Werkdocument
Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat Rijksinstituut voor Kust en Zee/RIKZ
Aan Deelnemers Workshop Toekomstvisie op bagger
Van Cor Schipper Datum 15 oktober 2004 Werkdocument RIKZ/OS/2004.833x Onderwerp
Doorkiesnummer 0118-672287 Bijlage(n) 1 Wer
Verslag van de Workshop Toekomstvisie op zoutebagger Workshop “TOEKOMSTVISIE OP ZOUTE BAGGERSPECIE”; Ministerie Verkeer en Waterstaat, donderdag 23 september 2004, in Rijswijk.
Programma Workshop Toekomstvisie op zoute baggerspecie 1. Ontvangst en registratie 2. Opening door dagvoorzitter G Weenink (Debat Academie) 3. Inleiding door P. van Zundert (DGW) 4. Lagerhuisronde 1; Het verleden en het heden 5. Pauze 6. Presentatie door M. Eisma (Nationale Haven Raad) 7. Presentatie door E. Leemans (Stichting Noordzee) 8. Presentatie door C. Schipper (RIKZ) 9. Lunch 10. De achterkant van het gelijk: kiezen of verliezen door J. Baljeu (Debat Academie) 11. Lagerhuisronde 2; de toekomst 12. De voorpagina Baggerspeciekrant 13. Afsluiting
1. Ontvangst en registratie Doel van de workshop ‘Toekomstvisie op zoute bagger’ georganiseerd op 23 september op Landgoed te Werve, Rijswijk, is het op gang brengen van een brede discussie om te komen tot het formuleren van een te ontwikkelen duurzame visie op het omgaan met marien sediment. In een aantal interactieve 'Lagerhuisrondes' zullen debatten met belanghebbenden vanuit o.a. havenautoriteiten en RWS worden gehouden over dit onderwerp.
Vestiging Middelburg
Telefoon 0118 672200
Postbus 8039, 4330 EA Middelburg
Telefax 0118 651046
Bezoekadres Grenadierweg 31 Op 20 minuten loopafstand vanaf station Middelburg richting industriegebied Arnestein of met treintaxi bereikbaar
2. Opening. Dhr. G. Weenink, directeur Debatacademie en dagvoorzitter, opent de workshop, en geeft een korte uitleg van het programma. Dhr. Weenink heeft tijdens zijn studie de “debating club Tilburg” opgericht, heeft meegedaan aan toernooien debatteren (o.a. Oxford en Cambridge), en heeft nu zijn eigen bedrijf, waarmee hij onder andere politici traint. Na de inleiding vindt een Lagerhuisronde plaats. De voorzitter legt uit dat het idee komt van het Britse Lagerhuis, het op één na oudste parlement ter wereld (oudste is IJsland), en vindt zijn oorsprong in een kerk, waar de banken dwars geplaatst werden. Het House of Parliament in Londen is op dezelfde manier gebouwd. Aan de ene kant neemt de regering plaats, aan de andere de oppositie. De afstand ertussen is twee armlengtes, twee sabels en 10 inch. Vandaag is de ruimte iets geringer, maar de opzet van de workshop is hetzelfde. Een aantal stellingen zullen aan de orde komen. De voorstanders, de regering, gaan aan de linkerkant zitten, en de tegenstanders, de oppositie, aan de rechterkant. Men moet dus kiezen. “Hoe overtuig ik de overkant van mijn gelijk”. De inbreng van alle deelnemers is van groot belang vandaag; “u bent de deskundigen van Nederland op het gebied van zoute bagger”.
3. Inleiding door dhr. P. van Zundert, Verkeer en Waterstaat, DG Water. Waar staan we vandaag voor? De bedoeling is vandaag een aanzet te geven voor de ontwikkeling van een toekomstvisie op het verspreidingsbeleid voor zoute baggerspecie.Wat leren we van het verleden? Tot halverwege de jaren ‘70 waren er geen of nauwelijks problemen. Baggerspecie werd niet ervaren als probleemstof. Er waren geen baggerachterstanden, omdat er voldoende betaalbare bestemmingen waren. Sindsdien is er sprake van een groeiend besef dat niet alleen water maar ook waterbodems verontreinigd kunnen zijn.Een hausse aan onderzoek volgde; ontwikkeling van beoordelingssystemen, verspreidings-, toepassings-, verwerkings- en depotcriteria en natuurlijk normen. Baggerachterstanden stapelden zich op waarbij het baggerprobleem vooral op het bordje kwam van de baggeraar, die tegen een hausse aan normen, wet- en regelgeving en aanzienlijke kosten aanliep. Oorzaken: Geen passende financiële middelen; de politiek vond bagger geen urgent probleem; bagger is te veel over één kam geschoren, omdat vrijwel alle bagger in meer of mindere mate als afvalstof, verontreinigde of schadelijke stof werd aangemerkt en als zodanig aangepakt moest worden; een verdichting aan slecht afgestemde en weinig transparante wet- en regelgeving. Oplossingen kwamen mondjesmaat en dan vooral als er grote economische belangen in het geding waren, bijvoorbeeld de Rotterdamse haven. Langzaam maar zeker volgde een omslag. Baggerachterstanden en de oorzaken werden erkend: -te weinig financiële middelen; -te veel regels, die slecht op elkaar afgestemd waren; -te weinig betaalbare bestemmingen; -onvoldoende aandacht voor de baten van baggeren en bagger. Er kwam een kabinetsstandpunt: het moet anders en beter. Een financiële impuls volgde, ook ten behoeve van het preventieve beleid in de vorm van de Kaderrichtlijn Water op grond
2
waarvan Maatregelpakketten worden ontwikkeld, om watersystemen weer aan de kwaliteitsdoelstelling te laten voldoen (schoon sediment). Waar staan wij? Naar de mening van dhr. Van Zundert staat het verspreidingsbeleid voor zoute bagger nog teveel in “normstellingenland”.Het belangrijkste risico is een geïsoleerde beschouwing, vooral over de lasten van baggerspecie, met het gevaar van gelijkschakeling met verontreinigende actviteiten zoals lozingen. Het gevaar is dat de lasten teveel drukken op de schouders van de baggeraar en minder op die van de vervuiler. De vraag is gerechtvaardigd of dit niet anders kan? De ruimte is er, omdat de evaluatie alle ruimte biedt voor een andere richting, met daarbij ook een ander gebruik van beoordelingssystemen. Bijvoorbeeld, meer voor de aansturing van preventieve bronnen; -wat zijn nu nog probleemstoffen? -waar komen die vandaan? -wat kunnen we eraan doen? -voeding Kaderrichtlijn water. Dit wil niet zeggen dat er geen ruimte meer is voor kwalificerende systemen, zoals de CTT. Deze zou kunnen worden ingebed in de bredere context van het watersysteem en datgene wat nodig is voor een verantwoord beheer ervan. De uitdaging vandaag is een eerste stap te zetten op weg naar de: Toekomstvisie op zoute bagger (specie).
4. Lagerhuisronde 1: het verleden en het heden. Stelling 1: Nederland gaat beter met z’n bagger om dan andere landen.
•
Dhr. V.d. Ende (RIKZ)
: regering (eens):
Nederland overleeft niet zonder te baggeren. Voor miljoenen wordt gebaggerd in de Rotterdamse haven. Doe je dit niet, dan heb je een enorme economische tegenslag. “Bagger of loop vast”.
•
Dhr. Den Besten (RIZA, afd. EMD)
: oppositie (oneens):
Sinds 200 jaar is Nederland niet geïnnoveerd.
•
Dhr. Wensveen (Havenbedrijf Rotterdam N.V.) : regering:
Rotterdam is van groot belang voor de Nederlandse economie. Als we vandaag niet meer baggeren wordt de diepgang flink belemmerd en hebben we binnen een week een probleem.
•
Dhr. Berger (Havenbedrijf Rotterdam N.V.)
