Voorwoord
Van 1 januari 2011 tot en met 16 augustus was ik waarnemend bestuurder van Cello, een organisatie voor zorg en begeleiding van verstandelijke gehandicapten. Een bijzondere ervaring in de zorg aan een bijzondere en diverse doelgroep, aangeduid met “cliënten” en niet met “patienten” zoals in de rest van de zorg. Dat is niet toevallig. “De cliënt centraal” heb ik tot op heden in nog geen enkele andere zorgsector zo consequent beleden gezien. Bestuurlijk gezien is het minder hectisch als ik gewend was bijvoorbeeld in de ziekenhuizen, maar de sector staat voor grote veranderingen die de komende jaren voor veel bestuurlijke aandacht zullen vragen. Dat geldt dan zeker ook voor de begeleiders en de managers op de werkvloer. Zij zijn daarop voorbereid, gewend als zij zijn onder soms moeilijke omstandigheden de kalmte te bewaren en de goede dingen te doen. Periodiek verschijnt voor de medewerkers van cello een intern mededelingenblad “Celloberichten”. Als bestuurder schreef ik daarin regelmatig een voorwoord. Die korte stukjes heb ik verzameld. Zij illustreren hoe ik mij bij Cello en zijn medewerkers op mijn gemak heb gevoeld en de reacties op die stukjes gaven mij terug dat ik bij de medewerkers van cello de juiste toon had gevonden: betrokken, niet zwaarwichtig en relativerend. Vught, augustus 2012
Frans Croonen
UIT CELLOBERICHTEN 2011 EN 2012
Van de Raad van Toezicht 8 januari 2011
Zoals jullie weten zal onze bestuurder Eric Demandt vanwege ziekte voor langere tijd afwezig zijn. De Raad van Toezicht benoemde daarom een waarnemend bestuurder. Op 4 januari jl. startte de heer drs. Frans J.M. Croonen als waarnemend bestuurder. Frans Croonen werkt als zelfstandig (organisatie) adviseur en interim manager met name in de gezondheidszorg. Daarvoor is hij geruime tijd werkzaam geweest als voorzitter van de raad van bestuur van het Jeroen Bosch Ziekenhuis. Na een periode als interim bestuurder van GGZ Oost- Brabant, heeft hij vanaf augustus 2010 als interim directeur voor de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN) gewerkt. Met vriendelijke groet, Drs. J. Th. Blox voorzitter Raad van Toezicht
Van de waarnemend bestuurder 18 februari 2011
Het is voor ons allemaal een bijzondere start van het nieuwe jaar geworden. Het uitvallen van Eric Demandt is dramatisch en stemt ons verdrietig, maar ondertussen beseffen we dat het Cello-leven doorgaat. Een dubbel gevoel. Ook voor een waarnemer. Niet eerder werd ik als interimbestuurder gevraagd in een soortgelijke situatie hulp te bieden. De toevoeging “interim” roept associaties op met instellingen die in grote organisatorische problemen zijn gekomen. Bij Cello is daar helemaal geen sprake van. Daarom is het goed te spreken over een waarnemer in plaats van een interim. De besturing van Cello vraagt om continuïteit en daar ga ik samen met jullie aan werken. De eerste kennismakingen stemmen verwachtingsvol. Even wennen aan elkaar, namen bij gezichten onthouden en dan de lopende dossiers oppakken. We gaan ervoor.
Ziel en zakelijkheid 4 maart 2011
Bijna alle beleidsdocumenten van zorgorganisaties beginnen met de uitspraak dat de cliënt centraal staat. Ik ken echter geen sector in de zorg die dat zo goed in de praktijk brengt als die voor gehandicaptenzorg. De persoonlijke behoefte en vragen van de cliënt vormen uitgangspunt voor bezielde zorg en begeleiding. Daarbij doet zich de omstandigheid voor dat namens die cliënt meestal een ouder, familielid of mentor als vertegenwoordiger optreedt. Ieder wil voor zijn kind het beste. Dat is niet hetzelfde als “een ouder weet altijd het beste wat goed is voor de client”, zoals ik onlangs iemand hoorde zeggen. Er is ook nog de professionele deskundigheid, kennis en ervaring van onze medewerkers. De twee elkaar aanvullende invalshoeken leiden tot discussie en gezamenlijk zoeken van oplossingen en mogelijkheden die het best passen bij de cliënt. Maar de uitkomsten van die discussie moeten ook passen binnen de beschikbare kaders, zoals die van de AWBZ of de afspraken met de gemeente in het kader van de WMO. De uitdaging zal blijven onze bezieling, de interne motivatie om medemensen met een beperking te helpen, in balans te houden met de reële mogelijkheden. Een balans tussen ziel en zakelijkheid.
Bestuurlijke drukte 18 maart 2011
Binnen de zorg moet goed worden samengewerkt met andere zorgverleners en zogenaamde stakeholders. In de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap geldt dat heel sterk. Cello kent dan ook zeer veel samenwerkingsafspraken. Soms zijn dat alleen maar mondeling
Croonen Organisatie & Management
2/13
23 augustus 2012
UIT CELLOBERICHTEN 2011 EN 2012 afspraken tussen hulpverleners maar je komt ook allerlei ingewikkeldere vormen tegen waarin samenwerking is geregeld. Intentieverklaringen, convenanten, contracten, nieuwe rechtspersonen (stichtingen) en joint-ventures. Tot fusies aan toe. Die samenwerkingsvormen moeten worden aangestuurd. En dat aansturen varieert weer van lichte coördinatie tot zware stuurgroepvergaderingen. Bij dat soort vergaderingen zit ik nogal eens aan tafel en dan denk ik: wat een bestuurlijke drukte. Al die verslagen en afsprakenlijsten. Secretaressen die moeizaam een datum voor de volgende vergadering zoeken waarop iedereen weer kan. Waarom laten we dat samenwerken – als de kaders bestuurlijk zijn bepaald -niet meer over aan de mensen die er bovenop zitten, precies weten waar het over gaat en weten bij wie ze terecht kunnen? Dat denk ik dan soms.
