2012 Maart Jaargang 6
FOTO: ISTOCKPHOTO
Veiligheid rond Koninginnedag: ‘Sympathiek maar scherp’
In dit nummer:
“Met uitgebalanceerde maatregelen maken we veiligheid”
veiligheidsregio utrecht De Geinsche Hof: evaluatie van een a-typisch incident pagina 4
Z
“Zorgen dat Koninginnedag een grandioos en veilig feest wordt is de gezamenlijke opgave van de gemeenten, de VRU en de andere veiligheidspartners”, stelt Angela van der Putten, die sinds 1 december drie dagen per week aan de slag is als projectleider VRU voor de veiligheidsoperatie rond Koninginnedag. “We pakken de voorbereiding vanaf de allereerste stappen strak aan in de vorm van een multidisciplinair samenwerkingsproject. Dit is geen routine maar een eenmalig uniek evenement. We moeten het dus in een keer goed doen. Half december hebben we de eerste kick-offbijeenkomst gehouden met alle verantwoordelijken van politie, VRU en gemeenten. Daarna zijn we met verschillende werkgroepen aan de slag gegaan om scenario’s, draaiboeken en de operationele organisatie uit te werken. In maart en april
gaan we alle denkbare scenario’s doornemen en oefenen.”
GRIP 4 De veiligheidsoperatie rond 30 april speelt zich af onder opschalingsregime GRIP 4. Een bestuurlijke keuze, volgens Van der Putten, omdat een incident gevolgen kan hebben voor het totale evenement in beide gemeenten. “Het afbreukrisico is groot omdat de aandacht van heel Nederland op de koninginnedagviering is gericht. Gebeurt er iets, dan moeten we snel schakelen om greep te houden op de gebeurtenissen en de communicatie daarover. Dat houdt in dat we bij een onverhoopt incident de stappen GRIP 1 tot en met 3 overslaan. Op 30 april zijn het regionaal beleidsteam en het regionaal operationeel team volledig paraat. Ook alle onderliggende actiecentra van de
VRU en de gemeenten zijn volledig bemand. Voor de hele hoofdstructuur van crisismanagement geldt een opkomsttijd van nul minuten.” Behalve de hoofdstructuur bestaande uit RBT- ROT- CoPI heeft de VRU ook nadrukkelijk aandacht voor de reguliere hulpverlening en zorg in en rond Rhenen en Veenendaal. Angela van der Putten: “Beide gemeenten krijgen met forse beperkingen in de mobiliteit te maken, door fysieke afzettingen in meerdere ringen. Maar de
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
Op 30 april zijn alle ogen van Nederland gericht op de Utrechtse gemeenten Rhenen en Veenendaal. Het bezoek van Hare Majesteit en haar gevolg op Koninginnedag betekent ‘alle hens aan dek’ voor de VRU en Politie Utrecht. ‘Sympathiek maar scherp’, zo typeert de projectleiding het veiligheidsniveau dat politie, VRU, gemeenten en andere partners samen creëren rond het evenement. Algemeen commandant Ad Sanders van Politie Utrecht en voorbereidend operationeel leider Angela van der Putten van de VRU doen een boekje open over de multidisciplinaire voorbereiding op het evenement in de regio van 2012.
brandweerzorg Negenduizend liter schuim op wielen pagina 9
bevolkingszorg
Lessen van de ‘Burense bom’ pagina 15
Viering Koninginnedag De Rijksvoorlichtingsdienst heeft de gemeenten Rhenen en Veenendaal laten weten dat de voorbereidingen voor Koninginnedag door gaan. Samen met de gemeenten en netwerkpartners blijft de VRU zich voorbereiden op het bezoek van de koninklijke familie op 30 april aan Rhenen en Veenendaal.
geneeskundige zorg Serious Gaming: Al spelend leren over zorgcontinuIteit pagina 19
bereikbaarheid voor de reguliere hulpverlening van incidenten die niets met Koninginnedag te maken hebben moet tijdens het feest wel gewaarborgd blijven. Hetzelfde geldt voor de werkzaamheden van lokale zorgverleners, zoals huisartsen en thuiszorg. Aanrijroutes moeten van tevoren worden geregeld en de communicatielijnen moeten kort zijn. Er is veel voorwaardenscheppend werk nodig om ervoor te zorgen dat de hulpdiensten en zorgverleners die dag gewoon hun werk kunnen doen. Maar ‘gewoon’ je werk doen vraagt die dag om bijzondere afspraken. De VRU ondersteunt de gemeenten onder meer bij het stroomlijnen van de afspraken over bereikbaarheid en doorgang voor zorg en hulpverlening.”
Limburgse lessen Het zwaartepunt van de veiligheidsoperatie ligt op 30 april bij de blauwe kolom. Voor de bemensing van de Staf Grootschalig en Bijzonder Optreden werken staffunctionarissen van de politieregio’s Utrecht, Gooi- en Vechtstreek en Flevoland samen.
In de uitvoering wordt samengewerkt door executief politiepersoneel uit meerdere regio’s en specialistische landelijke eenheden. Ad Sanders kan niet exact becijferen hoeveel mensen de politie in totaal op de been brengt, maar Koninginnedag 2011 in Weert en Thorn is in zijn ogen een goede graadmeter. Daar werden circa 1400 mensen ingezet. De Utrechtse veiligheidspartners doen ruimschoots hun voordeel met de lessen van de Limburgse aanpak vorig jaar. Ad Sanders: “We hoeven het niet allemaal zelf te bedenken, want alle mensen die op 30 april een rol hebben in de veiligheidsoperatie hebben in Limburg een collega die het allemaal al heeft meegemaakt. De limburgse collega’s hebben hun ervaringen met ons gedeeld en daar kunnen wij de vruchten van plukken. Mede op basis van die ervaringen zijn we nu onze draaiboeken aan het schrijven. We kunnen de draaiboeken van Limburg, of eerder van Zeeland en Apeldoorn, nooit als blauwdruk een op een overnemen. De geografische situatie in Rhenen en Veenendaal is bijvoorbeeld heel anders dan in Weert en Thorn. Over het veiligheidsniveau rond het evenement in algemene zin hoeven we
FOTO: TRIP MEDIA
veiligheidsregio utrecht
Koninginnedag in Limburg in 2011.
overigens niet te discussiëren. Dat niveau bepalen wij niet in de regio, maar ligt vast in een landelijke beleidslijn voor nationale evenementen waarbij het koningshuis betrokken is. Die beleidslijn is na de gebeurtenissen in Apeldoorn in 2009 in het leven geroepen. Speciaal is dat we met heel veel bijzondere partners moeten samenwerken, waar we in onze dagelijkse praktijk niet vaak mee optrekken. Dat is organisatorisch een uitdaging, maar we delen allemaal hetzelfde belang: een feestelijke Koninginnedag.”
Vrienden met het publiek Ad Sanders benadrukt dat, hoe serieus en intensief de Utrechtse veiligheidspartners zich ook voorbereiden op mogelijke verstoringen en incidenten, de bevolking en het publiek vooral een ‘feestgevoel’ aan 30 april moeten
overhouden. “Dat vraagt een optimale balans tussen veiligheid en openheid. Het feest wordt gemaakt door de organiserende gemeenten, het koninklijk bezoek en de honderd- tot honderdvijftigduizend verwachte bezoekers. Met onze gedegen voorbereiding helpen wij het feest ordelijk en veilig gestalte te geven.” De politie hanteert voor de benadering van de massa het begrip ‘sympathiek maar scherp’. Op 30 april worden de kernen van Rhenen en Veenendaal verdeeld in ringen en sectoren en in elke sector komen agenten in de binnenruimte binnen de dranghekken die elk 30 strekkende meter publiek onder hun hoede krijgen. Ad Sanders: “Hun eerste opgave is vrienden te worden met het publiek en samen een mooi sfeertje te maken. Maar ondertussen blijven ze, samen met zichtbare en onzichtbare collega’s, wel scherp op afwijkingen. Ook wordt vooraf de hele openbare ruimte in de twee gemeenten minutieus gescreend op mogelijke risicobronnen. Zo maken we met al onze gezamenlijke inzet en expertise samen de veiligheid en maken we samen met het publiek een groot feest van Koninginnedag 2012.” Rob Jastrzebski
FOTO’S: ROB JASTRZEBSKI
Jaarwisseling in de regio: gemengde gevoelens
“Trots op professionaliteit van brandweer en politie” De afgelopen jaarwisseling was voor de hulpdiensten in de regio Utrecht ‘relatief’ beheersbaar. Grote openbare ordeverstoringen en grote confrontaties met de politie deden zich niet voor, maar dat betekent niet dat ‘kleinere’ incidenten minder erg zijn. Brandweerlieden en politieagenten die in De Bilt met ernstige agressie te maken kregen, zullen dit beamen (zie Brandweerzorgkatern, pagina 10). “Onacceptabel”, noemde voorzitter Aleid Wolfsen van de VRU in zijn nieuwjaarstoespraak het geweld in De Bilt. Ook de Biltse burgemeester Arjen Gerritsen heeft gemengde gevoelens bij de afgelopen nieuwjaarsnacht.
D
De situatie in De Bilt was het trieste dieptepunt in een nieuwjaarsnacht die in de regio verder weinig uitschieters kende. De politie moest 420 keer in actie komen en verrichtte in totaal 50 aanhoudingen, de gezamenlijke brandweerposten van de VRU kwamen in actie bij 362 brandhaarden. Veelal autobranden en onveilige vreugdevuren, maar twee serieuzere branden sprongen eruit. Aan de Kerkweg in Soest ging een villa in vlammen op, omdat het rieten dak niet vuurpijlbestendig bleek. En in Driebergen moesten tientallen appartementen in een flat worden ontruimd na een brand in een meterkast.
Lokaal vreugdevuurbeleid
Nieuwjaar 2012: ingeluid door vuurwerk en agressie. Foto onder: Villabrand in Soest door vuurwerk op het rieten dak.
2
Burgemeester Arjen Gerritsen van De Bilt heeft een bittere nasmaak aan de jaarwisseling overgehouden. Bij een uit de hand gelopen vreugdevuur in een woonwijk keerde een groep op rellen beluste buurtbewoners zich tegen de hulpverleners. “Mijn brandweeren politiemensen hebben met ernstige agressie te maken gehad en dat heeft mij behoorlijk geraakt. Dit kunnen we niet tolereren. We hadden het juist goed voor elkaar. Er waren goede afspraken tussen gemeente, brandweer en politie over gezamenlijk toezicht en er was helder beleid over hoe we zouden optreden bij vreugdevuren. Als er geen gevaar is, rustig laten branden. Tijdens eerdere jaarwisselingen hadden we juist in Westbroek nogal eens pro-
blemen met onverantwoorde vreugdevuren en daar lag ook dit jaar onze aandacht. Daar bleef het nu gemoedelijk, maar in De Bilt sloeg, na aanhouding van een raddraaier, de vlam in de pan.”
Professioneel optreden Na escalatie greep de politie met harde hand in. Een bewuste keuze was om dat met de lokale politiecapaciteit te doen en de paraat staande Mobiele Eenheid niet in te zetten. Gerritsen: “Dat zou alleen maar een verder escalerend effect hebben gehad en dan is er kans dat we volgend jaar weer de Mobiele Eenheid de wijk in moeten sturen. We hebben met een harde aanpak en de aanhoudingen laten zien dat hulpverleners en politie niet met zich laten sollen. Helaas zijn wel een agent en twee brandweerlieden bij het incident gewond geraakt door zwaar vuurwerk en gegooide flessen.” Gerritsen is vol lof over het professionele optreden van de hulpverleners. “Heel belangrijk vond ik dat het doel waarom het uiteindelijk ging is bereikt. Het vuur is geblust en de brandweer heeft zich niet vroegtijdig teruggetrokken. Dat zou overkomen als capitulatie voor agressie en dat kan echt niet. Ondanks de impact van het geweld, bleven de mensen professioneel hun werk doen. Ik ben daar trots op.”
Agressiebeheersing Gerritsen zegt zich door het incident wel bewust te zijn geworden van het belang van training in agressiebeheersing. “Eigenlijk zou de brandweer zich daarover helemaal niet druk moeten maken, omdat de politie de taak heeft te zorgen voor een veilige werkomgeving. Politiemensen hebben door hun scholing in geweldsbeheersing een grotere weerstand tegen agressie dan brandweerlieden. Toch zet dit mij wel aan het denken. Wellicht kunnen brandweermensen ook baat hebben bij een op hen toegespitste training in het omgaan met agressie. Ik wil daar in VRU -verband aandacht voor vragen.
“Ondanks de impact van het geweld bleven de mensen professioneel hun werk doen” De samenleving verandert en zelfs een vrijwilligersorganisatie als de brandweer die midden in die samenleving staat, ontkomt niet aan agressie. Het is allemaal niet meer zo onschuldig als vroeger en dus moeten we onze hulpverleners faciliteren om hun weerbaarheid te vergroten.” Rob Jastrzebski
veiligheidsregio utrecht
Monument voor treinramp 1962 Op 8 januari 1962 waren de weilanden even buiten Harmelen het decor voor de grootste treinramp uit de Nederlandse geschiedenis. Vijftig jaar na dato kregen de slachtoffers, nabestaanden en betrokken hulpverleners alsnog een monument, als teken dat zij niet vergeten zijn. Het monument werd op zondag 8 januari jongstleden onder grote belangstelling onthuld door prof. mr. Pieter van Vollenhoven, oud-voorzitter van de Onderzoeksraad voor Veiligheid, en Ed Janson, voorzitter van Dorpsplatform Harmelen.
H
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
Het monument, bestaande uit een menselijke sculptuur en twee panelen met de namen van de slachtoffers, was een initiatief van Dorpsplatform Harmelen. Tijdens de drukbezochte ˚ herdenkingsbijeenkomst, die ook werd bijgewoond door het Woerdense gemeentebestuur en Commissaris van de Koningin Roel Robbertsen, blikten zowel Ed Janson als prof. mr. Van Vollenhoven terug op de ramp en op de consequenties voor de spoorwegveiligheid. Janson schetste het beeld van hulpverlening onder primitieve omstandigheden. De brandweer beschik-te destijds nog niet over zwaar redgereedschap en evenmin waren er opschalings- en bijstandsregelingen. Ook de geneeskundige hulpverlening in die dagen was niet berekend op een ramp van zo grote omvang. Het was dan ook vooral een kwestie van improviseren onder zware omstandigheden in de verwrongen treinstellen. De impact van de treinramp op het
veiligheidsdenken in Nederland was groot. Zo was de crash de directe aanleiding voor de invoering van het automatisch treinbeïnvloedingssysteem (ATB) dat frontale botsingen als gevolg van gemiste seinen moest voorkómen. Ook was de ramp een stimulans voor de Wet ambulance-
vervoer, die overigens pas in 1971 werd aangenomen. Tijdens de ramp waren er veel problemen als gevolg van sterk verschillende brancardsystemen in ambulances, waardoor gewonden soms lang op vervoer naar ziekenhuizen moesten wachten. In de huidige tijd met multidiscipli-
GRIP 4 oefening Prisma in juni Zoals eerder vermeld in het decembernummer 2011 van de Voor U, organiseert de VRU begin juni Prisma. Dit is een GRIP 4 oefening zoals genoemd in het besluit Veiligheidsregio’s. Het doel van de oefening is inzicht krijgen in de mate waarin onze hoofdstructuur in de praktijk functioneert.
