Voor de pret of de prestatie? Typologieën van evenementenloopsters. Steven Vos (PhD) Lector Lectoraat Move to Be, Fontys Sporthogeschool Theo Koomenlaan 3, 5644 HZ Eindhoven
[email protected] Onderzoeksgroep Sport- & Bewegingsbeleid, KU Leuven Ruben Walravens (MSc) Docent Lectoraat Move to Be, Fontys Sporthogeschool Paul Hover (MSc) Senior Onderzoeker Mulier Instituut Julie Borgers (Dra) Promovenda Onderzoeksgroep Sport- & Bewegingsbeleid, KU Leuven Steunpunt voor Beleidsrelevant Onderzoek Sport, Vlaamse overheid Jeroen Scheerder (PhD) Professor Onderzoeksgroep Sport- & Bewegingsbeleid, KU Leuven Hardlopen is vandaag de dag een van de meest populaire bewegingsvormen bij volwassenen, gekoppeld aan een opvallende inhaalbeweging door vrouwen. Dit sluit aan bij ontwikkelingen in de algemene sportdeelname waarbij er een sterke groei is van vrije en ongeorganiseerde sporten die vaak individueel of in kleine groepen worden beoefend. Parallel aan deze groei van het hardlopen is er ook een opvallende toename van de deelname aan hardloopevenementen. Dit in combinatie met een enorme diversiteit aan deelnemers, onder meer wat betreft socio-demografische kenmerken, ervaring met het hardlopen en motieven. In deze bijdrage wordt dieper ingegaan op de meerwaarde van het segmenteren van evenementenlopers in deelnemerstypologieën. Een typologie op basis van hun houdingen, identificatie en motieven ten aanzien van de loopsport laat, in vergelijking met een segmentatie op basis van achtergrondkenmerken of hardloop gerelateerde kenmerken, toe om nog meer op maat in te spelen op de behoeften van een steeds gevarieerder publiek van evenementenlopers. Omwille van de opvallende inhaalbeweging in het hardlopen (en de deelname aan hardloopevenementen) door vrouwen wordt in dit artikel een deelnemerstypologie ontwikkeld van hardloopsters. Door middel van online enquêtes werden gegevens verzameld bij deelneemsters aan de Ladies Run Flow. Dit hardloopevenement, georganiseerd in de regio Eindhoven, richt zich exclusief op vrouwelijke hardlopers. Op basis van een principale componenten analyse gevolgd door een clusteranalyse werden de deelneemster ingedeeld in drie types: traditionele fitloopsters, sociale hardloopsters en individuele hardloopsters. De drie types zijn niet enkel onderscheidend voor wat betreft de beleving van het hardlopen, maar ook wat betreft socio-demografische kenmerken en loopsportgedrag. De drie groepen verschillen significant wat betreft interesses voor het gebruik van hardloop specifieke diensten. Deze resultaten hebben duidelijk implicaties voor beleidsmakers, aanbieders en organisatoren van hardloopevenementen en/of –producten en –diensten. Zo kunnen organisatoren een betere dienstverlening bieden door op maat in te spelen op
Vrijetijdstudies nummer 2, jaargang 32, 2014 | 19
Voor de pret of de prestatie?
de verwachtingen van deelnemers en kan op die manier bijgedragen worden aan een verantwoorde en duurzame beoefening van het hardlopen.
1 I Inleiding Hardlopen is vandaag de dag één van de meest populaire bewegingsvormen in Nederland en Vlaanderen (cf. de Lage Landen). Bovendien is er ook een opvallende toename van de deelname aan hardloopevenementen, in combinatie met een enorme diversiteit aan deelnemers op het vlak van socio-demografische kenmerken (zoals leeftijd en geslacht) en loopsportgedrag (o.a. intensiteit, frequentie, ervaring, etc.) (Hover en Romijn 2010; Scheerder et al. 2014a; Scheerder et al. 2009). Om optimaal in te spelen op dit steeds gevarieerder deelnemerspubliek is een goed zicht op hun profiel steeds meer wenselijk of zelfs noodzakelijk. Een typologie op basis van hun houdingen, identificatie en motieven ten aanzien van de loopsport laat, in vergelijking met een segmentatie op basis van achtergrondkenmerken of loopsportgedrag, toe om nog meer op maat in te spelen op de behoeften van hardlopers (Vos en Scheerder 2009). Omwille van de opvallende inhaalbeweging in het hardlopen (en de deelname aan hardloopevenementen) door vrouwen (o.a. Hover en Romijn 2010; Scheerder et al. 2009; Scheerder et al. 2014a; van der Werff en Hover 2011) gaan we in dit artikel, op basis van gegevens verzameld via online enquêtes bij deelneemsters aan de Ladies Run Flow, na of het ook mogelijk is om typologieën te ontwikkelen voor evenementenloopsters. Met andere woorden: kunnen we verschillende types evenementenloopsters onderscheiden op basis van hun motieven om te sporten en hun identificatie als hardloper? Daarnaast onderzoeken we of (i) deze types verschillen in socio-demografische kenmerken en loopsportgedrag, en (ii) een verschillend interessepatroon hebben ten aanzien van producten en diensten ter ondersteuning van het hardlopen. In het eerste deel van dit artikel lichten we enkele ontwikkelingen in de algemene sportdeelname toe, gekoppeld aan een aantal maatschappelijke verschuivingen. Vervolgens besteden we specifiek aandacht aan de ontwikkelingen in het hardlopen en de daarmee gepaard gaande toename van hardloopevenementen. In het derde deel gaan we dieper in op het belang van segmentatie in een steeds heterogenere sportmarkt, in het bijzonder bij groeisegmenten zoals vrouwelijke deelnemers aan hardloopevenementen. Daaropvolgend lichten we de onderzoeksmethodologie toe en presenteren we de voornaamste bevindingen. Deze bijdrage sluiten we af met een discussie en conclusie.
