AB 01-03-2011 WATERSCHAPSBLAD 2011, NUMMER 04 BIJL.: Agendapunt: 3 NOTULEN VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN HET ALGEMEEN BESTUUR, GEHOUDEN OP DINSDAG 30 NOVEMBER 2010 IN DE GELEENBEEKZAAL VAN HET WATERSCHAPSHUIS TE SITTARD Aanwezig: mevrouw E.H.M. Vanderheijden-Knops en de heren H.H.F. Lambie, J.H.J. van der Linden en H.W.M. Salden, allen vertegenwoordiger van de fractie Overig Ongebouwd; de heren M.A.T.M. Bouts en L.H. Dohmen, beiden vertegenwoordiger van de fractie Bedrijven; de heren A.P. Resoort en A.A. Veder, beiden vertegenwoordiger van de fractie Natuurterreinen; de dames A.M.C. Nusteling en J.S.E. Van Wersch, alsmede de heren K. Adema, T.J.G.M. Hanssen, H.M.G. Hartmann, C.H.J.M. Lebens, R.L.M. Sleijpen, G.J.O.W. Vanhommerig en P.J.A.M. Wolters, allen vertegenwoordiger van de fractie Waterbelang; mevrouw J.C.L. Aelen en de heren M.H.A.M. Belgers en W.L. Uitterhoeve, allen vertegenwoordiger van de fractie Water Natuurlijk; mevrouw I.F.M. Roebroek-Keulers en de heer P.L.J.M. Limpens, beiden vertegenwoordiger van de fractie VVD; voorzitter : de heer J.J. Schrijen secretaris/directeur : de heer J.M.G. In den Kleef adjunct-directeur : mevrouw M.H.M.G. Leenders-Stassen Afwezig met bericht van verhindering: mevrouw F.M.M.U. Wijnen-Kivit, alsmede de heren G.J.H.M. Wagemans en E.A. Sabel
1
Opening en vaststelling agenda De voorzitter opent om 18.30 uur de vergadering en heet allen van harte welkom. Vervolgens deelt de voorzitter mee dat bericht van verhindering is ontvangen van de mevrouw Wijnen en de heren Wagemans en Sabel. De agenda wordt ongewijzigd vastgesteld.
110184/WOU
1/19
2
Installatie jeugdbestuurslid De voorzitter licht toe dat Freek Spierenburg is aangesteld als ambassadeur voor Waterschap Roer en Overmaas. Hij wordt vanavond geïnstalleerd tot jeugdbestuurslid van het bestuur dat hoort bij de jeugddijkgraaf. Op deze wijze vertegenwoordigt Freek Spierenburg de jongeren en adviseert hij het waterschap over hoe jongeren het beste kunnen worden benaderd. Vervolgens spreekt de voorzitter de installatieverklaring uit: ‘Freek Spierenburg, met deze woorden installeer ik jou als jeugdbestuurslid van het Waterschap Roer en Overmaas. Jouw taak is om bestuur en ambtenaren te adviseren over de communicatie naar jongeren én tegelijkertijd de belangen van deze jongeren, die wonen in het werkgebied van Waterschap Roer en Overmaas, onder onze aandacht te brengen. Je bent vanaf nu dus een belangrijke schakel tussen Waterschap Roer en Overmaas en de jonge mensen in Zuid- en Midden-Limburg. Ik ga ervan uit dat je hiervoor je uiterste best doet.’ De voorzitter feliciteert Freek Spierenburg met zijn installatie tot jeugdbestuurslid. Freek Spierenburg dankt de voorzitter voor zijn woorden. Hij reikt aan de leden van het algemeen bestuur een manifest uit dat is opgesteld door het jeugdwaterschap. In het jeugdwaterschap worden 16 waterschappen vertegenwoordigd door jongeren die geïnteresseerd zijn in politiek, in water en in Nederland. Het jeugdwaterschap wil zich ervoor inzetten om de interactie met de jeugd te verbeteren. Het manifest is een eerste stap in deze richting.
3
Notulen van de openbare vergadering van 5 oktober 2010 Naar aanleiding van het genotuleerde op pagina 6 over de ontwikkelingen binnen het Limburgse waterschapsbestel, merkt de heer Resoort op dat er in de laatste vergadering van de commissie ABA van gedachten is gewisseld over een op te stellen notitie omtrent de verdere ontwikkeling van Waterschap Roer en Overmaas in relatie tot Waterschap Peel en Maasvallei en het Waterschapsbedrijf Limburg. Tijdens de commissievergadering is toegezegd dat een dergelijke notitie zal worden besproken in de eerste vergadering van het algemeen bestuur in 2011. Spreker verzoekt om dit toe te voegen aan de lijst van openstaande vragen en acties. De voorzitter antwoordt dat het traject met de collega besturen is uitgezet. Het streven is om dit onderwerp zo spoedig mogelijk in het algemeen bestuur aan de orde te stellen. De notulen worden vervolgens ongewijzigd vastgesteld.
4
Lijst van ingekomen stukken, meldingen integriteit en mededelingen Naar aanleiding van het afschrift van de brief van Waterschap Aa en Maas gericht aan het bestuur van de Unie van Waterschappen inzake overname van het HWBP, merkt de heer Bouts op dat het algemeen bestuur deze brief kan onderschrijven. Hij verzoekt het dagelijks bestuur om namens Waterschap Roer en Overmaas een adhesiebetuiging te verzenden.
110184/WOU
2/19
De heer Hanssen is het eens met de heer Bouts en verzoekt het dagelijks bestuur om namens het algemeen bestuur richting Unie van Waterschappen in een brief nadrukkelijk aan te geven dat het algemeen bestuur op dit moment niet akkoord gaat met de huidige handelwijze. Tevens moet in de brief worden vermeld dat het algemeen bestuur van mening is dat alle AB’s in den lande over deze aangelegenheid moeten worden geconsulteerd voordat besluitvorming door de Ledenvergadering aan de orde is. De overige fracties sluiten zich unaniem aan bij de woorden van de heren Bouts en Hanssen. De voorzitter zegt toe dat het dagelijks bestuur een brief, zoals aangegeven door het algemeen bestuur, zal schrijven. Naar aanleiding van de mededeling inzake verlening van een aanvullend krediet voor de afwikkeling van het project ‘Aanpak waterstaatkundige en ecologische knelpunten van de Geul in de gemeente Valkenburg aan de Geul’ merkt de heer Hanssen op dat wordt voorgesteld om deze mededeling voor kennisgeving aan te nemen. Spreker is evenwel van mening dat hierop in een later stadium, namelijk in het kader van een tussentijdse rapportage, inhoudelijk nog kan worden teruggekomen. Vervolgens merkt de heer Hanssen op dat het in casu een vrij forse kredietoverschrijding betreft die erg laat is gemeld. Hiermee staat het algemeen bestuur voor een voldongen feit. Spreker is van mening dat het dagelijks bestuur maatregelen moet treffen teneinde dit soort zaken in de toekomst te voorkomen. De heer Salden sluit zich aan bij de woorden van de heer Hanssen. De voorzitter antwoordt dat ook het dagelijks bestuur onaangenaam verrast was over het tijdstip waarop deze overschrijding werd gemeld. Er is fors gesproken met de organisatie, de verantwoordelijke aannemer en het directievoerend adviesbureau. Er zijn maatregelen getroffen en afspraken gemaakt om dergelijke situaties in de toekomst te voorkomen. De ingekomen stukken en de mededelingen worden vervolgens voor kennisgeving aangenomen. De voorzitter draagt voor de behandeling van agendapunt 5 de voorzittershamer over aan de heer Van der Linden en verlaat vervolgens de vergadering. De heer Van der Linden stelt vervolgens agendapunt 5 aan de orde. 5
Aanbeveling herbenoeming voorzitter Het algemeen bestuur besluit unaniem om conform het voorstel van de commissie als bedoeld in artikel 2 van de ‘Verordening commissie tot herbenoeming van de voorzitter van Waterschap Roer en Overmaas’ de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties door tussenkomst van de Commissaris van de Koningin aan te bevelen om de heer Schrijen voor te dragen voor herbenoeming als voorzitter van Waterschap Roer en Overmaas. De heer Schrijen voegt zich vervolgens weer bij de vergadering en neemt de voorzittershamer over van de heer Van der Linden.
