Lessen voor de pilots Energie Prestatie Keuring (EPK) Korte evaluatie van vier instrumenten met het doel lessen te trekken voor de EPK pilots
EINDRAPPORT
Utrecht, 27 augustus 2014 Mirjam Harmelink
Project uitgevoerd door Harmelink consulting in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Samenvatting: conclusies & leerpunten voor een EPK Aanleiding: Onvoldoende capaciteit om energiebesparing adequaat te handhaven Het bevoegd gezag heeft momenteel onvoldoende middelen om het onderdeel energiebesparing binnen de Wet Milieubeheer adequaat te handhaven. Daardoor blijft een groot energiebesparingspotentieel onbenut. In het energieakkoord zijn afspraken gemaakt over een instrumentenpakket om de implementatie van energiebesparende maatregelen, die zich in vijf jaar of minder terugverdienen, te versnellen. Onderdeel van dit instrumentenpakket vormt de afspraak om in 2014-2015 in verschillende pilots te experimenteren met een Energie Prestatie Keuring (EPK), gericht op continuering in 2016. Energieprestatiekeurmerk (EPK) kan mogelijk bijdragen aan oplossing In het Energieakkoord is aangegeven dat een EPK een systeem moet worden waarbij private dienstverleners een toetsende rol gaan krijgen in de vorm van een periodieke keuring van de energieprestatie van een bedrijf. Een EPK beoogt bedrijven te stimuleren om proactief aan de slag gaan met energiebesparing, waardoor het tempo van energiebesparing omhoog gaat. Tegelijkertijd moet een EPK het handhavingsapparaat ontlasten doordat bij een eerste bedrijfsbezoek de stand van zaken wat betreft energiegebruik reeds in kaart is gebracht en een bedrijf weet wat van hem/haar verwacht wordt wat betreft de implementatie van maatregelen. De pilots hebben tot doel te experimenteren met verschillende invullingen van een EPK systeem en te onderzoeken of en onder welke randvoorwaarden een EPK systeem effectief is. Leren van andere instrumenten De werkgroep EPK heeft aantal instrumenten geselecteerd die een vergelijkbare beoogde werking hebben als een EPK. Met andere woorden instrumenten die bedrijven moeten stimuleren proactief aan de slag te gaan met energiebesparing en/of maatschappelijk verantwoord ondernemen. Deze instrumenten zijn in dit project kort geëvalueerd op hun effectiviteit. Instrument
Omschrijving & beoogd doel
1.
•
Initiatief van DCMR en Koninklijke Metaalunie
•
Aanbod van gesubsidieerde energiescans voor MKBmetaalbedrijven
•
Doel: bedrijven motiveren voorafgaand aan een bezoek van handhaving aan de slag te gaan met energiebesparing
•
Initiatief van de Provincie Overijsel in samenwerking met MKB Nederland en gemeenten
•
Aanbod van gesubsidieerde (en in sommige gemeentes gratis) energiescans voor MKB bedrijven
•
Doel: energiebesparing bij MKB stimuleren als onderdeel van breder (financieel) instrumentenpakket
•
Initiatief van Metaalunie
•
Zelfscan om MVO beleid in kaart te brengen.
•
Optioneel kunnen bedrijven resultaten laten certificeren
•
Doel: leden faciliteren in toenemende vraag om bewijs voor MVO beleid
•
Instrument waarmee leden van BOVAG, FOCWA, RAI en STIBA een certificaat Erkend Duurzaam kunnen behalen
•
Onderdeel van programma vormt aparte energie- en afvalscan
•
Doel: leden ondersteunen bij verbeteren MVO beleid
2.
3.
4.
Gesubsidieerde energiescans voor MKB-metaalbedrijven in de regio Rijnmond
Gesubsidieerde energiescans voor MKB bedrijven in de provincie Overijsel
MVO-monitor voor Metaalunie leden
Certificaat “Erkend Duurzaam” voor de mobiliteitsbranche
2/25
Conclusies & leerpunten voor een EPK Deelname van bedrijven aan geselecteerde instrumenten ligt tussen de 1% en 7% van de potentiele doelgroep. De relatief lage deelname wordt waarschijnlijk veroorzaakt door het feit dat de instrumenten een vrijwillig karakter hebben (alleen bij het instrument “Energiescans MKB-metaalbedrijven Rijnmond” werd handhaving genoemd in de boodschap naar bedrijven). Voor de geselecteerde instrumenten is niet systematisch onderzocht waarom bedrijven wel of niet deelnemen en op welke wijze deelname kan worden verhoogd. Personen die direct betrokken zijn bij de implementatie en uitvoering van de instrumenten hebben tijdens de interviews wel aangegeven onder welke omstandigheden, vanuit hun eigen ervaring, de kans op deelname wordt vergroot. De kans op deelname is groter wanneer: •
de communicatie specifiek is toegesneden op voor de ondernemers duidelijk afgebakende doelgroep.
•
de oproep voor deelname afkomstig is van een betrouwbare afzender, zoals een branchevereniging of collega ondernemers.
•
bedrijven zeer direct benaderd worden (bijvoorbeeld adviseur die direct bij bedrijven binnenlopen voor een scan of benadering tijdens bijeenkomsten van een ondernemersvereniging).
•
branches/bedrijven zelf het initiatief nemen om te starten met een traject.
•
het voordeel dat behaald kan worden door deelname positief wordt geformuleerd. De indruk bestaat dat alleen dreiging van handhaving niet de juiste boodschap is om bedrijven te bewegen tot deelname.
•
helder gecommuniceerd wordt wat het voordeel is dat bedrijven kunnen behalen met deelname Financieel voordeel blijkt een belangrijke prikkel voor deelname. Als het voordeel voor de ondernemer helder is een eigen financiële bijdrage nauwelijks een barrière.
•
van buitenaf een directe prikkel aanwezig is: bijvoorbeeld de kans om afnemers (markaandeel) te verliezen zonder aantoonbaar MVO beleid.
Aanbeveling voor invulling van EPK pilots: •
Selecteer pilots welke tot stand zijn gekomen op initiatief van brancheorganisaties en waarbij al bedrijven zijn aangehaakt.
•
Gebruik de pilots om te experimenteren met verschillende boodschappen en afzenders om te onderzoeken welke wel en niet werken om bedrijven te motiveren proactief met energiebesparing aan de slag te gaan.
•
Gebruik de pilots om te onderzoek welke prikkel(s) bedrijven nodig hebben om proactief aan de slag te gaan met energiebesparing. Onderzoek in ieder geval in hoeverre kostenbesparing en eisen gesteld door afnemers effectieve prikkels zijn.
Uit de interviews blijkt dat bedrijven een energie-adviesrapport hoog waarderen als de informatie voor hen herkenbaar is en een concreet handelingsperspectief biedt: waar moet ik in investeren? waar kan ik subsidie aanvragen? De bestaande maatregellijsten/scans (b.v. “Energiebesparing en Winst” van InfoMil) vormen een goede basis voor een scan, waarbij wel behoefte is aan een branche specifieke uitwerking: bijvoorbeeld aanvulling met duurzame energie opties of proces gerelateerde maatregelen. De ervaring van Metaalunie is dat een gratis zelfscan een goedkoop laagdrempelig instrument is om bedrijven bij een onderwerp als MVO te betrekken. Zij hebben echter niet verder onderzocht in hoeverre dit ook inderdaad leidt tot grotere betrokkenheid. Uit de evaluatie van de twee MVO instrumenten blijkt dat bedrijven zoveel mogelijk “dubbel werk” trachten te vermijden en instrumenten aantrekkelijker voor ze zijn als het mogelijk is om dezelfde scan gelijktijdig te voldoen aan bijvoorbeeld de MVO- of CO2 prestatieladder.
3/25
Aanbeveling voor invulling van EPK pilots: •
Gebruik de pilots om te onderzoeken welk instrument of scan aan welke doelgroep moeten worden aangeboden. M.a.w. welk instrument is het meest geschikt voor de voorhoede, middengroep en de achterhoede van bedrijven?
•
Gebruik de pilots om een EPK te ontwikkelen die, daar waar mogelijk, aansluit bij andere certificeringsystemen en standaarden zoals de MVO- of CO2 prestatieladder.