Pech bestaat 15 april 2011
We kennen de Japanse volksaard niet zo goed maar de schijnbaar berustende wijze waarop zij het onnoemelijke leed als gevolg van de aardbeving tot zich nemen maakt indruk. Dat zagen we ook al bij de Australiërs na de watersnood enkele maanden geleden. Het noodlot heeft hen getroffen en ze beginnen voortvarend aan het opruimen en weer opbouwen. Er wordt niet of weinig geklaagd. Niet zeuren maar de mouwen opstropen. Hier in ons land roepen we al snel de overheid ter verantwoording en in het parlement is de vaste reflex te roepen dat de onderste steen boven moet komen en de verantwoordelijken moeten worden gestraft. En dat zoiets nooit meer mag voorkomen, natuurlijk. Op weg naar de maakbare samenleving. En die bestaat niet. Dat merken wij in ons werk dagelijks. We doen onze uiterste best betekenisvol te zijn voor de samenleving op basis van vertrouwen en verantwoording. We zijn ondernemend, maatschappelijk ondernemend met durf en vindingrijkheid ook al zit het ons even tegen en worden de omstandigheden soms lastiger. Klagen doen we niet.
Bij de VGN 12 mei 2011
Onlangs was ik bij een Algemene ledenvergadering van de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN), onze brancheorganisatie. Leuk om daar weer “oude” bekenden van het bureau te ontmoeten. De vereniging telt ongeveer 155 leden, die onderling heel erg verschillen in omvang, aard van de handicaps van hun cliënten en visie op zorg en organisatie. Het gevolg is onder andere dat het moeilijk is om eenstemmigheid te realiseren over algemene strategische onderwerpen van de sector. Het strategisch meerjarenplan dat in de laatste vergadering is aangenomen, laat dan ook geen kruidige smaak na bij het lezen. De scherpe kantjes zijn eraf en uitgesproken keuzes worden niet gemaakt. Er is één onderwerp waar die scherpe keuzes toch aan de orde zullen zijn: het Kwaliteitskader Zorg. De VGN heeft van het ministerie een time-out gevraagd en gekregen om zelf met een voorstel te komen over hoe de kwaliteitszorg in te richten, zodat de instellingen systematisch hun kwaliteit meten en verbeteren, daarover verantwoording afleggen aan maatschappelijke belanghebbenden en keuzemogelijkheden voor de cliënten ondersteunen. Dat laatste is een harde eis van de cliëntenorganisaties en van de politiek. Voor de zomer zullen we het weten of onze VGN met een door de leden breed gedragen voorstel kan komen. Spannend.
Wie schrijft die blijft 27 mei 2011
Van leidinggevenden, managers en stafmedewerkers mag worden verwacht dat ze de kunst verstaan om een ingewikkelde boodschap in heldere en toegankelijke taal om te zetten. Niet te Croonen Organisatie & Management
3/13
23 augustus 2012
UIT CELLOBERICHTEN 2011 EN 2012 lang en niet te kort, plezierig om te lezen, de nieuwsgierigheid prikkelend. Politieke en ambtelijke geschriften lijken nogal eens opgesteld met vooral de bedoeling de lezer te ontmoedigen er iets van te begrijpen. Professionals hebben soms moeite zich tot de hoofdlijnen te beperken en het gebruik van vreemde woorden te vermijden. Beleidsnotities bevatten tekst waarvan meer dan de helft straffeloos in de bijlagen kan worden opgenomen voor de liefhebbers of doorzetters. En managers? Managers maken een Powerpointpresentatie. Ze lezen de grote hoeveelheid tekst letterlijk voor terwijl de toehoorders diezelfde tekst proberen mee te lezen in de vlak van tevoren uitgereikte hand-outs met heel kleine lettertjes. Onlangs volgde ik een presentatie waarin bij elke overgang naar een nieuwe dia op de achtergrond een race-auto voorbij raasde. Na drie race-auto’s was ik dat heel erg zat. Het blijft moeilijk: communiceren met moderne technieken en tegelijkertijd ouderwets de aandacht te vangen. Toch maar gewoon opschrijven of een verhaal vertellen?
Wie kent wie? 10 juni 2011
In heel grote organisaties loopt een bestuurder het risico het contact met de werkvloer te verliezen en zelf nauwelijks door zijn eigen mensen te worden herkend. Maar ook in kleinere gaat het wel eens mis. Toen ik – lang geleden - nog maar een paar maanden directeur geneesheer was van het St. Ignatiusziekenhuis in Breda liep ik regelmatig door het gebouw langs alle verscholen werkplekken in het oude ziekenhuis aan de Singel. Management “by walking arround” heette dat. Je ziet uit eigen waarneming hoe het er in je huis aan toe gaat en kunt door eens onderweg een praatje te maken een indruk krijgen van mensen, hun bezigheden en zorgen. Het was ook een welkome onderbreking. Bij een van de oude liften aangekomen kon ik nog net binnenschuiven bij een breedgeschouderde medewerker van de beddentransportdienst die me vroeg: “Zo, jongeman, en waar gaat de reis naar toe?” Ik zei hem enigszins verbouwereerd dat ik de directievleugel zocht en vervolgens wees hij me de weg naar mijn eigen kamer. “In het gouden laantje” voegde hij er nog aan toe. In het bestuurscentrum van Cello, dat we onlangs feestelijk in gebruik hebben genomen, voel ik mij thuis als in dat gouden laantje. Contact met de werkvloer is hier wel iets verder weg, dus je komt wat minder op de werkvloer. Voor een tijdelijk bestuurder is dat ook minder betekenisvol. Het is zeker geen gebrek aan belangstelling.
