Team4Animation Opfriscursus Frans
Voorwoord Voor campingwerk in Frankrijk
B ie n v e n u e ! Voor je ligt het lesmateriaal dat nodig is om je geheugen en je mondelinge kennis van de Franse taal weer eens goed op te frissen. Door middel van deze cursus, zou je weer goed uit de voeten moeten kunnen als je naar Frankrijk gaat. Het doel van de cursus is het ophalen van je Franse kennis, niet om je het vloeiend te laten spreken… Al zou dat wel mooi zijn! De cursus bestaat uit zowel schriftelijke als mondelinge vaardigheden. Zorg ervoor dat je vooral je mondelinge vaardigheden opfrist. De cursus begint met een grammaticale basis en daarnaast vind je er oefeningen, vocabulaire en dialogen. Natuurlijk is deze hele cursus gericht op campingwerk in Frankrijk en zal het vooral hierop toegespitst zijn. Wij wensen je alvast bon courage en France!
1
Team4Animation Opfriscursus Frans
Inhoudsopgave Voorwoord
1
Inhoudsopgave
2
Les 1: l’arrivée
3
1.1 Basis grammatica
3
1.2 Regelmatige en onregelmatige werkwoorden
6
1.3 Tellen, dagen, maanden en seizoenen
8
1.4 Franse cultuur
10
Les 2: La politesse
11
2.1 Klok kijken
11
2.2 L’imparfait
12
2.3 Passé composé
13
2.4 Beleefdheidsformuleringen
14
2.5 Vraagzinnen
15
2.6 Weersverwachtingen
16
2.7 Franse cultuur
18
3.1 De weg vragen
19
3.2 Ontkenningen
21
3.3 Bijvoeglijk naamwoord
22
3.4 Franse cultuur
23
Bijlagen
24
Vocabulaire les 1
24
Vocabulaire les 2
25
Vocabulaire les 3
27
Vocabulaire algemeen
27
Onregelmatige werkwoorden
33
Overzicht werkwoorden
35
Tips
36
2
Team4Animation Opfriscursus Frans
Les 1: l’arrivée Tijdens deze eerste les zullen we vooral de nadruk leggen op je aankomst; l’arrivée. Hoe stel je je precies voor aan je baas, hoe presenteer je een animatieprogramma. Zoals alle lessen eindigt ook deze met een stukje Franse cultuur. 1 .1 B a sis g ra m m a tica Uitspraak: - Un bon vin blanc - Trois très gros, gras, grands rats gris grattent. - Donne-lui à minuit huit fruits cuits et si ces huit fruits cuits lui nuisent, donne-lui huit fruits crus. - Un chasseur sachant chasser chasse sans son chien. !!! Van bijna alle woorden die eindigen op S-T-E-R wordt de laatste letter niet uitgesproken Voornaamwoorden : Hieronder vind je lijstjes met de verschillende voornaamwoorden. Een persoonlijk voornaamwoord (zoals ‘ik’ en ‘jij’ in het Nederlands, gebruik je om een persoon te duiden. Het linkerrijtje zijn de pers.vnw. als onderwerp, het rechterrijtje als lijdend voorwerp. Persoonlijke voornaamwoorden
ik jij hij / zij / men wij jullie / U zij
je moi tu toi il / elle / on nous vous ils / elles
Het bezittelijk voornaamwoord ‘mijn’ is in het Frans mon, ma of mes. Bij een mannelijk zelfstandig naamwoord komt mon, bij een vrouwelijk zelfstandig naamwoord komt ma. In het meervoud wordt het mes. Bezittelijke voornaamwoorden
mijn jouw zijn haar ons / onze jullie / uw hun
mon / ma / mes ton / ta / tes son / sa / ses son / sa / ses notre / notre / nos votre / votre / vos leur / leur / leurs
3
Team4Animation Opfriscursus Frans
Die, dat en deze vertaal je met ce, cet, cette of ces. Ze staan voor het zelfstandig naamwoord. In het enkelvoud zijn er drie vormen: ce, cet en cette. In het meervoud is er maar één vorm: ces. Aanwijzende voornaamwoorden mannelijk enkelvoud: vrouwelijk enkelvoud meervoud: enkelvoud, wanneer het volgende mannelijke woord met een klinker of ‘stomme h’ begint:
ce cette ces cet
In het Nederlands zijn er de lidwoorden ‘de’, ‘het’ (bepaald) en ‘een’ (onbepaald). ‘De’ is zowel mannelijk als vrouwelijk, en ‘het’ is onzijdig. Het is dus niet zo dat alle de-woorden automatisch ‘le’ worden en het-woorden ‘la’, je moet weten van welk geslacht een woord is. Lidwoorden mannelijk enkelvoud le vrouwelijk enkelvoud la meervoud les
un une des
Voorzetsels pour devant avant derrière à côté de sous sur dans à près de en face de entre au fond de à gauche de à droite de
voor voor voor achter naast onder op in naar dichtbij tegenover tussen aan het einde links van rechts van
4
Team4Animation Opfriscursus Frans
Plaatsaanduiding à en au (= à + le) aux (= à + les) chez
in + stad in + land uitzondering uitzondering bij + persoon ‘thuis’
à Paris, à Utrecht en France, en Espagne au Danemark, au Canada aux Pays-Bas, aux États-Unis j’habite chez Jean-Pierre chez moi, chez toi …
Exercice bezittelijk en aanwijzende voornaamwoorden Probeer nu het net geleerde over bezittelijke en aanwijzende voornaamwoorden toe te passen in deze oefeningen. 1. Mijn koffer
1.
2. Dit meisje
2.
3. Jouw badpak
3.
4. Dit animatieprogramma
4.
5. Haar schoenen
5.
6. Deze activiteit
6.
7. Onze mobilhome
7.
8. Uw camping
8.
9. Deze kinderen
9.
10. Hun boek
10.
Je bent net aangekomen op de camping en je loopt naar je baas toe. Hij is op het moment druk bezig dus je moet kort en bondig uitleggen wie je bent en wat je precies komt doen. 1. hallo, Hoe gaat het, Ik ben ... / ik heet …
1.
2. Ik ben 20 jaar oud
2.
3. Ik ben uw animateur/animatrice
3.
4. Ik woon in..vlakbij Utrecht, waar kom jij vandaan
4.
5. Ik studeer ... 6. Mijn hobby’s zijn ... 7. Mijn broer/zus is … jaar oud 8. Hoe heet jij?
5. 6. 7. 8. 9.
9. Hoe oud ben je ?
5
Team4Animation Opfriscursus Frans
1 .2 R e g e lm a tig e e n o n re g e lm a tig e w e rk w o o rd e n Hieronder staan drie regelmatige werkwoorden: één van iedere stam. Er zijn werkwoorden die eindigen op –er, -ir en -re. Die vervoeg je volgens bepaalde regels. Per werkwoord staan de zes vervoegingen in de présent (tegenwoordige tijd), de passé composé en de imparfait. Parler (praten)
Finir (eindigen)
Vendre (verkopen)
je parle tu parles il (elle/on) parle nous parlons vous parlez ils (elles) parlent
je finis tu finis il finit nous finissons vous finissez ils finissent
je vends tu vends il vend nous vendons vous vendez ils vendent
Als er ook maar één van deze vormen afwijkt, is het werkwoord onregelmatig. Drie veel voorkomende onregelmatige werkwoorden staan hieronder, voor de rest staan ze in ieder woordenboek Nederlands-Frans en achterin in deze cursus.