110184/WOU
3/19
6
Vaststellen normenkader en controleprotocol 2010 Conform het voorgestelde wordt besloten het normenkader en het controleprotocol 2010 vast te stellen.
7
Opslag calamiteitenmaterieel/huisvesting buitendienst; verwerving locatie Conform het voorgestelde wordt besloten in het kader van de oplossing van de problematiek met betrekking tot de opslag van calamiteitenmaterieel en huisvesting van de buitendienst regio Noord in te stemmen met aankoop van het object aan de Leonard Langweg te Born voor een bedrag van € 920.000.
8
Najaarsrapportage per 1 september 2010; 3e begrotingswijziging 2010 Conform het voorgestelde wordt besloten: 1. de Najaarsrapportage 2010 vast te stellen; 2. het negatieve resultaat van € 261.829 te onttrekken aan de post onvoorzien; 3. de begroting 2010 te wijzigen conform de bij deze notitie behorende 3e begrotingswijziging 2010; 4. de kredietvoteringen als volgt te wijzigen: Plannen - € 180.000 Watersysteem + € 107.000 Instrumenten + € 73.000 Bedrijfsvoering - € 3.785.000
9
Vaststelling ‘Kostentoedelingsverordening watersysteembeheer 2011’ Namens de fracties Natuurterreinen en Water Natuurlijk legt mevrouw Aelen een korte verklaring af. De fracties merken op dat, aangezien zij de belangen van de burger willen verdedigen en niet alleen willen meegaan met de commotie vanuit de landbouw, zij bij hun standpunt blijven dat een kostenaandeel van 40% voor de ingezetenen niet eerlijk is. Met deze kostentoedeling worden de ingezetenen 5% te zwaar belast. Op basis van het inwonersaantal zou het rekenkundig percentage, gelet op de bandbreedte, uitkomen op 35%. De voorzitter antwoordt dat in de notulen zal worden opgenomen dat beide fracties tegen het voorliggende voorstel zijn. Conform het voorgestelde wordt besloten de ‘Kostentoedelingsverordening watersysteembeheer 2011’ vast te stellen, met de aantekening dat de fracties Natuurterreinen en Water Natuurlijk niet instemmen met dit voorstel.
10
Zuiveringsheffing op basis van drinkwaterverbruik. Waterketentarief via waterspoor? De heer Hanssen spreekt namens de fractie Waterbelang zijn dank uit aan het ambtelijk apparaat voor de uitgebreide en zorgvuldige notitie. Echter, het uitgangspunt van de voorliggende notitie is een ander uitgangspunt dan de fractie Waterbelang voor ogen had. Het is een economisch-financieel stuk geworden en op basis hiervan zou het logisch zijn om te concluderen hier niet mee verder te gaan.
110184/WOU
4/19
De vraag vanuit de fractie was echter om te kijken of zuiveringsheffing op basis van drinkwaterverbruik een middel zou kunnen zijn om het drinkwaterverbruik te reguleren danwel om mensen gevoeliger te maken voor het feit dat men zuiniger moet omgaan met drinkwater. Het waterschap zou het initiatief hierin kunnen nemen, niet door meteen een heffing op basis van het drinkwaterverbruik in te voeren, maar wel door de gedachte bij andere waterschappen, overheden etc. positief onder de aandacht te brengen. Het voorliggende stuk ademt deze gedachte niet. De fractie Waterbelang kan zich uiteindelijk vinden in de conclusie, echter met de aantekening dat het principe onvoldoende tot uiting komt in de opgestelde notitie. De heer Resoort deelt mee, dat de fracties Water Natuurlijk en Natuurterreinen de conclusies teleurstellend vinden. Het voorliggende voorstel is te defensief. Spreker nodigt het dagelijks bestuur uit om in deze offensief op te treden. Een reden hiervoor zou de ketenaanpak kunnen zijn, een zaak die in de toekomst meer en meer naar het waterschap toe zal komen en dan kan beter zelf het initiatief worden genomen. De heer Sleijpen antwoordt dat in de commissie Middelen en Financieel Beleid is geconstateerd dat meerdere fracties van mening waren dat dit stuk is geschreven vanuit een defensieve houding. Het dagelijks bestuur laat in dit stuk de praktische kant prevaleren. Spreker geeft namens het dagelijks bestuur aan dat het dagelijks bestuur in dit dossier wel actief is, maar dan ‘actief volgend’. De heer Hanssen is van mening dat ‘actief volgend’ te weinig eigen initiatief toont. Op het moment dat dit onderwerp tijdens bijeenkomsten ter sprake komt, zou het dagelijks bestuur kunnen aangeven dat Waterschap Roer en Overmaas bereid is om de invoering van een heffing op basis van het drinkwaterverbruik serieus te bekijken. De heer Resoort sluit zich aan bij de woorden van de heer Hanssen. Het zou jammer zijn indien het waterschap niet zelf het initiatief neemt en vervolgens in de toekomst vanuit Den Haag allerlei verplichtingen in dezen krijgt opgelegd. De heer Salden geeft aan dat de fractie Overig Ongebouwd zich aansluit bij het voorstel van het dagelijks bestuur. De heer Bouts merkt op dat ook de fractie Bedrijven zich aansluit bij het voorstel van het dagelijks bestuur. De heer Vanhommerig kan zich vinden in de conclusies zoals verwoord in het voorliggende voorstel. Spreker is van mening dat water een levenselixer is waar men zuinig op moet zijn. De invoering van een heffing op basis van het drinkwaterverbruik zal de zuinigheid echter niet bevorderen. De heer Limpens sluit zich namens de VVD-fractie aan bij de woorden van de heer Hanssen. De voorzitter antwoordt dat, rekening houdende met een meerderheid van het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur zich in de toekomst in met betrekking tot deze materie actiever zal opstellen.
110184/WOU
5/19
De heer Sleijpen voegt hieraan toe dat, luisterende naar de mening van het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur in de toekomst alle ontwikkelingen op dit gebied actief zal gaan volgen en hier ook proactief op zal reageren. De voorzitter stelt voor om de voorliggende notitie en de daarin verwoorde conclusie voor kennisgeving aan te nemen. Conform dit voorstel wordt besloten. 11
Vaststelling Programmabegroting 2011 en 1e begrotingswijziging 2011 EERSTE TERMIJN De heer Resoort brengt namens de fracties Water Natuurlijk en Natuurterreinen een tweetal aandachtspunten naar voren die buiten de begroting vallen. Aansluitend aan zijn betoog zal mevrouw Aelen namens beider fracties nader ingaan op de begroting voor 2011. 1.
Nu op alle overheidsniveaus bezuinigingen aan de orde zijn, ontkomt ook het waterschap er niet aan om alle inkomsten en uitgaven tegen het licht te houden. Temporiseren kan een middel zijn om financieel wat meer lucht te krijgen. Dat zal mogelijk ook gelden voor projecten op het gebied van natuurbeheer en -herstel. Zolang het er om gaat de pijn eerlijk te verdelen, kunnen de beide fracties daarmee leven. Spreker wijst het dagelijks bestuur op een brief van de Unie van Waterschappen aan de staatssecretaris d.d. 10 november 2010, waarin de Unie ervoor waarschuwt dat het opeens stopzetten van projecten niet alleen voor veel onzekerheid zorgt bij alle betrokkenen, maar ook dat gemaakte afspraken in het kader van het ILG, de KRW en het NBW daarmee in het gedrang komen. Bovendien kunnen toegezegde gelden vanuit de Europese fondsen wegvallen omdat termijnen worden overschreden. De brief van de Unie richt zich op het rijksbeleid. De fracties Water Natuurlijk en Natuurterreinen willen dan ook graag de toezegging van het dagelijks bestuur dat de projecten die vallen binnen de KRW en het ILG onverkort worden uitgevoerd. De afspraken die hierover eerder zijn gemaakt liggen er niet voor niets.