E
Er wordt een incident gesimuleerd met betrokkenheid van minimaal twee gemeenten, in deze gemeenten kunnen het Gemeentelijk Beleidsteam, Gemeentelijk Managementteam en een aantal hoofden actiecentra actief worden ingezet. De meldkamers en leden van CoPI, ROT en Regionaal Beleidsteam zullen ook worden gealarmeerd en ingezet. De oefening is vergelijkbaar met de RADAR en ADR toetsen van de afgelopen jaren. Locatie en tijdstip van oefenen blijven geheim maar we kunnen wel vast vertellen dat de oefening plaatsvindt tussen 11 en 18 juni. Na de eerste alarmering wordt getoetst hoe de
hoofdstructuur zich ontwikkelt en hoe de verschillende teams zich positioneren. De uitkomsten van de oefening worden beschreven in een evaluatierapport waarbij de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid betrokken is. De oefening zal een aantal uren duren. Direct na afloop ontvangt elk team mondeling feedback en is er gelegenheid tot zelfreflectie. De oefening vraagt veel betrokkenheid en inzet van de deelnemers. Vanaf begin mei zal deze oefening meer aandacht krijgen. In de volgende editie van de Voor U is er ook meer te lezen over Prisma.
nog veel verbeteren. Zo is het na 1962 ingevoerde ATB-systeem volgens hem verouderd en niet onfeilbaar gebleken. Vervanging van het ATB-systeem door een nieuw Europees railveiligheidssysteem moet in de ogen van Van Vollenhoven dan ook hoge prioriteit krijgen.
naire samenwerking, strakke protocollen en procedures, uniforme uitrusting en zwaar redmaterieel, zal de aanpak van een soortgelijke calamiteit vele malen efficiënter zijn. Als zo’n calamiteit zich überhaupt nog voordoet, want er is de afgelopen decennia veel geïnvesteerd in het veiliger maken van het spoor. Toch kan er volgens mr. Pieter van Vollenhoven
Rob Jastrzebski
2012 wordt een jaar vol uitdagingen Het lastige economische tij stelt de VRU in 2012 voor grote uitdagingen. Kostenbesparingen zijn noodzakelijk, maar de organisatie zal zich er samen met de netwerkpartners tot het uiterste voor inspannen om de kwaliteit van de veiligheidszorg in de regio op een hoog peil te houden. Dat was de kernboodschap van voorzitter Aleid Wolfsen van de VRU tijdens de nieuwjaarsreceptie op 9 januari.
W
Wolfsen blikte terug op 2011, het eerste jaar van de geregionaliseerde brandweer. Hoewel veel energie werd opgeslokt door de reorganisatie, slaagde de VRU erin het regionaal risicoprofiel tijdig vast te stellen, de samenwerking met de partners verder uit te bouwen en tal van producten op het gebied van risicobeheersing op te leveren. Zo werden onder andere bestuurlijke convenanten voor verschillende dijkringen gesloten met het oog op de voorbereiding op overstromingen. Verder werden zestig gezondheidskundige adviezen voor publieksevenementen verstrekt, werden
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
FOTO: KORPS RIJKSPOLITIE
Nabestaanden van slachtoffers verzamelen zich rond het monument, 50 jaar na de ramp. Links: Hulpverlening in Harmelen in 1962, improviseren in verwrongen staal.
gemeenten tachtig keer geadviseerd over groepsrisico’s en werden dertien BRZO-bedrijven grondig geïnspecteerd. Ondanks de noodzakelijke besparingen zal in 2012 ook worden geïnvesteerd in de organisatie. Belangrijke dossiers voor het komend jaar zijn de verdere uitwerking van het regionaal dekkingsplan, risico- en crisiscommunicatie, de taken op het gebied van bevolkingszorg en het ontwikkelen van een andere financieringssystematiek voor de VRU. Ook wordt de benoeming van een directeur publieke gezondheid voorbereid. Rob Jastrzebski
3
veiligheidsregio utrecht
Regionaal risicoprofiel onder de loep
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
De Wet veiligheidsregio’s zegt dat de regio’s hun regionaal risicoprofiel, het maatgevend kader voor de inrichting van de veiligheidszorg, iedere vier jaar moeten actualiseren en vaststellen. De VRU heeft ervoor gekozen om het risicobeeld in de regio jaarlijks te updaten. Op dit moment vindt zo’n herijking plaats, waarbij de VRU dankbaar gebruikmaakt van de inzet van zeven studenten integrale veiligheid van de Hogeschool van Utrecht. In opdracht van de VRU onderzoeken de studenten ook hoe de regionale risicodatabase Risc in de toekomst efficiënt door de districten kan worden beheerd. de regio up to date. Het is voor ons een heel leerzame stage. Doordat we intensief in contact komen met professionals van de VRU leren we het veiligheidsdomein goed kennen. Een mooie opstap voor een latere carrière in die wereld. Overigens merken we dat het voor de medewerkers in de districten wel wennen is dat mensen van buiten de organisatie zich komen buigen over de risico’s in hun werkgebied.”
Informatie stroomlijnen
Derdejaars studenten Koen Laureij (links), Liza Sinkgraven en projectmedewerker Ilse van den Hoff.
V
Voor vijf tweedejaars studenten Integrale Veiligheidskunde is het een leuke uitdaging: een dag in de week de districten in om met hulp van lokale preparatiespecialisten de inhoud van Risc te actualiseren. “Een win-winsituatie voor de studenten en de VRU”, weet René Roke, specialist Risico’s en Veiligheid bij de afdeling Risicobeheersing. Hij is samen met Ilse van den Hof verantwoordelijk voor de uitvoering van de actualisering. Ilse begeleidt ook twee derdejaars studenten die meewerken aan het project. “Wij maken dankbaar gebruik van de extra capaciteit om een inhaalslag in het beheer van de database te maken,
terwijl de studenten tijdens hun stage de organisatie van de fysieke veiligheid goed leren kennen.”
Top 25 Liza Sinkgraven is derdejaars student integrale veiligheid en coördineert de activiteiten van de stagiairs in de districten. “In de eerste twee maanden van de stageperiode zijn ze door de VRU intern getraind in het werken met de risicodatabase. Nu brengen zij in elke gemeente de top-25 van de belangrijkste risico-objecten in kaart en vervolgens de top-25 per district. Zo maken we de lijst objecten die bepalend is voor het maatgevend risico in
“Uiteindelijk is het de bedoeling dat de districten zelf de risicodatabase gaan beheren en bijhouden”, licht René Roke toe. “In deze actualiseringsslag doen we tevens onderzoek naar hoe dat toekomstig beheer doelmatig kan worden ingericht. Informatie over risico’s en risico-objecten komt uit meerdere bronnen, voornamelijk vanuit de gemeenten. Wij merken echter dat sinds de regionalisering en invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de informatiestroom tussen gemeente en brandweer niet meer is geborgd. Dat moeten we weer organiseren, om zicht te kunnen blijven houden op de risico's in de regio.” Het regionaal risicoprofiel moet uiteindelijk een dynamisch karakter krijgen, doordat gewijzigde gegevens over risico-objecten en risicosituaties in de gemeenten direct in de database worden ingevoerd. Roke: “Dat gaat efficiënter als ook de nieuwe dynamische digitale bereikbaarheidskaarten en aanvalsplannen regiobreed zijn ingevoerd. De informatieketen tussen preventie, preparatie en repressie wordt dan ook
sterker en onderhoud van gegevens wordt stukken eenvoudiger. In het gebruik van alle beschikbare digitale gegevens moeten we nog wel een slag maken.”
Keten van processen Derdejaars student Koen Laureij richt zich met zijn onderzoek op het vraagstuk van de organisatie van het proces na de huidige actualiseringsoperatie. “Doel van het onderzoek is een inschatting te maken hoeveel tijd en menskracht er binnen de districten nodig is voor het beheren van de database. Dat inzicht is er nog niet. Ik ben voor mijn stageopdracht acht maanden lang vier dagen in de week werkzaam bij de VRU. Ik leer er veel van. Mooi om zicht te krijgen op de keten van processen in het veiligheidsbeleid. De VRU is een dynamische organisatie met veel afdelingen die afhankelijk zijn van elkaar. Zo ervaar je dat de eindproducten van ons project informatiebouwstenen zijn waar specialisten op het gebied van preventie en preparatie weer mee verder kunnen.” Behalve het actualiseren van de lijst risico-objecten in RISC wordt ook de informatie rond relevante crisistypen up to date gemaakt aan de hand van actuele ontwikkelingen. In deze ronde worden natuurbrand en extreem weer er als thema’s uitgelicht. René Roke verwacht dat het eindconcept van het geactualiseerde Regionaal risicoprofiel rond oktober kan worden aangeboden aan het Algemeen Bestuur van de VRU. Rob Jastrzebski
“Geef burgerparticipatie structurele plek in hulpverlening” De Geinsche Hof: evaluatie van een a-typisch incident
I
In een gezamenlijke presentatie onderschreven Zorgspectrum, de gemeente en de VRU de conclusies en aanbevelingen in het rapport volledig. Guus Swillens, portefeuillehouder crisisbeheersing in het Dagelijks Bestuur van de VRU, spreekt van een degelijk rapport dat scherp is in zijn analyse. Niet dat er zoveel fout ging, integendeel. De onderzoekers signaleren dat de BHV-organisatie op orde was, dat de overheidshulpverlening binnen de geldende normtijden in actie kwam en dat alle betrokken partijen goed hebben samengewerkt.
Burgerparticipatie 4
Een belangrijke les die de Nieuwegeinse burgemeester Frans Backhuijs
en zijn collega Swillens trekken is dat het incident zonder de snelle en massale inspanning van bouwvakkers en omwonenden wellicht een heel andere afloop had gekend. “Dankzij het tijdstip was nu ruim voldoende menskracht aanwezig voor een snelle spoedevacuatie; zowel binnen het zorgcentrum als vanuit de omgeving”, aldus Backhuijs. “Maar als in korte tijd veel handen nodig zijn voor redding, redden we het in dit type zorggebouwen niet met de beschikbare capaciteit van bedrijfshulpverlening en overheidshulpdiensten alleen. Ik wil dan ook graag laten onderzoeken hoe we deze noodzakelijk gebleken burgerparticipatie een structurele plek kunnen geven in de hulpverlening.
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
Het incident van 2011 in de regio was de brand in zorgcentrum De Geinsche Hof in Nieuwegein op 27 juni. Een brand die, dankzij de spoedevacuatie van 138 sterk verminderd zelfredzame cliënten, maar net goed afliep. Zorginstantie Zorgspectrum, de gemeente Nieuwegein en de VRU wilden maximaal leren van dit unieke incident. Het rapport van COT Instituut voor veiligheid en crisismanagement, dat op 23 februari werd gepresenteerd, is de weerslag van die leerbehoefte. De belangrijkste conclusies in het onderzoek naar de brand: verbeter de slachtofferregistratie, investeer in raakvlakken tussen zorginstantie, gemeente en veiligheidsregio en geef burgerparticipatie een structurele plek in de hulpverlening bij incidenten in zorg- en verpleeginstellingen.
De Geinsche Hof op 27 juni 2011: ontruiming onder moeilijke omstandigheden.
tie konden vormen. “Begrijpelijk”, aldus Zannoni, “omdat het hoofd BHV in de enorme hectiek van de spoedevacuatie prioriteit gaf aan de ontruiming. Toch moet een vast contact tussen BHV en brandweer gewaarborgd zijn, zodat de externe hulpdiensten een goed beeld hebben van de situatie waarvoor zij komen te staan. Investeer als partners in de raakvlakken waarop je elkaar bij een incident tegenkomt.”
“Deze praktijkcasus onderstreept hoe belangrijk het is om ontruiming en opvang van cliënten terdege voor te bereiden [...]” Zannoni noemde de brand in de Geinsche Hof een ‘a-typisch incident’. Zowel de brandpreventieve voorzieningen als de BHV-organisatie voldeden aan de geldende eisen. Maar het ontruimingsplan voorzag, net als het brandveiligheidsconcept voor het gebouw, in een beperkte brand die binnen het complex ontstaat en die door preventieve maatregelen beheersbaar kan worden gehouden. Met een brand die buiten ontstaat, waarbij hitte en giftige rook via het ventilatiesysteem binnen minuten door het hele complex worden verspreid, is in de plan-
A-typisch incident Lessen waren er ook volop voor de interne organisatie van De Geinsche Hof, in het bijzonder voor de bedrijfshulpverlening en de communicatie met de regionale meldkamer. Zo signaleert directeur Marco Zannoni van het COT dat de communicatie tussen het hoofd bedrijfshulpverlening en de alarmcentrale van de brandweer niet optimaal was, waardoor de centralisten zich geen goed beeld van de situa-
nen nooit rekening gehouden. Zannoni roept de zorgorganisatie dan ook op om in de voorbereiding op mogelijke incidenten verder te gaan dan de strikte wettelijke voorschriften. “Die les nemen wij ook ter harte”, bevestigt Mirjam Groenendijk, voorzitter van de raad van bestuur van Zorgspectrum: “We zijn blij met de bevinding dat onze interne crisisorganisatie en BHV goed op orde waren, maar we zien mogelijkheden voor verdere verbetering. Op technisch vlak hebben we al maatregelen genomen. Bij de herbouw is het ventilatiesysteem ingrijpend aangepast, zodat rook en hitte zich nooit meer door het hele gebouw kunnen verplaatsen. Ook verbeteren we het toezichtregime op de uitvoering van werkzaamheden die een brandrisico opleveren, zoals activiteiten door dakdekkers. Naar aanleiding van het rapport willen we ook de flexibiliteit en veerkracht van onze BHV-organisatie vergroten, zodat we ons beter op a-typische scenario’s kunnen voorbereiden. En tot slot gaan we de registratie en informatievoorziening bij incidenten verbeteren. Verwanten moesten nu te lang wachten op informatie over waar hun familielid naartoe was vervoerd.” Mirjam Groenendijk zegt zich gesteund te voelen door het project Zorgcontinuïteit van de VRU, dat voorziet in adviezen en ondersteuning aan zorginstanties bij de voorbereiding
veiligheidsregio utrecht
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
Ik denk hierbij aan een systeem als Burgernet, waarbij we als overheid burgers in de buurt van zorgcentra met verminderd zelfredzame bewoners snel kunnen mobiliseren om steun te verlenen bij ontruiming.” Guus Swillens sluit zich bij die conclusie aan, maar wijst op een veiligheidsvraagstuk dat dan opdoemt. Immers, bij de brand op 27 juni vorig jaar raakten ook veel burgerhulpverleners gewond doordat zij giftige rook binnen kregen. “Bedrijfshulpverleners en professionele overheidshulpverleners zijn gebonden aan allerlei strenge procedures en voorwaarden voor hun veiligheid. Het inschakelen van niet getrainde en niet beschermde burgers bij dit type reddingsoperaties is dus wel aan voorwaarden gebonden. Desalniettemin zijn burgerparticipatie en zelfredzaamheid belangrijke schakels in het beleidsplan van de VRU. Wij gaan dit thema dan ook zeker oppakken.”
Burgemeester Backhuijs van Nieuwegein pleit voor een meer gestructureerde inzet van burgerhulpverleners.
op noodsituaties zoals de brand in De Geinsche Hof. “Deze praktijkcasus onderstreept hoe belangrijk het is om ontruiming en opvang van cliënten terdege voor te bereiden binnen je eigen organisatie en in samenwerking met andere partijen. Wij hebben deze rol altijd bijzonder serieus genomen en daardoor konden we nu snel voorzien in vervangend onderdak en voortgezette zorg aan onze cliënten. Opvang en voortzetting van de zorg in noodsituaties zien we als een integraal onderdeel van onze zorgplicht.” Rob Jastrzebski
Ontruiming zonder stress in Amersfoort “Hulpdiensten en gemeente waren ondersteunend aan woningcorporatie” Een ontruiming roept gewoonlijk de associatie op met stress en paniek, maar het kan ook anders lopen. Zoals op 6 februari in Amersfoort, toen zo’n 250 bewoners van de Burgemeester Molendijkflat een nachtje elders moesten logeren. Reden was een gaslek waardoor de centrale verwarming uitviel. Met de verwachte ijzig koude nacht voor de deur besloot de brandweer de bewoners van de 171 appartementen tijdelijk te evacueren. Een ontruiming zonder stress waarbij de woningcorporatie zijn noodplannen prima op orde had en de hulpdiensten en gemeente zich konden beperken tot een ondersteunende rol.
O
“Om het gaslek te repareren, moest de gasleiding afgesloten worden.” blikt leider CoPI Jan Hazeleger terug op ‘operatie Molendijkflat’. “Het gaslek zelf leverde na deze afsluiting geen risico meer op. Omdat de reparatie een aantal uren ging duren, zaten de bewoners zonder verwarming. Met de voorspelde zeer strenge vorst was deze situatie niet verantwoord voor de grote groep oudere bewoners. Dat was de reden waarom we GRIP 1 hebben gemaakt en we met alle betrokken partijen om de tafel zijn gegaan om af te stemmen wat er het beste kon gebeuren.”
