1
Voorwoord Dit eindwerk had ik niet kunnen realiseren zonder de hulp van vele mensen. Eerst en vooral wil ik de personen bedanken die mij te woord hebben gestaan om een zicht te krijgen op ethisch fondsenwerven binnen België en de internationale tendens ervan in het algemeen. Door hun kennis en ervaringen hebben zij mij steeds verder doen nadenken en inzichten opgeleverd om mijn verhaal verder uit te werken. Daarnaast wil ik mijn praktijklector, Geert Boutsen, bedanken voor zijn kritische houding en feedback ten aanzien van mijn eindwerk. Hij heeft mij alert gehouden en zijn meningen waren een meerwaarde om het eindwerk kwalitatief uit te werken. Daarnaast wil ik ook mijn vriend, Dave, en, Kathleen bedanken voor het nalezen van mijn eindwerk. Ten laatste wil ik mijn moeder, familie, vrienden en stagebegeleider, Pieter Rumbaut, bedanken voor hun steun tijdens het maken van dit eindwerk.
Inleiding Tijdens mijn derdejaarsstage, bij Mobile School vzw, ben ik verantwoordelijk geweest voor de uitwerking van de stoepkrijtactie, een fondsenwervingsactie binnen basisscholen. Een laatste opleidingsjaar houdt tevens in dat er een eindwerk wordt uitgewerkt. Hierbij wou ik een onderwerp dat gelinkt was aan de stoepkrijtactie. Een zoektocht tot een thesisonderwerp leidde mij tot het discours omtrent ethisch fondsenwerven. Een discours waar ik nog nooit van gehoord had. Dit onbekende terrein intrigeerde mij en vormde alzo een uitdaging om mij hierin te verdiepen. De kritische vraag die ik mij hierbij stelde was of de stoepkrijtactie een ethische fondsenwervingsactie is?; met hierbij de subvraag “Wat is ethisch fondsenwerven?”. Met deze twee vragen ging ik aan de slag gaan om mijn eindwerk vorm te geven. Doorheen mijn eindwerk wil ik in eerste instantie het verhaal brengen omtrent ethisch fondsenwerven, om dit dan vervolgens toe te passen op mijn stageproject. In een eerste hoofdstuk vindt u een uiteenzetting terug over mijn stageplaats en mijn stageproject. Het daaropvolgend hoofdstuk gaat uitgebreid in op ethisch fondsenwerven. Eerst wordt er een omschrijving gegeven van fondsenwerven, om daarna te blijven stilstaan bij de Vereniging voor de Ethiek in de Fondsenwerving, een Belgische vereniging die een ethische code heeft opgesteld voor fondsenwervende organisaties en daarbij de belangen van schenkers wilt verdedigen. Daarnaast wordt er ook een internationale kijk genomen. Er wordt een blik geworpen op de situatie in Nederland en hoe organisaties daar dit onderwerp vormgeven. Tot slot wordt er nagegaan hoe de tendens tot ethisch fondsenwerven is ontstaan. In het derde hoofdstuk wordt er een link gemaakt tussen Mobile School vzw en ethisch fondsenwerven. Er wordt ingegaan op het feit waarom de organisatie zich niet wenst aan te sluiten bij het VEF. Daarnaast wordt de stoepkrijtactie gelinkt aan de ethische code van de Verenging voor de Ethiek in de Fondsenwerving. In een laatste hoofdstuk kom ik tot mijn kritisch besluit. In dit hoofdstuk heb ik een kritische houding aangenomen ten aanzien van ethisch fondsenwerven, het VEF en zijn werking. Daarnaast heb ik deze houding eveneens aangenomen ten aanzien van mijn stageproject, de stoepkrijtactie. Dit eindwerk heeft er mij op gewezen dat men binnen dit discours nooit een dualistische houding kan aannemen. Het zal altijd een schipperen zijn tussen alle mogelijkheden. Hellen Kippes, Leuven 3 juni 2007 2
Inhoudstafel Voorwoord ........................................................................................................ 2 Inleiding ........................................................................................................... 2 Inhoudstafel...................................................................................................... 3 1
Stage ......................................................................................................... 5 1.1
1.1.1
Voorstelling ...................................................................................... 5
1.1.2
Doelstellingen................................................................................... 6
1.1.3
Ontstaansgeschiedenis ...................................................................... 7
1.1.4
Het belang van een Mobile School vzw................................................. 8
1.1.5
Straatkinderen.................................................................................. 9
1.2
2
Mobile School vzw .................................................................................. 5
De stoepkrijtactie ................................................................................. 10
1.2.1
Een omschrijving ............................................................................ 10
1.2.2
Het belang van de stoepkrijtactie ...................................................... 11
De ethiek van het fondsenwerving................................................................ 11 2.1
Fondsenwerving, een omschrijving ......................................................... 11
2.1.1
Sponsoring..................................................................................... 11
2.1.2
Fondsenwerving.............................................................................. 12
2.2
De opkomst van fondsenwerving in de non-profitsector............................. 13
2.3
Vereniging voor Ethiek in de Fondsenwerving........................................... 14
2.3.1
Ontstaansgeschiedenis .................................................................... 14
2.3.2
De rede tot oprichting van het VEF.................................................... 16
2.3.3
De werking..................................................................................... 17
2.3.4
Normatieve teksten ......................................................................... 18
2.3.5
Sancties ........................................................................................ 22
2.3.6
Leden van het VEF .......................................................................... 22
2.4
Ethisch fondsenwerven in Nederland ....................................................... 28
2.4.1
Centraal Bureau Fondsenwerven ....................................................... 29 3
2.4.2
Instituut voor Sponsoring en Fondsenwerving..................................... 32
2.4.3
Een vergelijking tussen België en Nederland....................................... 34
2.5
Internationale tendens .......................................................................... 35
2.5.1 3
Mobile School vzw en (ethisch) fondsenwerven .............................................. 39 3.1
Visie op fondsenwerving ........................................................................ 39
3.2
Een mogelijk lidmaatschap bij het VEF .................................................... 40
3.2.1 3.3
4
International Committee in Fundraising Organizations ......................... 36
Persoonlijke mening ........................................................................ 43
Een ethische stoepkrijtactie ................................................................... 44
3.3.1
Toepassing van de ethische code ...................................................... 44
3.3.2
Conclusie ....................................................................................... 46
3.3.3
De ondernomen stappen .................................................................. 46
Kritische reflectie ....................................................................................... 49 4.1
De moraliteit van het VEF ...................................................................... 49
4.2
De moraliteit van de stoepkrijtactie ........................................................ 53
5
Besluit ...................................................................................................... 53
6
Bronnenlijst............................................................................................... 54
4
1
Stage
In dit eerste hoofdstuk geef ik een toelichting van mijn stageplaats, Mobile School vzw. Vervolgens ga ik over tot een omschrijving van mijn stageproject, de stoepkrijtactie.
1.1 1.1.1
Mobile School vzw Voorstelling1
Mobile School vzw is een organisatie die ijvert voor de belangen van straatkinderen overal ter wereld. Dit doet zij door het ontwikkelen en produceren van educatieve materialen die zij ter beschikking stellen aan organisaties die zich inzetten voor straatkinderen. Dit educatief materiaal bestaat onder andere uit een mobiele school: een aaneenschakeling van vijf boxen, die via een telescopisch systeem in en uit elkaar kunnen worden geschoven. Een box is initieel anderhalve meter lang, maar na het uitschuiven van de vijf boxen verkrijgt men een totale lengte van zes meter. Bij deze school op wielen worden er educatieve panelen geleverd waardoor de straatkinderen allerlei kennis, vaardigheden en attitudes vergaren. Het educatieve materiaal dat de organisatie aanbiedt, is volledig aangepast aan de realiteit van de straat. De organisatie is gevestigd in Leuven en kent binnen zijn structuur een Noord- en Zuidwerking. De Noordwerking bestaat uit de organisatie in Leuven, het luik van sensibilisering en het luik omtrent fondsenwerving. Door het sensibiliseren van de bevolking over straatkinderen wil Mobile School vzw de aandacht vestigen op het onrecht waarin deze kinderen verkeren. Door te focussen op de sterktes en de positieve aspecten van straatkinderen wil de organisatie solidariteit en verbondenheid bewerkstelligen. De bevolking uit het Noorden empowerment meegeven staat hierbij centraal. Want het geven van empowerment maakt dat mensen zich inzetten en zich er ook van bewust worden dat ze mee het verschil kunnen maken. De Zuidwerking heeft het educatieve werkinstrument tot doel, met name de uitwerking van de mobiele school en de educatieve panelen. Daarnaast behandelt deze afdeling ook de aanvragen van organisaties die wensen te werken met een mobiele school. Dit houdt ook in dat de medewerkers uit de Zuidwerking verantwoordelijk zijn voor de implementatie en opvolging van bestaande projecten. Momenteel is Mobile School vzw actief in vier continenten en zijn er 22 mobielen scholen geplaatst (mei 2007). Deze vier continenten zijn “Latijns-Amerika, Afrika, Azië en Europa”. Daarnaast beschikt de organisatie over een pakket van 250 educatieve panelen waarbij er gewerkt wordt rond verschillende thema’s. Naargelang het land waar een school wordt geïmplementeerd, worden de panelen taalkundig en cultureel aangepast. Momenteel is het educatieve pakket opgesteld in acht verschillende talen: Engels, Spaans, Frans, Tagalog, Swahili, Khmer, Roemeens en Pools. Telkens er een nieuwe school wordt opgestart bij een partnerorganisatie gaat er een medewerker van Mobile School vzw mee. Hierbij worden er aan de medewerkers van de partnerorganisatie, meestal straathoekwerkers, trainingen gegeven. Deze trainingen handelen over: “eigenwaarde, communicatie met straatkinderen, motiveren
1
Visietekst, Leuven, Mobile School vzw, 2007. 5
van zichzelf, collega’s en straatkinderen, creativiteit, technische aspecten van de mobiele school en de rechten van het kind”. In onderstaande organigram vindt u de werkingsstructuur van de organisatie terug. Momenteel zijn er zes medewerkers tewerkgesteld bij Mobile School vzw.
Arnoud Raskin Projectcoördinator
1.1.2
Sven Schroeders
Ann Van Hellemont
Pieter Rumbaut
Administratief medewerker
Coördinator educatieve werkgroep
Fondsenwerver
Heleen Gadeyne
Hanne Stijnen
Educatief medewerkster
Educatief medewerkster
Doelstellingen
Om zijn werking te garanderen stelt Mobile School vzw een aantal doelstellingen voorop, namelijk: 1. Een rechtstreekse interventie door het ontwikkelen, produceren en aanbieden van educatieve materialen ten gunste van de doelgroep. 2. De universele bewustmaking van de problematiek van de doelgroep. Deze bewustmaking wil de organisatie via verschillende kanalen verwezenlijken. Deze kanalen zijn: “ de website www.mobileschool.org, het geven van voordrachten en workshops, de pers, publicaties over de problematiek en de situatie, door het tonen van beeldmateriaal, via een nieuwsbrief en via de pers”. Daarnaast zijn er sessies met kinderen, al dan niet in scholen, waarbij er gewerkt wordt met een mobiele school. 3. Lobbywerk bij de internationale gemeenschap aangaande schendingen van de fundamentele rechten van kinderen en adolescenten.
6
Dit doel willen de organisatie bereiken door deel te nemen aan congressen en door het uitbouwen van een netwerk. 4. Het ter beschikking stellen van knowhow aan derden indien de doelstellingen van deze in overeenstemming zijn met de universele rechten van de mens. 5. Het uitbouwen van een documentatiecentrum binnen de organisatie, waar boeken, studies en publicaties verzameld worden over de problematiek. Dit documentatiecentrum is zowel voor privé-personen als voor organisaties toegankelijk die meer wensen te weten over straatkinderen2.
1.1.3
Ontstaansgeschiedenis3
Het idee van een mobiele school is ontstaan in 1996. Dit is het jaar waarin Arnoud Raskin, coördinator van Mobile School vzw, een praktijkgericht thesisproject uitwerkte binnen zijn opleiding als industrial designer. Hierbij dienen de studenten een vernieuwende versie te ontwerpen van serieel geproduceerde gebruiksgoederen zoals staafmixers, kinderzitjes, meubilair,… Arnoud bleef er mee worstelen hoe hij aan deze gebruiksgoederen iets vernieuwend kon toevoegen. Zo werd het voor hem duidelijk dat zijn thesisproject zich niet zou toespitsen op het verhogen van de marktwaarde van producten, maar dat hij een product wou ontwikkelen dat kon inspelen op de basisbehoeften. In diezelfde periode werd Arnoud via de media geconfronteerd met de realiteit van de Colombiaanse straatkinderen. Hier kwam er een kruisbestuiving tussen de interesse in het straatkind en het afstudeerproject. Zo ontstond het idee om een product te ontwikkelen dat tegemoet kwam aan de basisbehoeften van het straatkind. In het jaar van zijn afstuderen heeft Arnoud zich toegespitst op literatuurstudie omtrent het straatkind. Daarnaast trok hij naar Colombia om daar als vrijwilliger te gaan werken met straatkinderen. Door zijn vrijwilligerswerk verkreeg Arnoud een inzicht in wie de straatkinderen zijn, hoe zij leven, welke rol straathoekwerkers spelen in het leven van straatkinderen, waarom preventie en rehabilitatieprojecten van belang zijn en zo meer. Dit vrijwilligerswerk maakte duidelijk dat de basisbehoefte van het straatkind educatie was. Hierbij niet de educatie die gebeurt van achter een bank en tussen vier muren, maar een onderwijs dat plaatsvindt vanuit de leefwereld van het straatkind, namelijk de straat. Op deze wijze is het idee van een mobiele school ontstaan. Ondertussen hadden een aantal vrienden de vzw Vrienden van Oscar opgericht. Via deze vzw werd er aan fondsenwerving gedaan om projecten met straatkinderen te ondersteunen. Doordat Arnoud lid was van deze vzw kon hij op financiële steun rekenen om een mobiele school uit te bouwen. In 1997 studeerde Arnoud Raskin af met een eerste conceptueel prototype van een mobiele school. De opgedane ervaringen in Colombia lieten hem niet los. Daarom besloot Arnoud om op vrijwillige basis verder te werken met de mobiele school in de straten van LatijnsAmerika. In 1998 sloten zich een aantal vrijwilligers aan om het educatieve pakket verder uit te werken en werden er contacten gelegd met de Gemeentelijke School Munsterbilzen. Deze Middelbare school engageerde zich om de mobiele scholen uit te
2
www.mobileschool.org, toegang op 14 april 2007.
3
Visietekst, Leuven, Mobile School vzw, 2007. 7
bouwen met de leerlingen van het zevende jaar technisch onderwijs. Een jaar later waren er twee mobiele schooltjes klaar voor vertrek. Vooraleer Arnoud naar Latijns-Amerika vertrok, volgde Arnoud een opleiding Cultures and Development Studies aan de Katholieke Universiteit Leuven. Tijdens deze opleiding ontmoette hij Ann Van Hellemont. Zij sloot zich aan als vrijwilligster en werd later medeoprichtster van Mobile School vzw. Samen met een team vrijwilligers vertrok Arnoud, voor een jaar, naar Guatemala en Bolivia om de eerste prototypes op te starten bij plaatselijke NGO’s en te evalueren. In Guatemala werd er samengewerkt met Casa Alianza in Guatemala Stad en in Bolivia werd er samengewerkt met Enda in El Alto. Het evaluatierapport toonde aan dat mobiele scholen een potentie hebben om een invloed te hebben op het leven van straatkinderen. Maar daarnaast werden er ook een aantal kinderziektes aangetoond. Tijdens het jaar dat de mobiele scholen werden uitgetest in Guatemala en Bolivia kreeg de mobiele school media-aandacht via een reportage in het tv-programma “Napels Zien”. Door deze media-aandacht kon er nog meer gerekend worden op vrijwilligers, sympathisanten en fondsen waardoor een verdere werking gegarandeerd werd. Na zes jaar van vrijwilligerswerk kwam het moment waarop de vrijwilligersstructuur omgezet moest worden in een professionele setting. In de zomer van 2002 besloot de associatie ‘Solid’ om de nodige financiële middelen te leveren waardoor een professioneel kader met een vijfjarenplan kon worden uitgewerkt. Datzelfde jaar tekende de Gemeentelijke School Munsterbilzen een contract voor de productie van een volgende serie mobiele schooltjes. In de loop van 2003 en 2004 werden er mobiele scholen geplaatst in projecten te Colombia, Venezuela, Dominicaanse Republiek en Peru. Eén schooltje bleef hier om binnen het luik van sensibilisering workshops te geven. Na de professionalisering is de organisatie uitgegroeid tot een team dat ondersteund wordt door geëngageerde vrijwilligers.
1.1.4
Het belang van een Mobile School vzw
De basisdoelstelling bij het werken met een mobiele school is: Het opzoeken van het kind in zijn eigen milieu door positieve ontmoetingsplaatsen te creëren op de stoepen, waar het kind onvoorwaardelijk wordt aanvaard en gerespecteerd. De straathoekwerker bezoekt de kinderen om naar hen te luisteren, een vertrouwensrelatie aan te gaan en kansen te bieden tot zelfbeeldconstructie4. Zoals in de basisdoelstelling staat omschreven, is het van belang om straatkinderen vanuit hun eigen leefwereld te benaderen. Een straatkind een warm bed aanbieden in plaats van een stuk karton is een methode die niet werkt. Ondanks de goede wil en de inspanningen van de opvoeders van een opvangtehuis keert het kind na enkele dagen terug naar de straat. Op zich een merkwaardig gegeven, want ondanks de vele gevaren van het straatleven is het straatkind verknocht aan zijn vrijheid. Deze vrijheid is het enigste dat ze bezitten en hen opnemen in een opvangtehuis staat gelijk aan
4
Visietekst, Leuven, mobile school vzw, 2007 8
het opgeven van hun enigste bezit. Vandaar dat Mobile School vzw het straatkind vanuit zijn eigen leefwereld wilt benaderen. Een laag gevoel van eigenwaarde is een kenmerk van straatkinderen. Kinderen die leven op straat worden door de maatschappij uitgesloten. Dit sociale isolement maakt dat straatkinderen zich minderwaardig voelen en daardoor nog nauwelijks in zichzelf geloven. Daarom is het van belang dat de eigenwaarde van het straatkind wordt opgekrikt vooraleer er nog maar sprake kan zijn van reïntegratie in de maatschappij. Indien men zijn levenssituatie wilt veranderen, dan moet men er ook in geloven dat men dit kan waarmaken. Mobile School vzw neemt de taak op zich om het kind te helpen groeien en te doen geloven in zichzelf opdat het kind zelf de stap kan zetten tot reïntegratie. Dit willen ze bereiken door een onderwijs op te zetten rond verschillende pijlers: alfabetisering, gezondheidseducatie, creatieve therapie en mensenrechten. Want eens een straatkind inziet dat leren schrijven niet enkel is weggelegd voor de rijken, dan zal dit zijn honger naar leren vergroten en zo ook zijn eigenwaarde opbouwen.
1.1.5
Straatkinderen5
Overal ter wereld vind je in de grootsteden straatkinderen terug. De rede hiervoor is van allerlei soort. Zo zijn er de gezinnen die van het platteland afzakken naar de steden in de hoop daar een beter leven te kunnen leiden. Vaak blijkt dit een ontgoocheling te zijn. Door de grote toevlucht van het platteland naar de stad, is er in de stad vaak noch werk, noch huisvesting, waardoor de gezinnen in dezelfde of zelfs in een nog slechtere levenssituatie terechtkomen. Door een gebrek aan financiële middelen worden de kinderen de straat op gestuurd om allerlei klusjes te klaren om zo extra geld binnen te brengen. Voorbeelden van deze klusjes zijn: schoenen poetsen, kranten verkopen, lasten dragen en zomeer. Andere kinderen komen op de straat terecht omdat ze van huis zijn weggelopen, omdat ze zijn achtergelaten door hun ouders, doordat beide ouders overleden zijn, ... Straatkinderen kunnen in twee groepen worden onderverdeeld. Zo zijn er kinderen die thuis wonen, maar overdag de straat worden opgestuurd om klusjes uit te voeren en zo geld te verdienen. Daarnaast zijn er de kinderen die permanent op de straat verblijven. Die met andere woorden op de straat wonen. De eerste groep worden ‘kinderen in de straat’ genoemd, de andere groep zijn ‘kinderen van de straat’. Kinderen in de straat lopen het gevaar om kinderen van de straat te worden. Vaak is de thuissituatie van deze kinderen allesbehalve behoorlijk: gebroken gezinnen, alcoholisme, een tierende stiefvader wanneer er niet genoeg geld verdiend wordt, … Deze kinderen besluiten vaak op een dag om niet meer huiswaarts te keren en te blijven overnachten op straat. Kinderen ‘in de straat’ kunnen kinderen ‘van de straat’ worden en omgekeerd. Zo kunnen kinderen in de straat tijdens de wintermaanden huiswaarts keren om zo de winter door te komen. Straatkinderen vind je nooit alleen terug, maar steeds in een bende. Op straat hebben kinderen de solidariteit met andere straatkinderen ter vervanging van de geborgenheid van een gezin. De bende biedt kameraadschap, steun, bescherming en leert nieuwkomers op straat te overleven. Bendes hebben zo hun eigen gebruiken, rituelen, codes en daarenboven hun eigen taal. Op deze manier creëren ze hun eigen
5
www.mobileschool.org, toegang op 14 april 2007. 9
kleine gemeenschap. Ook al biedt een bende bescherming en geborgenheid, toch staat het bendeleven vaak synoniem voor een harde wijze van leven. Vele bendes maken gebruik van gewelddadige initiatieriten en leden die de regels overtreden worden op een brute manier gestraft. Daarnaast zijn er tussen bendes vaak een grote rivaliteit en strijd. Binnen een bende treffen we ook een hiërarchie aan. De oudere jongens zijn meestal de aanvoerders en bieden in ruil voor gehoorzaamheid bescherming aan.
