GEMEENTE WEST MAAS EN WAAL
WET MILIEUBEHEER BESCHIKKING Melis Fransen V.O.F. Inrichtingnummer: 1016
1.
ONDERWERP AANVRAAG
1.1 Ontvangst Op 10 mei 2004, aangevuld op 6 augustus 2004, hebben wij een aanvraag ingevolge de Wet milieubeheer ontvangen van Melis Fransen V.O.F., Molenstraat 42 te Boven-Leeuwen om een oprichtingsvergunning (art. 8.1, lid 1), voor een inrichting ten behoeve van het houden van pluimvee. 1.2 Ligging De inrichting wordt opgericht aan de Meerheuvelweg ong. te Dreumel kadastraal bekend gemeente Dreumel, sectie G nr. 357. De inrichting is geheel gelegen in de gemeente West Maas en Waal. 1.3 Bevoegd gezag Vergunning wordt gevraagd voor het houden van: 39.900 Legkippen, scharrelstal in twee verdiepingen met mestbanden onder de roosters (tweemaal per week afdraaien), bezetting 9 dieren per m2, overige opslag van mest. De inrichting is in artikel 2.1 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer junctis categorie 1, 5, 7 en 8 van bijlage I behorende bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer aangewezen als inrichting die nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken. Op grond van artikel 8.2, eerste lid, Wet milieubeheer zijn wij bevoegd voor het beslissen op de aanvraag om vergunning. 1.4 Verleende vergunningen Op aanvraag van Melis Fransen V.O.F., is op 19 mei 1999 een milieuvergunning verleend voor een inrichting voor o.a. het houden van pluimvee aan de Meerheuvelweg ong. te Dreumel kadastraal bekend gemeente Dreumel, sectie G nr. 357. Deze inrichting is niet binnen drie jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning voltooid en in werking gebracht. Hierdoor is de vergunning voor de inrichting van 19 mei 1999, op grond van artikel 8.18, eerste lid, Wet milieubeheer, vervallen. Er is geen milieuvergunning van kracht. 1.5 Reden van de aanvraag De reden van de huidige vergunningaanvraag betreft de oprichting van de aangevraagde inrichting. 2.
PROCEDURE
2.1 Procedure De vergunning is aangevraagd voor 1 juli 2005. Overeenkomstig artikel 1, eerste lid van Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb, blijft het recht zoals het gold voor 1 juli 2005 van toepassing. Voor de behandeling van de aanvraag wordt derhalve, overeenkomstig artikel 8.6 (oud recht) van de Wet milieubeheer, de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure gevolgd zoals bedoeld afdeling 3.5 (oud recht) van de Algemene wet bestuursrecht en in hoofdstuk 13 (oud recht) van de Wet milieubeheer.
Oprichtingsvergunning Wet milieubeheer, beschikking 26 juli 2005 Melis Fransen V.O.F., Meerheuvelweg ong. te Dreumel, Kad. bekend gemeente Dreumel, sectie G, nr. 357. 1
Inrichtingsnummer 1016
2.2 Adviseurs Op 25 februari 2005 is een wijziging van de Wet milieubeheer inwerking getreden als gevolg waarvan de inspecteur van de VROM-Inspectie Oost niet langer als adviseur bij deze procedure betrokken is. Er zijn derhalve geen adviseurs op grond van artikel 8.7, eerste lid van de Wet milieubeheer aangewezen. 2.3 Betrokken bestuursorganen Er zijn geen betrokken bestuursorganen op grond van artikel 8.7, derde lid Wet milieubeheer aangewezen. 2.4 Milieu-effectrapport Het oprichten van de inrichting en het beschikken op de aanvraag om een milieuvergunning zijn in het Besluit milieu-effectrapportage 1994 niet aangewezen als activiteit en besluit ten aanzien waarvan het maken van een milieu-effectrapport verplicht is of ten aanzien waarvan de artikelen 7.8a tot en met 7.8d van de Wet milieubeheer (m.e.r.-beoordelingsplicht) moeten worden toegepast. 2.5 Ontvankelijkheid De aanvraag is in overleg met de aanvrager aangepast en is nu conform hoofdstuk 5 van het Inrichtingenen vergunningenbesluit milieubeheer, zodat de gevolgen, die de inrichting voor het milieu veroorzaakt, voldoende kunnen worden beoordeeld. 3.
COÖRDINATIE
3.1 Coördinatie bouw- en milieuvergunningaanvraag Er is sprake van het oprichten van een inrichting dat tevens is aan te merken als bouwen in de zin van de Woningwet. Daarom wordt de aanvraag om een milieuvergunning gecoördineerd behandeld met de aanvraag om een bouwvergunning. Artikel 20.8 Wm bepaalt dat de milieuvergunning niet eerder van kracht wordt dan nadat de betrokken bouwvergunning is verleend. Er geldt op grond van artikel 52 Woningwet een aanhoudingsplicht voor de bouwvergunningaanvraag. 3.2 Coördinatie Wvo-aanvraag en milieuvergunningaanvraag Er is geen sprake van een inrichting van waaruit stoffen als bedoeld in artikel 1 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren in het oppervlaktewater worden gebracht. Daarom is er geen sprake van een onderlinge afstemming en/of gecoördineerde behandeling tussen de aanvraag om een milieuvergunning en een aanvraag om een vergunning in het kader van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren. 4. TOETSINGSKADERS Sinds 21 april 1998 neemt de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State aan dat het bevoegd gezag bij de beoordeling van een aanvraag om een vergunning krachtens de Wet milieubeheer (Wm) geen beleidsvrijheid, maar beoordelingsvrijheid toekomt. Het aannemen van beoordelingsvrijheid betekent dat het bestuursorgaan zelf verantwoordelijk is voor de keuze van het beschermingsniveau. Omdat er beoordelingsvrijheid, maar geen beleidsvrijheid is, kan bij de keuze voor een beschermingsniveau, een concrete afweging niet plaatsvinden, waardoor bij de bevoegdheidsaanwending geen belangen mogen worden afgewogen. Het criterium voor een correcte besluitvorming is dan ook niet de redelijkheid van de uitkomst van een belangenafweging voor het concrete bedrijf, maar de redelijkheid van de invulling wat nodig is ter bescherming van het milieu. Zeker als er voor een bepaald milieuaspect meer dan één richtlijn voorhanden is, kan op grond van het bovenstaande van het bestuursorgaan worden geëist dat het motiveert waarom het een bepaalde richtlijn hanteert. Met betrekking tot de volgende toetsingskaders is daarom dan ook een nadere motivering opgenomen. Hierbij is als richtsnoer aangehouden dat bij de invulling van wat nodig is ter bescherming van het milieu, de meest recente, algemeen aanvaarde milieutechnische inzichten in acht zijn genomen. Oprichtingsvergunning Wet milieubeheer, beschikking 26 juli 2005 Melis Fransen V.O.F., Meerheuvelweg ong. te Dreumel, Kad. bekend gemeente Dreumel, sectie G, nr. 357. 2
Inrichtingsnummer 1016
4.1 Het houden van dieren Zoals hierboven uiteengezet zullen in de inrichting dieren worden gehouden. De belangrijkste specifieke beoordelingsaspecten bij de aanvaardbaarheid van een dergelijke vergunningaanvraag zijn dan geurhinder en de ammoniakuitstoot van de dieren. De hinder van de dieren kan worden berekend aan de hand van standaard-omrekeningsfactoren; stank wordt uitgedrukt in aantallen mestvarkeneenheden (m.v.e.), terwijl ammoniak wordt uitgedrukt in kilogrammen ammoniak (kg NH3) per jaar. Ten gevolge van de aangevraagde vergunning zal de volgende uitstoot van stank en ammoniak plaatsvinden: Voor de beoordeling is van onderstaande dierbezetting uitgegaan:
Diersoort Legkippen en (groot-)ouderdieren van legrassen, scharrelstal in twee verdiepingen met mestbanden onder de roosters (tweemaal per week afdraaien), bezetting 9 dieren per m2,overige opslag van mest
Rav code maart 2004 E2.12.1 en E6.4
omrekenfactor mve NH3 45
0,118
aangevraagde situatie aantal mve NH3 39.900
Totaal
886,7
4.708,2
886,7
4.708,2
In totaal wordt dus vergunning aangevraagd voor 886,7 m.v.e. en 4.708,2 kg NH3 per jaar. 4.1.1 Geurhinder 4.1.1.1 Algemeen Om geurhinder naar de omgeving van een veehouderij zoveel mogelijk te beperken is het noodzakelijk dat wordt getoetst aan bepaalde afstandnormen. Bij de beoordeling van de geurbelasting is getoetst aan de richtlijn ‘Veehouderij en Stankhinder, 1996 ’ (verder te noemen richtlijn), waarmee op een objectieve manier inzicht wordt gegeven in de te verwachten geurhinder die door een veehouderij wordt veroorzaakt. In de richtlijn is rekening gehouden met de geurhinder van het individuele veehouderijbedrijf alsmede de geurhinder van eventuele omliggende veehouderijbedrijven. Als gevolg van jurisprudentie moet bij de beoordeling van de individuele geurbelasting gedeeltelijk worden teruggevallen op de brochure ‘Veehouderij en Hinderwet, 1985’ (verder te noemen brochure). Bij de beoordeling van de cumulatie van geurhinder moet volgens jurisprudentie geheel worden teruggevallen op het ‘rapport nr. 46 uit de publicatiereeks Lucht 1985’ (verder te noemen rapport). 4.1.1.2 Individuele beoordeling van geurhinder Zoals hiervoor reeds is aangegeven is vanwege de jurisprudentie betreffende de categorie-indeling gedeeltelijk teruggevallen op de brochure. Voor beoordeling van de overige aspecten (onder andere afstandsbepaling) is de richtlijn toegepast. Bij de bepaling van het aantal mestvarkeneenheden is het aantal dieren het uitgangspunt. Bij de afstandsbepaling is uitgegaan van de afstand tussen het geurgevoelige object en het dichtstbijzijnde emissiepunt. Het totaal aantal mestvarkeneenheden binnen de inrichting bedraagt 886,7. 4.1.1.3 Beoordeling afstand tot emissiepunt voor dieren die zijn om te rekenen naar m.v.e. De gewenste en werkelijke afstanden in meters van de vigerende situatie en onderhavige aanvraag tot de gevoelige objecten in de omliggende omgevingscategorieën volgens de brochure zijn als volgt:
Oprichtingsvergunning Wet milieubeheer, beschikking 26 juli 2005 Melis Fransen V.O.F., Meerheuvelweg ong. te Dreumel, Kad. bekend gemeente Dreumel, sectie G, nr. 357. 3
Inrichtingsnummer 1016
woning / object
aangevraagde situatie (886,7 mve)
adres
cat.
gewenste afstand
werkelijke afstand
Lageweg 2a Lageweg 4 Lageweg 6 Magrietstraat 10a Magrietstraat 14 Van Heemstraweg 128c Van Heemstraweg 127 Kavelweg 2 Kavelweg 4 Meerheuvelweg 3
I I I I I II III III III IV
239 239 239 239 239 193 129 129 129 79
591 592 618 332 319 597 486 258 297 303
De burgerwoningen Lageweg 2a, Lageweg 4, Lageweg 6, Magrietstraat 10a en Magrietstraat 14 zijn als een gevoelig objecten in categorie I aangemerkt, omdat deze woningen zijn gelegen in de bebouwde kom van Dreumel. Het bedrijf aan de Van Heeemstraweg 128c is als een gevoelig object in categorie II aangemerkt. Het betreft een bedrijf waar o.a. medische producten worden opgeslagen. In het bedrijf werken 8 personen (5,5 fte) het bedrijf is gelegen op een industrieterrein. Op dit industrieterrein liggen andere (nietstankgevoelige) bedrijven. De burgerwoningen Van Heemstraweg 127, Kavelweg 2 en Kavelweg 4 zijn als gevoelige objecten in categorie III aangemerkt, omdat het hier gaat om enkele niet-agrarische bebouwingen in het buitengebied. De woningen zijn niet met andere niet-agrarische bebouwing gelegen in lintbebouwing. De woning vertoond geen dusdanige samenhang met andere niet agrarische bebouwing dat aan het gebied een zekere woonfunctie wordt verleend. De woning Meerheuvelweg 3 is als een gevoelig object in categorie IV aangemerkt, omdat deze woning behoort bij een ander agrarisch bedrijf. Uit de beoordeling van de individuele afstand blijkt dat wordt voldaan aan de vereiste minimale afstanden volgens de richtlijn. 4.1.1.4 Beoordeling afstand tot gevel voor dieren die zijn om te rekenen naar m.v.e.. Aan de minimale afstand tussen de gevel van de stal en het te beschermen object zijnde 50 meter voor een categorie I en II object en 25 meter voor een categorie III en IV object wordt voldaan. 4.1.1.5 Beoordeling van cumulatieve geurhinder Het verzoek richt zich op een nog op te richten inrichting met de daarbij behorende aantal mestvarkeneenheden 886,7. De oprichting van de inrichting zal van invloed zijn op de geurhinder van de omgeving zodat een beoordeling van de cumulatieve geurbelasting moet plaatsvinden. Milieutechnische inzichten ter beoordeling van een bijdrage aan de cumulatieve geurhinder ontbreken, indien buiten de grenzen van de geëxtrapoleerde afstandsgrafiek in het rapport word getreden (Wijchen, E03990278/1G31). Berekenen van de cumulatieve geurhinder is niet noodzakelijk indien een gevoelig object in de categorieën I, II, III en IV is gelegen op een grotere afstand dan respectievelijke afstand van 1000, 850, 520, en 375 meter. Op de volgende woningen is de relatieve bijdrage aan de cumulatie van geurhinder onderzocht: − in omgevingscategorie I: de woningen gelegen aan de Lageweg 2a, de Lageweg 4, de Lageweg 6, de Magrietstraat 10a en de Magrietstraat 14; − in de omgevingscategorie II: het bedrijf gelegen aan de Van heemstraweg 128c; − in omgevingscategorie III: de woningen gelegen aan de Van Heemstraweg 127, de Kavelweg 2 en de Kavelweg 4; − in omgevingscategorie IV: de woning gelegen aan de Meerheuvelweg 3. Oprichtingsvergunning Wet milieubeheer, beschikking 26 juli 2005 Melis Fransen V.O.F., Meerheuvelweg ong. te Dreumel, Kad. bekend gemeente Dreumel, sectie G, nr. 357. 4
Inrichtingsnummer 1016
De resultaten van dit onderzoek zijn weergegeven in onderstaande tabel. De cumulatieberekening is opgenomen in bijlage 1. Adres Lageweg 2a Lageweg 4 Lageweg 6 Magrietstraat 10a Magrietstraat 14 Van Heemstraweg 128c Van Heemstraweg 127 Kavelweg 2 Kavelweg 4 Meerheuvelweg 3
Plaats Dreumel Dreumel Dreumel Dreumel Dreumel Dreumel Dreumel Dreumel Dreumel Dreumel
Omgeving Cat. I Cat. I Cat. I Cat. I Cat. I Cat. II Cat. III Cat. III Cat. III Cat. IV
Som n/N
Som n/N gec. 0,703 0,832 0,842 0,686 0,817 0,714 0,423 0,659 1,328 0,294
0,676 0,814 0,803 0,615 0,693 0,672 0,382 0,619 1,274 0,264
Uit de beoordelingsmethodiek die omschreven is in het rapport volgt dat de som van cumulatieve geurbelasting maximaal 1,00, 1,25 of 1,50 mag zijn. Deze belasting is afhankelijk van hoe de stankcirkels in samenhang met het middelpunt van de inrichting elkaar snijden of overlappen. De som van de relatieve bijdragen is voor alle objecten, uitgezonderd de woning aan de Kavelweg 4, minder dan 1,00. Er wordt voor deze objecten voldaan aan de toetsingscriteria voor de algemene situatie en situatie I, II en III. De situatie is toelaatbaar. Voor de woning aan de Kavelweg 4 geldt dat de som van de relatieve bijdragen kleiner dan of gelijk is aan 1,50. Er wordt voor dit object voldaan aan de algemene situatie. Uit de figuur in bijlage 2 blijkt dat de cumulatieve stankcirkel voor categorie III-omgeving van onderhavige inrichting geen cumulatieve stankcirkels voor categorie III-omgeving van andere inrichting/stallen snijdt. Situatie I, II en III zijn derhalve danwel wordt door onderhavige inrichting geen bijdrage geleverd aan de toetsingscriteria voor situatie I, II en III. Aan het rapport wordt voldaan. Het rapport levert geen bezwaren op voor vergunningverlening voor de aangevraagde inrichting. 4.1.2 Ammoniak 4.1.2.1 Algemeen Er is sprake van nieuwvestiging van een inrichting voor het houden van dieren waarvoor een milieuvergunning noodzakelijk is. Zoals hierboven uiteengezet bedraagt de ammoniakemissie ten gevolge van de onderliggende aanvraag 4.708,2 kg NH3 per jaar. 4.1.2.2 Wet ammoniak en veehouderij Voor de beoordeling van de gevolgen die de inrichting voor het milieu veroorzaakt door de uitstoot van ammoniak, moet worden getoetst aan de op 8 mei 2002 in werking getreden Wet ammoniak en veehouderij (Wav). Gedeputeerde staten van de provincie Gelderland hebben op 1 juli 2003 de begrenzing van de ecologische hoofdstructuur vastgesteld waarna deze op 1 augustus 2003 is bekendgemaakt. Volgens artikel 2 Wav zijn alle voor verzuring gevoelige gebieden als kwetsbaar gebied aangewezen indien deze zijn gelegen binnen de begrenzing van de ecologische hoofdstructuur. Oprichtingsvergunning Wet milieubeheer, beschikking 26 juli 2005 Melis Fransen V.O.F., Meerheuvelweg ong. te Dreumel, Kad. bekend gemeente Dreumel, sectie G, nr. 357. 5
Inrichtingsnummer 1016
