Taaltips voor succesvol zakendoen in het Duits
Dit document is samengesteld als aanvulling op de test Succesvol zakendoen in het Duits. Wilt u ontdekken hoe goed u geëquipeerd bent voor zakendoen met Duitstalige bedrijven, doe dan zelf de test. Voor meer informatie: www.reginacoeli.nl
1
Wanneer Sie en wanneer du? In het Duits is het duzen en siezen (du zeggen en Sie zeggen) niet zo eenduidig meer. Het duzen wordt steeds populairder. Dat komt natuurlijk ook omdat communicatie en taal worden beïnvloed door internet: email, apps, blogs en fora. Bij een ontmoeting spelen zaken als de persoonlijke achtergrond, de regio en de ‘klik’ een rol. Dit zijn de belangrijkste factoren:
de leeftijd van de gesprekspartner: het is een ongeschreven wet onbekende jeugdigen vanaf 16 jaar
met Sie aan te spreken. de sociale context: in bijvoorbeeld een sportvereniging tutoyeert iedereen elkaar
de branche: terwijl in de IT‐ en mediabranche du gebruikelijk is, wordt in het bank‐ en
verzekeringswezen Sie gebruikt. de status: het is de hiërarchisch hoger geplaatste in een organisatie, die normaal gesproken de stap neemt om af te spreken om op du over te gaan. Dat gebeurt niet zomaar in de loop van een gesprek, maar het wordt officieel besproken en afgesproken.
de bedrijfscultuur: bij multinationals komt du steeds vaker voor. Een heel bekend voorbeeld daarvan is IKEA waar du de enig toegestane aanspreekvorm is.
Het siezen ziet men in het Duits als een teken van beleefdheid en respect en het wordt als positieve afstand ervaren. Voor jou als niet native speaker kan het lastig zijn de geschikte aanspreekvorm te kiezen. Daarom adviseren wij je Sie te gebruiken totdat de Duitser jou uitnodigt op du over te gaan.
Hoe gebruik je beleefdheidsvormen? In de omgang en communicatie met Duitsers is beleefdheid heel belangrijk. Het Duits kent verschillende beleefdheidsvormen. Het gebruik ervan wordt bepaald door de context. Om je communicatiedoel te bereiken is het essentieel dat je probeert de situatie goed in te schatten. Als je de volgende beleefdheidsvormen gebruikt, voelen Duitsers zich in ieder geval op de gepaste manier aangesproken. Voor Nederlanders lijken ze soms een beetje overdreven, maar ze zijn in het Duits heel normaal en horen bij het dagelijks taalgebruik:
Könnten Sie mir bitte ein Glas Rotwein mitbringen? Würden Sie mir bitte ein Glas Rotwein mitbringen? Wären Sie so nett, mir ein Glas Rotwein mitzubringen? Ich hätte gern ein Glas Rotwein. Ich möchte gern ein Glas Rotwein.
2
Let op:
Het Nederlandse woord mogen is in het Duits dürfen en niet mögen. Voorbeeld: Darf ich Sie etwas fragen? ‐ Mag ik u iets vragen?
Het Duitse mögen betekent in het Nederlands zoveel als houden van of lusten. Voorbeeld: Mögen
Sie Rotwein? ‐ Lust u rode wijn? Het Duitse möchten betekent in het Nederlands graag willen. Voorbeeld: Ik wil graag een glas rode wijn ‐ Ich möchte gern ein Glas Rotwein.
Valse vrienden Om in de communicatie misverstanden te voorkomen, is het van belang dat je met valse vrienden rekening houdt. Als je aan de betekenis van een woord twijfelt, is het soms beter nog eens na te vragen of je elkaar wel goed hebt begrepen. Hier vind je sommige belangrijke voorbeelden van valse vrienden (Duits ‐ Nederlands):
artig ‐ zoet/braaf nett ‐ aardig Nette Kinder sind meistens auch artig. deftig – stevig vornehm ‐ deftig In vornehmen Restaurants bekommt man kein deftiges Essen.
die Rede ‐ de toespraak der Grund ‐ de reden Es gab keinen Grund für eine lange Rede.
die Rente ‐ het ouderdomspensioen die Zinsen ‐ de rente Wer seine Rente spart, bekommt dafür Zinsen.
3
versuchen ‐ proberen, een poging doen bitten, ersuchen ‐ verzoeken
Wenn du mich so bittest, dann versuche ich, doch noch zu deinem Fest zu kommen.
Voorzetsels Hier volgen de simpele basisregels voor het juiste gebruik van de voorzetsels zu, nach en in:
Zu (+ derde naamval) wordt gebruikt om een richting aan te geven naar een:
persoon ‐ Wir fahren zum Kunden.
instituut of gebouw ‐ Sie muss zum Ministerium.
Nach (+ derde naamval) wordt gebruikt om een richting aan te geven naar een:
stad ‐ Ich fliege nach New York.
land ‐ Er fährt nach Italiën.
In hoort bij de groep van voorzetsels die zowel de derde als de vierde naamval kunnen krijgen. Als het om een locatie gaat volgt op het voorzetel in..
..bij de vraag wo?: de derde naamval Bijvoorbeeld: Wo ist Ihr Kollege? Er ist im Büro.
..bij de vraag wohin?: de vierde naamval Bijvoorbeeld: Wohin geht Ihr Kollege? Er geht ins Büro.
Landen die in het Duits een lidwoord in de naam hebben zoals die Niederlande, die Türkei of die USA volgen ook deze regel:
Ich wohne in den Niederlanden. (wo?) Ich fahre in die Niederlande. (wohin?)