1.2 1.2.1
De stoepkrijtactie Een omschrijving
Via de stoepkrijtactie en met de slogan ‘Als je naam het enige is wat je bezit, wil je hem toch kunnen schrijven’ willen Mobile School vzw en mijzelf de aandacht vestigen op het bestaan van straatkinderen. De stoepkrijtactie is een inzamelactie in Vlaamse basisscholen tijdens een bepaalde week in het schooljaar. Deze fondsenwervingsactie is ten voordele van de Zuidwerking van Mobile School vzw en zal voor een eerste maal van start gaan in het schooljaar 2007-2008. Tijdens deze week gaan de leerlingen op pad om zoveel mogelijk fondsen in te zamelen. De stoepkrijtactie wordt afgesloten met een ludiek slotevenement, waarbij alle leerlingen naar de speelplaats komen om met stoepkrijt aan de slag te gaan. Concreet betekent dit dat leerlingen tijdens de inzamelweek op zoek gaan naar sponsors die hun voornaam voor één euro wensen te donoren. Op het moment van de ludieke actie worden alle ingezamelde namen op een creatieve wijze met stoepkrijt op de speelplaats geschreven. De stoepkrijtactie draait niet enkel rond fondsenwerving. Voor de organisatie is het, vanuit zijn visie op fondsenwerving, van belang dat de inzamelactie een sensibiliserende waarde heeft. Voor elke graad van het lager onderwijs is er een lesbundel opgesteld waarin de leerlingen op een ludieke wijze leren over het leven van een straatkind en de werking van een mobiele school. Zo maken ze hun eigen bendetaaltje en –gebaar. Vooraleer met de lesbundel aan de slag te gaan, kijken de leerlingen naar een filmpje over dit thema. Zo hebben ze een concrete voorstelling van de situatie. Dit lespakket wordt tijdens de stoepkrijtactie gezien in de les en op deze wijze wordt aan de actie een gezicht geven. Naast het educatieve aspect wordt aan de leerlingen van het basisonderwijs meegegeven dat zij wel hun steentje kunnen bijdragen aan deze problematiek en dat dit niet enkel is weggelegd voor volwassenen. Want voor iedere euro die zij inzamelen kunnen zij meehelpen aan de bouw van een mobiele school en de implementatie hiervan. We willen de leerlingen m.a.w. het nodige empowerment meegeven om zich in te zetten voor de actie. Ten laatste willen we via de stoepkrijtactie de naambekendheid van de organisatie verhogen. Dit willen we bereiken doordat scholen zoveel mogelijk de lokale pers contacteren opdat de stoepkrijtactie en Mobile School vzw de nodige media-aandacht verkrijgen. De stoepkrijtactie is niet opgestart vanuit het idee dat men een fondsenwervingsactie in scholen wou opstarten. Deze actie is eerder ontstaan door een samenloop van omstandigheden. Het reclamebureau DVN te Gent heeft in het verleden de slogan ‘Als je naam het enige is wat je bezit, wil je hem toch kunnen schrijven’, als motto voor de organisatie bedacht. Het reclamebureau is met deze slogan op de proppen gekomen op een moment waarin er een daling was van de sponsoracties opgezet door scholen. Vanuit scholen kwam er ook steeds de vraag of Mobile School vzw een bepaalde sponsoractie op touw kon zetten die afweek van de klassieke acties zoals een sponsorloop of een pannenkoekenbak. De slogan en de vraag van scholen uit, heeft er toe geleid dat het idee van de stoepkrijtactie is ontstaan. 10
1.2.2
Het belang van de stoepkrijtactie
Zoals beschreven in het vorige onderdeel is er een terugval aan sponsorinkomsten van scholen. Mobile School vzw werkt met twee financieringsbronnen: de structurele financiering en de inkomsten uit giften. Onder structurele financiering verstaat Mobile School o.a. de financiering van de lonen van de vaste medewerkers, de huur van het kantoor, de energiekosten en zomeer. Tot september 2007 zal NV Solid instaan voor deze structurele financiering. Na september 2007 zal Mobile School een onderneming opstarten om zelfbedruipend te worden. Het is mij momenteel niet toegestaan om uit te wijden over de aard en de werking van deze onderneming. Verder zijn er kosten verbonden aan de ontwikkeling en plaatsing van mobiele schooltjes over heel de wereld. Deze kosten worden betaald met behulp van de giften van individuen, scholen, serviceclubs en dergelijke. Dit wordt ook wel fondsenwerving genoemd. Waar er in 2003 nog een totaalopbrengst van 209.102,64 euro aan giften was, is dit in 2006 gezakt tot 179.729,28 euro6. Door het opzetten van de stoepkrijtactie wil men de inkomsten aan giften verhogen.
2
De ethiek van het fondsenwerving
Ethiek binnen de fondsenwerving, dit is de missie waarvoor de Vereniging voor de Ethiek in de Fondsenwerven zich inzet. In dit hoofdstuk wordt er toegelicht hoe deze vereniging zijn missie wilt verwezenlijken. Daarna wordt er een kijkje genomen bij de Noorderburen. Om zo een antwoord te krijgen op de vraag “Hoe werkt men in Nederland rond ethisch fondsenwerven?”. In een laatste onderdeel blijf ik stilstaan bij het internationaal comité dat beschouwd kan worden als de bakermat van het ethische fondsenwerven.
2.1
Fondsenwerving, een omschrijving7
Voor het verwerven van aanvullende financiële middelen worden begrippen gehanteerd zoals fondsenwerving en sponsoring. Om begripsverwarring te voorkomen worden beide termen in dit onderdeel toegelicht. 2.1.1
Sponsoring
Sponsoring is een zakelijke overeenkomst, gericht op profijt voor beide partijen, waarbij de ene partij (de sponsor) een persoon, instelling of evenement financieel en/of materieel ondersteunt en waarbij de andere partij (de gesponsorde) een evenwaardige en nauw omschreven tegenprestatie levert die de sponsor helpt bij het bereiken van diens doelen. (Verstegen, M.C.G., 2003) Zoals in de definitie wordt omschreven, leveren sponsor en gesponsorde een tegenprestatie aan elkaar. Bij het leveren van een prestatie door de sponsor wordt er
6
Jaarverslag 2006, Leuven, Mobile School vzw, 2007.
7
Verstegen, M.C.G., Mede mogelijk gemaakt door… Het complete werk over sponsoring en fondsenwerving
in de non-profitsector, Maarssen, Gezondheidszorg Elsevier, 2003, p. 37. 11
vaak gedacht aan geld. Maar andere vormen van prestaties zijn eveneens mogelijk, zoals het aanbieden van materiële middelen, kennis of personeel. Naast communicatieve mogelijkheden, als tegenprestatie van de gesponsorde, kunnen er ook faciliteiten van expertise worden aangeboden op vlak van creativiteit door het bedenken van opvallende tegenprestaties. Indien de invloed van een sponsor danig groot is, dan spreekt men niet meer over sponsoring, maar over een partnership.
2.1.2
Fondsenwerving
Fondsenwerving is een begrip dat op verschillende wijzen wordt gehanteerd. Voor de ene betekent fondsenwerving het verwerven van eenmalige of vaste donaties bij privé-personen. Indien privé-personen een organisatie financieel steunen staat daar nooit een tegenprestatie in de vorm van reclame tegenover. Anderen beschouwen fondsenwerving eveneens als bedrijfsgiften waartegenover geen tegenprestatie wordt verwacht. Daarnaast wordt de term ook gebruikt als koepelbegrip voor alle doelen waarmee geld verworven wordt ten voordele van een organisatie. In theorie kan men stellen dat fondsenwerving het geheel van activiteiten is dat zich richt op het verwerven van vele, meestal kleinere giften. Fondsenwerving heeft het verkrijgen van donateurs tot doel. (Verstegen, M.C.G., 2003) Het belangrijkste motief waarom mensen financiële middelen ter beschikking stellen aan een goed doel is altruïsme. Het gaat om een ‘ echt geven’ waarbij je jezelf als gever iets ontzegt om andere in nood te kunnen helpen. Een ander motief is filantropie: de menslievendheid en welgevendheid, een streven om de armoede te verminderen. Beide motieven halen aan dat schenkers zonder rede geven aan een goed doel, maar dit is niet helemaal correct. Het belangrijkste bij een schenking is dat de schenker een goed gevoel overhoudt wanneer hij/zij geld doneert aan een goed doel. Ondanks dit altruïstische of filantropische motief verwachten schenkers ook vaak een tegenprestatie terug in de vorm van communicatie. Hier gaat het er vooral om dat donateurs wensen op de hoogte te blijven van de resultaten van de actie en de aanwending van de geschonken middelen. Vaak geldt: hoe groter een bijdrage is, hoe groter het commitment van de schenker is en hoe meer deze wil meepraten over de besteding van de geschonken middelen. Een organisatie bepaalt zelf hoe zij hier mee omgaat. Er moet worden opgemerkt dat in praktijk vele campagnes een mengeling zijn van fondsenwerving en sponsoring. Hierdoor is het in campagnes moeilijk om een onderscheid te maken tussen beide begrippen. Daarom wordt voor alle activiteiten die gericht zijn op het verwerven van aanvullende middelen, of dit nu gaat over sponsoring, fondsenwerving, subsidie, … is, de term fondsenwerving als overkoepelend begrip gehanteerd. Wanneer er binnen dit eindwerk gesproken wordt over fondsenwerving, dan wordt de term gebruikt zoals omschreven in de definitie, en niet als koepelbegrip. Bij de stoepkrijtactie is er eveneens sprake van een activiteit die zich richt op het verwerven van vele kleine financiële middelen. Hierbij gaat Mobile School vzw niet op zoek naar deze donateurs, maar doen leerlingen van de basisschool dit. Een minimale tegenprestatie voor de donateurs, is dat hun voornaam op de speelplaats wordt 12
geschreven. Omdat het accent ligt op het verwerven van kleine giften en dat er slechts een minimale tegenprestatie is er hier sprake van fondsenwerving.
2.2
De opkomst van fondsenwerving in de non-profitsector8
Vooraleer ik blijf stilstaan bij de ethiek in de fondsenwerving, ga ik na hoe fondsenwerving in de non-profitsector is ontstaan. Een eerste vorm van fondsenwerving brengt ons terug de tot Christelijke traditie in de Middeleeuwen. Ten eerste waren er de weekelijkse rondhaling tijdens de misvieringen, zoals we deze heden ten dagen nog kennen. Daarnaast gingen, in de Middeleeuwen, priesters, zusters,paters,… rond bij de welgestelde om geld in te zamelen ten voordele van de kerk en om de armen te onderhouden. Niet enkele de welgestelde werden aangesproken, maar zo werden er ook collectes gehouden in scholen, op straat, deur aan deur en via gemeenschapsinitiatieven. De opkomst van fondsenwerving, zoals we het nu kennen, is ontstaan in de jaren 60. Dit was het moment waarop de economische groei begon te stokken en de overheid niet meer tegemoet kon komen aan de vraag naar geld van de non-profitsector uit, met een inkrimping van de subsidiëring tot gevolg. Hierdoor kwamen verschillende instellingen in financiële problemen. Daarnaast kenden we midden vorige eeuw tevens de opkomst van de verzorgingsstaat of’ ‘civil society’. Deze civil society bracht een vermaatschappelijking met zich mee en maakte dat de overheid zich terugtrok en het middenveld meer en meer de verantwoordelijkheid op zich nam voor het algemeen belang en de leefomgeving. Binnen deze tendens en door het terugvallen van de subsidies zagen non-profitorganisaties de kans om op innovatieve en creatieve wijze activiteiten op te zetten die financiële middelen genereren. De bevolking zag ook in dat het zijzelf waren die aan zet waren om hun verantwoordelijkheid op te nemen ten aanzien van kunst, onderwijs, welzijn, milieu,.. en hierin hun bijdrage te doen. De toename van de welvaart maakten ook dat er een stijging was van het aantal mensen dat schenkt aan goede doelen. Tot voor de jaren 80 waren bestuurders van de non-profitsector en leiders van het bedrijfsleven niet de beste broers. Het clichébeeld bestond uit de vergaderende, nietproductieve geitenwollen-sokker die met geld smeet tegenover de ééndimensionale kapitalist die kost wat kost zoveel mogelijk geld wou verdienen. In de jaren 80 kwam hierin verandering en in de jaren 90 zagen we dat beide sectoren naar elkaar aan het toe groeien waren als gevolg van nieuwe eisen. Zo moesten ondernemers leren besturen en moesten bestuurders leren ondernemen. Hierdoor werd de kloof tussen bedrijfsleven en de non-profitsector kleiner. In het bedrijfsleven ontstond de sociale verantwoordelijkheid en de burgerzin. Dit wilden ondernemingen laten blijken door te investeren in het welzijn van de maatschappij gekend onder de vorm van bedrijfssponsoring of samenwerkingsverbanden door het verlenen van diensten. Waar in het begin bedrijven een sponsoring of samenwerking aangingen om naambekendheid onder de bevolking te verwerven, ligt het accent dezer dagen meer op imagobuilding. Een sponsoring van maatschappelijke doelen versterkt het imago van een bedrijf en op deze wijze kan een onderneming een zeker mate van maatschappelijke medeverantwoordelijkheid uitstralen. Daarnaast zien
8
Verstegen, M. C.G., Mede mogelijk gemaakt door…Het complete werk over sponsoring en fondsenwerving
in de non-profitsector, Maarssen, Elsevier Gezondheidszorg, 2003, p. 23-34. 13
ondernemingen ook steeds meer in dat zij een rol te vervullen hebben in het maatschappelijk leven. Die willen ze vervullen via maatschappelijk verantwoord ondernemen. Europa en België vergrijst. De huidige senioren zijn in het algemeen welvarender dan de gepensioneerden van enkele decennia geleden. Hun groter budget besteden senioren minder aan spaarregelingen voor hun kinderen aangezien algemeen gesteld kan worden dat deze het goed hebben. Gepensioneerden besteden hun geld meer en meer aan goede doelen. Dit zien we aan het toenemende aantal schenkingen, nalatenschappen en legaten. Erflaters benoemen naast kinderen en kleinkinderen vaker een goed doel. Momenteel worden er drie geldstromen onderscheiden binnen de non-profitsector zijn: ‘overheidsfinanciering, eigen bijdragen, vrijwillige private bijdragen’.
2.3
Vereniging voor Ethiek in de Fondsenwerving
Negentien sociale en humanitaire organisaties die een beroep doen op de vrijgevigheid van het publiek, hebben op 6 juni 1996 de vzw ‘Vereniging voor Ethiek in de Fondsenwerving’, kortweg VEF, opgericht. Hierbij werd er een ethische code en een huishoudelijk reglement opgesteld en aanvaard. De oprichting van deze vzw betekende een eerste omvattend zelfregulerend systeem met betrekking tot de ethische aspecten van fondsenwerving in ons land9. In dit hoofdstuk wordt er stilgestaan bij de ontstaansgeschiedenis van het VEF. Daarnaast wordt er een antwoord gegeven op de vragen: “Waarvoor ijvert het VEF?; Wat houdt hun ethische code en hun huishoudelijk reglement in?; Welke werkingsstructuur heeft het VEF? ”. Om hier een beter inzicht in te verwerven, heb ik een interview afgenomen van Erik Todts. Erik Todts is tien jaar lang voorzitter van het VEF geweest en is momenteel aangewezen om als secretaris in het toezichtcomité van het VEF te zetelen.
2.3.1
Ontstaansgeschiedenis10
Het ontstaan van de Vereniging voor de Ethiek in de Fondsenwerving is een verhaal van lange adem, waarbij de nodige stappen werden genomen en hernomen. Een eerste stap werd genomen in 1989 door de oprichting van een ‘Ethisch Platform voor Fondsenwerving´. In dat jaar bundelden Vereniging tegen Kanker, Oxfam België, Greenpeace en de Franstalige afdeling van Amnesty International hun krachten om dit platform te verwezenlijken. Gedurende een periode van twee jaar werden er tal van vergaderingen en bijeenkomsten gehouden waarbij er met een 30 à 40 organisaties werd gesproken vanuit de non-profit sector. Via deze overlegvormen trachtten de vier organisaties een beeld te krijgen van wat nu wel en niet als ethisch beschouwd kon
9
www.vef-arf.be, toegang op 7 april 2007
10
Todts, E., Secretaris Toezichtscomité Vereniging voor de Ethiek in de Fondsenwerving, Mondelinge
mededeling, formeel gesprek, Brussel, 6 april 2007. 14
worden binnen fondsenwerving. Ondanks de inspanningen hebben deze vergaderingen en bijeenkomsten tot niets concreets geleid en had het Ethisch Platform voor Fondsenwerving geen afdwingingskracht binnen de sector of op beleidsniveau. Ten gevolge hiervan werden de plannen om dit platform als dusdanig uit te werken opgeborgen. Door volksvertegenwoordiger Grimbergs van de Franstalige partij CDH werd in 1992 een wetsvoorstel ingediend om een regelgeving op te stellen voor organisaties die beroep doen op de vrijgevigheid van de bevolking. Ten gevolge hiervan organiseerde de toenmalige minister van binnenlandse zaken een aantal hoorzittingen met mensen uit de non-profit sector om het terrein af te tasten. Vertegenwoordigers van het Ethisch Platform voor Fondsenwerving namen aan dit overleg deel. Verder dan een overleg kwam het niet. In dat zelfde jaar kwam het voorstel van de minister van financiën om het rijksregisternummer van donoren mee te vermelden op de fiscale attesten. Vanuit de sector kwam hierop het nodige protest aangezien het rijksregisternummer tot de private levenssfeer behoort en organisaties hierin geen inzage moeten hebben. Door het vele verzet hiertegen werd dit voorstel afgevoerd. Over een periode van meerdere jaren waren er reeds tal van vergaderingen, hoorzittingen en bijeenkomsten georganiseerd, maar werd er niets wezenlijk gerealiseerd. Toch mogen deze inspanningen niet geminimaliseerd worden en hebben de vier organisaties in deze tijdsspanne het nodige lobbywerk geleverd om een pad te effenen tot verdere concrete stappen. In 1994 werd het Ethisch Platform voor Fondsenwerving benaderd door organisaties die klant waren bij DSC, Direct Social Communications. DSC is een onderneming die de mailings voor het goede doel verzorgde voor organisaties uit de non-profit sector. Organisaties die klant waren bij deze onderneming wilden een richtlijn opstellen over welke vorm van mailing wel en niet kon. Om deze code op te stellen baseerde zij zich op de werking van het Comité de la Chartre, een gelijkaardige vereniging als het VEF in Frankrijk. Le Comité de la Chartre werkte met een ethische code en een toezichtcommissie en bestond als een vereniging. Het ethisch platform is met de organisaties rond DSC aan tafel gaan zitten en na twee jaar werd in 1996 de Vereniging voor Ethiek in de Fondsenwerving opgericht. Negentien sociale en humanitaire organisaties stonden mee aan de wieg stonden van het ontstaan van het VEF11. De Vereniging voor de Ethiek in de Fondsenwerving heeft sinds zijn oprichting als taak:
11
•
Een deontologische code opstellen en deze aanpassen naargelang de evoluties en gebeurtenissen binnen de fondsenwerving;
•
De deontologische code goedkeuren;
•
Transparantie van de rekeningen en een kwaliteit van fondsenwerving garanderen;
door
een maximaal
aantal verenigingen
laten
www.vef-aerf.be, toegang op 7 april 2007. 15
•
Een representatieve gesprekspartner zijn ten aanzien van de overheid zowel voor de globale belangenverdediging van de fondsenwervende verenigingen als voor de wettelijke regelgevingen ten aanzien van de publieke vrijgevigheid12.