Er is geen dierenverblijf gelegen op minder dan 250 meter van een voor verzuring gevoelig gebied zoals deze waren aangemerkt op grond van de voormalige Interimwet ammoniak en veehouderij (Iav) en Uitvoeringsregeling ammoniak en veehouderij (Uav). De inrichting als geheel is daarom ook niet gelegen binnen een kwetsbaar gebied of een zone van 250 meter daaromheen. De Wav geeft aan dat het bevoegd gezag bij het oprichten van een veehouderij de gevolgen van de ammoniakemissie uit de tot de veehouderij behorende dierverblijven dient te betrekken. Deze zijn aangegeven in de artikelen 4 tot en met 7 van de Wav (art. 3 lid 1 Wav). Tevens is aangegeven dat het stellen van voorschriften dient te gebeuren met toepassing van de artikelen 8.11, 8,44, 8.45 en 8.46 van de Wet milieubeheer (art. 3 lid 3 Wav). De oprichting richt zich op een nieuw op te richten veehouderij. De verandering dient naast aan art. 3 lid 1 en 3 Wav te worden getoetst aan artikel 4 lid 2 Wav. 4.1.2.3 Alara-beginsel (art. 3 lid 1 en 3 Wav) In artikel 3 lid 3 Wav wordt een link gelegd met artikel 8.11 lid 3 Wm, opdat redelijkerwijs de grootst mogelijke bescherming van het milieu wordt geboden. Op dit moment is het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij, hierna te noemen Besluit huisvesting, nog niet gepubliceerd. Dat het Besluit huisvesting nog niet in werking is, betekent niet dat dieren in een willekeurig stalsysteem mogen worden gehuisvest. Ingevolge artikel 3 lid 3 Wav blijft het alarabeginsel van de Wm namelijk van toepassing op de beoordeling van de ammoniakemissie van dierenverblijven. Dit betekent dat, totdat het Besluit huisvesting in werking treedt, met toepassing van het alara-beginsel eisen kunnen en moeten worden gesteld aan de ammoniakemissie van een dierenverblijf. Alara is van toepassing op alle veehouderijen in Nederland. De afzonderlijke alara-toets is noodzakelijk tot het moment waarop het besluit huisvesting in werking treedt. Vanaf dat moment is de alara-afweging van artikel 8.11 Wm verdisconteerd in de maximale emissiewaarden van het Besluit huisvesting. Op basis van artikel 8.44 lid 2 Wm is het alara-beginsel van artikel 8.11 Wm van toepassing bij het vastleggen van de maximale emissiewaarden in het Besluit huisvesting. De minister van VROM heeft in een brief d.d. 26 maart 2002, kenmerk BWL/2002 027 327, aangegeven voor welke diercategorieën er voldoende emissiearme systemen beschikbaar zijn om voor de betreffende bedrijfstak een alara-norm te kunnen vaststellen. Tevens is in de brief aangegeven wat voor deze diercategorieën de alara-norm is. Hiervoor wordt verwezen naar de normen zoals in bijlage 2 van de op 8 mei 2002 in werking getreden Regeling ammoniak en veehouderij (Rav) zijn opgenomen. De nieuw te bouwen stal wordt voorzien van een emissiearm systeem (Groen Label). Het aangevraagde stalsysteem voldoet aan de eis voor maximale emissie zoals deze zijn vermeld in bijlage 2 van de Rav. De beoordeling van de emissiearme stalsysteem is opgenomen in bijlage 3. De oprichting van de inrichting voldoet hiermee aan het alara-beginsel 4.1.2.4 IPPC-richtlijn (artikel 4 lid 2 Wav) In artikel 4 lid 2 Wav is aangegeven dat veehouderijen moeten worden getoetst aan de IPPC-richtlijn (Integrated Pollution and Prevention Control (richtlijn nr. 96/61/EG van 24 september 1996 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (PbEG L 257))) indien de dierverblijven binnen de veehouderij niet geheel of gedeeltelijk zijn gelegen in een kwetsbaar gebied, dan wel in een zone van 250 meter rond een zodanig gebied. De IPPC-richtlijn is sinds 31 oktober 1999 van toepassing op nieuwe en belangrijk gewijzigde installaties. Hieronder worden zowel nieuwe stallen als stallen waarin een ander huisvestingssysteem toegeOprichtingsvergunning Wet milieubeheer, beschikking 26 juli 2005 Melis Fransen V.O.F., Meerheuvelweg ong. te Dreumel, Kad. bekend gemeente Dreumel, sectie G, nr. 357. 6
Inrichtingsnummer 1016
past wordt, verstaan. Ondergeschikte aanpassingen, bijvoorbeeld het uitsluitend vergroten van de leefruimte van dieren in verband met welzijnseisen, worden meestal niet verstaan onder belangrijke wijzigingen. In het besluit huisvesting zal nader worden ingevuld wat onder een belangrijke wijziging wordt verstaan. Vanaf 31 oktober 2007 moeten ook bestaande stallen aan de IPPC-richtlijn voldoen. De verplichtingen uit de IPPC-richtlijn zijn alleen van toepassing op de activiteiten die in bijlage 1 van deze richtlijn worden genoemd. Voor veehouderijen betekent dit dat alleen de volgende installaties onder de werking van de richtlijn vallen: − meer dan 40.000 plaatsen voor pluimvee, − meer dan 2.000 plaatsen voor vleesvarkens (van meer dan 30 kg) of − meer dan 750 plaatsen voor zeugen. Binnen de inrichting zijn 39.900 plaatsen voor pluimvee aanwezig. De IPPC-richtlijn is niet van toepassing op deze inrichting. 4.1.2.5 Conclusie Onderhavige aanvraag voldoet aan de eisen zoals gesteld in de Wav. 4.1.2.6 Directe schade door uitstoot van ammoniak In het kader van de toepassing van de Wet milieubeheer kan mogelijke directe schade aan bossen en andere vegetaties door de uitstoot van ammoniak van belang zijn. Volgens vaste jurisprudentie van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State wordt het rapport Stallucht en Planten uit juli 1981, verder te noemen: rapport, van het Instituut Plantenziektekundig Onderzoek (IPO) hiervoor gehanteerd. Blijkens dit rapport is onderzoek gedaan naar de mogelijke schade op planten en bomen als gevolg van de uitstoot van ammoniak uit stallen waarin dieren worden gehouden. Schade door de uitstoot van ammoniak kan zich in de praktijk voordoen bij intensieve kippen- en varkenshouderijen. Ter voorkoming van dergelijke schade blijkt dat een afstand van minimaal 50 meter tussen stallen en meer gevoelige planten en bomen, zoals coniferen, en een afstand van minimaal 25 meter tot minder gevoelige planten en bomen kan worden aangehouden. Toetsing aan dit rapport is, blijkens de uitspraak in de casus E03.98.0118, nog steeds conform de meest recente, algemeen aanvaarde milieutechnische inzichten. Binnen 50 meter van de inrichting liggen geen percelen waar gevoelige gewassen, zoals vermeld in het rapport, worden geteeld. Tevens zijn er binnen 25 meter van de inrichting geen minder gevoelige planten en bomen aanwezig. Het bedrijf voldoet aan de eisen die volgen uit het rapport, waardoor directe ammoniakschade geen reden kan zijn om de aanvraag te weigeren. 4.2 Afval- en emissiepreventie De omvang van afval en emissies is getoetst aan de hand van de brochure "Afval- en emissiepreventie in de milieuvergunning" (1996) van het Infomil. Aan de hand van de checklist "indicatie omvang afval en emissies" welke is opgenomen in deze brochure kan worden geconcludeerd dat door het bedrijf van Melis Fransen VOF op elk van de aandachtspunten van de checklist de indicatie "geringe omvang" wordt behaald. Zie hiervoor ook bijlage 4. In de brochure wordt opgemerkt dat de aandacht voor preventie van gering belang is. De in de vergunning (inclusief de aanvraag) opgenomen middelvoorschriften zijn dan ook toereikend voor de onderhavige inrichting.
Oprichtingsvergunning Wet milieubeheer, beschikking 26 juli 2005 Melis Fransen V.O.F., Meerheuvelweg ong. te Dreumel, Kad. bekend gemeente Dreumel, sectie G, nr. 357. 7
Inrichtingsnummer 1016
4.3 Bedrijfsafvalwater Het reinigingswater van de stallen wordt, conform de voorlopige richtlijnen agrarische afvalwaterlozingen (1 april 1997), opgevangen in mestkelders. Voorschriften geven aan dat deze vloeistofdicht moet zijn. Het reinigingswater wordt buiten de inrichting op landbouwgronden uitgereden. Dit valt onder de jurisdictie van de Wet bodembescherming. 4.4 Bodem Bij het beoordelen van het aspect bodem is de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming 2001 (hierna: NRB) gehanteerd. Na beoordeling is gebleken dat er binnen de inrichting activiteiten plaatsvinden met stoffen die voorkomen op de lijst met potentieel bodembedreigende stoffen van paragraaf 3.1.2 van de NRB. Hierbij gaat het om de volgende van elkaar te onderscheiden activiteiten en stoffen: Nr.
Activiteit
Stoffen
1 2 3
Opslag en verlading vloeistoffen in emballage Opslag de stal en een container (half) Open proces of bewerking
Reinigingsmiddelen en olieproducten Mest Vloeistoffen
Voor geen van deze activiteiten gelden algemene regels (AMvB’s), waarin ook de bescherming van de bodem is geregeld. Vandaar dat met behulp van de NRB is bepaald welke voorzieningen en/of maatregelen redelijkerwijs voorgeschreven kunnen worden om het risico voor bodemverontreiniging als gevolg van de voorgenomen activiteiten tot een verwaarloosbaar niveau terug te dringen. Er zijn geen bijzondere omstandigheden aanwezig waardoor het voor de vergunninghouder redelijkerwijs niet mogelijk zou zijn voor elk van de genoemde activiteiten zodanige bodembeschermende voorzieningen en maatregelen te treffen dat voor elk van deze activiteiten de eind-emissiescore 1 wordt bereikt waardoor een verwaarloosbaar bodemrisico wordt gerealiseerd (bodemrisico categorie A). De in dit kader aan deze vergunning verbonden voorschriften zijn gesteld op doelstellingniveau namelijk: het voor elk van de genoemde activiteiten realiseren van een verwaarloosbaar risico. Op welke wijze hieraan inhoud wordt gegeven is aan de vergunninghouder mits daarbij hetgeen gesteld is in paragraaf 3.3 van deel A3 van de NRB (InfoMil, juli 2001) in acht te wordt genomen. Aangezien potentieel bodembedreigende activiteiten plaatsvinden zijn voorschiften opgenomen voor het uitvoeren van een nulsituatie- en eindonderzoek. Het nulsituatie-onderzoek heeft tot doel het referentieniveau van de feitelijke bodemkwaliteit vast te leggen. Daarmee wordt een toetsingsgrondslag verkregen met het oog op toekomstige bodemverontreiniging. Ook bij een verwaarloosbaar bodemrisico is het verkrijgen van zo’n toetsingsgrondslag noodzakelijk om, middels een eindonderzoek, te kunnen bepalen of er bodemverontreiniging is opgetreden, ondanks de getroffen bodembeschermende voorzieningen en maatregelen. De opslag van mest betreft een reguliere agrarische activiteit van een veehouderijbedrijf. Indien er door maatregelen en/of voorzieningen met het oog op de bescherming van de bodem en het grondwater een verwaarloosbaar risico wordt bereikt kan er, in afwijking van de NRB, worden voor dierlijke meststoffen worden afgezien van nulsituatie- en eindsituatie-bodemonderzoek. Het nulsituatie-onderzoek dient zich te richten op mogelijk toekomstige bodembelasting. Het onderzoek beperkt zich tot de plaatsen en stoffen binnen de inrichting waar bodembelasting zou kunnen ontstaan. Het eindsituatie-onderzoek dient identiek te zijn aan het nulsituatie-onderzoek. Gezien de aard en omvang van de potentieel bodembedreigende activiteiten wordt niet verwacht dat de tijdspanne tussen nul- en eindsituatie bodemonderzoek onacceptabel groot is. Het voorschrijven van een periodiek herhalingsonderzoek wordt dan ook niet redelijk en zinvol geacht. Oprichtingsvergunning Wet milieubeheer, beschikking 26 juli 2005 Melis Fransen V.O.F., Meerheuvelweg ong. te Dreumel, Kad. bekend gemeente Dreumel, sectie G, nr. 357. 8
Inrichtingsnummer 1016
Indien ondanks de voorgeschreven maatregelen en voorzieningen uit het eindsituatie-onderzoek of op enig ander moment blijkt dat als gevolg van de ondernomen activiteit een bodembelasting is ontstaan heeft het bedrijf de plicht de vastgestelde nulsituatie te herstellen. Herstel van de nulsituatie moet zo spoedig mogelijk, doch ten minste binnen 1 jaar, na constatering van de bodembelasting gerealiseerd zijn tenzij de aard en de omvang van de bodembelasting de consequenties van het (zo spoedig mogelijk) herstellen van de bodem niet rechtvaardigt. Bij het herstel moet gebruik worden gemaakt van hersteltechnieken overeenkomstig de Stand der Techniek van dat moment. 4.5
Geluid
4.5.1 Algemeen Voor het stellen van de geluidsnormen is gebruik gemaakt van de systematiek van de Circulaire Industrielawaai van 1979, zoals uiteengezet in hoofdstuk 4 van de “Handreiking industrielawaai en vergunningverlening” van 21 oktober 1998 van het ministerie van VROM (verder ‘de Handreiking’). De inrichting is gelegen in een landelijk gebied en is in werking tussen 07.00 en 19.00 uur. De volgende activiteiten vinden plaats die geluidsoverlast naar de omgeving kunnen veroorzaken: verladen van dieren; aan- en afvoeren van voer, eieren, mest en brandstoffen; binnen de inrichting aanwezige ventilatoren; het werken met de aanwezige machines, apparatuur en gereedschappen. 4.5.2 Directe hinder Een akoestisch onderzoek, d.d. 3 augustus 2004, opgesteld door db/a consultans, nummer AR7080/1 maakt deel uit van onderhavige aanvraag. Het akoestisch onderzoek is opgesteld overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen industrielawaai 1999 (verder ‘de Handleiding’). 4.5.3 Normstelling ‘De Handreiking’ kent een getrapte wijze van normstelling. In eerste instantie dient getoetst te worden aan de richtwaarde die geldt voor de woonomgeving van de inrichting. De woningen liggen in een omgeving die te beschouwen is landelijk gebied. Als gevolg hiervan wordt de volgende geluidsnorm opgenomen voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr, LT) bij woningen: − 40 dB(A) in de dagperiode (tussen 07.00 en 19.00 uur); − 35 dB(A) in de avondperiode (tussen 19.00 en 23.00 uur); − 30 dB(A) in de nachtperiode (tussen 23.00 en 07.00 uur). Uit het akoestisch rapport blijkt dat aan voornoemde norm kan worden voldaan. 4.5.3.1 Maximale geluidsniveaus (LAmax) Binnen deze inrichting vinden de volgende activiteiten plaats met bedrijfsgebonden kortstondige geluidsniveaus die maximale geluidsniveaus veroorzaken: − verladen van dieren; − aan- en afvoeren van voer, eieren, mest en brandstoffen; − het werken met de aanwezige machines, apparatuur en gereedschappen. Voor de omgeving kunnen kortstondige verhogingen van het geluidsniveau extra hinderlijk zijn. De Handreiking doet de aanbeveling te streven naar een maximaal geluidsniveau van de richtwaarde voor het LAr,LT + 10 dB(A), met als maximum 70, 65 en 60 dB(A) voor respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode. Dit resulteert voor de onderhavige inrichting in een norm van 50, 45, en 40 dB(A) voor respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode. Echter de berekende maximale geluidsniveaus zullen volgens het akoestisch rapport niet hoger zijn dan 51dB(A) in alle perioden. De optredende maximale geluidsniveaus van deze inrichting zijn inherent aan de aard van de bedrijfsactiviteiten waarvoor vergunning wordt aangevraagd. Deze waarde is als norm in de onderhavige vergunning opgenomen voor Oprichtingsvergunning Wet milieubeheer, beschikking 26 juli 2005 Melis Fransen V.O.F., Meerheuvelweg ong. te Dreumel, Kad. bekend gemeente Dreumel, sectie G, nr. 357. 9
Inrichtingsnummer 1016
alle perioden. Gezien het maximum van 70, 65 en 60 dB(A) wordt er aangesloten bij hetgeen gesteld in de Handreiking. 4.5.4 Indirecte hinder Onder indirecte hinder wordt verstaan hinder die niet rechtstreeks voortvloeit uit de inrichting maar wel kan worden toegeschreven aan de aanwezigheid van de inrichting. Als gevolg van transportbewegingen van en naar de inrichting kunnen omwonenden geluidsoverlast ondervinden. Indirecte hinder tengevolge van transportbewegingen dient te worden getoetst aan de door het Ministerie van VROM uitgegeven circulaire "Geluidshinder veroorzaakt door het wegverkeer van en naar de inrichting; beoordeling in het kader van de vergunningverlening op basis van de Wet milieubeheer" d.d. 29-021996. Uit het akoestisch rapport blijkt dat het geluidsniveau, op de gevels van woningen in de omgeving van de inrichting, als gevolg van indirecte hinder door (vracht)verkeer niet de etmaalwaarde van 50 dB(A) overschrijdt. 4.5.5 Conclusies Bij het opstellen van de geluidsvoorschriften voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr, LT) is aansluiting gezocht de Handreiking. Voor het opstellen van geluidsvoorschriften met betrekking tot het maximale geluidsniveau LAmax is aansluiting gezocht bij het eerder genoemd akoestisch rapport. Het rapport geeft aan dat de inrichting kan voldoen aan de geluidsnorm, zonder dat het in zijn bedrijfsvoering wordt beperkt. Dit heeft geleid tot het opnemen van de in de paragraaf 4.3 opgenomen voorschriften. 4.6 Energie Met betrekking tot het aspect energie in de milieuvergunning zijn voor agrarische bedrijven de volgende publicaties van belang: − circulaire Energie in de milieuvergunning, oktober 1999; − informatieblad Faciliteiten, t.b.v. energie in de milieuvergunning voor niet-MJA inrichtingen, januari 1996; − informatieblad Gebouwen, t.b.v. energie in de milieuvergunning voor niet-MJA inrichtingen, januari 1996; − informatieblad Veehouderijen t.b.v. energie in de milieuvergunning voor niet-MJA inrichtingen, december 1997. Al deze publicaties zijn uitgegeven door InfoMil. Indien de energiekosten van een vergunningplichtige inrichting in totaal minder bedragen dan € 45.455,= (zoals bij onderhavige inrichting) behoeft volgens de handleiding Energie in de milieuvergunning, bij een milieuvergunningaanvraag geen uitgebreid onderzoek te worden voorgeschreven. Wel kan dan de verplichting van een haalbaarheidsonderzoek van beperkte omvang (bijvoorbeeld in de vorm van een offerte van een installatiebedrijf) worden opgelegd. In elke situatie dient echter, volgens de handleiding, een afweging te worden gemaakt van de kosten van het onderzoek, ten opzichte van de mogelijke baten. De informatiebladen Gebouwen, Faciliteiten en Veehouderijen maken deel uit van een reeks informatiebladen die is ontwikkeld ter ondersteuning van het bevoegd gezag bij het opnemen van het aspect energie in de milieuvergunning. Deze informatiebladen vormen een aanvulling op de bovengenoemde handleiding. In deze informatiebladen wordt voor gemiddelde situaties de stand der techniek bepaald. Aan de hand van deze informatiebladen kan beoordeeld worden in hoeverre de maatregelen die door het bedrijf zijn getroffen aansluiten bij de stand der techniek (terugverdientijd minder dan 5 jaar).
