Inhoudstafel 2
R Vo o r w o o r d
3
R Inleiding
5 11 17 23 29 35 41 49
R H a p k l a r e Ta n d e m p r o j e c t e n 1. Groene eilandjes 2. Groen beheren zonder bestrijdingsmiddelen 3. Tentoonstelling ‘De Dijle, levend door Leuven’ 4. Waterklassen in Leuven 5. Fiets mee actie 6. EcoScore light 7. Haagcampagne 2002 in Oost-Brabant en…Indonesië 8. Sparrenburg, een zonnig perspectief
111
R A m b i t i e u z e Ta n d e m p r o j e c t e n 9. Fiets naar je werk 10. Maatschappelijke draagvlakvorming vanuit het stiltegebied Dender-Mark 11. Vrijwilligersproject Igemo 12. Retour is terug 13. Parkbos Gent 14. Riviercontract‘la Dyle et affluents’ 15. Natuurproject‘Beneden Dijlevallei’ 16. Duurzame wijk in Leeuwarden:Vossepark
119
R 10 stappen naar een goed tandemproject
57 63 71 79 87 95 103
I N H O U D S TA F E L
1
Vo o r w o o r d De Vlaamse Samenwerkingsovereenkomst‘Milieu als opstap naar duurzame ontwikkeling’met de lokale overheden ging op 1 januari 2002 van start. Na ruim anderhalf jaar blijkt deze overeenkomst een behoorlijk succes: 242 steden en gemeenten engageerden zich intussen om een duurzaam lokaal milieubeleid te voeren. De lokale overheden hebben veel ambitie, maar verwachten nog informatie, expertise en inspiratie bij de uitvoering van de overeenkomst. Deze expertise vinden we in grote mate terug bij de ngo’s, actief binnen de milieu- en natuursector. Daarom besliste de Vlaamse overheid om via een overeenkomst met Bond Beter Leefmilieu Vlaanderen vzw een steunpunt op te richten met als primaire taak de ondersteuning van lokale besturen bij de uitvoering van de Samenwerkingsovereenkomst. Als samenwerkingsverband van zeven milieu- en natuurverenigingen werd het steunpunt "Tandem" gedoopt: ngo’s wensen samen met lokale besturen te werken aan een duurzaam milieubeleid. U heeft nu de eerste publicatie van "Tandem" in handen: een handleiding met concrete voorbeeldprojecten waar de samenwerking tussen ngo’s en lokale overheden centraal staat. Er werd telkens aangegeven in hoeverre elk project kadert binnen de Samenwerkingsovereenkomst. De opstapdrempel voor lokale besturen om zelf een project op te starten, wordt zo ongetwijfeld verlaagd. Hopelijk groeit deze handleiding uit tot een instrument om de samenwerking tussen overheden en verenigingen nog te versterken. Ludo Sannen Vlaams minister van Leefmilieu
2
VOORWOORD
Inleiding De Samenwerkingsovereenkomst "Milieu als op stap naar duurzame ontwikkeling" steunt samenwerkingsprojecten voor een beter leefmilieu tussen het lokale beleid en lokale verenigingen van bewoners. Een lokaal duurzaam milieubeleid kan immers pas ontstaan als het beleid en de lokale verenigingen samen acties plannen, opzetten en evalueren. Gemeenten krijgen steun van de Vlaamse overheid als ze lokale projecten opzetten, fondsen voor verenigingen uitbouwen of heuse partnerships opzetten, bijvoorbeeld in de vorm van lokale milieuwinkels. Om zo’n partnerships, zo'n tandems voor lokaal milieubeleid, te promoten bieden zeven Vlaamse natuur – en milieuorganisaties u concrete handvaten aan. Ook zij gingen een Samenwerkingsovereenkomst aan met de Vlaamse overheid.Via het Verenigingensteunpunt Tandem kan u, gemeente of vereniging, met al uw vragen over mogelijke partnerships terecht bij het Tandemsecretariaat p/a Bond Beter Leefmilieu Vlaanderen vzw of bij één van de zes Vlaamse Tandempartners Ecolife, Natuurpunt,Velt, CVN,VIBE of WWF. Onder redactie van Ecolife en WWF biedt Tandem u ook dit nieuwe Tandemhandboek aan dat inspeelt op de clusters van de Samenwerkingsovereenkomst. Het handboek bevat 16 inspirerende projecten, zowel bestaande en haalbare projecten als nieuwe en innoverende. Het blijft niet bij een compacte beschrijving. Elk project wordt tot op het bot uitgebeend: wie startte het op, wie werd betrokken, hoe werd gecommuniceerd, wat waren de resultaten en knelpunten…. Daarnaast wordt van elk project een concreet praktijkverslag gegeven. Op www.tandemweb.be vindt u ook voorbeelden van communicatiemateriaal (in PDF-vorm) dat werd gebruikt bij deze projecten.Voor gemeenten wordt er aangegeven binnen welke cluster van de Samenwerkingsovereenkomst het project past. U vindt ook 10 richtlijnen die u kunnen helpen bij het opzetten van succesvolle projecten. Tot slot willen we vermelden dat Tandem samenwerkt met SLA21 (Steunpunt Lokale Agenda 21). Dit steunpunt is een Vlaams samenwerkingsverband tussen verenigingen die actief zijn rond duurzame ontwikkeling, milieu en noord-zuid. SLA21 wil duurzame ontwikkeling op lokaal niveau promoten, ondersteunen en lokaal het draagvlak, de visie en knowhow hieromtrent versterken. SLA21 stimuleert gemeenten een Lokal Agenda 21 op te zetten in samenspraak met de bevolking, waarbij duurzame principes een concrete beleidsvertaling kennen. Meer informatie over SLA21 vindt u op www.sla21.be. We hopen dat deze handleiding u mag inspireren, motiveren en aanzetten tot
ACTIE! Het Tandemteam
INLEIDING
3
© Stadsland
1 Groene eilandjes GEMEENTE OF REGIO I N I T I AT I E F N E M E R PA RT N E R S D O E L P R OJ E C T DUUR BUDGET SAMENWERKINGSOV E R E E N KO M ST
BEGELEIDING DOOR NGO’S
Antwerpen Al dan niet georganiseerde buurtbewoners Stadsland, Stad Antwerpen, Opsinjoren, Compostmeesters Afvalpreventie, via het stimuleren van buurtcomposteren Meer dan 2 jaar Tussen c 5.000 en c 25.000 Dit project kadert in: R Vaste stoffen niveau 2 R Burgers en Doelgroepen niveau 1 Stadsland voor de regio Eduforum Antwerpen
Doelstellingen Het project‘Groene eilandjes’is een afvalpreventieproject dat buurtcomposteren wil stimuleren. In een gezin maakt GFT-afval ongeveer de helft uit van de totale hoeveelheid afval dat men produceert. Om deze reden wordt thuiscomposteren sterk gestimuleerd, maar niet iedereen heeft deze mogelijkheid: denk maar aan appartementsbewoners of klein behuisden zonder tuin. Buurtcomposteren biedt hen een alternatief en een compostparkje brengt bovendien wat groen in de stad. Daarnaast heeft buurtcomposteren een belangrijke sociale functie: het compostparkje groeit uit tot een ontmoetingsplaats voor de buurt.
Doelgroep Buurtbewoners, vooral dan de klein behuisden die niet aan thuiscomposteren kunnen doen.
Omschrijving van het project De vormingsinstelling Stadsland werkte in het kader van het project‘Af van Afval’in opdracht van de stad Antwerpen het project "Groene eilandjes" uit. Groene eilandjes zijn compostparkjes, waar buurtbewoners samen hun GFT-afval composteren. Het parkje heeft vaste openingsuren en wordt opengehouden door vrijwilligers, meestal enkele buurtbewoners. Omdat een groen eilandje gezellig is ingericht, groeit het uit tot een ontmoetingsplaats voor de buurt en krijgt het ook een belangrijke sociale functie. Het biedt dus een waardevolle aanvulling op het bestaande systeem van GFT-ophaling in de stad.
H A P K L A R E TA N D E M P R O J E C T E N
5
Om buurtbewoners te stimuleren in hun eigen buurt een groen eilandje in te richten, werd een draaiboek ontwikkeld. Hiervoor werd een werkgroep opgericht bestaande uit vertegenwoordigers van het buurtwerk, compostmeesters, de stedelijke dienst Opsinjoren, iemand van de stedelijke milieudienst en Stadsland. Het draaiboek is opgebouwd uit drie delen: R een korte inleiding in de wondere wereld van het composteren; R een checklist, met vermelding van de verschillende stappen die nodig zijn om een groen eilandje op te zetten; R een overzicht van de verschillende stadsdiensten en wat hun bijdrage kan zijn om een groen eilandje te realiseren. Het draaiboek bevat een projectaanvraag die wordt ingediend bij Stadsland of Opsinjoren. De Groene Eilandjes–commissie (Stadsland, Opsinjoren en de compostmeesters) evalueert de aanvragen en na goedkeuring wordt het project financieel ondersteund (max. c 1.240). Het belangrijkste criterium bij de selectie is dat er in de buurt voldoende draagkracht aanwezig is. De projectaanvraag moet worden ingediend door minstens vijf aanvragers die verantwoordelijk zijn voor de werking. Op termijn moet één van hen compostmeester zijn. Andere criteria gaan over de locatie (die moet minstens twee jaar ter beschikking staan van de buurt), openingstijden, enzovoort.
Rol van de partners R Stadsland Stadsland coördineerde de opmaak van het draaiboek. Zij begeleiden de buurt bij de opstart van het compostparkje en staan in voor de opvolging. Na verloop van tijd wordt de opvolging overgenomen door een buurtwerker of wordt het Groene Eilandje geïntegreerd in de compostmeesterwerking. Stadsland blijft wel ter beschikking indien er problemen opduiken. R Opsinjoren Opsinjoren maakt deel uit van de Dienst voor Samenlevingsopbouw van de Stad Antwerpen. Ze steunen vooral buurtgerichte initiatieven en zorgen voor financiële en logistieke ondersteuning. R Compostmeesters De compostmeesters zorgen voor de technische begeleiding van het composteren. De werkgroep ‘buurtcomposteren’van de Antwerpse compostmeesters was betrokken bij de ondersteuning van het pilootproject (compostparkje Scarabee) en werkte het draaiboek mee uit. R Buur tbewoners en buur twerkers Het zijn de buurtbewoners, al dan niet verenigd in een wijkcomité, die zelf het initiatief nemen om een compostparkje op te richten en ook zelf de verantwoordelijkheid voor het compostparkje dragen. Meestal volgen één of meerdere vrijwilligers de opleiding tot compostmeester zodat ze het composteringsproces van nabij kunnen opvolgen. De inbreng van een buurtwerker is belangrijk. Hij legt de contacten met de stad, neemt het‘papierwerk’voor zijn rekening en coördineert de werking van het compostparkje.
6
H A P K L A R E TA N D E M P R O J E C T E N
Communicatiemiddelen en campagnematerialen Het draaiboek werd verspreid via buurthuizen en bewonersgroepen. Bij de start van het project werd er een persconferentie georganiseerd. Er zijn talrijke krantenartikels verschenen over de verschillende compostparkjes en er verscheen een artikel in het info-blad van de stad. Er werden ook kaartjes verspreid in o.a. bibliotheken met op de voorzijde het logo van de Groene Eilandjes en op de achterzijde een korte beschrijving over buurtcomposteren en waar men terecht kan voor meer informatie.
Meerwaarde Een Groen Eilandje is een zeer concrete vorm van afvalpreventie waarbij buurtbewoners verantwoordelijkheid opnemen in hun buurt zodat het sociaal weefsel sterker wordt.
Knelpunten Buurtcomposteren berust op vrijwilligerswerking die continu begeleid en ondersteund moet worden. Vrijwilligers dienen zich ervan bewust te zijn dat het oprichten, openhouden en onderhouden van een compostpark een loyaal en langdurig engagement vraagt. In dat opzicht vergroten de slaagkansen van een Groen Eilandje als het ingebed is in de bestaande werking van een buurthuis. Uit ervaring blijkt dat ook de betrokkenheid van de gemeentelijke diensten (milieu en/of groendienst) een basisvoorwaarde kan zijn voor het langdurig in stand houden van dergelijk project. De keuze van een juiste locatie is eveneens uitermate belangrijk. Enkele Groene Eilandjes zijn ondertussen verdwenen omdat de locatie ongeschikt was (bijvoorbeeld een binnenkoer waardoor er geurhinder ontstaat of een te veraf gelegen plaats waar te weinig mensen zouden komen) of omdat het terrein verkocht werd door de eigenaar. Volgens de huidige wetgeving wordt wijkcompostering (via compostvaten, -bakken, … of compostpaviljoenen) beschouwd als een verwerkingsinrichting voor afvalstoffen. Dit betekent dat een klasse 1 milieuvergunning vereist is, wat voor kleinschalige composthoekjes weinig realistisch is. Een bouwvergunning is nodig van zodra een composteerinstallatie een volume heeft van meer dan 10 m3 of zichtbaar is vanaf de openbare weg. Op het ogenblik wordt reeds een ontwerp-wetswijziging voorbereid om deze vergunningsplicht te versoepelen. De wijziging is nog niet goedgekeurd. De bouwvergunning blijft wel noodzakelijk indien de parkjes vanaf de openbare weg zichtbaar zijn. Grote compostpaviljoenen blijven vergunningsplichtig op basis van Vlarem.Wel zouden ze van klasse één afgezwakt worden naar klasse twee in de loop van het najaar 2003. Ook is wijkcomposteren niet overal toegelaten. De randvoorwaarden worden vastgelegd in het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen 2003-2007 (actie 58) en het Uitvoeringsplan Organisch-Biologische Afvalstoffen.
Resultaten Het project loopt sinds 2000 en het draaiboek werd voorgesteld op een persconferentie in februari van datzelfde jaar. Momenteel zijn er zes Groene Eilandjes in Antwerpen en is er nog één aanvraag in voorbereiding. Het aantal participerende buurtbewoners varieert van 10 á 20 gezinnen per Groen Eilandje. Er zijn in totaal een 15-tal vrijwilligers, waarvan er zeven de opleiding tot compostmeester gevolgd hebben. Drie Groene Eilandjes zijn opgehouden te bestaan: twee omdat het terrein niet meer beschikbaar was en één omdat de doelgroep – ouderen in serviceflats en een dienstencentrum – moeilijk te motiveren was.
H A P K L A R E TA N D E M P R O J E C T E N
7
9
Stadsland (Volkshogeschool Regio Antwerpen) Boomgaardstraat 215, 2018 Antwerpen T. 03/230.02.22 E.
[email protected] W. www.stadsland.be Opsinjoren Van Immerseelstraat 11-23 2018 Antwerpen T. 03/222.36.11 of 0800/25.8.25 VLACO,Vlaamse Compostorganisatie vzw Kan. De Deckerstraat 37 2800 Mechelen T. 015/45.13.70 W. www.vlaco.be (met discussieforum rond thuiscomposteren)
En in de praktijk: Scarabee Scarabee is de naam van het eerste compostparkje in Antwerpen Noord. Dit parkje was het pilootproject, waaruit de verdere werking rond Groene Eilandjes is ontstaan. In Antwerpen begeleidt Stadsland, in samenwerking met de stedelijke milieudienst, de compostmeesterwerking. De Antwerpse compostmeesters zijn actief in diverse werkgroepen en één daarvan promoot het buurtcomposteren. Zij kwamen in contact met een actieve bewoner, die in zijn buurt (Antwerpen Noord) een compostparkje wou opzetten. Het verhaal achter het ontstaan van Scarabee kan ook andere verenigingen, buurtbewoners of gemeenten op weg zetten hoe zij wijkcomposteren kunnen uitbouwen.
Fase 1: Scarabee op stapel In Antwerpen Noord ondervonden mensen veel problemen met het scheiden van afval omwille van kleine behuizing. Het initiatief om een compostparkje uit te bouwen, kwam van een buurtbewoner die een eigen terreintje ter beschikking had. Samen met de compostmeesters, Stadsland en Opsinjoren werd het idee uitgewerkt. De locatie werd uitgebreid met een aanpalend stukje grond dat eigendom was van de NMBS. Er werd met de NMBS een bezettingscontract opgesteld voor het gebruik ervan. Door huisbezoeken te organiseren in de straten rondom de locatie van het parkje werden buurtbewoners warm gemaakt voor het initiatief. Ook werd er een brief verstuurd met informatie. Daarna was het tijd voor actie en werd het parkje ingericht. De inrichting gebeurde in samenwerking met de buurtbewoners en de stedelijke milieu– en groendienst. De buurtbewoners plaatsten een omheining en een tuinhuisje. De groendienst maakte het terrein bruikbaar (leggen van dolomiet, aanplantingen langs de randen van het terrein) en de milieudienst leverde de compostvaten. De financiële steun hiervoor werd gevonden bij Opsinjoren. Tegelijk bereidde de bewonersgroep zich voor op het eigenlijke werk: het beheer van het compostparkje. Dit proces werd begeleid door Stadsland. Er werd een bezoek georganiseerd naar een gelijkaardig project
8
H A P K L A R E TA N D E M P R O J E C T E N
in Dilbeek (wijkcompostpaviljoen). Met de plaatselijke compostmeesters en buurtbewoners werd van gedachten gewisseld over openingsuren, permanentie en een reglement. Als laatste stap in de voorbereiding werd een naam en een logo gezocht. Die werden gevonden in de vorm van de scarabee, een Egyptische mestkever, met een knipoog naar het composteringsproces.
Fase 2: feestelijke opening In september 1998 was het zo ver. Stadsland zorgde met Opsinjoren voor persoonlijke uitnodigingen voor alle buurtbewoners. Het werd een echt straatfeest met muziek, een hapje en een drankje. De bewoners maakten kennis met composteren en iedereen kreeg een Scarabee-emmertje waarmee het keukenafval naar het parkje gebracht kon worden. Het budget voor deze opening werd ter beschikking gesteld door Opsinjoren.
Fase 3: Scarabee aan de gang Na de opstartfase werden de vrijwilligers nog een drietal maanden opgevolgd door Stadsland en de compostmeesters. Stadsland hield enkele evaluatievergaderingen met de vrijwilligers waarin overlopen werd of er voldoende buurtbewoners participeerden en het composteren goed verliep.Tijdens deze fase stonden de compostmeesters gedurende de openingsuren mee in voor de controle. Daarna controleerden de buurtbewoners het parkje zelfstandig. Scarabee was driemaal per week open, telkens voor een halfuur en de permanentie werd gedaan door de buurtbewoners, waaronder een vrijwilliger opgeleid tot compostmeester. Oorspronkelijk werd er enkel gecomposteerd met compostvaten, maar later kwamen er compostbakken en wormenbakken bij zodat het compostparkje een demonstratieplaats werd van verschillende technieken. Een 50-tal buurtbewoners gebruikten het compostparkje waardoor dit plekje groen transformeerde tot een heuse ontmoetingsplek. Jammer genoeg werd na drie jaar het terreintje verkocht, wat het einde betekende van Scarabee. Ondertussen zijn dankzij dit inspirerende voorbeeld wel heel wat andere Groene Eilandjes ontstaan. Een vergelijking: wijkcompostering in Oostende De voorwaarde voor het ontstaan van de Groene Eilandjes in Antwerpen is dat het initiatief voor de aanleg van het compostparkje moet groeien uit de buurt zelf en dat de buurt voldoende draagkracht kent om de werking van het compostparkje te dragen. Deze visie werd ook gevolgd bij initiatieven in onder andere Aalst, Houthalen-Helchteren en Dilbeek. Een andere benadering werd gevolgd in Oostende. Daar nam de stad zelf het initiatief om in bepaalde wijken een compostpaviljoen te plaatsen. Jacky Dereu, milieuambtenaar van de stad Oostende vertelt: "In Oostende wordt geen groenten- en fruitafval opgehaald. Nochtans zijn er in Oostende maar zeer weinig huizen met een tuintje: de overgrote meerderheid van de woningen zijn eengezinswoningen zonder tuin of appartementen.Vandaar dat voor veel mensen thuiscomposteren niet haalbaar is. Om hen een alternatief te bieden en om de hoeveelheid restafval te doen afnemen, werd de beslissing genomen om in een aantal wijken compostpaviljoenen te plaatsen."
H A P K L A R E TA N D E M P R O J E C T E N
9
Momenteel zijn er vier compostpaviljoenen in Oostende. Naast het compostpaviljoen zelf staat er telkens een tuinhuisje, een aantal open compostbakken voor de verdere rijping van de compost en een informatiepaneel. Eén van de compostpaviljoenen bevindt zich op de demonstratieplaats voor thuiscompostering van de compostmeesters. Dit compostpaviljoen wordt bemand door de compostmeesters. Ze informeren de bezoekers, staan in voor de controle van het meegebrachte materiaal en zorgen voor de afdekking met houtsnippers. De andere drie compostpaviljoenen worden bemand door personeel van de reinigingsdienst, alhoewel er op bepaalde ogenblikken ook compostmeesters ingeschakeld worden. Alle compostpaviljoenen zijn tweemaal per week open, telkens voor anderhalf uur. Bij de start van het project werden informatieavonden gehouden voor de bewoners,werd een folder verdeeld en kregen alle bewoners een brief over het project.De resultaten mogen er zijn:momenteel wordt meer dan 100 ton groente– en fruitafval per jaar ingezameld.De participatiegraad van de bewoners varieert van 30% (compostpaviljoen in de sociale hoogbouwwijk) tot 10 à 15% (in de andere compostpaviljoenen). Naast deze belangrijke vermindering van de hoeveelheid restafval, het eigenlijke doel van het project,zijn er ook nog andere resultaten. Jacky Dereu:"Wijkcompostering heeft ook een belangrijk sociaal effect. Door het feit dat de mensen op dezelfde tijdstippen met hun groenteen fruitafval naar het compostpaviljoen gaan,is er meer sociaal contact tussen de bewoners.Het compostpaviljoen wordt een ontmoetingsplaats, alhoewel dit niet de hoofddoelstelling van het project was."
9
Stad Oostende, Milieudienst Jacky Dereu T. 059/56.20.02 E.
[email protected]
Inpasbaar in de samenwerkingsovereenkomst? Gemeenten die een gelijkaardig project in aanmerking willen laten komen voor de samenwerkingsovereenkomst, houden best rekening met volgende opmerkingen: R Cluster vaste stoffen: het project kan aansluiten bij het hoofdcriterium afvalstoffen van de cluster vaste stoffen (niveau 2), meer bepaald het criterium afvalpreventie: compostmeesterwerking en demoplaats thuiscomposteren. Door uitsluitend dit project uit te voeren voldoet een gemeente niet aan dit criterium, het project is eerder een complementaire invulling ervan. R Cluster burgers en doelgroepen: dit project is eventueel inpasbaar binnen deze cluster onder niveau 1.
10
H A P K L A R E TA N D E M P R O J E C T E N
Groen beheren zonder bestrijdingsmiddelen GEMEENTE OF REGIO I N I T I AT I E F N E M E R PA RT N E R S
D O E L P R OJ E C T
DUUR BUDGET SAMENWERKINGSOV E R E E N KO M ST
BEGELEIDING DOOR NGO’S
© Marc Smeyers
2
Bierbeek Gemeente Bierbeek en Velt-Bierbeek R Velt R Vlaco R Plaatselijke verenigingen (De groene klusser, vzw Natuurlijk...) R Compostmeesterwerking R Inwoners aanmoedigen hun tuin ecologisch te beheren zonder bestrijdingsmiddelen R Burgers sensibiliseren in het kader van het decreet houdende vermindering van het gebruik van bestrijdingsmiddelen door openbare diensten R Gemeentelijke aanpak toelichten (voorbeeldfunctie) Minder dan 6 maanden Minder dan c 5.000 Dit project kadert in: R Vaste stoffen niveau 2 R Burgers en doelgroepen niveau 1 Velt
Doelstellingen In de sensibilisatiecampagne ‘groen beheren zonder bestrijdingsmiddelen’wordt de reductie van bestrijdingsmiddelen als speerpunt naar voor geschoven. Met deze campagne wil Velt inwoners in de gemeente sensibiliseren om hun tuin te beheren zonder bestrijdingsmiddelen én beoogt ze tevens een verbreding van het maatschappelijk draagvlak voor een meer ecologisch en bijgevolg harmonisch groenbeheer in de gemeente. Gemeenten die deze campagne mee ondersteunen, spelen in op een aantal vereisten vermeld in het‘decreet houdende vermindering van het gebruik van bestrijdingsmiddelen door openbare diensten’. Alle gemeenten zijn immers verplicht om bestrijdingsmiddelen te weren in hun gemeentelijk groenbeheer én moeten de burger hieromtrent sensibiliseren.
H A P K L A R E TA N D E M P R O J E C T E N
11
Doelgroep R Huishoudens: alle huishoudens die beschikken over een tuin maken deel uit van de potentiële doelgroep in een gemeente. R Verenigingen: via het kanaal van de verenigingen wil Velt de burger bereiken. Het overtuigen van verenigingen om voldoende aandacht te schenken aan deze campagne en hun leden te overhalen om deel te nemen aan de cursus, is een grote bekommernis van Velt.
Omschrijving van het project In samenwerking met de gemeente sensibiliseert Velt de inwoners rond ecologisch tuinbeheer.Via een ruime verscheidenheid aan kanalen wordt deze campagne bekendgemaakt. Geïnteresseerde gemeenten of verenigingen kunnen zelf bepalen welke module ze willen toepassen in de gemeente: R Een laagdrempelige voordracht over ecologisch tuinbeheer die gericht is naar alle burgers. De voordracht toont aantrekkelijke voorbeelden van moestuinen en siertuinen die beheerd worden zonder bestrijdingsmiddelen. R Een basiscursus ‘ecologische siertuin’en/of ‘ecologische moestuin’met een bijhorende uitgebreide cursustekst. De cursist verwerft een basiskennis rond ecologisch tuinbeheer waarmee hij/zij zelf aan de slag kan gaan. Naast theorie is er voldoende aandacht voor de praktijk in de vorm van tuinbezoeken. De cursus moestuin bestaat uit vier lesdagen, de cursus siertuin beslaat zes lesdagen. R Een demonstratiedag, een opentuindag of een fietstocht op maat. Een dergelijke publiekstrekker kan een bepaald moment van de campagne (start/midden/slot) versterken. In zijn meest uitgebreide vorm kan dit een culturele milieutocht worden waarbij in privé-tuinen kunstvoorwerpen tentoongesteld worden en de route van de ene tuin naar de andere loopt, en waar zelfs ook thema's zoals alternatieve energie, hemelwaterrecuperatie, individuele waterzuivering, ecologische bouwmaterialen… kunnen opgenomen worden. Deze acties kunnen aangevuld worden door enkele ondersteunende instrumenten: R tentoonstelling over ecologisch tuinbeheer; R voorbeeldteksten plaatsen in het lokale informatieblad, verenigingsbladen, enzovoort; R een boekenstand in de bibliotheek over ecologisch tuinieren en ecologische voeding, natuur in de tuin,...
Rol van de partners R Ve l t Velt nationaal verzorgt de inhoudelijke aspecten van de campagne: opleiden van lesgevers, verzorgen van de voordrachten en cursus, publicatie van een brochure, opmaak van een tentoonstelling en leveren van fotomateriaal. De lokale Velt-afdeling reikt lokale voorbeelden aan en vertaalt de inhoudelijke uitwerking van de campagne naar de lokale situatie.Verder staan ze in voor de promotie van aan dit onderwerp gerelateerde activiteiten. R De gemeente De rol van de gemeente is tweeledig. Aan de ene kant geeft de gemeente via deze campagne uiting aan haar voorbeeldfunctie. De gemeente heeft immers de taak in het kader van het‘Decreet houdende vermindering van het gebruik van bestrijdingsmiddelen door openbare diensten’zelf het goede voorbeeld te bieden en zijn eigen groenbeheer af te stemmen op een pesticidenvrije aanpak. Anderzijds zorgt de gemeente voor de logistieke en financiële ondersteuning van de campagne. De gemeente spoort andere partners aan tot samenwerking.
12
H A P K L A R E TA N D E M P R O J E C T E N
R Andere verenigingen Zij geven bekendheid aan de campagne en motiveren hun leden deel te nemen. Ook bieden ze logistieke ondersteuning: leveren locatie voor demonstratiedag, zorgen voor randanimatie,…
Communicatiemiddelen en campagnematerialen R R R R R R R
affiches ter promotie van de lessenreeksen en de publiekstrekker; artikels in het gemeentelijk infoblad; brochure ‘Een tuin zonder bestrijdingsmiddelen’; folder; persberichten, persmap, persconferentie; cursusteksten ‘ecologische siertuin’en ‘ecologische moestuin’; voorbeeldteksten voor het gemeentelijk infoblad of verenigingsbladen.
Meerwaarde Voor de gemeente biedt het project een invulling voor de verplichtingen die opgelegd worden door het decreet over de reductie van bestrijdingsmiddelen. In dit decreet vormt sensibilisatie van burgers een belangrijk aandachtspunt. Een goede sensibilisatie die samengaat met een educatief aanbod vergroot immers het beoogde draagvlak. Burgers krijgen op deze manier een ander beeld van openbaar groen (meer groen op straat), wat tot minder klachten zal leiden. Belangrijk is dat de gemeente actief meewerkt aan deze campagne door bijvoorbeeld op het publieksmoment alternatieve technieken van onkruidbestrijding in openbaar groen te demonstreren. Samenwerking tussen verschillende verenigingen creëert een groter draagvlak voor deze campagne. Door een samenwerkingsverband zijn meer actiemomenten mogelijk en wordt uitwisseling van expertise en ervaringen gestimuleerd. Men kan best zorgen voor ondersteuning vanuit de milieuraad en ook de plaatselijke Natuurpunt-afdeling kan een belangrijke bijdrage leveren door haar kennis in te brengen over natuur in de tuin, bestrijdingsmiddelen en de gevolgen voor de natuur. Het aanspreken van sociaal-culturele organisaties levert een nieuw en vaak ruimer publiek. Beide soorten organisaties versterken elkaar. De Vlaamse Gemeenschap nam dit jaar (2003) een sensibilisatie-initiatief over bestrijdingsmiddelen: ‘Zonder is gezonder’. Dit project kan een aanvulling zijn op het initiatief van de Vlaamse Gemeenschap. Beide projecten versterken elkaar en worden bijgevolg best gekoppeld aan elkaar, wat bovendien de herkenbaarheid bevordert.
Knelpunten Overleg met meerdere verenigingen is nodig om de campagne op het juiste spoor te brengen en om voldoende inwoners te sensibiliseren. Een ruime omkadering met actieve medewerking van verschillende verenigingen is uiterst belangrijk, vanzelfsprekend is het organiseren van enkele voordrachten onvoldoende om sensibilisatie te bekomen. Het is bijgevolg essentieel tijdig te beginnen met de bekendmaking en de planning zodat de lokale verenigingen een aankondiging kunnen plaatsen in hun ledentijdschrift. Eveneens moet voldoende energie vrijgemaakt worden om verenigingen persoonlijk aan te spreken!!
Resultaten Een geringer gebruik van bestrijdingsmiddelen door particulieren, evenals een geringer aantal klachten door beter inzicht en aanvaarding van een ander - groener - straatbeeld dat de toepassing van het decreet met zich meebrengt.
H A P K L A R E TA N D E M P R O J E C T E N
13
9
Velt Uitbreidingsstraat 392 C 2600 Berchem Mieke Schauvliege T. 03/281.74.75 E.
[email protected] W. www.velt.be
En in de praktijk: Ecologisch Groenbeheer in Bierbeek De gemeente Bierbeek voert reeds jaren een actief beleid rond het sorteren van afval en wenst met dit project ook naar tuinafval toe een voorkomingsgedrag te stimuleren.Tevens is de gemeente Bierbeek een voorloper op het gebied van alternatieve onkruidbestrijding op gemeentelijke gronden en wil ze het milieuverantwoorde productgebruik van bestrijdingsmiddelen implementeren in de eigen gemeentelijke diensten. Op die manier vervult ze haar functie als voorbeeld voor de burgers. Dit project wil aan de inwoners stap voor stap en via enkele basisprincipes duidelijk maken dat‘anders tuinieren’geen nadelen maar vooral voordelen oplevert en eigenlijk een kwestie is van open staan voor alternatieven. Een bijkomend versterkend aspect dat de burger kan motiveren is het feit dat de infomomenten gegeven worden in het bijzijn van lokale mensen. De herkenbaarheid - men weet tot wie men zich kan richten bij eventuele vragen of problemen achteraf - speelt een belangrijke rol.Vandaar het belang van de samenwerking met de lokale Velt - en Natuurpuntafdeling.
Fase 1 : voorbereiding In de gemeente Bierbeek sloegen de gemeente en de lokale Velt-afdeling de handen in elkaar om de inwoners te sensibiliseren rond ecologisch tuinbeheer en afvalarm tuinieren met oog voor streekeigen planten. Deze actie kadert ook in het ruime gemeentelijk beleid rond afvalvoorkoming.Via verschillende overlegmomenten werd de campagne voorbereid: R In een eerste overleg met de gemeente (milieuambtenaar),de compostmeesterwerking en de Velt-afdeling werd het thema afgebakend en werden de doelstellingen duidelijk opgelijst.Uiteraard was het van belang op dat moment reeds duidelijke afspraken te maken:Wie verder betrekken? Wie nodigt uit? Wie maakt verslag? Wie leidt de vergadering? Wie dient het voorstel in aan het College van Burgemeester en Schepenen? Waar gaan de vergaderingen door? Welke data komen in aanmerking of welke zeker niet? R Op een volgend overleg werd de campagne uitgetekend: een timing werd opgesteld, de communicatiemiddelen besproken, het budget afgebakend. Op deze vergadering werden naast de bevoegde ambtenaren en schepen(en) ook vertegenwoordigers uitgenodigd van de minaraad, compostmeesterwerking, milieu- en natuurverenigingen, tuiniersverenigingen en andere actieve verenigingen zoals de Gezinsbond, KVLV, cultureel centrum, enzovoort. R Op een laatste overleg werd de brede waaier aan organisaties betrokken om de grote publieksactiviteit voor te bereiden. Deze vergadering heeft een verkennend karakter; nagaan van de interesse om de campagne mee te dragen, brainstorming van nieuwe en leuke ideeën om de publieksactiviteit aantrekkelijk te maken, afbakenen van mogelijke deelacties, verdelen van de taken en verantwoordelijkheden.
14
H A P K L A R E TA N D E M P R O J E C T E N
Na deze overlegmomenten is het essentieel de verschillende elementen uit te schrijven in een projectplan. Hierin wordt nauwkeurig uitgeschreven: de projectonderdelen, de motivatie, milieudoelstelling, beleidsdoelstelling, doelgroep, partners, budget en timing. In Bierbeek werd dit projectplan uitgeschreven door de milieuambtenaar in samenwerking met Velt-Bierbeek. Formele procedure niet uit het oog verliezen Het College van Burgemeester en Schepenen wordt ingelicht over het projectplan en geeft de formele goedkeuring. Ga na wanneer het college samenkomt en dien het plan tijdig in. Het plan kan ook ter advies of met vraag voor ondersteuning voorgelegd worden aan de minaraad.
Fase 2: concrete uitwerking en bekendmaking Na het akkoord van het college, kon de campagne concrete vorm krijgen. Het voorlopige projectplan werd verder uitgewerkt in een beperkte groep: data voor voordrachten werden vastgelegd, de datum en het type van het publieksmoment bepaald, taken en verantwoordelijkheden verdeeld omtrent de bekendmaking een planning opgesteld voor het ontwikkelen van ondersteunend materiaal, contact gezocht met andere verenigingen voor ondersteuning bij de planning en uitwerking van het publieksmoment. De vergadering met andere verenigingen werd grondig voorbereid met een wervende uitnodiging waarin het project zo duidelijk mogelijk werd geschetst. Eens het projectidee vaste vorm kreeg, volgde een voorstelling van het project aan de verenigingen uit de gemeente.Vanaf dat moment werden zij intensief betrokken bij het project. In overleg met verschillende verenigingen werd het publieksmoment verder uitgewerkt. Op basis van nieuwe ideeën van de verenigingen kon de invulling van het publieksmoment nog aangepast worden. Het was de bedoeling om zo veel mogelijk te werken met de capaciteiten en expertise van de lokale verenigingen. Zo verzorgde de plaatselijke Natuurpunt-afdeling een rondleiding over natuur in de tuin, de lokale Veltafdeling selecteerde mooie voorbeelden van ecologische tuinen die bezocht konden worden en de compostmeesters verzorgden een demonstratie. Vervolgens werden alle taken en afspraken in een draaiboek uitgeschreven waarin de afspraken gemaakt werden omtrent het nodige materiaal, de randanimatie, wie verantwoordelijk is voor wat, enzovoort.Tijdens regelmatige bijeenkomsten van de deelnemende partners werd de correcte uitvoering van het project opgevolgd.
Fase 3: lancering van het project Bij het lanceren van het project moest met de volgende aspecten rekening gehouden worden: R planning van perscontacten; R verspreiding van info bij deelnemende organisaties; R stand van zaken voordrachten; R stand van zaken publieksmoment en bespreken taakverdeling; R groot publieksmoment.
Fase 4 : slot en evaluatie Na afloop van het project vond een evaluatie plaats.Hierin werd gepeild naar de kwaliteit van de activiteiten, de tevredenheid van de deelnemende organisaties,de behaalde resultaten,de knelpunten en leerpunten.
H A P K L A R E TA N D E M P R O J E C T E N
15
Bierbeek in de praktijk: ‘lessenreeks: ecologisch tuinbeheer’, als voorbeeld van één van de vier uitgewerkte projectfiches Het doel was de inwoners de basisbeginselen van thuiscomposteren bij te brengen en hen te informeren over ecologisch tuinbeheer met aandacht voor afvalarme tuinen, kringlooptuinen, gebruik van natuurlijke materialen in de tuin en alternatieve vormen van onkruidbestrijding. De lessenreeks bestond uit 4 infomomenten waarvan 2 eerder theoretisch ingevuld werden en 2 vooral vanuit de praktijk vertrokken. Les 1: "Thuiscomposteren: anders bekeken". Met anders bekeken bedoelt men dat men zich in de plaats stelt van de passief composteerder: m.a.w. iemand die weinig tijd heeft om met composteren bezig te zijn en voor wie het in de eerste plaats te doen is om zijn GFT-afval kwijt te geraken en een bruikbaar eindproduct te bekomen. Les 2: Ecologisch tuinbeheer met aandacht voor afvalarme, onderhoudsarme tuinen, kringlooptuinen. Het gebruik van natuurvriendelijke materialen en alternatieve vormen van onkruidbestrijding wordt eveneens uitgebreid besproken. Les 3: Deze praktijkles composteren werd begeleid door de compostmeesters in de tuin van de compostmeester zodat onmiddellijk ook het resultaat van het gebruik van compost in moes-,sier- en fruittuinen aangetoond kon worden.Les 4: Uitstap naar het memobedrijfje "De groene klusser te Hofstade" en naar Planckendael Per ontwerpfiche werd een begroting opgemaakt.Voor deze lessenreeks werd c 1000 voorzien (sprekers, uitstap, infomapjes, folders en affiches). In een latere fase werd als afsluiter van dit project tijdens het compostmeesterweekend door de lesgevers dieper ingegaan op deze thema’s in de tuin van een compostmeester. Hieraan werd ook een tekenwedstrijd voor kinderen gekoppeld en tevens kwam het composteren voor kinderen aan bod.Deze lessenreeks werd nadien nog eens herhaald specifiek voor de landelijke gilde Lovenjoel en KWB Korbeek-Lo. Ter ondersteuning van de campagne werden tijdens de lessenreeksen posters ‘Ecologisch tuinbeheer’gebruikt. Ze belichten het onderwerp ecologisch groenbeheer met specifieke aandacht voor thuiscomposteren, natuurlijke materialen, alternatieve vormen van onkruidbestrijding en afvalarme tuinen. Bij de theoretische les composteren werd een infobundeltje uitgedeeld met meer technische inhoud over het hoe en waarom van composteren en over de bodemdiertjes en tevens ingesloten de hand-outs van de presentatie.De deelnemers konden er ook compost,bodemdiertjes,groen en bruin composteerbaar materiaal zien,betasten en ruiken.