2 I Ontwikkelingen in de sportdeelname en maatschappelijke verschuivingen In de afgelopen decennia was er sprake van een gestage groei van de sportdeelname in Nederland en Vlaanderen (zie bijvoorbeeld Breedveld en Hoekman 2011; Scheerder et al. 2013; Tiessen-Raaphorst 2010a, 2010b; Breedveld en Tiessen-Raaphorst 2009). Deze groei in sportdeelname is grotendeels toe te schrijven aan de groei van de recreatieve sport- en beweegvormen, en meer bepaald individueel en vrij te beoefenen sporten zoals hardlopen, sportief fietsen, recreatief wandelen en fitness. Het aandeel verenigingssporters is daarentegen relatief gelijk gebleven. Bovendien zijn veel meer vrouwen aan sport gaan doen (Scheerder et al., 2013; Tiessen-Raaphorst, 2010a; 2010b). Sporten zoals hardlopen, sportief fietsen en recreatief wandelen leggen bovendien weinig beperkingen in leeftijd op, genereren een gezondheidsbevorderend effect en worden door steeds meer (commerciële) aanbieders omarmd (Vos en Scheerder 2013). Deze ontwikkelingen in de sportdeelname sluiten aan bij een aantal socio-demografische ontwikkelingen. Zo worden Nederland en Vlaanderen, net als de rest van de wereld, in toenemende mate geconfronteerd met een vergrijzing en ontgroening van
20 |
Vrijetijdstudies nummer 2, jaargang 32, 2014
de samenleving (zie bijvoorbeeld de Haan 2010; Scheerder et al. 2013). Maar ook een aantal maatschappelijke verschuivingen - bijvoorbeeld individualisering, medicalisering en commercialisering (zie verder) hebben hun doorwerking in het sportdomein niet gemist en hebben onder meer gezorgd voor lichtere vormen van sportbeoefening (Scheerder et al. 2014b). Individualisering is een van de meest gekende tendensen van de hedendaagse samenleving. Mensen zijn minder gebonden aan voorgeschreven vormen van sociale bindingen en engagementen dan vroeger (Beck 1992). Meer dan ooit willen mensen keuzevrijheid hebben en individuele voorkeuren spelen in toenemende mate een rol in de sociale engagementen die mensen aangaan. Het groeiende belang van korte en informele ontmoetingen in zogenaamde lichte gemeenschappen, zoals bijvoorbeeld loop- en fietsgroepjes, is hier een voorbeeld van (Scheerder 2004; Scheerder en Van Bottenburg 2010; Van Bottenburg 2004). Een lichte sportgemeenschap is een informele verbintenis van sportbeoefenaars waarin aan sport gedaan wordt in een door de deelnemers zelf georganiseerde context. Doordat men niet aan een organisatie gebonden is, worden lichte gemeenschappen gekenmerkt door losse, flexibele en vaak tijdelijke onderlinge bindingen tussen de groepsleden (Duyvendak en Hurenkamp 2004; Scheerder en van Bottenburg 2010). Deze lichte gemeenschappen bieden het individu de mogelijkheid om zelfgekozen verbintenissen aan te gaan, die nadien ook weer kunnen worden verbroken (Scheerder et al. 2012). Lichte gemeenschappen zijn onder meer bij hardlopers en sportief fietsers een populaire sociale context voor sportbeoefening (Scheerder en Van Bottenburg 2010; Van Bottenburg 2004). Van belang hier is dat de gebruikers van dit sportaanbod zelf kiezen wanneer, hoe, waar en met wie ze gaan sporten. Ook socioculturele veranderingen zoals de medicalisering van de samenleving dragen nadrukkelijk bij aan de toegenomen populariteit van ongeorganiseerde en andersgeorganiseerde vormen van sportbeoefening. De toegenomen tendens om gezondheid en ziekte steeds centraler te plaatsen in het menselijke leven (cf. medicalisering; Boot en Klinkert 2002) komt bijvoorbeeld tot uiting in de groeiende aandacht voor bewegen, maar ook voor voedingspatronen en allerhande diëten. Wat betreft het toegenomen belang van de waarde ‘gezondheid’, is er in de laatste decennia een opvallende toename in recreatieve sportparticipatie die mede verklaard kan worden door het gestegen belang van gezondheid als maatschappelijke waarde (Scheerder en Vos 2011). De toenemende populariteit van uithoudingssporten/cardiosporten zoals de loop- en fietssport zijn hier een voorbeeld van. De tendens naar zelfmanagement of zelfregie komt ook hier tot uiting. Steeds meer apparaatjes en gadgets stellen (breedte) sporters in staat om bijvoorbeeld hun prestaties, houdingen en beweeggedrag, kwaliteit van slapen of metabole effecten in het bloed te monitoren. Ook de groei van de commerciële markt komt nadrukkelijk tot uiting in het sportdomein. Zo zijn vanaf de jaren ’80 commerciële sportaanbieders op de voorgrond getreden in het sportlandschap (zie bijvoorbeeld Van Bottenburg 2006; Vos 2012). Deze aanbieders van sport en beweging spelen in op postmateriële waarden zoals fun, adventure, zelfontplooiing, fitheid en gezondheid. Bovendien weten commerciële sportaanbieders ook op gepaste wijze te antwoorden op de toegenomen flexibilisering en individualisering van de sportbeleving (Scheerder et al. 2012; 2014b).
Vrijetijdstudies nummer 2, jaargang 32, 2014 | 21
Voor de pret of de prestatie?
3 I Ontwikkelingen in de loopsport Allemaal aan het hardlopen? Zoals eerder reeds werd aangegeven ligt de focus in dit artikel specifiek op het hardlopen. Na de eerste loopgolf op het einde van de jaren ‘70 volgde rond de millenniumwende een tweede golf van loopsporters (Scheerder 2009; van Bottenburg 2006; van Bottenburg et al. 2006; Van Bottenburg et al. 2010). Deze tweede golf rolt bovendien ook duidelijk over de rest van Europa (Scheerder et al. 2014a). Het individueel en vrij te beoefenen karakter van deze sport draagt hier aan bij en zorgt ervoor dat anders-, licht- of zelfgeorganiseerde contexten ter beoefening van het hardlopen aan belang winnen (Scheerder et al. 2014b). Hardlopen wordt vandaag de dag voornamelijk buiten de vereniging beoefend (van Bottenburg et al. 2006), wat in schril contrast staat met het hardlopen in verenigingsverband dat het merendeel van de twintigste eeuw domineerde (Stokvis 2005). Het behoeft dan ook weinig verwondering dat de individualisering en/of lichte gemeenschappen het hardlopen omarmd hebben (Scheerder en van Bottenburg 2010). Op dit moment domineren lichte loopgemeenschappen en individuele lopers de loopsport, die de sport beoefenen met gepersonaliseerde doelen als gezondheid, vrijheid, sociale beleving, fun, persoonlijke prestatieverbetering, etc. Massahardloopevenementen, laagdrempelige Start-to-Run (of Run-to-the-Start) initiatieven of informele groepjes van vrienden die zich organiseren om te hardlopen dragen nadrukkelijk bij aan het toenemende belang van lichte loopgemeenschappen (Scheerder et al. 2014b). Sportorganisaties uit de marktsector spelen de laatste jaren steeds actiever in op de loopsport als een economisch product (Van Bottenburg 2006). Voorbeelden van commercialisering van de loopsport zijn enerzijds de industrie van loopkledij, -schoeisel, -accessoires en apps, en anderzijds marktorganisaties met een actief loopsportaanbod. In het kader van recreatieve loopsportbeoefening zijn de massaloopevenementen een treffend voorbeeld (Scheerder et al. 2014b). Het profiel van de hardlopers wordt ook steeds meer divers, al zijn mannen, beroepsactieven, veertigplussers en hogeropgeleiden ietwat sterker vertegenwoordigd. Hoewel vrouwen aan een duidelijke inhaalbeweging bezig zijn en er ook steeds meer niche evenementen ontstaan die zich specifiek richten op deze groep (Hover en Romijn 2010; Scheerder et al. 2009; Scheerder et al. 2014a; van der Werff en Hover 2011; Vos en Brombacher 2013). De populariteit van het hardlopen in de Lage Landen komt onder meer ook tot uiting in het gebruik van sportvoorzieningen. Zo blijkt op basis van empirisch onderzoek dat parken, bossen en de openbare weg veruit de meest populaire sportvoorzieningen zijn (Hoekman et al. 2011; Scheerder et al. 2011). Specifiek gericht op het hardlopen wordt er door gemeenten in Vlaanderen bijvoorbeeld ook massaal geïnvesteerd in ‘Finse pistes’. Dit zijn lusvormige (meestal verlichte) hardloopomlopen, bestaande uit een drainerende onderlaag en een toplaag van houtsnippers of boomschors. Finse pistes zijn een treffend voorbeeld van lichte sportinfrastructuur die op een openbare en toegankelijke manier de loopsport faciliteert door tegemoet te komen aan aspecten van veiligheid, gezondheid en sociale controle (Scheerder et al. 2014b). Gelijkaardige benaderingen zijn de bewegwijzerde looproutes en de ‘trimbanen’ die enkele decennia geleden in Nederland veelvuldig aanwezig waren. Dit waren kunstmatig aangelegde paden of bewegwijzerde routes in een natuurlijke omgeving (ongeveer 1 km lang), waarop oefenstations voorzien werden. Het doel hiervan was om beweging te stimuleren en faciliteren in functie van een gezonde levensstijl. Trimbanen kunnen gezien worden als een voorloper van de Finse pistes. Vandaag is ook de creatie van een veilige (sociale) omgeving ter beoefening van de loopsport een belangrijk argument om te voorzien in dergelijke lichte sportinfrastructuur (Scheerder et al. 2014b).
