Algemene doelstelling Milieu en duurzaamheid Realiseren van een leefbare en duurzame stad, waarin we het ontstaan van risico's voor veiligheid en gezondheid voorkomen.
Wat willen we bereiken?
Wat gaan we daarvoor doen?
Kosten
1 Leefbaarheid: beperken van
1.1 Lucht geluid en externe veiligheid.
1.501
1.2 Beperken van gezondheidsrisico’s van
5.318
gezondheidsrisico’s.
bodemverontreiniging. 2 Duurzaamheid: bevorderen van zuinig omgaan met grondstoffen en energie. Bedragen zijn in duizenden euro's.
184
2.1 Klimaat en energie.
1.660
1.21 Milieu en Duurzaamheid 1.21.1 Wat willen we bereiken? Algemene doelstelling Een leefbare en duurzame stad, waarin we het ontstaan van risico's voor veiligheid en gezondheid voorkomen. Om deze doelstelling te bereiken, zijn schone lucht, schone bodem, en het beperken van geluidhinder essentieel. Doelstellingen voor milieu kunnen concurreren met andere doelstellingen zoals bereikbaarheidsdoelstellingen. Een goede luchtkwaliteit die voldoet aan de wettelijke normen, is van cruciaal belang voor de gezondheid van de bewoners en een randvoorwaarde voor de verdere ontwikkeling van de stad. Verbetering van de luchtkwaliteit hangt nauw samen met bereikbaarheid en is een belangrijk speerpunt in dit programma. Ook volgende generaties moeten gezond kunnen leven in een schone en groene stad. We nemen hierin onze verantwoordelijkheid en stimuleren bewoners en organisaties om datzelfde te doen. Het programma Milieu en Duurzaamheid draagt bij aan de programma's Stedelijke Ontwikkeling en Groen, Bereikbaarheid en Luchtkwaliteit en Beheer Openbare Ruimte. Meerjarige beleidskaders In de volgende documenten hebben we de meerjarige kaders vastgelegd: Milieubeleidsplan 2004-2008 (vastgesteld op 5 februari 2004 actualisatie in 2009).
• • • • • • • • •
Actieplan Lucht 2008 (door college van B en W vastgesteld 14 maart 2009 onder voorbehoud behandeling in gemeenteraad). Groenstructuurplan (vastgesteld op 12 april 2007). Bodembeheerplan ‘Grondig werken 2’ (vastgesteld op 20 december 2005). Gebiedsgericht Grondwaterbeleid (planning vaststelling medio 2009). Geluidnota (vastgesteld op 23 januari 2007). Actieplan Geluid (dit is nieuw beleid, vaststelling gepland december 2009). Nota ‘Externe veiligheid’ (vastgesteld op 13 maart 2007). Utrecht creëert Nieuwe Energie (vastgesteld 17 juli 2007) en het uitvoeringsprogramma (vastgesteld 7 juli 2009).
Effectdoelstelling 1: Leefbaarheid Gezondheidsrisico’s beperken. Het beoogde maatschappelijk effect is een stad die veilig is, prettig en schoon om in te leven en te werken. We willen de gezondheidsrisico's beperken door: verbetering van de Luchtkwaliteit;
• • • •
beperken van de Geluidhinder; beperken van risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen; beperken van de risico's van Bodemverontreiniging.
Het thema groen is onderdeel geworden van het programma Stedelijke Ontwikkeling en Groen. Het Actieplan Luchtkwaliteit Utrecht en de daarin opgenomen maatregelen zijn onderdeel van het programma Bereikbaarheid en Luchtkwaliteit.
