christelijke geloof? Hoe kom je de twijfel te boven? In de powerpoint wordt daar veel over gezegd, met voor u als catecheet of mentor de nodige achtergrondinformatie erbij. Hieronder gaan we dieper in op het verschijnsel ‘twijfel’ in het algemeen. Want als we het over twijfel hebben, is het belangrijk om te onderscheiden waaraan getwijfeld wordt. In deze les gaat het vooral over twijfel aan de feitelijkheid van het geloof, toegespitst op de vraag: bestaat God? Dit wordt wel de objectieve twijfel genoemd. In de volgende
les gaat het vooral over twijfel aan de relatie van het geloof, toegespitst op de vraag: is God er ook voor mij? Dit wordt wel de subjectieve twijfel genoemd. Daarnaast maakt het ook verschil hoe (of waarmee) er vooral getwijfeld wordt. Geloven doe je met je verstand, je wil en je gevoel. Als er sprake is van twijfel, is het belangrijk om je af te vragen op welke van deze drie gebieden het probleem vooral ligt. Dat kan een lastige vraag zijn, omdat meestal alle drie gebieden er wel bij betrokken zijn. Maar dat neemt niet weg dat de kern heel duidelijk bij één van de drie kan liggen. Voor de remedie is het erg belangrijk om vast te stellen welke dat is.
27
Jaarreeks Discipelschap
Objectieve twijfel heeft meestal vooral te maken met het verstand. Bij subjectieve twijfel speelt het gevoel een grotere rol, al kan ook die te maken hebben met een gebrek aan inzicht (dus het verstand). Iemand die heel duidelijk geschreven heeft over het verschil tussen verstands-, gevoel- en wilstwijfel, is Wim Rietkerk. Van zijn boek ‘In dubio - Handboek voor twijfelaars’ (Novapres, 2000) is bij onderstaande dankbaar gebruik gemaakt. Verstandstwijfel Twijfel kan dus vooral te maken hebben met het verstand: allerlei vragen kunnen iemand belemmeren om tot werkelijke geloofsovergave te komen. Hoe zit het met het lijden in deze wereld? Is Jezus werkelijk opgestaan uit de dood? Mensen die christelijk zijn opgevoed, schrikken er vaak van terug om zulke vragen openlijk te stellen, en dus stoppen ze ze maar weg. Maar dat lost niks op. In de Bijbel wordt ook nergens gezegd dat je geen vragen mag stellen. Integendeel, als je bijvoorbeeld kijkt naar Jezus’ ontmoetingen met Nicodemus (Joh. 3) en Thomas (Joh. 20), valt op dat Hij hun vragen heel serieus neemt. Vragen mogen gesteld worden. De remedie voor verstandstwijfel is: zoeken naar (beter) inzicht. Zet de argumenten maar ‘s op een rij, en vooral ook: lees de Bijbel goed. Het zou wel eens kunnen dat jongeren té weinig op deze manier met hun geloof en hun twijfel omgaan. Veel jongeren geloven op hun gevoel en willen daarom hun twijfel gevoelsmatig te lijf gaan. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn bij de hierboven genoemde subjectieve twijfel. Ze twijfelen eraan of God er wel voor hen is en ze zoeken dan antwoorden op het terrein van hun gevoel. Terwijl het meer dan eens vooral vastzit op gebrek aan inzicht: wie is God, wat zegt Hij in Zijn Woord, wat vraagt Hij van me? Vragen mogen dus gesteld worden. Eén kanttekening hierbij: niet over álle vragenstellerij is de Bijbel positief. Ook de farizeeën stelden vragen aan Jezus, maar zij stonden niet open voor Zijn antwoorden. Ze deden of ze last hadden van ‘verstandstwijfel’, maar in werkelijkheid was er iets heel anders aan de hand. Wilstwijfel Geloven heeft namelijk ook te maken met de wil: wíl je wel geloven? En er is dus ook zoiets als wilstwijfel. Het lastige bij deze vorm van twijfel, is dat hij zich bijna altijd
Jaarreeks Discipelschap