: oppositie:
Er is een grote achterstand. Er is te weinig gebaggerd en het is te duur. Het kan veel efficiënter. Het gaat erg conservatief en er wordt niet integraal gekeken.
•
Dhr. Rosier (Nationale Havenraad)
: regering:
is al 15 jaar met deze problematiek bezig. Dhr. Rosier is van mening dat Nederland echt beter is. Er is geen land waar zoveel mensen met de baggerproblematiek bezig zijn. Een feit is dat de Vlamingen meer baggeren. Dhr. Rosier stapt over naar de oppositie; Nederland is niet het grootste baggerland.
•
Dhr. Corver (Ministerie VROM/DGM/BWL/BB)
: regering:
Wie kan vertellen wie mondiaal het goedkoopste baggerland is? Nederland of België?
Kijk naar de concurrentiepositie. Als Nederland even duur is als België, zit Dhr. Corver tussen de regering en de oppositie in.
3
•
Dhr. Butter (Corus Staal IJmuiden /VNO-NCW)
: oppositie:
Goedkoop is niet altijd het beste. Corus, voorheen Hoogovens, is tegenwoordig geïntegreerd met de Engelsen. Engeland baggert alleen waar nodig en brengt de bagger weg, in ieder geval uit de haven. Stelling 2,
Nederland is het afvoerputje van West Europa.
De oppositie bestaat slechts uit 3 deelnemers.
•
Dhr. Leemans (Stichting De Noordzee)
: regering:
Er komen veel rivieren Nederland binnen, die veel verontreinigd sediment meebrengen, dat uiteindelijk in de Nederlandse wateren terechtkomt. Nederland is de bezinkput.
•
Dhr. Van Oterdoom (Verkeer en Waterstaat/DG Water) : oppositie:
Er is geïnventariseerd waar momenteel de meeste problemen ontstaan. Dit is in de binnenwateren van Nederland, onder andere in de Dommel. In de rapportage van Brussel krijgt Nederland een rode kaart. Een andere oorzaak is de grondstof in produkten op de markt (bijvoorbeeld plastic schoenen). Een mogelijke oplossing is eisen te stellen aan de produkten.
•
Dhr. Otten (Rijkswaterstaat/DNZ)
: oppositie:
Dit is te kort door de bocht. Neem Lobith, d”e minister wilde sluiten, maar dit mocht niet”
•
Mevr. Vink (DNZ)
: regering:
Nog steeds komt er vervuild slib over de grens. Dit bezinkt richting Rotterdam en 50% gaat naar zee. Welke stoffen bekijk je?
•
Dhr. Leemans loopt over naar de oppositie.
In Nederland is veel sediment. Dhr. Leemans kende de verhalen van de oppositie niet. De probleemstof is TBT, de verf onder de zeeschepen. Dit komt niet uit Duitsland en niet uit de rivieren, maar van zeeschepen. Dit bezinkt in de havens. De voorzitter vraagt of een hoes om de schepen een oplossing biedt?
•
Dhr. Corver
: oppositie:
Adviseert het probleem een Europees probleem te maken.
•
Dhr. Van Zundert
: regering:
Je moet in deze discussie onderscheid maken tussen verleden en heden. Het is wel degelijk zo dat in het verleden de benedenloop van onze grote rivieren het afvoerputje van West Europa vormde. Dit zien we fraai terug in de vorm van enkele honderden miljoenen verontreinigd sediment dat hier als een erfenis uit het verleden is afgezet.
Stelling 3:
Economie is belangrijker dan milieu.
De meerderheid van de deelnemers is het oneens met deze stelling.
•
Dhr. V.d. Meide (Ministerie V&W, DGG)
: regering:
adviseert er alles aan te doen de zeehavens toegankelijk te houden. Dit is van enorme economische waarde, onder andere voor de werkgelegenheid.
•
Mevr. Wijga (RWS, Directie Zeeland)
: oppositie:
Zie milieu en economie als gelijke. Door de CTT is het milieu wat op de achtergrond geraakt. Persoonlijk vindt mevr. Wijga het milieu belangrijker, en ziet graag strengere eisen.
•
Dhr. Corver
: regering:
In de troonrede werd alleen gesproken over werk, werk en nog eens werk en niet over milieu.
•
Dhr. Dagevos (Stichting de Noordzee)
: oppositie:
4
Zorg voor een goed milieu, dan heb je ook een goede economie. Doe je dit niet, dan krijg je de rekening gepresenteerd.
•
Dhr. Schipper (Min. V&W/RIKZ)
: regering:
Voegt toe dat de kwaliteit van de economie op een hoger niveau moet komen. De economie is van essentieel belang. Dhr. Schipper is van mening dat een hoogwaardige economie resulteert in een goed milieu. Stelling 4: Uitgangspunt voor beleid moet altijd zijn: de vervuiler betaald. De oppositie bestaat slechts uit drie deelnemers.
•
Dhr. De Wit (RWS/DNH)
: regering:
vindt dit logisch; wie de rommel maakt, is zelf verantwoordelijk voor het oplossen van het probleem.
•
Dhr. Otten (RWS-DNZ)
: oppositie:
noemt als voorbeeld het Diftar project in Zoetermeer, waarbij de huishoudens afgerekend zouden worden op de aangeboden hoeveelheid vuil. Het gevolg was dat de bak van de buurman belast werd of de vuilniszak simpelweg in de bosjes belandde. Een mogelijkheid zou kunnen zijn dit probleem te regelen aan de hand van de onroerend goed belasting.
•
Dhr. Boot (RWS/Directie Zeeland)
: regering:
vindt het in zijn privé-leven geen probleem meer te betalen ten behoeve van het milieu.
•
Dhr. De Boer (Groningen Seaports)
: oppositie:
we zijn hier voor de zoute baggerspecie, veroorzaakt door de industrieën. Deze hebben vergunningen gehad van RWS en andere instellingen. We hebben hiervan allemaal geprofiteerd, we zijn dus allemaal verantwoordelijk voor het opruimen van de rommel!!!! Rumoer in de zaal; groot applaus van de oppositie, boehhhhh van de regering. “Order, order!!” vraagt de voorzitter.
•
Dhr. De Graaf (RWS/Directie Noord Nederland)
: oppositie:
We hebben hier te maken met emissies. Het is te gemakkelijk te stellen dat iedereen hiervoor verantwoordelijk is. Het is de taak van de Overheid grenzen te stellen en bepaalde producten te verbieden, met eventueel als gevolg dat die bedrijfstak dan maar failliet gaat. Bijvoorbeeld de varkenshouderijen. Dan maar geen varkenshouderijen meer. Hetzelfde geldt voor PCB; voor schepen > 25 meter is het verboden; < 25 meter niet. De voorzitter stelt een verdubbeling van de havengelden voor?? De oppositie is van mening dat de aanpak mondiaal moet zijn omdat Nederland anders zijn marktpositie verliest. De oppositie is ook van mening dat de grootste vervuiling uit de lucht komt, waarvoor wij allen verantwoordelijk zijn. Met de WVZ en de WVO redden we het niet; integrale aanpak is een vereiste.
5
Stelling 5
Beleid moet je ontwikkelen met alle stakeholders.
De oppositie bestaat uit zeven deelnemers.
•
Dhr. V.d. Meide oppositie:
:
Stelt voor de Overheid de kans te geven de stakeholders te bepalen.
•
Dhr. Eisma
: regering:
Vindt dat iemand de knoop moet doorhakken, maar dat iedereen erbij betrokken moet worden.
•
Dhr. Leemans
: regering:
“De verffabrikanten moeten op zoek naar andere produkten in plaats van Organotin. Het streven zou kunnen zijn in 2005 geen TBT meer”. Dit dient beleidsmatig aangepakt te worden. De reactie op de opmerking van de regering, dat de leveranciers niet op de hoogte waren van dit feit (..)), is luid boehhhhhhhhh roepend. Order, Order. 5. PAUZE. Een presentatie volgt van de heren Eisma, Leemans en Schipper, waarvan bijgaand de uitgewerkte teksten.
