Taaltips voor succesvol zakendoen in het Frans
Dit document is samengesteld als aanvulling op de test Succesvol zakendoen in het Frans. Wilt u ontdekken hoe goed u geëquipeerd bent voor zakendoen met Franstalige bedrijven of samenwerken met Franstalige collega’s, doe dan zelf de test. Voor meer informatie: www.reginacoeli.nl
1
Wanneer tu en wanneer vous Fransen zijn formeler dan Nederlanders. Ze zeggen niet gauw jij (tu). Zij tutoyeren alleen familieleden en mensen die ze heel goed kennen. Anders gebruiken ze u (vous). Dit doe je met alle mensen die je niet kent, met werkrelaties en met je meerderen. Dit is een aspect van de hiërarchie in de Franse bedrijfscultuur. Vous gebruik je ook in winkels, hotels, instellingen. Je kunt tu gebruiken bij kinderen, directe collega’s, je familie, vrienden en in sommige sociale contexten (in bijvoorbeeld een sportvereniging tutoyeert iedereen elkaar). Tegenwoordig komt het tutoyeren vaker voor door de invloed van internet, e‐mail en social media. De afgelopen jaren is er met name op het sociale vlak veel veranderd. De verhoudingen tussen jongere werknemers zijn minder gecompliceerd geworden. Tutoyeren en lossere omgangsvormen zijn in bedrijven met veel jongeren in dienst meer regel dan uitzondering. Sommige sectoren zoals de financiële sector blijven in het algemeen formeler dan de reclamesector, de kunstwereld of het onderwijs. Bij internationale bedrijven komt tu ook vaker voor door de invloed van het Engels. Het is verstandig om iemand die je niet kent met vous aan te spreken om fouten te voorkomen. Je zegt pas tu wanneer je gesprekspartner voorstelt te tutoyeren: On peut se tutoyer!
Begroetingen, gebaren en kussen De Fransen kennen de uitdrukking Simple comme bonjour. Maar groeten in Frankrijk is niet zo eenvoudig, zeker niet voor een buitenlander. De Fransen zeggen niet alleen Salut, zij drukken elkaar de hand of kussen elkaar. ’s Morgens, op de werkvloer geven collega’s elkaar de hand en soms is het gebruikelijk elkaar ’s avonds opnieuw de hand te schudden. Het schudden van de handen is dus een ritueel aan het begin en het einde van een ontmoeting ook als deze slechts vijf minuten duurt. Faire la bise (een kus geven) is daarentegen een hele kunst. Je moet jezelf altijd drie vragen stellen: wanneer, wie en hoeveel?
Wanneer?
In je vrije tijd, soms ‘s morgens met (naaste) collega’s, met je familie, en als je bij vrienden komt.
Wie?
Familieleden, kennissen, (naaste) collega's worden elke dag begroet met een kus. Status en leeftijd spelen een grote rol: de baas kus je niet. Binnen de familie kussen mannen elkaar soms. Bij de jeugd komt het vaker voor.
2
Hoeveel?
Hoe vaak men zoent, hangt van de streek af. In Parijs en in het noorden twee keer, in Normandië en Bretagne vier keer en in het zuiden drie keer. Zelfs de Fransen weten niet precies hoe (vaak) het hoort.
Meer informatie: Carte des bises: http://combiendebises.free.fr/
De conditionnel Deze conditionnel wordt in het Frans veel gebruikt. Hiermee kun je op een beleefde manier iets uitdrukken: een advies geven, een wens uitspreken of iets veronderstellen.
1. Beleefdheid: In de omgang en communicatie met Fransen is beleefdheid heel belangrijk. ‐ Pourriez‐vous me passer le directeur du marketing, s’il vous plaît? Zou u mij kunnen doorverbinden met de marketingdirecteur, alstublieft? ‐ Je voudrais parler au responsable du service clientèle, s’il vous plaît. Ik zou graag de manager klantenservice willen spreken, alstublieft.