Inpasbaar in de samenwerkingsovereenkomst? Gemeenten die een gelijkaardig project in aanmerking willen laten komen voor de samenwerkingsovereenkomst, houden best rekening met volgende opmerkingen: R Cluster vaste stoffen: dit project is eventueel inpasbaar in het hoofdcriterium milieuverantwoord productgebruik, criterium bestrijdingsmiddelen (actieve sensibilisatie en voorbeeldfunctie) onder niveau 2 R Cluster burgers en doelgroepen: Dit project is eventueel inpasbaar binnen deze cluster onder niveau 1.
16
H A P K L A R E TA N D E M P R O J E C T E N
Te n t o o n s t e l l i n g : ‘ D e D i j l e , levend door Leuven’ GEMEENTE OF REGIO I N I T I AT I E F N E M E R PA RT N E R S D O E L P R OJ E C T
DUUR BUDGET SAMENWERKINGSOV E R E E N KO M ST
BEGELEIDING DOOR NGO’S
© Bart Depuydt
3
Leuven Natuurpunt vzw Stad Leuven, Provincie Vlaams-Brabant Met de reizende tentoonstelling "De Dijle, levend door Leuven" wil Natuurpunt Leuven zijn visie over de mogelijkheden voor natuur in de stad delen met de bevolking. Er wordt gefocust op de Dijle, die een groene ader kan vormen doorheen Leuven. Meer dan 2 jaar Tussen c 5.000 en c 25.000 Dit project kadert in: R Water niveau 1 R Burgers en doelgroepen niveau 1 Natuurpunt vzw
Doelstellingen De tentoonstelling ‘De Dijle, levend door Leuven’kadert in het gelijknamige project van Natuurpunt Leuven. Het project wil een aanzet geven tot het herwaarderen van de Dijle als groen lint doorheen de Leuvense binnenstad en steunt op de volgende drie pijlers: R Ruimte voor water creëren: men wil de Dijle herwaarderen en waar mogelijk terug openleggen. Momenteel leidt de rivier op vele plaatsen een verborgen bestaan in de stad. Natuurpunt ijvert voor het herstellen van de aloude band tussen de stedelingen en hun rivier. R Ruimte voor de natuur creëren: natuurontwikkeling hoeft niet altijd grootschalig te zijn. Ook kleine ingrepen maken een verschil, vooral op het vlak van oeveraanleg. Een natuurlijke Dijle met groene ‘eilandjes’betekent voor fauna en flora een verbinding tussen natuurgebieden ten noorden en ten zuiden van Leuven. R Ruimte voor de mens creëren: een zichtbare Dijle die de natuur tot in de stad brengt, verhoogt de belevingswaarde voor de bewoners. Het is voor hen immers aangenaam om voldoende groen in de buurt te hebben. Ook bezoekers worden aangetrokken door pittoreske plekjes bij het water. Leuven zou zich zelfs kunnen profileren als een waterstad.
H A P K L A R E TA N D E M P R O J E C T E N
17
Doelgroep Met dit project wil Natuurpunt zijn visie over natuur in de stad delen met zowel de bewoners, de bezoekers als de overheid.
Omschrijving van het project ‘De Dijle, levend door Leuven’is een interactieve tentoonstelling die de bezoeker laat kennismaken met de Dijle in de Leuvense binnenstad. Er worden negen locaties binnen de stadsring, waar acties rond natuur mogelijk en nodig zijn, van naderbij bekeken. Alle aspecten van het leven in, op en rond het stromende water worden belicht. Als ondergrond worden panelen gebruikt waarop een grote luchtfoto van Leuven is weergeven: de bezoeker loopt over een miniatuurversie van de stad en ontdekt tal van mogelijkheden om deze nog groener en leefbaarder te maken. Er werden ook verschillende doe-hoekjes voorzien. Enkele leuke doe-hoekjes uit de tentoonstelling ‘De Dijle, levend door Leuven’: R een wand met vragen over onderwerpen die in de tentoonstelling aan bod komen met daarnaast draaibare kubussen die de mogelijke antwoorden bevatten. Als men alle vragen correct oplost, verschijnt op de achterkant van de kubus een oude foto van de Dijle; R een ‘visbak’met afbeeldingen en namen van alle vissen die voorkomen in de Leuvense Dijle; R een tapkraantje waar men drinkwater kan tappen.
De tentoonstelling is in principe onbemand, maar op de plaatsen waar ze staat opgesteld, vertrekken op vooraf aangekondigde tijdstippen geleide wandelingen. De bezoeker wordt meegenomen op een wandeling langs de Dijle waar hij ter plaatse de informatie van de tentoonstelling kan toetsen aan de realiteit. De wandelaars worden attent gemaakt op de natuurwaarden die reeds aanwezig zijn in de stad, en de mogelijkheden die er zijn om op termijn meer natuur in de stad te verkrijgen.
Rol van de partners R Natuurpunt Leuven Deze vereniging is de organisator van de tentoonstelling. De vrijwilligers bedachten het concept en zorgden voor de uitvoering van het project.Voor de grafische vormgeving kregen ze hulp van een aantal jonge ontwerpers en Axis fotostudio. R Stad Leuven De stad lanceerde de initiële vraag aan de lokale Natuurpunt-afdeling om een project uit te werken rond natuur. Ze stelde de grote inkomhal van het Stadhuis - een betere locatie is bijna onmogelijk - gedurende twee weken gratis ter beschikking en verzorgde ook de openingsreceptie. De stad nam bepaalde aspecten van het project op in haar beleids- en structuurplanning. R Provincie Vlaams-Brabant De provincie subsidieerde 75% van de begrote kosten van de tentoonstelling in het kader van ‘bijzondere natuurbeschermingsprojecten’. Ze stelde ook een digitale luchtfoto van de stad ter beschikking die in de tentoonstelling werd gebruikt.
18
H A P K L A R E TA N D E M P R O J E C T E N
Communicatiemiddelen en campagnematerialen Telkens wanneer de tentoonstelling wordt opgesteld, wordt dit aan het publiek bekend gemaakt via de website van Natuurpunt Leuven, het informatieblad ‘Natuur en Landschap’van Natuurpunt Oost-Brabant, via de regionale kranten en via affiches die her en der opgehangen worden. De tentoonstelling in het stadhuis van Leuven kwam uitgebreid aan bod in de pers, met o.a. een reportage van Regionale Omroep Brabant (regionale TV), Radio 2, Radio Contact en de lokale pagina’s in de dagbladen. De pers werd zowel door Natuurpunt als door de Dienst Communicatie van de stad Leuven uitgenodigd. Bovendien werden er door de stad Leuven affiches verspreid op de eigen affichepanelen. De tentoonstellingssessie in de universiteitsbibliotheek van de K.U. Leuven werd aangekondigd in haar nieuwsbrief. Ook hier werd de pers uitgenodigd.
Meerwaarde
© Natuurpunt Leuven
De tentoonstelling wordt vanuit de basis gedragen: het concept en de uitvoering is gebaseerd op de inzet van de vrijwilligers van Natuurpunt afdeling Leuven. De goede samenwerking tussen de natuurvereniging, de stad en de provincie opent de weg naar een degelijke uitvoering van het project. Zowel inhoudelijk als qua samenwerkingsmethode is dit een zeer waardevol initiatief.
De Dijle in de Leuvense binnenstad
Knelpunten Dit is het eerste grote project van de afdeling Leuven. Door gebrek aan ervaring werd vaak een strijd geleverd met tijd en financiën. Het is voor vrijwilligers niet altijd evident tijd vrij te maken voor een dergelijk langdurig project waardoor de tentoonstelling tijdens de week niet altijd kon bemand worden en geen wandelingen werden georganiseerd.
H A P K L A R E TA N D E M P R O J E C T E N
19
De vrijwilligers wisten goed welke inhoudelijk boodschap ze wilden overbrengen, maar hadden met vormgeving weinig ervaring. Doordat het project mee gedragen werd door enkele ontwerpers slaagde men er toch in een frisse en uitnodigende tentoonstelling uit te werken. Momenteel zijn de scholen niet echt enthousiast over de tentoonstelling, zij hebben nood aan kant-enklaar begeleidend educatief materiaal, aangepast aan het lessenpakket. Dat is nog niet beschikbaar, maar er wordt wel gezocht naar oplossingen. Zo wordt onderzocht of één of meerdere studenten regentaat als eindwerk een educatief pakket kunnen samenstellen, dat nadien aan de geïnteresseerde scholen kan worden aangeboden.
Resultaten Mede dankzij deze tentoonstelling worden inwoners en bezoekers geïnformeerd en gesensibiliseerd rond de waardevolle aanwezigheid van water en natuur in de stad. Ze werd reeds opgesteld in het stadhuis gedurende twee weken in mei 2002, in de universiteitsbibliotheek gedurende verschillende maanden in het najaar en in twee scholen.Totnogtoe telde de tentoonstelling reeds honderden bezoekers. Er lopen gesprekken met de stedelijke bibliotheek om de tentoonstelling eind 2003 daar op te stellen. In 2004 zal ze waarschijnlijk in het Sint Pietersziekenhuis te zien zijn, waar één van de voorstellen in praktijk zal worden omgezet. Bij de heropbouw van deze ziekenhuissite zal de Dijle (van de K.U. Leuven) immers ook daadwerkelijk opengelegd worden. De idee om de Dijle zo veel mogelijk open te leggen als groen lint door de stad werd opgenomen in het milieubeleidsplan van de stad, en nu ook in de ontwerpnota voor het Ruimtelijk Structuurplan Leuven.
9
Natuurpunt Leuven Stefaan Sys T. 016.30.96.35 E.
[email protected] Bart Depuydt T. 016.25.47.16 E.
[email protected] W. www.natuurpunt.be/Leuven
En in de praktijk De reizende tentoonstelling ‘De Dijle, levend door Leuven’maakt deel uit van een lokale dynamiek van herwaardering van de rivier in de binnenstad.Tegelijkertijd zwengelt ze deze dynamiek nog verder aan door het onderwerp in de kijker te plaatsen. Verenigingen en gemeenten die gecharmeerd zijn door de hier gevolgde aanpak, kunnen deze wellicht vertalen naar hun eigen situatie: in plaats van de rivier kan ook een ander waardevol natuurelement in de kijker worden geplaatst, zoals een beek of een valleigebied. Bart Depuydt en Stefaan Sys van Natuurpunt Leuven zetten alvast even op een rijtje welke waters er zijn doorzwommen vooraleer de tentoonstelling vorm kreeg en aan haar reis door Leuven begon.
20
H A P K L A R E TA N D E M P R O J E C T E N
Fase 1 : afbakenen van het onderwerp In 1999 kreeg Natuurpunt Leuven de vraag van burgemeester Tobback of er eventueel een project kon uitgewerkt worden samen met de stad. De lokale vrijwilligers kozen de Dijle als ‘groene ader’om over het grondgebied van Leuven en haar deelgemeenten een 25-tal plaatsen naar voren te schuiven waar acties rond natuur mogelijk en nodig zijn. In 2000 werd het denkwerk overhandigd aan de stad Leuven en aan het Vlaams Gewest (Aminal, afdeling Natuur), de beheerder van de Dijle. De vrijwilligers stopten reeds heel wat werk in het document dat zij overhandigden aan de stad en het Vlaams Gewest. Dit denkwerk plus het feit dat de komende jaren heel wat structurele veranderingen plaatsvinden in Leuven, was de motivatie om ook het grote publiek warm te maken voor hun ideeën. Uiteindelijk groeide zo stilaan de idee om een reizende tentoonstelling op te bouwen waarmee een groot publiek kon bereikt worden. In 2001 keurde de provincie Vlaams-Brabant een subsidieaanvraag goed voor een tentoonstelling in het kader van de herwaardering van de Dijle in de binnenstad. De provincie stemde toe om 75 % van de kosten voor dit sensibiliserend project te financieren in het kader van bijzondere natuurbeschermingsprojecten. Voor de overige kosten werd sponsoring verkregen bij de Stichting Leefmilieu (KBC), KBC Bank en Verzekeringen en Axis foto-studio.
Fase 2: oprichting van de projectwerkgroep en ontwerp van de tentoonstelling Er werd een projectgroep opgericht die regelmatig bijeenkwam. Aanvankelijk bestond deze vooral uit de ‘harde kern’van Natuurpunt Leuven, maar via vrienden en kennissen werd de groep uitgebreid met o.a. enkele jonge ontwerpers. Er waren aanvankelijk twee vertrekpunten: R enerzijds het nadenken over de inhoud, de boodschap die men wilde overbrengen en de wijze waarop deze kon worden geformuleerd in korte teksten; R anderzijds het brainstormen over de vorm van de tentoonstelling, en daaruit realiseerbare mogelijkheden destilleren. Hoe concreter de teksten en het concept werden, hoe meer er gezocht moest worden naar compromissen tussen beide: in welke mate de tekst aanpassen aan de vormgeving, en omgekeerd. Er waren af en toe informele contacten met de gemeente en AMINAL, afdeling Water, om de inhoud van bepaalde teksten te verifiëren of informatie in te winnen.
Fase 3 : voorstelling aan het grote publiek Op 18 mei 2002 werd de tentoonstelling geopend in het stadhuis, waar ze gedurende twee weken opgesteld bleef. Bij de opening was er een toespraak van burgemeester Tobback, de schepen van Leefmilieu, iemand van Natuurpunt en het afdelingshoofd van Aminal, afdeling Water. Deze laatste schaarde zich in zijn speech achter de visie van Natuurpunt voor de openlegging van de Dijle in de stad en meer natuur langs de oevers, hetgeen voor de vrijwilligers een belangrijke erkenning van hun werk betekende. Zowel door de Dienst Communicatie van de stad als door Natuurpunt was de pers uitgenodigd. Deze opening kwam aan bod in de gemeentelijke infobladen, de lokale pagina’s van de dagbladen, Radio Contact, Radio 2 en ROB TV.
H A P K L A R E TA N D E M P R O J E C T E N
21
Fase 4 : de tentoonstelling reist verder Na de eerste sessie in het Leuvense Stadhuis, stond de tentoonstelling al een paar maanden in de universiteitsbibliotheek en later ook in twee scholen.Voor het vervoer en het opstellen van de tentoonstelling zorgden de vrijwilligers telkens zelf. In één van de scholen kon ze ook gedurende de vakantiemaanden blijven, zodat geen opslagplaats moest gezocht worden. In de universiteitsbibliotheek werd een deel van de openingskosten, de receptie, door de universiteit gedragen. Het laboratorium voor ‘Bos, natuur en landschap’ leverde toen ook een inhoudelijke bijdrage. Er werd in 2002 nogmaals een subsidie verkregen bij de Provincie voor het uitwerken van een begeleidende kleurenfolder.Vrijwilligers zorgden voor teksten, illustraties en kaarten. Het secretariaat van Natuurpunt zorgde voor de lay-out en de contacten met de drukker. De folder werd verspreid via de tentoonstelling, tijdens de geleide wandelingen en naar de leden van Natuurpunt Oost-Brabant. De tentoonstelling kan in zijn huidige vorm nog zeker tot 2004/2005 gebruikt worden, maar als basis voor vervolgactiviteiten kan ze nog veel langer dienen.
Inpasbaar in de samenwerkingsovereenkomst? Gemeenten die een gelijkaardig project in aanmerking willen laten komen voor de samenwerkingsovereenkomst, houden best rekening met volgende opmerkingen: R Cluster water: dit project reikt ideeën aan rond sensibilisatie en participatie; voor deze cluster is dit eventueel in te passen onder niveau 1. R Cluster burgers en doelgroepen: Dit project is eventueel inpasbaar in deze cluster onder niveau 1.
22
H A P K L A R E TA N D E M P R O J E C T E N
Waterklassen in Leuven GEMEENTE OF REGIO I N I T I AT I E F N E M E R PA RT N E R S D O E L P R OJ E C T
DUUR BUDGETSAMENWERKINGSOV E R E E N KO M ST
BEGELEIDING DOOR NGO’S
© GREEN vzw
4
Leuven Stad Leuven (milieudienst) GREEN Belgium vzw, Leuvense basisscholen, MOS Vlaams-Brabant R Sensibiliseren en informeren van leerlingen rond water R Stimuleren van rationeel watergebruik op school en thuis Tussen 6 maanden en 2 jaar Tussen c 5.000 en c 25.000 Dit project kadert in: R Water niveau 1 R Burgers en doelgroepen niveau 1 GREEN vzw
Doelstellingen Aan de hand van een aantal educatieve activiteiten wil men leerlingen van de deelnemende scholen vertrouwd maken met het thema water. Het is de bedoeling dat kinderen een waterloop in de buurt van de school ontdekken en leren situeren in het stroomgebied van de Dijle. Ze maken kennis met de verantwoordelijke instanties voor waterbeheer en drinkwaterproductie leren kennen en krijgen inzicht in de waterproblemen hier en in het Zuiden. Aanvullend op de activiteiten die de scholen organiseren rond sensibilisatie, worden de kinderen gewezen op mogelijkheden om thuis maatregelen te nemen rond duurzaam watergebruik, zoals het installeren van een regenwaterton, het plaatsen van een spaartoets op de toiletten of het gebruik van milieuvriendelijke onderhoudsproducten...
Doelgroep De campagne is gericht naar de Leuvense basisscholen. Een klas van het vierde of vijfde leerjaar (schooljaar 2002-2003) en van het vijfde of zesde leerjaar (schooljaar 2003-2004) is de voortrekkersklas en draagt het project uit naar de hele school.
H A P K L A R E TA N D E M P R O J E C T E N
23
Omschrijving van het project In samenwerking met de Stad Leuven heeft GREEN een educatief programma rond water uitgewerkt voor de Leuvense basisscholen. De activiteiten worden gespreid over twee jaar. Gedurende het schooljaar 20022003 namen er een twintigtal scholen deel. Alle deelnemende klassen organiseren een Blauwe Planeetweek, een vakoverschrijdende projectweek rond het thema water. GREEN biedt de leerkrachten een handleiding aan waarin een voorbeeldprojectweek en een inventaris van activiteiten en leermiddelen zijn uitgewerkt. Aan de hand hiervan stellen de leerkrachten het programma voor hun eigen projectweek samen. De thema’s en activiteiten variëren van het verzamelen van kennis en het opdoen van ervaringen tot concrete acties die bijdragen tot een duurzaam waterbeheer. De leerkrachten kiezen minstens één activiteit uit elk van volgende thema’s: veldwerk, noord-zuidverhoudingen en rationeel watergebruik. Indien de school dit wenst, helpt GREEN bij de uitwerking van het programma.Verder geeft GREEN tijdens de Blauwe Planeetweek twee animaties: een velduitstap en een wereldwaterquiz. Zowel de milieudienst van de Stad Leuven als GREEN heeft een uitleendienst voor milieueducatief materiaal. Leerkrachten kunnen er langsgaan voor video’s, lesmappen, leerboekjes en CD-roms rond de verschillende milieuthema’s. De velduitstap De kinderen verkennen een waterloop in de buurt van de school van de bron tot de monding. Aan de hand van werkblaadjes zoeken ze zelf de weg, leren zich oriënteren in het landschap, staan ze stil bij alle ingrepen van de mens op het water (bijvoorbeeld riolering, drinkwaterproductiezones of terugslagkleppen voor waterbeheersing), doen biologisch en chemisch wateronderzoek en bestuderen de fysische eigenschappen van de waterloop. De wereldwaterquiz De wereldwaterquiz gaat over de waterproblemen in de wereld, zowel hier als in het Zuiden. Juiste antwoorden leveren puzzelstukken op. Op het einde van de quiz maken de kinderen samen een puzzel die de wereld in een waterdruppel voorstelt. Deze symboliseert wereldwijde solidariteit en wijst erop dat samenwerken nodig is om de waterproblemen op te lossen.
Sommige leerkrachten spreiden de activiteiten van de projectweek over een langere periode. Het belangrijkste werkinstrument, zowel voor de begeleiders als voor de school zelf, is de fiche ‘Ons Waterproject’. In dit schema noteren de leerkrachten alle activiteiten en gebeurtenissen met betrekking tot het project. Dit maakt het project zichtbaar voor de betrokken leerkrachten en de leerlingen. GREEN baseert zich op deze fiches om de scholen te begeleiden en om op het einde van het schooljaar de projecten te evalueren. In het tweede jaar voeren de deelnemende scholen acties voor rationeel watergebruik en duurzaam waterbeheer. De voortrekkersklas neemt haar rol als waterambassadeur in de school op. GREEN voorziet een vorming voor het schoolpersoneel rond rationeel watergebruik, stelt een audit ter beschikking, denkt met de voortrekkersklas een actieplan uit en zet acties op in de buurt van de stad.
24
H A P K L A R E TA N D E M P R O J E C T E N
Rol van de partners R GREEN Belgium vzw GREEN maakt deel uit van het‘Global Rivers Environmental Education Network’. De organisatie werkt educatieve projecten uit rond duurzame ontwikkeling, jongerenparticipatie en internationale solidariteit en is zowel lokaal als internationaal actief. R Stad Leuven De Waterklassen kaderen in het scholenproject van de Stad Leuven. Sinds het schooljaar 2000-2001 heeft de milieudienst een overeenkomst rond afvalpreventie met een groot aantal scholen. De stad biedt daarbij logistieke en financiële ondersteuning. In het schooljaar 2002-2003 werd de bestaande convenant uitgebreid met een mogelijkheid in het Waterproject te stappen, dat samen met GREEN werd uitgewerkt. R Milieuzorg op School MOS is een milieueducatief project dat wordt gecoördineerd door het Vlaamse Gewest in samenwerking met de provinciale diensten voor milieueducatie. MOS volgt de projecten mee op. Ook bij de MOS-begeleider kunnen de scholen terecht voor advies en begeleiding. R Deelnemende scholen Directies en leerkrachten van de deelnemende scholen hadden reeds de milieubeleidsverklaring van MOS en het scholenconvenant van de stad ondertekend. Door ook aan het Waterproject mee te werken, breidden zij hun milieuengagement uit naar het thema water. Leerkrachten maken zelf een keuze uit ideeën en materiaal dat GREEN ter beschikking stelt. Bij het uitwerken van thema’s en activiteiten is hun eigen actieve inbreng nodig. De scholen bepalen zelf hoever zij daarin gaan, vertrekkende van een vooropgesteld minimum.
Communicatiemiddelen en campagnematerialen R Fiche ‘Ons Waterproject’, een overzichtelijk schema waarin alle activiteiten met betrekking tot het project genoteerd worden; R vorming voor personeel scholen; R wateraudit voor de schoolgebouwen; R handleiding voor het organiseren van de Blauwe Planeetweek waarin een voorbeeldprojectweek en een inventaris van activiteiten en leermiddelen zijn uitgewerkt; R inventaris van leermiddelen omtrent water en educatieve uitstappen in en rond Leuven; R Cd-rom ‘Het blauwe goud’; R waterrugzakje met materiaal voor biologisch, fysisch en chemisch wateronderzoek (schepnetjes, zoekkaarten, teststrips voor hardheid en nitraat, pH-test, dieptemeter, troebelheidmeter, ... ), werkblaadjes en een handleiding voor de leerkrachten.
Meerwaarde Door op deze manier samen te werken, dragen overheidsdienst, vereniging en scholen elk vanuit hun eigen specifieke mogelijkheden bij tot een nieuwe attitude ten opzichte van watergebruik. R De milieudienst heeft de contacten met de scholen en kon voor de financiële middelen zorgen. R GREEN beschikt over de knowhow en de middelen voor het uitwerken van de activiteiten rond het thema water. R De scholen hebben een voorbeeldfunctie naar kinderen toe. Leerkrachten verkeren in de uitgelezen positie om kinderen te sensibiliseren.
H A P K L A R E TA N D E M P R O J E C T E N
25
© GREEN Kinderen werken samen aan de puzzel tijdens de wereldwaterquiz.
Het activiteitenpakket zoals het door GREEN werd uitgewerkt, raakt verschillende vakgebieden aan. Door de diversiteit van de activiteiten worden niet alleen de eindtermen voor milieueducatie bereikt maar ook heel wat andere eindtermen voor de leergebieden wereldoriëntatie, technologie, lichamelijke opvoeding, muzische vorming, taal en wiskunde. Ook worden sociale vaardigheden en het‘leren leren’gestimuleerd.
Knelpunten Sommige leerkrachten vonden het een zware opgave om de fiche 'Ons Waterproject', de volledige activiteitenkalender rond het thema water zelf op te stellen. Dit schooljaar begeleiden GREEN en de projectverantwoordelijke van de Leuvense milieudienst de leerkrachten van alle deelnemende scholen bij het opstellen van hun programma. Het is voor de verantwoordelijke milieubeambte een zware taak om meer dan 30 scholen voor de scholenconvenant te begeleiden. Contacten werden hierdoor minder persoonlijk dan in de beginfase, waardoor er volgend schooljaar met een kleiner aantal scholen zal worden verder gewerkt rond het thema water. Deze kunnen dan intensiever begeleiden worden. Op deze manier kan ook een betere controle worden uitgevoerd op de gerealiseerde waterbesparing, bijvoorbeeld door een regelmatige audit met metingen van het watergebruik en peiling naar de attitude.
Resultaten Er namen 20 van de 50 Leuvense basisscholen deel aan de Waterklassen. Het overgrote deel ervan werd positief beoordeeld en kreeg van de stad subsidies voor de geleverde inspanningen. De leerkrachten waren heel enthousiast over deze samenwerking met GREEN en de milieudienst. Naast de animaties van GREEN zijn de klassen op leeruitstap geweest, hebben krantenknipsels verzameld, tekeningen gemaakt, experimenten uitgevoerd of zelfs een schoolfeest of tentoonstelling georganiseerd in het teken van water. Een aantal scholen konden reeds effectief maatregelen treffen rond rationeel waterverbruik: een vlotter in de spoelbak van het toilet om het spoelvolume te verlagen, regentonnen of herstel van lekkende kranen. In
26
H A P K L A R E TA N D E M P R O J E C T E N
een school waar volgend schooljaar enkele verbouwingen op het programma staan, zullen maatregelen genomen worden om het waterverbruik te beperken.Van zodra de werken starten zal ze samen met de voortrekkersklas een grote sensibilisatiecampagne opzetten.
9
Stad Leuven Milieu- en reinigingsdienst Caroline Van Peteghem, educatief medewerker Aarschotsesteenweg 68 3012 Leuven T. 016/21.18.13 E.
[email protected] GREEN Belgium vzw Ilse Meersman en Birgit De Weerdt, projectcoördinatoren Koningsstraat 171/3 1210 Brussel T. 02/209.16.38 E.
[email protected] W. www.greenbelgium.org
En in de praktijk De ‘Waterklassen’van GREEN hebben, na de Brusselse, ook de Leuvense scholen veroverd. Doordat de organisatie educatieve pakketten rond verschillende milieuthema’s op maat aflevert, vormt zij de ideale partner voor overheden en scholen die op zoek zijn naar professionele ondersteuning Caroline Van Peteghem, educatief medewerker bij de Leuvense Milieudienst, vertelt ons hoe de Stad Leuven tot een samenwerking met GREEN is gekomen. "Vanaf het schooljaar 2000-2001 heeft de Stad Leuven een subsidieovereenkomst rond afvalpreventie met 30 van de 50 basisscholen op haar grondgebied. Sinds vorig schooljaar (2002-2003) nemen ook secundaire scholen hieraan deel. Vorig jaar speelden we met het idee om de bestaande overeenkomst uit te breiden met andere thema’s. Op het internet vonden we de website van GREEN. Hun ‘Waterklassen’leken ons de moeite waard om eens van dichtbij te bekijken.Wij hebben de mensen van GREEN gecontacteerd en we werden meteen uitgenodigd om één van hun animaties bij te wonen. Dat hebben we gedaan, en we waren daar heel enthousiast over.We zagen het zitten ook in Leuven ‘Waterklassen’te organiseren. Daartoe moesten we uiteraard eerst de scholen contacteren om te weten of ze hier wel interesse in hadden. Alle scholen werden aangeschreven en waar interesse was, zijn we langs geweest om onze plannen toe te lichten. De reacties waren positief en een nieuwe samenwerking was geboren!"
H A P K L A R E TA N D E M P R O J E C T E N
27
Fase 1 : het project in voorbereiding. Er werd besloten om het Waterproject als optie toe te voegen aan de bestaande scholenconvenant. In dit convenant kunnen scholen kiezen voor een minimum- of een maximumpakket, waarbij ze in ruil voor een aantal milieu-inspanningen een ondersteuning krijgen.Voor de ‘Waterklassen’werden alle basisscholen in Leuven aangeschreven. Hoewel de milieudienst aanvankelijk de schakel was tussen GREEN en de scholen, legden de medewerkers van GREEN al snel rechtstreekse contacten. Ze gingen in het begin van het schooljaar langs bij alle deelnemende scholen om het project met de leerkrachten te bespreken.
Fase 2: de scholen in actie. De 20 scholen die meededen aan het Waterproject,werden gesubsidieerd door de stad Leuven om op rationele manier met water om te gaan.Ze kregen elk twee animaties van GREEN aangeboden.Dit schooljaar kunnen ze hun project verder zetten en een aantal scholen stappen dit schooljaar in het project.GREEN en de Milieudienst staan steeds klaar om leerkrachten met vragen of op zoek naar educatief materiaal te begeleiden.
Fase 3: evaluatie De evaluatie van de scholen gebeurde tijdens een informeel gesprek, op basis van een aantal criteria: enthousiasme, openheid naar de buurt, teamwerking, participatie van de leerlingen, link met de eindtermen, het behalen van educatieve milieudoelstellingen, originaliteit/creativiteit, ... Caroline Van Peteghem, educatief medewerker bij de Leuvense Milieudienst, over het verloop van het project: "Het regende soms uitnodigingen van scholen: we werden gevraagd om naar hun uitgewerkte activiteiten te komen kijken, om foto’s te nemen van de klassen in actie of om naar het schoolfeest in het teken van water te komen. In één school had het zesde leerjaar een tentoonstelling uitgewerkt die door de andere klassen werd bezocht.We hebben natuurlijk ook gekeken naar de maatregelen die de scholen namen om het waterverbruik op school te beperken of vervuiling te verminderen."
Inpasbaar in de samenwerkingsovereenkomst? Gemeenten die een gelijkaardig project in aanmerking willen laten komen voor de samenwerkingsovereenkomst, houden best rekening met volgende opmerkingen: R Cluster Water: dit project reikt ideeën aan rond sensibilisatie en participatie, en is voor deze cluster eventueel in te passen onder niveau 1. De Samenwerkingsovereenkomst richt zich wel tot‘burgers’, wat veel ruimer is dan ‘leerlingen’. R Cluster burgers en doelgroepen: Dit project is eventueel inpasbaar in deze cluster onder niveau 1.
28
H A P K L A R E TA N D E M P R O J E C T E N
© Stefan De Wickere - Fietsersbond vzw
Fiets mee actie GEMEENTE OF REGIO I N I T I AT I E F N E M E R PA RT N E R S D O E L P R OJ E C T
DUUR BUDGET SAMENWERKINGSOV E R E E N KO M ST
BEGELEIDING DOOR NGO’S
5
Sint Niklaas Locale ACW-afdeling,Werkgroep Sint-Niklaas fietsvriendelijk Gemeente Sint-Niklaas, Fietsersbond R Sensibilisatie rond fietsgebruik voor school-, werk- en winkelverplaatsingen in de stad R Verhogen van de leefbaarheid van de stad R Beperking van de milieubelasting in de stad door terugdringing van het autoverkeer R Speerpuntactie: proefondervindelijk onderzoek naar de fietsinfrastructuur van de stad Tussen 6 maanden en 2 jaar Tussen c 5.000 en c 25.000 Dit project kadert in: R Mobiliteit niveau 1 of 2 R Burgers en doelgroepen niveau 1 Fietsersbond
Doelstellingen Met dit project willen de initiatiefnemers mensen stimuleren om de auto te vervangen door de fiets voor korte verplaatsingen in de stad en op die manier de milieuproblematiek veroorzaakt door het autogebruik terugdringen. Zo wordt de leefbaarheid van de stad vergroot. Het project wil eveneens de lokale overheid aanzetten tot een duurzamer gemeentelijk mobiliteitsbeleid aan de hand van een knelpunteninventaris die de pijnpunten met betrekking tot de fietsinfrastructuur visualiseert en in kaart brengt.
H A P K L A R E TA N D E M P R O J E C T E N
29
Doelgroep R B e vo l k i n g S i n t - N i k l a a s De algemene campagne richtte zich naar alle burgers van de stad. Door een samenwerking tussen het ACW en de Fietsersbond werden zowel de ACW-achterban (onder andere ook sociaal-culturele organisaties) als de meer overtuigde fietsers rechtstreeks bereikt. R Scholen Zij werden rechtstreeks aangesproken en betoonden hun medewerking. R Geëngageerde burgers 60 geïnteresseerde mensen namen deel aan het intensieve en tijdrovende inventarisatiewerk en ruilden gedurende één maand hun auto voor de fiets.
Omschrijving van het project De werkgroep ‘Sint-Niklaas Fietsvriendelijk’, opgericht binnen de ACW-afdeling van Sint-Niklaas, ijverde reeds jaren voor een fietsvriendelijker klimaat in Sint-Niklaas. In 1998 startte de werkgroep met een sensibilisatiecampagne om het fietsgebruik naar school, werk en winkel te stimuleren. Om deze actie meer uitstraling te geven zocht men samenwerking met de Fietsersbond en de stad Sint-Niklaas. De Fietsersbond ontwierp een professionele knelpunteninventaris, een instrument om de bestaande fietsinfrastructuur in de stad in beeld te brengen.Via een individueel logboek gingen 60 vrijwilligers aan de slag om gedurende een maand zowel positieve ervaringen als knelpunten te noteren.Tijdens deze maand werden alle verplaatsingen fietsend afgelegd. De Fietsersbond inventariseerde en bezocht de knelpunten ter plaatse en maakte vervolgens aanbevelingen voor het stadsbestuur. Ook scholen werden aangesproken met de vraag de knelpunten waarmee de fietsende leerlingen geconfronteerd werden op hun weg naar school te inventariseren.Verschillende scholen maakten hier werk van en overhandigden een overzicht van knelpunten aan de stad. Vanaf de voorbereiding en de start van de campagne werd zeer specifiek aandacht besteed aan een goede perswerking.Via een uitgekiende mediastrategie werd de bevolking van Sint-Niklaas op regelmatige tijdstippen op de hoogte gebracht van de Fiets mee actie. De inspanningen boekten resultaat: gedurende de loop van de campagne was er veel en intensieve regionale belangstelling van krant, radio en TV. Ook de nationale pers bracht verslag uit van dit unieke gebeuren.Tijdens de actiemaand mei werden een viertal actienamiddagen georganiseerd om ‘zwarte knelpunten’in de kijker zetten. Ook deze strategie wierp zijn vruchten af zodat elke inwoner van Sint-Niklaas het verloop en de acties van de campagne kon volgen in de media. Ter afronding van de campagne werd de knelpuntenbrochure mét aanbevelingen en oplossingen overhandigd aan het stadsbestuur in aanwezigheid van de pers. De stad beloofde plechtig een deel van de knelpunten weg te werken. Na vier jaar werden 10% van de knelpunten weggewerkt.
Rol van de partners R A C W- S i n t N i k l a a s De ACW-werkgroep ‘Sint-Niklaas fietsvriendelijk’was initiatiefnemer en ondersteunde deze actie logistiek en financieel door vergader- en drukwerkkosten op zich te nemen. Hun jarenlange ervaring met vrijwilligerswerk betekende een meerwaarde in deze campagne omdat het permanent ondersteunen en begeleiden van vrijwilligers bijdroeg aan het succes ervan.
30
H A P K L A R E TA N D E M P R O J E C T E N
R Stad Sint-Niklaas Zij beloofde de vereniging een deel van de geïnventariseerde knelpunten op korte termijn weg te werken. Tevens ondersteunde zij de actie door prijzen, o.a. een fiets, te verloten onder de vrijwilligers die het logboek invulden. De Verkeersdienst van de Stad, politiediensten (verkeerspreventie) volgden de actie van dichtbij en namen aanbevelingen tot verbeteringen mee op in de toekomstige grote werken van de stad SintNiklaas. R Fietsersbond De Fietsersbond verzamelde de geïnventariseerde knelpunten, controleerde deze en verwerkte de knelpunten tot een overzichtelijke brochure, die werd overhandigd aan het gemeentebestuur. De Fietsersbond was aanwezig op een aantal voorbereidende vergaderingen.
Communicatiemiddelen en campagnematerialen R R R R
affiches; logboeken voor de 60 deelnemers; knelpuntenbrochure; verslagboek met brieven gericht aan scholen, aan stadsbestuur, enz en een overzicht van een 30-tal persartikels.
Meerwaarde De samenwerking tussen de lokale ACW-afdeling en de Fietsersbond betekende een versterking voor beide verenigingen. Het ACW bracht een nieuw fietspubliek aan en de Fietsersbond gaf een extra inhoudelijke dimensie aan de campagne. Door de steun van de stad, onder andere door een positieve ingesteldheid, het aanbieden van prijzen en het wegwerken van een groot aantal fietsongemakken, werd de campagne op een hoger niveau getild. De praktische aanpak zorgde voor concrete realisaties op het terrein en het project is vlot dupliceerbaar.
Knelpunten De opmaak van de knelpunteninventaris vroeg een groot engagement van de vrijwilligers (één maand lang fietsen en het logboek consequent invullen) en professionele ondersteuning van de Fietsersbond. Het is dus essentieel voldoende voorbereidingstijd in te calculeren zodat vrijwilligers gezocht kunnen worden en een optimale afstemming met de Fietsersbond haalbaar is. Het opvolgen van de gemaakte afspraken met de stad met betrekking tot hun aanpak van de knelpunten is tijdsintensief. De campagne heeft alleen slaagkansen indien de lokale overheid zijn medewerking toezegt: personen mobiliseren tot een langdurige fietsactie is enkel mogelijk indien er infrastructurele maatregelen getroffen worden die de fietser ten goede komen.