6. Presentatie Dhr. M. Eisma van Havenbedrijf Rotterdam N.V. Titel: workshop zoute bagger; op reis zwevend boven Europa. Beste mensen, mijn naam is Marc Eisma, ik werk bij het Havenbedrijf Rotterdam N.V. en heb geen kinderen. De reden waarom ik dit laatste vertel, is dat ik nou nooit eens lekker een verhaal kan voorlezen en dus nu de gelegenheid grijp die zich eindelijk voordoet. Ik zag overigens 2 dagen geleden de Koningin ook voorlezen, dus zo vreemd is het helemaal niet. Het verhaaltje is zo te zien in de ik-vorm geschreven, wat overigens niet wil zeggen dat ik het alleen geschreven heb. ‘Ik’ staat in dit geval voor de gezamenlijke Nederlands zeehavens. “Ik wil jullie graag meenemen op een reis waarbij ik al zwevend boven Europa naar beneden kijk. Ik moet wel mijn adem inhouden, want anders komen er teveel PCB’s binnen. Als ik begin in te zoomen wordt het me duidelijk dat Europa aan veel water grenst, zeeën genaamd. Een van die zeeën, de Noordzee, heeft mijn speciale aandacht. Verder inzoomend wordt het me duidelijk dat er ook op het land water is. Er stromen een aantal rivieren de Noordzee in. Dat land daar aan het eind van die rivieren, Nederland genaamd, lijkt wel op een afvoerputje van al die rivieren. Laat ik eerst eens verder inzoomen op die rivieren. Ik zie de Schelde in het zuiden via een Belgische haven stromen. Ik zie ten oosten daarvan de Maas uit België komen. In het noorden zie ik de Eems uit Duitsland komen. Als voorbeeld neem ik de vierde, die helemaal begint in Zwitserland. Als ik goed kijk zie ik in het water sedimenten. Ongeveer de helft daarvan zie ik vanuit de rivier de zee instromen en de andere helft bezinkt in de delta. Ook vanuit de Noordzee zie ik sedimenten de rivierdelta instromen, een veel grotere hoeveelheid. Al die stromen van sedimenten zien er erg ‘natuurlijk’ uit.
6
Ik kan me nog herinneren dat ik zo’n 20 jaar geleden ook eens inzoomde op die rivier en daarbij toen zag dat het water niet zo blauw was als nu. Ik zag destijds bij Sandoz allerlei mooie kleuren de rivier opstromen. Nu is die rivier toch aanmerkelijk schoner geworden. Langs de rivier zie ik als ik goed kijk industrieën, steden, landbouwgebieden, ik zie schepen varen en ik zie een aantal stuwpanden, waar bij de laatste op de grens van Frankrijk en Duitsland zich een aantal mensen buigen over 300.000 kubieke meter met HCB verontreinigd sediment, waar ze zich geen raad mee weten. Helemaal benedenstrooms van de rivier in de delta ligt er ook een haven. Daarnaast zie ik dat er langs de rivier met instemming door handhavers wordt gekeken naar diverse lozingen die vanuit pijpjes de rivier instromen. Andere bronnen die meer diffuus de rivier in komen kunnen ze niet goed zien en hebben ze minder onder controle. Als ik nog beter kijk zie ik daar in die haven een aantal bootjes monsters nemen van dat sediment, wat voor een groot deel met de rivier is meegevoerd. Die blijken te worden geanalyseerd op allerlei stofjes, waarvan het me niet verbaasd dat die erin zitten met zoveel ‘bronnen’ in zo’n groot rivierstroomgebied. Ook wordt er in die haven volop sediment boven water gehaald en het grootste deel daarvan gaat naar zee. Niet zo vreemd want het meeste kwam daar al vandaan of was er op weg naar toe. Slechts een klein deel mag niet naar zee, dat was 20 jaar geleden nog bijna de helft. Tussendoor zoom ik even in op Haagse burelen. Daar wordt hard gewerkt aan nieuwe plannen. Er was veel beloofd en belofte maakt schuld. Analyse op nog meer stofjes, zoals TBT. Andere meetmethoden, zoals bioassays. Maar de belofte was gedaan voordat die ingelost kon worden. De analyseresultaten waren en bleven onvoorspelbaar. Ik ben benieuwd welke kant dat opgaat! Tenslotte zoom ik wat meer in op de Noordzee en het valt me op dat daar op verschillende locaties boten sediment verspreiden. Gek genoeg worden op die locaties géén monsters genomen. De laatste keer dat ik dat eens zag, waarbij er naast op stofjes ook bioassays werden geanalyseerd, was in 1996. De reden waarom dit toen stopte was, omdat er na 35 jaar baggerspecie verspreiden geen aantoonbaar nadelige effecten op het ecosysteem via bioassays waren aan te tonen. Daarnaast valt het me op dat die baggerspecie die daar verspreid wordt maar een fractie is van wat er allemaal via die rivieren direct de zee opstroomt, waar natuurlijk ook die stofjes inzitten. Ook de atmosfeer (mijn adem begint op te raken), schepen en ander bronnen dragen daar nog eens aan bij. Hier eindigt mijn verhaal en zoals U merkt heeft het een open einde, wat natuurlijk wel mooi uitkomt voor deze workshop. Ik zag overigens dinsdag in de nieuwe begroting van VROM staan dat ze “nuchter willen omgaan met risico’s”. Leuke stelling voor de discussie lijkt me. Het lijkt me aardig om kort aan 5 mensen te vragen wat hun associaties zijn met het verhaal en dus meteen de stellingen voor de discussie: 1. Degene die verantwoordelijk is voor die bootjes die die monsters in die haven namen: Marco Wensveen, Havenbedrijf Rotterdam N.V. 2. Dan eens iemand uit een haven uit het Noorden, Sjaak de Boer van Groningen Seaports 3. Nu zak ik wat naar het zuiden af, Hans Butter van Corus IJmuiden 4. En dan zak ik nog wat zuidelijker af, Gijs Berger van Havenbedrijf Rotterdam N.V. 5. Als laatste nu nog eens iemand die de ‘linking pin’ is tussen al die havens, Otto Rosier van de Nationale Havenraad
7
Stellingen: de kwaliteit van de Nederlandse waterbodems is de resultante van het algemene emissiebeleid, het milieukwaliteitsbeleid en het herstel- en saneringsbeleid in ons land en in de ons omringende landen. De zorg voor sediment die om nautische redenen verwijderd moet worden, maar die om redenen van milieuzorg niet vrij verspreid mag worden, is dan ook een taak van allen1 die verantwoordelijk zijn voor de kwaliteit van het oppervlaktewater, de waterbodem en de zee. Samenwerking is geboden. De aanpak aan de bron zou meer aandacht moeten krijgen en dan meer door de ‘sedimentbril’ beschouwd en niet alleen door de waterbril, waar bijvoorbeeld de Europese Kaderrichtlijn Water door kijkt. Daarbij hoort natuurlijk de vervuiler te betalen. Die kan in een haven liggen, maar meestal is dat niet het geval. Eigenlijk is het een soort van ‘sedimentketen’, waarbij je beter zo vroeg mogelijk in de keten zou moeten ingrijpen en daar je Euro spenderen, waarbij de bronaanpak de eerste stap in de keten zou moeten zijn. Via de Kaderrichtlijn Water zou dat goed moeten worden meegenomen. De bioassays zouden daarbij een mooi instrument kunnen zijn om de juiste bronnen te identificeren en aan te kunnen pakken, maar niet als sturingsinstrument voor de baggerspecie. Bovendien gaat het om de relatieve bijdrage van de verspreiding van uit havens verwijderd sediment aan de verontreinigingsituatie op zee. Dit in verhouding tot directe emissies vanuit rivieren, spuien, atmosfeer, scheepvaart en andere bronnen van verontreiniging. Het risico van het verspreiden van baggerspecie moet worden afgezet tegen de risico’s vanuit deze andere verontreinigingsbronnen die van invloed zijn op het zeemilieu. De risicobenadering zou meer centraal moeten staan bij de verspreiding van sediment op zee. Dit in tegenstelling tot de huidige benadering waarbij te verwijderen sediment in-situ wordt beoordeeld voordat dit op zee wordt verspreid. Deze benadering zegt namelijk weinig over de risico’s van het al of niet verspreiden van sediment in het zeemilieu zelf, waar het nu juist om gaat. Er zou een strategie moeten worden ontwikkeld om de stap te zetten van de nu gehanteerde geïsoleerde beoordeling vooraf naar een risicobenadering ter plaatse van de loslocatie op zee. Er zou een betere harmonisatie moeten plaatsvinden tussen het beleid van de stroomgebieden en het beleid van de Noordzee. Het bereiken van de kwaliteitsdoelstellingen van stroomgebieden moet daarbij bijvoorbeeld leiden tot sediment dat, geheel in lijn met het natuurlijk proces, zonder bezwaar in zee (terug) verspreid kan worden. Alleen aandacht besteden aan het sediment uit zeehavens is niet voldoende, het gaat om het geheel: sedimentmanagement in het gehele stroomgebied, van de oorsprong tot ver in zee. Sedimentmanagement in zeehavens is hier slechts een onderdeel van. We zouden meer grip moeten kunnen krijgen op de variatie in uitkomsten bij TBT en bioassays = goed voorbeeld voor gezamenlijk onderzoek. De Nederlandse zeehavens zijn bereid mee te werken aan de ontwikkeling van een verspreidingsbeleid, waarbij de sedimentketen leidend zou moeten zijn voor het bereiken 1