Voor de onderzochte energiescans zijn nog geen gegevens beschikbaar over het aantal bedrijven dat maatregelen heeft geïmplementeerd. In enquêtes geven bedrijven wel aan dat ze naar aanleiding van de scan aan de slag gaan met de implementatie van maatregelen. Ervaring vanuit de Provincie Overijsel met de energiescan is dat de kans op implementatie groter is wanneer de adviseur een relatie opbouwt met een ondernemer, deze weet te enthousiasmeren en regelmatig contact heeft met ondernemer nadat de scan is uitgevoerd. Uit de evaluatie van het programma “Erkend Duurzaam” blijkt dat het overgrote deel van de bedrijven snel aan de slag gaat met geconstateerde verbeterpunten. Dit zou o.a. te maken kunnen hebben het feit dat het certificaat een geldigheidsduur heeft van één jaar, wat voor bedrijven een goede stok achter de deur is op snel aan de slag te gaan. Aanbeveling voor invulling van EPK pilots: •
Gebruik de pilots om te experimenteren met verschillende concepten om private dienstverleners te prikkelen om vervolg te geven aan een opgestelde advies.
•
Gebruik de pilots om te onderzoeken wat de “optimale” geldigheidsduur van een Energie Prestatie Keurmerk zou moeten zijn om het gewenste effect te behalen.
Tijdens de uitvoering van deze evaluatie is geconstateerd dat de monitoring van de resultaten van de instrumenten niet structureel wordt opgepakt. Voor alle geëvalueerde instrumenten geldt dat informatie die kan verklaren waarom en waar een instrument wel of niet effectief is – en waar dus de punten liggen voor verbetering - niet systematische wordt verzameld. Aanbeveling voor invulling van EPK pilots: •
Maak bij de start van elk van de pilots een duidelijk monitoringplan. Op basis van de beoogde werking van het instrument beschrijft dit plan: i) welke informatie moet worden verzameld om de effectiviteit vast te kunnen stellen, ii) de wijze van informatieverzameling (fysieke metingen, enquêtes etc.), iii) frequentie van de informatieverzameling.
4/25
Inhoudsopgave Samenvatting: conclusies & leerpunten voor een EPK ........................................................... 2 Inhoudsopgave ......................................................................................................... 5 1. Inleiding ........................................................................................................... 6 1.1. Energieakkoord ............................................................................................. 6 1.2. Energie in de wet milieubeheer .......................................................................... 6 1.3. Energie Prestatie Keurmerk: doelstelling en beoogde werking ..................................... 6 1.4. Doelstelling en afbakening ................................................................................ 7 1.5. Opbouw van het rapport ................................................................................... 7 2. Analysekader en Onderzoeksaanpak .......................................................................... 8 2.1. Vragen in evaluatieonderzoek ............................................................................ 8 2.2. Effectiviteit of doeltreffendheid ......................................................................... 8 2.3. Analyse kader: beleidstheorie opstellen ................................................................ 8 2.4. Onderzoeksaanpak.......................................................................................... 8 3. Instrument 1: Metaalunie & DCMR: gesubsidieerde energiescans in de regio Rijnmond ............ 10 3.1. Omschrijving instrument ................................................................................ 10 3.2. (Beoogde) werking ........................................................................................ 10 3.3. Conclusie & leerpunten voor een EPK ................................................................. 12 4. Instrument 2: Provincie Overijsel: gesubsidieerde energiescans voor het MKB ...................... 14 4.1. Omschrijving instrument ................................................................................ 14 4.2. (Beoogde) werking ........................................................................................ 14 4.3. Conclusies & leerpunten voor een EPK ................................................................ 16 5. Instrument 3: MVO-monitor van Metaalunie ............................................................... 18 5.1. Omschrijving instrument ................................................................................ 18 5.2. (Beoogde) werking ........................................................................................ 18 5.3. Conclusies & leerpunten voor een EPK ................................................................ 19 6. Instrument 4: Programma “Erkend Duurzaam” ........................................................... 21 6.1. Omschrijving instrument ................................................................................ 21 6.2. (Beoogde) werking ........................................................................................ 21 6.3. Conclusies & leerpunten voor een EPK ................................................................ 23 Referenties ........................................................................................................... 24 Bijlage: Lijst met geïnterviewde personen ...................................................................... 25
5/25
1. Inleiding 1.1. Energieakkoord Ruim 40 organisaties hebben in 2013 een ‘Energieakkoord voor duurzame groei’ ondertekent. Energiebesparing vormt de eerste pijler van het Energieakkoord. Partijen zijn het eens geworden over een afsprakenpakket waarmee naar verwachting circa 100 PJ kan worden bespaard in 2020 (SER, 2013).
1.2. Energie in de wet milieubeheer De Wet milieubeheer verplicht bedrijven en instellingen om energiebesparende maatregelen die zich in vijf jaar of minder terugverdienen uit te voeren (zie tekstkader 1). In de praktijk blijkt dit instrument niet effectief omdat het bevoegd gezag veelal niet adequaat en actief handhaaft en bedrijven zich onvoldoende aangesproken voelen om met energiebesparing aan de slag te gaan (zie o.a. VROM (2010)). In het Energieakkoord zijn daarom afspraken gemaakt over een breed instrumentenpakket om de implementatie van deze energiebesparende maatregelen te versnellen. De partijen zijn o.a. overeengekomen dat: •
Erkende maatregelenlijsten worden opgesteld die de uitvoering en handhaving moet gaan vereenvoudigen;
•
Een onafhankelijk expertisecentrum wordt opgericht dat ondersteuning gaat bieden aan bedrijven en de Regionale uitvoeringsdiensten (RUD)1;
•
Gemeenten en provincies prioriteit geven aan handhaving van de energiebesparingsverplichting en hierover prestatieafspraken gaan maken met het Rijk.
•
Pilots worden uitgevoerd, gericht op continuering in 2016, met een zogenaamd Energie Prestatie Keurmerk (EPK).
Potentiele besparing is bij volledige handhaving door de partijen is in het energieakkoord geschat op 36 PJ in 2020 (SER, 2013).
1.3. Energie Prestatie Keurmerk: doelstelling en beoogde werking In het energieakkoord is afgesproken dat het EPK een systeem moet worden waarbij private dienstverleners een toetsende rol gaan krijgen in de vorm van een periodieke keuring van de energieprestatie van een bedrijf. Met deze periodieke keuring kan een bedrijf aantonen dat het energiebesparende maatregelen heeft genomen en daarmee voldoet aan de Wet milieubeheer. De toetsende rol van de dienstverlener dient uitgewerkt te worden in overeenstemming met het bevoegd gezag, die het wettelijk toezicht houdt op uitvoering van de Wet milieubeheer (SER, 2013). Invoering van een EPK moet bijdragen aan een verhoging van het tempo van energiebesparing bij bedrijven. De veronderstelling is dat een EPK bedrijven gaat stimuleren proactief aan de slag te gaan met de implementatie van energiebesparende maatregelen, dus voor het eerste bezoek van toezicht en handhaving. Voor handhaving moet een EPK een kostenbesparing opleveren doordat bij een eerste bezoek de stand van zaken wat betreft energiegebruik reeds in kaart is gebracht en het bedrijf weet wat van hem/haar verwacht wordt wat betreft implementatie van maatregelen. Het EPK pilot programma, dat 1 januari 2014 officieel van start is gegaan, heeft tot doel ervaring op te doen met de werking van een EPK systeem en te onderzoeken of en onder welke randvoorwaarden een EPK systeem effectief is. Tot begin juni konden geïnteresseerde partijen pilots aanmelden. Met de meest kansrijke 8-10 pilots wordt in september een Green Deal gesloten, waarna deze in het najaar van start gaan.
1
Een Regionale Uitvoeringsdienst (RUD) is een regionaal werkende dienst die de uitvoering van RO en milieutaken van provincie, waterschap en gemeenten overneemt. 6/25
Tekstkader 1: Energiebesparing in de Wet Milieubeheer. Bron: InfoMil In 1993 is in de Wet milieubeheer vastgelegd dat het bevoegde gezag (gemeenten) verplicht zijn om in vergunningen rekening te houden met het doelmatig gebruik van energie. In 1999 is dit verder uitwerkt in de ‟Circulaire Energie in de Milieuvergunning‟. De criteria die worden gehanteerd zijn: •
bedrijven met een jaarlijks energiegebruik groter dan 25.000 m3 aardgasequivalenten aan brandstof of 50.000 kWh zijn verplicht energiebesparende maatregelen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder te implementeren.
•
bedrijven die jaarlijks meer dan 75.000 m3 aardgasequivalenten aan brandstof of 200.000 kWh per jaar gebruiken kunnen verplicht worden een energiebesparingsonderzoek uit te voeren.