Resultaten Zestig deelnemers lieten een maand lang de auto staan. Deze vrijwilligers voelden zich aangesproken en betrokken en zetten zich naderhand in voor gelijkaardige projecten. De bevolking werd gedurende het project via de media voortdurend op de hoogte gehouden van het reilen en fietsen van de vrijwilligers, en werd langs die weg gemotiveerd om voor afstanden kleiner dan 5 km de auto aan de kant te zetten en te fietsen.
H A P K L A R E TA N D E M P R O J E C T E N
31
Een knelpuntendossier,een fietsrouteplan voor scholen en een lijst met aanbevelingen,die overhandigd werden aan het stadsbestuur,gaven aanleiding tot realisaties op het terrein.Reeds 10% van de knelpunten werden door de lokale overheid aangepakt,zoals het aanpassen van een rond punt,het verwijderen van oneffenheden op de fietspaden,het doortrekken van een fietsroute van het centrum van de stad naar de deelgemeente Nieuwkerken,aanpak van enkele schoolomgevingen met de inzet van meer verkeersbrigadiers.Andere maatregelen die slechts op langere termijn kunnen gerealiseerd worden,zijn opgenomen in de planning,zoals een grote,bewaakte en verlichte fietsenstalling voor het nieuwe station te Sint-Niklaas. Ook kwam er bij het stadsbestuur meer spontane aandacht voor fietsers:zo werden fietsroutes in vakantiebrochures opgenomen en organiseerde het stadsbestuur zelf een actie waarbij fietsers beloond werden.
9
ACW Sint-Niklaas Robert Lenssens Wegvoeringsstraat 82 9100 Sint-Niklaas T. 03/777.68.47 E.
[email protected] Eric Straetmans Begijnestraat 29 9100 St-Niklaas E.
[email protected]. Fietsersbond Patrick D’Haese Boomgaardstraat 22, bus 57 2600 Berchem T. 03/231.92.95 E.
[email protected] of
[email protected] W. www.fietsersbond.be Stad Sint-Niklaas Dienst verkeersplanning Grote Markt 1 9100 Sint-Niklaas T. 03/760.90.00 W. www.sint-niklaas.be
En in de praktijk Het ACW, de koepel van de christelijke werknemersorganistaies van de stad Sint-Niklaas wilde via de ‘Fiets mee actie’de aandacht vestigen op oplossingen voor de mobiliteitsproblematiek en benadrukte het belang van alternatieven voor het autogebruik. Om haar voorstellen kracht bij te zetten zocht ze hiertoe samenwerking met partners zoals de Fietsersbond en sprak ze specifieke doelgroepen aan zoals scholen. Om haar initiatief meer uitstraling te geven haakte ze haar karretje aan bestaande Vlaamse mobiliteitscampagnes zoals de Week van Vervoering in het najaar en de Week van de Zachte Weggebruiker in het voorjaar. De ‘Fiets mee actie’startte in september 1997 en eindigde in mei 1998. 32
H A P K L A R E TA N D E M P R O J E C T E N
Fase 1 : voorbereiding van de campagne en samenwerking met partners De werkgroep ‘Fietsvriendelijk Sint-Niklaas’van het ACW werkte al langer rond het thema mobiliteit. Het plan werd opgevat een inventaris uit te werken van de onveilige knelpunten rond scholen en de grote en kleine problemen die fietsers dagelijks ondervinden. In een strategisch projectplan kregen concrete actiemomenten een duidelijke plaats.Veel aandacht ging uit naar het kenbaar maken van eisen, voorstellen en plannen bij de lokale overheid. Het ACW schreef brieven gericht aan het Schepencollege en de Gemeenteraad en lichtte hierin hun actieplannen en eerste voorstellen omtrent een duurzamer en meer milieuvriendelijk mobiliteitsbeleid in Sint-Niklaas toe. Samenwerking werd gezocht met de Fietsersbond die bereid was mee te werken aan de knelpunteninventaris. De Fietsersbond bood professionele ondersteuning m.b.t. de methodiek en de uitwerking van de knelpunteninventaris. Diverse volwassenen organisaties over de ‘zuilen’heen werden aangesproken. Ook scholen (oudercomité’s en directies) werden aangeschreven met de vraag de knelpunten die hun leerlingen ervaren op te lijsten. Het ACW trad op als facilitator om deze gegevens te bundelen en de gemeentelijke overheid te vragen een algemeen stedelijk fietsrouteplan op te maken dat voor alle scholen de veiligste wegen uitstippelt en waarbij de opgesomde knelpunten worden weggewerkt. Bij de inhoudelijke voorbereiding werd erop gelet om steeds de fiets naar voor te schuiven als alternatief, en om met ludieke acties tijdens de actiemaand zoveel mogelijk media-aandacht te trekken en de bevolking van Sint-Niklaas op de hoogte te brengen van de actie.
Fase 2: werven van vrijwilligers Het werven van deelnemers voor de Fiets mee actie gebeurde in het najaar. Alle mogelijke kanalen werden hiertoe aangeboord: via lokale sociaal-culturele organisaties, het stedelijk infoblad, de Visie (het weekblad van het ACW) en andere media.Vanaf december 1997 bereidden de deelnemers de actie mee voor via een aantal gezamenlijke overlegmomenten. Een kerngroep die een extra drie maal samenkwam gaf de ideeën en activiteiten concreet vorm. Er werd specifieke aandacht besteed aan persoonlijke ondersteuning van de vrijwilligers en het valoriseren van hun inbreng: verschillende deelnemers kregen op die manier een forum in de media. 60 vrijwilligers stelden zich kandidaat om tijdens de actiemaand in het voorjaar van 1998 een maand lang de auto te ruilen voor de fiets en om dagelijks een logboek in te vullen waarin de ervaringen werden genoteerd.
Fase 3: bekendmaking Media-aandacht werd heel belangrijk geacht. In de periode tussen oktober 1997 en het voorjaar van 1998 werd de pers herhaaldelijk gecontacteerd. Bijvoorbeeld naar aanleiding van de opmaak van de gemeentelijke begroting, of naar aanleiding van een zwaar verkeersongeval op de Grote Markt. De bekendmaking bij de bevolking werd verder ook aangepakt via de tijdschriften van de sociaal-culturele organisaties, de interne nieuwsbrieven, het ACW-tijdschrift en de stedelijke infokrant. Raamaffiches werden gemaakt voor alle sympatisanten.
H A P K L A R E TA N D E M P R O J E C T E N
33
Fase 4 : de Fiets mee actie zelf In het voorjaar van 1998 startte de ‘Fiets mee actie’.Tijdens de actiemaand mei werden herhaaldelijk ludieke acties opgezet met veel persweerslag: bezetten van kruispunten, knelpuntenacties. Deze acties werden telkens gekaderd in het grotere geheel en de visie van de initiatiefnemers en deelnemers op het lokale mobiliteitsbeleid. Deze persstrategie leverde meer dan 30 persartikels op. Gedurende de hele actieperiode vulden formele briefwisseling en informele gesprekken met de schepen en burgemeester over de acties elkaar aan. Hierdoor bleef het stadsbestuur op de hoogte en werd zij telkens opnieuw gestimuleerd rekening te houden met de geformuleerde voorstellen.Waar mogelijk werd de lokale overheid ook ingeschakeld in de campagne. De burgemeester gaf het startschot voor de actie en het stadsbestuur bood een receptie aan ter afronding van de actie.
Fase 5 : afronding van de actie via mediagerichte slotmanifestatie De ‘Week van de Zachte Weggebruiker’werd aangegrepen om de ‘Fiets mee actie’en de vraag naar een milieuvriendelijk en veilig mobiliteitsbeleid extra in de kijker te zetten. Een bundeling van opmerkingen en voorstellen in een knelpunteninventaris werd gepresenteerd aan de gemeentelijke overheid. Tijdens deze week organiseerde het stadsbestuur een actie ‘Fiets je fit, elke rit!’om het gebruik van de fiets in het woon-werkverkeer te bevorderen. Aan deze actie was eveneens een wedstrijd verbonden waarbij de prijzenpot bestond uit negen fietsen en heel wat fietssloten. De bedoeling was dat woon-werk-fietsers die week drie stempels van verschillende datum verzamelden (tijdens de piekuren werden er zes controleposten geplaatst op strategische punten ). Beide initiatieven versterkten elkaar en maken duidelijk dat de stad onder impuls van de campagne van het ACW en de Fietsersbond, die een breed draagvlak kende onder de bevolking, zelf ook initiatieven nam en gestimuleerd werd het fietsbeleid ter harte te nemen.
Inpasbaar in de samenwerkingsovereenkomst? Gemeenten die een gelijkaardig project in aanmerking willen laten komen voor de samenwerkingsovereenkomst, houden best rekening met volgende opmerkingen. R Cluster mobiliteit: opdat de actie in aanmerking kan komen voor deze cluster is het belangrijk dat informatie over de milieueffecten van het (gewijzigde) vervoersgedrag in de communicatie (naar de burgers) wordt opgenomen. Op deze manier kan de actie gesubsidieerd worden onder niveau 1. Om als niveau 2 project te voldoen, dient het project via het mobiliteitsconvenant te worden ingediend. Indien het daar wordt goedgekeurd is een bijkomende subsidiëring via de samenwerkingsovereenkomst mogelijk. R Cluster burgers en doelgroepen: dit project is eventueel inpasbaar in deze cluster onder niveau 1.
34
H A P K L A R E TA N D E M P R O J E C T E N
© Ecolife vzw
6 EcoScore light GEMEENTE OF REGIO I N I T I AT I E F N E M E R PA RT N E R S
D O E L P R OJ E C T
DUUR BUDGET SAMENWERKINGSOV E R E E N KO M ST
BEGELEIDING DOOR NGO’S
Pilootfase Ecolife i.s.m. een gemeente R Lokale verenigingen (socio-cultureel, milieu, scholen…) R Lokale bedrijven (kmo’s en middenstand) R Lokale pers Het concept van de ‘ecologische voetafdruk’wordt breed bekend gemaakt onder de bewoners. 2% van de gezinnen uit de gemeente berekenen hun voetafdruk en voeren besparingen uit. Minder dan 6 maanden Minder dan c 5.000 Dit project kadert in: R Water niveau 1 R Vaste stoffen niveau 1 of 2 R Energie niveau 1 R Mobiliteit 1 R Burgers en doelgroepen niveau 1 Ecolife vzw
Doelstellingen EcoScore light wil huishoudens aanzetten tot milieusparend gedrag door het concept van de ecologische voetafdruk te combineren met concrete tips en een wedstrijdformule. Concreet zal naar verwachting minimaal 2% van de gezinnen een berekening van hun ecologische voetafdruk maken en tijdens de actieperiode een aantal besparingen uitvoeren. Deze besparingen situeren zich in de grootteorde van 5 tot 10% ten opzichte van de beginsituatie.
H A P K L A R E TA N D E M P R O J E C T E N
35
Doelgroep R Huishoudens In de eerste plaats ligt de focus op de huishoudens van de gemeente. Het gaat daarbij om die gezinnen die interesse betonen voor een duurzamere invulling van hun leven en die daartoe nog geen concrete stappen hebben ondernomen. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat 20% tot 30% van de bevolking het milieu belangrijk vindt en bereid is er zelf iets voor te doen. De campagne richt zich bijgevolg tot deze groep mensen en niet op de kleine groep pioniers die reeds zeer milieuvriendelijk leeft, noch op de grotere groep die helemaal geen interesse toont in een meer ecologische levensstijl. R Gemeente Ook de gemeente zelf kan meedoen aan de campagne. Op die manier geeft ze het goede voorbeeld aan de burgers. Zowel ambtenaren als raadsleden en diensten kunnen participeren. Het is eveneens mogelijk een gemeentelijk team te vormen dat samen de uitdaging aangaat en besparingen realiseert. Om de voorbeeldfunctie van de gemeente tot zijn recht te laten komen binnen dit project dient de gemeente (gemeentelijke diensten) zelf haar eigen werking en de hierbij door haar gehanteerde principes aan de deelnemers kenbaar te maken. Dit zal uiteindelijk de boodschap van de sensibilisatie versterken.
Omschrijving van het project EcoScore light is een kleinere variant van de campagne EcoScore, waarbij in een bepaalde regio minstens 100 huishoudens gedurende 100 dagen hun ecologische voetafdruk verkleinen. De ecologische voetafdruk geeft de totale milieu-impact van bijvoorbeeld een huishouden weer, uitgedrukt in vierkante meter. Op vraag van gemeenten is nu ook een light-versie ontwikkeld zonder al te grote evenementen of promotiecampagne, die haalbaar is voor een individuele gemeente. EcoScore light is een campagnemodel waarbij deelnemers via zeer concrete milieutips aangemoedigd worden om duurzamer te leven. In een eerste stap brengen de deelnemers hun eigen ecologische voetafdruk in kaart. Aan de hand van een vragenlijst op de EcoScore-website berekent de voetafdrukcalculator hun ecologische voetafdruk. Deelnemers die niet over een internetaansluiting beschikken kunnen de vragenlijst ook schriftelijk invullen. Vervolgens ontvangen zij tips rond zuinig en ecologisch omspringen met afval, water, energie en voeding die hun ecologische voetafdruk kunnen verkleinen. De deelnemers kiezen zelf welke tips ze uitvoeren en op gezette tijden worden die ook gerapporteerd aan de voetafdrukcalculator. Die berekent de verandering in ecologische voetafdruk. Het uiteindelijk resultaat is een gezamenlijke besparing van alle deelnemers. Zo werd bijvoorbeeld 50 ha ‘voetafdruk’bespaard tijdens de eerste editie van EcoScore in Kortrijk. Concrete actietips Via een waaier van zo’n 40 tips krijgen de deelnemers de kans om besparingen te realiseren van 5 tot 10%. Het gaat hierbij om tips die inzoomen op gewoonten (gedrag) of tips die eerder technisch van aard zijn. Een greep uit de tips: R Verwarming: in elke kamer de verwarming een graadje lager zetten, de verwarming uitzetten in kamers waar niemand is, de thermostaat lager zetten een half uur voor je gaat slapen, de leidingen van de centrale verwarming goed isoleren,…
36
H A P K L A R E TA N D E M P R O J E C T E N
R Water: een douche nemen in plaats van een bad, een waterbesparende douchekop installeren, een minuut minder douchen, … R Elektriciteit: de vriezer niet kouder instellen dan nodig, het licht uidoen als je de kamer verlaat, spaarlampen gebruiken in plaats van halogeen of gloeilampen, stand-by uitzetten, efficiënt wassen, computer uitschakelen als je meer dan een half uur weggaat, … R Voeding: een dagje zonder vlees, biologisch vlees in plaats van ‘gewoon’ vlees, groenten en fruit van eigen bodem en seizoensgebonden, vers in plaats van diepvries, … R Afval: minder papier gebruiken, wit papier vervangen door kringlooppapier, reclamedrukwerk vermijden door het gebruik van een sticker, restafval verminderen,… R Mobiliteit: korte verplaatsingen te voet of met de fiets, zuinig rijden, meer gebruik van openbaar vervoer, … Telkens vullen de deelnemers in hoe vaak ze welke tip toepassen.Via een computermodel worden deze acties omgerekend naar besparingen uitgedrukt in m2. De deelnemers zien dus onmiddellijk hoeveel besparing hun actie oplevert. Zo bespaar je 28,8 m2 per kg wit papier die je bespaart. En bespaar je 11,7 m2 per dag dat je geen vlees eet.
Rol van de partners De gemeente staat in voor: R de bekendmaking: aankondiging en promotie van het project via pers en eigen kanalen; R de aangepaste infrastructuur: bijvoorbeeld lokaal voor vergadering of startbijeenkomst; R de beloning: eventueel een receptie en/of prijzen bij afronding, al dan niet in samenwerking met de lokale middenstand. De lokale verenigingen (milieu, sociaal-cultureel, jongeren, …) promoten via hun kanalen deelname aan de campagne en stimuleren hun leden om effectief te participeren.
Communicatiemiddelen en campagnematerialen R folder en affiche: Ecolife zorgt voor inhoud en concept, de gemeente voor de druk; R actiehandleiding met achtergrondinformatie over de besparingstips; R logo, persteksten en wervende artikels worden aangeleverd door Ecolife.
Meerwaarde De ecologische voetafdruk is een integrale benadering van de ecologische problematiek met een duidelijke mondiale link. Het concreet meten van de besparing vormt samen met het wedstrijdelement een sterk motiverende factor om te komen tot gedragsverandering. Dit werd reeds bewezen in de voorbije edities van EcoScore.
Knelpunten Het project bereikt in de eerste plaats mensen met reeds een zekere interesse in milieuvriendelijker leven. Het vormt een uitdaging om ook de mensen voor wie het milieuthema relatief nieuw is te betrekken, eventueel door een deelname in groepsverband.
H A P K L A R E TA N D E M P R O J E C T E N
37
Resultaten De deelnemende gezinnen worden vertrouwd met het concept van de ecologische voetafdruk en denken hierover na. Uit de vorige EcoScore-edities bleek dat de deelnemers aan de slag gaan met gemiddeld 17 van de 40 tips en actiemogelijkheden om milieuvriendelijker te leven. Gemiddeld bespaart een deelnemend huishouden 7% t.o.v. de beginsituatie. Dit betekent concreet dat hun voetafdruk en hun CO2-uitstoot vermindert met 7%.
9
Ecolife Steven Vromman Valkerijgang 26 3000 Leuven T. 0486/88.50.97 (voorlopig) E.
[email protected] W. www.ecoscore.be, www.ecolife.be
En in de praktijk Fase 1 : conceptfase (6 weken) Tijdens de eerste fase wordt in overleg met alle geïnteresseerde lokale partners een projectplan en een promotieplan opgemaakt waarin het hele verloop van het project aan bod komt. Volgende vragen krijgen een invulling in het projectplan en het promotieplan: R Kadert het project in het gemeentelijk milieubeleidsplan en -jaarprogramma? R Zijn er specifieke doelgroepen die de gemeente wil bereiken? R Wil de gemeente met het project ook de voorbeeldfunctie uitspelen, door bijvoorbeeld teams uit het gemeentebestuur te laten deelnemen? R Welke kanalen staan ter beschikking voor de promotie en welk materiaal kan de gemeente aanmaken (folder, affiche, papieren versie van de voetafdruk meter…)? R Wie zal de papieren versie van de voetafdrukmeting in de computer voeren ? R Zijn er reeds specifieke activiteiten gepland waaraan het EcoScore light project gekoppeld kan worden (beurs, milieudagen of weken,…)? R Welke geschenken voorziet de gemeente voor deelnemende gezinnen? R Kan de gemeente een bijkomend wedstrijdelement invoeren? Bijvoorbeeld kan de gemeente een belofte doen in de trant van ‘Als 2 % van de inwoners hun voetafdruk meten,of als 2% in totaal 10 hectare voetafdruk kan besparen,zorgt de gemeente voor een nieuw speeltuintje of extra groen in de gemeente’. R Zijn er in de gemeente sleutelfiguren (of bekende Vlamingen) die door mee te werken het project een grotere uitstraling kunnen geven? R Welke timing wordt op de verschillende fasen gezet? R Zijn er gemeentelijke premies die via dit project kunnen gepromoot worden? Op basis van een eerste overleg met Ecolife worden de nodige contacten gelegd, wordt het projectplan en het promotieplan opgemaakt en worden de taken tussen de partners verdeeld. Hiervoor moet de gemeente een inzet voorzien van ongeveer één werkdag (voorbereiden gesprek en verzamelen gegevens + overleg met Ecolife ter voorbereiding van het projectplan).
38
H A P K L A R E TA N D E M P R O J E C T E N
Fase 2 : promotiefase (6 weken) Tijdens de promotiefase wordt het project breed aangekondigd. Iedereen wordt aangemoedigd om zijn ecologische voetafdruk te meten met de voetafdrukcalculator. Deze calculator bevindt zich op de EcoScorewebsite, maar is eveneens via een link bereikbaar vanuit de websites van de gemeente en alle deelnemende lokale partners. De papieren versie kan dan weer verspreid worden via het gemeentelijk infoblad, de bibliotheek, scholen, verenigingen, via winkels, op markten en evenementen, enzovoort. Op de vragenlijst dient het betreffende gezin eveneens aan te geven of het bereid is om zelf een aantal acties te ondernemen om de voetafdruk te verkleinen. Om het invullen te stimuleren wordt er een wedstrijd verbonden aan dit deel van het project. Onder alle gezinnen uit de gemeente die hun voetafdruk meting doorgeven worden een aantal leuke geschenken verloot, zoals bijvoorbeeld een compostvat, kippen, luierpakket, spaarlampen, gratis toegangstickets voor culturele of sportmanifestaties of aankoopbonnen bij lokale handelaars. Tegen het einde van de promotiefase worden alle beginmetingen verzameld en geïnterpreteerd. De vragenlijsten die op papier ingevuld zijn, moeten ingegeven worden op de website.Verder gebeurt alles automatisch. De gegevens worden opgeslagen in een databestand en de voetafdrukcalculator levert een rapport af met het aantal ingevulde lijsten (op postnummer), de gemiddelde gezinsgrootte, de gemiddelde voetafdruk van de gezinnen die deelnemen, een opsplitsing van deze voetafdruk in energie, voeding, mobiliteit,… Bij de afronding van deze fase worden de resultaten gepresenteerd. Dit kan via een persconferentie, een publicatie of een evenement gebeuren. De opvolging van de ingebrachte gegevens gebeurt door Ecolife. Het inbrengen van de papieren meting op het on-line systeem vergt ongeveer 5 tot 10 minuten. Als een gemeente met 15 000 inwoners (= 6000 huishoudens), 120 antwoorden krijgt waarvan de helft op papier moet de gemeente ongeveer één werkdag voorzien voor het invoeren van de gegevens.
Fase 3 : actiefase (8 tot 20 weken) De resultaten van deze eerste voetafdruk-meting worden bekend gemaakt. Nu is het tijd om te besparen. Alle huishoudens die hun voetafdruk hebben berekend worden gecontacteerd om mee te werken aan de volgende fase. Die bestaat erin om gedurende een bepaalde periode een aantal concrete acties uit te voeren en op die manier de eigen voetafdruk te verkleinen. Deelnemen kan op twee manieren.Via een login en paswoord kunnen deelnemers zich aanmelden op de projectpagina van de EcoScore-website die ook via de site van de gemeente toegankelijk is. Daarop geven ze op vaste tijdstippen door welke acties ze hebben ondernomen. Meteen krijgen ze telkens een beeld van het effect op hun voetafdruk. De website geeft niet alleen het gezamenlijk resultaat van de deelnemers weer, maar geeft ook een vergelijking tussen de gemiddelde voetafdruk van de deelnemers en die van de inwoners van de gemeente. Daarnaast is er ook aandacht voor de resultaten van de deelnemende teams uit de gemeente, in het bijzonder voor de eventuele teams van het gemeentebestuur. Voor de gemeente zit het werk in deze fase in het bekendmaken van de resultaten. Daarnaast moeten deelnemers aangemoedigd worden om ook effectief acties te ondernemen. Dit kan via brief of mail, of via de verenigingen.
H A P K L A R E TA N D E M P R O J E C T E N
39
Voor de gemeente zit het werk bij deze fase in het verspreiden van een bericht met resultaten: de outline van het bericht wordt door Ecolife gemaakt. Daarnaast moeten deelnemers uitgenodigd worden om ook effectief acties te ondernemen. Dit kan via brief of mail, of via de verenigingen.Voor deze fase trekt de gemeente best een tweetal werkdagen uit.
Fase 4 : slotfase (duur: 2 weken) In overleg met de gemeente wordt een gepaste afsluiting voorzien met aandacht voor de bekendmaking van de besparingsresultaten. De geschenken worden uitgedeeld en de teams in de bloemetjes gezet. In principe kan het project nog verder lopen. De tijdsinzet van de gemeente is mede afhankelijk van de keuzes die hier gemaakt worden. Een minimale afronding (klein persmoment) vraagt één werkdag voorbereiding, een echt evenement zal wellicht drie tot vijf werkdagen in beslag nemen. Samengevat vergt deze campagne een minimale inzet van de gemeente van zes mandagen bij beperkte uitvoering in een kleine gemeente. Bij een grotere gemeente en een stevige campagne zijn 12 tot 15 mandagen noodzakelijk.
Inpasbaar in de samenwerkingsovereenkomst? Gemeenten die een gelijkaardig project in aanmerking willen laten komen voor de samenwerkingsovereenkomst, houden best rekening met volgende opmerkingen. R Cluster water: dit project reikt ideeën aan rond sensibilisatie en participatie en is voor deze cluster eventueel in te passen onder niveau 1. R Cluster vaste stoffen: dit project kan voor niveau 1 van deze cluster in aanmerking komen bij het onderdeel afvalstoffen (afvalpreventie). Voor niveau 2 sluit dit project eventueel aan bij het onderdeel milieuverantwoord productgebruik (actieve sensibilisatie). R Cluster energie: dit project past binnen het onderdeel ‘sensibilisatie van de verschillende doelgroepen’ van deze cluster. Het geeft uitvoering aan een gedeelte van het criterrium, maar de uitvoering van dit project alleen voldoet niet voor een goedkeuring ervan. Er wordt immers verwacht dat de gemeente acties onderneemt naar verschillende doelgroepen, minimaal de inwoners en het eigen personeel. Het project biedt evenwel de mogelijkheid om ook met teams van gemeentepersoneel mee te doen. R Cluster mobiliteit: dit project kadert in niveau 1 van deze cluster, maar aangezien het niet duidelijk is welke kosten specifiek voor de cluster mobiliteit werden gemaakt, is subsidiëring voor de cluster niet mogelijk. De uitbetaling gebeurt immers aan de hand van facturen. R Cluster burgers en doelgroepen: dit project is eventueel inpasbaar binnen deze cluster onder niveau 1.
40
H A P K L A R E TA N D E M P R O J E C T E N
Haagcampagne 2002 in Oost-Brabant en … in Indonesië GEMEENTE OF REGIO I N I T I AT I E F N E M E R PA RT N E R S
D O E L P R OJ E C T
DUUR BUDGET SAMENWERKINGSOV E R E E N KO M ST
BEGELEIDING DOOR NGO’S
© Vredeseilanden
7
In 24 van de 30 gemeenten van het arrondissement Leuven IGO-Leuven Natuurpunt Oost-Brabant, de Vrienden van Heverleebos en Meerdaalwoud, de regionale landschappen Noord-Hageland en Dijleland, Interleuven, Vredeseilanden en de 24 deelnemende gemeenten. De inwoners van de deelnemende gemeenten stimuleren om streekeigen aanplantingen te doen.Tegelijkertijd wordt de link gelegd met het Zuiden, via steun aan een erosiebestrijdingsproject van de NGO Vredeseilanden op het eiland Flores in Indonesië. Minder dan 6 maanden Meer dan c 25.000 Dit project kadert in: R Natuurlijke entiteiten niveau 1 R Burgers en doelgroepen niveau 1 IGO Leuven, Natuurpunt Oost-Brabant, de Vrienden van Heverleebos en Meerdaalwoud, de regionale landschappen Noord-Hageland en Dijleland, Vredeseilanden
Doelstellingen De haagcampagne wil de open ruimte en dorpskernen ecologisch en landschappelijk ontwikkelen door extra aanplantingen van streekeigen groen. Daarnaast wil ze de betrokkenheid verhogen van gemeentebesturen en inwoners bij natuurbehoud en natuurontwikkeling door hen te informeren en hen te stimuleren om zelf plantgoed aan te planten. De campagne stelde een deelname van 1.000 gezinnen voorop. De haagcampagne wil eveneens een link leggen met de derde wereld. Met de opbrengst van de beplantingsactie kon een erosiebestrijdingsproject van de NGO Vredeseilanden op het eiland Flores in Indonesië financieel gesteund worden.
H A P K L A R E TA N D E M P R O J E C T E N
41
Doelgroep R Inwoners van de deelnemende gemeenten; R de gemeentebesturen: voor beplanting rond gemeentelijke gebouwen of op hun eigendommen zoals sportterreinen of containerparken; R scholen: voor sommige gemeentelijke aanplantingen werd samengewerkt met scholen.
Omschrijving van het project De inwoners van de deelnemende gemeenten kunnen goedkoop streekeigen plantgoed bestellen (gemengde pakketten van inheemse hagen en houtkanten, hoogstamfruitbomen en loofbomen). Per verkocht haagpakket of boom gaat er c0,50 naar het project in Indonesië. Om zoveel mogelijk mensen te bereiken wordt er een intensieve promotiecampagne gevoerd waarbij de gemeenten zo veel mogelijk betrokken worden. Door de Noord-Zuid link in het project wordt de communicatie opengetrokken naar andere doelgroepen. Naast de logische samenwerking met de Schepenen van Leefmilieu en de milieuadviesraden, worden ook de Schepenen van Ontwikkelingssamenwerking en de Gemeentelijke Adviesraden voor ontwikkelingssamenwerking geïnformeerd. Medewerkers van Vredeseilanden kunnen op infovergaderingen toelichting geven over hun werking en over het project op Flores. In sommige gemeenten worden voorstellen voor beplanting uitgewerkt. Het plantgoed wordt besteld via de haagcampagne. De aanplanting gebeurt soms door schoolkinderen waarbij er ook een educatief luik wordt uitgewerkt.
Rol van de partners R IGO-Leuven Dankzij de financiële bijdrage van de gemeenten is het mogelijk om een coördinator aan te stellen bij IGO Leuven. Zijn taken omvatten zowel de inhoudelijke en logistieke ondersteuning van de haagcampagne als de praktische uitwerking en organisatie. R Adviesgroep Voor de inhoudelijke uitwerking en coördinatie van de logistiek wordt beroep gedaan op de adviesgroep voor de haagcampagne. Deze adviesgroep bestaat uit vertegenwoordigers van Natuurpunt Oost-Brabant, de Vrienden van Heverleebos en Meerdaalwoud, de Intergemeentelijke Milieudienst Interleuven, het Regionaal Landschap Dijleland en het Regionaal Landschap Noord-Hageland. R Vr e d e s e i l a n d e n Voor de keuze van een project in het Zuiden wordt een samenwerking aangegaan met Vredeseilanden. Zij bezorgen info over het project in Flores en werken mee aan de voorstellingsfolder. R Gemeenten De gemeenten hebben een financiële inbreng in de haagcampagne. Zij zorgen voor de bekendmaking van de campagne bij de bevolking, bekijken de mogelijkheden om zelf aanplantingen te doen en helpen bij de organisatie van de verdeeldag in de eigen gemeente.
42
H A P K L A R E TA N D E M P R O J E C T E N
Communicatiemiddelen en campagnematerialen Volgende materialen werden ingezet: R Infoartikel voor gemeentelijke infobladen en voor de publicaties van de partners; R persartikel voor reguliere media; R voorstellingsfolder en affiche; R folders met planttips en informatie over de samenstelling van de verschillende pakketten, de verschillende variëteiten hoogstamfruit, determinatietabel,...; R bestelformulier; R lijst met typevragen en –antwoorden voor ambtenaren van de deelnemende gemeenten; R brochures van de Regionale Landschappen (Hagen en Houtkanten,...); R website haagcampagne met mogelijkheid tot on line bestelling; R gratis telefoonlijn (0800-nummer).
Meerwaarde Uit heel wat Gemeentelijke Natuurontwikkelingplannen (GNOP's) wordt duidelijk dat een haagcampagne een goede manier is om de bevolking te sensibiliseren rond natuur dicht bij huis. De haagcampagne vormt bovendien een positieve milieuactie gericht naar een groot publiek: er wordt heel wat extra streekeigen groen aangeplant en er is een goede samenwerking tussen de verschillende partners. De link met het Zuiden via steun aan een landbouwproject is vernieuwend en geeft een extra dimensie aan de actie. Haagplantactie in Indonesië Hagen en houtkanten hebben in andere streken nog een belangrijke landbouwkundige waarde. Zo ook op het eiland Flores in Indonesië. De ontwikkelingsorganisatie Vredeseilanden steunt daar al meer dan 10 jaar landbouwprojecten. Zo probeert ze de noodlijdende boerenbevolking een beter leven te bezorgen. Allerlei technieken worden toegepast om meer oogstzekerheid te verkrijgen en betere opbrengsten te bekomen. En hierbij hebben de hagen een duidelijke functie. Flores is een eiland met veel heuvels en bergen. Dit reliëf zorgt in combinatie met hevige tropische regens en niet aangepaste landbouwmethoden voor erosie. De vruchtbare grond spoelt van de hellingen, zodat de lokale boeren steeds minder opbrengst hebben. In Flores worden hagen gebruikt om dit tegen te gaan. Door het aanbrengen van haagplanten op bepaalde hoogtelijnen, ontstaat een spontane terrasvorming.Van elk perceel wordt de afspoelende grond immers tegengehouden door de eronder liggende haag. Zo ontstaat na verloop van tijd een opeenvolging van relatief vlakke terrassen, waar landbouwgewassen op geteeld kunnen worden. Het gebruik van de hagen heeft nog andere voordelen. Het snoeisel van de hagen kan immers gebruikt worden als voeder voor de geiten of ander kleinvee. Ook als bodembedekking heeft het zijn nut.Vergelijk het met onze houtsnippers, door de bedekking van de grond is er minder kans op onkruid en wordt de inslag van de hevige regenbuien ook gebroken. Tenslotte zorgen de hagen ook voor een bodemverbetering en bemesting. Het steunen van deze campagne heeft dus positieve gevolgen zowel hier als in Indonesië: in de eigen gemeente komt er meer streekeigen groen en in Flores worden de mensen in hun overlevingsstrijd geholpen.
H A P K L A R E TA N D E M P R O J E C T E N
43
Knelpunten Om alle inspanningen maximaal te laten renderen is het nodig een goede communicatie met de deelnemende gemeenten op te zetten. Het komt er o.a. op aan de juiste persoon binnen de gemeentelijke administratie te contacteren om tot een vlotte samenwerking te komen. Daarom wordt bij het begin van de campagne aan de gemeenten gevraagd een contactpersoon aan te duiden. In sommige gemeenten moeten echter verschillende ambtenaren aangesproken worden voor de optimale uitwerking van verschillende campagneonderdelen. Zo kan de milieuambtenaar instaan voor de inhoudelijke medewerking aan de haagcampagne, de Noord-Zuidambtenaar (of duurzaamheidsambtenaar) voor sensibilisatie rond het Floresluik, de informatieambtenaar voor de verspreiding van publiciteit (artikels in infoblad, affiches, folders), de webmaster voor een vermelding van de haagcampagne op de gemeentelijke website en een link naar de haagcampagne-website en de technische dienst voor de praktische organisatie van de verdeeldag. Dit is natuurlijk niet evident, zeker niet als dit moet gebeuren voor 24 deelnemende gemeenten.
Resultaten Met 1.150 deelnemende gezinnen werd de doelstelling van 1000 bestellers (het aantal deelnemers in 2000) ruim overtroffen. Ook qua aantallen plantgoed was de campagne een succes. In 2002 werden 4.335 pakketten haagplantgoed, 763 loofbomen en 2.272 fruitbomen verdeeld, wat eveneens een flinke groei betekende ten opzichte van de vorige editie van de campagne in 2000. Als al dit plantgoed fictief naast elkaar geplant wordt met in acht neming van de aangeraden plantafstanden, ontstaat er een haag tussen de stadhuizen van Leuven en Diest (32 km) en een houtkant tussen de gemeentehuizen van Herent en Haacht (10 km). Daarnaast wordt nog een bos aangelegd van 11 ha en een hoogstamboomgaard van 20 ha! Dankzij de haagcampagne 2002 werd er vanuit de regio Leuven ongeveer c 3.600 in het erosiebestrijdingsproject in Indonesië geïnvesteerd.
9
Intergemeentelijk Opbouwwerk voor het arrondissement Leuven vzw Walter Op de Beeck Aarschotsesteenweg 212 3010 Kessel-Lo T. tel. 016/29.85.47 E.
[email protected] Vredeseilanden Michel Beankens Blijde Inkomstraat 50 3000 Leuven T. tel: 016/31.65.80 E.
[email protected]
44
H A P K L A R E TA N D E M P R O J E C T E N
En in de praktijk Fase 1 : voorbereiding IGO Leuven zocht al lang naar een mogelijkheid om haar milieuwerking uit te breiden met een Noord-Zuid project. In het najaar van 2001 rijpte het idee om aan de haagcampagne van 2002 een project in het Zuiden te linken (bvb. een bebossingproject). Dit voorstel werd op het Bestuur van IGO Leuven en in de adviesgroep van de partners zeer positief onthaald. Daarop werd een overleg georganiseerd met Vredeseilanden. Ook daar werd het idee zeer goed ontvangen en werd Flores voorgesteld als te steunen project wegens een inhoudelijke band met de haagcampagne. In de wintermaanden stuurt de coördinator van IGO Leuven een gedetailleerd voorstel naar alle gemeentebesturen van het arrondissement Leuven. De gemeenteraad of het schepencollege kan op basis hiervan beslissen om deel te nemen. De coördinator bezorgt de gemeenten een bekendmakingspakket met een voorbeeldtekst, een voorbeeld van bestelformulier en een aantal affiches voor verspreiding in de gemeente. Er kan ook doorverwezen worden naar een gratis telefoonnummer die de coördinator bemant. De gemeente duidt vervolgens één of meer ambtenaren aan die instaan voor: R het contact met de coördinator van de haagcampagne; R de bekendmaking en informatieverstrekking naar de bevolking; R de bestellingen (nakijken formulieren, doorsturen bestellingen naar de coördinator); R meehelpen op de verdeeldag; R de week na de verdeeldag de bestellers verwittigen die niet zijn komen opdagen om alsnog hun pakketten te komen halen; R na de plantactie de aanplantingen steekproefsgewijs controleren. De coördinator doet een offertevraag bij minimum tien boomkwekers. Nadien wordt de offerte toegekend op basis van de beste prijs-kwaliteitverhouding. Hiertoe wordt bij de geselecteerde boomkwekers een plaatsbezoek gebracht.
Fase 2: bekendmaking en opname bestellingen De bekendmaking gebeurt langs verschillende kanalen. De gemeenten bussen de aankondiging en het bestelformulier en/of publiceren dit in het gemeentelijk infoblad, de verschillende partners berichten erover in hun tijdschriften en IGO-Leuven maakt de actie via de pers bekend. De gemeenten geven de nodige informatie op vraag van de bevolking. Ze gebruiken hiervoor de lijst met frequent gestelde vragen en antwoorden.Voor moeilijke vragen kan naar de 0800-lijn of naar de coördinator bij IGO-Leuven doorverwezen worden. De pakketten worden aan de bevolking verkocht aan de prijs van c 5,00 per pakket. Dit is een zeer voordelig tarief voor plantgoed in de maat 80/120 cm, 1 maal verplant. De hoogstamfruitbomen worden verkocht aan de prijs van c 10,00 per stuk. De loofbomen worden verkocht aan prijzen die schommelen tussen c 12,50 en c 15,00 per stuk.