Het VEF heeft tot doel om voor de Belgische bevolking de kwaliteit van de fondsenwerving en een transparantie van de rekeningen te waarborgen13.
2.3.2
De rede tot oprichting van het VEF14
Toen in 1989 de eerste aanzet werd gegeven met de oprichting van het Ethisch Platform gebeurde dit niet vanuit een toestand van wangedrag binnen de fondsenwerving. De stap tot de oprichting werd eerder gezet vanuit een toestand van onvrede binnen de sector. Op dat moment waren er een aantal dienstverlenende ondernemingen die de mailings voor het goede doel verzorgde. De onvrede bestond uit een aantal factoren: •
Organisaties kregen een onduidelijke facturatie van deze ondernemingen uit, vaak gebaseerd op percentages van het resultaat.
•
Het waren de ondernemingen en niet de organisaties uit de non-profit die eigenaar waren van de schenkersbestanden. De organisaties hadden geen enkele controle over wat er gebeurde met deze bestanden.
•
In de jaren ’80 kwam er binnen ontwikkelingssamenwerking het debat omtrent het gebruik van beelden en boodschappen in de communicatie. Binnen dit debat kwam men tot de conclusie dat het gebruik van beelden en boodschappen in de communicatie niet in tegenstrijd mocht zijn met de sensibiliserende waarde van een organisatie. Hier waren tal van tegenstrijdigheden over in de jaren ’80.
De reden van oprichting had eerder met een preventieve aanpak te maken. In de onvrede die zich voordeed, waren er een aantal situaties die konden leiden tot misbruik, tot schandalen, … Om dit alles te voorkomen wou men een platform oprichten die de nodige richtlijnen en/of codes zou kunnen opstellen. Daarnaast zorgde de oprichting van zulk platform ook voor een band van vertrouwen. Zo weten donateurs dat aangesloten organisaties het gedoneerde geld ook daadwerkelijk gebruikten waarvoor ze het gevraagd hadden. De oprichting van het Ethisch Platform staat los van reële schandalen of misbruiken, iets waarvan we in ons land gespaard zijn gebleven. Een bekende uitzondering betreft SOS SAHEL.
12
www.vef-aerf.be ,toegang op 7 april 2007.
13
www.vef-aerf.be , toegang op 7 april 2007.
14
Todts, E., Secretaris Toezichtscomité Vereniging voor de Ethiek in de fondsenwerving, Mondelinge
mededeling, formeel gesprek, Brussel, 6 april 2007.
16
2.3.3
De werking15
De Vereniging voor Ethiek in de Fondsenwerving is een VZW met een Algemene Vergadering waarin 40 effectieve leden en 80 toegetreden leden zetelen. Zowel de effectieve leden als de toegetreden leden hebben dezelfde rechten en plichten. De 40 effectieve leden kunnen kandidaten voordragen aan de Raad van Bestuur. Deze Raad van Bestuur is een werkende raad met een taakverdeling over haar bestuurders heen. Hierbij moet worden opgemerkt dat de Raad van Bestuur bestaat uit vrijwilligers. Er is slechts één betaalde werkkracht die voor één-vijfde tijd het secretariaatswerk op zich neemt. Naast de Raad van Bestuur beschikt het VEF over uit een Toezichtcomité. Dit comité wordt om de twee jaar samengesteld en bestaat uit zes commissarissen. Drie commissarissen die extern zijn aan het VEF en drie commissarissen die voorgedragen worden vanuit de Algemene Vergadering. Het toezichtscomité heeft een beslissende en adviserende functie. Zij gaat na in welke mate de ethische code wordt nageleefd op het moment dat een organisatie een aanvraag doet en bij de jaarlijkse rapporten die worden ingediend. Indien er ten aanzien van een organisatie een formele klacht wordt ingediend, wordt deze behandeld door het Toezichtscomité. Organisaties die een beroep doen op de vrijgevigheid van de bevolking kunnen zich bij het VEF aansluiten en dienen hierbij de deontologische code en het huishoudelijk reglement te ondertekenen en te volgen. Momenteel zijn er 121 organisaties lid van het VEF. Aangesloten organisaties zijn: ‘Artsen zonder Vakantie, Damiaanactie, Broederlijk Delen, Vredeseilanden, SOS Kinderdorpen België, …’. Iedere organisatie die wenst toe te treden tot het VEF, dient een aanvraagdossier in te dienen. Aangesloten organisaties dienen een bijdrage te betalen die overeenstemt met de ingezamelde fondsen. Hier worden subsidies niet bij gerekend. De bijdragen zijn: •
Categorie A: minder dan 500 000 euro ingezamelde fondsen => bijdrage van 50 euro;
•
Categorie B: Tussen 500 000 euro en 2 500 000 euro ingezamelde fondsen => bijdrage van 150 euro;
•
Categorie C: Meer dan 2 500 000 euro aan ingezamelde fondsen => bijdrage van 250 euro16.
Eens een organisatie lid is van het VEF mag zij in de communicatie het logo van het VEF opnemen. Op deze wijze kunnen organisaties aangeven dat zij waarde hechten aan ethisch fondsenwerven. Een afbeelding van dit logo vindt u terug in bijlage 7.1.
15
Todts, E., Secretaris Toezichtscomité Vereniging voor de Ethiek in de fondsenwerving, Mondelinge
mededeling, formeel gesprek, Brussel, 6 april 2007. 16
www.vef-aerf.be, toegang op 7 april 2007. 17
2.3.4
Normatieve teksten
Het VEF geeft een bundel uit waarin de ethische code, het huishoudelijk reglement, een addendum ‘Code van de informatieplicht voor leden van de VEF’ en het handvest voor ‘Directe dialoog’ zijn opgenomen. Deze bundel vindt u terug in bijlage 7.3 In dit onderdeel wordt er van elk onderdeel een beknopt overzicht gegeven.
2.3.4.1
Ethische code17
De ethische code is het belangrijkste werkingsinstrument voor het VEF. Deze code bestaat uit vier pijlers en geeft aan op welke wijze men verantwoord kan fondsen verwerven. Deze vier pijlers zijn: financiële transparantie, toeleveranciers, private levenssfeer en de kwaliteit van beeld en boodschap. De ethische code is tot stand gekomen door de vele overlegorganen die gebruikt zijn voor de oprichting van het VEF. Daarnaast is er ook gebruik gemaakt van de ervaringen binnen de sector en van de deontologische code van het comité de la Chartre, de vereniging voor ethische fondsenwerving in Frankrijk. Het reglement is geen statisch gegeven, maar speelt in op de gevoeligheden en de tendensen binnen de non-profit sector. De pijlers financiële transparantie en kwaliteit van beeld en boodschappen zijn de belangrijkste elementen binnen de deontologische code. De regels omtrent toeleveranciers en private levenssfeer zijn ontstaan vanuit de toestand van onvrede vanuit de jaren ‘89, zoals beschreven in het onderdeel ‘Ontstaansgeschiedenis’. De pijler omtrent de kwaliteit van beeld en boodschap is mee opgenomen vanuit het debat dat in de jaren ‘80 gevoerd werd binnen de ontwikkelingssamenwerking. Hierbij werd er gesteld dat de communicatie niet in tegenstrijd mag zijn met de sensibiliserende waarde van de achtergrond18.
Financiële transparantie Het principe binnen deze pijler is dat een aangesloten organisatie een regelmatige boekhouding voert en boekhoudkundige documenten opstelt zoals bepaald door de wet. Hierbij moet deze boekhouding door een expert gecontroleerd worden, aangeduid door het VEF, indien de organisatie dit niet zelf door een deskundige laat nakijken. Het belangrijkste aspect binnen deze pijler is dat organisaties hun boekhouding verstaanbaar moeten maken voor leken en dit dient te gebeuren aan de hand van een beknopt aanvullend verslag. In dit verslag moeten er een beschrijving staan van de oorsprong en de aanwending van de middelen. De boekhoudkundige gegevens en het bijhorend verslag moeten bekend gemaakt worden, hetzij via publicatie in een tijdschrift van de organisatie, hetzij door een mailing naar de schenkers toe, hetzij door de schenkers uit te nodigen op een informatievergadering. De uitwerking van dit
17
Ethische code van de Vereniging voor de Ethiek in de Fondsenwerving, Internet, 10 april 2007.
(http://www.vef-aerf.be/IMG/pdf/VEF_DOCS_2006.pdf) 18
Todts, E., Secretaris Toezichtscomité Vereniging voor de Ethiek in de fondsenwerving, Mondelinge
mededeling, formeel gesprek, Brussel, 6 april 2007 18
principe is als addendum ‘De Code van de Informatieplicht’ opgenomen in de deontologische code. Doordat organisaties hun boekhouding verstaanbaar maken voor leken, kunnen donateurs achterhalen waarvoor de ingezamelde middelen of de giften aangewend worden. Op deze wijze kan de schenker een oordeel vellen of zijn geld al dan niet goed besteed wordt.
Toeleveranciers Wanneer organisaties in zee gaan met bedrijven voor bedrijfsgiften, partnerships of voor de aankoop van diensten, of goederen, moet er worden nagegaan of de werking en doelstellingen van deze bedrijven niet in tegenstrijd zijn met het sociaal doel van de organisatie. Organisaties moeten zich er ook voor behoeden dat bedrijven niet een partnership aangaan om hun eigen imago op te kuisen of te verbeteren.
Private levenssfeer Dit aspect handelt over het beheer van het schenkersbestand. Binnen de ethische code wordt onder schenkersbestand verstaan: één of meerdere bestanden van een geheel van personen betrokken bij verschillende fondsenwervingsactiviteiten van de organisatie en haar afdelingen voor merchandising of andere in naam van werkende partners. Aangesloten verenigingen verbinden zich er toe om de wet op de bescherming van het privé-leven na te leven. Daarnaast is het bestand enkel toegankelijk voor personen die hier de toestemming voor hebben gekregen en de vertrouwelijkheid van de schenker waarborgen. Deze bestanden, die eigendom zijn van de organisatie, mogen niet aangewend worden voor commerciële activiteiten buiten het goede doel om. Ten laatste wordt er bepaald dat adressen die bij gespecialiseerde bedrijven aangekocht of gehuurd worden of adressen die tussen diverse verenigingen uitgewisseld worden, enkel gebruikt mogen worden voor de verzending van boodschappen en/of het verwerven van fondsen.
Kwaliteit van beeld en boodschappen Binnen dit luik verbinden aangesloten organisaties zich ertoe dat wanneer zij een beroep doen op de vrijgevigheid van het publiek, zij dit doen in overeenstemming met hun doelstellingen en hun statuten. Wanneer er om financiële steun gevraagd wordt, mag de organisatie geen informatie gebruiken die foutieve vermeldingen, verklaringen, aanduidingen of voorstellingen gebruikt en die schenkers op een dwaalspoor kunnen brengen. Indien een schenker aangeeft dat zij voor een specifiek project een gift doet dan moet de organisatie deze wens respecteren en uitvoeren. De code legt een aantal regels op in verband met: •
Boodschappen Zo mogen boodschappen geen enkele onjuistheden, dubbelzinnigheden, overdrijvingen, … bevatten die het publiek kunnen bedriegen met betrekking tot het reële doel van de organisatie, resultaten van de actie, aanwending van 19
de fondsen, producten of diensten waar om gevraagd wordt. Boodschappen moeten steeds de naam van de organisatie dragen die een oproep tot vrijgevigheid doet. Indien er een oproep wordt gedaan voor een bepaalde actie dan moet de bestemming van de ingezamelde fondsen duidelijk en correct worden aangegeven of moet men duiden op welke manier men hierover kennis kan nemen. •
Boodschappen met betrekking tot de menselijke persoon Een boodschap mag zowel op vlak van illustratie als op vlak van inhoud geen aantijging zijn op de menselijke waardigheid. Indien er gebruikt gemaakt wordt van beelden die menselijk leed aantonen dan mag dit de gevoelens van de schenkers niet kwetsen. De boodschap moet zich hierbij beperken tot het illustreren van vastgestelde en controleerbare feiten. Wanneer een boodschap verwijst naar een persoon dan mag dit niet zonder dat hiervoor uitdrukkelijk de toestemming van de persoon in kwestie is gegeven. In een boodschap mag ook geen enkele getuigenis, verklaring of aanbeveling gebruikt worden die niet strookt met de realiteit of de ervaring van de persoon.
•
Boodschap met betrekking op studies of statistieken Hier draait het er om dat gebruikte studies of statistieken steeds correct en binnen de juiste situaties gehanteerd moeten worden. Hierbij moeten de informatiebronnen en de data waarop de studie werd gerealiseerd, aangegeven worden.
2.3.4.2
Huishoudelijk reglement
Het huishoudelijk reglement bestaat uit negentien artikels die de werking van het VEF bepalen. Daarnaast staat er ook in bepaald op welke wijze een klacht ten aanzien van een organisatie behandeld dient te worden, hoe het Toezichtscomité en de raad van bestuur zijn samengesteld, welke basisinformatie een organisatie moet vrijgeven en zo meer.
2.3.4.3
Addendum ‘code van informatieplicht’19
De ethische code stelt dat schenkers, medewerkers van een organisatie en personeelsleden het recht hebben om boekhoudkundige gegevens op te vragen. Deze personen maken hierbij gebruik van hun informatierecht. De aangesloten organisaties hebben een informatieplicht ten aanzien van deze partijen. Dit betekent dat aangesloten organisaties verplicht zijn om informatie omtrent hun boekhouding vrij te geven en hierbij een duidende en verklarende tekst te voegen opdat de boekhouding voor een leek duidelijk is. Schenkers en beroepskrachten hebben automatisch recht op deze informatie. Met automatisch wordt bedoeld dat de betrokken partijen niet expliciet moeten vragen achter deze informatie, maar dat deze beschikbaar wordt
19
Ethische code van de Vereniging voor de Ethiek in de Fondsenwerving, Internet, 10 april 2007.
(http://www.vef-aerf.be/IMG/pdf/VEF_DOCS_2006.pdf) 20
gesteld via de nodige kanalen. De informatie moet tenminste beschikbaar gesteld worden via de website van de organisatie. Vanaf 2006 moeten leden jaarlijks een rapport indienen waarin zij een overzicht geven van hun boekhouding. Hierbij worden de organisaties beoordeeld van ‘zeer slecht, slecht, goed, zeer goed’. Deze resultaten worden ook gepubliceerd opdat deze gegevens gekend zijn voor donateurs. Een negatieve evaluatie houdt niet in dat een organisatie zijn lidmaatschap bij het VEF moet beëindigen. De organisatie in kwestie krijgt twaalf maanden de tijd om zich in regel te stellen vooraleer het lidmaatschap beëindigd wordt. Zoals Erik Todts stelt “is er steeds een groeiende cultuur geweest van transparantie in de boekhouding”. Organisaties staan er ook hoe langer hoe meer voor open om hun financiële gegevens publiekelijk te maken. De jaarlijkse rapporten worden door twee mensen van het VEF nagelezen en aan de hand van een checklist beoordeeld. Eens deze beoordeling heeft plaatsgevonden worden de dossiers overgemaakt aan het Toezichtscommissie die hierover zijn oordeel zal uitspreken20.
2.3.4.4
Handvest voor ‘Directe dialoog’21
Dit handvest is een leidraad voor aangesloten organisaties die een beroep doen op de directe dialoog methode om fondsen te werven. Het handvest geeft aan op welke wijze een werver zich moet opstellen. De directe dialoog methode bestaat eruit dat nieuwe schenkers, voor bijna uitsluitende systematische bankopdrachten, op systematische wijze met al dan niet bezoldigde getrainde wervers op de openbare weg of aan huis worden verworven. Het handvest stelt dat wervers mensen de doorgang niet mogen versperren als ze aangeven dat ze niet willen stoppen. Men mag geen agressieve houding aannemen waardoor een voorbijganger zich verplicht voelt om te stoppen. Daarnaast moet de werver zich identificeerbaar maken door het dragen van een duidelijk zichtbaar logo van de organisatie. Ten laatste mag men geen leugenachtige argumenten gebruiken om mensen te overtuigen van het doel en de inzet van de organisatie. Wervers moeten ook de omgeving respecteren door de nodige documenten aan te vragen, door de toegang naar handelszaken niet te versperren, … De wet op de privacy moet ten allen tijde door de wervers gerespecteerd worden. Zo mogen gegevens van donateurs niet gewijzigd worden, moeten formulieren met persoonsgegevens veilig weggeborgen zijn. Ook mogen de gegevens van schenkers niet verkocht worden, tenzij de schenker hiervoor uitdrukkelijk de toestemming geeft, en zo meer.
20
Todts, E., Secretaris Toezichtscomité Vereniging voor de Ethiek in de fondsenwerving, Mondelinge
mededeling, formeel gesprek, Brussel, 6 april 2007. 21
Ethische code van de Vereniging voor de Ethiek in de Fondsenwerving, Internet, 10 april 2007.
(http://www.vef-aerf.be/IMG/pdf/VEF_DOCS_2006.pdf) 21
2.3.5
Sancties
22
Aangesloten organisaties ondertekenen dat zij de code zullen volgen. Het niet volgen van deze code kan leiden tot sancties, zoals bepaald in het huishoudelijk reglement in artikel drie tot en met zeven. Naargelang het niet volgen van de code kan een organisatie tot orde geroepen worden of kan er bevolen worden dat de organisatie de gestelde handelingen die in strijd zijn met de deontologische code moet corrigeren of intrekken. Daarnaast kan er een intrekking van het label zijn, wat automatisch leidt tot het verlies van het lidmaatschap. Deze maatregel wordt publiekelijk gemaakt. Ten laatste is er het verbod gedurende één jaar om zich opnieuw kandidaat te stellen om toe te treden tot het VEF. Een klacht kan neergelegd worden door een organisatie dat lid is van het VEF, door een derde of door de raad van bestuur. De raad van bestuur heeft de verantwoordelijkheid om alle nodige elementen te verzamelen die de klacht ondersteunen. Dit dossier wordt overgemaakt aan het Toezichtscomité. Een organisatie waartegen een klacht is ingediend wordt via een gemotiveerd schrijven op de hoogte gebracht vijftien dagen vooraleer het Toezichtscomité zijn beslissing velt. Tegen een beslissing van het Toezichtscomité is beroep mogelijk bij de raad van bestuur.
2.3.6
Leden van het VEF
Er zijn steeds twee kanten aan een medaille en zo ook in het verhaal rond ethisch fondsenwerven. Enerzijds is er het VEF, een vereniging die zich inzet voor de ethiek binnen het werven van fondsen, anderzijds zijn er organisaties die fondsen werven. Ik vind het belangrijk dat niet enkel het VEF bestudeerd wordt, maar dat ik ook kijk waarom organisaties zich aansluiten bij het VEF, welke meerwaarde de vereniging heeft voor organisaties en zomeer. Daarom heb ik een gesprek gevoerd met medewerkers van Vredeseilanden en Trias NGO om een antwoord te krijgen op deze vragen.
2.3.6.1
Vredeseilanden
Situering van de organisatie
23
Vredeseilanden is een onafhankelijke en pluralistische NGO die zich inzet voor voedselzekerheid voor o.a. boerenfamilies. Het garanderen van voedselzekerheid willen ze bereiken via structurele hulp. De thema’s waar rond gewerkt wordt zijn:
22
•
meer landbouwproductie waar er honger heerst (voedselzekerheid);
•
meer mondigheid waar er onmacht heerst (advocacy);
Ethische code van de Vereniging voor de Ethiek in de Fondsenwerving, Internet, 10 april 2007.
(http://www.vef-aerf.be/IMG/pdf/VEF_DOCS_2006.pdf). 23
www.vredeseilanden.org, toegang op 30 april 2007 22
•
meer markttoegang waar die grotendeels ontbreekt;
•
meer rechten voor vrouwen waar mannen het voor het zeggen hebben (gender);
•
HIV/AIDS preventie.
Om zijn taak waar te maken, moet Vredeseilanden beschikken over de nodige financiële middelen, die worden gehaald uit verschillende financieringsbronnen. In 2005 bestonden deze financiële bronnen uit: subsidies vanuit DGOS en Europese Unie (57%), financiering vanwege stichtingen, NGO’s, bedrijven (12%) en particuliere opbrengsten (31%). Over het algemeen beschikt Vredeseilanden over een totaal kapitaal van 14 miljoen euro. In 2005 werd 89% aangewend voor de uitvoering van het ontwikkelingsprogramma in de landen waar Vredeseilanden actief is. 11% werd gebruikt om de werkingskosten te dekken zoals personeelskosten, communicatiekosten, …. Een gift van een schenker wordt niet gedoneerd aan een specifiek project, maar wordt opgenomen in het totale Vredeseilanden-budget. In zijn communicatie maakt Vredeseilanden schenkers hier steeds op attent. Projecten die worden aangehaald zijn steeds een voorbeeld om aan te tonen op welke wijze de organisatie te werk gaat. Vredeseilanden kiest er bewust voor om alle giften te verzamelen in een totaalbudget. Door dit principe is er ook het nodige geld voor handen voor projecten die naar de buitenwereld toe als ‘minder sexy’ worden beschouwd24.
