Vergadering:
Datum: Locatie: Agendapunt:
Portefeuillehoudersoverleg Economische Zaken 5 februari 2014 12.00 - 15.00 uur Stadhuis Alphen aan den Rijn 1
Onderwerp: Agenda
Om 12.00 uur staat er een lunch gereed PHO ECONOMISCHE ZAKEN / SOCIALE AGENDA (12:00 - 12.45)
01
Opening, welkom en vaststelling van de agenda (12:00 -12:05)
02
Presentatie jaarverslag convenant bouwen en opleiden (12:05 -12:15)
In september 2012 is het convenant Bouwen én opleiden tussen ondernemers, bouwopleidingen en gemeenten getekend. Dit jaarverslag geeft een beeld van de activiteiten in het eerste jaar. De constatering is, dat convenant meer in de praktijk gebracht wordt en er nog werk aan de winkel is om de in het convenant opgenomen verplichtingen door te voeren. Het eerste exemplaar van het jaarverslag wordt aangeboden aan de voorzitter
Voorstel: Kennis te nemen van het jaarverslag convenant bouwen en opleiden
03
Plan van aanpak voorbereiding werkbedrijf (12:15-12:50) Op 28 november 2013 heeft u de beslispunten voor de voorbereiding van het Werkbedrijf vastgesteld. Begin december 2013 heeft de staatssecretaris het ontwerp Participatiewet naar de Tweede Kamer gestuurd. Hierin heeft het Werkbedrijf een centrale rol om de banen, die door werkgevers in het Sociaal Akkoord toegezegd zijn, in te vullen. Werkgevers en werknemers hebben met het Rijk de afspraak gemaakt te gaan participeren in het bestuur van het Werkbedrijf. Na het gesprek met de Programmaraad werk en inkomen en op basis van interviews met stakeholders uit onze regio, is een notitie opgesteld. Rode draad van de notitie is dat een goed functionerend bestuurlijk-en ambtelijk overleg randvoorwaardelijk is om te komen tot het vormgeven van een Werkbedrijf. Voor het opstarten van het Werkbedrijf is in een onafhankelijk kwartiermaker voorzien. De notitie is voor besproken met de bestuurlijke afvaardigden uit de drie subregio’s en het regiomanagement van het UWV.
De stukken worden nagezonden.
Voorstel instemmen met de notitie en de geformuleerde besluiten
Korte pauze (5 min)
PHO ECONOMISCHE ZAKEN (12.50 – 14.00 uur)
04
Mededelingen M.1 Afmeldingen M.2 Stand van zaken Holland Space Cluster M.3 De geplande presentatie door prof. Ir. H. De Jonge van de Technische Universiteit Delft over trends en ontwikkelingen in de detailhandel gaat om agendatechnische redenen niet door.
Ingekomen stukken I.1 Verslag van de bestuurlijke bijeenkomst over de Visie Ruimte en Mobiliteit op 8 november 2013 (ter kennisneming) I.2 Verslag van de bestuurlijke bijeenkomst over de herstructurering van bedrijventerreinen op 18 oktober 2013 (ter kennisneming)
Uitgaande brieven U.1 Geen stukken
Mededelingen, ingekomen stukken en uitgaande brieven (12:50 - 13:00 uur)
05
Conceptbesluitenlijst PHO EZ 16 november 2013 (13:00 - 13:05 uur) Ter vaststelling
06
Vervolg werkconferentie bedrijventerreinen 16 oktober 2013 (13:05-13.20)
Tijdens de bestuurlijke werkconferentie op 16 oktober 2013 over de aanpak van de herstructurering van bedrijventerreinen is een aantal actiepunten geformuleerd, die ook als bijlage bij het verslag (zie “Ingekomen stukken”) zijn gevoegd. Deze actiepunten worden verder uitgewerkt in een concreet voorstel. De contouren van het voorstel willen wij graag met u bespreken.
Voorstel: Kennis nemen en bespreken van de voorstellen voor de aanpak van de herstructurering van bedrijventerreinen.
07
Detailhandel (13.20-13.35) a. REO-advies bp ’t Heen, Katwijk Dit agendapunt vervalt op verzoek van de gemeente Katwijk b. Voorstel aan Algemeen Bestuur over de afhechting beleid PDV-locaties Op 13 februari 2013 heeft u in het PHO EZ een aantal afspraken gemaakt over beleid met betrekking tot perifere detailhandelslocaties in Holland Rijnland. Deze afspraken zijn door het Dagelijks Bestuur besproken, waarbij het DB heeft besloten om de afspraken voor te leggen aan het Algemeen Bestuur van Holland Rijnland (DB-
2
vergadering 23 mei 2013). Dat dit nog niet is gebeurd heeft te maken gehad met de onzekerheid over het provinciale beleid voor perifere detailhandel. Daarnaast was er ook de wens van het Dagelijks Bestuur om eerst een fundamentele discussie te voeren over het integrale detailhandelsbeleid. Nu de duidelijkheid over het voorgenomen provinciale beleid er min of meer is (Visie Ruimte en Mobiliteit) en de fundamentele discussie niet door gaat, kan er een voorstel aan het Algemeen Bestuur worden voorgelegd.
Voorstel: Het Dagelijks Bestuur van Holland Rijnland te adviseren in te stemmen met het voorstel aan het Algemeen Bestuur inzake de gemaakte afspraken over het beleid over perifere detailhandelslocaties. 08
Programma Holland Rijnland Biobased 2014 (13.35-13.50)
In de vergadering van het Algemeen Bestuur op 26 juni 2013 is besloten om het programma Holland Rijnland Biobased in 2014 voort te zetten en hiervoor een voorstel ter advisering aan het Portefeuillehouders overleg economische zaken voor te leggen. Op basis van de resultaten uit 2013 is er een vervolgprogramma opgesteld om de ontwikkeling van Biobased Economy in Holland Rijnland ook in 2014 te ondersteunen.
Voorstel: Het Dagelijks Bestuur van Holland Rijnland te adviseren in te stemmen met het programma Holland Rijnland Biobased 2014
09
Rondvraag (13:50 - 13:55 uur) Volgende vergadering: 14 mei 2014 in het stadhuis van Leiden
Korte pauze (5 min)
PHO ECONOMISCHE ZAKEN / RUIMTE (14.00 - 15.00 uur)
10
Economische stimuleringskansen (14:00 - 14:30 uur) In het vorige PHO EZ zijn er presentaties geweest over de ontwikkelingen in de Alphense regio en de Duin- en Bollenstreek. Vandaag zal de heer drs. W. te Beest, vicevoorzitter van het College van Bestuur van de Universiteit Leiden een beschouwing geven over de ontwikkelingskansen voor de Leidse regio.
Voorstel: Kennis te nemen van de presentatie en hier een discussie over te voeren
11
Concept provinciale Visie Ruimte en Mobiliteit (14:30 - 15:00 uur)
De regio heeft een regionale zienswijze opgesteld op de nieuwe provinciale Visie Ruimte en Mobiliteit, die momenteel voor inspraak ter inzage ligt. Zienswijzen kunnen nog tot uiterlijk 19 februari ingediend worden. Besluitvorming in het Dagelijks Bestuur staat gepland op 13 februari. Voorstel: Bespreken van de concept zienswijze van Holland Rijnland op de provinciale Visie Ruimte en Mobiliteit en het DB adviseren over de definitieve zienswijze.
3
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
Oplegvel 1.
Onderwerp
Voorbereiding taken decentralisatie Werk
2.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
3.
Basistaak Efficiencytaak Platformtaak volgens Dagelijks Bestuur XPlatformtaak volgens gemeente
Regionaal belang Participatiewet geeft aan, dat een Werkbedrijf op niveau van de arbeidsmarktregio tot stand moet komen. Arbeidsmarktregio komt overeen met gebied van de gemeenschappelijke regeling Holland Rijnland minus Voorschoten.
4.
Behandelschema:
Datum: Informerend
DB Colleges PHO DB Gemeenteraad DB AB Gemeenteraad
Datum: Adviserend
Datum: Besluitvormend
5 februari 2014
1
5.
Advies PHO
6.
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken
1. Instellen van een Bestuurlijk Overleg Werk met vertegenwoordiging van subregio’s en UWV. Het voorzitterschap van het Bestuurlijk Overleg Werk te beleggen bij de centrumgemeente Leiden. In het bestuurlijk overleg worden zo snel mogelijk werkgevers-als werknemersvertegenwoordigers opgenomen. Voor de werkgeversvertegenwoordiging wordt gezocht naar een vertegenwoordiger per subregio, zodat verbinding met de subregio gewaarborgd is. Voor de werknemersvertegenwoordiger wordt gezocht naar een regionale invulling. 2. Instellen van het Management Overleg Werk, bestaande uit de huidige leden van het Afstemmingsteam Werkgeversdienstverlening Holland Rijnland (hoofden werk en inkomen gemeenten, SWdirecteuren en regiomanagement UWV). 3. Uit te spreken dat het de voorkeur heeft, dat het Management Overleg met een vaste voorzitter gaat werken, die door het Management Overleg benoemd wordt. 4. Het aanstellen van een kwartiermaker voor de periode april-december 2014 voor circa 480 uur. De werving van de kwartiermaker allereerst binnen de kring van Holland Rijnland in te vullen, waarbij geldt dat de aan te trekken kwartiermaker niet betrokken is bij de uitvoerende partijen op het terrein van werk en inkomen.
2
7.
Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
8.
Inspraak
Uw overleg heeft op 28 november de beslispunten voor de voorbereiding van het Werkbedrijf vastgesteld. Begin december heeft de staatssecretaris het ontwerp Participatiewet naar de Tweede Kamer gestuurd. Hierin heeft het Werkbedrijf een centrale rol om de banen, die door werkgevers in het Sociaal Akkoord toegezegd zijn, in te vullen. Werkgevers en werknemers hebben met het Rijk de afspraak gemaakt te gaan participeren in het bestuur van het Werkbedrijf. Na het gesprek met de Programmaraad werk en inkomen en op basis van interviews met stakeholders uit onze regio, is een notitie opgesteld. Rode draad van de notitie is dat een goed functionerend bestuurlijk-en ambtelijk overleg randvoorwaardelijk is om te komen tot het vormgeven van een Werkbedrijf. Voor het opstarten van het Werkbedrijf is een onafhankelijk kwartiermaker voorzien. De notitie is voorbesproken met de bestuurlijke afvaardigden uit de drie subregio’s en het regiomanagement van het UWV.
9.
Financiële gevolgen
Nee Ja, door: Wanneer: Binnen begroting Holland Rijnland Buiten begroting (extra bijdrage gemeenten) te weten:
Structureel/incidenteel Relevante regelgeving:
10.
Bestaand Kader
Eerdere besluitvorming: 11.
Lokale context (in te vullen door griffier)
* weghalen wat niet van toepassing is
3
Vergadering: Datum: Locatie: Agendapunt: Kenmerk:
Pho Arbeidsmarkt (pho Sociale Agenda en pho EZ) 5 februari 2014 Alphen aan den Rijn 02
Onderwerp:
Voorbereiding taken decentralisatie Werk Beslispunten: 1 Instellen van een Bestuurlijk Overleg Werk met vertegenwoordiging van subregio’s en UWV. Het voorzitterschap van het Bestuurlijk Overleg Werk te beleggen bij de centrumgemeente Leiden. In het bestuurlijk overleg worden zo snel mogelijk werkgevers-als werknemersvertegenwoordigers opgenomen. Voor de werkgeversvertegenwoordiging wordt gezocht naar een vertegenwoordiger per subregio, zodat verbinding met de subregio gewaarborgd is. Voor de werknemersvertegenwoordiger wordt gezocht naar een regionale invulling. 2 Instellen van het Management Overleg Werk, bestaande uit de huidige leden van het Afstemmingsteam Werkgeversdienstverlening Holland Rijnland (hoofden werk en inkomen gemeenten, SW-directeuren en regiomanagement UWV). 3 Uit te spreken dat het de voorkeur heeft, dat het Management Overleg met een vaste voorzitter gaat werken, die door het Management Overleg benoemd wordt. 4 Het aanstellen van een kwartiermaker voor de periode april-december 2014 voor circa 480 uur. De werving van de kwartiermaker allereerst binnen de kring van Holland Rijnland in te vullen, waarbij geldt dat de aan te trekken kwartiermaker niet betrokken is bij de uitvoerende partijen op het terrein van werk en inkomen.
Notitie: Voorbereiding taken decentralisatie Werk I Inleiding Op het gebied van werk staan gemeenten aan de vooravond van grote veranderingen. Kwetsbare groepen moeten opgenomen worden in het reguliere arbeidsproces. De omslag zal plaats gaan vinden naar een inclusieve arbeidsmarkt, waarbij mensen met een arbeidsbeperking niet meer apart blijven. In het Sociaal Akkoord zijn hier afspraken over gemaakt. Deze vormen de basis van de Participatiewet. Het voornemen is dat deze wet per 1 januari 2015 ingaat. Een van de afspraken is dat in elke arbeidsmarktregio een Werkbedrijf wordt ingericht. Het te vormen Werkbedrijf gaat een centrale rol vervullen in de plaatsing van mensen met een arbeidsbeperking, die daardoor een afstand tot de arbeidsmarkt bij werkgevers hebben. Binnen Holland Rijnland1 zijn afspraken gemaakt hoe de voorbereiding van het Werkbedrijf invulling krijgt. De voorbereidende werkgroep2 heeft als eerste stap een interviewronde bij sleutelpersonen gehouden.
1 Het betreft de arbeidsmarktregio Holland Rijnland, dit zijn de gemeenten in Holland Rijnland, minus Voorschoten.
4
Dit memo geeft de resultaten van de interviewronde weer en formuleert de benodigde basisafspraken om voorbereid de komende opgaven aan te gaan. De voorstellen zijn in samenspraak met de aanjager (procesmanager) van de Programmaraad3, de heer Arjan Kampman, tot stand gekomen. II Resultaten interviewronde De voorbereidingsgroep heeft in de drie subregio’s met sleutelpersonen van gemeenten, SW-bedrijven, UWV en Regionaal Platform Arbeidsmarkt Rijn-Gouwe (RPA) gesproken over de invulling van een te vormen Werkbedrijf. Uit de interviews komt het volgende beeld naar voren: Subregionale uitvoering moet behouden blijven, op regionaal niveau taken uitvoeren als de schaal dit vereist. Over invulling van het Werkbedrijf bestaan veel verschillende opvattingen. Deze lopen uiteen van een netwerkbedrijf, waarin het werkbedrijf alleen zorg draagt voor de onderlinge communicatie tot een centrale coördinatie met subregionale agentschappen. Een aantal geïnterviewden heeft de optie van het vormen van een gemeenschappelijke regeling geformuleerd. Over de invulling van het bestuur lopen de opvattingen uiteen. Dit betreft het wel of niet opnemen van sociale partners in het bestuur en de vorm waarin een bestuur zal moeten worden gegoten. Het merendeel neigt naar het vormen van een bestuur bestaande uit bestuurlijke vertegenwoordigers van de drie subregio’s, aangevuld met een vertegenwoordiger van de werkgevers. Over het te verlenen mandaat aan het Werkbedrijf lopen de opvattingen ook uiteen. Er is geen eensluidende mening over het beschikken over een budget en het kunnen aangaan van contracten. Vrijwel iedereen is van mening dat er een aanjager nodig is om het Werkbedrijf vorm te geven. De werkgroep heeft niet gekozen voor het uitwerken van verschillende scenario’s, omdat eerst duidelijkheid moet komen over de bestuurlijke- en ambtelijke aansturing. Deze aansturing is een belangrijke randvoorwaarde voor verdere uitwerking. Hierin zullen ook uitkomsten van de interviewronde worden meegenomen.
III Analyse Het arbeidsmarktbeleid binnen Holland Rijnland is gefragmenteerd. Er zijn veel projecten, uitvoerende partijen en overlegplatforms. Het is diffuus welke partijen verantwoordelijk zijn voor het formuleren van de opgaven (het wat) en de uitvoering van deze opgaven (het hoe). Bestuurlijke en ambtelijke verantwoordelijkheden lopen door elkaar heen. Er is geen samenhangend programma op het niveau van de arbeidsmarktregio om invulling aan arbeidsmarktbeleid te geven. Voor externe partijen ontbreekt een aanspreekpunt. Werkgevers die zaken willen doen met de arbeidsmarktregio Holland Rijnland weten niet waar ze terecht moeten. De drie subregio’s hebben werkgeversservicepunten opgezet. De werkwijze van deze punten verschilt. Daarnaast heeft het UWV een werkgeversservicepunt, dat voor de gehele regio werkzaam is. Belangrijkste gremia zijn: Afstemmingsteam Werkgeversdienstverlening Holland Rijnland 2
Werkgroep ‘voorbereiding werkbedrijf’: Jacqueline van Wijk (Kaag en Braassem), Jac Nulkes (Zoeterwoude ), Rino Luijk (Katwijk), Gitta Smit( Lisse), Paul Duijvensz (Holland Rijnland) (secretariële ondersteuning), Cylia Wopereis (Leiden) (voorzitter). 3 In de Programmaraad Werk en Inkomen werken UWV, VNG, Divosa en Cedris samen en bieden zij, op verzoek van het ministerie, ondersteuning bij de regionale samenwerking tussen gemeenten en UWV en bij het inrichten van optimale dienstverlening aan werkgevers en werkzoekenden.
5
Ambtelijk Overleg Participatie Holland Rijnland Op bestuurlijk niveau functioneert het pho Arbeidsmarkt en samen met Midden-Holland het RPA Rijn-Gouwe. Conclusie is dat de bestuurlijke- en ambtelijke aansturing op het niveau van de arbeidsmarktregio niet duidelijk ingevuld is, waardoor geen optimale resultaten worden bereikt. IV Opgave Het aanpakken van de voorbereiding van de Participatiewet met het invullen van de Sociaal Akkoord banen en de vormgeving van een Werkbedrijf vraagt allereerst: het organiseren van slagvaardige bestuurlijke en ambtelijke aansturing; het aanbrengen van inhoudelijke focus. Slagvaardige bestuurlijke- en ambtelijke aansturing is nodig om adequaat afspraken te maken en arrangementen samen te stellen. Op dit moment heeft niemand het mandaat om te kunnen doorpakken waar dat nodig is. De Programmaraad geeft aan dat een goed raamwerk waarin slagkracht en mandaat voldoende geborgd zijn een basisvoorwaarde is om te komen tot een slagvaardige dienstverlening aan werkgevers en werkzoekenden. Dit sluit bovendien aan bij artikel 10 van de Suwi-wet4, dat voorschrijft dat op het niveau van de arbeidsmarktregio gemeenten en UWV moeten samenwerken bij het registreren van werkzoekenden en vacatures en bij werkgeversdienstverlening. Inhoudelijke focus is nodig om in de komende periode te sturen op de uitwerking van: - het organiseren van Sociaal Akkoord banen; - de overgang van nieuwe doelgroepen naar de gemeente (zoals Wajong en SWbeschut) en het in verband hiermee afspraken maken met het UWV; - een methodiek van loonwaardebepaling-loonkostensubsidie; - het vormgeven van het Werkbedrijf. Inhoudelijke focus kan verder worden aangebracht door een marktbewerkingsplan, dat opgesteld wordt op basis van arbeidsmarktanalyse. In Holland Rijnland is een marktbewerkingsplan opgesteld. De afspraak is dat dit plan in het voorjaar van 2014 wordt geactualiseerd. De Werkkamer, waarin de sociale partners en de VNG vertegenwoordigd zijn, werkt de samenstelling en taken van het Werkbedrijf uit. In de onderstaande passage zijn de basisfunctionaliteiten uitgewerkt (stand van zaken eind dec 2013) Een Werkbedrijf is minimaal een bestuurlijk regionaal samenwerkingsverband van regiogemeenten, werkgevers en vakbonden, eventueel uit te breiden met andere actoren zoals het UWV, SW bedrijven, private partijen en of onderwijsinstellingen. Gemeenten hebben de lead bij de Werkbedrijven met een zware vertegenwoordiging van werkgevers in het bestuur. De wethouder c.q. trekker van de arbeidsmarktregio is voorzitter van het samenwerkingsverband. Ook de werknemersorganisaties nemen deel aan het bestuur. • De gemeenten hebben de lead bij de regionale samenwerking en dragen uiteindelijk ook het financiële risico. Ook werkgevers zijn op regionaal niveau betrokken bij de financiering van de Werkbedrijven. De financiering van het Werkbedrijf maakt onderdeel uit van de afspraken op regionaal niveau. • Het Werkbedrijf heeft de rol van aanjagen, elkaar aanspreken en monitoren van voortgang van de regionale samenwerkingsafspraken, bijvoorbeeld vastgelegd in een marktbewerkingsplan. De taak van het Werkbedrijf is om (bijvoorbeeld aan de hand van het regionale marktbewerkingsplan) zorg te dragen dat de afspraken worden opgepakt en uitgevoerd. 4
SUWI-wet: Structuur uitvoering Werk en Inkomen-wet
6
• Er is pas sprake van een Werkbedrijf als er een marktbewerkingsplan inclusief samenwerkingsafspraken en afspraken over de wijze waarop de hieronder genoemde taken van het Werkbedrijf worden belegd, tot stand is gekomen. De regionale uitvoering gebeurt onder regie van het Werkbedrijf door gemeenten, UWV en SW-bedrijven, maar kan ook worden ingekocht op de private markt. Aangesloten wordt bij bestaande instituties en best practices. • Partijen in het samenwerkingsverband van het Werkbedrijf (gemeenten, werkgeversorganisaties en vakbonden) maken met elkaar een regionaal marktbewerkingsplan op basis van regionale arbeidsmarktkenmerken bij vraag en aanbod. In elke regio wordt een basispakket aan functionaliteiten onder regie van het Werkbedrijf georganiseerd (onder andere werkgeversdienstverlening, werk-plekaanpassingen, no-risk polis et cetera). Het gaat er om te bepalen wat er in de regionale gereedschapskist voor werkgevers aanwezig moet zijn, uitgaande van wat bewezen effectief is, wat echt werkt en waarmee dus meer resultaat kan worden behaald door gemeenten en werkgevers. Partijen in De Werkkamer vinden dat elke regio minimaal de volgende faciliteiten (naast de loonkostensubsidie) moet kunnen organiseren : het beperken van risico’s: no risk polis (bij ziekte en uitval) een vast contactpersoon voor werkgevers; een loonwaardesystematiek binnen landelijk vastgestelde kaders (een loonkostensubsidie is uitkomst daarvan); jobcoach-voorziening; mogelijkheden tot proefplaatsing het regelen van expertise en dienstverlening rondom jobcreatie en job carving; (kosten) werkplekaanpassingen; oplossingen voor het geval de geplaatste werknemer verhuist. V Uitwerking (zie bijgevoegd schema) V.1 Bestuurlijke organisatie Binnen Holland Rijnland functioneert nu het pho Arbeidsmarkt. Dit is het gemeenschappelijke deel van het portefeuillehoudersoverleg (pho) Sociale Agenda en het pho Economische Zaken. Dit deel wordt voorgezeten door de heer J.B. Uit den Boogaard (wethouder Economische Zaken Kaag en Braassem). De voorzitters van de pho’s maken deel uit van het Dagelijks Bestuur van Holland Rijnland. . De decentralisatie werk maakt deel uit van de 3D aanpak in Holland Rijnland. Bestuurlijk is een stuurgroep verantwoordelijk voor bepaling van de prioriteiten en de aansturing. De drie O’s zijn nu vertegenwoordigd in het Regionaal Platform Arbeidsmarkt Rijn Gouwe (RPA). Het RPA beslaat twee arbeidsmarktregio’s (Holland Rijnland en Midden-Holland). Het RPA functioneert als platform, waarin uitwisseling centraal staat. In deze structuren is onvoldoende slagkracht voorhanden om de opgaven die aan gemeenten worden opgedragen in het kader van de Participatiewet, zoals geformuleerd in paragraaf IV, het hoofd te bieden. Er is hiervoor een specifieke bestuurlijke structuur noodzakelijk. Voorstel voor nieuwe structuur: Instellen van een Bestuurlijk Overleg Werk Holland Rijnland Dit bestuur beschikt over mandaat om beslissingen te kunnen nemen. Het beschikken over mandaat is noodzakelijk om slagvaardig te kunnen opereren voor de opgaven, waarvoor de gemeenten de komende tijd staan. Het Bestuurlijk Overleg Werk bepaalt wat er moet gebeuren op het terrein van regionale opgaven op het terrein van werk in de regio. Het Bestuurlijk Overleg Werk geeft vanuit de wat-vraag opdrachten aan het ambtelijk overleg (Management Overleg), dat de hoe-vraag nader uitwerkt. 7
Gezien het uitgangspunt van de SUWI-wet, de samenwerking met UWV voor de mensen met een arbeidsbeperking en een eenduidig aanspreekpunt voor de werkgevers, is het van belang dat het UWV deel uit gaat maken van Bestuurlijk Overleg Werk. Uitgangspunt samenstelling: vertegenwoordiging van subregio’s en UWV in de regio Voorzitter : wethouder Werk en Inkomen centrumgemeente Leiden Leden: wethouder Werk en Inkomen namens de Rijnstreek, wethouder namens de Duin- en Bollenstreek en regiodirecteur UWV De gemeentelijke vertegenwoordigers van het Bestuurlijk Overleg vallen onder de verantwoordelijkheid van het pho Arbeidsmarkt Holland Rijnland. Het Bestuurlijk Overleg Werk biedt de mogelijkheid tot uitbreiding met vertegenwoordigers van werkgeversorganisaties en eventueel andere partijen. Dit kan vanuit bestuurlijk standpunt wenselijk zijn, maar ook als de wetgever eventueel met nadere regelgeving voor het in te richten Werkbedrijf komt. De Werkkamer zal op basis van huidige informatie aangeven, dat in het bestuur van het Werkbedrijf zowel werkgevers-als werknemersorganisaties opgenomen moeten worden. Het Bestuurlijk Overleg Werk kan afstemmen met relevante partijen die werkzaam zijn op het gebied van de arbeidsmarkt en aanpalende terreinen. Het Bestuurlijk Overleg maakt hierbij zoveel mogelijk gebruik van bestaande overlegstructuren. V.2 Ambtelijk overleg Werk Holland Rijnland Inrichten Management Overleg Werk (operationeel team) Het Management Overleg Werk is verantwoordelijk voor de uitvoering van bestuurlijke opdrachten en adviseert het Bestuurlijk Overleg over relevante ontwikkelingen op het terrein van werk en aanpalende beleidsterreinen. Het Management Overleg Werk geeft invulling aan hoe de bestuurlijke opdrachten uitgevoerd kunnen worden. Het Management Overleg Werk beschikt over mandaat voor de uitvoering van haar taken. Voor de uitvoering van de opdrachten zoekt het Management Overleg Werk de verbinding met andere partners en projecten, die actief zijn op het gebied van de arbeidsmarkt, onderwijs, re-integratie, etc.. Het Management Overleg Werk organiseert hierbij ondersteuning van ambtelijke- en stafmedewerkers uit de regio. Uitgangspunt samenstelling: vertegenwoordiging van subregio’s, SW-bedrijven en UWV Deelnemers: - Hoofden Werk en Inkomen gemeenten - SW-directeuren - Regiomanagement UWV Per subregio kunnen de indeling van en benaming van functies wat verschillen. Het gaan functioneren als Management Overleg, die verantwoordelijk is voor de uitvoering, vraagt een vaste voorzitter. Deze kan door het Management Overleg uit haar midden benoemd worden. V.3 Uitvoering De uitvoering in het contact met werkgevers en werkzoekenden vindt subregionaal plaats. Alleen daar waar regionale uitvoering meerwaarde biedt, zal een regionale aanpak plaatsvinden. Wisselwerking tussen het Management Overleg Werk en de subregionale uitvoering is essentieel voor een goede dienstverlening aan werkgevers en werkzoekenden.
8
Voor het realiseren van de voorgestelde structuur is een onafhankelijke kwartiermaker noodzakelijk. De kwartiermaker heeft expertise op het gebied van werk en inkomen, werkgeversdienstverlening en kan opereren in een complexe ambtelijke- en bestuurlijke omgeving en weet verbindingen te leggen met sociale partners en instellingen. Hij is in staat daadwerkelijk praktisch werkende structuren tot stand te brengen. Het betreft een kwartiermaker voor beperkte duur in de periode van april tot december 2014 voor circa 480 uur. VI Consequenties voor huidige structuur Bestuurlijk overleg, dat beschikt over mandaat is nieuw. Hierover dient binnen het pho afstemming plaats te vinden. Stuurgroep 3D Aansturing werk ligt bij het Bestuurlijk Overleg Werk. Voor de verbinding met de andere twee decentralisaties, is het wenselijk dat de voorzitter van het Bestuurlijk Overleg Werk optioneel deelneemt aan de stuurgroep 3D. RPA Rijn Gouwe Het RPA kan vooralsnog een adviserende en ondersteunende rol blijven vervullen. Management overleg Het huidige Afstemmingsteam Werkgeversdienstverlening krijgt meer verantwoordelijkheden en krijgt de beschikking over mandaat voor regionale opdrachten. Afhankelijk van de ontwikkelingen kan de samenstelling van het management overleg wijzigen.