Met name VROM-DGM, V&W-DGW, V&W-RWS (regionale directies), provincies, gemeenten, waterschappen, haven- en vaarwegbeheerders
8
van de doelstellingen en waarbij de juiste balans wordt gezocht met andere water(bodem)beleidskaders, het ontvangend systeem centraal staat en de eigenlijke vervuiler de rekening krijgt gepresenteerd. Reacties uit de zaal: Op de vraag van Dhr. Eisma wat op jaarbasis de kosten zijn van het nemen van monsters, antwoordt Dhr. Wensveen:120.000 euro voor biomassa’s en TBT, en 30.000 euro voor chemie. De aanwezigen zijn het erover eens dat bronaanpak een absolute noodzaak is. Dhr. Berger verwijst naar integrale aanpak, slib balans, hoe ziet de slib balans van de kust eruit? Dit is van groot belang. Voor bepaalde stoffen zijn we wel zinnig bezig, maar voor andere niet.
7. Presentatie Dhr. E. Leemans van Stichting De Noordzee. Titel: “Bagger is niet vies; visie op een duurzaam baggerbeleid”. Leden van het Lagerhuis! Toen ik gisterenavond de laatste puntjes op de i zette van mijn presentatie - door omstandigheden heb ik deze pas gisteren kunnen afronden, dacht ik na over het woord bagger en de negatieve connotatie die daaraan kleeft. Als iemand zegt dat de laatste wedstrijd tussen Ajax en Feijenoord “bagger” was, dan was het wel heel slecht. En in het woordenboek staat de uitdrukking “zeven kleuren bagger schijten” vermeld. Ik vroeg mij af hoe dat kwam en of het altijd zo was geweest en dat zette mij weer aan het denken over wat bagger eigenlijk is. En omdat ik toch aan het associëren raakte schoot de aanhef van het gedicht “Herinnering aan Holland” door mijn hoofd: “Denkend aan Holland zie ik brede rivieren Traag door oneindig laagland gaan”. U zult zich misschien afvragen wat Marsman met de baggerproblematiek te maken heeft. Dat zal ik uitleggen: Nederland is een Delta en de rivieren hebben in grote mate bijgedragen aan de vorming van land waar eerst een binnenzee was. Door het aanvoeren van zand en slib is het westelijk deel van Nederland vormgegeven. Zand en slib sedimenteerden en vormden samen met organisch materieel het mengsel wat wij nu bagger noemen. Die bagger lag soms in de weg, bijvoorbeeld in een haven, en moest dan verwijderd worden. Maar het leuke van de bagger was, dat je het heel goed kon gebruiken, bijvoorbeeld om land op te hogen. En het leverde nog vruchtbare grond op ook! Daar stonden dan – en ik citeer weer Marsman: “in de geweldige ruimte verzonken, boerderijen verspreid door het land” Tot zover alles goed. Marsman schreef zijn gedicht echter in 1936, enige decennia voordat duidelijk werd dat er met onze waterbodems toch iets loos was. En dat we bijvoorbeeld woonwijken gebouwd op opgehoogde grond weer moesten ontruimen, omdat het gehalte tolueen of benzeen tamelijk levensbedreigend was voor de jonge gezinnetjes die zich daar hadden gevestigd. De alarmbel werd geluid en een startsein gegeven voor een grootschalige operatie om iets te doen aan de ongebreidelde vervuiling van water en waterbodems. En zo kregen we de derde nota waterhuishouding en de NW4 en tussendoor nog een Evaluatie Nota Water. Daar stonden onder meer lijsten in met stoffen en de maximale waarden die voor deze stoffen bereikt mochten worden. Interventiewaarden en streefwaarden weerspiegelden de ernst waarmee de zaak werd aangepakt. Voor de waterbodems in de binnenwateren werden wetenschappelijk onderbouwde lijsten aangelegd: zoveel microgram Cadmium, zoveel kwik en PCB’s, het lag allemaal vast en de consequentie was dat de bagger uit kanalen en sloten niet zomaar meer op de kant konden worden verspreid, zoals dat zo mooi heet in de baggerwereld.
9
Voor de zoute bagger was het allemaal wat lastiger. Juist in de jaren ’60 en ’70 waren stormachtige ontwikkelingen in de scheepvaart, waarbij vooral de olietankers steeds groter en dus dieper werden. En aangezien Rotterdam niet alleen de grootste haven was, maar ook het bezinkputje van de Rijn en andere rivieren, werd het baggerprobleem steeds groter. Met de strenge normen uit de NW3 viel niet te werken en daarom kwam er voor de zeehavens en geulen de “Uniforme Gehaltetoets Zoute Bagger”, met minder stoffen en andere normen. Pragmatische normen, wel te verstaan. Grote hoeveelheden “Lichtverontreinigde” baggerspecie werden en worden zo jaarlijks in de Noordzee gestort, op wat zo mooi Loswallen worden genoemd. Onder meer aangewakkerd door de discussie rond organotin – de werkzame stof in aangroeiwerende verf op zeeschepen – klonk een jaar of tien geleden de roep om herziening van de Uniforme Gehaltetoets. De oorspronkelijke uitgangspunten bij de herziening waren ingegeven door de wens om de Noordzee niet teveel te belasten met verontreinigende stoffen: aanpassen aan de realiteit, dus bijvoorbeeld stoffen die veel minder in de bagger voorkwamen van de lijst afvoeren en andere probleemstoffen die er nog niet op stonden, aan de UGT toevoegen. Behalve een beoordeling op stoffen ook kijken naar effecten, met behulp van bioassays. Het is namelijk erg lastig om op alle mogelijke stoffen te analyseren en met bioassays kun je een deel van de onbekende stoffen in ieder geval eruit filteren. Sinds een jaar of 8 ben ik min of meer betrokken bij dit proces – nu eens intensief, dan weer van grote afstand, en één van de zaken die mij is opgevallen in de ontwikkeling van de CTT – zoals het nieuwe beoordelingssysteem door het leven gaat – is de term “Trendbreuk”, die op een bepaald moment opdook en een steeds grotere rol is gaan spelen. Ik zal die term even toelichten, want ik denk dat dat in het licht van de baggerdiscussie van belang is. Trendbreuk in deze wil zeggen: de hoeveelheid bagger die in depot moet worden gestopt, mag niet groeien. De milieuorganisaties – Reinwater en Stichting De Noordzee voorop – hebben stelselmatig aangevoerd dat op deze manier een veel belangrijker trend gebroken wordt: de trend van voortschrijdende verbetering van waterkwaliteit. Uiteindelijk draait het – natuurlijk – toch weer uit op een kostenplaatje: Een verantwoorde aanpak van ernstig vervuilde waterbodems is kostbaar en het is allang gebleken dat daar geen geld voor is. Let wel: Het maatschappelijke belang van de Nederlandse havens zien wij zeer zeker in. Dus baggeren in havens en vervolgens verspreiden van de bagger moet zeker door kunnen blijven gaan. Het grote probleem is natuurlijk de verontreinigingen in de baggerspecie. Voor een duurzame – milieutechnisch èn financieel - oplossing is de aanpak van bronnen daarom essentieel. In de toekomst zou ik de Nederlandse kust weer willen zien als een echte delta, waarbij zoet rivierwater via brakke getijdegeulen uitwaaiert over de zoute kustwateren. Nutrienten worden vermengd zonder ophoping en zo ontstaat een gezond en voedselrijk Noordzeeecosysteem, dat ruimte biedt aan een grote diversiteit aan zee-organismen. Voorwaarde is wel dat het aangevoerde water en slibdeeltjes echt schoon zijn. Daarin ligt een heel belangrijke taak voor ons allemaal: Zorgen dat toekomstige generaties gevrijwaard worden van het baggerprobleem dat ons nu al decennia bezighoudt. Bijvoorbeeld door te pleiten voor een streng stoffen beleid, of het ratificeren van het antifoulingverdrag. Ik denk dat met name de havens hierin een belangrijke sturende rol zouden moeten spelen.