Lotsverbondenheid 24 juni 2011
Een instelling voor de zorg en ondersteuning van gehandicapten zoals Cello kent een groep cliënten die langdurig onder onze hoede zijn. Parallel daaraan zie je ook dat medewerkers zeer trouw zijn en langdurige arbeidscontracten doormaken. Het “ons kent ons” gevoel is dan ook binnen Cello duidelijk aanwezig. Bij de ouders en vertegenwoordigers van cliënten komt daar nog iets bij. Bij velen heeft zich hetzelfde voltrokken. Bijvoorbeeld een geboorte die aanvankelijk wordt beleefd in een roes van vreugde waarna weldra zorgen ontstaan over de gezondheid en de geestelijke ontwikkeling. En dan volgen moment van schrik, verdriet en zorg. Daarna het weer oppakken van de draad. Het dagelijkse leven organiseren, aangepast aan de nieuwe situatie. Hulp zoeken bij zorgverleners en daarbij contact krijgen met lotgenoten. Dat laatste is heel belangrijk. Wanneer wij in gesprek zijn met die ouders of vertegenwoordigers van onze cliënten proeven wij hun lotsverbondenheid. Dat voelt als: “Je kunt nog zo je best doen maar je zult nooit helemaal aanvoelen wat het betekent als je het zelf niet hebt meegemaakt”. Dat klopt, maar we proberen het wel en wat minstens even belangrijk is: we proberen onze cliënten zelf – met hun beperkte mogelijkheden zich te uiten – te doorgronden, te begrijpen en te ondersteunen. “Betrokken, betrouwbaar en bevlogen” zoals we in onze missie schrijven.
Croonen Organisatie & Management
4/13
23 augustus 2012
UIT CELLOBERICHTEN 2011 EN 2012
Managers 22 juli 2011
Het gaat al een tijd niet goed met het imago van de managers in de zorg. Het zijn te grote verdieners, ze weten niet meer wat er op de werkvloer speelt, ze veroorzaken bureaucratie en hebben geen “handen aan het bed”. Weggegooid geld dus en weg ermee. “Managers zijn mensen die steeds nieuwe koeien in de sloot duwen, die wij er dan later weer uit kunnen halen” hoorde ik eens. Als je zelf manager bent heb je de neiging je te verzetten tegen dit beeld. Niet doen, want je maakt het alleen maar erger. Slechts wanneer je in de praktijk kunt laten zien dat je waarde toevoegt en de mensen dat ook zo ervaren, krijg je recht op je gelijk. Platte organisaties zijn in. Geen ingewikkelde organogrammen. Misschien is het ook wel zo dat de mensen op de werkvloer veel zelfstandiger – zonder al teveel managementaansturing – zouden kunnen werken. Hun eigen beslissingen nemen en zaken regelen. De daarvoor benodigde regeltijd gaat dan natuurlijk wel van je inhoudelijke werktijd af en voor je het weet ben je zelf een manager geworden. Het moet uit de lengte of de breedte komen. En er moet nu eenmaal veel geregeld worden.
Overhead 22 augustus 2011
Ik had het al eens over de impopulariteit van managers in de zorg. Ook het begrip overhead wordt in de publieke en zorgsector met wantrouwen omgeven. Hoe minder overhead hoe beter want het is zonde van de centen die beter aan het primaire proces kunnen worden besteed. Er is nogal verwarring over wat we precies onder overhead verstaan. Feitelijk gaat het om de kosten die worden gemaakt ter ondersteuning van de organisatie (P&O, administratie, facilitaire dienst, ICT enz.) Daarin zijn niet begrepen de kosten van de direct aan het primaire proces gekoppelde ondersteuning. In een jaarlijks onderzoek van het adviesbureau Berenschot worden de overheadkosten van Cello met ongeveer 40 vergelijkbare collega-instellingen vergeleken. En wat blijkt? Ons percentage komt uit op 10,1 % en het landelijk gemiddelde op 15,1 %. Dat doen we dus nog niet zo slecht! Nooit meer roepen dus dat bij Cello de overhead te hoog is. Binnen Cello spreken we ook over “overhead” in de betekenis van kosten die door alle budgethouders van het primaire proces worden gedeeld en over hen worden omgeslagen. Dat is geen echte overhead. Het is beter te spreken over de gemeenschappelijke, centrale kosten. Een gedeelte van de ZZP opbrengsten wordt aan die centrale dienstverlening (inclusief de overheadkosten) afgestaan. Het afdrachtpercentage is bij Cello circa 22%. Dit percentage is sterk afhankelijk van de keuzes die wij maken. Er is in zekere zin sprake van een solidariteitsheffing en het werkt als een communicerend vat: wanneer wij besluiten clusters uit te sluiten van betaling van een gedeelte van die centrale kosten moeten óf die kosten door de overige clusters worden opgebracht óf de centrale dienstverlening moet worden gestaakt en door de belangstellende clusters worden overgenomen ten laste van hun eigen budget. Over dit soort keuzes is het laatste woord binnen Cello nog niet gesproken.
Hulptroepen 5 september 2011
Jullie zullen wel eens denken: “Wat heeft die Frans Croonen toch een leuke baan; hij is in z’n eentje de baas en kan maar zo’n beetje doen en laten waar hij zin in heeft”. Het eerste is zeker waar maar het tweede helemaal niet. Op de eerste plaats zie ik het besturen van Cello toch vooral als een teamgebeuren met het bestuur als eindverantwoordelijk teamleider. Verder zijn daar de cliëntenraad en de ondernemingsraad die de bestuurder adviseren en de planvorming en de uitvoering ervan in de dagelijkse praktijk goed in de gaten houden. Externe instanties en
Croonen Organisatie & Management
5/13
23 augustus 2012
UIT CELLOBERICHTEN 2011 EN 2012 diverse inspecties houden zich gericht bezig met toezicht op de kwaliteit en de veiligheid van de zorg en van onze woonomgevingen. Het zorgkantoor sluit zorgcontracten met ons af en vraagt om gedetailleerde verantwoording over de invulling van de zorgvraag. En dan is er ook de raad van toezicht van Cello. Die raad van toezicht is de formele werkgever van de bestuurder (stelt hem/ haar aan en regelt de arbeidsvoorwaarden), adviseert hem gevraagd en ongevraagd en ziet erop toe dat het bestuur voldoende aandacht geeft en goede resultaten boekt op het terrein van goede en veilige zorg, doelmatig binnen financiële kaders blijft en op een adequate en plezierige manier met de cliënten en medewerkers omgaat. De bestuurder moet de raad van toezicht daartoe ruim van de nodige (management)informatie voorzien en verantwoording afleggen. Met zoveel “hulptroepen” moet je wel een erg eigenwijze bestuurder zijn om er een janboel van te maken. Het lijkt mij een geruststellende gedachte voor iedereen zo bij de start van onze werkzaamheden na een mooie vakantie.