Voor de ontruiming werden teams gevormd bestaande uit een brandweerfunctionaris, een thuiszorgmedewerker van Beweging 3.0 en een vertegenwoordiger van de woningcorporatie. Die teams gingen alle appartementen FOTO: ROB JASTRZEBSKI
Afspraken stroomlijnen Het draaide uit op een volledige ontruiming van de flat, waarbij woningcorporatie de Alliantie bewoners de keuze liet om bij familie te gaan logeren of gebruik te maken van door de corporatie beschikbaar gestelde hotelkamers. Uiteindelijk werden 80 hotelkamers geboekt voor een nacht. Jan Hazeleger vervolgt: “De rol van brandweer, politie en gemeente was vooral ondersteunend. De Alliantie gaf blijk van een uitstekende planmatige voorbereiding. In no time waren er bewonerslijsten en waren contacten met hotels in de omgeving gelegd. Prettig was dat er geen tijdsdruk op de ontruiming zat, omdat er geen onmiddellijk dreigend gevaar was.”
De Burgemeester Molendijkflat, toneel van een ontruiming zonder stress.
af om de mensen te informeren, praktische tips te geven over mee te nemen zaken zoals medicijnen en kleding en over huisdieren. Ook de Dierenambulance werd daarbij betrokken. De Alliantie regelde busvervoer en de politie was er om de verkeerscirculatie te bewaken. Jan Hazeleger: “Een prima multidisciplinaire samenwerking in een sfeer van grote rust. De meerwaarde om het op deze manier te doen in CoPI-verband zat vooral in het snel afstemmen en
afspraken stroomlijnen. Wie doet wat? Het was een geoliede machine.”
Professionaliteit Sylvana Leloux, adviseur crisisbeheersing bij de gemeente Amersfoort, sluit zich bij de woorden van Hazeleger aan. Het komt niet vaak voor dat de gemeente bij een ontruiming van ruim 250 mensen zijn eigen bevolkingszorgprocessen niet of nauwelijks hoeft op te starten. “Wel hebben we de afdelingen communicatie van de gemeente, hulpdiensten en de Alliantie met elkaar in contact gebracht, zodat er over de ontruiming eenduidigheid van communicatie was. Daarnaast hebben we ook aan omgevingsmanagement gedaan. Alle activiteit van brandweer, politie en bussen rond de flat riep bij omwonenden vragen op. Via huisaan-huisbrieven in de wijk hebben we de omwonenden geïnformeerd over wat er aan de hand was. Het was mooi om te zien dat de woningcorporatie zijn zaken goed voor elkaar had en heel professioneel en met daadkracht aan de slag ging om zijn huurders alternatief onderdak aan te bieden. Ook de terugkeer van de bewoners de
volgende dag werd door de corporatie in goede banen geleid. Door die professionaliteit en daadkrachtige aanpak konden we als gemeente op de achtergrond blijven en waar nodig faciliteren en ondersteunen.”
Gezamenlijke verantwoordelijkheid Koos Koolstra, directeur van de Alliantie, was onder de indruk van de regierol van de VRU in de eerste fase van het incident. “Wij hebben uiteraard actuele crisisplannen en zijn goed voorbereid op calamiteiten. Maar elke situatie is anders en daarom is goede samenwerking met ervaren veiligheidspartners erg belangrijk. Op 6 februari was er een sfeer van gezamenlijke verantwoordelijkheid. Op zo’n moment gaat het uiteindelijk niet om de functionele rollen en taken, maar om het welzijn van een grote groep oudere mensen. Nadat tot ontruiming van de flat was besloten, kon onze corporatie een centrale rol invullen omdat we veel bewoners kennen, net als het gebouw en de buurt. Van elke calamiteit leren we. Intern hebben we onze aanpak en ervaringen al geëvalueerd. Ook met de VRU en de gemeente gaan we terugblikken op de samenwerking. Met alle leerpunten verbeteren we onze draaiboeken weer. Zo blijven we alert.” Rob Jastrzebski
5
veiligheidsregio utrecht
Op audiëntie bij Koning Winter Met de fiets door Rijn en IJssel
6
De eerste wintertocht die ik maakte was in Zweeds Lapland, eind februari 1991, boven de poolcirkel. Op toerlanglaufski’s, met een tent en bagageslee. ’s Nachts werd het -35 graden, ’s ochtends was het eerste half uur pure pijn in nog onvolledig doorbloede tenen en vingers. De witte wereld was fluisterstil en geurloos, de ski’s knerpten onder een kobaltblauwe lucht, ijsdraden glinsterden in de lage zon. Koffie maken op de brander terwijl vlokken sneeuw smelten op de hete pan. De trein die ons terugbracht ploegde wolken sneeuw voor zich uit, tijdens een afdaling ingehaald worden door je eigen slee was een bijzondere ervaring, na de onvermijdelijke crash zat de sneeuw tot in mijn ondergoed. Het gaat door me heen als ik m’n muts opzet, een col omdoe en dikke winddichte handschoenen rond m’n mouwen dichtsnoer. Het wordt niet kouder dan -5 graden, maar de oostenwind snijdt en ik verwacht vijf uur op de fiets te zitten. Ik glimlach en trap af, richting wind, sneeuw en ijs.
Koud maar leuk
FOTO: PIET PEETERS
Nederland is een wonderlijk land. Minstens vijfenveertig weken van het jaar gaat het over regen, wind of warmte. Maar als het water bevriest wordt een volk wakker als een ijsbeer die een zomerslaap hield. Wateroppervlakken veranderen in ijsbanen alsof het dagelijkse kost is. Hier, in het landschap waar een vaart of sloot nooit verder weg is dan een enkel weiland, bloeit een nieuwe routine op, met de mooiste kleuren wit en blauw. Roodwitte linten geven de slechte stukken aan, op een gracht buiten Woerden staan een stoel en een speelgoedtractor verlaten op het ijs. Een aalscholver gebruikt een lantaarnpaal als uitkijk, een basisschool stroomt leeg, een deel ervan gaat samen met de wachtende moeders direct het bevroren water op. De zon breekt door, de hele wereld is wit licht. Een labrador loopt naar buiten met z’n baas, kijkt om zich heen en twijfelt zichtbaar of hij zal kwispelen. De staart zwiept heen en weer, de wereld buiten is koud maar leuk.
Geen lelijke bedoelingen Ik verlaat het lint van huizen langs het water en steek het land in richting Kockengen, via een smalle weg met passeerhavens die ik alleen van Franse rivierkloven en Noorse fjorden ken. In een weiland maakt een zwanenfamilie zich klaar voor een wandeling. De bruine veren tussen het witte dek verraden de pubers, die door moeder de zwaan toch zo kwetsbaar worden geacht dat ze naar me blaast als ik een foto maak. Ik stel haar gerust, een
FOTO: PIET PEETERS
lelijk hoofd herbergt niet altijd lelijke bedoelingen. De wind heb ik pal tegen, na de stop zijn mijn handen zo koud dat ik het stuur bijna niet meer voel. Pen en papier zijn zinloos, ik spreek aantekeningen in op mijn telefoon. Door de ijskoude wind werkt het kaakgewricht niet helemaal mee, ik klink als een Zuid-Afrikaan na een hele fles whisky. Ik mag rechtsaf, de wind maakt plaats voor een zandpad dat als een lange laan het witte grasland ingaat. Stakerige struiken vormen aan weerszijden de grens tussen fietspiste en een wit slotenlandschap.
FOTO: PIET PEETERS
FOTO: PIET PEETERS
Een winterse Lek, de natuurlijke zuidgrens van de fietsroute Rijn en IJssel.
FOTO: PIET PEETERS
H
Het is balanceren op de verijsde richels sneeuw in de wijk, richting station zijn de rode fietspaden wit uitgeslagen van het zout. Terwijl de trein me naar Woerden brengt wordt duidelijk hoe streng Koning Winter regeert. Sneeuw ligt op de perrons, pantografen trekken vonken van de bovenleiding, treinen rijden niet. Ik zal later kunnen beginnen met fietsen dan verwacht, ik doe een belronde om m’n eerste diensturen over te dragen en een verlate thuiskomst te melden. Het maakt me niet uit, een ontregeld Nederland is veel interessanter. En kou fascineert me. Echte kou heeft zijn eigen wetten en zijn eigen ongehoorde schoonheid.
FOTO: PIET PEETERS
Terwijl in het noorden de rayonhoofden druk overleggen over het mythische rondje Fryslân, hebben in het midden de districtshoofden al gesproken: het gaat door, op woensdag 8 februari. De vooruitzichten zijn gunstig. Kou, een nog intacte sneeuwlaag en opklaringen in de middag. Van de zeven voormalige BRUL-districten heb ik er nog drie te gaan. De keuze is weloverwogen. Bij een winterverhaal horen witte einders en het gekras van schaatsen op de sloten. Bij een winterverhaal hoort Rijn en IJssel.
M’n wielen laten de sneeuwlaag over mijn fiets en schoenen dwarrelen. Ik moet de sneeuw er regelmatig afschoppen, het is niet koud genoeg voor stuifsneeuw. Voor wie actief is in de sneeuw kan het beter -15 graden zijn, zodat de vorstgrens binnen je kleding en schoenen ligt. In warmere condities smelt de sneeuw op je schoenen en handschoenen, die vervolgens nat worden, niet meer drogen en je in de vrieskou laten afkoelen. Een roodborstje met een rood borstje hipt venijnig van tak naar tak. De zon breekt opnieuw door, een reiger ziet mij pas laat en gaat vlak voor mij in de vleugels. De natuur is stil, maar het leven is overal, het is puur feest. Op de bevroren sloten hebben onbekende wezens een eigen Elfstedentocht gevierd, zoveel pootafdrukken zijn er. Iets verderop lost een kudde schapen het spoorzoekmysterie op. Onbegrensd grazen, het is vast de winterslogan voor Rijn- en IJsselschapen.
Waar zijn je schaatsen? Ik passeer het spoor bij Harmelen. Een nieuw monument wijst de plek aan waar precies vijftig jaar en een maand geleden de spoorbermen bezaaid lagen met verwrongen wagons en verwoeste levens. Verwelkte boe-
ketten getuigen van een nog altijd levende herinnering en een nog altijd gevoelde liefde en gemis. Ik buig het hoofd en fiets verder onder een blauwe lucht en een winterzon met voorjaarsbelofte. Struiken en bomen dragen al kleine knoppen, maar ze zijn nog goed verborgen. Alsof de natuur zich verschuilt en stilhoudt, als een operazanger die in de coulissen het moment afwacht totdat zijn deel van het stuk gekomen is en hij het podium op mag om met zijn stem de ruiten te doen rinkelen en de mensen in vervoering te brengen. Maar nu is het nog even stil, de natuur rust en wacht geduldig af, ze heeft het nodig om straks weer voluit te kunnen gaan. Op steigers binden mensen schaatsen onder, elk doorkijkje is als een schilderij. Montfoort, een paar weilanden verderop, voelt als een vestingstadje uit de Bourgogne waar je per ongeluk langs rijdt. Het staat niet in de reisgids, maar van de eerste aanblik valt je mond open. Ik proef van de sfeer van brug, poort en klinkerstraten, waar een man van schuur en stal mijn winters balletpak bestudeert en uitroept ‘waar zijn je schaatsen?’.
Bellend door het Louvre De blik gaat op oneindig, de kaart verdwijnt in de fietstas, na Montfoort is het een lang stuk rechtdoor tot aan de Lek. Het gaat als een trein. De benen malen, de zon schijnt en de nu milde wind veegt mijn hoofd schoon. Fietsen is soms stukgaan en soms dromen. Wat je onderweg ziet zijn deuren, met daarachter steeds een nieuwe vraag of een nieuwe ontdekking. Ik kom langs oude bomen, boerenhoeven waar kinderen op het ijs fietsen, prachtig Jaars-
FOTO: PIET PEETERS
FOTO: WIM VAN DER ENDE
veld in de luwte van de Lekdijk. Het lukt ook Rijn en IJssel niet om saai te worden. Niet in de weidsheid van het witgroene land, niet in de intimiteit van de kleine dorpen. Ondanks het steeds terugkerende gras- en slotenlandschap biedt elke kilometer weer iets anders. Maar je moet wel om je heen willen kijken en niet bellend het Louvre doorkruisen.
Naar hun zin Na een beschut stukje Lopik maak ik de draai terug naar het noorden. Ik fiets een nieuwe wereld binnen. Polsbroekerdam. Ik zie hoofden en ruggen wiegend door de weilanden bewegen en hobbel over kluunmatten die over de weg liggen. Op boerenerven staan luidsprekers waaruit schaatsvitaminen schallen, een koek- en zopietent is uit een slootkant gegroeid. Dit is niet alleen Nederland op z’n best, dit is de kracht van de dorpsgemeenschap die alles zelf regelt en zich voor het hoogtijfeest van Koning Winter niet afhankelijk maakt van de grote schaatsronde die eens per tien jaar in het hoge noorden wordt verreden. Ik stap van de fiets en overzie vanaf een duiker een deel van het parcours dat van horizon naar horizon lijkt te lopen. Mensen bukken om hun hoofd niet te stoten, er wordt geschraapt en gezoefd, gevallen en opgestaan. Maar bovenal: mensen hebben het naar hun zin, gewoon in hun voor- en achtertuin. Als ik, een woest mooie en ijskoude zonsondergang later, weer op station Woerden sta moppert een man dat de trein tien minuten vertraging heeft en, o rampspoed, ook nog op het verkeerde spoor binnenkomt. Hij heeft niet begrepen dat Koning Winter toch echt de regie in handen heeft. Ik kijk hem aan, schud m’n hoofd en lach van oor tot oor. In Rijn en IJssel hebben ze dat veel beter begrepen.
Rijn en IJssel in zomer en winter. Boven de slotenijsbaan in Polsbroekerdam, links het monumentale Oude Stadhuis in Montfoort.
LEGENDA Routerichting Startpunt Station Bushalte Parkeerplaats Fietsverhuur Bezienswaardigheid Brandweer Horeca Veerpont Informatiepunt Gemeentehuis Ziekenhuis Bezienswaardigheid in boek Fietsroute Inkorting fietsroute 64
Fietsknooppunt Spoorweg Autosnelweg Hoofdweg Lokale weg
Piet Peeters Straat FOTO: PIET PEETERS
Onverharde weg Provinciegrens Hoogspanningsleiding Water Bos Heide Zand Weiland Bouwland Bebouwing
FOTO: BRANDWEER LINSCHOTEN
Y-12345 ANWB-paddenstoel met nummer
FOTO: WIM VAN DER ENDE
P-12345 ANWB-wegwijzer met nummer
De vele gezichten van Rijn en IJssel: helemaal boven prachtig Jaarsveld in de luwte van de Lekdijk, daaronder de trots van de brandweer in Linschoten, rechts het beeld van 'Swieb' in Oudewater.
De fietsroute Rijn en IJssel, een van de zeven fietsroutes bij het fotoboek Postlokaal. 7
Voor de VRU belooft 2012 een jaar vol uitdagingen te worden. Als we naar de wereld om ons heen kijken ontkomen we niet aan de gevolgen van de economische crisis. Zo zijn voor de VRU kostenbesparingen noodzakelijk. U mag er op rekenen dat wij ons samen met het bestuur tot het uiterste inspannen om er voor te zorgen dat dit niet ten koste gaat van de kwaliteit van de veiligheidszorg in de regio. Ondanks het feit dat wij kritisch naar het eigen huishoudboekje kijken, willen we in 2012 ook blijven investeren in de veiligheid van ons verzorgingsgebied. Het gaat hier dan om dossiers als regionaal dekkingsplan, financieringssystematiek, risico- en crisiscommunicatie en taken op het gebied van bevolkingszorg. Het Algemeen Bestuur van de VRU heeft tijdens de bestuursconferentie op 8 en 9 februari uitgebreid stilgestaan bij Veiligheidszorg op Maat, het project dat een regionaal dekkingsplan ontwikkelt. Zo is er gesproken over het proces om te komen tot een nieuw dekkingsplan voor de brandweerzorg. Aangezien het hier een ingewikkelde materie betreft, was het belangrijkste doel van de conferentie bewustwording. Zo zijn de burgemeesters die samen met Algemeen Bestuur vormen geïnformeerd over actuele ontwikkelingen en bestuurlijke dilemma's met betrekking tot opkomsttijden door Guus Swillens (Wijk bij Duurstede). Rob Frek, directeur Veiligheidszorg, heeft daarna uitleg gegeven over hoe opkomsttijden beïnvloed kunnen worden via compenserende maatregelen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan meer aandacht voor preventie of variabele voertuigbezetting. Daarnaast is er gesproken over de maatschappelijke functie van de vrijwilliger en van de posten in –met name– kleine kernen voor de gemeenten. In de discussie gaat het niet alleen over brandbestrijding, maar over hulpverlening in bredere zin. Het proces om te komen tot een nieuw dekkingsplan staat of valt met communicatie en het betrekken van meerdere partijen zoals colleges, raden, medewerkers, enzovoort. Het Algemeen Bestuur van de VRU vindt het belangrijk om in regionaal verband met alle 26 gemeenten gezamenlijk op te trekken. Bij de verdere uitwerking in scenario's is het van groot belang de consequenties, mogelijkheden en uitgangspunten helder in kaart te brengen zodat er uiteindelijk bestuurlijke keuzes gemaakt kunnen worden. Het mag duidelijk zijn dat 2012 alleen al met het te ontwikkelen dekkingsplan en het nadenken over de financiering van de VRU, een jaar vol uitdagingen is. Daarnaast blijven wij onze taken met volle inspanning verzorgen.