22 |
Vrijetijdstudies nummer 2, jaargang 32, 2014
Hardloopevenementen Er zijn een aantal opvallende parallellen te trekken tussen de evolutie in de algemene sportdeelname en die van het aantal doe-evenementen in de sport. Zo is er in de laatste decennia een explosieve groei van de deelname aan hardloopevenementen en zijn steeds meer events voortijdig uitverkocht (Vos en Scheerder 2013). Bijgevolg kunnen de hardloopevenementen beschouwd worden als een voorname drager van de loopsport (Hover en Romijn, 2010). Tot twee decennia terug was er in Vlaanderen nauwelijks sprake van een loopsportevenementenmarkt waarin zowel commerciële, publieke als voluntaire spelers een aanbod verzorgden. Een heus commercieel loopsportaanbod zou immers pas later uit de grond worden gestampt. Dat neemt echter niet weg dat er reeds vanaf de jaren ‘80 opvallend veel loopsportinitiatieven werden genomen waarmee voornamelijk lokale (sport)verenigingen en (gemeentelijke) overheden uitpakten. De groei van het aantal loopevenementen in Vlaanderen sluit aan bij de twee loopgolven (Scheerder 2009). Een eerste hoogtepunt in de populariteit van loopwedstrijden was in de jaren negentig (van Bottenburg et al. 2006; van Bottenburg et al. 2010; Scheerder 2009). In deze periode werden de evenementen voornamelijk door non-profit organisaties georganiseerd (Scheerder 2009). Na een hierop volgende relatieve daling in het aantal mensen dat finisht in loopevenementen, wordt er vanaf het nieuwe millennium een tweede golf waargenomen. Deze kunnen we verklaren door het vernieuwde aanbod en de stijgende populariteit van commerciële loopevenementen, die actief inspelen op trends in loopsportdeelname en het bredere sociale leven (Scheerder et al. 2014b). De commercialisering en professionalisering van de sector van de loopsportevenementen zou vanaf de jaren negentig volop doorbreken (Scheerder 2009). Ook in Nederland spelen tal van hardloopevenementen nadrukkelijk in op de loopsporthype. Zo zijn de organisaties achter de grote loopsportevenementen uitgegroeid van een kleine groep vrijwilligers tot ervaren, professionele instellingen die worden geleid door beroepskrachten. De huidige diversiteit aan evenementen biedt voor elk wat wils. Zo bestaat er differentiatie naar afstand, doelgroep, sfeer en beleving en loopsportvormen (Hover en Romijn 2010). In Nederland zijn er bijvoorbeeld inmiddels een tiental hardloopevenementen die zich enkel naar vrouwen richten (van der Werff en Hover 2011). Opvallend aan deze loopsportevenementen is dat ze er in slagen om voornamelijk hardlopers te bereiken die individueel, in lichte hardloopgemeenschappen en dus buiten een verenigingscontext hun sport beoefenen. Massaloopevenementen kunnen beschouwd worden als een ‘zware’ organisatie die voor velen een lichte sportbeleving in de hand werkt. De marktsector creëert hiermee een vorm van lichte binding: steeds meer mensen nemen deel aan hardloopevenementen, waarbij men zich eenmalig, voor een dag aansluit (Scheerder et al. 2014b). Er zijn hier duidelijke parallellen te trekken met de ontwikkeling van de beleveniseconomie (zie o.a. Pine en Gilmore 1998; 2011; Boswijk et al. 2013), waarbij waarden zoals eenvoud, sociale verbinding en authenticiteit (Wiegerink en Peelen 2010) en co-creatie (Boswijk et al. 2013) centraal staan. Hardloopevenementen trachten steeds meer in te spelen op deze waarden en willen innovatief zijn op het vlak van belevingscreatie. Deze evenementen bereiken een enorme diversiteit aan deelnemers, zowel wat betreft (socio-demografische) achtergrondkenmerken, hardloopgerelateerde kenmerken, motieven, etc. (Hover en Romijn 2010; Scheerder en Boen 2009; Scheerder et al. 2009; Vos en Brombacher 2013). Het laagdrempelige (in termen van toegankelijkheid, ongeacht de afstand) en sociale karakter van deze evenementen biedt dus uitgelezen mogelijkheden om de heterogene groep van hardlopers te bereiken.
Vrijetijdstudies nummer 2, jaargang 32, 2014 | 23
Voor de pret of de prestatie?
4 I Segmentatie van evenementenlopers Om empirisch vat te krijgen op de verscheidenheid en complexiteit van hardlopers (en in de toekomst ook op andere sportbeoefenaars) biedt het gebruik van sportsegmenten een houvast (Van Tuyckom et al. 2011). Alle hardlopers individueel willen bedienen is immers niet alleen onhaalbaar, maar bovendien vaak ook niet wenselijk (cf. ethische aspecten; Vanhaverbeke 2008). Op basis van een dergelijke segmentering kunnen bijvoorbeeld loopsportaanbieders hun initiatieven en hun marketing- en communicatiestrategieën meer doelgericht uitvoeren en kan hun aanbod en dienstverlening beter op maat afgestemd worden met de verschillende subgroepen en hun (wijzigende) verwachtingen. Zo zouden hardloopverenigingen en/of hardloopevenementen bijvoorbeeld nieuwe segmenten kunnen aanboren door specifieke begeleiding op maat van de (grote groep van) niet-georganiseerde vrijetijdsloopsporter(s) aan te bieden (Vos en Scheerder 2009). Traditioneel wordt veelal gesegmenteerd op basis van socio-demografische kenmerken zoals leeftijd, geslacht, socio-economische status of hardloopgerelateerde kenmerken zoals de intensiteit en de frequentie van het hardlopen. Op basis van empirisch onderzoek is evenwel gebleken dat, typologieën op basis van levensstijlgerelateerde variabelen en/of houdingen, identificatie en motieven ten aanzien van de loopsport toelaten om (nog) meer in te spelen op de behoeften van een steeds gevarieerder publiek van hardlopers. Ogles en Masters (2003) onderscheiden in hun studie bij marathonlopers vijf types: running enthousiasts, lifestyle managers, personal goal achievers, personal accomplishers en competitive achievers. Rohm en collega’s (2006) kwamen bij een algemeen publiek van hardlopers tot een min of meer vergelijkbare indeling: healthy joggers, social competitors, actualized athletes en devotees. Op basis van een clusteranalyse op vijf geconstrueerde schalen met betrekking tot opvattingen en houdingen van ruim 7000 loopsporters ten aanzien van de loopsport werden in Vlaanderen vijf types van loopsporters onderscheiden: traditionele fitlopers, sociaal-competitieve loopsporters, gezelschapslopers, fitlopers en prestatielopers (Vos en Scheerder 2009; Vos et al. 2008). Deze indeling in vijf types van loopsporters ligt in de lijn van de typologieën die werden opgesteld door onder andere Delnoij (2004), Ogles en Masters (2003) en Rohm et al. (2006), hoewel er een aantal (kleine) verschillen zijn in de gehanteerde methodologie en de aard van de gebruikte data. Ook bij andere duursporten zoals triatlon (zie bijvoorbeeld Wicker et al. 2012) en sportief fietsen (Vos en Scheerder 2011) blijkt een segmentering op basis van levenstijlgerelateerde variabelen en sociaalpsychologische karakteristieken beloftevol om verschillen tussen sporters te verklaren. Specifiek gericht op evenementenlopers werden door Hallmann en Wicker (2012) drie groepen van marathonlopers onderscheiden op basis van hun motieven om deel te nemen: holidayers, socialisers en marathoners. Het bleek mogelijk om op basis van deze indeling onder meer de intentie om terug te keren te voorspellen. Samenvattend: op basis van de literatuurstudie is gebleken dat er in de afgelopen decennia een opvallende toename is van de populariteit van het hardlopen in combinatie met een stijging in de deelname aan hardloopevenementen en een enorme diversiteit aan deelnemers. Vrouwen hebben hierbij een opvallende inhaalbeweging ingezet. Het eerder laagdrempelige (cf. toegankelijke) en sociale karakter van deze evenementen biedt dus uitgelezen mogelijkheden om de heterogene groep van hardloopsters te bereiken die veelal los van verenigingsstructuren hun hardloopsport beoefenen. In wat volgt in dit artikel onderzoeken we of het mogelijk is om de diverse groep van evenementenloopsters te segmenteren op basis van hun motieven en houdingen ten aanzien van het hardlopen, naast socio-demografische en hardloopgerelateerde kenmerken. En zo ja of deze indeling in types van hardloopsters toelaat om te differentiëren in onder meer interesses voor ondersteunende diensten. De toegevoegde waarde van
24 |
Vrijetijdstudies nummer 2, jaargang 32, 2014
dit artikel, in vergelijking met eerdere studies, is dat het zich specifiek richt op de ontwikkeling van een typologie van vrouwen die deelnemen aan de snelgroeiende markt van laagdrempelige hardloopevenementen (de Ladies Run Flow), waarbij wordt nagegaan in welke mate deze groep gebruik maakt van en/ of geïnteresseerd is in producten en diensten die kunnen bijdragen tot een verantwoorde en duurzame beoefening van het hardlopen.