Managementcursus 19 september 2011
De vorige keer probeerde ik uit te leggen dat het eigenlijk best moeilijk is om als bestuurder of eindverantwoordelijk manager er een potje van te maken. Toch lukt dat een enkele collega met enige regelmaat. Hoe komt dat nu? Een van de belangrijkste taken van een manager is het nemen van besluiten. Dat wordt ook van hem verwacht door zijn medewerkers en zijn directe omgeving. Wanneer nu – zoals ik eerder suggereerde – zo’n besluit slechts een optelsom is van uitgebrachte adviezen van insprekende adviesorganen dan heb je geen manager nodig maar dan kan worden volstaan met een getrainde aap met een telraam. Er wordt aan een manager gevraagd om een eigen oordeel te vormen waarbij niet alleen rekening wordt gehouden met wat iedereen ervan vindt maar ook wat je eigen opvatting is. Kun je dat leren? Ja. Daarvoor zijn de managementcursussen. Daar leer je hoe het allemaal werkt in een organisatie, waar je rekening mee moet houden en hoe je zelf het beste uit de verf zult komen. Er zijn in Nederland veel opleidingen voor management en organisatie van de zorg. Ik schat dat ongeveer een derde van de afgestudeerden inderdaad manager wordt. De rest wordt gewaardeerd stafmedewerker. Ze ondersteunen de manager. De goed bekende afdeling Opleiding van Cello geeft een cursus “Managen bij Cello”. Opleiding alleen is niet alles - het moet ook in je genen zitten - maar het helpt wel. Grijp dus je kans.
Structuur 3 oktober 2011
Wanneer ik vanuit mijn comfortabele bovenwoning neerkijk op de Vismarkt in Den Bosch dan zie ik een plein zonder enige wegmarkering voor welke weggebruiker dan ook, geen enkel verkeersbord en meestal geen enkele agent in de buurt. Voetgangers, kerende en parkerende auto’s, fietsers, scooters en 180 stadsbussen per dag (mijn gepensioneerde onderbuurman houdt het bij) krioelen door elkaar zonder dat er noemenswaardige ongelukken gebeuren. Het ministerie VWS nodigt zorgaanbieders van langdurige zorg uit om deel te nemen aan een “experiment regelarme instellingen”. Na een inventarisatieronde begint het experiment met ca 5 zorgaanbieders, die moeten dan wel tevoren benoemen “wat de deelname aan het experiment moet opleveren in termen van meer tijd voor de cliënt en meer kwaliteit en doelmatigheid”. We blijven voor mijn gevoel ondanks de goede bedoelingen op zoek naar de maakbare samenleving waarin kwalitatieve aspecten kwantitatief zijn te maken, risico’s tevoren kunnen worden opgespoord en beheerst zodat er geen ongewenste uitkomsten van zorg meer voorkomen en dat het allemaal niet te duur wordt. In gedachten zie ik een soort Heetmanplein voor me, beneden op de Vismarkt.
Croonen Organisatie & Management
6/13
23 augustus 2012
UIT CELLOBERICHTEN 2011 EN 2012
Eerst nadenken, dan praten 17 oktober 2011
Ik kom uit een groot gezin. Als iedereen er tijdens het avondeten was, zaten we met tien man aan tafel. Mijn vader was een strenge man. Gelukkig voor ons was hij vaak nog lang aan het werk. Later als je zelf weer wat ouder bent komen sommige gebeurtenissen van vroeger in een ander –wat milder– licht te staan. Mijn vader werd soms gek van het “gekakel” aan tafel. Hij vond dat het rustig moest zijn tijdens het eten. Je kon toch ook niet netjes eten en praten tegelijk? Nou, dat konden we natuurlijk heel goed. Hij vaardigde de volgende regel uit. “Wanneer je iets wilt zeggen onder het eten moet je je eerst goed van tevoren afvragen welke rampspoed de wereld zou treffen wanneer de voorgenomen mededeling wordt weggelaten of uitgesteld”. U raadt het al: het werd (even) muisstil. Totdat mijn moeder tegen mijn vader zei dat hij niet zo ongezellig moest doen. Vooral niet omdat hij toch al zo weinig aanwezig was als iedereen aan tafel zat, voegde zij er snedig aan toe. En zo zijn we thuis bijna allemaal gezellige praters gebleven en daar heb ik in mijn werkzame leven veel plezier van gehad. Maar soms moet ik nog wel denken aan die bijzondere raadgeving van mijn vader. Want er zat natuurlijk wel iets in. Dan neem ik me weer voor eerst goed te luisteren, dan na te denken en dan pas te praten. Je bent nooit te oud om te leren.