Aller (gaan)
Avoir (hebben)
Être (zijn)
je vais tu vas il (elle/on) va nous allons vous allez ils (elles) vont
j’ai tu as il a nous avons vous avez ils ont
je suis tu es il est nous sommes vous êtes ils sont
6
Team4Animation Opfriscursus Frans
Exercice regelmatige werkwoorden op RE 1. Vous___________________(rendre)
6. Nous________________________(vendre)
2. Ils _____________________(fondre)
7. Il__________________________(prendre)
3. Je _____________________(vendre)
8. Vous______________________(attendre)
4. Elle __________________(entendre)
9. Elles___________________(correspondre)
5. Tu ___________________( attendre)
10. Je________________________(fondre)
Exercice regelmatige werkwoorden op ER 1. Vous___________________(danser)
6. Nous______________________(dessiner)
2. Ils _____________________trouver)
7. Il__________________________(manger)
3. Je _____________________(parler)
8. Vous_______________________(arriver)
4. Elle ____________________(nager)
9. Elles_______________________(donner)
5. Tu ____________________(aimer )
10. Je________________________(fermer)
Exercice onregelmatige werkwoorden en voorzetsels 1. Ik ga naar het zwembad __________________________________________________________ 2. Wij zijn in de bar
__________________________________________________________
3. Zijn jullie thuis?
__________________________________________________________
4. Zij zijn in het sanitairgebouw __________________________________________________________ 5. Jij hebt een tent
__________________________________________________________
6. Ik ben in de winkel
__________________________________________________________
7. Hij is voor de receptie
__________________________________________________________
7
Team4Animation Opfriscursus Frans
1 .3 T e lle n , d a g e n , m a a n d e n e n se izo e n e n Tellen / compter 0 zéro 1 un 2 deux 3 trois 4 quatre 5 cinq 6 six 7 sept 8 huit 9 neuf 10 dix
11 onze 12 douze 13 treize 14 quatorze 15 quinze 16 seize 17 dix-sept 18 dix-huit 19 dix-neuf 20 vingt
21 vingt-et-un 22 vingt-deux 30 trente 31 trente-et-un 32 trente-deux 40 quarante 50 cinquante 60 soixante 70 soixante-dix 80 quatre-vingts 90 quatre-vingt-dix
100 cent 1000 mille
Tijdsaanduidingen dag week maandag dinsdag woensdag donderdag vrijdag zaterdag zondag jaar seizoen lente zomer herfst winter
jour semaine lundi mardi mercredi jeudi vendredi samedi dimanche l’année la saison le printemps l’été (m) l’automne (m) l’hiver (m)
vandaag morgen gisteren volgende week vorige week volgend weekend vanochtend vanmiddag vanavond maand januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november december
aujourd’hui demain hier la semaine prochaine la semaine dernière le week-end prochain ce matin cet après-midi ce soir mois janvier février mars avril mai juin juillet août septembre octobre novembre décembre
Als je een datum in het Frans aan wilt geven begin je altijd met ‘le’. Voorbeeld: Het is 14 juli à C’est le 14 juillet à C’est le quatorze juillet. Enige uitzondering is de eerste van de maand. Dan is het niet ‘l’un juillet’ maar ‘le premier juillet’. 8
Team4Animation Opfriscursus Frans
Hieronder staat een rollenspel tussen de animateur en de campingeigenaar. Probeer het gesprek in het Frans te voeren. Animateur
Campingeigenaar
1. Goedendag, bent u de eigenaar ?
2. Ja, dat ben ik. Goedendag!
3. Ah mooi, ik ben uw animateur voor deze zomer. Ik ben net aangekomen en heb veel zin om op uw camping te werken.
4. Aangenaam, goed dat je er bent. Er zijn al veel campinggasten!
5. Wat voor nationaliteiten zijn er nu op de camping?
6. Vooral veel Engelsen, Fransen, Duitsers en natuurlijk Nederlanders!
7. Zal ik je voorstellen aan je collega’s?
8. Ja graag! Kan ik mijn bagage even weg te zetten in mijn mobil home?
9. Geen probleem, volg mij maar. Dan drinken we daarna wat samen.
10. Goed, ik kom eraan. Ik pak mijn spullen.
11. Klaar? Zullen we?
9
Team4Animation Opfriscursus Frans
1 .4 F ra n s e c u ltu u r De Fransen zijn een eigenaardig volkje en hebben zo hun eigen regels. Hoe begin je bijvoorbeeld een gesprek met één van de vaste gasten op de camping? Allereerst moeten de Franse gasten welwillend worden gestemd om met je in gesprek te gaan. Het is verstandig om in het Frans te beginnen: Bonjour monsieur/madame, comment allez-vous? Deze welkomstgroet kun je laten volgen door een van de volgende zinnen: Vous venez souvent à ce camping? (komt u vaker op deze camping), D’où venez-vous? (waar komt u vandaan?). Cette ville, n’est-elle pas dans la région où on mange et boit si bien? (is dat niet die streek waar je zo lekker kunt eten en drinken?). Il fait beau aujourd’hui, n’est-ce pas? (mooi weer vandaag, is het niet?). Ben je het gesprek goed begonnen en heb je de vuurproef doorstaan dan word je waarschijnlijk uitgenodigd om een wijntje te komen drinken. Onderwerpen die je moet mijden zijn werk (het is immers vakantie) en politiek (je gesprekspartner zal waarschijnlijk onverstaanbaar snel Frans gaan praten). Waar kun je het dan wel over hebben? Vertel dat je uit Nederland komt en weleens in Amsterdam bent geweest. De Fransen zijn namelijk dol op Nederland en erg geïnteresseerd in ons drugsbeleid (la politique de tolérence) van onze hoofdstad. Verder zijn onderwerpen zoals de kinderen (les enfants), hobby’s (les loisirs) en sport altijd goed. Waarschijnlijk merk je het al snel als je op de camping aankomt... niemand spreekt een andere taal dan het Frans. Hoe komt het dat wij wel zoveel talen spreken en de Fransen van mening zijn dat enkel het Frans voldoet. Bij de vergelijking tussen het Engelse taalniveau van de Fransman en dat van de Nederlander is het belangrijk te bedenken dat het Frans ooit een wereldtaal was: in de zeventiende eeuw was het chique om Frans te spreken. De Nederlandse koopmannen zijn van oudsher gewend zich aan te passen. En dat geldt nu ook nog. Verder is het belangrijk dat er een duidelijk onderscheid gemaakt wordt tussen de Nederlandse en Franse samenleving. De Fransen hebben bijvoorbeeld, in hun eigen land, alles wat zij nodig hebben voor een goede vakantie. Zij kunnen er skiën, wandelen, bergbeklimmen en luieren op het strand terwijl zij hun eigen taal kunnen blijven spreken. De Nederlander moet voor dit soort activiteiten naar het buitenland en is daardoor gedwongen andere talen te spreken. Ten slotte is het een feit dat de Fransen hun films nasynchroniseren. Hierdoor raken Franse jongeren een stuk minder vertrouwd met de Engelse taal.
10
Team4Animation Opfriscursus Frans
Les 2: La politesse Tijdens deze tweede les zullen we de nadruk leggen op beleefdheidsformuleringen. Fransen zijn een beleefd volk en het is belangrijk dat jij dat ook bent op de camping. We leren je hoe je vraagzinnen moet formuleren en frissen we je geheugen op door middel van de vier belangrijkste werkwoorden. Verder leer je hoe je moet vragen wat voor weer het wordt en sluiten we ook deze les weer af met een stukje Franse cultuur. Om nog even de getallen van vorige week op te frissen beginnen we met het leren van klokkijken 2 .1 K lo k k ijk e n
Hoe laat is het?