VII Conclusie Zonder een “kapstok” in de vorm van een bestuurlijk en ambtelijk overleg met mandaat is het niet mogelijk een functionerend werkbedrijf in te richten en de veranderingen op het terrein van Werk goed op te pakken. De geformuleerde nieuwe structuur is dus een randvoorwaarde om veranderingen door te kunnen voeren. Overigens is daarbij het uitgangspunt genomen dat de subregionale uitvoering van de werkgeversdienstverlening als goed geoliede machine blijft functioneren. Voorstel besluiten 1. Instellen van een Bestuurlijk Overleg Werk met vertegenwoordiging van subregio’s en UWV. Het voorzitterschap van het Bestuurlijk Overleg Werk te beleggen bij de centrumgemeente Leiden. In het bestuurlijk overleg worden zo snel mogelijk werkgevers-als werknemersvertegenwoordigers opgenomen. Voor de werkgeversvertegenwoordiging wordt gezocht naar een vertegenwoordiger per subregio, zodat verbinding met de subregio gewaarborgd is. Voor de werknemersvertegenwoordiger wordt gezocht naar een regionale invulling. 2. Instellen van het Management Overleg Werk, bestaande uit de huidige leden van het Afstemmingsteam Werkgeversdienstverlening Holland Rijnland (hoofden werk en inkomen gemeenten, SW-directeuren en regiomanagement UWV). 3. Uit te spreken dat het de voorkeur heeft, dat het Management Overleg met een vaste voorzitter gaat werken, die door het Management Overleg benoemd wordt. 4. Het aanstellen van een kwartiermaker voor de periode april-december 2014 voor circa 480 uur. De werving van de kwartiermaker allereerst binnen de kring van Holland Rijnland in te vullen, waarbij geldt dat de aan te trekken kwartiermaker niet betrokken is bij de uitvoerende partijen op het terrein van werk en inkomen.
9
Regio Holland Rijnland
Werkgevers
Uitvoering subregionaal / lokaal
Ambtelijk overleg managementoverleg (operationeel team)
Bestuurlijk overleg
10
Ambtelijke ondersteuning
Alle partners en projecten die actief zijn op het gebied van arbeidsmarkt, onderwijs, re-integratie, kennisontwikkeling, etc.
Werkzoekenden
Ambtelijk concept CONCEPT VERSLAG
Bestuurlijke Overleg in teken van concept Visie Ruimte en Verkeer en Vervoer Wethouders Ruimte en Verkeer en Vervoer Holland Rijnland d.d. 8 november 2013 Aanwezig:
Alphen aan den Rijn Hillegom Kaag en Braassem Katwijk Leiden Leiderdorp Lisse Nieuwkoop Noordwijk Noordwijkerhout Oegstgeest Rijnwoude Teylingen Voorschoten Zoeterwoude Zoeterwoude Provincie Zuid-Holland Provincie Zuid-Holland Holland Rijnland Holland Rijnland
Dhr. T. Hoekstra Dhr. I. Ten Hagen Dhr. J. Uit den Boogaard Dhr. D. Binnendijk Dhr. T. Udo Dhr. R. Strijk Dhr. C. Wassenaar Dhr. C. Kroon Mw. T. Veninga Dhr. P. Melzer Dhr. M. Vroom Dhr. J. Knapp Mw. W. Tönjann Dhr. H. Haarman Dhr. J. Stuurman Dhr. F. Blommers Mw. M. Ateş-Snijdewind Dhr. Den Ouden Dhr. G. Veldhuijzen Mw. I. de Bondt Dhr. J. Wienen (vz) Dhr. M. Vissers
1. Opening en mededelingen Dhr. Wienen heet iedereen welkom. Voorgesteld wordt de agenda te wijzigen en de groep niet te splitsen na het algemene deel in een groep die over Ruimte spreekt en een die over Verkeer en Vervoer spreekt. 2. Reactie regio op ambtelijk concept Visie Ruimte en Mobiliteit
Toelichting van de provincie op het voorliggende concept Er wordt geen presentatie gehouden. Dhr. Veldhuijzen geeft op hoofdlijnen het proces weer: - er ligt nu een 90% ambtelijke versie ter bespreking voor - de bespreking in GS was gepland op 12 november in GS en wordt nu 2 of 3 weken naar achteren geschoven. Ook de bespreking in PS wordt later, namelijk 18 december - de periode voorafgaand aan de zienswijze kan worden gebruikt om met elkaar bestuurlijk in overleg te gaan Van 8 januari t/m 19 februari ligt het document ter inzage en kunnen zienswijzen worden ingediend - bespreking van de reacties daarop vindt daarna plaats in PS - er is helaas weinig ruimte in het proces. Alles moet nu redelijk snel. Mw. De Bondt geeft aan dat er momenteel nog geen programma Mobiliteit ligt. Het programma zal redelijk beleidsneutraal worden aangezien het deels gaat om enkele meer abstracte noties over de huidige ontwikkelingen en deels om uitvoering. Alle afspraken in het MPI blijven van kracht Dhr. Wienen geeft aan dat de provincie – zoals afgesproken in het PHO Ruimte – de reactie van de regio (in de vorm van een annotatie) reeds heeft ontvangen. De hoofdlijnen daarvan zijn: - de regio maakt zich zorgen om de ontwikkeling van een regime van contouren naar BSD, met toetsing van de provincie aan het einde van het proces - hoe wordt daarin omgegaan met de huidige bestemmingsplannen? - wat zijn de financiële consequenties van wijzigingen van de bestemmingsplannen? - wat zijn de consequenties van nieuwe visie voor bepaalde gebieden zoals de Duin- en Bollenstreek?
1
- Aantal specifieke mobiliteitspunten, mede aangezien er nog geen programma ligt, zijn daar vragen over.
-
-
-
-
Reactie dhr. Veldhuijzen, ook op basis van de toegestuurde annotatie: we gaan sturing op contouren vervangen door sturing op programma’s. Huidig beleid is gericht op ruime contouren, maar we moeten toe naar realistische programma's . Is huidige beleid niet te veel van het goede? Rode contouren ademen het beeld van het eindbeelddenken. Verliezen daarom ook hun functie Heeft BSD het karakter van de rode contour karakter? Dat is niet de bedoeling, BSD is objectief en geen politiek besluit. BSD verandert in loop van de tijd en zal daarom regelmatig moeten worden vernieuwd. Status van bestemmingsplannen verandert niet, ook niet de rechten daarop. Onderbouwing met Ladder voor Duurzame Verstedelijking is niet nieuw. Locatie Valkenburg blijft gewoon overeind. Geldt ook voor de Duin- en Bollenstreek, Noordse Buurt en Oude Rijnzone. Provinciale inzichten over deze gebieden verandert niet, wel de manier hoe die te bereiken. Als afspraken strijdig zijn met huidig beleid zoals bv. in Oude Rijnzone betekent dat niet dat je geen ontheffing hoeft aan te vragen. Wat betreft de programmeringskant van de discussie: we staan ergens anders dan 4/5 jaar geleden. ‘Wonen’ is in deze regio geen kwantitatief maar kwalitatief vraagstuk, binnenkort volgen de nieuwe prognoses. Wijken niet zo veel af van huidige prognoses. Kwalitatieve ontwikkeling: meer huur, minder koop, meer ouderen etc. Je zou tot conclusie kunnen komen dat je een aantal geplande woningbouwlocaties niet moet ontwikkelen. Daarna moeten de bestemmingsplannen aangepast worden, op basis van de cijfers. Dat kan financiële consequenties hebben voor sommige gemeenten geen sturing meer op aantallen bij kantoren? Is politiek gezien ondenkbaar. Minder ruimte per werknemer, dus minder kantoren nodig. Bij leegstand geen nieuwbouw meer ontwikkelen is onzinnig, want er is wel enige vervangingsnieuwbouw nodig voor vervanging oude voorraad. Wel kijken hoeveel en wat voor nieuwbouw en ontwikkelen op een beperkt aantal locaties Opmerkingen over ontwikkeling van Bio Science Park en Spacepark die niet past in het beeld van kantoren- en bedrijventerreinen: daar wordt ambtelijk nog goed naar gekeken met nieuwe prognoses voor kantoren goed kijken hoe Kantorenstrategie er uit ziet en eventueel wijzigen, dan gesprek tussen regio en provincie bedrijventerreinen: daar verwacht de gedeputeerde een niet al te ingewikkelde discussie bij detailhandel structureel iets aan de hand, o.a. door internetverkoop. Dus niet te veel meters toevoegen en dat vooral doen in bestaande steden en kernen. Onderverdeling in categorieën en mogelijkheden. Provincie staat open voor discussie over waar wat moet komen en ook voor ideeën van bijvoorbeeld gemeente Katwijk over een saldobenadering.
Gedeputeerde De Bondt licht de ontwikkelingen toe bij verkeer en vervoer: - MPI blijft wat het is - Leiden-Utrecht staat in MPI en blijft daar ook gewoon staan - Netwerk afmaken Duinpolderweg en RijnlandRoute: flinke infrastructurele investeringen in de regio - ontwikkelingen ICT leiden ook tot aanzienlijke veranderingen in mobiliteit - verwachting is dat er niet al te veel nieuwe projecten (doorsnijdingen) zullen komen. Bij rijksbesluiten nemen we de ruimtelijke reserveringen op - ten aanzien van de N11: provincie ontwikkelt geen visie op een rijksweg, worden wel afspraken gemaakt over ongelijkvloerse kruisingen. Voor zover er al afspraken over zijn staan die in MPI. - OV: meer integratie tussen huidige systemen. Geldstromen worden aan elkaar gekoppeld. Provincie weet nog niet hoe dit vorm krijgt, hangt ook van afspraken met een regio af. Gaat in ieder geval om: - relatie met WMO: wat sluit het beste aan bij wensen van klanten? Er is betere service mogelijk, een beter product. Misschien komt er minder geld van het rijk. Nu focus op nieuwe concessie HWGO, daar gaan nieuwe afsopraken komen. Gedeputeerde de Bondt sluit kleine stapjes in andere concessiegebieden niet uit.
2
- naar welke regio gaat hoeveel geld heen binnen de provincie? Dat is geen goede discussie en de gedeputeerde wil daar dan ook van af. Gaat erom waar de grootste knelpunten liggen. -
fiets: van focus op knelpunten en opwaarderen van wat je hebt. Zou hierdoor meer aandacht voor bv. fietsstallingen kunnen komen, als daar behoefte/knelpunt ligt.
Eerste ronde reacties (Alphen aan den Rijn, Katwijk, Teylingen, Voorschoten, Leiderdorp, Nieuwkoop) Dhr. Wienen stelt voor een rondje te maken langs de bestuurders van de verschillende gemeenten en vervolgens na enkele reactie de provincie te laten reageren. Dhr. Hoekstra opent de volgende opmerkingen: - er bestaat zorg over samenwerking gemeenten en provincie - hij signaleert dat periode tussen 8 en 12 november kort is/was en heeft daar geen goed gevoel bij - er bestaat een groot verschil tussen wat we ervaren in gesprek met gedeputeerden en met ambtenaren, waarbij de laatsten geneigd zijn om alles aan da achterkant dicht te reguleren - Lijkt een grote onvoorspelbaarheid in te zitten over wat wel en niet kan aan ontwikkelingen buiten BSD. Het kan niet zo zijn dat er straks een wachtlijst ontstaat bij de provincie om over alle uitzonderingen te praten - hoe om te gaan met bestaande bestemmingsplannen: blijven die bestaan? Als ze over 3 jaar niet zijn gerealiseerd, moeten ze dan verplicht aangepast worden? - vroeger was er het denken in contingenten, nu sprake van programmering, is niet hetzelfde? Bedenkingen bij woningbouw: cijferdenken gaat voorbij aan de markt en de vraag. Ga dus niet op meerdere plaatsen hetzelfde programmeren. Daarnaast komt er ook grote druk op bestaande plannen, inclusief verantwoordelijkheden en financiële consequenties - in regio zijn afspraken gemaakt over kantoren: metrages en locaties. Kom ik nu in concepten niet tegen; er bestaat een fors verschil en door de regio aangewezen locaties ontbreken in provinciale visie - Groene Hart: zorgen om economische onderbouwing over openheid landschap en kansen benutten die er zijn (zoals biobased economy) Dhr. Udo pleit voor meer aandacht voor de Randweg Rijnsburg. Mw. de Bondt geeft aan dat de prioriteit ligt bij de RijnlandRoute en Duinpolderweg. De Randweg Rijnsburg wordt nog verkeerskundig beschouwd wordt bij de planstudie Duinpolderweg.
Dhr. Stuurman kan zich goed vinden in de reactie van dhr. Hoekstra. Hij vraagt specifiek hoe er straks wordt omgegaan met grondbeleid als rode contour verdwijnt Dhr. Blommers vraagt hoe om wordt gegaan met de zogenaamde groene contouren? Gelijk mee omgaan als binnen rode contouren? Wat worden consequenties voor landelijk gebied? Hoe omgaan met Landschapsontwikkelingsplan met nieuwe gebiedsindeling buitengebied? Dhr. Wassenaar vraagt hoe het zit met specifieke locaties als W4: daar zijn afspraken over gemaakt en er bestaan weinig andere ontwikkelmogelijkheden voor dat gebied. Ten aanzien van het winkelcentrum Winkelhof merkt hij op dat de grond voor 5 miljoen is verkocht. Voor de precisering van de plannen heeft de private partij waarschijnlijk meer tijd nodig dan de genoemde 3 jaar. Kan er opeens een termijn worden gesteld aan verantwoordelijkheid van overheden? Grote vraagtekens worden er gezet bij de actualiseringplicht van 3 jaar. Enerzijds lijkt dat in goed overleg te kunnen en gekoppeld te zijn aan de tienjaarstermijn voor bestemmingsplannen, anderzijds wordt het ingezet als dwangmiddel. Deze onduidelijkheid is voor gemeenten ongewenst. De toepassing hiervan moet in de visie en programma verhelderd worden. Waar zijn webwinkels wel toegestaan en waar niet?
3
Dhr. Melzer merkt op dat het goed is als de provincie leert van de concessie van het OV in Goeree-Overflakkee en Hoekse Waard. De provincie geeft aan daar ook zeker lering van te trekken. Dhr. Veldhuijzen gaat in op de gemaakte opmerkingen: -
-
-
-
-
-
-
We moeten af van alle regels en meer richting doelbepalingen en maatwerk. Met het stellen van doelen kan er echter ook discussie ontstaan. De manier waarop ambtelijk wordt geopereerd zal dus anders moeten worden. Dat vergt nieuwe werkwijzen. Uiteindelijk beslist natuurlijk het bestuur en niet de ambtenaren voorstel is om met VZHG te praten over de nieuwe vorm van omgangsregels zoals geformuleerd in het procesconvenant programmeringsdenken en contingenten: het huidige tijdsgewricht is er op gericht om de markt te volgen. We gaan als provincie niet te star om met programma's en kijken vanzelfsprekend wat de inschatting is van marktpartijen in bepaalde gebieden (zoals bij detailhandel) stem de ontwikkelingen regionaal met elkaar af en als dat klopt op hoofdlijnen (hoeft niet op vierkante meter) dan valt er over te praten. Op verschillende beleidsterreinen zullen we elkaar dan vinden. Daarmee neemt hij ook afstand van het denken in contingenten we stimuleren het proces om regionaal tot overeenstemming te komen. In teksten zullen we explicieter maken dat regionale visies de basis zijn voor beoordeling van bestemmingsplannen. Indien er geen regionale afspraken zijn doen we doen we de beoordeling wel op bestemmingsplanniveau. bestemmingsplannen worden om de 10 jaar herijkt. De driejaarsregel is opgesteld om plannen in gelid te laten lopen met ontwikkelingen zoals geconstateerd in de visie De provincie gaat niet betalen voor doorwerking regels Verordening in bestemmingsplannen. Planschade is echter niet groot als er geen vraag is. ten aanzien van planschade is in een advies van professor Bregman aangegeven dat voorzienbaarheid is gesteld op 9 maanden. Dhr. Hoekstra merkt daarbij op dat het gevaarlijk is voor gemeenten om dit zomaar te accepteren. Wie neemt de risico’s? Hier is momenteel nog geen jurisprudentie over. Gedeputeerde Veldhuijzen antwoordt dat als er planschade is, er kennelijk vraag is en dus geen probleem om behoefte aan te tonen. er wordt (ambtelijk) gekeken naar de afspraken rondom de W4 en wat er in visie en programma nog aangepast zou moeten worden om de eerder gemaakte afspraken goed te borgen. Gedeputeerde geeft ten aanzien van de casus Winkelhof aan dat als een ontwikkelaar hier na drie jaar nog steeds brood in ziet, hier natuurlijk geen streep door kan gaan. Tevens merkt hij daarbij op dat dat dan ook onderwerp van gesprek moet zijn in de regionale visie detailhandel
we verruimen de functionele mogelijkheden van het Groene Hart o.a. door meer mogelijkheden te bieden in voormalige bebouwing. werden de rode contouren gebruikt voor het laag houden van de grondprijs buiten de contour? De verwachting is niet dat er allerlei speculanten nu grond gaan kopen buiten de rode contour. We kijken daar nog serieus naar. Gemeenten moeten er straks een functie aan geven, dan krijgt een locatie pas waarde Beschermingsregimes buitengebied worden niet strenger Straks mag je juist meer, zoals bij EHS en Kroonjuwelen kleinschalige bebouwing passend bij de functie (inpassen). En in de 2e categorie gebieden bv het bouwen van een woning (aanpassen). Het regime is juist vereenvoudigd en verruimd als reguliere detailhandel dient te overleven, dan is het juist via webwinkels. Afhaalplekken buiten detailhandelstructuur worden niet meer toegestaan. Dat is een beleidswijziging; het toestaan van webwinkels op bedrijventerreinen wordt daarmee terug gedraaid.
Tweede ronde reacties (Oegstgeest, Nieuwkoop, Zoeterwoude, Rijnwoude, Noordwijkerhout, Lisse en Hillegom) Mw. Tönjann vraagt of het nieuwe Life Science and Health park straks nu valt onder voorraad bedrijventerreinen. Een andere vraag betreft de locaties Nieuw Rijngeest en MEOB waarvan een update van het bestemmingsplan in 2015 is gepland. Volgens de nieuwe regels komt de gemeente vervolgens in de problemen als daar in de praktijk niets wordt gerealiseerd. Klopt dat?
4
Mw. Veninga signaleert dat er binnen de regio brede consensus bestaat over de door de regio aangedragen opmerkingen en bedenkingen, zoals geformuleerd in de annotatie. Ze deelt de zorgen zoals geuit door dhr. Hoekstra. Bij de provinciale ambtenaren ziet ze een groot enthousiasme om te komen tot een geweldig nieuw instrumentarium om te voldoen aan de provinciale visie. Het zou echter beter zijn om die energie in te zetten om te praten met gemeenten over wat er daar voor plannen leven. En hoe er gezamenlijk opgetrokken kan worden. Een soepel overgangsregime is belangrijk. Er is druk om alles regionaal afstemmen. We hebben regionaal afgestemde visies, maar de vraag is dus of die passen binnen provinciale lijn. Bij regionale woonvisie kan wel eens iets anders uitkomen dan aanvankelijk gesteld in programmatische cijfers van gemeenten. Wat gebeurt er dan? Mw. Ates vraagt zich af of de provincie niet veel te gedetailleerd bezig is. Welke zekerheden krijgen gemeenten straks dat gemaakte afspraken ook nagekomen worden? Eerst zijn er grootse plannen, waarin we meer moeten bouwen en ontwikkelen, zoals een W4. En nu bouwen we straks te veel. Dhr. Haarman steunt de opmerkingen met Hoekstra wijst de provincie ook op eerder gemaakte afspraken, en in het bijzonder op die in de Oude Rijnzone. Dhr. Knapp geeft aan onder de indruk over wat er is gepresenteerd in de Duin- en Bollenstreek met het herstructureringsproces, gestuurd door ISG en GOM. Met de door de provincie voorgestelde nieuwe visie wordt de juridische zekerheid onder ons systeem uitgehaald. De bezwaren daartegen staan in het manifest van de Bollen6 dat reeds is overhandigd aan de provincie. De provincie benoemt het instrument maatschappelijk tegenprestatie. We gaan toe naar een overgangssituatie met het ISG als overgangsinstrument. Mw. Kroon ondersteunt dhr. Knapp in zijn opmerkingen. Daarnaast vraagt ze aandacht voor het voorstel om de PDV Noordelijke Bollenstreek in Lisse te schrappen. Gegeven de ontwikkelingen in dit gebied is het juist goed om deze locatie in de lucht te houden. Dhr. Ten Hagen zet vraagtekens bij de gehanteerde sturingsfilosofie: waarom zou de provincie het beter weten dan gemeenten? Dhr. Veldhuijzen gaat in op de gemaakte opmerkingen en gestelde vragen: -
dat de provincie anders handelt is een gevolg van andere tijden, andere ontwikkelingen en marktveranderingen
wat is de sturende werking van de provincie? Wij roepen niet harder dat iets terug moet naar regio of gemeenten. We staan samen voor een probleem. De sfeer alsof wij de boosdoeners zijn is een vertekening van de werkelijkheid. We begeleiden dat als overheden vervolgens elk op onze eigen manier in planologisch beleid. Desgevraagd geeft hij aan dat provincie niet alleen op provinciaal niveau stuurt maar met regionale afstemming en regionale visies ook inspeelt op regionale schaal In de daaropvolgende discussie over plancapaciteit merkt dhr. Hoekstra op dat plancapaciteit irrelevant is: het gaat er om waar er vraag is en wat markt wil. In de regio Holland Rijnland is niet zo veel uitwisseling tussen bijvoorbeeld de Rijnstreek en de Duin- en Bollenstreek. Naar aanleiding van een opmerking van dhr. Veldhuijzen over woningbouwcijfers in Noord-Holland vraagt dhr. Vissers of er inderdaad uit nieuwe cijfers blijkt dat er niet zo veel overloop is vanuit Noord-Holland. Als dat zo is kan dat effect hebben voor de woningbouw in de gebiedsuitwerking Haarlemmermeer Bollenstreek en ook met de relatie met de Duinpolderweg. Een gezamenlijk overleg hierover is dan wenselijk. Dhr. Uit den Boogaard geeft aan als portefeuillehouder economische zaken teleurgesteld te zijn over het feit dat de provincie de bedrijventerrenen- en kantorenstrategie niet heeft overgenomen in haar visie. Hij mist aandacht voor de recreatieve ontwikkelingen in het Plassengebied. Is er nog een provinciale visie op recreatie? Er is veel aandacht voor Groenblauwe Diensten en te weinig voor de agrariër.
5
Dhr. Vroom heeft als wethouder Verkeer en Vervoer de ruimtelijke discussie aangehoord; er is vanuit de gehele regio kritiek op de gehanteerde principes, waarbij elke gemeenten haar eigen lokale voorbeelden aandraagt. Het is goed dat zowel Ruime als Mobiliteit straks in een document worden opgenomen. Dhr. Strijk kan zich goed vinden inde analyse en de grote lijnen van het voorliggend concept. Hij is blij met een provincie die ruimte wil bieden en wil samenwerken. De gehanteerde vier rode draden worden ondersteund. Zorg over de vraag of de concentratie in stedelijk gebied niet leidt tot een gebrek aan vitaliteit in de landelijke kernen. Dhr. Den Ouden vraagt aandacht voor de oost-west verbinding waarin met name de relatie tussen weg en OV nog nadere uitwerking behoeft. Mw. De Bondt geeft aan niet opeens veel meer toe te gaan staan. Het MPI is net bekrachtigd en in de nieuwe werkwijze vindt er eens per jaar (in april) discussie plaats over de projecten. De relatie tussen ruimtelijke ontwikkelingen en mobiliteit zal in de toekomst steeds meer plaats gaan vinden in de keuze en onderlinge relatie tussen locaties, infra, OV, pendel etc. Dhr. Veldhuijzen geeft in zijn reactie aan: - er wordt nog gekeken naar specifieke bedrijfslocaties voor kennisclusters als Space en Life, Science and Health en de consequenties daarvan - in deze regio voldoet extra realisatie van bedrijventerreinen in de meeste gevallen aan een behoefte - een overgangsregime voor het afschaffen van de rode contour? Vraag daarbij is wat de effecten zijn van deze afschaffing die eerder een verruiming betekent van de mogelijkheden, ook in het buitengebied. Er is dus geen noodzaak voor een overgangsregime - ISG blijft gewoon bestaan - woningen in het buitengebied (600 Greenportwoningen): bestemmingsplan voor maken en Ladder voor duurzame verstedelijking toepassen. Ambtelijk advies is om deze uitzondering op te nemen in de verordening. Is dat nodig? Ze komen in ieder geval in het Programma Ruimte te staan. - Provincie Noord-Holland weet nog niet wat de nieuwe behoeftencijers zijn en wat de relatie is tussen de woningen in de Westflank en de gebiedsuitwerking Haarlemmermeer-Bollenstreek. Er wordt van uitgegaan dat die behoefte nog bestaat. Vraag is ook hoe de woningen voor de Noordvleugel zich verhouden tot de noodzaak voor de Duinpolderweg - uit onderzoek blijkt dat er geen duidelijke behoefte is voor een PDV-locatie Noordelijke Bollenstreek - er is niet één woningmarkt voor Holland Rijnland, maar er is wel één bestuurlijke regio. In de woonvisie kan de regio opgesplitst worden in subregio's - het laatste wat we als provincie willen is een stringente juridische/planologische benadering van de gewenste ontwikkelingen - de gebiedsprofielen zijn een handreiking met beschrijvingen, bruikbaar voor provincie en gemeenten. Dat is wat anders dan de gebiedscategorieën, die een beperkingsregime weergeven. - Over de relatie tussen het Plassengebied en recreatie wil de provincie graag (ambtelijk) over doorpraten (ambtelijk). Andere, aanvullende visies blijven gewoon van kracht, alleen de ruimtelijke consequenties daarvan zijn opgenomen in de nieuwe VRM - Er bestaat een sterke relatie tussen ruimte en economie, ook in de provinciale visie, de gedeputeerde zegt toe na te gaan of de economische functie van de agrariërs goed in de stukken staat. - De bevolkingsgroei in Zuid-Holland speelt zich af in stedelijk gebied. Gebrek aan vitaliteit is in eerst instantie een taak van gemeenten. De provincie heeft daar wel mee te maken, bijvoorbeeld met op het gebied van OV en ruimtelijke keuzen Dhr. Wienen geeft aan dat het een nuttige gedachtenwisseling is geweest die een duidelijk beeld geeft hoe de provincie een aantal ontwikkelingen voor zich ziet en hoe de regio en gemeenten daar tegen aan kijken. Ook zijn er afspraken gemaakt om (ambtelijke) enkele zaken door te spreken.
6
3. Adaptieve Agenda Zuidelijke Randstad 2040 Voor dit agendapunt is nauwelijks meer tijd. Er blijken ook geen opmerkingen of vragen te zijn. De voorzitter sluit de vergadering.
7
Toezeggingen Provincie Bestuurlijk Overleg VRM Holland Rijnland Bestuurlijk overleg op 8 november 2013 Bestuurlijke toezeggingen vanuit de provincie: Algemeen en Ruimtelijke Ordening: De wijze waarop de bestaande afspraken zijn geland in de visie/programma nagaan De vorm van omgangsregels tussen provincie - gemeenten (convenant VZHG) zal met deze sturingsfilosofie veranderen. Provincie zal met VZHG hierover in gesprek gaan Expliciet in visie opnemen dat provincie toetst aan de marktontwikkeling. Provincie verwacht dat de regionale visies dat ook doen. Scherper opnemen hoe provincie bestemmingsplannen toetst; regionale visies zijn hiervoor de basis. Indien er geen regionale visies zijn valt provincie terug op toetsing op bestemmingsplanniveau. De bestaande (bestemmings-) plannen blijven gewaarborgd, wel dient de gemeente zelf goed te kijken of er nog wel een behoefte aan ten grondslag ligt Eerder is toegezegd (werkbezoek Bollenstreek) om voor de Bollenstreek onderzoek te doen naar het warm worden van grond door afschaffing van contouren. Het door de Bollenstreek opgestelde manifest zal daarbij uitgangspunt zijn Plassengebied en recreatie: ambtelijk doorpraten of dit nu goed in de VRM zit Toets of economische component van de agrarische sector voldoende in de VRM zit. Gemeenten krijgen nadrukkelijk meer ruimte om zaken te realiseren op plaatsen waar dit nu niet kan (bv. educatiecentra in natuurgebieden, of kleine horeca bij recreatiegebieden Economie In ramingen thematische parken (Bioscience , Esa/Estec) meenemen. Nagaan of thematische kantoren nu goed in programma zitten Zijn de typeringen van detailhandel op deze wijze juist gecategoriseerd? Bij opruimen detailhandellocaties en nieuwe ontwikkeling is saldobenadering mogelijk Daarbij wel 'gelijk oversteken' Verkeer en Vervoer Gedeputeerde de Bondt gaat jaarlijks in gesprek over het MPI zij heeft de bereidheid getoond om ook over haar programma met de streek in gesprek te gaan overgaan naar knelpuntdenken waardoor ook geld gestoken kan worden vanuit verkeer in aanvullende maatregelen die een oplossing bieden zoals bijvoorbeeld fietsparkeren etc. Randweg Rijnsburg wordt opgenomen als reservering. Staat niet heel hoog op de prioriteitenlijst van de provincie. Bij de trace keuze Duinpolderweg wordt deze meegenomen Openstaande discussiepunten waarover geen bestuurlijke toezeggingen zijn gedaan en waarover nog geen overeenstemming is bereikt tussen regio en provincie: Doel van een compact, hoogwaardig bebouwd gebied wordt gedeeld, maar middel roept fors vragen op Aandacht voor rechtszekerheid derden en planschade Overgangsregeling instellen Gezonde kantorenvoorraad Ruimte voor bedrijven Detailhandel: helderheid in proces en uitwerking Strikte beperking door hanteren van drie buitencategorieën Onduidelijkheid bij het instrument maatschappelijke tegenprestatie N11 als belangrijke schakel in het regionale netwerk Zorgen om OV in landelijk gebied Ontwikkelingen in stationsomgeving stimuleren Traject Leiden-Utrecht duidelijker neerzetten Zowel over de bestuurlijke toezeggingen als over de openstaande discussiepunten wil de regio graag op korte termijn ambtelijk overleg met de provincie.