5 I Methodologie Gegevens De gegevens voor dit artikel werden via een online enquête verzameld bij deelneemsters aan de Ladies Run Flow 2013. Dit evenement, in 2013 voor de eerste maal georganiseerd door de Stichting Marathon Eindhoven, richt zich exclusief op vrouwelijke hardlopers met afstanden over vijf of tien kilometer. Het is een laagdrempelig evenement dat waarden zoals gezelligheid en verbondenheid centraal stelt. In totaal vulden 438 deelneemsters aan de Ladies Run Flow (respons= 56%) de vragenlijst in. De gemiddelde leeftijd van de deelneemster bedraagt 36,8 jaar. De jongste deelneemster was 12 jaar, de oudste 62 jaar. Een kleine 40 procent (38%) nam deel aan de 5 km wedstrijd, 62 procent liep de 10 km.
Analyse De typologie van deelneemsters aan de Ladies Run Flow wordt in drie stappen opgebouwd: (i) reductie van opvattingen en houdingen ten aanzien van de loopsport tot een beperkt aantal componenten via een principale componenten analyse; (ii) constructie van schalen op basis van deze componenten; en (iii) indeling van loopsporters in types (op basis van schaalscores) via een clusteranalyse. In Figuur 1 wordt deze werkwijze schematisch weergegeven. Deze methode werd reeds eerder succesvol toegepast door Vos en Scheerder (2009) bij een sample van 7.110 hardlopers in Vlaanderen. Figuur 1. Constructie typologie van de loopsporters
De eigenheid van de verschillende types van evenementdeelneemsters wordt vervolgens verder uitgediept op basis van verschillen in socio-demografische kenmerken en loopsportgedrag. Tenslotte wordt nagegaan of er tussen de types verschillen zijn in het gebruik van en de interesse in producten en diensten ter ondersteuning van het hardlopen.
Vrijetijdstudies nummer 2, jaargang 32, 2014 | 25
Voor de pret of de prestatie?
6 I Resultaten Types van hardloopsters In een eerste stap werden 35 items (opvattingen en houdingen over de (loop)sport en identificatie met de loopsport) door middel van een principale componenten analyse gereduceerd tot een beperkt aantal componenten. Op basis van inhoudelijke en interpretatieve gronden werd gekozen voor een oplossing met vier componenten (47% verklaarde variantie). Door middel van een analyse van de interne consistentie van de verschillende items met een hoge lading per component, werden vervolgens vier schalen geconstrueerd: (i) loopsport als basis voor gezondheid en fitheid (16 items); (ii) sociale motieven om te stoppen met de loopsport (3 items); (iii) identificatie met de loopsport (5 items); en (iv) individuele motieven om te stoppen met de loopsport (6 items; zie Tabel 1). Elke schaal had een voldoende hoge betrouwbaarheid. De schaal ‘loopsport als basis voor gezondheid en fitheid’ (gemiddelde schaalscore = 4,2 op een vijf-puntenschaal) geeft weer in welke mate de respondenten de loopsport aanzien als belangrijk voor de gezondheid, de conditie en de mentale ontspanning. Deze schaal bestaat uit zestien items. ‘Hardlopen is goed voor de conditie’ (componentlading: 0,79), ‘Hardlopen levert energie op’ (componentlading: 0,78) en ‘Hardlopen is goed voor de gezondheid’ (componentlading: 0,77) hebben de hoogste componentladingen. De tweede schaal omvat drie aspecten die zogenaamde sociale motieven onderschrijven om te stoppen met de loopsport (gemiddelde schaalscore = 3,0 op een vijf-puntenschaal). Meer bepaald kunnen het uiteenvallen van de loopgroep (componentlading: 0,87) of het stoppen van de trainer (componentlading: 0,84) of vaste looppartners (componentlading: 0,82) zorgen voor het stoppen met hardlopen. Hardloopsters die zich verbonden voelen met andere hardlopers en de eigenheid van de loopsport scoren hoog op de derde schaal ‘identificatie met de loopsport’ (gemiddelde schaalscore = 3,0 op een vijf-puntenschaal). Deze schaal omvat vijf verschillende aspecten. De hoogst scorende items zijn ‘Lopers verschillen duidelijk van andere sporters’ (componentlading: 0,79) en ‘Lopers hebben eenzelfde identiteit’ (componentlading: 0,75). De vierde en laatste schaal ten slotte omvat zes aspecten en geeft aan in welke mate individuele motieven een reden kunnen zijn om te stoppen met hardlopen (gemiddelde schaalscore = 3,0 op een vijf-puntenschaal). Voorbeelden van items zijn ‘geen zin meer’ (componentlading: 0,66) en ‘afnemen van vrije tijd’ (componentlading: 0,55). Tabel 1. Cronbach’s alpha en schaalscores (gemiddelde, standaarddeviatie, minimum en maximum) van de vier geconstrueerde schalen Schaal
Cronbach’s a
gemiddelde
Standaarddeviatie
Min.
Max.
Loopsport als basis voor gezondheid en fitheid
0,89
4,2
0,44
1,1
5,0
Sociale motieven om te stoppen met de loopsport
0,91
1,7
0,71
1,0
4,0
Identificatie met de loopsport
0,74
3,0
0,60
1,0
4,8
Individuele motieven om te stoppen met de loopsport
0,65
3,0
0,61
1,0
4,8
Uit de schaalscores blijkt dat de gemiddelde deelneemster aan de Ladies Run Flow veel belang hecht aan gezondheidsaspecten en weinig redenen ziet om te stoppen met hardlopen omwille van het stoppen van trainer of looppartners. Zij identificeert zich middelmatig met andere loopsporters en beschouwt hen min of meer als echte sporters in vergelijking met andere sporters. De gemiddelde deelneemster heeft bovendien in beperkte mate individuele motieven (zoals blessures of tijdsgebrek) om te stoppen met de beoefening van haar sport.