2.
Bij de behandeling van het waterbeheersplan vorig najaar bleek al dat bij de projecten op het gebied van natuurbeheer en -herstel waaraan het waterschap deelneemt, doorgaans nogal wat andere organisaties zijn betrokken. Dat heeft voordelen, maar een onmiskenbaar nadeel is dat het vaak de vaart uit de voortgang van projecten haalt. Te gemakkelijk kan de ene instantie zich achter een ander verschuilen. In de MARAP over het 2e kwartaal van dit jaar schrijft het WBL: ‘… Het is van belang dat het WBL tijdig kan beschikken over de lozingseisen die opgesteld moeten worden door de waterschappen … De voortgang van het project clustering Simpelveld / Wijlre wordt hierdoor negatief beïnvloed.’ Nu is deze kwestie inmiddels opgelost, maar als er bij twee deelnemende organisaties al vertraging optreedt, dan is wel duidelijk hoe het kan gaan wanneer bij een project een veelheid aan instanties is betrokken. De fracties Water Natuurlijk en Natuurterreinen dringen er dan ook bij het dagelijks bestuur op aan om bij projecten met meerdere participanten duidelijke afspraken te maken over ‘wie beslist’. Afspraken dus die verder gaan dan alleen ‘coördineren’, maar waarin meteen bij start van een project
110184/WOU
6/19
wordt vastgelegd wie bevoegd is knopen door te hakken en dat in voorkomende gevallen ook doet. Namens de fracties Water Natuurlijk en Natuurterreinen geeft mevrouw Aelen vervolgens een algemene beschouwing op de begroting voor 2011. Bezuinigingen zullen de komende tijd onvermijdelijk zijn. Toch willen de fracties aangeven dat de uitvoering van het programma leidend is. Daar willen de fracties dan ook niet op bezuinigen. Er vallen geen taken weg maar er moet heel kritisch gekeken worden naar apparaatkosten en efficiëntie. Financiële bijdragen aan de Floriade Venlo of het Nationaal Watermuseum hebben niets met de taken van het waterschap te doen en mogen dan ook gestopt worden. Het traject ‘duurzaam ombuigen binnen het waterschap’ is vanzelfsprekend, mits daarbij de nadruk op ‘duurzaamheid’ wordt gelegd. Het ontwikkelen van beoordelingscriteria om de discussie te voeren over nut en noodzaak van investeringen, is een aandachtspunt. Een project zoals de Landinrichting Centraal Plateau of de Landinrichting Mergelland Oost met daarin overbodige en nutteloze grensmarkeringen langs de beken, zou het niet halen. Beide fracties zijn van mening dat een fusie tussen Waterschap Roer en Overmaas en Waterschap Peel en Maasvallei niet nodig is. In plaats daarvan moet gezocht worden naar concrete mogelijkheden voor samenwerking met gemeenten en natuurbeheerders. Maar vooral en met prioriteit moet samenwerking in de waterketen worden opgepakt en wel zodanig dat ook op korte termijn concrete resultaten kunnen worden geboekt. Daarbij is noodzakelijk dat Waterleidingmaatschappij Limburg uit het defensief komt, zich proactief opstelt en creatieve ideeën aandraagt. Samenwerking met gemeenten dient bij voorkeur op ad hoc basis te gebeuren en dient niet te leiden tot reglementering. Bij alle vormen van samenwerking gaat het primair om het leveren van toegevoegde waarde. De fracties gaan uit van het idee dat 'het geheel meer is dan de afzonderlijke delen'. Onverantwoord snijden in onderdelen kan afbreuk doen aan de evenwichtige en duurzame ontwikkeling waar de fracties voor staan. Door meer samenwerking te zoeken met bijvoorbeeld WPM, WML, WBL of de gemeenten rondom gezamenlijke themavelden, kan dat op zulke terreinen leiden tot een zuiniger functioneren en met besparingen voor iedereen. In een brief van de VNG staat dat stedelijk waterbeheer een kerntaak van de gemeenten is. Wij vragen ons af hoe deze opvatting van de VNG zich verhoudt tot de ideeën en ambities die de waterschappen koesteren met betrekking tot de taakstelling in het bebouwde of stedelijke gebied. De waterschappen hebben gezamenlijk, toen hun positie ter discussie stond, het Rijk een aanbod gedaan. Tegenover zekerheid en een steviger positionering van het waterschapsbestel stond onder andere een jaarlijkse bijdrage aan het Hoogwaterbeschermingsprogramma. Dit aanbod is door het Rijk in dank aanvaard en vervolgens via de Spoedwet keihard teruggespeeld. De bijdrage van 100 miljoen is geïncasseerd en verhoogd naar 150 en 200 miljoen. De gedachte is waarschijnlijk geweest dat de waterschappen over stille reserves beschikken, die zo mooi kunnen worden afgeroomd.
110184/WOU
7/19
Dat moge het geval zijn bij waterschappen die geprofiteerd hebben van de aandelen Waterschapsbank, bij Waterschap Roer en Overmaas is die stille reserve echter niet aanwezig. De Spoedwet biedt ook geen handvatten aan de waterschappen om samenwerking in de waterketen daadwerkelijk op te pakken. Daardoor zijn mogelijke besparingen in de waterketen onzeker. Nog bovenop de onzekerheid over de vraag waar die besparingen dan geboekt gaan worden. Waarschijnlijk is dat het merendeel toch bij de andere partners terecht gaat komen. Alle waterschappen moeten nu een bijdrage leveren op basis van een verdeelsleutel. De jaarlijkse bijdrage van Waterschap Roer en Overmaas is voor 2011 € 3,3 miljoen. Samen met de muskus- en beverrattenbestrijding zijn de financiële gevolgen van de Spoedwet voor 2011 € 3.8 miljoen. De begroting biedt een aantal scenario’s voor de wijze waarop de jaarlijkse afdrachten in de meerjarenbegrotingen kunnen worden verwerkt. Bij de bepaling van het standpunt van de fracties Water Natuurlijk en Natuurterreinen daarover hanteren wij de volgende uitgangspunten. Er is geen koppeling, geen verband, tussen het afdragen aan het HWBP en de mogelijke besparingen die op een ander terrein, in het bijzonder samenwerking in de waterketen, mogelijk zouden kunnen worden gerealiseerd. Als die besparingen -en daar moeten we ons ook zonder HWBP sterk voor maken- er zijn, moeten ze onverwijld ingezet worden voor tariefsverlaging. De jaarlijkse afdrachten aan het HWBP niet elk jaar weer activeren en zo 30 jaar lang doorschuiven. Dat zou betekenen dat we de last bij volgende generaties leggen. Daar zijn wij geen voorstander van, zeker niet met de komende vergrijzing en een aanzienlijke krimp. Wij zijn ervoor dat de lasten nu worden genomen, direct binnen een jaar of in ieder geval binnen de termijn van de meerjarenbegroting. Bij het activeren van de jaarlijkse HWBP-afdracht ontstaat er een aanzienlijke rentelast. Die rentelast is relatief groot, te weten € 2,25 miljoen, tegenover het bedrag van de afdracht zelf van € 3,3 miljoen. Zoals we leerden van de DSB bank: geld lenen kost geld. Het eerste jaar, 2011, betalen we aan aflossing € 55.000 maar aan rente € 74.000. Een en ander betekent dat wij in beginsel kiezen voor het in de exploitatie opnemen van de HWBP-afdracht. In de voorgestelde variant 8 wordt de opbrengststijging uitgemiddeld over de periode van de meerjarenraming. Onze voorkeur gaat uit naar scenario 8 als alternatief voor scenario 1. Dit verhaal, met een eenmalige verhoging, is ook duidelijk uit te leggen aan de inwoners. Het gaat in feite om een overheveling van rijksbelasting naar regionale belasting. Nu is dat nog uit te leggen, maar over enkele jaren met een sluipende stijging, lukt dat niet meer. In de scenario’s 2, 3, 4, 5 en 6 worden volgende generaties nog 30 jaar opgezadeld met tariefstijgingen vanwege de bijdrage aan het HWBP. In de scenario’s 8 en 1 zijn er na 2015 geen verder opbrengststijgingen meer nodig, ervan uitgaande dat het rijk en de waterschappen ná 2015 blijven bij een afdracht van € 100 tot € 200 miljoen en verder uit de kas blijven. Inmiddels is uit de brief van de Unie van Waterschappen duidelijk geworden welke lijn de andere waterschappen gaan volgen. Geen enkel schap kiest voor de lijn van het deels activeren en deels opnemen in de exploitatie: de scenario’s 4, 5 en 6.