BESLUITENLIJST (conceptversie 2.1) Vergadering portefeuillehoudersoverleg Economische Zaken d.d. 6 november 2013 Aanwezig: gemeente gemeente gemeente gemeente gemeente gemeente gemeente gemeente gemeente
Alphen aan den Rijn: Hillegom: Kaag en Braassem: Katwijk Leiden: Leiderdorp: Lisse: Nieuwkoop: Noordwijk:
de heer T. Hoekstra de heer A.Th. van Rijnberk de heer A.J.M van Velzen de heer I.G. Mostert de heer R. Strijk de heer H.L. Zilverentant mevrouw C. Kroon mevrouw T. Veninga de heer B. Brekelmans
gemeente Noordwijkerhout: gemeente Oegstgeest: gemeente Rijnwoude: gemeente Teylingen: gemeente Voorschoten: gemeente Zoeterwoude: Holland Rijnland: Holland Rijnland: Holland Rijnland:
de heer J.C.F. Knapp de heer F.V. Ketel de heer L.J.P. v.d. Zon mevrouw I.C.J. Adema - Nieuwenhuizen mevrouw M.H.J.C. Ates-Snijdewind de heer J.B. Uit den Boogaard (voorzitter) de heer H. Stapper (secretaris) de heer S. Bremmer (verslag)
Afwezig: mevrouw J. Haanstra, gemeente Oegstgeest (mkg) en de heer G.J. Dazler, gemeente Boskoop (mkg) nr.
onderwerp
voorstel
advies / besluit
PHO ECONOMISCHE ZAKEN / SOCIALE AGENDA 01
Opening, welkom en vaststelling van de agenda
02
Totstandkoming werkbedrijf
Welkom door de voorzitter, de heer Uit den Boogaard. De agenda wordt ongewijzigd vastgesteld.
1.
2.
Het PHO constateert dat de arbeidsmarktregio in de Participatiewet de opdracht krijgt om samen te werken in een (virtueel) werkbedrijf. De voorbereiding moet op korte termijn opgepakt worden. De samenwerking zal op bestuurlijk en op ambtelijk niveau vorm moeten krijgen
Het PHO stemt in met aangepaste beslispunten. De heer de Haan meldt, dat bestuurlijk vooroverleg geleid heeft tot wijziging van de beslispunten. De heer de Haan benadrukt, dat het bij het werkbedrijf niet gaat om een fysiek bedrijf, maar meer een werktafel, deze tafel moet leiden tot afspraken tussen ondernemers, overheid en onderwijs op het niveau van de arbeidsmarktregio. Het is van belang dat mandaat in de arbeidsmarktregio gereld wordt. centrumgemeente Leiden wordt nu aangesproken door Ministerie, maar heeft geen mandaat. Operationele uitvoering blijft in de subregio’s
nr.
onderwerp
voorstel
3.
4.
5.
6.
7.
advies / besluit
Meerwaarde voor regionale thema’s is gelegen in: - inhaken op banen die in het kader Sociaal Akkoord ter beschikking zijn gesteld - sectorplannen - ESF middelen Vragen/opmerkingen vanuit het pho: - hoe ligt de relatie met 3D, hoe is de verhouding met stuurBij het ontwerpen van een scenario groep 3D wordt uitgegaan van subregionale - hoe ligt relatie met Social return uitvoering. Uitgangspunt bij het De heer de Haan antwoordt, dat dwarsverbindingen met andere deontwerp is dat regionaal wordt sacentralisaties van belang zijn. Voor de aansturing kan dit gremium bemengewerkt waar dit een meerwaarde heeft boven de subregiona- nut worden. Het pho is een platform met veel personele unies. In stuurgroep 3D kan ook werk aan de orde komen. le samenwerking. In het voorstel voor pho 5 februari zal dit nader uitgewerkt worden. Bij de voorbereiding van een scena- Social return is een belangrijk aandachtspunt. Het biedt mogelijkheden banen voor mensen tot afstand tot de arbeidsmarkt te realiseren. rio wordt zowel de beleidskant als Het is van belang da afspraken, die in het kader van het convenant de uitvoering betrokken. Bouwen en opleiden gemaakt zijn, nagekomen worden. De heer Uit den Boogaard deelt mee, dat jaarverslag convenant BouDe gemeente Leiden (die in de arbeidsmarktregio HR de rol van cen- wen en opleiden 6 november in begeleidingscommissie aan de orde komt. Het jaarverslag Bouwen en opleiden wordt aan het pho van 5 trumgemeente heeft) neemt het februari 2014 aangeboden. voortouw bij de voorbereiding van het scenario Het PHO geeft de ambtelijke organisatie de opdracht om een scenario te ontwerpen voor het (virtuele) werkbedrijf waarover het PHO op 5 febr 2014 kan spreken
7. In de periode tot 5 febr. krijgt de ambtelijke voorbereidingswerkgroep ook de opdracht om alert te blijven op de signalen uit Den Haag en waar nodig al vóór 5 febr. het PHO te informeren.
PHO ECONOMISCHE ZAKEN 03
Mededelingen, ingekomen stukken en uitgaande brieven
Mededelingen: M.1. Afmeldingen
Conceptbesluitenlijst Portefeuillehoudersoverleg Economische zaken d.d. 6 november 2013
M.1. Zie lijst afwezigen
2
nr.
onderwerp
voorstel
advies / besluit
M.2. Terugkoppeling uit Stuurgroep Oostvlietpolder M.3. Terugkoppeling uit DB inzake discussie over detailhandel M.4. Stand van zaken Biobased Economy M.5. Stand van zaken Holland Space Cluster
M.2. De publicatie van het Ontwerp Provinciale Structuurvisie met betrekking tot het schrappen van de Oostvlietpolder en het planologisch mogelijk maken van Veenderveld 2 liggen tot en met 27 november op het provinciehuis ter inzage.
Ingekomen stukken I.1.Brief van provincie met terugkoppeling uit REO-voorzittersoverleg 18 september (ter bespreking -zie pt 08) I.2. Conceptvergaderschema 2014 (ter kennisneming) Uitgaande brieven Geen stukken
M.3. DB heeft aan ook PHO Ruimte advies gevraagd over het wel of niet voeren van een fundamentele discussie over de detailhandel. M.4. Geen nieuwe ontwikkelingen; onderwerp komt terug in het volgende PHO EZ M.5. Minister Kamp heeft tijdens zijn bezoek aan ESA-ESTEC op 4 november het werkprogramma voor het Holland Space Cluster in ontvangst genomen en hierop positief gereageerd. Er is inmiddels een bestuur voor het gevormd voor het Holland Space Cluster. De komende tijd wordt een werkorganisatie ingericht en bijbehorende budgetten geregeld. In het volgende PHO EZ wordt een voorstel voorgelegd M.6 (extra). Mevrouw Ates meldt, dat de Kroon (Minister van I&M) het verzoek van de provincie om delen van het bestemmingsplan Oosthoek / Rijneke Boulevard te vernietigen niet ontvankelijk heeft verklaard. M.7 (extra). De heer Strijk meldt, dat hij namens de gemeente Leiden lid is geworden van de zgn. Europatafels. Initiatieven voor Europese subsidies kunnen via hem worden ingebracht door de gemeenten. I.1. Brief is inmiddels door de werkelijkheid achterhaald. Behandeling in GS is uitgesteld tot 25 november 2013.
04
Conceptbesluitenlijst PHO EZ 18 september
Ter vaststelling
De besluitenlijst wordt ongewijzigd vastgesteld
05
Detailhandel
a. Detailhandel Meerburgerpolder Gevraagd wordt het verzoek van de
a. Detailhandel Meerburgerpolder Na een toelichting door mevrouw Ates en vindt een discussie plaats
Conceptbesluitenlijst Portefeuillehoudersoverleg Economische zaken d.d. 6 november 2013
3
nr.
06
onderwerp
voorstel
advies / besluit
gemeente Leiderdorp te bespreken en het Dagelijks Bestuur hierover een advies te geven.
over de wenselijkheid van deze ontwikkeling. Advies aan DB: niet instemmen met verzoek, tenzij blijkt dat er geen ontwrichtende werking voor de bestaande supermarkten is te verwachten. Advies aan Zoeterwoude om hierover in gesprek te gaan met gemeenten Leiderdorp en Leiden.
b. Splitsing winkelpand op WOOON Gevraagd wordt het verzoek van de gemeente Zoeterwoude te bespreken en het Dagelijks Bestuur hierover een advies te geven.
b. Splitsing winkelpand op WOOON Advies aan DB: instemmen met verzoeken, aangezien er het past binnen de regionale afspraken over het PDV-beleid en het volgens de provinciale Verordening Ruimte is toegestaan. Geen vragen.
Rondvraag en sluiting van dit deel van de vergadering
PHO ECONOMISCHE ZAKEN / RUIMTE 07
Economische stimuleringskan- Kennis te nemen van de presentaties sen visies en hierover een richtinggevende discussie te voeren.
Er wordt kennis genomen van de presentatie door de heer J. Vermeer, voorzitter VOA over het Ondernemingshuis "Iflow" in Alphen aan den Rijn en de film over de ontwikkelingskansen voor de Greenport Duinen Bollenstreek. Ook worden over beide presentaties enkele vragen gesteld.
08
Onderzoek kwaliteit bedrijventerreinen
Conform advies besloten. Het verslag van de bijeenkomst op 16 oktober is nagenoeg gereed en wordt binnenkort verspreid. Hier is ook een actielijst aan toegevoegd.
09
Provinciale visie Ruimte en Mobiliteit
Voorstel: Het Dagelijks Bestuur van Holland Rijnland te adviseren in te stemmen met het concepteindrapport. Belangrijkste bespreekpunten op EZgebied zijn:
Doel van de bestuurlijke tafel op 8 november is het overbrengen van onze ideeën zonder daarin uitputtend te zijn. In het PHO Ruimte is de regionale gesprekslijn behandeld. Het is geen zienswijze.
Bedrijventerreinen: Punten die aan de orde kwamen om mee te nemen op 8 november: Provincie wil functiemenging toestaan op bedrijventerreinen voor categorie 1- - Algemeen gevoel was dat de VRM een goede filosofie heeft (meer ruimte voor gemeenten), maar dat het misgaat bij de invulling en 2-bedrijven en vraagt de regio's een Conceptbesluitenlijst Portefeuillehoudersoverleg Economische zaken d.d. 6 november 2013
4
nr.
onderwerp
voorstel
advies / besluit
daarvan (meer regels en zaken waarvan de provincie iets moet vinden). Uitgangspunt zou zijn ' ja, mits' -beleid van provincie, maar het blijft of wordt nog sterker een 'nee, tenzij' -beleid Overgangsperiode voor vigerend beleid ontbreekt, wat onwenselijk is. 'Schuif bestaande afspraken tussen overheden, maar ook met derden, niet meteen ter zijde', is de boodschap. Kantoren: - Sturen op BSD (Bestaand Stads- en Dorpsgebied) i.p.v. rode conProvincie wil strek schrappen in de tour klinkt aardig als je daarmee gemeenten meer vrijheid geeft planvoorraad en REO-voorzitters hebvoor eigen ruimtelijke invulling, maar tegendeel is het geval. Opben daarbij gekozen voor middenvarinieuw dreigt sturing op aantallen. Vastgestelde bestemmingsplanant van de drie sturingsmogelijkheden. nen zouden moeten worden herzien met alle mogelijke planschadeDit betekent dat de regio's gelegenheid claims tot gevolg. Neemt de provincie die risico's op zich? hebben om binnen 1 jaar met een plan te komen om de eigen planvoorraad te - Provincie verwacht maatschappelijke tegenprestatie voor bouwen buiten of nabij BSD. De mogelijkheden daarvoor worden sterk oververminderen. schat. Bovendien is nog niet duidelijk wat de provincie exact verlangt. Detailhandel: Wel / niet opnemen van de PDV-locatie - Focus ligt te zeer op grootstedelijk gebied in Zuid-Holland, terwijl relatie met metropoolregio Amsterdam nauwelijks aan de orde is. noordelijke Bollenstreek Randstad als netwerk van verschillende mate van verstedelijking wordt niet gezien door PZH. overzicht te maken met bedrijventerreinen die de komende 10 jaar getransformeerd worden of hiervoor in aanmerking komen.
10
Rondvraag en sluiting
Holland Rijnland heeft de annotatie voor 8 november nog aangepast n.a.v. dit overleg, en tevens toegestuurd aan de provincie zodat ook de gedeputeerde hier kennis van kan nemen.
Volgende vergadering Portefeuillehoudersoverleg Economische zaken: 5 februari 2014 in het gemeentehuis van Alphen aan den Rijn (of het Ondernemingshuis) Actiepuntenlijst portefeuillehoudersoverleg economische zaken nr.
PHO EZ
Onderwerp
Conceptbesluitenlijst Portefeuillehoudersoverleg Economische zaken d.d. 6 november 2013
Wie?
Wanneer?
5
Conceptbesluitenlijst Portefeuillehoudersoverleg Economische zaken d.d. 6 november 2013
6
Verslag van de bestuurlijke werkconferentie kwaliteit bedrijventerreinen in Holland Rijnland op 16 oktober 2013 Aanwezig waren 24 wethouders, ondernemers en andere vertegenwoordigers vanuit overheid en bedrijfsleven, evenals de leden van de ambtelijke projectgroep, die het onderzoek heeft begeleid en vertegenwoordigers van Stec (zie bijlage 1)
Opening De heer Jan Uit den Boogaard, lid van het Dagelijks Bestuur en voorzitter van het portefeuillehoudersoverleg Economische zaken van Holland Rijnland, opent de bijeenkomst en licht het doel ervan toe. In 2009 heeft de regio beleid vastgesteld voor de herstructurering van bestaande en de aanleg van nieuwe bedrijventerreinen. Inmiddels zijn de tijden sterk veranderd en is de regio gaan nadenken over nieuwe mogelijkheden om de plannen te verwezenlijken. Hierbij wordt nog meer uitgegaan van het optimaal gebruik van wat we hebben aan locaties. Daarvoor is het wel nodig om de kwaliteit van de bestaande bedrijventerreinen te kennen. Het onderzoek van Stec biedt inzicht in de kwaliteit en biedt handvatten om de bestaande locaties te upgraden. Doel van deze avond is om met elkaar duidelijke afspraken te maken over de aanpak van de herstructurering en de aanleg van nieuwe bedrijventerreinen. Het rapport is begeleid door een bestuurlijke klankbordgroep, die bestaat uit een aantal wethouders EZ uit de regio. Toelichting op het programma Na een korte voorstelronde geeft de dagvoorzitter, de heer Nico Schoof, een korte toelichting op het programma. De heer Schoof noemt verder, dat de lovende woorden in het rapport over de bestuurskracht wel verwachtingen scheppen. Presentaties Hierna volgen twee presentaties. Zie voor de hand-outs van deze presentaties bijlage 2. In de eerste presentatie ging de heer Rob Sturm, procesmanager bedrijventerreinenstrategie Holland Rijnland, in op de context waarin het rapport over de kwaliteit van de bedrijventerreinen is opgesteld. In 2009 is een Regionale bedrijventerreinenstrategie vastgesteld, waarin drie hoofddoelen stonden: Bestaande terreinen niet transformeren, maar herontwikkelen Voldoende nieuw bedrijventerreinen ontwikkelen Samenhang in de programmering aanbrengen In 2009 werd nog uitgegaan van de herstructurering van 25 terreinen en de realisering van 140 hectare nieuw bedrijventerrein tot 2020. Hierbij werd ervan uitgegaan, dat een deel van deze nieuwe ruimte via herstructurering tot stand kon worden gebracht op bestaande terreinen. In 2012 is een nieuwe Behoefteraming bedrijfshuisvesting 2.0 vastgesteld, die uitgaat van 110 hectare nieuw bedrijventerrein tot 2025, grotendeels voor vervanging van bestaande locaties en niet te herontwikkelen vastgoed. Het onderzoek naar de kwaliteit van 21 onderzochte bedrijventerreinen laat zien dat een deel van de terreinen niet of onvoldoende trendbestendig is. De vraag is dan wat hiermee te doen. Er zijn 8 pilotprojecten opgestart, waaruit blijkt, dat door herstructurering onvoldoende nieuwe ruimte op bestaande bedrijventerreinen kan worden gemaakt. Uit een aantal gemaakte sterkte-zwakte analyses komen onder andere als kansen naar voren: Herstructurering moet je samen oppakken, maar de rol van de overheid verschuift meer en meer naar marktpartijen Bottom-up aanpak ipv top-down Aanpak richten op vernieuwing van panden Opstellen businesscase voor het aantrekken van vreemd vermogen In de tweede presentatie, die wordt gegeven door de heer Evert-Jan de Kort, partner bij de Stec Groep en mede opsteller van het rapport, worden de uitkomsten van het onderzoek kort toegelicht. Het onderzoek toont onder andere aan, dat bedrijventerreinen belangrijk zijn voor 1
de regionale economie (directe en indirecte werkgelegenheid, toegevoegde waarde) en dat de kwaliteit van de terreinen in het algemeen ruim voldoende is. Belangrijkste conclusies: Grote terreinen scoren beter dan kleinere Ligging aan een snelweg of provinciale weg is niet doorslaggevend voor de score Binnenstedelijke terreinen scoren in het algemeen goed De leegstand zit op frictieniveau Goede kwaliteit van de openbare ruimte leidt tot hogere scores Courant vastgoed met hoge kwaliteit zorgt voor een hoger economisch effect Tot slot worden in het rapport een aantal aanbevelingen gedaan: Stel economische 'sense of urgency' en toekomstwaarde centraal Verleg focus op publieke ruimte naar faciliteren en stimuleren van private acties Werk hiervoor vanuit een bottom-up en maximaal privaat aanpak Koester binnenstedelijke bedrijventerreinen Faciliteer de tweekoppigheid: zorg voor sterke marktafbakening tussen bestaand en nieuw te ontwikkelen bedrijventerrein Wees realistisch, niet elk terrein hoeft een 10 te zijn! Korte reacties op de presentaties De heer Leo v.d. Zon (wethouder EZ) merkt op dat de uitkomsten van het rapport geen echte verrassing zijn. Het gaat er om op een andere manier naar de bedrijventerreinen te kijken en de kansen te verkennen om de herstructurering samen met de markt (ondernemers en vastgoedeigenaren) op subregionaal niveau op te pakken. Je moet daarbij over grenzen heen durven kijken. Niet alle bedrijventerreinen hoeven er mooi uit te zien. Zijn boordschap aan de markt: probeer mee te denken met de overheid. De heer Kees v.d. Helm (ondernemer en regiovoorzitter VNO-NCW/West) merkt op dat het creëren van werkgelegenheid leidend zou moeten zijn en niet de economische waan van de dag. Trendbestendigheid bestaat niet: wat vandaag goed is, kan over 10 jaar niet meer kloppen. Ondernemen moet centraal staan en daar horen geen grondprijzen van 300 euro bij of beeldkwaliteitsplannen voor bedrijventerreinen. De waarde van courant vastgoed wordt bepaald door ondernemers. Verwacht dat een radicaal andere aanpak (bottom-up) van de herstructurering meer resultaat zal opleveren. De ondernemer is aan zet, de overheid faciliteert. Plenaire discussie Na een korte pauze wordt onder leiding van de heer Nico Schoof gediscussieerd over de volgende twee stellingen: 1. Herstructurering maakt de aanleg van extra nieuwe bedrijventerreinen overbodig. 2. Herstructurering van bedrijventerreinen is geen taak voor de overheid Stelling 1 Met de eerste stelling is een overgrote meerderheid het eens, maar in de stelling wordt gaandeweg de discussie een nuance aangebracht: door herstructurering is (veel) minder nieuwe ruimte nodig. Argumenten voor: Als je wilt kun je met bestaande bedrijventerreinen heel veel doen (vraag accommoderen) Niet meer ontwikkelen dan wat nodig is; wees zuinig op wat je hebt Argumenten tegen: Herstructurering levert tot nu toe weinig extra ruimte winst op, terwijl er wel een modelmatig berekende vraag is Voor grondprijzen is het verstandig een overschot te creëren in plaats van schaarste. Nieuwe bedrijventerreinen creëren werkgelegenheid Voor herstructurering heb je schuifruimte nodig Conclusie van de voorzitter: geef herstructurering voorrang / meer prioriteit en denk niet alleen in termen van uitbreiding.
2
Stelling 2 Bij deze stelling waren de meningen meer verdeeld en ook hier tijdens de discussie een nuance aangebracht: niet of/of maar samen. Argumenten bij de nuancering: De overheid moet blijven investeren in de openbare buitenruimte Zonder overheid komt herstructurering niet op gang Laat het niet alleen bij het opstellen van masterplannen maar ga samen aan de slag De vraag is volgens de heer Schoof hoe beide werelden bij elkaar komen en hoe je mensen in beweging kunt krijgen. Uit de discussie komen de volgende aspecten naar voren dat het van belang is om het juiste moment te kiezen en dat je elkaar ook goed moet aanvoelen. Soms moet je wachten. Als overheid moet je dan wel de kansen en opportunities, die zich voordoen (bijvoorbeeld een nieuwe groot bedrijf) benutten. Het gaat immers om de werkgelegenheid. Naar aanleiding van de vraag van de heer Uit den Boogaard aan de ondernemers of de regelgeving als (te) knellend wordt ervaren, ontstaat een uitgebreide discussie. Samengevat: regels moeten er zijn, maar de manier waarop met de regels wordt omgegaan pakt soms verkeerd uit. Regelgeving zou niet remmend of knellend moeten zijn. Loslaten van regels zou miljarden aan investeringen uitlokken. Als de overheid bij wijze van spreken 6 maanden de andere kant uit kijkt zouden allerlei initiatieven ontstaan, die anders niet gerealiseerd zouden worden. De heer Goossensen merkt op dat de provincie open wil staan voor meer initiatieven van onderop. Ook is de provincie bezig met het ontwikkelen van een gereedschapskist voor de herstructurering. Voorzitter: Vraag blijft of het bedrijfsleven echt in beweging komt als de overheid minder op beeldkwaliteit let en meer oog heeft voor de economische effecten van investeringen? Vertrouwen in elkaar is daarbij essentieel; de vraag komt vanuit het bedrijfsleven en de gemeente moet hier op inspelen. In goed overleg is veel mogelijk, maar accountmanagement is daarbij belangrijk. Ook verplichte deelname aan parkmanagement werkt. Voorbeelden: bedrijventerreinen Grote Polder in Zoeterwoude en Lasso- Noord in Kaag en Braassem. Parallelle werktafels en plenaire terugkoppeling In drie groepen (Leidse Regio, Duin- en Bollenstreek en Regio Alphen / Groene Hart) wordt gediscussieerd over de volgende vragen: 1. Hoe komen private partijen in beweging en welke voorwaarden en condities van de kant van de overheid zijn daarbij nodig? 2. Op welk bestuurlijk schaalniveau kan de herstructurering het beste georganiseerd worden: regionaal, subregionaal of lokaal? 3. Is er draagvlak voor het opstellen van een verkennende business case voor gezamenlijke publiek - private investeringen? De resultaten (zie ook bijlage 3) worden plenair teruggekoppeld en de heer Schoof vat ze als volgt samen: Duidelijk is dat er op het punt van in beweging komen nog veel uitgespit en uitgewerkt moet worden. Uitvoering van de herstructurering zal vooral subregionaal moet gebeuren, waarbij de grenzen niet samen hoeven te vallen met die van de bestuurlijke subregio’s. Als je het overheid en markt het eens kunnen worden over de aanpak, is er ook een basis voor het opstellen van een business case. Daarbij merkt de heer Schoof op, dat het wel van belang is om nog voor de gemeenteraadsverkiezingen in maart 2014 een slag te maken. Er is deze avond veel kennis op tafel gekomen, waar iedereen zijn of haar voordele mee kan doen. De vraag wordt ook op tafel gelegd of er behoefteis aan (een) vervolgbijeenkomst(en) met ondernemers. Dit punt wordt door de aanwezige ondernemers meegenomen. De heer Salman merkt daarbij op dat een andere aanpak geen garantie is, dat er op bestaande bedrijventerreinen meer ruimte wordt gevonden. Aanleggen van nieuwe bedrijventerrein blijft daarom nodig.
3
Mevrouw Ates pleit voor een doorvertaling in de regionale bedrijventerreinenstrategie. De heer Jongejan roept op geen spelletjes meer te spelen, want het bedrijfsleven heeft veel last van pendel als zij zich naar elders moeten verplaatsen. Afsluiting en borrel De heer Uit den Boogaard merkt ter afsluiting op dat een goede bijeenkomst is geweest en roept iedereen op om nu door te pakken. Er zijn een paar duidelijke lijnen in de adviezen te ontdekken: Pak de aanpak subregionaal op als het lokaal niet lukt. De overheid is aan zet en moet voor het momentum zorgen om één en ander in beweging te krijgen. Zij moet daarbij wel met één mond spreken. Vraag is of bijvoorbeeld ook maatschappelijke organisaties een rol kunnen of moeten spelen. Ook met de banken zal het rapport doorgesproken moeten worden. Het concept wordt op 6 november a.s. ter vaststelling aan het gezamenlijke portefeuillehoudersoverleg Economische zaken en Ruimte voorgelegd. Afsluitend is er een borrel.
Bijlagen: 1. Lijst met aanwezigen 2. Hand-outs van de presentaties 3. Uitkomsten van de parallelle tafels
4
Bijlage 1: DEELNEMERS BESTUURLIJKE WERKCONFERENTIE OVER DE TOEKOMST VAN DE BEDRIJVENTERREIN IN HOLLAND RIJNLAND OP 16 OKTOBER 2013
Tseard Hoekstra Ton van Rijnberk Ivo Ten Hagen Christian Malin Ton van Velzen Jos Wienen Robert Strijk Herbert Zilverentant Piet Melzer Ferdinand Ketel Leo van der Zon Inge Adema - Nieuwenhuizen Mirjam Ates - Snijdewind Hans Goossenssen Victor Salman Frank Ponsioen Laura van Klink Peter Jongejan Kees van der Helm Barry Verdel Erik Jan van Dijk Evert-Jan de Kort Nico Schoof Jan Uit den Boogaard Hans Stapper Rob Sturm Robert van der Poel Sander Kanselaar Niels Portman
Gemeente Alphen aan den Rijn Gemeente Hillegom Gemeente Hillegom Gemeente Kaag en Braassem Gemeente Kaag en Braassem Gemeente Katwijk Gemeente Leiden Gemeente Leiderdorp Gemeente Nieuwkoop Gemeente Rijnwoude Gemeente Teylingen Gemeente Voorschoten Gemeente Zoeterwoude Provincie Zuid-Holland (namens gedep. Veldhuijzen) Voorzitter Vereniging Bedrijfsleven Duin- en Bollenstreek Voorzitter Bedrijfsleven Rijnland Kamer van Koophandel Voorzitter Katwijkse Ondernemersvereniging Voorzitter VNO-NCW Zuid-Holland Voorzitter Coop. Vereniging Parkmanagement Veenderveld Stec Groep Stec Groep dagvoorzitter DB-lid Holland Rijnland Holland Rijnland, lid anbtelijke projectgroep Holland Rijnland, lid anbtelijke projectgroep Gemeente Katwijk, lid ambtelijke projectgroep Gemeente Leiden, lid ambtelijke projectgroep Gemeente Rijnwoude, lid ambtelijke projectgroep
Confrontatie Vraag ‐ Aanbod Bedrijventerreinen Bestuursconferentie Holland Rijnland 16 Oktober 2013 Rob Sturm, procesmanager
Betekenis EER ‐ rapport Stec voor Strategie Bedrijventerreinen 2009 Pilots Herstructurering 2010‐heden Behoefte Raming 2012 Samenwerking 2014 ‐ .. ?? Financiering
Strategie 2009 Herontwikkelen , niet transformeren
Voldoende nieuw terrein in de markt zetten
Samenhang, programmering
Voorraad koesteren (STEC)
140 ha / 2020 Werd 110 ha / 2025 (Stogo)
Aanpak 30 terreinen + 10 nieuw
Behoefteraming 2.0
Herontwikkeling terreinen
Nieuwe terreinen
Herontwikkeling vastgoed
Herontwikkeling terreinen
“Ingrepen STEC ”
Trends
Trendbestendig ?
“Goed bezig”
niet loslaten
Nieuwbouw
Vraag
Overlap V=A
Aanbod Deel niet trendbestendig:
loslaten
Pilot projecten 2010 ‐ .. • • • • • • • •
Lasso‐Noord Dobbewijk ‘t Heen MEOB Jagtlust Bovenland Flowerscience Hoogewaard
Kaag & Braassem Voorschoten Katwijk Oegstgeest Sassenheim Nieuwkoop Lisse Rijnwoude 7
Herstructurering, na realisatie momentopname 2013 Gemeente
Terreinen Top 12 van 25
Kwaliteit
Kwantiteit Ruimtewinst
EER 2013
Investering Privaat
Katwijk
Pilot ‘t Heen
++
0 ha, wel m2
46
Ja, diverse
Oegstgeest
Pilot MEOB
+++
8 ha
32
Ja, interesse
Voorschoten
Pilot Dobbewijk
++
1 ha + 30.000
32
Ja, shortlist
Kaag & Br.
Pilot Lasso
+
Efficiency
33
Ja, diverse
Teylingen
Pilot Jagtlust
++
?
36
Ja, diverse
Lisse
Pilot Flowerscience
N.n.b.