vermomt als verstands- of gevoelstwijfel. Mensen doen alsof allerlei vragen hen belemmeren om te geloven, of dat ze twijfelen omdat ze het gewoon anders voelen, maar in werkelijkheid willen ze niet geloven! Want geloven betekent dat je niet meer van twee walletjes kunt eten, dat je moet kiezen! Over deze vorm van twijfel is de Bijbel erg negatief (denk maar weer aan de farizeeën). Als Jezus hiermee geconfronteerd wordt, gaat Hij dus ook niet serieus op de vragen in, maar roept Hij op tot bekering, tot het maken van een keuze! Ook voor veel jongeren nu is dat dé remedie! Want vragen zullen er altijd blijven, maar we hoeven niet overal een antwoord op te hebben om te kunnen geloven. Op een gegeven moment is de vraag alleen nog of je werkelijk bereid bent om de stap een keer te nemen. Als je dat ten diepste niet wilt, zul je ook nooit tot zekerheid komen. Soms moet je het dus gewoon aan jongeren vragen: ‘Als ik je nu hét bewijs lever dat God bestaat, zul je dan in Hem gaan geloven? Of blijf je dan toch twijfelen?’ Gevoelstwijfel In de derde plaats geloven we ook met ons gevoel. Als het gevoel beschadigd is, kan ons dat belemmeren in het geloven. Sommige mensen hebben bijvoorbeeld zulke traumatische ervaringen opgedaan dat ze in hun leven nauwelijks nog een plaats durven geven aan zaken als ‘liefde’ en ‘vertrouwen’. Maar het kan ook ‘gewoon’ door overspannenheid komen, of (nóg gewoner) door oververmoeidheid, dat mensen niet (of minder) in staat zijn om hun geloof overeind te houden. Gevoelstwijfel kán zich uiten in de vorm van bepaalde (verstandelijke) vragen bij het geloof. Toch ligt de oplossing dan ten diepste niet in eventuele antwoorden op die vragen. Soms kun je je studieboeken dan maar beter wegleggen en gewoon rust nemen... Of de tijd nemen om negatieve ervaringen te verwerken en een plaats te geven. Belangrijk is ook dat je zoekt naar positieve ervaringen: zoek contact met anderen, ga iets leuks doen. In ieder geval is het goed om te weten dat de Bijbel vooral over déze vorm van twijfel heel mild is. God doet waartoe Hij (die andere) Judas laat oproepen in zijn brief (vers 22 - NBG): ‘Weest ook barmhartig jegens sommigen die twijfelen.’
28
KPowerPoint-presentatie
3
Agenda Vertel bij het welkom dat discipelschap (Jezus volgen) een uitdagende zaak is. Het vraagt namelijk om geloof, dat is: vertrouwen. Durven we te geloven dat de Bijbel het bij het juiste eind heeft? Dat wat Jezus zegt, waar is? Dat vertrouwen hebben we niet automatisch; dat moet en mag groeien. Daar ben je ook discipel voor: om het te leren! Daarbij hoef je niet net te doen of je nooit twijfelt. Vanavond zoeken we naar antwoorden op de vraag hoe je kunt weten dat God er is en dat Hij zich met ons leven bemoeit. Lied ● Psalm 19 vers 1 en 4 ● Ik geloof in God de Vader Gebed In het gebed mag ook het verlangen naar geloofszekerheid een plaats krijgen. Veel jongeren willen wel geloven, maar vinden het tegelijkertijd erg moeilijk. Intro De Intro is een lied, geïllustreerd met prachtige beelden uit de natuur, waarin de grootheid van God als Schepper en zijn liefde als Redder bezongen wordt. De eerste dia sluit daar direct op aan. Infodia’s en toelichting (cursief) In de presentatie focussen we op de vraag hoe je zeker kunt weten dat God bestaat én dat Hij met ons te maken wil hebben. Bewijzen dat God bestaat, kan natuurlijk niet; in ieder geval niet op dezelfde manier als je de stelling van Pythagoras kunt bewijzen. Maar er zijn wel sterke aanwijzingen voor het bestaan van God; argumenten die laten zien dat het redelijk is om te (blijven) geloven in God. Op de dia’s staat meestal alleen een plaatje. Eronder staat tekst die u kunt gebruiken om er iets bij te zeggen. Houd het vooral kort en ga niet teveel redeneren. De toon mag er vooral een zijn van verwondering, meer gericht op het hart dan op het verstand. Bij de verwerking is er gelegenheid om er dieper op in te gaan. Infodia 1 – Ik geloof dat God bestaat Bestaat God? nee waarschijnlijk niet misschien waarschijnlijk wel ja weet ik niet Een prachtig lied, met prachtige natuurbeelden. Toch zal het misschien wel eens door je heen schieten: stel nu dat het allemaal helemaal niet waar is. Je gelooft, maar ergens is er ook de twijfel. Is het vandaag niet, dan kan het morgen zomaar toeslaan. Lastig is dat. Hoe kun je nu echt zeker weten dat God bestaat? Daar gaan we het vanavond over hebben. Als je dat aan mensen vraagt, kun je heel verschillende antwoorden krijgen (zie dia). Wat zou je zelf antwoorden? [Eventueel kunt u de gegeven keuzemogelijkheden één voor één noemen en de jongeren hun vinger laten