FOTO: WIL GROENHUIJSEN
Hans Wink
Het Alpe d’Huzes wielerteam van de VRU bereidt zich voor om op 7 juni wederom de legendarische Franse bergetappe op de Alpe d’Huez te volbrengen. Minimaal zes keer zullen de sportieve VRU-rijders het bijna 14 kilometer lange parcours met een helling van 8 tot bijna 12 procent bestijgen. Het doel van het wielerevenement Alpe d’Huzes is geld in te zamelen voor het onderzoek naar kanker.
V
“Vorig jaar hebben we met onze inzet een bedrag van 27.000 euro binnengehaald. Dat hopen we dit jaar minimaal te evenaren en liefst nog te overtreffen”, zegt teamcaptain Denise Baeck- lant. “Het is een uitdaging van formaat, ook voor mijzelf. Want ik heb de afgelopen 20 jaar nauwelijks gefietst of gesport. Er zullen voor 7 juni dus nog heel wat trainingsuurtjes besteed moeten worden.” En getraind wordt er volop, in binnenen buitenland. Zo staat in mei een trainingsrit in de Vogezen gepland. Maar ook dichter bij huis wordt geoefend, onder andere in buurregio
De officiële aftrap van de training van het Alpe d’Huzesteam in 2011.
Gooi- en Vechtstreek. Niet toevallig, want Denise onthult dat een van de drie nieuwe wielrenners in het team niemand minder is dan John van der Zwan, regionaal commandant van Brandweer Gooi- en Vechtstreek. Zijn deelname geeft de Alpe d’Huzesmissie dit jaar een interregionaal tintje. Een eerste teken van organisatorische toenadering tussen beide regio’s? Behalve trainingsritten organiseert
het VRU-wielerteam ook andere ‘social events’ voor groepsbinding en fondsenwerving. Meerdere bedrijven zijn inmiddels al bereid gevonden om de sportieve prestatie op 7 juni te sponsoren. De VRU wenst zijn wielrijders succes bij de beklimming voor het goede doel! Rob Jastrzebski
Op naar de Via Gladiola! “Nijmeegse Vierdaagse is VRU-brede uitdaging” Terwijl begin februari heel schaatsminnend Nederland in de ban was van de ‘tocht der tochten’, droomden de wandelliefhebbers alweer van hun eigen hoogtepunt in juli. Dan wordt in Nijmegen en omstreken de 96e editie van de Nijmeegse Vierdaagse gehouden. De Brandweer Wandelclub van de VRU is al volop bezig met de voorbereidingen om een sterke VRU-delegatie op de been te krijgen. De organisatie hoopt dat dit jaar niet alleen (oud)-brandweerlieden de vierdaagsemarsen lopen, maar dat het dit jaar echt een VRU-brede prestatie wordt. Sportievelingen binnen de VRU verenigt u, op naar de Via Gladiola!
D
De inschrijving voor de Nijmeegse Vierdaagse is geopend en voor een degelijke voorbereiding moet er goed worden geoefend. Tot begin juli worden zo’n tien oefentochten georganiseerd door de Brandweer Wandelclub. Veel kilometers maken tijdens de oefentochten is de beste waarborg voor een probleemloze deelname aan de vierdaagse. Behalve voor de noodzakelijke conditie zijn die oefentochten ook belangrijk voor het groepsgevoel dat de vierdaagse tot zo’n mooie belevenis maakt. Jan Staal, tweede secretaris van het organisatieteam, weet erover mee te praten. “Elf jaar geleden liep ik de Vierdaagse voor de eerste keer als lid van de bedrijfsbrandweer van het RIVM. Na afloop dacht ik aanvankelijk: ‘Dat nooit meer!’ maar de geweldige sfeer binnen de groep en langs de route had mij gegrepen en dus liep ik het jaar daarop weer. Daarna heb ik nooit een editie gemist, behalve vorig jaar. Ik moest toen wegens ziekte verstek laten gaan, maar ik ben daar grotendeels van hersteld en ik ben alweer druk aan het oefenen om de komende editie weer deel te nemen.” Behalve de geweldige sfeer en het gemeenschapsgevoel onder de lopers, roemt Jan Staal ook het gedreven verzorgingsteam dat de lopers vier dagen lang volledig ondersteunt. “Als loper hoef je je eigenlijk nergens druk om te maken. De inwendige mens, slapen,
colofon 8
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
De VRU vooruit
Alpe d’Huzesmissie met interregionaal tintje
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
veiligheidsregio utrecht
De Vierdaagse komt er weer aan, wie loopt er mee?
rust, blaarverzorging, massages, het wordt allemaal perfect geregeld. En als iemand het even niet ziet zitten, dan zijn er altijd verzorgers die je er doorheen slepen en die je helpen de tocht te volbrengen. Ze letten er zelfs op of je wel genoeg eet en drinkt onderweg. Hulde voor deze fantastische vrijwilligers die zich inspannen om de VRUlopers elk jaar weer optimaal te ondersteunen bij al hun stappen naar het felbegeerde vierdaagsekruisje.” Vorig jaar liepen 29 VRU-medewerkers mee onder de VRU-vlag en de organisatie hoopt dit jaar een ploeg van maximaal 55 lopers in de wandelschoenen te krijgen. “We hopen daar-
bij ook nadrukkelijk om een bredere groep enthousiast te krijgen dan alleen brandweerfunctionarissen. Ook bij de GHOR en andere staffuncties zitten vast en zeker genoeg sportievelingen die het aandurven. We hebben in totaal 2500 medewrekers bij de VRU. Het moet toch gek zijn als we die 55 lopers niet binnen kunnen halen.” Rob Jastrzebski
Wie wil het Vierdaagse wandelteam versterken? Meld je dan aan bij het organisatiecomité via:
[email protected]
VooR U is het relatiemagazine van de Veiligheidsregio Utrecht (VRU). Het is bedoeld om partners in rampenbestrijding en crisisbeheersing in de regio en landelijk op de hoogte te houden over activiteiten van en binnen de VRU. De VRU is een samenwerkingsverband van de 26 Utrechtse gemeenten op het gebied van brandweerzorg, bevolkingszorg en geneeskundige zorg. Samen met haar partners draagt de VRU op efficiënte en effectieve wijze zorg voor het voorkomen van en bestrijden van branden, calamiteiten en crises. VooR U verschijnt minimaal vier keer per jaar. Voor meer informatie over de VRU kunt u terecht op de onze website www.vru.nl. Hoofd- en eindredactie: Afdeling Communicatie Redactie-adres: Veiligheidsregio Utrecht, t.a.v. afdeling Communicatie, Postbus 3154, 3502 GD Utrecht, tel. 088 878 1660, e-mail:
[email protected] Vormgeving: Hendrik Flinterman (Studio WW15) Druk: ZuidamUithof Adreswijzigingen en of functiewijzigingen: svp doorgeven via e-mailadres
[email protected]
brandweer zorg
Met een capaciteit van negenduizend liter kan je wel wat. FOTO: ROB JASTRZEBSKI
Negenduizend liter schuim op wielen
In dit katern:
“Nieuwe schuimbluseenheid is multifunctioneel inzetbaar”
Biltse brandweerlieden onder vuur in nieuwjaarsnacht pagina 10
Bij schuimblussing zullen veel brandweerlieden ongetwijfeld denken aan de ‘hosemaster’ die op de meeste tankautospuiten in de regio aanwezig is. Een draagbaar schuimblusapparaat dat op de hogedrukstraal kan worden aangesloten en waarmee kleinere vloeistofbranden kunnen worden bedwongen. Maar voor het grotere werk, zoals brand in een tankwagen of spoorketelwagon, is meer bluskracht nodig. Die is er sinds kort, want begin februari is de nieuwe schuimbluseenheid van de VRU officieel in gebruik gesteld. mocht iedere ploeg een dag naar een oefencentrum op de Maasvlakte om via realistische praktijkscenario’s te beproeven wat het voertuig echt kan. Het werd een confrontatie met het betere oefenvuur.
Wanneer ingezet? In een regionale procedure zijn de scenario’s beschreven waarbij het schuimblusvoertuig standaard wordt gealarmeerd. Incidenten die het inzetten van de schuimbluskolos rechtvaardigen zijn: brand of lekkage bij ongevallen met gevaarlijke stoffen op de weg, het water en het spoor, vliegtuigongevallen, vrachtwagenbrand op de autosnelweg, scheepvaartbrand en grote ongevallen en branden in de Leidsche Rijntunnel. Naast deze typen meldingen zijn ook vijf objecten in de regio benoemd
waarbij vanaf nader bepaalde scenario’s de eenheid standaard wordt gealarmeerd. Het gaat om chemische bedrijven en tankopslaglocaties waar bij brand kans bestaat op een zogenaamde ‘plasbrand’. Het afdekken van de lekkende of brandende vloeistof met een grote hoeveelheid schuim in korte tijd is dan de beste optie om escalatie van het incident te voorkomen.
Multifunctioneel Het schuimblusvoertuig heeft indrukwekkende eigenschappen: een watertank van 9000 liter, 1500 liter schuimvormend middel, een bluspomp met een capaciteit van 13.500 liter per minuut, een dakmonitor die 8500 liter per minuut verspuit en een bumpermonitor die 1900 liter per minuut levert, met de mogelijkheid om rijdend te blussen. Het zijn grote getallen die
‘Tour de regio’ Gerda Bouma, hoofd Preventie district Utrecht pagina 12 Realistisch oefenen in Eemlandstijl pagina 13 FOTO: ROB JASTRZEBSKI
N
Negenduizend liter water en 1500 liter schuimvormend middel op wielen, daar kún je wat mee! Meer dan alleen vloeistofbranden bestrijden, zo blijkt bij het bestuderen van de eigenschappen van deze blusreus. De post Voordorp van district Utrecht is de standplaats voor het nieuwe schuimblusvoertuig met roepnummer 996. Vanaf deze locatie vlak bij de opritten naar de rijksweg A27 kan de eenheid snel het autosnelwegennet rond Utrecht op en naar alle windstreken uitrukken. Veertig brandweerlieden van post Voordorp zijn in december en januari opgeleid, getraind en geoefend om bij uiteenlopende incidenten uit het voertuig te halen wat erin zit. Instructeurs van Falck Risc hebben op de post theorielessen gegeven over de toepassing van schuim als blusmiddel en vervolgens
Meer gevoel bij variabele voertuigbezetting pagina 11
Binnenkort voor iedereen de juiste rang pagina 14
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
brandweer zorg
De schuimspecialisten van post Voordorp leren op de Maasvlakte te werken met hun nieuwe trots.
het voertuig maken tot een eenheid die je niet bij de eerste de beste brandhaard van stal haalt. Toch benadrukt implementatiemanager Ramón Müller dat het voertuig breder inzetbaar is dan alleen voor zijn primaire taken bij incidenten met gevaarlijke stoffen. Müller: “Het voertuig is in principe bedoeld voor grotere OGS-incidenten en plasbranden, geen ondenkbeeldige
incidenten in de regio Utrecht, zo blijkt uit het regionaal risicoprofiel. Maar met de capaciteiten van dit voertuig kunnen we veel meer. Met 9000 liter water aan boord is het een snel inzetbare bluswaterbuffer bij branden op locaties met een problematische bluswatervoorziening. Denk bijvoorbeeld aan vrachtwagenbranden op autosnelwegen of aan grotere buitenbranden in landelijk gebied. Het voertuig kan dan dienen als flexibel alternatief voor grootschalig watertransport met een 150 mm slangleiding over kilometers afstand. Daarnaast kan de slagkracht van de monitoren ook bij grotere industriebranden zijn nut bewijzen. Mits het voertuig voldoende met bluswater wordt gevoed, want als beide monitoren op vol vermogen worden gebruikt, is de watertank van 9000 liter binnen een minuut leeg.” Op zijn beurt kan het voertuig overigens ook als ‘haler’ in een grootschalig watertransportsysteem worden ingezet. Met twee zuigbuizen vanaf open water levert de eenheid via twee 150 mmleidingen dan evenveel capaciteit als
twee dompelpompen. Ramón Müller vervolgt: “Het voertuig is kortom multifunctioneel. Als een bevelvoerder of officier van dienst in de regio voor een klus te staan komt, waarbij hij meerwaarde ziet voor inzet van het schuimblusvoertuig, dan hoeft hij er bij de alarmcentrale alleen maar om te vragen. De eenheid staat dag en nacht met een tweekoppige bemanning stand-by.”
daar mogelijk zijn. Achtereenvolgens moesten een tankwagen, een spoorketelwagon en een grote opslagtank eraan geloven en tussendoor werd ook nog een plasbrand van 30 vierkante meter bedwongen. De slagkracht van de nieuwe eenheid maakte korte metten met de metershoge vlammenzeeën. En met een minimale inspanning, want het computergestuurde voertuig wordt in de praktijk bediend door twee man. Die kunnen gebruik maken van handstralen, maar de echte klap wordt uitgedeeld met de blusmonitoren op het dak en de bumper, die veilig vanuit de cabine worden bediend met een joystick. Nu de nieuwe eenheid volledig is ingewerkt en officieel in dienst is, kan het schuimblusvoertuig dat tot dusver in Amersfoort stond met ‘technisch pensioen’.
‘Warme’ oefenscenario’s Ramón Müller was als implementatiemanager bij district Utrecht verantwoordelijk voor het stroomlijnen van alle voorgaande acties om het schuimblusvoertuig operationeel inzetbaar te maken. De reeds voorbereide procedures, OTO-trajecten en het operationeel beheer moesten nog worden afgerond en op elkaar worden afgestemd om de implementatie volgens plan te laten verlopen. De realistische oefeningen op de Maasvlakte waren de afsluiting van het implementatietraject. De Utrechtse schuimblusspecialisten werden op de Maasvlakte getrakteerd op ‘warme’ oefenscenario’s die alleen
Rob Jastrzebski
Meer informatie bij: Ramón Müller via
[email protected]
Ontzag voor inzet politie Biltse brandweerlieden onder vuur in nieuwjaarsnacht
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
De nieuwjaarsviering verloopt in de gemeente De Bilt doorgaans zonder grote incidenten. ‘Sussen en blussen’ was het beeld van de afgelopen jaren. Maar afgelopen jaarwisseling verliep anders. Bij het blussen van een uit de hand gelopen vreugdevuur richtte de agressie van een forse groep jongeren zich op de brandweerlieden. Een agent en twee brandweerlieden raakten gewond en de politie arresteerde zes mensen wegens geweldpleging. Een dieptepunt van de nieuwjaarsviering in de regio. Het incident hakte diep in het moreel van de betrokken hulpverleners. Bevelvoerder Ron Schoenmaker doet zijn verhaal. Ron Schoenmaker: “De politie vocht met man en macht voor hun en onze veiligheid.”
R
toen de tankautospuit een half uur na de jaargrens de straat in kwam rijden, ging het mis.
Ron Schoenmaker was bevelvoerder van de ploeg Bilthoven en had al enkele uitrukken naar kleinere buitenbrandjes achter de rug toen hij rond half 1 ’s nachts met zijn ploeg naar het Burgemeester van Heemstrakwartier in de Bilt werd gedirigeerd. De wijk heeft een zekere historie als het gaat om onrust, vooral tijdens de jaarwisseling, maar de afgelopen jaren was het er relatief rustig. Afgelopen oudejaarsavond hing er volgens Schoenmaker al de hele avond iets in de lucht en FOTO: ROB JASTRZEBSKI
Veilige werkomgeving?