Efficiency 4ha
34
In onderzoek
Nieuwkoop
Pilot Bovenland
N.n.b.
N.n.b.
35
Ja, wensen
Leiden‐O’geest
Bio Science Park
+++
> 10 ha
Ja, diverse
Alphen a/d Rijn
Rijnhaven
++
N.n.b.
Plannen
Rijnwoude
Pilot Hoogewaard
++
4‐7 ha. netto
28
Ja, diverse
Leiderdorp
Baanderij
+
Kansen
37
Ja
Lage Zijde
Natuur
‐ 3 ha
Desinvesteren
Rijneke/Oosthoek
+
1‐2 ha
Ja
Zoeterwoude
8
Oogst herstructurering 2009 ‐ 2013 Sterk Facelifts in uitvoering Lokale deelresultaten Acties ‐> concreter
In ontwikkeling Programmering Nieuwe koers PZH Regionale exploitatie 75% trendbestendig
Conferentie oktober 2013 Kans / onzeker Herstructurering blijft nodig Markt meer doen Sluipende transformatie / verkleuring?
Minpunt Beeld boven banen Gebrek aan ‐integrale fysieke herstructurering ‐samenwerking P&P ‐aanleg nieuwe BT
Momentopname bedrijventerreinen 2013
Zwak
Sterk Behoefteraming 2.0 Kwaliteit bestaande terreinen Factsheets EER
Naleven gemeenschappelijk doelen “Hectare” doelstelling Uitkomst EVA Bestuurlijke afstemming schaal regio Realisatie programmering
Kracht 15 Kans Thematisering Herontwikkeling gebouwen 8 Pilots Veenderveld 2 / MEOB RVOB
Bedreiging Ontbreken aanbod nieuw BT Proces OVP Conjunctuur / markt vastgoed Deelregio’s Verkiezingen
Strategie + Pilots + BR2.0 + EER Sterk Pilots ‐> oogst na 2015 Kwaliteit 6,5 Leegstand laag Werkgelegenheid hoog
Zwak Realisatie herstructurering traag Transformatie sluipt door P&P niet samen georganiseerd Geen ruimte voor HMC Geen grote kavels
Bottom up Kans
Markt meer doen Trendbestendig op 75% BT Ingrepen voor toekomst Financiering via samenwerking
Bedreiging
Gebrek aan € Aanleg nieuw BT weggemoffeld
Kansen • Rol overheid markt • P&P samen • Businesscase vreemd vermogen • Bottom up • Panden vernieuwen • Thematisering / selectiviteit • Veenderveld 2 / MEOB / RVOB
Businesscase Financiering • Businesscase met verdienmodel • Samenwerking meerdere gemeenten • Publiek & Privaat in één exploitatie hefboom naar aantrekken vreemd vermogen • Maatwerk ! • Veel voorbeelden, kan klein • Belangen verenigen
Kwaliteitsbeoordeling bedrijventerreinen Holland-Rijnland Stec Groep Evert-Jan de Kort 16 oktober 2013
Effectrapportage Bedrijventerreinen
A. Banen
B. Markt‐ en Vastgoedwaarde
C. Ruimtelijke kwaliteit
D. Toekomstwaarde
A1. Aandeel terrein in de regionale werkgelegenheid
B1.Ontwikkeling grondprijzen
C1. Bereikbaarheid; per weg, goederenspoor of water
D1. Ruimtegebruik
A2. Afgeleide / indirecte werkgelegenheid
B2. Ontwikkeling huurprijzen
C2. Bereikbaarheid; per OV, fiets en te voet
D2. Uitbreidingsruimte
A3. Groei aantal arbeidsplaatsen 2000 ‐ 2012
B3. Opnamedynamiek
C3. Parkeren
D3. Inbreidingsruimte
B4. Leegstand
C4. Beheer en onderhoud
D4. Fase in de levenscyclus
B5. Ontwikkeling WOZ‐ waarde
C5. Extra (parkmanagement) voorzieningen
D5. groeisectoren en trends in de marktvraag
B6. Arbeidsproductiviteit
C6.Gebruiksmogelijkhed en en gebouwkwaliteit
D6. Kwetsbaarheid van het bedrijventerrein
A4. Groei aantal vestigingen 2000 ‐ 2012
de 21 onderzochte terreinen 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21.
Hillegom - Horst ten Daal Hillegom + Lisse - Hillegom Zuid + Meer en Duin Lisse – Dever Noordwijkerhout – Gravendam Teylingen – Jaglust Oegstgeest – Meob Noordwijk en Katwijk – Klei Oost Noordwijk – ‘s Gravendijck Katwijk – ‘t Heen Katwijk – Katwijkerbroek en Valkenburgseweg Voorschoten – Dobbewijk Leiden – Roomburg Leiden – De Waard Leiderdorp – De Baanderij Zoeterwoude – Grote Polder Kaag en Braassem – De Lasso Noord Rijnwoude – Hoogewaard Alphen aan den Rijn – Molenwetering Rijnwoude – ITC-Terrein Nieuwkoop – Bovenland Nieuwkoop – De Olm
factsheets per terrein
belang van bedrijventerreinen De 21 onderzochte terreinen presteren als volgt: arbeidsplaatsen 59.000 (2005)
+ 15%
68.000 (2012)
vestigingen 3.400 (2005)
+ 15%
toegevoegde waarde
2.100.000.000 euro
3.900 (2012)
EER-terreinen scoren ruim voldoende: gemiddeld een 6,5
resultaten op hoofdlijn
•
zeer goede kwaliteit:
3
•
redelijke/ goede kwaliteit: 14
•
matige kwaliteit:
4
•
slechte kwaliteit:
0
grote terreinen scoren beter
• grotere diversiteit = minder kwetsbaar
•
massa = voorzieningen (schaalvoordelen)
• grotere terreinen zijn beter bereikbaar
ligging is niet doorslaggevend, maar..
binnenstedelijke terreinen scoren! •
ondanks druk tot transformatie en matige uitstraling/ kwaliteit. Goede score door: functiemenging
ruimte voor vernieuwing (zzp’ers/ starters)
Nabijheid belangrijk voor stadsbedrijven (schilder, installatietechniek, loodgieter)
leegstand is gemiddeld 6%
goede terreinen hebben frictieleegstand
courante kleinschalige bedrijfsruimten
courant geschakelde units
incourante kleinschalige bedrijfsruimten
incourante geschakelde units
goede kwaliteit van de openbare ruimte leidt tot hogere scores
courant vastgoed met hoge kwaliteit zorgt voor een hoger economisch effect
aanbevelingen (1)
•
Stel economische ‘sense of urgency’ en toekomstwaarde van de terreinen centraal bij uw herstructurering
•
Verleg uw huidige focus van de publieke ruimte naar het faciliteren en stimuleren van private acties
•
Werk vanuit een bottom-up en ‘maximaal privaat aanpak ‘
aanbevelingen (2)
•
Koester uw binnenstedelijke bedrijventerreinen
•
Faciliteer tweekoppigheid: zorg voor een sterke marktafbakening tussen bestaand en nieuw te ontwikkelen terrein
•
wees realistisch, niet elk terrein hoeft een 10 te zijn!
Stelling 1
Herstructurering maakt de aanleg van extra nieuwe bedrijventerreinen overbodig
30
Stelling 2
Herstructurering van bedrijventerreinen is geen taak voor de overheid
31
Vragen voor drie parallelle tafels 1. Hoe komen private partijen in beweging en welke voorwaarden en condities van de kant van de overheid zijn daarbij nodig? 2. Op welk bestuurlijk schaalniveau kan de herstructurering het beste georganiseerd worden: regionaal, subregionaal of lokaal? 3. Is er draagvlak voor het opstellen van een verkennende business case voor gezamenlijke publiek ‐ private investeringen? 32
Samenstelling drie tafels Tafel 1: Leidse regio • Voorbeeld: Bedrijventerrein De Waard, Leiden • Voorzitter: Rob Sturm • Rapporteur: Ondernemer of bestuurder uit uw midden • Schrijver: Sander Kanselaar Tafel 2: Regio Alphen / Groene Hart • Voorbeeld: ITC‐terrein, Rijnwoude • Voorzitter: Hans Stapper • Rapporteur: Ondernemer of bestuurder uit uw midden Niels Portman • Schrijver: Tafel 3: Duin‐ en Bollenstreek • Voorbeeld: Bedrijventerrein Katwijkerbroek / Valkenburgseweg, Katwijk • Voorzitter: Evert‐Jan de Kort • Rapporteur: Ondernemer of bestuurder uit uw midden • Schrijver: Robert v.d. Poel 33
Bijlage 3: TERUGKOPPELING UIT DE PARALLELLE TAFELS VRAAG 1: Hoe komen private partijen in beweging en welke voorwaarden en condities van de kant van de overheid zijn daarbij nodig? Groep 1: Leidse regio Momentum zoeken voor overheid en bedrijven en dan snel schakelen Kleine kerngroep kan momentum op gang brengen. Gedeeld belang; win-win situaties zoeken Ondernemer wil het liefst investeren op huidige kavel Linken en luisteren: - bij elkaar brengen - accountmanagement - ondernemersvereniging
Groep 2: Regio Alphen / Groene Hart Gezamenlijke belang vaststellen Meer mogelijk maken binnen het bestemmingsplan Infrastructuur verbeteren
Groep 3: Duin- en Bollenstreek Overheid moet duidelijke kaders stellen en toekomstperspectief schetsen Ondernemers moeten investeren en banken financieren Private partijen willen langjarige zekerheid; geeft duidelijkheid E.e.a. verschil wel per private partij
VRAAG 2: Op welk bestuurlijk schaalniveau kan de herstructurering het beste georganiseerd worden: regionaal, subregionaal of lokaal? Groep 1: Leidse regio Herstructurering heel dicht bij ondernemers (brengen) HMC-bedrijven: op (sub)regionaal niveau afspraken maken Afstemmen beleid op subregionaal niveau; subregio moet handen ineen slaan Ook overleg met ondernemers Maatwerk / uitwerking op lokaal niveau Inhoudelijke verdeling sectoren op bedrijventerreinen tot nu toe onvoldoende door geëxerceerd op regioniveau Dit (...??) wordt sterker ervaren op subregionaal niveau
Groep 2: Regio Alphen / Groene Hart Lokaal of sub-regionaal: afhankelijk van de situatie Subregio kan ook een Greenport zijn
Groep 3: Duin- en Bollenstreek Inrichten op regionaal niveau = economisch samenhangend gebied Uitwerken op regionaal niveau
VRAAG 3: Is er draagvlak voor het opstellen van een verkennende businesscase voor gezamenlijke publiek-private investeringen? Groep 1: Leidse regio Houd het simpel; is ieders eigen verantwoordelijkheid Reulier onderhoud is taak overheid
Groep 2: Regio Alphen / Groene Hart Basis is aanwezig Soms op kavel-, soms op terreinniveau nodig
Groep 3: Duin- en Bollenstreek Neen, mits (tenzij?) er duidelijkheid gecreëerd is (zie vraag 1)
Bijlage 4 Actiepunten naar aanleiding van de Bestuursconferentie Kwaliteit Bedrijventerreinen Holland Rijnland 16 oktober 2013
1 Rapport STEC Rapport agenderen voor PHO-EZ 6 nov. Gemiddeld score van “6,5” is oké. Niet aanpassen, op details na. Actie: aanbevelingen bespreken Pilotteam 29-10 Actie: vaststellen of lopende herstructureringen aanpassen vereisen? Actie: selectiever worden, niet alle BT willen aanpakken, prio bij meest kansrijke, niet per definitie de “slechtste” Actie: insteken op werkgelegenheid, niet op beeldkwaliteit. Trends zullen blijven veranderen, aanpassen daaraan. 2 Herstructurering naast nieuwe terreinen Overgrote meerderheid vindt dat naast herstructurering ook aanleg nieuwe terreinen nodig is. Planning start HBT laten afhangen van momentum. De druk moet hoog genoeg zijn! Actie: programmering / prioriteiten opnieuw agenderen (eerst via AO-EZ) Actie: Veenderveld 2 Actie: status MEOB 3 Rolverdeling publiek-privaat Gemeenten willen taak om 1e stap te zetten, niet loslaten. Markt vraagt overheid op afstand te gaan staan en privaat initiatief te accommoderen (bestemming, souplesse, snelheid) en vooral: van onderop!). Markt meldt ook, dat ze het niet 100% alleen kunnen (beleid, ruimte, financiering) Overheid moet wel visie hebben, maar geen dichtgetimmerd plan, dat daarna verdedigd gaat worden. Goed en betaalbaar plan is van P&P samen; in samenwerking ontwikkeld! Meerderheid wethouders gelooft wel, dat beter georganiseerde samenwerking (convenant?) tussen P&P nodig is. Maar begin met een echt open gesprek, zodat bedrijven voelen dat ze echt input /invloed hebben. Prio dan bij vastgoedeigenaren. Actie: check bij welke BT er sprake is van gedeeld belang publiek-privaat. Actie: formuleer per BT de potentiële win-win(s) Actie: organiseer de “gezamenlijkheid” onder de bedrijven (VvE, ondernemersvereniging, BiZ, accountmanagement, parkmanagement) Actie: Het door vele partijen gebruikte begrip “samen” moet snel “SMART” worden gemaakt. “Samen” is ook risico dat niemand het oppakt of af kan maken. 4 Schaalniveau overheid m.b.t. HBT De rolopvatting van de overheden laat zich anno 2014 als volgt typeren: Lokaal: maatwerk-planvorming, beleid per BT, luisteren naar de markt Subregio: afstemmen economie subregio, vertalen naar acties BT t/m cat. 3.2, netwerkorganisatie Regio: moeilijke thema’s zoals nieuwe terreinen, HMC1 cat. 4.1 – 5, grote kavels Actie: Actie:
Bespreken van deze rolopvattingen in PHO 6 nov. Conclusies trekken na afronding Kracht 15.
5 Businesscases, financiën & financiering Wel convenanten en bindende schriftelijke afspraken voor realisatie HBT/NBT. Geen zware PPS optuigen voor “kleine” dingen (?)
1
Hoge milieu categorieën
Gemeenten wel bereid om te verkennen of zakelijke, private afspraken gemeentegrensoverschrijdend te maken zijn. DB-lid J. uit den Boogaard concludeert in aanvulling op bovenstaande acties, dat een advies moet worden opgesteld over een mogelijke (sub-)regionale ontwikkelingsmaatschappij. 6 Overig Actie: schuifruimte is nodig, wat een extra argument is om op zekere schaal nieuwe terrein(en) aan te leggen.
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
Oplegvel 1.
Onderwerp
2.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland
3.
Regionaal belang
4.
Behandelschema:
DB Colleges PHO DB Gemeenteraad DB AB Gemeenteraad 5.
Advies PHO
6.
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken
Beleid met betrekking tot de locaties voor perifere detailhandel (PDV) Basistaak Efficiencytaak X Platformtaak volgens Dagelijks Bestuur Platformtaak volgens gemeente Het instandhouden en versterken van een goed functionerende detailhandelsstructuur in Holland Rijnland. Datum: Informerend
Datum: Adviserend
Datum: Besluitvormend
23-01-2014 05-02-2014 13-02-2014 05-03-2014
[email protected] Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
www.hollandrijnland.net IBAN nr. NL87BNGH0285113992 KvK nr. 27365539 BTW nr. NL813768068B01
7.
Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
1. Kennis te nemen van de volgende uitgangspunten met betrekking tot het beleid voor locaties voor perifere detailhandel: 1.1 Elke gemeente is verantwoordelijk voor de detailhandel in de eigen gemeente, maar heeft daarbij oog voor de belangen van andere gemeenten. Bij grootschalige winkelplannen vraagt de gemeente altijd advies aan de regio. 1.2 Bij het opstellen van het regionale advies (REO-advies) is het bepaalde in de provinciale Verordening Ruimte in principe leidend. 2. In aanvulling hierop in te stemmen met de volgende afspraken ter versterking van de zes locaties voor perifere detailhandel in Holland Rijnland: 2.1 Het toelaten van winkels kleiner dan 1.000 m2 bvo binnen het thema woninginrichting is ter beslissing aan de gemeente met een PDV-locatie. 2.2 Negatief zal worden geadviseerd over vestiging of substantiële uitbreiding van perifere detailhandel buiten de PDV-locaties, tenzij het winkels betreft met primair een lokaal verzorgingsgebied en al in de gemeente zijn gevestigd. 2.3 Positief zal worden geadviseerd over vestiging op PDV-locaties van de volgende winkels, groter dan 1.000 m2 bvo en in branches die niet staan vermeld in artikel 2.1.4, lid 3, van de provinciale Verordening Ruimte: - sport en spel (buitensport, ruitersport en hengelsport) - hobby (grote muziekinstrumenten) - bruin & witgoed (radio en tv, wasmachines, drogers, ed.) 3. Het uitbouwen van de bestaande concentratie van perifere detailhandel op de locatie HillegomZuid / Meer en Duin (Lisse) mogelijk te houden. 4. De procedure met betrekking tot adviesaanvragen (REO-advies) in overeenstemming te brengen met de beslispunten 2 en 3.
8.
Inspraak
x Nee Ja, door: Wanneer:
2
9.
Financiële gevolgen
10.
Bestaand Kader
11.
Lokale context (in te vullen door griffier)
X Binnen begroting Holland Rijnland Buiten begroting (extra bijdrage gemeenten) te weten: Structureel/incidenteel Relevante regelgeving: Provinciale Structuurvisie en Verordening Ruimte Eerdere besluitvorming: Regionale Structuurvisie 2020 Holland Rijnland Diverse PHO’s in 2012 en 2013
3
Adviesnota AB (concept
) Vergadering:
Algemeen Bestuur
Datum: Locatie:
5 maart 2014 [locatie]
Agendapunt:
[agendapuntnummer]
Onderwerp: Beleid met betrekking tot locaties voor perifere detailhandel (PDV)
Beslispunten: 1. Kennis te nemen van de volgende uitgangspunten met betrekking tot het beleid voor locaties voor perifere detailhandel: 1.1 Elke gemeente is verantwoordelijk voor de detailhandel in de eigen gemeente, maar heeft daarbij oog voor de belangen van andere gemeenten. Bij grootschalige winkelplannen vraagt de gemeente altijd advies aan de regio. 1.2 Bij het opstellen van het regionale advies (REO-advies) is het bepaalde in de provinciale Verordening Ruimte in principe leidend. 2. In aanvulling hierop in te stemmen met de volgende afspraken ter versterking van de zes locaties voor perifere detailhandel in Holland Rijnland: 2.1 Het toelaten van winkels kleiner dan 1.000 m2 bvo binnen het thema woninginrichting is ter beslissing aan de gemeente met een PDV-locatie. 2.2 Negatief zal worden geadviseerd over vestiging of substantiële uitbreiding van perifere detailhandel buiten de PDV-locaties, tenzij het winkels betreft met primair een lokaal verzorgingsgebied en al in de gemeente zijn gevestigd. 2.3 Positief zal worden geadviseerd over vestiging op PDV-locaties van de volgende winkels, groter dan 1.000 m2 bvo en in branches die niet staan vermeld in artikel 2.1.4, lid 3, van de provinciale Verordening Ruimte: - sport en spel (buitensport, ruitersport en hengelsport) - hobby (grote muziekinstrumenten) - bruin & witgoed (radio en tv, wasmachines, drogers, ed.) 3. Het uitbouwen van de bestaande concentratie van perifere detailhandel op de locatie Hillegom-Zuid / Meer en Duin (Lisse) mogelijk te houden. 4. De procedure met betrekking tot adviesaanvragen (REO-advies) in overeenstemming te brengen met de beslispunten 2 en 3. Inleiding: Begin 2012 is in het Algemeen Bestuur de Regionale Structuurvisie 2020 Holland Rijnland vastgesteld. Met deze vaststelling zijn ook de hoofdlijnen van het detailhandels(structuur)beleid in de regio vastgelegd. Dat beleid is erop gericht de bestaande stads- en dorpscentra te versterken. Alleen winkels die wat assortiment en omvang betreft niet in deze centra passen, mogen zich buiten deze centra op perifere locaties vestigen. Perifere locaties zijn alle verspreid liggende locaties met een enkele grote winkel. Er zijn ook perifere locaties met een concentratie aan grote winkels. Deze locaties zijn als zodanig in structuurvisies verankerd en onderwerp van deze adviesnota. In Holland Rijnland gaat het om de Rijneke Boulevard (Zoeterwoude), Wooon/Meubelplein en Baanderij (Leiderdorp), ’t Heen (Katwijk), Lammenschansweg (Leiden), Euromarkt/Da Vinci (Alphen aan den Rijn. In de Regionale Structuurvisie is het voornemen geuit om te onderzoeken hoe een versterking van
4
het functioneren van deze PDV-locaties kan worden bereikt. Tevens moet onderzocht worden de haalbaarheid van de eventuele locatie in de noordelijke Bollenstreek. De jaren 2012 en 2013 zijn gebruikt voor de genoemde onderzoeken en discussie daarover. Thans wordt een finaal voorstel aan u voorgelegd. De rol van Holland Rijnland is tweeledig. Allereerst is daar de zorg voor het meeinstandhouden van een robuuste, regionale detailhandelsstructuur. In deze structuur is sprake van een optimale spreiding van winkelgebieden waarin elk winkelgebied zijn functie kan vervullen. Ten tweede heeft Holland Rijnland een formele rol: het opstellen van de zogenaamde REO-adviezen bij grootschalige detailhandelsplannen. Beoogd effect: Beschikken over een helder en regionaal gedragen beleidskader ten behoeve van de REOadvisering over winkelinitiatieven op perifere locaties. Argumenten: 1.1 Intergemeentelijk overleg staat aan de basis van regionale samenwerking Koopstromen bewegen zich over gemeentegrenzen heen en worden beïnvloed door nieuwvestiging of uitbreiding van winkels. Tijdige informatieoverdracht aan buurgemeenten over nieuwe ontwikkelingen maakt dat belangen inzichtelijk worden en niet eenzijdig worden geschaad. 1.2.1 Provincie Zuid-Holland voert een actief detailhandelsstructuurbeleid Dit beleid is verankerd in de Verordening Ruimte en komt tot stand na inbreng van alle belanghebbende partijen. Holland Rijnland onderschrijft het provinciaal beleid op hoofdlijnen. De Verordening stelt regels aan de vestiging van detailhandel in bestemmingsplannen, maar bepaalt ook dat als het gaat om winkelplannen groter dan 2.000 m2 bvo binnen de stads- en dorpscentra of groter dan 1.000 m2 bvo op perifere locaties, de gemeente advies vraagt aan de regio (REO-advies). Ook is in de verordening de eis tot toepassing van de Ladder van duurzame verstedelijking opgenomen. Deze Ladder stelt, kortweg, dat bij een nieuwe stedelijke ontwikkeling de gemeente moet aantonen dat deze ontwikkeling in een regionale behoefte voorziet (en er geen onaanvaardbare leegstand ontstaat), dat eerst moet worden gekeken of de ontwikkeling binnen het bestaande stads- en dorpsgebied kan worden gerealiseerd, en als dat niet het geval is de locatie waar de stedelijke ontwikkeling plaats vindt in ieder geval goed ontsloten is. 1.2.2 Holland Rijnland past terughoudendheid bij het maken van aanvullende afspraken Gelet op bovenstaande onder 2.1 en gelet op het feit dat de Gemeenschappelijke Regeling geen eigen beleidsruimte geeft aan de regio op het gebied van detailhandel, is de marge voor het hanteren van aanvullende afspraken ter versterking van de PDV-locaties beperkt. Deze zijn alleen mogelijk als de provinciale verordening ruimte voor interpretatie laat, en als de afspraken gestoeld zijn op een breed draagvlak binnen de regio. 2.1.1 Volumineuze winkelaanbod concentreren op de PDV-locaties Dit is het belangrijkste aanbeveling dat het rapport ‘Strategie voor detailhandel op perifere locaties in Holland Rijnland’ (DTNP, 2012) geeft. Het rapport, in opdracht van Holland Rijnland opgesteld, concludeert dat hoewel de leegstand op PDV-locaties in de regio (in 2011) nog relatief beperkt is, versterking van het functioneren wenselijk is. Dit kan door perifere vestiging van nieuwe winkels of substantiële uitbreiding van winkels buiten de locaties tegen te gaan. Het toelaten van andere (niet-volumineuze) branches is sowieso niet de oplossing. Brancheverruiming leidt tot een enorme toename van het aantal winkelmeters en ondermijnt daarmee de positie van de reguliere stads- en dorpscentra.
5
2.1.2 PDV-locaties willen een compleet aanbod bieden binnen het thema woninginrichting Uit marktconsultatie is gebleken dat op PDV-locaties er sterk behoefte is om een compleet aanbod binnen het thema woninginrichting te kunnen bieden (“de lamp bij de bank”). Daarom is de wens geuit om ook speciaalzaken kleiner dan 1.000 m2 bvo binnen dit thema op deze locaties toe te laten. Geadviseerd wordt concrete initiatieven door de betreffende gemeente te laten beoordelen. Gemeenten zijn beter in staat te beoordelen of de locatie er door versterkt wordt en of er nadelige effecten zullen optreden voor reguliere centra in de omgeving. 2.2 Volumineus winkelaanbod concentreren op de PDV-locaties In het portefeuillehoudersoverleg EZ is lang gediscussieerd over een aanvankelijk voorstel om in het geheel geen nieuwvestiging of substantiële uitbreiding van meubelbedrijven, bouwmarkten en tuincentra buiten de PDV-locaties toe te laten. Dit zou een werkelijke versterking van de positie van de PDV-locaties geven. Ook voorkomt het dat bedrijventerrein gebruik blijft worden voor grootschalige detailhandel. Dit aanvankelijke voorstel is als te stringent afgewezen. Een compromis is bereikt in de tekst van het beslispunt. Zo blijft er ook in gemeenten zonder PDV-locatie, ruimte voor uitbreiding van perifere detailhandel. 2.3 Er zijn vaak geen geschikte panden voor grote winkels in bestaande winkelgebieden Panden in de bestaande stads- en dorpscentra zijn vaak te klein om tegemoet te komen aan winkelformules die niet-volumineuze artikelen verkopen op een groot oppervlak. Als met toepassing van de Ladder voor duurzame verstedelijking kan worden aangetoond dat er noch in de eigen gemeente noch in de buurgemeenten geschikte winkelruimte is in de bestaande winkelgebieden, en de buurgemeenten hebben geen bezwaar, kunnen deze winkelformules (zoals genoemd in het beslispunt) zich vestigen op een PDV-locatie. 3.1 Concentratie van PDV op (een deel van) de locatie Hillegom-Zuid / Meer en Duin (Lisse) draagt bij aan efficiënt ruimtegebruik en aan attractiewaarde en herkenbaarheid voor de consument Sinds 2006 wordt er gesproken over de realisatie van een PDV-locatie in de noordelijke Bollenstreek. Gelet op de spreiding van locaties in de regio is dit gebied een witte vlek. Zowel in de regionale als in de huidige provinciale structuurvisie is een zoeklocatie opgenomen. In 2013 hebben de gemeenten Hillegom en Lisse een distributieplanologisch onderzoek laten uitvoeren naar de locatie Hillegom-Zuid / Meer en Duin. Geconcludeerd is dat er voor uitbreiding van perifere detailhandel slechts zeer beperkte marktruimte is. De voordelen van de locatie zijn vooral ruimtelijk: concentratie van versnipperd aanbod in de noordelijke Bollenstreek, bereikbaarheid, herkenbaarheid (op de locatie zijn al meerdere winkels in perifere detailhandel gevestigd). 4.1 Zie bijlage procedure REO-advisering Kanttekeningen/risico’s: 2.1 Afspraken ter versterking van het functioneren van de PDV-locaties kunnen ten koste gaan van de reguliere centra Toelaten van kleinere speciaalzaken (binnen het thema woninginrichting) en grote winkels in niet-volumineuze artikelen kunnen een verzwakking betekenen van de reguliere winkelgebieden. Dit moet altijd afgewogen worden. Centra bescherm je echter niet door elders gewenste ontwikkelingen tegen te houden. Elk winkelgebied moet voortbouwen en investeren in zijn eigen sterke punten. 2.2 Afspraken ter versterking van het functioneren van de PDV-locaties zijn in strijd met het huidige provinciale beleid · Beslispunten 2.1 en 2.3 komen niet overeen met de opvattingen van de provincie. In de (thans in herziening zijnde) Verordening Ruimte is vestiging op de formeel aangewezen PDV-
6
locaties voorbehouden aan winkels groter dan 1.000 m2 en uitsluitend aan grootschalige meubelbedrijven (met in ondergeschikte mate een assortiment woninginrichting). · Beslispunt 2.2 gaat verder dan de provincie. Zo wordt in de (thans herziene) Verordening Ruimte de vestiging van tuincentra en bouwmarkten (> 1.000 m2 bvo) buiten de PDV-locaties in alle gevallen mogelijk. · Als het gaat om de PDV-locatie noordelijke Bollenstreek (beslispunt 3) heeft de provincie inmiddels geconcludeerd dat er onvoldoende basis is voor het aanwijzen van een PDV-locatie in het gebied. 2.3 Succesvolle toepassing van de afspraken hangt af van provincie en gemeenten Formeel heeft de provincie Zuid-Holland de bevoegdheid om op te treden indien wordt afgeweken van de Verordening Ruimte. Per afzonderlijk geval zal bij de provincie begrip moeten worden gekweekt voor eventuele afwijkende adviezen van Holland Rijnland. Regionale – aanvullende – afspraken op het gebied van detailhandel zijn niet afdwingbaar en een gemeente kan een REO-advies naast zich neerleggen. De mate waarin de regionale afspraken succes hebben ligt geheel bij de gemeenten en de vraag of zij zich er (vrijwillig) aan willen binden. Een formeel REO-advies kan in een juridische procedure wel zwaar meewegen in het oordeel van de rechter. Financiën: Holland Rijnland stelt de REO-adviezen op. Hiermee is tijd gemoeid, zowel bij de aanvragende gemeente als bij de regio. Aantal en complexiteit van de adviezen is moeilijk te voorspellen. Communicatie: Na besluitvorming de afspraken en REO-procedure ter kennis brengen aan de colleges van B&W van de Holland Rijnland gemeenten en aan de provincie Zuid-Holland. Via Holland Rijnland Berichten communiceren over de geactualiseerde wijze van REO-advisering. Tevens plaatsing op de website. Evaluatie: De REO-advisering wordt permanent geëvalueerd. Bijlagen: 1. Procedure REO-advisering.