Spelenderwijs 14 november 2011
De spelvorm wordt in opleidingen vaak gebruikt om mensen spelenderwijs iets te leren. Even los komen van de materie. De bestaande kaders verlaten. “Out of the box denken” heet dat tegenwoordig. Tactiek is belangrijk. Tactische opereren kan je succes brengen in zaken voor jezelf en in je functioneren binnen een organisatie. Sport en spel vormen een leerschool daarvoor. Zo is het bij biljarten de grote kunst niet om een carambole te maken, maar om dat op zo’n manier te doen dat er een stootbeeld overblijft dat opnieuw tot succes zal leiden. Het is dus een erg tactische sport. Nadenken over de zet na de volgende mogelijke zet van je tegenstander. Net zoals bij schaken. Bedenk wel dat je niet altijd zult winnen. Ook anderen proberen het spel succesvol te spelen en een van de belangrijkste uitgangspunten voor sportiviteit is dat je tegen je verlies kunt. Het komt in huiselijke kring voor dat halverwege een potje scrable de verliezende partij nijdig het letterbord onherstelbaar door elkaar schudt en de speeltafel zonder te groeten verlaat. Op de televisie hoor je een voetbaltrainer na een verloren wedstrijd roepen dat hij er “schijtziek” van is en dat hij hoopt dat zijn spelers hetzelfde lot heeft getroffen. Waarom? Willen winnen is een mooie eigenschap. Een verlies accepteren en er lering uit trekken, ook. Er is geen einde aan het spel. De volgende ronde is misschien voor jou.
ICT 28 November 2011
ICT mensen zijn optimisten. Steevast houden zij ons voor dat invoering van automatisering zal leiden tot gebruikersgemak, kostenbesparing en kwaliteitsverbetering. Wat wil een mens nog meer? Alleen die louter positieve boodschap al zou ons wat achterdochtig moeten maken, maar dat gebeurt niet. Wij zelf zijn ook onverbeterlijke optimisten. We vragen er nog extra zaken bij. Aansluitingen op bestaande systemen, extra mogelijkheden en gebruikersgemak. En het gebruik van gegevens moet natuurlijk wel veilig zijn. “Dat kan allemaal” is steevast het antwoord van de automatiseerder. Ondertussen wordt het project complexer, duurder en worden de implementatietermijnen niet gehaald. In de ergste gevallen wordt het project helemaal afgeblazen. Zo gaat het werkelijk zo vaak en in alle sectoren.
Croonen Organisatie & Management
7/13
23 augustus 2012
UIT CELLOBERICHTEN 2011 EN 2012 Wat zou je doen als je met een vraag naar een toekomstbestendige wasmachine naar een witgoedhandel stapt en de verkoper zou je voorstellen die samen te ontwikkelen zodat al je gebruikswensen erin kunnen worden verwerkt? Mooi toch? Ontwikkelingskosten samen delen? Hoezo? Wie heeft er de meeste baat bij die ontwikkeling? Dan ook nog geen helderheid over de oplevering krijgen en geen zekerheid over of die wasmachine het uiteindelijk wel echt doet? Daar piekeren we toch niet over. Je vraagt welke standaardmachine op dit moment het beste uit de beoordelingen komt van ervaren gebruikers, check dat nog even op internet, je let op de prijs en je maakt je keuze. De prijs staat daarmee vast en je kunt hem dezelfde avond nog laten draaien. Met computerprogramma’s zouden we dat ook meer moeten doen.
Zorgen 12 december 2011
Heel lang geleden kende ik een collega ziekenhuisdirecteur die ik toen heel oud en ouderwets vond. Ik denk dat hij even oud was als ik zelf nu ben. Hij was internist en directeur tegelijkertijd: geneesheer directeur was zijn titel. Hij had niet veel te doen en wandelde dagelijks langs de afdelingen van zijn ziekenhuis. Stak zijn neus om de hoek en zei dan opgewekt “Wat hebben we het toch goed, he ?”. Hij wachtte niet op een antwoord en zette tevreden zijn tocht voort. Toen ik als interim-directeur bij de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland werkte, verzond ik namens de vereniging brieven naar leden van de tweede kamer en andere lobby-adressen om het standpunt van de sector over te brengen over (meestal tegen) voorgenomen beleid en maatregelen die de gehandicaptenzorg rechtstreeks raakten. De brieven en notities waren opgesteld door beleidsafdelingen en ze zagen er altijd goed uit. Helder en beknopt, want te lange brieven daar zit niemand op te wachten. Wat me regelmatig opviel in die stukken was dat de VGN zich steeds ergens zorgen over maakte of zich bezorgd toonde in verband met de aangekondigde veranderingen. Dat vond ik zo tobberig klinken dat mijn belangrijkste bijdrage eruit bestond die zinsneden wat blijmoediger te formuleren. Je werkt dan wel in de zorg maar daarom hoef je nog niet overal zorgen over te maken. En als je dat al doet, begin dan met een paar positieve zinnen. Want, laten we eerlijk zijn, zo slecht hebben we het nu ook niet.
Zeg maar 3 januari 2012
Enige afleveringen geleden vertelde ik al eens over de vergeefse pogingen van mijn opvoeders om het spreken te beperken tot het allernoodzakelijkste. Een ander punt van aandacht bij het spreken kwam later op de middelbare school meer aan bod. Dat is van te voren goed te bedenken wat en hoe je iets gaat zeggen. Wanneer je dat niet doet verval je snel in stopwoorden of gewoon een soort van gekreun (uh of eh) op het moment dat je het even niet meer weet of niet te stellig wilt zijn. Dat maakt geen sterke indruk en de boodschap komt niet goed over. Aan stopwoorden hebben we geen gebrek. Iedere tijd kent zijn eigen stopwoorden. Het meest gebruikte van de laatste tijd is volgens mij “zeg maar”. Let er maar eens op! Het gebruik van een stopwoord komt ook voort uit onze schroom om een vraag met eenvoudig ja of nee te beantwoorden. “In principe wel´ hoor je dan in plaats van ja. Of wat te denken van “indirect niet” als het gewoon nee moet zijn. Soms hoor je mensen spreken op een manier die doet denken aan het afspelen van een video op Youtube. De videoplayer begint al te spelen voordat het gehele bericht is gedownload en als je oplaadsnelheid te laag is stopt hij er even mee. Totdat er weer mondvoorraad is, zeg maarr.