Oprichtingsvergunning Wet milieubeheer, beschikking 26 juli 2005 Melis Fransen V.O.F., Meerheuvelweg ong. te Dreumel, Kad. bekend gemeente Dreumel, sectie G, nr. 357. 10
Inrichtingsnummer 1016
Op grond van de verruimde reikwijdte van de Wet milieubeheer dient het zuinig gebruik van energie te worden getoetst in verband met de bescherming van het milieu. Beoordeeld moet worden of in het belang van bescherming van het milieu, voorschriften met betrekking tot het energieverbruik gesteld moeten worden en wat de aard van deze voorschriften moeten zijn. De circulaire ‘Energie in de milieuvergunning’ oktober 1999 gaat er vanuit dat energiebesparende maatregelen haalbaar zijn in relatie met de terugverdientijd als het energieverbruik meer is dan 50.000 kWh of 25.000 m³ aardgas per jaar zijnde € 6.810,- per jaar. Het energieverbruik van deze inrichting wordt geschat op: − ca. 40.000 kWh elektra. De geschatte kosten voor energie zijn lager dan € 6.810,-. Dit betekent dat het verrichten van onderzoek naar aanvullende maatregelen om energie te besparen niet nodig is. Ook is er geen aanleiding tot het opnemen van nadere voorschriften ter beperking van het energieverbruik. Wel dienen de energienota’s te worden bijgehouden. Hiervoor is slechts een meet- en registratievoorschrift opgenomen om het energiegebruik jaarlijks te registreren. 4.7 Ongewone voorvallen Indien zich binnen de inrichting een ongewoon voorval voordoet of heeft voorgedaan, waardoor nadelige gevolgen voor het milieu zijn ontstaan of dreigen te ontstaan, dient de exploitant van de inrichting dit onmiddellijk te melden aan het bevoegd gezag. De verplichting om maatregelen te treffen, de meldingsplicht, alsmede de inhoud van de melding zijn geregeld in de artikelen 17.1 en 17.2 van de Wet milieubeheer. De voorschriften 1.5.1 t/m 1.5.5 geven een nadere invulling van de artikelen 17.1 en 17.2 van de Wet milieubeheer. 4.8 Landschappelijke inpasbaarheid Visuele hinder en landschappelijke inpassing komen primair aan de orde in het kader van planologische regelingen. Dat neemt niet weg dat in onderhavige procedure een aanvullende milieuhygiënische toets kan plaatst vinden. Dit wordt onder schreven door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (o.a. zaaknummer: 200100090/2). Om de visuele hinder zo veel mogelijk te beperken is kan een beplantingsplan als voorschrift opgenomen worden. Op 28 maart 1995 heeft ons college besloten bij bedrijven in het komgebied standaard voorschriften ten aanzien van erfbeplanting op te nemen. Onderhavige inrichting is gelegen in het komgebied. Overeenkomstig bovenstaand beleid zijn voorschriften betreffende landschappelijke inpasbaarheid aan deze vergunning verbonden. 4.9
Natuurbescherming
4.9.1 Natuurgebied Waal Bij besluit van 24 maart 2000, kenmerk N/2000/307, is het natuurgebied “Waal” aangewezen als speciale beschermingszone in de zin van artikel 4, eerste lid, van de richtlijn 79/409/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (Pb L 103; hierna: Vogelrichtlijn). Ingevolge artikel 7 van de richtlijn 92/43/ EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (Pb L 206; hierna: de Habitatrichtlijn) geldt voor deze speciale beschermingszone het beschermingsregime van artikel 6, tweede, derde en vierde lid, van de Habitatrichtlijn. Ingevolge artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn, voorzover hier van belang, wordt voor plannen of projecten die significante gevolgen kunnen hebben voor een speciale beschermingszone een passende beoordeling gemaakt van de gevolgen voor het gebied, rekening houdend met de instandhoudingsdoelstellingen van dat gebied. Bevoegde instanties mogen slechts toestemming voor het plan of project geven, nadat zij de zekerheid hebben verkregen dat het de natuurlijke kenmerken van dat gebied niet zal aantasten. Oprichtingsvergunning Wet milieubeheer, beschikking 26 juli 2005 Melis Fransen V.O.F., Meerheuvelweg ong. te Dreumel, Kad. bekend gemeente Dreumel, sectie G, nr. 357. 11
Inrichtingsnummer 1016
De Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn hebben in Nederland een rechtstreekse werking omdat implementatie in nationale wetgeving onvoldoende heeft plaatsgevonden. De Habitatrichtlijn bevat geen definitie van de begrippen “plan” en “project”. Uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 7 september 2004, zaak C-127/02, volgt echter dat voor de verduidelijking van deze begrippen, het begrip ”project”, zoals dat wordt gedefinieerd in artikel 1, tweede lid, van richtlijn 85/337/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 27 juni 1985 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (Pb L 175), relevant is. Volgens jurisprudentie is in gevallen zoals onderhavig geval sprake van een plan of project als bedoeld in artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn (AbRvS, 12 januari 2005, 200402554/1, West Maas en Waal). 4.9.1.1 Ammoniakdepositie Teneinde significante gevolgen voor het natuurgebied Waal als gevolg van de toename van de ammoniakdepositie door combinaties van plannen en projecten in de gemeente West Maas en Waal uit te sluiten is hebben wij op 16 maart 2005 de ¨Beleidsregels Salderingsmethode Ammoniakdepositie Natuurgebied Waal Gemeente West Maas en Waal¨, hierna de Beleidregels, vastgesteld. Deze beleidsregels zijn op 8 april 2005 gepubliceerd en in werking getreden. De afstand tussen het dichtst bijgelegen punt van het natuurgebied en het dichtst bij het natuurgebied gelegen emissiepunt van de inrichting zoals aangevraagd vergund is circa 1265 meter. De ammoniakemissie van de inrichting bedraagt 4.708,2 kg NH3 per jaar. De aangevraagde door de inrichting veroorzaakte ammoniakdepositie op het natuurgebied inrichting bedraagt, overeenkomstig artikel 2, eerste lid van de Beleidsregels, 13,0 mol potentieel zuur per hectare per jaar. Het natuurgebied Waal is gelegen buiten de gebieden door die door Gedeputeerde Staten van Gelderland in het Besluit Gelderse Ecologische Hoofdstructuur als bedoeld in de Wet ammoniak en veehouderij van 1 juli 2003 zijn aangemerkt als deel uit makend van de ecologische hoofdstructuur, zoals bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Wet ammoniak en veehouderij. In het natuurgebied Waal is de grondsoort klei. Kleigrond is niet voor verzuring gevoelig. Verder betreft het natuurgebied het winterbed van de Waal. Dit betekent dat bij hoogwater de uiterwaarden geheel of gedeeltelijk overstromen met (voedselrijk) water uit de rivier de Waal. Gelet op bovenstaande en het gestelde in artikel 3, tweede lid, van de Beleidsregels, concluderen wij dat de aangevraagde ammoniakdepositie van onderhavig plan of project afzonderlijk geen significante gevolgen heeft voor het natuurgebied Waal. Door de Beleidsregels toe te passen zijn de gevolgen van de bruto toename van ammoniakdepositie als gevolg van plannen of projecten in combinatie met andere plannen of projecten van veehouderijbedrijven in de gemeente West Maas en Waal altijd niet significant. De netto ammoniakdepositie neemt namelijk niet toe omdat enkel vergunning wordt verleend indien er elders plannen of projecten zijn waardoor de ammoniakdepositie afneemt. Op 21 februari 2005 hebben wij een verzoek ontvangen van de houder van de milieuvergunning voor de inrichting aan de Viaductstraat 113 te Wamel om die vergunning geheel in te trekken. Op 24 mei 2005 hebben wij besloten de milieuvergunningen voor de inrichting aan de Viaductstraat 113 te Wamel, afgegeven op 25 maart 1982 en 22 mei 1985 (voor zover niet vervallen) geheel in te trekken. Deze beschikking is op 3 juni 2005 bekend gemaakt en heeft vanaf die datum gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Tegen deze beschikking kon vanaf 4 juni 2005 tot en met 15 juli 2005 beroep worden aangetekend. Er is geen beroepschrift tegen deze beschikking ingediend. De beschikking is onherroepelijk.
Oprichtingsvergunning Wet milieubeheer, beschikking 26 juli 2005 Melis Fransen V.O.F., Meerheuvelweg ong. te Dreumel, Kad. bekend gemeente Dreumel, sectie G, nr. 357. 12
Inrichtingsnummer 1016
Het saldo zoals bedoeld in artikel 1 van de Beleidsregels bedraagt – 327,0 [mol potentieel zuur per hectare per jaar]. De berekening van het saldo is opgenomen in bijlage 5. Het saldo is negatief en blijft negatief na een positieve beschikking op onderhavige aanvraag. De beleidsregels staan de vergunningverlening niet in de weg. 4.9.1.2 Andersoortige effecten Verder is ook beoordeelt of relevante andere aspecten dan ammoniakdepositie zoals geluid, stof, stank e.d. vanuit deze inrichting invloed hebben op het natuurgebied Waal. De gevolgen van deze andere aspecten zijn reeds beoordeeld in de afwegingen met betrekking tot deze aspecten. Uit deze afwegingen blijkt dat de inrichting kan voldoen aan de wet- en regelgeving die voor deze aspecten dient te worden beoordeeld. Door de afstand tussen de aangevraagde inrichting en het te beschermen natuurgebied wordt schade aan de fauna en flora voorkomen. Voor de dieren in het natuurgebied is vooral rust vereist. Gezien de ligging van de inrichting ten opzichte van het natuurgebied heeft de inrichting geen invloed op de rust in het natuurgebied. Verstoring van rust door geluid en licht afkomstig van de inrichting is verwaarloosbaar. Tussen het natuurgebied en de inrichting zijn de drukke provinciale weg N322 (de Van Heemstraweg) en de bebouwde kom van Dreumel gelegen. Uit bovenstaande dient te worden geconcludeerd dat er geen significante milieuaspecten op de uiterwaarden van de Waal zijn te verwachten door de te vergunnen situatie. Dit betekent dat met de voorgenomen bedrijvigheid geen strijdigheid met genoemde Europese regelgeving ontstaat. 4.9.2 Rijnswaard en Kil van Hurwenen Op circa 9,3 km ten westzuidwesten van de inrichting is het natuurgebied ‘Rijnswaard en Kil van Hurwenen´ gelegen. Deze natuurgebieden bestaande uit uiterwaarden met strangen, wilgenbossen en belangrijke arealen met schrale hooilanden is gelegen in Gelderland in de gemeenten: Maasdriel, Neerrijnen en Zaltbommel. Het gebied met een oppervlakte van 458 ha is aangewezen in het kader van de Habitatrichtlijn voor: Habitattype: Laaggelegen schraal hooiland met Grote vossenstaart en/of Grote pimpernel. Kalkminnend grasland op dorre zandbodem. Alluviale bossen met Zwarte els en Es. Soort: Kamsalamander. Gelet op de grote afstand tussen de inrichting en de natuurgebieden Rijswaard en Kil van Hurwenen zijn significante gevolgen voor de natuurgebieden door onderhavig plan/project afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten redelijkerwijs uit te sluiten. 4.9.3 Veluwe Op circa 20,8 km ten noordoosten van de inrichting is het natuurgebied ‘Veluwe´ gelegen. Dit natuurgebied bestaande uit bossen, beken, heidevelden en stuifzanden is gelegen in Gelderland in de gemeenten: Apeldoorn, Arnhem, Barneveld, Brummen, Ede, Epe, Elburg, Ermelo, Harderwijk, Hattem, Heerde, Nunspeet, Oldebroek, Putten, Renkum, Rheden, Rozendaal en Wageningen. Het gebied met een oppervlakte van 91.454 ha is aangewezen in het kader van de Habitatrichtlijn voor: Habitattype: Psammofiele heide met Struikhei en Stekelbrem. Open grasland met Buntgras en Struisgrassoorten op landduinen. Oprichtingsvergunning Wet milieubeheer, beschikking 26 juli 2005 Melis Fransen V.O.F., Meerheuvelweg ong. te Dreumel, Kad. bekend gemeente Dreumel, sectie G, nr. 357. 13
Inrichtingsnummer 1016
-
Oligotrofe tot mesotrofe stilstaande wateren met vegetatie behorend tot de Oeverkruid-orde en/of Dwergbiezen-klasse. Dystrofe natuurlijke poelen en meren. Droge Europese heide. Soortenrijke heischrale graslanden, op arme bodems van berggebieden (en van submontane gebieden in het binnenland van Europa). Slenken in veengronden met vegetatie behorend tot het Snavelbies-verbond. Zuurminnende Atlantische beukenbossen met ondergroei van Hulst of soms Taxus. Oude zuurminnende eikenbossen op zandvlakten met Zomereik. Psammofiele heide met Struikhei en Kraaihei. Noord-Atlantische vochtige heide met Dophei. Jeneverbesformaties in heide of kalkgrasland. Alluviale bossen met Zwarte els en Es.
Soort: Vliegend hert. Beekprik. Rivierdonderpad. Gevlekte witsnuitlibel. Meervleermuis. Kamsalamander. Drijvende waterweegbree. Gelet op de grote afstand tussen de inrichting en het natuurgebied Veluwe zijn significante gevolgen voor het natuurgebied door onderhavig plan/project afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten redelijkerwijs uit te sluiten. 4.9.4 Amerongse Bovenpolder Op circa 14,8 km ten noorden van de inrichting is het natuurgebied ‘Amerongse Bovenpolder´ gelegen. Dit natuurgebied bestaande uit schrale hooilanden behorend tot het Glanshaververbond is gelegen in Utrecht in de gemeente Amerongen. Het gebied met een oppervlakte van 53 ha is aangewezen in het kader van de Habitatrichtlijn voor: Habitattype Laaggelegen schraal hooiland met Grote vossenstaart en/of Grote pimpernel. Gelet op de grote afstand tussen de inrichting en het natuurgebied Amerongse Bovenpolder zijn significante gevolgen voor het natuurgebied door onderhavig plan/project afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten redelijkerwijs uit te sluiten. 4.10 Overige milieuaspecten Ten aanzien van de overige milieuaspecten is het niet noodzakelijk deze te voorzien van een nadere toelichting in de voorliggende ontwerpbeschikking. De gebruikelijke en gangbare voorschriften zijn hiervoor opgenomen in deze vergunning waarbij als uitgangspunt de vigerende wet- en regelgeving is gehanteerd, rekening houdende met de jurisprudentie.
Oprichtingsvergunning Wet milieubeheer, beschikking 26 juli 2005 Melis Fransen V.O.F., Meerheuvelweg ong. te Dreumel, Kad. bekend gemeente Dreumel, sectie G, nr. 357. 14
Inrichtingsnummer 1016
5.
VOORBEREIDING
5.1 Ontwerpbeschikking Op 3 november 2004 hebben wij betreffende onderhavige aanvraag de volgende ontwerpbeschikking genomen: I. De door Melis Fransen V.O.F. gevraagde vergunning verlenen. II. De volgende onderdelen van de aanvraag maken deel uit van de vergunning: Aanvraag ingekomen 10 mei 2004: Ingevuld formulier Wet milieubeheer Agrarische sector Aanvraag vergunning, pag. 3, 4, 6 t/m 9, 11, 13, 15, 16 van Melis Fransen VOF, gedateerd 27 april 2004, met plattegrondtekening WM.4 gedateerd 27 april 2004; Aanvulling op de aanvraag van 10 mei 2004: Ingevuld formulier Wet milieubeheer Agrarische sector Aanvraag vergunning, pag. 1, 2, 5, 10, 12, 14, en de rapportage van een akoestisch onderzoek van bureau db/a rapportnr. 7080/1 gedateerd 3 augustus 2004. III. Ter bescherming van het milieu voorschriften aan de vergunning verbinden. IV. De voorschriften opgenomen in paragraaf “1.3 Nazorg” blijven 5 jaar nadat de vergunning haar gelding heeft verloren van kracht. 5.2 Ingekomen adviezen Er zijn geen adviezen uitgebracht met betrekking tot het beschikken op de aanvraag. 5.3 Ingekomen bedenkingen Tegen de ontwerpbeschikking zijn schriftelijke bedenkingen ingebracht. 5.3.1 Inventarisatie van de ingebrachte bedenkingen Tegen de ontwerpbeschikking zijn bedenkingen ingebracht door mr. C.J. Driessen te Beers namens: Ad Hoogeveen Caravans b.v., de heer A.J.M. van den Bos, mevrouw H.A. van den Bos-Hoogstraten, Garagebedrijf v. Zonsbeek, Gervalin Dakbedekkingen, de heer A. T. M. Gerritsen, de heer B.J. Hogeveen, mevrow M.C.G. Hogeveen-v.Osch, I&O Logistics b.v., de heer J. Koopmans, mevrouw A.G.M. Koopmans-van Graas, de heer J.G.M. Kooymans, mevrouw H.J.M. Kooymans-Zondag, de heer C.W. Kooymans, de heer J.M. van Mook, de heer G. Roelofsen, mevrouw B.A.C. Roelofsen-Slootweg, de heer T.G.M. van Schijdel, mevrouw G.P. van Schijndel en Van Schijndel v.o.f. allen te Dreumel. 5.3.1.1 Samenvatting van de ingebrachte bedenkingen De bedenkingen luiden als volgt: a. In tegenstelling tot hetgeen in de ontwerp-beschikking wordt gesuggereerd zal er wel degelijk sprake zijn van onaanvaardbare stank-/geuroverlast. Dit zowel individueel als cumulatief. De opgestelde (cumulatieve) geurberekeningen staan vol met fouten en onvolledigheden. In deze worden o.a. genoemd: a.a het in het geheel buiten beschouwing laten van de burgerwoning Heemstraweg 127; a.b het in het geheel buiten beschouwing laten van het om volksgezondheidsredenen buitengewoon gevoelige bedrijf I&O Logistics b.v., gevestigd aan de Van Heemstraweg 128c te Dreumel, een bedrijf alwaar buitengewoon kwetsbare medische producten zijn opgeslagen; a.c het niet meenemen van de uitbreiding van het bedrijf aan de Dalenweg 3 te Dreumel; a.d het in het geheel buiten beschouwing laten van een nog lopende milieuvergunningaanvraag van de A. van de Weerdt voor een varkenshouderij aan de Kavelweg 2 te Dreumel; a.e Wat betreft het bedrijf I&O Logistics b.v. verder betreft gaat het alhier o.a. om stomaproducten, incontinentieproducten, retentiezorgproducten, wond- en huidverzorgingsproducten en cateters (zie het al productie I bijgevoegd documentatiemateriaal). [Bij de bedenking is folder materiaal over I&O Logistics, Coloplast BV en haar producten Easiflex (stomamateriaal), Biatain, Alione en Contreet (wondverzorginsmaterialen). Bij de handel en/of opslag van deze producten dienen aan de . eisen van het GMP, GDP en de CE-markering rondom Medical Supplies te worden volOprichtingsvergunning Wet milieubeheer, beschikking 26 juli 2005 Melis Fransen V.O.F., Meerheuvelweg ong. te Dreumel, Kad. bekend gemeente Dreumel, sectie G, nr. 357. 15
Inrichtingsnummer 1016
daan. Daarbij mag o.a. in het geheel geen sprake zijn van geur-, stank-, en/of stof overlast in welke vorm dan ook en mag er ook in het geheel geen bacteriologisch besmettingsgevaar zijn. b.