2. Een advies of een suggestie: Om een persoon te adviseren zonder de indruk te geven dat je een bevel geeft wordt de conditionnel ook gebruikt ‐ À votre place, je prendrais quelques jours de vacances. Als ik u was, zou ik enkele vakantiedagen nemen. ‐ Nous pourrions peut‐être commencer la réunion un peu plus tôt? Zouden we misschien eerder met de vergadering kunnen beginnen?
3. Een veronderstelling: Het gaat hier om het uitdrukken van een feit dat niet bevestigd is. ‐ Selon les spécialistes, le marché s’améliorerait. Volgens de specialisten zou de markt zich verbeteren. 3
‐
Ce groupe reprendrait notre société. Deze groep zou ons bedrijf overnemen.
4. Een wens: Een manier om uit te drukken wat je graag zou willen. ‐ J’aimerais vous rencontrer. Ik zou u graag willen ontmoeten. ‐ Je souhaiterais avoir votre avis. Ik zou graag uw mening willen horen.
De ontkenning Anders dan in het Nederlands, bestaan ontkenningen in het Frans uit twee elementen: ne en een tweede (soms ook een derde) ontkennend element. De gewone ontkenning is ne…pas. Je ne travaille pas le dimanche. Ik werk niet op zondag. Je kunt ook gebruiken
ne …plus, niet meer ne…pas encore, nog niet ne…jamais, nooit ne…rien, niets ne…jamais personne, nooit iemand.
De Fransen gebruiken de ontkenning heel vaak en op een andere manier dan in het Nederlands. Zij zeggen liever:
Ce n’est pas mal (Dat is niet slecht) dan C’est bien (Dat is goed) Il n’est pas grand (Hij is niet groot) dan Il est petit (Hij is klein) Ce n’est pas cher (Het is niet duur) dan C’est bon marché (Het is goedkoop)
De ontkenning kan ook een tussenvorm zijn : Il fait beau (Het is mooi weer), Il ne fait pas beau (Het is geen mooi weer) Il fait mauvais (Het is slecht weer!)
4
De ontkenning heeft ook een subtiele culturele betekenis: A : Pensez‐vous qu’il va réussir? (Denkt u dat het hem gaat lukken?) B: Ce n’est pas impossible! (Dat is niet onmogelijk! U bedoelt dat u er niet zeker van bent, maar denkt dat het wel mogelijk is) A: Veux‐tu un café? (Wil je koffie?) B: Je ne dis pas non! (Ik zeg niet nee! Je bedoelt: heel graag!)
De voorzetsels van plaats Hier volgen de simpele basisregels voor het juiste gebruik van de voorzetsels van plaats.
À gebruik je voor in en naar een stad of dorp: Il va à Paris. Hij gaat naar Parijs. J’habite à Vught. Ik woon in Vught.
En gebruik je voor in en naar een land (vrouwelijk of beginnend met een klinker) Je vais en France. Ik ga naar Frankrijk. J’habite en Espagne. Ik woon in Spanje.
Au gebruik je voor in en naar een land (mannelijk), aux gebruik je bij meervoud Je vais au Canada. Ik ga naar Canada. Il habite aux Pays‐Bas. Hij woont in Nederland.
De gebruik je bij uit een plaats Il vient de Paris. Hij komt uit Parijs. 5
Il sort de la salle. Hij komt uit het lokaal.
Dans gebruik je bij in (erin, binnen) : Il est dans Paris. Hij is in (in het centrum) Parijs. Il est dans la maison. Hij is in (binnen) het huis.
Chez gebruik je voor bij of naar een persoon of de naam van een bedrijf Il est chez un client. Hij is bij een klant. Elle travaille chez Caron. Ze werkt bij Caron.