Quelle heure est-il?
Aan bovenstaande vraag kun je zien dat il est gebruikt wordt. Het is dus niet mogelijk om te vragen hoe laat het is door de zin met c’est te beginnen. Het is één uur Het is twee uur
Il est une heure Il est deux heures
Let op : de h- en de –s in heures spreek je niet uit ! Voor halve uren zeg je in het Frans eerst het hele uur dat net is geweest en daar zeg je et demie achter. Het is half drie Het is half zes
Il est deux heures et demie Il est cinq heures et demie
Als je met kwartieren moet gaan werken dan noem je het uur waar je op dat moment het dichtst bij zit en et quart voor een kwartier over, en moins le quart voor een kwartier voor het uur. Het is kwart over vier Het is kwart voor vijf
Il est quatre heures et quart Il est cinq heures moins le quart
De overige tijden gaan volgens hetzelfde systeem (et quart en moins le quart). Het is tien voor vijf Het is vijf voor half acht
Il est cinq heures moins dix Il est sept heures vingt-cinq
Let op : Twaalf uur ‘s middags en twaalf uur ’s avonds hebben aparte benamingen die niet volgens bovenstaande regels werken.
11
Team4Animation Opfriscursus Frans
Het is twaalf uur ’s middags Het is half één ’s middags Het is twaalf uur ’s nachts Het is kwart voor twaalf ’s nachts
Il est midi Il est midi et demi Il est minuit Il est minuit moins le quart
Let op: de Fransen tellen vanaf twaalf uur ’s middags door. Eén uur ’s middags is dus treize heures en vier uur is dan seize heures. Exercice klokkijken Probeer nu het net geleerde over klokkijken toe te passen in deze oefeningen. 1. Het is tien over half drie
1.
2. Het is half één ’s nachts
2.
3. Het is 10 voor half vijf
3.
4. Het is kwart voor twee
4.
5. Het is kwart over één ’s middags
5.
2 .2 L ’im p a rfa it Je mag de imparfait, de onvoltooid verleden tijd, op drie manieren gebruiken. De eerste is als je wilt beschrijven wat er in het verleden gebeurde. Ook gebruik je het voor een handeling die in het verleden die vaak herhaald werd. De derde mogelijkheid is voor iets dat nog bezig was, terwijl er al iets anders gebeurde. Voorbeeld: toen ik klein was, speelde ik met autootjes. Uitgangen Je Tu Il Nous Vous Ils
-ais -ais -ait -ions -iez -aient
Er worden twee manieren gebruikt om de vorm te vinden waarachter de uitgangen uit bovenstaand schema ingevuld moeten worden. Dit kan door de imparfait af te leiden van de nous-vorm. Door –ons van het woord af te halen en de uitgang van de imparfait erbij te schrijven, heb je bijna altijd de goede vorm. Dit lukt alleen niet bij het werkwoord être. De nous-vorm van dit werkwoord is ‘nous sommes’. De vorm die je moet hebben is j’étais (ik-vorm van de imparfait).
12
Team4Animation Opfriscursus Frans
2 .3 P a ssé co m p o sé Als je iets wilt vertellen wat in het verleden is gebeurd, gebruik je de passé composé. Deze bestaat uit een hulpwerkwoord (avoir of être) en een voltooid deelwoord. Vervoegen met être of avoir? De meeste Franse werkwoorden worden met “avoir“ vervoegd, soms zelfs ook wanneer we in het Nederlands het werkwoord “zijn” zouden gebruiken. Voorbeeld: Ik heb gedanst = j’ai dansé Met “être” worden alle wederkerende werkwoorden vervoegd. Ook al gebruik je dan in het Nederlands het werkwoord “hebben”, in het Frans volgt een vervoeging van “zijn” (“être”). Voorbeeld: ik heb me gewassen = je me suis lavé(e) ik heb me vergist = je me suis trompé(e) Daarnaast wordt nog een vast rijtje werkwoorden met “être” vervoegd. Dit zijn: Monter Arriver Aller Rentrer Tomber Entrer Naître
<> <> <> <> <> <> <>
descendre partir venir / revenir retourner rester sortir mourir décéder
Exercice passé composé 1. Nous________________________écouté de la musique
Exercice imparfait
2. Elle _________________________ passée par ta maison 3. Ils __________________________ partis en vacances 4. Tu __________________________ vu le dernier film de Spielberg ? 5. J’___________________________ fini mon travail de français
13
Team4Animation Opfriscursus Frans
2 .4 B e le e fd h e id sfo rm u le rin g e n In het Frans bestaat de conditionnel. Deze tijd wordt gebruikt bij beleefdheidsformuleringen. Je maakt deze tijd door het hele werkwoord te pakken en daar een uitgang achter te zetten. Daarachter plaats je het hele werkwoord van hetgeen je graag zou willen. Je kan deze tijd vertalen als: ‘ik zou graag [+ werkwoord]’. Bijvoorbeeld: j’aimerais manger (conditionnel + hele werkwoord). Uitgangen je tu il nous vous ils
-ais -ais -ait -ions -iez -aient
Voorbeelden Ik zou graag willen … Ik zou het leuk vinden om … Zou u willen (meedoen)? Zou ik kunnen …? Zou u kunnen (helpen)?
Je voudrais … J’aimerais … Voudriez-vous (participer) ? Pourrais-je … ? Pourriez-vous (aider) ?
Exercice conditionnel
1. Ik zou graag willen meedoen met de kinderanimatie.
1.
2. Zou ik u kunnen helpen?
2.
3. Zij zouden graag naar het strand willen gaan.
3.
4. Wij willen graag een ijsje, alstublieft.
4.
5. Hij zou het leuk vinden om mee te doen.
5.
14
Team4Animation Opfriscursus Frans
2 .5 V ra a g zin n e n In het Frans heb je drie manieren om een zin vragend te maken: 1. Door de zin op een vraagtoon uit te spreken; 2. Door est-ce que voor een zin te zetten; (let op: Qu’est-ce que c’est betekent ‘wat is dat’) 3. Inversion: het onderwerp en de persoonsvorm om te keren.
1. Il est au camping? 2. Est-ce qu’il est au camping? 3. Est-il au camping ?
Vraagwoorden wie ? wat ? waarom ? wanneer ? waar ? hoe? hoeveel is het? welke? (m.ev.) (v.ev.) (m.mv.) (v.mv.)
qui? quoi? pourquoi? quand? où ? comment ? c’est combien ? quel ? quelle ? quels ? quelles ?
Exercice vraagwoorden De belangrijkste vraagwoorden staan hierboven. Vul de hieronderstaande gaten op met deze vraagwoorden. 1. _________sait le temps qu’il fera demain? 2.________________ tu aimes comme jeu? 3. Tu habites________________________? 4. Tu es libre________________________? 5.__________________ tu vas au camping? 6. _______________d’heures tu travailles? 7. __________________options tu prends? 8. Dans________________ rue habites-tu? 9._________________.école tu fréquentes? 10.______________________ est ton père? 15
Team4Animation Opfriscursus Frans
2 .6 W e e rs v e rw a c h tin g e n Ook in het Frans is het weer een veelvoorkomend onderwerp. Handig dus als je wat basiskennis hebt. Wat voor weer is het?