26 |
Vrijetijdstudies nummer 2, jaargang 32, 2014
In een derde en laatste stap tenslotte werd op basis van de schaalscores een clusteranalyse toegepast. Het idee achter deze techniek is dat alle individuen binnen een deelgroep zo veel mogelijk eenzelfde profiel vertonen en zo sterk mogelijk verschillen van de profielen van de andere deelgroepen. Op basis van een inhoudelijke analyse van de resultaten van de clusteranalyse werd gekozen voor een oplossing met drie clusters of types van loopsportsters. In Tabel 2 worden de drie types weergegeven in functie van hun gemiddelde score op ieder van de vier schalen. De drie types onderschrijven allen in sterke mate dat de loopsport goed is voor de gezondheid en de conditie. Voor de overige drie schalen zijn de onderlinge verschillen tussen de types van deelneemsters aan de Ladies Run Flow meer uitgesproken. De schaalscores laten toe om een eerste zicht te krijgen op de verschillen tussen de onderscheiden groepen van evenementenloopsters. Tabel 2. Typologie van deelneemsters aan de Ladies Run Flow in functie van gemiddelde schaalscores Traditionele fitloopster
Sociale hardloopster
Loopsport als basis voor gezondheid en fitheid
Schaal
4,5
4,0
Individuele hardloopster 4,1
Sociale motieven om te stoppen met de loopsport
1,1
2,4
1,4
Identificatie met de loopsport
2,4
3,0
3,6
Individuele motieven om te stoppen met de loopsport
2,4
2,9
3,6
Traditionele fitloopsters vormen een kwart (26,5%) van de deelneemsters aan de Ladies Run Flow. Deze groep telt eerder ervaren hardloopsters die zich in beperkte mate (gemiddelde schaalscore = 2,4/5) met andere loopsporters en de loopsport identificeren. Hardlopen is voor hen een sport die vooral toelaat om hun gezondheid en hun conditie te onderhouden (gemiddelde schaalscore = 4,5/5). Ze zien weinig of geen reden om te stoppen met de beoefening van hun sport omdat hun looppartners en/of trainer zou stoppen (gemiddelde schaalscore = 1,1/5). Ook individuele stopmotieven worden slechts in beperkte mate onderschreven (gemiddelde schaalscore = 2,4/5). De sociale hardloopsters zijn de grootste groep van deelneemsters aan de Ladies Run Flow (40% van alle deelneemsters). Gezelligheid en samenhorigheid staan voor hen voorop. Net als de traditionele fitloopsters vinden ze gezondheid en conditie belangrijk, zij het in iets mindere mate (gemiddelde schaalscore = 4,0/5). Omgekeerd, scoren zij iets hoger op de schaal ‘identificatie met de loopsport (gemiddelde schaalscore = 3,0/5). Dit is enigszins opmerkelijk, in vergelijking met de traditionele fitloopsters. Anderzijds zijn deze fitloopsters veelal op het gezondheidsaspect gericht en in iets mindere mate op de beleving als hardloopster. In vergelijking met de andere types van hardloopsters scoort deze groep ietwat hoger op ‘sociale motieven om te stoppen’ (gemiddelde schaalscore = 2,4/5). Individuele stopmotieven worden ongeveer in gelijke mate onderschreven als bij het eerste type (gemiddelde schaalscore = 2,9/5). Het derde en laatste type van hardloopsters zijn de individuele hardloopsters (33% van de deelneemsters). Deze hardloopsters vinden het net als de twee andere types belangrijk dat hardlopen helpt de gezondheid en conditie te onderhouden (gemiddelde schaalscore = 4,1/5). Deze groep associeert zich, in vergelijking met de andere types van hardloopsters, het sterkst met andere loopsporters en de loopsport (gemiddelde schaalscore = 3,6/5). Dit is enigszins opmerkelijk aangezien deze groep ook het hoogste scoort op individuele motieven om te stoppen met hardlopen (cf. twijfelend). Niet toevallig beoefent deze groep van deelneemsters het hardlopen voornamelijk individueel.
Vrijetijdstudies nummer 2, jaargang 32, 2014 | 27
Voor de pret of de prestatie?
Verschillen in socio-demografische en hardloopgerelateerde kenmerken De eigenheid van de verschillende types wordt verder uitgediept op basis van verschillen in socio-demografische kenmerken (zie Tabel 3) en hardloopgerelateerde kenmerken (zie Tabel 4). Tabel 3. Types van deelneemsters aan de Ladies Run Flow naar leeftijd en socio-economische status, in percentages Traditionele fitloopster
Sociale hardloopster
Individuele hardloopster
26,5
40,3
33,2
<25 jaar
6,5
7,5
15,7
25 - 34 jaar
28,0
28,6
46,3
35 - 44 jaar
38,3
38,5
26,1
45 - 54 jaar
23,4
24,2
10,4
55 jaar en ouder
3,7
1,2
1,5
Studerend / schoolgaand
5,0
5,9
16,0
Huisvrouw
2,0
5,2
1,5
/
1,3
0,8
Werkloos / werkzoekend
2,0
2,0
1,5
Gepensioneerd of VUT
1,0
/
/
Zelfstandig ondernemer
10,0
7,2
9,2
Werkzaam in loondienst of overheid
80,0
78,4
71,0
Totaal
Leeftijdscategorie
***
Socio-economische status
Arbeidsongeschikt / bijstand
Significantie
NS
NS = Niet Significant * p<.05 ** p<.01 *** p<.001
Ongeveer twee derde van de traditionele fitloopsters is 35 jaar of ouder, een kwart is vijfenveertigplusser, slechts zeven procent is jonger dan 25 jaar. Negentig procent is beroepsactief. Traditionele fitloopsters zijn vrij sportief. Zeven op tien van deze hardloopsters beoefenen meerdere sporten, hardlopen is evenwel voor 90 procent de absolute hoofdsport. Van de drie onderscheiden groepen doen de traditionele fitloopsters het meest intensief aan hardlopen. Ruim vier op vijf van deze loopsportsters lopen minimaal twee keer per week. Een derde heeft drie of meer hardloopsessies per week in haar agenda staan. De helft van deze hardloopsters beoefent de loopsport ongeorganiseerd en alleen. Daarentegen is ook een kwart lid van een hardloopvereniging. In vergelijking met de twee andere types van deelneemsters aan de Ladies Run Flow, nemen ze meer deel aan evenementen.
28 |
Vrijetijdstudies nummer 2, jaargang 32, 2014
Tabel 4. Types van deelneemsters aan de Ladies Run Flow naar hardloopgerelateerde kenmerken, in percentages Traditionele fitloopster
Sociale hardloopster
Individuele hardloopster
Signif.