Bij namen van landen is het niet mogelijk om nach te gebruiken. Let op:
Nach Hause fahren. Zu Hause sein.
4
Ontmoeten
Einen Termin vereinbaren, sich verabreden en sich näher kennenlernen hebben dezelfde intentie, namelijk iemand te ontmoeten. Maar een Duitser verwacht bij elk woord een andere ontmoetingscontext.
Einen Termin vereinbaren heeft een formele en op een onderwerp gerichte toon:
Mein Kollege hat zwecks Projektbesprechung einen Termin mit mir vereinbart.
Met sich verabreden verwacht een Duitser een gezellige ontmoeting:
Ich möchte mich mal wieder mit dir verabreden. Ich habe dich so lange nicht meher gesehen.
Als je iemand näher kennenlernen wil zou je vragen stellen als:
Arbeiten Sie schon lange hier? Wohnen Sie hier in der Gegend? Woher kommst du? Gehst du auch gerne ins Kino?
Toekomstige vorm De basisregel voor het vormen van de toekomst is:
Tegenwoordige tijd + een tijdsbepaling: Ich rufe Sie nächste Woche an. Voor jou als Nederlander is dit de eenvoudigste constructie. Een andere optie is om werden te gebruiken + infinitief (het hele werkwoord). De tijdsbepaling kan maar hoeft niet gebruikt te worden: Ich werde Sie (nächste Woche) anrufen.
Müssen, nicht müssen und nicht brauchen
Müssen, nicht müssen en nicht brauchen zijn in het Duits heel erg belangrijk, omdat door het verkeerde gebruik ervan erg snel een misverstand ontstaat. Het misverstand is voor een Duitser moeilijk te herkennen omdat alle zinnen grammaticaal correct zijn en niet raar klinken. Het gevaar schuilt erin dat u geheel onbedoeld iets anders zegt dan u voor ogen heeft:
müssen = moeten, noodzakelijk zijn Een Duitser zou Sie müssen in een formele situatie liever niet gebruiken of willen horen. Het is te dwingend. 5
Ich muss gebruikt men om uit te drukken dat men zelf iets heel noodzakelijk vindt of dat iets heel noodzakelijk is. Vaak hoort bij müssen een consequentie: Ich muss das Angebot morgen schicken. (anders krijgen wij de opdracht niet).
nicht müssen = niet absoluut noodzakelijk, maar (erg) gewenst. Een Duitser zou nicht müssen tegenover een zakenpartner gebruiken als hij belangstelling voor iets heeft of het graag zou willen hebben. Hij laat de uiteindelijke beslissing aan de gesprekspartner over: Sie müssen das Angebot morgen nicht
schicken. (het is niet noodzakelijk dat ik het morgen ontvang, u bent zeker druk, maar ik verwacht het eigenlijk wel).
nicht brauchen = niet hoeven Een Duitser zou nicht brauchen (+ zu + infinitief/hele werkwoord) tegenover een zakenpartner alleen maar gebruiken als hij vindt dat iets niet noodzakelijk is om te doen: Sie brauchen das Angebot morgen nicht zu
schicken. (Ik heb sowieso morgen geen tijd om het door te nemen of het gaat hier om een planning op lange termijn, het heeft geen haast).
Zakendoen in Duitsland Zoals overal is natuurlijk ook voor een Duitser bij het zakendoen de persoonlijke relatie belangrijk. Een vertrouwensvolle relatie met hun zakenpartners laten Duitsers meestal langzaam groeien. Zich aan de afgesproken planningen te houden wordt door hen net zo gewaardeerd als bijvoorbeeld het tonen van vakcompetentie en een goede voorbereiding op een bijeenkomst. Als je bij het zakendoen met dit soort belangrijke aspecten rekening houdt voelen Duitsers zich bij jou in goede handen en werken ze heel graag met je samen.
Naamvallen De naamvallen zijn veel makkelijker dan je denkt. Wanneer je inzicht krijgt in de toepassing ervan in taalsituaties zijn de naamvallen zelfs leuk. Dat is ook de reden waarom je hier nu niet uitgebreide schema’s en overzichten van alle vormen en toepassingen van de naamvallen krijgt. We raden je aan een taaltraining Duits te volgen waarin je de taal (en de naamvallen) leert gebruiken in een realistische en voor jou relevante context. En dan merk je het vanzelf:
Deutsch macht Spaß!
6
Uitdrukkingen Je kunt allerlei uitdrukkingen in de zakelijke context gebruiken, zoals bijvoorbeeld bij onderstaande voorbeelden:
Der springende Punkt bei dieser Frage ist die Effektivität. De kern van deze vraag is de effectiviteit.
Wir müssen alle Hebel in Bewegung setzen, um unser Ziel zu erreichen. We moeten alles in het werk stellen om ons doel te bereiken.
Die Sache hat einen Haken. Er zit een addertje onder het gras.
Wir erwarten dieses Jahr eine Umsatzsteigerung von Pi mal Daumen 2%. Wij verwachten dit jaar een omzetverhoging van ‐ met de natte vinger ‐ 2%.
Ich verstehe nur Bahnhof. Ik kan er geen touw aan vastknopen.
Seine Sprüche gehen mir immer auf den Keks. Zijn geklets werkt me steeds meer op mijn zenuwen.
Tot slot In dit document hebben we een aantal onderwerpen over de Duitse taal aangestipt. Wil je echt goed leren communiceren in de Duitse taal, denk dan ook eens aan een taaltraining bij Regina Coeli. De investering in tijd en geld is het dubbel en dwars waard. Met het spreken van de Duitse taal gaan er deuren voor u open die u anders maar met moeite open kunt wrikken. Meer informatie: www.reginacoeli.nl
7