29
Jaarreeks Discipelschap
opsteken bij de reactie die zij zelf zouden geven.] Infodia 2 – Argument 1: schoonheid schepping [afbeelding orchidee] Kijk eens goed naar het plaatje van deze orchidee. Al die kleuren, de complexiteit van zo’n bloem, de schoonheid ervan, en dat zou allemaal zomaar, toevallig ontstaan zijn? Dat kun je toch bijna niet geloven? Dan ligt het toch veel meer voor de hand dat een Goddelijke intelligentie en creativiteit daarin de hand gehad heeft? Een God die bovendien een oneindig besef van schoonheid heeft. Infodia 3 – Argument 2: nieuw leven [afbeelding baby of geboortekaartje] Ook voor heel veel mensen die niet in God geloven, verwijst de geboorte van een kind - vooral hun eigen kind! - naar iets hogers, een wonder - of iets wonderlijks. Geboorte van een klein kwetsbaar mensje doet iets met je. Vandaar die mooie gedichtjes op geboortekaartjes, zoals: ‘Je bent een wonder lief en klein, waar wij heel gelukkig mee zijn. Merel, 12 juli 2007.’ Een wonder dus. Maar wie geeft dat? Wie regelt dat? Wie heeft er zo ongelooflijk veel informatie gelegd in een zaadcel en eicel? Wie heeft trouwens bedacht om zo nieuw leven te laten groeien, uit mannelijk en vrouwelijk samen? Wie anders zou dat kunnen bedenken dan een liefdevolle, almachtige en creatieve schepper? Wie anders dan God? Infodia 4 – Argument 3: de Bijbel [afbeelding bijbel] Dat God er is, kun je als het ware aflezen uit de natuur. Wie en hoe Hij is, dat vertelt de natuur ons niet. Daarvoor heeft God ons Zijn Woord gegeven, de Bijbel. Daarin lezen we dat God ons opzoekt, omdat Hij persoonlijk contact met ons wil en omdat Hij de schepping wil vernieuwen. Miljoenen mensen hebben Hem daarin gevonden en zijn erdoor veranderd. Oké, de Bijbel is niet altijd een makkelijk boek. Maar hij is duidelijk genoeg om zeker te kunnen weten dat God liefde is en dat Hij Zijn Zoon heeft gegeven, opdat wie in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft (Joh. 3:16). Infodia 5 – Argument 4: gat in ons hart [plaatje hart met een gat erin] Voor het derde argument zie je een hart met een gat erin. Elk mens heeft verlangens – dat is het gat in ons hart. Dat we ergens naar verlangen, betekent dat er iets bestaat dat dat verlangen kan opvullen – anders konden we er niet naar verlangen. Er is in ons een diep verlangen naar liefde, trouw en intimiteit - daar beantwoordt het huwelijk aan. Er is in mensen verlangen naar vriendschap - daarom hebben mensen het vermogen om vrienden te zijn. Er is in ons verlangen naar eten en drinken - daarom bestaat er water en voedsel. Er is verlangen naar seksualiteit daarom is er mannelijk en vrouwelijk. Maar er is wereldwijd ook een onbegrijpelijk verlangen en zoeken naar het absolute, het geestelijke en goddelijke. Er is geen volk zonder godsdienst. En daar zou dan ineens helemaal niets aan beantwoorden? Dan zou dat wereldwijde verlangen werkelijk onbegrijpelijk zijn. Is het dan niet veel logischer te zeggen dat ook aan dit wijdverbreide verlangen een werkelijkheid beantwoordt, namelijk God? Met andere woorden: Omdat God er is, en omdat Hij wereldwijd mensen met Zijn goedheid aanraakt, daarom vind je wereldwijd het verlangen om God te kennen. Het is zoals de Franse filosoof schreef: ‘Elk mens heeft een gat in zijn hart dat de vorm heeft van God.’