Bovenstaande criteria zijn sinds 2008 ook vastgelegd in artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit (AMvB) en vormen tevens het uitgangspunt voor bedrijven die niet onder het Activiteitenbesluit vallen. Bedrijven kunnen daarmee worden verdeeld in 3 categorieën: •
Kleingebruikers: Bedrijven die jaarlijks minder dan 50.000 kWh aan elektriciteit en minder dan 25.000 m3 aardgasequivalenten aan brandstof verbruiken. Deze vallen niet onder het activiteitenbesluit en hebben daarmee op grond van artikel 2.15 geen wettelijke plicht om energiebesparende maatregelen te treffen. Een toezichthouder heeft wel de mogelijkheid om in situaties waar sprake is van evidente energieverspilling direct op basis van de zorgplicht van het Activiteitenbesluit te handhaven.
•
Middelgrote gebruikers: Bedrijven die meer verbruiken dan een kleingebruikers en minder dan grootgebruikers jaarlijks 50.000 kWh tot en met 200.000 kWh aan elektriciteit 25.000 m3 tot en met 75.000 m 3 aardgasequivalenten aan brandstof verbruiken. Deze bedrijven vallen onder het activiteitenbesluit en kunnen in dit kader door gemeenten worden verplicht alle maatregelen die zich in minder dan vijf jaar terugverdienen te implementeren.
•
Grootgebruikers. Bedrijven die jaarlijks meer dan 200.000 kWh aan elektriciteit of meer dan 75.000 m 3 aardgasequivalenten aan brandstoffen verbruiken. Dit zijn vergunningplichtige bedrijven en de gemeente kan invloed uitoefen op energiebesparing bij deze bedrijven bij zowel de vergunningverlening als bij
1.4. Doelstelling en afbakening Een EPK werkgroep met vertegenwoordigers van overheid, bedrijfsleven en NGO adviseert de overheid wat betreft de organisatie en vormgeving van de EPK pilots. Deze werkgroep heeft een viertal instrumenten geïdentificeerd die wat betreft beoogde werking overeenkomsten vertonen met een EPK systeem en waaruit mogelijk lessen getrokken kunnen worden voor de opzet en invulling van de EPK pilots. De geselecteerde instrumenten zijn: •
Energiescans voor MKB-metaalbedrijven in de regio Rijnmond (initiatief van DCMR en Metaalunie);
•
Energiescans voor MKB bedrijven in de provincie Overijsel (initiatief van de Provincie Overijssel i.s.m. met MKB Nederland en gemeenten);
•
‘MVO-monitor’ een initiatief van Metaalunie;
•
‘Erkend Duurzaam’ een initiatief van een aantal mobiliteitsbranches: BOVAG, FOCWA Schadeherstel, RAI Vereniging en STIBA.
Het Ministerie van I&M heeft Harmelink consulting gevraagd deze vier instrumenten kort te evalueren op hun mogelijke leerpunten wat de definitieve invulling van de EPK pilots.
1.5. Opbouw van het rapport •
Hoofdstuk 2 beschrijft het analysekader en de onderzoeksaanpak.
•
Hoofdstuk 3 t/m 6 beschrijft respectievelijk de resultaten van de evaluatie van Energiescans in de regio Rijnmond, Energiescans MKB in de provincie Overijsel, MVO-monitor van Metaalunie en Erkend Duurzaam.
7/25
2. Analysekader en Onderzoeksaanpak 2.1. Vragen in evaluatieonderzoek In een beleidsevaluatieonderzoek staan over het algemeen drie vragen centraal (VROM, 2004) (Fin, 2002): 1. 2. 3.
In welke mate zijn beleidsdoelstellingen gerealiseerd? Dit wordt aangeduid met de term “doelbereiking”. In welke mate zijn deze beleidsdoelstellingen gerealiseerd dankzij het gevoerde beleid? Dit wordt aangeduid met de termen “doeltreffendheid” of “effectiviteit”. Hadden de beleidsdoelstellingen gerealiseerd kunnen worden met de inzet van minder middelen of had meer effect bereikt kunnen worden met dezelfde inzet van middelen? Dit wordt aangeduid met de termen “doelmatigheid” of “efficiency”.
Deze evaluatie richt zich primair op de tweede vraag: onder welke omstandigheden en voorwaarden levert een EPK systeem een bijdrage aan de implementatie van energiebesparende maatregelen bij bedrijven? Met andere woorden wanneer is een EPK systeem effectief of doeltreffend?
2.2. Effectiviteit of doeltreffendheid Bij onderzoek naar de effectiviteit of doeltreffendheid van beleid wordt getracht een causale relatie te leggen tussen de enerzijds de “output” van gevoerd beleid (zoals gesubsidieerde energiescans, wet & regelgeving, convenanten etc.) en de “outcome” (het effect van het beleid, dus in dit geval gerealiseerde energiebesparing en CO2-reductie). Voor de geselecteerde instrumenten is daarom in dit project geanalyseerd in hoeverre de ingezette instrumenten de beoogde werking hebben gehad (of de beoogde werking zullen hebben). Met andere woorden: wat was/is de verwachtte causale relatie tussen ingezette middelen en een (toekomstige) vermindering van het energiegebruik, reductie van de CO2 emissies of verbetering op de andere MVO thema’s2 bij bedrijven? Blijkt deze causale relatie in de praktijk ook op te treden?
2.3. Analyse kader: beleidstheorie opstellen Voor ieder van de vier geëvalueerde instrumenten is een beknopte “beleidstheorie” opgesteld. Dit betekent dat voor een instrument (of een set van instrumenten) dat gericht is op een bepaalde doelgroep kort wordt beschreven wat de beoogde werking is. M.a.w. welk mechanisme moet het instrument in werking zetten waardoor de beoogde gedragsverandering (in dit geval een investering in energiebesparende maatregelen) gaat optreden, die leidt tot energiebesparing, CO2 reductie en/of een verbetering van de prestaties op andere MVO thema’s. De verschillende beleidstheorieën zijn opgesteld aan de hand van de logical modelling benadering (zie tekstkader 2). Daarbij is getracht een plausibele beschrijving te geven hoe een instrument werkt en moet bijdragen aan het realiseren van gestelde doelen. Vervolgens is de beleidstheorie vertaald naar (meetbare) prestatie- of effectindicatoren waarmee wordt weergegeven of de beleidstheorie klopt of niet. Tot slot zijn de indicatoren kort geanalyseerd en verder uitgewerkt.
2.4. Onderzoeksaanpak Het project is gestart met bestudering van beschikbare informatie over o.a. behaalde resultaten voor de vier selecteerde projecten en de ideeën over de opzet van het EPK systeem. Vervolgens is voor ieder van de vier instrumenten een korte beleidstheorie opgesteld. Deze theorie is vervolgens ge-
2
De “MVO-monitor” en het programma “Erkend Duurzaam” richten zich niet alleen op energiebesparing en CO2 beleid maar op alle relevante thema’s voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen. 8/25
toetst in vijf interviews met personen die direct betrokken waren bij de vormgeving en uitvoering van deze instrumenten. Met behulp van de informatie uit de interviews en toegestuurde aanvullende informatie zijn vervolgens de resultaatindicatoren uitgewerkt en verder geanalyseerd. De twee projecten waarin energiescan centraal staan – en daarmee de meeste overeenkomsten vertonen met een EPK - zijn daarbij uitgebreider geëvalueerd dan de twee projecten gericht op het verbeteren van het MVO beleid. Tekstkader 2: Logical modelling De logical modelling benadering heeft een lange traditie in de Verenigde Staten o.a. bij het evalueren van energie- efficiency programma’s. Een logical model geeft een plausibele beschrijving van hoe een beleidsprogramma of -instrument werkt onder bepaalde voorwaarden en geconstateerde problemen kan oplossen (in energiebesparing realiseren). Een logical model kan gebruikt worden om "het verhaal" te vertellen achter een beleidsprogramma en hoe het programma uiteindelijk de gestelde doelen verwacht te bereiken. “Het verhaal” geeft de causale relatie tussen de activiteiten van verschillende stakeholders en geeft aan hoe dit moet leiden tot resultaten. Elementen van de logical model omvatten: middelen, activiteiten, output, korte, tussentijdse en langere termijn resultaten (zie schema).
•
Middelen (inputs) omvatten personele en financiële middelen alsook andere inputs die nodig zijn om activiteiten uit te kunnen voeren.
•
Activiteiten omvatten al die maatregelen en benodigde stappen om de programma-outputs te produceren
•
Uitkomsten (outputs) zijn de producten, goederen en diensten die beschikbaar komen voor de doelgroep van het programma.
•
Doelgroepen worden beïnvloed door de programma-uitkomsten (outputs) en reageren met een gedragsverandering die leiden tot resultaten.
