MIGRANTENSTUDIES, 2011, NR. 1
Wijkidentiteiten in voorstedelijk Frankrijk Gevangen tussen mise`re en trots
Luuk Slooter*
Samenvatting In het recente Nederlandse publieke en politieke debat wordt gewelddadig en overlastgevend gedrag vaak verbonden aan etniciteit en religie. In Frankrijk is men juist terughoudend in etnische en religieuze benoemingen en wordt geweld in de eerste plaats verbonden aan de plekken waar het zich afspeelt: de banlieues. Dat zou kunnen betekenen dat groepsgrenzen minder zichtbaar zijn in de Franse samenleving. Aan de hand van exploratief etnografisch onderzoek onder Franse voorstedelijke jongeren, geeft dit artikel inzicht in de manier waarop een breder dominant discours zich vertaalt op lokaal niveau. Daaruit blijkt dat respondenten wel degelijk spreken over een wij-zijscheiding. De grenzen worden volgens hen bepaald door racisme onder de oppervlakte en langs de openlijk uitgesproken randen van de stad. Dit artikel laat zien hoe een proces van toeschrijving en toe-eigening uitmondt in de creatie van multiculturele wijkidentiteiten die bewegen tussen lokaal slachtofferschap en lokale trots. Het bespreekt de opsluiting tussen liefde en afkeer voor de eigen wijk, een verstrikking in twee realiteiten. Die tweestrijd en identificatie met de wijk is in dit onderzoek prominenter aanwezig onder jongens dan onder meisjes.
Inleiding In 2005 wordt Frankrijk opgeschrikt door een golf van geweld. Televisiebeelden van brandende auto’s gaan de wereld over. Wat begint als lokale en relatief beperkte onrust in een Noord-Parijse voorstad groeit uit tot een episode van rellen die zich in drie weken tijd over het gehele land verspreidt. Meer dan tienduizend auto’s en een paar honderd gebouwen gaan in vlammen op (Rivayrand, 2006, p. 56). Niet eerder in de Franse geschiedenis van voorstedelijk geweld werden zoveel auto’s in brand gestoken; de duur en geografische verspreiding van het geweld in 2005 waren eveneens uitzonderlijk (zie ook Mauger, 2006). Meestal houden rellen slechts een paar dagen aan en blijven zij beperkt tot e´e´n of een paar wijken. Hoewel de rellen van 2005 qua intensiteit dus ongekend waren, vonden de eerste autobranden al plaats aan het eind van de jaren
43
MIGRANTENSTUDIES, 2011, NR. 1
zeventig van de vorige eeuw. Begin jaren tachtig kwamen zogenoemde rodeos1 in Les Minguettes, een voorstad van Lyon, voor het eerst groots in het nieuws (zie onder andere Dikec¸, 2007). Vanaf dat moment, en ook na 2005,2 verschijnen voorstedelijke geweldspektakels op min of meer reguliere basis in kranten, op televisie en internet. Zij gaan vaak gepaard met een kakofonie van stemmen. Politici, journalisten, academici; allen doen een poging om het geweld uit te leggen en om het te verklaren. Die stemmen richten zich niet alleen op autobranden, maar ook op ander soort overlastgevend gedrag zoals de bedreiging van buschauffeurs, problemen die zich voordoen met buurtbewoners, drugshandel, bendevorming en geweld op scholen. Net als in Nederland staan gevoelens van onveiligheid en dreiging, hoog op de politieke agenda in Frankrijk. Een opvallend verschil tussen de twee landen is echter de dominante ondertiteling die gegeven wordt aan beelden van gewelddadig en overlastgevend gedrag. In Nederland staan Moslims en Marokkanen daarbij in toenemende mate centraal; in Frankrijk gaat het in de eerste plaats over bepaalde plekken: zone-de-non-droit, banlieue, cite´, zone urbain sensible, quartier pauvre, quartier populaire, ghetto. De term ‘banlieue’ is zowel in Frankrijk als daarbuiten het prominentst aanwezig. Dat wil niet zeggen dat in Nederland plekken waar geweld zich voordoet niet worden benoemd, dat gebeurt wel degelijk. Probleemwijken, vogelaarwijken, aandachtswijken; het zijn slechts enkele voorbeelden van labels die vaak gebruikt worden en waarop actief overheidsbeleid wordt gevoerd. Evenmin betekent het dat in Frankrijk etniciteit of religie onbesproken blijft. Een tendens is wel zichtbaar: een Nederlandse nadruk op de etnische/religieuze actoren van gewelddadig en overlastgevend gedrag, een Franse nadruk op het theater waar geweld zich afspeelt. De Franse terughoudendheid in het benoemen van etniciteit en religie kan begrepen worden vanuit het universalistische model, gestaafd naar de grondbeginselen van de Republiek en vaak afgezet tegen het Britse multiculturalisme (zie onder andere Favell, 1998). Liberte´, E´galite´, Fraternite´, zo luidt het Franse nationale motto. Gelijkheid is het uitgangspunt en zodoende dienen benoemingen en vormingen van subgroepen in de samenleving zo veel mogelijk te worden voorkomen. In statistieken wordt daarom doorgaans geen onderscheid gemaakt naar etnische afkomst3 en in publieke, politieke en academische discussies worden etnische specificaties vaak vermeden. De angst voor mogelijke breuklijnen in de Franse Republiek, gedeeltelijk voorkomend uit een geschiedenis met een regionaal sterk verdeeld Frankrijk (zie o.a. Chambon, 2004), beı¨ nvloedt tot op de dag van vandaag in sterke mate het debat. Ieder individu is gelijk, iedereen is burger van de Franse Republiek. Dat is het idee. Een vorm van universalisme die, paradoxaal genoeg, een Franse uitzondering genoemd kan worden. Een evenzo grote nadruk op het laı¨cite´-principe, dat religie bestempelt als een prive´aangelegenheid, houdt godsdienst zo veel mogelijk buiten de deur. In Nederland menen sommigen dat het expliciet benoemen van verschillen tussen bijvoorbeeld autochtonen en allochtonen, Moslims en niet-Moslims, Marokkanen en Nederlanders leidt tot verharding van groepsgrenzen. Etniciteit en religie zouden zo kristalliseren en steeds meer gepaard gaan met een