Niet overal was de situatie gevaarlijk. Bij deze buitenbrand was de sfeer ‘gezellig’.
10
“De politie hield de wijk al de hele avond in de gaten en wist dat er een persoon als gangmaker actief was om onrust te stoken. Na middernacht woedde een groot vreugdevuur, dat gevaar opleverde voor de omgeving en de politie wilde dat geblust hebben. Rond het vuur was echter een grote groep jongeren verzameld en de sfeer was grimmig. We hebben toen afgesproken dat de politie de groep zou verdrijven om een veilige werkomgeving voor ons te creëren, zodat we het vuur konden blussen. Maar toen agenten de jongen die ze al op de korrel hadden wilden arresteren, richtte een harde kern in de groep zijn woede op de politie en op ons.” Het ontaardde in een vechtpartij die volgens Schoenmaker het karakter kreeg van een complete straatoorlog. De brandweerploeg werd bestookt met levensgevaarlijk zwaar vuurwerk, waaronder nitraatbommen en lawinepijlen en daarnaast met flessen. Schoenmaker vervolgt: “Het was bij-
zonder beangstigend, omdat we midden in de vuurlinie stonden. Ik heb groot ontzag voor de politie, die met man en macht heeft gevochten voor onze veiligheid en die van henzelf. Op enig moment heb ik zelf een agent in bescherming genomen die ten val kwam en nog steeds werd belaagd door de relschoppers. Ik hoopte hem met mijn uitrukpak en helm te kunnen afschermen tegen projectielen en vuurwerk, waartegen zijn werkkleding helemaal geen bescherming bood. Uiteindelijk bleek hij door het afgaan van een zwaar stuk vuurwerk derdegraads brandwonden aan zijn been te hebben opgelopen.”
Gehoorschade Ook de brandweerploeg kwam er niet zonder kleerscheuren vanaf. De hele ploeg had door het zware vuurwerk dat gericht op hen werd afgevuurd last van de oren. Schoenmaker zelf liep een gescheurd trommellies op, waarvan hij vermoedelijk levenslang de gevolgen zal ondervinden. Uiteindelijk kon de politie met inzet van hondengeleiders en de Mobiele Eenheid het geweld een halt toeroepen. Het vuur was inmiddels geblust
en Schoenmaker liet het voertuig onder politiedekking achteruit de straat uitrijden. Bij het instappen raakte de chauffeur gewond aan zijn hand door scherven van een gebroken fles die tegen het voertuig werd gegooid. “Tijdens de terugtocht werden we nog gehinderd door de moeder van de aangehouden relschopper”, vervolgt Schoenmaker zijn relaas. “Die ging languit achter de wagen liggen om te voorkomen dat we konden wegrijden. Dat zegt iets over de staat waarin de mensen verkeerden. Het was echt absurd. Ik heb in mijn carrière best wel wat meegemaakt, ook tijdens de jaarwisseling, maar dit slaat alles. Het heeft er bij mij en mijn mensen diep ingehakt.”
Steun Schoenmaker zegt dat de ploeg veel steun heeft ervaren door de aandacht van het gemeentebestuur en de districtsleiding van de VRU. Nog dezelfde nacht spraken de belaagde brandweerlieden met burgemeester Arjan Gerritsen en de maandagochtend na de jaarwisseling met de districtscommandant en het hoofd incidentbestrijding van Binnensticht-Lekstroom. “De politie pakte de zaak na onze aangifte ook zeer serieus op. Zij zullen er alles aan doen om de daders vervolgd te krijgen, als teken dat geweld tegen hulpverleners niet getolereerd wordt. Ook daar putten we kracht uit. Ondertussen zetten de ervaringen ons wel aan het denken over de voorbereidingen voor de volgende jaarwisseling. Niemand staat op voorhand te trappelen van ongeduld om dan weer op pad te gaan de wijken in. Want dit willen we nooit meer meemaken.” Rob Jastrzebski
brandweer zorg
“Andere ploegsamenstelling vraagt aangepaste randvoorwaarden” Meer gevoel bij variabele voertuigbezetting Op 15 maart is in Amersfoort het rapport van de oefenweek ‘variabele voertuigbezetting’ gepresenteerd. Hoofdconclusie: het belangrijkste doel van de oefenweek in Zweden in november is overtuigend bereikt. De praktische verkenning van nieuwe inzetcombinaties als alternatief voor de traditionele TS6 heeft de deelnemende brandweerlieden meer ‘gevoel’ gegeven bij de kansen die variabele voertuigbezetting biedt. Daarmee zijn nieuwe inzetvariaties als bouwsteen voor brandweerzorg op maat een stap dichterbij gekomen.
Maatgevende scenario’s Waar draaide het ook alweer om tijdens de oefenweek? Niet om de miniklusjes zoals een smeulende prullenbak, waarvan iedereen beseft dat daarvoor geen TS met zes man nodig is. Vertrekpunt waren ‘maatgevende scenario’s’ in de vorm van serieuze binnenbranden. Met welke alternatieven voor een TS met standaardbezetting kan je dergelijke scenario’s veilig en effectief te lijf? Jan Hazeleger: “We hebben nadrukkelijk de grenzen opgezocht en bij ieder incident naast de standaard tankautospuit met zes personen drie verschillende combinaties getest: Een snel interventievoertuig met vier personen, aangevuld met een TS4, een snelle interventie-eenheid met twee personen en een TS4 en tenslotte een TS4 en twee aanvullende manschappen in een dienstauto. Naast enkelvoudige inzetten hebben we ook alternatieve combinaties beproefd bij opgeschaalde inzetten vanaf het niveau middelbrand. Bijvoorbeeld: drie maal een TS4 in plaats van twee tankautospuiten met zes brandweerlieden.”
Niek Post :
“Onder de standaard werkwijze heeft nooit een doordacht veiligheidsconcept gezeten” De uitkomsten van de oefeningen waren verrassend. Uit een vergelijking van de meningen voor en na de oefenweek bleek dat het aantal deelnemers dat positief staat tegenover een TS4
flink was gegroeid. Driekwart van de deelnemers ziet geen belemmering in een uitruk met een TS4 bezetting, mits er niet meer dan drie TS4-eenheden tegelijk worden ingezet en aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.
Veiligheidsdoctrine “Bij de traditionele TS6 voelen mensen zich nog wel steeds het veiligst”, signaleert oefenleider Niek Post. “Dat is wat ze gewend zijn. Maar de mensen hebben nu in de praktijk ervaren dat je met een TS4 wel degelijk
Jan Hazeleger:
“We hebben nadrukkelijk de grenzen opgezocht” een serieuze en veilige inzet kan doen. De beperking is dat je maar een inzetploeg hebt, die een klus kan behappen. Het voordeel is dan wel dat je je volledig op die ene klus, bijvoorbeeld redding, kan concentreren, in de wetenschap dat een tweede eenheid onderweg is. Bij de grotere scenario’s werd een combinatie van driemaal een TS4 als goede optie gezien. Je hebt dan hetzelfde aantal mensen als met tweemaal een TS6, maar een extra chauffeur en bevelvoerder. Daardoor kan je drie klussen tegelijk aanpakken. Als voorwaarde noemden de deelnemers wel dat er dan een OvD voor de overkoepelende leiding ter plaatse moet zijn. Met tweemaal een TS4 kunnen de bevelvoerders onderling de taken nog wel verdelen.” Post en Hazeleger schrijven de voorkeur voor een TS6 toe aan het feit dat dit concept de enige doctrine is die brandweerlieden bij hun opleiding en training meekrijgen. “Omdat zij die systematiek kennen, vertrouwen ze erop dat het een veilige systematiek is”, vervolgt Niek Post. “Nu richt alle aandacht zich op het waarborgen van de veiligheid rond variabele bezetting, maar we vergeten dat onder de standaardwerkwijze met een TS6 nooit een doordacht veiligheidsconcept heeft gezeten.” Behalve de genoemde combinaties met enkelvoudige en opgeschaalde inzetten werd ook een uitrukconcept met een ‘OMS-bezetting’ voor uitruk bij automatische brandmeldingen onderzocht. Twee man in een dienstauto, met en zonder blusmiddel en daarnaast met of zonder bevelvoerder. Wat kunnen die uitrichten als zij bij aankomst daadwerkelijk brand constateren en back-up nog onderweg is? Zonder middelen niet veel, stelde de
FOTO: WILCO JANSEN
D
De resultaten van de oefenweek worden samen met de deelprojecten Opleiden, Trainen en Oefenen, Uitrusting, Materieel en Logistiek en Ondersteuning Repressie opgenomen in een toolbox voor inrichting van de repressieve brandweerzorg binnen de VRU. De realistische oefenweek was een cruciale schakel in de ontwikkeling van ‘brandweerzorg op maat’, omdat veel brandweerlieden tot dusver niet positief gestemd waren over kleinere voertuigbezettingen. “Dat beeld is dankzij het praktisch karakter van de oefenweek aanzienlijk veranderd”, stelt deelprojectleider Jan Hazeleger vast. “Men heeft de mogelijkheden van nieuwe ploegcombinaties in de praktijk kunnen ervaren en daardoor hebben veel deelnemers hun mening herzien. Onderbouwd door positieve ervaringen.”
De oefenweek leverde meer draagvlak voor de TS4 op, maar wel onder voorwaarden.
oefenleiding vast. De functionarissen voelden zich niet happy zonder beschermende uitrusting en zonder blusmiddelen. Voor deze samenstelling zal dan ook naar verwachting weinig draagvlak zijn. Over de uitvoering met of zonder bevelvoerder wordt genuanceerder gedacht. Wordt de keuze ‘zonder bevelvoerder’ gemaakt, dan is een aanvullende training in verkenning, beeld-, oordeels- en besluitvorming voor de manschappen nodig.
Aanpassingen Wat de oefenweek verder heeft opgeleverd is het inzicht dat bij aanpassing van de voertuigbezetting ook de organisatie van de ondersteuning moet worden aangepast. Jan Hazeleger licht toe: “Bij het werken met meerdere TS4-eenheden zal bijvoorbeeld het gebruik van verbindingsmiddelen voor objectcommunicatie opnieuw moeten worden ingericht. Verbindingsprocedures moeten worden aangepast. Er komt qua opleiding, materieel, logistiek en organisatie echt nog heel wat
bij kijken voordat we variabele voertuigbezetting als concept kunnen invoeren. Dat laatste blijft trouwens altijd een bestuurlijke afweging als beslissingen moeten worden genomen over repressieve brandweerzorg op maat.” Het eindrapport is in samenwerking met het NIFV en NVBR tot stand gekomen, waardoor de resultaten ook landelijk beschikbaar komen als input voor vernieuwing van de repressieve brandweerzorg. Binnen de VRU is het rapport inmiddels verspreid onder alle burgemeesters en districts- en postcommandanten. Het is ook te downloaden van de VRU-website en VRUintranet. Rob Jastrzebski
Meer informatie bij: Jan Hazeleger via
[email protected] 11
brandweer zorg ‘Tour de regio’ De medewerkers zijn het kapitaal van elke organisatie. Hun inzet bepaalt de kwaliteit van het product. Wie zijn de mensen in de brandweerkolom van de VRU? VooR U trekt kris-kras door de organisatie en de districten en spreekt met medewerkers over hun werkplek en hun functie. In deze editie:
Gerda Bouma FOTO: MICHIEL WIJNBERGH
Hoofd Preventie district Utrecht
“Grotere mobiliteit is goed voor de medewerkers” Gerda Bouma ging in 2008 aan de slag als hoofd Preventie bij district Utrecht. In de jaren daarna werd de organisatie van alle kanten beroerd door veranderingsprocessen. Het Gebruiksbesluit van 2008, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in oktober 2010 en in november 2010 de regionalisering. Gerda’s functie en stoel bleven staan, maar om haar heen veranderde het taakveld preventie ingrijpend.
T
Temidden van al die turbulentie slaagde zij met haar afdeling erin de inhaalslag op het gebied van de gebruiksvergunningen in de stad Utrecht af te ronden. Preventie is ‘booming’, zeker in een tijd waarin het brandweerveld de inspanningen nog meer wil verleggen van redden en blussen naar risicobeheersing aan de voorkant. Een topjob voor iemand bij wie brandveiligheid in het bloed zit. “Ik kan van mijzelf wel zeggen dat ik brandweerbloed heb”, bevestigt Gerda Bouma. “Na mijn officiersopleiding heb ik verschillende functies gehad, ook operationeel. Ik heb in piketten OvD en Adviseur Gevaarlijke Stoffen deelgenomen en heb in die functies ook heel wat repressieve ervaring opgedaan. Die ervaring kan ik goed gebruiken in het vakgebied preventie. Brandveiligheid vind ik belangrijk, omdat je daarmee echt veiligheidswinst kan boeken in de samenleving.”
De regionalisering in november 2010 had voor de werkplek en functie van Gerda geen grote effecten. Haar uitdaging daarna was vooral de veranderde afdeling temidden van interne en externe reorganisaties te blijven managen. Zij beschrijft de afgelopen jaren als een boeiende maar zeer intensieve periode. “In andere districten betekende de regionalisering vooral dat voor de koude taken, waaronder preventie, gemeentelijke capaciteit werd gebundeld op districtsniveau. Die schaalvergroting vind ik een goede ontwikkeling, omdat je met meer kritische massa meer kwaliteit kan leveren. Voor district Utrecht speelde dat minder. Anders dan in andere districten is de schaal van het district gelijk aan de gemeente Utrecht.”
Accentverschuiving Gerda Bouma zag met de oprichting van de VRU de proactietaken van de toen nog gemeentelijke Brandweer Utrecht naar de VRU verhuizen. “Daarvoor kenden we een geïntegreerd taakveld proactie-preventie, maar dat werd vanwege de opbouw van het regionale specialisme proactie gesplitst. We hebben vanuit preventie nog wel intensieve contacten met de mensen bij de VRU die voorheen bij ons de proactie deden. Externe invloeden in 2008 en 2010 hebben een grotere invloed gehad op ons werkveld. Het Gebruiksbesluit leidde
tot een accentverschuiving in onze taken, omdat het aantal vergunningaanvragen sterk verminderde en we dus minder werkzaamheden voor vergunningverlening en advisering hoefden te verrichten. De nadruk verschoof naar toezicht en handhaving.”
Herinrichting preventie In 2010 deden de effecten van de invoering van de Wabo zich gelden. Die nieuwe wet legde een mandaathouder voor de Wabo vast: de gemeente. “De gemeente Utrecht koos er echter voor om de brandpreventietaken aan het brandweerdistrict op te dragen, omdat men tevreden was over de kwaliteit die wij altijd hadden geleverd”, vervolgt Gerda. “Nu voeren we die taken voor de gemeente uit via een dienstverleningsovereenkomst onder de vlag van de VRU. De uitvoering van de taken ligt wel gecompliceerd, omdat destijds bij de regionalisering het zwaartepunt in de formatie bij vergunningverlening en advisering is gelegd, terwijl het meeste werkaanbod nu juist komt van toezicht en hand-having. Ik zal dus moeten gaan schuiven met functies om de taken op de afdeling efficiënter en met inachtneming van wet- en regelgeving te kunnen uitvoeren. De VRU is nu bezig met een regiobreed onderzoek naar her-inrichting van de preventietaken in de hele organisatie, en we zijn erg benieuwd naar de resultaten van dat onderzoek.
Over de effecten van de regionalisering in het algemeen is Gerda Bouma positief. Zij ziet vooral voordelen van de grotere arbeidsmobiliteit binnen de organisatie: “De regionalisering heeft meer gelegenheid geschapen om je als medewerker breder te ontwikkelen. Er zijn meer doorgroeimogelijkheden, waarbij het makkelijker is om naar andere taakvelden te switchen. Dat is ook goed voor de inhoudelijke kwaliteit. Met name het betrekken van repressiekennis bij het vakgebied preventie vind ik essentieel. Je moet de repressiekant goed kennen om aan de preventiekant onderbouwde keuzes te maken voor het brandveiligheidsniveau.”