10
U was vast nog benieuwd hoe Marsman zijn gedicht ook al weer had besloten: “ en in alle gewesten wordt de stem van het water met zijn eeuwige rampen gevreesd en gehoord”.
Ik dank u voor uw aandacht.
8. Presentatie Dhr. C. A. Schipper van het Ministerie V&W, RIKZ. Titel: ”De ontwikkeling van een duurzame, integrale toekomstvisie op het omgaan met baggerspecie”. Het begrip baggerspecie leidt reeds decennia lang aan een negatief ‘dirty’ imago, er is zelfs een nieuw begrip in ‘de Van Dale’ ontstaan; ‘baggerspecie problematiek”! Ik ga vandaag de uitdaging aan de probleemstelling rond baggerspecie om te buigen naar ‘a dirty mind is a joy forever’. Over het begrip baggerspecie bestaan vele negatieve beeldvormingen, immers burgers spreken over ‘smerige bagger’, milieugroepen gebruiken de beeldvorming van ‘giftige baggerspecie’, terwijl sterke sedimentatie de scheepsvaartdoorgang vaak een nautische hindernis vormt, daarnaast is voor havens baggeren een economische last en voor de overheid is de handhaving een tijdrovende taak. Uit beleidsmatig perspectief heeft de huidige stand van kennis bij implementatie van de Chemie-Toxiciteit-Toets een hink-stapsprong gemaakt tussen de afweging van milieubelangen en economische belangen. De afwezigheid van zwevende stof in het Noordzee ecosysteem zou verstorend gaan werken, aangezien het een belangrijke betekenis heeft voor de biodiversiteit en het natuurlijkevenwicht in zeeën. Hier kan de stelling luiden dat ‘silent waters run deep’ (‘stille wateren hebben diepe gronden’) want bij het achterhouden van mega hoeveelheden baggerspecie zou sprake zijn van ‘sterile waters are sick’, immers slib deeltjes zijn een natuurlijk onderdeel van het watersysteem. Vanuit bovenstaand perspectief is het wenselijk een omslag in denken te maken door als uitgangspunt te nemen dat het vrij verspreiden van baggerspecie weer een nuttige betekenis gaat krijgen. In de afgelopen jaren is ons watersysteem met schadelijke en verontreinigde stoffen in de NL-delta aanzienlijk afgenomen. De kwaliteit van water en hierin meegevoerd zwevende stof is aanmerkelijk verbeterd en vormt veel minder dan vroeger een directe bedreiging voor mens, natuur en milieu. De internationale doelstelling van OSPAR en KRW convergeren voor de toekomst in elke geval in de richting van milieuverbetering. De kwaliteit van de waterbodems blijft echter wel afhankelijk van de mate waarin deze primaire bronnen grondig zijn gesaneerd. Echter, is het zinvol een urgent verontreinigde waterbodem aan te pakken terwijl de bronnen van verontreiniging als TBT houdende antifoulings, nog niet zijn gesaneerd/dan wel in internationale IMO kader geratificeerd (dweilen met de kraan open)? Tot op heden werd voor de beoordeling van de verspreidbaarheid van baggerspecie in het mariene milieu uitgegaan van beoordelingssystemen die geënt zijn op productkwaliteitsnormen dat gebaseerd is op een emissiegerichte benadering. Hiermee werd baggerspecie gelijkgeschakeld met lozingen en andere vervuilende activiteiten. Dit terwijl bagger een natuurlijk onderdeel vormt van het watersysteem. Willen we in de toekomst een duurzame bescherming van het watersysteem voor ogen hebben dan zal verdergaande aanpak van nog resterende bronnen van verontreiniging vereist zijn.
11
Er is in het afgelopen decennium een spanning ontstaan enerzijds tussen de CTT of UGT normstelling en anderzijds in het handhavingsbeleid. Uit oogpunt van verspreiding is er feitelijk sprake van gedoogbeleid. De defensieve houding bij belanghebbenden, zal een koers moeten gaan varen naar een meer ‘batig baggerbeleid’. Hoe zou dit batig baggerbeleid er zoal uit kunnen gaan zien? Een vereenvoudiging van het complexe karakter van de beoordeling van de kwaliteit van baggerspecie, zou kunnen ontstaan door ook de kwaliteit van oppervlakte water in beschouwing te gaan nemen. In dynamische havengebieden namelijk, is per definitie sprake van processen als resuspensie en bioturbatie, waardoor nieuw- minder- verontreinigde slib zal sedimenteren. De verontreinigingsgraad van deze toplaag is een afspiegeling van de gemiddelde oppervlakte waterkwaliteit. (dit geldt niet voor oude sterk verontreinigde saneringslocaties) . Hiervan uitgaand zou het een vereenvoudigde en efficiënte aanpak kunnen zijn door de beoordeling van de specie te laten berusten op analyse van oppervlaktewater. In de 90’jaren kwam het RIVM met inzicht de mengseltoxiciteit te koppelen aan het percentage bedreigde soorten (zgn. meer-stoffen Potentieel Aangetaste Fractie dwz ms-PAF*100 = %bedreigde soorten). Deze methode gaat echter in de praktijk gepaard met onzekerheden door gebrek aan toxicologische gegevens. Dus kan men het niet eenvoudiger maken want, net zoals de Chemie-Toxiciteit-Toets is ook dit systeem van normstelling ingewikkeld en wellicht ineffectief. Bovenstaande benaderingen lijken niet direct te leiden naar de oplossingsrichting! Ik vraag me dan ook af: ‘wat is het doel van de beleidsregels rond baggerspecieactiviteiten? Waartoe dient de CTT normstelling en in welk proces leidt dit tot een batig baggerbeleid? Het antwoord is legitiem; de negatieve beïnvloeding van het ecosysteem door schadelijke lozingen of (andere) vervuilende activiteiten gestopt dient te worden. Echter, wanneer we de kaders van een nieuw baggerbeleid in ogenschouw nemen mag vernieuwend baggerspeciebeleid niet meer leiden tot tijdrovende en nodeloze procedures. Bovendien is afwenteling van kosten op de initiatiefnemer tot het baggerwerk, terwijl deze veelal part noch deel heeft aan de (rest)verontreiniging, niet gewenst! Een gemodificeerde baggerspecie beoordeling in de zin van hervorming, zou moeten leiden naar eendraagvlak waardoor meer processen verlopen van een ontkenning naar herkenning van ‘het probleem’ wat dan gepaard gaat met vertrouwen in plaats van ‘baggerspecie expansie’. In de Uniforme Gehalte Toets (UGT) gaven chemische analyses inzicht: eenduidige en snelle informatie over de stoffen die de toxiciteit in de baggerspecie veroorzaken, ten behoeve bij het opsporen van de vervuilingsbronnen. Deze benadering voldeed niet meer, hetgeen heeft geleid tot de effectgerichte benadering van de CTT norm. Ik ben van mening dat een beoordelingssysteem flexibel dient te zijn. In vele havens is veelal sprake van nieuw afgezet sediment zodat de vraag zich voordoet of er nog sprake kan zijn van significante milieukwaliteitsverbetering. Waarom dan toch steeds havenvakken op de baggernormstelling beoordelen? Wanneer alle specie op zee wordt verspreid kunnen de vrijkomende financiën worden aangewend voor de nog steeds wenselijk te saneren vervuilde havenbekkens (hotspots). Dit geeft havenbeheerders de ruimte om de schone locaties, in samenhang met een op te zetten ‘groen havenbeheer’, zonder dure bemonsteringcampagnes een vergunning te verlenen om bagger te verspreiden. Op deze wijze zou dan alle baggerspecie geschikt moeten zijn om te verspreiden in verdiepte loswallen. Voorop gesteld wordt dat het groen-imago van de havenautoriteiten in de pas loopt met deze ontwikkelingen, (middels bijvoorbeeld een convenant). Noodzakelijk wettelijke kaders moeten dan ook ruim zijn of snel aan te passen aan nieuwe inzichten. De vraag werpt zich op of deze dynamiek voldoende vertaald wordt bij de huidige implementatie van de CTT.