44
Luuk Slooter: Wijkidentiteiten in voorstedelijk Frankrijk
reeks ‘normatieve associaties, motieven en karaktereigenschappen’ (zie ook Bhatia, 2006, p. 5). Het feit dat het debat in Frankrijk veel minder in etnische termen wordt gevoerd zou kunnen betekenen dat het groepsgrenzen onzichtbaar, of ten minste ‘vloeibaar’ houdt. In dit artikel zal ik kijken naar de consequenties van die voorkeur om geweld geografisch in plaats van in etnische of religieuze termen te duiden. Ik probeer aan de hand van exploratief etnografisch onderzoek inzicht te geven in de gevolgen van het dominante banlieue-etiket op de zelfperceptie en de identiteitsconstructie van jongeren die woonachtig zijn in voorstedelijk Frankrijk. Met andere woorden: hoe wordt het ervaren door jongeren? Welke betekenis geven zij er aan? En wat voor gevolgen heeft dat voor hoe zij zichzelf zien? De empirische onderbouwing van dit artikel is gebaseerd op verschillende periodes van veldonderzoek tussen 2007-2010 (in totaal 10 maanden) in probleemwijken in het Noord-Parijse district 93, Seine Saint-Denis. Qua voorstedelijke problematiek wordt het district beschouwd als een van de meest problematische gebieden van Frankrijk. Bovendien zijn de rellen in 2005 hier begonnen. De verwachting dat jongeren uit Seine Saint-Denis vaak geconfronteerd worden met negatieve geografische benoemingen maakt dit district een geschikte plek voor onderzoek. De belangrijkste onderzoeksmethoden zijn participerende observatie en diepte-interviews. Ten eerste hebben regelmatige bezoeken gedurende enkele maanden aan een jeugdhuis in voorstad Montfermeil inzicht gegeven in het dagelijks leven van jongeren in een ‘probleemwijk’. Het jeugdhuis organiseert activiteiten en biedt een ‘hangplek’ voor jongeren tussen de 8 en 25 jaar. Voor het afnemen van interviews is gedurende een aantal weken deelgenomen aan de bestaande activiteiten van het jeugdhuis, om zodoende een vertrouwensrelatie op te bouwen. Dagelijks werd het jeugdhuis bezocht door ongeveer 25 jongeren, uit een totale groep van zo’n 70 regelmatige bezoekers. Ten tweede, is empirisch materiaal verzameld tijdens en na afloop van vier burgerschapstages van het programma ‘Dialogue Citoyens’. De stages zijn alternatieve straffen voor jongeren die vanwege lichte vergrijpen in aanraking zijn gekomen met justitie. In plaats van een geldboete (of als aanvulling daarop) doorlopen de deelnemers een vierdaags programma, waarin voornamelijk groepsdiscussies worden gehouden over verschillende onderwerpen rondom het thema burgerschap (e.g. Hoe ga ik om met de politie? Wat kan de lokale politiek voor mij betekenen? Hoe vind ik een baan? Hoe ga ik om met discriminatie?). De meeste deelnemers aan de stages waren eveneens woonachtig in district Seine Saint-Denis. Elke stage werd bezocht door 10-20 deelnemers. In totaal gaat het dus om een groep van ongeveer 125 personen; waarvan 25 uitvoeriger zijn geı¨ nterviewd (zie tabel 1). Bij de selectie van deze subgroep was het van belang dat zowel jongens als meisjes zouden deelnemen aan het onderzoek en dat zij daadwerkelijk in een ‘probleemwijk’ woonachtig waren. De leeftijd van de respondenten varieerde van 13 tot 33 jaar, het merendeel bevond zich echter in de leeftijd tussen 17-22 jaar oud. De onderzoekspopulatie is niet representatief voor de gehele jongerenpopulatie woonachtig in Franse ‘probleemwijken’, noch voor die in Seine Saint-Denis. Dat beoogt het ook niet te zijn. De hier gehanteerde etnografische en exploratieve aanpak
45
MIGRANTENSTUDIES, 2011, NR. 1
steunt op een interpretatief, hermeneutisch perspectief, waarbij ik primair geı¨ nteresseerd ben in de wijze waarop respondenten betekenis geven aan hun wereld. Het legt een vergrootglas op een aantal jongeren en probeert zodoende hun percepties en de betekenis die zij geven aan hun wijk weer te geven. Centraal staan daarbij niet zozeer de ‘ree¨le’ en meetbare cijfers, zoals werkloosheidspercentages en armoedecijfers, maar de zienswijze en stemmen van jongeren in de cite´s, hun worstelingen in de constructie van een veilige identiteit. Het doel is om inzicht te geven in de manier waarop een breder dominant maatschappelijk discours zich vertaalt op lokaal niveau. Voordat gekeken wordt naar wat het banlieue-etiket ‘doet’, is het eerst van belang om te bespreken wat het ‘is’.