7
Bijlage 1
Procedure met betrekking tot de advisering over nieuwe detailhandelsontwikkelingen (REO-advisering) Aangepaste versie 2014
Inleiding In artikel 2.1.4, lid 2 en 4 van de (ontwerp) provinciale Verordening Ruimte is bepaald dat er voor de volgende ontwikkelingen op het gebied van detailhandel een advies van het Regionaal Economisch Overleg (REO) nodig is. - een ontwikkeling binnen een bestaande of nieuwe winkelconcentratie die groter is dan 2.000 m² bvo (bruto vloeroppervlak) - een ontwikkeling met perifere detailhandel die groter is dan 1.000 m² bvo In Holland Rijnland vervult het Dagelijks Bestuur deze REO-adviestaak. Dit betekent dat een gemeente een aanvraag indient bij het Dagelijks Bestuur van Holland Rijnland. De aanvraag wordt vergezeld van een distributie planologisch onderzoek (DPO) waaruit blijkt dat er geen sprake is van een ontwrichting van de detailhandelsstructuur en een document waaruit blijkt dat de Ladder voor duurzame verstedelijking (voorheen SERladder) op de juiste wijze is toegepast. resultaat van overleg met buurgemeenten. Ook bestemmingsplannen waarin een vrijstelling voor detailhandel is opgenomen moeten volgens de provinciale Verordening Ruimte ter advisering worden voorgelegd aan het REO i.c. het Dagelijks Bestuur van Holland Rijnland. Wanneer de plannen daadwerkelijk worden gerealiseerd, waarbij duidelijk wordt om hoeveel m² bvo het exact gaat, dan is formeel geen advies meer nodig, mits er niet van de oorspronkelijke plannen is afgeweken qua aantal m² vloeroppervlakte. De adviesprocedure kent 4 stappen. Stap 1 Gemeente bepaalt eerst intern of ontwikkeling past binnen het eigen ruimtelijk en economisch beleid (toetsen aan bijvoorbeeld economisch beleidsplan / -visie, bestemmingsplan en/of structuurvisie). Zo neen afwijzen of onderzoeken of het gewenst is de ontwikkeling alsnog in te passen Zo ja dan stap 2 en verder volgen. Aanbevolen wordt om periodiek voor de hele gemeente - of op subregionaal niveau - een distributie planologisch onderzoek te houden, waaraan aanvragen kunnen worden getoetst. Stap 2 Als de ontwikkeling past of ingepast zou moeten worden, dan toets de gemeente of wordt voldaan aan de provinciale Verordening Ruimte; pleegt de gemeente overleg met haar buurgemeenten en de lokale ondernemers;
8
past de gemeente de Ladder voor duurzame verstedelijking op de juiste wijze toe
De gemeente neemt vervolgens op basis van stap 1 en 2 een definitief besluit of zij wel/niet wil meewerken aan de gevraagde ontwikkeling. Zo ja, dan vraagt zij het REO om advies (zie de inleiding). Stap 3 Als de gemeente besluit medewerking te verlenen, toetst Holland Rijnland de aanvraag aan het bepaalde in de provinciale Verordening Ruimte. Aanvullend hierop gelden voor Holland Rijnland de volgende regionale afspraken: a. Gemeenten kunnen zelf beslissen over het toelaten van winkels kleiner dan 1000 m² bvo binnen het thema woninginrichting op een PDV-locatie. b. Vestiging of substantiële uitbreiding van perifere detailhandel niet wordt gestaan buiten de PDV-locaties, tenzij het winkels met primair een lokaal verzorgingsgebied betreft en al in gemeente zijn gevestigd. c. De PDV-locaties kunnen worden versterkt met de winkels met een oppervlakte groter dan 1.000 m² bvo, die niet staan vermeld in artikel 2.1.4 lid 3 van de provinciale Verordening Ruimte. Het betreft uitsluitend de volgende winkels: - Sport en Spel: buitensport, ruitersport en hengelsport - Hobby: grote muziekinstrumenten - Bruin & Witgoed: radio & TV, wasmachines en drogers Als voorwaarde geldt, dat er in zowel de eigen als de buurgemeenten aantoonbaar (met toepassing van de Ladder voor duurzame verstedelijking) geen geschikte ruimte is voor de betreffende winkel in een bestaand winkelcentrum. Voor andere dan de genoemde winkels wordt in principe een negatief advies afgegeven. Stap 4
Na ontvangst van de adviesaanvraag wordt door Holland Rijnland een ontvangstbevestiging gestuurd en wordt de aanvraag direct doorgestuurd naar de leden van het Ambtelijk overleg Economische zaken (inclusief provincie Zuid-Holland en Kamer van Koophandel). De leden van het Ambtelijk overleg Economische zaken hebben vervolgens gelegenheid om aan de indienende gemeente om nadere informatie cq. toelichting te vragen. Tegelijk wordt een afspraak gemaakt voor een kort ambtelijk overleg waarin de indienende gemeente haar voorstel kan toelichten en er gelegenheid is om vragen te stellen. In dit overleg wordt een beargumenteerd ambtelijk advies opgesteld. Ook wordt het onderwerp geagendeerd voor de eerstvolgende of de daarop volgende vergadering van het Dagelijks Bestuur (DB) van Holland Rijnland. Het Dagelijks Bestuur vraagt advies aan het Portefeuillehoudersoverleg Economische zaken. Op basis van dit advies neemt het DB een definitief besluit en brengt dit besluit ter kennisneming van de gemeente (en de provincie). Een afschrift hiervan wordt naar de leden van het PHO EZ gestuurd.
9
10
Aan: het AO EZ, PHO EZ en AB van Holland Rijnland, Verzonden: 19 december 2013 per mail aan de ambtelijk secretaris (H. Stapper) Onderwerp: perifere detailhandel (REO-toets)
Beste collega's,
In het kader van de komende bijeenkomsten over perifere detailhandel willen wij graag een los eindje met jullie vastknopen.
Ten eerste onderschrijven wij de strategie die is opgesteld door Droog, Trommelen en Partners (Holland Rijnland, 2012). Wij onderschrijven ook de hoofdlijnen uit de voorgestelde aanpassing van de REO-toets. Echter een onderdeel van de afspraken lijkt ons onwerkbaar en onwenselijk. Wij doelen op het eerder aangehaalde'beslispunt lb' van de REO-toets: b. Vestiging of substantiële uitbreiding van perifere detailhandel niet toe te staan buiten deze clusters, tenzij het winkels met primair een lokaal verzorgingsgebied betreft en al in de gemeente zijn gevestigd;
Het gaat ons met name om de laatste zinsnede van beslispunt lb. Buiten dat de besluitvorming hieromtrent ons enigszins verwarrend is overgekomen, hebben wij vooral problemen met de inhoud en de practische uitwerking daarvan. De zinsnede 'en al in de gemeente zijn gevestigd' maakt de regel in de praktijk erg lastig. Als een bouwmarkt of tuincentrum in een van onze gemeenten wil uitbreiden, kan dit volgens deze regel alleen op PDV-clusters of buiten onze regio. Dit terwijl bouwmarkten en tuincentra vaak niet op deze clusters gevestigd zijn en een lokaler verzorgingsgebied hebben dan Woonboulevards (zie: DTN&P 2012). Daarnaast
hebben
we
ook
twijfels
over
het
eerste
deel
van
het
beslispunt: 'substantiële
uitbreiding'. Wat is substantieel? Een afbakening in meters en branches kan hier invulling aangeven maar zal ons vroeg of laat voor een grensgeval zetten waar de regel te knellend zal blijken.
Wij denken dat beslispunt lb wel het juiste idee verwoord maar niet in de juiste formulering is opgesteld. Het ruimtelijk verduurzamen van reguliere centra en bestaande PDV-clusters is wat ons betreft noodzakelijk maar de regel hiertoe kan volgens ons volstaan met het middenste gedeelte van beslispunt lb: 'tenzij het winkels met primair een lokaal verzorgingsgebied betreft'. Deze winkels zijn immers regionaal minder relevant (lokaal verzorgingsgebied) en zullen hierom geen afbreuk doen aan de doelstelling: verduurzamen van de regionaal ruimtelijke structuur van de detailhandel.
Recent hebben we een verzoek van Intratuin Sassenheim gehad en goedgekeurd terwijl dit in strijd is met de aangehaalde zinsnede. Wij hebben hier ook mee ingestemd, wij zien de ontwikkeling als wenselijk maar zien tegelijkertijd een bevestiging van ons vermoeden dat de regel lb beter kan worden aangepast.
Wij willen graag de volgende afspraak voorstellen: b. Vestiging of uitbreiding van perifere detailhandel niet toe te staan buiten de PDV clusters, tenzij het winkels met primair een lokaal verzorgingsgebied betreft (aangetoond door de aanvrager);
Met deze afspraak doen we recht aan de economische ontwikkeling en voorzieningen van de individuele gemeenten en blijven we binnen de al bestaande regels van de Provinciale verordening zonder hiermee de ruimtelijke structuur van bestaande centra en clusters te kort te doen.
Wij hadden hierover graag discussie in de volgende overleggen: Bespreking van het voorstel in het AO EZ van 7 januari 2014, het PHO EZ van 5 februari 2014 en tijdens de besluitvorming in het AB van 5 maart 2014.
Met vriendelijke groet,
college van Voorschoten,
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude.
Adviesnota PHO Vergadering:
PHO Economische Zaken
Datum: Locatie:
5 februari 2014 Gemeentehuis Alpen aan den Rijn
Agendapunt:
08
Onderwerp: Programma Holland Rijnland Biobased 2014 Beslispunt:
Het Dagelijks Bestuur van Holland Rijnland te adviseren in te stemmen met het programma Holland Rijnland Biobased 2014. Inleiding: In het PHO EZ van 15 mei 2013 is een discussienota besproken waarin vier opties werden beschreven over de richting van het programma Holland Rijnland Biobased in 2014. Het advies van het PHO was om het programma in 2014 op regionaal niveau voort te zetten, waarbij de focus blijft liggen op procesmatige ondersteuning van projecten. Het voorstel bood volgens de portefeuillehouders kansen voor onze regio. De gemeente Alphen aan den Rijn wilde doorgaan met het thema, maar maakte als enige gemeente nog geen keuze voor één van de opties, omdat het huidige programma nog te veel gericht is op bijv. de Greenport Bollenstreek en de Leidse regio en te weinig op het Groene Hart (dat meer gericht is op het buitengebied als biobased productielandschap). De gemeente Leiden was positief en heeft aangegeven mogelijkheden te hebben voor cofinanciering voor de uitvoering van projecten. Inmiddels is dit ook omgezet in een besluit om €85.000 euro in te zetten in de uitvoering van 2 projecten en procesondersteuning. De gekozen koers van het PHO EZ en het Algemeen Bestuur is verwerkt in het programma voor 2014 (inclusief een terugblik op 2013) dat in concept gereed is en nu ter advisering voorligt. Naast het PHO of 5 februari wordt het (concept) programma tevens besproken in de Advisory Board biobased economy Holland Rijnland. Een aparte bijeenkomst met de (vertegenwoordigers van de triple helix van het bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheden) De partijen in de Advisory Board zijn reeds op projectniveau of strategisch niveau betrokken.. Beoogd effect: Versnellen van de transitie naar duurzame biobased economy door het benutten van de potenties in de regio Holland-Rijnland. Argumenten: 1.1 Biobased economy staat voor een groene duurzame economie Het belang van biobased economy voor overheden is in twee woorden samen te vatten: groene groei. De biobased economy is onderdeel van een groene of duurzame economie en maakt efficiënt gebruik van gewassen en biomassa als grondstof van voeding, veevoer, materialen, chemicaliën, energie en brandstoffen. Deze grondstoffen zijn afkomstig uit biologische kringlopen en daardoor hernieuwbaar. In een volledige biobased economy wordt er geen gebruik gemaakt van fossiele brandstoffen. Hiermee wordt de uitstoot van CO²teruggedrongen en worden andere negatieve milieueffecten door gebruik van fossiele brandstoffen voorkomen. Tevens vormt de biobased economy een antwoord op het schaarser
Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
[email protected] www.hollandrijnland.net BNG 28.51.13.992
en daarmee duurder worden van fossiele brandstoffen. Als regio ben je daardoor minder afhankelijk van fossiele brandstoffen en prijsschommelingen. De biobased economy is een snel groeiende sector in de provincie Zuid-Holland. Op basis van onderzoek van de Universiteit Wageningen1 wordt verwacht dat de toegevoegde waarde (verschil tussen de marktwaarde van productie en de daarvoor ingekochte grondstoffen) van de Biobased Economy in Zuid-Holland in 2016 verdubbeld is ten opzichte van 2009. Holland Rijnland heeft met de Universiteit Leiden, het Kenniscentrum Plantenstoffen (Leiden), het PPO (Lisse), NAK Tuinbouw (Roelofarendsveen), Heineken (Zoeterwoude) en de Greenports Duinen Bollenstreek, Aalsmeer (gedeeltelijk gelegen in de regio) en regio Boskoop (gedeeltelijk gelegen in de regio) en de veeteelt in het Groene Hart een sterke uitgangspositie om te profiteren van deze opkomende sector. 1.2
Inzet overheid van toegevoegde waarde
De kracht bij dit thema komt vanuit het bedrijfsleven en vanuit de kennisinstellingen. De overheid heeft als basistaak het creëren van randvoorwaarden in wet- en regelgeving en het aangeven van een beleidskader. De overheid kan, zoals in het programma Holland Rijnland Biobased, ook bijdragen door organiserend vermogen toe te voegen om de samenwerking tussen bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheden (triple helix) te versterken. Door als makelaar en facilitator op te treden en partijen bij elkaar te brengen, partijen te stimuleren om kansen te pakken, netwerkbijeenkomsten te organiseren en de juiste weg te kennen bij subsidieregelingen en partijen daarover te informeren. Tevens kunnen overheden bijdragen in financiële zin door subsidies te verstrekken voor projecten of te investeren in innovatieve projecten door het opzetten van een revolverend fonds. Subsidies voor de uitvoering van projecten en een revolverend fonds is geen onderdeel van de inzet van Holland Rijnland maar gebeurt wel op projectniveau door de gemeenten Leiden (project Solar Fuels). Vanaf 1 januari 2014 is InnovationQuarter (de regionale ontwikkelingsmaatschappij voor Zuid-Holland) opgericht met een met revolverend investeringsfonds voor onder andere biobased projecten die rijp zijn voor marktintroductie. 1.3
Programma Holland Rijnland Biobased boekt eerste resultaten
De projecten die door het programma Holland Rijnland Biobased 2013 konden worden ondersteunt vanuit de Kennisalliantie (vanaf 1 januri 2014 InnovationQuarter) of het Kenniscentrum Plantenstoffen boeken voortgang. Voor het project Solar Fuels wordt met middelen van de Universiteit Leiden, gemeente Leiden en het bedrijfsleven (o.a. Dutch Space uit Leiden) een testfaciliteit gerealiseerd. Voor het project om de verdelingstechnologie in de sierteelt te verbeteren ten behoeven van de productie van hoogwaardige plantenstoffen is een aanvraag ingediend bij de topsector Tuinbouw- en Uitgangsmaterialen. De bedrijven Baseclear (Moleculair biologische services te Leiden), van Noort (sierteeltveredeling te Warmond) en Leenen (Narcisveredeling te Lisse), en de kennisinstelling PPO (Lisse) zijn partners in dit consortium. Van andere projecten zoals het gebruik van Afval Water Zuivering Installatie (AWZI) voor algenkweek in Hoogmade of de opschaling van Algenenteelt bij Heineken (Zoeterwoude) wordt het komende half jaar duidelijk of de volgende stap gezet kan worden. Daarnaast zijn er goede contacten opgedaan voor nieuwe projecten in het Groene Hart waarop in 2014 kan worden doorgepakt. Onder andere verwerking meststoffen (raffinage mineralen en vergisting) en de vergister van Indaver voor de productie van groen gas die in Alpen aan den Rijn wordt gebouwd.
De economische waarde en het investeringspotentieel van het biobased cluster in ZuidHolland (http://www.wageningenur.nl/nl/show/Biobased-economy-belangrijke-motorvoor-regionale-economische-groei.htm ) 1
2
1.4
Biobased Economy sluit aan bij lokaal, subregionaal en bovenregionaal economisch beleid
In het Koersdocument 2012-2015 voor de Greenport Duin- en Bollenstreek is biobased economy één van de programmalijnen, naast ruimtevaarttechnologie (voor de precisielandbouw) en toeristische marketing als voertuig voor integratie en activering. De Greenport Duin – en Bollenstreek zoekt aansluiting bij het Bio Science Park Leiden. Het Bio Science Park Leiden is groot geworden met de ‘rode biotechnologie’ (medicijn-ontwikkeling), maar is met name onder impuls van het Institute of Biology van de Universiteit Leiden steeds nadrukkelijker aan het verbreden naar de agribusiness. De Greenport Duin- Bollenstreek ziet vooral de ontwikkeling en kennis en technologie om inhoudstoffen (stoffen die uit een plant gewonnen kunnen worden) te winnen en het verwaarden van reststoffen (afvalstoffen die economisch benut kunnen worden) als kansrijke lijnen. In de Economische Agenda 071 is de Biobased Economy een belangrijk thema en wordt gekozen om het programma Holland Rijnland Biobased voort te zetten. In het Collegeakkoord van de nieuwe gemeente Alphen aan den Rijn is de biobased economy/circulaire economie benoemd als verder te ontwikkelen thema. Vanuit Nieuwkoop zet de Groene Hart Academie sinds 2013 ook in op de biobased economy. Op Zuidvleugelniveau begint het platform Bio Delta Zuidvleugel op gang te komen. Het platform Bio Delta kan een belangrijke taak vervullen om een krachtig geluid richting Europa te laten horen. Het Platform Bio Delta wil daarnaast een rol vervullen om de verschillende initiatieven in de Zuidvleugel met elkaar te verbinden. Binnen het topsectorenbeleid is de Biobased Economy een belangrijk cross-over thema. Binnen Europa zijn er kansen binnen het Horizon 2020 stimuleringsprogramma. Kanttekeningen/risico’s: 1.1 Er zijn veel initiatieven op het gebied van de biobased economy Biobased economy is ‘hot’ en de initiatieven buitelen over elkaar heen. Binnen het programma is Holland Rijnland Biobased staan de projecten voorop. De voortgang die hierin wordt geboekt vormt het bewijs dat het programma Holland Rijnland Biobased van meerwaarde is. Vanuit de projecten worden waar mogelijk strategische allianties aangegaan met bijvoorbeeld Platform Biodelta, Innovatie Demonstratie Centrum Greenport Duin- en Bollenstreek, programma Go Bio van de kamer van Koophandel etc. en InnovationQuarter. Financiën: Dit voorstel past binnen de begroting van Holland Rijnland voor 2014, waarin €40.000,- is gereserveerd voor het programma Holland Rijnland Biobased. Communicatie: In 2014 wordt verder gegaan met publiciteit te creëren rondom het thema biobased economy in de regio. Eind 2013 zijn enkele artikelen verschenen. Daarnaast zijn een drietal TV uitzendingen gemaakt. De komende periode zal worden bezien op welke wijze het beste aandacht gegeven kan worden aan dit thema. In elk geval zullen er regelmatige updates verschijnen via nieuwsbrieven en sociale media. Evaluatie: Circa een maal per maand vinden er voortgangsgesprekken plaats tussen Holland Rijnland, InnovationQuarter en het Kenniscentrum Plantenstoffen, waarna bijsturing mogelijk is. Eind 2014 wordt een eindrapportage opgesteld, eventueel in combinatie met een voorstel voor een verder vervolg. Bijlagen: (concept) Programma Holland Rijnland Biobased 2014 (inclusief terugblik 2013)
3
Holland Rijnland Biobased
Programmaplan 2014 1
Inclusief terugblik 2013
Concept 14 januari 2014
2
INHOUD 1.
Aanleiding en Achtergrond ............................................................................................................................. 4
2.
Terugblik 2013 ................................................................................................................................................. 5
3.
Resultaten ....................................................................................................................................................... 5 programma 2014 ........................................................................................................................................... 10
4.
Missie, visie en strategie ............................................................................................................................... 11 Projectportfolio ............................................................................................................................................. 12 Strategische allianties ................................................................................................................................... 17 Zichtbaarheid in de regio .............................................................................................................................. 18 activiteiten, uitvoering en begroting ............................................................................................................. 18
5.
Activiteiten en betrokken partners ............................................................................................................... 18 Uitvoering werkpakket en begroting ............................................................................................................ 19 Roadmap ....................................................................................................................................................... 20
6.
Bijlagen .......................................................................................................................................................... 21
3
1. AANLEIDING EN ACHTERGROND Biobased economy gaat over de overgang van een economie die draait op fossiele grondstoffen naar een economie die draait op biomassa als grondstof: van 'fossil based' naar 'bio based'. In een biobased economy gaat het dus over het gebruik van biomassa voor verschillende toepassingen. De toegevoegde waarde daarvan is hoog wanneer uit de biomassa farmaceutische producten worden verkregen. Het gaat hier vaak om kleine volumes. Wanneer biomassa wordt omgezet in energie gaat het om grote volumes maar is de toegevoegde waarde laag, zoals onderstaand figuur laat zien:
In Europa, Nederland en de provincie Zuid‐Holland wordt groot belang gehecht aan deze nieuwe, innovatieve sector. Biobased economy is eigenlijk niet een aparte sector maar draait om de totale transitie naar een nieuwe, groene economie.
4
De regio Holland Rijnland zet in op een biobased economy via het programma Holland Rijnland Biobased. Met het Bio Science Park, de Greenports, kennisinstellingen, agrariërs en bedrijfsleven in het Groene Hart zijn binnen de vijftien gemeenten in deze regio alle bouwstenen aanwezig voor een bloeiende biobased economy. Vooral met betrekking tot de hoogwaardige toepassingen van biomassa heeft Holland Rijnland een unieke positie. Met deze bouwstenen wil Holland Rijnland koploper zijn in de transitie van een economie gebaseerd op fossiele brandstoffen naar een duurzame biobased economy. Een economie waarin wordt ingezet op het beter benutten van biomassa, het verantwoord en optimaal gebruik van ecosystemen en de synergie van de rijkelijk aanwezige kennis en ondernemingskwaliteiten in de regio. Een biobased economy wordt gedragen door ondernemers, onderwijs en overheid, die hun krachten bundelen en kennis delen. Bureau Blaauwberg heeft in 2012 aangegeven dat ontwikkeling van het thema biobased economy in Holland Rijnland kan leiden tot extra economische groei. Ook in de economische agenda Zuidvleugel van Roland Berger wordt de aangegeven dat biobased economy kan leiden tot extra economische groei in Zuid‐Holland. In het voorjaar van 2012 heeft de voorzitter van Holland Rijnland stakeholders uitgenodigd om te praten over de kansen die de biobased economy voor de regio heeft. Vervolgens hebben Leiden Biosciencepark Foundation, het Kenniscentrum Plantenstoffen en de Kennisalliantie een plan geschreven hoe de kansen verzilverd kunnen worden. Met dit programma wordt door de regio Holland Rijnland vooral ingezet op de ontwikkeling van het kennisintensieve deel van de biobased economy. 2. TERUGBLIK 2013 Begin 2013 was het plan om vijf hoofdlijnen te gaan ontwikkelen. De vijf lijnen zijn op basis van vraagsturing ingezet bij diverse projecten en hebben tot de volgende resultaten geleid. RESULTATEN 1 Projectontwikkeling Focus binnen projectontwikkeling waren drie gebieden o Inhoudstoffen o Algen voor afvalwaterzuivering en als bron voor biomassa
5
o Waterstof productie en efficiënt gebruik Aanvraag voor het project Solar Fuels over de productie van duurzame waterstof. Het project om duurzame waterstof bij te mengen bij groen gas is uitgewerkt. Een aanvraag voor ondersteuning is ingediend bij de gemeente Leiden en vanuit de gemeente Leiden is ondersteuning toegezegd. Toezeggingen gekregen van onder andere Universiteit Leiden, Everest Coatings, Dutch Space, Linde Gas om het project te steunen. Tevens wordt een roadmap ontwikkeld. De provincie Zuid‐ Holland en de gemeente Leiden willen een innovatieve proeftuin voor openbaar vervoer ontwikkelen. De duurzame waterstof kan één van de te ontwikkelen projecten zijn. Algen: verkennende bijeenkomsten hebben plaatsgevonden tussen Universiteit Leiden, Hoogheemraadschap en een ondernemer over de mogelijkheden om algen te gaan kweken in een leegstaande Afval Water Zuivering Installatie (AWZI). De algen nemen nutriënten (zoals nitraat en fosfaat op). De geweekte algen zijn vervolgens weer een bron van biomassa. De mogelijkheden zijn geschetst en in de komende periode wordt mogelijk een financiële overeenkomst uitgewerkt. Heineken is ook bezig met een pilot project om industrieel afvalwater te zuiveren door middel van algen. Vanwege de nieuwe Kaderrichtlijn Water dient de uitstoot van industrieel afvalwater aan strengere eisen te voldoen. Heineken wil aan de eisen gaan voldoen door het water te laten zuiveren door algen. De geproduceerde algen kunnen weer dienen als veevoer of bio‐brandstof. Het project is in ontwikkeling. Door interesse te kweken bij marktpartijen die algen willen verwerken tot bijvoorbeeld veevoer wordt geprobeerd het project te versnellen. Bij Heineken zijn goede resultaten gehaald in de proefopstelling. Nu overleggen de ondernemer en Heineken over het opschalingstraject. Ondersteuning in 2014 is gewenst in het traject om de juiste businesscases rondom de verwaarding van algenpasta met ondernemers uit te werken. Activiteiten 2013 Kenniscentrum Plantenstoffen Het Kenniscentrum Plantenstoffen heeft een bijdrage geleverd aan de ontwikkeling en van biobased gerelateerde bedrijvigheid in de regio Holland Rijnland. De werkzaamheden bestonden in eerste instantie uit het mede vorm geven van het biobased programma van de regio Holland Rijnland en vervolgens het uitvoeren van het plan. De nadruk heeft gelegen in het initiëren van projecten waarbij bedrijven en kennisinstellingen vanuit de verschillende clusters in de regio Holland samenwerken, inclusief cross‐sectorale samenwerkingsverbanden. In 2013 is het volgende project geïnitieerd: o De bloembol als biobased productieplatform voor alkaloïden met hoogwaardige toepassingen ‐ de ontwikkeling van moderne veredelingstechnologieën ten behoeve van de sierteelt sector. Doelstelling van het project is om moderne veredelingstechnologieën te introduceren in de sierteelt sector. De sierteelt sector heeft m.b.t. de biobased economy de meeste potentie gezien de diversiteit aan inhoudsstoffen die in deze gewassen aanwezig is. Het beschikken over state‐of‐the art veredelingsmethodieken is een belangrijke randvoorwaarde voor de sierteelt sector om een belangrijke rol te spelen in de biobased economy.
6
De bedrijven Baseclear (Moleculair biologische services te Leiden), van Noort (sierteeltveredeling te Warmond) en Leenen (Narcisveredeling te Lisse), en de kennisinstelling PPO zijn partners in het consortium. Het kenniscentrum plantenstoffen heeft het schrijven van het projectplan begeleid. Het gehele voorstel is ingediend bij de topsector tuinbouw en uitgangsmaterialen voor het verkrijgen financiering. Een pilot gaat in voorjaar van 2014 van start welke mede mogelijk is gemaakt door de gemeente Leiden die €85.000,‐ heeft toegezegd, alsmede het kenniscentrum Plantstoffen met een bijdrage van €50.000,‐. 2 Scannen nieuwe projecten, intensiever betrekken bedrijfsleven Het netwerk is verder in kaart gebracht rondom thema’s inhoudstoffen, algen en waterstof productie met cross overs tussen Space en Biobased Economy. Het gaat bij langere ruimtereizen over zaken als zuinig omgaan met water, het kweken van biomassa in de ruimte, het opslaan van zonne‐energie, het zo optimaal mogelijke gebruiken van aanwezige grondstoffen en een circulaire economie (met zo min mogelijk afval). Deze thema’s sluiten prima aan bij het ontwikkelen van de biobased economy. Uit de gesprekken in 2013 kwamen ook diverse initiatieven in het Groene Hart naar voren, onder andere verwerking meststoffen (raffinage of een concept van DHV), algenkweek ten behoeve van het zuiveren van afvalwater en een vergister van Indaver voor de productie van groen gas. 3 Ondersteunende activiteiten ontwikkelen Scan naar subsidies voor de thema’s EFRO 2014‐2020, waaronder twee lijnen met aanknopingspunten: o Slimme warmte en koude netten. Eerst verkennende gesprekken gevoerd met EON en de provincie Zuid‐Holland o Biobased Economy. Scans worden en zijn uitgevoerd samen met de Universiteit Leiden op financieringsmogelijkheden Clusterregeling De provincie Zuid‐Holland heeft via de clusterregeling 3 miljoen euro verdeeld onder biobased projecten. 25 projecten uit heel Zuid‐ Holland hebben zich aangemeld. 9 Projecten hebben een aanvraag ingediend en 6 projecten gaan uiteindelijk ondersteuning krijgen. Onder de zes projecten twee projecten uit de regio; Bij het eerste project uit de regio wordt een opstelling gemaakt voor de productie van Bio Diesels uit restmaterialen van onder meer de tuinbouwsector. Trekker is Van der Luyt transport uit Oegstgeest. Het tweede project is van Latexfalt uit Koudekerk. In dit project worden restmaterialen uit de tuinbouw verwerkt in asfalt. 4 Programma, rapportages Via netwerkanalyse inzicht gekregen in de interesse en invloed van de betrokken stakeholders in het programma Biobased Holland Rijnland. Opleveren eindrapportage en overleg gevoerd over voortgang.