•
Resultaten (outcomes). Programma's hebben meestal meerdere opeenvolgende resultaten. Ten eerste zijn er "korte termijn resultaten", die veranderingen of voordelen die het meest nauw verbonden zijn met of "veroorzaakt" zijn door outputs van het programma. Ten tweede zijn er "tussentijdse resultaten" dit zijn wijzigingen die voortvloeien uit een toepassing van de korte termijn resultaten en tot slot de " langere termijn resultaten”.
•
Externe invloeden zijn factoren buiten het programma die resultaten van het programma kunnen beïnvloeden hetzij positief of negatief.
9/25
3. Instrument 1: Metaalunie & DCMR: gesubsidieerde energiescans in de regio Rijnmond 3.1. Omschrijving instrument In 2008 is DCMR Milieudienst Rijnmond gestart met het project “Energie in de Milieuvergunning” met het doel om extra aandacht te geven aan energiebesparing en daarmee het tempo van het implementeren van energiebesparende maatregelen bij bedrijven in de regio te verhogen. DCMR hanteert hierbij een branchegerichte aanpak waarbij telkens een andere branche centraal staat. In 2013/2014 was de aandacht o.a. gericht op MKB-metaalbedrijven. In de regio Rijnmond zijn naar schatting tussen de 1.000-1.500 MKB-metaalbedrijven (bron Metaalunie). Doorlichten van al deze bedrijven vergt veel specifieke kennis en tijd. DCMR heeft daarom in 2014 Metaalunie benaderd voor een nieuwe aanpak, waarin voorafgaand aan een bezoek van handhaving bedrijven worden gestimuleerd aan de slag gaan met energiebesparing. Bedrijven kregen het aanbod om een gesubsidieerde energiescan te laten uitvoeren (bedrijven betaalden € 225 i.p.v. € 450), onder de voorwaarde dat de uitkomst gedeeld werd met DCMR. Het doel van het project was te bekijken of bedrijven eerder aan de slag gaan met energiebesparing en of daardoor toezicht- en handhavingsbezoek voor DCMR sneller en efficiënter kan verlopen waarmee de handhavingskosten worden verlaagd.
3.2. (Beoogde) werking Middelen DCMR maakt budget vrij om maximaal 50 MKB-metaalbedrijven een gesubsidieerde energiescan aan te kunnen bieden. Doelgroep zijn categorie type B-inrichtingen ingevolge het Activiteitenbesluit milieubeheer (waarvoor energie in de milieuvergunning niet verplicht is). Bedrijven worden geattendeerd op het aanbod voor een energiescan middels: •
Brief van Metaalunie aan haar leden in de regio Rijnmond, waarin de leden worden geattendeerd op de regeling.
•
Digitaal nieuwsbericht van Deltalinqs (ondernemingsvereniging van haven-, logistieke en industriele bedrijven in de Rotterdam) waarmee leden die geen lid zijn van Metaalunie worden geattendeerd op de regeling.
•
Toezichthouders, die tijdens bezoeken voor reguliere toezichtstaken, bedrijven attenderen op het aanbod van de energiescan.
•
Metaalunie die in haar nieuwsbericht het aanbod voor een energiescan onder de aandacht brengt.
•
Persoonlijke benadering (bellen) door Stichting Adviescentrum Metaal (SAM) (bureau dat de energiescans uitvoert).
Indicator #1: Bekendheid van de energiescans onder de potentiele doelgroep. •
De bekendheid van de energiescan onder de potentiele doelgroep is niet gemonitord. Dit betekent dat niet bekend is wat het effect is van de verschillende communicatiekanalen en welke gedeelte van de 1.000-1.500 bedrijven wel en niet zijn bereikt.
•
Hierbij moet worden opgemerkt dat DCMR bij de start van het project een directere benadering van de doelgroep voor ogen had. Zij hadden 280 bedrijven geselecteerd uit haar bestand die energierelevant zijn en had de aanpak op deze specifieke groep bedrijven willen richten. Het bleek echter niet mogelijk om gegevensbestanden goed te koppelen waardoor uiteindelijk vanuit Metaalunie een brede mailing is uitgegaan naar alle bedrijven in de regio. Uit de nabelronde door de Stichting Adviescentrum Metaal bleek dat informatie een aantal bedrijven ook niet had bereikt.
10/25
Activiteiten Inzet van bovenstaande communicatie middelen leidt ertoe dat bedrijven (1) geïnformeerd zijn over de energiescan en (2) bekend zijn met de mogelijkheden die dit voor het bedrijf biedt. Bedrijven maken vervolgens budget vrij en geven SAM opdracht tot het uitvoeren van een energiescan. Indicator #2: Aantal aangevraagde energiescans ten opzichte potentiele doelgroep en beschikbare budget. •
In totaal zijn 22 energiescans aangevraagd en uitgevoerd. Er was budget beschikbaar voor 50 scans. Conclusie vanuit DCMR is dat de communicatie veel specifieker gericht had moet worden op de doelgroep. Een aanpak vergelijkbaar met acties die werden aangeboden via de Klimaatroute, waarbij adviseurs direct bij MKB ondernemers binnenlopen en een energiescan uitvoeren, was naar het oordeel van DCMR waarschijnlijk succesvoller geweest.
•
DCMR schat verder in dat de deelname hoger was geweest als het eerste initiatief vanuit de branche was gekomen. Voorbeeld van zo’n succesvolle aanpak is Green Key label met hotels en congrescentra in regio Rijnmond. Hierbij hebben de ondernemers DCMR benaderd of zij hen in dit traject konden ondersteunen.
Redenen om wel of niet mee te doen aan een scan zijn naderhand niet systematisch onderzocht. Mogelijke redenen die in de interviews naar voren zijn gebracht voor de gebleken belangstelling: •
Energiebesparing zit laag in het interessegebied van bedrijven.
•
Aanbod aan informatie en scans op internet is al heel groot, dit is gewoon één van de vele aanbiedingen die bij een bedrijf binnenkomen.
•
Feit dat de resultaten van de scan gedeeld moesten worden met de toezichthouder (dit was in de brief wel ondervangen door aan te geven dat ook als men niet deelneemt toezicht te zijner tijd een bezoek komt brengen).
•
Bedrijven al voldoen aan de eisen en het bezoek van de toezichthouder gewoon afwachten.
Indicator #3: Financiële bereidheid van bedrijven om bijdrage te leveren aan energiescans: aantrekkelijkheid van het aanbod. •
In hoeverre eigen financiële bijdrage een barrière is om deel te nemen is niet onderzocht. Wel gaven aantal bedrijven tijdens nabelronde door SAM aan dat zijn in economisch zwaar weer zitten en daardoor op dit moment geen middelen vrij kunnen maken voor een scan en investeringen in energiebesparende maatregelen.
•
Ook is niet onderzocht in hoeverre het aanbod voor een energiescan van 1,5 à 2 uur een aantrekkelijk aanbod is voor bedrijven.
Uitkomsten Bedrijf ontvangt het adviesrapport van SAM met een overzicht van hun energieverbruik en relevante energiebesparende maatregelen. Bedrijf stelt de resultaten van de scan beschikbaar aan DCMR, die vervolgens het bedrijf informeert op welke termijn zij alle rendabele maatregelen geïmplementeerd moeten hebben en wanneer een bezoek kunnen verwachten. Indicator #4: Kwaliteit van het adviesrapport •
Kwaliteit van de adviesrapporten is over het algemeen goed en ingestoken op de ondernemer. Bedrijven ontvangen een duidelijk rapport met overzicht van maatregelen waarin ze kunnen investeren (soms inclusief foto en link naar site waar subsidie aangevraagd kan worden).
•
Startpunt van de scan vormt een maatregelendatabase verzameld door SAM voor het Energiecentrum MKB. Vervolgens is deze lijst door Infomil getoetst op volledigheid met behulp van de maatregellijst uit “Energiebesparing en Winst” van Infomil. Dit is de maatregelenlijst die DCMR zelf ook gebruikt als checklist bij haar eerste bezoek aan bedrijven. De scan is daarmee geschikt om in het kader van handhavingsactiviteiten te gebruiken.
11/25
Resultaten (korte termijn) Het adviesrapport en de brief van DCMR leidt ertoe dat kennis bij bedrijven over de mogelijkheden van energiebesparing toeneemt en dat zij gemotiveerd worden om aan de slag te gaan met energiebesparing vooruitlopend op het bezoek van handhaving. Vervolgens maken bedrijven budget vrij om rendabele energiebesparende maatregelen daadwerkelijk te implementeren. Indicator #5: Toename in motivatie van bedrijven die scan hebben laten uitvoeren om aan de slag te gaan met energiebesparing •
Er is geen onderzoek gedaan naar de motivatie voor energiebesparing bij de bedrijven die een scan hebben afgenomen. Omdat de energiescans pas recent zijn afgerond is ook nog geen informatie beschikbaar uit de controlebezoeken.