De Franse eetcultuur Eten en drinken zijn een wezenlijk onderdeel van de Franse cultuur. Maaltijden zijn niet alleen bedoeld om de honger te stillen, maar zijn vooral ook een belangrijke gelegenheid voor ontspanning en communicatie. De Franse keuken bestaat niet. Er bestaat niet zoiets als één enkel gerecht dat symbool staat voor de Franse keuken! Er zijn door regionale invloeden, de gebruikte producten en de mensen die de gerechten klaarmaken, veel variëteiten in gerechten. De dag begint met een licht ontbijt met thee of koffie en een stuk stokbrood met boter of jam. De belangrijkste maaltijd van de dag is traditioneel de lunch, zo rond twaalf uur. Deze bestaat meestal uit een koud voorgerecht, een warm hoofdgerecht, en ten slotte kaas en een nagerecht. De maaltijd wordt afgesloten met een kop koffie. Steeds vaker wordt er water bij de lunch gedronken en pas bij de kaas een glas rode wijn. Ook tijdens de werkweek is eten belangrijk. In Frankrijk krijgen werknemers vaak lunchbonnen (Chèque Déjeuner of Ticket restaurant). Met deze bonnen kunnen ze in bijna elk restaurant terecht. Wanneer een bedrijf zelf geen kantine heeft, is de werkgever zelfs verplicht lunchbonnen te verstrekken. Het bedrijf betaalt dan ruim 50 of 60% van het bedrag en de rest wordt op het salaris van de werknemer ingehouden en is vrijgesteld van belasting. De avondmaaltijd wordt later gegeten dan in Nederland, meestal rond 20.00 uur en is nagenoeg gelijk aan de lunch, alleen wat lichter. In het weekend of met gasten wordt een aperitief gedronken. Champagne, kir, pastis en port zijn populair.
6
Valse vrienden Om in de communicatie misverstanden te voorkomen, is het van belang dat je rekening houdt met valse vrienden. Dat zijn woorden die heel veel op woorden in het Nederlands of een andere taal lijken (vaak Engels), maar een heel andere betekenis hebben. Hier vind je een paar belangrijke voorbeelden van valse vrienden.
Le bureau en la chambre. Vous allez dans le bureau du directeur et non dans sa chambre. U gaat naar het kantoor van uw directeur en niet naar zijn slaapkamer.
Le magazine en le magasin Je lis un magazine et je fais mes courses dans les magasins. Ik lees een tijdschrift en ik doe mijn boodschappen in winkels.
Utiliser en user On utilise un dictionnaire pour rechercher un mot. Mais on use ses chaussures quand on marche beaucoup. Men gebruikt een woordenboek om een woord op te zoeken. Maar je verslijt je schoenen als je te veel loopt
Voyager en travailler On a un emploi, on travaille. Je hebt een baan, je werkt On va en vacances, on voyage. Je gaat op vakantie, je reist
7
Uitdrukkingen van tijd Hieronder vind je de belangrijkste woorden die tijd, duur of frequentie aangeven. Depuis (sinds): de handeling is nog gaande. Je travaille dans cette entreprise depuis 10 ans. Ik werk sinds 10 jaar in dit bedrijf. Pendant (tijdens, gedurende): geeft aan dat de actie is afgelopen of geeft een algemene situatie (gewoonte) aan. J’ai travaillé pendant 5 ans en France. Ik heb (gedurende) 5 jaar in Frankrijk gewerkt. Pendant les vacances, je me repose. Tijdens de vakantie, rust ik uit. Il y a (geleden): men praat over iets dat in het verleden gebeurde. J’ai commencé ce travail il y a 15 ans. Ik ben 15 jaar geleden met dit werk begonnen. Dans (over), geeft een moment in de toekomst aan. Je vais partir dans 2 jours. Ik vertrek over 2 dagen. Toujours (altijd): geeft een gewoonte aan. J’arrive toujours à l’heure. Ik ben altijd op tijd. Souvent (vaak). Je vais souvent à Paris pour mon travail. Ik ga vaak naar Parijs. Parfois (soms). Je vais aussi parfois à Londres. Ik ga soms ook naar Londen. Rarement (zelden). Je travaille rarement le soir. Ik werk zelden ‘s avonds. Jamais (nooit) Je ne regarde jamais la télévision le matin. Ik kijk ’s ochtends nooit televisie.