Banlieues en cite´s Wat is een ‘banlieue’? De term vindt haar oorsprong in de Middeleeuwen en komt voort uit een samenvoeging van de woorden ‘ban’ (een verwijzing naar de rechtsbevoegdheid van de opperleenheer) en ‘lieue’ (een afstandsmaat - 4,44 kilometer). Het betrof destijds een afgemeten gebied om de stad, dat afhankelijk was van het gezag van het centrum (Le Goaziou & Rojzman, 2006, p. 5). Tegenwoordig, kan de term banlieue het best vertaald worden als ‘voorstad’, een wijk die rondom het centrum van een grote stad ligt. Met name gedurende de afgelopen decennia, en nog sterker na de rellen van 2005, hebben ‘de banlieues’ een negatieve bijklank gekregen. Dikec¸ (2007) laat in een recente studie naar het Franse voorstedelijk beleid zien dat sinds het begin van de jaren negentig, gelijktijdig met de opkomst van een hernieuwde hang naar het republicanisme, de term banlieue in het politieke en publieke debat steeds meer en steeds vaker vervlochten raakt met dreiging en gevaar en impliciet gekoppeld wordt aan migratie. Ook populaire cultuuruitingen dragen bij aan het mythische beeld van verderfelijkheid en wild west scenario’s in de banlieues. Voorbeelden zijn de gewelddadige actiefilm ‘Banlieue 13’ en de videoclip bij het liedje ‘Stress’ van het Franse duo Justice, waarin een vijftal jongens uit de banlieue een spoor van vernieling en geweld achterlaten in en rond Parijs. Maar net als het ‘Marokkanen-etiket’ in het Nederlandse debat een te brede benaming is voor de groep mensen die overlast pleegt, is de term banlieue een te brede benaming voor de plekken waar de problematiek zich concentreert. Lang niet alle Franse voorsteden worden geconfronteerd met veiligheidsproblemen. Er zijn veel welvarende banlieues, zoals Versailles of Neuilly-sur-Seine. En ook in die banlieues die als problematisch te boek staan, zoals het NoordParijse Clichy-sous-Bois en Montfermeil, waar de rellen van 2005 begonnen, gaat het slechts om een deel van de voorstad, waar afgebladderde flats, verwaarlozing en armoede zich concentreren (zie figuur 1 en 2). Hoewel de term banlieue dominant is in het debat en ook door veel jongeren uit probleemwijken zelf wordt gebruikt, komen termen als cite´s of quartiers sensibles (bepaalde wijken in banlieues) nauwkeuriger overeen met de gebieden waar de problematiek zich voordoet.
46
Luuk Slooter: Wijkidentiteiten in voorstedelijk Frankrijk
Figuur 1 en 2. Zelfde banlieue, andere wijk. (Foto’s: Luuk Slooter)
47
MIGRANTENSTUDIES, 2011, NR. 1
Wat doet het banlieue-etiket? De dominantie van dat negatieve beeld rondom de banlieues, heeft consequenties voor de vorming van sociale identiteiten van jongeren in de cite´s. Sociale identiteiten zijn zowel het product als de consequentie van interacties van beelden die wij van onszelf hebben en die anderen van ons hebben. Een samenspel van toeschrijving en toe-eigening. Sociale identiteiten zijn dynamisch en veranderbaar, maar ondervinden wel de beperking van een politieke en historische context waarin zij ontstaan en zich ontwikkelen (zie o.a. Lamont, 2002). Sociale Identiteitstheorie (Tajfel & Turner, 1986) gaat ervan uit dat men over het algemeen streeft naar een positief in plaats van een negatief zelfbeeld. Een deel van dat zelfbeeld bestaat uit groepsaffiliaties. Positieve beelden van de groep, waartoe men behoort, kunnen dus gebruikt worden om tot een positief zelfbeeld te komen. Als leden van een groep echter op een negatieve manier worden afgebeeld, zoals de jongeren uit de cite´s, zijn er verschillende strategiee¨n om dat beeld te veranderen (zie o.a. Seul, 1999). Ee´n van die strategiee¨n is ‘symbollic inversion of power relations’, waarbij groepskenmerken die algemeen als negatief te boek staan worden omgebogen tot krachtige, positieve eigenschappen. Een tweede strategie richt zich op de punten waarop groepen zich met elkaar vergelijken. In die vergelijkingen worden bepaalde groepseigenschappen die leiden tot een positief beeld uitvergroot (e.g. onderlinge solidariteit), terwijl meer sociaal significante eigenschappen (e.g. school- of arbeidscarrie`re, financie¨le situatie) waarop de groep slecht scoort worden genegeerd. Op die manier kan de groep zich naast of boven andere groepen plaatsen (zie ook Lamont, 2002). Later in dit artikel zal blijken dat beide strategiee¨n worden gehanteerd door de geı¨ nterviewde jongeren om tot een positief zelfbeeld te komen. Het wordt echter ook duidelijk dat die strategiee¨n slechts beperkt houdbaar zijn. Het laat de worsteling zien tussen verachting en verering, tussen liefde en afkeer voor de wijk waar je woont.