Vernieuwingsslag Preventie is in de beleving van Gerda een prachtig werkterrein, waar de komende jaren nog heel veel gaat gebeuren. “De brandweer gaat landelijk een sterke vernieuwingsslag maken en gaat veel meer energie steken in preventie om de brandveiligheid in de samenleving te bevorderen. Zie ter illustratie de projecten die in onze regio al van de grond gekomen zijn onder het motto ‘brandveilig leven’. Preventie heeft de toekomst. Ik ben blij dat ik met mijn kennis als schakel in de veiligheidsketen binnen de VRU een bijdrage kan leveren aan verbetering van de brandveiligheid.” Rob Jastrzebski
Boerderij Hollandsche Rading in de as
Een sfeervol gelegen woonboerderij in de bossen bij Hollandsche Rading is op maandag 6 februari volledig door brand verwoest. De brand ontstond tegen vier uur in de middag in het rieten dak rond de schoorsteen. Daarom werden naast de post Maartensdijk ook de rietendakspecialisten van Cothen en Werkhoven meegealarmeerd. Omdat het vuur snel om zich heen greep in het oude pand, werden ook de posten Westbroek, Groenekan en Bilthoven opgeroepen.
12
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
O
Omdat de boerderij in het bos ligt en de waterwinningsmogelijkheden ter plaatse ‘dun’ zijn, duurde het enige tijd voordat het bluswatertransport vanaf een geboorde put in de omngeving was opgebouwd. Het pand bleek helaas niet meer te redden en de rietendakspecialisten rukten daarom onverrichterzake weer in. Voor de blussende eenheden werd het een
middag ploeteren in barre kou, waardoor her en der de ijspegels aan de helmen verschenen. Omdat het vuur hardnekkig bleef voortwoekeren op de zolder van de boerderij, besloot de Officier van Dienst in samenspraak met de bevelvoerders om het pand gecontroleerd te laten uitbranden. Dat duurde nog tot ver in de avond. Rob Jastrzebski
brandweer zorg Brandende fotolijsten in Vianen
H
Het ging bijzonder snel in de ochtend van 16 januari. Om tien over half negen werd de post Vianen gealarmeerd met de melding dat er een bedrijfsbrand zou woeden aan de Lange Dreef. De uitrukkende eenheden kwamen op de Industrieweg terecht, waar tientallen meters hoge vlammen uit het dak van fotolijstenmakerij C&C sloegen. Een teken van hoge vuurbelasting in het bedrijf, waar veel met hout en kuntstoffen werd gewerkt. De brand woedde aanvankelijk in de productiehal in het achterste deel van het bedrijf aan de kant van de Industrieweg, maar breidde zich geleidelijk uit naar de voorzijde. De aandacht van de bevelvoering richtte zich vooral op het afschermen van de belendin-
Rob Jastrzebski
Op verkenning in dichte rook in een complex gebouw. Zo is oefenen een echte uitdaging. Foto rechts: Het leegstaande Molenschot-gebouw was een magnifiek oefenobject.
FOTO’S: ROB JASTRZEBSKI
gen die dicht op het brandende bedrijf stonden. Al snel stond vast dat het bedrijfspand zelf niet meer te redden zou zijn. Er werd fors opgeschaald en vier tankautospuiten en twee redvoertuigen werden ingezet om de brandhaard ‘in te pakken’. Via het grootschalig watertransport werd aanvullend bluswater aangevoerd vanuit een havenkom van het Merwedekanaal. Na enkele uren blussen was het gevaar voor brandoverslag geweken en kon het nader bericht ‘brand meester’ worden gegeven. Uit een garage onder het brandende bedrijf konden brandweerlieden een speedboot op aanhanger en enige jerrycans met brandbare stoffen veiligstellen. De nablussing nam nog uren in beslag.
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
Brandweereenheden uit Vianen, Hagestein, Nieuwegein, IJsselstein en Houten stonden op 16 januari voor een forse klus. Aan de Stuartweg op bedrijventerrein De Hagen woedde brand bij een fotolijstenfabriek. Het bedrijf ging geheel verloren, maar door de massale brandweerinzet kon brandoverslag naar aangrenzende bedrijven worden voorkomen.
‘Ploeteren in de rook op vier hoog’ Realistisch oefenen in Eemlandstijl Als je de kans hebt om in je eigen verzorgingsgebied realistisch te oefenen in een echt gebouw, moet je dat niet nalaten. De afdeling OTO van district Eemland greep die kans. Het al jaren leegstaande verzorgingstehuis Molenschot in Soest diende in januari als oefenobject voor ruim tweehonderd brandweerlieden en officieren. Acht avondoefeningen gericht op verkenning en brandbestrijding in hoogbouw met een scenario voor vier tankautospuiten en de OvD. Het was de slotoefening van de vier maanden durende oefencyclus brandbestrijding; voor de oefendeelnemers een scenario om van te smullen.
W
‘What you see is what you get’. Dat was het vertrekpunt voor de pelotonsoefeningen in het voormalige Molenschotgebouw. Het object werd in het scenario niet mooier gemaakt dan het in werkelijkheid is: een leegstaand gebouw, mogelijk bevolkt door een kolonie krakers, waar brand woedt op de vierde etage met overslag buitenlangs naar de vijfde en zesde. Ga d’r maar aanstaan als bevelvoerder met je ploeg als je ter plaatse arriveert en het immense pand overziet. Eerst maar eens opschalen naar zeer grote brand en dan snel en slim taken verdelen over de vier TS-bemanningen. Verkennen en blussen. Door de relatief lange loopafstanden in het trappenhuis en de gangen een uitdaging van formaat.
Bruggenhoofd? “Werken met een bruggenhoofd voor de logistiek rond de inzet zou in zo’n geval handig zijn”, zegt Mark Bosma,
oefencoördinator van district Eemland. Samen met OTO-medewerker Marco van Amerongen organiseerde hij de acht pelotonsoefeningen met oog voor detail en realistisch karakter. “Maar in ons district kennen we de procedure bruggenhoofd nauwelijks, omdat we maar weinig hoge of complexe gebouwen hebben. We waren echter wel benieuwd of bevelvoerders vanwege de intensieve verkenning en de lange inzetweg in het gebouw zelf op het idee zouden komen om op de etage onder de brand een plek in te richten voor verversing van ademlucht en aflossing van de manschappen. In enkele gevallen gingen bevelvoerders over tot het inrichten van een beperkt bruggenhoofd.” Het was volgens Bosma sowieso leerzaam om te ervaren dat iedere oefening anders verliep. Bevelvoerders en officieren van dienst maakten verschillende keuzes die het verloop van
de inzet bepaalden. Zo werd in enkele oefeningen het beschikbare redvoertuig ingezet om de brandoverslag van buitenaf met het waterkanon te bestrijden of om een hogedrukstraal naar de brandoverslag op het dakterras op te voeren. In andere oefeningen werd het redvoertuig niet of nauwelijks ingezet.
Veiligheid Het realiteitsniveau was door de enscenering met een echte brandhaard en veel oefenrook heel hoog, waardoor het voor de oefenende eenheden een aantrekkelijk en uitdagend scenario was. Maar het scenario moest wel beheersbaar blijven. Daarom was op iedere avond een stookploeg aanwezig die ook lette op de veiligheid, met een straal bij de hand om in te grijpen mocht de vuurhaard teveel om zich heen grijpen. Mark Bosma en Marco van Ameron-
gen kregen bij de voorbereiding van de reeks oefeningen alle steun en medewerking van de gemeente. “Wel onder voorwaarden dat de brandhaarden controleerbaar zouden zijn en dat met kleine hoeveelheden hout gestookt zou worden. Om klachten uit de buurt te vermijden hebben we vooraf ook de buurtbewoners actief geïnformeerd over het doel en de opzet van de oefeningen. Dat werkte goed, want we hebben geen enkele klacht gehad. Het is mooi dat we op deze manier in eigen verzorgingsgebied realistisch kunnen oefenen. In onze 18 maanden durende oefencyclus organiseren we na de basisoefeningen op eenhedenniveau en oefeningen ‘middelincident’ acht van deze grotere slotoefeningen op pelotonsniveau. We zoeken voor die oefeningen altijd naar een echt oefenobject, zodat we de mensen een mooi scenario kunnen bieden.” Rob Jastrzebski
13
Gehoord op de achterbank
VRU lopers prominent aanwezig tijdens businessrun Sylvestercross
‘IJzingwekkende waterongevallen’ Terwijl wij na een uitruk rustig terugreden naar de post, vond er tussen de ploegleden in het voertuig een stevige discussie plaats. Rode draad was de grote recente mediaaandacht voor waterincidenten. Hierbij speelden met name de inzet van brandweerduikers en de slachtoffers een cruciale rol.
“Ongelooflijk!”, riep een van de geïrriteerde waterploegleden uit. “Wat denken ze wel? Duikers vervangen we even voor een waadbroekteam of oppervlaktereddingsteam. Zie je ze al zwemmen aan een lijn boven een gezonken auto? Wat moeten ze dan? Onder water kunnen ze toch niets doen. Is dat niet hetzelfde als een publieksstraaltje bij een grote brand?” Een lid van de aanvalsploeg keek hem fronsend aan en zei: “Lekker kort door de bocht zeg. Is het zo slecht dat de NVBR-kerngroep Waterongevallen kritisch gekeken heeft naar wat de wet voorschrijft en voor de gemeenten inzichtelijk heeft gemaakt wat de gevolgen zijn als duikteams worden wegbezuinigd? De gemeenten krijgen de keuze wat zij wenselijk en betaalbaar achten voor de burgers.” “Wat vind jij daarvan Frits?”, vroeg de chauffeur naast mij. “Tja”, zei ik, “het is enerzijds inderdaad een gegeven dat de kans heel klein is dat iemand levend uit het water gered wordt. Maar anderzijds, kijkend naar de laatste waterincidenten in onze regio, kan ik duidelijk stellen dat de brandweerduikers er steeds alles aan deden wat in hun vermogen lag om zo snel mogelijk slachtoffers te traceren en uit het water te halen. Ondanks enorme inzet, gedrevenheid en vakmanschap, leidde dit helaas niet tot het tijdig redden van de slachtoffers. In mijn beleving is het voor zowel de omstanders als voor de nabestaanden, belangrijk dat de hulpdiensten er alles aan deden om een lichaam zo snel mogelijk uit het water halen. Het zal tenslotte jouw kind, of familielid maar zijn.” “Ik ben daarom zeker voor het behoud van duikteams. Daarnaast moet je ook kritisch blijven kijken naar wat betaalbaar en functioneel is. Hetzelfde doe je in je thuissituatie tenslotte ook continu. Bezuinigingen treffen ook de brandweer keihard. Dat hebben we inmiddels al overduidelijk ondervonden. Daarom moeten we wat mij betreft open blijven staan voor andere opties, waarin de resterende duikteams mee blijven acteren. Door de organisatie aan te passen met aanvullend redmateriaal op de TS, bijbehorende scholing en nieuwe inzetprocedures, hoop ik van ganser harte dat deze specialistische brandweerhulp betaalbaar blijft en leidt tot de maximaal haalbare hulp voor elke burger die onverhoopt in een noodsituatie te water raakt, toch?” Frits Juvert 14
Het VRU hardloopteam voor aanvang van de Sylvestercross.
D
Districten Utrecht en BinnenstichtLekstroom waren beiden vertegenwoordigd met 2 teams. Bij Binnensticht-Lekstroom liepen enkele collega’s mee uit Eemland en bij District Utrecht enkele collega’s van VRU Kobaltweg om de teams compleet te krijgen. VRU Kobaltweg vaardigde 1 team af. Onder de VRU deelnemers was er een vertegenwoordiging vanuit de beroeps als vrijwilligers, officieren en brandwachten en verschillende afdelingen. De teams bestonden niet alleen uit mannelijke deelnemers, ook de vrouwen droegen met vijf actieve lopers hun sportieve steentje bij. De VRU was deze editie dus niet alleen als sponsor actief, maar ook prominent aanwezig bij de businessrun. Naast het algemene klassement van de businessrun, werd er ook een apart klassement opgemaakt met bijbehorende bekers voor de brandweerteams. In tegenstelling tot vorig jaar, toen
het parcours wit besneeuwd en bevroren was en daardoor erg snel en technisch, was het deze keer erg zwaar. Dit had onder andere te maken met het mulle zand in de Soester zandduinen. Wat het dit keer extra zwaar maakte waren de blubbelstroken, door motregen onstaan, in het bos.
Gevolgd door team 1 van District Utrecht en op plaats drie team 2 van District Utrecht. In het algemene businessklassement kwam het winnende brandweerteam uit op een eervolle 4e plaats. De overige VRU teams eindigden op de 12e, 23e, 25e en 27e plaats.
Om 11.00 uur klonk het startschot en begonnen de lopers aan de eerste van vier zware rondjes over het parcours van 8 kilomter. De eerste VRU deelnemer die over de finish kwam was Martin Meijers (District Eemland). Hij deed dit na 38 minuten en 56 seconden. De nummers twee en drie namens de VRU waren Luitzen van de Brink (District Eemland) en Michel Bult (Binnensticht-Lekstroom). Het team met de snelste gemiddelde tijd mocht de brandweer beker in ontvangst nemen. Dit was team 1 van District Binnensticht-Lekstroom!
De organisatie was erg tevreden over deze eerste ‘brandweereditie’ en hoopt dat in 2012 meer brandweerteams de weg naar Soest weten te vinden. De collega’s vanuit de VRU waren na afloop vermoeid maar zeer enthousiast, en gaven aan ook dit jaar weer van de partij te zijn. Hopelijk zijn er dan ook deelnemende teams uit Heuvelrug en Rijn & Venen.
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
Als gevolg van de NVBR-visie op waterongevallen en noodzakelijke bezuinigingsmaatregelen, hebben meerdere veiligheidsregio’s al fors gesneden in het aantal brandweerduikteams. De te behalen winstpunten moeten vooral zijn: een betaalbare beschikbaarheid, betere centrale uitrukpositie en een aangepaste organisatievorm. Door de duikteams aan te vullen met oppervlaktereddingsteams of de TS te voorzien van waadpakken voor een grijpredding, kunnen eenheden van de basisbrandweerzorg direct na aankomst in actie komen. Alle inspanningen ten spijt blijft de kans bijzonder klein dat een brandweerduiker iemand levend uit het water haalt.
FOTO: JAAP VAN DEN BROEK
Op 31 december 2011 stond de Sylverstercross in Soest voor het eerst officieel op de evenementenkalender van de Brandweersportbond. Dankzij mede organisator Ron Lettinga en Erwin Bartels (functionaris Sport) is er binnen de VRU actief gezocht naar deelnemers voor dit mooie loopevenement. Met positief resultaat als gevolg! Petra Eigenraam, Michiel Bult en Jeske Sluik gaven zich op als teamcaptain. Dankzij hun enthousiasme leverde dit uiteindelijk 5 teams van de VRU op, 4 meer dan in 2010!
Binnenkort voor iedereen de juiste rang Binnenkort hebben alle brandweerfunctionarissen die een functie vervullen waaraan een rang gekoppeld is, de juiste rang die bij hun functie hoort. Tussen nu en eind maart worden de rangen aangepast en ontvangen medewerkers die een aangepaste rang krijgen hun nieuwe onderscheidingstekens. Daarmee is het deelproject Rangconversie van de regionalisering afgerond en is het rangenstelsel bij de brandweer simpeler en overzichtelijker geworden. Van de oorspronkelijk vijftien rangen in het brandweerbestel blijven er nog zeven over: brandwacht, hoofdbrandwacht, brandmeester, hoofdbrandmeester, commandeur, adjunct-hoofdcommandeur en hoofdcommandeur.