Indicator #6: Aantal bedrijven die scan hebben laten uitvoeren en gestart is met implementatie van energiebesparende maatregelen. •
Omdat de energiescan pas recent zijn afgerond is nog geen informatie beschikbaar over de implementatie van maatregelen. DCMR start in het najaar met controles. Wel blijkt uit reacties van bedrijven in andere branches die al eerder zijn aangepakt, dat een bezoek en brief van de toezichthouder kan helpen om bij het hogere management commitment te krijgen voor investeringen in maatregelen.
Indicator #7: Kostenbesparing op handhaving •
Belangrijkste besparing zit in het feit dat DCMR geen 0-meting meer hoeft uit te voeren (dit is en relatief tijdsintensief traject) en dat het rapport een concreet handvat biedt om bij het eerste bezoek aan bedrijven in gesprek te komen. De omvang van de besparingen per bedrijf zijn nog niet duidelijk, omdat de toezichtbezoeken nog plaats moeten vinden.
Resultaten (lange termijn) Extra energiebesparing van x kWh elektriciteit, x m3 aardgasequivalenten brandstof en emissiereductie van x ton CO2. Indicator #8: Gerealiseerde besparingen door de EPK ten opzichten van potentieel. •
Dit is nog niet bekend omdat toezichtbezoeken nog moeten starten.
3.3. Conclusie & leerpunten voor een EPK In totaal hebben 22 bedrijven een energiescan laten uitvoeren. DCMR had budget vrijgemaakt voor de uitvoering van 50 scans en de potentiele omvang van de doelgroep bedraagt 1000-1500 bedrijven. Omdat de energiescans pas recent zijn afgerond kan nog geen conclusies worden getrokken over de effectiviteit van het instrument, m.a.w. zijn bedrijven onder invloed van de scan sneller aan de slag gegaan met implementatie van energiebesparende maatregelen en leidt het instrument tot besparingen op de handhavingskosten? Uit de evaluatie van energiescans in de regio Rijnmond zijn een aantal leerpunten en aanbevelingen voor de EPK naar voren gekomen: •
Communicatie dient specifiek en direct gericht te zijn op een duidelijk afgebakende doelgroep, dus “geen schot hagel”. Daarbij moet helder gecommuniceerde worden wat het financiële voordeel is voor een bedrijf om mee te doen aan een scan en aan de slag te gaan met energiebesparing. Ervaringen van SAM binnen verschillende projecten toont aan dat de respons van bedrijven laag is wanneer deze alleen op hun wettelijke verplichting worden aangesproken (SAM, 2014)3. o
3
Aanbeveling: selecteer pilots waarin duidelijk afgebakende doelgroepen zijn geselecteerd en gebruik de pilots om te onderzoeken welke boodschap wel en niet werkt.
SAM (2014). Aanvullende informatie Email Jeannette Levels (Stichting Adviescentrum Metaal) 2 juli 2014 12/25
•
Initiatief voor het aanbieden van een energiescan lag bij DCMR. De verwachting is dat de deelname hoger was geweest als het eerste initiatief vanuit de branche was gekomen. o
•
Aanbeveling: selecteer pilots waarbij een branchevereniging het initiatief heeft genomen of in ieder geval betrokken is en waar reeds bedrijven zijn aangehaakt.
De pilot heeft geen informatie opgeleverd over motivatie van bedrijven om wel/niet deel te nemen en in hoeverre aanbod van de energiescan aantrekkelijk was. o
Aanbeveling: gebruik de pilots om te onderzoeken wat de motivatie is van bedrijven om wel of om niet mee te doen (dus ook nabellen bij bedrijven die niet hebben meegedaan). Gebruik de pilots verder om te onderzoeken wat bedrijven bereidt zijn te betalen welk aanbod ze het aantrekkelijkst vinden.
13/25
4. Instrument 2: Provincie Overijsel: gesubsidieerde energiescans voor het MKB 4.1. Omschrijving instrument Van november 2011 tot juli 2014 konden bedrijven in de provincie Overijsel een gesubsidieerde energiescan aanvragen (bedrijven ontvangen een subsidie van € 200 voor een enkele scan (eigen bijdrage € 250) of € 400 voor een dubbele scan (€ 500 eigen bijdrage). De provincie Overijsel heeft de uitvoering in handen gelegd van MBK Nederland en budget beschikbaar voor 1.450 scans4. Doel van deze energiescan is bedrijven te stimuleren actiever aan de slag te gaan met energiebesparing. De provincie heeft daarnaast verschillende financiële regelingen om daadwerkelijke implementatie van energiebesparende maatregelen bij bedrijven te ondersteunen: •
Tenderregeling duurzame energie en energiebesparing. Investeringssubsidie voor grotere investeringen op het gebied van energiebesparing en duurzame energie. Maximale subsidie is € 199.000 en totaal budget van 2 miljoen per jaar.
•
Haalbaarheidsonderzoeken: 50% subsidie voor het uitvoeren van een haalbaarheidsonderzoek naar mogelijkheden voor toepassing van duurzame energie of energiebesparing (onderzoek naar wettelijke maatregelen zijn uitgesloten). Maximale subsidie €15.000. Totale budget is € 300.000.
•
Geld-terug-actie. Bedrijven ontvangen een investeringssubsidie van maximaal 25%. De investering dient minimaal € 4.000 te zijn en de subsidie is maximaal € 2.500. Totaal beschikbare budget voor deze regeling is €1 miljoen.
•
Energielening: Lening voor investeringen in energiebesparing waarbij de rente 3%-punten lager ligt dan de geldende marktrente met een minimum van 1,5%. Maximale leningen is €100.000 en het totale budget is € 8 miljoen voor de periode tot eind 2015.
•
Energiefond Overijsel: Mogelijkheid voor participatie van het fond in projecten vanaf €100.000 en mogelijkheid voor afsluiten van een lening bij het fonds voor projecten vanaf € 1 miljoen.
4.2. (Beoogde) werking Middelen Provincie maakt budget vrij om maximaal 1.400 MKB bedrijven een gesubsidieerde energiescan aan te kunnen bieden en geeft MKB Nederland opdracht om de energiescan onder de aandacht te brengen bij de bedrijven. De provincie stelt daarnaast subsidie beschikbaar voor gemeenten om publiciteit te genereren voor de energiescans, sommige gemeenten hebben deze subsidies gebruikt om de energiescans gratis ter beschikking te stellen. Bedrijven worden geattendeerd op het aanbod voor een energiescan d.m.v.: •
Website http://www.energiescanoverijssel.nl/;
•
Nieuwsbrieven van de provincie, KvK en ondernemersverenigingen;
•
Bijeenkomsten georganiseerd door gemeenten bijvoorbeeld samen met ondernemersvereniging.
Indicator #1: Bekendheid van de energiescans onder de potentiele doelgroep. •
De bekendheid van de energiescan onder de potentiele doelgroep is niet onderzocht. De potentiele doelgroep heeft een omvang van 58.000 bedrijven (Provincie Overijsel, 2014b).
•
Uit enquêtes door MKB Nederland onder 156 afnemers van de scan blijkt dat 52% direct of indirect voor deelname is benaderd door een adviseur, 21% heeft zich aangemeld na het lezen van een algemene publicatie en 1% heeft zich aangemeld door het gebruik van sociale media (MKB NL, 2014).
•
De uitvoering van de regeling – inclusief het genereren van publiciteit – ligt bij het MKB Nederland. Daarnaast is door de Provincie Overijssel subsidie beschikbaar gesteld voor gemeenten om
4
www.energiescan.nl (Stand van zaken 1 juni 2014) 14/25
de scan onder de aandacht te brengen. Uit de cijfers blijkt dat op momenten dat gemeenten publiciteit genereren voor de scan er een duidelijke stijging is te zien in het aantal aanvragen. •
De indruk bestaat dat het voor ondernemers belangrijk is dat de boodschap afkomstig is van een betrouwbare afzender: in dit traject MKB Nederland of lokale ondernemers. Dit was bijvoorbeeld goed zichtbaar in de gemeente Hardenberg waar relatief veel energiescans zijn aangevraagd omdat daar een zeer actieve ondernemersvereniging zit (Provincie Overijsel, 2013).