110184/WOU
8/19
Het is een optie die door de accountant weliswaar niet wordt uitgesloten maar zeker niet positief wordt geadviseerd. In scenario 7 lopen de noodzakelijke opbrengststijgingen nog ca. 7 jaren na 2015 door, maar in aflopende mate. Afgelopen periode wordt gekenmerkt door een grote hoeveelheid regen in ZuidLimburg. Op enkele situaties na lijkt het erop dat het watersysteem goed heeft gefunctioneerd. Kijken we naar de erosieverschijnselen dan lijkt de schade beperkt. Het toont aan dat het beleid van de laatste jaren resultaat afwerpt. Met name het toepassen van niet kerende grondbewerking heeft daaraan goed bijgedragen. De fracties spreken hun waardering uit aan de agrariërs die hier ten koste van veel inspanning hun bedrijfsvoering op hebben aangepast. Hierbij moet echter wel worden opgemerkt dat de hoeveelheid neerslag groot was, maar dat die was gespreid over meerdere dagen. De korte hevige buien zoals we die vaak in het voorjaar waarnemen, hebben zich niet voorgedaan. Dit heeft er mede toe geleid dat wel enige oppervlakkige erosie is opgetreden, maar dat geulvorming en modderstromen deze keer slechts incidenteel waren waar te nemen. En ook op die korte hevige buien moeten we voorbereid zijn. We zijn er dus nog niet. Verdere aanpak van erosie vraagt om maatregelen in het veld. Zuid-Limburg is aangewezen als Nationaal Landschap. Dat betekent een gezamenlijke inspanning van alle partners in het buitengebied om het karakter en de identiteit van het landschap te behouden en waar mogelijk te versterken. Ook het waterschap speelt daarin met erosiestroken en grasbanen een rol. Dat Nationaal Landschap krijgt alleen betekenis als alle partijen in het veld eraan meedoen: gemeente, provincie, waterschap, landbouw en WML. Dan moet elke partij bereid zijn om over de eigen domeingrenzen heen te kijken naar het gezamenlijke belang. Voor het waterschap betekent het dat de maatregelen, de lijnvormige elementen, zoals die uit de stroom- en computermodellen rollen, bij uitvoering, niet ten koste mogen gaan van de landschappelijke kwaliteit. Integendeel. Het waterschap is een belangrijke speler in het team van het Nationaal Landschap Zuid-Limburg. Een speler die ervoor zorg dient te dragen dat ook de watertechnische inrichtingsmaatregelen passen bij de kwaliteit van ons aller Nationaal Landschap. Verder is er veel waardering bij de fracties Water Natuurlijk en Natuurterreinen voor de aandacht die wordt gegeven aan het oplossen van vismigratieknelpunten en het onderzoek naar de visbestanden in de beken. Ook het plan van aanpak voor een aantal dichtgeslibde Roermeanders ter verbetering van de ontwikkelingsmogelijkheden van de visstand, is een goede zaak. Het weer optrekbaar maken en laten meanderen van ooit recht getrokken beken heeft een snelle rekolonisatie en toename van de doelsoorten tot gevolg. Duidelijke voorbeelden hiervan zijn de Rode Beek bij Vlodrop en de Vlootbeek bij Linne. De afgelopen hoogwaterperiode heeft duidelijk gemaakt dat hermeandering ook tot gevolg heeft dat water langer wordt vastgehouden in de perifere delen van het watersysteem. Overstromingen van de Maas worden hiermee tegengegaan. Berichten in de pers waarin wordt gesuggereerd om de beken maar weer recht te trekken om perifere overstromingen te voorkomen, dienen dan ook met een korreltje zout te worden genomen. De afgelopen hoge waterstanden hebben geleerd dat hier en daar nog enige aanpassingen van de beken of waterbuffers aan de hand van het evaluatierapport is vereist, hetgeen door het waterschap als lerende organisatie moet kunnen worden
110184/WOU
9/19
gerealiseerd. In het uiterste geval zal moeten worden geaccepteerd dat de natuur zich in ons waterschapsgebied niet altijd in een keurslijf laat dwingen. Namens de VVD-fractie merkt de heer Limpens het volgende op. De rijksbezuinigingen die op het waterschap afkomen als gevolg van de economische situatie waarin we verkeren zullen de komende jaren een grote impact hebben op onze samenleving. Soberheid, doelmatigheid en kostenbewustzijn zullen meer dan ooit ons door deze moeilijke tijd moeten loodsen om financieel het hoofd boven water te kunnen houden, zodat de burgers en bedrijven niet eenzijdig de rekening krijgen gepresenteerd. In het Regeerakkoord kondigt het nieuwe Kabinet aan dat de waterschappen nieuwe taken overgedragen zullen krijgen die onvermijdelijk zullen leiden tot extra kosten voor de waterschappen. Als randvoorwaarde bij deze taakoverdracht geeft het nieuwe Kabinet mee dat de extra kosten van de waterschappen niet mogen leiden tot een extra belastingverhoging. Om aan deze randvoorwaarde invulling te geven zullen de kosten kritisch tegen het licht moeten worden gehouden. In het kader van het in juni 2010 binnen het waterschap opgestarte traject ‘Duurzaam Ombuigen’ is door Ernst & Young de kostenstructuur doorgelicht om te bezien waar mogelijkheden tot kostenreductie liggen en zijn er aanbevelingen gedaan. Deze aanbevelingen heeft de VVD-fractie in haar voorstel meegenomen. In het kader van veilig, sober, haalbaar en betaalbaar waterbeheer roept de VVDfractie het dagelijks bestuur op met voortvarendheid invulling te geven aan de aanbevelingen zoals die door Ernst & Young gedaan zijn en over de voortgang daarvan het algemeen bestuur te informeren. Ook de VVD-fractie heeft zich beraden over de scenario’s in de begroting van WRO. Een feit is dat de extra taken onherroepelijk zullen leiden tot extra kosten voor het waterschap. Het voorstel is het volgende. Wat de VVD-fractie absoluut niet wil dat deze extra kosten één op één worden doorvertaald naar extra lastenverzwaring voor de burgers en bedrijven. Wat de VVD-fractie wel wil is dat er daar waar mogelijk efficiënter gewerkt wordt en dat de focus nadrukkelijk erop gericht is daar te bezuinigen waar dat kan en wenselijk is en waar dat niet ten koste gaat van het functioneren van het waterschap. In dit kader denkt de VVD-fractie er aan de samenwerking met het WBL transparanter te maken; 64% oftewel € 51.000.000 van het totale budget van het waterschap is rechtstreeks bestemd voor het Waterschapsbedrijf Limburg terwijl er geen zicht is op de beinvloedbaarheid van die kosten. De VVD-fractie pleit ervoor dat een en ander transparanter gemaakt wordt en dat er prestatie-indicatoren geformuleerd worden. Vervolgens pleit de VVD-fractie ervoor om de samenwerking met gemeenten binnen de (afval)waterketen te intensiveren. In de tot nu toe uitgevoerde optimalisatiestudies van het afvalwatersysteem is een besparing te realiseren van circa € 23.500.000, waarvan circa € 4.000.000 voor ons waterschap. Dit soort substantiële bedragen zijn alleszins de moeite waard om daar snel en voortvarend mee aan de slag te gaan. Tevens is een goede samenwerking met ketenpartners en Rijkswaterstaat belangrijk. Nut en noodzaak van toekomstige investeringen kritisch tegen het licht houden en daar waar nodig heroverwegen. De VVD-fractie is er voorstander van om, daar waar dat niet anders kan, de reserves hiervoor in te zetten. De fractie is er ook voorstander van het principe ‘goed rentmeesterschap’ te hanteren en derhalve de kosten voor het HWBP in de exploitatie op te nemen en niet door te schuiven naar volgende generaties.