In het ontwerpbeschikking wordt verder ten onrechte gesteld dat de IPPC-richtlijn niet van toepassing zou zijn. De inrichting heeft gelet op het beschikbare staloppervlak wel degelijk een capaciteit van meer dan 40.000 plaatsen voor pluimvee. Het opgegeven aantal is niet realistisch (geen volwaardig bedrijf) en doelbewust net onder de IPPC-richtlijngrens gehouden. Ook de gebruikelijke bedrijfsontwikkelingen zullen al direct de IPPC-richtlijngrens verder doen overschrijden.
c.
Wat betreft het aspect bodem is in de ontwerp-beschikking volledig voorbijgegaan aan het feit dat er ter plaatse sprake is van een voormalige vuilstortplaats. Een bodemonderzoek en saneringsplan ontbreekt. Dit terwijl in deze vuilstortplaats wel gegraven zal moeten worden en/of werkzaamheden verricht zullen moeten gaan worden. Ook zal de voormalige vuilstortplaats de stabiliteit van de bodem zeer zeker hebben aangetast en ontbreekt ook in deze elk onderzoek, terwijl er wel bouwwerken opgericht gaan worden.
d.
De beoordeling van de akoestische situatie is ook onzorgvuldig geweest. Zo zijn er geen akoestische berekeningen uitgevoerd en ontbreekt een achtergrondgeluidsniveaumeting.
e.
Het onderhavige bedrijf is het eerste pluimveebedrijf in deze omgeving hetgeen ontoelaatbare bacteriologisch besmettingsgevaar met zich meebrengt zowel voor omliggende veehouderijbedrijven als andere bedrijven, waarbij met name wordt genoemd I&O Logistic b.v. met zijn medische producten. Het moge duidelijk zijn dat mijn cliënten van mening dat wegens genoemde bedenkingen tot weigering van de door Melis Fransen v.o.f. gevraagde milieuvergunning voor een pluimveebedrijf aan de Meerheuvelweg ong. te Dreumel, dient te worden overgegaan.
5.3.2 Beoordeling van de bedenkingen 5.3.2.1 Ontvankelijkheid De bedenkingen zijn ingediend binnen de wettelijke termijn na de ter inzage legging van de ontwerpbeschikking en daarom ontvankelijk. 5.3.2.2 Overwegingen ad a Geuroverlast ad a.a Burgerwoning Van Heemstraweg 127 De woning aan de Van Heemstraweg 127 is te beschouwen als een categorie III-object zoals bedoeld in de brochure ‘Veehouderij en Hinderwet, 1985’ (verder te noemen brochure). Het betreft een enkel niet-agrarische woning in het buitengebied. De woning is niet met andere niet-agrarische bebouwing gelegen in lintbebouwing. De woning vertoond geen dusdanige samenhang met andere niet agrarische bebouwing dat aan het gebied een zekere woonfunctie wordt verleend. De woning is gelegen op 486 meter van het dichtst bij de woning gelegen emissiepunt van de inrichting. De stankbelasting op deze woning had in de beoordeling van de cumulatie van stankhinder meegenomen moeten worden. De bedenking is gegrond. Paragraaf 4.1.1.3 en 4.1.1.5 van de considerans en bijlage 1 zijn aangepast. De toetsingen van respectievelijk individuele stankhinder en de cumulatie van stankhinder op de woning Van Heemstraweg 127 zijn toegevoegd. Dit leidt er niet toe dat de beschikking moet worden gewijzigd of dat de voorschriften welke worden verbonden aan de vergunning moeten worden gewijzigd en/of aangevuld. ad a.b Bedrijf Van Heemstraweg 128c Oprichtingsvergunning Wet milieubeheer, beschikking 26 juli 2005 Melis Fransen V.O.F., Meerheuvelweg ong. te Dreumel, Kad. bekend gemeente Dreumel, sectie G, nr. 357. 16
Inrichtingsnummer 1016
Het bedrijf I&O Logistics aan de Van Heemstraweg 128c is als een gevoelig object in categorie II aan te merken. Het bedrijf is gelegen op 597 meter van het dichtst bij de woning gelegen emissiepunt van de inrichting. De stankbelasting op het bedrijf woning had in de beoordeling van de cumulatie van stankhinder meegenomen moeten worden. De bedenking is gegrond. Paragraaf 4.1.1.3 en 4.1.1.5 van de considerans en bijlage 1 zijn aangepast. De toetsingen van respectievelijk individuele stankhinder en de cumulatie van stankhinder op het bedrijf Van Heemstraweg 128c zijn toegevoegd. Dit leidt er niet toe dat de beschikking moet worden gewijzigd of dat de voorschriften welke worden verbonden aan de vergunning moeten worden gewijzigd en/of aangevuld. Onze overwegingen aangaande de bedenkingen inzake de bijzondere gevoeligheid van I&O Logistics b.v. voor o.a. geur- en stankoverlast zijn hierna opgenomen onder ad e. ad a.c Bedrijf Dalenweg 3 Bij de beoordeling van de cumulatie van stankhinder is de uitbreiding van het bedrijf aan de Dalenweg 3 te Dreumel zoals vergund op 17 november 2003 meegenomen. Na 17 november 2003 zijn geen uitbreidingen vergund of aangevraagd. Deze bedenking is ongegrond. ad a.d Bedrijf Kavelweg 2 Op 25 februari 1986 hebben wij op aanvraag van A. van Weerdt een revisievergunning (artikel 6a, eerste lid van de Hinderwet) verleend voor een varkenshouderij aan de Kavelweg 2 te Dreumel. Op 11 maart 1992 hebben wij op aanvraag van A. v.d. Weerdt een uitbreidings-/wijzigingsvergunning verleend (artikel 2, eerste lid, onder b van de Hinderwet) voor de inrichting aan de Kavelweg 2 te Dreumel de verandering heeft o.a. betrekking op de te houden dieren. Op 25 augustus 1994 hebben wij op aanvraag van A. van de Weerdt een veranderingsvergunning verleend (artikel 8.1, eerste lid, onder b van de Wet milieubeheerHinderwet) voor de inrichting aan de Kavelweg 2 te Dreumel deze verandering heeft weer o.a. betrekking op de te houden dieren. Op 24 december 1996 hebben wij een aanvraag ontvangen van A. van de Weerdt voor een revisievergunning (artikel 8.4, eerste lid van de Wet milieubeheer). Op 10 februari 1998 hebben wij besloten de gevraagde vergunning te verlenen en dat de aanvraag en de daarbij behorende bescheiden deel uit maken van de vergunning. Op 16 maart 2000 is onze beschikking van 10 februari 1998 door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vernietigd. Op 12 oktober 2000 hebben wij een brief ontvangen waarin A.P.W. van de Weerdt aangeeft gestopt te zijn met zijn varkenshouderij aan de Kavelweg 2 te Dreumel. Tevens heeft A.P.W. van de Weerdt, ten einde zijn varkensrechten in het kader van de opkoopregeling te kunnen verkopen aan het bureau Laser te Diemen, verzicht om de vigerende milieuvergunningen voor de inrichting aan de Kavelweg 2 te Dreumel in te trekken. Op 22 november 2000 hebben wij besloten gehoor te geven aan dit verzoek en hebben wij de vergunning afgegeven 25 februari 1986, 11 maart 1992 en 25 augustus 1994 ingetrokken. Aan de aanvraag om revisievergunning, gedateerd 12 december 1996, ingekomen 24 december 1996, komt na het intrekken van de vergunningen afgegeven 25 februari 1986, 11 maart 1992 en 25 augustus 1994, feitelijk geen betekenis toe. Uit artikel 8.4, eerste lid van de Wet milieubeheer volgt dat een revisievergunning voor een inrichting enkel kan worden aangevraagd en verleend indien er één of meerdere vergunningen krachtens de Wet milieubeheer voor de desbetreffende inrichting zijn verleend. Uit het systeem van de Wet milieubeheer en de redactie van artikel 8.4, vierde lid volgt dat de onderliggende vergunningen niet alleen verleend maar ook nog van kracht moeten zijn om een revisievergunning te kunnen verlenen. De bedenking is ongegrond. Er is geen sprake van een aanvraag voor een varkenshouderij aan de Kavelweg 2 te Dreumel waarmee in onderhavige aanvraag rekening gehouden had moeten worden. ad b
IPPC-richtlijn
Oprichtingsvergunning Wet milieubeheer, beschikking 26 juli 2005 Melis Fransen V.O.F., Meerheuvelweg ong. te Dreumel, Kad. bekend gemeente Dreumel, sectie G, nr. 357. 17
Inrichtingsnummer 1016
Anders dan reclamant stelt moet voor het beoordelen of de IPPC-richtlijn worden uitgegaan van het aantal aangevraagde dieren. Niet het aantal dierplaatsen maar het aantal in de inrichting te houden dieren is namelijk bepalend voor de mate van verontreiniging, als bedoeld in artikel 1 van de IPPC-richtlijn. Gelet hierop en het gegeven dat een methode ontbreekt voor het bepalen van het aantal in de inrichting aanwezige dierplaatsen, moet bij de vraag of een veehouderij onder het toepassingsbereik van de IPPC-richtlijn valt, mede gelet op de doelstelling daarvan, worden uitgegaan van het aantal aangevraagde of vergunde dieren en niet van het aantal dierplaatsen. Dit wordt onderschreven door jurisprudentie (AbRvS, 11 mei 2005, 20040404617/1, Son en Breugel). Nu niet meer dan 40.000 stuks pluimvee namelijk 39.900 scharrelkippen, in de inrichting mogen worden gehouden is, gelet op artikel 1 van de IPPC-richtlijn in samenhang met categorie 6.6, aanhef en onder a, van bijlage I behorende bij deze richtlijn en het in deze bijlage onder 2 gestelde, de IPPCrichtlijn in de onderhavige zaak niet van toepassing. Dat bij 39.900 scharrelkippen geen sprake zou zijn van een volwaardig bedrijf, wat hier van ook zij, maakt dit niet anders. Dat er in de toekomst mogelijk meer dan 40.000 stuks pluimvee in de inrichting gehouden gaan worden is in onderhavige aanvraag niet aan de orde. In voorschrift 3.1.1, verbonden aan de (ontwerp)vergunning is bepaald: In de inrichting mogen ten hoogste de volgende aantallen dieren aanwezig zijn: 39.900 Legkippen, scharrelstal met twee verdiepingen met mestbanden onder de roosters (tweemaal per week afdraaien) bezetting 9 dieren per m2. De Algemene wet bestuursrecht voorziet in de mogelijkheid tot het treffen van maatregelen die strekken tot het afdwingen van de naleving van de voorschriften die aan de vergunning zijn verbonden. De bedenking is ongegrond. ad c Voormalige vuilstortplaats. De toets of de bodem voldoende draagkracht heeft voor het bouwen van bouwwerken wordt uitgevoerd in het kader van de Woningwet bij de beoordeling van een aanvraag om een bouwvergunning en past niet in onderhavige procedure. Uit het rapport "Verkennend Onderzoek Stortplaatsen Gelderland, Meerheuvelweg nabij nr.3 te Dreumel, 16 juli 2002, De Straat milieu-adviseurs B.V., rappoprtnummer VOSGE/437/031" is de voormalige stortplaats niet gelegen op het terrein van de inrichting maar aan de overzijde van de sloot op het perceel kadastraal bekend gemeente Dreumel, sectie G, nummer 1949. De bedenking is ongegrond. ad d Akoestische situatie Wij volgen de stelling dat er geen akoestische berekeningen zijn uitgevoerd niet. Bij de aanvraag is het "akoestisch rapport vergunning Wet milieubeheer oprichten pluimveehouderij Meerheuvelweg ongenummerd te Dreumel Gemeente West Maas en Waal, 3 augustus 2003, db/a consultants v.o.f., rapportnr. 7080/1" gevoegd. Blijkens het dictum van de ontwerpbeschikking maakt deze rapportage deel uit van de vergunning. Voor de beoordeling van directe geluidhinder hebben wij hoofdstuk 4 van de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening (hierna: de Handreiking) tot uitgangspunt genomen. In de Handreiking is bepaald dat zolang er nog geen gemeentelijke nota industrielawaai is vastgesteld -zoals in de gemeente West Maas en Waal- bij het opstellen van de geluidvoorschriften gebruik moet worden gemaakt van de systematiek van richt- en streefwaarden zoals die in hoofdstuk 4 van de Handreiking zijn opgenomen. In de Handreiking staan richtwaarden vermeld die zijn gerelateerd aan de aard van de woonomgeving en die als uitgangspunt worden gehanteerd bij het stellen van geluidgrenswaarden. Overschrijding van de richtwaarden is mogelijk tot het referentieniveau van het omgevingsgeluid. De in voorschrift 4.3.1.1 opgelegde geluidgrenswaarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau komen overeen met de laagste richtwaarden die in de Handreiking, voor een landelijke omgeving, worden genoemd. Er is geen overschrijding van de richtwaarden. Verder zijn de in voorschrift Oprichtingsvergunning Wet milieubeheer, beschikking 26 juli 2005 Melis Fransen V.O.F., Meerheuvelweg ong. te Dreumel, Kad. bekend gemeente Dreumel, sectie G, nr. 357. 18
Inrichtingsnummer 1016
4.3.1.2 opgelegde maximale geluidgrenswaarden niet hoger dan de waarden die hiervoor in de Handreiking als ten hoogste aanvaardbaar worden geacht. Ons inziens zijn de 4.3.1.1 t/m 4.1.3 toereikend zijn om geluidhinder te voorkomen dan wel in voldoende mate te beperken. De bedenking dat de beoordeling van de akoestische situatie onzorgvuldig is geweest omdat een achtergrondgeluidniveaumeting ontbreekt is ongegrond omdat wij niet hebben beoogd hierbij aan te sluiten. e Bijzondere gevoeligheid I&O Logistics Het opslag- en ditributiebedrijf I&O Logistics b.v. is gelegen op een industrieterrein op 597 meter van het dichtst bij het bedrijf gelegen emissiepunt. Tussen de bedrijven is de drukke Van Heemstaweg gelegen. Betreffende de bijzondere gevoeligheid van I&O Logistics b.v. voor geur-, stank-, stofoverlast en besmettingsgevaar overwegen wij dat dit weliswaar een aspecten zijn die in beginsel bij de bescherming van het belang van het milieu moet worden betrokken maar dat deze bijzondere gevoeligheid voortvloeit uit de eigen aard en bedrijfsvoering van I&O Logistics waarmee volgens vaste jurisprudentie in het kader van de Wet milieubeheer geen rekening kan worden gehouden (o.a. AbRvS, 12 augustus 2004, 200405561/2, Zeeland). De bedenking is ongegrond. 5.3.3 CONCLUSIES De bedenkingen dat de burgerwoning aan de Van Heemstraweg 127 en het bedrijf Van Heemstraweg 128c geheel buiten beschouwing zijn gelaten bij de toetsing van individuele en cumulatieve stankhinder zijn gegrond. Paragraaf 4.1.1.3 en 4.1.1.5 van de considerans en bijlage 1 zijn aangepast. De toetsingen leiden er niet toe dat de beschikking moet worden gewijzigd of dat de voorschriften welke worden verbonden aan de vergunning moeten worden gewijzigd en/of aangevuld. De overige bedenkingen zijn ongegrond. 5.4 Veranderingen t.o.v. ontwerpbeschikking. Naar aanleiding van de bedenkingen zijn paragraaf 4.1.1.3 en 4.1.1.5 van de considerans en bijlage1 zijn aangepast, zie paragraaf 5.3.3. Naar aanleiding van jurisprudentie (AbRvS, 12 januari 2005, 200402554/1, West Maas en Waal) zijn de paragrafen 4.2 en 4.3 uit de ontwerpbeschikking vervangen door parargraaf 4.10 van de considerans van deze beschikking en is bijlage 5 toegevoegd. Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Als gevolg hiervan is paragraaf 2.1 van de considerans aangepast. Door wijziging van artikel 8.7 van de Wet milieubeheer is paragraaf 2.2 van de considerans aangepast. De PGS 15 is in plaats getreden van o.a. de CPR 15-1. Als gevolg hiervan is voorschrift 3.9.3 en de bijlage 8 aangepast. Het telefoonnummer in voorschrift 1.6.3 is vervangen door het juiste telefoonnummer. Bijlage 7 (bijlage IV genoemd in voorschrift 1.2.2 en 1.2.3 verbonden aan de ontwerpbeschikking) ontbrak geheel aan het ontwerpbesluit en is aan deze beschikking toegevoegd. Als gevolg van bovenstaande aanpassingen zijn verschillende paragrafen en bijlagen omgenummerd. 6. OVERIGE REGELS EN WETTEN Het verlenen van deze vergunning houdt niet in dat hiermee is voldaan aan de bepalingen die in andere wetten, verordeningen enz. (zoals bijvoorbeeld Woningwet, Bouwverordening, bestemmingsplan of besluiten ingevolge de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren) zijn gesteld dan wel op grond hiervan worden voorgeschreven. Naast de onderhavige vergunning gelden voor de inrichting algemene regels op basis van artikel 8.44 van de Wet milieubeheer, dan wel krachtens de in artikel 13.1, tweede lid van de Wet milieubeheer genoemde wetten. Oprichtingsvergunning Wet milieubeheer, beschikking 26 juli 2005 Melis Fransen V.O.F., Meerheuvelweg ong. te Dreumel, Kad. bekend gemeente Dreumel, sectie G, nr. 357. 19
Inrichtingsnummer 1016
In deze vergunning is ervoor gezorgd dat er geen strijdigheid ontstaat tussen de in deze vergunning genoemde voorschriften en de hiervoor genoemde algemene regels, welke hieronder nader zullen worden toegelicht. 6.1 Besluit broeikasgassen Wms 2003 Dit besluit is van toepassing op de productie, het voorhanden hebben en het gebruik van onvolledig met fluor gehalogeneerde koolwaterstofverbindingen met maximaal twee koolstofatomen (HFK’s). Deze stoffen hebben geen ozonlaagafbrekende werking en vallen niet onder de Verordening (EG) nr. 2037/2000 betreffende de ozonlaagafbrekende stoffen. Echter HFK’s zijn broeikasgassen en hebben als zodanig anderszins een nadelige invloed op het klimaat. Daarom is het Besluit broeikasgassen Wms 2003 opgesteld. Dit besluit stelt in artikel 1, tweede lid, dat de Regeling lekdichtheidsvoorschriften koelinstallaties ook van toepassing is op installaties met HFK’s om lekkage van deze stoffen uit apparatuur te voorkomen of tot een minimum te beperken. Binnen de inrichting zijn de volgende koelinstallaties met HFK’s als koudemiddel aanwezig: Installatie Koelinstallatie
Vermogen (Watt) 1.500
Koudemiddel 0,15 kg R134a
Te koelen ruimte kadaverkoeling
6.2 Regeling lekdichtheidvoorschriften koelinstallaties 1997 (RLK) Aan het Besluit broeikasgassen Wms 2003 is een Regeling lekdichtheidvoorschriften koelinstallaties (RLK) gekoppeld, waarin voor koelinstallaties een onderhouds- en registratieverplichting is opgenomen. Voor koelinstallaties met een totale hoeveelheid koudemiddelvulling van minder dan 3 kilogram gelden kort samengevat de volgende eisen: − reparatie en eventueel onderhoud van de koelinstallaties moeten worden uitgevoerd door STEKerkende installateurs (Stichting Erkenningsregeling voor de uitoefening van het Koeltechnisch installatiebedrijf); − op een goed toegankelijke plaats dient een instructiekaart aanwezig te zijn. 7. VERHOUDING AANVRAAG-VERGUNNING De aanvraag omvat de volgende documenten: a. Aanvraag ingekomen 10 mei 2004: Ingevuld formulier Wet milieubeheer Agrarische sector Aanvraag vergunning, pag. 1 t/m 16, van Melis Fransen VOF, gedateerd 27 april 2004, met bijlage “Bijlage bij brief 19 maart 2004, kenmerk M1016/JW: Toetsing cumulatie van stankhinder” en plattegrondtekening WM.4 gedateerd 27 april 2004; b. Aanvulling op de aanvraag van 10 mei 2004: Ingevuld formulier Wet milieubeheer Agrarische sector Aanvraag vergunning, pag. 1, 2, 5, 10, 12, 14 en de rapportage van een akoestisch onderzoek van bureau db/a rapportnr. 7080/1 gedateerd 3 augustus 2004. De volgende onderdelen van de aanvraag maken deel uit van de vergunning: Aanvraag ingekomen 10 mei 2004: Ingevuld formulier Wet milieubeheer Agrarische sector Aanvraag vergunning, pag. 3, 4, 6 t/m 9, 11, 13, 15, 16 van Melis Fransen VOF, gedateerd 27 april 2004, met plattegrondtekening WM.4 gedateerd 27 april 2004; Aanvulling op de aanvraag van 10 mei 2004: Ingevuld formulier Wet milieubeheer Agrarische sector Aanvraag vergunning, pag. 1, 2, 5, 10, 12, 14, en de rapportage van een akoestisch onderzoek van bureau db/a rapportnr. 7080/1 gedateerd 3 augustus 2004.