H A P K L A R E TA N D E M P R O J E C T E N
45
De gemeenten kunnen uiteraard ook zelf bestellingen plaatsen voor natuurprojecten op hun grondgebied. Indien de gemeente beschikt over natuur- en landschapsploegen kunnen deze de aanplantingen uitvoeren. Sommige gemeenten zoals Rotselaar, Bekkevoort en Holsbeek schakelen hiervoor ook scholen in, vaak gekoppeld aan educatieve acties zoals een les over hagen en houtkanten. De gemeente Rotselaar maakte van de haagplantactie (aankoop essen) gebruik om een geboorteboomactie te organiseren. De kindjes geboren in 2000 en hun families werden hierbij uitgenodigd op zondagvoormiddag 23 maart 2003. Deze peuters konden zelf, uiteraard met hulp van papa of mama, één of meer bomen aanplanten langs een wandelweg. De gemeentediensten en IGO Leuven gaven logistieke ondersteuning door de plantgaten klaar te maken, spaden ter beschikking te stellen, plantpalen te plaatsen en de bomen aan te binden. Er namen een 70-tal gezinnen deel aan de actie, wat resulteerde in een opkomst van ongeveer 280 personen tijdens de plantdag. De volgende dagen werd samen met schoolkinderen de laanbeplanting langs de twee wegen vervolledigd, zodat in totaal 300 bomen werden aangeplant.
9
Gemeente Rotselaar Hilde Van Laer, schepen van leefmilieu Yvan De Cupere, milieuambtenaar T. 016/44.14.40
In de gemeente Holsbeek werd het wachtbekken van de Kriesberg aangeplant met 1.000 bomen en struiken door de plaatselijke schooljeugd. Naar analogie met de haagplantactie engageerde het gemeentebestuur zich om het Flores-project te ondersteunen door per aangeplante boom een subsidie van c 0,50 te voorzien. In totaal werd zo c 500 steun gegeven aan het project in Indonesië.
9
Gemeente Holsbeek Annelies Vander Bracht, schepen van leefmilieu Daniël Lauwereys, milieuambtenaar T. 016/62.11.69
De bestellers ontvangen een schriftelijke bevestiging van de bestelling, een overschrijvingsformulier en een vermelding van de exacte plaats en datum en uren van afhaling.
Fase 3: organisatie van de verdeeldagen De coördinator organiseert de sortering en bundeling van het plantgoed in pakketten. Dit gebeurt gedurende de week voorafgaand aan de verdeling in de gemeente. De gemeente komt de pakketten ophalen, vervoert ze naar de verdeelplaats en zorgt ervoor dat de pakketten vorst- en tochtvrij worden bewaard.
46
H A P K L A R E TA N D E M P R O J E C T E N
Op de afgesproken zaterdagvoormiddag, meestal in november, gebeurt de verdeling van het plantgoed op een bepaalde plaats in de gemeente. De gemeente stelt twee personeelsleden ter beschikking. Ook de aanwezigheid van de milieuambtenaar wordt ten zeerste aanbevolen. Er is minstens één vertegenwoordiger van de organiserende partners aanwezig, die mee instaat voor het vlotte verloop van de verdeeldag. Deze persoon staat ook in voor het verstrekken van extra uitleg over plantgoed en plantmethode aan de bestellers. De coördinator zorgt voor een folder met de lijst van de soorten en met plant- en onderhoudstips. Verder wordt een determinatietabel ter beschikking gesteld om de verschillende planten te herkennen. Dit alles wordt gratis meegegeven aan de bestellers bij de verdeling van het plantgoed. Bestellers die op de verdeeldag niet zijn komen opdagen, worden verwittigd in de week volgend op de verdeeldag. Zij kunnen dan alsnog hun plantgoed komen ophalen.
Fase 4 : evaluatie De gemeente controleert (steekproefsgewijze) de aanplantingen. De adviesgroep bespreekt de resultaten en geconstateerde problemen. Hiervoor worden oplossingen uitgewerkt tegen de volgende campagne. De resultaten worden weergegeven in een aantal publicaties van de partners en worden aan de gemeenten bezorgd. Het ingezamelde geld voor het project in Indonesië wordt overgemaakt aan Vredeseilanden.
Inpasbaar in de samenwerkingsovereenkomst? Gemeenten die een gelijkaardig project in aanmerking willen laten komen voor de samenwerkingsovereenkomst, houden best rekening met volgende opmerkingen. R Cluster natuurlijke entiteiten : positief is de klemtoon van streekeigen soorten. Het is heel belangrijk dat aandacht wordt geschonken aan het aanplanten van plantenmateriaal dat afkomstig is van autochtone populaties van de betreffende soort. Ook in de communicatie naar de burger toe dient dit duidelijk te worden doorgegeven.Wanneer hieraan is voldaan, kan het project in aanmerking komen voor subsidies onder niveau 1 van deze cluster. R Cluster burgers en doelgroepen: dit project is eventueel inpasbaar binnen deze cluster onder niveau 1.
H A P K L A R E TA N D E M P R O J E C T E N
47
48
H A P K L A R E TA N D E M P R O J E C T E N
Sparrenburg, een zonnig perspectief GEMEENTE OF REGIO I N I T I AT I E F N E M E R PA RT N E R S
D O E L P R OJ E C T
DUUR BUDGET SAMENWERKINGSOV E R E E N KO M ST
BEGELEIDING DOOR NGO’S
© Maarten Pieters
8
’s-Hertogenbosch, Nederland Wijkraad Sparrenburg en wijkbewoners R Gemeente ’s Hertogenbosch (afdeling Beheer Openbare Ruimte) R Stichting Lokale Agenda 21 R energiebedrijf Essent R Via kleinschalige voorbeeldprojecten wijkbewoners aanzetten tot duurzaam gedrag en aanmoedigen tot energiezuinige investeringen R Waar mogelijk samenwerking zoeken met partners om ‘duurzaamheid’ in de wijk waar te maken’ Tussen 6 maanden en 2 jaar Tussen c 5.000 en c 25.000 Dit project kadert in: R Water niveau 1 R Energie niveau 2 of 3 R Burgers en doelgroepen niveau 1 VIBE vzw
Doelstellingen Dit project wil burgers in de wijk Sparrenburg (in Rosmalen, NL) aanzetten tot duurzaam gedrag en aanmoedigen tot energiezuinige investeringen.Via de realisatie van kleinschalige en individuele voorbeeldprojecten kunnen zij andere buurtbewoners aanmoedigen te kiezen voor energiebesparing en duurzame energie. Ook wil men de buurtbewoners betrekken bij de milieuvriendelijke heraanleg van het centrale plein in de wijk en wil men waar mogelijk ook samenwerking zoeken met partners om ‘duurzaamheid’in de wijk waar te maken (scholen, energiebedrijf, gemeente worden aangesproken).Tot slot is het ook de bedoeling om de plaatselijke school aan te moedigen om de leerlingen bewust te maken rond duurzame energie en dit via het aanbieden van ondersteunend materiaal (leskist).
Doelgroep Deze campagne richt zich naar alle bewoners van de wijk Sparrenburg te Rosmalen (’s Hertogenbosch, NL)
H A P K L A R E TA N D E M P R O J E C T E N
49
Omschrijving van het project De wijkraad wilde haar wijk een duw geven in de duurzame richting. De samenwerking tussen de buurtbewoners stond hierbij centraal. Op die manier werd op kleine schaal het idee van Lokale Agenda 21 vorm gegeven. De gemeente ondersteunde een aantal van de weerhouden deelprojecten. Drie deelprojecten werden opgestart: R het deelproject‘Duurzaamheidsroute’in de wijk, met de bedoeling kleinschalige projecten van de wijkbewoners tijdens een opendeurdag aan andere wijkbewoners te presenteren; R het deelproject‘Zonnepaal’dat een duurzame verlichting van het wijkplein beoogde; R het deelproject‘EPA, energie prestatie advies’, dat wijkbewoners samenbracht die een nieuwe verwarmingsketel wilden aanschaffen.Vele huizen waren immers 20 jaar oud. De wijkraad benaderde de bewoners persoonlijk met de vraag een EPA-adviseur uit te nodigen voor individuele informatieverstrekking rond duurzame energie. Duurzaamheidsroute Wijkbewoners gingen samen aan de slag in 1999 met aandacht voor: R afkoppeling van regenwater bij een aantal huishoudens; R installatie van zonneboilers; R keuze van zonnecellen voor het verlichten van de tuinhuizen. Zonnepaal Bij de herinrichting van het centrale wijkplein betrok de gemeente ‘s Hertogenbosch de wijkraad en alle wijkbewoners.Via een enquête werd gepolst naar de mening en de wensen van de buurtbewoners. Eveneens werd een informatiemoment gehouden waar de wijkbewoners hun inbreng konden leveren. Zo kwam men op het idee de verlichting te voorzien via een lantaarnpaal (lichtmast) op zonne-energie. Het energiebedrijf ‘Essent’sponsorde de aanleg. Om dit project concreet uit te voeren, werd zeer veel tijd gestoken in overleg met buurtbewoners, met de gemeente en met het energiebedrijf. De keuze voor openbare verlichting op zonne-energie betekende ook binnen het energiebedrijf een omslag in denken en handelen. EPA-advies De Nederlandse overheid (NOVEM) haakte bij deze wijkinitiatieven aan met een proefproject om gezinnen zuiniger te laten omspringen met energie. Een energieadviseur zou aan 100 gezinnen in de wijk gratis tips en advies geven tijdens een individueel bezoek.
In het project werd sterk de nadruk gelegd op de samenwerking met partners die een extra impuls konden geven aan de uitwerking van een duurzame wijk.Vermits de meeste kinderen uit de wijk lessen volgden in de plaatselijke school, werd deze als een belangrijke partner beschouwd. De wijk opperde het idee een leskist uit te werken rond duurzame energie en de kinderen zo te betrekken bij het thema ‘zuinig en milieubewust omgaan met energie’. Enkele handige harry’s onder de ouders knutselden de leskist in elkaar. De leerlingen bouwden zelf een huisje met elektrische schakelingen voor het licht en de bel. De elektriciteit werd geleverd via zonnecellen en een windmolentje.
50
H A P K L A R E TA N D E M P R O J E C T E N
De elektriciteitsmaatschappij Essent werd eveneens als partner benaderd. Omwille van hun technische kennis en financiële mogelijkheden, was een goede samenwerking wenselijk. Gezien dit project ook voor hen een nieuwe denkrichting impliceerde, kostte het heel wat energie om de ideeën en voorstellen intern af te stemmen met de verschillende afdelingen binnen Essent. Interne discussies vertraagden in eerste instantie de loop van het project. Bovendien was het een moeizaam proces om een relatief kleine hoeveelheid energie terug te leveren aan het elektriciteitsnet. Net omwille van de verschillende betrokken partners en het belang dat besteed werd aan gemeenschappelijke actie, liep de campagne relatief langzaam. Het projectjaar werd verlengd met een bijkomend jaar zodat de campagne in totaal twee jaar duurde.
Rol van de partners R De wijkbewoners Zij namen het initiatief om het begrip ‘duurzame ontwikkeling’zeer lokaal te vertalen in concrete realisaties zoals zonnepanelen, afkoppeling regenwater, opmaak leskist over zonne-energie voor de plaatselijke basisschool. R De gemeente Deze leverde een financiële bijdrage aan het deelproject‘Zonnepaal op het Heihoeve pleintje’.Dit project is uitgevoerd door de afdeling openbare ruimte en het wijkbeheer van de gemeente in samenwerking met de wijkraad en bewoners.Daarnaast speelde zij vooral een intermediaire rol bij de aanvraag van de EPA-subsidie. R Het energiebedrijf Het energiebedrijf Essent nam deel aan het overleg, en stelde zich open voor de inbreng van de bewoners. Zij financierde uiteindelijk een deel (c 3.000) van de aanleg van de lichtmast. R Stichting Lokale Agenda 21 De Stichting stelde informatie en kennis ter beschikking en hielp bij het aanvragen van subsidies bij de gemeente.Verder heeft de Stichting bijgedragen aan de publiciteit. R De school De school startte een project om leskisten te ontwikkelen voor de lessen techniek in de groepen 7 en 8. Via deze concrete aanpak werden leerlingen erg betrokken bij de wijkcampagne.
Communicatiemiddelen en campagnematerialen R R R R R R R R
artikels in de wijkkrant; persoonlijke benadering (huis aan huis); goed uitgebouwde persstrategie leverde heel wat persartikels (o.a. Lichtmast, EPA-advies); twee informatieavonden. folder; leskist; poster ‘ Sparrenburg een zonnig perspectief’; website van de Wijkraad (inmiddels opgeheven).
H A P K L A R E TA N D E M P R O J E C T E N
51
Meerwaarde De samenwerking tussen de verschillende partners creëerde een breder draagvlak en maakte duurzame initiatieven ook financieel mogelijk. Zo zorgde de samenwerking tussen de wijkraad, de gemeente, Stichting Lokale Agenda 21 en het energiebedrijf ervoor dat de keuze voor een lichtmast op zonne-energie financieel haalbaar werd. De verantwoordelijkheid van deze lichtmast werd verder bij de wijkbewoners gelegd zodat ze zich veel sterker betrokken voel(d)en bij dit initiatief en alert blijven rond het thema duurzame energie.
Knelpunten Het overleg levendig houden en de betrokkenheid van zoveel mogelijk mensen bewaren tijdens een periode van twee jaar, kostte heel wat energie en enthousiasme van één of meerdere trekkers. Zonder voldoende enthousiasme bij een kleine groep van mensen is de kans reëel dat een dergelijk project de eindfase niet haalt. Het initiatief voor dit project kwam van de wijkbewoners en de wijkraad, allen vrijwilligers. Zij waren enthousiast en werden gedreven door de vooropgezette doelstellingen. Om het project te realiseren moest samengewerkt worden met professionele instanties, de gemeente, het energiebedrijf en de vereniging Lokale Agenda 21. De inzet en werkwijze van ‘professionele’partijen verschilt van deze van vrijwilligers. Sommige ontwikkelingen en beslissingen die door ‘professionelen’genomen werden, duurden voor de vrijwilligers lang. Het is bijgevolg ontzettend belangrijk de timing op voorhand realistisch in te schatten, wat de nodige frustratie kan besparen bij alle partijen. Het beoogde sneeuwbaleffect waarbij een groot deel van de wijkbewoners de voorbeeldinitiatieven van de trekkers zou opvolgen, is uitgebleven. De oorspronkelijke idee om via een opendeurdag ook andere bewoners te enthousiasmeren via een ‘duurzaamheidsroute’langs de duurzaamheidsprojecten werd niet gerealiseerd. De ervaring leerde dat om een dergelijke doelstelling te realiseren een structurele en langdurige inzet nodig is. Het is evenwel niet makkelijk een dergelijke inzet te verwachten van vrijwilligers. Inschakelen van het EPA-advies in het wijkproject verliep niet erg succesvol. Het aantal deelnemers beperkte zich tot 15. Uit mondelinge reacties van de deelnemers blijkt dat de standaardrapportages van de EPAadviseur veel te technisch en onbegrijpelijk waren voor de leek-eigenaar. Bovendien was de concretisering te weinig uitgewerkt: waar moet je naar toe voor verder informatie en ervaringen van eigenaren die het besparingsadvies hebben uitgevoerd en overgestapt zijn op duurzame energiebronnen (met name zonneboilers). Kortom er moet veel aandacht besteed worden aan de begrijpbaarheid van de rapportages en de follow-up. De inzet van het installatiebedrijf was onvoldoende toegesneden op dit proefproject. De projectleider heeft dit te laat onderkend.
Resultaten De wijkraad zorgde voor een sterke betrokkenheid van de buurtbewoners bij de verschillende deelprojecten.Via artikels in het wijkblaadje, het organiseren van info-avonden en het persoonlijk benaderen van de wijkbewoners (bijvoorbeeld in het kader van het EPA-advies) werden de wijkbewoners geïnformeerd en aangemoedigd zelf actie te ondernemen. De concrete initiatieven van een aantal buurtbewoners fungeren als voorbeeldfunctie. De bewoners rondom het plein met de Zonnepaal zijn nog steeds zeer tevreden en trots.
52
H A P K L A R E TA N D E M P R O J E C T E N
Drie bewoners gingen zeer concreet aan de slag. R Er werd verlichting op zonne-energie aangebracht op het tuinschuurtje van een wijkbewoner: de elektrische schakeling en energieopslag is ontworpen door een andere buurtbewoner. Het gebruikte materiaal is hergebruikmateriaal. De materiaalkosten bedroegen c 150. De verlichting functioneert reeds meer dan een jaar zonder problemen. R Een andere bewoner koppelde zijn regenwaterafvoer af en sloot deze aan op een aantal vaten bestemd voor het sproeien van zijn vele tuinplanten. R Een laatste bewoner gebruikte voor het verbouwen van zijn huis duurzame materialen en plaatste een zonneboiler. Bij de herinrichting van het wijkplein maakten de wijkbewoners, wijkraad en gemeente samen een plan op. Binnen de financiële grenzen werd de visie van de wijkbewoners geïntegreerd in de gemeentelijke aanpak. Er werd een keuze gemaakt voor een lichtmast op zonne-energie. De lichtmast is aangesloten op het elektriciteitsnet. Overdag levert de mast stroom aan het net en ’s nachts neemt de mast stroom af van het net. Op jaarbasis is de mast een netto leverancier. De Zonnepaal is geadopteerd door de omwonenden die erover waken dat hun paal in goede staat blijft. Er werden 15 besparingsadviezen uitgebracht bij particuliere eigenaars.
9
Maarten Pieters, wijkbewoner T. 0031-73-5230750 E.
[email protected] Gemeente ’s Hertogenbosch Jan Hoefs E.
[email protected]
En in de praktijk Fase 1 : trekkers gezocht Samen leven is meer dan samen wonen in een wijk. Dit is de drijvende gedachte van de vrijwilligers in de wijkraad.Vanuit deze gedachte formuleerden twee leden van de wijkraad een voorstel en een projectplan ‘Sparrenburg een zonnig perspectief’werd voorgelegd aan de wijkraad. De aanleiding was een oproep van de Stichting Lokale Agenda 21 om op lokaal niveau het begrip duurzaamheid te concretiseren. De centrale gedachte achter het project is dat wijkbewoners zelf en met elkaar aan de slag gaan om duurzaamheid in de wijk gestalte te geven. De concrete duurzame resultaten én het proces van samenwerken zijn even waardevol.
Fase 2: structuur aanbrengen en taken afbakenen De wijkraad aanvaardde het project en één van de initiatiefnemers werd gevraagd als projectleider op te treden. Beide initiatiefnemers vroegen aan een aantal wijkbewoners deel te nemen aan de op te richten werkgroep.Via de lokale pers en het wijkblaadje werden alle wijkbewoners geïnformeerd over het project en opgeroepen om mee te doen. Deelnemen aan de werkgroep is echter niet vrijblijvend, iedere deelnemer moet bereid zijn zelf een deelproject ter hand te nemen. De werkgroep kwam in de beginfase twee keer
H A P K L A R E TA N D E M P R O J E C T E N
53
samen voor het uitwisselen van ideeën, elkaar te inspireren en plannen uit te werken.Vervolgens zijn de projectgroepleden (uiteindelijk vijf personen) aan de slag gegaan met hun projecten. De deelnemers hadden regelmatig contact buiten vergaderingen om elkaar technisch en moreel te ondersteunen.
Fase 3: contact met de gemeente Vanuit deze wijkdynamiek rijpte het plan voor de herinrichting van het Heihoeveplein beroep te doen op de omwonenden en de gemeente. De projectleider raadpleegde, samen met de gemeente, de omwonenden van het Heihoeveplein voor het uitwisselen van ideeën.Via een grootscheepse enquête werd naar de visie van de omwonenden gepeild. Zo ontstond het idee van de Zonnepaal. Dit project is ook door andere leden van de wijkraad opgepakt. De samenwerking met de gemeente verliep voor bepaalde werkpunten goed, voor andere minder, afhankelijk van de verantwoordelijke gemeentelijke dienst. Zo verliep de samenwerking rond de uitvoering van het dagelijkse onderhoud van de openbare ruimte in de wijk prima. De samenwerking omtrent het ontwerp openbare ruimte of inzake de openbare verlichting verliep soms omslachtig en traag.
Fase 4 : alle sporen bewandelen om wijkbewoners te betrekken Bij de start van het project werd direct gezocht naar samenwerking met de basisschool in de wijk. Dit spoor leent zich immers prima om de ouders bij het wijkproject te betrekken. Eén van de ouders stelde zich kandidaat om een ‘leskist duurzame energie’te ontwikkelen. Dit idee werd verder uitgewerkt en opgevolgd binnen de projectgroep. Min of meer gelijktijdig met de start van het project deed NOVEM (Nederlandse organisatie voor energie en milieu) een oproep aan gemeenten om proefprojecten te starten voor het energiebesparingadvies (EPA) en stelde hiervoor subsidies beschikbaar. Deze subsidie werd aangewend voor een gratis energiebesparingadvies per huishouden. Dit betekende een extra motivatie om personen te sensibiliseren rond het thema duurzame energie en duurzame wijk. De projectgroep contacteerde de door NOVEM erkende energiebesparingadviseur. Dit was een lokaal installatiebedrijf voor verwarmingsapparatuur. De doelstelling van de projectgroep bestond erin om 100 van de 1.450 huishoudens uit de wijk betrekken bij de EPA-proef.Via het wijkblaadje, twee informatieavonden en een brief voor alle ouders van kinderen op de basisschool werden de wijkbewoners op de hoogte gebracht van deze mogelijkheid.
Fase 5 : feestelijk afsluiten De Zonnepaal en het nieuw ingerichte Heihoeve pleintje werden feestelijk geopend door de wethouder milieuzaken van de gemeente ’s-Hertogenbosch. De wijkraad sprak een dankwoord uit gericht aan de initiatiefnemers en de wijkbewoners. De wijk kan trots zijn op het resultaat en de onderlinge samenwerking. De overige deelprojecten zijn niet feestelijk afgesloten. De individuele initiatiefnemers en de projectleiding stonden er niet bij stil. Achteraf blijkt dit een gemiste kans volgens de projectleider. Het is immers enthousiasmerend en stimulerend om met alle betrokkenen feest te vieren en de verrichte inspanningen evenals de resultaten nog eens duidelijk in de kijker te zetten.
54
H A P K L A R E TA N D E M P R O J E C T E N
Inpasbaar in de samenwerkingsovereenkomst? Gemeenten die een gelijkaardig project in aanmerking willen laten komen voor de samenwerkingsovereenkomst, houden best rekening met volgende opmerkingen. R Cluster water: dit project reikt ideeën aan rond sensibilisatie en participatie; voor deze cluster is dit eventueel in te passen onder niveau 1. R Cluster energie: het project is inpasbaar onder niveau 2 op voorwaarde dat hernieuwbare energie wordt opgenomen. Het project is inpasbaar onder niveau 3 op voorwaarde dat de gemeente ook gevolg geeft aan de andere niveau 3-bepalingen van deze cluster. R Cluster burgers en doelgroepen: dit project is eventueel inpasbaar binnen deze cluster onder niveau 1.
H A P K L A R E TA N D E M P R O J E C T E N
55
56
H A P K L A R E TA N D E M P R O J E C T E N
Fiets naar je werk GEMEENTE OF REGIO I N I T I AT I E F N E M E R PA RT N E R S
D O E L P R OJ E C T
DUUR BUDGET
SAMENWERKINGSOV E R E E N KO M ST
BEGELEIDING DOOR NGO’S
© COS Zeeland
9
Sinds 2000, in alle provincies en in meer dan 50 gemeenten van Nederland COS-Nederland R NIGZ (Nationaal Instituut voor Gezondheidsbevordering en Ziektepreventie) R Fietsersbond R Meer dan 50 gemeenten R Fietsen naar het werk stimuleren R Milieubelasting door het verkeer (onder andere CO2-uitstoot) verminderen R Betere gezondheid voor de werknemers R Duurzame projecten in Derde-Wereldlanden ondersteunen R Minder dan 6 maanden R Tussen c 5.000 en c 25.000: afhankelijk van schaalniveau R Meer dan c 25.000 (landelijke actie) Dit project kadert in: R Burgers en doelgroepen niveau 1 R Mobiliteit niveau 1 of 2 (geen)
Doelstellingen De milieuproblemen veroorzaakt door het autogebruik verminderen en de gezondheid van de werknemers verbeteren. Veel mensen wonen op betrekkelijk korte afstand van hun werk maar gebruiken nog vaak de auto. Een toename van het fietsgebruik heeft voordelen voor alle partijen.Voor werknemers betekent fietsen een verbetering van hun gezondheid en een daling van hun vervoerskosten.Voor werkgevers zijn de voordelen gezondere werknemers, minder ziektekosten en productieverlies en meer ruimte bij het bedrijf. En uiteraard komt ook het milieu als winnaar uit de bus. Ruimte voor duurzame ontwikkeling hier en in de Derde Wereld. Meer fietsen draagt bij aan duurzame ontwikkeling in eigen land:minder luchtverontreiniging,minder uitstoot van broeikasgassen,minder drukte en verkeersonveiligheid.In de Derde Wereld worden met de sponsoring van de gefietste kilometers duurzame ontwikkelingsprojecten van Novib gesteund.Deze Nederlandse ontwikkelingsorganisatie financiert in het kader van deze campagne voornamelijk derdewereldpartners met een werking rond duurzame energie.
A M B I T I E U Z E TA N D E M P R O J E C T E N
57
Doelgroep R Bedrijven Onder de term ‘bedrijven’wordt eveneens verstaan gemeenten of provincies die deelnemen aan de campagne. Bedrijven worden aangesproken op hun verantwoordelijkheid om hun vervoersmanagement ter harte te nemen. R We r k n e m e r s Deze worden enerzijds via hun bedrijf aangemoedigd om deel te nemen aan de campagne. Ook via bijkomende kanalen zoals de pers, de vakbonden, de verenigingen en de gemeenten worden werknemers gestimuleerd hun beste fietsbeen voor te zetten.
Omschrijving van het project Aanvankelijk stimuleerden verschillende Nederlandse organisaties het gebruik van de fiets in het dagelijkse verkeer. Ook het woon-werkverkeer maakte hiervan deel uit. Elke organisatie benaderde haar campagne vanuit een typische invalshoek: gezondheid, milieuverbetering, vervoersmanagement, enzovoort. Drie van deze organisaties,namelijk het Centrum voor Internationale Samenwerking (COS-Nederland), het Nationaal Instituut voor Gezondheidsbevordering en Ziektepreventie (NIGZ) en de Fietsersbond sloegen de handen in elkaar en organiseren sinds 2000 samen ‘Fiets naar je werk’.Deze campagne bouwt verder op de bestaande fietscampagne ‘Trap ’ns wat vaker naar je baas’van COS-Zeeland die in 1992 het daglicht zag. Fietsende werknemers kunnen zich laten sponsoren door hun werkgever. Met één of meer eurocent per gefietste kilometer wordt een fietsfonds gevormd voor duurzame derdewereldprojecten. In de periode van 1 april tot 1 oktober registreert elke deelnemer het aantal kilometers dat hij of zij dagelijks op de fiets aflegt in het woon-werkverkeer. Die informatie wordt verwerkt en teruggekoppeld via media en nieuwsbrieven. Meer dan 300 bedrijven en instellingen namen in 2002 deel, evenals 14.000 fietsers. De opbrengst aan sponsoring bedroeg in dat jaar ruim c 110.000. In Zeeland, waar de campagne nog steeds een groot succes kent, namen er in 2003 zo'n 4.000 personen en 150 bedrijven en instellingen aan deel. Naar verwachting zullen de Zeeuwse deelnemers in 2003 zo'n 3,5 miljoen kilometer bij elkaar fietsen. Het benodigde budget varieert afhankelijk van de schaal waarop de campagne plaatsvindt. In 1992 kostte de campagne in Zeeland c 15.000 (4.000 deelnemers). Momenteel wordt de campagne op Nederlandse schaal begroot op ongeveer c 300.000. Zowel landelijk (Ministerie van Volksgezondheid en Ministerie van Leefmilieu), provinciaal als gemeentelijk worden subsidies vrijgemaakt. Het prille begin: Trap ’ns wat vaker naar je baas Naar aanleiding van de Rio-conferentie rond milieu en ontwikkeling in 1992 wilde COS-Zeeland een actiemodel ontwikkelen waarbij ‘denk mondiaal, handel lokaal’centraal stond. Mensen werden aangezet tot fietsen, meer specifiek binnen de werksfeer.Tegelijkertijd deed de werkgever een financiële duit in het zakje door elke fietskilometer van de werknemer te sponsoren. De campagne ‘Trap ‘ns wat vaker naar je baas’spoorde de Zeeuwse werknemer aan zijn of haar beste milieubeentje voor te zetten én genereerde bovendien voldoende middelen om projecten rond ‘duurzame energie’ en ‘zonne-energie’in Buthan een flinke duw in de rug te geven.
58
A M B I T I E U Z E TA N D E M P R O J E C T E N
Rol van de partners R CO S ( C e n t r u m vo o r I n t e r n a t i o n a l e S a m e n w e r k i n g ) Het campagnesecretariaat met de projectmedewerkers is ondergebracht bij COS-Zeeland, die als initiatiefnemer van de voorloper van deze campagne reeds 10 jaar ervaring heeft. R N I G Z : h e t N a t i o n a a l I n s t i t u u t vo o r G e z o n d h e i d s b e vo r d e r i n g e n Z i e k t e p r e v e n t i e Het NIGZ is een organisatie die o.a. gesubsidieerd wordt door het Ministerie van Volksgezondheid. Deze organisatie bekommert zich om de gezondheid van de werknemer en screent de bedrijven op hun beleidsmaatregelen omtrent de gezondheidsbevordering en ziektepreventie bij hun werknemers. R Fietsersbond Deze organisatie pleit al ruim 25 jaar voor betere fietsroutes, meer verkeersveiligheid en betere voorzieningen voor fietsers. R Gemeenten Verschillende gemeenten gaan aan de slag met deze campagne binnen hun eigen mobiliteitsbeleid. Naast het mobiliseren van hun eigen werknemers zijn er verschillende gemeenten die ondersteuning bieden bij het werven van bedrijven.
Communicatiemiddelen en campagnematerialen Er is heel wat campagnemateriaal voor handen, in een notendop: R draaiboek ‘Fiets naar je werk’(voor campagnecoördinatoren); R informatie- en wervingsfolder voor werknemers; R informatie- en wervingsfolder voor werkgevers; R aanmeldingskaarten en verzamelenveloppen; R deelnemerskaarten; R het Smoezenboek met de tien smoezen om niet te hoeven fietsen en de tien motieven om wel te fietsen, met twintig originele cartoons (downloadbaar van www.fietsnaarjewerk.nl); R Het handboek ‘Fietsen naar je werk’bevat informatie over fietsen naar het werk en het opzetten van een fietsbeleid; R drie nieuwsbrieven per campagneperiode; R posters.
Meerwaarde Deelnemers en bedrijven worden extra gemotiveerd omdat er een duidelijke link is met de derde wereld. Met deze campagne wordt een relatief nieuwe doelgroep aangeboord: werknemers en werkgevers die samen inspanningen leveren voor een gezamenlijk doel. Deelname aan de campagne ’Fiets naar je werk’kan een belangrijk onderdeel vormen van het vervoersmanagement wat elk modern bedrijf als taakstelling hoort op te nemen. Fietsen wordt dan als mogelijke optie aangeboden naast carpooling, openbare vervoersabonnementen voor werknemers, parkeerheffingen, aanpassing werktijden, enz.
A M B I T I E U Z E TA N D E M P R O J E C T E N
59
Knelpunten Knelpunten situeren zich voornamelijk op het vlak van ‘werving’van bedrijven. Een succesvolle werving hangt in sterke mate af van het creëren van goede contacten binnen de bedrijfswereld. Een intensieve werving via mail en telefoon, met goede opvolging, kost veel geld én tijd en is in verhouding weinig renderend. Om deze moeilijkheid te omzeilen is een creatieve aanpak via verschillende kanalen noodzakelijk. Bewust investeren in netwerking is een conditio sine qua non voor een succesvolle campagne.
Resultaten Toename van het aantal fietskilometers. Gemiddeld wordt per deelnemer zo’n duizend kilometers per jaar gefietst. 30% hiervan zou zonder campagne met de auto worden gereden, wat per deelnemer dus een winst van gemiddeld 300 km per jaar met de fiets oplevert. Fietsen naar het werk via deze campagne dringt het overbodig autoverkeer effectiever terug dan carpooling! Uit een onderzoek blijkt trouwens dat deelnemers ook buiten het woon-werkverkeer minder de auto nemen en vaker de fiets. CO2-besparing: het aantal autokilometers dat minder is gereden door deelname aan deze campagne bedroeg 14 miljoen kilometer in 2002. Dit betekent een verminderde CO2-uitstoot van 14 miljoen km x 0,2 kg per km = 2.800 ton CO2-reductie per jaar. Gezondheidseffecten: deelnemers die vooraf weinig lichaamsbeweging hadden zien hun conditie stijgen met dertien procent door driemaal per week slechts zes kilometer te fietsen (onderzoek uitgevoerd door de Vrije Universiteit van Amsterdam). Financiële opbrengst voor duurzame projecten in Derde-Wereldlanden. In 2002 werd een bedrag van c 110.280 bij elkaar gefietst. Deze opbrengst gaat naar de Noord-Zuidorganisatie Novib die op zijn beurt dit geld overmaakt aan derdewereldprojecten. In 2002 ging dit geld naar projecten rond behoud van bossen in Brazilië, bodembescherming in Ethiopië en duurzame landbouw in Bangladesh.
9
Landelijk campagnebureau ‘Fiets naar je werk’ Ad Phernambucq, projectleider Jan Koeman, praktische ondersteuning Postbus 2125 4460 MC Goes) T. 0031-113/25.00.51 E. info@fiets naar je werk.nl Gemeente Borsele afdeling Ruimtelijke Ordening en Milieu Tineke van der Ven T. 0113/23.84.37 W.
[email protected]
60
A M B I T I E U Z E TA N D E M P R O J E C T E N
En in de praktijk Lokale groepen of gemeentebesturen kunnen op gemeentelijk vlak een pilootproject‘Fiets naar je werk’ opzetten. Dit betekent dat het Nederlandse concept overgenomen en aangepast wordt aan een kleinschaliger niveau. Het campagnemateriaal en de doelstellingen blijven ongewijzigd. Een kleinschalige aanpak biedt het voordeel dat het werven van deelnemers zich lokaal situeert en daardoor de campagne een persoonlijker tintje krijgt. Geïnteresseerde gemeenten kunnen hun licht opsteken bij de gemeente Borsele, uitgebreider beschreven achteraan.
Betrekken van de doelgroep ‘werknemers en bedrijven’ Bij het begin van de campagne in Zeeland (13 gemeenten, 340.000 inwoners), besteedde COS-Zeeland vooral aandacht aan het werven van individuen. Enthousiaste fietsers participeerden aan de campagne en stimuleerden hun collega’s om eveneens de stap te zetten en de auto in te ruilen voor de fiets. Deze trekkers fungeerden eveneens als coördinatoren voor de actie binnen hun bedrijf. Bedrijven werden dus vanuit de basis overtuigd om mee te doen aan deze campagne. Hiernaast schakelde COS-Zeeland zoveel mogelijk netwerken in om de bedrijven ook via de top te benaderen. Het is van wezenlijk belang de talrijke voordelen voor het bedrijf uit te spelen: R toename van het groene imago van het bedrijf; R minder kostbare parkeervoorzieningen rond het bedrijf en daardoor winst aan ruimte die voor andere doeleinden kan worden aangewend (vergroening, uitbreiding,…); R een betere bereikbaarheid van het bedrijf; R werknemers met een betere gezondheid. Dit heeft als voordeel dat er minder ziekteverzuim is en minder ongevallen zich voordoen; R hogere productie en/of dienstverlening: door gezonde werknemers, minder stress en minder verloop van het personeel; R kostenbesparing: de maatschappelijke en economische kosten van de huidige mobiliteit zijn zeer hoog. Het budget dat een werkgever spendeert aan parkeerplaatsen en overige infrastructuur voor auto’s zijn hoog. Infrastructuur voor fietsen is 15 keer goedkoper dan die voor auto’s. De kosten van het tijdsverlies door files wordt in Nederland geschat op één miljard euro. De laatste jaren wordt een intense wervingsactie op touw gezet met aangepast en professioneel campagnemateriaal, gericht naar bedrijven: mailing, telefonische ronde en persoonlijke contacten maken momenteel deel uit van de recruteringsmethode.Vrijwilligers en COS-verantwoordelijken worden specifiek getraind in het professioneel benaderen van bedrijven. Het verhoopte succes blijft echter uit. Ondanks de enorme tijdsinvestering en financiële input zetten te weinig bedrijven de stap om te participeren.
Vo r m t ‘ F i e t s n a a r j e w e r k ’ e e n a a n t r e k ke l i j ke campagne voor het bedrijfsleven? Voldoende vrijheid voor deelnemende ‘bedrijven’(inclusief gemeenten, instellingen, enz) is van groot belang. Alhoewel er structurele afspraken zijn met Novib ter financiering van duurzame projecten in het Zuiden, krijgen participerende gemeenten, instellingen en bedrijven de vrijheid om de middelen die hun actie heeft opgebracht aan te wenden voor een zelf gekozen duurzaamheidsproject in een derdewereldland. Gemeenten hebben vaak zustersteden of goede stedenbanden in het Zuiden en het is een mooie verdienste als de financiële middelen naar hun partner kunnen vloeien.
A M B I T I E U Z E TA N D E M P R O J E C T E N
61
Bevindingen R Voor het starten van deze campagne op kleine schaal is een groot budget en een intense wervingscampagne naar het bedrijfsleven geen noodzaak. Belangrijk is individuen te enthousiasmeren en te stimuleren zodat ze in de eigen werksituatie een fietsploeg vormen.Vervolgens komt het erop aan de bedrijfstop te overtuigen van het belang dat ook zij als bedrijf een maatschappelijk signaal geven door deze inspanningen financieel te belonen. R Netwerking is erg belangrijk. Het is daarom van groot belang een partner te vinden met goede banden met het bedrijfsleven. Dit blijkt uit het succes in sommige Nederlandse provincies. COS-secretariaten met goede contacten in het bedrijfsleven, slagen erin de campagne succesvol te laten verlopen. R Inventief omspringen met werving,gebruik maken van media-belangstelling,leuke incentives bedenken voor deelnemers,creatieve slogans,enzovoort zijn belangrijke troeven voor een succesvolle campagne. Borsele neemt deel aan de actie Tineke van der Ven, campagnecoördinator zet even op een rijtje: ‘De gemeente Borsele was één van de pioniersgemeenten in Nederland die met de actie ‘Trap ’ns wat vaker naar je baas’aan de slag ging in 1995. In eerste instantie wilde de gemeente haar eigen personeel stimuleren wat vaker naar het werk te fietsen.Van de 250 werknemers fietsten er 50 van begin april tot eind september mee. Gemiddeld legden zij per persoon 889 km af. De motivatie van de gemeente situeerde zich op verschillende vlakken: bijdrage aan een beter leefmilieu door een vermindering van de CO2-uitstoot, verbetering van de gezondheid van de werknemers en steun aan derdewereldprojecten.’ ‘Ter ondersteuning van de campagne werd een douche en een fietsenstalling voorzien in de gemeentelijke gebouwen. Ook besteedde de gemeente veel aandacht aan uitstraling: via zoveel mogelijk kanalen gaf de gemeente regelmatig de tussenstand weer. Artikels werden gepubliceerd waarin de koptrekkers met hun prestaties werden vernoemd. Op een personeelsbijeenkomst werd de opbrengst voor het derdewereldproject (zonnepanelen in Bhutan) bekend gemaakt, de deelnemers gefeliciteerd en prijzen uitgereikt. In het personeelsblad werd een uitgebreide evaluatie weergegeven. Op die manier werd een groot draagvlak gecreëerd!’