Jaarreeks Discipelschap
30
Infodia 6 – Argument 5: besef van goed en kwaad
3
[afbeelding weegschaal] Bij het vierde argument denken we aan de weegschaal van de rechter, die moet beslissen over goed en kwaad. We vinden dingen goed en vinden andere dingen echt fout. We vinden het verkeerd dat kinderen seksueel misbruikt worden. We vinden het verkeerd als een jongere sterft door zinloos geweld op straat. Waarom vinden we dat verkeerd? Omdat we een diep moreel besef hebben van de unieke waarde van elk mens. Maar wat komt dat dan vandaan? Het moet wel iets zijn dat God in ons gelegd heeft. Als dat niet zo was, blijft alleen over wat de meerderheid ervan vindt. Wie dat beweert, moet de mogelijkheid accepteren dat de meerderheid het op een gegeven moment niet meer verkeerd vindt, zoals in nazi-Duitsland de meerderheid het niet meer verkeerd vond dat joden gediscrimineerd werden. Infodia 7 – Argument 6: opstanding Jezus [plaatje lege graf] Alles valt of staat uiteindelijk met de vraag of Jezus echt is opgestaan uit de dood of niet. Als dat niet waar is, dan weten we niets meer zeker, ook niet of God er wel is. Is Christus echt opgestaan? Ja, zegt Paulus, dat kun je zeker weten, want dat kun je navragen bij die 500 aan wie Jezus verschenen is na Zijn opstanding (1 Kor. 15:6). En de meesten van hen leven nog! Schrijf ze maar een brief! Ik heb de adressen wel voor je…. Zo’n opmerking kon Paulus natuurlijk niet maken als hij niet zeker wist dat die 500 allemaal hetzelfde verhaal zouden vertellen: Jezus is aan ons verschenen. Nog een argument: als Jezus niet was opgestaan, dan wist in elk geval Petrus dat. Dan had hij bijvoorbeeld zelf, samen met Jacobus en Johannes het lichaam van Jezus verstopt om vervolgens aan de wereld te kunnen vertellen dat het graf leeg was. Maar dat betekent dat hij bewust leugens de wereld ingebracht heeft. Nu zijn er natuurlijk méér mensen die dat gedaan hebben. Maar in het geval van de discipelen betekent dat, dat ze bereid waren te sterven voor iets waarvan ze wisten dat het een leugen was. Want behalve Johannes, die gestorven is op Patmos, zijn alle discipelen gestorven voor hun geloof. Niet één heeft zijn geloof in de opstanding herroepen. Waarom niet? Omdat ze wisten dat het waar was. Infodia 8 – Waag de sprong The proof of the pudding… [plaatje pudding, liefst een waaraan gegeten is/wordt] Met deze argumenten hebben we niet ‘bewezen’ dat God bestaat. Wat dat betreft, geldt het Engelse spreekwoord: ‘The proof of the pudding is in the eating’. Het bewijs dat een pudding lekker is, krijg je alleen door ervan te eten. Zo is het ook met God. Het bewijs dat God bestaat en dat Hij jou ziet zitten, krijg je door met Hem om te gaan. Natuurlijk blijven er dan nog best vragen over, bijvoorbeeld: als God bestaat, hoe kan het dan dat er zoveel lijden is in deze wereld? Dat is een goede vraag. Maar ook mensen die níet in God geloven, hebben geen sluitend antwoord op de vraag van het lijden. Of het moet zijn dat het lijden er gewoon bij hoort. In feite is dat dan het enige logische antwoord. Maar of je daar blij mee moet zijn…?
31
Jaarreeks Discipelschap
KVerwerking met toelichting 1. Enjoy your life Stel je voor: je bent op vakantie in Londen en je ziet opeens deze bus langsrijden. Begin 2009 kon dat zomaar gebeuren. Om het atheisme te promoten, werd er reclame gemaakt met deze boodschap: ‘Waarschijnlijk is er geen god. Maak je dus geen zorgen en geniet van je leven!’ 1. Welke gedachte zou bij jou als eerste opkomen?