Activiteiten Inzet van bovenstaande communicatie middelen leidt ertoe dat bedrijven (1) geïnformeerd zijn over de energiescan en (2) bekend zijn met de mogelijkheden die dit voor het bedrijf biedt. Bedrijven maken vervolgens budget vrij, selecteren een adviseur en geven deze opdracht tot het uitvoeren van een energiescan. Indicator #2: Aantal aangevraagde energiescans ten opzichte potentiele doelgroep en beschikbare budget. •
Sinds 2011 zijn 1345 scan uitgevoerd5 en er is budget voor in totaal 1400 scans.
•
MKB Nederland verzamelt voor de Provincie Overijssel gegevens over het type bedrijf (bedrijfstak) dat de scan aanvraagt en de gemeente waarin het bedrijf is gevestigd. De provincie heeft geen inzicht in andere bedrijfskenmerken van bedrijven die mogelijk relevant zijn om te verklaren waarom bedrijf mee doet.
Indicator #3: Financiële bereidheid van bedrijven om bijdrage te leveren aan energiescans. •
In hoeverre de eigen financiële bedrage een barrière is voor ondernemers om een scan af te nemen is niet onderzocht. Uit de overzichten blijkt wel dat in gemeenten waar de scan gratis werd aangeboden een groter aantal scan is aangevraagd dan in gemeenten waar dit niet het geval was.
Uitkomsten Bedrijf ontvangt een adviesrapport met een overzicht van (1) het energieverbruik, (2) een benchmarkoverzicht (een vergelijking van het energieverbruik met andere bedrijven binnen de betreffende branche), (3) relevante energiebesparende maatregelen. Indicator #4: Kwaliteit van het adviesrapport •
De indruk bestaat dat de kwaliteit van het merendeel van de adviesrapporten voldoende is. Dit betekent dat op basis van het rapport het voor de ondernemer duidelijk is welke maatregelen voor hem/haar rendabel zijn. In de enquête gaf 71% van de ondernemers aan dat ze tevreden waren over het adviesrapport (MKB NL, 2012).
•
Onderdeel van het rapport dat op dit moment niet werkt is de benchmark informatie. Uit het interview bleek dat de benchmark data sterk verouderd zijn, met als gevolg dat het merendeel van de bedrijven (heel) goed scoren zodat niet duidelijk wordt op basis van de benchmark welke bedrijven al actief aan de slag zijn gegaan met energiebesparing en voor welke bedrijven dit niet geldt.
Resultaten (korte termijn) Het adviesrapport leidt ertoe dat kennis bij bedrijven over de mogelijkheden van energiebesparing toeneemt en dat zij gemotiveerd worden om aan de slag te gaan met energiebesparing. Vervolgens maken bedrijven budget vrij om energiebesparende maatregelen daadwerkelijk te implementeren. Bedrijven maken daarbij, indien nodig, gebruik van de beschikbare financiële regelingen van de provincie om terugverdientijd van de maatregelen te verkorten.
5
www.energiescan.nl (Stand van zaken 1 juni 2014) 15/25
Indicator #5: Motivatie van bedrijven die scan hebben laten uitvoeren om aan de slag te gaan met energiebesparing. •
Uit het interview met de Provincie Overijssel kwam naar voren dat in hun ogen de kwaliteit van de adviseur een belangrijke schakel is voor een succesvol traject om de motivatie bij bedrijven te verhogen. De ervaring bij de provincie is dat bij gesubsidieerde scan het risico bestaat dat adviseurs de “makkelijke” bedrijven selecteren die mogelijk minder relevant zijn als het gaat om energiegebruik en alleen de scan uitvoert en geen vervolg geeft aan zijn advies.
•
Ervaring van de Provincie Overijsel leert dat een goede adviseur: i) een relatie opbouwt met de ondernemer, ii) een adviesrapport oplevert waarin de ondernemer zich herkent (de Provincie Overijsel heeft daarom een vast format voor de scan losgelaten zodat de adviseur een rapport kan opleveren dat op de ondernemer is toegesneden), iii) vervolg geeft aan zijn advies door na toezending van het rapport contact op te nemen met de ondernemer om te bespreken of deze nog hulp kan gebruiken of te wijzen op de mogelijkheden voor financiële ondersteuning.
•
Uit een enquête door MKB Nederland blijkt dat kostenbesparingen de belangrijkste reden voor bedrijven is om maatregelen te treffen. De belangrijkste reden om geen maatregelen te treffen waren hoge investeringskosten of het feit dat maatregelen niet reëel werden geacht.
Indicator #6: Aantal bedrijven die scan hebben laten uitvoeren en gestart is met implementatie van energiebesparende maatregelen. •
Totaal geïnventariseerde besparingspotentieel voor de 1.400 scans: 17.134.494 kWh/jaar 2.652.983 m3 gas/jaar. De benodigde investering om deze besparing te halen is bijna €11 miljoen (Provincie Overijsel, 2014a). Welk gedeelte van dit potentieel inmiddels is geïmplementeerd is niet bekend. Uit interviews gehouden in het kader van de tussenevaluatie naar het energiebeleid van de provincie kwam naar voren dat gemeenten vinden dat ze onvoldoende inzicht hebben in welke mate ook daadwerkelijk maatregelen worden uitgevoerd (Provincie Overijsel, 2013). Het blijkt niet altijd mogelijk de resultaten van de verschillende instrumenten naar gemeenten terug te koppelen omdat bijvoorbeeld niet gemonitord wordt uit welke gemeente de aanvrager afkomstig is.
•
In de enquête van MKB Nederland melde 75% van de bedrijven dat ze zeker van plan waren maatregelen te treffen. Hoeveel procent van dit inmiddels heeft gedaan is niet bekend. Verder maakt een toenemend aantal bedrijven gebruik van de “Geld terug actie”.
Resultaten (lange termijn) Extra energiebesparing van x kWh elektriciteit, x m3 aardgasequivalenten brandstof en emissiereductie van x ton CO2. Indicator #8: Gerealiseerde besparingen door de energiescan ten opzichten van potentieel. •
Dit is nog niet bekend omdat toezichtbezoeken nog moeten starten. Tijd verstreken sinds uitvoeren van de scans is te kort.
4.3. Conclusies & leerpunten voor een EPK De belangstelling voor de energiescan is sinds de introductie in 2011 langzaam op gang gekomen en eind juni waren ruim 1400 scans uitgevoerd. Op het moment dat gemeenten aan de slag zijn gegaan met het genereren van publiciteit nam het aantal aanvragen toe. Er is nog geen zicht op de effectiviteit van het instrument, m.a.w. zijn bedrijven onder invloed van de scan nu sneller aan de slag gegaan met implementatie van energiebesparende maatregelen. Uit de evaluatie zijn een aantal leerpunten en aanbevelingen voor de EPK pilots naar voren gekomen: •
Ervaringen binnen de Provincie Overijsel laten zien dan de profiel en kwaliteit van de adviseur een belangrijke factor is in een succesvol traject om de motivatie voor energiebesparing bij bedrijven te verhogen. Een adviseur heeft bij voorkeur lokale betrokkenheid en bezit de vaardigheid 16/25
om bedrijven te kunnen enthousiasmeren. Verder is het belangrijk om bij de opzet van de energiescan de juiste prikkels in te bouwen voor de energieadviseurs om ervoor te zorgen dat hij/zij vervolg geeft aan een advies. o
•
Aanbeveling: gebruik de EPK pilots om te experimenteren met verschillende concepten om private dienstverleners te prikkelen om vervolg te geven aan het opgestelde advies. Vraag verder bedrijven hoe het “ideale” functieprofiel voor een adviseur er uit ziet.
Motivatie om deel te nemen aan een scan is naar verwachting hoger wanneer de boodschap afkomstig is van een betrouwbare afzender (zoals MBK Nederland, Provincie, Brancheorganisatie, lokale ondernemers), de boodschap positief is geformuleerd (dus “u kunt geld besparen” in plaats van “u bent verplicht te investeren in energiebesparende maatregelen en u kunt bezoek van handhaving verwachten”) en helder gecommuniceerd wordt wat het voordeel is voor het bedrijf van deelname. o
Aanbeveling: selecteer pilots waarin bedrijven samenwerken met brancheorganisaties, overheden en lokale ondernemersverenigingen en gebruik deze om te onderzoeken welke boodschap wel/niet werkt.