Inpasbaar in de samenwerkingsovereenkomst? Gemeenten die een gelijjkaardig project in aanmerking willen laten komen voor de samenwerkingsovereenkomst, houden best rekening met volgende opmerkingen. R Cluster burgers en doelgroepen: het project komt in aanmerking voor deze cluster onder niveau 1. R Cluster mobiliteit : opdat de actie in aanmerking kan komen voor deze cluster is het belangrijk dat informatie over de milieueffecten van het (gewijzigde) vervoersgedrag in de communicatie (naar de burgers) wordt opgenomen. Op deze manier kan de actie gesubsidieerd worden op niveau 1. Het is ook mogelijk dat de actie wordt ingediend als project op niveau 2. Desgevallend dient het project via het mobiliteitsconvenant te worden ingediend. Indien het daar wordt goedgekeurd is een bijkomende subsidiëring via de Samenwerkingsovereenkomst mogelijk.
62
A M B I T I E U Z E TA N D E M P R O J E C T E N
Maatschappelijke draagvlakvorming vanuit het stiltegebied Dender-Mark GEMEENTE OF REGIO I N I T I AT I E F N E M E R PA RT N E R S
D O E L P R OJ E C T
DUUR BUDGET
SAMENWERKINGSOV E R E E N KO M ST
BEGELEIDING DOOR NGO’S
© Patrick De Spiegelaere
10
Galmaarden, Geraardsbergen en Ninove vzw Centrum Waerbeke R Provincies Vlaams-Brabant en Oost-Vlaanderen R Gemeenten Galmaarden, Geraardsbergen en Ninove R Vlaams Gewest (Aminal) R Ondersteuning van het proefproject‘stiltegebied Dender-Mark’(afbakening, officiële erkenning, beleidsplan en beheer, sensibilisatie, communicatie, educatie, inhoudelijke en organisatorische verankering). R Via dit eerste erkende Vlaamse stiltegebied mensen opnieuw in contact brengen met‘stilte’als levenskwaliteit. R Artistieke expressie en reflectie een prominente plaats geven in dit verhaal van stilte, rust en ruimte. Meer dan 2 jaar op te splitsen in fasen R Minder dan c 5.000 voor het formele luik: afbakening R Tussen c 5.000 en c 25.000: voor het uitwerken van het stilteverhaal en het verzorgen van communicatie R Meer dan c 25.000:deeltijdse coördinatie van alle initiatieven en studieopdracht Dit project kadert in: R Burgers en doelgroepen niveau 1 R Hinder niveau 1 R Gebiedsgericht beleid niveau 3 Centrum Waerbeke vzw
Doelstellingen Het project wil de kwaliteiten stilte, rust en ruimte in de samenleving bevorderen door het proefproject stiltegebied Dender-Mark van de overheden te ondersteunen en door hulp te bieden bij de ontwikkeling van andere stiltegebieden.
A M B I T I E U Z E TA N D E M P R O J E C T E N
63
Daarnaast wil het project het maatschappelijke draagvlak versterken door mensen opnieuw in contact brengen met het fenomeen ‘stilte’, door nieuwe mogelijkheden tot beleving van akoestische en innerlijke stilte te verkennen en aan te reiken vanuit verschillende invalshoeken en temidden van de overheersende cultuur van het lawaai. Tot slot wil het een open, multidisciplinaire benadering van het thema stilte, rust en ruimte tot stand brengen, met aandacht voor verdieping binnen verschillende professionele disciplines (landbouw, leefmilieu, gezondheidszorg, onderwijs, welzijn, kunst en cultuur, erfgoedzorg, ruimtelijke ordening, architectuur, filosofie, justitie, ...).
Doelgroep In de beginfase zijn de doelgroepen beperkt tot de in- en omwonenden van het stiltegebied Dender-Mark, de lokale overheden, professionelen in tal van aanverwante domeinen, evenals kunstenaars, filosofen en auteurs. In een latere fase wordt de doelgroep uitgebreid tot iedereen in de samenleving die belangstelling heeft voor de thema’s stilte, rust en ruimte.
Omschrijving van het project Midden de jaren ’90 werd het gebied tussen Dender en Mark uitgekozen als potentieel stiltegebied door de provincies Vlaams-Brabant en Oost-Vlaanderen. Dit was de aanleiding voor een aantal lokale betrokkenen om een draagvlak voor dit stiltegebied bij de omwonenden te creëren. Zonder draagvlak mist een stiltegebied immers inhoud en reikwijdte en hebben bindende afspraken rond het beheer van en de omgang met stiltegebieden geen zin. Werken aan draagvlakverbreding omhelst het opbouwen van een gemeenschappelijke visie, een positieve communicatie, voldoende energie voor overleg en een stapsgewijze aanpak. Dit traject begon met vele individuele gesprekken, met een zorgvuldige afstemming tussen bewoners, ambtenaren en beleidsmensen (in dit geval gemeentelijk, provinciaal en gewestelijk) en het scheppen van vertrouwen door een aanstekelijke, positieve benadering. Het gaat om het voortdurend wekken van aandacht en waardering voor een zeldzame kwaliteit die er is. Deze eerste sensibilisatie leidde tot de ondertekening van een samenwerkingsprotocol door de verschillende bevoegde instanties. Na de ondertekening werd de nood aan een meer structurele en permanente (lokale) ondersteuning onderkend, om deze stiltezorg op een duurzame wijze vorm en inhoud te geven. Sinds 2002 maakt vzw Centrum Waerbeke werk van een geïntegreerd en integraal stilteforum door geleidelijke, gerichte bewustmaking, zowel lokaal als bovenlokaal.
Rol van de partners Het Centrum Waerbeke is een initiatief van geïnteresseerde bewoners en sympathisanten die op vrijwillige basis een uitgebreid netwerk van ambtenaren, beleidsmensen, deskundigen, kunstenaars en sympathisanten inspireren en aanmoedigen. Gemeentebesturen, provinciebesturen en Aminal (inclusief het gewestelijk natuur- en milieucentrum De Helix) spelen een belangrijke rol bij de maatschappelijke verankering van het stilteproject binnen het openbare domein en de sensibilisatie van het publiek.
64
A M B I T I E U Z E TA N D E M P R O J E C T E N
Communicatiemiddelen en campagnematerialen R R R R R R
kleurenfolder met begeleidende brief van de drie burgemeesters (in 2001); milieudiensten van de gemeenten en Centrum Waerbeke als lokale aanspreekpunten. brieven en folders; mond-aan-mond-communicatie; gerichte perscontacten; reflectiemomenten met een klankbordgroep, bestaande uit bewoners en genodigden met verschillende professionele achtergronden.
Meerwaarde
© Patrick De Spiegelaere
De integrale en geïntegreerde benadering van de initiatiefnemers creëert,in nauw overleg met alle betrokken overheden, een verbindende dynamiek over de bestaande traditionele tegenstellingen heen.Een stiltegebied is een zichtbaar en ervaarbaar sensibiliseringsinstrument rond levenskwaliteit.Wanneer het als wapen wordt ingezet in de strijd tegen geluidshinder verliest het echter aan betekenis en impact.Door te kiezen voor de positieve,verbindende benadering worden weerstanden langzaam overwonnen en komt geleidelijk aan een maatschappelijk draagvlak tot stand dat het stiltegebied Dender-Mark als proefproject diep en breed maatschappelijk verankert en tot model maakt voor andere potentiële stiltegebieden in Vlaanderen.
Knelpunten Om een maatschappelijk draagvlak voor het initiatief op te bouwen is een integrale en geïntegreerde benadering aangewezen. Op dit ogenblik benadert de Vlaamse overheid het thema ‘stiltegebieden’uitsluitend vanuit het hinderbeleid binnen het domein leefmilieu. Bevordering van stiltekwaliteit in de samenleving is evenwel niet te vatten binnen één beleidsdomein. Ook andere beleidsdomeinen zoals gezondheidszorg, cultuur (kunsten, erfgoed- & landschapszorg, socio-cultureel werk), welzijn, ruimtelijke ordening, landbouw, onderwijs, justitie, enz. dienen op termijn met het project te worden verbonden. Communicatie is delicaat en arbeidsintensief:‘stilte’roept bij sommigen het stigma van ‘geboden en verboden’op. Respect voor akoestische stilte wordt echter opgewekt door de visie op stilte te verruimen en te verdiepen. Communicatie moet daarom zorgzaam worden gevoerd en zoveel mogelijk boven de bestaande,
A M B I T I E U Z E TA N D E M P R O J E C T E N
65
traditionele maatschappelijke tegenstellingen uitgaan. Zo is de ontwikkeling van een stiltegebied gebaat bij een positieve samenwerking met landbouworganisaties (bvb. Landelijke Gilden, KVLV, e.a.) en met alle instanties die van oudsher bijdragen tot de levenskwaliteit op het platteland (bvb. parochies, scholen, socio-culturele verenigingen, welzijnsorganisaties, e.a.). De noodzaak voor een permanente coördinatie op het terrein vergt een flexibele opstelling vanwege de overheid. Alleen een goede wisselwerking tussen overheid en privé-initiatief kan een verdere organische ontwikkeling en een duurzame dynamiek waarborgen.
Resultaten Het gaat om het eerste officieel erkende,grensoverschrijdende (intergemeentelijk en interprovinciaal) stiltegebied in Vlaanderen,waaraan verschillende partners meewerken:drie gemeenten (Galmaarden, Geraardsbergen en Ninove), twee provincies (Oost-Vlaanderen en Vlaams-Brabant) en het Vlaamse Gewest. De Koning Boudewijnstichting verleent haar medewerking aan de opbouw van Centrum Waerbeke. Een toenemende goodwill bij de lokale overheden en bevolking wordt nog het mooist van al aangetoond door het opstarten van aanverwante initiatieven vanuit de bevolking, zoals stiltewandelingen, open kerken, kunstinitiatieven, stiltelogementen, hoevetoerisme, publicaties, enzovoort.
9
Centrum Waerbeke vzw Dirk Sturtewagen Waarbekeplein 19 9500 Geraardsbergen (Waarbeke) T. 0476/59.27.15 E.
[email protected].
En in de praktijk Hier wordt ingezoomd op de draagvlakverbreding in het stiltegebied Dender-Mark. Daarnaast belichten we ook de aanpak van de provincie Limburg met betrekking tot haar stiltegebieden.
Stiltegebied Dender-Mark: hoe creëer je een draagvlak voor het stilteverhaal? Dirk Sturtewagen, coördinator van vzw Centrum Waerbeke in het Stiltegebied Dender-Mark, vertelde ons hoe het draagvlak voor het stilteverhaal langzaam vorm kreeg in de streek. R Aanzet tot het initiatief ‘In de tweede helft van de jaren ’90 lieten de provincies Vlaams-Brabant en Oost-Vlaanderen in samenwerking met het Vlaamse Gewest verschillende geselecteerde gebieden aan een uitgebreid akoestisch onderzoek onderwerpen. De studies brachten aan het licht dat in het gebied tussen Dender en Mark, op het grondgebied van Galmaarden, Ninove en Geraardsbergen (rond de provinciegrens) een uitstekende stiltekwaliteit heerst. Dit akoestisch waardevol gebied van circa 28 km2 omvat landbouwgebied, dorpskernen, bossen en natuurgebieden’.
66
A M B I T I E U Z E TA N D E M P R O J E C T E N
‘Tegelijkertijd leefde de idee bij een aantal inwoners van Galmaarden om de waarde van stilte, rust en ruimte als verbindende kwaliteit naar voor te schuiven en mensen uit verschillende levenssferen met verschillende levensvisies hieromtrent met elkaar in contact te brengen. In een concreet voorstel werd vanuit deze groep de meerwaarde van het stiltegebied op papier gezet en besproken in de Milieuadviesraad van Galmaarden.Vooral de uitzonderlijke betekenis van deze zeldzaam stille, landelijke gemeente binnen het algemeen door geluidshinder geplaagde Vlaamse Gewest werd hierin benadrukt. De raad schaarde zich unaniem achter dit idee om de stiltekwaliteit op het eigen grondgebied te erkennen en waarderen en bracht een positief advies uit aan het College’. R Gemeenten over de streep ‘Sommige lokale mandatarissen waren aanvankelijk niet overtuigd en maakten zich zorgen over de toekomst van de landbouwsector, die binnen de eigen gemeente bijzonder actief is. De Bond Beter Leefmilieu werd daarom uitgenodigd om op een open milieuadviesraad toe te lichten dat de afbakening van dit stiltegebied voornamelijk een meerwaarde inhoudt en kansen meebrengt voor de betrokken gemeenten. Historisch met het gebied verbonden economische activiteiten zoals landbouw kunnen vanzelfsprekend gewoon doorgaan. Het betekent alleen dat nieuwe grootschalige en lawaaierige activiteiten zoveel mogelijk geweerd worden. Open overleg met alle betrokken partijen is essentieel om een draagvlak te creëren en om dit stiltegebied reële kansen te geven’. R Samenwerkingsprotocol ‘Er is geen wettelijke verankering voor de afbakening van het stiltegebied. Om te voorkomen dat de lokale overheid het stiltegebied Dender-Mark te vrijblijvend zou interpreteren, was het aangewezen om een samenwerkingsprotocol op te maken dat ondertekend werd door alle betrokken partijen. Op die manier ontstaat een belangrijk communicatief moment en worden de begrippen en engagementen door alle partijen officieel erkend en onderschreven. Deze logische volgende stap werd gezet in oktober 2001.’ Samenwerkingsprotocol In oktober 2001 werd aan de rand van het stiltegebied een samenwerkingsprotocol ondertekend door de Vlaamse Minister van Landbouw en Leefmilieu, de besturen van de provincies Vlaams-Brabant en Oost-Vlaanderen en van de drie betrokken gemeenten. Hierdoor wordt het proefgebied Dender-Mark ook politiek gedragen en verankerd. Een permanente werkgroep samengesteld uit ambtenaren van de twee provincies, de drie gemeenten, de Vlaamse administratie van leefmilieu (Aminal) en deskundigen, staat in voor de opvolging van het project. Dit samenwerkingsprotocol is een intentieverklaring, respecteert de autonomie van ieder bestuur en houdt geen wettelijke verplichtingen in. De betrokken besturen engageren zich om bij alle relevante beleidsbeslissingen rekening te houden met de vrijwaring van de stilte in het gebied en om structureel overleg te plegen via de permanente werkgroep. Hierin wordt jaarlijks een actieplan met maatregelen opgesteld en voorgelegd aan de betrokken besturen die deze maatregelen in consensus goedkeuren en uitvoeren via de geijkte procedures.
A M B I T I E U Z E TA N D E M P R O J E C T E N
67
R Een draagvlak creëren rond levenskwaliteit ‘Vanaf het prille begin hebben we aandacht besteed aan de creatie van een breed draagvlak voor het stiltegebied en de veelzijdige betekenis van stilte die hier onlosmakelijk mee verbonden is. Het thema stilte nodigt vanzelf uit tot een aparte benadering.We kiezen daarom voor een organisch traject van maatschappelijke ontsluiting waarbij leefmilieu en cultuur elkaar ontdekken. Een stiltegebied is cultureel erfgoed – een monument – dat verwijst naar de invloed van stilte en rust in het persoonlijke en maatschappelijke leven. Deze benadering communiceert het stiltegebied niet als een toeristische trekpleister of recreatiezone, maar als een permanente inspiratiebron. Op deze manier wordt een aanzuigeffect vanuit dit specifieke stiltegebied vermeden. De aanpak is dus voortdurend gericht op een verdere verbreding van het maatschappelijk draagvlak rond het thema stilte als levenskwaliteit. Hierin onderscheidt het proefproject stiltegebied Dender-Mark zich eventueel van andere initiatieven. Eén jaar na de ondertekening van het samenwerkingsprotocol concretiseerde de draagvlakverbreding zich o.a. in: R de huis-aan-huisbedeling in en om het gebied (circa 9.000 ex.) van een informatieve kleurenfolder met een begeleidende brief van de drie burgemeesters; R de aanleg en bekendmaking van vier bewegwijzerde stiltepaden voor wandelaars in samenwerking met de toeristische diensten van beide provincies; R het maken van afspraken met natuurorganisaties die in dit gebied reservaten beheren; R de keuze van het natuureducatief centrum de Helix om in 2004 een tentoonstelling te organiseren rond het thema geluid en stilte, stiltegidsen op te leiden en stiltewandelingen aan te bieden aan gezinnen, scholen, e.a.; R het gericht informeren van bepaalde perscontacten zodat het stilteverhaal met een positieve weerklank een zo groot mogelijk publiek bereikt en sensibiliseert’. ‘In nauw overleg met de permanente werkgroep richtten enkele bewoners en sympathisanten van het stiltegebied een vzw op met de naam ‘Centrum Waerbeke’. Het Centrum bevordert een integrale visie op het thema stilte. Zo organiseerde Centrum Waerbeke in het voorjaar van 2003 verschillende bijeenkomsten van een klankbordgroep, zorgvuldig samengesteld met personen uit een grote verscheidenheid aan disciplines: artsen, palliatieve werkers, landbouwers, ambtenaren (leefmilieu en cultuur), welzijnswerkers, kunstenaars, schrijvers, natuur- en landschapsbeheerders, architecten, leerkrachten, een rechter, enz. De concrete bijdragen van zoveel verschillende boeiende mensen zijn ongelooflijk belangrijk om de visie te verruimen. In een publicatie zouden we dit nu beschikbaar willen maken voor een ruimer belangstellend publiek.’ Centrum Waerbeke Om inspirerende uitwisseling rond ‘stilte’te stimuleren en deze thematiek toegankelijk te maken voor de bevolking is het zinvol om een zichtbaar, lokaal herkenningspunt te installeren op het terrein.Zo dient Centrum Waerbeke zich aan als een aanspreekpunt,een mogelijk bezoekerscentrum temidden van het eerste Vlaamse stiltegebied.Haar open,multidisciplinaire visie en aanpak kan sprekend worden weergegeven via de illustratie hiernaast (kwaliteiten van stilte in relatie tot beleidsdomeinen): Het Centrum verwierf in 2003 een leegstaand gebouw in het centraal gelegen dorp Waarbeke (deelgemeente van Geraardsbergen). Binnen afzienbare tijd zal de mogelijkheid bestaan om vanuit dit patrimonium mensen te sensibiliseren en bij elkaar te brengen, initiatieven rond stiltebeleving te inspireren, te stimuleren en te coördineren. Het Centrum speelt een verbindende rol tussen tal van individuen en instanties.
68
A M B I T I E U Z E TA N D E M P R O J E C T E N
Zo zullen zeven kerkgebouwen in en om het gebied voortaan permanent toegankelijk worden gemaakt voor stiltebezoekers. Een stiltepad bestaande uit vier onderling verbonden lussen is in het gebied uitgewerkt (d.m.v. signalisatie en een kennismakingsfolder). Stiltegidsen zullen vanaf 2004 beschikbaar zijn ondermeer voor gezinnen en scholen die het gebied bezoeken. Er komt een publicatie waarin een 20-tal mensen met uiteenlopende persoonlijke en professionele achtergronden de werkzaamheid van stilte in het eigen leven en werk tot uiting brengen.
De uitbouw van een stiltegebied is in de eerste plaats gebaat bij een positieve, enthousiasmerende benadering. Het gaat in al deze gebieden om de vrijwaring van een uitzonderlijke akoestische kwaliteit, wat geen statisch en betuttelend gegeven is, maar een mogelijkheid om te werken en te communiceren rond levenskwaliteit, rond wat mensen verbindt. Regulering van het stiltegebied kan nooit een doel op zich zijn. Dit kan eventueel wel het resultaat zijn van volgehouden sensibilisatie en bewustmaking.
Stiltegebieden en stiltewandelingen in Limburg Als resultaat van het geluidsonderzoek in de provincie Limburg in de jaren ‘90 werden drie stiltegebieden in kaart gebracht: het natuurdomein Gerhagen (Tessenderlo), Altenboek (Voeren) en Stamprooierbroek (Bocholt, Bree, Kinrooi). De provincie Limburg heeft reeds jarenlang oog voor de waarde die ‘stiltegebieden’leveren.‘Stilte is kostbaar’was de motor achter de provinciale aanpak om de drie afgebakende stiltegebieden zoveel mogelijk open te stellen voor de hele bevolking. Motivatie tot oprichten van stiltegebieden De provincie stelt vast dat er een tendens is dat mensen steeds meer natuurlijke gebieden opzoeken voor passieve en actieve recreatie om even te bekomen van de jachtige levensstijl in onze snelle maatschappij. Om tegemoet te komen aan de noden van de bevolking wil de provincie
A M B I T I E U Z E TA N D E M P R O J E C T E N
69
de weinige gebieden die nog rust waarborgen beschermen en op een gepaste manier open stellen voor het publiek. Doelstellingen Op een gestructureerde manier worden stiltegebieden afgebakend met als doel het‘akoestisch klimaat’in deze gebieden te behouden door deze gebieden zoveel mogelijk te vrijwaren van geluidshinder. De provincie wil zoveel mogelijk mensen de gelegenheid bieden om kennis te maken met deze stiltegebieden. Hiertoe worden stiltewandelingen aangeboden, onder begeleiding van gespecialiseerde stiltegidsen. Via sensibilisatie, educatie en samenwerkingsovereenkomsten wordt het unieke karakter van deze gebieden benadrukt. Meerwaarde voor gemeenten Gemeenten die zachte recreatie willen aanmoedigen,hebben via de formule met stiltegidsen en stiltetas,een extra troef in handen om een ruim publiek (recreanten,scholen,instellingen,enzovoort) te enthousiasmeren. De toenemende interesse in de provincie Limburg bewijst dat er zeker vraag is naar dit soort initiatieven: in 2000 werden 18 wandelingen begeleid, in 2001 39 en in 2002 62.
Bertie Van Der Lee, educatief medewerker van het Provinciaal Natuurcentrum Limburg (Het Groene Huis), geeft toe dat deze formule succes kent:‘Het aantal wandelingen neemt elk jaar toe evenals de interesse bij de doelgroepen.Waar tijdens de eerste jaren vooral scholen (lager en secundair) geïnteresseerd waren in het aanbod, zijn nu steeds meer volwassenengroepen en individuen vragende partij voor een educatieve rondleiding begeleid door een stiltegids. De stiltetas met decibelmeter en stethoscoop -om de sapstromen van de bomen te horen- geeft een educatieve meerwaarde die gesmaakt wordt door jong en oud.’
9
Provinciaal Natuurcentrum Limburg het Groene Huis Domein Bokrijk 3600 Genk T. 011/26.54.65 E.
[email protected]
Inpasbaar in de samenwerkingsovereenkomst? Gemeenten die een gelijkaardig project in aanmerking willen laten komen voor de samenwerkingsovereenkomst, houden best rekening met volgende opmerkingen. R Cluster burgers en doelgroepen: het project komt eventueel in aanmerking voor deze cluster onder niveau 1. R Cluster hinder: het project komt binnen deze cluster eventueel in aanmerking voor subsidies onder niveau 1. R Cluster gebiedsgericht beleid :het project kan eventueel ingepast worden onder niveau 3 van deze cluster.
70
A M B I T I E U Z E TA N D E M P R O J E C T E N
Vrijwilligersproject Igemo GEMEENTE OF REGIO I N I T I AT I E F N E M E R PA RT N E R D O E L P R OJ E C T
DUUR BUDGET SAMENWERKINGSOV E R E E N KO M ST
BEGELEIDING DOOR NGO’S
© Igemo
11
Vier gemeenten in het werkingsgebied van de intergemeentelijke vereniging Igemo Igemo Vier gemeenten uit de Igemo-regio R De bestaande vrijwilligerswerking uitbreiden en vernieuwen, R De bestaande compostmeesterwerking integreren in nieuwe vrijwilligersbeleid, R De doelgroepenwerking ondersteunen. Meer dan 2 jaar Meer dan c 25.000 Dit project kadert in: R Burgers en doelgroepen niveau 2 R Vaste stoffen niveau 2 R Water niveau 1 R Energie niveau 1 Geen, behalve voor de tien gemeenten in het werkingsgebied van Igemo
Doelstellingen Het doel is de bestaande vrijwilligerswerking uitbreiden en vernieuwen om de tien gemeenten van het Igemo-werkingsgebied te ondersteunen omtrent duurzaam lokaal milieubeleid. Dit betekent concreet: R het toevoegen van nieuwe thema’s aan de huidige vrijwilligerswerking met uitbouw van een vrijwilligersondersteuning rond de thema’s energie, water, natuur en duurzaam consumeren; R een vernieuwde visie en aanpak ontwikkelen m.b.t. de vrijwilligerswerking; R de reeds vijf jaar bestaande actieve compostmeesterwerking in de regio integreren in de vernieuwde strategie.
Doelgroep R De (tien) gemeenten uit de werkingsregio van Igemo (vier van de tien gemeenten in de Igemo-regio gaan in 2003 als partner met dit project aan de slag); R de inwoners uit deze gemeenten.
A M B I T I E U Z E TA N D E M P R O J E C T E N
71
Omschrijving van het project Igemo stimuleert en ondersteunt de vier gemeenten die zich kandidaat stelden, bij de concretisering van hun beleid rond milieu en duurzame ontwikkeling en in het bijzonder bij de vertaling hiervan naar hun burgers via een vrijwilligerswerking.Vrijwilligers spelen in dit proces een cruciale rol.Vaak zijn gemeentelijke ambtenaren immers overbelast door de reguliere taken of dienstverlening en worden ze nog te vaak geassocieerd met een ‘streng’ - zij het noodzakelijk- handhavingsbeleid. Door het inschakelen van vrijwilligers brengt Igemo het thema ‘duurzame ontwikkeling’dichter bij de burger: vanuit het sociale gebeuren in de gemeente en door hun belangeloze inzet hebben vrijwilligers snel toegang tot de gewone man en vrouw en dichten op die manier de kloof tussen de burger en het gemeentelijk beleid. De vrijwilligerswerking wil vooral het sensibiliserend aspect naar de burgers toe invullen (zowel wat betreft de afvalpreventie als het milieuvriendelijk productgebruik).Via een uitgekiend actieplan maakt Igemo haar visie omtrent het vrijwilligersproject concreet. Vo l g e n d e e l e m e n t e n m a k e n d e e l u i t va n h e t a c t i e p l a n : R Voldoende ruimte creëren binnen de interne organisatie om de vrijwilligerswerking professioneel te ondersteunen. Dit houdt onder andere in: voldoende tijd vrijmaken, campagnes en campagnematerialen uitwerken voor de werving van vrijwilligers, het begeleiden van informatiemomenten in de vier deelnemende gemeenten, de redactie van promotieartikels en verspreiding via een waaier van kanalen, het organiseren van een dynamische startactiviteit, basisopleidingen en specialisatieopleidingen, enz. Deze verschillende activiteiten en aandachtspunten worden gemeten en opgenomen in het takenpakket van de verantwoordelijke voor de vrijwilligerswerking. R Het afbakenen van concrete activiteiten waarvoor de vrijwilligers zich kunnen inzetten. Dit betekent het opstellen van een weldoordacht aanbod waarbij de vrijwilligers zich via een duidelijk afgebakende taakopdracht kunnen inzetten. Een greep uit dit aanbod: compostkid en begeleiding in scholen, Econcerto i.s.m. Natuurpunt-Dijle-vallei, de campagne ‘Met belgerinkel naar de winkel’, energiemeester voor een groep van gezinnen, creatie van een duurzaamheidstentoonstelling. R Het ontwikkelen van een instrument waarbij duurzaamheid gekoppeld wordt aan iets tastbaar, zoals een duurzaamheidskaart.Via deze kaart kan de burger bij duurzame aankopen of duurzame handelingen punten sparen die op hun beurt als bonus worden ingebracht bij volgende duurzaamheidsaankopen of –activiteiten. Op die manier vormt deze kaart een ‘rode draad’doorheen alle duurzaamheidsactiviteiten in de regio. R Het organiseren van deze activiteiten en het ondersteunen van de vrijwilligers is alleen succesvol indien voldoende tijd wordt besteed aan netwerking. Op die manier wordt de Igemo-werking versterkt door een samenwerking met partners. Deze netwerking vertaalt zich in scholenoverleg, overleg met VLACO rond de composteerinitiatieven, regelmatig overleg met de vier betrokken gemeenten, contacten met NGO’s actief op het vlak van Duurzame Ontwikkeling zoals BBL,Wereldwinkels,Velt,WWF, Ecolife, Natuurpunt, CVN, of andere relevante organisaties zoals CIS, KWB, ACW, enz.
Rol van de initiatiefnemer en partners R Igemo Igemo werkte een visie uit rond de vrijwilligerswerking en geeft deze werking een structurele plaats binnen haar beleid.Dit uit zich in een concreet actie- en stappenplan waarmee de gemeenten benaderd werden. Igemo coördineert in samenspraak met de betreffende gemeenten de vrijwilligerswerking binnen het gebied.
72
A M B I T I E U Z E TA N D E M P R O J E C T E N
R Vier deelnemende gemeenten Berlaar, Bonheiden, Duffel, Sint Katelijne Waver geven vrijwilligers een rol bij de uitwerking van hun duurzaamheidsbeleid. De keuze voor deze vrijwilligerswerking betekent concreet voor de gemeente: - het ter beschikking stellen van vergaderlokalen; - de milieuambtenaar de taak toebedelen om de initiatieven van de vrijwilligers op te volgen; - het inschakelen van gemeentelijke diensten voor de materiële en logistieke ondersteuning van de vrijwilligerswerkgroep; - een beleidskeuze die in het Milieujaarprogramma (MJP) kan vastgelegd worden onder de Cluster ‘Burgers en Doelgroepen’; - het concrete aanbod van Igemo vertalen naar de eigen gemeente: mogelijkheden en knelpunten signaleren aan Igemo, het verruimen van het draagvlak in de gemeente, aanbrengen van sleutelfiguren of sleutelorganisaties. Zo leverde Igemo bij de concrete campagne ‘klimaatwijken’het idee, de begeleiding, een persmoment en het promotiemateriaal aan de gemeente. De gemeente geeft op haar beurt haar fiat over dit concrete project en is verantwoordelijk voor het inzetten van deze promotiemiddelen op de juiste plaats en tijd , …
Communicatiemiddelen en campagnematerialen R R R R R
publicatie van artikels voor het werven van vrijwilligers; folders: een algemene folder en een specifieke folder voor bepaalde (thema’s) acties; affiches, wervingsbrochures (kaartjes); vrijwilligersbrochure; per thema een informatiepakket (PP-presentatie) met achtergrondinformatie, educatief materiaal, enz.
Op PDF is het volgende beschikbaar op www.tandemweb.be: de vrijwilligersfolder, fiches en affiches ter promotie van vier concrete vrijwilligersacties, de energiekrant (extra promotie voor de actie ‘klimaatwijk’)
Meerwaarde Via een professionele uitbouw van de vrijwilligerswerking creëert Igemo een breder draagvlak rond het gemeentelijk duurzaamheidsbeleid bij de bevolking.Vrijwilligers spelen immers een onvervangbare rol bij het vertalen van de abstracte en theoretische begrippen zoals duurzame ontwikkeling naar begrijpbare en concrete acties op maat van de burger. Aangezien het opzetten van een vrijwilligersbeleid tijdrovend is en de nodige deskundigheid vereist, betekent het aanbod van Igemo om de gemeenten professioneel te ondersteunen hieromtrent een belangrijke meerwaarde. Dit wordt nog versterkt door de nauwe contacten die Igemo onderhoudt met het beleid en de administratie op vlak van duurzaamheid. Igemo vervult met zijn keuze voor de uitbouw van een professioneel vrijwilligersbeleid een pioniersfunctie die kan uitgroeien tot een toonvoorbeeld voor andere intercommunales en NGO’s in Vlaanderen.
Knelpunten Het succes van de formule is afhankelijk van de mate waarin de gemeente en de intercommunale investeren in een continue begeleiding van de vrijwilligers. Dit vraagt een voortdurende zorg en aandacht van de ‘vrijwilligersverantwoordelijke’.Tevens is het van primordiaal belang dat ook het management deze keuze in al zijn consequenties ondersteunt. Een professionele aanpak vraagt een professioneel kader wat voldoende middelen impliceert voor het loon van een ‘vrijwilligersverantwoordelijke’of een team (bij de intercommunale) .In de huidige samenwerkings-
A M B I T I E U Z E TA N D E M P R O J E C T E N
73
overeenkomst wordt slechts een geringe financiële vergoeding voorzien voor initiatieven in het kader van de cluster ‘burgers en doelgroepen’,waarin dit vrijwilligersbeleid nochtans zijn rechtmatige plaats mag opeisen.
Resultaten 30 mensen reageerden op de oproep van Igemo; 25 vrijwilligers werden geselecteerd; deze 25 mensen namen deel aan de basisopleiding van twee avonden; deze 25 mensen namen deel aan (één van) de gespecialiseerde opleidingen: duurzaam consumeren, water en energie en compostmeester; R vier concrete projecten werden weerhouden voor het eerste jaar: energiewijkmeesters, interactieve tentoonstelling rond duurzaamheid, scholenwerking en compostmeesterwerking; R reacties en voorstellen van bestaande en nieuwe vrijwilligers omtrent de vier voorgestelde projecten (september 2003)
R R R R
9
Igemo Kris Dens, duurzaamheidmedewerker Schoutetstraat 2 2800 Mechelen T. 015/44.84.76 E.
[email protected] Bart De Coster T. 015/29.47.54 E.
[email protected] W. www.igemo.be
En in de praktijk Een geïnteresseerde gemeente informeert in eerste instantie best naar interesse bij haar buurgemeenten of andere gemeenten binnen een bepaalde regio. Een deskundige aanpak van deze vrijwilligerswerking omhelst immers een behoorlijk takenpakket voor één (kleine) gemeente.Verder biedt de aanpak van Igemo een mooi en concreet kader dat kan dienen als voorbeeld. Belangrijk is het feit dat elke gemeente of regio een eigen visie en plan opmaakt omtrent de gewenste vrijwilligerswerking. Dit biedt de meeste garanties op een doorleefd en aangepast stappenplan op maat van de eigen regio.
Motivatie Vrijwilligers spelen een aanvullende en essentiële rol in gemeenten die de kloof tussen burger en gemeentelijke overheid willen verkleinen. De milieuambtenaar staat vaak te veraf van de plaatselijke bevolking, woont niet steeds in de gemeente, moet regelgeving en handhaving opvolgen, heeft niet steeds voldoende tijd,… Bewoners aanzien het werk van vrijwilligers als belangeloze arbeid die niet gebonden is aan een politieke kleur. Bovendien is de drempel om vrijwilligers aan te spreken vaak lager dan het aankloppen bij een gemeentelijk informatieloket. Vrijwilligers versterken precies het gemeentelijk duurzaamheidsbeleid op voorwaarde dat de gemeenten zich engageren voor de uitwerking van activiteiten en de vorming van deze mensen. Op die manier ontstaat er een evenwichtige wisselwerking.
74
A M B I T I E U Z E TA N D E M P R O J E C T E N
Aanpak Vrijwilligers bieden een meerwaarde voor de gemeente op voorwaarde dat zij structureel ondersteund worden. Een duidelijk kader, een goede structuur, een laagdrempelig aanspreekpunt, permanente dialoog en betrokkenheid evenals duidelijke afspraken en bijsturing zijn nodig. Het is bijgevolg essentieel aandacht te besteden aan: R Het uitwerken van een visie: Waarom wil de gemeente aan de slag met vrijwilligers? Wat is de meerwaarde? Waar situeren zich de knelpunten? R De uitwerking van een actieplan: Welke activiteiten willen we opzetten waarbij vrijwilligers een rol spelen? Hoe werven we vrijwilligers? Wie volgt hen op? Hoe worden ze gevormd en ondersteund?