Quel temps fait-il?
De bovenstaande uitdrukking gebruik je om te vragen wat voor weer het wordt. Je gebruikt altijd het werkwoord faire. Wil je bijvoorbeeld vragen wat voor weer het gaat worden, dan gebruik je de toekomstige tijd van faire: fera. Wat voor weer wordt het morgen?
Quel temps fera-t-il demain ?
Rondom het weer bestaat er dus een vaste uitdrukking. Zo gebruik je altijd il fait en daarmee zeg je: het is (let op: werkwoord faire in plaats van être). Achter de constructie zet je de bepaling (mooi, slecht, koud etc). Het is mooi / slecht / koud weer.
Il fait beau / mauvais / froid.
16
Team4Animation Opfriscursus Frans
Exercice le temps *Voor vocabulaire over het weer, zie vocabulaire overzicht Philippe
Jij
Vriend
Ecoutez, il y a une belle plage près de ton camping. Vous venez demain avec moi?
1. Reageer enthousiast op de uitnodiging.
2. Zeg dat je het leuk vindt, maar vraag naar het weer.
4. Op de radio gehoord dat het moet kunnen.
5. Wordt het koud morgen?
6. Nee, het wordt warm. Er is wel wat wind voorspeld.
7. Hoeveel graden wordt het?
3. Het wordt hetzelfde weer als vandaag, denk ik, maar ik weet het niet zeker.
8. Het wordt 25 graden.
9. Dus het wordt goed strandweer. Zullen we meegaan?
10. Dus jullie gaan mee morgen?
11. Ja, ik wil wel!
12. Ik vind het ook een goed idee.
13. Hoe laat zal ik jullie ophalen?
14. Om half één ’s middags?
15. Ja, dat is een goed idee. Ik werk ’s ochtends namelijk in de miniclub.
16. Prima, dan rij ik om kwart over twaalf weg van huis.
17. Tot morgen!
18. We zullen klaarstaan bij de slagboom!
17
Team4Animation Opfriscursus Frans
2 .7 F ra n s e c u ltu u r In Frankrijk staat het eetritueel hoog in het vaandel. Word je door je Franse collega uitgenodigd om bij haar en haar ouders te komen dineren, dan moet je je goed aanpassen. Verbaas je niet over het feit dat de uitnodiging voor het diner later zal zijn dan zes uur ’s avonds. Met een knorrende maag ga je op weg naar je eetafspraak. Om acht uur meld je je en dan nog wordt er niet aangevangen met de hoofdmaaltijd, maar met een aperitiefje. Net zoals in Nederland maak je de gastheer blij met een fles wijn, maar houd er rekening mee dat je waarschijnlijk te maken hebt met een echte wijnkenner. Speel voor de zekerheid op safe en geef een bos bloemen. Bij binnenkomst geef je haar ouders een hand, en zeg dan je naam en het woord enchanté: prettig kennis te maken. In Nederland zijn we gewend aan een maaltijd die minimaal bestaat uit groenten en vlees. In Frankrijk komt het vaak voor dat er meerdere kleine hapjes gegeten worden. De eetgewoonten verschillen per provincie. In bijvoorbeeld Zuidwest Frankrijk wordt foie gras (eendenlever) gegeten, wat in Nederland bijna niet in winkels verkocht wordt. Waar wij in Nederland de gewoonte hebben om na het eten over te gaan op bier, wat er mee te maken heeft dat wij om zeven uur al klaar zijn met eten, gaat men in Frankrijk door met wijn. Dit is niet erg, omdat wijn het lekkerst smaakt bij Franse kaas. Elke maaltijd in Frankrijk wordt namelijk afgesloten met een kaasplateau, soms in combinatie met iets zoets. Zoenen wordt in het Frans vertaald met faire la bise. Zoals ook al bij de eerste ontmoeting met je Franse collega bleek: men kust elkaar in Frankrijk niet drie keer, maar vaak twee keer. In Nantes zoent men weer anders, daar gebeurt het zelfs vier keer. Bij het afscheid nemen van je collega en haar ouders moet je dus rekening houden met de streek waar je je bevindt. Als Nederlander kun je maar het beste naar de Provence gaan, daar wordt tenminste gewoon, volgens goede Hollandse gebruiken, drie keer gezoend.
18
Team4Animation Opfriscursus Frans
Les 3: Problèmes en pratique Tijdens deze derde les zullen we de nadruk leggen op problemen die in de praktijk kunnen ontstaan. Verder leren we je hoe je de weg moet vragen en wijzen. We sluiten deze les af met een een stukje Franse cultuur. Dit keer zullen we enkele Franse gebaren behandelen. 3 .1 D e w e g v ra g e n In het Frans bestaan er meerdere manieren om de weg aan iemand te vragen. Op de stippellijntjes kun je het woord invullen dat je zoekt. 1. 2. 3. 4.
Waar is … alstublieft? Wilt u me … wijzen? … alstublieft. Ik zoek … alstublieft.
1. 2. 3. 4.
Où est … s’il vous plaît ? Voulez-vous m’indiquer … ? … s’il vous plaît. Je cherche … s’il vous plaît.
Vocabulaire u moet om de ... heen lopen die u moet oversteken de straat volgen op iedere hoek van de straat er is, er zijn rechts afslaan links afslaan rechtdoor gaan teruggaan de eerste straat rechts oversteken over de brug gaan bij het verkeerslicht de rotonde het kruispunt kunt u mij... wijzen we bevinden ons voor ... u komt uit in de ...
il vous faut contourner le … il vous faudra traverser longer une rue à chaque angle des rues il y a tourner à droite tourner à gauche continuer tout droit retourner la première rue à droite traverser traverser le pont au feu le rond-point le carrefour pourriez-vous m’indiquer … nous nous trouvons devant … vous allez déboucher dans … / vous allez arriver au (à la) …
Hulp vragen sorry, meneer mevrouw mejuffrouw spreekt u Engels? ja / nee
pardon, excusez-moi monsieur madame mademoiselle parlez-vous anglais ? oui / non
19
Team4Animation Opfriscursus Frans
het spijt me ik spreek geen Frans ik snap het niet ik snap het een beetje kunt u langzamer spreken alstublieft kunt u dat herhalen alstublieft mag ik u een vraag stellen? kunt u me helpen alstublieft? oké natuurlijk waar is/ zijn? hartstikke bedankt
je suis désolé(e) je ne parle pas français je ne comprends pas je comprends un peu parlez plus lentement, s’il vous plaît répétez, s’il vous plaît est-ce que je peux vous poser une question ? pourriez-vous m’aider, s’il vous plaît ? d’accord bien-sûr où est / où sont merci beaucoup
Exercice Campinggast
Animateur
1. Trek beleefd iemands aandacht.
2. Ja?
2. Ik zoek het zwembad, kunt u me helpen?
4. Natuurlijk! Ik zal het u laten zien op de plattegrond van de camping.
5. Zeg dat je het ermee eens bent.
6. Hier zijn we nu en u kunt het zwembad daar zien.
7. Ja, ik zie het.
8. U neemt de eerste straat links, dan de tweede straat naar rechts. U steekt de brug over tot het kruispunt. Daar is het zwembad.
9. Herhaal punt voor punt wat er gezegd is en laat 10. Bevestig per onderdeel. je controleren. 11. Bedank beleefd. Tot ziens.