7
5 Communicatie Start communicatie door interviews, nieuwsbrieven en TV programma Zaaamspraak, LinkedIn en Twitter. De website www.hollandrijnland.net/bbe meerdere keren geactualiseerd. In samenwerking met Zaamspraak en Unity TV zijn drie tv uitzendingen voorbereid en georganiseerd rondom het thema Biobased Economy. De drie uitzending zijn tussen 20 december 2013 en 10 januari 2014 uitgezonden op Unity TV en komen daarna beschikbaar op Youtube en via de website. Drie artikelen geschreven rondom het thema Biobased Economy in Holland Rijnland die verspreid zijn langs meerdere kanalen. Het gaat om de volgende artikelen: “Biomassa uit de regio als economische motor”, “Huis opwarmen dankzij eigen gft‐afval” en “Pionieren met ‘groen’ asfalt”. 6 Activiteiten algemeen Faciliteitenoverzicht nog in uitvoering Verkenningen, studies: Eerste stap wordt gezet door het Kenniscentrum Plantenstoffen om een totaal overzicht van alle organische reststromen in de provincie Zuid‐Holland goed in beeld te krijgen. Na de inventarisatie wordt onderzocht of via centrale verwerking bepaalde stoffen uit de reststromen gehaald kunnen worden. Afstemming met provincie Zuid‐Holland over aansluiting op het Platform Biodelta Zuidvleugel. Het platform heeft in december 2013 een businessplan opgeleverd. Twee actielijnen worden door het platform verder ontwikkeld; o Inhoudstoffen: Met het platform Biodelta Zuidvleugel zal Holland Rijnland afstemmen hoe de lijn inhoudstoffen het meest optimaal kan worden vormgegeven. o Platform moleculen: Nadat het Kenniscentrum Plantenstoffen heeft gerapporteerd welke reststromen in de regio Holland Rijnland, interessant zijn voor omzetting naar platform moleculen, zal ook dit onderwerp afgestemd worden. Om het netwerk te ontwikkelen hebben in 2013 gesprekken plaatsgevonden met: o AKZO, directeur global R&D (Sassenheim) o Baseclear (Leiden) o Latexfalt (Koudekerk) o Van der Luyt (Oegstgeest) o Dutch Space (Leiden) o Heineken (Zoeterwoude)
8
Leidse Instrumentenmakers school TU Delft PPO Lisse IDC Bollenstreek (Lisse) Naktuinbouw (Roelofarendsveen) Syntens over inzet vanuit GoBio programma EON (energie) Van Noort (sierteelt Warmond) Leenen (Narcisveredeling Lisse) Universiteit Leiden Gemeentes (Duin en Bollenstreek, Leiden, Alphen) Hogeschool Leiden Dutch Space (Leiden) Syntens Omgevingsdienst West Holland Kamer van Koophandel Crustell (Alphen aan den Rijn) Everest coatings (Delft) Ideevolutie(Noordwijk) Groen Vervoer BV (Leiden) Giaura (Noordwijk) Duurzaam mobiliteitscentrum Haagweg (Leiden) Nuon Warmte Hoogheemraadschap Rijnland Provincie Zuid‐Holland Groene Hart Academie (Nieuwkoop) Na alle gesprekken hebben we een netwerkbestand van ongeveer honderd personen uit bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheden. De resultaten van de interviews zijn verwerkt in de drie actielijnen voor het programma in 2014. o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o
9
3. PROGRAMMA 2014
Programma Biobased 2014 Missie, Visie: Strategie : n e jn li d f o o H ’s a Reststro‐ m men e th / n e ct Meerdere e j projecten* ro P 4 1 0 2 e it i b m A n te ie ti vi tc A n e t n e m u trs n I
Strategische allianties
Projectportfolio
Inhouds stoffen Inhouds‐ stoffen (Kennis Centrum Plantensto ffen )
Solar fuels Solar Fuels (UL, Everest Coating)
Algen Industrieel Afvalwater (Heineken)
Zicht‐ baarheid biobased
Ontwikkeling Huishoud. afvalwater (HHR)
Nieuwe Projecten (Trekker)
Makelaar (Trekker)
Samen werkingen definiëren
Communica‐ tie
Ambities Activiteiten
Instrumenten *Lokaal voedsel, Functional Food, vergisten, Biomassa, Mestverwaarding, Algenkweek, Restwarmte, Groengas
10
MISSIE, VISIE EN STRATEGIE Missie: Versnellen transitie naar duurzame biobased economy door het benutten van de potenties in de regio Holland Rijnland. De regionale visie op het thema groene economie is dat dit leidt tot het beter economisch benutten van ongebruikte reststoffen, meer regionale werkgelegenheid en een gezondere omgeving. Het heeft voor de regio dus meerwaarde om hier op in te zetten door middel van het programma Holland Rijnland Biobased. Uit studies van de provincie Zuid‐Holland blijkt dat biobased economy zich momenteel bevindt in de zogenaamde kantelfase in de transitie (zie figuur). De missie van het programma Biobased Holland Rijnland is om deze transitie te versnellen (dus versneld van de kantelfase naar de versnellingsfase te komen) door de huidige potenties in de regio Holland Rijnland goed te benutten. Strategie: Ontwikkeling biobased kennis naar economie. Gezamenlijk ontwikkelen innovatieve business cases.
11
In het proces om wetenschappelijke kennis naar de markt te brengen worden vier fases onderscheiden: discover, develop, demonstrate en deploy. Het stimuleren van de ontwikkeling in het biobased cluster wordt vorm gegeven door het stimuleren van fase 2 (develop) en fase 3 (demonstrate). Door het stimuleren wordt unieke lokale kennis gebruikt in innovatieve projecten waardoor valorisatie versneld wordt. Invulling 1 discover (ontdek) kennisinstelling 2 develop (ontwikkel) gezamenlijke ontwikkeling 3 demonstrate (demonstreer) gezamenlijke ontwikkeling 4 deploy (gebruik) markt Om in 2014 de biobased economy verder te ontwikkelen en de visie te vertalen naar acties worden drie hoofdlijnen ontwikkeld (zie schema 1 bijlage): Projectenportfolio, ontwikkelen van concrete projecten in de regio. Strategische allianties tussen regionale partners verkennen en aangaan. Zichtbaarheid biobased in de regio vergroten PROJECTPORTFOLIO Via het ontwikkelen van de eerste hoofdlijn worden projecten ondersteund op de gekozen thema’s. Daarnaast kunnen nieuwe projecten ondersteuning krijgen onder het thema ontwikkeling.
12
In 2013 is gekozen om te concentreren op de thema’s Inhoudstoffen Algen Solar fuels Met de ontwikkeling van deze thema’s wordt ook in 2014 verder gegaan. Daarnaast bleek uit de interviews in 2013 dat veel stakeholders het thema reststromen uit willen werken. De projecten die onder reststromen zijn onder andere reststromen vanuit de tuinbouw, plantaardige reststromen die bijvoorbeeld in een vergister kunnen worden verwerkt. Tot slot willen we een deel vrije ontwikkelingsruimte hebben om zowel bestaande initiatieven met elkaar te kunnen verbinden als ook nieuwe initiatieven te kunnen verkennen en eventueel te versnellen. Thema: Reststromen Project: Groen gas productie vergister Partijen: Indaver, bedrijven die groen gas willen gebruiken voor schone energievoorziening of als transportbrandstof Ambitie 2014: Indaver gaat in 2014 een vergister openen in Alphen aan den Rijn. De opening biedt kansen om met het geproduceerde groene gas duurzame transportketens in te richten. Daarnaast kunnen de restproducten uit de vergister gebruikt worden als grondstof voor algenkweek. Activiteiten 2014: Rondom dit project worden generieke instrumenten ingezet zoals matchmaking, ketenontwikkeling en communicatie. Project: Meststromen Partijen: Mestproducenten Groene Hart en mestproducenten Groene Klaver, DHV, algenspecialisten en bedrijven. Ambitie 2014: Er zijn verschillende mogelijkheden om mest nuttig te gebruiken. Ten eerste zoals als bodemverbeteraar, ten tweede als grondstof voor algenkweek en DHV heeft een procedure om zouten uit de mest te halen. De zouten kunnen daarna verkocht worden. Activiteiten 2014: Workshop in samenwerking met Syntens over dit onderwerp. Thema: Inhoudstoffen Project: De bloembol als biobased productieplatform voor alkaloïden met hoogwaardige toepassingen Ambitie 2014: De ontwikkeling van moderne veredelingstechnologieën ten behoeve van de sierteelt sector. Het project zal in 2014 verder vormgegeven gaan worden en naar verwachting zal de pilot in het voorjaar gaan starten. Activiteiten 2014:
De pilotstudie moet aantonen dat voor een aantal sierteeltgewassen het mogelijk is om moderne veredelingstechnologieën te ontwikkelen en toepasbaar te maken. Op basis van de resultaten zullen andere
13
sierteelt veredelingsbedrijven geënthousiasmeerd worden om deel te nemen aan groter project dat gericht is op de verdere ontwikkeling en implementatie van een aantal technologieën. Financiering zal dan via de ROM Zuidvleugel, EU i.c.m. privaat geld georganiseerd worden. Project: Ambitie 2014:
Activiteiten 2014:
Project: Ambitie 2014:
Natural Products Lab Bij bedrijven en kennisinstellingen is de wens ontstaan om een Natural Products Lab op te zetten. Het Natural Products Lab heeft de opzet van een bedrijfsverzamelgebouw (vergelijkbaar met Biopartner) waar bedrijven gevestigd waarvan de activiteiten gerelateerd aan het ontwikkelen en commercieel toepassen van plantenstoffen. Bedrijven die expertise hebben van analyse methodieken, het screenen op bioactiviteiten, het extraheren maar ook het registreren van producten waarin plantenstoffen zijn verwerkt. Het Natural products Lab zal een broedplaats worden waar deze bedrijven samen met industriële toepassingsmarkten samenwerken en innovatieve producten ontwikkelen. Daarnaast zal het Natural products Lab kennisvalorisatie/business development activiteiten verrichten gebaseerd op de IP die afkomstig van de kennisinstellingen in de regio. In 2014 wordt dit concept verder uitgewerkt en zal er een businessplan gereed zijn die basis vormt voor de financiering van het plan. Het Natural Products Lab maakt gebruik van de sterktes van de regio en zal een boost geven aan het ontwikkelen van bedrijvigheid op dit thema. Businesscase analyse raffineren van plantaardige resten uit de tuinbouwsector tot industriële grondstoffen In samenwerking met Royal Haskoning DHV is het kenniscentrum Plantenstoffen een business analyse gestart met de vraag of op basis van de reststromen in de regio Zuid‐Holland (met name de greenports Westland, Duin‐ en Bollenstreek, Aalsmeer en Boskoop) het mogelijk is om door middel van één raffinage technologie er één of enkele chemische building blocks gemaakt kunnen worden waarvoor een marktvraag is. In dit concept wordt uitgegaan dat het economisch niet haalbaar is om aparte business cases (beperkte biomassa, hoge kosten, logistieke problemen) te ontwikkelen. Als blijkt dat het economisch en technologisch haalbaar is dan wordt op basis van het businessplan een consortium gevormd dat uiteindelijk moet leiden tot commitment (bedrijven en kennisinstellingen), een projectplan. Het onderwerp is inmiddels ook door het Kenniscentrum in het nieuwe BIC (Biobased Industries Consortium) 2014 programma geschreven. De call gaat voorjaar 2014 open en is een mogelijkheid om het plan te kunnen financieren.
14
Project: Ambitie 2014:
360 C sessies Het kenniscentrum Plantenstoffen is gestart met een initiatief om op basis van inhoudsstoffen toegevoegde waarde te creëren aan tuinbouwproducten. De inhoudsstof wordt er niet uitgehaald maar op basis van de inhoudsstof(fen) heeft het product waardevolle kenmerken gekregen waar ketenpartijen (inclusief handel en de consument) meer voor willen betalen. Bijvoorbeeld gezondheid bevorderende stoffen in tomaat of een roos die geurstoffen produceert waar de consument happy van wordt. De 360C sessies zijn bedoeld om met creatieve mensen en de veredelingsbedrijven (sierteelt) op een out of the box wijze dit soort concepten te bedenken. In een later stadium worden dan de kennisinstellingen erbij betrokken om het concept mede te ontwikkelen.
Thema: Solarfuels Project: Solar2Fuel (productie en gebruik duurzame waterstof) Betrokken partijen: Universiteit Leiden, Ideevolutie Noordwijk, Groen Gas Vervoer Leiden, Everest coatings Delft, Duurzaam mobiliteitscentrum Leiden, Dutch Space Leiden. Ambitie 2014: Opstarten en realisatie eerste fase Activiteiten 2014: In 2013 is het project ontwikkeld en is de eerste financiering geregeld. De financiering komt van de project partners en de gemeente Leiden steunt het project via een bijdrage vanuit het cofinancieringsfonds ‘Leiden stad van Ontdekkingen’. In 2014 wordt het project uitgevoerd, opening is voorzien in het voorjaar van 2014. Binnen het programma zal gezocht worden naar vervolgfinanciering van de opschaling . Thema: Algen Project: Hoogheemraadschap Rijnland Betrokken partijen: Hoogheemraadschap Rijnland, Universiteit Leiden, Algea Food and Fuel Ambitie 2014: Uitwerking mogelijke business case waarbij aan de ene kant nog wetenschappelijk onderzoek gaat plaatsvinden en aan de andere kant een business case wordt uitgewerkt Activiteiten 2014: Project ontwikkeling met HH Rijnland, Universiteit Leiden om fosfaat en nitraat kringlopen te sluiten. Het doel wordt om de maatschappelijke opgaven via een gezamenlijk project aan te pakken. Project: Heineken Betrokken partners: Heineken, Algea Food and Fuel, Universiteit Leiden Ambitie 2014: Vormgeven opschaling, marktkansen voor algenpasta ontwikkelen Activiteiten 2014: Uitwerken mogelijkheden voor opschaling, zoeken naar mogelijke afnemers uit de regio Holland Rijnland die de geproduceerde algenpasta
15
kunnen gaan verwerken en gebruiken in producten zoals voedingssupplementen en veevoer. Thema: Project: Betrokken partijen: Ambitie 2014
Activiteiten 2014: Project: Betrokken partijen: Ambitie 2014 Activiteiten 2014:
Ontwikkeling Nog in te vullen nog in te vullen Nieuwe projecten die nog niet op de radar zijn verschenen kunnen verbonden met andere projecten of initiatieven. In beperkte mate kan aan projectontwikkeling worden gedaan. Afhankelijk van de projecten die zich aanmelden worden activiteiten ontwikkeld. Makelaarsfunctie Kennisinstellingen en bedrijfsleven. Partijen met elkaar verbinden Aanspreekpunt van partijen in de regio die ambities hebben op het gebied van de biobased economy. Met nieuwe partijen in de regio spreken. Partijen helpen met het vinden van ketenpartners. Partijen verwijzen naar financieringskansen zowel subsidies als investeerders.
16
STRATEGISCHE ALLIANTIES
Via de tweede programmalijn strategische allianties worden een aantal taken samengevat. Onder strategische allianties vallen de taken: Uitwisselen ideeën, projecten en initiatieven Gezamenlijke projectontwikkeling Tevens zorgt een beter overzicht van de initiatieven voor een zo goed mogelijke afstemming. Hierdoor kunnen projecten eenvoudiger met elkaar verbonden worden. Vanuit verschillende hoeken wordt de Biobased Economy ondersteund. In de regio zijn actief: Naktuinbouw PPO Lisse Kenniscentrum plantenstoffen Veenweide innovatiecentrum Kennisinstellingen IDC Bollen Lisse Go Bio programma Syntens Groen Cirkels InnovationQuarter Groene Hart Academie Andere partijen De partijen worden daarbij ondersteund om initiatieven zichtbaar te maken. Dat kan via een centraal loket of afstemming via netwerkbijeenkomsten Met de stakeholders worden tijdens de Advisory Board bijeenkomst in 2014 afspraken gemaakt hoe deze hoofdlijn het best kan worden vormgegeven. Op bovenregionaal niveau zijn er verschillende netwerken. Zo is er op provinciaal niveau het Platform Biodelta en op regio overstijgend niveau de Vlaams‐Nederlandse Delta. Op provinciaal niveau richt het platform zich meer op de visie, de ruimtelijke impact en kansen en de financiering (via Europa). Voor de Vlaams‐Nederlandse Delta geldt die gerichtheid op de EU in nog grotere mate. Op rijksniveau is de Biobased Economy een belangrijke thema binnen het topsectorenbeleid.
17
ZICHTBAARHEID IN DE REGIO In 2014 wordt verder gegaan met publiciteit te creëren rondom het thema biobased economy in de regio. Eind 2013 zijn enkele artikelen verschenen. Daarnaast zijn een drietal TV programma’s uitgezonden. De komende periode zal worden bezien op welke wijze het beste aandacht gegeven kan worden aan dit thema. In elk geval zullen er regelmatige updates verschijnen via nieuwsbrieven en sociale media en wordt de website geregeld geactualiseerd.
4. ACTIVITEITEN, UITVOERING EN BEGROTING ACTIVITEITEN EN BETROKKEN PARTNERS Inzet voor het programma 2014 wordt geleverd door de volgende partners:
Hoofdlijnen
Invulling
Uitvoering
Projectportfolio
Verkennen projecten. Go Bio bijeenkomst 2014 en mogelijke ondersteuning van gevormde consortia. Project ontwikkeling Ervoor zorg dragen dat de
Go Bio Syntens Kenniscentrum Plantenstoffen IQ (ROM Zuidvleugel)
Strategische allianties
Inzet partners,
18
belangen van de lokale Kenniscentrum stakeholders organisaties plantenstoffen onderling duidelijk zijn. IQ (ROM Zuidvleugel), Holland Rijnland Zichtbaarheid in de regio
Vergroten van de bekendheid en kansen van biobased economy en het programma en projecten in de regio bij bedrijven, kennisinstellingen en burgers Programma ondersteuning, Ondersteuning bij het overleg en rapportage programma en onderlinge afstemming Kenniscentrum plantenstoffen Inhoudstoffen uitwerking project Test inhoud algen Netwerk uitbreiding Luris Aanleveren scannen nieuwe projecten Verkennen strategische allianties Syntens Go bio bijeenkomst gericht op het MKB Opvolging en uitwerking Go Bio Leiden Bio Science park Foundation Programmanagement ROM Zuidvleugel Business case algen Project ontwikkeling Netwerk uitbreiden
Diverse partners Holland Rijnland, mogelijk met externe ondersteuning
Leiden Bio Science Park IQ (ROM Zuidvleugel)
UITVOERING WERKPAKKET EN BEGROTING Uitvoering van dit programma vergt een behoorlijke tijdsinzet. Die zal komende jaar, net als afgelopen jaar worden geleverd door InnovationQuarter (ROM Zuidvleugel, waarin de Kennisallinatie sinds 1 januari 2014 in is opgegaan), het Kenniscentrum Plantenstoffen en het
19
Leiden Bio Science Park. De exacte ureninzet is momenteel nog niet bekend en nog onderwerp van besluitvorming bij de diverse partners. Dat is onder andere het gevolg van het feit dat de Kennisalliantie over is gegaan in InnovationQuarter. Op korte termijn is hierover meer duidelijk. Inzet van de partners is een gelijkwaardige inzet als afgelopen jaar. Naast de ureninzet in kind van de partners is er budget voor uitvoering van de activiteiten. De inzet vanuit Holland Rijnland bestaat uit een budget van 40.000 euro. De regionale ureninzet hierbij is begroot op 400 uur, vooral gericht op programmasturing. De gemeente Leiden heeft eind 2013 een besluit genomen over de inzet op biobased economy. Er wordt € 85.000 beschikbaar gesteld voor de ‘Leidse’ component van het programma Holland Rijnland Biobased, te weten de thema’s Solar Fuels en Algen en het meer algemene thema ontwikkeling. De komende periode zal ook gesproken worden met gemeenten in de Duin‐ en Bollenstreek en Alphen aan den Rijn over mogelijke extra overheidsinzet van deze partners. 5. ROADMAP De regio Holland Rijnland gaat de komende jaren het thema Biobased Economy verder ontwikkelen zodat een succesvol economisch cluster gaat ontstaan. De ontwikkeling zal plaatsvinden met partners in de regio en met partners van buiten de regio. Om de ontwikkeling van het cluster te versnellen gaat Holland Rijnland organiserend vermogen toevoegen. Het organiserend vermogen gaat haar inzet richten op: Ontwikkelen lokale initiatieven Waar mogelijk de initiatieven aan te laten sluiten op andere projecten in de provincie. Zichtbaarheid van projecten, programma en organisaties Kennis te exploiteren door valorisatieprojecten te ontwikkelen. Positioneren van de regio om extra bedrijvigheid aan te trekken op het gebied van Biobased Economy. Netwerk uitbreiden
20
6. BIJLAGEN
21
Programma Biobased 2014 Missie, Visie: Versnellen transitie naar duurzame biobased economie door benutten van de potenties in de regio Holland Rijnland Strategie : Ontwikkeling biobased kennis naar economie Gezamenlijk ontwikkelen innovatieve business cases
n e n jil d f o o H s’ a Reststro‐ m men e th / n e tc Meerdere e j projecten* ro P 4 1 0 2 e tii b m A
Strategische allianties
Projectportfolio
Inhouds stoffen Inhouds‐ stoffen (Kenniscen trum Plantensto ffen
Solar fuels
Algen
Solar Fuels (UL, Everest Coating)
Industrieel Afvalwater (Heineken)
Zicht‐ baarheid biobased
Ontwikkeling
Huishoud. afvalwater (HHR)
Nieuwe Projecten (Trekker)
Makelaar (Trekker)
Samen werkingen definiëren
Communica‐ tie
• verbinden rondom vergister/ algenkweek/ mest
Invoegen Ambitie Leon Mur
• waterstof‐ productie door solar cell •testopstelling • roadmap opschaling
• opschalen algenproduct. afvalwater • vinden afnemers
‐ combinatie wetenschap en schoner zuiveringsproc es door algen
Partijen met elkaar verbinden
Samenwerking met: IDC Lisse (WUR), Go Bio, ROM/ Zuidvleugel, Platform Bio Delta (PZH) , Europa
Relevante partijen op hoogte stellen van biobased en programma
n e it e itv it c A
• projectplan • workshops Go Bio • vervolg op workshops
Activiteiten
• uitvoeren project • ontwikkelen roadmap • interesseren afnemers
• verkennen financiering opschaling • toepasbaar kennis algen • inzicht project ontwikkeling en partners
‐opstellen Plan van Aanpak proeftuin ‐ gebruik leegstaande AWZI
• verbinden • financierings scan • kansen voor ketenaanpak • inventarisatie
• ontwikkelen ver‐ binden , initiatieven • verkennen (finan.) instrumenten en subsidiemogelijkhed en
Uitvoeren communicatiepara graaf (LinkedIn/Twitter)
n e t n e m ru ts n I
Voorbeelden: Leiden Cofinancieringsfonds Provincie Cluster Regeling Inzet project development (ROM, Kenniscentrum) Go Bio (Syntens)
ROM Zuidvleugel (project development Clean Tech en Rijksregelingen) EU: Horizon 2020 en EFRO Luris
Topsectorenbeleid
*Lokaal voedsel, Functional Food, vergisten, Biomassa, Mestverwaarding, Algenkweek, Restwarmte, Groengas
22
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude.
Aan het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland Postbus 90602 2509 LP Den Haag
Leiden: PM Kenmerk: PM
Contact: J.M. Ververs Telefoon: (071) 523 90 78 E-mail:
[email protected] Bijlage: 1 Onderwerp: concept zienswijze Visie Ruimte en Mobiliteit CONCEPT d.d. 29 januari (versie voor bespreking in PHO’s) Geacht college,
Met veel interesse hebben wij kennis genomen van de ontwerp Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM) die ter inzage ligt voor de inspraak. Graag maken wij gebruik van de mogelijkheid om te reageren door middel van deze zienswijze. In onze zienswijze zult u de kern terugvinden van onze Position Paper, zoals wij die eerder opgesteld hebben voor de Bestuurlijke Tafel van 10 juni 2013. Ook zult u veel onderdelen herkennen van het overleg dat gedeputeerden Veldhuijzen en De Bondt hadden met onze portefeuillehouders op 8 november 2013. Wij hadden na deze bestuurlijke overleggen graag gezien dat een zienswijze niet nodig was geweest en dat veel van onze opmerkingen waren geland in de VRM. Helaas is dat niet het geval en zijn we genoodzaakt om terug te grijpen op dit reactieve middel. Als regio Holland Rijnland sturen we namens de 14 deelnemende gemeenten één zienswijze. Naast deze zienswijze zullen ook de Duin- en Bollenstreek (Bollen 6) en de gemeenten Alphen aan den Rijn, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiderdorp, Nieuwkoop, Oegstgeest, Voorschoten en Zoeterwoude, een eigen, lokale zienswijze indienen. Deze zienswijzen zijn te beschouwen als aanvullend op onze regionale zienswijze en gaan meer in detail in op de consequenties voor het specifieke gebied of gemeente. We gaan allereerst in op de sturingsfilosofie en het proces van de VRM, vervolgens op de kracht van onze regio en haar inliggende clusters. We sluiten af met zienswijzen per thema. In bijlage 1 geven we een grote hoeveelheid detailopmerkingen weer ten aanzien van de tekst en het gehanteerde kaartmateriaal. Kernpunten zienswijze 1. Sturingsfilosofie uit Koersnotitie komt onvoldoende terug in VRM De ontwerpvisie die nu voorligt is een uitwerking van de eerder door u vastgesteld Koersnotitie. In deze Koersnotitie wordt in hoofdstuk 3 (p. 6) de sturingsfilosofie van de provincie geschetst: In de visie Ruimte en Mobiliteit schept de provincie ruimte voor maatschappelijk initiatief en ondernemerschap, die een bijdrage leveren aan de koers die de provincie wil varen op het gebied van ruimte en mobiliteit. Een provincie die meer gesprekspartner is, die meedenkt en meedoet, ruimte biedt aan initiatieven vanuit onderop en actief de samenwerking aangaat met verschillende partijen. Deze opstelling sprak ons – en zoals wij merken ook andere gemeenten en regio’s - aan en was veelbelovend als opmaat naar de nieuwe visie. Dit kwam ook tot uiting in het interactieve proces tot aan de zomer van 2013.
Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
[email protected] www.hollandrijnland.net BNG 28.51.13.992
Wij moeten helaas constateren dat in uw visie deze nieuwe sturingsfilosofie een te bescheiden plek krijgt. De visie ademt dit nog enigszins uit, de programma’s Ruimte en Mobiliteit al minder en de Verordening is op veel onderdelen restrictief. Er wordt op veel thema's stringent gestuurd op aantallen en cijfers (vergelijkbaar met de contingenten uit het verleden), zonder differentiatie naar gebieden. Dat is in tegenspraak met uw eigen sturingsfilosofie en verleidt (markt)partijen niet om te gaan investeren. Hieruit spreekt niet het vertrouwen dat gemeentelijke overheden een verantwoorde afweging maken en dit doet dan ook geen recht aan de autonomie en verantwoordelijkheid van de gemeenten. Wij hebben begrip voor de rol van de provincie en het behartigen van haar provinciale belangen. De vorm en het instrumentarium waarvoor nu is gekozen is echter verouderd en past niet bij de nieuwe, beleden sturingsfilosofie. Wij verwachten van de provincie dat zij de regio en de gemeenten serieus neemt en met haar in gesprek gaat. Wij pakken de opgaven die er liggen graag gezamenlijk op. 2. Proces rondom VRM stokte na de zomer Van begin 2013 tot aan de Koersnotitie was het proces rondom de VRM interactief. Na het verschijnen van de Koersnotitie werd het interactieve karakter een stuk minder. Zo werd bijvoorbeeld het Programma Mobiliteit pas na besluitvorming door Gedeputeerde Staten vrijgegeven, zodat alleen een reactie via een zienswijze restte. Het proces had ons inziens aan kracht en kwaliteit gewonnen als ik bij de totstandkoming van de conceptteksten gemeenten en regio’s intensiever waren betrokken. . Dit vinden wij een gemiste kans en niet in lijn met uw nieuwe sturingsfilosofie. Wij verzoeken daarom om na de zienswijzeperiode goed de tijd te nemen om met de belanghebbenden in de gesprek te gaan. 3. Aanpassingstermijn regionale visies kort U geeft in het programma Ruimte (p. 3 en p. 5) aan van de regio te verwachten op 1 juli 2015 de aangepaste regionale visies voor wonen, kantoren, bedrijventerreinen en detailhandel te hebben aanvaard. Als regio oriënteren wij ons momenteel nog op de vorm die onze regionale visies de komende periode zullen krijgen. Inhoudelijk liggen de grote lijnen van onze regionale visies al redelijk vast. Wij verzoeken u om hier de komende periode rekening mee te houden en de mogelijkheid voor overleg en afstemming tussen gemeenten, regio en de provincie open te houden. Daarnaast gaan wij er van uit dat in het jaarlijkse proces van herziening van de provinciale structuurvisie wij als regio onze inbreng in kunnen inbrengen op de VRM. 4. Consequenties van VRM voor Holland Rijnland en haar inliggende clusters In onze position paper van juni 2013 hebben wij de kracht van onze regio geschetst. Holland Rijnland is een strategisch gelegen en krachtige regio met actieve ondernemers, overheden en instellingen. Deze kracht willen we behouden en verder ontwikkelen. De ontwerp VRM versterkt slechts ten dele deze kracht maar perkt de potenties op andere delen weer in. Per cluster belichten we hieronder de consequenties van de door u voorgestelde keuzen (die in het volgende deel van de zienswijze meer thematisch uitgewerkt worden): Voor de Duin- en Bollenstreek heeft de nieuwe VRM grote negatieve consequenties. De voorgestelde regeling over het verdwijnen van de rode bebouwingscontouren pakt op twee wijzen verkeerd uit: voor de vitalisering van het bollencomplex en het landschap en voor het adequaat accommoderen van de subregionale en bovenregionale woningbehoefte. Immers, door de VRM kunnen in principe allerlei locaties buiten de BSD weer voor verstedelijking in discussie komen. Alleen al het feit dat de mogelijkheid gaat ontstaan voor discussie over andere verstedelijkingsopties, is funest voor de noodzakelijke voortgang van de herstructurering van de Greenport. Het wakkert grondspeculaties aan met prijsopdrijvende effecten, waardoor kavelruil moeilijker uitvoerbaar wordt. De investeringsbereidheid bij bollenondernemers zal afnemen, doordat andere functies in beeld komen. Hierdoor dreigt het werk van de GOM, dat juist gebaat is bij planologische rust en lage grondprijzen, te stagneren. De gewenste woningbouw zal mogelijk stilvallen of onnodig vertragen. En met het voorgestelde korte termijnbeleid wordt geen rekening gehouden met al bestaande lange termijnafspraken met marktpartijen. Kortom, de VRM raakt de Duin- en Bollenstreek in het 2
hart. Het is goed dat uw gedeputeerde met steun van de Statencommissies heeft besloten om samen met de Duin- en Bollenstreek te komen tot gebiedsgericht maatwerk; De consequenties voor de Rijn- en Veenstreek zijn ook groot. Dat heeft te maken met het loslaten van de rode contouren en het sturen op Bestaand Stads- en Dorpsgebied (BSD). Voor de gemeenten Alphen aan den Rijn, Nieuwkoop en Kaag en Braassem heeft dit consequenties voor hun ontwikkelingscapaciteit, met name voor de woningbouwlocaties, die binnen de rode contour lagen, maar nu buiten BSD. Hoe reageert de markt hier op? Daarnaast nodigt de provinciale visie weinig uit om van dit gebied een interessant ondernemingsklimaat te maken, dat uitnodigt tot investeren: economische ontwikkeling in het Groene Hart wordt enkel toegestaan als dit past bij het veenweidelandschap, waarbij de inzet het open houden van het landschap is. Alleen voor nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven zijn de mogelijkheden toegenomen. Er wordt geen rekening gehouden met de maatschappelijke en economische dynamiek in het gebied, de effecten van natuurlijke processen in het landschap zoals veenoxidatie, bodemverzakking en verzilting of de gevolgen van het nieuwe Europese landbouwbeleid voor agrarische ondernemers: allemaal zeer (beeld-)bepalende factoren die niet stroken met het conserverende beleid in de VRM; Voor de Leidse regio is de impact minder groot. De versterking van de knooppunten in de hoogstedelijke zone langs het logistieke as Leiden en Dordrecht wordt door deze stedelijke gemeenten over het algemeen als een logische gezien. Het is van regionaal belang dat bij een concentratiebeleid van voorzieningen, woningen en bedrijvigheid Holland Rijnland een krachtige en aantrekkelijk regio blijft. Dat raakt direct aan de belangen van Leiden. Maar ook aan de grotere agglomeratie Katwijk, Oegstgeest, Teylingen, Leiderdorp, Zoeterwoude en Voorschoten. Het functioneren van Leiden als aantrekkelijke stad is direct verbonden met de vitaliteit van omliggende gemeenten.
Daarnaast vragen wij aandacht voor het feit dat de provincie Zuid-Holland deel uitmaakt van een groter gebied, waarbij gedacht dient te worden aan de relatie met Noord-Holland en Utrecht (de Randstad), maar ook met Brabant en Zeeland. Wij zijn als regio vooral gericht op de Amsterdamse regio, Haarlemmermeer (met Schiphol) en Utrecht gezien de functionele relaties die er bestaan. Zienswijze per thema Achtereenvolgens worden hier enkele algemene opmerkingen geplaatst en wordt ingegaan op thema’s in de volgorde zoals deze worden behandeld in de VRM: Mobiliteit en bebouwde ruimte, Kwaliteit van landschap, groen en erfgoed en Water, bodem en energie. 1. Algemeen Omgangsregels provincie en gemeenten actualiseren en aanscherpen Doordat in de VRM bepaalde ontwikkelingen pas gerealiseerd kunnen worden na ontheffing door GS, is het aangaan van het gesprek tussen gemeenten, regio en provincie van groot belang. Momenteel zijn er omgangsregels geformuleerd in het convenant tussen provincie, regio en de VZHG. Dit convenant is met deze nieuwe VRM achterhaald. Een belangrijk punt voor de gemeenten in Holland Rijnland zijn de termijnen waar gemeenten en provincie zich aan moeten houden. Ons verzoek is daarom om op korte termijn een nieuw convenant op te stellen tussen provincies en gemeenten en hier de beleidswijzigingen en procedures vanuit de VRM goed in mee te nemen. Onze gemeenten willen graag actief bij de ontwikkeling van dit convenant worden betrokken. Instellen van een overgangsregeling In de verordening staat dat gemeenten binnen 3 jaar de bestemmingsplannen aangepast dienen te hebben (artikel 3.3, p. 20). De overgang van het huidige regime met rode contouren naar het nieuwe systeem met BSD is erg ingrijpend voor het ruimtelijk beleid. Ook worden bestaande plannen doorkruist en wordt de beleidsruimte van gemeenten ingeperkt. Het kan niet zo zijn dat 3
als gemeenten nu niet snel anticiperen op het nieuwe regime de provincie na drie jaar ingrijpt. Op basis van het bestemmingsplan hebben gemeenten kosten gemaakt om de grond bouwrijp te maken of contracten gesloten met derden. Door het eenzijdig schrappen van deze locaties toont de provincie zich een onbetrouwbaar partner. Als deze benadering toch wordt doorgezet is tenminste een overgangsregeling wenselijk. Mogelijkheid planschade De provincie wil bij het stringent toepassen van BSD ook over gaan tot het laten schrappen van bestemmingsplannen, wanneer deze niet binnen drie jaar zijn aangepast. De regio vindt dat geen verstandig en haalbaar beleid. Wanneer dat beleid wel door wordt gezet zullen belanghebbenden van zich doen spreken. Wie draait hierbij dan op voor de planschade? Is dat de provincie? Hier wordt niet over gesproken in de VRM. Waar mogelijk zullen gemeenten zich beraden om schade door dit beleid op de provincie te verhalen. Wij verzoeken de provincie om goed de consequenties te onderzoeken van het stringent toepassen van BSD voordat tot implementatie over wordt gegaan. Niet voorbarig schrappen in de plancapaciteit De regio Holland Rijnland is een aantrekkelijk woonregio. Dat willen we graag zo houden. De meest recente woningbehoeftecijfers geven aan dat er tot 2019 en ook daarna nog een behoorlijke vraag bestaat aan wonen, dus aan woningbouw. De provincie lijkt nu vooral in te zetten op het schrappen van overbodige plannen, vooral buiten BSD. Wij pleiten hier nadrukkelijk voor om hier niet te voorbarig te schrappen in de plancapaciteit. Zonder uitputtend te zijn willen we hier pleiten voor het behoud van plancapaciteit voor grote woningbouwplannen die (deels) buiten BSD zijn gesitueerd: Valkenburg, Bronsgeest, Offem-Zuid, Nieuw Rhijngeest, Braassemerland en woningen in Nieuwkoop ten behoeve van de Noordse Buurt. Afspraak over ‘warm worden grond’ in de Duin- en Bollenstreek In het bestuurlijk overleg van 8 november is door de provincie toegezegd dat er een onderzoek plaats zal vinden naar het mogelijk ‘warm worden’ van de grond in de Duin- en Bollenstreek bij het loslaten van de rode contouren. Gemeenten noch de regio zijn tot nu toe betrokken geweest bij dit onderzoek. Wij wachten met belangstelling de resultaten van dit onderzoek af. 2. Mobiliteit en bebouwde ruimte Vitale Greenport Duin- en Bollenstreek Tussen provincie en gemeenten in de Duin- en Bollenstreek is afgesproken om de komende maanden samen tot een voor beide partijen werkbaar maatwerk te komen binnen de VRM. Op die manier worden alle knelpunten in dit gebied integraal opgelost en wordt een effectief instrument geboden voor de realisering van de belangrijke opgaven. Centrale opgaven in dit gebied zijn: Verbetering van de kwaliteit van het landschap (open maken, opschonen verrommeling, aanbrengen landschapselementen). Herstructurering en vernieuwing van het bollen- en bloemencluster. Accommoderen van de eigen behoefte aan wonen, werken en voorzieningen. Accommoderen van enkele gespecifieerde bovenregionale behoeftes, waarvoor bestuurlijke afspraken bestaan in het kader van de Gebiedsuitwerking Haarlemmermeer-Bollenstreek en Valkenburg. Voor de eerste twee aspecten is de Greenport Ontwikkelingsmaatschappij (GOM) opgericht, waarbij opbrengst van de bouw van Greenportwoningen een middel is om dit proces op gang te brengen en te financieren. De huidige regeling in de provinciale structuurvisie, met bebouwingscontouren en de bijbehorende Verordening Ruimte, is daarbij als relevant ervaren. De bebouwingcontouren zorgen voor duidelijkheid voor zowel de gewenste stedelijke ontwikkelingen als die in het 4
buitengebied. Belangrijk is dat door de ‘planologische rust’ de bereidheid te investeren in het bollencomplex en het landelijk gebied duidelijk toeneemt. Tevens ontstaat hieruit een dempende werking op de grondprijzen in het buitengebied. Dit bevordert het herstructureringsproces. Daarnaast bevatten de bebouwingscontouren de ontwikkelruimte die nodig is om de eigen stedelijke behoefte en de afgesproken bovenregionale behoefte te accommoderen tot 2030. Daarbij zal er op de korte termijn eerder sprake zijn van temporisering van ontwikkelingslocaties dan van het schrappen van overcapaciteit. Wij verzoeken u om in een open proces samen met de betrokken gemeenten doelgericht tot voor beide partijen werkbare resultaten te komen, met bovenstaande als uitgangspunt. Goed kijken naar de markt in plaats van stringent toetsen In uw sturingsfilosofie geeft u aan dat er ruimte geboden moet worden aan ontwikkelingen van onderop, vanuit de maatschappij en markt. Vanuit de vraagkant dus. Vervolgens worden er allerlei instrumenten ingezet waarbij achteraf wordt getoetst of deze ontwikkelingen in het buitengebied wel kunnen: de ‘ladder voor duurzame verstedelijking’, maatschappelijke tegenprestaties, gebiedsprofielen en een kwaliteitskaart. Al de initiatieven moeten ook nog eens naadloos passen in sectorale regionale plannen voor wonen, kantoren, woningbouw etc. die door de provincie moeten worden goedgekeurd. Op deze wijze ontstaat er een ingewikkeld toetsingsproces waarbij het voor een initiatiefnemer uiterst moeilijk is om van tevoren in te schatten wat de kans van slagen is. Overheden dienen partijen juist uit te nodigen om initiatieven te nemen en niet van tevoren te ontmoedigen door ingewikkelde procedures. Wij verzoeken de provincie dit instrumentarium nog eens goed op haar merites te bezien en samen met de regio’s vooral te letten op de samenhang van het instrumentarium en toepasbaarheid in de praktijk. Ruimte voor regionaal maatwerk Holland Rijnland ondersteunt de aanpak in de VRM om regionale visies een centrale rol te geven in het beleid. Helaas moet er ook geconstateerd worden dat de regionale strategieën die onlangs zijn opgesteld zoals kantorenstrategie Holland Rijnland niet hebben geleid tot enige aanpassing in het provinciaal beleid. Holland Rijnland verzoekt de provincie een uitnodigend perspectief te bieden om gezamenlijk regionale visies op te stellen. Maatwerk bij het aanwijzen van locaties, hoeveelheid nieuwbouw en afwijkend beleid in verschillende regio’s is hierbij een basisvoorwaarde. Bij dit maatwerk moet ook beter gekeken worden naar de samenhang tussen beleidsvelden. Inzet op transformatie van kantoren of detailhandel is enkel mogelijk als er alternatieven worden geboden die wel mogelijk zijn, zoals wonen of groen. Sturen op kantorenvoorraad Uit het ontwerp VRM kan geconstateerd worden dat de regionale kantorenstrategie van Holland Rijnland niet overgenomen c.q. geaccepteerd is door de provincie. We pleiten er voor om te kijken hoe we werkbare afspraken kunnen maken over punten waar we verschillend tegen aan kijken. In de VRM staat het reduceren van nieuwbouw van kantoren centraal. Holland Rijnland pleit voor een benadering waarbij de totale kantorenvoorraad centraal staat. Om bedrijven te binden aan de regio moeten representatieve kantoorlocaties geboden worden op goede plekken. Mogelijkheden voor nieuwbouw zijn belangrijk om deze locaties te creëren. Holland Rijnland ziet daarom niets in een kantorenquotum waarmee de nieuwbouw van kantoren ook op goede locaties wordt beperkt. Wanneer toch voor een kantorenquotum wordt gekozen bepleit Holland Rijnland tenminste een vorm van kantoren- voor kantorenregeling op te nemen. Holland Rijnland deelt de visie in de VRM om kenniscentra de ruimte te geven zich verder te ontwikkelen. Holland Rijnland pleit ervoor de totale ruimte voor nieuwbouw van kantoren te verhogen wanneer kenniscentra (zoals het Bio Science Park) zich sneller ontwikkelen dan geraamd. Het kan immers niet zo zijn dat een succesvolle ontwikkeling van de kantoren rond 5
kenniscentra tot gevolg heeft dat in de rest van de regio geen kantoren meer gebouwd kunnen worden. Holland Rijnland roept op om W4 Leiderdorp en het Stationsgebied Alphen aan den Rijn op te nemen als kantoorlocaties in de VRM. Met betrekking tot de W4 Leiderdorp liggen er contractuele verplichtingen, ook met de provincie Zuid-Holland. In de kantorenstrategie van Holland Rijnland is stationsgebied Alphen aangeven als regionale kantoorlocatie. De gemeenten Alphen aan den Rijn heeft met 106.000 inwoners een centrumfunctie in het Groene Hart. Hierbij past een kantoorlocatie waarbij regionale kantoren zich op beperkte schaal kunnen vestigen. Het schrappen van stationsgebied Alphen aan den Rijn strookt ook niet met de gezamenlijke inzet van het Rijk, de provincie als de gemeente om de automobiliteit te verminderen door werklocaties zoveel mogelijk te situeren op OV-knooppunten. Ruimte voor bedrijven De regio ziet het vrijgeven aan gemeenten om functiemenging toe te staan op bedrijventerreinen in categorie 1, 2 en categorie 3a als een goede ontwikkeling. Wel maakt de regio zich zorgen over de eventuele verdringing van bedrijven zonder dat er ruimte voor alternatieve locaties geboden wordt. Het beschikbaar houden van voldoende ruimte voor bedrijven blijft belangrijk. In de VRM wordt gesproken over monitoring. Wij pleiten voor een nadere uitwerking van deze monitoring, in samenwerking met de regio’s. En inclusief mogelijk te nemen acties wanneer er sprake is van verdrijving van bedrijven. Detailhandel Holland Rijnland sluit aan bij de visie in de VRM dat verspreide winkels geconcentreerd moeten worden in de bestaande centra. Wat ons betreft horen de PDV-locaties ook bij de bestaande centra. Ook in de VRM maken deze locaties onderdeel uit van de detailhandelshoofdstructuur (pagina 28). De VRM biedt in de huidige tekst echter geen enkel perspectief aan deze locaties en lijkt aan te sturen op een koude sanering, wetende dat de meeste PDV-locaties momenteel moeizaam functioneren. Het nu geheel vrijgeven van de vestiging van grote (>1000 m²) bouwmarkten en tuincentra draagt ook niet bij aan een mogelijke versterking van deze locaties. Binnen de regio Holland Rijnland worden op dit moment afspraken gemaakt die enige ondersteuning bieden aan de positie van de PDV-locaties in de regio. Met deze afspraken wordt het mogelijk ook enkele, andere expliciet benoemde winkels op deze locaties toe te laten. Holland Rijnland vraagt de provincie deze afspraken te respecteren. De VRM streeft per saldo een afname van winkelaanbod m² in centra buiten de hoofdstructuur na. Kwantitatieve toename is mogelijk op voorwaarde van sanering van aanbod elders. Als intentie kan Holland Rijnland dit steunen. De regio wil inzetten om ook de dorpscentra buiten de hoofdwinkelstructuur in de VRM levendig te houden. Beperkte toevoeging van m² aan winkels kan hierbij soms nodig zijn om de winkelstructuur in dorpscentra te verbeteren. Daarnaast stelt Holland Rijnland voor de saldobenadering bij toevoeging van m² detailhandel buiten de hoofdwinkelstructuur niet te dogmatisch op te vatten. Een principe van gelijk oversteken zorgt voor forse extra kosten bij nieuwe ontwikkelingen omdat actief verspreide detailhandelslocaties moeten worden aangekocht. Vice versa is deze regeling een rem op de natuurlijke transformatie van verspreide detailhandelslocaties omdat het aantal m² aan detailhandel volgens het gelijk oversteken principe een ‘verzilverbare’ status krijgen. Holland Rijnland ziet bij nieuwe ontwikkelingen meer in een winkelconcentratieplan waarin met meerdere type maatregelen gestimuleerd wordt dat verspreide winkels zich concentreren en de oude locatie van bestemming wijzigt. Maatregelen hierin kunnen zijn een ‘uitsterfregeling ‘ opnemen in het bestemmingsplan, verruimen van de transformatiemogelijkheden, een eerste optie tot huur voor bestaande winkeliers en eventueel een verhuispremie.
6
In de VRM worden afhaalpunten alleen toegestaan op detailhandelslocaties. Daaronder verstaat de regio ook PDV-locaties. Doel van dit beleid is de bestaande detailhandelslocaties te beschermen. Wij vinden de bescherming van de huidige detailhandelslocaties ook belangrijk, maar willen niet voorbijgaan aan de behoefte van zowel consumenten als ondernemers om op goed bereikbare plekken afhaalpunten in te richten. Naar onze mening wordt een beter evenwicht gevonden door de mogelijkheden voor afhaalpunten te verruimen op de volgende wijze: Ondergeschikt afhaalpunt bij bedrijven dat gekoppeld is aan de werkzaamheden van het bedrijf. Er worden beperkende eisen voor het afhaalpunt opgenomen met maximale m². Afhaalpunten langs high traffic locaties zoals N- of Rijkswegen. PDV-locatie Noordelijke Bollenstreek In het ontwerp VRM is de PDV-locatie Noordelijke Bollenstreek als zoeklocatie geschrapt. De provincie geeft aan dat er in de Noordelijke Bollenstreek ruimte is voor perifere detailhandel, zonder daar de status van PDV-locatie (met wooninrichting) aan te verbinden. Daarover gaan de betrokken gemeenten graag met u in gesprek. Ondanks de economische recessie heeft het DPO (distributie planologisch onderzoek) aangegeven dat clustering van perifere detailhandel voordelen biedt ten opzichte van individuele vestiging. De locatie Meer en Duin/Hillegom Zuid biedt ruimtelijk goede mogelijkheden, goede bereikbaarheid en een centrale ligging in de Noordelijke Bollenstreek. De gemeenten in de Duin- en Bollenstreek zetten actief in op innovatie d.m.v. realisatie Flower Science Center en economische agenda Greenport. Dit zal potentieel kunnen leiden tot meer kennisintensieve bedrijvigheid en behoefte tot vestiging in de streek. De locatie nu schrappen zou de situatie frustreren. Wij stellen voor de locatie op zijn minst te benoemen als locatie om verspreide detailhandel te concentreren zodat de noordelijke Bollenstreek in ieder geval uitwijkmogelijkheden behoudt. Aparte status Scienceparken Scienceparken in de regio Holland Rijnland (Bio Sience Park en Space Business Park) kennen een eigen specifieke ruimtelijke dynamiek die niet goed tot z’n recht komt in de VRM. De scienceparken moeten eenzelfde aparte status krijgen als de Greenports en Mainport in de VRM. In de VRM vallen ze afwisselend onder de thema’s Centra, Kantoren en Bedrijventerreinen. De scienceparken opereren en concurreren op een internationaal speelveld en niet op een regionaal speelveld. Het toepassen van het beleid dat gericht is op het kwantitatief beperken van planvoorraad op het gebied van kantoren, bedrijventerreinen, detailhandel en wonen is tegenstrijdig aan het creëren van het gewenste internationale topmilieu in deze gebieden. Op bestemmingsplanniveau zijn er onlangs nieuwe afspraken gemaakt voor het Bio Science Park die meer recht doen aan de aparte status van Scienceparken. Een volgend stap is om Kenniscentra en Science Parken ook in de VRM een aparte positie te geven zodat ze internationaal goed kunnen concurreren. Toevoeging van criterium leefbaarheid bij afweging (boven)regionale wegen In het Programma Mobiliteit worden voor (boven)regionale wegen drie punten genoemd om de urgentie te bepalen: congestiegevoeligheid, bijdrage aan de Zuid-Hollandse topsectoren en verkeersveiligheid (p. 7). In dit afwegingskader ontbreekt het criterium leefbaarheid, terwijl het tweede strategische doel als volgt luidt (p.3):“het verbeteren van de balans tussen mobiliteit en de kwaliteit van de omgeving, zodat mobiliteit veilig is, de omgeving leefbaar is en wordt bijgedragen aan energietransitie en ruimtelijke kwaliteit.” Het zou daarom logisch zijn om ook de term leefbaarheid toe te voegen als criterium bij het bepalen van de urgentie. N11 en A44 als belangrijke schakels in het regionale netwerk In de VRM gaat u uit van het beter benutten van het bestaande infrastructurele netwerk, waarbij het dan ook gaat om de wisselwerking tussen nationale, regionale en (boven)lokale infra. We missen in de VRM aandacht voor zowel de N11 als de A44 als belangrijke schakels in het regionale netwerk. Wij zijn ons er van bewust dat dit Rijksinfrastructuur is, maar gezien de 7
positie in het totale netwerk en de diverse (provinciale) opgaven in de N11-corridor en gekoppeld aan de A44 lijkt ons een visie op de toekomst van deze corridors van belang. Er lopen momenteel diverse projecten in de omgeving van de N11 (zoals de RijnlandRoute, ongelijkvloerse kruising burg. Smeetsweg, ongelijkvloerse kruising Leidse Schouw), die in nauwe samenhang met elkaar uitgevoerd dienen te worden. Ten aanzien van de Leidse Schouw zijn op dit punt ook bestuurlijke toezeggingen gedaan aan de gemeente Alphen aan den Rijn in het kader van besluitvorming rond het HOV-net Zuid–Holland–Noord. Ook in relatie tot de A44 spelen een aantal grote projecten zoals de RijnlandRoute, de ontwikkeling van de knoop Leiden-West, de ontsluiting van Flora Holland en de verdere ontwikkeling van het Bioscience Park. Daarnaast bestaat er regionaal al langer de wens om het snelheidsregime op de A44 te verlagen. Onduidelijk is nu echter wat de visie van het Rijk en provincie op deze corridors is en welke ruimtereserveringen in de toekomst nodig zijn om eventuele doorontwikkeling van deze corridors niet onmogelijk te maken. Graag gaan wij hierover in de komende jaren met u en het Rijk in overleg. Traject Leiden-Utrecht De voorziene werkzaamheden in het kader van het HOV-net Zuid–Holland Noord zijn in de visie opgenomen. Dit conform de afspraken met de regio en de gemeenten. Wij financieren hier als regio zelf ook aan mee gezien het regionaal belang van deze OV-corridor. Wij missen in de VRM een lange termijnvisie op de spoorverbinding Leiden – Utrecht. In het kader van Stedenbaan vindt de doorontwikkeling van de Lange Termijnspooragenda plaats. Hierin zien wij ook graag voor de periode na 2028 (na de realisatie van het Programma Hoogfrequentspoor) de volledige verdubbeling van het spoor op deze corridor opgenomen. Dit om uiteindelijk een volwaardig intercityproduct (kwalitatief en kwantitatief) met ondersteunende sprinters mogelijk te maken. Wij begrijpen dat het hier in eerste instantie een Rijksverantwoordelijkheid betreft, maar wij verkennen graag met u op welke wijze deze kwalitatieve impuls aan het OV kunnen agenderen. Zorgen om OV in landelijk gebied Wij maken ons zorgen om het openbaar vervoer in het landelijk gebied. Hoe wordt hiermee omgegaan, gegeven de huidige concessie in onze regio en in de toekomst? Wij begrijpen de behoefte aan het creëren van dikkere OV-lijnen. Dit past ook in onze eigen OV-visie. Wat ons betreft is er echter een maatschappelijk minimumniveau qua OV-ontsluiting voor de inwoners van onze regio. Daarmee samenhangend is in de provincie een discussie gaande over de relatie doelgroepenvervoer en OV. Een relevante ontwikkeling waar wij ons als regio ook op richten in het kader van de decentralisatie van de WMO. Onze regio wil bij de uitwerking hiervan nauw betrokken worden. Zeker waar deze discussie ook raakt aan het collectief vraagafhankelijk vervoer, waarvan de regio zelf concessiehouder is. Stationsomgeving Bij de ontwikkeling van stations zou de provincie niet vanuit een restrictieve rol moeten acteren, maar vanuit een aanjaagfunctie de ontwikkelingen rondom stationslocaties moeten stimuleren. Dit passend binnen het gezamenlijk beleid van de Stedenbaanpartners in de Zuidvleugel. Daarbij dient de provincie goed te kijken naar haar eigen instrumentarium en financiële mogelijkheden. Dan gaat het bijvoorbeeld om de OV-ontsluiting, maar ook om voorzieningen in ketenmobiliteit (bv. fietsenstallingen). Koppeling fiets en OV-netwerk In de VRM wordt verwezen naar een regionaal hoofdfietsnetwerk. Helaas zijn er momenteel treinstations die niet zijn aangesloten op dit netwerk. Gezien de (Stedenbaan-)ambitie om ketenmobiliteit te optimaliseren, zouden alle treinstations per definitie in het regionaal hoofdfietsnetwerk moeten zitten. De trein, als hoofdas van het OV, maakt dat reizigers geneigd zijn grotere afstanden per fiets af te leggen. En juist op de kleinere stations is het lagere OV vaak niet toereikend als voortransport. 8
Ontbreken fietssnelwegen In het programma Mobiliteit ontbreken bij de paragraaf Hoofdroutes fiets (paragraaf 2.1.4) de fietssnelwegen. Het upgraden van bestaande routes naar fietssnelwegen is van belang om de concurrentiepositie van de fiets te vergroten. Op gebied van reistijd en comfort wordt hiermee een alternatief voor de auto geboden op knelpunten in autoverkeer. Het upgraden van snelfietsroutes (waaronder de snelfietsroute Katwijk-Leiden) zou specifiek genoemd moeten worden in de VRM. Nieuwe oeververbindingen Gouwe In de visie wordt gerept over een project dat opgestart wordt ten aanzien van de nieuwe oeververbindingen Gouwe. In dit kader wijzen wij graag op het project Corridor N207 – Zuid dat een sterke (verkeerskundige) relatie heeft met deze oeververbindingen. Wij gaan er dan ook vanuit dat u deze twee projecten bij elkaar betrekt. Reservering voor de Noordelijke Randweg Rijnsburg Wij missen in de VRM een juiste reservering voor de Noordelijke Randweg Rijnsburg. Met de ruimtelijke reservering in de VRM willen we dat de Noordelijke Randweg Rijnsburg in de toekomst niet onmogelijk gemaakt wordt. De Noordelijke Randweg Rijnsburg is onderdeel van het regionale Programma Ontsluiting Greenport Duin- en Bollenstreek. De Noordelijke Randweg Rijnsburg is een mogelijke maatregel op langere termijn (na 2020). Wij verzoeken u om de ruimtelijke reservering voor de Noordelijke Randweg Rijnsburg in de Visie Ruimte en Mobiliteit te wijzigen in het zoekgebied conform alternatief 3 in de Verkenning Graaf Floris V Route / Noordelijke Randweg Rijnsburg. Voor meer details hierover verwijzen wij naar een separate brief hierover die naar u wordt verstuurd. 3. Kwaliteit van landschap, groen en erfgoed Strikte beperking door hanteren drie gebiedscategorieën Er worden drie gebiedscategorieën genoemd. Hoe moeten wij deze plaatsen in relatie tot de gebiedsprofielen? Is het niet dubbelop en tegenstrijdig: aan de ene kant meer ruimte willen geven in het buitengebied wanneer dit iets toevoegt aan de ruimtelijke kwaliteit, aan de andere kant dit weer op slot zetten met de gebiedscategorieën? Bij de categorie ‘gebieden met topkwaliteit’ staat zelfs ‘een deel daarvan is zo kwetsbaar dat de meeste ruimtelijke ontwikkelingen zijn uitgesloten’. Is het niet juist hier relevant om op basis van het gebiedsprofiel tot maatwerk te komen? Het Hollands Plassengebied, de Nieuwkoopse plassen en de Haeck en Duin, Horst en Weide zijn gebieden met topkwaliteit, maar ook gebieden die zich toeristisch verder moeten ontwikkelen. Ook is het van belang agrariërs en landgoedeigenaren de ruimte te geven voor ontwikkeling. Zij dragen zorg voor het beheer van landschap, groen en erfgoed binnen alle gebiedscategorieën, maar moeten economisch rendabel kunnen werken om dit te blijven doen. Daarvoor zijn ook ruimtelijke ingrepen nodig. Onduidelijkheid bij het instrument maatschappelijke tegenprestatie Het instrument van maatschappelijke tegenprestatie is nog onvoldoende uitgewerkt. Er leven veel vragen bij gemeenten en ook vanuit Provinciale Staten is er in december veel kritiek over geuit. Zonder nu in detail op allerlei vragen in te gaan over dit thema, is ons voorstel om dit instrument te schrappen uit de VRM en eerst goed de tijd te nemen om dit instrument verder uit te werken en daarbij diverse aspecten in ogenschouw te nemen. Hierbij is het van belang om de diverse regelingen, die nu van kracht zijn op een goede manier in één regeling te laten landen: Ruimte voor Ruimte, Glas voor Glas, Rood voor Groen, fonds Ruimtelijke Kwaliteit. Ook vindt Holland Rijnland het van belang dat bij ontwikkelingen, die reeds lopen, niet een compensatieverplichting ontstaat, die er eerder niet was. Vanzelfsprekend zal een dergelijke uitwerking in nauwe samenspraak met de gemeenten plaats dienen te vinden. 9
Molenbiotoop Artikel 2.2.6 van de ontwerpverordening Ruimte stelt ten doel “te garanderen de vrije windvang en het zicht op de molen”. Wij zijn blij met de versoepeling van de bebouwingsregels binnen bestaand stads- en dorpsgebied. Deze gaat ons nog niet ver genoeg. Wij bepleiten bij molens binnen stadsgebied de molenbiotoopregels helemaal af te schaffen. Gemeenten maken dan bij stadsontwikkeling zelf een integrale belangenafweging, in overleg met belanghebbenden en de provincie. Zij krijgen de bevoegdheid voor besluitvorming. De gemeente is daartoe zelf goed in staat. 4. Water, bodem en energie Ontwikkelingen mogelijk maken in het Groene Hart De VRM zet vooral in op economische ontwikkeling in de stedelijke agglomeratie. Om de Randstad als geheel een internationaal sterke concurrentiepositie te geven, is het noodzakelijk dat ook in het Groene Hart ruimte is om in te spelen op sociaal-culturele en economische ontwikkelingen. Het Groene Hart heeft de potentie om – naast de rol als voedselproducent – een sterke positie in te nemen in de nieuwe duurzame economie, zoals nieuwe vormen van grondstoffenproductie en biobased economy. Het beschouwen van het Groene Hart als productielandschap vereist een proactieve houding van de provincie en een actieve samenwerking tussen de provincie en de Groene Hartgemeenten. De voorliggende provinciale visie is nog te beperkt en teveel gestoeld op de bestaande situatie. De transitie naar een productielandschap en de bijbehorende circulaire economie is een onmisbare stap op weg naar een concurrerende Randstadregio. Ook in de nieuwe visie worden agrariërs verantwoordelijk gemaakt voor het landelijk gebied. Om hun voortbestaan te garanderen, is ruimte voor innovatie noodzakelijk. De Groene Hartgemeenten hebben al jaren laten zien dat zij zorgvuldig omgaan met het Groene Hart. De provinciale visie nodigt echter weinig uit om van dit gebied een interessant ondernemingsklimaat te maken, dat uitnodigt tot investeren: economische ontwikkeling in het Groene Hart wordt enkel toegestaan als dit past bij het veenweidelandschap, waarbij de inzet het open houden van het landschap is. De leefbaarheid en vitaliteit van de dorpen is gebaat bij een sterke Groene Hart economie. Daarbij horen voorzieningen en aantrekkelijke woonmilieus om te voorzien in de eigen behoefte. In dat kader willen we opmerken dat de betrokken gemeente graag met de provincie in gesprek gaan over het aanwijzen van de Rijnstreek als ‘anticipeergebied bevolkingsdaling’. 5. Afsluiting en voorstel voor het vervolgproces Als afsluiting willen we aan u meegeven dat wij zien dat er veel werk is verzet bij deze ontwerp VRM. Ons valt echter tegelijkertijd op dat in de voorliggende conceptteksten een groot aantal fouten en inconsequenties is geslopen in zowel de tekst als de kaartbeelden. Het gaat hier om inconsequenties tussen de vigerende Provinciale Structuurvisie en de VRM waarvan onduidelijk is of het hier nu gaat om gewijzigd beleid. Maar ook om verschillen tussen teksten en kaarten in visie, programma en verordening. In bijlage 1 treft u daarom een bijlage met een grote hoeveelheid aan detailopmerkingen van zaken die onze regio raken. Tevens gaan wij er van uit dat in het vervolgproces punten die verkeerd op de kaart of tekst opgenomen zijn maar niet in zienswijzen opgenomen zijn, ambtelijk gewijzigd en afgedaan kunnen worden.