Na één jaar 17 januari 2012
Croonen Organisatie & Management
8/13
23 augustus 2012
UIT CELLOBERICHTEN 2011 EN 2012 Het is alweer bijna een jaar geleden dat de voorzitter van de raad van toezicht op deze plaats in Celloberichten mijn komst aankondigde als waarnemer van de ernstig zieke Eric Demandt. Het gedurende een jaar bestuurder zijn van Cello heeft me tot beter inzicht gebracht van wat er zich in de zorg voor verstandelijk gehandicaptenzorg afspeelt en wel heel bijzonder hoe dat bij Cello gebeurt. Ik kon zomaar trots zijn op prestaties van onze organisatie zonder dat ik er zelf veel aan had bijgedragen. Tijdens de recent uitgevoerde vijfjaarlijkse materiële controle gingen twee strenge medewerkers van het Zorgkantoor op basis van een steekproef uit zorgdossiers na of de zorg wordt verleend volgens de afspraken en standaarden. En of die afspraken goed in het Ondersteuningsplan zijn vastgelegd. Dat leverde bij hen een positief oordeel op. Onze “begeleiders hebben veel oog voor de persoon en de vraag van de cliënten”. Zo klinkt het na de controle. Mooi om met zo’n boodschap het nieuwe jaar te beginnen. We zijn op de goede weg. Met vertrouwen op weg naar nieuwe proeven van bekwaamheid. Het invullen van de uitkomsten van de eerste pijlers van het nieuwe Kwaliteitskader VG in het jaardocument is zo’n volgende proef. Mooi al die metingen. Het allerbelangrijkste is echter dat wij zelf naar eer en geweten kunnen verklaren dat wij dagelijks de best mogelijke zorg geven aan onze cliënten binnen de mogelijkheden die we hebben. "Oog voor dagelijkse zorg" is dan ook het jaarthema van Cello voor het jaar 2012. Ik wens jullie daarbij veel succes en werkplezier. Nog een aantal maanden zal ik dat werkplezier graag met jullie delen.
Sponsors 7 februari 2012
De bezuinigingen op de rijksbegroting van het kabinet Rutte slaan grote gaten in begrotingen van culturele instellingen en belangenverenigingen. Op gemeenteniveau wordt de broekriem ook aangehaald met gevolgen voor veel gemeentelijk gesubsidieerde voorzieningen. Voor onze sector ziet dit jaar er nog goed uit maar het zal het vanaf 2013 ook financieel spannend worden. De regering heeft het aan de andere kant de fiscale aantrekkelijkheid verruimd voor sponsors om financieel bij te springen. Daarvoor moet je wel een ANBI zijn. Dat wil zeggen: een Algemeen Nut Beogende Instelling. Indirect toch nog betaald vanuit belastinggeld, maar dat gaat niet vanzelf. Daar moet je wel wat voor doen. Cello is zo’n ANBI en we kennen al lang sponsors. Die sponsors vragen wij namens onze cliënten ondersteuning bij het mogelijk maken van gebeurtenissen en treffen van voorzieningen die niet binnen de reguliere financiering vallen. We hebben een stichting Vrienden van Cello. Er lopen contacten via de cluster Vrije Tijd als het om evenementen gaat en via vrijwilligersactiviteiten helpen we bedrijven en clubs om invulling te geven aan maatschappelijk ondernemen. Incidenteel is er via de sector- en clustermanagers rechtsreeks contact met bouwuitvoerders of leveranciers.. Er gebeurt dus veel maar het is erg versnipperd. We hebben geen heldere en consistente boodschap voor onze potentiële sponsors. We onderhouden niet goed onze doorlopende relatie met hen en vragen ons nog niet voldoende af wat onze tegenprestatie voor de sponsors zal kunnen zijn. Ik stel voor dat we dit onderwerp eens op de agenda zetten. Goede suggesties zijn welkom.
Prokkels en Doedels 17 februari 2012
Marten Toonder wist als geen ander nieuwe namen, woorden en begrippen te bedenken voor vreemde maar ook alledaagse dingen in en rond Rommeldam. Soms waan ik mij het lezen van stukken over onze zorg aan verstandelijk gehandicapten in de wondere wereld van Olie B. Bommel. Zo stuitte ik op Prokkel. Een Prokkel is een prikkelende ontmoeting tussen mensen met en zonder verstandelijke beperking om de integratie en participatie van mensen met een verstandelijke beperking te verbeteren. Prokkelen betekent dan aan die ontmoetingen mee-
Croonen Organisatie & Management
9/13
23 augustus 2012
UIT CELLOBERICHTEN 2011 EN 2012 doen. En een Prokkelweekend? Inderdaad: een heel weekend Prokkelen en praten over Prokkelen. Bij Cello wordt er niet geprokkeld. “dat doen we al, maar we noemen dat niet zo” hoorde ik. Een ander begrip is Doedels. Doedels is een praktische methode, bedacht bij ’s-Heerenloo, om mensen met ernstige meervoudige beperkingen het leven actiever te laten beleven. Doedels stimuleert hun zintuigen en geeft hen plezier. Er is een Doedelshandboek. Een Doedelsweekend ben ik nog niet tegen gekomen. Ik neem aan dat we Doedels bij Cello ook al doen, maar niet zo noemen. Het zijn wel mooie en positieve signalen over de creativiteit waarmee velen op zoek zijn naar mogelijkheden om het leven van onze cliënten te verrijken. Goed om te weten dat daar nog geen eind aan is. De vreemde namen nemen we maar op de koop toe.