12. Geen dank, graag gedaan. Succes.
20
Team4Animation Opfriscursus Frans
3 .2 O n tk e n n in g e n In Nederland zeggen we ‘niet’. Bijvoorbeeld: ‘Dat wil ik niet’ of ‘dat vind ik niet leuk’. In Frankrijk wordt daarvoor ‘ne … pas’ gebruikt. Als je een zin tegenkomt met de woorden ne en pas er in, dan weet je zeker dat iemand iets wil ontkennen. Ne staat altijd vóór de persoonsvorm (verbogen vorm van het werkwoord). Het tweede deel van de ontkenning, pas, staat er pal achter. Ne… pas = niet Ne…pas de = geen Bijvoorbeeld: je ne veux pas (ik wil niet) en je ne marche pas (ik loop niet). Het kan ook zijn dat ne wordt geschreven als n’. Dat is het geval als het woord dat ernaast staat met een klinker begint. Bijvoorbeeld: je n’ai pas (ik heb niet). Ne… pas betekent dus ‘niet’. Maar je kunt ook zeggen: ‘niet meer’. In dat geval schrijf je in plaats van pas, het woord plus. Er zijn meerdere woorden waarbij pas verdwijnt en een ander woord verschijnt. Ook de betekenis wordt dan anders. Als je na een ontkenning ‘ja’ (jawel) wilt zeggen gebruik je si. Voorbeeld: Il n’est pas là? Si, il est là. Ontkenningen en handige woorden evenmin / ook niet geen, niet geen enkele nergens niemand niet genoeg niet meer niets nog niet nooit
ne … pas non plus ne … pas ne … aucun ne … nulle part ne … personne ne … pas assez ne … plus ne … rien ne … pas encore ne … jamais
slechts iets altijd zonder iets te zeggen zonder iemand te zien zonder één fout iemand niemand ooit
ne … que quel que chose toujours sans rien dire sans voir personne sans aucune faute personne ne…personne jamais
Exercice ontkenning 1. Elle travaille à la maison (niet)________________________________________________ 2. Ma petite soeur chante (ook niet)______________________________________________ 3. Je trouve mon cd (nergens)___________________________________________________ 4. On comprend tout (nog niet)__________________________________________________ 5. Ces garcons savent tout (niets)________________________________________________ 21
Team4Animation Opfriscursus Frans
3 .3 B ijv o e g lijk n a a m w o o rd Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord. In het Frans staan bijvoeglijke naamwoorden altijd achter het zelfstandig naamwoord. Bijvoorbeeld le rat gris. De volgende 14 bijvoeglijke naamwoorden komen steeds vóór het zelfstandig naamwoord waar ze bij horen. bon (bonne) haut jeune (m/v) gros (grosse) vieux (vieille)
beau (belle) long (longue) vaste (m/v) mauvais nouveau (nouvelle)
joli petit grand méchant
Is het zelfstandig naamwoord mannelijk, dan komt er niets achter het bijvoeglijk naamwoord. Je prends un grand coca. Is het zelfstandig naamwoord vrouwelijk, dan komt er een –e bij het bijvoeglijk naamwoord. J’ai une grande maison. In het meervoud komt er een –s achter het bijvoeglijk naamwoord. Les grands garçons. Les grandes filles. Exercice bijvoeglijk naamwoord Hieronder staan tien zinnen. Vul het bijvoeglijk naamwoord op de juiste plek in. Probeer niet te spieken op de vorige pagina. 1. C'est une________________________ville________________________ (industriel) 2. Ils ont une______________________maison______________________ (petit) 3. Les gens sont________________________________________________ (gentil) 4. Elle est ____________________________________________________(extraordinaire) 5. C'est une _______________________ville________________________ (vieux) 6. C'est une_______________________région_______________________(charmant) 7. C'est une_______________________idée_________________________!(bon) 8. Elles sont __________________________________________________ (pressé) 9. C'est une _______________________maison______________________(beau) 10. C'est une______________________question _____________________(fascinant)
22
Team4Animation Opfriscursus Frans
3 .4 F ra n s e c u ltu u r Communiceren in Frankrijk Stopwoordjes Veel meer nog dan in Nederland wordt in Frankrijk gebruik gemaakt van stopwoordjes. Dit kan wellicht wat moeilijk en verwarrend overkomen want soms lijkt het alsof er al een hele zin (met veel belangrijke informatie) gezegd is, terwijl in feite er nog niet veel belangrijks gezegd is. Woorden als: voilà, bon, donc, alors, en fait, enfin, bref, ben, quoi, quand même gelden als opvullers in een zin. Als je deze af en toe gebruikt in je zinnen dan zal menig Fransman je op je schouder kloppen (tu parles bien français!). Vergeet niet dat dit een vorm van spreektaal is. Gebruik deze woorden niet in bijvoorbeeld een formele brief. Voorbeeld: Vraag van je baas: Tu habites où aux Pays-Bas? Antwoord animateur: Bon, en fait j’habite aux Pays-Bas, ben je n’habite pas loin d’Amsterdam quandmême, voilà, donc, j’habite alors là, bref, donc, voilà quoi! Durf te praten Fransen hebben bewondering voor mensen die welbespraakt zijn. Het gaat er soms niet eens om wát er gezegd wordt maar de manier waarop het gezegd wordt. Fransen zijn dan ook in onze ogen erg langdradig. In Frankrijk staan mensen die het converseren tot een kunst hebben verheven juist erg hoog in het aanzien. Voor een buitenstaander is het soms moeilijk om hier tussen te komen. Je wordt al snel overspoeld door woorden en zinnen. Belangrijk is dat je in ieder geval iets zegt. Een handige tip is om de vraag die gesteld is te herhalen. Zo win je tijd en heb je in ieder geval wat gezegd! Voorbeeld: Vraag van je baas: Tu habites où aux Pays-Bas? Antwoord van de animateur (je moet vooral een beetje peinsend kijken): Où j’habite aux Pays-Bas? Bon, en fait tout d’abord je voudrais dire…
23
Team4Animation Opfriscursus Frans
Bijlagen V o ca b u la ire le s 1 Sport een sport een wedstrijd een voetbalwedstrijd een tenniswedstrijd een hardloopwedstrijd een sportveld het begin het eind het doel/ doelpunt een team een speler aanvallen verdedigen vervangen winnen verliezen zwak sterk snel moe de oud/ ex kampioen veel succes ik doe niet aan sport de training de ontmoeting / wedstrijd de keeper schieten vrije schop
un sport un match un match de foot un match de tennis une course à pied un terrain de sport le début la fin le but une équipe un joueur attaquer défendre remplacer gagner perdre faible fort rapide fatigué l’ancien champion bonne chance je ne fais pas de sport l’entraînement la rencontre le gardien (de but) tirer le coup franc
stoppen / tegenhouden de scheidsrechter buitenspel een gele kaart bij de rust de afdaling een achterstand de winnaar algemeen klassement gouden medaille de inspanningen tennissen het racket over het net openluchtzwembad op uw plaatsen klaar...af! duiken de deelnemer een tegenstander paardrijden om de beurt kaartspelen de schaatser een teleurstelling zeilen de (kleine) bal de (grote) bal mountainbike
arrêter l’arbitre hors-jeu un carton jaune à mi-temps la descente un retard le vainqueur le classement général la médaille d’or les efforts jouer au tennis la raquette par-dessus le filet piscine de plein air à vos marques prêts … partez ! plonger le participant un adversaire monter à cheval à tour de rôle jouer aux cartes le patineur une déception faire de la voile la balle le ballon le VTT (vélo tout terrain)
Vakantie de zomervakantie naar het buitenland een verblijf op reis gaan geweldige vakantie een reis het vertrek de aankomst
les vacances d’été á l’étranger un séjour partir en voyage vacances merveilleuses un voyage le départ l’arrivée