5 km
33,3
10 km
66,7
32,2
47,3
*
67,8
52,7
Single user (alleen loopsport)
31,8
39,3
26,9
Main user (meerdere sporten – loopsport als hoofdsport)
57,9
35,6
40,3
Secondary user (meerdere sporten – loopsport niet als hoofdsport)
10,3
25,2
32,8
51,0
40,5
77,1
Gelopen afstand
Sportbeoefening
***
Organisatorische context1 Individueel
***
Loopgezelschap
21,6
28,8
14,5
Loopvereniging
25,5
21,6
5,3
Loopgroep
2,0
9,2
3,1
14,0
26,4
40,3
2 keer per week
54,2
57,1
52,2
3 keer of meer per week
31,8
16,6
7,5
/
0,6
1,5
Frequentie hardlopen Max. 1 keer per week
***
Frequentie hardlopen (toekomst)
NS
Minder Evenveel (of geen idee)
46,2
47,2
44,8
Meer
53,8
52,1
53,7
21,5
36,8
53,7
Evenementdeelname 1 keer per jaar
***
2 à 4 keer per jaar
58,9
52,1
44,0
5 à 10 keer per jaar
15,9
9,8
1,5
Meer dan 10 keer per jaar
3,7
1,2
0,7
NS = Niet Significant * p<.05 ** p<.01 *** p<.001 1 Context waarin voornamelijk aan hardlopen wordt gedaan.
Ook binnen de groep van sociale hardloopsters is de leeftijdssamenstelling vrij divers. Ongeveer een kwart is 45 jaar of ouder. Anderzijds is ongeveer een derde twintiger of jonge dertiger. Vijfentachtig procent van de hardloopsters die tot dit type behoren is beroepsactief. Vijf procent is huisvrouw. Drie kwart van de sociale hardlopers beschouwt hardlopen als haar hoofdsport. Het belang dat deze groep hecht aan gezelligheid en sociale contacten komt duidelijk tot uiting in de organisatorische context. In vergelijking met de andere types wordt het minst individueel gesport (40%). Drie op tien van deze hardloopsters doen aan hardlopen met een hardloopgezelschap, 21 procent loopt in een hardloopvereniging en negen procent maakt deel uit van een hardloopgroepje. In vergelijking met de traditionele fitlopers wordt er minder intensief aan hardlopen gedaan. Ook de evenementdeelname ligt wat lager. Voor iets meer dan een derde van de sociale hardloopsters was de Ladies Run Flow de enige evenementdeelname in een periode van 12 maanden.
Vrijetijdstudies nummer 2, jaargang 32, 2014 | 29
Voor de pret of de prestatie?
De individuele hardloopsters zijn opvallend jonger dan de andere types: bijna twee op drie is jonger dan 35 jaar. Zestien procent is zelfs jonger dan 25 jaar. Het is dan ook weinig verwonderlijk dat deze groep opvallend meer studenten telt (16%). In vergelijking met de andere twee onderscheiden types, zijn deze hardloopsters opvallend vaak individueel aan het sporten (77%). Anderzijds ligt de hardloopfrequentie opvallend lager. Slechts acht procent loopt minimaal drie keer per week. Veertig procent heeft maximaal één loopsessie per week. Ook de gelopen afstanden en de evenementdeelname liggen bij deze groep opvallend lager.
Gebruik van en interesse in producten en diensten Wat betreft het gebruik van producten en diensten zijn de verschillen tussen de drie types van hardloopsters beperkt. Uit Tabel 5 blijkt dat de traditionele fitloopsters, in vergelijking met de sociale hardloopsters en de individuele hardloopsters, significant meer gebruik maken van GPS horloges, trainingsschema’s op maat en deelname aan Start-to-Run programma’s. De individuele hardlopers scoren telkens het laagst op het gebruik van deze producten en diensten. Opmerkelijk is dat deze laatste groep net als de andere groepen in min of meer gelijke mate gebruik maakt van informatie die online beschikbaar wordt gesteld (o.a. trainingsschema’s) en van sociale media (o.a. Start-to-Run podcast). Dit versterkt de idee dat deze groep het hardlopen vooral individueel beleeft. Tabel 5 Types van deelneemsters aan de Ladies Run Flow naar gebruik van en interesse in producten en diensten, in percentages Traditionele fitloopster
Sociale hardloopster
Individuele hardloopster
Significantie
Producten (gebruik) Uitgemeten hardloopschoenen
78,5
77,3
73,1
NS
Hartslagmeter
19,6
16,0
14,2
NS
GPS horloge
29,0
18,4
14,2
*
NS
Diensten (gebruik) Medische keuring
5,6
3,7
2,2
Start-to-Run (georganiseerd)
10,3
3,7
2,2
*
Start-to-Run (podcast / app)
20,6
16,0
24,6
NS
Trainingsschema’s op maat
15,0
10,4
5,2
*
Trainingsschema’s online
20,6
17,8
20,9
NS
Medische keuring
55,8
41,4
22,0
***
Start-to-Run programma
13,9
23,5
28,0
*
Trainingsschema’s op maat
61,9
54,3
41,0
**
Lidmaatschap van een hardloopvereniging
26,5
14,4
15,7
*
Informatieavonden
40,8
23,8
20,1
***
Ontmoetingsavonden
19,6
8,1
3,7
***
Informatie over blessurepreventie
66,3
53,1
47,4
*
Online uitwisselen van ervaringen
35,9
20,6
14,9
***
Diensten (interesse)
NS = Niet Significant * p<.05 ** p<.01 *** p<.001
30 |
Vrijetijdstudies nummer 2, jaargang 32, 2014
Wat betreft de interesse in hardloopspecifieke diensten zijn de verschillen meer uitgesproken. Zo ligt de interesse in medische keuringen, trainingsschema’s op maat, lidmaatschappen van hardloopverenigingen, informatie en/of ontmoetingsavonden en het online uitwisselen van ervaringen bij de traditionele fitloopsters significant hoger dan bij de sociale hardloopsters en de individuele hardloopsters. De interesse van de sociale hardloopsters in deze diensten is op haar beurt meer uitgesproken dan die van de individuele hardloopsters. Omgekeerd hebben de individuele hardloopsters significant meer interesse in het volgen van Start-toRun programma’s in vergelijking met de sociale hardloopsters en de traditionele fitloopsters.
7 I Discussie en conclusie Het eerder laagdrempelige (cf. toegankelijke) en sociale karakter van hardloopevenementen biedt uitgelezen mogelijkheden om hardlopers te bereiken die hun sport veelal los van verenigingsstructuren (cf. individueel of in kleine groepjes) beoefenen (Scheerder et al. 2014b; Scheerder en van Bottenburg 2010). Te meer omdat er in de afgelopen decennia een opvallende toename was van de populariteit van het hardlopen in combinatie met een stijging in de deelname aan hardloopevenementen. In dit artikel werd onderzocht of het mogelijk is om de diverse groep van evenementenloopsters te segmenteren op basis van hun motieven en houdingen ten aanzien van het hardlopen. En zo ja of deze indeling in types van hardloopsters toelaat om te differentiëren in gebruik van en/of interesse in producten en diensten die kunnen bijdragen tot een verantwoorde en duurzame beoefening van het hardlopen. Onder meer beleidsmakers en hardloopaanbieders kunnen deze informatie aangrijpen om werk te waken van een verantwoorde (cf. gezonde) en duurzame verankering van het hardlopen (en dus bij uitbreiding de sportdeelname). Op basis van een clusteranalyse werden drie types van deelneemsters aan de Ladies Run Flow onderscheiden: traditionele fitloopsters, sociale hardloopsters en individuele hardloopsters. In vergelijking met andere typologieën van loopsporters (bijvoorbeeld Delnoij 2004; Ogles en Masters 2003; Rohm et al. 2006; Vos en Scheerder 2009) is de typologie van de deelneemsters aan de Ladies Run Flow gebaseerd op een meer homogene groep: het betreft enkel vrouwen die bovendien allen deelnamen aan een laagdrempelig hardloopevenement. Het is dan ook niet verwonderlijk dat er slechts drie verschillende types onderscheiden werden. Desalniettemin ligt de indeling in drie types van evenementenloopsters in de lijn van de typologieën die werden opgesteld in de eerder vermelde studies. Tussen, maar ook binnen ieder van deze groepen blijkt heel wat variatie te zitten in functie van socio-demografische kenmerken en loopsportgedrag. Bovendien werden tussen de drie onderscheiden groepen van deelneemsters aan de Ladies Run Flow opvallende verschillen gevonden in interesses voor hardloopspecifieke diensten. Zo zijn bijvoorbeeld de traditionele fitloopsters overtuigde beoefenaars van het hardlopen die een uitgesproken interesse hebben in onder meer inspanningstesten, informatieavonden, trainingsschema’s en/of lidmaatschappen van sportverenigingen. De individuele hardloopsters daarentegen zijn minder vertrouwd met de eigenheid en de karakteristieken van het hardlopen. Het zijn voornamelijk individuele en wat jongere beoefenaars. Een aantal van deze hardloopsters zoekt momenteel reeds online informatie, maar staat ook open voor onder meer ondersteuning in de vorm van Startto-Run programma’s. Met name voor deze groep kunnen evenementen een belangrijke rol vervullen om hen sterker te binden met het hardlopen. Aspecten zoals sociale verbinding en authenticiteit (Wiegerink en Peelen 2010), die de kern vormen van steeds meer hardloopevenementen, sluiten goed aan bij de verwachtingen van de sociale hardloopsters.