110184/WOU
10/19
De heer Limpens merkt op dat hij zijn bijdrage is begonnen met de constatering dat de op handen zijnde rijksbezuinigingen grote impact zullen hebben op onze samenleving. De vraag is derhalve gerechtvaardigd of het volledig verantwoorden van de kosten van het HWBP in de exploitatie de beste oplossing is. De VVD-fractie meent dat dit niet het geval is omdat er sprake is van een bijzondere situatie, bijzondere omstandigheden. Rijksbezuinigingen van deze omvang had enkele jaren geleden nog niemand kunnen bevroeden. De VVD-fractie heeft kennis genomen van de alternatieve scenario’s voor het omgaan met de kosten van het HWBP. Bij deze alternatieve scenario’s is er nog steeds sprake is van substantiële opbrengststijgingen en het doorschuiven van lasten naar de toekomst. Alles overwegende gaat de voorkeur van de VVD-fractie uit naar het second-best scenario 3, zoals door het dagelijks bestuur is voorgesteld, waarbij gekozen is voor de weg der geleidelijkheid en de lastenstijging voor burgers en bedrijven binnen de perken blijft. Ten slotte is de VVD-fractie van mening dat mogelijke besparingen als gevolg van intensievere samenwerking in de keten direct moeten worden ingezet voor verlaging van de tarieven. De heer Hanssen merkt op, dat er vanavond door het algemeen bestuur in feite al een eerste aanzet wordt gegeven voor het antwoord op de vraag hoe het waterschap in de toekomst zijn taken moet gaan vervullen. Binnen het waterschap kunnen er keuzes worden gemaakt en zwart/wit naast elkaar worden gezet. Als de opgelegde rijksbezuinigingen waar moeten worden gemaakt betekent dit harder werken voor de organisatie, als moet worden uitgevoerd wat is voorgenomen, of er moeten meer inkomsten worden gegenereerd. Er wordt het een noch het ander gedaan. Telkens opnieuw wordt er geprobeerd te schipperen. Belangrijk zijn de kerntaken. We moeten ook durven zeggen ‘dit doen wij niet meer, want onze organisatie kan dit niet aan’. Als wij met minder middelen meer moeten gaan doen, wordt er op een bepaald moment een grens bereikt. De discussie over het bestaansrecht van de waterschappen komt daarmee ook heel snel naar voren toe. Uiteindelijk moet het wel allemaal betaald worden. Hoe ga je dat wat door de Rijksoverheid is opgelegd invullen? De Spoedwet legt de waterschappen op dat er meer moet worden afgedragen. Vanuit het oogpunt ‘goed rentmeesterschap’ kun je dit, vindt een deel van de fractie Waterbelang, niet doorschuiven naar de toekomst toe. Nu worden we geconfronteerd met problemen in het land. Je kunt nu niet zeggen ‘dat lossen we later wel een keer op’. Aan de andere kant is er in het bestuursprogramma nadrukkelijk opgenomen dat er geen lastenverhoging plaatsvindt hoger dan de inflatiecorrectie. Echter, de rijksbezuinigingen heeft niemand kunnen vermoeden en het is niet iets waar het waterschap zelf de hand in heeft. De fractie Waterbelang is van mening dat het doorbelasten naar de burger toe van hetgeen de Rijksoverheid oplegt, bespreekbaar moet zijn. In de toekomst zal het alleen nog maar meer worden wat de Rijksoverheid de waterschappen gaat opleggen en zal er een discussie in het land ontstaan over solidariteit onderling. De discussie in de fractie Waterbelang spitst zich toe op enerzijds het niet doorschuiven naar de toekomst toe -hetgeen zou betekenen scenario 8- en anderzijds het niet substantieel verhogen van de lasten omdat de burger toch al geconfronteerd wordt met meer lastenverhogingen. Het dilemma voor de fractie Waterbelang is ‘goed rentmeesterschap’ versus een ‘procentueel forse lastenverhoging’. De fractie Waterbelang wacht de discussie en de standpunten van de overige fracties af om vervolgens na de eerste termijn een schorsing aan te vragen ter beraadslaging.
110184/WOU
11/19
De heer Bouts sluit zich aan bij het verzoek van de heer Hanssen om een schorsing na de eerste termijn. De Rijksoverheid legt de waterschappen verplichtingen op. De vraag die voorligt is: ‘Worden deze lasten in een keer geactiveerd of zijn er nog mogelijkheden vanuit de reserves?’ Toekomstige generaties kunnen niet worden opgezadeld met de gevolgen van een wet die nu wordt opgelegd. Het beste is om nu aan de verplichtingen te voldoen. Enige besparing kan worden verkregen door intensivering van de samenwerking in de waterketen en met gemeenten. Het waterschap heeft een taak uit te voeren en nu moet er gekeken worden wat de beste manier is om aan de wettelijke verplichtingen te voldoen. Namens de fractie Overig Ongebouwd spreekt de heer Salden zijn waardering uit voor het samenstellen van de begroting, het beantwoorden van de vragen en de goede informatievoorziening. Uiteindelijk draait het bij de vaststelling van de begroting om de tarieven en de waar die je krijgt voor je geld. Het algemeen bestuur bestuurt op hoofdlijnen en van de totale begroting van 80 miljoen, heeft 50 miljoen betrekking op het WBL. Binnen dit bedrijf zal de focus nog meer als voorheen op efficiency, kostenbesparing en innovatie moeten liggen. Hier zullen grote slagen gemaakt dienen te worden om in de toekomst onze taken naar behoren en betaalbaar te kunnen blijven uitvoeren in het kader van de actie Storm. In dit kader heeft de fractie Overig Ongebouwd de volgende vragen: • is in het kader van bezuinigingen rondom actie Storm al iets in gang gezet? • wat is de stand van zaken met betrekking tot de samenwerking met Waterschap Peel en Maasvallei? Met betrekking tot het watersysteembeheer merkt spreker het volgende op. Vanaf de inwerkingtreding van de herziene kostentoedeling in 2009 heeft dit tot weerstand en discussie geleid. De oorzaak hiervoor is de inmiddels voor ons bekende weeffout in het systeem die breed wordt onderkend. Agrarisch ongebouwd betaalt hierdoor een veel te hoog tarief, omdat ongebouwd en infrastructuur in één heffingscategorie zijn opgenomen. Bovendien wil het kabinet de komende jaren extra infrastructuur aanleggen. Land- en tuinbouw zal hierdoor weer vele procenten extra stijging van de waterschapslasten op het bordje krijgen. Het algemeen bestuur heeft reeds een motie aangenomen waarin het ongenoegen over de zogenaamde weeffout is uitgesproken. Actie Storm leidt onherroepelijk tot een verdere verhoging van de watersysteemheffing. De impact voor de agrarische bedrijven is extra groot, omdat zij nauwelijks profiteren van de egaliserende werking van de besparingen in de waterketen. Indien alles blijft zoals het is, zal de landbouw in tegenstelling tot andere heffingscategorieën de komende jaren een onevenredig zware lastenontwikkeling doormaken. Door de extra lasten te activeren kan de tariefstijging nog enigszins beperkt blijven. Dit activeren is trouwens een gangbare praktijk. Ook wanneer het gaat om bijvoorbeeld beekherstelprojecten en andere kostbare investeringen. Verder is onlangs in het debat over de Spoedwet de motie ‘Koppenjan c.s.’ aangenomen. Een motie die oproept tot geen lastenverhoging. In feite is van meet af aan bij de aankondiging van de bezuinigingen van 100 miljoen steeds verkondigd dat dit niet mocht leiden tot tariefsverhoging voor de burger. Een bovengemiddelde stijging voor het ongebouwd is dan ook niet uit te leggen. Temeer omdat landbouw actief medewerking verleent aan het waterbeheer. Spre-