Carnaval 6 maart 2012
In het zuiden van Nederland is het dagelijks leven in sommige plaatsen door het Carnaval min of meer ontwricht. Het is als met de Elfstedentochtkoorts: je hebt het of je hebt het niet en voor buitenstaanders is het onbegrijpelijk. In Oeteldonk zijn de boeren en boerinnen aan de macht. Iedereen draagt een kiel en heeft een bonte zakdoek om de nek geknoopt. Dat is slim bekeken. Het omkleden vraagt weinig inspanning en het is praktische “werkkleding” bij het hossen en dweilen. In Maastricht is iedereen bijzonder aangekleed en boerenkielen zie je er niet. Ik zag er ooit een man verkleed als vogel in kooi. Ik hoef niemand uit te leggen dat het in deze originele verkleding nauwelijks mogelijk bleek een glaasje bier heelhuids door het openingspoortje van de kooi te wurmen. Het afrekenen ging gelukkig buiten de kooi om. Godfried Bomans, een noordeling uit Haarlem, beschreef eens hoe iemand per trein op weg naar het zuiden met carnaval, besloot om als druiventros verkleed te gaan. Vlak voor het eerste station in Brabant trok de man zich terug in het toilet van de trein om daar de druiven van zijn tros van lucht te voorzien en goed af te sluiten. U raadt het al: hij kon het toilet niet meer uit en de geluiden die hij teweeg bracht om alsnog uit zijn benarde positie te geraken werden door voorbijgangers van het toilet niet als verontrustend ervaren. Zo zie je maar: ook bij het vieren van Carnaval kan men het beter niet te ingewikkeld maken. Veel plezier!
Een nieuwe collega 20 maart 2012
Sinds 1 maart is Toine van der Pol mijn collega in de raad van bestuur van Cello. We werkten natuurlijk altijd al intensief samen maar nu vormen wij een collegiaal team. We hebben onze eigen aandachtsgebieden maar zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor het reilen en zeilen van Cello. Ik heb mij in een bestuursteam altijd beter thuis gevoeld dan in een eenpersoons bestuur. Onderling overleg en uitwisseling van ideeën en opvattingen worden nu door de structuur afgedwongen en voegen iets toe. Zelf heb je dat niet altijd in de gaten maar in je eentje ontwikkel je bij te weinig interne tegenspraak soms erg uitgesproken opvattingen, vertaald in acties en besluiten die na enige jaren kunnen leiden tot rampspoed. De toezichthouders vragen zich dan berouwvol af of men niet heeft zitten slapen. Opvallend is dat ondanks interne communicatiemogelijkheden en klokkenluidersregelingen een bestuurlijke misstand in de organisatie lang voor de buitenwereld (en dat is kennelijk inclusief de raad van toezicht) verborgen kan blijven. Maar los van deze zakelijke afweging is het gewoon leuker met z’n tweeën. Samenwerken geeft inspiratie en er kan af en toe worden gelachen. Humor is het smeermiddel voor de communicatie. Ook daarvoor zijn we bij Toine aan een goed adres. Ik ben er blij mee.
Griep 3 april 2012
Croonen Organisatie & Management
10/13
23 augustus 2012
UIT CELLOBERICHTEN 2011 EN 2012 Een venijnige griep direct na het ongezondste maar mooiste feest dat er bestaat, heeft me weer eens met twee benen op de grond gezet. Je voelt je altijd gezond en dan ineens ….. Ik werd er een beetje somber van en beeldde me in dat er geen gesprek voorbij ging of het behandelde de mogelijkheid voor uitzichtloze ouderen om hun leven te (laten) beëindigen al of niet in een aparte sterfkliniek of met de hulp van een bereidwillige dokter. Daar kun je lang over praten en dat gebeurt dan ook. Bij onze behoefte om het lot onder alle omstandigheden in eigen hand te houden prakkiseren we op voorhand over alle mogelijke onaangename ervaringen die we liever niet meer zouden meemaken als het zover is. Zijn we dan nog wel voldoende bij de tijd om dat kenbaar te maken? Moet je tevoren naar de notaris of de dokter om je terminale wensen schriftelijk vast te leggen? Kunnen je kinderen straks zomaar besluiten dat de stekker er maar uit moet, omdat het zo niet langer zin heeft? Wat is een menswaardig bestaan en wat ondraaglijk lijden? Wanneer moet je nog wel reanimeren en hoe lang dan? Een mens moet niet teveel tijd hebben om over al die dingen te piekeren. Of zoals het meeslepende Brabantse lied klinkt: “Niet kniezen niet zeuren; da’s hartstikke fout. Vergeet niet te leven want straks ben je oud” De dagen worden langer en er komt overal nieuw jong groene natuur tevoorschijn. Ik voel me al weer een stuk beter.
Een tussenbalans 8 mei 2012
Op donderdag 29 maart maakten we de tussenbalans op van de pilots in het kader van het project Vervolg Invoering Zorgzwaartebekostiging (VIZ). Een project dat wordt uitgevoerd met ondersteuning en onder auspiciën van In Voor Zorg van VWS. Er is het ministerie veel aan gelegen dat zorgvernieuwing plaats vindt en door organisaties aan elkaar wordt doorgegeven. Vandaar. De thema’s van VIZ staan in het teken van verruiming van de mogelijkheden van de zorg aan de cliënt binnen de Cello-brede (financiële) kaders (ZZP) door de verantwoordelijkheid dichtbij de cliënt bij de clustermanager te leggen. Dat blijkt in de praktijk een brede zoektocht voor de clustermanager. Naar grotere betrokkenheid van het eigen sociale netwerk van de cliënt, naar de eigen regie van de zorg in relatie met alle ondersteunende diensten en naar het meten en bevorderen van eigen competenties en het inzetten van de bijzondere stimuleringsmiddelen. Een inspirerende bijeenkomst met mooie voorbeelden uit de praktijk verteld door enthousiaste clustermanagers. En een overweging van mijn kant tot besluit. Er komen op dit moment veel onderwerpen tegelijkertijd op het (midden)management af. Probeer de zaken slim met elkaar te verbinden en kies een realistisch tempo. Zoek de goede balans tussen wat ons centraal bindt en de ruimte die we zoeken voor onze cliënt. Binnen Cello willen we graag eerlijk delen, solidair zijn en we willen in ieder geval geen eilandcultuur. Decentralisatie van verantwoordelijkheid betekent nooit “ieder voor zich”.