Vrijetijdstudies nummer 2, jaargang 32, 2014 | 31
Voor de pret of de prestatie?
De typologie is gebaseerd op basis van een combinatie van een principale componenten analyse en een clusteranalyse. De idee is immers dat alle hardloopsters binnen een type zo veel mogelijk eenzelfde profiel vertonen en zo sterk mogelijk verschillen van de profielen van de andere types van hardloopsters. Er wordt een compromis gezocht tussen een zo beperkt mogelijk aantal clusters of types en een zo homogeen mogelijke samenstelling van de hardloopsters binnen een cluster. Door de clustering te baseren op de schaalscores van de vier geconstrueerde schalen wordt niet enkel overtollige informatie buiten beschouwing gelaten, maar wordt de interpretatie van de clusters aanzienlijk vergemakkelijkt, in vergelijking met een analyse op de originele set van items. Deze aanpak heeft als beperking dat de indeling van de deelneemsters aan de Ladies Run Flow in drie types, een sterk gereduceerde weergave van de werkelijkheid oplevert. Daar tegenover staat dat een dergelijke typologie toelaat om maatwerk te bieden. De typologie van deelneemsters aan de Ladies Run Flow toont immers aan dat het niet enkel zinvol is om profielen van loopsporters op te maken op basis van achtergrondkenmerken en sportspecifieke kenmerken, maar dat een segmentatie op basis van sociaalpsychologische variabelen een belangrijke meerwaarde kan bieden voor loopsportaanbieders, evenementorganisatoren, aanbieders van hardloopspecifieke diensten, etc. Motivatie en identificatie (cf. gedragsdeterminanten) vormen immers een belangrijk aangrijpingspunt voor gedragsverandering. Zo is er bijvoorbeeld voor loopverenigingen een enorme markt van hardlopers (die deelnemen aan evenementen) die nog niet werd aangeboord. De eigenheid en verwachtingen van de verschillende types van evenementenloopsters kunnen inspiratie bieden aan evenementorganisatoren voor het meer doelgericht toepassen van marketing- en communicatiestrategieën en een betere afstemming van hun aanbod en dienstverlening. Zo wordt de ene groep vooral aangesproken door gezelligheid en het gezamenlijk beleven van het evenement, is een andere groep vooral op zoek naar informatie en het monitoren van de eigen prestaties en staan nog andere hardloopsters open voor een sterkere binding met de loopsport. Ook handel en Industrie kunnen hun voordeel doen, met name wat betreft het gebruik van producten en diensten. Last but not least biedt deze benadering uitdagingen voor lokale overheden om beter in te spelen op de groei van individueel en ongeorganiseerd te beoefenen sporten. Evenementen kunnen hierbij een middel zijn tot een duurzame verankering van de sportdeelname. In dit artikel werd een typologie geconstrueerd voor deelneemsters aan een specifiek evenement. In vervolgonderzoek zal dit uitgebreid worden naar andere types van hardloopevenementen (en deelnemers). Desalniettemin toont dit onderzoek duidelijk de meerwaarde aan van segmentering voor zowel aanbieders, organisatoren als beleidsmakers. De auteurs danken de Stichting Marathon Eindhoven voor de facilitering van de gegevensverzameling voor dit artikel. Literatuur Beck, U. (1992) Risk society. Towards a new modernity. London: Sage. Boot, J. & J. Klinkert (2002) Inleiding in de medische sociologie. Assen: Van Gorcum. Boswijk, A., E. Peelen en S. Olthoff (2013) Economy of Experiences 3rd Edition. Amersfoort: Van Lindonk & De Bres Bottenburg, M., van (2004) Individueel en collectief gedrag in de sport. In: Duyvendak, J.W. & M. Hurenkamp (Eds.). Kiezen voor de kudde. Lichte gemeenschappen en de nieuwe meerderheid (Jaarboek Tijdschrift voor de Sociale Sector) (pp. 85-103). Amsterdam: Van Gennep. Bottenburg, M., van (2006) Commercialisering van sport. Potentieel of bedreiging? In: Teeuwen, M. (Ed.). Inzichten vanaf de zijlijn. Wetenschappelijke coaching van het sportbeleid? (pp. 19-35). Den Haag: Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid.