12
“Kan het niet beter”. Het introduceren van een ‘batig baggerbeleid’ met een nieuwe beoordelingssystematiek moet een aantoonbare meerwaarde hebben. We constateren dat er een leemte is in de kennis voor wat betreft het feit dat er geen aantoonbare relatie is tussen de chemische parameters en de bioassay respons. Bij voorkeur is het raadzaam het standpunt te hanteren dat op korte termijn door de onzekerheden (wat betreft de gebrekkige toxiteits gegevens) het milieubeleid toch uit te laten gaan van de diversiteit van soorten en de ecosystemen zo goed mogelijk in stand te houden door effect gerichte beoordeling van waterbodems en/of oppervlaktewater. Of deze aanname correct is, is nu niet verifieerbaar, maar “door gebrek aan beter” is het wel verdedigbaar. Op middelange termijn (vanaf 2010) dient het uitgangspunt naar mijn mening te zijn dat alle baggerspecie op de Noordzee verspreidbaar is. Ik ben van mening dat het doel voor alle betrokkenen vandaag moet worden; te bepalen op welke aspecten van de beleidsnota in 2006 nu overeenstemming bestaat en de kaders binnen de doelstelling vast te leggen. In het huidige beleidsproces naar de baggernota van 2006 zal maximale aandacht besteed moeten worden over de beleidsuitvoering, handhaving en vooral duidelijkheid over de beslismomenten. Hartelijk dank voor uw belangstelling. De voorzitter complimenteert de sprekers en nodigt een ieder uit voor de lunch.
10. De achterkant van het gelijk: kiezen of verliezen. De voorzitter introduceert mevr. J. Baljeu, zijn collega; zij is tweemaal Nederlands en tweemaal wereldkampioene debatteren, en is sinds 5 jaar coach. Mevr. Baljeu zal het gesprek met het platform leiden, bestaande uit:
-Dhr. J.H. van Oterdoom,
Verkeer en Waterstaat, DG Water;
dossierhouder waterbeheer internationaal.
-Dhr. J. J. Dagevos, waterbodemkwaliteit. -Dhr. J.W. Corver, -Mevr. R. Vink, -Dhr. G.W. Berger, -Dhr. P.J. den Besten,
Stichting de Noordzee; medewerker Ministerie VROM/DGM/BWL/BB; CTT. DNZ; heeft aardwetenschappen gestudeerd. Havenbedrijf Rotterdam N.V., RWS, RIZA/afd. EMD; clusterleider waterbodems.
Mevr. Baljeu vraagt: “begrijpen mensen in uw omgeving uw werk, bagger?”
• • •
Dhr. Berger praat in zijn privéleven niet graag over zijn werk. Mevr. Vink meldt dat er best positief gereageerd wordt. Dhr. Dagevos bericht dat mensen makkelijker praten over visserij en scheepvaart, dan over vervuild sediment.
Aan CTT is hard gewerkt. Op de vraag door mevr. Baljeu “of de deelnemers van het platform “vakidioten zijn”, antwoordt:
•
Dhr. Van Oterdoom negatief. Dhr. Van Oterdoom zit aan de preventieve kant, heeft
•
Dhr. Corver was namens VROM betrokken bij CTT.
niets met CTT van doen gehad. Primair is gekeken naar de samenhang binnen het milieubeleid en de positie van het
13
baggeren (deelgebied). Het is goed om naar het probleem te kijken van groot naar klein. Mevr. Baljeu kaart de probleemstelling rond de “geul aan, gegraven voor cruiseschepen”.
•
Dhr. Berger reageert hierop. Het slib kon naar de Noordzee, maar zat niet in de aanvraag WVZ. Het slib mocht dus ook niet naar zee, maar moest naar de Slufter, waarvoor het eigenlijk te “schoon” was. Het grote probleem is: de regelgeving, die niet flexibel is.
•
Mevr. Vink heeft dit verzoek behandeld. Zij stelt dat burgers en belangengroepen de mogelijkheid tot inspraak moeten hebben. Voor een dergelijke proceedure was hier geen tijd
Mevr. Baljeu vraagt of de deelnemers’”tégen het dumpen van schoon slib in de Noordzee zijn?”
•
Dhr. van Oterdoom: als de slib voldoet aan de norm, is het geen probleem. CTT is een goede manier om te toetsen.
Mevr. Baljeu: is “Nederland internationaal gezien een voorloper of een achterblijver?”
•
Dhr. van Oterdoom: Duitsland, Vlaanderen en Nederland liggen op één lijn. De ontwikkelingen en de discussies in Brussel inzake de kwaliteitsnormen van het sediment, moeten we goed volgen. Het Europese juridische systeem is star. Je kunt niet flexibel inspelen op situaties als boven omschreven. Frankrijk en Italië roepen het hardst; zij hebben problemen met de zeevruchten.
•
Dhr. den Besten: in Nederland hebben we te maken met miljoenen m3 historische verontreiniging. Dit laat je niet door Brussel regelen. Lokaal moet besloten worden hoe om te gaan met risicostoffen. Een mogelijke oplossing is de verontreiniging te concentreren, bijvoorbeeld in putten, waardoor er minder contact natuur/mens is.
•
Dhr. Corver: we hebben te maken met een terugtrekkende overheid. Als je kijkt naar de verhouding welvaart staat tot milieu, dan kiezen/hebben we gekozen voor welvaart. De maatschappij moet de consequenties hiervan op de milieukwaliteit aanvaarden.
•
Dhr . Berger. Tegenwoordig kan je ook met air-sets (agitatiebaggeren) e.d. werken. Dan verplaats je de waterbodem op een aazienlijk mileiuvriendeloijker manier: je bent niet in de weer met het transporteren van grote hoeveelheden bagger over grote afstanden met olie consumerende sleephopers maar laat de stroming en de rivier het werk doen. Hierover gaan we binnenkort met de WVO mensen om de tafel.
Mevr. Baljeu: “hoe zie je het als belangenorganisatie een duidelijke stem te laten horen?”