110184/WOU
12/19
ker denkt bijvoorbeeld aan erosiebestrijding, GGOR, de anti-verdrogingsaanpak en beekherstelprojecten. Je kunt mensen toch niet ‘belonen’ met een tariefstijging voor hun medewerking. In feite is er al een paar jaar sprake van een bijna onhoudbare situatie die vraagt om een fundamentele bezinning op de verdeling van lasten over de heffingsplichtige ingelanden. Gelukkig wordt dit ook onderkend door de Unie van Waterschappen, alsook door de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu. Hopelijk leidt dit tot een systeemherziening op korte termijn. De fractie Overig Ongebouwd verzoekt het dagelijks bestuur om het pleidooi voor aanpassing van de kostentoedelingssystematiek onverminderd door te zetten, zodat het mogelijk in 2012 operationeel kan zijn. Voorts verzoekt de fractie tot die tijd de grote stijging van de heffing voor landbouwbedrijven ten opzichte van een gemiddeld huishouden ongedaan te maken door reserves in te zetten, of de stijging voor land- en tuinbouw voor 2012 op 0% vast te zetten. Met betrekking tot duurzaam ombuigen merkt de fractie Overig Ongebouwd het volgende op: • Het dagelijks bestuur heeft het Ernst & Young opdracht gegeven een notitie op te stellen inzake ‘duurzaam ombuigen’. De fractie is van mening dat dit soort opdrachten door de eigen organisatie dient te worden uitgevoerd en niet dient te worden uitbesteed. Bovendien levert deze verkenning te weinig voorstellen op voor bezuinigingen. • In de begroting is een uitbreiding van het aantal fte’s opgenomen, terwijl er in financieel moeilijke tijden eerder gezocht moet worden naar reductie van het aantal fte’s. Een punt van aandacht voor een betere kostenbeheersing moet budgetbewaking zijn. Het algemeen bestuur stelt de budgetten vast voor de diverse programma’s en het dagelijks bestuur is verantwoordelijk voor de kredieten ten behoeve van individuele projecten. De fractie Overig Ongebouwd verwacht van het dagelijks bestuur meer waakzaamheid om binnen de vastgestelde budgetten de projecten te realiseren, zodat er geen (forse) bijramingen nodig zijn. De fractie Overig Ongebouwd stelt vanaf 2012 de volgende bezuinigingen voor: • geen uitbreiding van het aantal fte’s, maar verlaging van het aantal fte’s onderzoeken; • beperking budget voor muskus- en beverratbestrijding; • méér bezuinigen op inhuur van derden; • terugbrengen bijdragen aan Het Waterschapshuis en plafond instellen voor bijdragen aan de Unie van Waterschappen; • terugbrengen van kosten druk- en bindwerk en bestuurskosten, meer digitaal toezenden en minder op papier; • op het terrein van beleid opnieuw de kerntakendiscussie voeren en ons beperken tot onze eerste verantwoordelijkheid om de kosten te beperken; • het terugschroeven van ambities. De heer Hanssen merkt op dat het belangrijk is om met elkaar in discussie te gaan en een modus te vinden over welke kerntaken het waterschap dient uit te voeren zonder daarbij naar de burger toe een onevenredige lastenverhoging door te voeren. Spreker merkt op dat het tevens belangrijk is dit besluit van het algemeen bestuur duidelijk en unaniem naar de buitenwereld toe te communiceren.
110184/WOU
13/19
De heer Uitterhoeve merkt op dat er wordt gesproken over gebruikmaken van de reserves. De enige reserve die hiervoor in aanmerking zou kunnen komen, is de egalisatiereserve. Deze egalisatiereserve is in het voorliggende voorstel, in alle 8 scenario’s, volledig verwerkt. Dat betekent dat de ruimte om via reserves nog tot schippering te komen, feitelijk niet aanwezig is. Vervolgens merkt de heer Uitterhoeve op, dat de heer Koppejan een oproep heeft gedaan om niet over te gaan tot tariefsverhogingen. Hij heeft aan het Kabinet voorgesteld om te zijner tijd met concrete maatregelen te komen en wel zodanig, dat het realiseren van besparingen in de waterketen mogelijk wordt. Spreker stelt voor om af te wachten of de oproep van de heer Koppejan gehonoreerd wordt en of dat ook daadwerkelijk tot zodanige besparingen leidt, dat ze de omvang hebben van de overheveling van de belasting zoals die nu op de waterschappen afkomt. De kosten die het waterschap nu heeft voor deze afdracht, zouden moeten worden doorberekend in de periode van de meerjarenbegroting. In de praktijk betekent dit dat de fractie Water Natuurlijk voorstander is van scenario 7 of scenario 8. Op deze wijze wordt er ook rekening gehouden met de volgende generatie. Als zou uitkomen wat de heer Koppejan heeft voorgesteld, men moet zich echter niet rijk rekenen, maar eerst afwachten of resultaten geboekt worden. Dan zou het wel eens kunnen zijn dat er over een aantal jaren sprake is van effectieve kostenverlaging in de keten. Deze kostenverlaging zou dan ook onmiddellijk moeten worden toegerekend aan de belastingbetaler. De heer Limpens merkt op dat de belangrijkste uitdaging is om te streven naar efficiencyverbetering en te zoeken naar samenwerking in de waterketen. Een substantiële tariefsverhoging is naar de buitenwacht toe niet te verkopen, anders dan dat de mogelijkheden van efficiencyverbetering en samenwerking ten volle zijn benut. De heer Hanssen merkt op dat het bereiken van besparingen door middel van efficiencyverbetering meer tijd nodig heeft. De overheidsmaatregel ligt er en er zullen nu ter zake maatregelen moeten worden genomen. De fractie Waterbelang zit in het spanningsveld dat enerzijds de burgers niet onevenredig zwaar belast kunnen worden en anderzijds de voorliggende kosten niet kunnen worden doorgeschoven naar de toekomstige generatie. De voorzitter schorst om 20.05 uur de vergadering. Om 20.25 uur heropent de voorzitter de vergadering. De voorzitter deelt mee dat de uitkomst van de discussie van vanavond ook bepalend is voor 2014 en 2015. Het kan niet zo zijn dat er nu gekozen wordt voor de ene systematiek en straks voor een andere. In het Regeerakkoord is inmiddels vastgelegd dat de waterschappen niet 100 miljoen krijgen opgelegd, maar tot in 2014 zelfs 150 miljoen. Een bijdrage van de waterschappen aan het Rijk. Om te bezien op welke wijze er tot besparingen kan worden gekomen, heeft het dagelijks bestuur de begroting van het waterschap laten bekijken door Ernst & Young. Uit dit onderzoek is een aantal aanbevelingen voortgevloeid. De eigen organisatie heeft bekeken in hoeverre deze aanbevelingen voor het waterschap haalbaar zijn. Ernst & Young legt het waterschap vragen voor zoals het maken van keuzes op bestuurlijk niveau aangaande het investeringsniveau. Het waterschap heeft wettelijke taken, maar heeft wel de vrijheid van het bepalen van het tempo waarin je uiteindelijk naar normen toegroeit. In 2011 zal er naar het investeringsniveau worden gekeken.