185
Effectdoelstelling 2 Duurzaamheid Klimaat en energie. Het beoogde maatschappelijk effect is een stad waarin toekomstige generaties in een leefbare, gezonde en veilige omgeving leven. In een duurzame stad gaan bewoners en ondernemers zuinig om met grondstoffen en energie en wordt de uitstoot van broeikasgassen beperkt om een bijdrage te leveren aan de landelijke doelstellingen van klimaatadaptie. Utrecht werkt aan haar energie- en klimaatbeleid op basis van de zogenoemde Trias Energetica: Verbruik zo min mogelijk energie (energie besparen).
• • •
Gebruik waar mogelijk schone energie (duurzame energie). Gebruik energie zo efficiënt mogelijk (efficiënt omgaan met energie).
Relevante omgevingsfactoren In 2010 implementeert het Rijk het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. Dit zal vooral gevolgen hebben voor bouwmogelijkheden rond de spoorzones. Het LPG-convenant loopt tot 31 december 2010. In dit convenant is opgenomen dat enkele LPG-verkooppunten in de stad worden opgeheven. De LPG-branche draagt daarvoor de verantwoordelijkheid en de kosten. Het Rijk zal in 2010 een besluit over transportleidingen voor gevaarlijke stoffen in werking laten treden. Wanneer dit gebeurt, zal dat besluit in het gemeentelijk beleid geïmplementeerd moeten worden. Ingrijpende gevolgen worden niet verwacht. Er zal wel een wettelijke verplichting komen om buisleidingen in bestemmingsplannen op te nemen. Het Rijk herziet de geluidsregelgeving. In 2010 wordt een definitief wetsvoorstel verwacht voor de geluidregels rond de nationale infrastructuur. Gezien de mogelijke consequenties voor de ruimtelijke ordening (onder andere Leidsche Rijn, Rijnenburg) zal Utrecht de voortgang van dit wetsvoorstel kritisch volgen. Ook werken we samen met het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM), de Vereniging van Nederlands Gemeenten (VNG) en het Interprovinciaal Overleg (IPO) aan een herziening van het resterende deel van de Wet geluidhinder. Dat deel betreft industrielawaai, de gemeentelijke auto- en spoorwegen en de ruimtelijke ordening. Effectindicatoren 1.a
Utrecht voldoet in 2011 aan de Europese normen voor fijn stof en in 2015 voor stikstofdioxide in 2015 44
2.a
Utrecht is CO2-neutraal in 2030
2.b
Utrecht is als gemeentelijke organisatie in 2012 CO2 neutraal
2.c
Utrecht heeft in 2012 met participatie van burgers en bedrijven 75.000 ton CO2 gereduceerd 45
1.21.2 Wat gaan we daarvoor doen? Leefbaarheid Prestatiedoelstelling 1.1: Lucht, geluid en externe veiligheid Beperken van overlast, onveiligheid en gezondheidsrisico’s van Lucht Geluid en Externe veiligheid. In het Actieplan Luchtkwaliteit Utrecht 2008 is een pakket van maatregelen opgenomen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Voor deze maatregelen verwijzen we naar het programma Bereikbaarheid en Luchtkwaliteit. In het programma Milieu en Duurzaamheid worden vooral activiteiten opgenomen in het kader van monitoring voor het
44 45
Uitgaande van derogatie (uitstel inwerkingtreding) Ten opzichte van 1990, gecorrigeerd voor de bouw van Leidsche Rijn en de gemeentelijke herindeling
186
Nationale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL), juridische toetsing van plannen, gegevensverzameling voor het meetplan, en jaarlijkse rapportages voor het Rijk en bewoners van de stad. Verder houden we ons instrumentarium actueel en denken we mee op nationaal en internationaal niveau over regelingen, beleidsontwikkelingen, instrumentarium en implementatie. Voor de bescherming van omwonenden tegen geluidsoverlast en de bescherming van de rechtszekerheid van bedrijven passen we het instrument zonebeheer toe. Dit doen we voor negen 'gezoneerde' bedrijventerreinen in Utrecht, waaronder Lage Weide, Oudenrijn, Hooggelegen en twee RWZI's. Zonebeheer is een planologisch instrument dat ingezet wordt bij