Vredeseilanden en (ethisch) fondsenwerven25 Vredeseilanden is sinds de start van het VEF hierbij aangesloten. De organisatie heeft steeds een aantal waarden gerespecteerd bij het werven van fondsen die los staan van de ethische code van het VEF. Zo hecht de organisatie er belang aan dat schenkers een zicht hebben op de inkomsten en de uitgaven van de organisatie. Op die manier weten donateurs waar en in welke mate de financiële middelen worden aangewend. Daarom worden het jaaroverzicht en de inkomsten en uitgaven steeds bekendgemaakt via de website. Hierbij wordt de realiteit niet verbloemd. Ook tegenslagen binnen de werking worden weergegeven in het financieel rapport. Een tweede aspect is beeldvorming binnen de campagnes en fondsenwerving. Vredeseilanden maakt de bewuste keuze om geen beelden te tonen of verhalen te vertellen van hulpeloze, hongerende mensen om de voedselonzekerheid van een bepaald volk of een bepaalde regio aan te kaarten. Dit principe wordt gehanteerd omdat zij geen gebruik willen maken van denigrerend beeldmateriaal ten opzichte van een bevolking. Maar ook om het stereotiep beeld van b.v. het arme Afrikaantje uit de wereld te helpen. Wanneer er foto’s of verhalen gebruikt worden van mensen om een
24
Vermeersch, J., Verantwoordelijke communicatie,Vredeseilanden, Mondelinge mededeling, formeel
gesprek, Leuven, 26 april 2007. 25
Vermeersch, J., Verantwoordelijke communicatie,Vredeseilanden, Mondelinge mededeling, formeel
gesprek, Leuven, 26 april 2007. 23
bepaald probleem aan te kaarten, dan wenst de organisatie dat die verhalen de kracht aantonen van deze personen. Verhalen die aantonen dat deze mensen vooruit willen in het leven, dat ze hun bestaan wensen te verbeteren. Een andere rede om mensen op deze wijze af te beelden ligt in de samenwerking met de partnerorganisaties. Wanneer Vredeseilanden een campagne of fonds opzet voor een bepaald project dan willen ze dit met “een gerust hart26” kunnen voorleggen aan de partnerorganisaties. Vanuit partnerorganisaties wordt er, volgens Vredeseilanden, terecht met ontsteltenis gereageerd wanneer blijkt dat in het Noorden het stereotiep beeld van de ‘arme, hulpeloze Afrikaan’ gehanteerd wordt om een problematiek aan te kaarten. Om een respectvolle relatie te garanderen is het daarom belangrijk dat partnerorganisaties zich ook steeds kunnen vinden in de beeldvorming die gehanteerd wordt binnen een bepaalde campagne. In het merendeel van zijn campagnes maakt Vredeseilanden voornamelijk gebruik van een slogan of de afbeelding van het logo. De organisatie gelooft erin dat ook op deze wijze de aandacht op een probleem gevestigd kan worden. De twee gehanteerde principes zijn tevens twee pijlers binnen de ethische code. Het VEF stelt financiële transparantie en een correcte beeldvorming voorop. Denken we hierbij aan het respecteren van de menswaardigheid, een correcte beeldvorming, het gebruik van beelden die de gevoelens van schenkers niet kwetsen en zo meer. Wanneer Vredeseilanden een fondsenwervende campagne voert, wil zij ook steeds de politieke dimensie van een bepaalde problematiek meegeven. Het sensibiliserende aspect van een campagne is voor Vredeseilanden van groot belang. Op de vraag waarom het VEF een meerwaarde betekent binnen het landschap van fondsenwerven, en voor Vredeseilanden in het bijzonder, werden er enkele redenen opgesomd: •
Door het opstellen van een ethische code worden de spelregels vastgelegd voor aangesloten organisaties ten aanzien van fondsenwerving. Via de code wordt er omschreven wat wel en niet van toepassing is om fondsenwerving op ethische wijze te voeren.
•
Door het bestaan van het VEF is er ook een controleorgaan. De vereniging houdt toezicht op wat er zich allemaal afspeelt binnen fondsenwerving. Dit toezicht beperkt zich echter tot de aangesloten organisaties.
•
Aangesloten organisaties krijgen een label van het VEF dat gebruikt mag worden in de communicatie. Op deze wijze toon je naar de buitenwereld dat je als organisatie fondsenwerving hoog in het vaandel draagt en dat je dit op een correcte wijze wenst te doen.
Hiertegenover staat dat er binnen het VEF een aantal knelpunten zijn, volgens Jo Vermeersch. Het VEF vraagt voornamelijk boekhoudkundige gegevens op van aangesloten organisaties, maar dit zijn dezelfde gegevens die opgevraagd worden door de subsidiërende overheid. Er worden ook enkel de boekhoudkundige gegevens van de organisatie in België opgevraagd, maar er wordt echter niets opgevraagd betreffende de boekhoudkundige gegevens van de bedrijvigheid in het buitenland. Hierbij moet worden opgemerkt dat indien een organisatie geen subsidies van overheidswege ontvangt, er toch controle is op de boekhouding. Daarnaast zou het
26
Vermeersch, J., Verantwoordelijke communicatie,Vredeseilanden, Mondelinge mededeling, formeel
gesprek, Leuven, 26 april 2007 24
VEF ook verder kunnen gaan in zijn controlerende rol. Zo wordt er geen toezicht gehouden op de inhoud van mailings die organisaties uitsturen. Zo stelde Jo Vermeersch dat wanneer een organisatie zich wenst aan te sluiten bij het VEF, zij normalerwijze bezig is met normen en waarden rond fondsenwerven. Indien een organisatie hiervan de meerwaarde niet inziet, zal ze moeilijk te overtuigen zijn om lid te worden van het VEF.
2.3.6.2
Trias NGO
Situering van de organisatie Trias NGO is een organisatie die ijvert om de armoede in de wereld en meer bepaald in het Zuiden weg te werken. Dit streeft ze na door de bestaanszekerheid van kleinschalige ondernemers en familiale landbouwers te verhogen via het verlenen van microfinanciering. Trias wil zo de lokale economie impulsen geven en deze als hefboom gebruiken voor meer welzijn en als inzet tegen de armoede. In het Noorden werkt deze NGO samen met andere organisaties zoals KVLV, NEOS, UNIZO, Landelijke Gilde en zo meer om de betrokkenheid bij de Noord-Zuidproblematiek te vergroten. Momenteel lopen er veertien projecten in drie continenten27.
Trias NGO en (ethisch) fondsenwerven28 De financiële middelen waarover de NGO beschikt, bestaan uit 85% aan subsidies en 15% eigen middelen. De subsidies zijn afkomstig van DGOS, de Belgische Overheid (BOF), de Vlaamse overheid en de EU. De 15% eigen middelen worden gegeneerd uit fondsen die verwerfd worden bij:
27
28
•
Gemeenten en provincies. Bij deze instanties wordt er een dossier ingediend voor een deel van het gemeenteof provinciebudget voor ontwikkelingssamenwerking;
•
Bewegingen. Dit is de achterban waar Trias mee samenwert: NEOS, UNIZO; KVLV, Landelijke Gilde,…;
•
Particulieren. Trias beschikt over een bestand van 5000 privé-personen die reeds een financiële bijdrage hebben geleverd;
•
Stichtingen. Dit kunnen bedrijfsstichtingen Foundation, of familiestichtingen;
•
Structurele donoren. Met deze donoren is samenwerking op contractuele overeenkomst29.
zijn,
zoals
de
er
reeds
een
Rabo
Bank
jarenlange
www.triasngo.be, toegang op 9 mei 2007 Springael, R., verantwoordelijke fondsenwerven Trias NGO, Mondelinge mededeling, formeel gesprek,
Brussel, 8 mei 2007. 25
De verworven fondsen worden niet specifiek toegewezen aan een project of land, maar worden opgenomen in een algemeen budget. Indien privé-personen, bewegingen of een gemeente de vraag hebben om te schenken voor een specifiek project of land, dan wordt tegemoet gekomen aan deze vraag. Op de directe mailings die worden rondgestuurd, staat steeds de vermelding “Uw schenking kan ook worden aangewend voor andere projecten”. Hierdoor zijn schenkers op de hoogte van het gehanteerde principe. Net zoals Vredeseilanden hanteert Trias NGO het principe van een algemeen budget zodat er voor alle projecten en landen voldoende financiële middelen aanwezig zijn. Indien dit principe niet gehanteerd wordt, zou men veel schenkingen krijgen voor Afrika omdat de bevolking op de hoogte is van de problematiek in dit continent. Hierdoor zouden Latijns-Amerika en Azië over minder middelen beschikken en zouden er minder projecten ondersteund kunnen worden. Ria Springael haalde aan dat dit principe ook een sensibiliserend aspect in zich heeft. Doordat je werkt met een algemeen budget toon je aan dat de ganse wereld baat heeft aan je steun en niet enkel een bepaald project of land. Om fondsen te werven verspreidt Trias tweemaal per jaar een directe mailing naar de personen die opgenomen zijn in hun schenkersbestand. Daarnaast doen zij geen extra fondsenwervingscampagnes. Doordat de organisatie samenwerkt met bewegingen zoals KVLV, KAJ,… kunnen zij op deze wijze ook veel potentiële schenkers bereiken. Binnen de beelden die gebruikt worden voor directe mailings, publicaties,… wordt er steeds geopteerd voor foto’s die een positieve kracht uitstralen, om zo tot een positieve beeldvorming bij het publiek te komen. Een organisatie die projecten opzet om mensen te ondersteunen, om mensen helpen te ontwikkelen op economisch vlak, wil ook via beelden de bereidheid van deze mensen aantonen. Het werken met foto’s van b.v. mensen die lijden aan honger druist ook in tegen de doelstellingen en de visie van de organisatie. Op de foto’s die gebruikt worden, staan steeds mensen afgebeeld van een bepaald project. Deze foto’s worden getrokken door een coöperant. De plaatselijke bevolking weet dat deze foto’s kunnen gebruikt worden voor publicaties in het Noorden. Sinds de oprichting van het VEF heeft Trias NGO zich aangesloten bij dit controleorgaan. Hun reden van aansluiting en van het lid blijven is de waarde die zij willen meegeven naar het publiek toe. Door hun lidmaatschap geven ze aan dat ze verantwoord fondsenwerven voorop stellen en dat zij op een correcte en transparante manier wensen om te gaan met de verworven fondsen. Daarom maken zij ook gebruik van het logo van het VEF in hun communicatie. Toch hangt de ethische code niet in het achterhoofd wanneer Trias een directe mailing of een publicatie opstelt. De ethische code die het VEF hanteert is ‘algemeen en evident’30. Iedere zelfrespecterende organisatie stelt deze normen en waarden voorop bij fondsenwervingsacties, publicaties,….31 Een organisatie die fondsenwerven niet hoog in het vaandel draagt zal zich nooit aansluiten bij het VEF en bijgevolg ook nooit de code volgen.
29
30
Trias jaarverslag 2005, Brussel, Trias NGO, 2006 Springael, R., verantwoordelijke fondsenwerven Trias NGO, Mondelinge mededeling, formeel gesprek,
Brussel, 8 mei 2007. 31
Springael, R., verantwoordelijke fondsenwerven Trias NGO, Mondelinge mededeling, formeel gesprek,
Brussel, 8 mei 2007. 26
Alhoewel Ria Springael overtuigd is van de goede opzet en bedoelingen bij de oprichting van het VEF, vindt zij dat er een aantal knelpunten zijn binnen de werking van deze vereniging. Jaarlijks moeten aangesloten organisaties hun jaarverslagen, jaarrekeningen, andere boekhoudkundige gegevens en publicaties opsturen. De financiële gegevens die worden opgevraagd, werden reeds gecontroleerd door de overheid wanneer een organisatie een aanvraag doet tot subsidies. Daarnaast wordt een organisatie ook gescreend op deze gegevens wanneer zij zich wenst aan te sluiten bij de koepel 11.11.11. Het VEF vraagt dus gegevens op die tot tweemaal toe worden gecontroleerd. Het VEF verantwoordt deze procedure via het feit dat de boekhoudkundige gegevens van organisaties die noch subsidies ontvangen, noch aangesloten zijn bij de koepel, toch gecontroleerd worden Alhoewel organisaties jaarlijks de nodige documenten moeten opsturen naar het VEF, ontvangen ze hierop weinig tot geen feedback. Men ontvangt enkel een schrijven waarin vermeld staat dat de nodige documenten ontvangen zijn en een vraag tot het betalen van het lidgeld. Vanuit Trias zou het gewaardeerd worden, mocht er respons komen op de documenten die worden ingediend. Zoals reeds vermeld, moeten ook de publicaties ingediend worden bij het VEF. Vanuit de pijler ‘Beeld en boodschap’ binnen de ethische code zouden deze publicaties geanalyseerd kunnen worden en de organisatie begeleid kunnen worden om hun mailings, driemaandelijkse magazines, communicatie binnen fondsenwervingscampagnes, ... op een zo verantwoord mogelijke wijze te voeren. Op dit vlak is het VEF geen meerwaarde voor een organisatie. Daarnaast zou het VEF ook alerter moeten zijn voor tendensen binnen het landschap van de fondsenwerving en hierop inspelen. Een gegeven dat nu niet gebeurt. Om dit te verduidelijken haalde Mevr. Springael twee voorbeelden aan. Zo was er in 2002 de opkomst van de beweging ‘Do(n)ordacht’32. Deze beweging stelt de werking van NGO’s, ontwikkelingssamenwerkingorganisaties en het VEF in vraag. Do(n)ordacht haalt aan dat organisaties een ander verhaal ophangen in het Noorden dan hetgeen dat in het Zuiden daadwerkelijk plaatsvindt. Daarnaast roept het organisaties op om op een verantwoorde wijze geld in te zamelen en te gebruiken, maar roept het schenkers ook op om doordacht te schenken. Het VEF had hier op moeten inspelen en zo moeten proberen om tot een samenwerking te komen. Beide instanties ijveren voor moraliteit binnen het landschap van fondsenwerving en hadden zo hun drukkingskracht kunnen vergroten. Het VEF heeft hier echter geen gebruik van gemaakt. Een ander voorbeeld stelde zich ten aanzien van een organisatie die mailings verstuurde met daarin geld. Hierbij werd er gevraagd om meer geld op te sturen dan zij hadden aangeboden. Een actie die weinig moraliteit in zich draagt. Het is op zulke momenten dat het VEF zijn stem moet laten horen en aan de alarmbel moet trekken. Dit is ook weer een manier waarop het VEF de rol van waakhond op zich kan nemen en zo zijn eigen geloofwaardigheid en drukkingskracht kan vergroten. Ria Springael haalde aan dat het VEF zich bewust is van deze knelpunten en dat zij ook op zoek zijn om deze weg te werken om zo nog meer een gevestigde waarde te worden.
32
Springael, R., verantwoordelijke fondsenwerven Trias NGO, Mondelinge mededeling, formeel gesprek,
Brussel, 8 mei 2007. 27
2.3.6.3
Conclusie
Beide organisaties zijn overtuigd van de goede bedoelingen achter de oprichting van het VEF en zijn ethische code. Toch horen we van beide organisaties uit dat het VEF meer kan doen binnen zijn werking en zijn begeleiding naar organisaties toe. Zowel bij Vredeseilanden als Trias NGO kwamen volgende punten aan bod: •
De code legt de spelregels van het fondsenwerven vast. Hier tegenover staat dat de code vaak een verlengde is van de waarden en normen die organisaties reeds voorop stellen bij het uitwerken van een campagne of fondsenwervingsactie. Denken we hierbij aan de waarden die beide organisaties hanteren over positieve beeldvorming en financiële transparantie. De ethische code is met andere woorden ‘algemeen en evident’.
•
Alhoewel er van het VEF uit weinig feedback komt, sluiten Vredeseilanden en Trias zich aan om naar schenkers toe te tonen dat zij op een verantwoorde wijze met de geworven fondsen omgaan. We moeten opmerken dat het VEF weinig bekend is bij schenkers doordat er vanuit de vereniging naar schenkers toe weinig tot geen communicatie is geweest. Erik Todts haalde dit zelf aan als knelpunt binnen hun werking.
•
Zowel Vredeseilanden als Trias haalden aan dat het VEF verder zou kunnen gaan in zijn controle op organisaties. Momenteel worden er enkel financiële gegevens opgevraagd die reeds gecontroleerd zijn door de subsidiërende overheid en door de koepel 11.11.11. Zowel Vredeseilanden als Trias NGO stellen het in vraag of het zinvol is om deze gegevens voor de derde maal te controleren. Deze controle heeft zijn nut wanneer organisaties noch subsidies ontvangen, noch aangesloten zijn bij de koepel. Zo is er nog een vorm van controle op de boekhoudkundige verrichtingen. Vanuit het VEF wordt er geen controle gevoerd op de inhoud van mailings binnen een campagne of fondsenwervingsactie. Hierin zou het VEF een bijdrage kunnen leveren om organisaties hierin te begeleiden, zodat organisaties hun mailings op een nog meer verantwoorde wijze kunnen opstellen.
•
Ten laatste zou het VEF meer een rol van waakhond op zich moeten nemen en het reilen en zeilen in het landschap van de fondsenwerving moeten opvolgen. Zo kunnen zij inspelen op tendensen, maar ook aan de alarmbel trekken wanneer het fout gaat. Denken we hierbij aan de mailing die een organisatie bezorgde met daarin geld.
Zoals Ria Springael van Trias NGO aanhaalde, zijn er binnen de werking van het VEF nog een aantal knelpunten, maar is het VEF zich hiervan bewust. Dit is een uitspraak waar ik mij achter schaar. Erik Todts, secretaris van het toezichtscomité binnen het VEF, haalde dit eveneens aan tijdens ons gesprek.
2.4
Ethisch fondsenwerven in Nederland
Naast België zijn er nog andere landen waar men verenigingen of organisaties vindt die ijveren voor ethisch fondsenwerven. In Nederland zijn er twee instanties die zich hiervoor inzetten, namelijk het Centraal Bureau Fondsenwerven en het Instituut voor Sponsoring en Fondsenwerving, ieder met hun eigen missie. Daar waar het Centraal Bureau voor Fondsenwerving zich eerder toelegt op financiële transparantie, stelt het Instiuut voor Sponsoring en Fondsenwerving een gedragscode op waaraan 28
aangesloten organisaties zich dienen te houden. In dit hoofdstuk krijgt u een toelichting van de werking van beide organisaties. Op het einde van het hoofdstuk wordt er een vergelijking gemaakt tussen het VEF in België en de Nederlandse instanties om zo te weten te komen of er overeenkomsten of verschillen zijn tussen de organisaties in beide landen.
2.4.1
Centraal Bureau Fondsenwerven Werkingsopdracht33
2.4.1.1
Sinds 1996 kent Nederland tevens een organisatie die ijvert voor de morele kwaliteit van de fondsenwerving: het Centraal Bureau Fondsenwerven, kortweg CBF. Deze organisatie ijvert voor de financiële transparantie die fondsenwervende organisaties aan de dag moeten leggen. Elke fondsenwervende instelling in Nederland kan het CBFkeurmerk aanvragen, indien zij drie jaar actief zijn. Een fondsenwervende organisatie moet voldoen aan een aantal criteria op vlak van bestuur, beleid, fondsenwerving, besteding van middelen en verslaggeving. Een organisatie die het CBF-keurmerk draagt, wordt een keurmerkhouder genoemd. Het keurmerk wordt gegeven voor een periode van vijf jaar, waarbij er jaarlijks wordt nagegaan of de aangesloten organisatie voldoet aan de opgelegde criteria. Het keurmerk mag gebruikt worden voor schriftelijke en audiovisuele communicatie. Een afbeelding van het keurmerk vindt u terug in bijlage 7.1. Het CBF heeft tot taak: •
Het ontwikkelen van een regelgeving voor een betrouwbare en verantwoorde werving en besteding van fondsen en het toetsen van de naleving door individuele instellingen, op hun verzoek;
•
Onafhankelijk zaken en tendensen signaleren en rapporteren maatschappelijk van belang kunnen zijn voor het werven van fondsen;
•
Het verstrekken van informatie aan publiek, overheden en instellingen.
die
Afgeleide taken hierbij zijn het verrichten van beoordelingen, het houden van toezicht op verantwoorde fondsenwerving en besteding en het verstrekken van voorlichting en advies.