Ve r l o o p va n h e t p r o j e c t b i j I g e m o R Fa s e 1 : v i s i e o n t w i k k e l i n g Igemo heeft reeds vijf jaar ervaring met vrijwilligersondersteuning rond composteren waarbij 300 compostmeesters werden opgeleid. De compostmeesters zetten zich in in de scholenwerking, op gemeentelijk vlak, ondersteunden sociaal-culturele organisaties rond dit thema, enz. Igemo erkent zeer duidelijk de meerwaarde van vrijwilligers en wil via een professionele aanpak ook vrijwilligers inzetten in het kader van hun duurzaamheidsbeleid. Dit betekent dat de bestaande vrijwilligerswerking rond thuiscomposteren uitgebreid wordt naar andere thema’s zoals: R het aanmoedigen van zuinig energie- en watergebruik; R het overtuigen van buren en kennissen om minder verpakkingsafval te kopen; R het gebruik van milieuvriendelijke producten promoten; R het informeren rond zuinig watergebruik; R de verkeersveiligheid een handje helpen door het opzetten van een fietspooling. R Fa s e 2 : h e t u i t s t i p p e l e n va n d i t v r i j w i l l i g e r s b e l e i d Dit houdt in dat een beleidsdocument wordt opgemaakt waarin verschillende elementen aan bod komen. Zo wordt concreet omschreven welk soort vrijwilligers men zoekt (hoeveel uur per maand zij ter beschikking zijn, over welke vaardigheden zij best beschikken, vanuit welke motivatie zij als vrijwilliger willen fungeren…). Vervolgens komt de gevolgde procedure voor de werving en de opleiding van vrijwilligers gedetailleerd aan bod. Men begint steeds met een verkennend gesprek dat peilt naar voorkennis, ervaring, vaardigheden, motivatie.Vervolgens volgt de vrijwilliger de basisopleiding en meestal een gespecialiseerde opleiding inclusief stage. Veel zorg gaat uit naar het opmaken van takenpakketten voor vrijwilligers waaruit deze zelf kunnen kiezen: willen zij fungeren als helper, als medewerker of als verantwoordelijke voor een bepaalde activiteit of een bepaald thema? Erg belangrijk is de opmaak van een duidelijke en gedetailleerde omschrijving van de taken en verantwoordelijkheden van de vrijwilligersverantwoordelijke (telefonische ondersteuning, organiseren van de opleidingen, aanmaak van promotiemateriaal en campagnemateriaal, enz) en van het beschikbare budget. Bij het uitstippelen van het vrijwilligersbeleid moet steeds rekening worden gehouden met de behoeften en verwachtingen van de vrijwilligers. Uit onderzoek blijkt dat de ‘nieuwe’vrijwilliger kiest voor kortdurende projecten waarvoor hij/zij zich wil inzetten. De vrijwilliger wil een concrete bijdrage leveren en er voor zichzelf ook iets uit leren. De meeste vrijwilligers willen regelmatig wisselen van opdracht of thema. Dit staat enigszins in contrast met de ‘traditionele vrijwilliger’die eerder koos/kiest voor een vereniging waar-
A M B I T I E U Z E TA N D E M P R O J E C T E N
75
bij hij aansluit en waaraan hij/zij soms levenslang meewerkt. In de vrijwilligerswerking wordt er naar gestreefd om voor alle vrijwilligers een taak aan te bieden waarin ze zich kunnen vinden. R Fa s e 3 : h e t u i t w e r k e n va n e e n a c t i e p l a n Als de twee eerste stappen gezet zijn, is de tijd aangebroken om aan de slag te gaan met een concreet actieplan waarin de thema’s en activiteiten overzichtelijk gebundeld worden per jaar. Igemo legde het eerste jaar volgende activiteiten vast: R startmoment (persactie en communicatiecampagne) ter bekendmaking van het vrijwilligersproject; R werving van de vrijwilligers; R screenen van de vrijwilligers ; R organisatie van de basisopleiding; R organisatie van de drie specifieke opleidingen (duurzaam consumeren, water en energie, compostmeester) ; R slotmoment. Het tweede werkjaar bouwde men verder op de resultaten van het eerste jaar en werd aandacht besteed aan: R een dynamisch startmoment per concreet project; R de werving van nieuwe vrijwilligers, een basisopleiding en opleidingen rond communicatie, water en natuur, duurzaam consumeren; R het voorstellen van een keuzeaanbod van vier projecten waaraan vrijwilligers kunnen participeren: energiewijkmeesters, interactieve tentoonstelling rond duurzaamheid, scholenwerking en compostmeesterwerking; R de organisatie van opleidingsmomenten voor de verschillende projecten. R Fa s e 4 : r e g e l m a t i g e va l u e r e n Na anderhalf jaar vernieuwde vrijwilligerswerking stipt het vrijwilligersteam een aantal zinvolle elementen aan die van belang zijn bij het opstarten van een vrijwilligerswerking. Het is van primordiaal belang dat de aangeboden projecten zeer concreet zijn, zodat vrijwilligers direct aan de slag kunnen en op korte termijn resultaat zien van hun eigen inzet. De opleidingen voor de vrijwilligers moeten kaderen in een lange termijn-visie. Zo bakent Igemo de thematische opleidingen in 2003 af in het kader van de projecten die op stapel staan in 2004 en zelfs 2005. Voortdurende aandacht voor netwerking en netwerkopbouw is cruciaal. Samenwerking met milieuorganisaties en verenigingen enerzijds, met administraties en gemeenten anderzijds biedt win-win-situaties: milieuorganisaties bieden technische ondersteuning (know how) terwijl Igemo in samenwerking met de gemeenten sterker is in het bespelen van de burger. Zoeken naar een probleemgerichte aanpak op het juiste niveau: soms vraagt dit een lokale aanpak (binnen één gemeente); soms is een regionale aanpak die de gemeentegrenzen overschrijdt, efficiënter. Vrijwilligers willen erkend worden voor hun input en inzet door de gemeente. Zij verwachten dus een teken van waardering van het gemeentelijk beleid. Het is daarom ook belangrijk dat gemeenten zelf waar mogelijk hun voorbeeldfunctie opnemen. Zo doet het College van Schepen en Burgemeester mee (raadsleden met hun respectievelijke huishoudens) aan één van de campagnes, met name ‘Klimaatwijken’.
76
A M B I T I E U Z E TA N D E M P R O J E C T E N
Inpasbaar in de samenwerkingsovereenkomst? Gemeenten die een gelijkaardig project in aanmerking willen laten komen voor de samenwerkingsovereenkomst, houden best rekening met volgende opmerkingen. R Cluster burgers en doelgroepen: Het project kan passen in de ze cluster onder niveau 2. R Cluster vaste stoffen: het project sluit aan bij deze cluster op niveau 2, meer bepaald bij het hoofdcriterium afvalstoffen (criterium afvalpreventie en het criterium doelgroepenwerking t.a.v. scholen), het hoofdcriterium milieuverantwoord productgebruik (criterium actieve sensibilisatie; eventueel voor verschillende producten afhankelijk van de inhoudelijke invulling) en het criterium doelgroepenwerking t.a.v. scholen. Het hoofdcriterium milieuverantwoord productgebruik - niveau 2 - voor de verschillende producten verwacht naast een actieve sensibilisatie evenwel ook het uitspelen van de gemeentelijke voorbeeldfunctie. Deze gemeentelijke voorbeeldfunctie komt echter niet aan bod in dit project. Gemeenten die niveau 2 willen halen, dienen dus zelf een aanvullend project 'interne milieuzorg' uit te werken waarin ze zichzelf en hun werking als voorbeeld stellen naar de vrijwilligers toe, die zo zien dat de gemeente dezelfde principes hanteert. R Cluster water: dit project reikt ideeën aan rond sensibilisatie en participatie, wat voor de cluster water eventueel in te passen is onder niveau 1. Rond water is er echter geen concreet project opgestart in het voorbeeldproject. R Cluster energie: dit project voldoet ten dele voor de sensibilisatie op niveau 1 binnen deze cluster. Een gemeente die alleen dit project uitvoert, voldoet echter niet volledig voor het criterium sensibilisatie. Er wordt verwacht dat de gemeente acties onderneemt naar verschillende doelgroepen, minimaal naar de inwoners en het eigen personeel.
A M B I T I E U Z E TA N D E M P R O J E C T E N
77
78
A M B I T I E U Z E TA N D E M P R O J E C T E N
© Regionale milieuzorg
12 Retour is terug GEMEENTE OF REGIO I N I T I AT I E F N E M E R PA RT N E R S D O E L P R OJ E C T
DUUR BUDGET SAMENWERKINGSOV E R E E N KO M ST
BEGELEIDING DOOR NGO’S
Gemeente Zonhoven Regionale Milieuzorg BBL, OVAM, UNIZO-Limburg,VVSG, gemeente Zonhoven, Groep C Met een preventie-actie inzake verpakkingsafval een effectieve vermindering van de afvalberg bekomen. Meer dan 2 jaar Meer dan c 25.000 Dit project kadert in: R Burgers en doelgroepen niveau 1 R Vaste stoffen niveau 1 Bond Beter Leefmilieu
Doelstellingen Met een preventieactie inzake verpakkingsafval wil men een effectieve vermindering van de afvalberg bekomen. Meer specifiek zijn de doelstellingen: R een gevoelige toename van het aandeel retourverpakkingen ten opzichte van wegwerpverpakkingen; R sensibilisatie van inwoners, winkeliers, scholen en verenigingen; R ontmoedigen van aanbieden van wegwerpglas.
Doelgroep Het project wil verschillende doelgroepen bereiken: enerzijds de gewone burger, de consument, anderzijds de winkeliers, vooral detailhandel en drankcentrales. Bijkomend wordt er ook speciale aandacht geschonken aan scholen en lokale verenigingen (via het scholenconvenant en het milieucharter voor verenigingen). Door zowel de consument als de winkeliers te sensibiliseren, wordt tegelijk aan de vraag én aan de aanbodzijde gewerkt. Scholen zijn een belangrijke doelgroep voor afvalpreventieprojecten omdat zij over het algemeen veel verpakkingsafval produceren (brik, blik en aluminium). Lokale verenigingen worden betrokken om het draagvlak voor het project te verbreden.
A M B I T I E U Z E TA N D E M P R O J E C T E N
79
Omschrijving van het project R Spaarkaar t De inwoners van de gemeente krijgen een spaarkaart. Op deze kaart worden voor elke aangekochte statiegeldverpakking punten gezet. De gespaarde punten worden op het einde van het jaar omgezet in een premie. Een kleine fles brengt één punt op, een grote fles brengt vijf punten op. Elk punt is een halve eurocent waard, maar de uiteindelijke premie wordt beperkt tot max. c 8,75 (1.750 punten) per gezinslid en per jaar. Na een aantal maanden werd een tombola aan de spaarkaart gekoppeld en krijgt elke kaarthouder per gespaarde schijf van 200 punten automatisch een tombolanummer toegekend. R Overeenkomst winkeliers De deelnemende winkeliers ondertekenen een overeenkomst, die bestaat uit twee delen. Deel 1 is de eigenlijke basisovereenkomst waardoor winkeliers zich verbinden tot het aanbieden van een minimum assortiment retour en het valideren van spaarkaarten wanneer hun klanten retourproducten kopen. Deel 2, de optionele overeenkomst, verbindt de handelaren er toe wegwerpglas in te zamelen. R Glasinzameling Tijdens de loop van het project werd begonnen met de heroriëntatie van de afvalinzameling om het aanbieden van ongewenste afvalsoorten zoveel mogelijk te ontmoedigen. De Zonhovenaren kunnen hun wegwerpglas tegen betaling van c 0.05 per bokaal of fles achterlaten bij de handelaars die hiervoor een overeenkomst ondertekenden met Regionale Milieuzorg. Deze c 0.05 is voor de winkelier. Regionale Milieuzorg zorgt voor een gratis inzameling van het glas bij de deelnemende winkeliers. Daarnaast is het de bedoeling om de glasbollen stelselmatig te verwijderen. Uit verschillende levenscyclusanalyses (LCA’s) blijkt immers dat wegwerpglas het meest milieuonvriendelijke verpakkingsmateriaal is. R Scholenconvenant en milieuchar ter Alle negen Zonhovense scholen ondertekenden de scholenconvenant. In deze scholen is er een verbod op blik, brik en aluminium. In ruil voor deze inspanning krijgen de deelnemende scholen een gratis brooddoos voor de leerlingen en per school een drankfonteintje.Tien verenigingen (o.a. K.V.L.V., Combat Kijutsu,Volkstuin Zonhoven, Basveld Tennisclub) ondertekenden het milieucharter. Zij nemen zich voor om binnen de eigen werking enkel nog retour drankverpakkingen te zullen gebruiken.Verder engageren deze verenigingen er zich ook toe om in hun tijdschrift aandacht te besteden aan het project‘Retour is terug’.
Rol van de partners R Stuurgroep De verschillende partners (Regionale Milieuzorg, BBL, OVAM, UNIZO,VVSG, de gemeente Zonhoven en Groep C) zitten in een stuurgroep, die het project opvolgt, input geeft en waar nodig bijstuurt. Daarnaast hebben de verschillende partners de volgende specifieke taken of rol: R Regionale Milieuzorg De Intercommunale Regionale Milieuzorg is de opdrachtgever en de eindverantwoordelijke van het project. R OVA M OVAM staat in voor de evaluatie van het project. R U N IZO-Limburg Bekendmaking en promotie van het project bij de winkeliers.
80
A M B I T I E U Z E TA N D E M P R O J E C T E N
R VVSG Bij uitbreiding van het project naar andere gemeenten, zal VVSG een ondersteunende rol spelen bij het contacteren en informeren van gemeenten over het project. R Gemeente Zonhoven De gemeente Zonhoven zorgt voor inhoudelijke en praktische ondersteuning van het project en heeft een belangrijke rol in de communicatie naar de inwoners toe (infoloket, artikels in gemeentelijk informatieblad, enz.). R Bond Beter Leefmilieu BBL coördineert het project en staat in voor de praktische uitwerking ervan. BBL zorgt, samen met groep C, ook voor de invulling van het sensibilisatie- en communicatieluik. R Groep C Dit communicatiebureau is verantwoordelijk voor het luik sensibilisatie en communicatie binnen het project.
Communicatiemiddelen en campagnematerialen Voor de communicatie werden heel wat middelen ingezet: R een persconferentie; R persartikels en artikels in tijdschriften; R een website; R folders (algemene folder rond retourverpakkingen, voorstellingsfolder project‘Retour is terug’, folder ‘zet het milieu op de kaart’naar aanleiding van de verlenging van het project); R mailings naar de inwoners van Zonhoven; R affiches ‘doe ze nog eens vol’en ‘de glasbakken gaan op de fles in Zonhoven’; R informatiestickers voor op de glasbakken; R strooibriefjes; R schapkaartjes om de retourverpakkingen in de winkels duidelijk herkenbaar te maken; R infostand en infopaneel; R een helpdesk.
Meerwaarde Het project onderscheidt zich van andere projecten door de combinatie van het werken aan de aanbodzijde (het aanbod producten in retourverpakkingen verhogen) en het aanwenden van een instrumentenmix (financiële prikkels, diftar, sensibilisatie).Via het werken met verschillende doelgroepen (consumenten, handelaars, scholen en verenigingen) wordt een zo breed mogelijk draagvlak gecreëerd.
Knelpunten Het project vraagt een belangrijke financiële investering en is in dat opzicht dus een zwaar project.Vooral in de opstartfase zijn er veel eenmalige kosten. De relatief hoge kostprijs van het project is dan ook te wijten aan het feit dat het gaat om een pilootproject in één gemeente. Als het project uitgebreid wordt naar de 16 gemeenten die onder het werkingsgebied van de intercommunale Regionale Milieuzorg vallen, dan zal de kost van het project per inwoner veel lager liggen. Een ander knelpunt is het feit dat het proefgebied (gemeente Zonhoven) klein is zodat voor bepaalde activiteiten, zoals de glasinzameling, niet de gewenste resultaten konden bereikt worden.
A M B I T I E U Z E TA N D E M P R O J E C T E N
81
Resultaten Het project verloopt in samenwerking met OVAM. Een onafhankelijk onderzoeksbureau zal het project, in opdracht van OVAM, evalueren. Deze resultaten zullen waarschijnlijk pas in de loop van 2004 gekend zijn. Onderstaande resultaten zijn dan ook voorlopig. R Spaarkaar ten Na 15 maanden maken ongeveer 1/3 van de gezinnen in Zonhoven gebruik van de spaarkaart. Bij niet kaartgebruikers vormen comfort en prijs de twee belangrijkste redenen om geen retourverpakkingen te kopen. De premie is voor deze groep onvoldoende hoog om hun gedrag te veranderen. Bij de kaartgebruikers is bekommernis om het milieu (afvalvermindering, milieuvriendelijkheid) belangrijker als argument om deel te nemen dan het financiële aspect. R Overeenkomst met de winkeliers De basisovereenkomst werd ondertekend door 13 handelaars, de optionele overeenkomst (glasinzameling) door 7 handelaars. In de deelnemende winkels is het aanbod producten in retourverpakkingen gestegen en ook de zichtbaarheid van deze producten in de winkel is toegenomen. R Glasinzameling De betalende selectieve inzameling van glas bij de winkeliers heeft weinig succes. Dit heeft in grote mate te maken met het feit dat er nog steeds aantrekkelijker alternatieven (gratis glasbollen in en buiten Zonhoven, containerpark) voorhanden zijn om van afvalglas af te geraken. Op 31 december 2002 waren slechts vijf glasbollen, in de buurt van de deelnemende winkels, verwijderd. R A f va l a n a l y s e De totale hoeveelheid afval van drankverpakkingen (uit de selectieve inzameling en het gedeelte dat nog aanwezig is in de restfractie) in Zonhoven is na één jaar projectwerking afgenomen. De daling is toe te schijven aan de vermindering van de hoeveelheid glasafval van eenmalige glazen drankverpakkingen. Andere eenmalige verpakkingsmaterialen (blikjes, plastic flessen, drankkartons) kennen een toename.Toch is de toename van de hoeveelheid afval van metalen, kunststofverpakkingen en drankkartons lager dan de toename ervan in Vlaanderen.Voor eenmalig glas is er een tegenovergestelde trend waar te nemen (dalende hoeveelheid) ten opzichte van Vlaanderen (stijgende hoeveelheid). Maar dit zijn slechts voorlopige resultaten. De definitieve resultaten van de afvalanalyse zullen in de loop van 2004 gekend zijn.
9
Bond Beter Leefmilieu Vlaanderen Johan Niemegeers Tweekerkenstraat 47 1000 Brussel T. 02/282.17.47 E.
[email protected]. Regionale Milieuzorg Katrien De Volder Grote baan 176 T. 011/52.36.36, E.
[email protected]
82
A M B I T I E U Z E TA N D E M P R O J E C T E N
En in de praktijk Het is niet mogelijk om voor een ambitieus project als ‘Retour is terug’een volledig stappenplan uit te werken. Daarom werd er voor geopteerd in dit deel een aantal belangrijke aandachtspunten te bespreken.
Hoe werden de burgers betrokken? Het project werd officieel gestart met een persconferentie zodat het project werd voorgesteld aan een breder publiek. Alle inwoners kregen bij de start van het project, oktober 2001, een spaarkaart in de bus, samen met de voorstellingsfolder van het project. Nieuwe inwoners ontvingen bij hun inschrijving in de gemeente ook een spaarkaart. Een gratis 0800 nummer ving de meeste vragen op. Via artikels in het infoblad van de gemeente en via een herinneringsbrief in januari 2002 werden achterblijvers aangemoedigd om hun kaart te gebruiken.Vanaf dat moment werd aan de spaarkaart een tombola gekoppeld en kreeg elke kaarthouder per gespaarde schijf van 200 punten automatisch een tombolanummer toegekend. Het doel van de tombola was om de deelnemers blijvend te motiveren nadat het plafond voor de premie bereikt was en om personen die nog niet deelnamen te stimuleren. Aangezien beslist werd om het project te verlengen tot eind 2003,werd in november 2002 opnieuw een mailing gedaan naar de inwoners van Zonhoven.Deze mailing bevatte de folder "Zet het milieu op de kaart" met informatie over de verlenging van het project,de tombola en over de infostand op de markt in Zonhoven.
Hoe werden winkeliers over de streep getrokken? In eerste instantie werd aan alle winkeliers een brief geschreven, verstuurd door UNIZO (Unie van Zelfstandige Ondernemers) waarin het project werd toegelicht. De bedoeling was om een gezamenlijke info-vergadering te organiseren voor alle winkeliers. Het bleek echter onmogelijk de winkeliers voor een dergelijke vergadering te motiveren. Daarom werden alle relevante winkels individueel benaderd.Tijdens individuele bezoeken belichtte men het project, werd het contract besproken, enz. Ook tijdens het verdere verloop van het project werden de winkeliers regelmatig bezocht om praktische vragen te beantwoorden of problemen op te lossen, promotiemateriaal af te leveren, … . Het spreekt vanzelf dat deze individuele benadering veel tijd vraagt.Vandaar dat voor een tweede fase, wanneer het project in meerdere gemeenten zal opgestart worden, deze methode moet aangepast worden. Johan Niemegeers, BBL, vertelt: "Bij de uitbreiding van het project zal gezocht worden naar een minder intensieve benadering, die toch de gewenste resultaten oplevert. Uit het proefproject blijkt dat veel winkels enthousiast zijn over ’Retour is terug’. Het zal dan ook sowieso makkelijker zijn om bij een uitbreiding winkels over de streep te trekken. Bovendien zijn een aantal winkels georganiseerd in samenwerkingsverbanden (bv. drankcentrales) of in een keten (bv. Delhaize). Op die manier moeten niet alle winkels afzonderlijk benaderd worden. Het blijft natuurlijk belangrijk dat alle winkels de mogelijkheid krijgen om mee te stappen in het project. Daarom zullen alle winkels minstens een brief moeten krijgen met daarin de nodige uitleg." Een belangrijke reden voor een winkelier om deel te nemen aan een dergelijk project is klantenbinding. De klanten gaan naar die specifieke winkel omdat ze daar een premie kunnen verdienen én de klanten keren ook terug om hun lege retourflessen terug te brengen.
A M B I T I E U Z E TA N D E M P R O J E C T E N
83
Thuisleverancier Guido Vrancken: "Sinds de start van ‘Retour is terug’ hebben we klanten bij gekregen.We hebben zelfs een bijkomende ronde moeten inleggen. Bovendien zijn alle nieuwe klanten ook vaste klanten geworden." In de drankcentrale klinkt het: "Wij hebben meer klanten gekregen door ‘Retour is terug’en de klanten zelf vinden het project positief." Luc Van Esch van AD Delhaize: "Er is heel veel veranderd in de verkoop van retourverpakkingen sinds de start van ‘Retour is terug’. Er wordt veel meer drank in statiegeldverpakking verkocht in onze winkel. Hoofdzakelijk veel meer Coca Cola en Spa in glas.We kunnen spreken van een vertienvoudiging van verkoop van Coca cola en Spa in retourverpakking sinds ‘Retour is terug’van start ging. Daarnaast is er een vervijfvoudiging van het aandeel melk in retourverpakking. Eveneens is het zo dat er nu veel meer wijnflessen op statiegeld terugkomen die vroeger in het wegwerpglas verdwenen."
De technische kant van de zaak Voor het uitkeren van een premie waren er ook enkele technische vereisten, elke deelnemende winkel moet over een leestoestel beschikken.Via dit toestel zet de winkelier punten op de spaarkaart van de klant.Vlak voor de start van het project kreeg elk gezin uit Zonhoven een persoonlijke en gratis spaarkaart. Na elke transactie krijgt de klant een afprint waarop zijn vorig puntenaantal, zijn nieuwe punten en zijn nieuw puntenaantal staan. Per schijf van 200 punten wordt er ook een tombolanummer afgedrukt op de afprint. Al deze informatie (klant, aankopen retourflessen, winkel, …) wordt in een centrale computer bijgehouden door een gespecialiseerde firma. Op het einde van het jaar worden per kaarthouder alle punten samengeteld en wordt de premie berekend.
Taak van de gemeente Zoals bij alle Tandemprojecten is het ook hier zeer belangrijk dat de gemeente het project volledig steunt. Deze steun kan op verschillende manieren ingevuld worden: R Infoloket/Klantenservice: Ondanks de invoering van een groen nummer waar de inwoners van Zonhoven gratis terecht kunnen met vragen over ‘Retour is terug’, komen toch nog heel wat mensen terecht bij het infoloket van de gemeente. R Uitbetalen premie: De gemeente zorgt voor de jaarlijkse uitbetaling van de premie. R Communicatie vanuit de gemeente is een belangrijk onderdeel van het project. Een belangrijk medium is het gemeentelijk informatieblad dat bij alle inwoners terechtkomt en dat veel gelezen wordt. R Binnen de gemeente zelf wordt over het project gerapporteerd of worden er beslissingen gevraagd van het Schepencollege of de Gemeenteraad. Ook het betrekken van de MiNa-Raad is een belangrijke taak. R De gemeente helpt ook mee met allerhande praktische zaken zoals de organisatie van de tombola, overleg over het scholenconvenant, organisatie van alternatieve glasinzameling, organisatie van de promotiestand op zondagsmarkt, enz. R De gemeente zetelt vanzelfsprekend ook in de stuurgroep en in een aantal specifieke werkgroepen, zoals de communicatiewerkgroep en de werkgroep tombola.
‘ R e t o u r i s t e r u g ’, e e n l i g h t v e r s i e ? Het pilootproject‘Retour is terug’in Zonhoven zal, na een positieve evaluatie, uitgebreid worden naar de andere gemeenten binnen het werkingsgebied van de intercommunale Regionale Milieuzorg. Het is immers niet de bedoeling een dergelijk project op het niveau van één gemeente uit te voeren, gemeenten
84
A M B I T I E U Z E TA N D E M P R O J E C T E N
die geïnteresseerd zijn in het opzetten van dit project informeren best bij buurgemeenten of gemeenten in de regio naar de mogelijkheden om gezamenlijk iets op te zetten. Maar is het dan niet mogelijk om een ‘light’versie van dit project op te zetten in de gemeenten? Johan Niemegeers, BBL: "Er zijn natuurlijk steeds varianten mogelijk, bijvoorbeeld waarbij met kaartjes gewerkt wordt die kunnen afgestempeld worden, zoals bij het project‘met belgerinkel naar de winkel’ gedaan wordt. Maar zo’n stempelsysteem heeft wel nadelen. Het is fraudegevoeliger en dat moet je vermijden wanneer er een financiële beloning aan vast hangt. Een mogelijkheid is om in dat geval af te stappen van de financiële prikkel en enkel te werken met een tombola of met bepaalde geschenken die mensen krijgen als ze een kaart vol hebben. Het spelelement binnen het project is trouwens een heel goede motivator om mensen aan te zetten mee te doen. Het kan soms aantrekkelijker zijn kans te maken op een reis voor twee personen dan om zeker te zijn van een premie op het einde van het jaar.Wat Retour is Terug betreft komt er bijvoorbeeld ook een kortingsbon in de Zonhovenaar, waarmee alle mensen die hun kaart gebruiken, een korting kunnen krijgen bij de deelnemende winkels. Met wat creativiteit zijn er dus verschillende mogelijkheden om een ‘lichtere’versie van het project op te zetten."
Inpasbaar in de samenwerkingsovereenkomst? Gemeenten die een gelijkaardig project in aanmerking willen laten komen voor de samenwerkingsovereenkomst, houden best rekening met volgende opmerkingen. R Cluster vaste stoffen: dit project sluit aan bij het hoofdcriterium afvalstoffen niveau 1 (afvalpreventie met betrekking tot verpakkingsafval). R Cluster burgers en doelgroepen: dit project is eventueel inpasbaar binnen niveau 1.
A M B I T I E U Z E TA N D E M P R O J E C T E N
85
86
A M B I T I E U Z E TA N D E M P R O J E C T E N
13
GEMEENTE OF REGIO I N I T I AT I E F N E M E R PA RT N E R S
D O E L P R OJ E C T
DUUR BUDGET SAMENWERKINGSOV E R E E N KO M ST
BEGELEIDING DOOR NGO’S
© VBV
Parkbos Gent Gemeenten Gent, De Pinte, Sint-Martens-Latem en omgeving Provinciebestuur Oost-Vlaanderen R Vereniging voor Bos in Vlaanderen vzw (VBV) R Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap (afdeling Bos & Groen) R Europese Commissie (LIFE Milieu). Ondersteuning van de realisatie van een stadsrandbos voor Gent door het creëren van een draagvlak voor dit bosuitbreidingsproject met behulp van een vernieuwende communicatiestrategie. Meer dan 2 jaar Meer dan c 25.000 Dit project kadert eventueel in : R Natuurlijke entiteiten niveau 2 R Burgers en doelgroepen niveau 2 Vereniging voor Bos in Vlaanderen vzw i.s.m.WWF
Doelstellingen R Draagvlakontwikkeling Om een ruim draagvlak voor het nieuwe stadsrandbos uit te bouwen, werd een communicatiestrategie uitgewerkt. Deze strategie gaat uit van het informeren van politici en beleidsmakers, het brede publiek en de betrokken doelgroepen; het sensibiliseren van de stadsbewoners en het organiseren van inspraak voor de direct betrokkenen. R Planproces en gedeeltelijke realisatie van een stadsrandbos voor Gent (het Parkbos) Binnen het luik 'planproces' werd gewerkt aan de ruimtelijke basis en de opmaak van een inrichtingsplan voor het nieuwe Parkbos, met daaraan gekoppeld de verwerving van gronden en het planten van de eerste bomen. Beide doelstellingen zijn complementair aan elkaar. De intense betrokkenheid van de doelgroepen en het brede draagvlak verhogen namelijk in belangrijke mate de kansen van dit bosuitbreidingsproject. Omgekeerd kunnen deze doelgroepen slechts blijvend gemotiveerd worden wanneer zij zien dat er ook effectief
A M B I T I E U Z E TA N D E M P R O J E C T E N
87
wat gerealiseerd wordt op het terrein en dat met hun suggesties rekening wordt gehouden in de uiteindelijke plannen. In deze beschrijving wordt voornamelijk de eerste doelstelling toegelicht.
Doelgroep Men wil zoveel mogelijk mensen betrekken bij de verschillende stappen tijdens het realiseren van een nieuw bos. Het ruime publiek wordt geïnformeerd en gesensibiliseerd. Lokale politici worden geïnformeerd over en actief betrokken bij de uitwerking van het project. De relevante doelgroepen worden zoveel mogelijk geactiveerd door middel van een interactieve en participatieve aanpak. Alle doelgroepen zijn geografisch of emotioneel betrokken. De eerste groep omvat de huidige gebruikers, grondeigenaars, recreanten en omwonenden van het projectgebied; de tweede groep omvat bijvoorbeeld natuur- en milieuverenigingen, jeugdwerkers uit de omgeving, toekomstige potentiële recreanten in het gebied (kortom, iedere burger of organisatie die zich aangesproken voelt door het bos).
Omschrijving van het project Het Parkbos Gent wordt een groen landschap met zowel open ruimte als bos in het gebied KastelensiteScheldevelde, ten zuiden van Gent. In het Parkbos gaat er niet enkel aandacht naar bosuitbreiding (300 hectare extra), ook andere landschappelijke aspecten krijgen ruimte en plaats in het totaalconcept. Het bestaande landschap van kastelen en kasteelparken, dreven, knotwilgenrijen en houtkanten wordt hersteld en versterkt. Er zal ook ruimte blijven voor duurzame landbouw: akkers en weiden zorgen immers mee voor een aantrekkelijk en gevarieerd landschap. Om samen met de opdrachtgevers consequent en snel te kunnen werken, werd de projectgroep Bossanova opgericht. De huidige partners van Bossanova zijn de afdeling Bos & Groen van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, de Provincie Oost-Vlaanderen en Vereniging voor Bos in Vlaanderen vzw (VBV). In deze projectgroep is VBV de uitvoerder. Eén van de pijlers van het project is draagvlakontwikkeling.Bossanova betrekt zoveel mogelijk doelgroepen bij de opmaak van de plannen en bij de realisatie van het bos.Er werd o.a.een klankbordgroep opgestart en er zijn op regelmatige basis contactvergaderingen met alle relevante doelgroepen.De klankbordgroep bestaat uit een twintigtal mensen die in het plangebied wonen en zich bij dit project betrokken voelen.In deze groep zitten bewoners,land- en tuinbouwers,mensen die bezig zijn met het jeugdwerk,natuur- en milieuverenigingen en zo meer.Mede door hun inbreng groeien de plannen tot een coherent geheel en krijgt het uiteindelijke Parkbos vorm.De klankbordgroep vormt een belangrijke ‘toetsing’van de plannen,de visie en de werkwijze van het projectteam.Het is niet altijd de meest eenvoudige werkwijze,maar het draagvlak voor een nieuw bos wordt veel groter op deze manier dan bij het opleggen van eenzijdige beslissingen. Bij de infovergaderingen en het afzonderlijk overleg met specifieke en relevante doelgroepen (land- en tuinbouwers, grondeigenaars, jeugdwerk, senioren, mensen met een beperkte mobiliteit) wordt erover gewaakt dat ook mensen die minder uitdrukkelijk hun stem laten horen (of kunnen laten horen), eveneens geïnformeerd worden en betrokken zijn bij het overlegproces. Eenmaal er een goedgekeurd inrichtingsplan voor het hele gebied is, zal Bossanova nog een stap verder gaan.Vanaf dan zullen alle geïnteresseerden actief kunnen meewerken en –denken rond een aantal concrete thema’s zoals de inrichting van speelbossen en boskernen, de aanleg van recreatieve paden, het herstel van het landschap en dergelijke meer. Dit zal dan ook gekoppeld worden aan acties op het terrein.
88
A M B I T I E U Z E TA N D E M P R O J E C T E N
Rol van de partners R P r o v i n c i e b e s t u u r O o s t -V l a a n d e r e n , d i e n s t P l a n n i n g e n N a t u u r b e h o u d Deze dienst staat in voor de algemene coördinatie van het project (officiële contacten met projectpartners, politici en burgers). R M i n i s t e r i e va n d e V l a a m s e G e m e e n s c h a p, a fd e l i n g B o s & G r o e n De Vlaamse bosadministratie staat in voor het verwerven van de gronden en de concrete realisatie van het Parkbos. R Ve r e n i g i n g vo o r B o s i n V l a a n d e r e n v z w ( V B V ) Deze NGO is verantwoordelijk voor de uitbouw van het maatschappelijk draagvlak en de netwerkvorming voor de realisatie van het Parkbosproject. De VBV voert de communicatiestrategie uit en verzorgt het projectsecretariaat. R Europese Commissie De Europese Commissie stelde binnen het LIFE Milieu programma co-financiering ter beschikking voor het project (LIFE99 ENV/B/000650). Daarnaast werden voor de realisatie van bepaalde projectonderdelen ook samenwerkingsverbanden opgezet met o.a.VLM (uitwerking grondendatabank) en afdeling Ruimtelijke Planning (uitwerking van het Ruimtelijk Uitvoeringsplan).
Communicatiemiddelen en campagnematerialen Communicatie is één van de pijlers van het project; er werd dan ook een ruim scala aan communicatiemiddelen ontwikkeld: R aanspreekpunt: het projectsecretariaat (VBV) fungeert als permanent aanspreekpunt en informatiepunt (telefonisch, elektronisch, in levende lijve). R het ontwikkelen van een merknaam Bossanova met bijbehorend logo en mascotte. R op de website www.parkbos.be is alle informatie over het project te vinden (activiteitenkalender, stand van zaken, achtergronddocumenten, activiteitenverslagen, enz.).Via invulformulieren en het parkbosforum kan de bezoeker zijn eigen opmerkingen doorsturen in verband met het parkbos. De nieuwsbrief wordt ook digitaal beschikbaar gesteld en bezoekers kunnen zich abonneren op de e-nieuwsbrief en het Parkbosmagazine.Voor de kinderen is er een bosspeelhoek.Via het mailadres
[email protected] kunnen er steeds vragen gesteld worden aan het projectteam. R nieuwsbrief: twee maal per jaar verschijnt het Parkbosmagazine. Het eerste nummer werd aan alle inwoners van de gemeenten in het projectgebied bezorgd, met de mogelijkheid een gratis abonnement aan te vragen. De volgende nieuwsbrieven worden enkel in en rond het projectgebied gebust en aan de geïnteresseerden bezorgd. De nieuwsbrief bevat achtergrondinformatie over het project en de projectsite, activiteiten worden erin aangekondigd, enz. R sensibiliserende activiteiten: Bossanova is reeds een aantal jaren aanwezig tijdens de Gentse Feesten. Via een ludieke eye-catcher wordt het project in de kijker gesteld en worden de Gentenaars geïnformeerd. Ook op andere evenementen was Bossanova aanwezig (Dag van het Park, …). In 2000 werd in samenwerking met het Festival van Vlaanderen een stadsbosconcert georganiseerd. Op 18 november 2002 werden onder massale (pers)belangstelling de eerste boompjes aangeplant. R pers:N.a.v.de activiteiten van Bossanova verschenen reeds heel wat artikels in regionale en nationale kranten.De boomplantactie werd in heel België uitgezonden op op de Vlaamse televisiezenders.Ook de regionale radio en televisiestations brachten reeds een groot aantal reportages rond het stadsbosproject.
A M B I T I E U Z E TA N D E M P R O J E C T E N
89
R reizende infostand: Deze wordt in Gent en omgeving opgesteld in openbare gebouwen en tijdens allerhande manifestaties. Bossanova werkte ook mee aan de tentoonstelling rond het gemeentelijk structuurplan Gent.
Meerwaarde De uiteindelijke doelstelling van dit project is de gedeeltelijke realisatie van een stadsrandbos voor Gent. De opbouw van een draagvlak voor het bosuitbreidingsproject (op politiek, administratief en maatschappelijk niveau) wordt als cruciaal beschouwd om de doelstelling te bereiken. De grote aanwezigheid van deelnemers op begeleide wandelingen, fietstochten en informatie-avonden, het groot aantal (gratis) abonnementen op het Parkbos-magazine en de e-nieuwsbrief, de vele vragen en 'schouderklopjes' die binnenkomen op het projectsecretariaat, getuigen van een grote interesse voor het project. Het organiseren van informatieve en participatieve initiatieven zorgt duidelijk voor een vergroot draagvlak voor het project en maakt de vraag naar een stadsbos ook 'hard' waardoor de realisatiekansen veel hoger liggen. Er is ruime aandacht voor inspraak en voor een goede communicatiestroom met de bewoners en de toekomstige gebruikers van het stadsrandbos. Deze aanpak is vernieuwend.Traditioneel worden dergelijke projecten immers eerst volledig uitgewerkt door de betrokken ambtenaren, en pas in een laatste fase worden de plannen voorgesteld aan de bevolking. Inspraak blijft in die gevallen beperkt tot het openbaar onderzoek, waar bezwaarschriften kunnen worden ingediend. In die zin draagt het project Parkbos Gent een nieuwe cultuur in zich: een cultuur van betrokkenheid van doelgroepen en transparantie van de plannen.
Knelpunten Een aantal knelpunten komen voort uit het vernieuwende karakter van het project. De grote moeilijkheid bij participatieve (beleids-)planning, is vaak de twijfel die heerst omtrent de planvorming. Er wordt gecommuniceerd over een plan dat niet concreet is, waarbij zaken niet op voorhand vastliggen. Deze open manier van werken, nl. communicatie vóór er officiële plannen zijn, is een werkwijze waar noch de opdrachtgevers noch de betrokken administraties en het publiek vertrouwd mee zijn. Het uitproberen van deze methodes vraagt veel tijd, maar de ervaringen zijn des te rijker. Wanneer er gekozen wordt om een participatief proces te voeren, is het noodzakelijk voldoende zaken open te laten voor de invulling van het proces door de deelnemers, zoniet vervalt men in het informeren en consulteren van de deelnemers in plaats van hen actief te betrekken. Indien men het kader reeds te sterk vastlegt, hebben deelnemers het gevoel dat ze geen inspraak meer hebben; indien het kader echter nog niet voldoende ingevuld is, voelt men zich onzeker over wat de toekomst zal brengen en krijgen de beleidsmakers de opmerking dat men niets concreets komt vertellen. Bovendien stellen bepaalde actoren het project en zijn basisprincipes steeds in vraag. Deelnemers aan beleidsprocessen hebben soms het gevoel dat alles reeds beslist is door de politici. Sommige klankbordgroepleden voelen zich bijvoorbeeld gebruikt om bepaalde beslissingen te rechtvaardigen: "De beslissingen zijn al genomen, men betrekt er ons bij om te laten uitschijnen dat de bevolking inspraak krijgt in het proces". Het blijkt ook niet gemakkelijk deelnemers blijvend te motiveren. Participatieve planningsprocessen verlopen langzaam en de realisaties op het terrein laten lang op zich wachten. Ruimtelijke planningsprocessen zijn steeds complex en multidisciplinair. Bovendien lopen er momenteel vele parallelle ruimtelijke en beleidsprocessen die onderling verbonden zijn.Voor een aantal deelnemers is de materie zeer complex.