Racistische breuklijnen onder de oppervlakte ‘‘Liberte´, E´galite´, Fraternite´. Het zijn alleen maar geschreven woorden. Ze bestaan niet echt, ze zijn niet waar’’, zegt Mazi4 (21 jaar, woonachtig in Clichy-sous-Bois). Zabryna (18, Montfermeil) vertelt: ‘‘Wanneer ik op straat loop met een vriendin, wij tweee¨n, we lachen, we luisteren naar muziek... Dan kijken anderen naar ons alsof we dieren zijn, zo kijken ze naar mij.’’ Haar vriendin Dhalia (17, Montfermeil) zegt even later: ‘‘Ik houd van Frankrijk. In mijn hoofd voel ik me Frans, maar door mijn huidskleur voel ik me niet Frans.’’ Het officieel vermijden van raciale, etnische en culturele breuklijnen in de samenleving betekent niet automatisch dat die ook niet bestaan. Mazi, Zabryna en Dhalia zijn niet de enigen; alle geı¨ nterviewde jongeren met een migrantenachtergrond ondervinden problemen gerelateerd aan hun afkomst (of die van hun ouders). Niet zozeer omdat ze specifiek Senegalese, Malinese of Marokkaanse wortels hebben, maar vanwege het feit dat ze onder de bredere categoriee¨n van ‘Noirs’ of ‘Arabs’ vallen. Die termen om groepen op
48
Luuk Slooter: Wijkidentiteiten in voorstedelijk Frankrijk
basis van uiterlijke kenmerken te identificeren worden in de cite´s overigens wel openlijk en veelvuldig gebruikt. Ondanks een nationale belofte van gelijkheid, wordt onderscheid ervaren. De kernwaarden van de republiek zijn in beginsel een prijzenswaardig streven; ze geven richting en doel aan een samenleving. Het hooghouden van dat nationale motto wordt echter problematisch wanneer zij te ver verwijderd raakt van de realiteit (zie ook Favell, 1998). In het debat bestaat een officie¨le versie waarin het ideaal van de afwezigheid van verschil heerst, en een versie die daar vlak onder ligt waarin verschil we´l bestaat, wordt toegekend en toegee¨igend. Waar de expliciete benoeming van etnische groepen in Nederland tot discussie leidt: ‘het stigmatiseert, het polariseert’; is in Frankrijk juist de afwezigheid van die etnische etiketten een punt van debat: ‘het geeft te weinig erkenning aan diversiteit, het sluit de ogen voor verschillen.’ Het is een spagaat waarin de fundamentele vraag centraal staat of verschil genegeerd of erkend moet worden, om gelijkheid te cree¨ren.
Openlijk uitgesproken wijkgrenzen De geı¨ nterviewde jongeren voelen zich niet alleen uitgesloten door de ervaring van raciale discriminatie, maar ook door de wijkgrenzen die veel openlijker worden uitgesproken. Het negatieve ‘banlieue’-etiket dat ze van buitenaf krijgen opgeplakt wordt soms lijdensvol ondergaan. Op andere momenten omarmen ze het juist met passie. Het is een paradoxale wisselwerking tussen rollen: ‘slachtoffers van het systeem’ en ‘helden van de getto’. Ze vormen de pilaren van een nieuw gecree¨erde sociale identiteit waarin de eigen cite´ centraal staat, de plek waar ze vaak geboren en opgegroeid zijn. Soms wordt over naburige cite´s gesproken, maar bijna nooit over probleemwijken in bijvoorbeeld Lyon of Toulouse. Deze lokale cite´-identiteiten hebben vaak een multietnisch karakter, worden vooral op straat gecree¨erd en zijn vooral onder jongeren prominent aanwezig. Het is echter van belang om te benadrukken dat deze wijkidentiteiten niet door iedereen die in een cite´ woont, worden omarmd, en dat zij zich in verschillende vormen en gradaties manifesteren. Zo voelen sommige jongeren nauwelijks binding met hun wijk. Hun leven speelt zich af buiten de wijk. Ze hebben elders werk of gaan naar de universiteit. Voor hen is de cite´ alleen een plek om te slapen. Ze zijn onzichtbaar in het dagelijkse straatbeeld van de cite´. Bovendien dienen de cite´s, ondanks dat zij ingebed liggen in eenzelfde globale en nationale context, niet te snel als equivalent aan elkaar te worden beschouwd. De cite´s zijn niet op een invloedrijke wijze met elkaar verbonden door een beweging of organisatie. Juist doordat deze wijken vaak afgesloten, geı¨ soleerde gebieden zijn, is het moeilijk om tot een landelijke stem te komen. De etnische samenstelling van de wijk, lokaal beleid, de aanwezigheid van associations, mogelijke animositeit tussen naburige cite´s, vijandigheid tussen groepen binnen cite´s, lokale traumatische gebeurtenissen (zoals incidenten die aanleiding geven tot rellen) en veranderingen in de wijk (zoals de komst van nieuwe inwoners of het afbreken van oude flats in het kader van renovatie-
49
MIGRANTENSTUDIES, 2011, NR. 1
programma’s), al die lokale factoren bepalen mede de invulling van de cite´identiteiten. Voorzichtigheid is dus geboden bij generaliserende analyses over ‘de banlieues/de cite´s’.
Slachtoffers van het systeem Ondanks verschillen binnen en tussen wijken, blijkt uit de interviews en observaties dat de respondenten een min of meer gemeenschappelijk verhaal hebben, waarin de ‘moeilijkheid van het leven in de cite´’ wordt benadrukt. Die mise`re krijgt, zoals gezegd, vaak een lokale of persoonlijke invulling, maar spitst zich doorgaans wel toe op drie domeinen, die elkaar onderling versterken: fysieke isolatie en marginalisatie (1), problemen rondom scholing en werk (2), en een problematische relatie met de lokale politie (3).