2.4.1.2
Werking
34
Het toekennen van een CBF-keur behoort tot de bevoegdheid van de Commissie Keurmerk. Deze commissie bestaat uit drie bestuursleden van het CBF en komt
33
34
www.cbf.nl, toegang op 30 april 2007. Doel
en
taken
Centraal
Bureau
Fondsenwerving,
Internet,
30
april
2007,
(http://www.cbf.nl/Downloads/Bestanden/Algemeen/DOEL%20EN%20TAKEN%20januari%202007.pdf).
29
minstens tweemaal per jaar samen. Via een gemotiveerd schrijven wordt een kandidaatorganisatie op de hoogte gebracht van het al dan niet toetreden. Een geweerde kandidaatorganisatie kan een nieuwe aanvraag doen nadat is aangetoond dat de nodige inspanningen zijn geleverd om de tekortkomingen bij te sturen. Wanneer een organisatie na vijf jaar een verlenging van het lidmaatschap wenst, dan wordt deze aanvraag voorgelegd aan het College van Deskundigen. Daarnaast is dit college verantwoordelijk voor de behandeling van klachten. Klachten kunnen zowel worden ingediend door keurmerkhouders als door derden via een gemotiveerd schrijven aan de directeur van het CBF. Er wordt steeds getracht tot een minnelijke schikking te komen tussen de eiser en de aangeklaagde organisatie. Indien dit niet lukt, dan wordt de klacht voor het ‘College van Deskundigen’ gebracht. Indien een keurmerkhouder zich niet houdt aan de regelgeving van het CBF of het keurmerk misbruikt, dan kan er worden overgegaan tot de onmiddellijke intrekking van certificaat en de opzegging van de keurmerkovereenkomst. Het beëindigen van de overeenkomst wordt via de communicatiekanalen van het CBF bekend gemaakt aan het publiek. De desbetreffende organisatie wordt steeds via een schriftelijk schrijven van deze handelingen op de hoogte gebracht. Indien de organisatie een keurmerk blijft hanteren dan kan er een boete tot 450 euro geëist worden door het CBF. Een aanvraag indienen bij het CBF is niet kosteloos. Wanneer een organisatie wordt erkend tot keurmerkhouder dient zij een bedrag van 4.990 euro te betalen om de kosten te dekken die gemaakt werden om een organisatie door te lichten. Voor het recht op het voeren van een CBF-keur moet een aangesloten organisatie een jaarlijkse bijdrage betalen. Deze bijdragen zijn aangepast naar de jaarlijkse inkomsten uit fondsenwerving. De minimumbijdrage bedraagt 380 euro indien een organisatie minder dan 250 000 euro aan fondsen werft. Tot 7.580 euro indien een organisatie meer dan 22.700.000 euro aan fondsen inzamelt.
Voorwaarden tot toetreding 35
2.4.1.3
Het CBF heeft een reglement opgesteld waarin de keurmerkcriteria zijn opgenomen. Organisaties moeten aan deze vereisten voldoen vooraleer zij houder kunnen worden van het keurmerk. Deze keurmerkcriteria zijn: •
Bestuur
•
Beleid
•
Fondsenwerving, voorlichting en communicatie
•
Besteding
•
Verslaggeving
In dit onderdeel haal ik enkel de belangrijkste elementen van elke criteria aan. Uitgebreide informatie betreffende het reglement kan u raadplegen in bijlage 7.4.
35
Doel
en
taken
Centraal
Bureau
Fondsenwerving,
Internet,
30
april
2007,
(http://www.cbf.nl/Downloads/Bestanden/Algemeen/DOEL%20EN%20TAKEN%20januari%202007.pdf). 30
Bestuur Binnen dit criteria wordt er omschreven op welke wijze een bestuur dient samengesteld te zijn en hoe verantwoordelijkheden binnen een organisaties opgesteld dienen te worden. Omdat dit criteria een uitgebreide omschrijving heeft, verwijs ik u graag door naar het reglement.
Beleid Een organisatie heeft een beleidsplan dat tenminste over een periode van drie jaar loopt. In dit plan zijn meetbare doelen en werkdoelen opgenomen die er voor zorgen dat de algemene doelen behaald worden. De activiteiten en doelen die zijn opgenomen in het beleidsplan, zijn steeds in overeenstemming met de statutaire doelstellingen. De medewerkers van een organisatie zijn ten alle tijden op de hoogte van dit plan.
Fondsenwerving, voorlichting en communicatie Externe communicatie wordt op een zodanige wijze gevoerd dat de doelstellingen van een organisatie en de realisatie ervan verstaanbaar zijn. Informatie die gevoerd wordt vanuit verschillende invalshoeken zoals fondsenwerving, voorlichting en communicatie is steeds consistent en mag geen misleidende informatie bevatten. Bij deze verschillende invalshoeken dienen steeds de identiteit, de doelstellingen, programma’s en de financiële behoefte duidelijk omschreven te zijn. Verder mag men geen vergelijking maken met andere fondsenwervende organisaties. De organisatie moet de wens van schenker respecteren indien deze schenkt aan een specifiek doel.
Besteding van middelen De verantwoordelijkheden ten aanzien van de besteding van middelen zijn duidelijk omschreven. De besteding van middelen gebeurt in overeenstemming met de opgestelde begroting. Middelen die zijn ingezameld ten aanzien van een bepaald doel dienen binnen de drie jaar hiervoor aangewend te worden.
Verslaggeving Een organisatie stelt een jaarverslag op waarin de topics “beleid, communicatie,waarborging van de kwaliteit van de organisatie en besteding van de middelen in relatie tot de doelstellingen” worden opgenomen. Het jaarverslag is openbaar en dient binnen de negen maanden na afloop van het boekjaar te zijn opgesteld.
31
2.4.2
Instituut voor Sponsoring en Fondsenwerving36
Het instituut voor Sponsoring en Fondsenwering (ISF), opgericht in 1994, heeft tot doel de professionalisering van sponsoring en fondsenwerving door lokale nonprofitorganisaties waar te maken37. Door het opstellen van een gedragscode omtrent verantwoord fondsenwerven en sponsoring, en deze te implementeren bij aangesloten organisaties, wil het ISF professionalisering binnen lokale non-profitorganisaties bewerkstelligen.
2.4.2.1
Werking
Het ISF heeft een gedragscode opgesteld die aangesloten organisaties dienen te volgen. Een organisatie die slechts sporadisch gebruik maakt van fondsenwerving kan een tijdelijk lidmaatschap aangaan. Daarnaast kunnen organisaties zich lid maken van het ISF. Hiervoor moet een verzoek ingediend worden bij de Raad van Toezicht voor Fondsenwerving. Eens aangesloten ontvangen organisaties een certificaat dat zij mogen hanteren in hun communicatie. Dit certificaat is toegevoegd in bijlage 7.1. Aangesloten organisaties worden opgenomen in een register dat openbaar is en iedereen geraadpleegd kan worden. De raad is samengesteld uit zes personen met verschillende achtergrond, gaande van een deskundige op vlak van ethische vraagstukken, een onafhankelijke voorzitter, een lid afkomstig uit een non-profitorganisatie, tot een lid aangewezen door het bestuur van het ISF. De Raad van Toezicht heeft tot taak om het register bij te houden waarin de leden van ISF zijn opgenomen. Daarnaast doet zij uitspraken over klachten van aangesloten organisaties en doet zij uitspraken bij geschillen ten gevolge van het niet naleven van de gedragscode. Ten laatste heeft de raad tot taak om de gedragscode periodiek te evalueren. Voor het behandelen van een klacht kan de raad een externe aanstellen wanneer b.v. blijkt dat de klacht de sector aanbelangt en waarvoor kennis van de sector vereist is. Een klacht kan door iedereen worden ingediend.
2.4.2.2
Gedragscode
In de gedragscode zijn regels opgenomen ten aanzien van sponsoring en fondsenwerving. Omdat ik mij binnen dit eindwerk enkel toespits op fondsenwerving worden enkel de regels die hierop van toepassing zijn toegelicht. De gedragscode beschrijft een aantal normen ten aanzien van fondsenwervende organisaties, schenkers, financieel beheer en de openbaarheid van gegevens. Er wordt een kort
36
Gedragscode voor Fondsenwerving door lokale non-profitorganisaties, Nijmegen, 7 september 2007, Internet, 12 mei 2007 (http://www.isf.nl/fileadmin/bestanden/pdf/GC_004_Gedragscode_ISF_2004.pdf) 37
Gedragscode voor Fondsenwerving door lokale non-profitorganisaties, Nijmegen, 7 september 2007,
Internet, 12 mei 2007 (http://www.isf.nl/fileadmin/bestanden/pdf/GC_004_Gedragscode_ISF_2004.pdf)
32
overzicht gegeven van de verschillend onderdelen binnen de gedragscode. De volledige gedragscode vindt u terug in bijlage 7.5.
Regels ten aanzien van fondsenwervende organisaties: •
Alle partijen betrokken bij fondsenwerving dienen zich ten alle tijden verantwoordelijk op te stellen ten opzichte van het publiek, overheden en andere betrokkenen;
•
Fondsenwervende partijen zullen steeds respect tonen voor elkaar. Hierbij waken ze er over dat ze geen fondsenwervingsactie opstellen die hun collega’s benadelen;
•
Fondsenwerving mag nooit in strijd zijn met de wet of andere regelgevingen die van toepassing kunnen zijn. Schenkers mogen niet louter gezien worden als geldschieters, maar zij zijn een betrokken groep die kunnen helpen bij de verdere uitbouw van de organisatie;
•
De fondsenwerving zal steeds in overeenstemming zijn met de goede smaak en de algemene fatsoenregels van het maatschappelijk verkeer;
•
Fondsenwerving zal nooit schade berokkenen aan de geestelijke en/of lichamelijke gesteldheid van een schenker;
•
De fondsenwerving mag geen afbreuk doen aan de dienstverlening van de organisatie;
•
Fondsenwerving zal niet de onafhankelijkheid, betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van de fondsenwervende organisatie en/of sector in het algemeen en/of de wederpartij aantasten door b.v. samen te werken met bedrijven die geassocieerd worden als zijnde ‘verkeerd’;
•
Consumenten en personeel van een fondsenwervende organisatie zullen zich op de hoogte kunnen stellen van het voorgenomen en gevoerde beleid inzake fondsenwerving.
Specifiek ten aanzien van fondsenwerving stelt de gedragscode dat het doel van fondsenwerving enkel het financieren van activiteiten kan zijn zover deze activiteiten binnen de doelstelling van de non-profitorganisatie passen.
Regels ten aanzien van en ter bescherming van schenkers Iedereen die wenst te schenken, gaande van privé-personen tot bedrijven, zullen steeds volgens de regels van het fatsoen behandeld worden. Indien een schenker geld wil doneren ten aanzien van een specifiek project dan dient deze wens gevolgd te worden. Ter bescherming van de goede naam van de fondsenwervende organisaties en van de sector kunnen bepaalde schenkers beter geweerd worden. Deze maatregel kan men best treffen wanneer de reputatie van de schenker de geloofwaardigheid van de fondsenwervende organisatie in gedrang zou kunnen brengen. De fondsenwervende organisatie accepteert geen donatie wanneer deze in tegenstrijd is 33
met de gedragscode. De gegevens van schenkers mogen niet publiekelijk of aan derden bekend gemaakt worden.
Financieel beheer De fondsenwervende organisatie draagt zorg voor een getrouwe financiële verantwoording betreffende de opbrengsten uit fondsenwerving en de daaraan verbonden kosten.
Openbaarheid In het jaarverslag worden steeds de financiële gegevens van een fondsenwervingsactie gepubliceerd. Daarnaast wordt in deze publicatie steeds het totale bedrag van sponsoring, fondsenwerving, legaten, erfenissen,… zijn opgenomen.
2.4.3
Een vergelijking tussen België en Nederland
Waar in België gesproken wordt over ethisch fondsenwerven, hanteert men in Nederland het begrip ‘verantwoord fondsenwerven’. Een andere benaming voor een zelfde missie. In tegenstelling tot België zijn er in Nederland twee organisaties actief binnen het discours van ethisch fondsenwerven. Bij deze tweedeling stel ik mij een aantal vragen. Zo zegt het CBF dat zij ijvert voor financiële transparantie, waar het ISF zich voornamelijk toelegt op het uitwerken van een gedragscode. Wanneer ik deze organisaties echter met elkaar vergelijk, merk ik dat zij net dezelfde punten in hun gedragscode en reglement hebben opgenomen. Zo ijveren de twee instellingen er voor dat informatie op een verstaanbare en correcte wijze wordt verspreid. Informatie mag onder geen enkele voorwaarden misleidende gegevens bevatten. Een ander voorbeeld is dat elke instantie er voor ijvert dat aangesloten organisaties jaarverslagen opstellen waarin er een overzicht wordt gegeven van de flow van de financiële middelen. Ik stel mij hierbij de vraag wat het nut is van twee organisaties die voor hetzelfde doel ijveren. Binnen de drie organisaties zien we gelijkenissen in de structurele werking. Iedere organisatie heeft een comité dat zich buigt over de aanvragen en dat een uitspraak doet bij geschillen of sancties opgelegd. Ieder comité bestaat ook uit externen. In het ISF bestaat dit comité enkel uit externen; in tegenstelling tot het VEF en CBF, waar ook leden van de raad van bestuur in zetelen. Door het zetelen van externen zorgen de drie instanties er voor dat de neutraliteit bewaard blijft. Een groot voordeel bij het ISF is dat in het comité een lid zetelt dat zich bezighoudt met ethische vraagstukken. Dit is uiteindelijk toch van belang wanneer men zich bezig zijn met het ethische aspect van fondsenwerving. In tegenstelling tot het VEF en het ISF kan het CBF boetes uitschrijven bij misbruiken of wantoestanden. Het VEF kan een lid enkel tot de orde roepen of in het ergste geval het logo intrekken. Doordat men kan overgaan tot het uitschrijven van boetes kan men zijn afdwingingskracht ten aanzien van organisaties vergroten. Mocht het VEF gekend zijn onder de bevolking dan zou dit ernstige gevolgen hebben voor de aangesloten organisatie, omdat het op deze wijze zijn geloofwaardigheid en 34
vertrouwen verspeelt bij schenkers. Momenteel twijfel ik hieraan of dit zo zou zijn aangezien het VEF niet danig bekend is bij de bevolking. Een verschil tussen de drie organisaties is de ethische code of de gedragsregels. Waar we in België een code hebben die geënt is op vier pijlers, vinden we dit niet terug in Nederland. De Nederlands organisaties hebben beide een aantal richtlijnen en bij het ISF zijn deze opgenomen in een gedragscode, waar we dezelfde normen en regels terugvinden op vlak van financiële transparantie, toeleveranciers als in de ethische code van het VEF. Nergens wordt er een omschrijving gemaakt hoe men met beeld en boodschap of schenkersbestanden dient om te gaan of welke gedragsregels men moet stellen bij directe dialoog. Dit vind ik een tekortkoming en zou mee moeten opgenomen worden in de gedragscode. Hierdoor kunnen er minder reden zijn tot discussie bij het gebruik van beelden en boodschappen. Vanuit Trias NGO hoorden we dat de ethische code van het VEF algemeen en evident is. Deze vergelijking kan doorgetrokken worden naar de gedragscode van het ISF en de richtlijnen van het CBF die zelfs eerder als minimaal beschouwd kunnen worden. De instanties hanteren verschillende criteria om een organisatie toe te laten. Het VEF vraagt enkel boekhoudkundige gegevens op en beslist op hiervan. HET CBF gaat hier verder in. Zij keurt een organisatie op vijf criteria, wat toch een diepere analyse is. Ik denk dat het VEF er ook baat bij heeft om een diepere analyse uit te voeren, om zo een beter zicht te krijgen op de werking van een organisatie. Van het ISF heb ik hierover geen informatie teruggevonden. Naast het voldoen aan de voor op gestelde beoordelingscriteria, dienen aangesloten organisaties lidgeld te betalen. Waar dit bij het VEF en het CBF in verhouding is tot het ingezamelde geld, vraagt men bij het ISF een vaste kost naargelang een organisatie een gewoon lid is of een sterlid. Het lidgeld bij het CBF vindt ik aanzienlijk hoog en is een grote hap uit het budget van een organisatie. Door de situatie in België en Nederland te bestuderen, ben ik tot de vaststelling gekomen dat ethisch fondsenwerven in ons land beter is uitgewerkt dan in Nederland, zeker wat betreft de ethische code.
2.5
Internationale tendens
Binnen verschillende landen in Europa en Amerika zien we de opgang van ethisch fondsenwerven. Het gaat hier om een internationale tendens die niet van de ene op de andere dag is ontstaan. Sinds 1958 is er ‘The International Committee on Fundraising Organizations’. Wat eerst een platform was, is uitgegroeid tot een comité dat richtlijnen heeft uitgewerkt omtrent ethisch fondsenwerven. Dit orgaan kan worden beschouwd als de bakermat van het ethische fondsenwerven. In dit hoofdstuk wordt uiteengezet waarvoor dit comité ijvert en op welke wijze zij verantwoord fondsenwerven wilt vormgeven.
35
2.5.1
International Committee in Fundraising Organizations
2.5.1.1
Werking38
Sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog is er een grote toename geweest van het aantal NGO’s en organisaties binnen de non-profit sector die een beroep doen op fondsenwerving. In de meeste landen was en is er slechts een minimale regelgeving omtrent fondsenwerving vanuit de overheid. De regelgeving slaat meestal op de controle van NGO’s of non-profitorganisaties ten aanzien van de aanvraag en het behoud van subsidies. Een regelgeving omtrent de bescherming van financiële schenkers is in vele landen onbestaande. In sommige landen werden er sporadisch organisaties opgericht om een vorm van controle te hebben op de fondsenwervende activiteiten van non-profitorganisaties uit te oefenen. In 1958 verzamelde een aantal van deze controlerende organisaties zich in Nederland en besloten om het International Committee on Fundraising Control op te richten. Dit internationaal comité had tot doel een forum te zijn voor nationale controleorganen en op deze wijze ervaringen met elkaar uit te wisselen. Daarnaast wilden ze op deze manier er voor zorgen dat er op een verantwoorde wijze met de ingezamelde fondsen werd omgegaan, maar ook dat fondsen op een correcte wijze werden ingezameld. In 1990 werd de naam veranderd in International Committee in Fundraising Organizations (ICFO). Het ICFO valt onder de Nederlandse wetgeving en heeft zijn zetel in Berlijn te Duitsland. Het ICFO stelt zich tot missie om fondsenwerving binnen non-profitorganisaties op een georganiseerde wijze uit te voeren. Deze missie wil zij onder andere bereiken door een correcte boekhoudkundige verwerking van de ingezamelde fondsen te promoten. Daarnaast wil de organisatie zich inzetten voor de belangen van schenkers. Het ICFO wil zijn missie realiseren door nationale controleorganen op te richten die het reilen en zeilen van fondsenwerving in hun land monitoren. Non-profit organisaties die zich aansluiten bij zulk controlerend orgaan verklaren hierbij dat ze de ethische richtlijnen voor fondsenwerving zullen volgen en hierbij de principes van verantwoordelijkheid, financiële transparantie, jaarlijkse rapportering, openbaarheid van informatie en zo meer zullen hanteren.
De grondbeginselen van het ICFO zijn:
38
•
Het promoten van transparantie en integriteit ten aanzien van fondsenwervende organisaties binnen de non-profit sector in Europa en daar buiten;
•
Het vergaren van informatie van leden van het ICFO en andere bronnen, en deze uit te wisselen onder de leden;
•
Het formuleren van richtlijnen voor non-profitorganisaties fondsenwerving doen en internationaal te werk gaan.
die
aan
Burkhard, W., Monitoring Charitable Organizations: criteria and assessment methods, Berlijn, Internet, 11
Mei 2007, (http://www.icfo.de/texte/dac-paris0303.pdf). 36
Deze grondbeginselen worden vertaald in de volgende taken: •
Het uitwisselen van informatie en ervaringen tussen nationale controle organen;
•
Het formuleren van richtlijnen voor non-profit organisaties die op internationaal niveau fondsen werven;
•
Controleren van de hoofdkantoren van pluralistisch en onafhankelijk van aard zijn;
•
Helpen bij de oprichting van nieuwe nationale controleorganen;
•
Het verstrekken van informatie over de nationale controleorganen en de activiteiten van internationale non-profitorganisaties aan overheden, media, stichtingen, bevolking en zomeer.
nationale
controleorganen
die
Het ICFO stelt dat fondsenwervende organisaties hun verantwoordelijkheid moeten nemen ten aanzien van fondsenwerving. Om zo de geloofwaardigheid van fondsenwerving en de organisaties niet in het gedrang te brengen. Onder deze verantwoordelijkheid verstaat het ICFO: •
Schenkers geven voornamelijk vanuit emotionele redenen. Doordat ze geraakt zijn door de problematiek van een bepaald land, een bepaald volk, een bepaalde groep mensen, worden schenkers door deze emotie overhaald om financiële middelen te doneren. Iedere organisatie, ook de malafide, kunnen met gebruik van de juiste reclametechnieken schenkers overhalen. Echter enkel de zelfrespecterende organisaties zullen door het gebruik van financiële transparantie hun efficiëntie en effectiviteit van de verworven fondsen kunnen aantonen.