90
A M B I T I E U Z E TA N D E M P R O J E C T E N
Resultaten R Door de sensibilisatie en informatieverstrekking heeft het Parkbosproject naambekendheid in de Gentse regio. R De VBV (het projectsecretariaat) fungeert als informatie- en aanspreekpunt voor vele gebruikers, eigenaars en omwonenden van het projectgebied. R Het Bossanova team heeft een uitgebreid netwerk uitgebouwd met betrokken partners (zowel voor- als tegenstanders), lokale besturen, administraties, verenigingen en sleutelfiguren in en rond het projectgebied. Er wordt specifieke aandacht besteed aan contacten met de jeugd- en seniorenverenigingen. R De informatievergaderingen kennen een grote opkomst (gemiddeld 100 personen), de website wordt frequent bezocht, het Parkbosmagazine kent een goede afzet (ongeveer 1500 abonnees). Bossanova is reeds vier maal aanwezig geweest op de Gentse Feesten (het Pretbos, het Parkboseiland, de Parkbosmobiel). Andere evenementen zijn het stadsbosconcert, een jeugddag, aanwezigheid op de Dag van het Park, … R De reizende tentoonstelling is te gast geweest in diverse bibliotheken, dienstencentra, openbare gebouwen, o.a. ter gelegenheid van de lokale kermissen.VBV/Bossanova heeft ook input geleverd bij de tentoonstelling rond het Gentse ruimtelijk structuurplan. R Er werden verschillende (begeleide) wandel- en fietstochten in het projectgebied georganiseerd, evenals een fietszoektocht, waarbij het project werd toegelicht. R De klankbordgroep komt regelmatig samen om de voortgang van het project te bespreken. Binnen de klankbordgroep heeft er een wederzijds leerproces plaats, waarbij de verschillende actoren nu meer open staan voor de gevoeligheden die er leven. Op basis van de vergaderingen binnen de klankbordgroep werden de ruimtelijke plannen aangepast, zodat deze indien mogelijk tegemoet komen aan de bezorgdheden van de betrokkenen. R Op 18 november 2002 werden de eerste bomen van het Parkbos aangeplant door minister Dua, Indianenchef Raoni en Prins Laurent.
9
Provincie Oost-Vlaanderen Dienst Planning en Natuurbehoud Frank De Mulder Gouvernementstraat 26, 1e verdiep 9000 Gent T. 09/267.84.33 E.
[email protected] W. www.oost-vlaanderen.be Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling Bos & Groen Koning Albert II – laan 20 bus 8 1000 Brussel T. 02/553.81.02 E.
[email protected] W. www.bosengroen.be
A M B I T I E U Z E TA N D E M P R O J E C T E N
91
9
Vereniging voor Bos in Vlaanderen vzw Rik De Vreese Geraardsbergsesteenweg 267 9090 Gontrode T. 09/264.90.50 E.
[email protected] W. www.vbv.be of www.parkbos.be
En in de praktijk Fase 1: inventarisatie doelgroepen en opmaken communicatiestrategie Er werd gestart met de opmaak van een inventaris van diverse potentiële doelgroepen en representatieve vertegenwoordigers daarvan. Deze groepen werden betrokken bij het planproces en het uitbouwen van een draagvlak en een netwerk. Naast de georganiseerde doelgroepen kan ook nog een grote groep nietgeorganiseerde gebruikers onderscheiden worden. Op basis van de inventarisatie werd door een communicatiebureau een communicatiestrategie uitgewerkt, waarbij voor de verschillende doelgroepen specifieke klemtonen werden gelegd.
Fase 2: netwerkontwikkeling In eerste instantie werden de betrokken gemeentebesturen en hun adviesraden voor landbouw en milieu bezocht. Dit gebeurde tevens op provinciaal niveau. De plannen voor de uitbouw van een stadsbos in de Kastelensite werden ook voorgesteld aan de landbouworganisaties en aan de voornaamste actieve landbouwers binnen het projectgebied. Er waren ook contacten met verschillende milieuorganisaties uit de regio en een aantal grondeigenaars binnen het projectgebied. Het onderhouden van de contacten met lokale besturen, administraties, landbouwers en hun organisaties en milieuverenigingen bleek zeer belangrijk tijdens het proces. Aan de vertegenwoordigers van regionale, provinciale en lokale besturen (politici en ambtenaren) werd een stadsbosconcert aangeboden tijdens de happening van het Festival van Vlaanderen. Ditzelfde stadsbosconcert werd ’s namiddags aangeboden aan de inwoners van het projectgebied. Ook werd het project aan een aantal vertegenwoordigers van maatschappelijke groepen voorgesteld (KBG, buurtwerk,jeugdwerk,…). Met hen werd gekeken hoe zij het project in hun werking kunnen opnemen. Er werden ook aparte informatiemomenten georganiseerd voor bepaalde groepen ( jeugdwerk,seniorenraad). De aanwezigheid en bereikbaarheid van een permanent projectsecretariaat bleek ook belangrijk. Inwoners, recreanten en gebruikers uit het projectgebied kunnen met hun vragen steeds bij de VBV terecht.
Fase 3: sensibilisatie Het project kreeg veel naambekendheid door de aanwezigheid op de Gentse Feesten en andere publieksevenementen. In het Pretbos kreeg jong en oud op een ludieke manier informatie over het stadsbosproject. Als aandenken kreeg iedere passant een foldertje met wat informatie en een boomzaadje mee. In 2002 werd er in het midden van het stadscentrum een drijvend bos aangelegd als blikvanger (het Parkboseiland)
92
A M B I T I E U Z E TA N D E M P R O J E C T E N
i.s.m. een kunstenaar. Het Parkboseiland kreeg heel wat media-aandacht. In 2003 maakte de Parkbosmobiel het stadscentrum onveilig tijdens de Gentse Feesten. Kinderen kregen een ballon aangeboden, de ouders een foldertje met achtergrondinformatie bij het project. Via de website en de nieuwsbrief werd heel wat informatie verspreid.Via info-avonden ging het projectteam naar de verschillende woonkernen om het project toe te lichten. Een reizende tentoonstelling werd opgesteld in openbare gebouwen in en rond het projectgebied. Via alle kanalen werd aan de deelnemers de mogelijkheid gegeven zelf te reageren op de plannen en hun eigen inbreng te doen. Ook via het discussieforum op de website hebben mensen inspraak in het proces.
Fase 4 : planproces met klankbordgroep De klankbordgroep bestaat uit een twintigtal bevoorrechte getuigen, die zich bij het project betrokken voelen. Zij vormt een belangrijke ‘toetsing’van de plannen en de visie van het projectteam. Deze groep werd samengesteld op basis van de inventarisatie van de doelgroepen en de veelvuldige contacten met actoren tijdens de netwerkontwikkeling. De eerste vergadering van de klankbordgroep was voornamelijk een kennismaking met mekaar en het project. Ook de status van de klankbordgroep werd er duidelijk naar voor gebracht, zodat er hierover geen misverstanden konden ontstaan. De klankbordgroep is immers een informeel overlegorgaan, dat niet gestructureerd wordt door wettelijke bepalingen. De betrokken ambtenaren en administraties hebben echter toegezegd zoveel mogelijk rekening te houden met de conclusies van de klankbordgroep en de bezorgdheden die er leven. In de volgende vergaderingen werden de resultaten van het werk van het projectteam voorgesteld aan de deelnemers van de klankbordgroep, die hierop hun commentaar konden leveren. Op basis van de inbreng van de deelnemers werd het werk van het projectteam beter aangepast aan de lokale situatie en de bezorgdheden die er leven binnen het projectgebied. De discussies waren soms zeer levendig en emotioneel, maar men heeft het gevoel dat er nu meer consensus is over de plannen. Tussen verschillende deelnemers van de klankbordgroep vonden aparte gesprekken plaats om problemen die tijdens de klankbordgroepvergaderingen gesignaleerd waren, grondiger te bespreken en op te lossen.
Inpasbaar in de samenwerkingsovereenkomst? Gemeenten die een gelijkaardig project in aanmerking willen laten komen voor de samenwerkingsovereenkomst, houden best rekening met volgende opmerkingen: R Cluster Burgers en Doelgroepen: dit project kan worden meegenomen als een niveau 2-actie naar doelgroepen toe. Het is een sterke actie die alle doelgroepen bij het gemeentelijk (stedelijk) beleid betrekt, maar op zich kan het de doelgroepenwerking niet volledig dragen. Het vormt wel een ideaal basisplatform om met meer specifieke doelgroepen aparte projecten uit te werken. R Cluster Natuurlijke entiteiten: dit project kadert in niveau 2 van deze cluster. Het project past binnen de doelstellingen rond het uitbouwen van gemeentelijke deskundigheid en het toepassen van vernieuwende concepten rond duurzaam bosbeheer, stimulatie van participatie,... Het project kan ook het denkproces rond bosuitbreiding in de gemeente voeden.
A M B I T I E U Z E TA N D E M P R O J E C T E N
93
94
A M B I T I E U Z E TA N D E M P R O J E C T E N
Riviercontract ‘la Dyle et affluents’ GEMEENTE OF REGIO I N I T I AT I E F N E M E R
PA RT N E R S
D O E L P R OJ E C T
DUUR BUDGET SAMENWERKINGSA K KO O R D BEGELEIDING DOOR NGO’S
© CCBW
14
Het Waalse deel van het Dijlebekken (provincie Waals-Brabant) Het Centre Culturel du Brabant Wallon (CCBW), een koepel van 25 milieuen socio-culturele verenigingen. Het Waalse Gewest, de Provincie Waals-Brabant, 15 gemeenten uit het Dijlebekken, de intercommunale van Waals-Brabant, milieubeschermingsorganisaties, landbouw-organisaties, vissersverenigingen, bedrijfsfederaties. Werken aan integraal waterbeheer met maximale inspraak van alle betrokkenen uit de regio. Meer dan 2 jaar Meer dan c 25.000 Dit project kadert in: Burgers en doelgroepen niveau 1 geen
Doelstellingen In het riviercontract van de Dijle wordt gewerkt aan heel wat verschillende doelstellingen. In de eerste plaats streeft men het integraal beheer van de waterlopen na. Om de problemen van wateroverlast aan te pakken dienen de overstromingsgebieden immers in het ruimtelijk beleid geïntegreerd te worden en moet er werk gemaakt worden van een betere insijpeling van het regenwater, van oeverherstel en van integratie van de rivier in de woonkernen.Tegelijk wordt een verhoogde oppervlaktewaterkwaliteit nagestreefd door individuele en collectieve zuivering van huishoudelijk afvalwater verder uit te bouwen en door landbouwecologische maatregelen te stimuleren.Via een permanent meetnet wordt de evolutie van de kwaliteit van het oppervlaktewater dan verder opgevolgd. Daarnaast vormen ook de bescherming en het beheer van het natuurpatrimonium in de riviervallei een expliciete doelstelling van het project. Belangrijk is dat bij het tot stand komen van het riviercontract en het uitvoeren van de actiethema’s wordt gestreefd naar een intensieve sensibilisatie en actieve participatie van de bevolking.
A M B I T I E U Z E TA N D E M P R O J E C T E N
95
Doelgroep Alle inwoners van de regio behoren tot de doelgroep, aangezien ze allen in bepaalde mate betrokken partij zijn. Er worden initiatieven genomen om informatie naar het grote publiek te doen doorstromen. Een aantal acties werden ondernomen naar meer specifieke doelgroepen toe: R sensibilisatie van jongeren,door animatiecampagnes via scholen en het betrekken van jeugdbewegingen, R met landbouwers werden vormingen en werksessies georganiseerd rond milieuvriendelijke maatregelen op het terrein, R voor werklozen en leefloontrekkers werden vormingen voor het beheer van waterlopen georganiseerd. Hieruit kwamen een aantal jobs als cantonnier de rivière voort.
Omschrijving van het project Een riviercontract is een overeenkomst tussen de openbare en private actoren uit een stroombekken met als doel de verschillende functies van de waterlopen in het gebied met elkaar te verzoenen. In het riviercontract van de Dijle staan thema’s als het verbeteren van de oppervlaktewaterkwaliteit, herstel van de oevers en sensibilisatie van de bewoners centraal. In het riviercomité ontmoeten alle betrokken partners elkaar enkele keren per jaar. De eerste vergadering vond plaats in 1994. Er werd aan de deelnemende gemeenten gevraagd om werkgroepen op te richten voor de lokale uitwerking van het project. De eerste jaren werd voornamelijk gewerkt aan de inventarisatie van de toestand van de waterlopen. De resultaten hiervan werden gebundeld in een aantal documenten die aan de beherende instanties werden overgemaakt. In 1996 werd het‘charter’voor riviercontracten door de partners ondertekend. Dit is een oriëntatiedocument, waarin de principes werden vastgelegd waarnaar de partners zich richtten bij het ondertekenen van het uiteindelijke riviercontract. De synthese van de problemen en oplossingen die vastgesteld waren tijdens de inventarisatiefase, werd voorgesteld rond de eerder genoemde doelstellingen. Op 24 april 1998 ondertekenden 47 leden van het riviercomité plechtig het riviercontract "La Dyle et affluents" in het kasteel van La Hulpe. Het actieprogramma voorzag in 18 actiethema’s en 76 acties (op hun beurt nog onderverdeeld in deelacties). De acties situeren zich op twee verschillende niveaus: R enerzijds de gemeenschappelijke acties, uitgewerkt door de coördinatiecel van het riviercontract, zoals de implementatie van een permanent meetnet, de organisatie van vormingen, het aanbrengen van signalisatieborden, enzovoort; R anderzijds de individuele acties waarvoor één of meerdere partners zich engageren in het kader van het riviercontract.Voor de gemeenten is dat bv. de uitbreiding van het rioleringsnetwerk, de inplanting van zuiveringsstations, overlegvergaderingen met buurtbewoners en de implementatie van de algemene principes in hun beleid- en structuurplanning. Een eerste realisatiefase van het riviercontract liep van 1998 tot 2001. Momenteel loopt de tweede realisatiefase (2001-2004). Wie zetelt in het riviercomité? In het riviercomité zetelen de coördinatoren van het project samen met afgevaardigden van verscheidene ministeries van het Waalse Gewest, de provincie, de intercommunale van Vlaams-Brabant, de gemeenten, milieuverenigingen, landbouwers- en vissersverenigingen, bedrijven en vakbonden. Dit comité zorgt voor de algemene omkadering van het riviercontract tijdens de realisatiefase. De leden vergaderen jaarlijks. Een deelgroep, de coördinatiecommissie, vergadert driemaandelijks om de coördinatiecel accurate feedback te kunnen geven.
96
A M B I T I E U Z E TA N D E M P R O J E C T E N
© CCBW Rivierarbeiders aan het werk
Rol van de partners R D e c o ö r d i n a t i e c e l vo o r h e t r i v i e r c o n t r a c t Het Centre culturel du Brabant Wallon (CCBW) overkoepelt 25 milieu- en socio-culturele verenigingen. Geïnspireerd door de VN-conferentie van Rio en door de ministeriële omzendbrief van het gewest, waarin de voorwaarden voor een riviercontract werden beschreven, ging het CCBW rond de tafel zitten met de lokale verenigingen. Een project rond het Dijlebekken was geboren. Momenteel functioneert de coördinatiecel voor het riviercontract als een afzonderlijk orgaan binnen het CCBW. Zij staat in voor de dagelijkse opvolging van het project, het organiseren van vergaderingen en het bijstaan van de partners in het realiseren van hun engagementen. R Gemeenten en lokale werkgroepen De samenwerking tussen gemeenten en lokale verenigingen in de regio verloopt over het algemeen erg vlot. De verenigingen waren van bij het prille begin betrokken bij de uitwerking van het riviercontract en slaagden er vrij snel in de gemeenten warm te maken om mee in het project te stappen. Als laagste bestuursorgaan hebben zij immers een aantal bevoegdheden rond waterlopen, o.a. het onderhoud van de oevers, de aanleg van het rioleringsnetwerk, organiseren van inspraakmomenten bij grote werken rond de waterloop,... Bij het ondertekenen van het riviercontract verbonden ze zich ertoe een aantal engagementen op te nemen in hun beleids- en structuurplanning (o.a ecologisch verantwoord oeverbeheer, intensievere opvolging van rioleringswerken, ...). Van bij de eerste stappen die zijn genomen, werden de deelnemende gemeenten aangespoord de oprichting van een lokale werkgroep voor het riviercontract te stimuleren. R H e t Wa a l s e g e w e s t Het gewest levert een financiële bijdrage voor de werking van het riviercontract. Deze bijdrage is evenredig met het bedrag dat de lagere overheden hierin reeds investeren (met een jaarlijks maximumbedrag van c 60.000). De Waalse overheid stimuleert vooral initiatieven die door de lokale besturen voldoende onderbouwd werden. De gewestelijke bijdrage wordt voorzien voor opeenvolgende periodes van drie jaren, voor maximum 12 jaar. R D e p r o v i n c i e Wa a l s - B r a b a n t In het riviercontract van de Dijle werd het werkingsgeld aanvankelijk door de gemeenten betaald.Sinds 1996 levert de provincie Waals-Brabant een jaarlijkse bijdrage van c 75.000 bovenop de bijdrage van het gewest.
A M B I T I E U Z E TA N D E M P R O J E C T E N
97
Communicatiemiddelen en campagnematerialen R brochure ‘Individuele afvalwaterzuivering’(1999); R thematische folders (o.a. over de cantonniers de rivière, waterzuivering, ...) waarin op een vlotte manier bepaalde aspecten van het riviercontract zijn uitgelegd (2000); R catalogus van het riviercontract met een samenvatting van de engagementen en een studie van de toestand van het Dijlebekken, raadpleegbaar in elke gemeente (2000); R brochure ‘de l’eau potable pour tous, tous les jours’werd in Chaumont-Gistoux uitgegeven op initiatief van de lokale werkgroep (2000); R brochure ‘Code de bonnes pratiques du riverain’» (2001), een gedragscode voor oeverbewoners; R mobiele tentoonstelling ‘Contrat de rivière Dyle et affluents’: dit zijn twaalf informatiepanelen die gratis worden uitgeleend aan gemeenten, verenigingen, scholen, … (zij kregen een kleurenfolder met antwoordstrook waarin de tentonstelling wordt voortgesteld); R artikels in het maandelijkse tijdschrift‘Espace-vie’van het CCBW; R publicaties in de gemeentelijke informatiebladen en in de ledenbladen van plaatselijke verenigingen.
Meerwaarde Het feit dat het riviercontract van de Dijle werd geïnitieerd en verder gecoördineerd vanuit een regionaal cultureel centrum zorgt voor een heel aparte invalshoek. Het centrum beschikte reeds over een jarenlange ervaring rond participatie, sensibilisatie en informatie. Met de reeds bestaande contacten werd ingespeeld op de lokale problematiek en de mogelijkheden rond het rivierecosysteem. Een riviercontract vormt een uitstekend instrument voor burgerparticipatie rond het thema water. In samenspraak met zo veel mogelijk partners werd een gemeenschappelijk kader gecreëerd waarnaar de lokale overheden hun beleid konden richten. De initiatie van het riviercontract gebeurde vanuit de basis (namelijk de verenigingen die met het CCBW rond de tafel zaten), wat de aanwezigheid van een lokaal draagvlak garandeerde.
Knelpunten Het ontwerp van een riviercontract is een proces van lange adem. Aan het contract gingen verscheidene voorbereidende jaren vooraf. Het gevaar bestaat dat het lokale draagvlak onvoldoende uitgebreid is of dat de dynamiek op een bepaald punt stilvalt. De coördinator van het contract (Jean-Marie Tricot) zegt hierover in een interview: "Men mag niet te snel van stapel lopen bij dit soort ondernemingen, maar af en toe moet men de machine wel terug op gang jagen. Dit gebeurt dan door bijeenkomsten maar ook persoonlijke contacten zijn heel belangrijk. Het is onze rol om hetgeen reeds werd gerealiseerd naar waarde te schatten en onze partners te tonen dat de mogelijkheden er zijn". Voor de gemeenten is de vertaling in concrete acties van de engagementen die ze in het kader van het riviercontract aangingen, niet evident. Ze passen de overeenkomst gemakkelijker toe in zaken waar voldoende kennis rond aanwezig is, zoals de aanleg van het rioleringsstelsel, waterzuivering of het beheer van de oevers.Voor andere thema’s zijn echter nog nauwelijks concrete resultaten behaald, zoals bijvoorbeeld het beschermen van waardevolle gebieden (door een gebrek aan mogelijkheden) of het voorkomen van overstromingsproblemen (te delicate materie). Het is ook te betreuren dat de meeste gemeenten in hun begroting geen rekening houden met een budget voor de werkingskosten van het riviercontract. Uitzondering hierop vormt La Hulpe, waar jaarlijks c 1.250 wordt begroot voor de werking van de lokale werkgroep.
98
A M B I T I E U Z E TA N D E M P R O J E C T E N
Resultaten Een aantal initiatieven uit het actieplan werden reeds uitgevoerd of opgestart. Een greep uit de gerealiseerde acties: Gemeenschappelijke acties (vanuit de coördinatiecel): R het opzetten van een permanent meetnet voor het opvolgen van de biologische en fysisch-chemische kwaliteit van de waterlopen; R de organisatie van informatiecampagne voor scholen (met een schooluitstap, animaties, het ter beschikking stellen van materiaal voor de leerkrachten); R de organisatie van opleidingen tot rivierarbeider, cantonnier de rivière, voor langdurig werklozen, hetgeen resulteerde in een aantal jobs als provinciale rivierarbeider. Rivierarbeider, cantonnier de rivière: een nieuw ecoberoep In 1995 werd door de participanten van het riviercontract een vorming van vier maanden uitgewerkt voor werklozen en leefloontrekkers. De vorming bestond uit theoretische cursussen en praktisch terreinwerk met het oog op het ecologisch verantwoord beheer van de waterlopen. De opleiding resulteerde in een nieuw ecoberoep: cantonnier de rivière of rivierarbeider. Drie cursisten werden na hun opleiding aangeworven bij de Dienst Wegen en Niet-bevaarbare Waterlopen van de provincie WaalsBrabant. Zij werken aan het onderhoud van de waterlopen van 2e categorie en worden ook regelmatig ingezet voor het onderhoud van de kleinere waterlopen. Enkele stagiairs van de tweede vormingsronde hebben een eigen vzw opgericht: Ecoservice. Een aantal gemeenten doen reeds beroep op de diensten van de vzw Ecoservice. In de gemeente Walhain overtuigde het hoofd van de Dienst Werken het College om twee gemeentearbeiders een tweedaagse vorming te laten volgen voor het ecologisch beheer van de waterlopen. Het diensthoofd had de vergaderingen van het riviercomité bijgewoond, en wist de principes van het riviercontract te vertalen naar de lokale behoeften. De arbeiders werden gemotiveerd en gekwalificeerd om twee keer per jaar een balans op te maken van de toestand van de waterlopen en een gedetailleerd verslag op te maken waar ingrepen nodig zijn. Ze voerden reeds met succes een aantal beheerswerken uit.Voor het stabiliseren van de oevers van de Ri du Parbais voorkwamen ze het weghalen van waardevolle wilgenvegetatie en het verlies van privé-gronden door de oevers in terrasvorm aan te leggen en te verstevigen.
Gemeentelijke initiatieven: R blootleggen van de Thyle bij de herinrichting van het centrum van Court-St-Etienne; R opstarten van een overlegprocedure over de inplanting van een waterzuiveringsstation in de vallei van de Train (gemeente Grez-Doiceau); R oeverbeplanting (gemeente Chastre); R opstellen van een meerjarenplan voor een geïntegreerd beheer van de waterlopen 3e categorie in de gemeenten Walhain en Lasne;
A M B I T I E U Z E TA N D E M P R O J E C T E N
99
R opstarten van een erosiewerkgroep met landbouwers te Genappe; R integratie van de doelstellingen van het riviercontract in gemeentelijke milieuplannen (in meerdere gemeenten); R inrichting van een wandelleerpad langsheen de Argentine met de medewerking van de plaatselijke werkgroep (La Hulpe).
9
Centre Culturel du Brabant Wallon Jean-Marie Tricot, Cellule de Coordination 3 Rue Belotte 1490 Court-Saint-Etienne T. 010/62.10.50 E.
[email protected]
Op de gemeenschappelijke website van de Waalse riviercontracten (http://mrw.wallonie.be/dgrne/contrat_riviere/) is ook informatie te vinden over de andere riviercontracten in Wallonië. Een aantal documenten zijn er in pdf-formaat downloadbaar, o.a. de Guide méthodologique relatif au contrat de rivière: het stappenplan dat wordt gevolgd bij het opstellen van een riviercontract, gebaseerd op een ministeriële omzendbrief (20 maart 2001).
En in de praktijk In Vlaanderen is er na de goedkeuring van het Decreet Integraal Waterbeleid een samenwerking rond het waterbeheer vastgelegd op verschillende niveaus.Voor de gemeenten is vooral het deelbekkenniveau van belang: voor elk deelbekken moet er immers een deelbekkenbeheerplan komen tegen eind 2006. Dit plan wordt in overleg met alle actoren opgemaakt.Voor de voorziene samenwerking op deelbekkenniveau is reeds een aanzet gegeven in de huidige Samenwerkingsovereenkomst tussen het Vlaams gewest en de gemeenten of provincies. Deze overeenkomst vereist namelijk het opmaken van een duurzaam lokaal waterplan, kortweg DuLo-waterplan.Voor de opmaak van het DuLo-waterplan bestaat er een "Code van goede praktijk voor duurzaam lokaal waterbeleid". Ook het participatieve aspect komt daarin aan bod: er wordt aangeraden om naast de waterbeheerders ook de burgers, landbouwers, verenigingen, … actief te betrekken bij het opmaken van het DuLo-waterplan. In Wallonië is het integraal beheer anders gestructureerd dan in Vlaanderen. Zo vertrekt het lokaal integraal waterbeheer er veeleer vanuit de basis. Openbare en private actoren worden er door de initiatiefnemer – in het geval van het riviercontract van de Dijle is dat een socio-culturele vereniging – gevraagd om mee te participeren in het Contrat de Rivière. Het is niet de bedoeling om net zoals in Wallonië een nieuwe overlegstructuur voor integraal water op te starten. Het voorbeeld van het Riviercontract van de Dijle is opgenomen om de samenwerking en de actieve participatie te illustreren. Zo’n overlegstructuur gegroeid vanuit de basis is goed toepasbaar voor een ruimer gebiedsgericht beleid.
100
A M B I T I E U Z E TA N D E M P R O J E C T E N
De werkgroep voor het riviercontract van La Hulpe: een modelvoorbeeld van burgerparticipatie. Van bij het ontstaan van het riviercontract in 1992 werd er bij de gemeenten op aangedrongen werkgroepen op te richten om beter op de lokale problematiek in te spelen en een draagvlak te verzekeren bij de bevolking. In La Hulpe (Terhulpen) werd dit verzoek vrij snel ingewilligd met de oprichting van de werkgroep Contrat de rivière de l’Argentine. De Argentine is een zijriviertje van de Dijle dat ontspringt op het grondgebied van La Hulpe. De vereniging werkt autonoom, maar haar visie en werkterrein spelen zich af rondom de doelstellingen van het riviercontract van de Dijle en haar zijrivieren. De werkgroep bestaat uit een 15-tal personen die maandelijks samenkomen. Zij geven advies in dossiers die kaderen in het riviercontract. Hun beoordeling en voorstellen zijn gebaseerd op een grondige analyse van de dossiers, kennis van het terrein en overleg met de betrokkenen. Wederzijds vertrouwen Er bestaat een groot vertrouwen tussen de werkgroep en het gemeentebestuur.De gemeente voorziet jaarlijks c 1.250 in haar begroting voor het functioneren van de werkgroep.De meeste dossiers met betrekking tot het riviercontract worden door het schepencollege rechtstreeks ter behandeling doorgegeven aan de werkgroep.De burgemeester en de schepen van leefmilieu zijn geregeld aanwezig op de vergaderingen en komen ook naar activiteiten georganiseerd door de werkgroep.Leden van de werkgroep vergezellen de gemeentediensten bij hun jaarlijkse inspectie (met een provinciebeambte) van de gemeentelijke waterlopen.Ze dringen er bij de gemeente sterk op aan meer middelen te voorzien voor het onderhoud van de waterlopen.De gemeente is bereid hier op in te gaan. Verwezenlijkingen De werkgroep treedt op als gemeentelijk adviesorgaan in alle dossiers die kaderen in het riviercontract. Ze heeft onder andere sterk aangedrongen op aanpassingen in de zuiveringsstations in de deelgemeente Waterloo en speelde een belangrijke rol bij de erkenning van het domein van Nysdam als reservaatgebied. De werkgroep probeert vooral zoveel mogelijk het grote publiek te betrekken bij de waterloop. De mooiste gezamenlijke verwezenlijking van de vereniging en de gemeente is de aanleg van een didactisch wandelpad langs de Argentine. De gemeente investeerde, met de steun van de provincie, ongeveer c 12.400 voor de aanleg van het pad en een brugje over de Argentine terwijl de werkgroep de informatieborden uitwerkte. Onlangs vierde de werkgroep haar tienjarig bestaan. De inwoners van La Hulpe werden uitgenodigd op een wandelzoektocht langsheen de Argentine. De aanwezigheid van ruim 400 belangstellenden bij deze gelegenheid toont aan dat de werkgroep kan rekenen op een groot draagvlak bij de bevolking.
A M B I T I E U Z E TA N D E M P R O J E C T E N
101
9
Jacqueline Kirchen, voorzitster Rue Cornélis 14 1310 La Hulpe T. 02/354.94.67
9
Anne-Marie Willick, milieubeambte Avenue des Combattants 59 1310 La Hulpe T. 02/634.30.77
We geven als afsluiter nog enkele aandachtspunten voor het in stand houden van een lokaal draagvlak: R Het onderhouden van contacten: het is belangrijk dat de lokale partners geregeld feedback krijgen rond hun bedenkingen. Dit gebeurt tijdens de overlegmomenten, maar heel vaak ook via informele contacten. Hier situeert zich een belangrijke taak voor het coördinatieorgaan. R Het boeken van concrete resultaten: mensen willen dingen zien veranderen. Ze willen iets bereiken, merken dat hun inspanningen zichtbaar worden. R Institutionalisering: de Waalse overheid schiep een kader om te werken rond integraal waterbeheer op lokaal niveau. Ze biedt een structuur waarbinnen kan gewerkt worden en geeft mensen het gevoel dat ze niet de enigen zijn die rond integraal waterbeheer in de eigen streek aan het werk zijn.
Inpasbaar in de samenwerkingsovereenkomst? Gezien het verschil tussen de Waalse en de Vlaame situatie, is een rechtstreekse link naar de samenwerkingsovereenkomst niet meteen mogelijk voor de vele thema’s (integraal waterbeheer, gebiedsgericht beleid, burgerparticipatie en sensibilisering, ...) die in een riviercontract aan bod komen.Voor gemeenten is inpassing binnen de cluster burgers en doelgroepen (op niveau 1) wel mogelijk voor bepaalde aspecten uit dit project.
102
A M B I T I E U Z E TA N D E M P R O J E C T E N
Natuurproject ‘Beneden-Dijlevallei’ GEMEENTE OF REGIO I N I T I AT I E F N E M E R PA RT N E R S D O E L P R OJ E C T
DUUR BUDGET SAMENWERKINGSOV E R E E N KO M ST
BEGELEIDING DOOR NGO’S
© Natuurpunt vzw
15
Regio Mechelen Natuurpunt, Afdeling Mechels rivierengebied lanceerde de oorspronkelijke idee Gemeenten Mechelen, Sint-Katelijne-Waver, Bonheiden en Willebroek, IGEMO Werken aan natuurbehoud en –ontwikkeling in de Beneden-Dijlevallei, rekening houdend met de behoeften van de verschillende belanghebbenden. Meer dan 2 jaar Meer dan c 25.000 Dit project kadert in: R Burgers en doelgroepen niveau 1 R Gebiedsgericht beleid niveau 3 geen
Doelstellingen Met dit project wil men, over de gemeentelijke grenzen heen, werken aan een gestructureerde visie rond de Beneden-Dijlevallei en ruimte scheppen om de verschillende lokale opportuniteiten en knelpunten aan bod te laten komen, op elkaar af te stemmen en te kaderen in de intergemeentelijke visie. Concreet betekent dit: R Een groen netwerk uitbouwen doorheen de projectgemeenten. De kern daarvan wordt gevormd door de natuurreservaten, maar men wil ook de natuurwaarden in de tussenliggende gebieden maximaliseren (werken aan een basis ecologische landschapsinfrastructuur). Dit netwerk dient zich te vertalen in zowel het ruimtelijk beleid als in realisaties op het terrein; R de oprichting van een blijvend, lokaal overlegplatform tussen de verschillende open-ruimtegebruikers in het Beneden-Dijlegebied: natuurbehoud, landbouw, recreatie en waterbeheer; R streven naar een blijvend samenwerkingwerkingsverband tussen openbare en private partners om doelstellingen en acties in het kader van het Beneden-Dijleproject te realiseren. Binnen dit samenwerkingsverband dient te worden gestreefd naar een onderlinge afstemming van het gemeentelijk beleid inzake de groene open ruimte.
A M B I T I E U Z E TA N D E M P R O J E C T E N
103
Doelgroep Tot de doelgroep behoren alle beheerders en gebruikers in het gebied: natuurbeschermers, landbouwers, waterbeheerders, bewoners, recreanten ... Wie zijn de beheerders van de groene ruimten in de Beneden-Dijlevallei? Er is een versnippering in het beheer van de groene ruimten in de regio. Het was voor de partners van het gebiedsgericht project "De BenedenDijlevallei" belangrijk om eerst alle beheerders aan te spreken. Naast Natuurpunt vzw en de gemeenten beheren namelijk ook AMINAL, Bloso, de provincie, het OCMW, Polders en Wateringen en enkele privéeigenaars een aantal gebieden in de regio.
Omschrijving van het project Met dit waardevolle gebied beschikt de streek rond Mechelen over meer dan 3000 ha randstedelijk groen. De vallei vormt een nagenoeg aaneengesloten groengebied langsheen de Dijle en haar zijwaterlopen, tot aan de samenvloeiing met Zenne en Nete, waar er aansluiting is met het buitengebied langs de Rupel en de Schelde. Naast een ecologische functie vervult het gebied ook een belangrijke recreatieve functie. Het gebied staat onder druk door de steeds toenemende verstedelijking, versnippering en recreatie. Dergelijke problemen vroegen al langer om een geïntegreerde visie en een aanpak die de gemeentegrenzen overschrijdt. Het natuurproject Beneden-Dijlevallei ging op 1 mei 2001 officieel van start. In het eerste projectjaar werd veel aandacht besteed aan het uitbouwen van een intergemeentelijke langetermijnvisie en het opstellen van een actieplan. Hierin voorzag men reeds heel wat realisaties op korte termijn. Het gaat zowel om beleidsmatige en beleidsondersteunende initiatieven als om terreinacties. Dankzij dit nieuwe samenwerkingsverband kunnen geplande lokale ingrepen beter op elkaar worden afgestemd en wordt een professionele ondersteuning verzekerd. Voor de visievorming is de stuurgroep verantwoordelijk, terwijl de dagelijkse vooruitgang van het project in handen is van de projectgroep. In de klankbordgroep kunnen alle betrokkenen hun mening geven over deelprojecten of uit te voeren actiepunten. Zowel gemeentelijke functionarissen, vertegenwoordigers van de Vlaamse overheid en de verschillende beheerders uit het gebied als lokale en overkoepelende verenigingen uit de natuur-, landbouw- en recreatieve sector worden aangeschreven om aan dit zesmaandelijks overleg deel te nemen. Hun bemerkingen worden teruggekoppeld naar de stuurgroep die deze in rekening brengt bij het ontwikkelen van visies en actiepunten.Voor de uitwerking van welbepaalde actiepunten worden ook werkgroepen opgericht met enkele leden of vertegenwoordigers van specifieke doelgroepen uit de klankbordgroep. Het actieplan Het actieplan werd opgesteld volgens het stramien van een rollend actieplan, zodat tussentijdse evaluaties en bijsturingen ingevoegd kunnen worden. Het wordt opgemaakt voor een periode van drie jaar en jaarlijks geëvalueerd. Een eerste planperiode loopt van 2002 tot 2005.Volgende acties werden vooropgesteld:
104
A M B I T I E U Z E TA N D E M P R O J E C T E N
Beleidsmatige acties: R aandringen op opmaak bekkenbeheerplannen, R aandringen op realisatie waterzuiveringsprogramma, R onderling afstemmen van het aankoopbeleid.
R R R R
Beleidsondersteunende acties: de uitbouw van een intergemeentelijk netwerk voor de organisatie van natuurbeheerarbeid, het uitvoeren van een lokale ontsnipperingsstudie, mogelijkheden nagaan voor het inschakelen van natuurlijk overstroombare gebieden in het waterhuishoudingssysteem, inventariseren en evalueren van concrete mogelijkheden voor het inschakelen van landbouwers in natuur- en landschapsbeheer.
Initiëren en coördineren van terreinacties: het heropstarten van het bevloeiingsproject Mechels Broek, het natuurinrichtingsproject Linker Rupeloever, de uitbouw van een recreatief netwerk, de bouw van wachtbekkens op de bovenloop van de GoorbosbeekCammaersbeek, R de uitbouw van de Aabeek-Barebeek als groene corridor richting VlaamsBrabant, R een bosuitbreidingsproject, R een integraal project kleine landschapelementen. R R R R
Rol van de partners R Natuurpunt vzw De vereniging is reeds verschillende jaren actief in de regio. De plaatselijke afdeling beheert er ongeveer 350 ha reservaatgebied en heeft momenteel een ledenaantal van 1.750 gezinnen. Binnen de vereniging groeide de idee om natuurbeheer open te trekken naar het hele valleigebied en daar zoveel mogelijk partners bij te betrekken. R Intergemeentelijke vereniging IGEMO Deze intercommunale biedt een uitgebreide dienstverlening op gebied van duurzame ontwikkeling (milieu, natuur, tewerkstelling, mobiliteit, ruimtelijke ordening, ...) in de regio Mechelen. Binnen haar werking werd een coördinator aangesteld voor het project Beneden-Dijlevallei. Deze werkt intens samen met de medewerkers en vrijwilligers van Natuurpunt: samen vormen ze de projectgroep. Deze staat in voor de dagelijkse werking en de vooruitgang van het project. R Gemeenten Mechelen, Bonheiden,Willebroek en Sint-Kathelijne-Waver geven elk een financiële bijdrage voor de aanstelling van de projectcoördinator. Ambtenaren en schepenen van de participerende gemeenten maken deel uit van de stuurgroep, samen met de projectcoördinator en Natuurpunt vzw. Zij zijn verantwoordelijk voor het ontwikkelen van de visie, via een twee- à driemaandelijks overleg.