Fysieke isolatie en marginalisatie ‘‘Er is een cite´ die echt vies is. Ze maken het nooit schoon. Mijn moeder en ik kwamen er langs met de auto en we zeiden tegen elkaar: ‘We zijn in Afrika’. Later hadden we het erover. We zijn in Frankrijk; hoe kan het zo vies zijn?’’ vertelt Zabryna. De cite´s, doorgaans een verzameling van sociale hoogbouw grotendeels gebouwd in de jaren zestig, zijn vaak zo geconstrueerd dat ze geı¨ soleerd liggen van hun omgeving. Bijvoorbeeld doordat ze fysiek begrensd worden door een rondweg, snelwegen, treinrails, water et cetera. Hoewel de wijken destijds gebouwd werden als prestigeobjecten van het ‘nieuwe wonen’ in rust en ruimte, werden het al snel vergeten eilanden in een stedelijke omgeving. Ondanks grootschalige stedelijke renovatieprogramma’s die momenteel verandering brengen in de staat van de gebouwen, klagen veel respondenten over afgebladderde flats, kapotte liften en vuilnis op straat. Bovendien zijn openbaar vervoer verbindingen, zowel tussen de banlieues waarin die cite´s liggen als met het stadscentrum van Parijs, vaak slecht en/of gelimiteerd. Dat is echter geen noodzakelijke voorwaarde voor het gevoel van isolatie. De Noord-Parijse voorsteden La Courneuve en Aubervilliers liggen bijvoorbeeld aan de uiteinden van de Parijse metrolijnen en zijn daarnaast goed bereikbaar per trein en bus. Desalniettemin, zeggen respondenten uit deze voorsteden zich afgesloten te voelen van ‘de rest’. Hoewel de fysieke isolatie zeker van belang is, bestaat de kern van het probleem uit een psychologische isolatie. Veel respondenten hebben het gevoel ‘gestald’ te zijn in de banlieue. Ze hebben het idee dat het Parijs van de Eiffeltoren en de Champs-Elyse´es niet voor hen is bedoeld, dat zelfs de winkelstraten in een welvarender deel van de banlieue waar zij wonen alleen voor de rijken zijn. Zij horen in de cite´s en horen daar te blijven. Het benoemen van plekken blijkt zodoende slechts een gecamoufleerde manier van het benoemen van mensen.
50
Luuk Slooter: Wijkidentiteiten in voorstedelijk Frankrijk
Gebrek aan scholing en werk ‘‘Ik sta wel ingeschreven, maar ik ga niet. School is niet mijn ding. Ik ben er niet voor gemaakt. Ik houd er niet van’’, zegt Kamel (18, Montfermeil). ‘‘We hebben alles geprobeerd, maar we hebben nog steeds geen baan’’ Aissatou (19, La Courneuve) en Babaker (18, La Courneuve) weten hoe het komt: omdat ze zwart zijn e´n omdat ze uit ‘de banlieue’ komen. Ze twijfelen over het nut van onderwijs. Die scepsis wordt versterkt door veelvuldig te verwijzen naar een vriend of familielid die na een succesvolle schoolcarrie`re uiteindelijk een baantje heeft bij de McDonald’s of de Kentucky Fried Chicken. Het feit dat veel ouders of oudere broers en zussen geen baan kunnen vinden heeft mogelijk ook een negatieve impact op hen die nog wel naar school gaan (zie ook Lagrange, 2006; en Paulle, 2005 voor een interessante etnografische studie naar ‘probleemscholen’ in de VS en Nederland). De geı¨ nterviewde jongeren die wel een baan hebben zijn vaak slechts in het bezit van een tijdelijk contract of hebben enkel een baantje voor de zomermaanden. Sommige jongeren zeggen op hun cv een andere postcode op te geven, om wijkgerelateerde discriminatie te voorkomen. Ze zeggen dat als een werkgever ziet dat ze uit een slechte wijk uit district 93 komen, hun brief automatisch aan de kant wordt gelegd. Anderen sturen helemaal geen sollicitatiebrieven meer, ze kunnen de verleiding van een florerende zwarte markt rondom drugs, wapens en andere goederen niet weerstaan.
Lokale politie ‘‘Ik houd niet van politieagenten. Ze lokken het uit. Ze lokken het uit. En vooral bij de Arabieren en de Zwarten. Ik was er bij een dag. Ze ondervroegen iemand en ze werden agressief. Het was erg. Echt, het zijn de agenten die het uitlokken. En ze voelen zichzelf superieur, omdat ze een uniform aan hebben’’, zegt Zabryna. Dhalia nuanceert het antwoord van haar vriendin: ‘‘Niet elke politieman is als de andere. Ze doen hun werk, maar ik heb gemerkt dat ze hun macht te vaak misbruiken.’’ Mazi herhaalt: ‘‘Controle, Controle, Controle.’’ Hij verwijst naar de vele identiteitscontroles die dagelijks door de politie worden uitgevoerd rondom de cite´s. De relatie tussen jongeren en de staat is moeizaam. Dat uit zich in de eerste plaats in een algemene afkeer tegen de voormalige minister van Binnenlandse Zaken en sinds 2007 president van de Republiek: Nicolas Sarkozy. Hij wordt, met name na de rellen van 2005, gezien als de personificatie van het ‘systeem’. Dat ‘systeem’ kan naar het idee van veel respondenten beschouwd worden als de schuldige van de ellende waarin zij zich momenteel bevinden. Die onvrede uit zich voornamelijk op lokaal niveau en richt zich op de lokale politie, de tastbare representatie van dat systeem (zie Wacquant, 2008). Een paar geı¨ nterviewde jongens zegt soms meerdere keren per dag, zonder aanwijsbare reden, gevraagd te worden om hun identiteitskaart te tonen. Dat gebeurt ook als de politie weet wie zij zijn en waar ze wonen. Ze zien het daarom als een grenscontrole, een douane-inspectie: opnieuw een bevestiging dat ze in hun
51
MIGRANTENSTUDIES, 2011, NR. 1
eigen cite´ dienen te blijven. Bovendien zouden die controles soms gepaard gaan met racistische en denigrerende opmerkingen van politieagenten. Aan de andere kant raken sommige jongens al verhit bij het enkel voorbijrijden van een patrouille auto van de politie en maken zij zich schuldig aan handgebaren en scheldpartijen jegens agenten of erger (zie ook Mohammed & Mucchielli, 2006). In graffiti op muren en in portieken staat veelvuldig: ‘Nique la Police’, ‘Fuck the police’. Door de jaren heen is het verworden tot een kat en muisspel waarin beide partijen als sterkste willen eindigen.