Oprichtingsvergunning Wet milieubeheer, beschikking 26 juli 2005 Melis Fransen V.O.F., Meerheuvelweg ong. te Dreumel, Kad. bekend gemeente Dreumel, sectie G, nr. 357. 20
Inrichtingsnummer 1016
8. CONCLUSIES Op grond van bovenstaande overwegingen volgt dat de gevraagde vergunning onder voorschriften ter bescherming van het milieu kan worden verleend. 9.
BESCHIKKING
9.1
Algemeen
Besluit: I. De door Melis Fransen V.O.F. gevraagde vergunning verlenen. II. De volgende onderdelen van de aanvraag maken deel uit van de vergunning: Aanvraag ingekomen 10 mei 2004: Ingevuld formulier Wet milieubeheer Agrarische sector Aanvraag vergunning, pag. 3, 4, 6 t/m 9, 11, 13, 15, 16 van Melis Fransen VOF, gedateerd 27 april 2004, met plattegrondtekening WM.4 gedateerd 27 april 2004; Aanvulling op de aanvraag van 10 mei 2004: Ingevuld formulier Wet milieubeheer Agrarische sector Aanvraag vergunning, pag. 1, 2, 5, 10, 12, 14, en de rapportage van een akoestisch onderzoek van bureau db/a rapportnr. 7080/1 gedateerd 3 augustus 2004. III. Ter bescherming van het milieu voorschriften aan de vergunning verbinden. IV. De voorschriften opgenomen in paragraaf “1.3 Nazorg” blijven 5 jaar nadat de vergunning haar gelding heeft verloren van kracht. V. De beschikking t.o.v. de ontwerpbeschikking te wijzigen betreffende de overwegingen en de bijlage waarnaar verwezen wordt. 9.2
Ondertekening
Beneden-Leeuwen, 26 juli 2005 BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN WEST MAAS EN WAAL, De loco-secretaris, De burgemeester,
F.J.M. Bouwens
Th. A.M. Steenkamp
Oprichtingsvergunning Wet milieubeheer, beschikking 26 juli 2005 Melis Fransen V.O.F., Meerheuvelweg ong. te Dreumel, Kad. bekend gemeente Dreumel, sectie G, nr. 357. 21
Inrichtingsnummer 1016
10.
VERZENDING
Verzonden op: 27 juli 2005 Een exemplaar van dit besluit is gezonden aan: a. aanvrager; b. Driessen advocatuur, mr. C.J. Driessen, Leuvert 13, 5437 AG BEERS; c. Ad Hoogeveen Caravans b.v., Van Heemstraweg 128a, 6621 KL DREUMEL; d. de heer A.J.M. van den Bos, KAVELWEG 4, 6621 KR DREUMEL; e. mevrouw H.A. van den Bos-Hoogstraten, KAVELWEG 4, 6621 KR DREUMEL; f. Garagebedrijf v. Zonsbeek, Lageweg 14, 6621 BS DREUMEL; g. Gervalin Dakbedekkingen en de heer A. T. M. Gerritsen, Van Heemstraweg, 6620 AB DREUMEL. 11. GELDIGHEID VAN DE VERGUNNING De verleende vergunning geldt voor een ieder die de inrichting drijft. Deze draagt er zorg voor dat de aan de vergunning verbonden voorschriften worden nageleefd. Deze vergunning treedt niet inwerking voordat de betrokken bouwvergunningen zijn verleend. Deze vergunning vervalt, indien (een gedeelte van) de inrichting niet binnen drie jaar nadat de vergunning onherroepelijk is geworden, is voltooid en in werking is gebracht. 12. BEKENDMAKING EN TERINZAGELEGGING Op 5 augustus 2005 wordt deze beschikking bekend gemaakt en wordt vanaf die dag gedurende zes weken ter inzage gelegd. 13.
BEROEP EN VOORLOPIGE VOORZIENING
13.1 Beroep Beroep tegen dit besluit kan worden ingesteld door: − degenen die bedenkingen hebben ingebracht tegen het ontwerp van het besluit; − de adviseurs die gebruik hebben gemaakt van de gelegenheid advies uit te brengen over het ontwerp van het besluit; − belanghebbende aan wie redelijkerwijs niet kan worden verweten geen bedenkingen te hebben ingediend tegen het ontwerp van het besluit; − degenen die bedenkingen hebben tegen de wijzigingen die zijn aangebracht ten opzichte van het ontwerpbesluit. Degene die beroep instelt moet een beroepsschrift indienen bij de Afdelingbestuursrechtspraak van de Raad van State. De termijn voor het indienen van het beroepsschrift bedraagt zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop deze beschikking bekend is gemaakt. − − − − −
de naam en het adres van de indiener; de dagtekening (de datum waarop het beroepsschrift is geschreven); een omschrijving van het besluit waartegen het beroep is gericht, zo mogelijk dient een kopie van het bestreden besluit bijgevoegd te worden, de gronden (redenen) waarop het beroepschrift rust, de handtekening van de indiener.
Het beroepschrift dient te worden gericht aan: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Postbus 20019, 2500 EA, Den Haag. De indiener van het beroepschrift is griffierecht verschuldigd.
Oprichtingsvergunning Wet milieubeheer, beschikking 26 juli 2005 Melis Fransen V.O.F., Meerheuvelweg ong. te Dreumel, Kad. bekend gemeente Dreumel, sectie G, nr. 357. 22
Inrichtingsnummer 1016
13.2 Voorlopige voorziening Het instellen van beroep schort de werking van deze beschikking niet op. Degene die beroep heeft ingesteld kan het inwerking treden van deze beschikking tegen gaan door de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te verzoeken een voorlopige voorziening te treffen. Een voorlopige voorziening kan worden getroffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen dat vereist. Het verzoekschrift moet ten minste bevatten: − de naam en het adres van de verzoeker; − de dagtekening (de datum waarop het verzoekschrift is geschreven); − het beroepsschrift waarbij het verzoek om voorlopige voorziening hoort; − de reden waarom het verzoek voldoet aan de voorwaarde ´onverwijlde spoed´; − de handtekening van de verzoeker. Het beroepschrift dient te worden gericht aan: Raad van State, t.a.v. de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak, Postbus 20019, 2500 EA, Den Haag. De verzoeker is griffierecht verschuldigd. 13.3 Informatie beroep en voorlopige voorziening Nadere informatie over beroep en voorlopige voorziening, bijvoorbeeld de hoogte van het griffierecht en de wijze van betalen, wordt door de Raad van State verstrekt. Veel informatie is te vinden op de website: www.raadvanstate.nl. De publieksvoorlichting van de afdeling Communicatie en Externe betrekkingen is bereikbaar op telefoonnummer 070 – 426 42 51 of 070 – 426 46 43. De brochure “In beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State” geeft ruime en overzichtelijke informatie over beroep en voorlopige voorziening. Deze brochure is te bestellen via de website www.raadvanstate.nl of bij de publieksvoorlichting.
Oprichtingsvergunning Wet milieubeheer, beschikking 26 juli 2005 Melis Fransen V.O.F., Meerheuvelweg ong. te Dreumel, Kad. bekend gemeente Dreumel, sectie G, nr. 357. 23
Inrichtingsnummer 1016
BIJLAGE 1
CUMULATIEBEREKENING
Categorie I-object Lageweg 2a Dreumel (158454,429479) Adres
Stal
Coördinaten (X,Y)
n
r stank
Afstand
N
n/N
n/N gec.
Bemerdweg 3
1
159053
430140
9
100
892
11043
0,001
0,000
Bemerdweg 3
2
159016
430103
10
100
840
9861
0,001
0,000
Bemerdweg 3
3
159041
430122
110
100
871
10551
0,010
0,000
Bemerdweg 3
4
159061
430125
390
161
886
10914
0,036
0,000
Hogeweg 26a
1
158344
429899
130
100
434
2851
0,046
0,046
Hogeweg 26a
2
158422
429884
250
130
407
2521
0,099
0,099
3
Hogeweg 26a
158337
429916
20
100
453
3085
0,006
0,006
Kavelweg 6
A
159375
429128
279
137
985
13308
0,021
0,000
Kavelweg 6
B
159424
429127
688
211
0,000
0,000
Lageweg 11
Inrichting
158350
429538
62
100
120
254
0,244
0,244
158846
430137
250
130
766
8292
0,030
0,030
Lageweg 28
7
1032 A > 1000
Lageweg 28
2,3
158812
430154
889
239
764
8255
0,108
0,108
Meerheuvelweg 1
schapen
158698
428815
7
100
708
7145
0,001
0,000
159027
429160
887
239
656
6192
0,143
0,143
158364
428620
8
100
864
10392
0,001
0,000
158913
430072
50
100
750
7967
0,006
0,000
0,753
0,676
Meerheuvelweg ong MF Nieuwstraat 25
1 Schapen-
Van Heemstraweg 128
5
Som relatieve bijdrage
Categorie I-object Lageweg 4 Dreumel (158527,429585) Adres
Stal
Coördinaten (X,Y)
n
r stank
Afstand
N
n/N
n/N gec.
Bemerdweg 3
1
159053
430140
9
100
765
8277
0,001
0,001
Bemerdweg 3
2
159016
430103
10
100
713
7247
0,001
0,001
Bemerdweg 3
3
159041
430122
110
100
744
7849
0,014
0,014
Bemerdweg 3
4
159061
430125
390
161
760
8171
0,048
0,048
159490
429553
96
100
964
12773
0,008
0,000
Bergweg 1
1,2,3,4
Hogeweg 26a
1
158344
429899
130
100
363
2038
0,064
0,064
Hogeweg 26a
2
158422
429884
250
130
317
1580
0,158
0,158
Hogeweg 26a
3
158337
429916
20
100
382
2237
0,009
0,009
Kavelweg 6
A
159375
429128
279
137
963
12767
0,022
0,022
Kavelweg 6
B
159424
429127
688
211
1008
13902
0,049
0,049
Lageweg 11
Inrichting
158350
429538
62
100
183
559
0,111
0,111
Lageweg 28
158846
430137
250
130
638
5880
0,043
0,043
Lageweg 28
2,3
7
158812
430154
889
239
637
5859
0,152
0,152
Meerheuvelweg 1
schapen
158698
428815
7
100
789
8772
0,001
0,000
159027
429160
887
239
657
6212
0,143
0,143
158364
428620
8
100
978
13144
0,001
0,000
158913
430072
50
100
622
5604
0,009
0,000
0,832
0,814
Meerheuvelweg ong MF Nieuwstraat 25 Van Heemstraweg 128
1 Schapen5
Som relatieve bijdrage
Oprichtingsvergunning Wet milieubeheer, beschikking 26 juli 2005 Melis Fransen V.O.F., Meerheuvelweg ong. te Dreumel, Kad. bekend gemeente Dreumel, sectie G, nr. 357. 24
Inrichtingsnummer 1016
Categorie I-object Lageweg 6 Dreumel (158528,429626) Adres
Stal
Coördinaten (X,Y)
n
r stank
Afstand
N
n/N
n/N gec.
Bemerdweg 3
1
159053
430140
9
100
734
7663
0,001
0,001
Bemerdweg 3
2
159016
430103
10
100
682
6671
0,002
0,002
Bemerdweg 3
3
159041
430122
110
100
713
7253
0,015
0,015
Bemerdweg 3
4
159061
430125
390
161
730
7573
0,051
0,051
Bergweg 1
1
159490
429553
96
100
964
12789
0,008
0,000
Hogeweg 26a
1
158344
429899
130
100
329
1691
0,077
0,077
Hogeweg 26a
2
158422
429884
250
130
279
1241
0,201
0,201
Hogeweg 26a
3
158337
429916
20
100
347
1872
0,011
0,011
Kavelweg 6
A
159375
429128
279
137
982
13244
0,021
0,000
Lageweg 11
Inrichting
158350
429538
62
100
199
656
0,094
0,094
158846
430137
250
130
602
5264
0,047
0,047
Lageweg 28
7
Lageweg 28
2,3
158812
430154
889
239
599
5226
0,170
0,170
Meerheuvelweg 1
schapen
158698
428815
7
100
829
9632
0,001
0,000
Meerheuvelweg ong MF
1
159027
429160
887
239
683
6690
0,133
0,133
Van Heemstraweg 128
5
158913
430072
50
100
589
5058
0,010
0,000
0,842
0,803
Som relatieve bijdrage
Categorie I-object Magrietstraat 10a Dreumel (158631,429178) Adres
Stal
Bergweg 1
1,2,3,4
Coördinaten (X,Y)
n
r stank
Afstand
N
n/N
n/N gec.
159490
429553
96
100
937
12124
0,008
0,000
Dalenweg 3
1
159489
428896
386
160
904
11315
0,034
0,000
Hogeweg 26a
1
158344
429899
130
100
776
8490
0,015
0,015
Hogeweg 26a
2
158422
429884
250
130
736
7700
0,032
0,032
Hogeweg 26a
3
158337
429916
20
100
794
8879
0,002
0,002
Kavelweg 6
A
159375
429128
279
137
746
7884
0,035
0,035
Kavelweg 6
B
159424
429127
688
211
795
8900
0,077
0,077
Lageweg 11
Inrichting
158350
429538
62
100
456
3130
0,020
0,000
158846
430137
250
130
983
13252
0,019
0,019
Lageweg 28
7
Lageweg 28
2,3
158812
430154
889
239
992
13503
0,066
0,066
Meerheuvelweg 1
schapen
158698
428815
7
100
370
2108
0,003
0,000
159027
429160
887
239
397
2409
0,368
0,368
158364
428620
8
100
619
5549
0,002
0,000
158913
430072
50
100
937
12125
0,004
0,000
0,686
0,615
Meerheuvelweg ong MF Nieuwstraat 25 Van Heemstraweg 128
1 Schapen5
Som relatieve bijdrage
Oprichtingsvergunning Wet milieubeheer, beschikking 26 juli 2005 Melis Fransen V.O.F., Meerheuvelweg ong. te Dreumel, Kad. bekend gemeente Dreumel, sectie G, nr. 357. 25
Inrichtingsnummer 1016
Categorie I-object Magrietstraat 14 Dreumel (158677,429317) Adres
Stal
Coördinaten (X,Y)
n
r stank
Afstand
N
n/N
n/N gec.
Bemerdweg 3
1
159053
430140
9
100
904
11336
0,001
0,000
Bemerdweg 3
2
159016
430103
10
100
856
10216
0,001
0,000
Bemerdweg 3
3
159041
430122
110
100
883
10843
0,010
0,000
Bemerdweg 3
4
159061
430125
390
161
894
11102
0,035
0,000
159490
429553
96
100
846
10007
0,010
0,000
Dalenweg 3
1
159489
428896
386
160
915
11588
0,033
0,000
Hogeweg 26a
1
158344
429899
130
100
670
6447
0,020
0,020
Hogeweg 26a
2
158422
429884
250
130
622
5599
0,045
0,045
Hogeweg 26a
3
158337
429916
20
100
688
6786
0,003
0,003
Bergweg 1
1,2,3,4
Kavelweg 6
A
159375
429128
279
137
723
7442
0,037
0,037
Kavelweg 6
B
159424
429127
688
211
771
8402
0,082
0,082
Lageweg 11
Inrichting
158350
429538
62
100
394
2378
0,026
0,000
158846
430137
250
130
837
9797
0,026
0,026
Lageweg 28
7
Lageweg 28
2,3
158812
430154
889
239
847
10031
0,089
0,089
Meerheuvelweg 1
schapen
158698
428815
7
100
503
3763
0,002
0,000
159027
429160
887
239
384
2266
0,391
0,391
158364
428620
8
100
764
8260
0,001
0,000
158913
430072
50
100
791
8805
0,006
0,000
0,817
0,693
Meerheuvelweg ong MF Nieuwstraat 25
1 Schapen-
Van Heemstraweg 128
5
Som relatieve bijdrage
Categorie II-object Van Heemstaweg 128c Dreumel (158752,429767) Adres
Stal
Coördinaten (X,Y)
n
r stank
Afstand
N
n/N
n/N gec.