uistapjes maken een sleutel een speelterrein de kampeerplaats de tent opzetten sanitair kamperen een aanhangwagen
faire de petits tours une clé / clef une aire de jeux l’emplacement dresser la tente blocs sanitaires faire du camping une remorque
24
Team4Animation Opfriscursus Frans mijn rugzak de file in de rij staan het fietspad op de grens de paden blaren goede schoenen
mon sac à dos le bouchon faire la queue la piste cyclable à la frontière les sentiers ampoules bonnes chaussures
slaapzak aan zee zonnebaden verbranden de zee het strand de zon de wind
sac de couchage au bord de la mer prendre des bains de soleil attraper un coup de soleil la mer la plage le soleil le vent
V o ca b u la ire le s 2 Het weer wolken bewolkt een opklaring de regen regenachtig onweersachtig de (dichte) mist de sneeuw nul graden een verbetering wind het regent er komen buien het is 20 graden het waait de zon schijnt het is warm er komt storm het is bewolkt
Uitdrukkingen des nuages nuageux une éclaircie la pluie pluvieux orageux le brouillard la neige zéro degré une amélioration le vent il pleut il y aura des averses il fait vingt degrés il fait du vent il fait du soleil il fait chaud il y aura une tempête le ciel est couvert
Begin activiteit zijn jullie er klaar voor? ben je er klaar voor? kop of munt? we gaan (ervoor)! / we doen het! hebben jullie zin om …
-het vriest dat het kraakt -het is berekoud -de mussen vallen van het dak -er staat een brandende zon vandaag -het is een hittegolf -ik ben drijfnat -het is drukkend weer -we krijgen onweer -het regent pijpenstelen -na regen komt zonneschijn -zich niet door een buitje tegen laten houden -over koetjes en kalfjes praten
-il gèle à pierre fendre -il fait un froid de canard -c’est la canicule -aujourd’hui ça tape -c’est une vague de chaleur -je suis mouillé (trempé) jusqu’aux os -on étouffe / il fait lourd -on va avoir de l’orage -il pleut des cordes -après la pluie le beau temps -pluie du matin n’arrête pas le pèlerin -parler de la pluie et du beau temps
est-ce que vous êtes prêts? / êtes-vous prêts? est-ce que tu es prêt? / es-tu prêt? pile ou face ? on y va ! avez-vous envie de …
wie gaat er winnen? wie staat er voor? winnen verliezen gelijkspelen hij heeft gewonnen hij heeft verloren we hebben gelijkgespeeld
qui va gagner ? qui gagne ? gagner perdre faire match nul il a gagné il a perdu on a fait match nul
25
Team4Animation Opfriscursus Frans
Aanmoedigingen kom op ga ervoor goed zo doorgaan het wordt geweldig leuk warm moeilijk makkelijk grappig mooi het begint om … het eindigt om …
Kidsclub wat wil je doen? wil je een tekening maken? wil je schilderen? wil je een spel doen? waar is jouw campingplaats? mag je alleen naar huis?
Algemeen allez vas-y, allez-y bien, voilà, super continue comme ça ça va être génial marrant chaud difficile facile rigolo beau ça commence à … ça finit à …
welkom allemaal de spelregels zijn … veel succes allemaal we spelen van 2 tot 4 uur de veiligheidsregels zijn …
bienvenue tout le monde les règles de jeu sont … bonne chance à tous nous jouons de deux heures à quatre heures les règles (consignes) de sécurité sont …
Voetbal
we spelen in teams van 4 de scheidsrechter heeft altijd gelijk een keeper een ingooi
Volleybal
qu’est-ce que tu veux faire ? (est-ce que) tu veux faire un dessin ? (est-ce que) tu veux faire une peinture ? (est-ce que) tu veux faire un jeu ? où est ton emplacement ? (est-ce que) tu as le droit de rentrer tout seul(e) ?
we spelen samen, als een team jullie mogen de bal drie keer raken raak het net niet aan rustig smashen
on joue en équipe de 4 l’arbitre a toujours raison un gardien une touche on joue tous ensemble, comme une équipe vous avez le droit de toucher la balle trois fois ne touchez pas le filet les smashs se font doucement
Tafeltennis
Waterpolo
we spelen wedstrijden tot de 11 met 2 punten verschil de bal moet stuiteren dus geen volleys
on joue des matchs jusqu’en 11 avec deux points de différence la balle doit rebondir donc, pas de volleys
je mag niemand onder water duwen minstens 4 passes voor een schot je leunt niet op een ander
on ne coule personne on fait au moins 4 passes avant tirer au but on ne s’appuie pas sur l’autre
26
Team4Animation Opfriscursus Frans
V o ca b u la ire le s 3 Miniclub
knutselen verkleden masker knippen plakken schaar lijm kwast kleien tekenen verven papier potlood viltstift ballon lampion schommel opblaasbaar kasteel verstoppertje
bricoler, bricolage déguiser le masque couper coller ciseaux la colle le pinceau le modelage dessiner peindre le papier le crayon le feutre le ballon le lampion la balançoire le château gonflable cache-cache
tikkertje brooddeeg schat zoeken koprol koekje snoepje bonbon beker wesp pijn ik heb pijn aan... ik heb dorst ik heb honger ik wil naar huis ik moet naar de wc ik heb er geen zin in je bent aardig pas op!
jeu du chat et de la souris pâte à sel chasse au trésor la culbute le biscuit le bonbon la pastille le gobelet la guêpe mal j’ai mal à … j’ai soif j’ai faim je veux rentrer je dois faire pipi je n’ai pas d’envie tu es gentil(le) fais attention !
V o ca b u la ire a lg e m e e n Menselijk lichaam het lichaam het hoofd het gezicht een oog, ogen een oor de neus de mond de tong de rug de nek/hals de arm de hand
le corps la tête le visage un œil, des yeux une oreille le nez la bouche la langue le dos le cou le bras la main
de vinger het been de knie, knieën de voet een teen de huid het haar de keel het hart de buik het bloed de tand
le doigt la jambe le genou, les genoux le pied un orteil la peau les cheveux la gorge le cœur le ventre le sang le dents
27
Team4Animation Opfriscursus Frans
Bewegingen met het lichaam opschuiven zijn neus snuiten iets in het oog hebben de tong uitsteken in die houding rennen kruipen klappen( in de handen) blauwe plekken een trap/ schop stompen/ vuistslagen tegenover elkaar klimmen op lachen de glimlach de traan huilen lopen gillen slaan
pousse-toi ! se moucher avoir quelque chose dans l’œil tirer la langue dans cette position courir marcher à quatre pattes applaudir / battre des mains des bleus un coup de pieds un coup de poing face à face grimper sur rire le sourire la larme pleurer marcher crier frapper
op handen en voeten / kruipen plat op de buik op de rug gaan liggen op de knieën gaan zitten buiten adem zijn bij de hand vasthouden de armen in de lucht steken armen omlaag doen op de schouder tikken / kloppen in een kring gaan zitten ik ben bekaf ik ben moe (slaap) ik ben doodop gaan zitten uitrusten de knie buigen de knie strekken het is bedtijd slaap lekker/welterusten schuif ‘ns op! blijven zitten blijven staan
à quatre pattes à plat ventre se coucher sur le dos se mettre à genoux être à bout de souffle tenir par la main lever les bras en l’air baisser les bras taper sur l’épaule se mettre en cercle je suis crevé je suis fatigué je suis à bout de forces s’installer / s’asseoir se reposer plier le genou étendre le genou c’est l’heure pour aller se coucher fais de beaux rêves!/ bonne nuit! poussez-vous un peu! rester assis rester debout
Gevoelsuitdukkingen blij/ tevreden ontevreden gelukkig ongelukkig triest zich vervelen
content mécontent heureux malheureux triste s’ennuyer
aardig/ leuk de sfeer scheldwoorden iemand uitlachen hij/ zij is gek!
gentil / sympathique l’ambiance les gros mots rire au nez il est fou! / elle est folle!