Anglicismen Een anglicisme is een Engels woord of een afgeleide ervan, dat ook gebruikt wordt in een andere taal. De Franse taal gebruikt veel Engelse woorden en sommige kun je niet vervangen door een Frans woord. Fransen zeggen bijvoorbeeld football en niet balle à pied.
8
Er zijn ook zogenaamde valse anglicismen; dat wil zeggen verengelste termen die in het Engels niet bestaan: faire le forcing (dwingen) bijvoorbeeld. Het Franse woord parking (parkeerplaats), in het Engels car park, is een afgeleide van to park (parkeren). Hoe vaak je anglicismen tegenkomt, verschilt per domein en branche. Je ziet ze vaak terug in de marketing (mercatique in het Frans), de economie en nog meer in de IT. Ook de Fransen gebruiken smartphones, like op Facebook, en werken in the cloud. Hier enkele vaak voorkomende anglicismen in het Frans : ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐
Le prime‐time in plaats van une heure de grande écoute. L’air‐bag in plaats van coussin gonflable de sécurité. Un one‐man‐show in plaats van un spectacle en solo. Un has‐been in plaats van une ancienne gloire. Un sponsor in plaats van un mécène. Un best‐seller in plaats van un succès en librairie Un coach in plaats van un entraîneur Vintage in plaats van rétro.
Sommige werkwoorden uit het Engels zijn ook in het Frans te vinden en worden in het Frans vervoegd. Hier enkele voorbeelden: ‐ ‐ ‐
Chatter (in het Engels to chat) sur internet in plaats van bavarder. Customiser (in het Engels to customize) in plaats van personnaliser, configurer à son idée. Zapper (in het Engels to zap) in plaats van passer d’une chaîne de télévision à l’autre ou faire l’impasse sur quelque chose (je zappe les programmes de sport).
De verbindingswoorden De verbindingswoorden zijn kleine woorden die helpen om je spraak vloeiender te maken en structuur te geven. Hier zijn enkele voorbeelden:
Om de oorzaak te definiëren:
Nous avons obtenu ce contrat grâce à votre dynamisme. We hebben dit contract gekregen dankzij uw energie. Nous n’avons pas obtenu ce contrat à cause d’un problème financier. We hebben dit contract niet gekregen wegens een financieel probleem.
9
Om de gevolgen te definiëren:
Nous souhaitons nous développer en France, c’est pourquoi nous devons améliorer notre français. We willen uitbreiden naar Frankrijk, daarom moeten we ons Frans verbeteren. Elle est très compétente, elle a donc eu une promotion. Ze is zeer competent dus heeft ze promotie gekregen.
Om het doel te definiëren:
Une réunion est organisée afin de permettre à tout le monde de donner son opinion. Een vergadering wordt georganiseerd om iedereen zijn mening te laten geven. Nous devons nous réunir pour définir une nouvelle stratégie. We moeten samenkomen om een nieuw strategie te definiëren.
Om concessies te doen:
Malgré sa fatigue, il vient travailler. Ondanks zijn vermoeidheid, komt hij werken Je suis d’accord avec vous; cependant je voudrais ajouter quelques nuances. Ik ben met u eens ; toch zou ik een aantal nuances willen toevoegen.
Tot slot In dit document hebben we een aantal onderwerpen over de Franse taal en cultuur aangestipt. Wil je echt goed leren communiceren in de Franse taal, denk dan ook eens aan een taaltraining bij Regina Coeli. De investering in tijd en geld is het dubbel en dwars waard. Meer informatie: www.reginacoeli.nl
10