Bemerdweg 3
1
159053
430140
9
100
479
5001
0,002
0,002
Bemerdweg 3
2
159016
430103
10
100
427
3998
0,003
0,003
Bemerdweg 3
3
159041
430122
110
100
458
4572
0,024
0,024
Bemerdweg 3
4
159061
430125
390
129
473
4873
0,080
0,080
159490
429553
96
100
768
12573
0,008
0,000
Bergweg 1
1,2,3,4
Hogeweg 15 Hogeweg 15
1 hooiberg
158235
430091
10
100
610
8027
0,001
0,000
158252
430106
3
100
604
7873
0,000
0,000
Hogeweg 26a
1
158344
429899
130
100
429
4035
0,032
0,032
Hogeweg 26a
2
158422
429884
250
104
351
2717
0,092
0,092
Hogeweg 26a
3
158337
429916
20
100
441
4259
0,005
0,005
158350
429538
62
100
463
4672
0,013
0,000
158846
430137
250
104
382
3207
0,078
0,078
158812
430154
889
194
392
3372
0,264
0,264
Lageweg 11
Inrichting
Lageweg 28 Lageweg 28
7 2,3
Meerheuvelweg ong MF
1
159027
429160
887
193
666
9537
0,093
0,093
Van Heemstraweg 128
5
158913
430072
50
100
345
2628
0,019
0,000
0,714
0,672
Som relatieve bijdrage
Oprichtingsvergunning Wet milieubeheer, beschikking 26 juli 2005 Melis Fransen V.O.F., Meerheuvelweg ong. te Dreumel, Kad. bekend gemeente Dreumel, sectie G, nr. 357. 26
Inrichtingsnummer 1016
Categorie III-object Kavelweg 2 Dreumel (159255,429265) Adres
Stal
Bergweg 1
1,2,3,4
Dalenweg 3
Coördinaten (X,Y)
1
n
r stank
Afstand
N
n/N
n/N gec.
159490
429553
96
50
372
9184
0,010
0,000
159489
428896
386
89
437
13116
0,029
0,000
Kavelweg 6
A
159375
429128
279
76
182
1898
0,147
0,147
Kavelweg 6
B
159424
429127
688
115
218
2835
0,243
0,243
159027
429160
887
129
251
3861
0,230
0,230
158364
428620
8
50
1100 A > 520
0,000
0,000
158913
430072
50
50
877 A > 520
0,000
0,000
0,659
0,619
Meerheuvelweg ong MF Nieuwstraat 25
1 Schapen-
Van Heemstraweg 128
5
Som relatieve bijdrage
Categorie III-object Kavelweg 4 Dreumel (159299,429201) Adres
Stal
Bergweg 1
1,2,3,4
Dalenweg 3
Coördinaten (X,Y)
1
n
r stank
Afstand
N
n/N
n/N gec.
159490
429553
96
50
401
10835
0,009
0,000
159489
428896
386
89
359
8523
0,045
0,000
Kavelweg 6
A
159375
429128
279
76
105
567
0,492
0,492
Kavelweg 6
B
159424
429127
688
115
145
1158
0,594
0,594
159027
429160
887
129
275
4718
0,188
0,188
1,328
1,274
Meerheuvelweg ong MF
1
Som relatieve bijdrage
Categorie III-object Van Heemstaweg 127 Dreumel (158797,429664) Adres
Stal
Coördinaten (X,Y)
n
r stank
Afstand
N
n/N
n/N gec.
Bemerdweg 3
2
159016
430103
10
50
490
16921
0,001
0,000
Bemerdweg 3
3
159041
430122
110
50
519
19154
0,006
0,000
Hogeweg 26a
1
158344
429899
130
54
510
18464
0,007
0,000
Hogeweg 26a
2
158422
429884
250
73
435
12977
0,019
0,000
3
158337
429916
20
50
524
19613
0,001
0,000
158350
429538
62
50
464
15002
0,004
0,000
158846
430137
250
73
475
15784
0,016
0,016
158812
430154
889
129
490
16880
0,053
0,053
0,423
0,382
Hogeweg 26a Lageweg 11
Inrichting
Lageweg 28 Lageweg 28
7 2,3
Som relatieve bijdrage
Oprichtingsvergunning Wet milieubeheer, beschikking 26 juli 2005 Melis Fransen V.O.F., Meerheuvelweg ong. te Dreumel, Kad. bekend gemeente Dreumel, sectie G, nr. 357. 27
Inrichtingsnummer 1016
Categorie IV-object Meerheuvelweg 3 Dreumel (159215,429024) Adres
Stal
Dalenweg 3
Coördinaten (X,Y) 1
n
r stank
Afstand
N
n/N
n/N gec.
159489
428896
386
50
303
12730
0,030
0,000
Kavelweg 6
A
159375
429128
279
50
191
5091
0,055
0,055
Kavelweg 6
B
159424
429127
688
65
234
7620
0,090
0,090
159027
429160
887
79
231
7463
0,119
0,119
0,294
0,264
Meerheuvelweg ong MF
1
Som relatieve bijdrage n r stank Afstand A > 1000
= = = =
N n/N n/N gec.
= = =
het aantal vergunde/aangevraagde mestvarkeneenheden [mve]. de straal van de stankcirkel van de desbetreffende stal of inrichting uitgedrukt in meters. de afstand tussen het middelpunt van desbetreffende stal of het emissie zwaartepunt van de inrichting. (bij categorie I-objecten) de afstand tussen het middelpunt van desbetreffende stal of het emissie zwaartepunt van de inrichting is groter dan 1000 meter. Voor categrie II-, III- en IV objecten respectievelijk groter dan 850, 520 en 350 meter. het maximum aantal dieren dat gelet op afstand, de omgevingscategorie en de afstandsgrafiek gehouden mag worden [mve]. het quotiënt van n en N, de relatieve bijdrage van de desbetreffende stal of inrichting aan de cumulatie van stankhinder. de gecorrigeerde relatieve bijdrage aan stankhinder; indien de bijdrage van een inrichting kleiner is dan 0,05 wordt deze verwaarloosbaar geacht en buitenbeschouwing gelaten. Ook de bijdrage van de eigen inrichting op stankgevoelige objecten wordt buiten beschouwing gelaten.
Voor de bepaling van de afstanden is gebruik gemaakt van het nationale, rechthoekige coördinatensysteem van de Rijksdriehoeksmeting. De coördinaten zijn uitgedrukt in meters.
Oprichtingsvergunning Wet milieubeheer, beschikking 26 juli 2005 Melis Fransen V.O.F., Meerheuvelweg ong. te Dreumel, Kad. bekend gemeente Dreumel, sectie G, nr. 357. 28
Inrichtingsnummer 1016
BIJLAGE 2
STANKCIRKELS CATEGORIE III-OMGEVING
Oprichtingsvergunning Wet milieubeheer, beschikking 26 juli 2005 Melis Fransen V.O.F., Meerheuvelweg ong. te Dreumel, Kad. bekend gemeente Dreumel, sectie G, nr. 357. 29
Inrichtingsnummer 1016
Oprichtingsvergunning Wet milieubeheer, beschikking 26 juli 2005 Melis Fransen V.O.F., Meerheuvelweg ong. te Dreumel, Kad. bekend gemeente Dreumel, sectie G, nr. 357. 30
Inrichtingsnummer 1016
BIJLAGE 3 BEOORDELING EMISSIEARME STALSYSTEMEN STAL VOOR 15.300 SCHARRELLEGKIPPEN, NIEUWBOUW SCHARRELSTAL IN TWEE OF MEER VERDIEPINGEN ( E 2.12 Rav) Beoordeling ammoniakemissie Stalonderdeel Aantal verdiepingen Vloeruitvoering begane grond Vloeruitvoering verdiepingen Stallengte binnenwerks
Principe van NH3-emissiebeperking is gebaseerd op het regelmatig verwijderen van de mest en de droging van het strooisel in de strooiselruimte van de bovenste verdieping door de warmte van de onderste. Uitvoeringseis (1,2) Voorgestelde uitvoering Akkoord Twee of meer verdiepingen Ja Beton Ja Warmtegeleidende vloer Variabel
Stalbreedte binnenwerks Netto staloppervlak
Variabel Variabel
Aantal dieren
Variabel
Bezetting Oppervlakte strooiselvloer
Maximaal 9 dieren per m2 netto staloppervlak Variabel
Aandeel strooiselvloer
Minimaal 33%
Hoogte roostervloer Zitstokken Totaal roosteroppervlak
Maximaal 500 mm op de overgang tussen strooisel- en roostervloer Zitstokken boven roostervloer Variabel
Aandeel roostervloer
Minimaal 50 % en maximaal 66%
Mestbanden Mest-afdraai frequentie
Onder alle roosters Twee maal per week automatisch volledig afgedraaid met automatische registratie Kortdurende opslag (maximaal twee weken in afgedekte container) 0,065 kg NH3 per dierplaats per jaar
Mestopslag Emissiefactor (Rav)
EMISSIEARM
Ja Begane grond: meter Verdieping: meter meter Begane grond: m2 Verdieping: m2 Begane grond: Verdieping: Begane grond: per m2 Verdieping: per m2 Begane grond: m2 Verdieping: m2 Begane grond: % Verdieping: %
Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja
Begane grond: m2 Verdieping: m2 Begane grond: % Verdieping: %
Ja Ja Ja, mits 1
Ja, mits 1 Ja
ADVIES
DE GEMEENTE WORDT GEADVISEERD:
Technisch (de nummers verwijzen naar de kolom ‘akkoord’)
Van de aanvrager te verlangen dat: 1. de mest op de mestbanden elke 7 dagen minimaal twee maal wordt afgedraaid naar de opslagcontainer welke, zodra deze vol is, direct van de inrichting wordt afgevoerd. Van de afdraaifrequentie dient een registratie bijgehouden te worden, waarin de waarden van minimaal twee maanden geleden opvraagbaar zijn.
Controle / handhaving
Een bouwcontrole uit te voeren op basis van de detailtekeningen en deze tabel.
1
Scharrelstal in twee verdiepingen met mestbanden onder de roosters, Praktijkonderzoek Veehouderij, december 2001, Rav nummer E 2.12. 2 Voor de oppervlakte cq. bezettingsnormen zie TES-info Pluimveehouderij, februari 1999, jaargang 4, nummer 1. Oprichtingsvergunning Wet milieubeheer, beschikking 26 juli 2005 Melis Fransen V.O.F., Meerheuvelweg ong. te Dreumel, Kad. bekend gemeente Dreumel, sectie G, nr. 357. 31
Inrichtingsnummer 1016
BIJLAGE 4 CHECKLIST INDICATIE OMVANG AFVAL EN EMISSIES Aandachtsveld (indien van toepassing)
Punten per aandachtsveld
1. Bedrijfsafval (niet-gevaarlijk)1
21
4 punten per ton bedrijfsafval per jaar 2. Gevaarlijk afval2 punten per ton gevaarlijk afval per jaar
40
3. Emissies naar water Voor wat betreft de emissies naar water zal primair moeten worden gekeken naar de vraag of het bedrijf naar verwachting zal voldoen aan de bestaande richtlijnen zoals bijvoorbeeld de bestaande CUWVO-richtlijnen. Een meer kwantitatieve benadering is als volgt: - 1 punt per €22,50 aan kosten per jaar voor lozingsheffing/rioolrechten (ex BTW) - 1.000 punten als sprake is van lozingen van zogenaamde 'zwarte lijst' stoffen 4. Waterverbruik - leidingwater: 20 punten per 1000 m3 per jaar - grondwater: 10 punten per 1000 m3 per jaar - oppervlaktewater: wordt buiten beschouwing gelaten 5. Emissies naar lucht
3
27
Voor wat betreft emissies naar lucht zal primair moeten worden gekeken naar de vraag of het bedrijf naar verwachting zal voldoen aan de bestaande richtlijnen (zoals de Ner), besluiten (zoals het oplosmiddelenbesluit).
51
Totaal Toelichting en opmerkingen 1
Ad bedrijfsafval (niet gevaarlijk) - Tel ook het afval mee dat voor recycling wordt aangeboden. - Tel ook zuiveringsslib mee (voor zover het om niet-gevaarlijk afval gaat). - Bij het toepassen van de checklist voor afvalverwerkende bedrijven (waar doorgaans de provincie als bevoegd gezag optreedt) kan desgewenst allen worden gelet op de afvalstromen die binnen de inrichting zelf ontstaan. - Indien hoeveelheid niet in tonnages bekend is maar in m3 dan omrekenen: - huishoudelijk afval en kantine-afval dichtheid 200 kg/ m3; - papier- en kartonafval dichtheid 130 kg/ m3 (variërend van 80 (veel karton) tot 200 (veel compact papier) kg/ m3); - glasafval dichtheid 300 kg/ m3; - blikafval dichtheid 40 (niet geperst) tot 200 (geperst) kg/ m3; - kunstoffolie (niet verdicht) dichtheid 50 kg/ m3; - houtafval (los gestort) dichtheid 200-400 kg/ m3; - beton- en cementpuin dichtheid 1.500 kg/ m3. 2 Ad gevaarlijk afval - Tel ook zuiveringsslib mee (voor zover het om gevaarlijk afval gaat). - Bij het toepassen van de checklist voor afvalverwerkende bedrijven (waar doorgaans de provincie als bevoegd gezag optreedt) kan desgewenst alleen worden gelet op de afvalstromen die binnen de inrichting zelf ontstaan.
Oprichtingsvergunning Wet milieubeheer, beschikking 26 juli 2005 Melis Fransen V.O.F., Meerheuvelweg ong. te Dreumel, Kad. bekend gemeente Dreumel, sectie G, nr. 357. 32
Inrichtingsnummer 1016
BIJLAGE 5
BEREKENING BELEIDSREGELS SALDERINGSMETHODE AMMONIAKDEPOSITIE NATUURGEBIED WAAL GEMEENTE WEST MAAS EN WAAL
Beschikking/aanvraag Inrichting Ruivertweg 1, Dreumel Zijvond 2, Dreumel Lageweg ong., Dreumel Nieuweweg 11, Wamel Viaductstraat 113, Wamel Totaal Saldo (toename-afname)
Toename ammoniak depositie
Afname ammoniak depositie
[mol potentieel zuur per hectare per jaar]
1,1 20,9 19,7 0,3 42,0
Oprichtingsvergunning Wet milieubeheer, beschikking 26 juli 2005 Melis Fransen V.O.F., Meerheuvelweg ong. te Dreumel, Kad. bekend gemeente Dreumel, sectie G, nr. 357. 33
369,0 369,0 - 327,0
Inrichtingsnummer 1016
BIJLAGE 6
VOORSCHRIFTEN
INHOUDSOPGAVE 1. 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 2. 2.1 3. 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9 3.10 3.11 3.12 4. 4.1 4.2 4.3
ALGEMEEN ........................................................................................................................................ 25 Brandveiligheid .................................................................................................................................... 25 Landschappelijke inpasbaarheid .......................................................................................................... 25 Nazorg................................................................................................................................................... 25 Gedragsvoorschriften ........................................................................................................................... 26 Bewaren van documenten .................................................................................................................... 26 Ongewone voorvallen .......................................................................................................................... 26 INPUT................................................................................................................................................... 28 Energie.................................................................................................................................................. 28 BEDRIJFSVOERING.......................................................................................................................... 29 Het houden van pluimvee .................................................................................................................... 29 Behandeling en bewaring van mest ..................................................................................................... 29 Scharrelhuisvesting in twee verdiepingen en mestbanden onder de roosters(beun) .......................... 30 Scharrelsysteem met twee verdiepingen.............................................................................................. 30 Mestbehandeling en opslag.................................................................................................................. 30 Voedersilo............................................................................................................................................. 31 Reinigen/ontsmetten van kadaverplaatsen .......................................................................................... 31 Koel- en/of vriesinstallaties ................................................................................................................. 33 Opslag en werkzaamheden met gevaarlijke stoffen ............................................................................ 33 Werkplaats............................................................................................................................................ 33 Lassen ................................................................................................................................................... 34 Onderhoud en schoonmaak.................................................................................................................. 34 OUTPUT .............................................................................................................................................. 35 Afvalstoffen en afvalwater................................................................................................................... 35 Bodem................................................................................................................................................... 35 Geluid ................................................................................................................................................... 38
Oprichtingsvergunning Wet milieubeheer, beschikking 26 juli 2005 Melis Fransen V.O.F., Meerheuvelweg ong. te Dreumel, Kad. bekend gemeente Dreumel, sectie G, nr. 357. 34
Inrichtingsnummer 1016
1.
ALGEMEEN
1.1
Brandveiligheid
1.1.1 Teneinde een begin van brand effectief te kunnen bestrijden, moeten de op tekening aangegeven brandblusmiddelen aanwezig zijn. 1.1.2 Brandblusmiddelen moeten steeds voor onmiddellijk gebruik beschikbaar zijn en onbelemmerd kunnen worden bereikt. Het onderhoud van draagbare blustoestellen moet overeenkomstig NEN 2559 geschieden. 1.1.3 Brandblusmiddelen moeten jaarlijks worden gecontroleerd en in orde worden bevonden door een instantie die is erkend op basis van de Regeling voor de erkenning van onderhoudsbedrijven kleine blusmiddelen, of een tenminste gelijkwaardige instantie. 1.1.4 Draagbare blustoestellen moeten zijn voorzien van een rijkskeurmerk met rangnummer. 1.2
Landschappelijke inpasbaarheid
1.2.1 Binnen een jaar na het van kracht worden van deze vergunning dient langs alle zijden van de inrichting, met uitzondering van de voorzijde/wegzijde, een groenstrook te worden aangebracht met een minimale breedte van vier meter. 1.2.2 Deze beplanting dient te bestaan uit een opgaande landschappelijke beplanting, bestaande uit boomen struikvormers, voorkomend op bijlage 7. De beplanting dient te bestaan uit minimaal 3 rijen beplanting, met een onderlinge plantafstand minimaal 1,25 m (zowel in de plantrij als loodrecht op de plantrij). 1.2.3 De te gebruiken plantmaterialen dienen aan door het bevoegd gezag gestelde kwaliteitseisen te voldoen; de minimummaten van de plantmaterialen die gebruikt moeten worden zijn opgenomen in bijlage 7. 1.2.4 De beplanting dient goed onderhouden en in stand te worden gehouden. 1.3
Nazorg
1.3.1 Niet meer in gebruik zijnde stallen moeten worden gereinigd. 1.3.2 Bij de niet meer in gebruik zijnde koel- en vriesinstallaties, dient het koelmiddel te worden verwijderd conform het Besluit inzake stoffen die de ozonlaag aantasten. 1.3.3 Voedersilo’s welke niet meer in gebruik zijn, moeten worden geledigd en gereinigd. 1.4
Gedragsvoorschriften
Oprichtingsvergunning Wet milieubeheer, beschikking 26 juli 2005 Melis Fransen V.O.F., Meerheuvelweg ong. te Dreumel, Kad. bekend gemeente Dreumel, sectie G, nr. 357. 35
Inrichtingsnummer 1016
1.4.1 Degene die de inrichting drijft dient gedragsvoorschriften op te stellen waarin tenminste wordt aangegeven wanneer en op welke wijze de opslagplaats, de emballage voor de genoemde stoffen en de vloer wordt gecontroleerd op lekkages en vloeistofdichtheid. Deze gedragsvoorschriften dienen binnen de inrichting zodanig aanwezig te zijn dat een ieder daarvan op eenvoudige wijze kennis van kan nemen. 1.5
Bewaren van documenten
1.5.1 Onderstaande documenten, of een kopie daarvan, dienen gedurende vijf jaar na dagtekening binnen de inrichting aanwezig te zijn: a. onderhoudscontracten met betrekking tot in de inrichting aanwezige installaties; b. certificaten of bewijzen van: − de installatie van een tank en andere voorzieningen; − onderhoud of keuringen ten behoeve van in de inrichting aanwezige installaties. c. jaarlijkse overzichten van aantallen gehouden dieren per diersoort. d. de veiligheidsinformatiebladen die behoren bij de inrichting aanwezige gevaarlijke stoffen. e. afgiftebewijzen van bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen. 1.6
Ongewone voorvallen
1.6.1 Indien zich binnen de inrichting een voorval voordoet waardoor: a. brand of explosie ontstaat; b. giftige of brandbare stoffen in de omgeving dreigen te geraken; c. niet toegelaten geur- of andere emissies naar de lucht optreden; d. niet toegelaten geluidemissies of trillingen in de omgeving optreden; e. bodem of grondwater verontreinigd (dreigt te) geraken; f. oppervlaktewater verontreinigd (dreigt te) geraken; g. andere bovennormale beïnvloedingen van de omgeving optreden; dient, gelet op artikel 17.1 Wet milieubeheer, hiervan terstond mededeling te worden gedaan aan de afdeling Milieu van de gemeente West Maas en Waal (0487-599500). De mededeling dient onverwijld schriftelijk te worden bevestigd. Eveneens dienen omwonenden en omringende bedrijven, waarvoor bovengenoemde gevolgen van belang zouden kunnen zijn, onverwijld te worden geïnformeerd. 1.6.2 In gevallen zoals genoemd in voorschrift 1.6.1 onder c. en d. dient indien de afdeling Milieu van de gemeente West Maas en Waal op dat moment telefonisch niet bereikbaar is terstond mededeling te worden gedaan via de calamiteitentelefoon van de gemeente west Maas en Waal (06-55774455). 1.6.3 In gevallen zoals genoemd in voorschrift 1.6.1 onder f dient tevens terstond mededeling te worden gedaan aan het Waterschap Rivierenland (0344)649090. 1.6.4 Bij het nemen van de ingevolge artikel 17.1 Wet milieubeheer verplichte maatregelen om de gevolgen van een voorval als bedoeld in dit artikel te voorkomen, dan wel te beperken of ongedaan te maken, dienen instructies van door het bevoegd gezag aangewezen toezichthouders onverwijld te worden opgevolgd. 1.6.5 Oprichtingsvergunning Wet milieubeheer, beschikking 26 juli 2005 Melis Fransen V.O.F., Meerheuvelweg ong. te Dreumel, Kad. bekend gemeente Dreumel, sectie G, nr. 357. 36
Inrichtingsnummer 1016
Zo spoedig mogelijk na een voorval als bedoeld in artikel 17.1 Wet milieubeheer dient aan het bevoegd gezag een rapport te worden gezonden waarin is aangegeven: a. de datum, het tijdstip en de duur van het voorval; b. voor zover relevant de weersomstandigheden tijdens het voorval; c. de samenstelling en grootte van emissies tengevolge het voorval; d. de gevolgen voor de omgeving; e. de getroffen maatregelen met tijdstip daarvan; f. de oorzaken van het voorval; g. de maatregelen welke zijn of zullen worden getroffen om herhaling te voorkomen. Deze gegevens dienen eveneens te worden vastgelegd in een register.