•
Iedere non-profitorganisatie moet zich ethisch verantwoord voelen om zich respectvol op te stellen ten aanzien van de bevolking.
•
Mensen emotioneel bespelen om zo fondsen in te zamelen kan op korte termijn het nodige geld opleveren. Maar enkel wanneer een schenker vertrouwen heeft in de werking van organisaties zal deze geneigd zijn om een structurele schenker te worden. Vertrouwen schept een band en een geloof in de organisatie bij het publiek en schenkers.
•
Schenkers hebben steeds een blind vertrouwen gehad in het schenken aan goede doelen. In bijzonder gold dit voor schenkingen aan de religieuze instelling van het geloof dat de schenker uitoefent. Dezer dagen schenken donateurs niet meer vanuit religieuze overwegingen, maar schenken zij omdat zij zich op een bepaalde manier betrokken voelen met een goed doel. Het is aan de organisaties om dit blind vertrouwen niet te schenden door b.v. schenkers via misleidende informatie te binden aan hun goed doel.
•
Een campagne opzetten en voeren om schenkers te binden aan een organisatie is duurder dan wanneer schenkers spontaan geven. Daarom heeft een organisatie er alle baat bij om zoveel mogelijk spontane schenkers aan te trekken. Dit kan men bereiken door de verantwoordelijkheid op zich te nemen 37
dat de bevolking zo goed mogelijk op de hoogte is van de organisatie en zijn werking.
2.5.1.2
Richtlijnen
Het ICFO heeft een aantal richtlijnen geformuleerd ten aanzien van fondsenwerving. Deze richtlijnen omvatten vijf pijlers: Lidmaatschap en verantwoordelijkheid van de raad van bestuur De raad van bestuur bestaat uit minimum vijf personen. De leden van de raad zijn onafhankelijk en ijveren vanuit de goede intenties ten aanzien van de organisatie. Daarnaast moet een lid op regelmatige basis de vergaderingen van de raad van het bestuur bijwonen. Tot slot mogen de leden geen vergoeding ontvangen voor de uitoefening van hun taak als lid.
Vervulling van publieke goede doelen In verslagen en communicatie ten aanzien van fondsenwerving moeten de missie en doelstellingen van de organisatie steeds geformuleerd worden. Activiteiten moeten gelinkt zijn aan de verworvenheid van het goede doel.
Fiscale controle, management en verslaggeving Jaarlijkse boekhoudkundige gegevens moeten doorgelicht worden door een erkende en onafhankelijke bedrijfsrevisor. Kosten gemaakt voor activiteiten zijn in verhouding tot de opgezette activiteit en in overeenstemming met de visie van het goede doel.
Fondsenwervende praktijken Fondsenwervende activiteiten moeten correct, niet misleidend en waarheidsgetrouw zijn. Kosten ten gevolge van fondsenwervende activiteiten zijn in overeenstemming met het totale middelen van een organisatie.
Verschaffen van publieke informatie. Informatie over een organisatie, de activiteiten en zijn resultaten moeten publiekelijk bekend gemaakt worden. De aangeboden informatie wordt op een verstaanbare wijze gepresenteerd voor leken. Boekhoudkundige gegevens hebben een verklarende tekst waardoor deze gegevens voor iedereen duidelijk zijn.
38
Naast deze vijf pijlers verwacht het ICFO dat een non-profitorganisatie informatie steeds op een correcte en neutrale wijze aan de schenkers bekend maakt, opdat de schenker een correcte keuze kan maken. Hierbij wordt van een organisatie ook verwacht dat zij een beleid hanteert rond financiële transparantie. Schenkers moeten een zicht hebben op de inkomsten en uitgaven van een organisatie.
2.5.1.3
De verhouding van het VEF ten aanzien van het ICFO
Doordat het ICFO een leidraad heeft gegeven rond verantwoord fondsenwerven is hierop in vele landen navolging gekomen. Zo heeft de tendens en het discours omtrent ethisch of verantwoord fondsenwerven zich ingebed. Controleorganen zoals het VEF kunnen zich aansluiten bij het ICFO. De vereniging voor de Ethiek in de Fondsenwerving is hierbij niet aangesloten omwille van een aantal praktische overwegingen. Aangesloten controle-instanties moeten jaarlijks lidgeld betalen. Dit lidgeld is een aanzienlijk bedrag waarvoor het VEF niet over de nodige middelen beschikt. Eens een controleorgaan lid is van het ICFO moet deze participeren aan internationale uitwisselingen om zo tot een platform te komen tussen de verschillende nationale controle-instanties. Het VEF beschikt noch over de middelen noch over de personen om hieraan te kunnen participeren. In de ethische code vind ik regels terug die gebaseerd zijn op de richtlijnen van het ICFO. Het VEF heeft zich niet rechtstreeks op deze richtlijnen geïnspireerd bij het opstellen van de code. De vereniging heeft zich hiervoor gebaseerd op de code van het Franse controleorgaan Comité de la Chartre. Dit comité was reeds aangesloten bij het ICFO en heeft zich voor het opstellen van haar code op de richtlijnen geënt.
3
Mobile School vzw en (ethisch) fondsenwerven
Binnen dit hoofdstuk blijf ik terug stilstaan bij mijn stageplaats. Ik ga na wat de visie van Mobile School vzw is op fondsenwerving. Daarnaast heb ik een gesprek gehad met Pieter Rumbaut, verantwoordelijke fondsenwerving, over een mogelijk lidmaatschap van de organisatie bij het VEF. In een laatste punt onderwerp ik de stoepkrijtactie aan de ethische code van het VEF en wordt er nagegaan welke stappen ik heb ondernomen om tot een verantwoorde fondsenwervingsactie te komen.
3.1
Visie op fondsenwerving39
Mobile School vzw koppelt fondsenwerving niet los van sensibilisering. Fondsen zijn voor de organisatie van belang om hun Zuidwerking te kunnen financieren, maar het mag geen streven op zich zijn. Het verwerven van fondsen is een onderdeel van de Noordwerking. Deze afdeling is ontstaan vanuit de vraag “Waar zijn we nu mee bezig?” Mobile School vzw ontwikkelt een product om straatkinderen te kunnen helpen. Maar in plaats van te helpen, kan men beter voorkomen dan genezen. Preventief te werk gaan, houdt in dat men op zoek gaat naar de oorzaak waarom
39
Rumbaut, P., Verantwoordelijke fondsenwerving bij Mobile School vzw, Mondelinge mededeling, Formeel
gesprek, Leuven, 30 maart 2007. 39
kinderen op straat leven. De grootste reden hiervoor is de armoede ten gevolge van de kloof tussen Noord en Zuid. Indien we een aanzet willen geven tot tenminste het verminderen van armoede of tot het wegwerken hiervan, dan dient de kloof tussen Noord en Zuid gedicht te worden. Dit kan bereikt worden door de economische welvaart van het Noorden niet te enten of niet ten kosten te laten gaan van de uitbuiting van het Zuiden. Mobile School vzw wil door zijn Noordwerking de Belgische bevolking sensibiliseren over de problematiek van straatkinderen en de impact van de Noord-Zuidkloof hierbij. Door dit te doen wil de organisatie een klimaat van sociaal denken creëren. Dit klimaat wil zij bereiken enerzijds door de bevolking te sensibiliseren en anderzijds door fondsenwerving. Hierbij wordt solidariteit aan fondsenwerving gekoppeld. Het educatieve aspect van het verwerven van fondsen mag hierbij nooit uit het oog verloren worden. Daarom zal Mobile School vzw er nooit voor opteren om een directe dialoog te hanteren omdat zij er aan twijfelen in welke mate dit wervingskanaal de educatieve waarde van de fondsenwerving kan garanderen en zo een klimaat van sociaal denken te creëren. Binnen de fondsenwerving gaat Mobile School vzw steeds uit van positieve beeldvorming over straatkinderen. Zij wil niet de ellende portretteren om zo schenkers emotioneel te raken en te overtuigen om te storten. Zij wil beelden gebruiken die de kracht, de overlevingsdrang en vindingrijkheid van de straatkinderen aantonen. Op deze wijze wil zij schenkers overtuigen van het belang van hun storting. Ten laatste is er ook het imago van Mobile School vzw. Mobile School streeft er naar om een jonge en dynamische organisatie te zijn. Dit betekent dat men dit ook in zijn fondsenwerving voorop moet stellen. Door niet terug te vallen op klassieke methodes, zoals een sponsorloop, wafelbak,…, blijft men zijn imago hoog houden.
3.2
Een mogelijk lidmaatschap bij het VEF40
Na een analyse van de werking en het doel van het VEF, stelde ik mij de vraag of Mobile School vzw het mogelijk acht om zich aan te sluiten bij de Vereniging voor de Ethiek in de Fondsenwerving. Dit kan een mogelijkheid zijn daar de gehanteerde principes van Mobile School vzw omtrent fondsenwerving in het verlengde liggen van de ethische code van het VEF. Om op deze vraag een antwoord te krijgen voerde ik een gesprek met Pieter Rumbaut, verantwoordelijke fondsenwerving binnen Mobile School vzw. Uit dit gesprek bleek dat Mobile School vzw momenteel niet geneigd is om een lidmaatschap bij het VEF in overweging te nemen. De organisatie kan zich niet scharen achter de ethische code, omdat er een aantal tekortkomingen zijn binnen deze code, maar ook omdat Mobile School vzw niet akkoord gaat met alle richtlijnen. Per pijler van de ethische code wordt er een overzicht gegeven van het standpunt van de organisatie.
40
Rumbaut, P., Verantwoordelijke fondsenwerving bij Mobile School vzw, Mondelinge mededeling, Formeel
gesprek, Leuven, 11 mei 2007. 40
Financiële transparantie De laatste jaren zien organisaties in dat financiële transparantie belangrijk is om het vertrouwen te blijven behouden van schenkers. Door de input en output van de financiële middelen op een verstaanbare manier te communiceren naar de achterban schept dit een band van vertrouwen: schenkers weten wat er met het gedoneerde geld gebeurt. Financiële transparantie acht Mobile School vzw van belang en daarom is het noodzakelijk dat dit mee opgenomen is in de code. Toch dient de organisatie hierin nog een verdere bijdrage te leveren. Iedereen die wil, kan uitleg krijgen over de financiële situatie van de organisatie, maar deze gegevens worden niet op de website of in hun driemaandelijks publicatie ‘De straatkrant’ bekend gemaakt. Met de lancering van de nieuwe website wil Mobile School vzw zich tot doel stellen om de financiële gegevens via dit medium ter beschikking te stellen om zo het vertrouwen van schenkers te winnen en te behouden.
Toeleveranciers De ethische code stelt dat je niet in zee gaat met bedrijven wiens werking in tegenstrijd is met de sociale doelen van de organisatie. Binnen Mobile School vzw stelt men zich de vraag hoe men als organisatie kan achterhalen hoe ethisch een onderneming is. Zo kan je er b.v. voor opteren om niet samen te werken met Nike omdat zij voetballen laten naaien door kinderen. Op zich is dit een makkelijk voorbeeld omdat deze onderneming hierover de nodige media-aandacht heeft gekregen. De vraag is hoe je gaat achterhalen hoe andere bedrijven, al dan niet multinationals, verantwoord ondernemen. Vaak liggen oorzaken van kinderarbeid aan de economische toestand van een land. Door enkel kinderarbeid te elimineren zal je het probleem niet oplossen. Zolang ouders een karig loon betaalt krijgen, zullen kinderen moeten werken om het gezin te helpen onderhouden. Anderzijds moet je ook de vraag stellen waar de grens ligt. Kunnen kinderen vanaf 14 jaar tewerkgesteld worden of is dit 16 jaar? Wie gaat dit bepalen? Mobile School vzw wil hier geen pleidooi houden voor kinderarbeid, maar wil via dit voorbeeld aanhalen dat je de zaken niet steeds zwart-wit kan stellen. Daarom kan je beter met ondernemingen aan tafel gaan zitten, ongeacht hun verantwoord ondernemen, en zien op welke wijze zij een bijdrage kunnen leveren door het aanbieden van hun diensten. Binnen de pijler van toeleveranciers wordt er enkel over privé-bedrijven gepraat en hun verantwoord ondernemen en hun verantwoorde inkomsten. Nergens wordt er een vermelding gemaakt van overheidsgeld. Bij organisaties die gesubsidieerd worden, is het merendeel van hun middelen afkomstig van overheidsgeld. Niemand stelt zich echter de vraag waar dit geld vandaan komt. Zo is de Waalse overheid mede-eigenaar van de wapenfabrikant FN. De grootste overheidsinkomsten, waarvan een deel wordt besteed aan subsidies, zijn vennootschapsbelastingen en deze zijn eveneens afkomstig van bedrijven die op een onverantwoorde en onethische wijze te werk gaan. De code stelt eveneens dat men zich voor imagocleaning of –verbetering moet behoeden wanneer bedrijven een gift wensen te donoren of een dienst willen aanbieden. Pieter Rumbaut stelt dat ieder bedrijf dit doet, zelfs diegene met oprechte bedoelingen. Daarnaast haalt hij aan dat hier op zich niets mis mee is. Uiteindelijk doneren bedrijven geld of bieden ze diensten aan dat ze anders niet zouden geven of voor andere doeleinden zouden gebruiken. Het VEF stelt zich binnen deze pijler onterecht op als alwetende oordelende, volgens Pieter Rumbaut.
41
Private levenssfeer Binnen dit onderdeel wordt er gesteld dat men de wet op de privacy moet respecteren. Het volgen van de wet moet zowiezo gebeuren en daarom is deze pijler geen meerwaarde en overbodig binnen de ethische code. Pieter Rumbaut is er van overtuigd dat iedere zelfrespecterende organisatie zich aan de wet houdt. De code stelt dat wanneer een organisatie adressen met een andere organisatie uitwisselt of aankoopt, men deze enkel mag gebruiken voor boodschappen en/of het werven van fondsen. Mobile School stelt zich dan de vraag wat er dan niet mag, want op deze wijze bestook je personen met mailings waar ze niet achter vragen. Hoe ethisch is dit41?
Beeld en boodschap Wat binnen deze pijler ontbreekt, is het aspect van sensibilisering bij het gebruik van beelden en boodschappen. Mobile School vzw hecht een grote waarde aan de educatieve waarde verbonden met de beelden en boodschappen die ze publiekelijk maakt. Ethisch fondsenwerven houdt voor de organisatie net in dat men uitlegt wat de toestand van een land en/of bepaalde bevolkingsgroep is en voor welke doeleinden men het geld gaat aanwenden. Volgens de organisatie zou het sensibiliserende aspect van beelden en boodschappen meer uitgewerkt moeten worden binnen deze pijler. Daarnaast wordt er gesteld dat beelden en boodschappen geen dubbelzinnigheden en overdrijvingen mogen bevatten. Er mogen geen aantijgingen zijn op de menselijke waardigheid. Deze elementen worden niet altijd nageleefd, volgens Mobile School vzw. Pieter Rumbaut haalt hier de actie aan van 11.11.11 waarbij er een Afrikaan met een ajuin in zijn mond wordt afgebeeld. Hij stelt zich de vraag waar er hier sprake is van waardigheid. De affiche blijft het stereotype beeld van het arme Afrikaantje in stand houden. Daarnaast is de boodschap niet duidelijk en is het ook niet duidelijk waar het geld aan besteed wordt. Indien deze zaken mogelijk zijn, stelt hij zich de vraag bij het nut van deze richtlijnen. Deze beeldvorming stuit tevens tegen de borst van Mobile School vzw. De organisatie wilt steeds uitgaan van een positieve beeldvorming. Het onderdeel omtrent het correct gebruik van statistieken en cijfers is een evident punt dat niet dient opgenomen te worden.
Directe dialoog Directe dialoog blijft voor Mobile School vzw een agressieve vorm van fondsenwerving. Het zijn nooit de schenkers die contact zoeken met een organisatie, maar steeds de organisatie die het contact zoekt. Het is voor de organisatie een omgekeerde weg en een opdringerige werkwijze. Het handvest beperkt zich tot vanzelfsprekende zaken in verband met de omgangsvormen tot de bevolking. Het is evident dat een werver zich niet op een
41
Rumbaut, P., Verantwoordelijke fondsenwerving bij Mobile School vzw, Mondelinge mededeling, Formeel
gesprek, Leuven, 11 mei 2007. 42
agressieve wijze gaat opstellen ten opzichte van mensen. Daarnaast is het evident dat de wet op de privacy gevolgd dient te worden. Alhoewel betaalde wervers een opleiding genieten, weet Pieter Rumbaut uit eigen ervaring dat hun kennis meestal vrij beperkt is over de (visie) van de organisatie waarvoor ze geld inzamelen.
DE meerwaarde van het VEF voor een organisatie Voor Vredeseilanden en Trias NGO is het VEF een meerwaarde doordat het een controleorgaan is. De vereniging ijvert voor financiële tranpsarantie zodat organisaties een label kunnen hanteren om aan te tonen dat men met ethisch fondsenwerven bezig is. Voor Mobile School vzw zijn dit geen redenen om zich aan te sluiten. Zo zou het controlerende aspect van het VEF een taak van de overheid moeten zijn. De groeiende tendens naar meer financiële transparantie binnen organisaties is gunstig te noemen. Ook blijft de credabiliteit van een organisatie op deze wijze behouden of wint ze hier aan bij. Toch heeft Mobile School vzw het VEF hiervoor niet nodig om dit in te zien en dit principe te hanteren. Het dragen van het label van het VEF, mag geen motivatie zijn om zich aan te sluiten. Want ook dit is een vorm van imagobuilding, volgens Mobile School vzw. Mobile School vzw staat niet achter het ‘oordelend’ idee van het VEF over ‘goede toeleveranciers’. De organisatie vindt het van belang dat bedrijven en toeleveranciers een zekere ethiek hanteren, maar tracht dit eerder te bereiken vanuit een voorbeeldfunctie en positiviteit, dan (ver)oordelend of door zich te beschouwen als de alwetende.
3.2.1
Persoonlijke mening
Op een aantal vlakken neem ik hetzelfde standpunt in als Mobile School vzw tegenover het VEF en zijn ethische code. Toch ga ik met twee standpunten van Mobile School vzw niet akkoord. Deze wens ik hier kort toe te lichten. Pieter Rumbaut haalden aan dat er in de code voor de hand liggende richtlijnen zijn opgenomen zoals het volgen van de wet op de privacy of het feit dat professionele wervers niet op een agressieve wijze met mensen mogen omgaan. Zo werd gesteld dat Mobile School vzw de code niet nodig heeft om wettelijke bepalingen te volgen. Het is inderdaad logisch dat een wet gevolgd wordt of dat je mensen met respect behandelt. Maar doordat deze dingen staan omschreven in een code kunnen ze niet vergeten worden of kan er geen punt van discussie over bestaan. De spelregels staan als het ware omschreven. Doordat aangesloten organisaties deze code hanteren of kunnen gebruiken als leidraad kunnen ze zelfs evidente elementen niet vergeten in hun fondsenwervingsacties. Daarnaast is het de overtuiging van Mobile School vzw dat de controlerende functie op fondsenwerving niet vanuit een organisatie dient te gebeuren, maar vanuit de overheid. Een overheid heeft steeds meer slagkracht omdat zij de spelregels van het land vastleggen. Toch kan het organisaties afschrikken om zich dan aan te sluiten omdat zij door een lidmaatschap hun onafhankelijkheid ten opzichte van de overheid verliezen.
43
3.3
Een ethische stoepkrijtactie
Binnen mijn eindwerk wil ik ook blijven stilstaan bij het ethische aspect van de stoepkrijtactie. De pijlers van de ethische code worden enkel toegepast op deze actie, en niet op de organisatie op zich.