Sollicitatiegesprekken 5 juni 2012
Er worden in ons land dagelijks veel sollicitatiegesprekken gevoerd. Bijna iedereen heeft er wel eens mee te maken. Bij oplopende werkloosheid worden er in tijdschriften en kranten tips gegeven aan sollicitanten. Een ervan is om een aantrekkelijk ogend CV (levensloop) op te stellen. En inderdaad dat helpt: de vragensteller put zijn creativiteit meestal rechtstreeks uit het CV. Daarmee zijn de vragen voorspelbaar en kan men zich er goed op voorbereiden. Veel vragenstellers durven ook geen harde vragen te stellen of verder door te vragen. Dat kan er toe leiden dat commissielid een vraag stelt en er zelf alvast twee antwoorden aan toevoegt, waarvan er overduidelijk één helemaal fout is. Bijvoorbeeld: “Als u boos wordt op een medewerker wat doet u dan? Tot zover is het goed. “Gaat u dan met hem/haar in gesprek of slaat u er direct op los?”. Hier gaat het fout. Ik overdrijf even om het duidelijk te maken.
Croonen Organisatie & Management
11/13
23 augustus 2012
UIT CELLOBERICHTEN 2011 EN 2012 Zo is mij ook nog wel eens in een sollicitatieronde door een vertegenwoordiger van een OR gevraagd of ik de inspraak van de medewerkers via de OR belangrijk vond. Dat is een vraag die ik steeds met groot enthousiasme positief heb beantwoord. Ik meende het ook natuurlijk, maar eerlijk gezegd was er geen andere goede reactie op die vraag denkbaar. De raad van toezicht gaat binnenkort een nieuwe bestuurder uitkiezen en misschien hoort u tot de uitverkorenen die daarover een advies mogen uitbrengen. Let op dat u de goede vragen stelt!
Complexe organisaties 4 juli 2012
Posities in het management of bestuur van een organisatie worden hoger gewaardeerd naarmate die organisaties complexer zijn. Bij complexiteit kun je bijvoorbeeld denken aan meerdere doelgroepen en professionals wier belangen moeten worden gediend, risico’s ten aanzien van de bedrijfsvoering en financiering, de politieke context van de besluitvorming en niet op de laatste plaats de dynamiek van het primaire proces. Zo durf ik uit eigen ervaring te zeggen dat het besturen van een ziekenhuis complexer is dan het leiding geven aan een organisatie als Cello. Ik zeg niet leuker, maar complexer en daarmee bijna vanzelf een uitdaging voor iedere jonge bestuurder die hogerop wil. Maar het verhaal klopt niet altijd. Recent woonde ik een jaarvergadering bij van een zeer eenvoudige organisatie. Namelijk de eigenarenvereniging van ons recreatiepark in Salland, bestaande uit veertien leden/ eigenaren van wie er drie de beheerstaak voeren over “de mandelige zaak”. Dat is een prachtige juridische aanduiding voor de gemeenschappelijke ruimten en voorzieningen van het park. Zelden heb ik zo’n treurige vertoning meegemaakt. Een eenvoudige organisatie werd onder je ogen tot een onbestuurbaar gebeuren. Steeds was wel iemand het ergens niet mee eens en toen we dan eindelijk wilde gaan stemmen ontdekte een ander dat volgens de statuten geen rechtsgeldige besluiten konden worden genomen omdat hij de stukken te laat had ontvangen. Die laatste spreker keek bij deze ontdekking triomfantelijk in het rond. De voorzitter gaf er de brui aan; “als het zo moet, stop ik ermee” sprak hij geheel in stijl met de vergadering. Groot gelijk natuurlijk. De mandelige zaak ligt er dus even “ontmand” bij. Kijken wat er gebeurt als er niet beheerd wordt. Zou best nog eens mee kunnen vallen.
Afscheid 18 juli 2012
In januari 2011 schreef ik de eerste bijdrage voor Celloberichten en nu - anderhalf jaar later doe ik dat voor het laatst. Nog een paar weken vakantie en een korte werkperiode in augustus: dan is het voorbij. Wanneer je tevoren weet dat je zo lang bij Cello zult werken ga je wat meer kennis maken met de zorg- en werkplekken en houd je de externe contacten met collegainstellingen en andere relaties wat beter bij. Het is dus goed dat door de komst van Frank van Beers deze goede bestuurlijk traditie van betrokkenheid bij de eigen organisatie en zichtbaar maken in de buitenwereld in ere kan worden hersteld. In die zin moet Frank als de echte opvolger worden beschouwd van Eric Demandtdie daar, op enige afstand maar nog steeds verbonden met Cello, blij mee zal zijn. Zijn lot houdt ons allemaal bezig en wij volgen de berichten over zijn gezondheid nauwgezet. Ik was een voorbijganger, een rol die ik vaker en op veel plaatsen heb vervuld. Afscheid nemen komt dus nooit onverwacht maar doet je natuurlijk wel wat. Bij Cello heb ik een fijne periode beleefd. Een mooie organisatie met aardige en boeiende mensen waarin ik me erg thuis voelde. Ook nog in mijn “eigen” regio waardoor ik ook weer veel oude bekenden mocht ontmoeten. Na 16 augustus is die bijzondere tijd weer voorbij. Maar ik houd me graag op de hoogte van hoe het met Cello verder gaat Het ga jullie allen goed, persoonlijk en in het werk. En natuurlijk een fijne vakantie!
Croonen Organisatie & Management
12/13
23 augustus 2012
UIT CELLOBERICHTEN 2011 EN 2012
Frans Croonen Waarnemend bestuurder Cello
Croonen Organisatie & Management
13/13
23 augustus 2012