17/25
5. Instrument 3: MVO-monitor van Metaalunie 5.1. Omschrijving instrument In 2009 is Metaalunie in samenwerking met Stichting Adviescentrum Metaal (SAM) gestart met de uitvoering van het project “Duurzame toekomst MKB metaal” dat een veel breder scala aan thema’s omvat en dus niet alleen energiebesparing. Als onderdeel van dit traject is een MVO-monitor ontwikkeld voor de leden van Metaalunie omdat deze steeds vaker de vraag krijgen van hun afnemers om met bewijs te komen dat zij maatschappelijk verantwoord ondernemen. In september 2011 is de MVO-monitor6 gelanceerd. De monitor betreft een zelfscan, waarbij bedrijven door middel van het invullen van een lijst met ja/nee vragen inzicht krijgen in hun MVO beleid. Daarbij worden de volgende niveaus onderscheiden (Metaalunie, 2014): •
MVO Basis: een bedrijf voldoet aan de geldende wet- en regelgeving;
•
MVO Certificaat: een bedrijf streeft continu naar een optimale balans tussen winstgevendheid, mens en omgeving;
•
MVO Koploper: een bedrijf behoort op MVO gebied tot de meest vooruitstrevende bedrijven in de sector.
Onderdeel van het instrument vormt een (laagdrempelig) systeem voor om de resultaten van de zelfscan te certificeren dat is uitgewerkt door Stichting Keurmerk Branches. De monitor sluit verder aan bij een aantal andere certificeringssystemen zoals de zelfverklaring van NEN (ISO26000) en de CO2- of MVO-prestatieladder.
5.2. (Beoogde) werking Middelen: Metaalunie laat een MVO-monitor ontwikkelen voor haar leden, gebaseerd op ISO-26000. Bedrijven worden geïnformeerd over de MVO-monitor d.m.v.: i) nieuwsbrieven van Metaalunie, ii) presentaties op evenementen waar de doelgroep aanwezig is, en iii) de organisatie van regiobijeenkomsten waarbij tijdens iedere bijeenkomst een ondernemer centraal staat die het MVO certificaat heeft behaald. Indicator #1: Bekendheid van de MVO-monitor onder de potentiele doelgroep. •
Metaalunie heeft niet onderzocht wat de bekendheid is van de MVO-monitor onder haar leden.
Activiteiten: Bedrijven maken middelen (geld en/of uren) vrij om de stand van zaken wat betreft hun MVO beleid in kaart te brengen met behulp van de MVO-monitor. Bedrijven rapporteren over hun MVO beleid richting hun afnemers en laten hun resultaten certificeren. Daarbij maken zij keuze voor certificering via: (1) Zelfverklaring Stichting Keurmerk Branches , (2) Zelfverklaring NEN, (3) CO2 prestatieladder, (4) MVO prestatieladder. Indicator #2: Aantal bedrijven dat MVO-monitor heeft ingevuld ten opzichte potentiele doelgroep. •
Inmiddels hebben 1.000 leden de monitor ingevuld. Dit is circa 7,6% van het totale ledenbestand van Metaalunie (circa 13.000 leden).
•
Metaalunie beschouwt een gratis zelfscan een laagdrempelig instrument om bedrijven bij een onderwerp te betrekken. In hoeverre de betrokkenheid ook daadwerkelijk wordt vergroot is niet onderzocht.
Indicator #3: Aantal bedrijven dat rapportage laat certificeren nadat ze MVO-monitor heeft ingevuld.
6
http://mvo-monitor.metaalunie.nl 18/25
•
Tot nu toe hebben 35 leden hun MVO verslag laten certificeren. Dit is maar een klein gedeelte van het totaal aantal bedrijven dat de monitor heeft ingevuld. Veelal blijkt dat de ingevulde vragenlijst, die gedownload kan worden als PDF, voldoende bewijs is richting leveranciers om aan te tonen dat ze maatschappelijk verantwoord ondernemen. De ervaring leert dat bedrijven pas tot certificatie overgaan als dit door afnemers wordt geëist.
•
Bij de formulering van de MVO-monitor is al rekening gehouden met benodigde input voor certificering van zowel de CO2 prestatieladder, de MVO prestatieladder als de NEN zelfverklaring. Hoeveel bedrijven van deze mogelijkheid gebruik hebben gemaakt is niet bekend.
Uitkomsten: Invullen van de MVO-monitor leidt ertoe dat de kennis bij bedrijven over hiaten in hun MVO beleid toeneemt en dat zij gemotiveerd raken om aan de slag te gaan met deze punten. Indicator #4: Gemiddelde ambitieniveau van bedrijven in de 0-situatie •
Dit wordt niet gemonitord door Metaalunie. Metaalunie monitort alleen het aantal gebruikers van de monitor, maar niet de uitkomst van de monitor (Basis, Certificaat of Koploper). Dit is alleen bekend voor de ondernemers die een certificaat hebben aangevraagd.
Resultaten (korte termijn): Bedrijven maken budget vrij om: ambities te formuleren om hun MVO beleid op hoger niveau te brengen, daadwerkelijk maatregelen te implementeren, hun voortgang te monitoren en jaarlijks een gecertificeerd rapport te publiceren. Indicator #5: Bereidheid van bedrijven middelen vrij te maken voor implementatie van ambitieuzer MVO beleid. •
Deze punten worden niet door Metaalunie gemonitord.
Resultaten (lange termijn): Op de volgende gebieden is een kwantificeerbare verbetering opgetreden: (1) Milieu, (2) Arbeidsomstandigheden, (3) Mensrechten, (4) Eerlijk zaken doen, (5) Betrokkenheid, (6) Eigengebruikersbelangen Indicator #6: Verbetering die bedrijven hebben gerealiseerd voor de verschillende indicatoren ten opzichte van de 0-meting •
Metaalunie heeft nog geen beeld van de gerealiseerde verbeteringen daarvoor loopt het instrument nog te kort. Bedrijven moeten hun certificaat iedere 3 jaar vernieuwen, dit betekent dat de eerste bedrijven dit jaar hun certificaat moeten gaan vernieuwen.
•
Hierbij moet worden opgemerkt dat verhoging van de ambitie van het MVO beleid door bedrijven ook geen expliciet doel is voor dit instrument. Het instrument is met name bedoeld om de leden te faciliteren.
5.3. Conclusies & leerpunten voor een EPK Tot nu toe hebben 1000 leden de scan ingevuld (~7,6% van de leden) en 35 bedrijven hebben resultaten laten certificeren (~0,3% van de leden). De evaluatie laat zien dat bedrijven vrijwillig met MVO beleid aan de slag gaan als er een duidelijke “prikkel” is van buitenaf; in dit geval het risico om afnemers (markaandeel) te verliezen. •
Aanbeveling: gebruik de pilots om te onderzoek welke prikkel(s) bedrijven nodig hebben om proactief aan de slag te gaan met energiebesparing.
De indruk van Metaalunie is dat een gratis zelfscan een laagdrempelig instrument is om bedrijven bij het onderwerp MVO te betrekken. 19/25
•
Aanbeveling: gebruik de pilots om te onderzoeken voor welke doelgroepen een EPK in de vorm van een zelfscan een effectief instrument is om kennis en betrokkenheid bij onderwerp energiebesparing te vergroten.
De ervaring van Metaalunie is dat de MVO-monitor aantrekkelijk is omdat deze de mogelijkheid bied om aan te sluiten bij andere certificeringssystemen in de markt. •
Aanbeveling: gebruik de pilots om te onderzoek in hoeverre aansluiting van een EPK bij andere systemen – zoals de CO2 prestatieladder, de MVO prestatieladder en de MVO-monitor van Metaalunie - het draagvlak voor een EPK kan vergroten.
20/25
6. Instrument 4: Programma “Erkend Duurzaam” 6.1. Omschrijving instrument In 2009 is het programma “Erkend Duurzaam” programma van start gegaan, met het doel bedrijven die lid zijn van BOVAG, FOCWA Schadeherstel, RAI Vereniging en STIBA te ondersteunen bij de vormgeving van hun MVO beleid. Het programma is oorspronkelijk een initiatief van BOVAG en ontstaan omdat bij de leden de behoefte naar voren kwam om aan de slag te gaan met maatschappelijk verantwoord ondernemen en hierover te communiceren met hun klanten. Het Instituut voor Duurzame Mobiliteit (IvDM) voert het programma uit. Zij biedt scans aan en de mogelijkheid om de resultaten van scans te laten certificeren. Bedrijven hebben de keuze uit verschillende niveaus: (1) Erkend Duurzaam Basis (zelfscan + certificering), (2) Erkend Duurzaam Plus (extra aandacht voor afval en energie), (3) Erkend Duurzaam Premium (volgt de complete vragenlijst volgens ISO 260000 en zelfverklaring volgens NEN). Naast de MVO scans biedt het IvDM aparte energieen afvalscans aan en de mogelijkheid voor certificering volgens de CO2 prestatie- of de MVO prestatieladder.