Helden van de getto ‘‘Voor mij is het iets goeds. Ik zeg het gewoon. Ik ben een ‘banlieusard’. Omdat ik weet, ik weet dat ik uit de banlieue kom, dus...de term is dan ‘banlieusard’... Het is waar ik woon, dus dat kan ik niet ontkennen’’, zegt Karim (19, Montreuil). Ahmed (33, Saint-Denis) zegt vol trots: ‘‘Ik weet niet precies wat ik ben. Half Algerijn, half Frans. Ik ben in ieder geval 100% banlieusard.’’ Hoewel jongeren uit de cite´s het stempel banlieue opgedrukt krijgen, beschrijven ook veel respondenten zichzelf als banlieusards of als jeune de banlieue. De twee eerder genoemde strategiee¨n worden toegepast om het negatieve beeld van de ‘banlieue’ om te buigen naar een positief beeld van de eigen cite´. Ten eerste, zoals geı¨ llustreerd met bovenstaande uitspraken van Karim en Ahmed, wordt een krachtig punt gemaakt van het feit dat ze woonachtig zijn in de cite´s. Ze zijn er trots op. De grenzen van de wijk worden benadrukt door een eigen ‘banlieue vocabulaire’ (verlan), aan de hand van raps, zoals ‘Banlieusards’ van rapper Kery James en door hun wijken vol affectie te vergelijken met Amerikaanse getto’s. In graffiti op muren en bushokjes staat de postcode van Montfermeil: ‘93 370 en force’. Sommigen dragen T-shirts met ‘Ghetto Fabulous Gang’, met aan de achterzijde ‘93’ of ‘95’, afhankelijk van het departement waar ze wonen. Ze laten ‘de ander’ duidelijk zien en horen waar ze vandaan komen. De cite´ is hun plek. Kamel zegt over zijn cite´: ‘‘Ik ben trots op mijn wijk. Soms, wanneer ik in een andere wijk ben en vertel dat ik uit Les Bosquets kom, zijn ze bang. Ze weten dat Les Bosquets de sterkste is... Wanneer iemand mij daar in elkaar slaat, zullen de volgende dag de mensen uit Les Bosquets komen om iedereen in elkaar te slaan.’’ De tweede strategie is eveneens zichtbaar. Vergelijkingen met ‘de ander’ worden gemaakt op basis van positieve eigenschappen van de eigen groep, terwijl sociaal significante eigenschappen die wijzen op succes, zoals rijkdom, worden onderbelicht. Veel jongeren beschrijven de onderlinge solidariteit in hun cite´ in vergelijking met het kille en snobistische centrum van Parijs. In de cite´s kent iedereen elkaar en heerst er nog echte fraternite´. ‘‘Het is ons gelukt om te leven als gemeenschap. Het is ons gelukt om samen te leven. Dat is goed, want in andere steden bijvoorbeeld, waar de rijken en de ‘bourges’5 wonen, is het ieder voor zich en God voor ons allen. In de banlieue is er een teamspirit. Iedereen kent elkaar. Dat is goed’’, zegt Dhalia. Aissatou vindt het ook: ‘‘De sfeer is het beste hier, iedereen is vriendelijk... In Parijs is dat niet zo. Het is ‘bonjour’ en ‘au revoir’ en daar stopt het. Soms niet eens een ‘bonjour’. Nee, ik houd niet van
52
Luuk Slooter: Wijkidentiteiten in voorstedelijk Frankrijk
Parijs, het is beter om in mijn vieze banlieue te blijven dan om naar Parijs te gaan. In Parijs kijken mensen elkaar argwanend aan. Ze hebben grote auto’s, voelen zichzelf groots, maar zijn klein in hun hart...’’ Veel van de geı¨ nterviewde jongeren benadrukken de eensgezindheid in hun wijk: de Arabieren, de zwarten, de blanken. Allemaal samen. In hun wijk is er echt sprake van e´galite´. Later blijkt echter dat het beeld soms minder rooskleurig is dan aanvankelijk werd geschetst. Zabryna, die eerst sprak over een teamspirit, zegt later ‘‘Ook de zwarten zijn racistisch tegen andere zwarten. En ook de Arabieren.’’ Haar vriendin Dhalia voegt eraan toe: ‘‘Als iemand succesvol is en de ander niet, dan worden ze jaloers.’’ Kamel zegt: ‘‘Er is een minderheid [in de cite´] die niet als ons zijn, ze hebben een andere opvatting. Ze zijn niet solidair. Ze bellen de politie en stemmen op Sarkozy. De oudere Arabieren en Zwarten, en vooral de Turken.’’ De identiteit die wordt ontleend aan de wijk is ambivalent: aan de ene kant wordt de cite´ gezien als een inferieure plek, en aan de andere kant wordt zij passievol omarmd. Veel van de geı¨ nterviewde jongeren worden heen en weer geslingerd tussen die twee realiteiten: lokaal slachtofferschap en lokale trots. Die ambivalentie uit zich eveneens in gedrag en inscripties die gekoppeld zijn aan wijkidentiteiten. Zo begint de claim van het territorium op spoor 43 van het Parijse Gare du Nord, de plek waar de trein vertrekt naar voorsteden als La Courneuve, Drancy en Aulnay-sous-Bois. Een muur aan het perron staat vol cijfers in graffiti: de postcodes van verschillende wijken. Dezelfde opeenvolging van cijfers leidt op hun cv tot discriminatie door anderen; in graffiti op de muur tot onderscheiding van jezelf van anderen. Het is een opsluiting in een territoriaal stigma, dat aan de ene kant wordt veracht door discriminatie van buiten en tegelijkertijd aantrekt doordat het status en erkenning binnen de eigen groep geeft. In bovenstaande paragrafen komen zowel jongens als meisjes aan het woord. Ze lijken een zelfde discours te hebben. Beiden spreken over discriminatie en uitsluiting, beiden komen op voor hun wijk. Toch is er een verschil. Uit de interviews en observaties blijkt dat de vrouwelijke respondenten over het algemeen een minder innige band hebben met de wijk dan de mannelijke respondenten. Meisjes uitten zich doorgaans minder extreem op de twee polen van de cite´-identiteit: ze zien zichzelf minder als slachtoffers en profileren zich in mindere mate als heldinnen van de getto. Bovendien, keurden meisjes vaak het overlastgevende en gewelddadige gedrag van sommige jongens in hun wijk af. Meisjes eigenen zich het banlieue-etiket dus minder toe, maar krijgen het wellicht ook minder sterk opgeplakt van buitenaf. Het zijn immers de jongens die centraal staan in de representatie van de banlieues als plekken van dreiging en gevaar (zie ook Lapeyronnie, 2008). De straten van de cite´s zijn het terrein van de jongens. Door zowel jongens als meisjes wordt gezegd dat het slecht is voor de reputatie van meisjes om veel op straat te hangen. De wijk is vaak als een klein dorp: iedereen kent elkaar en iedereen houdt de ander in de gaten. Het zorgt voor een beperkte bewegingsvrijheid. Als meisjes te prominent op straat hangen, kan dat leiden tot roddels.