3.3.1
Toepassing van de ethische code
Financiële transparantie Deze pijler is er op gericht om schenkers een inzicht te geven op de input en output van de financiële middelen van een organisatie. Wanneer we dit vertalen naar een specifieke campagne houdt dit in dat voor een actie wordt aangehaald voor welke doeleinden de ingezamelde middelen gehanteerd worden. Ten aanzien van de stoepkrijtactie in Ekeren is dit niet duidelijk gecommuniceerd geworden. In het draaiboek, opgesteld voor de leerkrachten en directie van de deelnemende scholen ,staat expliciet omschreven dat het ingezamelde geld gebruikt wordt om de Zuidwerking te ondersteunen. Hierbij wordt ook geduid wat een Zuidwerking inhoudt. Vanuit Mobile School vzw waren er brief opgesteld naar de ouders toe en was er een sponsorformulier opgesteld. In de brieven stond het doel van de ingezamelde fondsen niet vermeld. Er wordt in deze documenten vermeld wie Mobile school vzw is en wat zij doen. Het is voor schenkers duidelijk dat het ingezamelde geld naar de organisatie gaat, maar er staat niet omschreven dat dit wordt aangewend voor de bouw van mobiele scholen, ontwikkeling van educatieve pakketten en de implementatie van de schooltjes op wielen. In een lagere school in Ekeren heeft de stoepkrijtactie bij wijze van test plaatsgevonden. De personen die wij op deze wijze hebben weten te bereiken zijn niet op de hoogte of minder op de hoogte waarvoor het geld wordt aangewend. Hierdoor kunnen potentiële schenkers minder geneigd geweest zijn om te doneren. Als organisatie beseffen we dan ook dat we dit over het hoofd hebben gezien en dat dit naar volgend schooljaar toe veranderd moet worden. Deze wijziging is ondertussen doorgevoerd. In bijlage 7.2 vindt u de originele en aangepaste versie van de brief aan de ouders en het sponsorformulier terug die naar volgend jaar toe gebruikt worden.
Toeleveranciers Van de toeleveranciers wordt verwacht dat hun productiedoeleinden of hun bedrijvigheid op een verantwoorde wijze gebeurt. De grootste leveranciers waarmee gewerkt wordt is Colruyt, een bedrijf dat zich inzet voor sociale doeleinden. Het samenwerken met Colruyt is vanaf het begin geen expliciete keuze geweest. Naar volgend jaar toe is het belangrijk dat er een goed distributiekanaal is voor stoepkrijt te verspreiden. Doordat er verschillende scholen deelnamen aan de stoepkrijtactie is het niet mogelijk en te kostelijk om zelf voor de bevoorrading te zorgen. Daarom waren we op zoek naar een oplossing. Een mogelijkheid hierin is dat scholen via het internet zelf hun nodige stoepkrijt bestellen en dat het krijt daarna aan de scholen wordt geleverd of door de scholen wordt opgehaald. Vanuit deze invalshoek groeide het idee om samen te werken met Colruyt. Zij bieden via hun on-line winkel ‘Collishop’ goederen aan. Het idee om samen te werken met Colruyt groeide nog meer doordat Colruyt een sociaal bedrijf is. Zo werkt Colruyt samen met Vredeseilanden om een aantal van hun projecten te steunen. Een voorbeeld is dat klanten hun korting van 0,75 euro voor een bepaald merk van koffie niet gebruiken, maar dit bedrag laten overmaken aan een project van Vredeseilanden en dit zo financieel te ondersteunen. 44
Daarnaast heeft Colruyt een charter opgesteld en ondertekend om kinderarbeid te helpen voorkomen en te verminderen. Dit sociaal engagement heeft Mobile School vzw des te meer overtuigd om met dit commercieel bedrijf samen te werken. Deze samenwerking sluit ook aan op de visie van Mobile School vzw op een sociale economie. De visie is dat een sociale economie slechts bereikt kan worden wanneer bedrijven vanuit de commerciële, industriële, tertaire sector mee hun steentje hierin bijdragen. In de komende zomer wordt er verder met Colruyt aan tafel gezeten om het distributiekanaal van stoepkrijt praktisch uit te werken. Een andere onderneming waarmee samengewerkt word, is het reclamebureau DVN te Gent. Dit bureau is gespecialiseerd in het opstellen van mailings. Deze onderneming biedt zijn diensten gratis ter onze beschikking. Het reclamebureau heeft ons geholpen bij het uitdokteren van een concept voor het ludiek slotevenement. Daarnaast zal DVN zijn diensten aanbieden bij de uitwerking van de mailing om de stoepkrijtactie bekend te maken bij scholen. Aan deze samenwerking is ten alle tijden de voorwaarde verbonden dat DVN het principe van positieve beeldvorming hanteert en mensen niet enkel emotioneel raakt, maar ook doet aanzetten tot denken. Deze voorwaarde is niet geschonden door DVN. Zo hebben zij een poster uitgewerkt met een close-up van een straat met hierop het logo van de stoepkrijtactie in stoepkrijt geschreven. Dit toont aan dat DVN met een beeld de boodschap wilt overbrengen zonder hiervoor een portret van een straatkind te gebruiken.
Schenkersbestand De code wijst er op dat identiteitsgegevens van schenkers niet verkocht mogen worden en dat de wet op de privacy gerespecteerd dient te worden. Van de schenkers hebben wij geen verdere informatie dan hun voornaam en hun handtekening. Aan scholen vragen wij expliciet dat ze de sponsorformulieren via een versnipperaar vernietigen en de gegevens niet bij het oud papier gooien, waar iedereen ze kan vinden.
Beeld en boodschap De waarde die we terug vinden in de code, zijn ook waarden die mobile school vzw hanteert. De informatie die schenkers kunnen terugvinden via brieven of sponsorformulier bevatten steeds correcte informatie. Aan de stoepkrijtactie is ook een educatief luik verbonden. De informatie die leerlingen ontvangen via het lespakket geeft een correct beeld van de realiteit en is aangepast naar de leeftijd van de scholieren. Dit laatste punt is van belang daar leerlingen van de lagere school nog niet over voldoende maturiteit beschikken om problematieken rond drugs, geweld (vaak door de politie), misbruik,… te plaatsen, want ook dit is voor mij ethisch fondsenwerven. De code spreekt er ook over dat er geen beelden of boodschappen gebruikt mogen worden die de menselijke waardigheid aantasten. Mobile School vzw gaat steeds uit van positieve beeldvorming. Ter inleiding van het lespakket wordt er een filmfragment getoond om leerlingen een beeld te geven over straatkinderen en een mobiele school. In dit filmpje is geen beeldmateriaal opgenomen dat kinderen toont die totaal buiten westen zijn ten gevolge van drugs of worden straatkinderen niet afgebeeld op een meelijwekkende wijze. Binnen het lespakket gaan we ook uit van deze positieve beeldvorming. Doorheen het lespakket wordt er gebruik gemaakt van een aantal foto’s 45
van straatkinderen. Op geen enkel ogenblik wordt er met deze foto’s een afbreuk gedaan aan de menselijke waardigheid van deze kinderen. We hebben er integendeel voor gekozen om een foto te gebruiken waarop een jongen staat met een brede glimlach, maar dat we kinderen tonen die ijverig aan het werk zijn met een mobiele school. Zo zien Vlaamse leerlingen dat, ondanks alles, straatkinderen toch nog kunnen lachen en bereid zijn om te leren. Daarnaast is er de poster voor de stoepkrijtactie. Deze poster toont een beeld van een stuk straat waarop in stoepkrijt de slogan van de actie is geschreven. Zowel de organisatie als mijzelf zijn er van overtuigd dat op deze wijze ook mensen aangesproken kunnen worden door, en blijven stilstaan bij de problematiek rond straatkinderen en dat dit niet met schrijnende beelden gepaard dient te gaan. Wanneer deze mensen dan een schenking doen is dit vanuit een overtuiging en niet vanuit (meelijwekkende) gevoelens ten gevolge van de schrijnende beelden. Binnen deze pijler kan je de opmerking geven dat de afgebeeld straatkinderen niet weten dat zij afgebeeld worden binnen een lespakket. Ik stel mij de vraag of deze kinderen er slechter of beter van worden, mochten ze hier weet van hebben.
Aanvullend op de code Mobile School vzw stelt zich voorop dat fondsenwerving niet losgekoppeld kan worden van sensibilisering. Vanuit deze visie werd er een lespakket ontwikkeld per graad. Het belang van de educatieve waarde van de stoepkrijtactie is gegroeid doorheen de uitbouw van deze actie. In eerste instantie werd er vertrokken vanuit het idee dat de stoepkrijtactie zo sensationeel mogelijk moest zijn opdat er zo veel mogelijk geld zou worden ingezameld. Een idee dat zowel Pieter als ik voor ogen hielden. Naarmate ik de actie meer uitwerkte, zag ik in dat dit er toe zou leiden dat scholen die voor een eerste maal in contact komen met de organisatie, niet aan hun leerlingen zouden kunnen meegeven wat de problematiek rond straatkinderen inhoudt. Het besef van de educatieve waarde groeide en deed mij bewegen om een lespakket uit te werken. Het feit dat je hier bewust over nadenkt en nagaat hoe je een fondsenwervingsactie op een verantwoorde wijze kan vormgeven toont aan dat je het ethische aspect hiervan voorop stelt.
3.3.2
Conclusie
Naar mijn inzien kunnen we de stoepkrijtactie een ethische fondsenwervingsactie noemen. Onvolmaaktheden binnen de actie spuien eerder voort uit onervarenheid of door elementen over het hoofd zien, dan vanuit onwil. Het verantwoord fondsenwerven is een gevolg van de waarden en normen die de organisatie hanteert ten aanzien van zijn werking en zijn fondsenwerving, maar ook van de kritische houding die wordt aangenomen tijdens de uitwerking van de actie. Doordat er steeds voor ogen gehouden moet worden dat de actie een educatieve en sensibiliserende waarde moet hebben draagt dit bij tot het ethische aspect van deze fondsenwervingsactie.
3.3.3
De ondernomen stappen
De stoepkrijtactie is beoordeeld geworden op zijn ethische dimensie door deze te testen aan de ethische code van het VEF. Buiten dat er in de communicatie naar de 46
ouders toe en op het sponsorformulier een omschrijving ontbrak over de aanwending van de ingezamelde middelen, waren er geen tekortkomingen vast te stellen. Maar dit ethische aspect gaat voor mij verder dan het voldoen aan de vooropgestelde richtlijnen van de code. Zowel als persoon als toekomstige sociaal-cultureel werker heb ik steeds tot doel gehad om de stoepkrijtactie tot een verantwoorde actie uit te werken. Met verantwoord bedoel ik: •
Dat de actie organisatorisch goed in elkaar steekt;
•
Dat de actie voor scholen geen belastende factor mag zijn;
•
Dat leerlingen duidelijk weten voor wie en waarom ze geld inzamelen;
•
Dat leerlingen bij het zoeken van schenkers een correct verhaal kunnen vertellen over straatkinderen, Mobile School vzw en de stoepkrijtactie;
•
Dat leerlingen empowerment verkrijgen en weten dat ze hun steentje kunnen bijdragen.
Er is voor deze actie een draaiboek uitgewerkt waarin elk onderdeel wordt beschreven. Dit boek vormt voor scholen de leidraad bij het op touw zetten van de stoepkrijtactie. Daarnaast zijn er brieven ten aanzien van de ouders en leerkrachten voorzien en is er een sponsorformulier opgesteld. Zo moeten de scholen hierin geen tijd meer investeren en is Mobile School vzw ook zeker dat in deze communicatie een correcte inhoud is opgenomen. Leerlingen zetten zich in voor deze actie en hierbij willen we hen niet doelloos op pad sturen. Het is belangrijk dat de scholieren een inzicht hebben in voor wie ze geld inzamelen en waarom ze geld inzamelen. Daarom is er een lesbundel opgesteld waarbij de leerlingen blijven stilstaan bij het leven van straatkinderen en de werking van een mobiele school. Leerlingen dragen er verder ook toe bij dat de bevolking gesensibiliseerd wordt, want bij elke potentiële schenker doen zij hun verhaal over straatkinderen, mobiele school en de stoepkrijtactie. Het is hierbij van belang dat kinderen een correct verhaal vertellen en dit kan bereikt worden door de informatie die leerlingen verkrijgen via de lesbundel. Ten laatste willen de organisatie en mijzelf aan de leerlingen meegeven dat zij wel degelijk het verschil kunnen maken, want iedere ingezamelde euro wordt gebruikt voor de bouw en de implementatie van een mobiele school. Door dit te communiceren naar de leerlingen toe willen we hen de nodige empowerment meegeven. Bij het uitwerken van deze aspecten eindigt het verhaal niet. Om na te gaan dat het ludieke slotevenement van de stoepkrijtactie aansloeg, dat het lespakket aangepast was naar de leeftijd van de leerlingen, dat communicatie naar de ouders duidelijk was en zomeer, werden deze elementen uitgetest. Op de testmomenten waren Hanne, de educatieve medewerkster, en ikzelf steeds aanwezig. We mengden ons steeds tussen de kinderen om zo de reacties te kunnen waarnemen en praatjes met hen te doen. Daarnaast werd er een vragenlijst opgesteld om naar de bevindingen van de leerlingen te peilen. In wat nu volgt wil ik de stappen beschrijven die ik ondernomen heb om de kwaliteit van dit alles na te gaan. Een belangrijk onderdeel binnen de stoepkrijtactie is het ludieke slotevenement. Via dit evenement krijgt de inzamelactie een visueel aspect. Daarnaast biedt het een aangenaam moment voor leerlingen, maar is het ook een aandachtstrekker voor voorbijgangers, pers, schenkers,…. Om dit slotevenement vorm te geven had ik verschillende concepten uitgewerkt waaruit er twee gedestilleerd werden, namelijk het logo van Mobile School vzw zo groot mogelijk op de speelplaats tekenen en inkleuren, of de namen van schenkers op een creatieve wijze met stoepkrijt op de speelplaats 47
tekenen. Bijgevolg ging ik op zoek naar twee basisscholen waar ik deze concepten kon uittesten. De school Top@Punt te Geel ging in op mijn vraag. Bij hen werd het tekenen en inkleuren van het logo uitgetest. Hier werd de inzamelactie niet uitgevoerd omdat de school reeds een inzamelactie had gehouden. In de Sint-Vincentschool te Ekeren werd het volledige traject uitgevoerd. Gedurende een week gingen de leerlingen op pad om sponsors te zoeken die hun voornaam voor een euro doneerden. Op het einde van de week werden de voornamen op de speelplaats geschreven. Via deze testuitvoeringen wilde ik nagaan in welke mate de concepten de leerlingen aanspraken, waar mogelijke knelpunten zaten en of scholen dit een haalbare actie vonden. Om de reactie van de leerlingen te achterhalen werd er een vragenlijst opgesteld om te pijlen naar hun mening. De lijst bestond uit een vijftal vragen met meerkeuzeantwoorden en plaats voor opmerkingen en werden anoniem ingevuld. In beide scholen werd het slotevenement positief onthaald door de leerlingen. De leerlingen waren gemotiveerd en gaven zich over aan de opdracht. In de vragenlijst werd er gevraagd of de leerlingen een ander soort actie wensten of dat er iets veranderd diende te worden. Hierop kwam geen negatieve commentaar. Enkele leerlingen haalden aan dat ze het niet leuk vonden dat hun mooie kleren vuil werden. In Top@Punt waren de leerlingen van het zesde leerjaar verantwoordelijk voor het uittekenen van het logo. Er werden drie logo’s getekend: twee van 7m op 3,5m en één logo van 14m op 11m. De leerlingen zijn er in geslaagd om dit te realiseren. Ik kwam echter tot de vaststelling dat scholen niet over voldoende materiaal beschikken om het logo te tekenen. Zo moeten er verschillende meetlatten van één meter achter elkaar gelegd worden om een specifieke afstand te overbruggen. Dit aspect, samen met het minder nauwkeurige meetwerk van de leerlingen, zorgden er voor dat de logo’s niet exact waren nagetekend. Daarnaast vraagt dit ook meer voorbereiding van de scholen uit dan de andere actie. Zo moet de scholen de nodige meetinstrumenten verzamelen, moeten de zesdejaars op voorhand in de les het instructieblad voor het tekenen van het logo doornemen en moet er voor stoepkrijt gezorgd worden. De Sint-Vincentschool had geen voorbereiding aan het slotevenement, iedere klas kon onmiddellijk aan de slag gaan zonder dat er enige vorm van voorbereiding was. Via het slotevenement wordt de creativiteit van de leerlingen aangesproken. Vooraleer een klas van start ging, kregen de leerling een korte uitleg van mij over wat te er te gebeuren stond en hoe we te werk zouden gaan. Daarbij legde ik ook uit dat het schrijven van de namen of het inkleuren van het logo op een creatieve wijze diende te gebeuren. Kort besprak ik met hen enkele mogelijkheden. Toch viel het mij op dat leerlingen van de lagere school enige tijd nodig hadden om dit creatief proces op gang te brengen. Omdat we net het accent leggen op de creativiteit is het belangrijk dat leerlingen ook de mogelijkheid krijgen om dit proces op gang te brengen. Daarom is er in het lessenpakket een extra oefening opgenomen waarbij er aan de leerlingen gevraagd wordt om een bendenaam te verzinnen en deze op een creatieve wijze te schrijven. Er wordt hierbij dan ook de link gelegd naar het ludieke slot. In de Sint-Vincentschool werd de inzamelactie gehouden. De leerkracht van het vijfde leerjaar wist ons te vertellen dat haar leerlingen nauwelijks geld hadden ingezameld. Niet omdat ze dit niet wilden doen, maar omdat ze het niet durfden om op hun buren af te stappen en hun de vraag tot schenken te stellen. Een rondvraag bij andere leerkrachten leerde mij dat hun leerlingen dit probleem niet ervaren hadden. De leerkracht van het vijfde haalde aan dat zij van de evidentie uitging dat haar leerlingen dit konden aangezien zij Mobile School vzw en zijn werking kenden. Daarom had zij dit in tegenstelling tot de andere leerkrachten dit niet besproken had met haar leerlingen. In het draaiboek stond vermeld dat leerkrachten het sponsorformulier met de leerlingen dienden door te nemen. Naar aanleiding van dit knelpunt is er mee 48
opgenomen dat leerkrachten dit ten alle tijden moeten doen, ook al zijn ze vertrouwd met Mobile School vzw. Hierbij wil ik leerkrachten er op wijzen dat de kennis van een organisatie niet voldoende is, maar dat de leerlingen ook moeten beschikken over het nodige zelfvertrouwen om dit te doen. Dit kan bereikt worden wanneer de leerkracht uitlegt wat leerlingen moeten doen en hoe ze dit dienen aan te pakken en dat leerlingen de mogelijkheid krijgen om dit te oefenen. Zowel mijn stagebegeleider, Pieter Rumbaut, als ikzelf vonden het belangrijk dat de briefwisseling met de ouders en leerkrachten en het sponsorformulier door mezelf uitgewerkt werd. In deze briefwisseling werd toegelicht wie Mobile School vzw is, voor wie we ons inzetten, wat de stoepkrijtactie is en in welke periode deze zou plaatsvinden. Tijdens de stoepkrijtactie in Ekeren werd ik aangesproken door een ouder en de directeur dat er niet expliciet vermeld stond dat het ingezamelde geld op de laatste dag van de actie meegegeven diende te worden. Hierdoor hadden verschillende leerlingen die dag hun ingezamelde geld en sponsorformulier niet mee. Daarnaast stond er ook niet in de brieven vermeld dat het aangeraden was dat de kinderen niet hun beste kleren zouden aandoen. Ondertussen zijn deze wijzigingen doorgevoerd in de briefwisseling. Het lespakket dat per graad is opgesteld, is aangepast naar de leeftijd van de leerlingen. Om dit na te gaan heb ik contact gezocht met een aantal leerkrachten die hierop feedback hebben gegeven. Daarnaast zijn er ook drie leerkrachten die het lespakket gebruikt hebben. Zij waren hier allemaal enthousiast over en bij een rondvraag onder de leerlingen kreeg ik hier dezelfde reactie op. Ik heb de nodige stappen ondernomen om mijn stageproject uit te testen om alzo knelpunten of tekortkomingen te achterhalen. De aanpassingen die dienden te gebeuren waren geen grote ingrepen. Vaak het lag in kleine, maar niet onbelangrijke veranderingen die toch bijdragen aan een verantwoorde actie. Op deze wijze hoop ik dat de stoepkrijtactie volgend schooljaar een vlotte start zal kennen en een vaste waarde kan worden in het landschap van inzamelacties.
4
Kritische reflectie
In deze kritische reflectie wil ik mij zowel buigen over de werking van de Vereniging voor de Ethiek in de Fondsenwerving en zijn ethische code als over de stoepkrijtactie.