plannen voor de vestiging en uitbreiding van vergunningplichtige bedrijven binnen de zones van de industrieterreinen en bedrijfsterreinen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructurele aanpassingen moeten we rekening houden met normen uit de Wet geluidhinder voor geluidsgevoelige bestemmingen, zoals woningen, zorg- en onderwijsinstellingen. Dit normenstelsel bestaat uit voorkeursgrenswaarden en maximale ontheffingswaarden. De voorkeursgrenswaarde voor geluid streven we voor alle (nieuwe) situaties na. Realisatie hiervan is echter niet altijd mogelijk. We onderzoeken de plannen eerst uitvoerig op mogelijke maatregelen (onder andere stedenbouwkundige opzet, stil wegdek, geluidsafscherming etcetera) om het geluidsniveau te beperken. Pas als er geen maatregelen redelijk mogelijk zijn, kunnen we als gemeente ontheffing verlenen tot de in de Wet geluidhinder aangegeven norm, de maximale ontheffingsvoorwaarde. In de Geluidnota staan de Utrechtse voorwaarden en de spelregels over de ontheffing beschreven. Op deze manier maken we na een zorgvuldige afweging veel plannen alsnog mogelijk. Naast de toetsing aan de Wet geluidhinder, maken we een ruimtelijk milieuhygiënische afweging in het kader van de Wet ruimtelijke ordening. Deze inbreng gaat verder dan wat de Wet geluidhinder beschrijft en heeft ook betrekking op de ruimtelijke inpassing in verblijfsgebieden. Naast de preventieve maatregelen lossen we bestaande knelpunten op in het kader van de uitvoering van het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV III). In 2010 saneren we 183 woningen van de A-lijst (wegverkeer). Hiermee verminderen we door het aanbrengen van extra geluidsisolatie de geluidsbelastingen in de woningen. Verder wordt in 2010 uitvoering gegeven aan het in 2009 vast te stellen actieplan geluid op basis van de EU richtlijn omgevingslawaai. Dit actieplan is een vervolg op de geluidskartering van 2007 en bevat maatregelen voor de gesignaleerde en benoemde knelpunten. In 2010 en de komende jaren pakken we de knelpunten aan die we in beeld hebben gebracht bij het opstellen van de Geluidskaarten in het kader van de EU-richtlijn Omgevingslawaai. Externe veiligheid is een belangrijke factor bij ruimtelijke ontwikkelingen. De regelgeving en het landelijke en Europese beleid kan van grote invloed zijn op de mogelijkheden en beperkingen voor ruimtelijke ontwikkeling in de stad. Daarom zijn we betrokken bij de ontwikkeling van het beleid. Voor externe veiligheid verlenen we ontheffingen aan transporteurs om gevaarlijke stoffen te mogen vervoeren. Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is een instrument om het milieubelang een volwaardige plaats te geven in besluitvorming. Een m.e.r. wordt gebruikt bij activiteiten die mogelijk belangrijke nadelige gevolgen hebben voor het milieu. Afhankelijk van de omvang van een project zal er een m.e.r.-beoordeling of een m.e.r.-studie uitgevoerd worden. Er worden voor 2010 circa 6 projecten voorzien waaronder Rijnenburg, Merwedekanaalzone en de nieuwe schouwburg, waarbij sprake is van het uitvoeren van m.e.r.-taken. Prestatiedoelstelling 1.2: Bodem Beperken van gezondheidsrisico's van bodemverontreiniging. Bodembeleid kan in drie belangrijke pijlers worden ondergebracht: preventie, bodemsanering en bodembeheer: Preventie is erop gericht om nieuwe verontreiniging van de bodem te voorkomen. Bodemsanering en bodemonderzoek doen we op locaties waar mogelijk door de verontreiniging risico's voor mens en milieu aanwezig zijn. Bij bodemsanering wordt de bodem weer geschikt gemaakt voor het gewenste gebruik. Bij bodembeheer gaan we uit van het standstillbeginsel (wat schoon is, moet schoon blijven en wat verontreinigd is, mag niet verder verontreinigd raken) en streven we op termijn tevens naar een kwaliteitsverbetering van de bodem.