53
MIGRANTENSTUDIES, 2011, NR. 1
Sommige meisjes kiezen er daarom eerder voor om thuis te blijven of de cite´ te verlaten om bijvoorbeeld elders te winkelen of uit te gaan. Jongens en meisjes uit de cite´ groeten elkaar en maken soms een praatje, maar leven in vrij gescheiden werelden. ‘‘Van jongens uit de banlieue wordt vaak gezegd dat ze heel veel meisjes hebben. Maar dat is lang niet altijd het geval’’, vertelt Sylvain (19, La Courneuve). De geı¨ nterviewde meisjes geven aan dat zij bij voorkeur uitgaan met een jongen die niet in hun cite´ woont. Een liefdesrelatie met een meisje of jongen uit je eigen wijk leidt, in het meest positieve geval, tot veel bemoeienis, maar bij minder geluk tot ernstige vechtpartijen. Relaties worden daarom doorgaans o´f geheim gehouden o´f op een andere plek, buiten de eigen cite´, gezocht.
Conclusie Hoewel de Nederlandse etnische en religieuze ondertiteling van gewelddadig en overlastgevend gedrag het risico op kristallisatie van bepaalde negatieve of gewelddadige subgroepen in de samenleving met zich meedraagt, voorkomt de Franse variant gericht op ‘plekken’ dergelijke problemen niet noodzakelijkerwijs. Waar de Nederlandse Marokkanen voornamelijk geconfronteerd worden met een etnisch en religieus stigma, worden de geı¨ nterviewde jongeren uit voorstedelijk Frankrijk vooral geconfronteerd met een territoriaal stigma, waarin een racistische component is verweven. Het feit dat specifiek gedefinieerde etnische en religieuze identificaties nu minder dominant aanwezig zijn in Franse cite´s, betekent overigens niet per definitie dat dat ook zo blijft. Identiteitsvorming is een dynamisch proces van toeschrijving en toe-eigening dat in de loop van de tijd kan veranderen. Een verschuiving in de bejegening van ‘de ander’ gaat hand in hand met veranderingen in de zelfidentificatie van die ‘ander’. Een vloek en een geuzennaam. Het etiket banlieue wordt soms lijdzaam ondergaan, dan weer met trots naar buiten uitgedragen, waarbij kracht, solidariteit en gelijkheid binnen de eigen wijk worden benadrukt. Door jongens in sterkere mate dan door meisjes. Het is een proces dat ook bij andere groepen, die in een ondergeschikte positie verkeren, zichtbaar is. Ze verdedigen hun eigen waardigheid door gebruik te maken van andere evaluatiecriteria die hen in staat stellen zichzelf naast of boven de dominante groep te plaatsen (Lamont, 2002, p. 178). Die alternatieve erecodes dienen, zoals Lamont betoogt, niet als een expliciet doel of daad van verzet gezien te worden, maar meer als de consequenties van een zoektocht naar respect en eigenwaarde. Toch blijft het een wankel evenwicht: een eigen verlan-taal en een t-shirt met daarop het departementsnummer van je wijk worden geprezen in je eigen cite´, maar zijn daarbuiten weinig waard. Het zorgt voor permanente onrust. Het laat tevens de beperkte houdbaarheid van de toegepaste strategiee¨n zien. Zolang die alternatieve evaluatiecriteria niet erkend worden door de dominante stromingen in de samenleving, blijven ze alleen van waarde binnen de eigen groep. Zo zitten veel van de geı¨ nterviewde jongeren gevangen in een paradoxale bricolage van sociale identiteit, een ontregelende zoektocht tussen mise`re en trots.