•
Dhr. Dagevos ziet dit positief. Momenteel wordt overleg gevoerd met: stichting Rijnwater, de Waddenvereniging en Sea at Risk over de vraag hoe we omgaan met CTT.
Mevr. Baljeu: “CTT is een eerste stap. “Vraagt de politiek weer een nieuwe stap?”
•
Dhr. Corver: “ja. Ik plaats het baggerbeleid in het Waterbodem beleid. VROM is sterk in saneren, in fouten erkennen. Vul het beheer beleid in (actie DGG en DG Water).
De vraag van Mevr. Baljeu “Zit het baggerbeleid nu in het beheer of in het emissiebeleid?
14
•
Dhr. van Oterdoom is van mening dat het baggerbeleid in beide zit. Het ene deel is preventief, op Europees niveau (de industrie heeft de lozingspijpen nu op orde). Het andere deel is lokaal, het Waterschap, de provincies, de gemeente.
•
•
•
Dhr. Berger memoreert de jaren tachtig, toen de Slufter werd aangelegd. In die tijd dacht men dat het probleem van vervuilde waterbodems binnen een jaar of 15 wel was op te lossen. Het was op zich een goede zaak de specie hierin op te kunnen slaan, inplaats van de vervuilde specie te verspreiden op de Noordzee.[ Dhr. Berger vraagt de aandacht voor integraal beleid met maatwerk voor de havens. Er zou iets breder gedacht moeten worden: niet zeuren over een paar milligrammetjes koper of zink te veel waardoor relatief schone specie moet worden opgeslagen in dure depots. Inplaats daarvan de echte problemen onderzoeken en aanpakken (bronaanpak, daar waar het kan internationale regelgeving inschakelen a la de TBT problematiek), duidelijk maken dat vervuiling grotendeels ontstaat door diffuse bronnen en feitelijk een maatschappelijk probleem is waar de havens ten onrecht voor opdraaien. Verspreiding op zee koppelen aan een risico benadering, en dit ook bezien in relatie tot de (natuurlijke) slibbalans van de Noordzee. Wat voegen we daar aan toe en waar liggen van daar uit geredeneerd de grenzen? Dhr. den Besten vraagt wat het de burger waard is? Er is een kosten/baten analyse geweest en de uitslag hiervan was dat de burger wil mee betalen, bijvoorbeeld aan de problematiek in de Biesbosch.
Op de vraag van mevr. Baljeu “hoe de burger hieraan kan mee betalen, in de vorm van belasting of milieuvriendelijker produkten”, antwoordt dhr. den Besten dit aan de politiek over te laten. Hoe kan je consumenten verantwoordelijkheid stellen in tijden van bezuinigingen?
•
•
Dhr. Corver is van mening dat de Overheid dit met algemene middelen moet saneren, zeer zeker de historische vervuiling. Helaas heeft dit onderwerp weinig prioriteit bij de overheid. Dhr. Dagevos meldt dat het uitgangspunt een gezonde, goed functionerende maatschappij is. De historische vervuiling moet opgelost worden. Het nieuwe stoffen beleid is streng, zeker ten aanzien van TBT.
Mevr. Baljeu stelt dat TBT Europees geregeld is, maar mondiaal niet. Hierop reageert dhr. van Overdoom en meldt dat dit in 2007 geregeld is, mits bekrachtigd. De stelling is: “integrale aanpak of produktenaanpak? Waar houdt het op en komen we tot een oplossing binnen 30 jaar?
•
•
Dhr. den Besten stelt te kijken naar het vertrekpunt. Hoe is het de afgelopen 10/20 jaar Europees gezien gegaan? Een aantal belangrijke stappen zijn gezet, ten aanzien van het zoute water, zoete water en de produkten. Nederland was lang de voorloper in dit proces Dhr. Berger beaamt deze stelling. De afgelopen 20 jaar is er inderdaad veel verbeterd. Bij de integrale aanpak van de risicobenadering, moet de burger gewezen worden op de risico’s van bijvoorbeeld de tv. Schone en goede havens blijft het streven. Tot slot wordt gesteld dat de oplossing internationaal ligt, door normering en afspraken.
•
Dhr. Oterdoom zegt toe internationaal te zullen strijden om bepaalde schadelijke stoffen niet meer in produkten te verwerken.
15
11. Lagerhuisronde 2 (Hogerhuisronde): de toekomst. De voorzitter somt de dilemma’s op: milieu, snel/degelijk, nationaal/internationaal, voorloper/meeloper, draagvlak/opgelegd, dominee/handelaar. In de sessie die volgt wordt weer een Lagerhuisronde gevoerd, dit keer met een jury, Dhr. van Zundert. Diegene die ad rem, origineel en met overtuiging zijn mening verdedigt, ontvangt een prijs. De jury heeft het recht een te lange discussie “af te bellen”. Stelling 1:
We mogen onze kinderen/kleinkinderen belasten met onze vervuilde baggerspecie.
Regering: Inderdaad; wij zijn ook opgezadeld met problemen uit het verleden. Wij hoeven dit nu niet op te lossen. De nieuwe generatie erft ook de welvaart. Dit heeft een kostprijs. Laten zij ook meedenken. Oppositie: Er komen steeds weer nieuwe schadelijke stoffen. Het is beter als wij de problemen uit het verleden oplossen. Stelling 2:
Vroeg of laat krijg je de gevolgen van zoute bagger specie verspreiding op je bord.
Oppositie: als je wilt kan je dit sturen. Als je het dumpt in zee is het weg. Regering: zet je in voor onderzoek. Je zult dan ook zien dat de kokkelvisserij veel schadelijker is dan het verspreiden van sediment. CTT is een goede zet geweest, een middel met groot draagvlak. Oppositie: CTT is de eerste stap. Bronaanpak ontbreekt. Regering: Dhr. Schipper vult aan dat een modificatie van de normstelling moet plaatsvinden, na een periode van 20 jaar klassieke normstelling toegepast. Stelling 3:
Alle bagger in verdiepte loswallen.
Regering: Dhr. Schipper meldt dat het technisch haalbaar is de bagger in verdiepte loswallen, ver uit de kust in de zee te verspreiden. Oppositie: Op die manier komen we niet van de vervuilde specie af; los het eerst op. Dhr. Leemans stelt voor van bagger weer een acceptabele bouwstof te maken, zodat de zee schoon blijft. Stelling 4:
Er moeten internationale normen komen voor verspreidingen.
Regering: Geef helderheid, zodat Nederland dezelfde norm krijgt als Duitsland. Oppositie: Mevr. Vink: “Internationale kaders zijn akkoord, maar internationale normen staan regionaal maatwerk in de weg”.
16
Applaus uit de zaal. Stelling 5:
Over 30 jaar is er geen vervuilde bagger meer.
Regering: Kaderrichtlijn Water draagt ook zorg voor schoner toekomstig sediment. Oppositie: Ga op zoek naar alternatieven. Misschien zijn de nieuwe stoffen ook vervuild. Het RIZA-onderzoek, het onbekende stoffen onderzoek, heeft aangetoond dat er veel meer ongezonde stoffen zijn. We hebben ook een ecologische doelstelling; een goede maatstaf is te kijken naar de gezondheid van de dieren. Regel dit in een kader. Nu zijn we halfslachtig bezig. Veel stakeholders zijn afhankelijk van de Noordzee. Een basisniveau voor de gezondheid van de vis is noodzakelijk. Dit kan geregeld worden. Stelling 6:
Normstelling van bagger moet worden afgeschaft.