Oprichtingsvergunning Wet milieubeheer, beschikking 26 juli 2005 Melis Fransen V.O.F., Meerheuvelweg ong. te Dreumel, Kad. bekend gemeente Dreumel, sectie G, nr. 357. 37
Inrichtingsnummer 1016
2.
INPUT
2.1
Energie
2.1.1 Het energieverbruik binnen de inrichting dient te worden geregistreerd wat betreft: − het verbruik van propaan in liters op jaarbasis; − elektriciteitsverbruik in kWh op jaarbasis; − het verbruik van (diesel)olie / huisbrandolie in m³ op jaarbasis; − het waterverbruik in m³ op jaarbasis; door de inrichting; deze registratie kan bestaan uit het bewaren van energie-nota's. Deze gegevens dienen tenminste vijf jaar te worden bewaard en op aanvraag van een controlerend ambtenaar te worden overlegd.
Oprichtingsvergunning Wet milieubeheer, beschikking 26 juli 2005 Melis Fransen V.O.F., Meerheuvelweg ong. te Dreumel, Kad. bekend gemeente Dreumel, sectie G, nr. 357. 38
Inrichtingsnummer 1016
3.
BEDRIJFSVOERING
3.1
Het houden van pluimvee
3.1.1 In de inrichting mogen ten hoogste de volgende aantallen dieren aanwezig zijn: 39.900 Legkippen, scharrelstal met twee verdiepingen met mestbanden onder de roosters (tweemaal per week afdraaien) bezetting 9 dieren per m2 3.1.2 Kadavers van dieren mogen niet op het terrein van de inrichting worden begraven. Zij moeten zo spoedig mogelijk uit de inrichting worden verwijderd. Kadavers moeten, in afwachting van afvoer uit de inrichting, worden geborgen in een deugdelijke waterdichte verpakking of in een goed gesloten, speciaal daarvoor bestemd(e) ruimte, vat of kist, welke zich bevindt op het terrein van de inrichting langs de openbare weg, waarop de voorschriften onder 3.8 betrekking hebben. 3.1.3 De houder van de inrichting dient aan een toezichthoudend ambtenaar in het kader van de Wet milieubeheer voor de doelmatige uitoefening van zijn taak de gegevens uit de bedrijfsboekhouding ter inzage te geven welke betrekking hebben over het in de inrichting gehouden aantal dieren over een periode van de afgelopen drie jaren. 3.2
Behandeling en bewaring van mest
3.2.1 De stallen moeten zijn voorzien van een mestdichte vloer danwel van een roostervloer boven mestkelders. 3.2.2 Gedurende de opslagperiode mag de inhoud van de mestopslagplaatsen niet in beweging worden gehouden, behoudens gedurende korte tijd voor het ledigen. 3.2.3 Behalve tijdens het ledigen moeten de pompputten door middel van goed sluitende deksels, luiken of een daaraan gelijkwaardige voorziening gesloten worden gehouden. 3.2.4 Behoudens ter bemesting van grond volgens de normale landbouwpraktijken mag het terrein van de inrichting niet worden bevloeid of op andere wijze van mest of gier worden voorzien. 3.2.5 Bij het verwijderen van mest en gier mag de omgeving niet worden verontreinigd. Transport van dunne mest en gier moet daarom plaatsvinden in volledig gesloten tankwagens. Vaste mest moet worden vervoerd in daarvoor geschikte transportmiddelen, die op correcte wijze zijn beladen.
3.3
Scharrelhuisvesting in twee verdiepingen en mestbanden onder de roosters(beun)
Oprichtingsvergunning Wet milieubeheer, beschikking 26 juli 2005 Melis Fransen V.O.F., Meerheuvelweg ong. te Dreumel, Kad. bekend gemeente Dreumel, sectie G, nr. 357. 39
Inrichtingsnummer 1016
3.3.1 Algemeen Pluimveestal 1 voor het huisvesten van 39.900 legkippen in 2 etages van elk 19.950 dieren dient conform de aanvraag een stalsysteem te hebben met scharrelhuisvesting in twee verdiepingen en met mestbanden onder de roosters. De stal dient conform de bij de vergunning behorende tekening en bijlage te worden uitgevoerd, tenzij anders in de voorschriften staat aangegeven. De voorschriften van dit hoofdstuk hebben betrekking op de stal die volgens dit stalsysteem worden uitgevoerd. 3.3.2 De mestbanden moeten zodanig worden gedimensioneerd, geïnstalleerd en onderhouden dat te allen tijde de goede werking ervan is gewaarborgd. 3.4
Scharrelsysteem met twee verdiepingen
3.4.1 De onderste vloer van de stal moet zijn uitgevoerd van beton en tussen de verdiepingen dient een warmtegeleidende vloer te zijn aangebracht. De vloer tussen de verdiepingen moet een maximale warmtegeleiding hebben, maar wel voldoend aan de bouwkundige eisen. 3.4.2 De stal moet uit twee of meer verdiepingen bestaan welke allen afzonderlijk zijn voorzien van een klimaatbeheersingssysteem. 3.4.3 Op het scharrelgedeelte van elke verdieping moet een laag strooisel, met een voldoende vochtopnemend vermogen, van 2 tot 5 cm dikte zijn aangebracht. 3.4.4 Het strooiseloppervlak dient minimaal 33% van het leefoppervlak te bevatten en minimaal 50% van het leefoppervlak dient van rooster te zijn voorzien. 3.4.5 De dierbezetting mag niet meer dan 9 legkippen per m2 leefoppervlak bedragen. 3.4.6 De voer- en watervoorziening en verplichte zitstokken dienen boven de roostervloer (beun) te zijn aangebracht. 3.4.7 Het hoogteverschil op de overgang tussen strooisel en roostervloer mag maximaal 500 mm bedragen. 3.4.8 Onder de roostervloer (beun) van elke verdieping dient een mestband aanwezig te zijn, waarop de mest wordt opgevangen. De mestbanden moeten het gehele roosteroppervlak bestrijken. 3.5
Mestbehandeling en opslag
3.5.1 De vaste mest van het strooiselgedeelte (zogenaamde scharrelruimte) moet na elke legperiode direct van de inrichting worden afgevoerd.
3.5.2 Oprichtingsvergunning Wet milieubeheer, beschikking 26 juli 2005 Melis Fransen V.O.F., Meerheuvelweg ong. te Dreumel, Kad. bekend gemeente Dreumel, sectie G, nr. 357. 40
Inrichtingsnummer 1016
De mest op de mestband moet, tenminste twee maal per week geheel worden verwijderd en overgebracht naar een container die behoudens tijdens het bijstorten van mest gesloten moet zijn. 3.5.3 De afdraaifrequentie van de mestbanden dient automatisch te worden geregistreerd en vastgelegd met hiervoor geschikte apparatuur. De registratie van minimaal twee maanden moet opvraagbaar zijn. 3.5.4 Bij het transport van de mest, bijvoorbeeld met transportbanden, naar de mestopslag mag de omgeving niet worden verontreinigd. Transportbanden dienen, nadat ze de werking is stopgezet, volledig van mest te worden ontdaan. Transportbanden in de buitenlucht moeten zodanig zijn overkapt dat zich hemelwater bij de mest kan voegen. 3.5.5 De bodem en de wanden van de container(s) voor de opslag van mest moeten mestdicht zijn uitgevoerd. Voorkomen moet worden dat zich hemelwater bij de mest kan voegen. 3.5.6 Geheel met mest gevulde containers moeten direct uit de inrichting worden afgevoerd, of gedurende een periode van ten hoogste twee weken op het bedrijfsterrein wordt opgeslagen in een afgedekte container. 3.5.7 Mest- en voerresten alsmede veegvuil uit de stal en de eierverzamelruimte, moeten regelmatig worden verzameld en overgebracht naar de mestcontainer. 3.6
Voedersilo
3.6.1 Het pneumatisch of mechanisch vullen van een voedersilo is verboden tussen 19.00 en 07.00 uur. 3.6.2 Hinderlijke stofverspreiding bij het vullen van een voedersilo moet worden voorkomen door het via de ontluchting ontwijkende stof op doeltreffende wijze op te vangen, bijvoorbeeld met behulp van een doekfilter. 3.6.3 Het vullen van een voedersilo vanuit een transportmiddel mag uitsluitend pneumatisch geschieden. Verbindingen tussen de silo en het aanvoerende transportmiddel moeten stofdicht zijn. 3.6.4 De metalen onderdelen van een voedersilo, alsmede het met een silo in verbinding staande leidingwerk, moeten zijn geaard. Een buitensilo moet tegen blikseminslag zijn beschermd. 3.7
Reinigen/ontsmetten van kadaverplaatsen
3.7.1 Gedragsvoorschriften t.a.v. het reinigen en ontsmetten 3.7.1.1 Het reinigen en ontsmetten van de kadaverbak of de kadaverton dient plaats te vinden boven een kadaverplaats met een maximale oppervlakte van 4 m2 of een daartoe bestemde spoelplaats.
Oprichtingsvergunning Wet milieubeheer, beschikking 26 juli 2005 Melis Fransen V.O.F., Meerheuvelweg ong. te Dreumel, Kad. bekend gemeente Dreumel, sectie G, nr. 357. 41
Inrichtingsnummer 1016
3.7.1.2 Bij het reinigen en ontsmetten van de kadaverplaats, de kadaverbak, de kadaverton, mag de omgeving niet worden verontreinigd. 3.7.2 Constructie van de kadaverplaats 3.7.2.1 De kadaverbak of kadaverton dienen vloeistofdicht te zijn en dienen bestand te zijn tegen de inwerking van het toe te passen ontsmettings- en/of bestrijdingsmiddel. 3.7.2.2 Een kadaverplaats dient te zijn voorzien van een betonnen vloer die aan alle zijden is voorzien van een opstaande rand van beton of metselwerk, met een hoogte en breedte van ten minste 10 cm. 3.7.2.3 Het spoel- en schrobwater afkomstig van de kadaverplaats, verder te noemen het afvalwater, moet via een gesloten leiding kunnen afwateren naar een zo kort mogelijk bij de vloer gelegen, niet van een overstort voorziene opslagruimte of verplaatsbare opvangbak met een inhoud van maximaal 1 m3, dan wel rechtstreeks naar de dichtstbijzijnde en binnen de inrichting gelegen mestkelder. 3.7.2.4 De in voorschriften 3.6.2.2 en 3.6.2.3 bedoelde vloer en leidingen, alsmede de wanden en de vloer van de opslagruimte, de verplaatsbare opvangbak of de mestkelder moeten vloeistofdicht zijn en bestand tegen de inwerking van het toe te passen reinigings- en ontsmettingsmiddel. 3.7.2.5 Een verplaatsbare opvangbak dient zodanig te zijn geconstrueerd dat deze op een doelmatige wijze kan worden vervoerd zonder dat het afvalwater de omgeving (bodem) verontreinigt. 3.7.2.6 Behalve tijdens het ledigen moet de in voorschrift 3.6.2.3 bedoelde opslagruimte of verplaatsbare opvangbak door middel van een verzwaarde en goed sluitende deksel of daaraan gelijkwaardige voorziening gesloten worden gehouden. 3.7.2.7 Behalve tijdens het reinigen en ontsmetten dient de kadaverplaats in zijn geheel met een kadaverkap of met een zodanige voorziening te zijn afgedekt dat zich geen hemelwater in de opslagruimte, de verplaatsbare opvangbak of de mestkelder als bedoeld in voorschrift 3.6.2.3 kan verzamelen. 3.7.3 Verwijderen van het afvalwater 3.7.3.1 Het rechtstreeks lozen van het afvalwater op of in de bodem (puntlozing) is niet toegestaan. 3.7.3.2 Het lozen van het afvalwater op het oppervlaktewater is niet toegestaan. 3.7.3.3 Onverminderd het bepaalde onder 3.6.2.3 is het lozen op de riolering niet toegestaan, met uitzondering van afvalwater enkel bevattende het ontsmettingsmiddel Halamid-D;
Oprichtingsvergunning Wet milieubeheer, beschikking 26 juli 2005 Melis Fransen V.O.F., Meerheuvelweg ong. te Dreumel, Kad. bekend gemeente Dreumel, sectie G, nr. 357. 42
Inrichtingsnummer 1016
3.7.3.4 Het transport van het afvalwater moet geschieden in volledig gesloten tankwagens; 3.7.3.5 Het, middels een van de in voorschrift 3.6.2.3 vermelde voorzieningen, opgevangen afvalwater dient samen met de drijfmest diffuus over het land te worden verspreid. 3.8
Koel- en/of vriesinstallaties
3.8.1 Een koel- en/of vriesinstallatie moet, voor zover hierna niet anders is vermeld, zijn opgesteld en geïnstalleerd overeenkomstig NEN 3380. 3.8.2 Een koel- en/of vriesinstallatie moet altijd bereikbaar zijn voor bediening, inspectie en onderhoud 3.9
Opslag en werkzaamheden met gevaarlijke stoffen
3.9.1 De opslag, overslag, bewerking en verwerking van gevaarlijke stoffen moet geschieden overeenkomstig de aanwijzingen, waarschuwingen en gegevens op de verpakking of het bij de desbetreffende stoffen behorende veiligheidsinformatieblad. 3.9.2 Werkzaamheden met vloeibare of visceuze gevaarlijke stoffen moeten plaatsvinden boven een vloeistofdichte lekbak of een als zodanig uitgevoerde vloeistofdichte vloer. De lekbak respectievelijk vloeistofdichte vloer moet zijn vervaardigd van onbrandbaar en hittebestendig materiaal en moet bestand zijn tegen de inwerking van de in gebruik zijnde gevaarlijke stoffen. Indien boven de lekbak zeer licht ontvlambare of ontvlambare vloeistoffen worden opgeslagen, moet de lekbak 100 % van deze vloeistoffen kunnen opvangen. Indien boven de lekbak andere gevaarlijke vloeistoffen worden opgeslagen, moet de inhoud van de bak tenminste gelijk zijn aan de inhoud van het grootst opgeslagen vat, vermeerderd met 10 % van de inhoud van de overige gevaarlijke vloeistoffen. 3.9.3 Gevaarlijke stoffen moeten worden opgeslagen in verpakkingsmaterialen, houders of insluitsystemen die naar hun aard en functie geschikt zijn voor de opslag van de desbetreffende stoffen. De opslag van gevaarlijke stoffen moet plaatsvinden in een speciaal hiervoor bestemde opslagruimte. De constructie van deze opslagruimte en de wijze van opslag in deze ruimte moet voldoen aan de richtlijn PGS-15. In de inrichting mag in totaal ten hoogste 100 kg gevaarlijke stoffen worden opgeslagen. 3.10 Werkplaats 3.10.1 De vloer van de werkplaats waar met bodembedreigende vloeistoffen wordt gewerkt moet vloeistofkerend zijn en van onbrandbaar en oliebestendig materiaal zijn vervaardigd; de vloer mag niet afwaterend naar een uitgang zijn gelegd; doorvoeringen van kabels of leidingen moeten vloeistofkerend zijn afgewerkt. 3.10.2 Vloeibare stoffen, zoals olie, moeten worden bewaard in doelmatig, goed gesloten emballage. 3.10.3 Ledig ongereinigd emballage moet worden behandeld als gevuld emballage. Oprichtingsvergunning Wet milieubeheer, beschikking 26 juli 2005 Melis Fransen V.O.F., Meerheuvelweg ong. te Dreumel, Kad. bekend gemeente Dreumel, sectie G, nr. 357. 43
Inrichtingsnummer 1016
3.10.4 In de werkplaats moet minimaal een poederblusser met een vulling van tenminste 6 kg aanwezig zijn. 3.10.5 De werkplaats moet voldoende op de buitenlucht zijn geventileerd. 3.11
Lassen
3.11.1 Binnen een straal van 10 m van de las- en snijwerkzaamheden mogen zich geen licht ontvlambare (vloei)stoffen bevinden. 3.11.2 De in de inrichting te verrichten werkzaamheden moeten dusdanig worden afgeschermd dat geen hinderlijke lichtstraling buiten de inrichting waarneembaar is; 3.12 Onderhoud en schoonmaak 3.12.1 De inrichting dient ordelijk te zijn en moet regelmatig worden schoongemaakt. 3.12.2 Insecten, knaagdieren en ander ongedierte moeten zo vaak als nodig is worden verwijderd en bestreden. 3.12.3 Alle binnen de inrichting vrijkomende afvalstoffen moeten regelmatig worden afgevoerd. 3.12.4 Gemorste gevaarlijke stoffen en gevaarlijke afvalstoffen moeten direct worden opgeruimd en zo snel mogelijk worden geneutraliseerd of geabsorbeerd. De aard en de hoeveelheid van de aanwezige absorptie- of neutralisatiemiddelen moet zijn afgestemd op de aard en de hoeveelheid van de gevaarlijke afvalstoffen en de werkzaamheden. Gebruikte absorptiemiddelen en niet meer voor gebruik geschikte gemorste gevaarlijke stoffen moeten als gevaarlijk afval worden behandeld en opgeslagen.