110184/WOU
14/19
Een andere aanbeveling was verkenning naar samenwerking in de (afval)waterketen. Daar is het waterschap druk mee doende. De voorzitter deelt verder mee dat de motie ‘Koppejan c.s.’, waarin is opgenomen dat de waterschappen de opgelegde maatregelen aankunnen zonder extra belastingverhoging, voor dit waterschap niet reëel is. Waarschijnlijk is dit niet reëel voor de meeste waterschappen. Op een vraag van de heer Hanssen antwoordt de voorzitter dat de Unie van Waterschappen het Rijk in een brief van 4 november 2009 heeft aangeboden om ter verlichting van de Rijksbegroting kosten over te nemen zoals de kosten van de muskusrattenbestrijding en een gedeelte van het Hoogwaterbeschermingsprogramma. Daarbij is echter ook aangegeven dat er wetswijzigingen zouden moeten worden doorgevoerd om een eventuele efficiencywinst, welke gehaald zou kunnen worden uit samenwerking in de (afval)waterketen, door te sluizen naar het systeem. Er is evenwel nog geen sprake van deze wetswijzigingen, terwijl de waterschappen altijd hebben aangegeven dat het aanbod van de waterschappen moet worden opgevat als een ‘package deal’. De voorzitter geeft verder aan, dat een van de aanbevelingen van Ernst & Young te maken heeft met een nader verkenning van de door het Waterschapsbedrijf Limburg uit te voeren taken. Het bestuur van WRO zou het WBL de opdracht kunnen geven om ook bij het WBL een traject van ‘duurzaam ombuigen’ op te starten. Op de opmerking van de heer Salden over de invulling van vacatures antwoordt de voorzitter, dat er nog twee vacatures zijn die worden ingevuld. Er zijn echter tevens twee vacatures afgebouwd. Per 1 januari 2011 wordt er bovendien een 36-urige werkweek ingevoerd. Dit betekent dat de medewerkers een uur per week minder gaan werken, terwijl daar geen vacatures tegenover worden gesteld. De voorzitter geeft vervolgens het woord aan de heer Sleijpen. De hoofdmoot van de beschouwingen is immers toch de scenario keuze. De heer Sleijpen geeft aan hoe het dagelijks bestuur tot het voorliggende voorstel is gekomen. De Spoedwet is op 23 november 2010 aangenomen. Als gevolg hiervan moest het dagelijks bestuur een bedrag van 3,3 miljoen vinden op een begrotingsomvang van het watersysteem van 30 miljoen. Het dilemma waarover enkele fracties spreken, was ook aan de orde binnen het dagelijks bestuur. Er moet een keuze worden gemaakt tussen enerzijds het in één keer in de exploitatie opnemen van 3,3 miljoen, waartegenover een opbrengststijging moet worden gezet, en anderzijds het volledig activeren, waarbij je de lasten doorschuift. Dat zijn de uitersten. Daarnaast is er nadrukkelijk gekeken naar mogelijkheden om te bezuinigen zonder het wettelijke takenpakket aan te tasten. Daar is € 440.000 uitgekomen. Vervolgens heeft het dagelijks bestuur gekeken naar het bestuursprogramma. Daarin is opgenomen dat de tarieven maximaal met het inflatiepercentage mogen worden verhoogd. Het dagelijks bestuur is er verder vanuit gegaan dat op termijn besparingen gerealiseerd moeten kunnen worden die ingezet zouden kunnen worden voor tariefsverlaging. Een belangrijke rol speelt ook dat de economische situatie moeilijk is. Dit betekent per definitie dat er lastenverzwaringen naar alle burgers toekomen.
110184/WOU
15/19
Al deze overwegingen samen hebben uiteindelijk geleid tot het voorstel voor scenario 3. Dit is een scenario dat een middenweg is tussen enerzijds helemaal activeren en anderzijds het in één keer in de exploitatie opnemen. De heer Sleijpen geeft aan dat op dit moment de meeste besparingen gerealiseerd kunnen worden door samenwerking binnen de waterketen. Dit betreft echter de zuiveringsheffing en niet de watersysteemheffing, terwijl de 3,3 miljoen nu juist op de watersysteemheffing drukt. Het dagelijks bestuur is van mening dat, gelet op de economische omstandigheden en gelet op het feit dat voor beide uitersten van alles te zeggen is, scenario 3 het beste scenario is omdat met dit scenario wordt gekozen voor de weg van de geleidelijkheid. Spreker wil dit scenario dan ook aanbevelen bij het algemeen bestuur. De voorzitter schorst de vergadering om 20.55 uur. De voorzitter heropent de vergadering om 21.00 uur. TWEEDE TERMIJN De heer Resoort merkt op dat de twee punten die hij in de eerste termijn heeft aangedragen, niet in deze vergadering hoeven te worden beantwoord. Spreker geeft aan hierop in de eerste commissievergaderingen van 2011 te zullen terugkomen. Namens de fractie Water Natuurlijk merkt mevrouw Aelen op dat het renterisico op dit moment zeer hoog is. Er is op dit moment een historisch lage rente. Mocht daar iets in veranderen dan zou dit gevaarlijk kunnen zijn voor het aangaan van een lening voor 30 jaar. Vervolgens merkt mevrouw Aelen op dat de besparingen die zijn aangedragen niet concreet zijn. De fracties Water Natuurlijk en Natuurterreinen zien geen goed rentmeesterschap in scenario 3. De fracties blijven bij hun standpunt dat scenario 8 het beste is en verzoeken om hoofdelijke stemming. De heer Limpens merkt op dat de VVD-fractie bij het eerder ingenomen standpunt blijft en kiest voor scenario 3. Spreker voegt hier nog aan toe dat, gelet op het feit dat het waterschapsbedrijf 64% van het budget gebruikt, het dagelijks bestuur moet onderzoeken om richting WBL een taakstelling op te leggen. Vervolgens vraagt de heer Limpens of er zicht is of verkregen kan worden op mogelijke reserves bij het waterschapsbedrijf. De heer Hanssen verwoordt het standpunt van de fractie Waterbelang. Er heeft een uitgebreide discussie in de fractie plaatsgevonden. Spreker geeft aan dat indien er geen uniform stemgedrag is, dit niet betekent dat er verschil van mening bestaat over de opvattingen en uitgangspunten van de fractie. Het is, met veel respect voor elkaars mening, voor het eerst dat de fractie Waterbelang niet met een eenduidig stemadvies komt. Een van de pijlers van het fractiestandpunt is ‘goed rentmeesterschap’. De fractie Waterbelang wenst om die reden scenario 7 in stemming te brengen. De heer Bouts merkt op dat fractie Bedrijven kiest voor scenario 3. Spreker sluit zich aan bij de woorden van de heer Limpens om richting het waterschapsbedrijf een taakstelling op te leggen en de suggestie om te kijken naar de reserves van het waterschapsbedrijf. Ernst & Young schrijft in de aanbevelingen om het waterschapsbedrijf opdracht te geven om te komen tot een traject van ‘duurzaam ombuigen’. Daarbij wordt echter geen percentage genoemd. De heer Bouts stelt voor om dit vast te stellen op 5%.