2. Welke vraag zou je aan de jonge vrouw bij de bus willen stellen?
3. Kun je in God geloven en toch genieten van je leven?
Laat iedereen eerst voor zichzelf de vragen 1 en 2 beantwoorden en inventariseer dan wat ze opgeschreven hebben. Breng in de bespreking ook de volgende vragen in: Waarom zegt de reclame dat er ‘probably’ (waarschijnlijk) geen god is? Vanwaar dat woord probably? Snap je dat ze geloven in God verbinden met ‘je zorgen maken’? Ga bij deze laatste vraag over op vraag 3. 2. Bijbelstudie Psalm 19:1-12 Als je aan David zou vragen hoe hij weet dat God bestaat, zou hij zomaar kunnen antwoorden met deze psalm. a. Hoe zou je zijn antwoord met eigen woorden willen samenvatten? Gebruik twee zinnen van maximaal twaalf woorden elk.
T
b. Welk vers of welke regel zou je zelf willen onderstrepen?
Jaarreeks Discipelschap
32
David geeft eigenlijk twee antwoorden: dat God bestaat, weet hij omdat de hemel Gods eer vertelt, en vooral omdat hij de werking van Gods woorden kent. Om te kijken of jongeren deze antwoorden zelf vinden, kunt u overwegen om de verzen 1-12 op een los vel papier te geven, zodat ze niet het kopje zien dat er in de bijbel boven staat. Laat iedereen zijn of haar zinnen voorlezen en welke regel(s) hij/zij heeft onderstreept. Bespreek opvallende antwoorden of reacties. Bijvoorbeeld aan de hand van de volgende vragen: Is iemand iets opgevallen in de gegeven reacties? / Wie heeft er iets onderstreept in de eerste zes verzen? / Wie iets in de tweede zes verzen? / Welk antwoord vinden jullie zelf het meest overtuigend? 3. Argumenten wegen In de presentatie kwamen zes argumenten voor waarom het redelijk is om te geloven dat God er is. Geef aan hoe goed je elk argument vindt: Kies 1 als je het een slap argument vindt, 5 als je het een zeer sterk argument vindt, of iets daartussen in.
1. Schoonheid van de schepping
2. Geboorte nieuw leven
3. De Bijbel
4. Gat in ons hart
5. Besef van goed en kwaad
6. Opstanding van Jezus
Laat iedereen eerst weer voor zichzelf ‘scoren’. Loop de argumenten dan kort langs: wie heeft er een 5 bij argument 1? En wie juist een 1? Breng uiteenlopende reacties met elkaar in gesprek. Als bij een bepaald argument vooral laag wordt gescoord, probeer het dan eventueel nog een keer uit te leggen, maar probeer de jongeren er niet van te overtuigen. Ze mogen hier hun eigen mening over hebben. Hopelijk zijn er wel steeds 4- of 5-scorers die de waarde van een argument voor hun groepsgenoten kunnen uitleggen. 4. In het water of…? Geloven in God kan lijken op dit plaatje: op een gegeven moment moet je de sprong wagen. Sommigen hebben dat gedaan en genieten van het zwembad. Anderen vinden het eng en zitten nog aan de kant. Of ze doen liever wat anders… Plaats jezelf eens in dit plaatje: waar zit, lig of sta jij?
33
Jaarreeks Discipelschap
3
Dit is een nogal persoonlijke vorm. Laat iedereen zichzelf voorstellen waar hij/zij zich bevindt en vraag wie er iets over wil zeggen. Het kan zijn dat iemand dat níet wil, ga dus niet het rijtje af. Verwoord eventueel zelf welke mogelijkheden er zijn en pas die toe op het geloof in God. ● Je kunt in het zwembad zitten. ● Je kunt op de rand van het zwembad zitten; je leest bij wijze van spreken in de Bijbel, maar je gaat nog niet het water in. ● Je staat op springplank, maar durft eigenlijk niet te springen. ● Je loopt een beetje verdwaasd rond. ● Je doet wat anders (ligt te relaxen op je handdoek of in de caravan).
Jaarreeks Discipelschap
34