Oprichtingsvergunning Wet milieubeheer, beschikking 26 juli 2005 Melis Fransen V.O.F., Meerheuvelweg ong. te Dreumel, Kad. bekend gemeente Dreumel, sectie G, nr. 357. 44
Inrichtingsnummer 1016
4.
OUTPUT
4.1
Afvalstoffen en afvalwater
4.1.1 Het ontstaan van afvalstoffen moet zoveel mogelijk worden voorkomen of beperkt. 4.1.2 De binnen de inrichting aanwezige afvalstoffen moeten zodanig worden opgeslagen dat nadelige gevolgen voor het milieu worden voorkomen. Voorzover voorkomen niet mogelijk is, moeten zij zodanig worden opgeslagen dat nadelige gevolgen voor het milieu zoveel mogelijk worden beperkt en gescheiden afgifte mogelijk blijft. 4.1.3 Het is verboden vloeistoffen definitief in de bodem te brengen, met uitzondering van oppervlaktewater, hemelwater of drinkwater, waaraan geen verontreinigende stoffen zijn toegevoegd, de concentratie verontreinigende stoffen niet door een bewerking van het water is toegenomen en als daaraan geen warmte is toegevoegd. 4.1.4 Verwerking van afvalwater dient plaats te vinden met inachtneming van het gestelde in de "Circulaire inhoudende voorlopige richtlijnen voor het bevoegd gezag ten aanzien van agrarische afvalwaterlozingen" van het Directoraat-generaal Milieubeheer, van 6 maart 1997, kenmerk DBO/97085822. Zodra bij enige afvalwaterstroom gekozen wordt voor de in de "Voorlopige richtlijnen" genoemde optie: afvoer per as naar de RWZI of gemeentelijk ontvangstpunt, dient hiervoor, tenminste drie weken voordat de lozing plaats gaat vinden, schriftelijke toestemming van het bevoegd gezag te zijn verkregen. 4.1.5 Het rechtstreeks lozen van het afvalwater op of in de bodem (puntlozing) is niet toegestaan. 4.1.6 Het lozen van het afvalwater op het oppervlaktewater is niet toegestaan. 4.1.7 Het transport van het afvalwater moet geschieden in volledig gesloten tankwagens; 4.2
Bodem
4.2.1 Algemeen 4.2.1.1 Het is verboden vloeistoffen definitief op of in de bodem te brengen. 4.2.1.2 Indien op grond van enig voorschrift, verbonden aan deze vergunning, effectgerichte bodembeschermende voorzieningen moeten worden getroffen, die de uit te voeren onderzoeken als bedoeld in dit hoofdstuk kunnen belemmeren of onmogelijk maken, moet het onderzoek worden verricht voordat de betreffende voorzieningen zijn getroffen.
Oprichtingsvergunning Wet milieubeheer, beschikking 26 juli 2005 Melis Fransen V.O.F., Meerheuvelweg ong. te Dreumel, Kad. bekend gemeente Dreumel, sectie G, nr. 357. 45
Inrichtingsnummer 1016
4.2.2 Bodemonderzoek 4.2.2.1 Binnen 6 maanden na het in werking treden van dit voorschrift moet een nulsituatie-bodemonderzoek worden uitgevoerd. Het onderzoek moet ten minste voldoen aan de eisen van NEN 5740, ‘Bodem, onderzoeksstrategie bij verkennend onderzoek’. Omtrent het aantal en de plaats van de peilbuizen, de toe te passen analysemethode en de te bepalen parameters kunnen door het bevoegd gezag nadere eisen worden gesteld. Het nulsituatie-onderzoek kan zich beperken tot die delen van de inrichting waarvan het redelijkerwijs niet is uitgesloten dat zich daar na het van kracht worden van de vergunning bodemverontreiniging kan voordoen en waarvan het niet is uitgesloten dat daar in het verleden met verontreinigende stoffen is gewerkt. 4.2.2.2 Uiterlijk 2 maanden voorafgaand aan de uitvoering van een nulsituatie-bodemonderzoek moet een onderzoekopzet ter goedkeuring aan het bevoegd gezag worden gezonden. Omtrent het aantal en de plaats van de boringen, peilbuizen, de bemonsterings-strategie, de toe te passen analysemethode en de te bepalen parameters kunnen binnen 4 weken na overlegging van deze onderzoeksopzet door het bevoegd gezag nadere eisen worden gesteld. Het nulsituatie-bodemonderzoek moet met in acht neming van deze nadere eisen worden uitgevoerd. 4.2.2.3 De resultaten van het nulsituatie-bodemonderzoek, moeten binnen 6 maanden na het in werking treden van dit voorschrift aan het bevoegd gezag worden gezonden. 4.2.2.4 Bij beëindiging van de bedrijfsactiviteiten waarbij potentieel bodembedreigende activiteiten hebben plaatsgevonden, moet ter vaststelling van de effectiviteit van bodembeschermende voorzieningen en de invloed van de inrichting op de kwaliteit van de bodem (grond- en grondwater) binnen 2 maanden na beëindiging een eindsituatie-onderzoek worden uitgevoerd. Het eindsituatieonderzoek moet ten minste voldoen aan NEN 5740. 4.2.2.5 Het eindsituatieonderzoek moet worden verricht op de tijdens het nulsituatie-bodemonderzoek onderzochte locaties en op alle overig locaties in de inrichting waar bodembedreigende activiteiten hebben plaatsgevonden. Monsterneming moet direct na beëindiging van de activiteiten plaatsvinden. 4.2.2.6 De resultaten van het eindsituatieonderzoek moeten binnen vier maanden na uitvoering van het bodemonderzoek aan het bevoegd gezag zijn gezonden. 4.2.2.7 Indien uit de resultaten van het eindsituatieonderzoek blijkt dat er een toename is van de concentraties aan verontreinigende stoffen dan moet in overleg met het bevoegd gezag een onderzoek worden uitgevoerd naar de oorzaak van de toename van concentraties. Afhankelijk van de resultaten van het onderzoek moet het volgende worden uitgevoerd: Zodanige maatregelen worden genomen om verdere verontreiniging te voorkomen, verspreiding van de verontreiniging te beperken en de ontstane verontreiniging ongedaan te maken. Aan het bevoegd gezag gegevens worden verstrekt over de aard, de mate en de omvang van de verontreiniging en de wijze van saneren. Eventuele tanks of andere objecten (zoals bijvoorbeeld kabels, leidingen en buizen), die met verontreinigende stoffen in aanraking zijn geweest worden gecontroleerd op aantasting en, indien nodig, worden hersteld of vervangen. Oprichtingsvergunning Wet milieubeheer, beschikking 26 juli 2005 Melis Fransen V.O.F., Meerheuvelweg ong. te Dreumel, Kad. bekend gemeente Dreumel, sectie G, nr. 357. 46
Inrichtingsnummer 1016
4.2.3 Inspecties en registraties 4.2.3.1 Bodembeschermende voorzieningen moeten periodiek op deugdelijkheid en doelmatigheid worden geïnspecteerd. De wijze van inspectie moet middels een schriftelijke instructie zijn vastgelegd. In de schriftelijke instructie moet ten minste zijn vermeld: - alle relevante bodembeschermende voorzieningen; - de wijze van inspectie; - de frequentie waarop geïnspecteerd wordt; - degene(n) die de inspectie uitvoer(t)(en). De schriftelijke instructie moet altijd op de werkplek van de uitvoerende perso(o)n(en) aanwezig zijn. De vergunninghouder moet erop toezien dat de instructies worden nageleefd. De uitgevoerde inspecties moeten worden geregistreerd. Hierbij moeten ten minste de volgende gegevens worden vermeld: - datum waarop de inspecties zijn uitgevoerd; - bevindingen; - de eventueel genomen vervolgacties. De controlefrequentie is eens per half jaar tenzij elders in deze vergunning anders is voorgeschreven. De registraties moeten gedurende ten minste 2 jaar worden bewaard. 4.2.4 Maatregelen en voorzieningen 4.2.4.1 De volgende activiteit(en) is (zijn) op grond van de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming (InfoMil, juli 2001) potentieel bodembedreigend: 1. opslag van dieselolie; 2. opslag van reinigingsmiddelen; 3. opslag van mest; 4. de opslag van vloeistoffen. Voor deze activiteiten moeten zodanige voorzieningen en maatregelen zijn getroffen dat een verwaarloosbaar risico op bodembelasting is gerealiseerd met in achtneming van paragraaf 3.3 van deel A.3 van de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming (InfoMil, juli 2001) 4.2.4.2 De gedeelten van de inrichting waar ten gevolge van de bedrijfsvoering voor het milieu schadelijke (vloei)stoffen op of in de bodem kunnen komen, moeten zijn voorzien van een vloer die bestand is tegen die (vloei)stoffen. De vloer moet zodanig zijn uitgevoerd dat (vloei)stoffen of verontreinigd hemelwater niet in de bodem of het oppervlaktewater kunnen geraken. 4.2.4.3 De vloeistofdichtheid van een vloeistofdicht(e) vloer, verharding of oppervlak moet worden beoordeeld overeenkomstig het gestelde in de CUR / PBV-aanbeveling 44. Als bewijs van vloeistofdichtheid moet de Verklaring Vloeistofdichte Voorziening kunnen worden getoond. 4.2.4.4 Een riolering voor de afvoer van afvalwater of verontreinigd hemelwater moet vloeistofdicht zijn en bestand tegen de daardoor afgevoerde (vloei)stoffen.
Oprichtingsvergunning Wet milieubeheer, beschikking 26 juli 2005 Melis Fransen V.O.F., Meerheuvelweg ong. te Dreumel, Kad. bekend gemeente Dreumel, sectie G, nr. 357. 47
Inrichtingsnummer 1016
4.3
Geluid
4.3.1 Normstelling 4.3.1.1 Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr, LT) veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties en door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en/of activiteiten mag ter plaatse van woningen van derden niet meer bedragen dan: 40 dB(A) in de uren gelegen tussen 07.00 en 19.00 uur; 35 dB(A) in de uren gelegen tussen 19.00 en 23.00 uur, 30 dB(A) in de uren gelegen tussen 23.00 en 07.00 uur. 4.3.1.2 Het maximale geluidsniveau (LAmax) veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties, en door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en/of activiteiten, mag ter plaatse van woningen van derden niet meer bedragen dan: 51 dB(A) in de uren gelegen tussen 07.00 en 19.00 uur; 51 dB(A) in de uren gelegen tussen 19.00 en 23.00 uur; 51 dB(A) in de uren gelegen tussen 23.00 en 07.00 uur. 4.3.1.3 Het meten en berekenen van de geluidsniveaus, en het beoordelen van de meetresultaten moet plaatsvinden overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen industrielawaai (1999).
Oprichtingsvergunning Wet milieubeheer, beschikking 26 juli 2005 Melis Fransen V.O.F., Meerheuvelweg ong. te Dreumel, Kad. bekend gemeente Dreumel, sectie G, nr. 357. 48
Inrichtingsnummer 1016
BIJLAGE 7
BOOM- EN STRUIKVORMERS
Botanische naam
Nederlandse naam
Acer campestre Acer pseudoplatanus Aesculus hippocastanus Alnus glutinosa Alnus incana Betula pendula Betula pubescens Carpinus betulus Castanea sativa Cornus sanguinea Corylus avellana Crataegus monogyna Crataegus laevigata Euonymus europaeus Fagus sylvatica Fraxinus exelsior Ilex aquifolium Juglans regia Lugustrum vulgare Populus alba Populus x canadensis Populus x canescens Populus nigra Populus tremula Prunus avium Prunus padus Prunus spinosa Quercus robur Rhamus frangula Rosa canina Rosa rugosa Salix alba Salix aurita Salix caprea Salix cinerea Sambucus nigra Sorbus aucuparia Tilia cordata Tilia x vulgaris Ulmus x hollandica Viburnum opulus
veldesdoorn esdoorn paardekastanje zwarte els grauwe els ruwe berk zachte berk haagbeuk tamme kastanje kornoelje hazelaar eenstijlige meidoorn tweest. meidoorn kardinaalshoed beuk es hulst okkernoot liguster witte abeel populier grauwe abeel zwarte populier trilpopulier boskriek vogelkers sleedoorn zomereik vuilboom hondsroos bottelroos schietwilg geoorde wilg waterwilg grauwe wilg vlier lijsterbes kleinbladige linde hollandse linde iep gelderse roos
maat [m] 0,8 0,8 0,8 0,8 0,8 0,8 0,8 0,8 0,8 0,6 0,6 0,8 0,8 0,6 0,8 0,8 0,6 0,8 0,6 0,8 0,8 0,8 0,6 0,8 0,8 0,8 0,8 0,8 0,6 0,5 0,5 0,8 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,8 0,6
Oprichtingsvergunning Wet milieubeheer, beschikking 26 juli 2005 Melis Fransen V.O.F., Meerheuvelweg ong. te Dreumel, Kad. bekend gemeente Dreumel, sectie G, nr. 357. 49
boom
struik
X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X
Inrichtingsnummer 1016
BIJLAGE 8
BEGRIPPEN
In de bij deze vergunning behorende voorschriften wordt verstaan onder: AFVALSTOFFEN: alle stoffen, preparaten of andere producten, waarvan de houder zich - met het oog op de verwijdering daarvan - ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen CPR: Commissie Preventie van Rampen door gevaarlijke stoffen EMBALLAGE: glazen flessen tot 5 l, kunststof flessen of vaten tot 60 l, metalen bussen tot 25 l, stalen vaten of fiberdrums tot 300 l, papieren of kunststof zakken, laadketels GELUIDSNIVEAU IN dB(A): het niveau van het ter plaatse optredende geluid, uitgedrukt in dB(A), overeenkomstig de door de Internationale Elektrotechnische Commissie (IEC) terzake opgestelde regels, zoals neergelegd in de IECpublicatie no. 651 GEVAARLIJKE AFVALSTOFFEN: bij algemene maatregel van bestuur als zodanig aangewezen afvalstoffen, met inachtneming van ter zake voor Nederland verbindende verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties K3-VLOEISTOF: een brandbare vloeistof waarvan het vlampunt 55 graden Celsius of hoger is, bepaald volgens NEN-ISO 2719, of een verfproduct waarvan het vlampunt 55 graden Celsius of hoger is, bepaald volgens NEN-EN 57 LANGTIJDGEMIDDELDE BEOORDELINGSNIVEAU (LAr,LT): het energetisch gemiddelde van de afwisselende niveaus van het ter plaatse in de loop van een bepaalde periode optredende geluid, vastgesteld overeenkomstig de "Handleiding meten en rekenen industrielawaai, Ministerie van VROM (1999). LAmax: maximale geluidsniveau. De waarde die resteert na toepassing van de meteocorrectie Cm, conform de Handleiding meten en rekenen industrielawaai, Ministerie van VROM (1999). NEN: een door het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI) uitgegeven norm NEN-EN: een door het Comité Européen de Normalisation opgestelde en door het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI) als Nederlandse norm aanvaarde en uitgegeven norm. NEN 1010: veiligheidsvoorschriften voor laagspanningsinstallaties NEN 2559: draagbare blustoestellen controle en onderhoud producten van ongelegeerd constructiestaal; technische leveringsvoorwaarden.
PGS Oprichtingsvergunning Wet milieubeheer, beschikking 26 juli 2005 Melis Fransen V.O.F., Meerheuvelweg ong. te Dreumel, Kad. bekend gemeente Dreumel, sectie G, nr. 357. 50
Inrichtingsnummer 1016
Publicatiereeks Gevaarlijke stoffen PGS 15 Publicatie voor de opslag van verpakte gevaarlijke stoffen. VLOEISTOFDICHT: Voorziening voorzien van een geldend certificaat van vloeistofdichtheid overeenkomstig CUR/PBV aanbeveling 44. VLOEISTOFKEREND Voorziening welke een fysieke barrière vormt tussen vrijkomende vloeistoffen en de bodem; bijvoorbeeld tegel- en klinkervloeren en -molgoten, stelconplaten, asfaltverhardingen en niet gecertificeerde betonvloeren. Bepalend voor het vloeistofkerend vermogen is onder andere de kwaliteit van naden, aansluitingen of verbindingen tussen de afzonderlijke elementen. Voor zover een DIN-, NEN-, NEN-EN- of NEN-ISO-norm, BRL- of CPR-richtlijn waarnaar in een voorschrift verwezen wordt, betrekking heeft op de uitvoering van constructies, toestellen en apparaten, wordt bedoeld de voor de datum, waarop deze vergunning van kracht geworden is, laatst uitgegeven norm of richtlijn met de daarop tot die datum uitgegeven aanvullingen of correctiebladen dan wel voor zover het op voornoemde datum reeds bestaande constructies, toestellen en apparaten betreft de norm die bij de aanleg c.q. installatie van die constructies, toestellen en apparaten is toegepast, tenzij in het voorschrift anders is bepaald BESTELADRESSEN: PGS-richtlijnen: zijn te downloaden op www.vrom.nl. andere overheidspublicaties zoals AI-bladen en CPR-richtlijnen bij: SDU Service, afdeling Verkoop Postbus 20014 2500 EA Den Haag tel: (070) 378 98 80 fax: (070) 378 97 83 -
DIN, DIN-ISO, NEN, NEN-EN, NEN-ISO, NVN-normen en NPR-richtlijnen bij: Nederlands Normalisatie Instituut (NNI), afdeling Verkoop Postbus 5059 2600 GB Delft tel: (015) 269 02 56 fax: (015) 269 02 71 Voor informatie over het NNI zie ook internet:
.
-
BRL-richtlijnen bij: KIWA NV Postbus 70 2280 AB Rijswijk tel: (070) 414 44 00 fax: (070) 414 44 20 Voor informatie over KIWA N.V zie ook internet: .
Oprichtingsvergunning Wet milieubeheer, beschikking 26 juli 2005 Melis Fransen V.O.F., Meerheuvelweg ong. te Dreumel, Kad. bekend gemeente Dreumel, sectie G, nr. 357. 51
Inrichtingsnummer 1016