28
Team4Animation Opfriscursus Frans Sport
training trainen met 1-0 verliezen gelijk spel fluiten een goal maken stoppen op het doel schieten de bal schieten van het veld sturen de supporters het fluitsignaal het zwembad op uw plaatsen! klaar?…af! duiken zwemmen springen het diepe
l’entraînement s’entraîner perdre par 1 à 0 match nul siffler marquer un but arrêter tirer au but envoyer le ballon renvoyer du terrain les supporteurs le coup de sifflet la piscine à vos marques prêts?…partez! plonger nager sauter le grand bassin
het startschot geven de startlijn de afdaling een snelheid een bocht vallen inhalen uitgeput bij de finish tennissen het racket het net punten scoren de wedstrijd ‘jeu de boules’ spelen ballen het spel gooien om de beurt tegenstander verliezers winnaars
donner le départ la ligne de départ la descente une vitesse un virage tomber rattraper épuisé à l’arrivée jouer au tennis la raquette le filet marquer des points la partie jouer aux boules les boules la partie lancer à tour de rôle l’adversaire perdants gagnants
Vakantie en vrije tijd het organiseren de organisatie de zomervakantie de aanwijzingen/ informatie voorbereiden bezoeken aanwijzen volgen de richting aankomen vertrekken
organiser l’organisation les vacances d’été les renseignements préparer visiter indiquer suivre la direction arriver partir
de rugzak de aanwijzingen rijden een bus de gids volgen op de fiets fietstochten te voet gaan de paden
Le sac à dos les indications rouler un car suivre le guide en vélo randonnées à vélo/ pistes cyclables aller à pied les sentiers
Op de camping
29
Team4Animation Opfriscursus Frans een camping op de camping een tent een caravan sanitairblokken een leesruimte campingterreinen bij de ingang zich ontspannen steil
un camping dans le camping/ sur le terrain une tente une caravane les blocs sanitaires une salle de lecture les terrains de camping à l’entrée se détendre raide
de receptie in de schaduw kamperen aan..(zee) de staanplaats het grondzeil het tentzeil de slaapzak gaan slapen luchtbed
le bureau d’accueil/ la réception à l’ombre faire du camping au bord de.. (la mer) l’emplacement le tapis de sol la toile de sol le sac de couchage aller se coucher matelas pneumatique/ gonflable
De omgeving de zee het strand de zon de wind het zand het zeewater zwemmen aan zee de rust zonnebaden verbranden in de zon zich insmeren in de zon de zonnebril wandelen surfen huren zwemkleding
Activiteiten la mer la plage le soleil le vent le sable l’eau de la mer nager / se baigner au bord de la mer du calme prendre des bains de soleil attraper un coups de soleil mettre de la crème au soleil les lunettes de soleil se promener faire de la planche à voile louer maillots de bain
een circus dansen zingen zich amuseren mountainbike in de omgeving van rond het kampvuur liedjes ansichtkaarten gebruind hobby’s het vissen bergbeklimmen fietsen sporten het spel TV kijken de muziek schilderen / verven een penseel tekenen knutselen
un cirque danser chanter s’amuser VTT(vélo tous terrains) dans les environs de autour d’un feu de camp des chansons les cartes postales bronzé loisirs la pêche faire de l’escalade faire du vélo faire du sport le jeu regarder la télé la musique faire la peinture/ peindre un pinceau dessiner bricoler
Alledaagse uitdrukkingen
30
Team4Animation Opfriscursus Frans mag ik u een vraag stellen? waar kan ik ….kopen alstublieft als je iets vraagt alstublieft als je iets aanreikt / geeft graag gedaan geen dank hallo! (tot vallen v/d avond) goedenavond! hoi! gaat ‘t? hoe gaat het met u? gaat het goed met u?
je peux vous poser une question? où est-ce que je peux acheter…...? s’il vous plaît voilà je vous en prie/ pas de quoi de rien bonjour bonsoir salut! ça va? comment allez-vous? vous allez bien?
Sorry, ik heb het niet begrepen. Zou u het nog een keertje kunnen herhalen aub? Zou u misschien wat minder snel willen praten? Ik houd van voetbal/ erg leuk vinden Ik vind tennissen erg leuk Ik vind kinderen echt geweldig Geweldig!/ Gaaf! Geeft niks Dat is niet erg Maakt me niet uit / blijft mij gelijk Kan me niet schelen Wat wil je zeggen? Ik wil zeggen… Nee, dat is niet wat ik wil zeggen Wat wil dat zeggen? Hoi allemaal! Hoi kiddo’s Hebben jullie lekker geslapen? Kom op, we beginnen met… Luister even allemaal! Monden dicht! Stilte aub! Hou ‘ns op! Gaat alles goed?
het gaat goed gaat wel erg goed. Dank u. En u? aangenaam hoi!/ doei! tot ziens! tot zo! tot straks! tot morgen! fijne dag nog! proost! op de jouwe! proost! (informeel) gefeliciteerd met je verjaardag! gefeliciteerd!
ça va pas mal très bien. merci. et vous? enchanté ciao / salut au revoir à toute de suite à tout à l’heure à demain bonne journée santé / à votre santé à la tienne / vôtre tchin tchin joyeux anniversaire ! félicitations !
Excusez-moi, je n’ai pas compris. Pourriez-vous le répéter svp? Pourriez-vous parler un peu moins vite svp? J’aime bien le foot J’aime jouer au tennis J’adore les enfants Chouette! / Super! / Génial! Ça ne fait rien Ce n’est pas grave Ça m’est égal Je m’en fous Qu’est-ce que tu veux dire? Je veux dire.. Non, ce n’est pas ce que je veux dire Qu’est-ce que cela veut dire? Bonjour tout le monde! Bonjour les enfants! Vous avez bien dormi? Tu as bien dormi? Allez, on va commencer par… Écoutez svp! Taisez-vous! Silence svp! Arrête (de faire ça) ! Mais, tu arrêtes? Tout se passe bien?
31
Team4Animation Opfriscursus Frans
Zijn er geen problemen? Vind je het leuk hier? Wat is er aan de hand? Wat is er mis? Wat is er? Vind je het niet leuk? Waarom huil je? We stoppen ermee! Tot morgen! Kids! Ok, jongens, we gaan! Gaat het lieverd? Kom op jongens, meiden!
Il n’y a pas de problèmes? Tu t’amuses bien? Tu es bien ici? Qu’est-ce qui se passe? Qu’est-ce qui ne va pas? Qu’est-ce qu’il y a? Tu n’aimes pas? / Tu ne t’amuses pas? Pourquoi tu pleures? On s’arrête là./ C’est fini, on arrête. A demain! Les enfants! / Les amours! Les bouts de chou! / Mes amours, on y va! Ça va ma puce / ma poule / mon amour? Allez, les gars, les filles!