D
De aanpassing geldt zowel voor brandweermedewerkers in ‘warme’ als in ‘koude’ functies. Op basis van een match tussen de functiebeschrijvingen in het Besluit personeel veiligheidsregio’s en het functieboek van de VRU is vastgesteld welke rang bij iedere functie hoort. Ook is vastgesteld welke functies niet voor een rang in aanmer-
king komen. Deelprojectleider Bas van den Hemel licht het nieuwe stelsel met enkele voorbeelden toe: “Het vroegere onderscheid tussen brandwacht en brandwacht eerste klasse verdwijnt. We kennen nu alleen nog de rangen brandwacht en hoofdbrandwacht, met respectievelijk twee en drie strepen. De enkele streep verdwijnt
Erwin Bartels
helemaal. Een ander voorbeeld is dat iedereen die de functie bevelvoerder bekleedt, de rang brandmeester krijgt toegewezen. Tot nu toe hadden bevelvoerders de rang onderbrandmeester of brandmeester. Dat wordt dus voor iedereen gelijk getrokken. Ook in de hogere echelons van leidinggevenden vervalt de rang ‘eerste klasse’, wat betekent dat sommige functionarissen een ster op hun schouder zullen kwijtraken. Dat heeft geen gevolgen voor hun honorering. Het salaris is immers gekoppeld aan de functie en niet aan de rang, zoals vroeger het geval was.” Ook in de koude functies (onder andere preventie, OTO, operationele voorbereiding) is de verandering zichtbaar. Sommige korpsen kenden voor preventiefunctionarissen zonder uitrukfunctie groene strepen. Ook deze functionarissen krijgen nu rangonderscheidingstekens. Daarbij wordt volgens Bas van den Hemel ook nog onderzocht in welke situaties medewerkers een uniform dienen te dragen. Vaak werken medewerkers in burgerkleding, maar in contacten met burgers, bedrijven en overheidsinstanties moeten zij zich wel als brandweer-functionaris kunnen representeren. Over deze ‘kledingcode’ moet nog een besluit worden genomen. Rob Jastrzebski
bevolkings zorg
FOTO: GEMEENTE BUREN
In dit katern:
Lessen van de ‘Burense bom’ Van je buren moet je het hebben. Het ontmantelen van een vliegtuigbom in de Gelderse gemeente Buren had op 10 december vooral effecten op grondgebied van de regio Utrecht. Voor de Rhenense kern Elst gold een noodverordening en 3700 inwoners kregen voor hun veiligheid verplicht huisarrest. Burgemeester Joost van Oostrum van Rhenen beschouwt de dagenlange inzet van de gemeente en de veiligheidsregio als een geweldige oefening voor de crisisorganisatie.
H
Hij trekt ook enkele stevige lessen, want in de interregionale afstemming liep niet alles even soepel. Een bom kan vreemde wegen gaan. De duizendponder werd onbewust opgegraven bij Weesp en in een lading bagger per binnenvaartschip over kanalen en rivieren vervoerd naar de uiterwaarden bij Ingen, aan de overkant van de Nederrijn bij Elst. Na ontdekking door een kraanmachinist op 6 december gingen alle alarmbellen af. De Explosieven Opruimingsdienst Defensie kwam erbij en burgemeester Klaas Tammes van Buren lichtte zijn Rhenense collega Joost van Oostrum in over de vondst. Complicatie was dat de bom op een ponton in een voormalige zandwinput in de uiterwaarden moest worden gedemonteerd. Wegens gebrek aan ruimte kon niet de
bij demontage gebruikelijke afschermwal van zware zeecontainers worden geplaatst. Daardoor was de effectcirkel voor een bom van dit kaliber volgens de EODD geen 500 meter maar 1300 meter. Conclusie: de hele kern Elst met 3700 inwoners lag binnen de effectcirkel.
Afstemmingsoverleg “Daarop zijn we vervolgens onze maatregelen gaan plannen”, blikt Van Oostrum terug op operatie ‘Burense bom’. “De gemeentelijke crisisorganisatie werd opgetuigd met ondersteuning van functionarissen van de VRU, communicatie met de inwoners en ondernemers van Elst werd opgestart en het Openbaar Ministerie werd bij het beleidsteam aan tafel uitgenodigd met het oog op de af te kondigen
noodverordening. Evacuatie van de inwoners bleek niet nodig. Wel moest iedereen in Elst binnen blijven tot de EODD het sein ‘veilig’ zou geven. In de dagen voor de ruiming zijn we met een kleine delegatie van gemeente Rhenen en de VRU ook enkele keren voor afstemmingsoverleg naar Buren geweest. Als twee gemeenten en twee veiligheisregio’s betrokken zijn moet je hele strakke afspraken maken over planning en uitvoering.” Die afstemming leverde in de ogen van Van Oostrum wel relevante lessen op. Hij vat samen: “Ik merkte dat de mensen van de Explosieven Opruimingsdienst die aan tafel zaten niet op het beslissingsniveau zaten dat ik verwachtte. Het waren uitvoerenden, kundige mensen zonder twijfel, maar in zo’n situatie wil ik zaken doen met
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
“Noodmaatregelen Elst waren een geweldige oefening”
Gemeenten draaien warm voor Koninginnedag pagina 16 Waarheen met de gemeentelijke crisisbeheersing pagina 18
mensen met heldere mandaten. Ook vond ik het afstemmingsoverleg te druk.” Bij de feitelijke demontage op 10 december ging het in de communicatie over de rivier volgens Van Oostrum ook niet helemaal goed. “Beide gemeenten bleken een andere interpretatie te hebben van het moment waarop het sein ‘veilig’ kon worden gegeven. Wij gingen ervan uit dat de situatie veilig was zodra de ontsteker door de EODD op de ponton was verwijderd. In Buren gold de lijn dat de situatie pas veilig was als de bom op de wal in de vrachtwagen van de EODD zou liggen. Daarvoor moest hij echter alsnog op een KLPD-vaartuig een stuk varend worden vervoerd. Wij vernamen dat de bom werd verplaatst zonder dat we het sein ‘veilig’ hadden ontvangen. Dat verraste ons, want daardoor kwam ook de effectcirkel van 1300 meter in beweging. Een communicatiestoornis over het begrip ‘veilige situatie’. In mijn beleving zou in zo’n interregionale effectsituatie een regio de leiding moeten nemen om verwarring en miscommunicatie te vermijden.”
Crisiscommunicatie Qua crisiscommunicatie kende de bomruiming zijn eigen dynamiek en uitdagingen. De Rhenense communicatieadviseurs kregen ondersteuning van hun collega’s uit Veenendaal en Utrechtse Heuvelrug en gezamenlijk zetten zij een communicatieplan in werking. Van Oostrum: “Alerte
FOTO: GEMEENTE BUREN
bevolkings zorg
De ‘gevaarlijke rakker’ werd opgeblazen op het Eiland van Maurik.
mediawatching wierp zijn vruchten af. Op twee momenten konden we snel bijsturen toen door verschillende oorzaken verkeerde informatie in nieuwsbulletins en op twitter verscheen. In de aanloop naar de ontruiming berichtte RTV Utrecht na een foutief persbericht van de EODD dat heel Elst ontruimd zou worden. We hebben daar direct op gereageerd en kregen alle ruimte om het juiste verhaal te vertellen. En op de dag van de ruiming maakte een verslaggever die bij inwoners in Elst live verslag deed dat de bom ‘veilig’ was terwijl dat formeel nog helemaal niet zo was. Ook daar konden we vanuit het actiecentrum crisiscommunicatie razendsnel op reageren.” Ook een stukje nafase werd toegevoegd aan de crisiscommunicatie. Er werden foto’s gemaakt van de bom en
van het opblazen daarvan op het eiland van Maurik en die werden door de gemeente verspreid in Elst. Van Oostrum: “Met die foto’s wilden we mensen overtuigen van de noodzaak van de noodverordening en aantonen dat de bom echt een hele gevaarlijke rakker was.”
Geweldige oefening Van Oostrum vat samen dat de Burense bomruiming voor de crisispartners aan de Utrechtse kant een geweldige oefening is geweest, mede met het oog op de naderende Koninginnedagviering met de koninklijke familie. “We hebben de hele gemeentelijke crisisorganisatie dagenlang opgetuigd gehad, compleet met Beleidsteam en alle actiecentra en hebben in mijn beleving een uitstekende prestatie neergezet. Daarbij zijn we heel goed
ondersteund door de VRU, onder andere door Roel de Graaf die aanschoof in ons gemeentelijk managementteam. Deze operatie was voorzienbaar en goed planbaar, waardoor we de rust hadden om onze organisatie goed op de rails te krijgen en op alle niveaus een leereffect te realiseren. De eerdergenoemde lessen over interregionale communicatie en afstemming zullen wel terugkomen in onze evaluatie.” In de gemeente Rhenen loopt nu de financiële nafase van de bomruiming. De gemeente heeft 127.000 euro besteed aan de operatie. Via een collegevoorstel aan de gemeenteraad wordt een beroep gedaan op het Gemeentefonds, waar voor dergelijke kosten een pot beschikbaar is waarop gemeenten een beroep kunnen doen. Rob Jastrzebski
Gemeenten draaien warm voor Koninginnedag In Rhenen en Veenendaal komen de voorbereidingen voor 30 april op stoom. Hoewel beide gemeenten hun eigen programma hebben, wordt op wezenlijke onderdelen nauw samengewerkt. De gemeentelijke organisaties realiseren zich dat de voorbereidingstijd relatief kort is en dat er veel moet gebeuren. Handen uit de mouwen dus, om op tijd klaar te zijn voor het koninklijke feest.
T
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
“Toen wij in oktober hoorden dat de Koningin en haar gevolg Rhenen en Veenendaal zouden aandoen, was er sprake van grote euforie”, vertelt Nathan Swaters, plaatsvervangend voorzitter van de werkgroep Veiligheid van Gemeente Veenendaal. “Iedere gemeente wil dit graag. Toen we daarna met een delegatie van de gemeenten, de VRU en politie naar Limburg togen om te leren van de ervaringen in Thorn en Weert, realiseerden we ons dat het een heel forse maar leuke klus zou worden. Het enthousiasme dat onze Limburgse collega’s uitstraalden gaf ons veel energie om zelf aan de slag te gaan.”
Eigen capaciteit
Xander Bult, Nathan Swaters en Krijn Weeda:
“We staan voor een forse maar leuke klus” 16
De benodigde inzet van de gemeentelijke organisaties is inmiddels in kaart gebracht, draaiboeken en scenario’s worden geschreven en er wordt geïnventariseerd wat de gemeenten zelf aan kennis en capaciteit kunnen leveren en welke ondersteuning van buiten nodig is. Nathan Swaters: “Het uitgangspunt is dat we het zoveel mogelijk met eigen personeel doen, maar voor specifieke onderdelen huren we kennis en kunde in. Onder andere een deskundige met ervaring
bevolkings zorg in Koninginnedagevenementen en een technisch tekenaar om het hele feestgebied en de veiligheidsmaatregelen in kaart te brengen. Voor de crisiscommunicatie krijgen we steun van de communicatiepool van de VRU.”
Gezamenlijke actiecentra
volle gang. Sharmila van den Broek is hier de verantwoordelijke voor de werkgroep Veiligheid. “Op de eerste informatieavond kregen we wel de nodige kritische vragen over de beperkingen in de bereikbaarheid, die het stelsel van afzetringen teweegbrengt. Mensen willen heel praktische dingen weten zoals: ‘Hoe kunnen gasten mij bereiken als ik die dag mijn verjaardag vier?’ Of: ‘Mag ik op mijn balkon naar het koninklijk bezoek kijken?’ Al die vragen konden we beantwoorden. De veiligheidsmaatregelen en het systeem van afzetringen bedenken we overigens niet zelf. Die liggen vast in landelijk beleid voor nationale evene-
Veiligheid en Rhenen huurt haar voor 16 uur in de week in om haar kennis in het gemeentelijke projectteam in te brengen. “Dit is zowel voor de gemeente als de VRU en de politie een uniek evenement. Niemand in onze regio heeft dit ooit eerder gedaan. We kunnen de adviezen van een ervaringsdeskundige dus goed gebruiken. Een van de Limburgse lessen die we ter harte hebben genomen is dat we vooral niet moeten onderschatten hoeveel energie er in de voorbereiding gaat zitten en dat we tijdig moeten beginnen met het inrichten van de organisatiestructuur.” Nathan Swaters van gemeente Veen-
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
Adviseur Crisisbeheersing Xander Bult buigt zich inmiddels over de inrichting en het oefenen van de lokale crisisorganisatie, voorafgaand aan Koninginnedag. “Het oefenprogramma op basis van een maatgevend scenario wordt uitgevoerd onder regie van de VRU en zelf beoefenen we nog ons proces slachtofferregistratie.
te bereiden op de dingen die komen gaan. “Via een gezamenlijke Koninginnedagwebsite geven we zoveel mogelijk informatie over wat het koninklijk bezoek betekent voor iedereen die Veenendaal of Rhenen die dag wil bezoeken. Wat kan wel en wat kan niet op 30 april? En waar kunnen mensen uit het gebied dat autovrij wordt gemaakt hun voertuig stallen? Mensen hebben er recht op te weten wat er allemaal gaat gebeuren en daarin faciliteren we in ruime mate. Bewoners en ondernemers in het centrum hebben onze speciale aandacht. Die informeren we rechtstreeks per brief en via informatie-
Sharmila van den Broek:
“We kunnen de adviezen van een ervaringsdeskundige goed gebruiken.” Rhenen en Veenendaal trekken samen op in de organisatie van de crisisbeheersingsprocessen rond 30 april. We hebben er daarbij voor gekozen om gezamenlijke actiecentra voor de gemeentelijke processen in te richten in Rhenen. Dat is de handigste locatie, omdat het gemeentehuis daar buiten ring 3 ligt, waar autoverkeer verboden is.”
Communicatie De communicatie met bewoners en ondernemers is een van de speerpunten in de voorbereiding. Communicatieadviseur Krijn Weeda schetst welke instrumenten de gemeenten inzetten om de bewoners zo goed mogelijk voor
bijeenkomsten. Mensen kunnen met vragen ook terecht bij een telefonisch meldpunt en een speciaal e-mailadres.” Communicatie speelt op 30 april in beide gemeenten ook een grote rol in het crowd management. Nathan Swaters verwacht dat Veenendaal zo’n 40.000 tot 80.000 bezoekers zal krijgen. “Met lichtkranten, maar ook via social media willen we proberen die stroom in goede banen te leiden. Zo willen we bereiken dat niet iedereen samendromt op een plek en de situatie ook in noodgevallen beheersbaar blijft.” Ook in Rhenen is de communicatie over de maatregelen rond 30 april in
menten. Het overleg met de diverse voor ons onbekende landelijke veiligheidspartners verloopt in een heel positieve sfeer. Onze inzet is dat het feest ordelijk en veilig moet verlopen, maar dat we binnen gegeven kaders maximale ruimte willen geven aan bewoners om deel te nemen aan het feest.”
Ervaring benutten Rhenen doet net als Veenendaal zijn voordeel met de ervaringen in Thorn en Weert. Sharmila van den Broek zegt veel steun te hebben aan Nicole Haasen van de gemeente Maasgouw, waar Thorn onder valt. Zij was daar vorig jaar voorzitter van de werkgroep
endaal voegt daar nog aan toe: “In het voorbereidingstraject hebben we veel afstemmingsoverleg met landelijke veiligheidsinstanties: het Koninklijk Huis, de Dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging en de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid. Van hun ervaring profiteren we ook. Zij doen dit elk jaar en ons gemeentelijk apparaat en onze burgemeester maar een keer. Hun expertise moeten we dan ook ten volle benutten.” Rob Jastrzebski
17
FOTO: ROB JASTRZEBSKI
bevolkings zorg
Waarheen met de gemeentelijke crisisbeheersing? “Visie op rol en verantwoordelijkheid gemeenten verandert” Hoe kan de gemeentelijke crisisbeheersingsorganisatie steviger worden verankerd in de regio Utrecht? En waarop moeten de gemeenten zich nu eigenlijk precies voorbereiden en welke kennis, kunde en capaciteit hoort daarbij? In het project ‘Doorontwikkeling gemeentelijke crisisorganisatie’ gaat de VRU de antwoorden op die vragen uitwerken. Een plan van aanpak, dat in concept gereed is, beschrijft de stappen om te komen tot een toekomstvaste gemeentelijke component in het regionaal crisisbeheersingsbestel.
D
De basis voor het plan van aanpak is het visiedocument bevolkingszorg dat vorig jaar verscheen als uitwerking van het VRU-beleidsplan. Die visie op hoofdlijnen moet nu worden vertaald in concrete uitvoeringsdoelstellingen. Er worden voorstellen gedaan voor het efficiënter en effectiever inrichten van de gemeentelijke crisisbeheersingsprocessen, gekoppeld aan het regionaal risicoprofiel.