6.2. (Beoogde) werking Middelen: Het Instituut voor Duurzame Mobiliteit ontwikkelt verschillende scans voor de leden van de aangesloten brancheorganisaties. Bedrijven worden geïnformeerd over het programma Erkend Duurzaam en de mogelijkheid scans uit te (laten) voeren d.m.v.: websites, nieuwsbrieven, de eigen brancheorganisaties en collega ondernemers. Indicator #1: Bekendheid van de Programma Erkend Duurzaam en beschikbare scans onder de potentiele doelgroep.
•
Onderzoek toont aan dat het belang van deelname aan Erkend Duurzaam breed wordt erkend. Ruim driekwart van de respondenten (77,4%) geeft aan deelname aan Erkend Duurzaam (heel) belangrijk te vinden.
•
Potentiele doelgroep bedraagt: FOWCA Schadeherstel (1.400 leden), BOVAG (10.000 leden), RAI Vereniging (550 leden), STIBA (130 leden)7. Verder wordt steeds meer verbreding aangegaan met andere sectoren.
•
Volgens het IvDM maken ondernemers vooral elkaar enthousiast voor het programma, dus mondop-mond reclame is een belangrijke manier om bekendheid van het programma te vergroten. Daarnaast wordt steeds meer, m.n. ook B2B, aantoonbaar duurzame bedrijfsvoering gevraagd.
•
De motivatie van bedrijven om mee te doen aan het programma zijn o.a.: kostenbesparingen op energie en afval en eisen die gesteld worden aan MVO beleid in tenderprocedures (zonder bewijs dat bedrijven maatschappelijk verantwoord ondernemen zijn ze uitgesloten van een tender procedure of komen ze niet in aanmerking voor een fictieve korting op de inschrijfprijs).
Activiteiten: Bedrijven maken middelen (geld en uren) vrij om huidige stand van zaken wat betreft hun MVO beleid in kaart te brengen met behulp van één van de scans. Bedrijven maken daarbij de keuze voor één van de ambitieniveau - ED Basis, ED Premium, ED Plus. Indicator #2: Aantal bedrijven dat Erkend duurzaam certificaat heeft behaald t.o.v. de potentiele doelgroep.
7
Bronnen: http://www.focwa.nl, www.bovag.nl, www.stiba.nl, http://www.raivereniging.nl/ 21/25
•
Inmiddels hebben meer dan 1.000 bedrijven een certificaat behaald, dit is circa 7,5% van de potentiele doelgroep. Leden van de BOVAG kregen 90% van de certificaten uitgereikt en 10% zijn lid van de FOCWA. De verdeling van certificaten naar omvang van bedrijven is als volgt: kleine bedrijven 15 %, middelgrote bedrijven 45 % en grote bedrijven 40 % (IvDM, 2014).
•
Bij de start van het programma in 2009 ging het heel snel met het aantal aanvragen (de grote brancheorganisaties pakten het snel op) nu treedt er een stabilisatie op. Dit heeft ook te maken met het feit dat bedrijven afwachten wat er verder gereguleerd gaat worden.
•
Omdat MVO en energie & afval niet de kernactiviteiten zijn van de bedrijven is het in de ogen van IvDM belangrijk bedrijven op dit punt te ontzorgen en zoveel mogen te streven naar standaardisatie van scans en certificaten (en dus aan te sluiten bij bestaande systemen).
•
Energie- en afval zijn belangrijke onderdelen waar financieel voordeel behaald kan worden in deze branches. Er zijn tot nu toe 104 energiescans uitgevoerd (IvDM, 2014). Deze energiescan bevat naast het energiegebruik en een overzicht van mogelijke maatregelen een benchmark (energiegebruik met m2 of fte) die wordt berekend op basis van het gemiddelde verbruik dat naar voren is gekomen in de energiescans uitgevoerd in de afgelopen jaren.
Uitkomsten: Uitvoeren van de scans leidt ertoe dat kennis bij bedrijven over hiaten in hun MVO beleid toeneemt en dat zij gemotiveerd raken om aan de slag te gaan met deze punten. Indicator #3: Gemiddelde ambitieniveau van bedrijven in de 0-situatie o
Gemiddeld ambitieniveau bij de start is: 90% ED Basis, 9% ED Plus, 1% ED Premium (IvDM, 2014). Aanvankelijk begonnen bedrijven bij ED Basis maar er is een verschuiving waarneembaar naar bedrijven die meteen instappen op ED Plus omdat hiermee grotere kostenbesparingen gerealiseerd kunnen worden.
Resultaten (korte termijn): Bedrijven maken budget vrij om: ambities te formuleren om hun MVO beleid op hoger niveau te brengen, daadwerkelijk maatregelen te implementeren, hun voortgang te monitoren en jaarlijks een gecertificeerd rapport te publiceren. Indicator #5: Bereidheid van bedrijven middelen vrij te maken voor implementatie van ambitieuzer MVO beleid. •
De Erkend Duurzaam certificaten zijn één jaar geldig. Dit betekent dat na één jaar een bedrijf opnieuw bezoek krijgt van een auditor van het IvDM die bekijkt in hoeverre de verbeterpunten aangegeven bij het vorige bezoek zijn opgepakt. Het komt maar zeer zelden voor dat bedrijven geen vervolg hebben gegeven aan afspraken en certificaat niet opnieuw wordt afgegeven.
•
Noot: het is ondertussen ook mogelijk om evt. op te gaan voor een 2-jarig certificaat.
Resultaten (lange termijn): Op de alle MVO thema’s is een kwantificeerbare verbetering opgetreden. Indicator #6: Verbetering die bedrijven hebben gerealiseerd voor de verschillende indicatoren ten opzichte van de 0-meting •
90% van de bedrijven zit nu op het niveau basis. Het IvDM heeft programma zojuist herzien om ervoor te zorgen dat bedrijven worden uitgedaagd zich continue te verbeteren. Dit betekent o.a. de criteria voor de verschillende niveaus worden aangescherpt.
•
Daarnaast voldoet het complete ED programma aan ISO26000 en zijn vrijstellingen beschikbaar voor bedrijven die respectievelijk ISO9000 of ISO14000 gecertificeerd zijn.
22/25
6.3. Conclusies & leerpunten voor een EPK Certificaat “Erkend Duurzaam” is tot nu toe uitgereikt aan 900 bedrijven, dit is circa 7,5% van de potentiele doelgroep. De certificaten gaan met name naar middelgrote en grote bedrijven (samen 85%). Ervaring van het IvDM leert dat mond-op-mond reclame een effectieve manier is om een programma onder de aandacht te brengen bij ondernemers. •
Aanbeveling: gebruik de pilots om te onderzoeken hoe peer-to-peer communicatie effectiever ingezet kan worden.
Het certificaat “Erkend Duurzaam” heeft een geldigheidsduur van één jaar, dit betekent dat bedrijven stok achter de deur hebben om snel aan de slag te gaan met geconstateerde verbeterpunten. •
Aanbeveling: gebruik de pilots om te onderzoeken wat de “optimale” geldigheidsduur van een Energie Prestatie Keurmerk zou moeten zijn om het gewenste effect te behalen.
23/25
Referenties DCMR (2014) Proefproject Energie. Energiebesparing Metaalelectro-bedrijven Metaalunie 2013. Energiedoorlichtingen (niet openbaar). Fin (2002) Regeling Prestatiegegevens en Evaluatieonderzoek Rijksoverheid. Ministerie van Financiën, Den Haag. IvDM (2014) Email Jos van Den Broek 11 juli 2014. Metaalunie (2011) Duurzaamheid in kaart gebracht. MKB NL (2012) Enquête Energiescan Overijssel Provincie Overijsel (2013) Tussenevaluatie Energiebeleid Provincie Overijssel. Deelrapport kwalitatief onderzoek. Juni 2013. Provincie Overijsel (2014a) Email Liset van Latum 1 juli 2014. Provincie Overijsel (2014b) Overzicht “Ondersteuning en aandacht op bedrijven” SER (2013) Energieakkoord voor Duurzame Groei (Pijler 1: Energiebesparing). VROM (2004) Handreiking monitoring en evaluatie klimaatmaatregelen Ministerie van VROM, PWC en CE, Den Haag. VROM (2010) Energie in vergunningverlening en handhaving. Uitvoering Gelijkwaardig Alternatief door gemeenten. Publicatienummer: 0170
24/25
Bijlage: Lijst met geïnterviewde personen Organisatie
Naam geïnterviewde
Koninklijke Metaalunie
Gerard Wyfker
DCMR Milieudienst Rijnmond
Ingeborg Geluk
Provincie Overijsel
Liset van Latum
Stichting Adviescentrum Metaal
Jeanette Levels-Vermeer
Instituut voor Duurzame Mobiliteit
Jos van den Broek
25/25