10
Wij zijn benieuwd naar uw reactie op onze zienswijze. Uit de omvang en aard van onze zienswijze kunt u opmaken dat het ontwerp van de Visie Ruimte en Mobiliteit grote consequenties heeft voor onze regio en dat dit ook een onderwerp is dat speelt in onze gemeenten. Wij gaan dan ook graag met u in gesprek over bovenstaande thema’s. Hoogachtend, het Dagelijks Bestuur Holland Rijnland, de secretaris,
de voorzitter,
R. van Netten
H.J.J. Lenferink
Bijlage 1: Opmerkingen Verordening Ruimte/Programma Ruimte en kaarten (separaat bijgevoegd)
11
Bijlage Opmerkingen Verordening Ruimte/Programma Ruimte en kaarten Concept 29 januari 2014 Kaarten Visie Ruimte en Mobiliteit In het rapport zijn kaarten opgenomen bij verschillende paragrafen. Deze kaarten hebben een andere legenda en vaak een andere geografische afbakening dan de kaarten bij de VRM in de planviewer. Dit werkt onduidelijkheid in de hand. Wij verzoeken de kaarten in de VRM te vervangen door de kaarten in de planviewer, of helemaal weg te laten uit het rapport. Op kaart 5 bij de VRM zijn de Greenports globaal weergegeven. Dit wijkt echter soms wel erg veel af van de realiteit. Wij verzoeken u de hele gemeente Katwijk op te nemen binnen het gebied van de Greenport Duin- en Bollenstreek. Wij verzoeken u de zuidelijke grens van de Greenport Aalsmeer buiten de EHS en de gemeente Alphen aan den Rijn te situeren en de grens op de provinciegrens met Noord-Holland weg te halen daar de Greenport Aalsmeer hier doorloopt. In de legenda en op de kaart van de Ruimtelijke Hoofdstructuur ontbreekt de Greenport Aalsmeer. De grotere glastuinbouwgebieden in deze Greenport vallen op deze kaart onder ‘overige glas’. Dit doet afbreuk aan het belang van Greenport Aalsmeer voor de regio. Wij verzoeken u de Greenport Aalsmeer, net als de andere Greenports in Zuid-Holland op te nemen in de legenda en de kaart van de Ruimtelijke Hoofdstructuur. Recreatiegebieden en kroonjuwelen kloppen op de kaart van de Ruimtelijke Hoofdstructuur niet met de begrenzing van deze gebieden op de kaarten van de VRM en/of met de Kwaliteitskaart. Tevens zijn alle gebieden met verblijfsrecreatie vervallen op de kaarten van de VRM. Wij verzoeken u de openlucht recreatiegebieden, de verblijfsrecreatiegebieden en de kroonjuwelen beleidsarm over te nemen uit de PSV en correct op alle kaarten aan te geven. Op de Kwaliteitskaart – laag stedelijke occupatie zijn de groene buffers deels weggevallen (Land van Wijk en Wouden en Hollands Plassengebied). Deze staan wel op de kaarten Ruimtelijke Hoofdstructuur en kaart 11. Stad en Land verbonden. Wij verzoeken u de Kwaliteitskaart hierop aan te passen. Op kaart 11 Stad en Land verbonden ontbreekt de arcering voor recreatiegebied rond de steden in de Oosteinderpolder (Hillegom), de Oostvlietpolder (Leiden) en de Boterhuispolder (Leiderdorp/Teylingen). Op deze kaart heeft het Natura 2000 gebied De Koepelduinen de status van stedelijk groengebied gekregen. Tevens lijkt de EHS niet overeen te komen met de onlangs herbegrensde EHS. De ecologische verbinding ten noorden van BSD van Noordwijk staat weer ingetekend dwars door het bollenteeltgebied. In 2010 heeft de provincie al toegezegd dit te veranderen bij een volgende herziening van de PSV naar een (smalle) ecologische verbinding langs de weg van Leeuwenhorst naar de duinen. Wij verzoeken u de hierboven genoemde correcties op de kaart door te voeren. Programma Ruimte Het is onduidelijk wat de status is van de kaart met woningbouwlocaties buiten BSD in het Programma Ruimte, omdat deze kaart niet is opgenomen in de plannenviewer van de provincie. Wij verzoeken u de kaart met woningbouwlocaties buiten BSD op te nemen in de planviewer. 1 Behoefteramingen. (paragraaf 2.2.2) De provincie vraagt om de regionale woonvisie iedere drie jaar te herzien. Dit vinden wij vrij ambitieus en is misschien ook niet nodig. Het is wellicht beter het woningbouwprogramma jaarlijks te monitoren op tempo, fasering, locaties, type woningen en eventueel soorten woonmilieus dan iedere 3 jaar opnieuw een complete visie te maken. Wanneer u toetst op de behoefteramingen, verzoeken wij u voorgaande nog eens te heroverwegen.
1
2 Terugvalopties. (paragraaf 2.2.2) Als de provincie bij het ontbreken van een regionale woonvisie per bestemmingsplan gaat beoordelen op basis van WBR en BP zijn er dan aantallen voor elke gemeente bepaald? Wij verzoeken u deze getallen in het programma Ruimte aan te geven. Voor plannen die structureel niet meer nodig zijn in de ogen van de provincie resteert planreductie. Wij vragen ons af wie bepaalt welke plannen niet meer nodig zijn en vervolgens dan ook eventuele planschade betaalt. 3 Bestuurlijke afspraken. (paragraaf 2.2.2) Realisering Greenportwoningen. Hier staat dat de opbrengst wordt afgedragen aan de GOM. Echter de GOM heeft het alleenrecht om de bouwtitels voor de 600 Greenportwoningen te verkopen. Dat is wat anders en belangrijk om goed te verwoorden nu het Programma Ruimte een hogere status heeft. Wij verzoeken u de tekst te corrigeren. 2.3 Vergroten agglomeratiekracht Nieuwe infrastructuur (2.3.1) In het lijstje te reserveren staan zowel de Rijnlandroute, waarvoor het tracé vastligt, als de Duinpolderweg, waarvoor het tracé nog bepaald moet worden. Op de kaart staan beide met dezelfde streep aangegeven. Dit doet geen recht aan het verschil in status. Op deze kaart en het lijstje ontbreekt de reservering voor de Noordelijke Randweg Rijnsburg. Wij verzoeken u op de kaart verschil aan te brengen in de legenda voor een reservering voor een weg waarvoor het tracé al vastligt en voor een weg die nog aan het begin van het tracékeuze proces staat. Sterke centra met passende voorzieningen (2.3.1) De provincie noemt negen concentratielocaties en 1 uitwijklocatie. Wij verzoeken u Station Alphen aan den Rijn aan dit lijstje en op de kaart toe te voegen. Te ontwikkelen centra (2.3.4) De PDV locatie Noordelijke Duin- en Bollenstreek ontbreekt hier, ook in de tabel (p. 13-14) en in de verordening. Wij verzoeken u deze PDV locatie te handhaven en op te nemen. 2.4 Agrologistieke en haven-industriële netwerk De Greenports. (2.4.2) Greenport Duin- en Bollenstreek (2.4.2) Als operationeel doel voor de Greenport Duin- en Bollenstreek staat genoemd “Herinrichting opstarten voor greenport Duin- en Bollstreek”. Zoals bekend zijn wij hiermee al een kleine 20 jaar bezig en is de GOM in 2010 opgericht om de gerichte uitvoering te hand te nemen. Wij verzoeken u het operationeel doel en de beleidsomschrijving beter in overeenstemming te brengen met de realiteit en ambities, als verwoord in bijlage 2. Wij geven u in overweging bij de realisatiemix ook te noemen (zie ook Bijlage 2): ‐ Economische Agenda Greenport Duin- en Bollenstreek: afspraken daarin om modernisering en intensivering te bevorderen. ‐ Financiering en subsidieverlening (bijv planvorming subsidie voor herstructurering deelgebieden). ‐ Kennisontwikkeling: gebruikmaken van gereedschapskist instrumentarium modernisering teeltareaal (Tool van Greenport Holland) ‐ Uitvoeringsstrategie regionale economie Zuidvleugel. Deelname aan het achterbanoverleg. handhaven teeltareaal (2.4.2) De provincie noemt een oppervlakte van 1.265 ha eerste klas bollengrond. Wij hopen oprecht dat dit een typefout is.
2
Dit moet 2.625 ha zijn. Wij verzoeken dit te corrigeren. In de PSV waren de graslanden die in beginsel omgezet mogen worden naar bollengrond apart genoemd. Wij verzoeken u om dit in de VRM en de Verordeningen te corrigeren, conform de huidige PSV en het in onze ISG gestelde. Programma Mobiliteit Algemeen. Wij maken u er op attent dat de Noordelijke Ontsluiting Greenport meer behelst dan de Duinpolderweg. Wij verzoeken dat adequaat in de VRM en alle bijbehorende stukken te verwerken. In het programma Mobiliteit ontbreekt het maatregelpakket Middengebied: doorstroming N443 en N444. Wij verzoeken u dit maartegelenpakket alsnog in het programma Mobiliteit op te nemen. Verordening Ruimte Art 1.1 Definities. Wij missen hierin definities voor bollenteelt (dus niet alleen de echte bollen zoals in art 2.1.7.), gemengde teeltbedrijven, stekbedrijven en boomensierteeltbedrijven. Wij stellen daarbij de volgende tekst voor: Bollenteelt: de teelt van bloembollen, bolbloemen en knolgewassen; de teelt van snijbloemen en van vergelijkbare laag blijvende eenjarige en
vastbloeiende tuinplanten; de teelt van vollegronds tuinbouwproducten als eenjarige wisselteelt; niet zijnde sierteelt, boomkwekerij/-teelt, fruitteelt en bosbouw; broeierijen als onderdeel van een grondgebonden bollenteeltbedrijf. Gemengd bollenteeltbedrijf: een bedrijf dat in gelijke mate zowel gericht is op het duurzaam en intensief telen van bloembollen, bolbloemen, snijbloemen en van vergelijkbare laagblijvende eenjarige en vastbloeiende tuinplanten in zowel de volle grond als onder glas, alsmede van vollegronds tuinbouwproducten als eenjarige wisselteelt en dat ten minste 3.000 m2 glas duurzaam in gebruik heeft. Stekbedrijf: bedrijf dat nagenoeg geheel gericht is op het vermeerderen van vaste planten tot het stadium van uitgangsmateriaal en dat ten minste 3.000 m2 glas duurzaam in gebruik heeft. Boom- en sierteeltbedrijf: bedrijf dat is gericht op de teelt van bomen, vaste planten, heesters in de volle grond en in pot en containerteelt. Art 1.1. k en l Gebiedseigen en gebiedsvreemde ontwikkeling. Het onderscheid is te vaag en gebaseerd op teveel indicatoren. Voorbeeld: stel een ontwikkeling sluit aan op bestaande kenmerken en waarden van een gebied, maar beïnvloedt wel de kenmerken van de omgeving. Is deze ontwikkeling dan toch gebiedsvreemd? Welke criteria worden gehanteerd voor het bepalen van deze beïnvloeding? Wij verzoeken om een duidelijker definitie te formuleren of anders dit onderscheid te schrappen. Art 1.1. ae Regionale visie. Niet duidelijk of hieronder ook integrale ruimtelijke visies worden verstaan, waarin genoemde aspecten adequaat en in goede samenhang aan de orde komen. Wij verzoeken de definitie hier in ieder geval mee aan te vullen. Art 1.1 aj. stedelijke ontwikkeling: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Toepassing van de definitie leidt bij verschillende artikelen tot verwarring. Niet duidelijk is of hier ook één Greenportwoning of één Ruimte-voor-Ruimtewoning onder valt. Wij verzoeken hier in de definitie ‘stedelijke ontwikkeling’ helderheid over te geven. Wij stellen voor als ‘nieuwe stedelijke ontwikkelingen’ te definiëren die locaties die nog niet eerder in de vigerende provinciale structuurvisie zijn opgenomen. Reeds bekende uitleglocaties vallen dan dus niet onder de definitie ‘nieuw’. Art 1.1. aq zichtlijn. Als onderdeel van de omschrijving van landschappelijke en stedenbouwkundige kwaliteiten komt vaak het begrip ‘zichtlijn’ in een andere betekenis voor dan hier in de verordening omschreven. Vooral voor de GpDB is dit een belangrijk onderdeel
3
van het ruimtelijk beleid voor landschapsverbetering. Ons verzoek is om dit in de definitie mee te nemen, c.q. voor het vrije zicht van twee elkaar tegemoet komende schepen een ander begrip te hanteren. Art 2.1.7 lid 1 Bollenteeltgebied. De begrippen Bollenteelt gebied, bollenteelt areaal en bollenteeltbedrijf zijn onjuist door elkaar gebruikt. Deze verwarring geldt voor hele Art 2.1.7. en voor de titel. Wij verzoeken dit te corrigeren, zie onze opmerking over Art 1.1 en de Kadernota Buitengebied Duin- en Bollenstreek. Wat op kaartbijlage 4 is verbeeld is het bollenteeltareaal van 2625 ha. De bedoeling is dat de exclusief aangeduide gronden voor bollenteelt, ter grootte van 2625 ha, beschikbaar blijven als teeltareaal (akker). Toepassing van dit Artikel zoals het nu is beschreven, betekent een afname van het bollenareaal, omdat het bij de bijbehorende voorzieningen van bollenteeltbedrijven om bedrijfsgebouwen en kassen gaat. Voor deze bebouwing moet ook de bollengrondcompensatie gelden. In PSV verordening Ruimte was dit wel goed beschreven. Wij verzoeken u dit artikel te vervangen door het betreffende artikel in de verordening Ruimte van de PSV 2013. Art 2.1.7 lid 2 Kassen bij volwaardige bollenteeltbedrijven b. Bedrijven met kassen van meer dan 3000 m2 moeten niet ten koste gaan van bollenteeltareaal, maar zich vestigen in de daarvoor bedoelde kassenconcentratie gebieden: Kloosterschuur-Trappenberg en Rooversbroekpolder. Naast glassanering, is het echter ook van belang voldoende compensatiemogelijkheden te bieden op geschikte (verdichtings-)locaties bij volwaardige bollenbedrijven met voldoende teeltareaal in de volle grond. Om dat te bevorderen, vinden wij dat gerichte en selectieve toevoeging van glas boven de 3.000m2 mogelijk moet zijn bij sanering van glas elders. Wij verzoeken hiervoor een aanvulling op te nemen in lijn met het gestelde in uw Verordening Ruimte Art. 2.2.2.lid 2 en onze Kadernota voor bestemmingsplannen Buitengebied in par. 4.3.11. (met uiteraard compensatie van bollengrond indien van toepassing). Art 2.1.7 lid 4 Bestaande handels- en exportbedrijven in het bollenteeltgebied. Gevolg van dit Artikel is dat iedereen kan uitbreiden in het buitengebied, terwijl wij agrarisch bedrijventerrein Delfweg willen ontwikkelen als concentratielocatie; bovendien wordt hier geen bollencompensatie genoemd. Zie PSV VR art 3, lid 3 onderdeel g, waarin dat beter is verwoord. Art 2.1.7 lid 5 Afwijkingsbevoegdheid voor zwaarwegend algemeen belang. Hier ontbreekt de voorwaarde van bollengrondcompensatie. Liefst ook toevoegen: ‘geen landschappelijk aantasting’ , zie PSV VR, Art 3 lid 3). Wij verzoeken u dit artikel te vervangen door het vigerende uit de PSV. Art 2.1.7. lid 6 Compensatie bollengrond. Naar onze mening is dit onjuist geformuleerd en moet het zijn: Een bestemmingsplan dat nieuwe bebouwing of functies toestaat die ten koste gaan van het areaal bollengrond, voorziet erin dat bollengrond wordt gecompenseerd. Er moet bovendien staan “compensatie van bollengrond OF ipv EN financiële afdracht” . Wij verwijzen naar bijlage 6.3 PSV en verzoeken dit aan te passen. Art 2.2.2.lid 2 Glas voor Glas Wij verzoeken u bollenteeltbedrijven toe te voegen naast glastuinbouwbedrijven en boom- en sierteeltbedrijven. Art 2.2.3 Hergebruik bestaande bebouwing buiten BSD onder 3 en 5. Wij verzoeken u hierbij toe te voegen dat in deze gevallen van hergebruik van een bedrijfsgebouw buiten BSD cf 2.2.1 lid 1 het niet verplicht is een Beeldkwaliteitsparagraaf opnemen in een bestemmingsplan. Het gaat immers slechts om functieverandering. Artikel 2.2.3 Hergebruik bestaande bebouwing buiten BSD onder 4. Gezien onze elders verwoorde kritiek verzoeken wij de passage “ waarbij een maatschappelijke tegenprestatie is vereist”, te schrappen. Art 2.2.4 Bestaande niet-agrarische bedrijven en bebouwing buiten BSD. Wij verzoeken u in dit artikel toe te voegen: uitbreiding met ten hoogste 30% van het bruto vloeroppervlak van agrarisch aanverwante bedrijven indien geen mogelijkheid bestaat tot hervestiging op agrarisch bedrijventerrein. Art. 2.3.4 lid 3 en 4 Archeologie en Romeinse Limes. Zoals het nu is geformuleerd geldt het gestelde onder lid 3 niet voor lid 4 terwijl dat naar onze mening wel de bedoeling is. Wij verzoeken u dit aan te passen.
4
Art. 2.12, eerste lid, onderdeel a Kruimelgevallen In de Ontwerp Provinciale Verordening is opgenomen dat de vereiste ten aanzien regionale afstemming van programma's en locaties niet alleen van toepassing is op zogenaamde 'projectafwijkingsbesluiten' van de Wabo (artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 3), maar ook op zogenaamde 'kruimelgevallen' (artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 2). Het is begrijpelijk, nu gebruiksverandering tot 1500 m2 mogelijk is gemaakt via de kruimelprocedure, dat u hier invloed op wil uitoefenen, maar u bent als provincie niet bevoegd om ten aanzien van dit type omgevingsvergunning regels op te nemen in de verordening (Wro). De vraag is of dat wat in de Verordening Ruimte is geregeld ten aanzien van regionale afstemming, moet worden meegewogen bij de beslissing op een aanvraag omgevingsvergunning afwijkend gebruik met toepassing van de kruimelgevallenregeling. Ondanks dat de eis van een goede ruimtelijke onderbouwing in de kruimellijst niet wordt gesteld, moet bij de beslissing om af te wijken van een bestemmingsplan zijn gemotiveerd waarom de ontwikkeling in planologisch opzicht aanvaardbaar is. Dat moet blijken uit een afweging van de met die ontwikkeling gemoeide belangen. Deze rechtspraak geldt (ook) voor de bevoegdheid van artikel 2.12, eerste lid, onder a onder 2 (Kruimelgevallenregeling) van de Wabo (LJN: BU1640, ABRS 26 oktober 2011). Het beleid van de provincie maakt onderdeel uit van deze belangenafweging (LJN: BV0167, rechtbank Dordrecht, 11/1569). Wij verzoeken u deze eis uit de verordening te halen omdat dit wettelijk niet is toegestaan. Het risico van misbruik van de kruimelprocedure is ongegrond omdat via de gebruikelijke belangenafweging ook provinciale belangen moeten worden meegewogen. In dat geval worden ook ontwikkelingen regionaal afgestemd, en evt. aan het REO voorgelegd, voorzover deze een omvang hebben die hierom vraagt. Art 3.1 lid 4 Afwijkingsbevoegdheid voor bestaande bouw en gebruiksrechten in een geldend bestemmingsplan. Wij vragen ons af wie verantwoordelijk is voor eventuele planschade. Art 3.3. Aanpassingstermijn. Deze aanpassingstermijn heeft alleen betrekking op geldende bestemmingsplannen, die niet meer in overstemming raken met het provinciaal beleid door de vaststelling van de Verordening Ruimte. Naar onze mening kan er daarom sprake zijn van planschade waarvoor de provincie verantwoordelijk is. Wij verzoeken u in de Verordening rekening te houden met mogelijke planschade voor de provincie. Daarnaast kunnen wij ons voorstellen dat hiervoor een grens wordt gehanteerd, waaronder dit niet van toepassing is om hoge kosten voor kleine plannen te voorkomen. Kaarten Verordening Ruimte Kaart Kantoren. Wij verzoeken om een differentiatie aan te brengen tussen kantoren en de Scienceparken, zoals het Space Business Park in Noordwijk. Deze hebben een volstrekt ander karakter en dynamiek. Daarom is het noodzakelijk deze in het beleid (tekst en kaart) een aparte positie te geven met bijbehorend kansrijk toekomstperspectief. Kaart Bedrijventerreinen. Hierop is abusievelijk het nieuwe regionale agrarisch bedrijventerrein Delfweg niet opgenomen, terwijl het bestemmingsplan onherroepelijk is. Alleen het bestaande bedrijventerrein is weergegeven. Overigens wordt dit terrein in het Programma Ruimte wel op een kaartje weergegeven, maar dan als ruimtelijke reservering. Wij verzoeken u om de kaart aan te vullen met het nieuwe gedeelte van bedrijventerrein Delfweg. Kaart Detailhandel. Op deze kaart missen wij een aanduiding voor een PDV-studielocatie in de Noordelijke Bollenstreek. Wij verzoeken u deze alsnog aan te brengen. Kaart Teeltgebieden Greenports. Op deze kaart is de gehele Rooversbroekpolder aangegeven als glastuinbouwgebied. In de ISG staat aangegeven dat het zuidelijk deel worden aangeduid als ontwikkellocatie. Wij verzoeken u dat op deze kaart als zodanig aan te geven. De 6 gemeenten in de Duin- en Bollenstreek zullen bij de actualisering van de ISG opnieuw een behoefteraming laten maken. Dit kan betekenen dat wij u in de toekomst zullen verzoeken deze locatie te schrappen. Op deze kaart ontbreekt het glastuinbouw gebied De Woerd in de gemeente Katwijk. Dit gebied zou conform de brief van Katwijk dd 3 juli 2012 aangemerkt worden als
5
transformatiegebied dorps- en stadsgezicht. Wij verzoeken u De Woerd aan te duiden als transformatiegebied. Kaart Ruimtelijke kwaliteit. Het gebied Oosteinderpolder ten noorden van Hillegom is weggevallen als openluchtrecreatiebied en lijkt te zijn ingetekend als categorie 3 grasland. Wij verzoeken u dit gebied wederom in te tekenen als “recreatiegebied onder de steden”. Kaart 9 Cultureel erfgoed. De landgoederenzone lijkt in de provincie Zuid-Holland op te houden, terwijl deze nog doorloopt tot boven IJmuiden. In de gemeente Hillegom bevinden zich nog de resten van een tweetal landgoederen (Hoftuin en Niespenpark). Wij willen u verzoeken de landgoederenzone door te trekken tot in Hillegom.
Deze gebieden liggen nu binnen de contouren. Voor het gebied Molenweg (zuidelijk gebied) zijn op dit moment onderhandelingen gaande. Het gebied ten noorden (Mossenest) is op dit moment al in plannen opgenomen als zijnde woningbouw (onherroepelijk bestemmingplan en woningen zijn in de verkoop).
6
Locatie Hoekgat II. Dit gebied is binnen de contour gebracht tbv woningbouw. Er ligt een onherroepelijk bestemmingsplan en de woningen worden op dit moment gebouwd (nagenoeg gereed). Kaart Verstedelijkingsstrategie voor wonen. Op deze kaart is een aanduiding opgenomen voor vliegveld Valkenburg als bovenregionale opgave wonen. Maar wij hebben ook vanuit Gebiedsuitwerking H’meer/Bollenstreek de bovenregionale opgave voor 4900 woningen. Wij verzoeken deze vergelijkbare strategische bovenregionale opgave op deze kaart aan te duiden. Kaart Strategie voor bedrijventerreinen. Wij verzoeken u bedrijventerrein Delfweg op deze kaart weer te geven, dit plan is onherroepelijk. Kaart Greenports Wij verzoeken het areaal Beschermd grasland Bollenstreek af te stemmen met de locaties op onze ISG kaart. Kaarten VRM Kaart Landschappen en gebieden pag 24. De arceringen voor Greenport Boskoop en Bollenstreek zijn met elkaar verwisseld, graag een correctie.
7