32 |
Vrijetijdstudies nummer 2, jaargang 32, 2014
Bottenburg, M., van, J. van Kalmthout, R. van de Meulen, S. Nuijten, B. Rijnen & C. Roques, C. (2006) De tweede loopgolf. Over groei en omvang van de loopsportmarkt en hoe de KNAU haar marktaandeel verder kan vergroten. ’s-Hertogenbosch: W.J.H. Mulier Instituut. Bottenburg, M., van, J. Scheerder & P. Hover, P. (2010). Don’t miss the next boat. Europe’s opportunities and challenges in the second wave of running. New Studies in Athletics, 25 (3/4): 125-143. Breedveld, K. & R. Hoekman (2011) Measuring sports participation in the Netherlands. The need to go beyond guidelines. European Journal for Sport & Society, 8(1/2), 117-132. Breedveld, K. & A. Tiessen-Raaphorst (2009) Sporten gemeten. Methodologische implicaties van sportonderzoek. Den Haag: Sociaal & Cultureel Planbureau. Delnoij, M. (2004) Ze zijn gewoon niet te binden. Hardlopers, atletiekverenigingen en de opkomst van lichte gemeenschappen. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam; masterscriptie sociologie. Duyvendak, J.W. & M. Hurenkamp (2004) Kiezen voor de kudde. Lichte gemeenschappen en de nieuwe meerderheid. Amsterdam: Van Gennep. Haan, J., de (2010) Transities in de levensloop als context voor sport. In: Tiessen-Raaphorst, A., D. Verbeek, J. de Haan & K. Breedveld (Eds.). Sport: een leven lang. Rapportage sport 2010 (p. 28-44). Den Haag/ ‘s-Hertogenbosch: Sociaal & Cultureel Planbureau (SCP)/ W.J.H. Mulier Instituut. Hallmann, K. & P. Wicker (2012) Consumer profiles of runners at marathon races. International Journal of Event & Festival Management, 8(2), 171-187. Hoekman, R., D. Collard & A. Cevaal (2011) Sportinfrastructuur in Nederland. Quickscan sportaccommodaties en sportorganisaties. ’s Hertogenbosch: Mulier Instituut. Hover, P. & D. Romijn (2011) Evenementenlopers winnen terrein. Onderzoek naar de succesfactoren van middelgrote loopevenementen op grond van de motivatie, beleving en waardering van de deelnemers. ‘s Hertogenbosch: Mulier Instituut. Ogles, B. M. & K. S. Masters (2003) A typology of marathon runners based on cluster analysis of motivations. Journal of Sport Behavior, 26(1), 69-85. Pine, B.J. & J.H. Gilmore (1998) Welcome to the Experience Economy. Harvard Business Review, July-August: 95-106. Pine, B.J. & J.H. Gilmore(2011) The Experience Economy. Boston: Harvard Business Review Press. Rohm, A. J., G.R. Milne & M.A. McDonald (2006) A mixed-method approach for developing market segmentation typologies in the sports industry. Sport Marketing Quarterly, 15(1), 29-39. Scheerder, J. (2004) Spelen op het middenveld. Vrijetijdssport als ontspanning, ontplooiing en ontmoeting (Cultuursociologische Essays 4). Tielt: Lannoo. Scheerder, J., m.m.v. Noppe, L. (2009) De Vlaamse loopsportmarkt in beweging: verschuivingen in het aanbod. In: Scheerder, J. & F. Boen (Eds.). Vlaanderen loopt! Sociaal-wetenschappelijk onderzoek naar de loopsportmarkt (Sociaalwetenschappelijk onderzoek naar Bewegen & Sport 1) (p. 125-149). Gent: Academia Press. Scheerder, J. & F. Boen (2009). Vlaanderen loopt! Sociaal-wetenschappelijk onderzoek naar de loopsportmarkt (Sociaalwetenschappelijk onderzoek naar Bewegen & Sport 1). Gent: Academia press. Scheerder, J., J. Borgers, B. Vanreusel & S. Vos (2014b) Geen loopcultuur zonder lichte loopinfrastructuur. Een studie naar het aanbod en gebruik van Finse pistes in Vlaanderen (Beleid & Management in Sport 20). Leuven: KU Leuven/Onderzoeksgroep Sport- & Bewegingsbeleid. Scheerder, J., K. Breedveld & J. Borgers (Eds.) (2014a) Running across Europe. Basingstoke: Palgrave Macmillan. Scheerder, J., E. Thibaut, G. Pauwels, H. Vandermeerschen, M. Winand & S. Vos (2012) Sport in clubverband (Deel 2). Uitdagingen voor de clubgeorganiseerde sport (Beleid & Management in Sport 9). Leuven: KU Leuven/Onderzoekscentrum voor Sportbeleid & Sportmanagement. Scheerder, J. & M. van Bottenburg (2010) Sport light. De opkomst van lichte organisaties in de sport. In: Pattyn, B. & B. Raymaekers (Eds.). In gesprek met morgen (Lessen voor de eenentwintigste eeuw 16). (p. 89-120). Leuven: Universitaire Pers Leuven. Scheerder, J., H. Vandermeerschen, J. Borgers, E. Thibaut & S. Vos (2013) Vlaanderen sport! Vier decennia sportbeleid en sportparticipatie (286p.) (Sociaalwetenschappelijk onderzoek naar Bewegen & Sport, 5). Gent: Academia Press. Scheerder, J. & S. Vos (2011) Social stratification in adults’ sports participation from a time-trend perspective. Results from a 40-year household study. European Journal for Sport & Society, 8(1/2), 7-13. Scheerder, J., S. Vos, S. Pabian, K. De Martelaer, J. Lefevre & R. Philippaerts (2011) Actieve vrijetijdssport in Vlaanderen. Trends, profielen en settings. In: Lievens, L. & H. Waege (Eds.). Participatie in Vlaanderen 2. Eerste analyses van de participatiesurvey 2009. (p. 43-82). Leuven: Acco.
Vrijetijdstudies nummer 2, jaargang 32, 2014 | 33
Voor de pret of de prestatie?
Scheerder, J., S. Vos & G. Pauwels (2009) Actuele omvang van de Vlaamse loopsportmarkt: socioculturele en socio-economische profielen van loopsporters. In: Scheerder, J. & F. Boen (Eds.). Vlaanderen loopt! Sociaal-wetenschappelijk onderzoek naar de loopsportmarkt (Sociaalwetenschappelijk onderzoek naar Bewegen & Sport 1) (pp. 153-218) Gent: Academia press. Stokvis, R. (2005) De popularisering van het hardlopen. Sociologie 1(2): 184-201. Tiessen-Raaphorst, A. (2010a) Factsheet sportdeelname in Nederland. Den Haag: Sociaal & Cultureel Planbureau. Tiessen-Raaphorst, A. (2010b) Sportdeelname. In: Tiessen-Raaphorst, A., D. Verbeek, J. de Haan & K. Breedveld (Eds.). Sport: een leven lang. Rapportage sport 2010 (p. 47-68). Den Haag/ ‘s-Hertogenbosch: Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP)/ W.J.H. Mulier Instituut. Tuyckom, C., van, S. Vos & J. Scheerder (2011) Meten en weten over zweten. Methoden van sociaalwetenschappelijk sportonderzoek (Management & Bestuur in Sport 3). Ghent: Academia Press. Vanhaverbeke, J., m.m.v. Boschloos, E. & M. Janssens (2008) Handboek marketing. Klant- en marktgericht ondernemen. Antwerpen: Intersentia Educatief. Vos, S. (2012) Triangle relationships in mass sport provision. analysing similarities, differences and interorganisational relationships across civic, public and market sectors. Gent: Academia Press. Vos, S. & A. Brombacher (2013) Running High Tech. Nationale Sportinnovatie Congres 2013. Eindhoven, 10 oktober 2013. Vos, S. & J. Scheerder (2009) Loopsport in veelvoud: naar een typologie van loopsporters. In: J. Scheerder & F. Boen (Eds.). Vlaanderen loopt! Sociaal-wetenschappelijk onderzoek naar de loopsportmarkt (Sociaalwetenschappelijk onderzoek naar Bewegen & Sport 1) (pp. 267-288) Gent: Academia press. Vos, S. & J. Scheerder (2011). Van fitfietser tot gezelschapsfietser. Naar een typologie van fietssporters. In: Scheerder J., W. Lagae & F. Boen (Eds.), Vlaanderen fietst! Sociaalwetenschappelijk onderzoek naar de fietssportmarkt (pp. 255-270). Gent:. Academia Press. Vos, S. & J. Scheerder (2013) Sport- & beweegmanagement in de lage landen. Strategisch en operationeel managen van sport- en beweegorganisaties (Management & Bestuur in Sport 5). Gent: Academia Press. Vos, S., J. Scheerder, F. Boen & J. Feys (2008) A typology of runners: implications for marketing strategies. In: Preuss, H. & K. Gemeinder (Eds.). Management at the Heart of Sport, Proceedings of the 16th EASM European Sport Management Conference 2008, September 10-13, Heidelberg (Germany). (pp. 321-323). Werff, H., van der & P. Hover (2011) Ladies first in running. ‘s Hertogenbosch: Mulier Instituut Wicker, P., K. Hallmann, J. Prinz & D. Weimar (2012) Who takes part in triathlon? An application of lifestyle segmentation to triathlon participants. International Journal of Sport Management and Marketing, 12(1/2), 1-24. Wiegerink, K. & E. Peelen (2010) Eventmarketing. Amsterdam: Pearson Education Benelux.
34 |
Vrijetijdstudies nummer 2, jaargang 32, 2014