4.1
De moraliteit van het VEF
De internationale tendens tot ethisch fondsenwerving is van belang. Niet omdat organisaties slechte bedoelingen hebben met ingezamelde fondsen, maar omdat dit discours instanties kan helpen groeien in hun werking, hun visie, doelstellingen en zo meer. Daarnaast helpt dit om de malafide organisaties er tussenuit te halen. Binnen België is het noemenswaardig dat men niet gewacht heeft met de oprichting van het VEF totdat er zich een situatie van wantoestanden of misbruik heeft voorgedaan. Doordat men de ethische code van het VEF kan downloaden van de website is deze toegankelijk voor zowel organisaties als voor schenkers. Zo kan deze code een hulpmiddel zijn voor organisaties die bijvoorbeeld een verantwoord fondsenwervingsplan wensen uit te werken. Voor schenkers kan de code een hulpmiddel zijn om een wel overwogen keuze te maken bij het doneren aan een goed doel. 49
Ondanks de goede bedoelingen bij de oprichting en uitwerking van het VEF blijf ik kampen met een aantal bedenkingen ten aanzien van deze vereniging. In dit hoofdstuk wil ik u een overzicht geven van deze bedenkingen. Het VEF ijvert enerzijds voor de belangen van fondsenwerving binnen de nonprofitsector en anderzijds voor de belangen van de schenkers. Hierbij hebben ze voornamelijk de privé-personen in gedachten die hun geld schenken om zo een steentje bij te dragen. Deze inzet voor schenkers is noodzakelijk omdat er vanuit de overheid geen enkele wettelijke regelingen getroffen zijn om donateurs te beschermen. Wat ik hierin markant vindt, is dat er vanuit het VEF geen inspanningen worden geleverd op vlak van communicatie om zich bekend te maken bij de brede bevolking. Dankzij dit eindwerk heb ik kennis gemaakt met ethisch fondsenwerven en de werking van het VEF. Wanneer ik met mensen sprak over mijn eindwerk kwam ik steeds tot dezelfde vaststelling, namelijk dat niemand van het bestaan van het VEF afweet. In de communicatie naar schenkers toe is er nog een belangrijke taak voor het VEF weggelegd. Dit is tevens een knelpunt waarvan het VEF zich bewust is. Indien mogelijk zou het VEF een campagne moeten opzetten in periodes waarin er veel geschonken worden, denken we hierbij b.v. aan de kerstperiode. Op deze wijze raakt het VEF meer bekend onder het brede publiek en heeft het publiek hierin zelf ook zijn voordeel. Het is hierbij wel van belang dat het VEF op deze wijze geen onterecht stigma gaat kleven op organisaties die niet aangesloten zijn. Doordat schenkers op de hoogte zijn van het VEF hebben ze ook de mogelijkheid om misbruiken of misleidende campagnes aan te klagen en kan het VEF hier op inspelen. Dit kan wel een verhoging van de werklast met zich te weeg brengen. Hiermee moet rekening gehouden worden aangezien de vereniging bestaat uit vrijwilligers. We mogen binnen heel dit discours niet vergeten dat schenkers ook niet ‘dom’ zijn. Een schenker heeft het snel door wanneer zijn geld niet gebruikt wordt waarvoor men het gevraagd heeft. Toch zijn er ook schenkers die niet altijd even doordacht te werk gaan en het zijn net deze schenkers die we moeten beschermd worden. De ethische code is van belang want op deze wijze worden de regels van het spel vastgelegd. Ook evidente aspecten zoals het volgen van de wet op de privacy moeten hierin opgenomen worden omdat ze op deze wijze geen mogelijkheid kan zijn tot discussie, twijfel of onvrede. Toch zijn er binnen deze code nog een aantal tekortkomingen. De pijler rond toeleveranciers geeft aan dat je enkel met ondernemingen mag samenwerken die geen inbreuk veroorzaken op de sociale doelen van een organisatie. Net zoals Mobile School vzw, stel ik mij hierbij de vraag hoe je kan achterhalen hoe verantwoord een bedrijf is. Grote multinationals zijn een gemakkelijk voorbeeld omdat zij hierover regelmatig in de media verschijnen. Maar wat met de andere bedrijven? Daarnaast ben ik er ook van overtuigd dat het niet helpt om deze bedrijven af te zonderen en te demoniseren, maar dat je moet nagaan in welke mate dat zij jou diensten kunnen leveren die jouw organisatie ten goede komen. Een andere mening van Mobile School vzw waar ik mij achter zet, is deze van overheidsgeld. Rond de afkomst van overheidsgeld dat dient voor subsidiëring worden geen vragen gesteld. Uiteindelijk is een groot deel afkomstig van vennootschapsbelasting dat dan weer afkomstig is van bedrijven die niet altijd even verantwoord bezig zijn. Het is niet omdat het geld van de overheid komt dat het daarom zuiverder is dan wanneer men een samenwerkingsverband met deze bedrijven aangaat. De indicator rond beeld en boodschap vind ik te vaag omschreven. Zo haalt de code aan dat beelden en boodschappen de schenkers niet mogen kwetsen. Maar wat de ene persoon kwetst, kwetst iemand anders daarom nog niet. Het goede binnen deze pijler is dat expliciet staat omschreven dat boodschappen duidelijk moeten zijn, geen misleidingen mogen bevatten en zomeer. Hierdoor schakel je ten dele uit dat er enkel op de emoties van de schenkers wordt ingespeeld. Op emoties inspelen mag, maar dit dient op een verantwoorde wijze te gebeuren en hierin is de 50
code een hulp. Wat deze pijler toont is dat wat voor u en mij ethisch is daarom voor een ander nog niet als ethisch wordt omschreven. Dit punt is voor mij ook een topic binnen dit discours van ethisch fondsenwerven. Wat beoordeeld wordt als zijnde goed of slecht is vaak een subjectief gegeven. Er is een algemene norm van wat kan en niet kan. Maar wat voor de ene wordt verstaan onder menselijk leed kan voor een andere nog toonbaar zijn aan een bevolking. Doordat dit thema te maken heeft met deze subjectiviteit zal de code nooit voor iedereen als volledig beschouwd worden en zullen er steeds hekelpunten worden aangehaald. Wat voor mij mee opgenomen moet worden in de code is het aspect van educatie. Momenteel staat wel omschreven dat de informatie die wordt aangereikt moet stroken met de realiteit en dat de boodschap geen misleidingen of dubbelzinnigheden mag bevatten. Nergens wordt er gesproken over het educatieve aspect van beeld en boodschappen. We willen net bereiken dat schenkers een doordachte keuze kunnen maken. Dit kan wanneer mensen onderwezen worden over een bepaalde problematiek en het belang van hun schenking hierbij inzien. Daarnaast willen we binnen de sector van de non-profit komen tot een sociaal denken en een sociaal klimaat. Dit kan volgens mij mede bereikt worden door de bevolking te sensibiliseren over problematieken zelfs als dit maar herleid wordt tot een minimum. In een artikel van MO-magazine haalde Erik Todts, toenmalige voorzitter van het VEF, aan dat educatie binnen fondsenwerving verwacht kan worden, maar niet verplicht kan worden. Een uitspraak waar ik het niet eens mee ben. Deze code is zowel van toepassing voor organisaties die zich richten op structurele hulp als op noodhulp. Het lijkt mij dat fondsenwerven op een andere wijze wordt georganiseerd wanneer het om noodhulp gaat of niet. Bij het fondsenwerven van noodhulp hanteert men b.v. andere boodschappen en beelden dan wanneer dit gaat over structurele hulp. Daarom stel ik mij de vraag of er binnen de code hierover geen onderscheid gemaakt dient te worden. Ook al zijn er voor mij een aantal tekortkomingen binnen deze code, toch is deze beter opgesteld dan de gedragscode van het ISF te Nederland. Binnen deze gedragscode zijn er geen regels opgesteld omtrent beeld en boodschap de directe dialoog methode en de bescherming van de schenkersbestanden. Dit zijn toch belangrijke elementen van het fondsenwerving. Het VEF is een vereniging die werkt met vrijwilligers. Momenteel merk ik een stugge werking binnen het VEF. Zo duurt het b.v. geruime tijd vooraleer het VEF overging tot het labelen van organisaties van slecht tot goed ten aanzien van de ethiek in hun fondsenwerving. Deze stroeve werking is een gevolg van de werking met vrijwilligers. De taak van het VEF komt boven op de dagtaak van de vrijwilligers. Daarom stel ik mij de vraag of ze niet beter een organisatie kunnen worden waarbij er een aantal mensen fulltime hiermee bezig zijn. Hierbij moeten de opzet van de structurele organen niet veranderd worden. Zo is het zeker een pluspunt dat er externen in deze raden zetelen om beschuldigingen van partijdigheid te voorkomen. Indien het VEF wordt opgericht als een organisatie mogen er geen mensen tewerkgesteld worden die tegelijkertijd een taak vervullen binnen een non-profitorganisatie. Anders speelt men de rol van rechter en beul tegelijk en dit brengt de geloofwaardigheid van de werking en de ethische code in gedrang brengen. Het is hierbij wel van belang dat deze personen reeds ervaring hebben binnen de sector en weet hebben van het reilen en zeilen binnen het fondsenwervingslandschap. Binnen het landschap van fondsenwerven kennen we ook een aantal tendensen. Denken we hierbij aan de oprichting van do(n)ordacht. Het VEF moet hierop inspelen want deze organisatie geeft aan dat er een bepaalde onvrede is. Deze onvrede kan 51
ook een indicator zijn voor het VEF om eventueel zijn werking en ethische code aan te passen of te herwerken of om te blijven stilstaan waar deze onvrede vandaag komt en hoe het VEF hierin een steun kan zijn. Daarnaast is er een andere tendens, namelijk dat sommige mensen in plaats van een kerstcadeau te geven, een schenking doen aan een goed doel. Zo is er ook de opkomst van het privé-initiatief donorinfo. Een website waarop mensen informatie kunnen opvragen over non-profitorganisaties om zo een doordachte keuze te maken vooraleer over te gaan tot schenken. Doordat het VEF het reilen en zeilen in het fondsenwervinglandschap opvolgt en eventueel een samenwerkingsverband kan aangaan met bewegingen zoals do(n)ordacht of donorinfo kan ze zo haar slagkracht vergroten en kan de vereniging op deze wijze ook meer afdwingingskracht bij de overheid bekomen om bijvoorbeeld een regelgeving rond ethisch fondsenwerven uit te werken. Daarnaast kan zij ook nagaan welke onvrede er heerst en haar code hieraan aanpassen. Op dit ogenblik kunnen we niet stellen dat het VEF een grote meerwaarde is ten aanzien van aangesloten organisaties. Van organisaties uit wordt verwacht dat zij hun boekhoudkundige gegevens, jaarverslagen, jaarrekeningen en andere financiële gegevens tezamen met hun publicaties jaarlijks overmaken aan het VEF. Vanuit de vereniging komt er enkel de respons of alle nodige documenten al dan niet zijn opgestuurd en de vraag tot de betaling van het lidgeld. Hierin schiet het VEF tekort. De vereniging moet hierin een grote begeleidende rol op zich nemen. Zo zou het VEF organisaties feedback kunnen verschaffen over de opstelling van hun publicatie en de communicatie ten aanzien van hun fondsenwervende campagnes. Hun doel is net ethiek binnen de fondsenwerving en dit houdt meer in dan een ethische code op te stellen. Het lijkt mij dat het VEF de organisaties een beetje in de kou laat staan op dit vlak. Dit is tevens een kritiek die we ook hoorden bij Trias NGO. Het VEF moet hierbij voorkomen dat zij niet in dezelfde situatie als het CBF belandt. Binnen Nederland wordt er vanuit de sector van de non-profit kritiek geleverd op de werking van het CBF. Zij zou enkel veel lidgeld vragen, het nodige paperassen werk, maar van een controle op financiële transparantie is er nauwelijks sprake. Zo gaf een artikel in het Vakblad Fondsenwerven aan. Deze commotie heeft ertoe geleid dat de organisatie Zending over de Grenzen de beslissing heeft genomen om geen lid meer te zijn van het CBF. De rede hiervoor is dat een lidgeld bij het CBF een te hoge kost is. Naast het jaarlijkse lidgeld dat betaald diende te worden, moesten er extra kosten gemaakt worden voor account, te kunnen rapporteren op de wijze van het CBF en dergelijke. Zending over de Grenzen wil deze hoge kosten niet meer betalen en is er ook van overtuigd dat dit geld voor betere doeleinden aangewend kan worden. In België is het niet zo dat de leden hoge bijdragen dienen te betalen, maar het zou niet mogen gebeuren dat zij hun lidmaatschap opzeggen door een gebrek aan begeleiding of respons van het VEF uit. Daarnaast zou het VEF verder moeten gaan in zijn controle dan wat er nu gebeurt. Zo zou er ook controle moeten zijn op de mailingproducten. Hierin zouden ze bijsturing kunnen geven. Op deze wijze zou het VEF een grotere meerwaarde kunnen zijn ten aanzien van organisaties, hebben ze er ook een beter zicht op op wat er allemaal gebeurt en kan ze haar taak waarmaken. Op deze wijze sluiten organisaties zich niet enkel en alleen aan voor het logo. Want het hanteren van zulk logo zou geen motivatie op zich mogen zijn. Het VEF stelt zich daarnaast ook op als een controleorgaan op fondsenwervende organisaties, maar deze rol van waakhond zouden ze ook effectief op zich moeten nemen. Denken we hierbij terug aan het voorbeeld van een organisatie die geld in hun mailing staken met de vraag om meer te schenken dan dat zij aanboden. Het is zo dat het VEF enkel sancties kan treffen ten aanzien van aangesloten organisaties en dat dit ook gebeurt. Maar de vereniging moet ook aan de alarmbel trekken wanneer er niet aangesloten organisaties onverantwoord fondsenwerven en zo het publiek en de sector bewust maken van het probleem. Door 52
deze rol van waakhond op te nemen kan je ook steeds meer en meer mensen attent maken op ethisch fondsenwerven en hoe dit in zijn werk gaat. Daarnaast zullen organisaties terughoudender zijn wanneer zij op onverantwoorde wijze te werk gaan omdat ze weten dat er dan iemand is die hier tegenin gaat komen en de publieke opinie zal wakker schudden.
4.2
De moraliteit van de stoepkrijtactie
De stoepkrijtactie is van een idee uitgegroeid tot een welomlijnd project. Hierbij is het geëvolueerd van een inzamelactie die sensationeel moest zijn en zoveel mogelijk geld moest opbrengen tot een inzamelactie waarbij sensibilisering hoog in het vaandel wordt gedragen. Dit omdat dit tevens de visie is van Mobile School vzw ten overstaan van fondsenwerving. Deze visie ligt eveneens in het verlengde van de ethische code van het VEF. Het niet volgen van deze visie zou een grote tekortkoming zijn van Mobile School vzw. Daarnaast heb ik het sensibiliserende luik van de actie ook steeds hoog in het vaandel gedragen omdat ik het zelf als persoon, als scw’er en vanuit mijn vorige opleiding tot leerkracht belangrijk vind dat leerlingen weten voor wie en waarom ze geld inzamelen. Deze groei van visie is enkel kunnen ontstaan doordat er gereflecteerd is ten aanzien van deze actie. Reflecteren is een proces dat binnen de organisatie zeer hoog in het vaandel wordt gedragen en toont aan dat Mobile School vzw zich verantwoord wilt opstellen ten aanzien van fondsenwerven maar ook ten aanzien van zijn schenkers, de scholen en de leerlingen. Zich verantwoord opstellen is een grondbeginsel dat we terug vinden bij het ICFO, het comité dat een start heeft gegeven aan ethisch fondsenwerven. Om deze verantwoordelijkheid ook verder op te nemen is de stoepkrijtactie uitgetest in twee scholen om zo mogelijke knelpunten aan het licht te laten komen, maar ook om naar de reactie van leerlingen,leerkrachten en directies te pijlen. Aan de hand van hun bemerkingen is de actie verder aangepast en uitgewerkt geworden. Het is van belang dat ook met de mening van deelnemende scholen rekening wordt gehouden. Deze elementen dragen er toe bij dat de stoepkrijtactie als een degelijke en verantwoorde fondsenwervingsactie kan beschouwd worden.
5
Besluit
In een eerste luik binnen dit eindwerk ben ik nagegaan waarvoor ethisch fondsenwerven staat. In ons land neemt het VEF, Vereniging voor de Ethiek in de Fondsenwerving, de missie op zich om ethisch fondsenwerven vorm te geven. Om een beter inzicht te verkrijgen in de werking van het VEF heb ik zowel een gesprek gehad met Erik Todts, secretaris van het VEF, als met twee aangesloten organisaties, zijnde Vredeseilanden en Trias NGO. Ten aanzien van het functioneren van het VEF heb ik een aantal tekortkomingen geconstateerd en deze beschreven. In een tweede luik ben ik blijven stilstaan bij de ethiek van de stoepkrijtactie. Na deze actie te testen aan de ethische code van het VEF, ben ik voor mijzelf nagegaan op welke wijze ik eventuele knelpunten heb opgespoord en gewijzigd om zo tot een verantwoorde fondsenwervingsactie te komen. In een gesprek met Pieter Rumbaut, verantwoordelijke fondsenwerving binnen Mobile School vzw, ben ik nagegaan of de organisatie een eventueel lidmaatschap bij het VEF overweegt.
53
6
Bronnenlijst
Geschreven bronnen Boek Sargeant, A., Jay E., Fundraising management, analysis, planning and practice, London, Routledge, 2004. Van der Westen, H., Praktijkboek sponsoring profitorganisaties, Zutphen, Walburg Pres, 2006.
en
fondsenwerven
voor
non-
Verstegen, M.C.G., Mede mogelijk gemaakt door… Het complete werk over sponsoring en fondsenwerving binnen de non-profitsector, Maarssen, Elsevier Gezondheidszorg, 2003.
Brochure Jaarverslag 2006, Leuven, Mobile School vzw, 2007. Trias Jaarverslag 2005, Brussel, Trias NGO, 2006 . Visietekst, Leuven, Mobile School vzw, 2007.
Tijdschriftartikel Krol, J., CBF in zwaar weer!? Klucht of drama?, Vakblad fondsenwerving, jrg. 9, nr 2, 2007, p. 56. Zeekant, J., Zending over de Grenzen stopt met CBF Keur, Vakblad Fondsenwerving, jrg. 9,nr. 1, 2007, p. 13.
Mondelinge bronnen Rumbaut, R., verantwoordelijke fondsenwerving bij Mobile School vzw, Mondelinge mededeling, Formeel gesprek, Leuven, 30 maart 2007. Rumbaut, R., verantwoordelijke fondsenwerving bij Mobile School vzw, Mondelinge mededeling, Formeel gesprek, Leuven, 11 mei 2007. Springael, R., verantwoordelijke fondsenwerving mededeling, Formeel gesprek, Brussel, 8 mei 2007.
bij
Trias
NGO,
Mondelinge
Todts, E., Secretaris Toezichtscomité voor de Vereniging voor Ethiek in Fondsenwerving, Mondelinge mededeling, Formeel gesprek, Brussel, 6 april 2007. Vermeersch, J., Communicatieverantwoordelijke bij mededeling, Formeel gesprek, Leuven, 26 april 2007.
Vredeseilanden,
de
Mondelinge
54
Elektronische bronnen Burkhard, W., Monitoring Charitable Organizations: criteria and assessment methods, Berlijn, Internet, 11 Mei 2007, (http://www.icfo.de/texte/dac-paris0303.pdf). Doel en taken Centraal Bureau Fondsenwerving, Internet, 30 april 2007, (http://www.cbf.nl/Downloads/Bestanden/Algemeen/DOEL%20EN%20TAKEN%20janu ari%202007.pdf). Ethische code van de Vereniging voor de Ethiek in de Fondsenwerving, Internet, 10 april 2007. (http://www.vef-aerf.be/IMG/pdf/VEF_DOCS_2006.pdf). Gedragscode voor Fondsenwerving door lokale non-profitorganisaties, Nijmegen, 7 september 2007, Internet, 12 mei 2007 (http://www.isf.nl/fileadmin/bestanden/pdf/GC_004_Gedragscode_ISF_2004.pdf). Van Riet J., Miserie verkopen, Internet, 25 (http://www.mo.be/index.php?id=61&tx_uwnews_pi2[art_id]=1062.)
april
2007,
www.cbf.nl, toegang op 18 mei 2007. www.doordacht.be, toegang op 10 mei 2007. www.icfo.de, toegang op 18 mei 2007. www.isf.nl, toegang op 17 mei 2007. www.mobileschool.org, toegang op 14 april 2007. www.triasngo.be, toegang op 9 mei 2007. www.vef-aerf.be, toegang 7 april 2007. www.vredeseilanden.org, toegang op 30 april 2007.
Kippes H., (
[email protected]), lidmaatschap van het VEF bij het ICFO, Email aan Todts, E. (
[email protected]), 24 mei 2007.
55