Regering: Dhr. Schipper is van mening dat bagger in de Noordzee thuis hoort en meer baten oplevert dan schade doet. Gelet op alle inspanning die gemoeid is om de laatste restjes verontreiniging via normstelling op te sporen en het beperkte milieurendement dat dar tegenover staat kan de normstelling beter afgeschaft worden. Oppositie: Het is nog te vroeg om het af te schaffen. Eerst moeten de oude problemen opgelost worden. Het is belangrijk een mechanisme te hebben om te sturen. Applaus uit de zaal. Dhr. Eisma meldt dat we te maken hebben met tijdstermijnen; signalering en monitoring. Je zult toch altijd moeten blijven monitoren om te bezien of er niet toch effecten optreden. Dus als een soort van signaleringsfunctie zou je (op een andere manier dan nu alle vakken) wel van tijd tot tijd moeten meten, maar niet zoals nu als een normering Dhr. Schipper is het ermee eens dat de afschaffing van de normstelling pas tussen 2010 en 2015 zal kunnen plaatsvinden. Regering: de normstelling is ook veel werk. Wel is het zinvol een vinger aan de pols te houden, maar hiervoor moet een simpeler systeem bedacht worden. De Inspectie voor V&W kan ook verdwijnen .
Stelling 7: Eén beoordelingssysteem voor oppervlakte water en waterbodems Regering: Dhr. Schipper: de normstelling voor zowel waterbodems als oppervlakte water kan beter geïntegreerd worden. Nu beschouwen we het baggerspecie beoordeling als een emissienom. Hiermee werd baggerspecie gelijkgeschakeld met lozingen en andere vervuilende activiteiten. Een vereenvoudiging van het complexe karakter van de beoordeling van de kwaliteit van baggerspecie, zou kunnen ontstaan door ook de kwaliteit van oppervlakte water in beschouwing te gaan nemen. Oppositie: Wat kan je van een dergelijk systeem verwachten? Het zou zinvoller zijn naar een normstelling voor stoffen te kijken. Kijk naar de natuur die je wilt beschermen, is het leefbaar/eetbaar? Toets de norm (taak Overheid of
17
onafhankelijk bedrijf). Mevr. Vink staat in dubio tussen regering of oppositie. 20 jaar onderzoek heeft niet uitgewezen. Stelling 8: De baggerspecie zoals we die nu lozen op zee is schadelijk voor het leven in zee. Slechts acht deelnemers vormen de oppositie. Oppositie: Het juridisch aspect is aangesterkt. Dit gaan we opheffen. Kijk naar de feiten, verbetering is waarneembaar. Richt een fonds op voor de chemische industrie; indien zich problemen voordoen kan een beroep gedaan worden op dit fonds. Regering: Dhr. Leemans meldt dat men 15 jaar geleden nog niets wist van TBT. Binnen IMO is er steeds meer draagvlak, zoals ook in de Verenigde Staten. Einde Lagerhuisronde 2 (Hogerhuis). Mevr. Vink ontvangt de prijs uit handen van P. van Zunder.
12. De voorpagina van de Baggerspeciekrant. Opzet van de voorpagina van de Baggerspeciekrant. De deelnemers worden in vier groepen verdeeld. In de hoeken van de kamer staan vier flapovers. Elke groep maakt de voorpagina van de Baggerspeciekrant. Het resultaat is als volgt: Groep 1
: Editie 27 mei 2020. : Overweegt naamsverandering; prijsvraag. : Kaderrichtlijn verlaat stoffen spoor en introduceert signaleringstesten ter bewaking waterkwaliteit. : Havens Delfzijl schoon opgeleverd. : Beroepsvisser: “Dit jaar al 50 zalmen als bijvangst”. : Heden werd een helikoptervlucht gemaakt boven de Nederlandse kust. De passagiers, allen baggerspecialisten, namen in ogenschouw dat de zoute bagger geheel schoon is. : Mevr. Rona Vink gekozen als minister van water in het Kabinet Baljeu. : Ajax-trainer van der Vaart: “gisteren speelden mijn mannen weer bagger! Het blijft aanmodderen met deze ploeg”. : Ingezonden mededeling: Baggermuseum Dordrecht opent tentoonstelling “de opkomst en teloorgang van de CTT”.
Groep 2
: Vlag op baggerschuit in Top? : Bagger verspreidingsbeleid van emissie tot beheer, van prioriteit tot bronaanpak. : bronaanpak baseren op ecologische risico’s.
18
: baggerspecie van afvalstof tot voedsel voor de Waddenzee. Groep 3
: Editie 22 december 2015. : Doelstelling KRW gerealiseerd in Europa. : Watersysteem schoon verklaard! : Waterbodems voor ecologisch wonen. : Indiase aanpak iets voor Europa? : Rotterdams slib bruikbaar voor kinderzandbak. : Zoetwaterdolfijnen gesignaleerd op de Rijn. : Ministerie V & W zéér tevreden en overweegt opheffing.
Groep 4
: Editie 2015 (laatste editie). : normen voor bagger verdwenen. : Slufter: grootste zwembad Europa. : publiek vecht om bagger. : in 2020: voetbal op baggervelden. : Feyenoord kampioen. : De Kuip: specie-depot?
13. Sluiting. Dhr. van Zundert (opdrachtgever) sluit de workshop, onder dankzegging aan alle deelnemers, de Debatacademie (Gijs Weenink en J. Baljeu), Acta (Debby Oltshoorn), notulist (Marijke van Veen)en de organisator RIKZ (C. Schipper). Dank aan het Ministerie van V&W, DGG, die deze workshop financiert.
Namens de organisator van de Workshop Toekomstvisie op bagger, Cor Schipper Projectleider Waterbodems RIKZ
19
Bijlage: Deelnemerslijst Workshop Toekomstvisie op baggerspecie Report
:
List of name, company and city of participants ( Ordered by Family Name )
Date
:
Conference
:
8877
Time
:
Lists:
:
23 september 2004
Page
:
WORKSHOP BAGGERSPECIE in Te Werve Rijswijk
No.
Name
Company
26
Baljeu, J.
DebatAcademie
8
Berger, G.W.
Havenbedrijf Rotterdam N.V.
ROTTERDAM
21
Besten, P.J. den
RIZA - afd. EMD
LELYSTAD
17
Boer, S.P. de
Groningen Seaports
DELFZIJL
2
Boot, J.
Rijkswaterstaat - Directie Zeeland
MIDDELBURG
24
Bosman, R.
Verkeer en Waterstaat
DEN HAAG
5
Butter, J.M.
Corus Staal IJmuiden/ VNO-NCW
IJMUIDEN
14
Corver, J.W.
Ministerie VROM /DGM/BWL/BB
ZOETERMEER
11
Dagevos, J.J.
Stichting De Noordzee
UTRECHT
9
Eisma, M.
Havenbedrijf Rotterdam N.V.
ROTTERDAM
6
Ende, K. van den
RIKZ
DEN HAAG
27
Graaf, P. de
Rijkswaterstaat, dir. Noord-Nederland
LEEUWARDEN
4
Hellings, G.P.J.
Ministerie V&W - IVW-DW
LELYSTAD
10
Leemans, E.
Stichting De Noordzee
UTRECHT
1
Meide, M.B. van der
Ministerie V&W - DGG
DEN HAAG
13
Mol, J.
Rijkswaterstaat - directie Zuid-Holland
ROTTERDAM
23
Oterdoom, J.H. van
Verkeer en Waterstaat - DG Water
DEN HAAG
22
Otten, C.J.
Rijkswaterstaat - DNZ
RIJSWIJK
7
Rosier, O.C.
Nationale Havenraad
DEN HAAG
16
Schipper, C.A.
Ministerie Verkeer en Waterstaat / RIKZ
MIDDELBURG
12
Vink, R.J.
DNZ
RIJSWIJK
15
Weenink, G.
DebatAcademie
AMSTERDAM
20
Wensveen, M.
Havenbedrijf Rotterdam N.V.
ROTTERDAM
3
Wijga, A.
Rijkswaterstaat - Directie Zeeland
MIDDELBURG
25
Wit, Y. de
RWS DNH
HAARLEM
19
Zundert, P. van
Verkeer en Waterstaat - DG water
DEN HAAG
Number of participants
: 26
20
City