Kwantiteiten een helft helft van een derde een kwart drie procent veel een beetje van een dozijn van een beetje/ wat genoeg te weinig te veel een kilo van eenmaal tweemaal laatste (m) laatste (v)
Groeten
Betalen une moitié un demi de un tiers un quart trois pour cent beaucoup de un peu de une douzaine de quelques assez de trop peu de trop de un kilo de une fois deux fois dernier dernière
goedemorgen goedemiddag hallo goedenavond welterusten
bonjour bonjour bonjour, salut bonsoir bonne nuit
De rekening alstublieft Hoeveel was het? Is de bediening inbegrepen? Dat is voor u.
Bedanken alstublieft (beleefdheidsvorm bij een vraagstelling) alstublieft (beleefdheidsvorm bij het aanreiken van iets) dank u wel geen dank sorry het maakt niet uit/ is goed
L’addition, s’il vous plaît C’est combien ? Le service est compris ? C’est pour vous. s’il vous plaît voilà merci de rien pardon ça ne fait rien
tot ziens au revoir tot later à bientôt, à plus (tard) tot straks à tout à l’heure / à tout
32
Team4Animation Opfriscursus Frans
O n re g e lm a tig e w e rk w o o rd e n Hieronder staan vijftien onregelmatige werkwoorden. Die heten zo omdat ze afwijken van de standaard vervoegingen. Per werkwoord staan de zes vervoegingen in de présent (tegenwoordige tijd), de passé composé en de imparfait. Aller (gaan)
Avoir (hebben)
Commencer (beginnen)
je vais tu vas il (elle/on) va nous allons vous allez ils (elles) vont je suis allé(e) / nous sommes allé(e)s j’allais
j’ai tu as il a nous avons vous avez ils ont j’ai eu j’avais
je commence tu commences il commence nous commençons vous commencez ils commencent j’ai commencé je commençais
Connaître (kennen)
Devoir (moeten)
Dire (zeggen)
je connais tu connais il connaît nous connaissons vous connaissez ils connaissent j’ai connu je connaissais
je dois tu dois il doit nous devons vous devez ils doivent j’ai dû je devais
je dis tu dis il dit nous disons vous dites ils disent j’ai dit je disais
Être (zijn)
Faire (doen / maken)
Lire (lezen)
je suis tu es il est nous sommes vous êtes ils sont j’ai été j’étais
je fais tu fais il fait nous faisons vous faites ils font j’ai fait je faisais
je lis tu lis il lit nous lisons vous lisez ils lisent j’ai lu je lisais
Partir (vertrekken)
Pouvoir (kunnen)
Prendre (nemen)
33
Team4Animation Opfriscursus Frans
je pars tu pars il part nous partons vous partez ils partent je suis parti(e) / nous sommes parti(e)s je partais
je peux tu peux il peut nous pouvons vous pouvez ils peuvent j’ai pu je pouvais
je prends tu prends il prend nous prenons vous prenez ils prennent j’ai pris je prenais
Répondre (antwoorden)
Savoir (weten, kunnen, kennen) Sortir (uitgaan)
je réponds tu réponds il répond nous répondons vous répondez ils répondent j’ai répondu je répondais
je sais tu sais il sait nous savons vous savez ils savent j’ai su je savais
je sors tu sors il sort nous sortons vous sortez ils sortent je suis sorti(e) / nous sommes sorti(e)s je sortais
Venir (komen)
Vouloir (willen)
je viens tu viens il vient nous venons vous venez ils viennent je suis venu(e) / nous sommes venu(e)s je venais
je veux tu veux il veut nous voulons vous voulez ils veulent j’ai voulu je voulais
34
Team4Animation Opfriscursus Frans
O v e rz ich t w e rk w o o rd e n Futur Présent Futur simple je tu il nous vous ils
Présent simple -er -ir
[hele ww]-ai [hele ww]-as [hele ww]-a [hele ww]-ons [hele ww]-ez [hele ww]-ont
Futur proche je vais [hele ww] tu vas [hele ww] il va [hele ww] nous allons [hele ww] vous allez [hele ww] ils vont [hele ww]
Imparfait
-e -es -e -ons -ez -ent
Imparfait
Passé composé Met avoir
-re
-is -s [nous-vorm]-ais -is -s [nous-vorm]-ais -it -- [nous-vorm]-ait -issons -ons [nous-vorm]-ions -issez -ez [nous-vorm]-iez -issent -ent [nous-vorm]-aient
Impératif (gebiedende wijs) je-vorm présent nous-vorm présent vous-vorm présent
Conditionnel je [hele ww]-ais tu [hele ww]-ais il [hele ww]-ait nous [hele ww]-ions vous [hele ww]-iez ils [hele ww]-aient
j’ai [voltooid dw] tu as [voltooid dw] il a [voltooid dw] nous avons [voltooid dw] vous avez [voltooid dw] ils ont [voltooid dw]
Met être
je suis [v.dw.]-(e) tu es [v.dw.]-(e) il est [v.dw.]-(e) nous sommes [v.dw.]-(e)s vous êtes [v.dw.]-(e)s ils sont [v.dw.]-s elles sont [v.dw.]-es
35
Team4Animation Opfriscursus Frans
T ip s Tot slot willen we je nog enkele tips geven om het Frans in de praktijk te oefenen. De beste manier om je Frans te verbeteren is om naar een Franstalig land te gaan en jezelf onder te dompelen in de Franse taal en cultuur. Dat ga je deze zomer doen, maar voordat het zover is kun je thuis een voorbereiding doen. Een belangrijk onderdeel van deze hiervan is het oefenen van je ‘Franse oor’. De Fransen spreken vaak snel en hebben een andere manier van uitspreken dan wij Nederlanders gewend zijn. Daarom is het belangrijk om het luisteren te oefenen. Kijk bijvoorbeeld op www.duolingo.com. Hier kun je perfect oefenen met de Franse taal! Ook kun je vaak tussen de buitenlandse zenders op je tv een Franstalige zender vinden (TV5 Monde). Alleen al door simpelweg Franse media te luisteren train je jezelf in het Frans. Ook al is het maar 10 minuutjes per dag, alle kleine beetjes helpen! Een laatste tip heeft te maken met de uitspraak, want enkel met luisteren kom je er niet. Je kunt proberen om vaste zinnetjes te herhalen en zo goed mogelijk uit te spreken. Door jezelf op te nemen en jezelf terug te luisteren of te oefenen voor de spiegel zul je merken dat je uitspraak steeds beter wordt. Begin simpel, met begroetingen en vragen hoe het gaat. Probeer het zo steeds verder uit te bouwen met het praten over het weer of het uitleggen van een activiteit. Houdt eventueel deze opfriscursus bij de hand. Uiteindelijk zul je merken dat je Frans steeds vloeiender wordt! Onthoud altijd dat het op de camping er zeker niet om gaat om zo netjes mogelijk te spreken, maar vooral om het feit dát je spreekt. Jij bent buitenlander in Frankrijk en je doet moeite om je aan te passen aan de Franse cultuur. Dit zullen de Fransen erg waarderen. Het maakt niet uit hoeveel fouten je maakt, als je maar moeite doet om het Frans te gebruiken. Bovendien zul je merken dat na een poos in de Franse zon te hebben gewerkt, je Franse taal ook steeds meer gaat stralen! Heel veel succes!
36