187
In 2010 voeren we samen met particulieren en bedrijven weer een groot aantal bodemonderzoeken en saneringen uit van verschillende omvang. In 2010 zijn we voor circa 35 saneringen (doorloop of start) opdrachtgever en voor circa 15 locaties voeren we nazorgplannen voor restverontreinigingen uit. Toezicht & Handhaving controleert Milieu & Duurzaamheid op uitvoering van bodemsaneringen en het hergebruik van licht en matig verontreinigde grond. Gegevens voor burgers en bedrijven over de kwaliteit van de bodem stellen we via Internet beschikbaar. We verwerken ongeveer 10.000 gegevensaanvragen per jaar. Het budget dat het Rijk beschikbaar stelt voor bodemonderzoek/-sanering in de volgende planperiode 2010-2015 is minder dan in de voorgaande periode. Dit geldt met name voor het ISV-budget. Daardoor zullen er minder saneringen door de gemeente zelf worden gedaan en naar verhouding meer door de marktpartijen. Daardoor krijgt de gemeentelijke organisatie niet minder werk, maar wel een andere rol. Omdat een aantal reeds gestarte saneringen in 2010 nog doorloopt zal de verandering geleidelijk gaan. Vooralsnog wordt voor 2010 prioriteit gegeven aan de volgende activiteiten: voortzetting (na heroverweging saneringsdoelstellingen) van lopende saneringen en nazorgprojecten;
• • • •
opstarten nieuwe milieuhygiënische spoedeisende saneringen; bodemonderzoek op verdachte locaties waar mogelijk sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging; invulling van gebiedsgericht grondwaterbeleid (met name monitoring).
Duurzaamheid Prestatiedoelstelling 2.1: Klimaat en energie Klimaat en Energie. Binnen het werkprogramma 'Utrecht creëert nieuwe energie' voeren we energiebesparingsprojecten en duurzame energieprojecten uit op de vier thema's Wonen, werken, mobiliteit en onze eigen organisatie. Door innovatie en samenwerking met partners in de stad maken we CO2-reductie én economische ontwikkeling mogelijk. Voor het thema 'wonen' willen we eind 2009 een energieconvenant afsluiten met de woningcorporaties in Utrecht. Dat voeren we in 2010 en verder uit. Hierbij ligt het accent op vermindering van het energieverbruik zodat de energielasten voor huurders lager worden en de CO2-uitstoot wordt verminderd. Daarnaast wordt in Rijnenburg de planvoorbereiding getroffen voor een energie- en klimaatvriendelijk wijk in een uniek samenwerkingsverband van Provincie, Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR) en diverse private partijen. Een sprekend voorbeeld van een project in het thema wonen is de koploperspositie die wijk West heeft in de transitiefase naar energieneutraal wonen in Utrecht. De ervaringen uit wijk West schalen we op naar andere woonwijken in Utrecht. Binnen het thema 'werken' sluiten we een energieconvenant met 20 scholen en 20 kantoren. Daarnaast stimuleren we innovatie en de versterking van de economische kracht die de stad Utrecht heeft op het gebied van Nieuwe Energie door het kennisnetwerk www.slimbezig.nl. We bundelen kennis en ervaring in een virtueel regionaal - nationaal kenniscentrum voor Nieuwe energie. Een laatste voorbeeld betreft de blijvende aandacht en stimulering van het gebruik van duurzame energie op