110184/WOU
16/19
De heer Salden merkt op dat ook de fractie Overig Ongebouwd kiest voor scenario 3. In vervolg op het gestelde door de heer Bouts merkt de heer Hanssen op dat wanneer er voor een scenario wordt gekozen, op deze wijze ook de tarieven worden vastgesteld. Taakstellingen die worden opgelegd, kunnen niet meer in de tarieven worden verwerkt. De voorzitter antwoordt naar aanleiding van de opmerkingen van de heren Bouts en Hanssen dat de begroting van het waterschapsbedrijf een gepasseerd station is. Daarmee is de bijdrage aan het waterschapsbedrijf een verplichte uitgave voor 2011. Hetgeen nu wordt besproken zou wel kunnen doorwerken in de begroting voor 2012. Vervolgens licht de voorzitter toe dat de bedrijfsreserve van het waterschapsbedrijf maximaal 4% is. Deze is zo laag omdat de waterschapsbesturen van mening zijn dat de reserves bij de ‘moeders’, Waterschap Peel en Maasvallei en Waterschap Roer en Overmaas, zouden moeten zitten. Het waterschapsbedrijf benut de 4% niet, want de prognose voor eind 2010 is € 800.000 als algemene bedrijfsreserve. De heer Sleijpen antwoordt in tweede termijn op de gestelde vragen. Spreker geeft aan dat er inderdaad een renterisico bestaat, dat zich kan manifesteren op het moment dat het dagelijks bestuur moet herfinancieren of nieuwe middelen moet aantrekken. Met betrekking tot het opleggen van een taakstelling aan het waterschapsbedrijf antwoordt de heer Sleijpen dat een eventueel effect daarvan pas vanaf 2012 merkbaar is. Het helpt echter niet de discussie die nu gevoerd wordt over het tarief van het watersysteem. Het watersysteem wordt door een bezuiniging bij het waterschapsbedrijf niet beïnvloed. Er is sprake van twee aparte financieringsstromen. De voorzitter brengt achtereenvolgens de scenario’s 8, 7 en 3 in stemming. Stemming scenario 8 (HWBP verantwoorden in exploitatie en extra inzet reserves) Vóór dit scenario wordt gestemd door de leden Aelen, Belgers, Resoort, Uitterhoeve en Veder. Tégen dit scenario wordt gestemd door de leden Adema, Bouts, Dohmen, Hanssen, Hartmann, Lambie, Lebens, Limpens, Nusteling, Roebroek-Keulers, Salden, Sleijpen, Van der Linden, Van Wersch, Vanderheijden-Knops, Vanhommerig en Wolters. Met 5 stemmen vóór en 17 stemmen tégen is dit scenario verworpen. Stemming scenario 7 (HWBP 100% activeren; afschrijven in 4 jaar) Vóór dit scenario wordt gestemd door de leden Aelen, Belgers, Hanssen, Nusteling, Resoort, Uitterhoeve, Van Wersch, Veder en Wolters. Tégen dit scenario wordt gestemd door de leden Adema, Bouts, Dohmen, Hartmann, Lambie, Lebens, Limpens, Van der Linden, Roebroek-Keulers, Salden, Sleijpen, Vanderheijden-Knops en Vanhommerig. Met 9 stemmen vóór en 13 stemmen tégen is dit scenario verworpen.
110184/WOU
17/19
Stemming scenario 3 (inzet extra ombuiging voor verlaging onttrekking egalisatiereserve en HWBP activeren) Vóór dit scenario wordt gestemd door de leden Adema, Bouts, Dohmen, Hanssen, Hartmann, Lambie, Lebens, Limpens, Nusteling, Roebroek-Keulers, Salden, Sleijpen, Van der Linden, Van Wersch, Vanderheijden-Knops, Vanhommerig en Wolters. Tégen dit scenario wordt gestemd door de leden Aelen, Belgers, Resoort, Uitterhoeve en Veder. Met 17 stemmen vóór en 5 stemmen tégen is dit scenario aangenomen. Vervolgens wordt conform voorstel besloten. 12
Wijziging Verordening verontreinigingsheffing, Verordening zuiveringsheffing en Verordening watersysteemheffing Conform het voorgestelde wordt besloten in te stemmen met de concept-besluiten tot wijziging van de ‘Verordening verontreinigingsheffing Waterschap Roer en Overmaas 2010’, van de ‘Verordening zuiveringsheffing Waterschap Roer en Overmaas 2009’ en van de ‘Verordening op de watersysteemheffing Waterschap Roer en Overmaas 2009’.
13
Vergaderdag/-tijdstip algemeen bestuur De voorzitter licht toe dat er onder de individuele AB-leden is geïnventariseerd of de woensdag een alternatieve vergaderdag zou kunnen zijn voor het algemeen bestuur. Uit deze inventarisatie is het voorliggende overzicht voortgekomen dat echter geen eenduidigheid laat zien. De heer Limpens merkt op dat hij, samen met de heer Sabel, heeft verzocht om te kiezen voor een andere vergaderdag voor het algemeen bestuur in verband met andere agendaverplichtingen op de dinsdagavond. De heer Resoort merkt op dat er, gelet op het resultaat van de inventarisatie, geen andere vergaderdag mogelijk is. Spreker stelt voor om de dinsdag te handhaven als vergaderdag voor het algemeen bestuur. Besloten wordt de dinsdag te handhaven als vergaderdag voor het algemeen bestuur.
14
Rondvraag en sluiting Mevrouw Vanderheijden merkt op dat er ruim twee maanden geleden in het kader van GGOR is gesproken met agrariërs. Naar aanleiding hiervan is er een inventarisatie gemaakt van de knelpunten. Mevrouw Vanderheijden vraagt wanneer deze knelpunten worden opgepakt. De heer Van der Linden antwoordt dat in de eerstvolgende vergadering van de commissie Watersystemen een presentatie zal worden verzorgd over GGOR Zuid-Limburg. De heer Salden vraagt wanneer de kerntakendiscussie en daarmee ook de discussie over de investeringen wordt opgepakt?
110184/WOU
18/19
De voorzitter antwoordt dat wordt gestart met het oppakken van de aanbevelingen zoals die zijn verwoord in de stukken bij de begroting. In het verlengde daarvan kan er vervolgens ook een discussie plaatsvinden omtrent de investeringen. Mevrouw Nusteling merkt op dat er de laatste tijd enkele calamiteiten zijn geweest. De fractie Waterbelang heeft naar aanleiding hiervan enkele vragen, die niet direct ter vergadering beantwoord hoeven te worden: • In het waterschapshuis is er een noodstroomcapaciteit voor een half uur. Indien stroomuitval zich voordoet in combinatie met een calamiteit als hoogwater, is dat onhandig. Spreekster zou graag zien dat het algemeen bestuur inzage krijgt in de kosten die het met zich meebrengt om hier iets aan te doen. • Tijdens de calamiteit in het weekend van 14 en 15 november 2010 heeft de website van het waterschap niet naar behoren gefunctioneerd. Kan dit proactiever aangepakt worden? • Tijdens hetzelfde weekend met zware regenval is in Meerssen en Catsop regenwater niet naar behoren in de buffers terechtgekomen. De fractie Waterbelang zou graag vernemen waar dit nog meer is gebeurd. Tevens wil de fractie graag vernemen welke maatregelen worden getroffen om dit in de toekomst te voorkomen. De voorzitter antwoordt dat er in samenwerking met de gemeenten gewerkt wordt aan een inventarisatie van de knelpunten met betrekking tot de buffers. Deze inventarisatie zal in de commissievergaderingen worden besproken. Bij die gelegenheid zal ook worden ingegaan op de overige door mevrouw Nusteling aangehaalde aspecten. Mevrouw Aelen verzoekt om bij een volgende calamiteit informatie voor de burgers weer te geven op de sociale media zoals Hyves, waarop de heer In den Kleef antwoordt dat dergelijke informatie in principe alleen wordt weergegeven op de eigen website van het waterschap. Op dit onderwerp zal ook nader worden ingegaan in de commissievergaderingen. Niets meer aan de orde zijnde, dankt de voorzitter de aanwezigen voor hun inbreng en sluit hij om 21.40 uur de vergadering. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van De secretaris/directeur,
De voorzitter,
ing. J.M.G. In den Kleef
dr. J.J. Schrijen
110184/WOU
19/19
LIJST VAN OPENSTAANDE VRAGEN EN ACTIES UIT HET ALGEMEEN BESTUUR VERGADERING VAN
VRAAG/ACTIE UIT HET ALGEMEEN BESTUUR
RICHTDATUM VOOR AFHANDELING
24/11/2009
De cijfers in het rapport omtrent de gevolgen van de bevolkingskrimp zullen per 1 juli 2011 op hun actualiteit worden getoetst.
01/07/2011
30/11/2010
De heer Resoort heeft naar aanleiding van de in de begroting 2011 opgenomen passage over de operationele samenwerking met WPM gevraagd om aan de hand van een door het DB opgestelde gespreksnotitie in het AB nader van gedachten te wisselen over de (stand van zaken met betrekking tot) bestuurlijke samenwerking WRO-WPM.
26/04/2011
110257
STAND VAN ZAKEN