Aansluiten bij behoefte
18
“Ons vertrekpunt is de beschouwing van wat er de afgelopen jaren met steun van het Bureau Gemeentelijke Crisisbeheersing binnen de gemeenten is gerealiseerd”, legt Marjolijn de Jong, vakgroepvoorzitter Bevolkingszorg uit. “Er zijn regionale pools gevormd en er is flink geïnvesteerd in opleiding, training en oefening van gemeentelijke medewerkers. Nu willen we onderzoeken of de organisatievorm van de bevolkingszorg goed aansluit op de behoefte aan kunde en capaciteit en hoe we de processen lokaal en regionaal nog beter kunnen organiseren. Met de doorontwikkeling van de gemeentelijke crisisorganisatie
sluiten we ook aan op het invoeringsproces voor het regionaal crisisplan.” De doorontwikkeling van de gemeentelijke processen wordt om te beginnen gespiegeld aan de Wet op de veiligheidsregio’s en de daaronder hangende besluiten. Wat zegt het wettelijk kader eigenlijk over de rol, taken en verantwoordelijkheden van de gemeenten? Ook wordt onderzocht of de procesbeschrijvingen in het Handboek crisisbesluitvorming nog wel valide zijn.
“Hoe kunnen de gemeentelijke crisisbeheersingstaken nog beter worden verankerd in de regio?” “In het oude Handboek crisisbesluitvorming, waarop de huidige taken en verantwoordelijkheden van de gemeenten zijn gebaseerd, werd nog uitgegaan van een exclusieve rol van de overheid bij rampen en crises. Maar
de wisselwerking tussen overheid en burgers verandert en zelfredzaamheid wordt een steeds belangrijker gegeven. Dat kan op termijn ook gevolgen hebben voor de zorg die gemeenten in het kader van hun crisisbeheersingsrol moeten leveren. Denk bijvoorbeeld aan het regelen van onderdak bij evacuatie. Burgers zijn op dat punt bij diverse hoogwatersituaties in Nederland al behoorlijk zelfredzaam gebleken. Recent nog bij de wateroverlast in Groningen. Die ervaringen maken duidelijk dat de visie op de rol en verantwoordelijkheid van de gemeenten verandert.”
Praktijkervaringen De VRU gaat ook analyseren wat de regio in de afgelopen jaren zoal heeft meegemaakt aan crisisscenario’s en welke inzet de gemeenten daarbij hebben gedaan. Marjolijn de Jong: “Die praktijkervaringen geven houvast bij de verdere doorontwikkeling van de organisatie. “Op welke zaken moeten we ons nu specifiek voorbereiden? En is de huidige organisatie met pools van functionarissen de meest efficiënte organisatievorm om kennis
“De wisselwerking tussen burgers en overheid verandert” en capaciteit op grotere schaal te organiseren? Of kan het anders? Misschien kunnen gemeenten die bepaalde taken sterk hebben georganiseerd die kennis en ervaring wel inzetten voor andere gemeenten. Er zijn allerlei modellen mogelijk om de gemeentelijke crisisbeheersingsprocessen verder vorm te geven. Uitgangspunt voor het project is wel dat we naar een organisatieplaatje streven waarmee we morgen een incident effectief kunnen afhandelen, maar dat ook toekomstvast is.” Rob Jastrzebski
Meer informatie bij: Marjolijn de Jong via
[email protected]
geneeskundige zorg
Drie kamers rond een brandhaard. Welke kamer ontruim je het eerst en waarom? FOTO: ISTOCKPHOTO/VRU
In dit katern:
Al spelend leren over zorgcontinuïteit Vanaf maart is de serious game zorgcontinuïteit beschikbaar waarmee alle medewerkers van een zorginstelling zich op een laagdrempelige manier kunnen voorbereiden op een calamiteit. “Deze game zorgt voor bewustwording”, stelt Ivonne Vliek van de Veiligheidsregio Utrecht. “Met deze game leren medewerkers wat er tijdens een ontruiming van hen wordt verwacht en wat de hulpverleningsdiensten doen.” Bij de tweede platformbijeenkomst Zorgcontinuïteit, begin november 2011, werd al een tipje van de sluier opgelicht van de serious game die de Veiligheidsregio Utrecht in nauwe samenwerking met Niveo Zorg en 2bSafe liet ontwikkelen. Toen werd ook al aangekondigd dat zorginstellingen vanaf eind februari, begin maart zelf aan de slag kunnen met de game.
BHV’ers. “Er zijn verschillende scenario's die je kunt trainen, bijvoorbeeld een acute ontruiming vanwege een brand of een langdurige stroomstoring. Het scenario stopt niet wanneer je alle cliënten met succes ontruimd hebt, maar gaat ook daarna nog door. Waar vang je je cliënten op, hoe registreer je hen. Deze game gaat dus echt over zorgcontinuïteit.”
Zorgcontinuïteit
Spelend leren
“Serious gaming is interessant voor álle personeelsleden van een zorginstelling. Dus niet alleen voor de mensen in de zorg, maar ook voor medewerkers van de personeelsafdeling of van financiën. De game is heel laagdrempelig en maakt medewerkers bewust van wat er gebeurt tijdens een calamiteit, welke taken de hulpverleningsdiensten oppakken en wat zij van de medewerkers van de zorginstelling verwachten.” Vliek benadrukt nog eens dat deze game niet alleen maar geschikt is voor
Serious gaming heeft zowel een spelals een leerelement. Het is een spel, maar je kunt het niet goed of fout spelen. En hoewel het niet te vergelijken is met e-learning, steek je er absoluut iets van op. De game is internet-based en iedereen met een inlogcode kan het dus overal spelen. “We willen zorginstellingen de komende tijd zoveel mogelijk laten kennismaken met deze game”, vertelt Vliek. “We organiseren daarom ter introductie een aantal bijeenkomsten waar zorginstellingen uit de regio op kun-
B
FOTO: ISTOCKPHOTO
Serious Gaming
nen intekenen. Zij kunnen dan zelf een aantal onderdelen spelen en op die manier proeven wat deze serious game precies inhoudt.”
OTO Stimuleringsgelden De game kon worden ontwikkeld dankzij de OTO – Opleiden, Trainen en Oefenen – Stimuleringsgelden van de rijksoverheid. “We willen deze stimuleringsgelden zo breed mogelijk inzetten en hebben daarom een laagdrempelige non-profitgame laten ontwikkelen. Iedereen kan het spelen, iedereen leert er van.” Mogelijk zal de game in de toekomst nog worden uitgebreid met extra scenario’s, van andere voorkomende calamiteiten. Mariska Snakenborg
Meer informatie over Serious Gaming bij: Ivonne Vliek via
[email protected]
Zorgcontinuïteit voor, tijdens en na Koninginnedag pagina 20 Kwaliteit(s)eisen pagina 20 Derde Platformbijeenkomst Zorgcontinuïteit pagina 20
Platformbijeenkomst Zorgcontinuïteit
De zorg voor cliënten na een calamiteit Zorgcontinuïteit. Het afgelopen jaar is de aandacht voor dit onderwerp zichtbaar toegenomen bij alle verzorgings- en verpleeghuisorganisaties in de Utrechtse regio. Desondanks zijn er ook nog steeds veel vragen, weet Ivonne Vliek. “Tijdens de derde Platformbijeenkomst Zorgcontinuïteit, die dinsdag 10 april a.s. plaatsvindt in Conferentiecentrum Kaap Doorn in Doorn, gaan we hiermee aan de slag.” Regelmatig merkt Vliek dat instellingen en instanties niet goed weten wat er na een calamiteit met hun cliënten gebeurt. “Ook krijg ik regelmatig vragen over de rol en inzet van het Calamiteitenhospitaal. Hoog tijd dus om dergelijke onderwerpen eens bij de kop te pakken.” Vliek heeft het onderwerp op de agenda gezet voor de derde Platformbijeenkomst Zorgcontinuïteit bij rampen en crises voor alle verzorgings-en verpleeghuisorganisaties. “Bij de eerste twee bijeenkomsten hebben we gefocust op ‘wat is zorgcontinuïteit’, ‘wat mag je verwachten van de hulpdiensten’ en ‘wat verwachten zij van jou’. Die onderwerpen heeft iedereen inmiddels aardig tussen de oren. Tijd dus voor een volgende stap.” Informatief programma “We nemen de deelnemers van de volgende platformbijeenkomst daarom in een interactief proces mee in de cyclus van gewonde en niet-gewonde cliënten van een zorginstelling bij een calamiteit.” De platformbijeenkomst bestaat uit twee delen: er staan twee lezingen op het programma en daarnaast gaan de deelnemers zelf actief aan de slag. Vliek: “We hebben een Officier van Dienst GHOR (OvDG) en een Officier van Dienst Bevolkingszorg (Gemeente) uitgenodigd. Zij zullen iets vertellen over de geneeskundige en gemeentelijke rampbestrijdingsprocessen. Daarnaast is er uitgebreid aandacht voor de rol van de ziekenhuizen, de ambulancedienst en het Calamiteitenhospitaal. Kortom, een informatief en boeiend programma.”
Aanmelden De derde platformbijeenkomst Zorgcontinuïteit vindt plaats op dinsdag 10 april a.s., van 9.00 uur tot 13.00 uur. Deelnemers die eerder aanwezig waren bij een van de Platformbijeenkomsten Zorgcontinuiteit krijgen automatisch een uitnodiging voor deze bijeenkomst. Wie de platformbijeenkomsten nog niet eerder bezocht, maar wel graag de volgende bijeenkomst op 10 april wil bijwonen, kan contact opnemen met Ivonne Vliek, via i.vliek@vru.
Derde Platformbijeenkomst Zorgcontinuïteit Platformbijeenkomst Zorgcontinuïteit Waar: Conferentiecentrum Kaap Doorn, in Doorn, Wanneer: 10 april 9.00 uur tot 13.00 uur, met aansluitend een lunch Kosten: Geen
Wat:
Meer informatie:
[email protected] Mariska Snakenborg
20
Zorgcontinuïteit voor, tijdens en na Koninginnedag Waar wonen de vrouwen die rond 30 april zijn uitgerekend? De geneeskundige hulp op en rond Koninginnedag valt in twee delen uiteen. De spoedeisende (EHBO) hulp tijdens de festiviteiten in Rhenen en Veenendaal en de zorgcontinuïteit voor, na en tijdens 30 april. Vooral de bereikbaarheid van patiënten en cliënten in ‘afgezette’ gebieden vraagt aandacht, maar ook bijvoorbeeld de levering van medicijnen en verpleegmiddelen.
D
De verloskundigen uit de twee gemeenten die de Koningin dit jaar aandoet, namen zelf al contact op met de VRU/GHOR. Ze wilden weten hoe ze zeker kunnen weten dat ze de vrouwen kunnen bereiken die rond 30 april zijn uitgerekend. Het is een mooi bewijs dat de verantwoordelijkheid voor zorgcontinuïteit in de regio zichtbaar wordt. Vakgroepvoorzitter GHOR Robert Jan Schouwerwou is er blij mee. Hij en zijn collega’s van de GHOR zijn deze dagen druk bezig met het inventariseren van risico’s voor de bereikbaarheid en toegankelijkheid van de zorg voor gasten en bewoners. “We kijken bijvoorbeeld naar de aanrijroutes voor ambulances. De vaste routes worden op bepaalde punten doorsneden. Dat moeten we goed in kaart hebben. Maar we zorgen er ook voor dat de apotheek of tandarts in het centrum niet net die dag dienst heeft. En dat we weten op welke adressen de wijkverpleging moet kunnen komen en of er afspraken moeten worden gemaakt over vervoer en toe-
gang van medewerkers van zorginstellingen.”
Generale repetitie Zoals altijd gaat de VRU uit van de dagelijkse gang van zaken of reguliere procedures. Alleen wat speciaal door Koninginnedag afwijkt, komt in de draaiboeken. Een paar dagen voor de dag zelf, wordt er proefgedraaid. Een generale repetitie. Afspraken die sterk afwijken worden daarvoor al apart onderwezen, getraind en geoefend, vertelt Schouwerwou. Hij heeft er alle vertrouwen in dat de regio op tijd klaar is voor het feest. “We lopen mooi op schema.” De GHOR krijgt veel tips, trucs en richtlijnen vanuit de entourage van het koninklijk huis. Daarnaast hebben onder andere Frank van Wijk en Jacqueline Buitendijk hun licht opgestoken in Limburg, dat vorig jaar de koningin ontving. Utrecht heeft de draaiboeken voor Thorn en Weert van Limburg gekregen, zodat het wiel niet opnieuw hoeft te worden uitge-
FOTO: ISTOCKPHOTO
geneeskundige zorg
vonden. De belangrijkste taak voor de VRU is ervoor te zorgen dat iedereen weet hoe ’t wiel draait. Joke Schaapman
Slecht weerscenario Voor de coördinatie van de Spoedeisende Hulp tijdens het evenement zelf, werkt de VRU samen met het Rode Kruis/EHBO en de Ravu. Ter voorbereiding is onder meer in multidisciplinaire werkgroepen een aantal scenario’s voor uitzonderlijke situaties opgesteld, zoals voor extreem slecht weer. Welke elementen gaan dan een rol spelen en hoe kun je je daarop prepareren? Ook daarbij is de centrale vraag wat op Koninginnedag afwijkt van een ‘gewone’ calamiteit.
Kwaliteit(s)eisen Eind vorig jaar stelde minister Ivo Opstelten in een videoboodschap aan de bestuursconferentie ‘Een witte ramp. Als dat maar goed gaat’ dat hij dit jaar wil gaan onderzoeken of het mogelijk is kwaliteitseisen te gaan stellen aan de GHOR. “Ik nodig u hierbij uit om samen met mij te werken aan een set van kwaliteitseisen.” Vakgroepvoorzitter Robert Jan Schouwerwou van de VRU is groot voorstander van kwaliteitsmanagement. Het helpt je namelijk de focus te leggen op de dingen die er toe doen. Met de oproep van de minister kan hij niet zoveel, vertelt hij.
W
“Wat bedoelt hij? De hulp zelf? Alle instellingen die zorg verlenen tijdens een ramp, zijn HKZ gecertificeerd. Bovendien hebben wij nauwelijks mogelijkheden die aan te spreken op kwaliteit. De organisatie? Daar kan ik me wat bij voorstellen. Maar dan zou ik toch eerst de twee betrokken ministeries zelf – Veiligheid & Justitie en VWS – willen vragen optimaal samen te werken. Dat hebben wij nodig om zaken voor elkaar te krijgen. Bijvoorbeeld in informatiemanagement of een slachtofferregistratiesysteem. Dat is er wel, maar werkt nog steeds niet omdat de focus van de ministeries verschillend is.”
“De prestatie-indicatoren zijn voor velen een ver-van-mijn-bedshow. Het gaat om de kracht van het netwerk” “Dat de VRU/GHOR niet meer HKZ gecertificeerd is, heeft te maken met procedures. Omdat de certificering
voor de zorg niet in de hele VRU kan worden gebruikt, zoekt de organisatie naar een alternatief. Dat zegt dus niets over de kwaliteit nu. Die wordt ook niet bepaald door eisen en systemen, maar bovenal door de kracht van het netwerk. De prestatie-indicatoren uit kwaliteitssystemen zijn voor veel hulpverleners een ver-van-mijn-bedshow. Maar kennen en gekend worden en weten wat je in tijden van crisis aan elkaar hebt, dat herkennen ze wel. Daar gaat het om.”
Altijd mensenwerk “De roep om kwaliteitseisen bij de GHOR roept daarnaast nog een vraag op. Namelijk wat de minister ermee beoogt. Gaat het om het geven van garanties? Die heb je niet in het leven. Bij een ramp gaat het om een cumulatie van afwijkingen van het gangbare en het is altijd mensenwerk. Dat kun je van tevoren nooit afdekken. Het enige dat je – pas achteraf – kunt vaststellen is of de voorbereiding op een ramp goed genoeg is geweest. Dat zou je kunnen kwalificeren en daarvoor zou je meetinstrumenten kunnen ontwikkelen.”
“Maar wanneer is veilig echt veilig. Je moet oppassen met kwaliteitseisen geen schijnveiligheid te creëren. Resultaten zijn bij de GHOR slecht meetbaar, want hoe weet je bijvoorbeeld of slachtoffers niet al voor een ramp iets mankeerden, waardoor ze tijdens een incident overleden? En wanneer is er in ons vakgebied sprake van aantoonbare en verwijdbare schade?”
“Je moet oppassen met kwaliteitseisen geen schijnveiligheid te creëren” “Het Regionale Overleg Acute Zorg is overigens een goed platform om samen met alle zorgpartners na te denken over kwaliteit. Wij kunnen er bijvoorbeeld toetsen of we op de goede weg zitten. Wie zijn de achterblijvers, wie de koplopers? Dat geeft je als organisatie indicaties voor hoe en waarom je dingen wel of juist niet moet doen.”