locaties als het Stationsgebied, Leidsche Rijn en de verschillende herstructureringsgebieden. Voor het thema mobiliteit sluiten we aan bij het programma Bereikbaarheid en Luchtkwaliteit. Immers, de maatregelen gericht op het vergroten van het OV- en fietsgebruik, hebben ook effect op de reductie van de CO2-uitstoot. Omdat aangepast rijgedrag in de vorm van ´het nieuwe rijden´ leidt tot een blijvende besparing van 10 - 15% in brandstof verbruik en dus een lagere NOx-, fijnstof- en CO2-uitstoot, stimuleren we dit samen met SenterNovem. Aanvullend voeren we vanuit 'Utrecht creëert nieuwe energie' ook de regie over de 'community of practise' van alternatieve brandstoffen, die tot diverse pilots rondom elektrisch rijden en rijden op aardgas leidt. Voor het thema 'eigen gemeentelijke organisatie' willen we in 2012 een CO2-neutrale organisatie realiseren. Hiervoor worden passende maatregelen toegepast in de eigen gebouwen (techniek en gedrag), eigen wagenpark, openbare verlichting en duurzaam inkopen. We nemen duurzaamheidscriteria op in inkoopbestekken. We investeren ook in het bevorderen van de gezondheid in scholen en andere gebouwen waar kinderen langdurig verblijven (zie ook het programma Onderwijs, Educatie en Bibliotheek).
188
Bij gebiedsontwikkelingen houden we rekening met het windklimaat en zon en schaduw in de openbare ruimte. Vooral bij hogere gebouwen is het voor de leefbaarheid essentieel rekening te houden met deze thema's. Bij duurzame gebiedsontwikkeling stimuleren we duurzaamheidsaspecten als duurzaam materiaalgebruik, intensief ruimtegebruik en leefomgevingskwaliteit. Daarvoor gebruiken we bijvoorbeeld de prestatiegerichte instrumenten Duurzaamheidsprofiel (DPL) en de Gemeentelijke Praktijk Richtlijn (GPR) gebouw, waarmee eenvoudig de ambitie kan worden vastgelegd, het ontwerpproces geholpen kan worden en het uiteindelijke ontwerp ook de maat genomen kan worden. Prestatie-indicatoren
Begroting 2010 Begroting 2013
Realisatie 2008 Realisatie
Jaarrapportages
milieuzonering
voor Rijk en
1.1.a
Luchtkwaliteit:
vrachtverkeer
bewoners
ISV 3 46
1.1.b
A-lijst woningen geluidgesaneerd (GSB 3)
71
183
ISV 346
1.2
Bodemprestatie-eenheden (GSB3)
373.363 47
207.000 voor ISV2
ISV 346
200
900
ISV 346
4000 waarvan
Aantal woningen met energiebesparende 2.1
maatregelen (Utrecht Vernieuwt)
1.21.3 Wat mag dat kosten? Rekening
Begroting
Begroting
Begroting
Begroting
Begroting
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Lasten Bedrijven
2.478
861
31
31
31
31
Lucht, geluid en externe veiligheid
1.192
5.404
1.501
-326
-326
-326
Bodem Klimaat en energie Totaal lasten
723
4.785
5.318
5.307
5.307
5.307
1.031
540
1.660
1.221
600
600
5.424
11.589
8.510
6.233
5.612
5.612
Baten Bedrijven Lucht, geluid en externe veiligheid Bodem Klimaat en energie Totaal baten Saldo lasten en baten
14
237
0
0
0
0
149
445
2.618
2.618
2.618
2.618
15
3.879
4.873
4.873
4.873
4.873
330
0
10
10
10
10
508
4.562
7.502
7.502
7.502
7.502
4.916
7.027
1.008
-1.269
-1.890
-1.890
Mutaties reserves Toevoeging reserves
233
233
0
0
0
0
Onttrekking reserves
864
864
1.000
621
0
0
4.285
6.397
8
-1.890
-1.890
-1.890
Saldo na mutaties reserves Bedragen zijn in duizenden euro’s.