A M B I T I E U Z E TA N D E M P R O J E C T E N
105
Communicatiemiddelen en campagnematerialen R de website is in opbouw; R voor de ontwikkeling van een logo voor het natuurproject wordt in het najaar van 2003 een wedstrijd uitgeschreven. Deze richt zich zowel naar particulieren als naar scholen. De wedstrijd wordt bekendgemaakt via de lokale media (gemeentelijke infobladen, blad uitgegeven door IGEMO, websites van de gemeenten, Natuurpunt ); R bij bepaalde gebeurtenissen, de opstart en afronding van acties worden persmomenten georganiseerd of worden artikels doorgezonden naar de pers; R het jaarlijkse evenement‘Econcerto’van Natuurpunt werd uitgebreid. De wandelaar kon op 18 mei 2003 op verschillende plaatsen in het natuurreservaat Den Battelaer genieten van muziek, voordracht, dans, ... en kreeg meer informatie over de Beneden-Dijlevallei. Er was een financiële inbreng van Mechelen en Bonheiden, en logistieke en promotionele steun van de vier gemeenten en IGEMO. In 2004 zal het evenement plaatsvinden in het Mechels Broek te Mechelen op 16 mei.Voor deze editie zullen de vier gemeenten op alle vlakken participeren en werken ook de gemeentelijke cultuurdiensten mee aan de organisatie. Wat is Econcerto ? Econcerto is een evenement waarbij kunstenaars zich laten inspireren door de natuur in het projectgebied. Elk jaar wordt in een ander natuurgebied in de regio een wandelparcours uitgestippeld dat eerst aan de kunstenaars wordt voorgesteld. Deze laten zich door de opgedane indrukken inspireren om een bestaand werk uit te kiezen of een nieuw werk te ontwikkelen. Het gaat hierbij zowel om beeldende kunstenaars als muzikanten, dichters ….Tijdens Econcerto worden hun werken voorgesteld aan het publiek. Er wordt ook specifiek aandacht geschonken aan de kinderen met allerhande kijk- en doe-opdrachten tijdens de wandeling. Op het einde van de wandeling wordt de inwendige mens versterkt met een hapje en een drankje.
Meerwaarde Men heeft het project vanuit de basis laten groeien, vertrekkende van de vrijwilligerswerking van Natuurpunt en de beleidsvisie van de lokale besturen. Het participatieve aspect is dus op een natuurlijke manier in het project aanwezig. Voor de gemeenten opent dit samenwerkingsverband een deur naar een groene toekomst waar zij ook zelf medezeggenschap over hebben. Zij kunnen hun beleid toetsen aan een visie die ze zelf mee hebben ontwikkeld. Als overheidsniveau dat het dichtst bij de bevolking staat, zijn zij immers degenen die het best op de lokale noden kunnen inspelen.
Knelpunten R De (aanzienlijke) bijdrage die de gemeenten reeds leveren voor de coördinatie van het project volstaat niet om de actiepunten ook in praktijk te brengen. Momenteel is één van de prioriteiten van de projectgroep het verkrijgen van meer werkingsgeld via andere kanalen, waardoor de mogelijkheden van het project ten volle benut zouden kunnen worden. R De organisatie van inspraakmogelijkheden voor de verschillende doelgroepen blijkt één van de moeilijkste punten om in praktijk te realiseren. De zesmaandelijkse vergaderingen van de klankbordgroep volstaan niet om gedetailleerd in te gaan op de verschillende actiepunten. Daarom zal er in de toekomst
106
A M B I T I E U Z E TA N D E M P R O J E C T E N
werk van worden gemaakt om de contacten met alle organisaties werkzaam in het gebied uit te breiden en banden met vrijwilligers en verenigingen aan te halen. De verspreiding van informatie zal worden opgedreven (o.a. een folder, een rondreizende tentoonstelling, ...). Bij verschillende deelacties zal erop worden toegezien dat de samenstelling van de werkgroepen voldoende uitgebreid is. Na de installatie van de website zal bekeken worden of hier een soort discussieforum kan worden uitgewerkt.
Resultaten Gedurende het eerste projectjaar zijn de verschillende partners tot een gezamenlijke visie gekomen rond de thema’s natuurbehoud, landschapszorg, recreatie, waterbeheer, landbouw en tewerkstelling (natuurbeheerarbeid). Hiermee beschikken de gemeenten over een referentiekader voor hun milieubeleid en ruimtelijke planning. De intergemeentelijke langetermijnvisie rond de Beneden-Dijlevallei werd vertaald in een actieplan. De meeste actiepunten zijn reeds in overlegfase of in uitvoering. Een greep uit het aanbod: R Beleidsmatige acties: - Aandringen op bekkenbeheerplannen: er wordt actief deelgenomen aan vergaderingen in het kader van de opmaak van zowel bekken- als deelbekkenbeheerplannen in het projectgebied. Deze ontwikkelingen worden teruggekoppeld naar de stuurgroep en besproken zodat lokale, intergemeentelijke standpunten tijdens deze vergaderingen onder de aandacht kunnen gebracht worden. - Onderling afstemmen van het aankoopbeleid. De aankoop van natuurgebieden is een belangrijk instrument voor het behoud van natuur- en landschapswaarden. Dankzij de instelling van het project is er reeds een beter contact tussen de verschillende aankoopgemachtigde partijen. Een verdere uitbreiding en verfijning van het overleg wordt echter uitgewerkt. R Beleidsondersteunende acties: - Uitbouw van een netwerk voor de organisatie van natuurbeheerarbeid. Daarvoor kan beroep worden gedaan op de vzw Natuur- en Landschapszorg, een vereniging gegroeid uit Natuurpunt. Dit netwerk is reeds uitgebouwd voor de gemeenten Sint-Katelijne-Waver en Bonheiden en dient verder uitgebreid te worden naar Willebroek en Mechelen. De bedoeling is om deze actie te integreren met het integraal project kleine landschapselementen en om ook landbouwers te betrekken. - Lokale studie mogelijke overstromingsgebieden. Het doel van deze actie ligt vooral in het uitvoeren van een vooronderzoek voor de afbakening van locaties waar een overstromingsgebied tot de mogelijkheden behoort.Op intergemeentelijk niveau werd reeds een evaluatie uitgevoerd van de potentiële overstromingsgebieden die werden aangeduid naar aanleiding van de actualisatie van het Sigmaplan. Het intergemeentelijk advies werd vanuit het project overgemaakt aan AWZ. Andere studies worden eveneens intergemeentelijk besproken en geëvalueerd en het lokale standpunt wordt overgemaakt aan de uitvoerders (bv. studies in opdracht van AMINAL, afdeling water aan de Barebeek en de Vrouwvliet). R Te r r e i n a c t i e s : - Heropstart bevloeiingsproject Mechels Broek. In het natuurreservaat Mechels Broek wordt gestreefd naar het herstel van het historisch bevloeiingssysteem om een oplossing te bieden voor de verdroging waar het gebied reeds jaren mee kampt. Deze problematiek is onlosmakelijk verbonden met de afvalwaterzuiveringsproblematiek in de omgeving. Om te komen tot een degelijke en duurzame oplossing werd in 2002 een werkgroep opgericht bestaande uit vertegenwoordigers van de stad Mechelen, IGEMO, Natuurpunt, AMINAL-afdeling water, AMINAL-afdeling natuur, AWZ-afdeling Zeeschelde en de Universiteit van Antwerpen (UA). Deze samenwerking heeft er enerzijds voor gezorgd dat Aquafin, in opdracht van de stad Mechelen, in het najaar van 2003 een haalbaarheidsstudie zal
A M B I T I E U Z E TA N D E M P R O J E C T E N
107
-
-
-
uitvoeren voor de oplossing van het afvalwaterprobleem van de bewoners. Anderzijds zal, eveneens in het najaar van 2003, de UA in samenwerking met Natuurpunt de waterhuishouding van het Mechels Broek bestuderen. De gegevens van deze studie zullen vervolgens een simulatie mogelijk maken van het gewenste peilbeheer van de aangrenzende rivieren via de hydrologische/hydraulische modellen die door AMINAL-afdeling water ter beschikking zullen worden gesteld. Op deze manier zal hopelijk in de nabije toekomst een oplossing voor de verdroging van het Mechels Broek worden uitgewerkt. Uitbouw van een recreatief netwerk. In 2002 en 2003 werden de eerste contacten gelegd met verschillende toeristische organisaties in de streek en met burgers werkzaam rond trage wegen. Het plan is tweeledig: enerzijds de uitbouw en aansluiting van reeds bestaande recreatieve wegen en anderzijds de herwaardering van trage wegen (voet-, kerk- en buurtwegen). Momenteel zijn werkgroepen hieromtrent in oprichting. Wachtbekkens Goorbosbeek-Cammaersbeek. Deze actie is gericht op het oplossen van wateroverlast ter hoogte van een woonwijk in Sint-Katelijne-Waver en het oplossen van een verdrogingsprobleem in natuurgebied De Hondsbossen. Dankzij de aanleg van vier wachtbekkens en één waterkeringsmuur wordt aan beide problemen verholpen. Momenteel zijn reeds twee wachtbekkens aangelegd en is de waterkeringsmuur in de fase van bouwvergunningsaanvraag. De realisatie van deze actie gebeurt door de gemeente St-Katelijne-Waver en de provincie Antwerpen. Het project biedt administratieve ondersteuning aan de gemeente en zorgt voor de organisatie en opvolging van het overleg. Project Bosuitbreiding. Dit wordt uitgevoerd door IGEMO in samenwerking met AMINAL, afdeling Bos en Groen en is ondertussen uitgegroeid tot een apart project waaraan tien gemeenten participeren. Het doel is om de geplande bosuitbreiding (zoekzones), uitgewerkt door het Vlaamse Gewest lokaal bespreekbaar te maken en concreet vast te leggen in overleg met de betrokkenen Een bestek is uitgewerkt voor de aanstelling van een studiebureau. De studie zal aanvatten in het najaar van 2003.
9
Intergemeentelijke vereniging IGEMO Ingrid Beuls Schoutetstraat 2 2800 Mechelen T. 015/44.84.77 E.
[email protected] Natuurpunt vzw Bert Delanoeije Kardinaal Mercierplein 1 2800 Mechelen T. 015/29.72.75 E.
[email protected]
108
A M B I T I E U Z E TA N D E M P R O J E C T E N
En in de praktijk Het intergemeentelijk natuurproject De Beneden-Dijlevallei is een intensieve en ambitieuze onderneming, en bovendien sterk verbonden met de lokale situatie. Een volledig uitgewerkt stappenplan zou dus weinig zinvol zijn.Voor initiatiefnemers in gelijkaardige gebiedsgerichte projecten kunnen elementen uit het hier besproken project evenwel een interessante bron van informatie en inspiratie vormen.
Uit de bestaande samenwerking van Natuurpunt met de afzonderlijke gemeenten ontsproot de idee van één groot natuurgebied voor de streek. Onder de vrijwilligers van Natuurpunt, afdeling Mechels rivierengebied, leefde al geruime tijd de gedachte om dit waardevolle stuk Vlaamse riviervallei, waarin de vereniging verschillende terreinen in beheer heeft, als één geheel in de kijker te plaatsen. Op de sterk verstedelijkte as tussen Brussel en Antwerpen betrekt het 3500 hectare grote gebied een kwetsbare positie: door de verstedelijkingsdruk vormt dichtslibben een reëel gevaar. Bert Delanoeije beschrijft de motivatie van Natuurpunt als volgt: "We konden het toch niet laten gebeuren dat binnen een aantal jaren de mensen uit de streek urenlang in de file zouden moeten staan om ergens van een stukje natuur te gaan genieten, terwijl een uniek groengebied voor hun deur tot de mogelijkheden behoort."
Natuurpunt publiceerde enkele jaren terug reeds een folder: "Eén groot natuurgebied, het kan". Hiermee wilden de medewerkers zowel het grote publiek als de lokale overheid deelgenoot maken in hun visie. Het was voor de vrijwilligers van Natuurpunt belangrijk dat het grote groengebied waarvan ze droomden, ook door de lokale bevolking werd gedragen. Alleen wanneer de inwoners en gebruikers van de riviervallei zich ermee kunnen identificeren, kan immers op een duurzame manier werk worden gemaakt van de bescherming van de natuurwaarden in de regio.Via beheersovereenkomsten werkte Natuurpunt reeds verscheidene jaren samen met de vier gemeenten in het valleigebied, o.a. rond bermbeheer, wandelpaden, de aanleg van wildroosters, ... . Om alle initiatieven in het gebied op elkaar af te stemmen werd een samenwerking opgestart tussen Natuurpunt, de lokale besturen en IGEMO als coördinerende partner. De gemeenten waren bereid elk een financiële bijdrage te leveren voor de aanstelling van een coördinator.
Een plechtig startmoment Met de aanstelling van de coördinator bij IGEMO op 1 mei 2001 ging het project Beneden-Dijlevallei officieel van start. Er was een receptie en de lokale en regionale pers (o.a. RTV) was aanwezig bij het evenement.
Werken aan een gemeenschappelijke visie voor de toekomst van de Beneden-Dijlevallei Gedurende het eerste jaar werd voornamelijk aandacht besteed aan de visievorming en het opstellen van het actieplan. Dit laatste werd opgesteld door de projectcoördinator in overleg met alle betrokkenen in het projectgebied, zowel lokale milieuverenigingen als de Vlaamse administraties, de gemeentelijke ambtenaren… De stand van zaken van het rapport werd regelmatig besproken binnen de stuurgroep en in laatste fase keurde deze groep het rapport en actieplan goed.
A M B I T I E U Z E TA N D E M P R O J E C T E N
109
Het uitwerken van de organisatiestructuur en opstarten van de actiepunten Na de beëindiging van de visievorming en het actieplan en bij het opstarten van de acties ( juli 2002) werden de projectgroep, de stuurgroep en de klankbordgroep definitief ingesteld.De projectgroep overlegt wekelijks tot tweewekelijks, de stuurgroep twee- à driemaandelijks en de klankbordgroep zesmaandelijks. Aangezien het overleg van de klankbordgroep onvoldoende is om actieve participatie van alle betrokkenen mogelijk te maken, worden inspanningen geleverd om de doelgroepen vlotter te bereiken (hoe dit gebeurde kan u lezen bij Knelpunten).Voor de meeste actiepunten is reeds overleg aan de gang met de betrokkenen. Het concreter invullen van het bestaand actieplan (met streefdata, verdeling van de verantwoordelijkheden, budgetten, ...) is een belangrijke volgende stap voor de projectgroep.
Inpasbaar in de samenwerkingsovereenkomst? Gemeenten die een gelijkaardig project in aanmerking willen laten komen voor de samenwerkingsovereenkomst, houden best rekening met volgende opmerkingen. R Cluster burgers en doelgroepen: het project komt eventueel in aanmerking voor deze cluster onder niveau 1. R Cluster gebiedsgericht beleid: dergelijk initiatief kan eventueel gelden als een voorbeeld voor een niveau 3-project.
110
A M B I T I E U Z E TA N D E M P R O J E C T E N
Duurzame wijk in L e e u w a r d e n : Vo s s e p a r k GEMEENTE OF REGIO I N I T I AT I E F N E M E R
PA RT N E R S
D O E L P R OJ E C T
DUUR BUDGET SAMENWERKINGSOV E R E E N KO M ST
BEGELEIDING DOOR NGO’S
© Jaap Schaaf
16
Gemeente Leeuwarden, Nederland Wijkvereniging ‘Toekomst–Vosseparkwijk’en gemeente Leeuwarden, sector Milieu en sector Bouwen en Wonen R Energiemaatschappijen R Woningbouwcorporatie R Scholen R Politie R Integratie van veiligheid, leefbaarheid en duurzaamheid in de wijk via zeer concrete acties zoals 10% CO2-reductie en het verbeteren van de woningkwaliteit. R Vertaling van deze methodieken naar andere wijken. Tussen 6 maanden en 2 jaar Meer dan c 25.000: c 94.770 Dit project kadert in: R Energie niveau 2 of 3 R Burgers en doelgroepen niveau 1 R Gebiedsgericht beleid niveau 3 VIBE vzw
Doelstellingen Via een samenwerkingsverband van verschillende partners en een geïntegreerde aanpak wilden de initiatiefnemers het begrip duurzaamheid concretiseren in de Vosseparkwijk.Voor de weerhouden thema’s energie,veiligheid en het verbeteren van de woningkwaliteit werden concrete doelstellingen vooropgesteld: R 10% CO2-reductie door energiebesparing en toepassing van duurzame energie : 20% van de wijkbewoners doet mee met een energieactie; R verhogen van de kwaliteit van de bestaande woningvoorraad: 10% van de wijkbewoners sluit een onderhoudscontract af; R verhogen van de veiligheid: 10% van de woningen verwerft een politiekeurmerk Veilig Wonen. Een bijkomende doelstelling had betrekking op het realiseren van nieuwe, aansprekende methoden om duurzaamheid te vertalen naar andere wijken binnen de gemeente.
A M B I T I E U Z E TA N D E M P R O J E C T E N
111
Doelgroep R De bewoners van de Vosseparkwijk: deze woonwijk ligt net buiten de binnenstad van Leeuwarden en werd gebouwd in de jaren ‘30. De wijk heeft 1.800 woningen waarvan het grootste deel particulier bezit. In totaal wonen er 4.100 personen. R De schoolkinderen in de wijk.
Omschrijving van het project In het najaar van 2001 betoonden de wijkvereniging ‘De Toekomst-Vossepark’en de gemeente interesse om samen een project uit te werken rond duurzaam en veilig wonen in de Vosseparkwijk. Samen met de andere betrokken partners werd de campagne gelanceerd op 31 oktober 2001 en afgerond in april 2003. R E PA + a l s c a m p a g n e - i n s t r u m e n t Om de drie doelstellingen energiebesparing, verbetering van de woonkwaliteit, en veiligheid te combineren in één campagne, werd een totaalpakket‘EPA+’(Energie Prestatie Advies Plus) aangeboden aan de wijkbewoners. Dit totaalpakket werd samengesteld op basis van het reeds bestaande EPA of Energie Prestatie Advies, dat gericht is op de energieprestatie van woningen. EPA is een advies van een gecertificeerde adviseur over efficiënter energiegebruik in een woning. In een EPA worden bijvoorbeeld maatregelen als dubbelglas, hoogrendementsketels of spouwisolatie aangeraden. Daarbij wordt op een rijtje gezet wat die maatregelen kosten, wat ze besparen aan gas en elektriciteit en in hoeveel tijd de investeringen kunnen worden terugverdiend. In het project werd aan EPA een luik woonkwaliteit en veiligheid toegevoegd. EPA+ is een uniek pakket omdat naast milieu-maatregelen ook woonkwaliteit en veiligheid een evenwaardige plaats innemen. EPA+ geeft advies aan bewoners omtrent energiebesparing, veiligheid en de bouwkundige staat van hun woning. EPA+ kost c 380, een bedrag dat de betrokkenen kunnen terugvorderen via Inhome, de dochteronderneming van de energiemaatschappij Essent. Concreet ontvingen alle bewoners persoonlijk een aanbod voor dit advies en het boekje ‘Hart voor uw Huis’, met handige tips voor de woning.Vervolgens konden de geïnteresseerde bewoners een afspraak maken met een adviseur van projectpartner Inhome, die de woning doorlichtte op het vlak van energieverbruik en veiligheid en die de bouwkundige staat checkte. In een adviesrapport werden vervolgens de mogelijke verbeterpunten op vlak van veiligheid en energiebesparing aangestipt, evenals de vereiste bouwkundige ingrepen.Wijkbewoners die de aanbevolen maatregelen op vlak van veiligheid lieten uitvoeren, kregen het Politiekeurmerk Veilig Wonen (PKVW).Wijkbewoners die de energiemaatregelen lieten uitvoeren kregen een Energiepremie van c 200 én een extra energiepremie van 25% voor het uitvoeren van grote investeringen zoals het plaatsen van een hoogrendement stookketel of sterk isolerend glas. R D e w e d d e n s c h a p e n 1 0 0 VO L D Naast de mogelijkheid om in te gaan op het aanbod van EPA+ en je huis te laten screenen door een energieadviseur, werden laagdrempelige en aantrekkelijke formules uitgewerkt om de bewoners enthousiast te maken en aan te zetten tot energiebesparing. Energiebesparing werd gestimuleerd door speciale actiemodellen zoals een weddenschap en het programma 100 VOLD ‘100 Vosseparkers Ontwikkelen Leeuwarden Duurzaam’. De weddenschap hield in dat de wijk in ruil voor de realisatie van een CO2-besparing van 10% in 1 jaar tijd, zij 25 zonnepanelen voor het wijkgebouw’gratis ter beschikking kreeg. Door deze weddenschap eisten plezier en spanning een plekje op in het duurzaamheidsproject.Via het uitvoeren van concrete tips en acties kon-
112
A M B I T I E U Z E TA N D E M P R O J E C T E N
den de deelnemers punten behalen die overeenstemden met een bepaald percentage CO2-besparing. Punten werden behaald door onder andere: R een contract af te sluiten met projectpartner Essent voor een groene stroom abonnement, wat per abonnement zeven punten opleverde; R deel te nemen aan het programma ‘100 VOLD’en de praktische gedragstips uit te voeren (15 punten) ; R deel te nemen aan het EPA+ onderzoek en de hieruit geadviseerde maatregelen te realiseren (bv. isolatie van de woning leverde twee punten op) ; R het aankopen van energiezuinige apparaten met energielabel A (vijf punten per apparaat met A-label). 100 VOLD ‘100 Vosseparkers Ontwikkelen Leeuwarden Duurzaam’ Wijkbewoners gingen gedurende een half jaar aan de slag om minimaal 10% elektriciteit te besparen op basis van eigen keuzes.Tijdens deze zes maanden werden vier bijeenkomsten georganiseerd, waarin thema’s als verlichting, koeling en stand-by acties aan bod kwamen.Tijdens deze bruisende informatiebijeenkomsten ontvingen de deelnemende gezinnen deskundig advies over energiebesparing en reikten ze elkaar creatieve en inspirerende tips aan.Wekelijks werden de meterstanden genoteerd zodat duidelijk werd welke actie welk resultaat opleverde.
800 van de 1.800 gezinnen spaarden via deze acties punten. De punten werden verzameld via de Energiescorekaart, zodat de deelnemers steeds zicht hadden op de tussenstand en op het einde zichtbaar was of de deelnemende gezinnen samen aan de vereiste 10.000 punten kwamen. R S c h o l e n z e t t e n h u n b e s t e b e e n t j e vo o r De scholen voerden drie weken lang een energieproject uit waarbij de leerlingen op school en thuis de meterstand bijhielden. De week van drie tot en met zeven maart was de ‘super-bespaarweek’waarin de leerlingen zoveel mogelijk stroom (in vergelijking met een normale week) bespaarden. Leerlingen en leerkrachten slaagden erin de doelstelling om 10 % te besparen te realiseren: de twee scholen verbruikten uiteindelijk 25 en 41% minder stroom. Op school bespaarden de kinderen en leerkrachten elektriciteit door verlichting in lokalen tijdig te doven, computers en kopieerapparaten minder te gebruiken, stand-by uit te schakelen en koffieapparaten uit te zetten.Thuis speelden kinderen minder op de computer en keken minder televisie.
Rol van de partners R Gemeente Leeuwarden De gemeente coördineerde de campagne en onderstreepte het belang van wijkinitiatieven. Zij zorgde voor subsidiemaatregelen om de wijkbewoners te stimuleren tot het nemen van maatregelen in het kader van EPA+. Binnen het gemeentebestuur participeerden de sectoren Milieu en Bouwen en Wonen. R W i j k v e r e n i g i n g ‘ To e k o m s t -Vo s s e p a r k w i j k ’ De wijkvereniging was vragende partij om in samenwerking met de gemeente en andere partners het abstracte begrip duurzaamheid te vertalen naar concrete acties en resultaten voor de wijkbewoners. Zij stimuleerde de wijkbewoners om deel te nemen aan de campagne via persoonlijke contacten, het huis aan huis verdelen van campagnemateriaal en het organiseren van wijkoverleg. De wijkvereniging zat ook in de stuurgroep van de campagne en onderhield goede contacten met alle partners.
A M B I T I E U Z E TA N D E M P R O J E C T E N
113
R Energiemaatschappij Essent Friesland en dochterorganisatie Inhome De energiemaatschappij ontwikkelde het programma EPA+ in overleg met andere partners, sponsorde de campagne, leverde deskundig advies, participeerde in de stuurgroep en stimuleerde wijkbewoners om over te schakelen op groene stroom. R Wo n i n g b e d r i j f B W L Deze corporatieholding wilde duurzame energie integreren in de bestaande woningvoorraad in de wijk.Ze ondertekende met de gemeente Leeuwarden een convenant voor duurzame renovatie in de bestaande wijken. R Regiopolitie Friesland De politie wilde de wijkbewoners helpen bij het nemen van veiligheidsmaatregelen in de woning. Samen met andere partners introduceerde de politie het veiligheidskeurmerk bij woningen die voldeden aan de opgelegde voorwaarden. R B a s i s s c h o l e n Vo s s e p a r k w i j k Zij gaven het energiethema een plaats in de lessen en kaderden dit binnen het project. Ook zochten ze binnen het schoolbeleid zelf naar mogelijke energiebesparing en investeerden in duurzame energie.
Communicatiemiddelen en campagnematerialen R R R R R R R R R
nieuwsbrieven; het informatieboekje ‘Hart voor uw Huis’met tips voor besparingen in de woning; website van de gemeente; folder EPA+; voorlichtingsavonden; artikels in de wijkkrant; publiciteit via radio, krant en tv; persoonlijke benadering via vrijwilligers uit de wijk; schoolproject.
Meerwaarde Het gaat om een unieke samenwerking tussen verschillende maatschappelijke groeperingen die elkaar versterken en verschillende thema’s integreren. Net omwille van deze unieke samenwerking tussen gemeente, wijkvereniging, Essent, het Woningbedrijf BWL, Inhome en de politie kaapte dit project de Energy Award weg. De uitwerking van een inventieve weddenschapformule bleek zeer stimulerend om wijkbewoners aan te spreken. Dit blijkt uit het feit dat de ambitieuze doelstelling, met name 10.000 punten verzamelen of 10 % CO2 besparing besparen, gehaald werd. De betrokken partners maakten samen een product (EPA+) wat maakte dat zij ook in dit project geloofden en enorme inspanningen leverden om het tot een goed einde te brengen. Zowel op vlak van kennisoverdracht als op financieel vlak deden alle partners een duit in het zakje. Op die manier werd de begrote c 100.000 bij elkaar gesprokkeld.
114
A M B I T I E U Z E TA N D E M P R O J E C T E N
Knelpunten Omdat de ontwikkelingstijd voor het nieuwe product EPA+ langer was dan voorzien, werd de campagne met een half jaar verlengd. Anderhalf jaar bleek een relatief lange periode om de aandacht van de wijkbewoners vast te houden. Het bleek overigens een moeizaam proces om overeenstemming te bereiken bij de verschillende partners over precieze invulling en financiering van het EPA+ product. De vermarkting van het EPA+ product bleek te complex. Het product EPA+ was te onbekend en het informatiepakket was onvoldoende helder. Bijgevolg werd de beoogde doelstelling om het politiekeurmerk Veilig wonen aan 10% van de wijkbewoners toe te kennen en het afsluiten van onderhoudscontracten bij 10% van de wijkbewoners niet gehaald.
Resultaten De wijkbewoners scoorden voldoende punten (10.484) en behaalden hiermee de doelstelling van 10% CO2reductie. De zonnepanelen werden gemonteerd op het wijkcentrum. 48% van de huishoudens stapte over op groene stroom en 43 huishoudens deden mee aan de besparingsactie ‘VOLD’. Gemiddeld bespaarden de 43 gezinnen 11% stroom.Twee scholen bespaarden 41% en 25% elektriciteit. Leerlingen en leerkrachten hielden op school en thuis de meterstand nauwgezet bij. De gemeente Leeuwarden plant een herhaling van deelelementen uit de campagne in andere wijken. De weddenschap zal worden toegepast rond het thema huishoudelijk afval.Verder werd er onderzoek gedaan naar de haalbaarheid van het product EPA+ in andere wijken van de gemeente. Er is nog geen concreet voorstel tot verspreiding van dit model.
9
Gemeente Leeuwarden Sector Milieu Postbus 210000 NL 8900 JA Leeuwarden Cecile Wagstaff T. 0031/58/233.81.84 E.
[email protected] W. Info over EPA: www.minvrom.nl
En in de praktijk Fase 1: conceptplan en samenwerking met partners Het projectidee werd van bij de start breed opengetrokken. De initiatiefnemers, gemeente en wijkvereniging, waren ervan overtuigd dat bewoners bereid zouden zijn om mee te werken aan een duurzaamheidscampagne indien die maar voldoende inspeelt op het verhogen van de levens- en woonkwaliteit. Om 10% CO2-reductie te bekomen zijn naast gedragsverandering echter ook technische maatregelen nodig. Het idee werd geboren om bij het uitwerken van technische energiebesparende maatregelen ook technische maatregelen op te nemen die bijdragen aan duurzaam en veilig wonen.Vandaar dat ook de sector Bouwen en Wonen van de gemeente een belangrijke partner werd.
A M B I T I E U Z E TA N D E M P R O J E C T E N
115
In het conceptplan dat opgesteld werd ter voorbereiding van de campagne kwamen volgende aspecten aan bod: de doelstelling, de doelgroep, de partners, het budget en de taakverdeling. Na de conceptfase werd de aandacht verlegd naar de partners. Bilaterale gesprekken werden gevoerd met diverse potentiële partners om belangen te inventariseren. Met ondersteuning van een extern bureau werden tijdens een aantal bijeenkomsten de projectdoelstellingen en instrumenten besproken en vastgesteld. Het externe bureau stelde vervolgens het definitieve projectplan op waarbij aandacht werd geschonken aan het formuleren van duidelijke doelstellingen, het afbakenen van instrumenten en actiemodellen op maat van de beoogde doelgroep en de rol voor de verschillende partners. In een latere fase werd het communicatieplan ingevuld en werden de concrete PR-taken opgelijst en verdeeld. Een stuurgroep werd samengesteld met vertegenwoordigers van alle lokale partners aangevuld met Novem (de Nederlandse Organisatie voor Energie en Milieu; meer info op www.novem.nl) en de provincie Friesland. De gemeente leverde de voorzitter en de secretaris (sector Milieu). De agenda werd telkens vastgelegd in overleg met alle betrokken actoren. Het overleg ging door in de vergaderlokalen van het Energiebedrijf.
Fase 2: startschot: weddenschap in de steigers Het startschot van de campagne werd gegeven op de wijkconferentie op 31 oktober 2001 en bekrachtigd door een weddenschap tussen de wijk en de gemeente. Aangezien de start aanzien werd als een belangrijk moment voor het welslagen van de campagne, verzorgden de gemeente (sector Communicatie) en een extern bureau de publiciteit. Ruim 80 wijkbewoners waren aanwezig op deze feestelijke en enthousiasmerende bijeenkomst.
Fase 3: looptijd Gedurende de hele campagneperiode kwam de stuurgroep maandelijks samen om de campagne te evalueren, nieuwe voorstellen te bekijken en bij te sturen indien nodig. Met de bewoners werden tussentijdse (info)bijeenkomsten gepland waarbij acties werden voorgesteld, dieper ingegaan werd op de inhoud van de campagne, technische vragen beantwoord werden, en waar de presentatie van de tussentijdse stand in het kader van de weddenschap telkens voor animatie en spanning zorgde. Ook via het wijkkrantje, het gemeentelijk infoblad en herhaalde persartikelen werden de (tussentijdse) besparingsresultaten en acties omtrent veiligheid en kwaliteitsverbetering uitvoerig besproken. De wijkbewoners werden persoonlijk benaderd door de wijkvereniging met de uitnodiging om mee te stappen in dit uitdagende project. Opvallend was dat het campagneluik waarbij de wijkbewoners werden uitgedaagd via de weddenschap en de 100 VOLD-formule, het grootste succes kende. De aandacht van de pers was ook op deze deelaspecten gericht. Cecile Wagstaff:‘Het creëren van betrokkenheid bij je doelpubliek is bepalend voor het succes van je campagne. Betrokkenheid zet een enorme dynamiek in gang die mensen aanzet tot actie. De gemeente verloor de weddenschap, het milieu en de wijkbewoners werden de grote winnaars.’
Fase 4 : slotmoment met buffet Het slotmoment viel samen met de jaarvergadering van de wijkvereniging. Ook hiervoor was een publiciteitsplan opgesteld. Een enthousiaste afvaardiging van wijkbewoners en de pers waren aanwezig toen de zonnepanelen werden aangesloten.
116
A M B I T I E U Z E TA N D E M P R O J E C T E N
Inpasbaar in de samenwerkingsovereenkomst? Gemeenten die een gelijkaardig project in aanmerking willen laten komen voor de samenwerkingsovereenkomst, houden best rekening met volgende opmerkingen. R Cluster burgers en doelgroepen: het project komt eventueel in aanmerking voor deze cluster onder niveau 1. R Cluster energie: om in aanmerking te komen voor niveau 2 binnen deze cluster dient dit project te passen in het onderdeel "actieplan hernieuwbare energie". Dit project kan kaderen in de cluster energie op niveau 3 op voorwaarde dat het grootschaliger wordt aangepakt en dat de gemeente ook gevolg geeft aan de andere niveau 3 bepalingen van deze cluster .
A M B I T I E U Z E TA N D E M P R O J E C T E N
117
© Patrick De Spiegelaere
10 stappen naar een goed Tandemprojec t 1 . We d e r z i j d s v e r t r o u w e n t u s s e n l o k a a l b e s t u u r e n l o k a l e g r o e p Een eerste voorwaarde voor een goed Tandemproject is de steun van het lokale bestuur. Het bestuur dient open te staan voor samenwerking met lokale bewonersgroepen en milieuorganisaties. Meer nog het bestuur dient open te staan voor vele mogelijke samenwerkingsverbanden en te geloven en te investeren in het sociaal kapitaal dat lokaal aanwezig is. Ook voor een actieve lokale vereniging is een open geest een troef voor samenwerking met het lokale bestuur. Een project krijgt door de hulp en steun van het lokaal beleid en de administratie van bij het begin meteen een stevige onderbouw. Idealiter staan het bestuur en de vereniging voor honderd procent achter een gezamenlijk project en gaan ze samen pro-actief denken en werken. 2 . G e l o o f i n s a m e n we r k i n g s ka n s e n m e t b e wo n e r s g ro e p e n e n r e s p e c t vo o r e l ka a r s ro l Verenigingen en lokale besturen kunnen elkaar perfect aanvullen bij het opzetten van projecten rond duurzaam lokaal milieubeleid. Een gemeente heeft professionele communicatiekanalen en een sterke logistiek. Verenigingen hebben dan weer een stevige basis in de gemeenschap, kunnen rekenen op actieve participatie van vrijwilligers en werken met kleinschaliger communicatiemiddelen. 3 . A f b a k e n i n g va n h e t a a n t e p a k k e n p r o b l e e m Voor het welslagen van een Tandemproject is het erg belangrijk vóór het ontwerpen van een project het probleem af te bakenen en duidelijk te formuleren hoe dit project een oplossing kan zijn. Deze probleemstelling dient voor alle betrokkenen duidelijk te zijn zodat vanuit deze kennis het project mee vorm kan gegeven worden. Indien er onvoldoende kennis is over het probleem is het zeer belangrijk hier tijd voor uit te trekken (literatuur, onderzoek, bevragen bevoorrechte getuigen,…). 4 . A f b a k e n i n g va n u w d o e l s t e l l i n g e n u w d o e l g r o e p Het selecteren van een duidelijk afgebakende doelgroep is heel belangrijk voor het welslagen van een project. Soms wordt er gekozen voor de doelgroep waar de meeste milieuwinst wordt verwacht, maar dit is slechts één mogelijk argument om een doelgroep te weerhouden. Er dient nagegaan te worden welke voorkennis de doelgroep heeft, hoe ze kan bereikt worden en wat haar houding is tegenover het probleem. 5 . B e g e l e i d i n g e n u i t w e r k i n g va n h e t p r o j e c t Een nieuw project laat je best begeleiden door een projectgroep en eventueel een stuurgroep. De stuurgroep is het orgaan dat verantwoordelijk is voor de visievorming en het financiële plaatje. De projectgroep is de groep die instaat voor de effectieve uitvoering van het project. Eventueel kan ook gewerkt worden met een klankbordgroep : een groep samengesteld uit zoveel mogelijk betrokkenen (buurtbewoners, winkeliers…) die beïnvloed kunnen worden door het project. Geplande acties worden aan hen voorgelegd en hun opmerkingen worden teruggekoppeld aan de stuurgroep. De milieuraad is een belangrijk orgaan in het gemeentelijk milieubeleid. Laat deze meedenken en eventueel meebeslissen. Uw project zal hierdoor een breder draagvlak krijgen. De milieuraad kan ook mee instaan voor de bekendmaking van het project. Indien het gaat om een groot project is de inbreng van een onafhankelijke, professionele projectbegeleider die de verschillende groepen bijeenbrengt en het ganse traject van het project begeleidt, aangewezen.
1 0 S TA P P E N N A A R E E N G O E D TA N D E M P R O J E C T
119
6 . O p m a a k va n e e n d u i d e l i j k e p l a n n i n g e n t i m i n g Een overzicht van de verschillende campagneluiken, acties en activiteiten in de tijd is nodig om effectief resultaten te boeken. Eén en ander wordt vorm gegeven in een actieplan. Bij de planning hou je best ook rekening met bestaande plaatselijke activiteiten of acties. 7. P a r t i c i p a t i e Probeer als gemeentebestuur naast de milieuraad en milieu- en natuurverenigingen ook andere verenigingen te betrekken, zelfs als dit op het eerste zicht minder evident lijkt. Het betrekken van nieuwe groepen zoals winkeliers, sportclubs, sociaal-culturele organisaties, jeugdbewegingen enz vergroot het draagvlak. Dit is essentieel voor het realiseren van een succesvol project. Hun nieuwe en frisse kijk op de milieuproblematiek betekent vaak een verrijking voor het project. 8. Communicatie Om de campagne zo breed mogelijk bekend te maken, worden alle mogelijke kanalen ingeschakeld: milieukrant, gemeentelijk infoblad, website, streekkranten,… Goed plannen wanneer welk communicatiemiddel wordt ingezet, is cruciaal. Doe dit zo vlug mogelijk, zodat vanaf de aankondiging en opvolging zicht is op alle communicatiemiddelen. Communiceer zeker ook de resultaten van het project bij alle betrokkenen en bij zoveel mogelijk buitenstaanders. 9 . A f r o n d i n g va n h e t p r o j e c t Het inventariseren van de resultaten én het doorspelen hiervan aan alle betrokkenen is een projectonderdeel waar voldoende aandacht naar moet uitgaan. De resultaten worden bij voorkeur verspreid onder de bevolking. Innovatieve projecten kunnen gecommuniceerd worden naar andere groepen/verenigingen om daar ook navolging te krijgen. Een project wordt best afgesloten met een feest voor de medewerk(st)ers, vrijwillig(st)ers, bewoners…. 1 0. E va l u a t i e Meestal maakt de initiatiefnemer een eerste aanzet en wordt de evaluatie besproken in de stuurgroep of met de andere betrokken partijen. Hiebij kunnen problemen geduid worden en kunnen nieuwe ideeën opborrelen die inspirerend zijn voor een volgende actie.
120
1 0 S TA P P E N N A A R E E N G O E D TA N D E M P R O J E C T