54
Luuk Slooter: Wijkidentiteiten in voorstedelijk Frankrijk
Dank Ik dank Jolle Demmers, Corina Duijndam en de anonieme reviewers voor hun nuttige en waardevolle commentaren op een eerdere versie van dit artikel. Tabel 1. Lijst met respondenten. Naam
Leeftijd
Geslacht
Banlieue
Geworven via
Abdul Adoula Ahmed Aicha Aissatou
26 15 33 21 19
M M M V M
Aubervilliers Montfermeil Saint-Denis La Courneuve La Courneuve
Animateur jeugdhuis Schoolgaand Bakker Schoolgaand Werkloos
Babakar
18
M
La Courneuve
Werkloos
Dhalia Faisel Fanta Fouad
17 28 17 26
V M V M
Montfermeil Saint-Denis Montfermeil Bondy
Ivan
18
M
La Courneuve
Schoolgaand Werkloos Schoolgaand Animateur jeugdhuis/ rapper Werkloos
Kamel Karim Leila Malik Mariam Mashudu
18 19 21 26 20 21
M M V M V M
Montfermeil Montreuil La Courneuve Aubervilliers La Courneuve La Courneuve
Mazi Moulet Moustapha Sonia Sylvain Yannick Zabryna Zahur
21 20 17 21 19 25 18 15
M M M V M M V M
Zomerbaantje Schoolgaand Animateur jeugdhuis Werkloos Schoolgaand Probeert eigen beveiligingsbedrijf op te zetten Clichy-sous-Bois Animateur jeugdhuis Montfermeil Schoolgaand Montfermeil Schoolgaand Livry-Gargan Werkloos La Courneuve Schoolgaand/Rapper Aubervilliers Animateur Jeugdhuis Montfermeil Schoolgaand Montfermeil Schoolgaand
Jeugdhuis Jeugdhuis Dialogue Citoyen Jeugdhuis Via respondent Mashudu Via respondent Mashudu Jeugdhuis Dialogue Citoyen Jeugdhuis Jeugdhuis Via respondent Mashudu Jeugdhuis Dialogue Citoyen Jeugdhuis Dialogue Citoyen Jeugdhuis Dialogue Citoyen
Jeugdhuis Jeugdhuis Jeugdhuis Dialogue Citoyen Jeugdhuis Jeugdhuis Jeugdhuis Jeugdhuis
Noten *
Luuk Slooter is verbonden aan het Centrum voor Conflict Studies, Universiteit Utrecht en aan de E´cole des Hautes E´tudes en Sciences Sociales in Parijs, Frankrijk. Hij doet promotieonderzoek naar voorstedelijk geweld in Frankrijk. Correspondentie:
[email protected]
1.
Rodeos zijn doorgaans wilde achtervolgingen in gestolen auto’s, waarbij de auto na afloop in brand wordt gestoken. Een van de meest prominente geweldsuitingen na 2005 speelt zich af in november 2007 in de Noord-Parijse voorstad Villiers-le-Bel, waar twee jongens om het leven komen na een aanrijding met een politieauto. In 2009 besteden media onder andere aandacht aan veronderstelde toenemende gewelddadigheid in de banlieues, waarbij ook met vuurwapens op de politie wordt geschoten. Zie bijvoorbeeld: Libe´ration, 19 mei 2009: ‘‘Attaque a` la Courneuve: Le banditisme
2.
55
MIGRANTENSTUDIES, 2011, NR. 1
3.
4. 5.
s’installe en banlieue’’; Le Monde, 17 maart 2009, ‘‘Banlieues : les tirs contre la police se multiplient’’. In de zomer van 2010 zorgen rellen in de wijk Villeneuve in Grenoble voor aandacht van de media en politiek. Een onderwerp waarover sinds de aantreding van president Sarkozy weer hevig wordt gediscussieerd. Zie onder andere het in februari 2010 verschenen COMEDD-rapport, gepresenteerd door Yazid Sabeg, commissaire a` la diversite´ et a` l’e´galite´ des chances onder president Sarkozy. Alle in dit artikel gebruikte persoonsnamen van respondenten zijn om privacyredenen gefingeerd. Bourges staat voor bourgeoisie.
Literatuur Chambon, L. (2004). Integratie in Frankrijk: Mislukking van een Sociaal Model of van de Politiek? Migrantenstudies, 20 (2), 94-108. Dikec¸, M. (2007). Badlands of the Republic. Space, Politics and Urban Policy. Malden, MA: Blackwell Publishing. Favell, A. (1998). Philosophies of Integration. Immigration and the Idea of Citizenship in France and Britain. New York: Pelgrave. Goaziou, V. Le, & Rojzman, C. (2006). Les Banlieues. Paris: Le Cavalier Bleu. Lagrange, H. (2006). La structure et l’accident. In H. Lagrange, & M. Oberti (Red), E´meutes Urbaines et Protestations. Une Singularite´ Franc¸aise (pp. 105-130). Paris: Presses de Sciences Po. Lamont, M. (2002). Culture and Identity. In J. Turner (Red), Handbook of Sociological Theory (pp. 171-186). New York: Plenum Publishers. Lapeyronnie, D. (2008). Ghetto Urbain. Se´gre´gation, Violence, Pauvrete´ en France Aujourd’hui. Paris: Robert Laffont. Mauger, G. (2006). L’E´meute de Novembre 2005. Une Re´volte Protopolitique. Broissieux: E´ditions du Croquant. Mohammed, M., & Mucchielli, L. (2006). La Police dans les « Quartiers Sensibles » : Un Profond Malaise. In L. Mucchielli, & V. Le Goaziou (Red), Quand les banlieues bruˆlent... Retour sur les e´meutes de novembre 2005 (pp. 98-119). Paris: La De´couverte. Paulle, B. (2005). Anxiety and intimidation in the Bronx and the Bijlmer. An ethnographic comparison of two schools. Amsterdam : Dutch University Press. Rivayrand, S. (2006). L’Action de la police nationale dans la lutte contre les violence urbaines. Regards sur l’Actualite´, 319, 51-58. Seul, J.R. (1999). Ours is the way of God: Religion, identity, and inter-group conflict. Journal of Peace Research, 36, 553-569. Tajfel, H., & Turner, J.C. (1986). The Social Identity Theory of Intergroup Behavior. In S. Worchel & L.W. Austin (Red) Psychology of Intergroup Relations. (pp. 7-24). Chicago: Nelson-Hall. Wacquant, L. (2008). Urban Outcasts. A Comparative Sociology of Advanced Marginality. Cambridge: Polity Press.
56