46 47
Voor 2013 worden de prestatie-indicatoren vastgesteld bij het ISV 3 programma. totale hoeveelheid bodemprestatie-eenheden (BPE) 189
Financiële toelichting Hieronder lichten wij de financiële ontwikkelingen per doelstelling toe. De overige ontwikkelingen zijn vooral het gevolg van de verwerking van loon- en prijscompensatie en de doorbelaste kosten en concernoverhead. Zie hiervoor de desbetreffende passage in de paragraaf bedrijfsvoering. Mutaties groter dan een 0,5 miljoen euro of 10% van de doelstelling zijn toegelicht. De onderdelen 'Groen' en 'Vergunning en Handhaving Milieu' maken geen onderdeel meer uit van het programma Milieu en Duurzaamheid. Bij de Voorjaarsnota 2009 zijn de corresponderende budgetten overgeheveld naar respectievelijk het programma Stedelijke Ontwikkeling en Groen en het programma Wonen en Monumenten. In bovenstaande financiële tabel zijn dan ook voor deze onderdelen geen gegevens meer opgenomen. Bedrijven Met ingang van 2010 wordt het onderdeel 'Bedrijven' niet meer als zelfstandig prestatiedoel beschouwd. Dit thema is naargelang het onderwerp opgenomen onder de overige prestatiedoelen. Abusievelijk zijn voor de jaren 2010 tot en met 2013 nog wel lasten (doorbelasting concernoverheadkosten) opgenomen. Deze doorbelasting wordt verdeeld over de andere producten. De cijfers worden hiervoor aangepast bij de eerstvolgende technische wijziging. Lucht, geluid en externe veiligheid Bij de begroting 2008 zijn incidentele budgetten van 4 miljoen euro (2009) en 1,82 miljoen euro (2010) beschikbaar gesteld voor het Actieplan Luchtkwaliteit Utrecht. Dit zorgt voor een afname van de lasten van 2,18 miljoen euro in 2010 en 1,82 miljoen euro vanaf 2011. Daarentegen veroorzaakt de overheveling van budget vanuit het onderdeel 'Bedrijven' voor een lastenstijging vanaf 2010 van 0,190 miljoen euro. Abusievelijk zijn voor de jaren 2010 tot en met 2013 de baten 2,180 miljoen euro te hoog en de lasten 2,180 miljoen euro te laag aangegeven (zie ook het programma Bereikbaarheid en Luchtkwaliteit). De cijfers worden aangepast bij de eerstvolgende technische wijziging. Bodem De lasten nemen met 0,205 miljoen euro toe door de overheveling van budget vanuit het onderdeel 'Bedrijven'. Daarnaast worden de hogere lasten vooral veroorzaakt doordat in 2010 langlopende projecten worden afgerekend met het Rijk (0,3 miljoen euro). Dit verklaart ook eenzelfde stijging van de baten. Het aantal geplande bodemsaneringen neemt niet toe. De toename van de baten wordt voor het overige vooral veroorzaakt doordat vanaf 2010 de Rijksbijdrage voor bodemsaneringen en onderzoek, in tegenstelling tot 2009, als bate is opgenomen. Klimaat en energie De hogere lasten bij Klimaat en Energie in 2010 en 2011 komen vooral door hogere uitgaven voor de uitvoering van het werkprogramma 'Utrecht maakt nieuwe Energie' (1,0 miljoen euro in 2010 en 0,621 miljoen euro in 2011). Hiervoor worden middelen aan de programmareserve onttrokken. Overheveling van budget vanuit het onderdeel 'Bedrijven' verklaart een lastenstijging van 0,076 miljoen euro. Toevoegingen en onttrekkingen aan reserves De onttrekkingen uit de reserve van 1,0 miljoen euro in 2010 en van 0,621 miljoen euro in 2011 zijn ten behoeve van uitvoering van het werkprogramma 'Utrecht maakt nieuwe Energie'.
190